Springtechnisch jaarverslag 1983 Inleiding Bij het opstellen van de vragen voor het jaarverslag 1983 is uitgegaan van het model van de jaarverslàgen van voorgaande jaren. Ook nu geldt dat, indien het jaarverslag zijn waarde wil behouden, het van essentieel belang is dat de juiste gegevens worden verstrekt. Het vergaren van de gegevens verliep dit jaar uiterst moeizaam; soms was veelvuldig aandringen noodzakelijk. Willen we inderdaad in een vroeg stadium over een jaarverslag kunnen beschikken, dan dienen de verenigingen/centra te beseffen dat tijdig insturen van het materiaal onontbeerlijk is! Uiteindelijk werden van 11 van de 14 clubs/centra de gegevens ontvangen. Bovendien hebben Paracentrum Texel (PCT) en Paraclub Budel (PCB) toegezegd hun gegevens ter beschikking te stellen. De Technische Commissie verheugt zich hierin en zal in een later stadium deze gegevens in het jaarverslag verwerken. Een volgende keer zullen de vragen voor de categorieën waarvoor belangstelling bestaat en waarover dus gegevens gewenst zijn, worden aangepast. Vragen over bijvoorbeeld square canopies zijn minder interessant; vragen over AFF en malfunkties bij CRW veel meer. In 1983 vonden onder meer de volgende evenementen plaats: Landelijke instrukteurs conferentie. Hier werden als hoofdzaak een viertal wijzigingen in het BVR aangenomen, die pas in november 1983 officieel door de RLD konden worden bevestigd. Vooruitlopend op deze formele bevestiging werd op voorhand een ontheffing verleend op het verplichte gebruik van AAD's tot het behalen van het B-brevet. De TC zet hier een vraagteken bij. Accelerated Freefall (AFF). Een zevental Nederlandse instrukteurs volgden een in België georganiseerde kursus; vijf kandidaten doorliepen met goed gevolg deze door de Amerikaan Mike Johnston gedoceerde kursus. Cees Schoonen coördineerde hierop de AFF in Nederland. Inmiddels is één leerling tot level 7 (eindlevel) opgeleid. Begeleidingskursus instrukteur. Gedurende een viertal dagen volgden 22 kursisten de begeleidingskursus voor instrukteur; uiteindelijk leverde dit 14 nieuwe instrukteurs op. De Technische Commissie dankt een ieder die dit jaar haar medewerking het jaarverslag heeft willen verlenen.
Sprongen
AO
9093) 3642) 2573) 3808) 2503) 1671) 1058) 523) 2189) 700) 135) 1070) )
( 3300) ( 745) ( 845) ( 468) ( 902) ( 805) ( 810) ( 301) ( 365) ( 800) ( 372) ( 916) ) (
3998 664 1146 688 859 383 549 627 650
Totaal
(10629)
9843
(29096)
Totaal excl. PCB
( 9713)
9843
(28026)
* Nationaal Centrum
is inclusief:
Groei t.o.v. 1982
20 SPORTPARACHUTIST
279
10256 3809 2198 4076 2448 2192 865 1132 2200
(12393) ( 4387) ( 3418) ( 4276) ( 3405) ( 2476) ( 1868) ( 824) ( 2554) ( 1500) ( 507) ( 1986) ) (
14252 4475 3344 4764 3307 2575 1414 1759 2850
29357
(39725)
39200
29357
(37739)
39200
181
460
NKP '83, 1565 sprongen CPV PV KCT 1,3%
4,7 %
Het aantal sprongen dat met square ca nopies werd uitgevoerd is niet meer te vergelijken met de gegevens van 1982, echter een voorzichtige schatting wijst op een percentage van 78,5 % van alle vrije val sprongen.
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1982 • 1983 •
AO
VV
6395 4568 6883 7293 6283 5824
11809 11285 13836 16429 17324 16353
7381 7698 8124 10629 9713 9843
20154 23884 26453 29096 28026 29357
TOTAAL 18204 15845 20719 23672 23607 22177
• excl. PC Budel
Konklusie: Ondanks dat het aantal sprongen (zowel AO als VVl absoluut toeneemt, valt er een daling in de groeitrend waar te nemen. Wellicht dat de huidige centra het plafond van hun maximale capaciteit dicht beginnen te benaderen.
Uitgevoerde
militaire
sprongen
JAAR
AO
VV
1981 1982 1983
5769 3129 2875
1678 546 891
TOTAAL 7447 3675 3766
TOTAAL
VV ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( (
Nat. Centrum' PC Flevo PC Icarus SC FD PCMC PCN TU-Zeven NNPC ENPC CPV PCH PC Budel PC KCT
aan
Daar bij het ter perse gaan van dit jaarverslag nog geen gegevens van paracentrum Budel ter beschikking waren, is bij alle vergelijkingen dan ook uitgegaan van de 1982-gegevens, verminderd met die van PC Budel.
3,9 %
Ongevallen Over het seizoen 1983 werden aan de Rijksluchtvaartdienst 58 ongevallen (excl. PCB: 53) gemeld, d.w.z. situaties waarbij de springer na de landing direkt medische hulp nodig had. Uiteraard ontstaan na de landing een onbekend aantal kleinere en vaak minder ernstige blessures, maar die zijn niet te registreren. Opmerkelijk is dat slechts drie verenigingen hetzelfde aantal ongevallen opgaf als het aantal gemelde ongevallen aan de RLD. De rest gaf in hun jaarverslag een GROTER AANTAL ongevallen op???