APm : Allard Pierson mededelingen, afl. 91/92

Page 1

PROPOSIS

Mededelingenblad

91-92/2006

Allard Pierson M èseum Amsterdam )(


Pl. 1

voorz ijde omslag (artikel p riemende ogen)

Drinkschaal, Attisch, 520-510 v. Chr. APM 14276

Pl. Il (artikel afscheid)

Prof. dr. Herman Brijder , geschilderd door Marjolein Nannenga in 2005 ter gelegenheid van zijn afscheid van het Allard Pierson Museum . Het schilderij meet 70 x 90 cm (zonder lijst) en hangt in het trappenhuis van het Allard Pierson Museum . Het is geschilderd in opdracht van de Vereniging van Vrienden van het Museum . Herman Brijder houdt één van de topstukken uit de collectie van het museum in zijn handen : de ' Piersonschaal', een Siana-schaal uit ca 560-555 v. Chr. APM 11.999

Pl. 111

achte rzijde omsl ag (artikel vrol1Jkedames)

twee vrouwenfiguurtjes 2de eeuw v. Chr. APM 7170 en 7173

MEDEDELINGENBLAD

NR. 91 -92

COLOPHON

Voo rjaar 2006 (verschenen

REDACTIE :

op 1 december 2005 ter

René van Beek,

gelegenheid van het afscheid

GeraIda Jurriaans-H el Ie,

van prof. dr. H.A.G . Brijd er van

Robert Lunsingh Scheurl eer

het All ard Pierson Museum)

VORMGEVING :

ISSN nr. 0922- 159x

K en S ontwerp ers, Alkma ar, FOTOGRAFIE :

Het Mededeling enblad is een

Mi chiel Bootsman,

publi cati e van De Vereniging

Stephan van der Linden,

van Vri enden van het

Josée van den Berg

All ard Pierson Mu seum

DIGITALE BEWERKING EN DRUK :

Oud e Turfmarkt 127

Ter Burg Off set, Alkmaar

Postbus 9405 7 1090 GB Amsterdam tel. 020 52 52 556 ww w. uba.uva.ni/apm

Inhoud zie pag. 40

PROPOSIS

Wanneer bij de oude Grieken iemand een toast wilde uitbrengen, vulde hij een drinkschaal met wijn, dronk deze voor de helft leeg en gaf hem vervolgens onder het uitspreken van een heilwens ten geschenke aan degene tot wie de toast gericht was. Deze dronk de schaal vervolgens leeg. Het Griekse woord voor dit gebruik is proposis, afgeleid van het werkwoord propinein (lett. voordrinken). Ook de Romeinen kenden dit gebruik dal zij met het uit het Grieks ontleende woord propinat io aanduidden. Dit blad is de rijk gevulde drinkschaal die vrienden en collegae aan Herman Brijder aanbieden en waarmee wij hem hel allerbeste toewensen. De eerste helh van de toast, het schrijven van de artikelen , hebben wij volbracht. Aan jou - en alle Vrienden - de eer om de toast te voltooien door dit blad uit te lezen.


AFSCHEID

LOEK VAN VOLLENHOVEN,

VOORZITTER

ROBERT LUNSINGH SCHEURLEER, DIRECTEUR

De uitgave van het Mededelingenblad van de Vereniging van Vrienden van het Museum (een dubbelnummer!) die voor u ligt , is samengesteld uit bijdragen van archeologische vrienden en collega's van prof. dr. Herman Brijder. Het is bedoeld als een verrassing voor de centrale figuur van de Amsterdamse klassieke archeologie en wordt hem aangeboden bij zijn afscheid van het Allard Pierson Museum dat hij bijna twintig jaar als directeur geleid heeft en waar hij ook de afgelopen jaren als wetenschappelijk directeur steeds intens bij betrokken was . Afb. 1

Dubbelhobospeler leidt de dans van medewerkers. Speciaal geschilderd voor prof . dr. Herman Brijder op een Siana-schaal. Athene 560-550 v. Chr. Heidelberg Schilder.

De eerste bijdrage van Herman Brijder in dit Mededelingenblad verscheen in nummer 7 van december 1973 en ging over een Attische drinkschaal uit de zesde eeuw voor Christus in het Allard Pierson Museum, aangekocht met steun van de Vereniging van Vrienden. Zijn belangstelling voor dit soort aardewerk is altijd gebleven. De grote publicaties van zijn hand over Atheense drinkschalen van de Siana-klasse zijn veel aangehaald in internationale standaardwerken. Maar het Mededelingenblad, het enige archeologische museumtijdschrift in ederland, heeft hij nooit verwaarloosd. Nu Brijder, meer dan tweeĂŤndertig jaar en vijfentachtig afleveringen verder, besloten heeft afscheid te nemen, moeten het bestuur en leden van de Vereniging, zijn collega's en studenten een persoonlijkheid laten gaan die als bestuurslid en als lid van de redactie steeds weer op de meest constructieve en plezierige wijze samengewerkt heeft. Museum en vrienden vormen een vanzelfsprekende en onverbrekelijk e twee-eenheid. De combinatie van verantwoordelijkheden die hoorden bij de verschillende functies die Brijder bekleedde, is ongebruike lij k zwaar. Immers vakgroep en museum hebben elk hun eigen dynamiek: goed onderwijs en onderzoek en ook nog succesvol beheer en management van een museum eisen veel. Met des te meer waardering kijken wij terug op voorspoedige decennia. Het museum werd uitgebreid met voortreffelijke tentoonstellingszalen . Er kwam een nieuwe Egypte-afdeling in 1992 . Grote tentoonstellingen zoals ' De Etrusken' en 'Marmer in Beeld' die Brijder zelf in 1989 en 1994 maakte, zetten het museum op een vooraanstaande plaats als culturele instelling in Nederland. Een imposante serie publicaties maakte de collectie internationaal bekend. Aanwinsten versterkten de col lectie op magnifieke wijze. Daar zijn opmerkelijke schenkingen bij , maar ook prachtige aankopen. Bij de verwerving, soms als bruikleen van de vereniging, speelde de vrienden een sleutelrol. De lezer weet hel, gedurende de afgelopen jaren deed dit Mededelingenblad daarvan verslag. Wie de eerste

nummers van dit blad doorbladert, beseft de ontwikkelingen die het tijdschrift zelf ondergaan heeft. Herman Brijder , met zijn liefde voor het uitgeversvak, was daar sterk bij betrokken.

Tekening G. Strietman. APM 3356

SCHILDERIJ

In het museum hangen de portretten van mannen die cruciaal waren bij het ontstaan van het museum en de bloei van de klassieke archeologie in Amsterdam en zeker ook bij de vorming van de collectie. Bij deze eregalerie voegt zich nu een nieuw portret dat, aangeboden door de Vereniging van Vrienden, het museum voortaan zal sieren (Pl. Il). Het is geschi lderd door Marjolein Nannenga. Dat het een kleurrijk portret is, past bij de man die een sleutelrol vervulde bij de nieuwste tentoonstelling: Kleur! bij Grieken en Etrusken•

SUMMARY

In 1973 Herman Brijder published his first contribution to this bulletin, discussing an Attic kylix. ow, 32 years and 85 issues later, he takes his leave as director of the Museum. His youthful enthusiasm for Greek pottery resulted in inlernationally recognized standard studies on Siana cups, among many other publications. At the same time, he never neglected this bulletin, which is the link between the Museum and its many supporters and friends. One of his basic principles was that close co-operation with the Society of Friends was essential for the Museum's success. Over many years Herman Brijder successfully carried out the twin demanding functions of a full-time professorship at the lnstitute of Archaeology of Amsterdam University and Ihat of director of the Allard Pierson Museum. On the occasion of his retirement col leagues and friends offer him some reflections inspired by objects in the Museum's collections. From now on, furthermore, the wal Is of the Museum will be graced by a portrait of him, which has kindly been given by the Associalion of Friends. In this way, he receives his deserved recogniton in the Museum's gallery of honour, together with others who have fundamentally helped to make the Museum what il is today. Prof. Brijder will be remembered , among other things, for the numerous successful exhibits he organized, many of which met with greal public response.

MEDEDELINGENBLAD

NR. 91 - 92 / 2006


2

ARCHEOLOGIE EN TOEKOMSTBEELD EMILE FRENKEL

Twee jaar mocht ik als conservator profiteren van de leiding van Herman Brijder, maar des te langer heb ik als vrijwilligermeegemaakt hoe hij op inspirerende, deskundige en humane wijze het museum stuurde en intussen een indrukwekkende serie publicaties tot stand bracht. Een bijzondere ervaring was de niet geheel toevallige ontmoeting van mijn vrouw en mij, kort na mijn pensionering, met Herman en zijn studenten op studiereis in EtruriĂŤ, toen wij mee mochten afdalen in de tombes van Tarquinia.

EEN

OVERPEINZING

Nu mijn betrekking als conservator ver achter mij ligt en mijn betrokkenhe id als vrijwilliger bij de inventarisatie van ons museum bijna evenveel jaren omspant als mijn functioneren destijds , zie ik er van af hier een voorwerp onder de loupe te nemen en waag ik mij aan een korte overpeinzing. Het is misschien zinvol zich een enkele keer de tijd te gunnen terzijde te stappen en een nooit aflatende activiteitenstroom te onderbreken om de aard van onze werkzaamheid nader te beschouwen. Dat dit moeite kost, geldt voor veel activiteiten en zeker in niet geringe mate voor de museale archeologie. Want wie zich eenmaal aan deze tak van wetenschap verpand heeft, wordt, zeker in ons afb. 1a Achterkant van een Etruskische spiegel met gegraveerde voorstelling van twee mannen die tegenover elkaar staan, wellicht de Dioskouren Castor en Pollux . Brons, h. 14,8 cm. EtruriĂŤ, 3de eeuw v. Chr. APM 8478

museum, voortgedreven en bijna in letterlijke zin geboeid door een verheugend rijke toevloed van nieuwe verworven objecten die al le gecatalogiseerd, beschreven en onderzocht moeten worden, om tenslotte in een associatief kader te kunnen worden tentoongesteld. Als een verre buitenstaander zou vragen naar de relevantie van onze werkzaamheden voor het welzijn van de hedendaagse mens, kan het moeilijk zijn om een geheel bevredigend antwoord te formuleren . Dit geldt misschien in nog sterkere mate voor de niet-museale archeoloog die jaar na jaar vele zomerseizoenen, vaak in zinderende hitte, bezig is de ligging van enkele bouwresten vast te stellen. Het is heel goed denkbaar dat ook


3

de archeoloog zelf, in zijn schaarsestille momenten, zich afvraagt "waartoe?" en geen genoegen neemt met een antwoord als " het is belangrijk meer te weten van de leefwijze en de kunstvaardigheden van onze voorgangers" . Want kunnen we de maatschappij niet beter dienen met direct toepasbare kennis? Sta ik niet naast de grote bewegingen en vernieuwingen van deze tijd? VERLEDEN

Afstand nemend en het verschijnsel tijd beschouwend , stel ik vast dat het heden een ondeelbaar kort moment is tussen verleden en toekomst, een scheidslijn zonder afmeting. Het heden heeft dus geen inhoud en kan vergeleken worden met een momentopname, maar dan wel een moment dat onmiddellijk verdwijnt in het verleden , het verleden dat alles opslokt. Bovendien is die momentopname nooit in zijn geheel te overzien , al was het maar omdat onze afstand tot alle delen van dat beeld verschilt. Daarom noem ik het heden imaginair. En de toekomst waarheen we steeds op weg zijn? Die is nog niet en zal ook nooit realiteit worden, want hij houdt voortdurend op toekomst te zijn. Zo blijft het verleden . Het verleden is de enige mogelijkheid zich een beeld van de toekomst

te vormen. Het verleden zou men de spiegel van de toekomst kunnen noemen. Hoe verder we onze kennis van vervlogen culturen uitbreiden en verdiepen , des te rijker en veelzijdiger wordt het toekomstbeeld. Elke situatie en elk voorwerp, bestudeerd en gewaardeerd als creatie van menselijke activiteit , verrijken onze blik. Dat geldt ook voor de kennis van alles wat de natuur in eindeloze verscheidenheid heeft voortgebracht. Zoals de astronoom het heelal steeds verder in kaart brengt en nu vrijwel het begin van de tijd bereikt heeft, zo schrijft de archeoloog de nooit uitgeputte en ons veel nadere kosmologie van de oude beschavingen. En: vergeleken met de astronomische bedragen die besteed worden aan de instrumenten voor het onderzoek van het allergrootste en van het allerkleinste , ruimtevaartuigen en deeltjesversnellers , legt de archeoloog een verwaarloosbaar klein beslag op de algemene middelen. Zich bezig houdend met de werken van de mensen in de oudheid, verdiept hij/zij in belangrijke mate het perspectief van de toekomst . Misschien kunnen sommige archeologen , door deze zienswijze gesterkt, zich nu met nieuw vertrouwen in de stroom van hun werkzaamheden storten • afb . 1 b Voorzijde, de glimmende zijde van spiegel van

afb 1a

SUMMARY

The author, who was a curator at the Museum for many ycars, supposes that archaeology does not only just satisfy our curiosity about the human past, but that the overall study of the past is a prerequisite for gaining some insight into our possible future, the past being the sole tangible aspect of time.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91 - 92 / 2006


4

OOK MINOÏSCHE SCHERVEN BRENGEN

GELUK

JOOST CROUWEL

De twee potscherven in het Allard Pierson Museum die in deze tekst behandeld worden , zijn op het eerste gezicht niet erg spectacula ir (afb . 1a-b) '. Echter, bij nadere beschouwing blijken zij van bijzondere betekenis te zijn. Met deze scherven wens ik Herman Brijder geluk in zijn welverdiende emeritaat!

10

afb . 1a

TELL

Twee scherven van

De potscherven behoren tot een groep van achtt ien (afb. 2). Zij zijn gevonden tijdens Britse opgravingen in de residentie van de Egyptische farao Achnaton die regeerde van 1352 tot 1336 voor Christus. Zoa ls bekend had deze farao, die oorspro nkelijk Amenhotep IV heette, zich afgekeerd van de traditione le

een amphoroid krater. Ca. 4 x 5,5 en 4,2 x 3,7 cm; dikte 0,7 cm. Laat Minoïsch IIIA:2, ca. 1375-1330 v. Chr. Tell el-Amarna, Egypte . APM 3326/10 en C

afb . 1 b Tekening van twee scherven van een

amphoro1d krater. APM 3326/10 en C

1

2

EL - AMARNA

Egyptische polytheïstische godsdienst en daarvoor in de plaats de uitsluitende verering van de zonneschijf de Aton gesteld. Dit bracht hem in heftig conflict met de machtige priesters van de oppergod Amon-Re in Thebe, waar al eeuwen de residentie der farao's gevestigd was. Amenhotep IV wijzigde zijn naam in Achnaton ('moge het de Aton goed gaan') en ging in zijn zesde regeringsjaar zelfs zover een geheel nieuwe residentie te stichten die hij Achetaton ('hor izon' of 'zetel van de Aton' ) noemde. Deze stad lag aan de oostoever van de Nijl , ongeveer

Mijn dank gaat uit naar Jorrit Kelder voor de tekeningen van afb. 1 en naar Geralda Jurriaans-Helle voor kritische lezing van de tekst. Afb. 3 is ontleend aan C.E. Morris, The Mycenaean Chariot Kr<1ter: A Study in Form, Design and Function (Ph.D. Thesis, Universiteit van Londen 1989), fig. J. Zie o.a. N Reeves, Achnaton, Londen 2001. R.A. Lunsingh Scheurleer, Achnaton en Amarna,

Mededelingenblad Amsterdam 56, 1993, 1-11.

halverwege tusen Cairo en Luxor (het oude Thebe) en wordt tegenwoordig aangeduid met de naam van het nabijgelegen dorp Tell el-Amarna '. De stad heeft niet lang bestaan, want al in het derde regeringsjaar (1333 voor Christus) van Achnaton's opvo lger, Toetanchaten, werd Tel 1 el-Amarna verlaten en vervolgens verwoest. De residentie werd wee r in Thebe gevestigd. Het feit dat deze zeer jonge opvo lger zijn naam w ijzigde in Toetanc hamon ('het levende beeld van Amon' ) wijst er op dat ook de oude religie en cu ltus in ere waren hersteld. HOWARD

CARTER

De achttien beschilderde scherven in het Al lard Pierson Museum zijn in 1892 gevonden in het gebied van de Grote Tempel van de Aton in Tell el-Amarna door de toen 18-jar ige Brit Howard Carter. Deze zou in 1922 wereldberoemd worden als ontdekker en opgraver van de tombe van Toelanchamon in het Da l der Koningen nabij Thebe. De jonge Carter werkte in Tell el-Amarna onder leiding van de bekende archeoloog W.M. Flinders Petrie en had de opdracht oudheden te verwerven voor de collectie van H. Tyssen-Amherst, de latere Lord Am herst


5 van Hackney. Een tijd lang waren de achttien potscherven, tezamen met andere voorwerpen uit Tell el-Amarna, publiekelijk tentoongesteld in het museum van de Amherst familie in Didlington Hall in Norfork in zuidoost Engeland. Bij de verkoop van de collectie in 1921 kwamen de achttien scherven in het bezit van de Haagse bankier C.W. Lunsingh Scheurleer.Weer later, in 1934, werden zij verworven voor het pas opgerichte Allard Pierson Museum 3 .

dan 300 andere gevonden. Dat zijn er opvallend veel, gezien de betrekkelijk korte bewoningsgeschiedenis van deze residentiestad. Het gaat vrijwel nooit om drinkgerei maar bijna altijd om gesloten vormen, bestemd voor (geparfumeerde) olijfolie en andere cosmetische artikelen. Het is duidelijk dat de potten fungeerden als aantrekkelijk 'verpakkingsmateriaal' van belangrijke exportproducten van het Griekse vasteland.

MYCEENS

MINOÏSCH

In de als tijdelijk bedoelde eerste behuizing van het Museum op de hoek van de Sarphatistraat en de Roeterstraat zag ik de scherven voor het eerst in 1966. Ze lagen daar verscholen in een metalen ladekast op de zolderkamer van conservator dr. C.S. Ponger.

In 1966 publiceerde ik een stukje over deze scherven in het Museum, dat enige jaren later onder ogen kwam van de Britse archeologe Vronwy Hankey•. Zij was in die tijd bezig met het traceren van zoveel mogelijk van de Myceense ceramiek fragmenten

.. ·~ ,.-, ,·

,•,'

Ik herkende ze als niet-Egyptisch, maar Myceens, vanwege de karakteristieke lichte, geelbruine kleur van de klei en de dunne deklaag, en de roodbruine beschildering met bloem- en andere motieven. De term Myceens wordt gebruikt voor de cu ltuur van de Late Bronstijd (ook bekend als de Laat-Helladische periode) op het Griekse vasteland. De term is afgeleid van de belangrijke vindplaats Mycene in het noordoosten van de Peloponnesus. De scherven uit Tell el-Amarna in het Allard Pierson Museum konden op grond van de door hen vertegenwoordigde potvormen en decoratie worden toegeschreven aan Laat-Helladis h IIIA:2 (ca. 1390/751330/1290 voor Christus). In die tijd ontstonden de machtige paleisburchten van Mycene en het naburige, toentertijd aan zee gelegen, Tiryns. Vandaar uit werd op de draaischijf vervaardigde, beschilderde ceramiek, die een homogene stijl had aangenomen, in aanzienlijke aantallen geëxporteerd naar vele plaatsen in het Mediterrane gebied. Zo zijn in Tell el-Amarna, diep in Egypte, op diverse plaatsen en tijdens verschillende opgravingen enkele complete en gerestaureerde Myceense potten en bovendien scherven van meer

van Petrie's opgravingen in Tell el-Amarna die in verscheidene collecties in Groot-Brittannië, West-Europa en de Verenigde Staten waren terechtgekomen. En zo stond ik in 1975 weer voor die ladekast in het Allard Pierson Museum , nu samen met m vrouw Hankey. Zij identificeerde prompt twee van de scherven als niet-Myceens , maar Minoïsch , d.w.z. behorend tot de Bronstijd cultuur van het eiland Kreta. De term Minoïsch is ontleend aan Minos, de naam van een mythische koning van Knossos. Op die plaats is, zoals bekend, vanaf 1900 een van de oudste paleiscomplexen van Europa opgegraven.

afb. 2 Groep van zestien Myceense en twee Minoïsche potscherven. Tell el-Amarna, Egypte . Ca. 1390nS - 1330/ 1290

APM 3226/A-H en 1 10

3

Voor deze geç_ch1rdenis, zie V. Hankey, A tale ol eighteen sherds,in p_p_ Betancourt,V. Karageorghis, R. Lafl,neur en W.-D. Niemeicr {red.), MdclmM/a (Feestbundel M.H. Wicncrl Il (Aegaeum 20). Luik 1999. 327-332. N Rccves en J.H. Taylour, Howard Carter Betore Tutankliamun. ltentoonstell,ngscatalogus, Brits Museum). Londen 1992, l 5.43. Zie ook C.l/alogue ol the Amherst Colll'C.ttonot Eg}pt,an and Orienta/ Ant1qu111estve,lingca talogus, Sotheby's, Londen, 1J juni 19211, lot 830 1de scherven foutief beschreven als afkomstig van de 'rubbish he,1psof the palacc'I. 4 J.H. Crouwcl, Mykt>ense keramiek uit [I Amarna. Hermen,•us 37, 1%5-66 , 248-254. Zie ook Lunsingh ScheurlcC'r (noot 21, afb. 40 Reevcs en Taylour (noot 3), atb. p. 17. Voor Myceense ceramiek uit Tell el. Amarna, zil' ook V. Hankcy, Al~gc-anpottery ,11EI-Amarn,1:shapcsand decor,11ivemotifs, in J.S. Phillips, L. Bel! en 8.B. Williams red.1 ,:\ncic~ntfg_ypt.the Al'gc.-.111 and the Ne,1r E,ut: Studie.~,n Honour o{ J\.1arthJ Rhoads Bel/ ,tonden 1997 1, 193-2 18. J. ~cider, Van o,er h,·t Grote Groen· M1ceens aard,•l\erk in Eg1pw {doctoraal scripti(', Univcr"lteil van Amsterd~1m, 2003), 24~17

MEDEDELINGENBLAD

NR . 90 / 2005


6

-(

WIJN

/.,,-

(

\\

\ \

)

afb. 3 Reconstructie tekening van Minoïsche amphoroid krater. H. ca. 33,5 cm. Laat Minoïsch IIIA:1, ca. 1430-1370 v. Chr. Paleis van Knossos, South Propylaeum, Kreta. He raki ion, Archeologisch Museum 5185

5

Het zou tot 1997 duren eer Vronwy Hankey haar ontdekking - zij het vrij summier - vermeldde in een artikel gewijd aan de geschiedenis van de achttien scherven uit Tell el-Amarna in het Allard Pierson Museum 5 • De dood van mevrouw Hankey in 2002 heeft haar verhinderd deze Minoïsche scherven - samen met alle in Tell el-Amarna gevonden Myceense ceramiek in detail te publiceren. De twee Minoïsche scherven, hoewel niet aan elkaar passend, behoren tot dezelfde pot. Dit blijkt uit hun identieke makelij , de opvallend geprononceerde draaisporen aan de binnenzijde , en hun beschildering. In tegenstelling tot de gezuiverde geelbruine klei en deklaag van de zestien uit Tell el-Amarna afkomstige Myceense scherven in het Allard Pierson Museum (10 YR 6/4, volgens de veel gebruikte Munse/1 Soil Chart) is de klei bleekbruin (10 YR 8/3) en grof gemagerd met vele, relatief grote donkere en lichte insluitingen (0, 1-0,2 cm), zoals die voorkomen in ceramiek van Kreta uit de tijd van Tell el-Amarna . De deklaag in dezelfde kleur draagt een glanzend roodbruine beschildering die bestaat uit een slecht bewaarde horizontale band van boogmotieven met arceringen in de openingen. Een dergelijke versiering is typisch voor Laat-Minoïsch IIIA:2 (ca. 1370-1330 voor Christus). Aan het begin van die periode werd het paleis van Knossos door een zware brand verwoest, na een fase waarin Myceners, afkomstig van het Griekse vasteland, daar de macht hadden uitgeoefend. Dit laatste blijkt met name uit de vele Lineair B tabletten met in het Myceense Grieks gestelde teksten die in de brand zijn gebakken en daardoor bewaard gebleven.

Hankey (noot 4), 213, 215, no. 25 mei fig. 26; zie ook Hankey (noot 3), 329. In 1992 werden de achttien scherven uitgeleend voor een tentoonstelling in het Brits Museum in Londen . Toen bleek dat een van de

Myceense scherven (APM 3226/8) paste aan een scherf van een bolle fles (gfobular flaskl in het Petrie Museum in Londen (UC.24836). Zie C.E. Morris , The Mycenaean Chariot Krater: A Study in Form, Design and Function (Ph.D. Thesis, Universiteit van Londen 1989); J.H. Crouwel en C.E. Morris in The Annual of the Brit,sh School at Athens 90, 1995, 167. 7 H . Brijder en G. Jurriaans-Helle (red.), Een gids voor de collecties van het Allard Pierson Museum Amsterdam , Amsterdam 2002, afb. 89. 6 Hankey (noot 4), 2313, 215, nrs. 23 en 26 met fig . 24 en 25, pl. 4. Opgemerkt dient te worden dat de klei van deze scherven,evenalsdie van de twee in het Allard PiersonMuseum, (nog) niet chemischof petrografi sch is geanalyseerd. 6

Volgens mevrouw Hankey waren de twee scherven afkomstig van een zogenaamde amphoroid krater, met twee verticale handvatten vanaf de rand tot de buik. De versierde band waartoe de dekoratie van de scherven behoorden , zal rondom de buik van de pot hebben gelopen, ongeveer waar deze haar grootste diameter bereikte. Potten van deze vorm, die teruggaan op metalen voorbeelden, waren gemiddeld zo'n 30 cm hoog en werden niet gebruikt voor olie en cosmetica maar voor het mengen van wijn met water (afb . 3) 6 . Op Kreta verschijnt de aardewerken versie voor het eerst in Laat Minoïsch IIIA:1 (ca. 1430-1370 voor Christus) en blijft dan geruime tijd in zwang. Interessant is dat amphoroid kraters vanaf LH IIIA:2 ook geproduceerd worden op het Griekse vasteland, waar hun vorm duidelijk ontleend is aan Minoïsche terracotta voorbeelden. De Minoïsche en Myceense versies komen beide voor met zowel abstracte als figuratieve geschilderde dekoratie. Het Museum bezit een mooi voorbeeld van een Myceense amphoroid krater, waarschijnlijk gevonden op Cyprus, met daarop een paard-en-wagen vergezeld van een ruiter en een gewapende man te voet (te zien in vitrine 197)7 . De identificatie door Vronwy Hankey van twee scherven van een op Kreta geproduceerde amphoroid krater in Tell el-Amarna in Egypte is van groot belang. Er zijn scherven van slechts twee andere, waarschijnlijk Minoïsche potten uit Tell el-Amarna bekend: een zogenaamde stijgbeugelfles (coarse stirrup jar ) van grof gemagerde klei en een peervormige kruik (piriform jar) , beide beschilderd 6. Hun aanwezigheid, net als die van de veel talrijker Myceense scherven, op juist deze goed dateerbare plaats (1346-1333 voor Christus) biedt een belangrijk chronologisch aanknopingspunt voor de absolute chronologie: zij helpen bij het dateren van de in Knossosen elders gevonden Laat Minoïsch IIIA:2 ceramiek-en van de conteksten waarin deze gevonden is! Ondanks de identificatie en datering van de enkele Minoïsche en de talrijke Myceense potten uit Tell el-Amarna blijft een belangrijke vraag hier onbeantwoord: hoe zijn zij daar terechtgekomen, d.w.z. via welke (handels)mechanismen en eventuele tussenstops? Dat is een vraag die Herman Brijder niet onbekend zal voorkomen. Immers, zij doet zich ook voor bij het verklaren van de wijde verspreiding van zijn geliefde Siana Schalen en andere Attisch-zwartfigurige ceramiek uit de zesde eeuw voor Christus•

SUMMARY

Two painted potsherds in the Museum are discussed. At first sight they do not seem spectacular. However, closer inspection reveals their history and significance. Made in Crete for mix ing wine and water, the pot to which they belonged ended up in Tell EI-Amarna, Egypt. This is the site of the shortlived residence (1347-1333 B.C.) of the heretical pharaoh Akhenaten. Pottery imported from Crete is extremely rare at Tell EI-Amarna, in sharp contrast to ceramics produced in main land Greece. The Museum has 16 such sherds, like the Cretan ones deriv ing from British excavations in 1892.


WIE

HET KLEINE

NIET

7

EERT ...

JAAP HEMELRIJK

Herman Brijder denkt groot: hij waagt zich aan de beroemde beeldhouwwerken, gigantische kolossen, op de Nemrud Dag, een ijskoude berg in het Oosten van Turkije; daartoe bindt hij de strijd aan met de veelkoppige Cerberus die de oudheden bewaakt, het taaitaai-taaie ambtenarencorps van de Turken, een waarlijk Herculische taak . Helaas, het is hem niet gelukt dat monster te temmen! Maar ook in het kleinere denkt hij groot: over het elegante drinkgerei uit Attica, de z.g. Siana schalen, heeft hij al vier boeken gepubliceerd en er komt nog meer . Hij zal dus zeker het kleine waarderen dat nu volgt (afb. 1-2) .

DE CAMPANA

FAMILIE

In 1974 lag er in een winkel in Zürich een handvol brokstukjes 'zwartfigurig Attisch aardewerk' te koop. Omdat er vele tienduizenden fragmenten van Attisch zwartfigurig aardewerk bestaan, was de koopprijs gering: 800 Zwitserse franken. De scherven zijn echter helemaal niet Attisch, ze zijn zelfs zeldzaam, want ze behoren tot een klasse Grieks aardewerk waarvan er in de hele wereld maar 22 bestaan: de z.g. Campana dinoi. Ik had daar bij toeval kennis van en herkende die scherfjes als een buitenkansje. Afb. 3 toont een van die dinoi, een vissenkom-achtig voorwerp dat vroeger op een voetstuk van aardewerk stond. Het werd gebruikt om wijn met water te mengen. De diameter van die kommen is ongeveer 30 cm en de inhoud is vrij gering: een liter of acht. De naam 'Campana' verbergt een drama dat hier kort wordt samengevat. In vele landen, ook in Nederland, zijn er bankdirecteuren geweest die zo verslaafd waren aan het verzamelen van antieke kunst dat ze te gronde gingen. De familie van Giovanni Pietro Campana beheerde sedert de achttiende eeuw de bank van lening in Rome, de Monte di Pietà; Pietro werd al directeur op 25 jarige leeftijd (1832) en bracht de zaak tot grote bloei.

Tegelijkertijd stortte hij zich op de uitbreiding van de collectie antiquiteiten van de famili e. Al spoedig begon hij zelf op te graven: hij werkte in Ostia in 1834, groef in 1840 in Rome, in 1842-3 in Veii (' tamba Campana1 en daarna vooral in Caere of Cerveteri. Zo ontstond in 25 jaar een ongelofelijk omvangrijke collectie: 3800 Griekse vazen van bijna alle typen en 1600 stuks gouden juwelen vulden, naast alle mogelijke sculpturen en andere kostbaarheden, drie verdiepingen in een groot huis in de Romeinse Via del Babuino. Inmidd els was Giovanni tot markies bevorderd, maar zijn verzameling was vrijwel ontoegankelijk voor buitenstaanders; als een ware vrek beschermde hij zijn schatten tegen andermans ogen. Ongemerkt had hij voor al die kosten de gelden van zijn bank aangesproken, maar op den duur kwam dat aan het licht en zo zag hij zich gedwongen zijn collecties te gelde te maken. Haastig werd er een catalogus vervaardigd (die in 1858 werd gedrukt), maar het bleek al te laat: op 28 november 1857 werd de markies naar de gevangenis gebracht. Hij werd tot de galeien veroordeeld, maar die straf werd in 1859 omgezet in verbanning. Natuurlijk werden zijn verzamelingen verkocht en zo raakten zijn oudheden over alle grote musea in de westerse wereld verstrooid. afb. 1 Scherven van een z.g. Campana dinos, de 'Hoef schilder', waarschijnlijk uit Etrurië . ca. 540 v. Chr. APM 8959a-c

MEDEDELINGENBLAD

NR. 91-92

/ 2006


8

afb . 2

ONZE

Scherf

Welnu, één van de groepen vazen in die collectie, gepubliceerd in de catalogus van 1858, was de groep 'v iskommen ' van dit artikeltje, de z.g. Campana dinoi. In 1974 werden de scherven van afb. 1 gekocht en in de inventaris van het museum opgenomen (inv. 8959a-c). Door de drukte van het universitaire onderwijs en het Allard Pierson Museum kwam ik er lange tijd niet toe die opmerkelijk aanwinst te bestuderen. Kort voor ik met pensioen ging, kwam gelukkig een zeer begaafde studente, Liesbeth den Boer, bij me om een kandidaats scriptie te schrijven (een term die nu reeds bijna geheel vergeten is!). Zij wierp zich met grote overgave op de studie van die fragmentjes. Zij kende nog geen Italiaans en moest dus een aantal artikelen woord voor woord vertalen. Na vele maanden (want zo lang werkte men toen aan een scriptie) leverde ze een lijvig werkstuk in dat ik tot mijn grote schande door de drukte rond mijn afscheid - niet meteen grondig bestudeerde. Pas later is mij gebleken dat het een soort meesterwerk is, veel origineler en beter dan men zelfs van een docto raalscriptie mag eisen! Zij is een typisch voorbeeld van de vele zeer begaafde studenten die bij ons studeren, door gebrek aan posten nooit in het vak terechtkomen en zo spoorloos verdwijnen in de maatschappij . Maar nu ter zake.

APM 8959b (foto auteur)

afb . 3 Campana dinos in Würzburg (5352), ca. 540 v. Chr. Hoef schilder terugkeer van Hephaistos.

SATYRS

VISKOMMEN

EN

D I EREN

De afbeelding van een dinos in Würzburg (afb . 3) laat zien dat dergelijke vazen beschilderd zijn met een aantal rondom de vaas lopende ornamenten en met een figuurfries. Onze scherven zijn een beetje anders. Op het grote stuka (afb . 1) zien we, bovenin, vier onderbenen met voeten en stukjes van drie staarten, dus de resten van een aantal satyrs. Afb. 4 toont wat ze doen: ze dansen uitgelaten. Onder dat fries van dansende satyrs zien we op scherf a een langgerekt beest met een zeer lange staart; hij kijkt ons met zijn katachtige kop wat onbenullig aan (dit is de gebruikelijke stilering voor een panter); vlak voor hem is nog net het staartje van een ander beest, een bok

of ree, bewaard. Blijkbaar had onze dinos twee figuurfriezen boven elkaar: boven, een reidans van satyrs (oorspronkelijk 7,5 - 8 cm hoog), en, eronder, een dierfries met o.a. een panter en een reebok (hoogte 6 cm). Onder dit dierfries zien we geen ornament (in tegenstelling met afb. 3), maar een zwarte zone. Dat is uniek. De dinos in Würzburg (afb . 3) heeft in die zone een fries met bloemen en knoppen en, eronder, een fries van lange, dunne omhoog gerichte 'stralen '. De scherven b en c (afb. 1) behoren natuurlijk tol het bovenste fries: we zien op b (afb. 1 en 2) een elleboog en daarnaast het gezicht van een satyr die ons recht aankijkt (ogen, oor, neus en wenkbrauw zijn bewaard ). Op cis de linker elleboog en enorme baard van een andere satyr bewaard. Hoe deze satyr er zo ongeveer uit zag toont afb. 4 (de dinos in Würzburg ): een satyr met woeste baard danst op de muziek van een fluitspelende makker tegenover hem (zie ook afb. 5) : baard en elleboog van ons fragment c zijn precies hetzelfde! Boven de satyrs liep eens een klimopfries; de punt van een klimopblad is boven de elleboog van de satyr op fragment b te zien. Wat de panter betreft,

dergelijke dierfriezen komen op andere dinoi wel voor, maar nergens zijn die beesten zo onhandig getekend: de voorpoten zijn te kort; ze zijn houterig vooruit gestrekt, het lichaam is te lang enz. Er is nogal wat rood gebruikt: de nek en de rechter achterpoot van de panter zijn rood, er waren rode streepjes en langere strepen op zijn flank en achterlijf en witte haar-lijntjes onder langs de buik. Ook zijn er nog vage sporen van kleurstreepjes op de kuiten van de satyrs. De binnenkant van de dinos was slordig bruin-zwart gemaakt. WAT

IS ER NU

AAN

DEZE

ZO

BIJZONDER

SCHERVEN?

De werkplaats, waar de Campana dinoi werden gemaakt, stond ergens in Etrurië: de pottenbakk er en zijn schilders kwamen, blijkens de stijl van hun werk, uit Oost-Griekenland , d.w.z. van de kust van Klein-Azië (Turkije) of van de Zwarte Zee. Ze maakten vooral dinoi. Het waren dus Oost-Griekse immigranten , die waarschijnlijk kort na 550 voor Christus uit hun vaderstad gevlucht waren, toen de Perzen als een Aziatische vlo dgolf de ' beschaafde' Griekse wereld


9

overspoelden. Hele steden zijn toen scheep gegaan en naar het verre Westen vertrokken, niet zelden naar het steenrijke Etrurië. Zo werkten die ambachtslui omstreeks 540 - 520 voor Christus in Etrurië, maar enkele van hun vazen zijn in Egypte en Rhodos gevonden, potten die zij dus vermoedelijk vóór hun vertrek naar het westen gemaakt hadden.

afb. 5 Rechter satyr van afb . 4

DE HOEF

SCHILDER

Tot nu toe kenden we slechts twee schilders: de een noemen wij de Acht schilder (hij gaf zijn mannen en vrouwen vreemdsoortige 8-vormige oren) en de

ander de 'Ribbon Painter' (= de 'schilder van de zigzag banden'). Deze indeling, zo ontdekte Liesbeth den Boer, was niet volledig. De dinos in Würzburg (afb . 3 SJ was de aanleiding voor haar ontdekking: deze kom was door sommigen aan de Acht schilder, door anderen aan de Ribbon schilder toegekend. Liesbeth nu ontdekte dat hij, evenals de scherven van afb. 1, aan een derde schildershand toegeschreven moet worden. Zij noemde deze schilder de Hoef schilder, omdat hij de gewoonte had, dwars door de mensenvoeten van sommige van zijn satyrs met incisie (inkrassing) paardenhoeven aan te brengen (alle andere satyrs van deze dinoi hebben mensenvoeten). Deze Hoef schilder verschilt zeer sterk van de Ribbon Painter, wiens werk verre superieur is aan het zijne (afb. 6), maar ook zijn er aanzienlijke verschillen met de tekeningen van de Acht schilder, die in sommige opzichten beslist zijn mindere is. Het is niet mogelijk hierop verder in te gaan, maar een vergelijking van de satyrs op afb. 1 - 5 maakt duidelijk dat we hier met een en dezelfde schildershand te maken hebben. Zo heeft de jeugdige studente Den Boer een aantal grote archeologen, onder wie Robert M. Cook en John Boardman, gecorrigeerd. CONCLUS

IE

Is zo'n toeschrijving dan van zoveel belang en zoveel discussie waard? Het antwoord vereist eigenlijk een lang betoog, maar het volgende kan hier gezegd worden. In de eerste plaats is de studie van d oude

Grieken, in mijn ogen, vooral gericht op de individuele persoonlijkheden (denk aan de grote filosofen en schrijvers van tragedies, komedies, en geschiedenis): wij studeren Grieks om Herodotus en Thucydides , Aeschylus en Euripides, en vooral Plato nader te leren kennen. Op vergelijkbare wijze kunnen wij met honderden en honderden vaasschilders persoonlijk kennis maken: zeer grote en minder voortreffelijke tot zeer slechte artiesten, leuke, uitzonderlijke karakters, dramatische, poëtische geesten en onbenullige, gedachteloze kladderaars. En ten tweede, ook als collectivum zijn de schilders en pottenbakkers vertegenwoordigers van het algemene verloop van de Griekse cultuur en de Griekse honger naar inzicht. Daarom verdiept de kennis van de schildershanden ons begrip voor de originaliteit en artistieke neigingen van de Grieken. Kortom, de wetenschap dat een artiest die wij voortaan de Hoef schilder noemen, de kom in Würzburg en de scherven in Amsterdam heeh beschilderd, is een kleine stap voorwaarts in het beeld dat wij ons vormen van het kolossale bedrijf van de Griekse ceramiek in de zesde eeuw voor Christus •

afb. 4 Detail van dinos afb. 3 met dansende satyrs

afb. 6 Detail van hydria in Bonn (2674) door de Ribben Painter, 530-520 v. Chr. Centauren doden Kaineus

SUMMARY

The shcrds, from the Swiss market, belong toa Campana dinos clecorated by a newly iclentified painter, recognizecl by Elisabeth den Boer, whom she named the Hoof Painter (he incised hoofs through the feet of his satyrs). This artisan also painted the Würzburg dinos in Fig. 3, which was prcviously assigned to either the Eight Painter or the Ribbon Painter.The complete dinos, of the fragrnents in Figs. 1-2, showed two figure friezes, one above the other, but had no lower ornamental band: the absence of one or two such lower bands (consisting of lotus-buds or/and spikes on other dinoi) is unparalleled. The bottom of the dinos (only a small part of the upper section remains) was painted black with red lines. The Campana dinos sherds will be published in the following CVA of the Allard Pierson Museum.

MEDEDELINGENBLAD

NR. 91-92

/ 2006


10

DUBBEL EN VEELZIJDIG. TWEE 'KLASSIEKE GRAVEN' UIT ARGOS IN HET ALLARD PIERSON MUSEUM OLA F BORG ERS, ROA LD DOCTER, ROEL JANSEN , HANS KOENS, KEES NEEFT, WINFRED VAN DE PUT

Het g eze gde luidt 'd ubbel en dw ars', maar omd at 'dwars ' een kw alificatie is die niemand met Herman Brijder zou willen verbinden , hebb en we geko zen voor de toep asselijkere variat ie 'dubbel en veel zijdig '. Als hoogler aar van de vakg roep Klassieke Archeo log ie w as Herman Brijder tevens directeur van het Allard Pierson Museum . Men zocht dest ijds, in 1986, voor de ze funct ie een 'schaap met vijf poten '. In Herman Brijder vond men een dergel ijk veelzijd ige persoon . Hij moest namel ijk niet alleen een excellente wetenschapper zijn die thu is was in het hele spectrum van de materiële cultuur van de ganse oudhe id, maar daarnaast ook een inspirerende docent , een begenadigde coach en een goede manager met gevoel voor pub lic relat ions . Hij moest zijn persoonl ijke interesses op de tweed e plaats stellen en als smeerolie tuss en de raderen fungeren en zo be ide organ isat ies, museum en vakgroep , t ot maximale prestat ies brengen .

"

.B.

afb . 1 Foto van Grafgroep Argos 1 en 2 door Vollgraf

-z.o.z.

Op bewonderenswaardige wijze heeft de scheidende wetenschappelijk directeur zich gedurende twintig jaar van deze taak gekweten. Hoewel het doel dat hij zich gesteld had, de gehele collectie van het museum te publiceren , nog niet gehaald werd, heeft dat niet aan hem gelegen. Door zijn inspanningen en dankzij de Stichting UTOPA konden velen zich een aantal jaren aan hun specialisme wijden en een wetenschappelijke catalogus van een deelcollectie schrijven. Uit erkentelijkheid bieden wij hem deze, noodzakelijkerwijs summiere discussie van twee grafgroepen in het museum aan, waarin vele van deze specialismen op een gelukkige wijze samenkomen. Het stuk is geschreven in de geest van samenwerking en openheid, die zo kenmerkend is voor Herman Brijder en voor ons specifieke métier. EEN

BEWOGEN

HERKOMST

Het merendeel van het aardewerk in musea is afkomstig uit graven. Toch kunnen we slechts in weinige gevallen de oorspronkelijke samenhang van het graf reconstrueren. Het staat buiten kijf dat met het uiteenvallen van de archeologische contexten van de graven veel wetenschappelijke informatie is verdwenen. Deze 1

2

W. Vollgraff, Fouilles d'Argos, BCH 28, 1904, 364-399. 011 moet al voor 1909 zijn gebeurd: C.W. Lunsingh Scheurleer, Catalogus eener ,erzameling Egyptische Grieksche Romeinsche en andere oudheden, 's-Gravenhage 1909, 10, 178- 179, 227-229, pl. XXXV,1-17, rs. 359-367, 463 -465.

extra informatie geeft een meerwaarde die de puur kunsthistorische waarde van de afzonderlijke objecten overstijgt. Het Allard Pierson Museum mag zich dan ook gelukkig prijzen de inhoud van twee Griekse graven tot zijn collectie te kunnen rekenen. De grafgroepen zijn afkomstig uit de directe omgeving van Argos op de Peloponnesos en werden in de jaren vóór 1904 door de Utrechtse hoogleraar C.W. Vollgraff van een boer in Argos verworven, waarschijnlijk door koop. Vollgraff deed tussen 1902 en 1904 voor het eerst opgravingen in Argos, waarbij hij ook een belangrijk Myceens grafveld vond'. Als professional kende hij het belang van gesloten grafgroepen en hield hij de vondsten keurig gescheiden. Of , wat waarschijnlijker is, hij heeft geprobeerd de voorwerpen naar grafgroepen terug te ordenen, want we kunnen er vanuit gaan dat de boer die de vondsten bracht, ze ongesorteerd in een mand aanbood. Het archief van het APM bezit twee zeer vervaagde afdrukken van foto's die Vollgraff er in deze jaren van maakte en waarop een groep van 20 en een groep van 8 vazen te zien zijn (afb. 1). Kort nadien schonk hij de twee groepen aan de Nederlandse gezant in Griekenland , Mr. A.E.H. Goekoop, die hem bij de opgravingen belangrijke logistieke steun had verleend. Een paar jaar later heeft Goekoop een 17-tal voorwerpen uit de grafgroepen verkocht aan zijn buurman in Den Haag, C.W. Lunsingh Scheurleer 2 • Deze nam ze op in zijn Museum Scheurleer aan de Carnegielaan in Den Haag, waar ze tot 1934 bleven en vervolgens in de collectie van het A llard Pierson Museum terecht kwamen (APM 657, 663, 667681 ). In 1913 had Mr. F.Vlielander Hein nog twee vazen uit de groep aan het Museum Scheurleer geschonken, die nu ook in het Allard Pierson Museum zijn (APM 1309-1310). De verblijfplaats van negen van de oorspronkelijk 28 voorwerpen is onbekend. Naspeuringen bij de familie Goekoop leverden niets op. Wellicht zijn deze stukken in de loop der tijd op de kunstmarkt terechtgekomen en sluimeren ze in privé collecties in Nederland of elders. Ter onderscheiding zullen we de twee groepen hier Argos 1 en Argos 2 noemen.


11

GRAFGROEP EEN

WEELDE

ARGOS AAN

1 (afb. 1 links en afb. 2) KORINTHISCHE

POTTEN

Dit graf bevatte niet minder dan 16 stuks Korinthisch aardewerk. In de periode 750-550 voor Christus produceerde Korinthe het meest gewaardeerde fijne aardewerk dat zijn weg vond naar het hele Middellandse Zeegebied 3 • In de periode die we stilistisch als Laat-Korinthisch I kennen, tussen 570 en 550 voor Christus, verliest Korinthe echter geleidelijk haar afzetgebieden. Ook neemt het totale volume van de export van aardewerk af. Daarvoor in de plaats komt nu het Attisch zwartfigurig aardewerk, met een bescheiden aandeel voor andere fabrikaten (Lakonisch, Oost-Grieks en Korinthisch). Vanaf 550 voor Christus houdt men in Korinthe op zwartfigurig versierd aardewerk te produceren. Lineair versierd aardewerk krijgt de overhand. Als exportproduct over lange afstanden treft men Korinthisch aardewerk nu alleen nog maar in 'niches' van de markt aan. Zo vindt men bijvoorbeeld exaleiptra - pollen voor geparfumeerd water (APM 678) in Sicilië en kotyliskoi - kleine drinkbekers (APM 673675) - als votiefgeschenken over het gehele Middellandse Zeegebied. Korinthe bedient de onderkant van de markt met een goedkoop massaproduct. In Korinthe zelf en in de naburige gebieden die geen of nauwelijks een eigen aardewerkproductie kenden (Aegina, de Argolis), blijven Korinthische potten gebruikelijk. De lineaire versiering maakt datering van deze productie echter zeer moeilijk. Het is nu het Attische aardewerk dat het Korintische helpt te dateren. Ons graf in Argos is hier een goed

voorbeeld van. Het bevat niet minder dan drie pyxiden, potten om voorwerpen in op te bergen, twee met oren (APM 657 en 663) en één zonder (APM 667). Het exemplaar zonder oren is in een soort 'white style' uitgevoerd. Deze stijl wordt geïntroduceerd op de overgang van de Midden- naar Laat-Korinthische periode (rond 570 voor Christus) en laat het middengedeelte van de pot onversierd met een bies onder en boven. Deze mode is vooral op pyxiden en exaleiptra (Nr. 678) gedurende iets meer dan een eeuw populair. Hoewel een precieze datering problematisch is, kan men bij pyxis APM 667 uit Argos opmerken dat het systeem verwaterd is. Ook de vormdetails wijzen op een late datering, al in de vijfde eeuw voor Christus. De beide pyxiden met oren (APM 657 en 663) bieden een vergelijkbare datering. Er zijn geen stralen meer aan de voet en de oorspronkelijke vervlochten banden van gesloten en open lotussen zijn verworden tot een serie verticale klodders die nog slechts vaag doen denken aan de gesloten lotusknoppen. Ook de zware en hoge oren van de potten zijn een argument voor een late datering. Bij de exaleiptron (APM 678) treffen we een vergelijkbare abstrahering van de versiering: de punten op de schouder zijn een flauwe afspiegeling van de oorspronkelijke schaakbordband in dubbele rij. De drie kotyliskoi (APM 673-675) en een vierde die niet in het APM belandde (afb . 1 links) zijn met een late datering niet in tegenspraak. Deze miniatuurbekertjes (kleine koty/a,) worden met duizenden tegelijk in de Griekse heiligdommen gevonden•.

3

4

afb . 2

Deel van Grafgroep Argos 1 in APM

afb . 3

Deel van Grafgroep Argos 2 in APM

Ztc hiervoorC W. Neeft, 'Allemaal Beestjes'.Korinthisc.h at1rdcwt'rkm het Allard PiersonMu..,eum.

Meded,•lin1wnl>lad Am,terd.im 14, 1977, 1-8. Voor dew ko1yliskoi, ,ic

W. Ncelt, in: Camerin,1 2600 anni (in druk).

MEDEDELINGENBLAD

NR. 91-92

/ 2006


12

afb . 4

CT scan van Attisch skyphos APM 676 (AMC , bewerking M. Bootsman}.

De dekschalen, lekanides , zijn zeer interessant. Twee ervan zijn uitgevoerd in de ' houtstijl' (APM 671672), dat wil zeggen zij zijn niet beschilderd en de profileringen die met een scherp voorwerp zijn aangebracht op de deksels, doen een imitatie van gedraaid houten vaatwerk vermoeden. Dergelijke dekschalen zijn niet ongebruikelijk , wat wel blijkt uit het feit dat Graf Argos 1 er oorspronkelijk nog vier van bevatte (afb . 1Iinks } Daarentegen is de dekschaal APM 670 met versiering in opgelegde witte verf vrij zeldzaam. Ze loopt vooruit op de zogenaamde Vrysoula-stijl van de late vijfde eeuw voor Christus. Het zeer eenvoudig versierde bakje APM 668 is tenslotte een typisch voorbeeld van dertien in een dozijn. De samenhang met de andere (Korinthische) potten maakt het echter weer tot een interessant object. Het geheel, met name de pyxiden , dekschalen en de exaleiptron , doet vermoeden dat deze grafgiften aan een vrouw zijn meegegeven. EEN

ARGIVISCHE

DRINKNAP

De grafgroep Argos 1 bevatte ook een drinknap met één horizontaal handvat, die volledig met een zwarte kleislib is bedekt (APM 669 ) (afb . 2) . Het betreft waarschijnlijk een Argivische versie van een type dat in Attika als kanastron bekend stond en vooral vanaf 480 voor Chr. populair was 5 . EEN

A T TISCHE

MINIA

T UUR

SKYPHOS

APM 676 is een witgrondige miniatuur skyphos met silhouetbeschildering. De drinkbeker kan worden toegeschreven aan de zogenaamde Lindos Groep, die door J.D. Beazley is onderscheiden en haar naam dankt aan de gelijknamige plaats op Rhodos, waar veel van dergelijke miniatuurvaasjes zijn gevonden. Zij hebben summiere afbeeldingen van zittende figuren, krijgers en satyrs, altijd in silhouet en tussen palmetten. Hoewel dit stuk nogal verweerd is, lijkt het figuurtje het meest op een satyr. De datering van de Lindos Groep is problematisch. De stijl is erg laat en wordt door Beazley met de zogenaamde Lancut Groep in verband gebracht. Deze groep kan tot in de jaren '70 van de vijfde eeuw voor Christus worden gedateerd, hoewel recentelijk een preciezere datering rond 490-480 voor Christus is voorgesteld•. EEN

ATT IS CHE

LEKYTH

Nr. 677 is een zwartfigurige lekyth (oliefles ) uit de werkplaats van de Beldam Schilder ' . Dit type lekyth, dat met op ringen staande palmetten beschilderd is, komt veel voor, zowel in Athene als in exportgebieden als Korinthe 8 • Lekythen zijn sinds de zesde eeuw geliefde grafgiften en zullen dat, in verschillende uitvoeringen, 5

8.A. Sparkes, L. Talco tl, Black and Plain Pollery of the 6th, 5t h and 4th Centuries 8.C. (The At heni an Agora x,n, Princeton 1970, 124-127, fig. 8, pis. 30-31. 6 J.D. Beazley, A tll c 8 /ack-fig ure Vase-painters (Oxfo rd 19561 581-583; M .B. M oore & M .Z.P. Phil1ppides, Alli c Black-Figurecl Pollery (The A thenian Ago ra xx11 n, Princeton 1986. cal. 157 1 en 1573 . Nr. 676 wo rdt uitvoerig besproken in O.E. Borgers, CVA Amsterdam, A ll ard Pierson M useum, University of Amsterdam, A ttic black-figure, various open and closed shapes (Amsterdam, in druk). 7 N r. 677 word t uitvoerig besproken in W.D.J. van de Pul , CVA Amsterdam, A ll ard Pierson Museum, University of Ams terdam, J, Att1c black-figu re, pattern and six-tec hn,que leky thoi (Amsterdam, in druk), pi s. 178.4-6, 179.6. 8 Een goede paralle l voo r Nr. 677 kom t uit het Korinth ische grafT 1127, C.W. Blegen, 11. Palmer en R.S. Young, No rth Cemetery (Corinth >.1n, 1 Princeton 1964, pl. 45, 335.3. De hierna vo lgende onlw ikkel1ng van de palm etlekythen is gebaseerd op deze studie. 9 De typo logie van di t aardewe rk steunt voo rnamelijk op de stud ie van 8.A. Sparkes en L. Talcoll (zie noo t 51.

tot het eind van de vijfde eeuw blijven . De productie van de versiering met staande palmetten is belangrijk in de tijd van de tumulus van Marathon, rond 490 voor Christus. De vroegere types hebben een bollend lichaam en zijn te verbinden met de massaproductie van de Groep van Athene 581 . Het tweede type heeft een tamelijk recht lichaam, en kan in verband gebracht worden met de werkplaats van de Haimon Schilder. De derde variant vinden we in onze APM 677: het lichaam is hol, vooral vlak onder de knik naar de schouder. Deze variant werd vervaardigd in de werkplaats van de Beldam Schilder, de laatste belangrijke zwartfigurige schilder. Op het zwarte laagste gedeelte van het lichaam van deze vaas zijn in de nog natte klei lijnen geïnciseerd. Ook dat is kenmerkend voor de Beldam Schilder, die actief was van ongeveer 470 tot 450 voor Christus. De latere palmet-lekythen uit deze werkplaats hebben een bijna driehoekig lichaam doordat de onderkant smaller wordt. Dat is bij 677 niet het geval, dus zal de lekyth omstreeks 470-460 voor Christus zijn vervaardigd . Op de foto uit 1904 is zichtbaar dat er tot de groep nog een tweede, waarschijnlijk ident ieke lekyth behoorde (afb. 1Iinks ). GRAFGROEP EEN

ARGOS

OVERVLOED

2 (afb. 1b en afb. 3)

AAN

ATTISCH

AARDEWERK

9

Het graf bevatte twee volledig zwartgeverniste drinkschalen, kylikes (APM 679 en 1309). APM 679 is van het zogenaamde type C met concave lip en vindt een goede parallel in een exemplaar van de Atheense Agora dat uit de tijd net na 480 voor Christus dateert. De andere schaal (APM 1309) is van een type dat Beazley een 'Acrocup' noemde, een afkorting van schalen van de Akropolisgroep. Deze schalen komen veel voor en typisch voor de vijfde eeuw. De zwartgeverniste drinkbeker APM 680 wordt in het Attische repertoire een skyphos (type A) genoemd, en vindt zijn oorsprong in de Korinthische kotyle. Binnen- en buitenzijde zijn volledig zwart beschilderd, op de onderzijde na, waar eenvoudige cirkels op het uitgespaarde vlak zijn geschilderd. Het Graf Argos 2 bevatte oorspronkelijk nog twee skyphoi van dit type (afb . 1r echts). Een datering in het tweede kwart van de vijfde eeuw voor Christus. is goed mogelijk. Het zwartgeverniste zuigflesje (gutlus ) APM 681 is van een


13

van zijn grondstoffen. Aan klei, bestemd voor vaasvormen met een hoge mate van plasticiteit , zoals de skyphos , werden chemische middelen als potas toegevoegd om tol het beste resultaat te komen .

afb . 5 CT scan van Attische lekyth APM 677 (AMC, bewerking M. Bootsman).

TWEE

type dat zeer frequent in graven voorkomt en dat algemeen in de vijfde eeuw voor Christus gedateerd wordt. Een volledig zwartgeverniste miniatuur amfoor, die niet in het APM belandde, completeert het beeld van het Attische vaatwerk in dit graf (afb. 1rechts). EEN

ARGIVISCHE

KANTHAROS

De geheel zwartgeverniste kantharos APM 1310 is van een type dat in Attika gedurende de gehele vijfde eeuw voor Christus in zwang was, maar vooral vanaf het tweede kwart. De klei en detail s van de voet wijzen op een lokaal Argivische productie . De twee ' sporen' aan de handvatten zullen voor een betere greep bij het hanteren van deze drinkbeker hebben gediend. CVA

EN CT

Al in 1931 had C.W. Lunsingh Scheurleer vier van de stukken uit grafgroep Argos 2 gepubliceerd in het internationale corpus van antiek vaatwerk, het Corpus Vasorum Antiquorum (CVA): de twee kylikes APM 679 en 1309, de skyphos APM 680 en de guttus 681 10 • In twee van de CVA-delen die nu in druk zijn , worden de /ekyth APM 677 en de skyphos APM 676 uitgebreid besproken. De belangrijke collectie Korinthisch aardewerk in het APM, en daarmee ook de 16 stukken uit het Graf Argos 1, zal door Kees Neeft in een apart deel van het CVA worden gepubliceerd. In samenwerking met het Academisch Medisch Centrum (AMC ) maakt het APM daarbij gebruik van een nieuwe techniek om vazen met behulp van een geavanceerd röntgen-apparaat te fotograferen, de CT-scanner. De hiermee verkregen beelden zijn spectaculair, maar vooral de analyse van de digitale informatie waaruit de CT-beelden zijn opgebouwd kan lot onverwachte resultaten leiden 11 • Twee Attische vazen uit de Grafgroep Argos 1 (APM 676 en 677) (afb. 4-5) konden zo met elkaar vergeleken worden. Zij tonen met een correlatie getal van 0.72363 een opvallende grote overeenkomst in kleisamenstelling (afb. 6) . We kunnen niet anders concluderen dat voor beide potten klei uit hetzelfde kleibed is gebruikt, die bovendien op dezelfde manier gezuiverd is. Dit is vooral opmerkelijk omdat wij hier te maken hebben met twee verschill ende potvormen . De Attische pottenbakker was zeer selectief in de keuze

GRAVEN

OF

MISSCHIEN

TOCH

ÉÉN?

Vollgraff maakte twee afzonderlijke foto's van de grafgroepen, waarbij opvalt dat de ene het beschilderde aardewerk toont en de andere het zwartgeverniste aardewerk (afb. 1) . Op de inventariskaart van het APM heeft men er pas later, wellicht in 1934, bijgeschreven dat het om twee grafgroepen handelt uit twee verschillende periodes. Een nauwkeurigere analyse van het aardewerk toont echter dat er niet veel verschil is in de datering. Beide groepen kunnen zeer wel in het tweede kwart van de Sde eeuw voor Christus gedateerd worden , misschien zelfs nog preciezer tussen 470-460. Zien we hier misschien dan toch de inhoud van slechts één graf? Het Korinthis che ensemble in de eerste groep suggereert dat we met het graf van een vrouw maken hebben. Grote hoeveelheden bijgiften zijn voor Griekse vrouwengraven niet ongebruikelijk. Maar geldt dal ook voor Argos en voor deze periode? Slechts een vergelijking met de talrijke graven die in de laatste decennia in en rond Argos zijn opgegraven maar die slechts ten dele gepubliceerd zijn, kan hieromtrent duidelijkheid verschaffen 12 • Hoewel de vraag naar een enkel of een dubbel graf ons dus nog dwars blijft zitten , houden we het voorlopig maar op dubbel. Herman Brijder heeft deze bundel per slot van rekening ook dubbel en dwars verdiend •

afb . 6 Grafiek waarin de d igitale informatie van de CT-scans van skyphos APM 676 en lekyth APM 677 wordt vergeleken .

... "'

·: ,

,..

1 ;

...

r

"'

r;

200

..

~

/

,

(;

100

..

f=APirn1]

)tJf /,, ···-,~

~

'

'w,.

.

SUMMARY

This conlribution discusses 19 Corinthian, Attic and Argive vessels which were acquired by C.W. Volgraff , in the years before 1904, al or near Argos, and which are now in the Museum . Originally they belonged to a group of 28 vases which, as indicated by information in the Museum 's archive, had formed the contents of two graves (on the other hand, possibly one grave only). They can be dated to the second quarter of the 5th century BC.

°CVA Den /-/aal! //, 111L, pl. 3,

1

rs. 2-3, 5-6. Zie recentelijk: H. Koens, Technisc. h onderzoek aan aardewerk.Nieuwsgierigheidgeelt re:,ult,1at, Mcdedelmgenl,/,1d Amsterdam 88, 2004. 15-17. 12 o.a. P. Bruneau, Tombes d' Argos. BC/-194, 1970, 437-531, A, ~anta. The Tnpolis Streel Graves at Argos, AAA 8, 1975, 2'i9-275. 11

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91 - 92 / 2006


14

TANAGRA IN AMSTERDAM. WAAR BLIJVEN DE SIANASCHALEN? VLADIMIR STISSI

De grote archeologische liefde van Herman Brijder is natuurlijk zijn onderzoek naar Sianaschalen, waar hij onder andere tijdens colleges altijd graag over spreekt . Meestal beginnen die colleges met een inmiddels bijna versleten dia met het verkeersbord dat de grens van de bebouwde kom van Siana aangeeft . Aan een vondst bij dit dorp op Rhodos hebben die fameuze schalen hun naam te danken .

schamele resten van een mogelijk grafheuveltje in een net geploegde akker, hadden ooit tot een Sianaschaal behoord - naar later bleek eentje van de Taras-schilder. Helaas kom je in het Griekse veld maar zelden een Sianaschaal (of stukjes ervan) tegen. Er zullen er nog heel wat veilig onder de grond verborgen zitten, maar daarnaast zijn er de afgelopen eeuwen natuurlijk ook flink wat opgegraven en keurig door Herman Brijder in zijn catalogi opgenomen . Jammer genoeg zijn niet al die opgravingen even netjes geweest, zodat we soms weinig weten van de vondstcontexten. Hier kan systematisch veldwerk, gecomb ineerd met wat archiefstudie, toch nog interessante informatie opleveren. Zo zijn bij recent Leids veldwerk in de omgeving van de stad Tanagra, op de grens tussen BoeotiĂŤ en Attica , een uurtje rijden ten noordwesten van Athene, nog redelijk wat resten gevonden van de in de late negentiende eeuw leeggehaalde grafvelden. Over het aardewerk daarvandaan wil ik het in de rest van dit artikel hebben .

afb. 1 Alabastron van de Boreadenschilder. Midden-Korinthisch, ca. 590-565 v. Chr. Aardewerk, h. 24,5 cm. Gevonden in Tanagra, 1887; uit de collectie Rousopoulos. APM 615

BEELDJES

, VAZEN

EN SCHATGRAVERS

Sommigen van u zullen nu misschien denken 'Tanagra?Aardewerk? Maar dat is toch die stad van die elegante Hellenistische vrouwenbeeldjes, waar ook het Allard Pierson Museum er een heel stel van heeft?' Inderdaad zijn er, vooral in de jaren zeventig en tachtig van de negentiende eeuw, duizenden beeldjes uit Tanagra in collecties over de hele wereld terechtgekomen, waarvan ook ongeveer een dozijn in het Allard Pierson. De gekte was een tijd lang zo groot, en de geboden bedragen waren zo hoog, dat er al snel meer vervalsingen dan echte beeldjes in omloop waren.

afb. 2 Miniatuurschildje . Vermoedelijk Boeotisch, zesde eeuw v. Chr. Aardewerk, diam . 14 cm. Gevonden in Tanagra; uit de collectie Wolters. APM 1327

Vandaag wil ik het over twee andere plaatsen hebben . Die colleges van Herman Brijder hebben zo hun effect gehad namelijk , merkte ik ooit eens met hulp van wat toeval in de kleffe Griekse zomerhitte van het depot van het archeologische project in Halos (ThessaliĂŤ): dat typische mannetje en dat bordje met broodjes op de vingernagelkleine scherfjes die ik aan het schoonmaken en tekenen was, kwamen me wel erg bekend voor. Een ansichtkaart in de bak van de kantoorboekhandel van het dorp deed even later het kwartje vallen . Die scherfjes, gevonden tussen de


15

Intussen werd 'tanagra' zelfs een soortnaam, die ook voor beeldjes uit andere vindplaatsen werd gebruikt. In al deze drukte is wat op de achtergrond geraakt dat de 'tanagra's' uit graven kwamen die ook andere vondsten bevatten. De Hellenistische graven met de beeldjes erin werden bovendien omgeven door jongere maar vooral ook oudere graven, waar aardewerk, brons en nog diverse andere soorten beeldjes in lagen. Hoewel de opgravers, meest lokale boeren die al snel bedreven specialisten werden, in eerste instantie alleen de vrouwenbeeldjes zochten, en soms zelfs andere vondsten vertrapten en achterlieten, bleek al snel dat daar ook wel handel in zat. In de schaduw van de beeldjes zijn zo duizenden Karinthische, Attische en Boeotische vazen uit Tanagra over de wereld verspreid geraakt. Hoe grondig de negentiende-eeuwse opgravers te werk gingen, is gebleken bij het al genoemde Leidse veldonderzoek. In de afgelopen zes jaar is bij het aflopen van tientallen hektares akker en veld rond de antieke stad zelfs niet het kleinste scherfje van een Hellenistisch Tanagra-beeldje gevonden. Zoals gezegd zijn stukken grafveld soms wel herkenbaar, maar dan vooral door concentraties scherven van onversierd aardewerk en van schaaltjes met een eenvoudige versiering van plantmotieven; in handelaarstermen relatief waardeloos materiaal dus. Dat er ooit wel degelijk meer moet zijn geweest, blijkt maar een enkele keer, uit kleine, vaak verbrande, rood- of zwartfigurige scherfjes, of afgebroken stukjes van vroege, wat primitief ogende, terracotta beeldjes - het lijkt er op dat naarmate materiaal meer opbracht, er grondiger gezocht en geraapt is. Helaas voor Herman Brijder heb ik anders dan bij Ha los nog geen herkenbare resten van een Sianaschaal tussen het Leidse materiaal kunnen vinden. TANAGRA

IN AMSTERDAM

Tijd om terug te gaan naar het Allard Pierson dus. In de collectie van het museum bevinden zich, behalve de genoemde beeldjes, in totaal minstens zes potten met Tanagra als geregistreerde plaats van herkomst. Daar zitten geen Sianaschalen bij (waarvan er ĂŠĂŠn uit Tanagra bekend is) maar wel een aantal bijzondere stukken, die

een aardige doorsnee vormen van wat er allemaal in de zesde- en vijfde-eeuwse graven in Tanagra gezeten heeft. Aan drie daarvan wil ik hier kort enige aandacht schenken. Het meest imponerend is het grote MiddenKarinthische a/abastron van de Boreadenschilder (afb. 1), versierd met een zwierig gevleugeld monster. De oorspronkelijke functie van een alabastron als fles(je) voor geparfumeerde olie zal bij dit formaat vooral nog symbolisch geweest zijn. Dit is ongetwijfeld een speciaal als grafgift of votiefgeschenk gemaakte pronkvaas. Minder opvallend, maar ook niet voor dagelijks gebruik bedoeld , is het met eenvoudige geometrische motieven versierde schildje op afb. 2. Dergelijke miniatuurtjes worden vaak in heiligdommen gevonden, maar ook wel in graven. Enerzijds lijken het goedkope imitaties van grote bronzen (votief-)schilden, die bijvoorbeeld in Olympia in grote aantallen werden gewijd, anderzijds zijn er in vorm en decoratie ook overeenkomsten met eenvoudige aardewerken plengschaaltjes, phialai waarvan overigens ook kostbare bronzen en zelfs zilveren en gouden versies bestaan. Het beschadigde roodfigurige schaaltje in de trant van de Chairiasschilder

MEDEDELINGENBLAD

afb. 3 Bodemfragment van een roodfigurig schaaltje uit de omgeving van de Chairiasschilder. Atheens, ca. 500 v. Chr. Aardewerk, h. 14 cm. Gevonden in Tanagra, 1882; uit de collectie Rousopoulos . APM 293

NR . 91 - 92 / 2006


16

(afb . 3) is tenslotte een wat gewoner stuk, dat voor de

LITERATUUR

begrafenis uit de servieskast van de overledene gehaald kan zijn. De versiering, met een naakte jongeling die zichzelf op een strategische plaats met een kannetje afschermt, is wat merkwaardig. Meestal wordt in dergelijke scenes het kannetje gevuld (als gevolg van overvloedig drankgebruik) maar dat lijkt hier anatomisch wat lastig. Misschien heeft de schilder een bekend motief gebruikt zonder er echt bij na te denken.

De meest recente informatie over de survey rond Halos, inclusief een voorlopige publicatie van de Sianaschaal-fragmenten is te vinden in: H.R. Reinders, red., Prehistorie sites at the Almirós and Sourpi Plains (Thessaly, Creece) , Assen 2004

:

(Publications of the Netherlands lnstitute al Alhens 5). Een introductie op het recente werk in Tanagra geeft:

J. Bintliff e.a., 'The Tanagra Survey. Report on the 2001 WETENSCHAPPERS AANZET

TOT

EEN

OF

SCHATGRAVERS

SPEURTOCHT

?

.

Een interessant detail is tot slot dat het alabastron en het schaaltje, met nog drie vazen, een applique en een ruiterbeeldje, samen zeven van de 24 objecten uit Tanagra in het Allard Pierson Museum, in het begin van de twintigste eeuw in Athene zijn gekocht bij de handelaar, verzamelaar en geleerde Rousopoulos. Deze wat schimmige heer, die hoogleraar was in Athene en ook officiële opgravingen heeft verricht, was zelf commercieel actief. Maar hij fungeerde volgens sommigen ook als stroman van Xakostis, één van belangrijkste afnemers van de grafrovers uit Tanagra en leverancier van alle grote verzamelaars en musea in Europa. Het label met het jaartal 1882 onderop het fragmentarische roodfigurige schaaltje en de vondstdatum 1887 van het a/abastron suggereren echter dat Rousopoulos ook (rest-)materiaal heeft kunnen verwerven van de officiële opgravingen in Tanagra, die onder andere in die jaren plaatsvonden. Het was toen niet ongebruikelijk bij wetenschappelijke opgravingen om de minder interessante of mooie vondsten weg te geven of te verkopen. Ook enkele andere van de in totaal minstens 139 van Rousopoulos afkomstige stukken in het Allard Pierson Museum lijken een dergelijke origine te hebben. Niet al Rousopoulos' herkomstaanduidingen ogen echter betrouwbaar: enkele Egyptische objecten uit 'Athene' lijken eerder door negentiende-eeuwse Griekse handelaren geïmporteerd te zijn dan door hun verre voorvaderen. Waarschijnlijk betrok Rousopoulos toch in ieder geval een deel van zijn materiaal uit onofficiële kanalen, en heeft hij dat soms proberen te verbergen. Zo zijn er in het Allard Pierson enkele typisch Boeotische stukken waarvan de opgegeven herkomst 'Athene' onwaarschijnlijk lijkt. Het is goed mogelijk dat deze objecten, maar ook sommige van de meer dan 60 gewonere Attische en Korinthische vazen van Rousopoulos in Amsterdam, uit Tanagra afkomstig zijn, waar alleen al in de jaren zeventig van de 19de eeuw zo'n tienduizend graven leeg zijn gehaald, veel meer dan in enige andere plaats in Griekenland. Alles wijst er op dat 'de stad van de beeldjes' in Rousopoulos' tijd ook één van de belangrijke bronnen voor Grieks aardewerk was. Misschien zou enig recherchewerk in oude museumarchieven hier meer duidelijkheid over kunnen bieden - en, voor Herman, nog wat meer Sianaschalen naar Tanagra kunnen brengen•

season', Pharos 9 (2001), 33-74. En, voor recentere informatie: http:/ /www.archeologie.leidenuniv.nl/index.php3

?c=162

Dè bron voor de oude opgravingen, met ook veel gegevens over de terracotta's, is: R. Higgins, Tanagra and the Figurines, Londen z.j. Daarnaast is er de prachtige recente tentoonstellingscatalogus van het Louvre: Tanagra, mythe et archéologie, Parijs 2003

SUMMARY

Tanagra, an ancienl town in Boeotia (Centra! Greece), is now mainly known for the Hellenistic statuettes founcl there in the late nineteenth century, which are even often callecl 'tanagras'. The grave fielcls that yielded the statuelles were also full of pollery, including one of Herman Brijder's beloved Siana cups. However, plundering by locals in the nineteenth century seems to have been so thorough that an ongoing field survey by Leiden University has founcl, in the extensive ancien! cemeteries, only small concentrations of mainly undecoratecl sherds. Not a single bit of a statuette seems still to !ie on the surface. The Allard Pierson Museum is just one of the institutions in which these nineteenth-century fincls encled up: the Museum catalogue contains 24 items which have Tanagra as their recorded provenance. Three oi them are discussed here: Corinthian alabastron, terracotta miniature shield, fragment of a red-figure cup. Two were bought from the collector, art dealer and schol ar Rousopoulos. lt is I ikely that more Tanagra finds are among the 139 other acquisitions from Rousopoulos, many of which have no definite provenance, but fit in well with other Tanagra finds.


B(E)RIJDER

STAPT

17

OP

GERALDA JURRIAANS - HELLE

Beste Herman, zo'n 20 jaar ben jij directeur van het Allard Pierson Museum geweest. Directeur is afgeleid van het Latijnse 'dirigere' , dat onder andere 'sturen' of 'besturen' betekent. Jij stuurde inderdaad de conservatoren aan en gaf ze de vrije teugel zodat ze optimaal hun krachten konden gebruiken om de kar van het museum te trekken . Nu ben je aan het einde van de rit gekomen en geef je de teugels uit handen en - als we de metafoor van de wagenbestuurder zouden doorzetten - stap je af. In het Nederlands gebruiken wij echter hier de term 'opstappen '. Ook deze metafoor is ontleend aan het reizen met paard en wagen en stamt uit de tijd dat je letterlijk een grote stap moest nemen om te kunnen vertrekken . Deze metafoor bestaat niet alleen in het Nederlands, maar wordt ook gebruikt in de beeldtaal van het zwartfigurige aardewerk uit Athene , waaraan jij een groot deel van je wetenschappelijke leven hebt gewijd . Daarom heb ik voor dit artikel gekozen voor een drinkschaal met afbeeldingen van vertrekkende wagens .

MAN

EN PAARD

De drinkschaal (afb . 1a-d, zie ook de voorzijde van dit blad) die ik hier bespreek, is in 1998 naar het A llard Pierson Museum gekomen vanuit het Haags Gemeentemuseum. Door J.D. Beazley' is hij toegeschreven aan de Virginia Schilder die werkzaam was in Athene van 520510 voor Christus. De grote drinkschaal - de diameter zonder de oren is 32,5 cm - is vrijwel compleet , maar wel uit vele fragmenten samengesteld. In de tondo aan de binnenka nt is een hopliet afgebeeld die voortrent naast zijn paard (afb. 1c). Op zijn hoofd een helm met rondom een donkerrode band en drie oorspronkelijk witte stippen op de kam. Hij is bewapend met een kuras, scheenbeschermers en twee lansen. Rondom in het veld zijn namaakletters geplaatst, alsof er een inscriptie is. Dit soort nep-inscripties komt veel voor in deze tijd . OGENSCHAAL

Op beide zijden zijn aan de buitenkant twee grote apotropaeischeogen 2 afgebeeld met daartussen een wagen met een man die opstapt. Op de voorkant (afb . 1a-b) is dat een hopliet met een helm met donkerrode band. Hij draagt scheenbeschermers en een kuras over zijn met cirkeltjes en strepen versierde chiton . Hij houdt de teugels in beide handen en bovendien heeft hij e n kentron, een aandrijfstok in zijn rechterhand. Het vierspan schraapt ongeduldig met de hoeven. De paarden hebben donkerrode staarten en manen en

een donkerrode borstband. Achter de paarden is een boom met ranken met w itte vruchten, appels welli cht, te zien. Op de andere zijde van de schaal (afb . 1d) is het een wagenmenner die op de wagen stapt. Hij is herkenbaar aan zijn lange witte gewaad. Hij heeft een donkerrode baard. In zijn haar is een donkerrood accent, dat wijst op een rode band of een rode lok haar. Ook hij houdt de teugels en een kentron vast. De paarden hebben donkerrode staarten, zwarte manen en een donkerrode borstband. Ook hier staat achter de paarden een boom met ranken met witte vruchten. Onde r de oren van de schaal zijn aan beide kanten in elkaar gedraaide wijnranken met druiventrossen geschilderd.

afb . 1a Ogenschaal van de Virginia Schilder. Aardewerk, Athene , 520 -510 v. Chr. APM 14 276

BEELDTAAL

De Atheners versierden in de zesde eeuw voor Christus hun aardewerk met afbeeldingen die vaak ont leend waren aan de mytho logie. Om de afbeeldi ng begrijp elijk te maken gebruikt en de schi lders een vaste beeldtaal. Goden en helden werden van attributen voorzien , houdingen en gebaren kregen hun eigen 1

Paralipomena 99. H aags Gemeente museum OCia ntJ 13-54. Thans: APM 14.276. Hoogte 12,3 cm. Diameter met oren 40,.5 cm. Kleine <1Jnvu ll ing in gips. Onbeschilderd. onderkant en LÎJk<mtvan voet; onderop de voet een bredC'zwarte cirkel. Zwc1rt.bovenkanr van de voet, ,;;tl'elen onderkant van de schaal. Uitgespaarderode cirkel rondom dC'aanzet van de steel aan dP schaal. Boven het zwart rondom drie dunne zwarte lijnen che dienst doen als basis voor de voorstell ing, Voor meer info rmat ie over de l laaw,e collectie: 1ie Mededeltn[lmbladA m<terrl,,m 7~ (19991, 7912000) en 83 120021. 2 Voor de mogelijke betekenissenvan deze ogen en het c-fit"'CI dJt ze te.>weeg brengen al dC> ~ch,1a l aan de mond gezet wordt, verwijs ik graag naar het artikC> I van Beatrice d(• rra1ture eldc-rsin dit blad.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91 - 92 / 2006


18

afb . 1b Hopliet stapt op wagen. Schildering tussen de ogen op kant A van de ogenschaal APM 14.276

betekenis en er ontstonden vaste compositieschema's voor bepaalde scènes. Zo ontstond er in de loop van

de zesde eeuw een beeldtaal, waarvan wij mogen aannemen dat die voor de Atheners, die hun hele leven omringd waren met deze afbeeldingen, geheel begrijpelijk moet zijn geweest. Voor ons die 2500 jaar later er naar kijken , is dat echter niet altijd het geval en wij moeten de taal ontcijferen. Net als bij een geschreven taal is dat mogelijk als je genoeg 'teksten' hebt, waarin je op zoek kunt gaan naar vaste combinaties en wetmatigheden. WAGENS

afb. 1c Hopliet rent voort naast paard. Schildering aan de binnenzijde van de ogenschaal. APM 14.276

Ik heb mij het afgelopen half jaar beziggehouden met afbeeldingen van mensen en goden die wagens besturen. Er zijn verschillende varianten: de bruid die door haar bruidegom naar zijn huis wordt gebracht, de hopliet die naar de strijd vertrekt en afscheid neemt van zijn familie, de apotheose van Herakles en goden en godinnen die zonder duidelijk doel vertrekken 3. Deze uiteenlopende onderwerpen werden door de Atheense vaasschilders allemaal volgens hetzelfde schema

afgebeeld: een tweewielige wagen met een vierspan ervoor, de hoofdpersonen op of bij de wagenbak en verschillende omstanders. Aan de invulling van de figuren kun je meestal herkennen welke scène is afgebeeld: Herakles en de verschillende goden hebben vaak attributen en ook de hopliet en het bruidspaar zijn gemakkelijk te herkennen. Het wordt moeilijker als de figuren geen kenmerkende kledingstukken of attributen hebben, wat in het laatste kwart van de zesde eeuw vaak voorkomt. Dan moet je naar het geheel van de afbeelding kijken om te ontdekken wie er zijn afgebeeld. Want hoewel de genoemde scènes op het eerste gezicht allemaal min of meer hetzelfde schema hebben, blijken er bij nadere bestudering verschillen te zijn in houding en gebaren. Dat onderzoek gaat de omvang van dit artikel te boven, maar ik hoop daar binnen afzienbare tijd in ander verband op in te gaan. Nu gaat het mij om het gebaar van het opstappen op de wagen. Op grond van het feit dat dit gebaar voorkomt in de bovengenoemde voorstellingen, kan men concluderen dat de schilder met dit gebaar in het algemeen wil aangeven dat iemand gaat vertrekken. Maar is dat wel zo? OPSTAPPEN

3

Bij de afbeeldingen van goden die opstappen, lijkt hel altijd om een vertrek Ie gaan. Deze groep laat ik hier verder buil n beschouwing.

Wanneer wij binnen de bovengenoemde vier groepen afbeeldingen kijken hoe vaak het gebaar van het opstappen voorkomt, valt op dat in drie groepen (de apotheose, het vertrek van de hopliet en de goden) er ongeveer net zoveel afbeeldingen zijn waarop de personen al op de kar staan als waarop ze nog bezig zijn met opstappen. Alleen bij de huwelijksstoet is het duidelijk anders: meestal staan bruid en bruidegom samen op de wagen en slechts in 10% van de gevallen is de bruidegom nog bezig op te stappen. Waarschijnlijk hoorde dit gebaar niet in deze afbeelding thuis en is het onder invloed van de andere afbeeldingen er in gekomen. Gezien het feit dat er bovendien vaak personen de stoet lijken op te wachten en in enkele gevallen zelfs een huis is afgebeeld, lijkt het er op dat bij de huwelijksstoeten eerder de aankomst bij het nieuwe huis van de bruid is afgebeeld. De schilder zal dus aanwijzingen die op vertrek wijzen, vermijden. De afwezigheid van het gebaar van opstappen is een argument dat het inderdaad op een vertrek wijst. Een verklaring voor de gevallen waar de bruidegom wel met één been op de wagen staat, is misschien dat het gebaar, nadat het in deze nieuwe context terecht was gekomen, een andere betekenis heeft gekregen, namelijk


19

afstappen op de plek van bestemming. Dit zou ook wel eens kunnen gelden voor een aantal afbeeldingen van de apotheose van Herakles, waarbij het eerder om de aankomst op de Olympos dan om het vertrek er naar toe lijkt te gaan•. HOPLIETEN

Hoe zit het bij de afbeeldingen van de hopliet die vertrekt? Daar is een aantal mogelijkheden omdat wij te maken hebben met twee figuren die kunnen opstappen : de menner en de hopliet. Bij een voorlopige inventarisatie van zo'n 235 afbeeldingen 5 bleek dat de menner in de meeste gevallen (l 44x} op de wagen staat. De hopliet staat dan of al naast hem (65x}, of hij staat nog naast de wagen of de paarden (65x}. In een beperkt aantal gevallen (14x} stapt hij net op de wagen. In 75 gevallen stapt de menner op de wagen. De hopliet staat er dan altijd (met maar één uitzondering} nog naast. Een hopliet die op de wagen stapt zonder dat er een menner is, komt 16 keer voor. Een opstappende hopliet komt dus vrij zelden voor (30x}. Een opstappende menner is niet echt zeldzaam (75x}, maar is toch maar op een derde van de in dit onderzoekje betrokken afbeeldingen te vinden. Tellen wij echter de opstappende hoplieten en menners bij elkaar op, dan zien we dat in 105 van de 235 gevallen iemand bezig is op te stappen en dat komt toch aardig in de buurt van de helft van het totaal. Een mogelijke verklaring voor dit toch vrij lage percentage is misschien dat er in deze afbeeldingen zoveel andere aanwijzingen voor een naderend vertrek zijn, dat de schilder dit gebaar rustig kon weglaten. De conclusie is dan dat enerzijds het gebaar van op een wagen stappen betekent dat een vertrek is afgebeeld, maar dat anderzijds niet iedere afbeelding van een vertrek dit gebaar hoeft te bevatten.

genoeg ruimte bieden voor de hele stoet. Op drinkschalen worden ze minder aangetroffen, hoewel het langgerekte beeldvlak wel geschikt is. Op ogenschalen komen vrijwel geen wagens voor. Behalve een aan de Red Line Painter toegeschreven schaal6 met Athena en Hermes naast een wagen waar een man opstapt, zijn dat alleen maar drie schalen van de Virginia Schilder' waaronder die in het Allard Pierson Museum. De andere twee bevinden zich in de Villa Giulia te Rome. Op de ene staat aan weerskanten een opstappende godin afgebeeld met Dionysos achter de paarden, die de ranken met witte vruchten en ditmaal ook druiventrossen in de hand houdt. Op de andere schaal staat aan weerskanten een menner op de wagen. Ook hier staat achter de paarden een boom met witte vruchten.

Menner stapt op wagen. Schildering tussen de ogen op kant B van de ogenschaal. APM 14.276

AFSCHEIDSDRONK

Het is opmerkelijk dat drie van de vier schalen van de Virginia Schilder zijn. Wellicht maakte hij ze in opdracht. Ons exemplaar was misschien bestemd om bij een afscheid gebruikt te worden om de vertrekkende krijger het beste toe te wensen. Zo wil ik Herman bedanken voor de jaren plezierige samenwerking en hem en Mariet met dit verhaal over deze drinkschaal, in de geest van de titel van het blad , ook het allerbeste toewensen bij het afscheid van het museum •

SUMMARY

An eye-cup by the Virginia Painter, once in the Hague (Beazley,

Paralipomena, 99). On each side, a chariot is portrayed between apotropaic eyes, one side with a mounting charioteer, the other one with a mounting hoplite. In the tondo, a hoplite is seen running beside his horse. Chariot scenes on eye-cups are very rare, although three examples by the Virginia Painter are known. In pictures of a hoplite leaving home, the charioteer is most aften depicted standing on the chariot, but a mounting charioteer occurs also in many instances. However, a mounting hoplite - with or without a charioteer - is rare. lndicative of departure, the act of mounting a chariot is an appropriate image to mark the departure of Prof. Herman Brijder as director of the Allard Pierson Museum.

ZELDZAAM

Wat betekent dat voor onze schaal? Op grond van het bovenstaande mag je aannemen dat hier een vertrek is afgebeeld. Het lijkt haast of men de gebruikelijke afbeelding met hopliet en menner uit elkaar heeft gehaald en er twee aparte afbeeldingen van heeft gemaakt. De afbeelding op kant A met de opstappende hopliet is zeldzaam zoals wij hebben gezien. Maar onze schaal is ook in een ander opzicht zeldzaam: de genoemde afbeeldingen met wagens staan meestal op amforen en hydriae, grote vazen met beeldvlakken die

afb. 1d

4

5

6 7

Voor de problematiek van op- en afstappen bij sommige apotheose-afbf'eldingen: zie mijn artikel (4/5) 1997, 285-196.

in

Lamp,1<30

Er ziJnmeer afueeldingen,mttardat zijn Sf>C'Ciale gevallend1e1khier buiten beschouwinglaat Verloren gegaan, 0011 Berlin F2049. ABV 390, Addmda 103 Aan de lijs! van Beazley(zie noot 1) kunnennog tw~ fragmentarische ogenschalenin de Villa Giulia in Rome worden loegevoegd: L. Hannesladt, The Caste//ani Fragmmls in the Villa Giulia Athenian Black Figure, volume 1, Aarhus 1989, 117, nr. 251; 118, nr. 252.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91-92

/ 2006


20

PRIEMENDE OGEN, PRANGENDE VRAGEN BEAT RICE DE FRA ITURE

Herman, Voor dit artikeltje koos ik niet zo zeer voor een voorwerp uit de collect ie van het Allard Pierson Museum maar voor ee n onv e rgete lijk moment . Bij de tentoonstelling Aan Tafel (2003 - 2004) heeft het Allard Pierson Museum een film laten maken . Daarvoor trokken Math . en Max van Even samen met ondergetekende naar het Allard Pierson Museum om te filmen . We hadden jou , Herman , gevraagd iets te vertellen over drinkschalen. Je begon gerout ineerd te vertellen over de vorm , over de afbeeld ingen op de drinkschaal, over sympos ia. Op ee n gegeven moment vroegen wij je de drinkschaa l aan je mond te zetten (Pl. 1, afb . 1) . En toen g ebe urde het . Jouw hoofd verdween achter de drinkschaal en twee grote ogen staarden ons aan. GROTE

OGEN

Dergelijke schalen, waarop aan de buitenkant grote ogen staan afgebeeld, worden ogenschalen (zogenaamde eye cups) genoemd. De binnen- en buitenkant zijn beschilderd. Degene die drinkt , ziet de afbeelding aan de binnenkant. Degene die tegenover hem zit of aanligt, ziet de afbeelding op de buitenkant. In dit geval zagen de drinkebroers twee grote ogen. Voor een beschrijving van de drinkschaal , verwijs ik naar het artikel van Geralda Jurriaans-Helle elders in dit blad'. Maar wat betekenen die grote ogen? Wat doen die ogen op zo'n drinkschaal? De meningen lopen daarover sterk uiteen. ONDER

afb . 1 Drinkschaal, Attisch, 520-510 v. Chr. APM 14 276

De schaal wordt vastgehouden door Herman Brijder (foto's uit video AAN TAFEL!, 2003, in opdracht van

INVLOED

Dood, wijn en extase. Het zijn begrippen die bij de god Dionysos horen. De cyclus van zaaien, groeien en oogsten (geboren worden en sterven) vinden we in de wijnrank terug. De wijnrank komt tot bloei , draagt vrucht en de vrucht wordt geplet om vervolgens wijn te worden. De volgelingen van Dionysos geloofden dan ook in een leven na de dood. Beneveld door de wijn en in trance gebracht door opzwepende muziek van de dubbel hobo, ervoeren zij de kracht van de god in zichzelf. Dionysos was de oorzaak van de toestand waarin zij buiten zichzelf traden en de grenzen van hun dagelijkse leven passeerden.

het Allard Pierson Museum geprodu -

MASKER

ceerd door Van

Oorspronkelijk werd Dionysos toegezongen door gemaskerde zangers die zich als bok-achtigen (satyrs) hadden verkleed. Ook werden soms bokjes bij de feesten ter ere van Dionysos geofferd. Het woord tragedie betekent eigenlijk bokken lied. Het ontstaan van theater wordt dikwijls op deze manier uitgelegd. Theater en

Even & van Even mediaproducties Maastricht) . Zie ook voorkant van dit blad.

1

EN SPIEGEL

Ik dank GeraldaJurriaans-He lle harteli1kvoor de inspirerendeen verhelderendetelefoongesprekken.

maskers zijn dan ook verbonden met Dionysos. Op afbeeldingen op drinkschalen en wijnbekers zien we satyrs Dionysos, soms in de vorm van een masker, vereren. De ogen op een drinkschaal zijn in dit perspectief als een masker te verklaren en daarmee een directe verwijzing naar de verering van Dionysos. Niet alleen vanwege het masker maar ook onder invloed van de wijn ontstond een verbond tussen de sterveling en Dionysos. De wijn veroorzaakte enthousiasmos, te vertalen als 'het bezeten zijn van de god, de god in zic h hebben'. Door de wijn werd de sterveling ĂŠĂŠn met de wijngod. Dit werd nog eens versterkt doordat degene die dronk zichzelf in de wijn (= D ionysos) gespiegeld zag. De toeschouwers waren getuige van deze metamorphose. Want degene die wijn dronk, hield zijn drinkschaal schuin voor zijn gezicht, waardoor de toeschouwers de grote ogen (= het masker van Dionysos) op de buitenkant van de drinkschaal zagen. Door wijn te drinken uit een ogenschaal vereerde je de god van de wijn door Dionysos te worden zowel in eigen ogen als in die van de omstander. DODELIJKE

BLIK

Aan de binnenkant van een drinkschaal staat vaak een Gorgoneion afgebeeld. Het kenmerkt zich door grote ogen. Een gorgo was de verpersoonlijking van de dood. Wie haar aankeek, stierf ter plekke. Perseusoverwon de gorgo Medusa door haar hoofd af te hakken. Hij schonk het hoofd, ook wel Gorgoneion genoemd, aan Athena. Zij gebruikte het om kwaad af te weren . Wat doet een Gorgoneion in een drinkschaa l? Om te beginnen stond alleen degene die dronk, oog in oog met het Gorgoneion. Vanwege de kwaadafwerende krachten bleef degene die dronk, gevrijwaard van de kwade effecten van de wijn en


21 de eventuele kwade geesten in zijn omgeving. Door een parallel te trekken op basis van de vorm tussen de ogen aan de binnenkant en die aan de buitenkant van de

Perzische Oorlogen, maatschappelijke opvattingen over religie. De positie en de macht van de goden nam af ten gunste van het zelfbewustzijn van de mensen. Grote

drinkschaal , worden de ogen aan de buitenkant ook als kwaadafwerend uitgelegd. Volgens deze zienswijze wordt

denkers als Socrates en Plato verschenen ten tonele. Voor

niet alleen degene die drinkt , maar ook het gezelschap

een drinkschaal uit de mode, uit het hart, uit het oog.

het Atheense publiek raakten ogen op

waarmee hij drinkt, behoed voor kwade geniën die het feestje kunnen verstoren .

DE THEORIE EN DE PRAKTIJK

DECORATIEVE OGEN

De eerste gaat uit van de afbeeldingen op het aardewerk. De ogen worden in verband gebracht met Dionysus en

We maakten kennis met twee zienswijzen . Een geheel andere zienswijze ontstond in 1979 toen de studie van Gombrich The Sense of Order.

zijn masker, of met Medusa en de kwaaclafwerende ogen.

A Study in the Psychology of Decorative Art verscheen. Met

Alles wordt verklaard vanuit de belevingswereld van de

afb. 2

betrekking tot het afbeelden van ogen stelt de auteur vast

Grieken zoals wij die reconstrueren aan de hand van de

Miniatuur kannetje

dat mensen gezichten herkennen, ook al is de physionomie

afbeeldingen. De tweede aanpak is een totaal andere.

met afbeelding van

incompleet. Er staan twee ogen en we zien een gezicht. Gombrich laat zien hoe in ver chillende culturen door de

Wat hebben vorm en decoratie met elkaar te maken? Door ogen op een vaasvorm te schilderen ontstaat de

gezicht . Att ica, beg in

eeuwen heen aardewerk verfraaid is met twee ogen, een

zogenaamde l'animation anthropomorphologique .

neus en een mond. Bijvoorbeeld een urn uit de bronstijd , een drinkbeker uit Nieuw-Guinea , een kruik beschilderd

populair was. De praktijk van het drinken uit een drink-

door Picasso etc. En telkens zien we een gezicht'. Door de

schaal krijgt in bovengenoemde theorieën weinig of geen

bril van Gombrich bekijkt Martens dertien jaar later Grieks aardewerk . Het oudste voorbeeld van met ogen

aandacht. Er is bijvoorbeeld geen enkele frontale weergave te vinden van iemand die uit een drinkschaal drinkt.

gedecoreerd aardewerk is een miniatuur kannetje van 8 cm hoogte uit de zevende eeuw voor Christus (afb. 2). Aan

Door jou te zien drinken uit een eye cup zagen we wat de werking van de ogen aan de buitenkant van de

weerszijden van de schenktuit staan ogen afgebeeld.

drinkschaal was. Het gaf een geweldig indrukwekkend

Wanneer je het kannetje frontaal bekijkt , zie je in eerste

effect. Beide theorieën gaan mijn inziens voorbij aan het

Een manier van decoreren die een generatie lang bijzonder

instantie een soort vogel of ander soort beest en clan pas het

feit dat het effect van de ogen pas ontstaat bij gebruik van

kannetje met geometrische motieven op de buik. Of kijkt

de drinkschaal en niet door er alleen naar te kijken.

het kannetje de beschouwer aan? De kijker reconstrueert

In de discussie over ogen op een drinkschaal verdient dit

door de aanwezigheid van de ogen in dit geval een vogel. Het lijkt alsof door de combinatie van vorm (het kannetje )

aspect beslist meer aandacht.

en de versiering (de ogen) een visuele verwarring plaats vindt: het is een kannetje maar je ziet een vogel.

7de eeuw v. Chr.

Herman , door jouw colleges, artikelen , boeken en tentoonstellingen heb je me met andere ogen leren kijken

Je ziet als het ware een suggestie. Een suggestie van een

naar de oudheid. Jouw demonstratie met de eye cup gaf mij

dier, een mens of een levend wezen. Martens noemt dit

een andere kijk op drinkschalen. Onvergetelijk was het

verschijnsel /'animation anthropomorphologique.

ogenblik dat jouw gezicht achter de drinkschaal verdween en een nieuw gezicht verscheen. Het was een moment

UIT HET OOG, UIT HET HART

Vanaf 540 voor Christus is er prake van een heuse

waarop in één ogenblik 25 eeuwen werden overbrugd , een moment waar het verleden het heden even aanraakte •

hype in Athene. Op vele vaasvormen zoals amfoor, krater, hydria, oinochoe , mastos, skypos en lekyth komen gezichten voor. Aan het begin van de klassieke periode verdwijnen alle ogen van het aardewerk. Martens meent dat

SUMMARY

in geen van de genoemde theorieën (masker en spiegel,

eye-cup we saw two large eyes looking out at us. This memorable event leads to

kwaadafwerende ogen) hiervoor een afdoende motivatie te

the question of the meaning of such eyes. Traclitionally they are associated with the mask of Dionysos and the apotropaic eyes of gorgoneia. According toa

vinden is. Zijn conclusie is dan ook dat gedurende een

When Herman Brijder demonstrated how to drink wine from a so-called

generatie alle mogelijkheden en variaties op het thema gezi ht verkend zijn en dat nieuwere variaties niet meer de

more recent theory, however, the eyes becam such a popular motif because

zeggingskracht hadden van bijvoorbeeld de 'eerste'

the element of the calculated effect such eyes have on onlookers.

they breathe life into the object they aclorn. The author mixes into the cliscussion

ogenschalen. Ook veranderden in deze periode , na de

2

De belangrijkste lilNêlluur· r. N<1t han 1cd.1,La Citë des Jm.1J:e".Religion f't )oc,été en Grè,eAnlique, Pari 1984. E.l I Gumbrich. The Senseof Ordc•r.A studvin the psycholog~ of Decorat,i..·Ct Art, Oxfor d 1q79. D. Martens, L(' \.'ac;(•Grec Une csthétiqu('dt• l,1transgr<'.'-~1on de la fin de /'ép oque geomètrtque au dé/Jut de /'époque c/,mique. Cla,se de Beau,-Arts, Ac,1démie roy,1le de Belgique I q92.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91 - 92 / 2006


22

EEN VERDWAALD GEZICHT. VAN EGYPTISCHE VOTIEFKOP ETRUSKISCH PEDIMENTBEELD

TOT

PATRICIA LULO F

In het ond erz oek naar de terr acott a vers ieringen van de gevels van Etruskische tempels , kom ik regelm atig in aanraking met bijzondere stu kken in museale collecties. Wat mij dan het meeste treft , zijn pracht ige stukk en d ie in de 19de eeuw zijn opgegraven . Maar de oorspronkel ijk context en duid ing is moe ilijk te achterh alen en lijkt voorgoed verloren te z ijn. Gelukkig is het in sommige gevallen mogel ijk gebleken niet alle en de conte xt en de identiteit , maar ook nog eens de ontbrekende delen terug te vinden . In het British Museum is een kle in kopje tentoongesteld dat in het midden van de 19de eeuw naar Londen is gekomen. Het kleine hoofd van een jongeling , met zorgvuldig gestileerde haren en een prachtig Archaïsch profiel, werd altijd als vot ief beeld beschouwd . Maar recent onderzoek heeft uitgewezen dat he t geen vot iefbeeld kan zijn geweest en dat het ongetwijfeld onderdeel is geweest van een Etrusk isch tempeldak. Het hoofdje stelt de jonge Apollo voor, ge zeten op de schouder van zijn moeder Leto . Het heeft ooit behoord bij een levensgroot beeld van de godin dat in 1916 in Veii werd opgegraven en als nokbalkversier ing voor de Portonac cio tempel diende (afb . 1).

ETRURIË

afb . 1 De jonge Apollo van Veii in reconstructie (tekening auteur)

IN

CAIRO

Toen ik Herman Brijder van deze vondst vertelde, keken wij samen nog eens goed naar de vitr ines met Etruskische terracotta sculptuur. Mijn oog viel op de kop van een jonge man die als votiefkop werd geduid. Ik wist zeker dat de kop behoorde bij een Etruskisch pedimentbeeld. Bij navraag werd de verwarring groter. De inventariskaart gaf aan dat het stuk in 1934 in de collectie was gekomen als Egyptische votiefkop, Alexandrijns , midden 3de eeuw voor Christus. Het bleek zelfs in Egypte te zijn aangeschaft! De kop was echter niet voor niets jaren geleden in een Etruskische vitrine geplaatst en onderzoek wees op vergelijkbare beelden uit Etrurië. Ook het materiaal is specifiek Italisch. Er was geen twijfel mogelijk: deze kop kwam uit Italië en moest via de handel in Egypte terecht zijn gekomen. Zo raak je natuurlijk wel het spoor bijster als je de oorspronkelijke context van een beeld zoekt. Voor Hermans feestbundel wil ik graag deze bijzondere kop laten spreken. E T RUR IË IN

AMSTERDAM

De levensgrote rondplastische kop van een jonge man is een kwart afgewend naar links (afb . 2). De diepliggende ogen hebben afhangende dikke oogleden, de irissen zijn met een groef omrand, de pupillen aangegeven met kleine gaatjes. De mooie lange neus is beschadigd. Zijn kleine mond met volle lippen is licht geopend. De wangen zijn vlezig en ietwat week. De forse kin heeft een kuiltje. De haren en het linkeroor zijn grof aangegeven, met grote krullen langs het

1

APM 7214, h. 22,5 cm, b. 16,3, cm dikte wand 1,5-2,0 cm; Klei lichtbruin met zwarte deeltjes als magering ,Munsell 7.5 YR 5/4). APM 1934, Scheurleer 1921, afkomstig uit collectie Von Bissing (T538), verworven bij Nachman 1Cairo, Egypte). 2 Vergelijkbarekoppen worden besprokenmA. Cornelia, Le terrecotte architettoniche del S,mtuario dello Scasato a Fa/erii, apoli 1993 (fig. 34b) en in: M. Moltcsen & M. Nielscn, Catalogue Etruria and Centra/ ltaly 450-30 BC, Ny Carlsberg Glyptotek, Copcnhagcn 1996, no. 117 JI.N. 2379).

voorhoofd, voor de oren, tot vol in de nek. Getuige het onuitgewerkte kapsel, waar de haren op de schedel enkel met grove 'streken' zijn aangegeven, heeft de jonge man ooit een bronzen helm gedragen die nu verdwenen is. Op enkele beschadigingen na is de kop goed bewaard gebleven. Een deel van de haren aan de linkerzijde van het hoofd en het rechteroor zijn afgebroken. Het hoofd is vlak onder de nek afgebroken van het lichaam. De kop is hol en voorzien van een ontluchtingsgat achter op het hoofd. Uit het feit dat er verschillende sterk gelijkende koppen bekend zijn, kunnen we opmaken dat het gezicht mogelijk gemaakt is met behulp van een mal, waarna met een instrument details zijn aangebracht. Er is geen beschildering bewaard gebleven, omdat deze waarschijnlijk na het bakken is aangebracht en in de loop der tijd is vergaan. De uitdrukking van het gezicht is somber met een pathetische blik. Het type gaat terug op een Grieks ideaal in de vierde eeuwse sculptuur (naar Praxiteles) en is in de Hellenistische periode in Italië veelvuldig gekopieerd in terracotta. Ook de vele afbeeldingen van Alexander de Grote laten dezelfde 'pathos' zien. We kunnen de kop dan ook het beste in de late vierde eeuw voor Christus plaatsen. Een gelijkende kop van een jonge man bevindt zich in een particuliere verzameling (afb. 3) . Dat dezelfde mal ook gebruikt werd voor vrouwenkoppen, laat een prachtig exemp laar in Kopenhagen zien (afb. 4), dal weer een grote gelijkenis vertoont met een vrouwenkop gevonden in Falerii, in het Faliskische gebied in Midden Etrurië 2 • VOTIEF

OF

PEDIMENT

Veel terracotta hoofden in musea worden, vaak ten onrechte, als votiefkoppen beschouwd. Votiefkoppen zijn veel minder levendig van uitdrukking en zeer stijf omdat ze producten zijn van massavervaardiging. In het geval van de Amsterdamse kop weten we zeker dat er geen sprake is van een votiefkop vanwege de a-symmetrie en draaiing van het gezicht. Onze kop heeft zonder twijfel deel uitgemaakt van een levensgroot beeld dat in een open pediment van een tempel heeft gestaan. De pedimenten van Etruskische tempels weken af van de Griekse, omdat ze open waren en voorzien waren


23 van kleine platen die de kopse kanten van de balken bedekten en versierd werden met figuratieve voorstellingen. In de loop van de vijfde eeuw werden deze platen steeds groter van formaat, en de versiering steeds ingewikkelder. Bij voorkeur werden scènes uit de Trojaanse oorlog afgebeeld. In de vierde eeuw voor Christus, een periode van sterke economische en culturele opleving na de kolonisatie door Rome, lieten Etruskische steden als Falerii, Telamone, Cosa, Luni en Cività Alba, monumentale tempels bouwen die werden voorzien van rijke pedimentversiering, volledig gevuld met beeldengroepen, naar Grieks-Hellenistisch voorbeeld. De beeldengroepen werden deels handgevormd, deels uit mallen gemaakt. De koppen waren altijd rondplastisch. De onderste helft van de figuren werd in hoog reliëf geplaatst tegen een gesloten terracotta achterwand, die weer met spijkers aan het houten dakgestoelte werd bevestigd. GODEN

EN

Kop van een jonge man, in driekwart aanzicht. Terracotta, Etruskisch, eind 4de eeuw v. Chr. APM 7214

HELDEN

De voorstellingen toonden rustige mythologische scènes met staande en zittende figuren (godenverzameling, de mythes van Ariadne en Andromeda} of legendarische oorlogen en gevechtsscènes,compleet met wagens, paarden en monsters (de Trojaanse of Thebaanse oorlog}. De verschillende figuren werden in hoogte aangepast aan het driehoekige pediment. Onze jongeman moet deel hebben uitgemaakt van een dergelijke voorstelling waarin meerdere figuren een rol hebben gespeeld. De centrale figuren, die de meeste ruimte innamen, verbeeldden vaak helden of goden, zoals Achilles en Apollo. Mogelijk kunnen we deze kop, vanwege de nu ontbrekende helm, ook aan een jonge held toeschrijven. Als we de mogelijkheden onderzoeken in welk pediment de held heeft gestaan, dan lijkt de tempel Lo Scasato in Falerii een goede kandidaat. Hier werden veel fragmenten gevonden van een beeldengroep, die een mythologische scène van goden en helden verbeeldde. Niet alleen de zeer vergelijkbare stijl van de daar gevonden koppen komt overeen met die van onze kop, ook de klei die is gebruikt is zeer typerend voor het Faliskische gebied, ofschoon alleen een technische en vergelijkende analyse hier een definitief antwoord kan geven• BIBLIOGRAF

afb . 2

afb. 3 Kop van een jonge man, Etruskisch, (pnvè-collect,e)

IE:

Algemeene Gids, p. 362; Schatkamers der Oudheid , n. 663; overige literatuur: A. Andren , Architectural Terracottas from Etrusco-ltalic Temp/es, Lund 1940, ccxii-ccxx; M. Cristofani, La decorazione frontonale in ltalia centrale, in: La Coroplastica templare etrusca fra il IV e il Il secolo a.C. (1988), Atti del XVI convegno di Studi Etruschi e ltalici, Orbetello, 37-55.

afb . 4 Kop van een jonge vrouw, Etruskisch . Kopenhagen, Ny Carlsberg Glyptotek, 1.N 2379

SUMMARY

When a life-size terracotta head of a young man enterecl the Museum in 1934 it was considered a votary from Egypt where il was bought. Careful examination of the material and style, however, showed that it is Etruscan. Judging from the plainly worked cranium, the head was once provided with a bronze helmet. A large vent-hole is cut into the back. The clay is close to that of the Faliscan area. The date can be set at the end of the fourth century BC, as based on close parallels found both in a private collection and in the Ny Carlsberg Glyptotek, Copenhagen. The face shows the strong pathos that is characteristic of the Hellenistic style which then clominated Etruscan art. The head once belonged toa lifc-size statue which decorated an open pediment of an Etruscan temple, no doubt as part of a group of statues depicting a mythological battle of gods and heroes.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91-92

/ 2006


24

DE VROLIJKE 'DAMES' UIT HET ALLARD PIERSON MUSEUM MARIJKE GNADE

In de collect ie van het Allard Pierson Museum bevinden zich enkele terracotta vrouwenbeeldjes afkomstig uit Egypte die op grond van hun specifieke uiterlijk ook wel 'dodenbruiden ' of 'tempelprostituees' worden genoemd '. Het zijn beeldjes met een feestelijke uitstraling en daarom zeer geschikt als onderwerp van een bijdrage voor de afscheidsbundel ter ere van Herman Brijder, wetenschappelijk directeur van het Allard Pierson Museum . Ten aanzien van hun betekenis dient echter nog wel het een en ander uiteengezet te worden.

afb. 1a-b

UITDAGEND

Vrouwenfiguur die haar

De vrouwen dragen een opvallend kapsel van lange pijpenkrul len die tot op de schouders hangen. Hun haar is versierd met bladeren, bloemen en vruchte n die het gezicht omkransen; een van de hier afgebeelde dames draagt ook nog een haarband met medai llon . Het kapsel van de vrouwen is bedekt met een grote krans die omwikkeld is met linten die soms langs de schouders naar beneden vallen. Dit damesachtig voorkomen staat in opvallend contrast met de rest van het uiterlijk. Met een blik op de toeschouwer gericht, trekken de 'dames' in een uitnodigend gebaar hun gewaad omhoog en tonen daarbij hun meest intieme delen . Zij staan daarbij in een uitdagende contrapost. Een vrouw trekt haar gewaad zelfs op tot boven haar buik en vertoont

gewaad omhoog tilt. Voor- en achterzijde. Terracotta. h. 21,3 cm, 2de eeuw v. Chr. APM 7170

afb . 2a-b Vrouwenfiguur die haar gewaad omhoog tilt. Voor- en achterzijde. Terracotta, h. 22 cm, 2de eeuw v. Chr. APM 7173

1

Allard Pierson Museum lnv. 7170. Verworven in 1934 uil de F.W von Bissing collectie, (lnv. T. 124); gekocht op kunstmarkt Cairo (M. Nahman). Herkomst 'Memphis'. Uit mal. Bewaarde hoogte 21,3 cm; beide onderarmen, rechtervoet, linker onderbeenen voet ontbreken;kransop hoofd aangevuld. Roodbruine, micarijke klei. Bedektmet witte onderlaagwaarop roze voor jurk en krans,en rood voor het haar. Allard Pierson Museum lnv. 7173. Aangeschaft in 1934 uit de F.W. von Bissing collectie, {lnv. T. 127); gekocht op kunstmarkt Cairo (M. Nahman). Herkomst 'Memphis'. Uit mal. Hoogte 22 cm; deel van de linten van kransen rechtervoetmet enkel ontbreken;hoofdtooiaangevuld. Roodbruine,micarijke klei, grijze kern. Bedekt met witte onderlaagwaarop roze voor jurk en krans,en rood voor bloemen. Met dank aan Robert LunsinghScheurleervoor het gebruikvan zijn catalogustekst en mondelingeinformatie.

een ontb lote rechter schouder en borst. De beeldjes zijn bedekt met een witte verflaag; roze en rood zijn gebruikt voor de kleding en specifieke detai ls van het haar en de hoofdtooi (Pl. 111en afb . 1 en 2). Het beeld dat de vrouwen oproepen is erotisch en feestelijk. De eerste associatie die wij hebben, is well icht die met de cancan danseresjes uit de Mou li n Rouge. De oo rspronke lijke betekenis van het gebaar is in die context echter verworden tot iets alledaags, waarbij erot iek en alles wat daarmee samenhangt het doel op zic hzelf is geworden. Tegen die achtergrond zouden we ook de interpretaties van de beeldjes als 'dodenbruiden ' en ' tempelprostituees' kunnen opvatten. In de Oudheid moet het gebaar echter een andere en diepere betekenis hebben gehad die meer in religieuze zin moet worden begrepen getuige de associaties met verschil lende goden. VEEL

WIJN

Het gebaar van het optrekken van het gewaad waarbij de genita liĂŤn getoond worden is een oud gebaar dal al bij de Griekse historicus Herodotus (vijfde eeuw voor Christus) beschreven wordt. In het tweede boek van zijn HistoriĂŤn (Herodotus 11 ,60) waarin hij over Egypte schrijft, verhaalt hij met enige verwo ndering over de


Il

gang van zaken tijdens offerfeesten ter ere van Artemis in de havenplaats Boubastis, gelegen in de Nijldelta. Op weg naar Boubastis via de ijl , wordt door hel feestende gezelschap van muziekmakende en zingende mannen en vrouwen, elke stad die zij passeren, aangedaan. Terwijl een aantal vrouwen blijft doorspelen, gaan anderen krijsend de stad in en slaan schunnige taal uit tegen elke voorbijgangster. Daarbij worden dansen uitgevoerd en sommige vrouwen trekken zelfs hun rokken omhoog (anasurontai anistamenai)! Dat wordt bij iedere havenplaats herhaald totdat ze in Boubastis zijn aangekomen waar het grote offerfeest plaatsvindt. Er wordt bij deze gelegenheid meer wijn gedronken dan in de rest van het jaar bij elkaar, terwijl volgens Herodotus niet minder dan zevenhonderdduizend mannen en vrouwen daar bijeenkomen. In relatie met de godin Artemis bevreemdt het gebaar van het optrekken van het gewaad zeker gezien het beeld van Artemis als een kuise en zedelijke jageres, die ver van de mensenwereld, diep in de bossen woont. Het is echter de vraag of Herodotus deze Artemis wel bedoelt. Waarschijnlijk niet, aangezien hij melding maakt van de grote hoeveelheden wijn die er tijdens het feest gedronken wordt. Het gaat hier om een drankfestijn, waar alleen een andere Artemis bij past die wij kennen uit Efese,de Artemis met de honderd borsten, gekroond met de sikkel van de maan en behangen met dieren en vruchtbaarheidssymbolen. Deze Artemis lijkt beter aan le sluiten bij Herodotus' beschrijving van het karakter van het feest en legt meteen het verband met de betekenis van het gebaar dat hier waarschijnlijk in het teken van vruchtbaarheid geïnterpreteerd moet worden. De vruchtbaarheid die geschonken moet worden aan de andere vrouwen op de oevers alsook de vruchtbaarheid voor het land 2 •

25 -

Demeter, een belangrijke figuur in de Eleusische mysteriën•. Zij zou volgens de mythe Demeter hebben ontvangen in Eleusis waar deze aankwam, overweldigd door verdriet over het verlies van haar dochter Persephone. Verontrust door de weigering van de godin om de haar aangeboden kykeon 5 te drinken, tilt Baubà haar gewaad op en toont daarbij haar intieme delen . Dit gebaar maakt de godin aan het lachen waarna zij de drank accepteert en onverwacht haar rouw onderbreekt. Het voert hier te ver om diepgaand op de mysteriën in te gaan, maar ook in dit geval zijn er verklaringen gesuggereerd die te maken hebben met rituelen voor menselijke en agrarische vruchtbaarheid 6. VRUCHTBAARH

EI D

Er is dus kennelijk sprake van een universeel gebaar dat in de Oudheid met vruchtbaarheid geassocieerd werd. Een zelfde betekenis kan daarom heel goed worden toegeschreven aan de hier gepresenteerde beeldjes die dateren uit de Laat-Hellenistische periode waarin het gebaar een grotere populariteit lijkt te krijgen. Er zijn uit deze periode althans meer beeldjes bekend die tot het hier afgebeelde type behoren 7. Alexandrië en Klein-Azië worden gezien als de belangrijkste plaatsen van productie. Voor onze beeldjes zou het kunnen gaan om afbeeldingen van de godin Aphrodite, maar een identificatie met de vrouwelijke volgelingen van de godin die met het gebaar hun vruchtbaarheid tot uitdrukking brengen, lijkt nog aannemelijker. Hoezeer de lezer geneigd moge zijn uit bovenstaande af te leiden dat de symbolische uitingen van vruchtbaarheid specifiek op het vleselijke slaan, is er reden genoeg deze symboliek ook toepasbaar te verklaren op het geestelijke. In elk geval wens ik scheidend directeur Herman Brijder een vruchtbaar vervolg van zijn wetenschappelijke carrière toe •

KRETA

Optillen van het gewaad (anasurestha1) komt echter nog eerder voor en wel op Kreta. Een voorbeeld bevindt zich o.a. in het museum van Heraklion. Het is een Daedalisch terracottareliëf uit de zevende eeuw voor Christus, gevonden in het heiligdom van Hermes en Aphrodite bij de plaats Symi. Op grond van deze vondstcontext is de afgebeelde figuur die haar gewaad omhoogtrekt geïdentificeerd als Aphrodite. Een tweede voorbeeld uit dezelfde tijd en eveneens geassocieerd met Aphrodite bevindt zich in het museum van Chania. Hel betreft hier een terracottabeeldje van een vrouw die dezelfde handeling uitvoert 3. Behalve met Artemis en Aphrodite worden vrouwen die hun rokken optrekken ook met de riten rondom de Egyptische goden Hathor en Apis in verband gebracht. In relatie tot Apis hebben wij een beschrijving van Diodorus Siculus (Diodorus I, 85) over de ceremoniën die plaatsvonden na het overlijden van de heilige stier Apis. Als er een nieuwe Apisslier was ontdekt, kwamen de vrouwen naar hem toe en ontblootten hun schoot in de hoop zo 'bevrucht' te raken. LACHENDE

GOD I N

En clan is er ook nog de associatie van het gebaar met de godin Demeter. Onlangs werd er op de akropolis van de Griekse kolonie Gela op het eiland Sicilië een uitzonderlijk terracottabeeldje van een oude vrouw uit de vijfde eeuw voor Christus gevonden. Ook in dit geval betreft het een vrouw die haar gewaad optrekt, alleen gaat het hier om een oude vrouw. Volgens de opgraafster betreft het een afbeelding van Baubà, de voedster van

BIBLIOGRAFIE

:

Breccia , E., Monuments de L'Egypte Greco-Romaine Il 1, Terracotte figurale Greche e Greco-Egizie del Musea di Alessandria, Bergamo 1930, nr. 182, afb. 4, 1 en 3 J. M. Hemelrijk , Venus te lijf: liefde en verleiding in de Oudheid , Amsterdam 1985 L/MC 11.1s.v. Aphrodite, 85 W. Weber, Die Ägyptisch-Griechischen Terrakotten 1-2, Berlin 1914

SUMMARY

Among the many terracotta figurines in the Museum is a small group of standing women from Egypt (Memphis), who are shown in the act of lifting their dress and exposing their genitalia. Because of this exhibitionistic gesture and their find contexts in burial grounds and sanctuaries, the figurines have, in the past, often been interpretccl as "brides for the dead" or temple prostitutes. Most probably, however, the geslure is a symbolic one meant to invoke and promotc fertility. lf so, the figurines may then represent the godcless Aphrodite or real woman votaries. The gesture as such is mentioned by Herodotus and Diodorus in connection with the celebralions of Artemis (al Boubastis) as well as with the rites of Hathor (at Esna)or the Apis Bull. In the latter case the women exposed their gcnitalia in the hope of becoming 'pregnant'.

2 Zie voor deze interpretatie AB. Lloyd, 1lerodotus Book Il, Commentary, Leiden 1976, pp. 275-276. 3 Lebessi. A., Pr,,kti/,,a 1972, 210, afb. 1qat, Dörig, J., AA I 77, 1%2, 79, aflJ. 22,4. 4 M.C. Lentini, Baubö a Gela, BABesch 80, 2005, 213-215. 5 Een mengselvan gersten andere - mogelijk geestverruimende- ingrediëntendie aan het einde v,m de ccrC>moniën in Eleusisdoor de mgewijdc>n in de mysteriCnwerd gedronken, 6 Zie L/M 111, 1 s.v. Baubo, 88-89 7 Zie l>1JV.Breccia 1qJo, nr. 182, aflJ. 4, 1 en J (afkomstig uit Alexandrië) .

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91-92

/ 2006


26

WATERMANAGEMENT IN DE OUDHEID WIL LEM VAN HAARLEM

Bij he t afs chei d van He rman Brijder als wet enschappelijk direct e ur: weliswa ar een Egypt isch obje ct, maar wel uit de Grieks-Rome inse t ijd . Hoewe l het gebru ik van papyrus om op te schrijven een Egyptisch e uitvinding was, werden voor huis-, tu in-, en keukengebru ik vooral aanz ienlijk goedkopere potscherven of stukken kalksteen besc hreven. Voor be ide wordt de benam ing ostracon gebruik t. Zelf s voor min of me er officië le stuk ke n, z oals de onderhavige eed , werden d ie ook nog in de GrieksRomeins e t ijd en late r gebru ikt. afb . 1

INTERPRETATIE

Sjadoef, een hefboom voor bewatering

Hoe moeten we dit nu interpreteren? Om te beginnen de datum: die slaat op het regeringsjaar van de heersende vorst. Gezien het taalstadium komen alleen vorsten in aanmerking, die na Alexander de Grote hebben geregeerd. Van dezen hebben alleen Ptolemaeus VI, VIII en Augustus minstens 27 jaar geregeerd. In absolute data zijn dat: respectievelijk de jaren 155-154 v. Chr., 144-143 v. Chr. of 4-3 v. Chr. Thot is de naam van de eerste maand van het Oudegyptische jaar. EED

We kunnen twee vormen van eden onderscheiden: bevestigende eden, bijvoorbeeld bij het getuigen in een proces; en belofte-eden , waarbij de betreffende persoon zweert iets te zullen doen of laten. Het laatste is hier het geval. In beide gevallen kan bij de regerende vorst gezworen worden, of bij de god van een tempel. Hier gebeurt het bij een god - wat vrij zeldzaam is - , in dit geval de Thebaanse oorlogsgod Montoe, die een tempel bezat in Medamud (afb . 3), iets ten noorden van het moderne Luxor. De eed is waarschijnlijk het gevolg van een bindende , goddelijke orakeluitspraak. De juridische gevolgen, wanneer er niet aan vo ldaan wordt, zijn doorgaans niet ernstig, in tegenstelling tot een valse eed in een rechtszaak.

Onder een groot aantal Griekse, Demotische en Koptische ostraca uit Egypte, die het Museum onlangs in langdurig bruikleen heeft ontvangen van het Papyrologisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam, zat ook het volgende onaanzienlijke ostracon (afb . 2) 1 • Het heeft wel een intrigerende Demotische tekst aan beide zijden, de interessantste van de collectie. Demotis h is het laatste geschreven taalstadium van het oud-egyptisch , een zeer cursieve vorm van het hiëroglyfenschrift , dat in gebruik was vanaf ongeveer 700 voor Christus. De tekst luidt als volgt: recto (voorzijde ) Vorm van de eed die Amenothes, zoon van Harpaesis, heeft afgelegd in het Jaar 27, Thot 30, voor de priesters van het Domein van Montoe en het Domein van ... , de Heer van Medamud in het jaar 27, als volgt: Zowaar Montoe leeft en ... die hier zetelen, met elke god die hier zetelt met hen, Ik zal de tuin van het Domein van Montoe oogsten ... beheerders van het Domein van Montoe ... in het nieuwe land Opet, dat ... (de zoon van) ... voor mij heeft geschreven volgens wat er gebeurt met de tuin van elke vrije man. Als ik zijn vorm water zal geven (?), als ik geen water ervoor afgemeten heb in mijn afwezigheid, dan zal ik ... naar de tuin , en ik zal geven ... Als ik schadevergoeding zal geven wanneer ik er geen water voor afgemeten heb.

WATER

Hij belooft een tuin in het tempeldomein van de juiste hoeveelheid water te voorzien, niet te weinig, maar ook niet teveel ('afgemeten'). Voor sommige gewassen is dat ook niet goed. Waarschijnlijk heeft hij daarbij de sjadoef (afb. 1) gebruikt, een hefboom met een maatemmer en een tegenwicht om water op een hoger niveau te krijgen. Dit watertransportsysteemwordt nog steeds gebruikt in Egypte. De sakiya, het door een rund aangedreven waterrad, kwam pas later in algemeen gebruik. Verder belooft hij een schadevergoeding te zullen betalen wanneer hij niet aan die verplichtingen voldoet •

SUMMARY

Publication of a Demotie ostracon (APM 15.581) with a temp le oath to water a garden in the Estate of Mon tu at Medamud near Luxor. A fine will be paid if this service is not provided. The ostracon can be dated in the latter half of the Ptolemaic Period.

verso (achterzijde ) Er is geen ijdel woord .... 1

(vertaling: B. Muhs, Leiden)

Alle Demotische ostraca worden binnenkort in het tijdschrift Enchoria, Ze,tschrift für Demotistik und Koptologie gepubliceerd.


27

afb. 2a-b Ostracon , recto en verso , Egypte, Gr ieks-Romeinse t ijd . h. 6cm APM 15.581

0

•

afb. 3 Restanten van het tempelcomplex van Montoe in Medamud {foto auteur )

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91 - 92 / 2006


28

FEESTENDE

DWERGEN

PAUL MEYBOOM

Bij het afscheid van mijn oude vriend en collega Herman Brijder wil ik drie feestende dwergen aan hem voorstellen als een klein geschenk voor een nieuwe fase in zijn leven (afb. 2-4) 1 • Bij alledrie valt op dat ze een buitenproportioneel groot hoofd en korte, kromme beentjes hebben , hetgeen hen duidelijk karakteriseert als dwergen . In de wandeling worden ze vaak pygmeeën genoemd maar dat is niet juist. Pygmeeën zijn kleinere mensensoorten met verder normale lichamelijke proport ies die voornamelijk in Centraal Afr ika voorkomen . Dwergen zijn daarentegen de slachtoffers van een vaak erfelijke ziekte, achondroplasie of chondodystrophie , die de lichaamsgroei doet stagneren en de genoemde lichamelijke veranderingen ten gevolge heeft .

afb. 1

REALISME

Feestende dwergen,

Hoewel in afbeeldingen uit de oudheid het verschil tussen pygmeeën en dwergen niet altijd even duidel ijk is, was het verschil blijkbaar we l bekend. Echte pygmeeën waren natuurlijk zelden te zien, maar dwergen lijken in de Nijlde lta, waarschijnlijk wegens inteelt, relatief vaak te zijn voorgekomen. De vele afbeeldingen van dwergen vertonen vaak grote genitaliën en er bestaan ook afbeeldingen van ityphallische dwergen (met erecte penis). A l of niet in overeenstemming met de werkelijkhe id genoten dwergen de reputatie van een grote seksuele potentie en mede daarom waren ze een symboo l van vruchtbaarheid. Om deze reden hadden ze tevens een apotropeïsche (kwaadafwerende ) betekenis. De realistische manier waarop hun lichame lijke afwijkingen zijn weergegeven, komt voort uit de, in de Hellenistische periode vooral te Alexandrië bestaande, belangstelling voor alle mogelijke kwalen, gebreken of misvormingen die de mens kunnen treffen. Deze interesse moeten we zien tegen de achtergrond van de bloei van de natuurhistorische wetenschappen die door de navolgers van Aristoteles te Alexandrië werden beoefend.

tekening P.G.P.Meyboom / M.A.A. Oberendorff

GELUKZALIGE

DWERGEN

Opmerke lijk is dat, terwijl de afbeeldinge n van menselijke stakkers in het algemeen een trieste indruk maken, dwergen vaak met een een zekere opgewektheid, zo niet vreugde, en ook dansend, zijn afgebeeld. De eerste dwerg (afb . 2) maakt een dansend gebaar en draagt een hoge puntmuts. Een dergel ijke muts wordt meestal gedragen door zwervende beroepsdansers, de zgn. kunaidoi, die optraden op feesten. Op zijn opgeheven link erknie balanceert een kikker, een motief dat mij

1

De bronsies 7982 en 7983 worden besproken

in

H.C.van Gul ik, Catalogue of the Bronzes in the Allard

Pierson Museum ar Amsterdam, AmsLerdam 1940, 1, 10-11, no. l 6. De terracotta dwerg APM 7153 wordt

besproken in R.A. LunS1nghScheurleer, Cr1eken in het Klein, Amsterdam 1986, p. 92, no. 100.

verder niet bekend is. We l weten we dat de kikker, samen met de lotus, behoorde tot de eerste levenstekenen die het gevolg waren van de N ijloverstromi ng. Daarom waren zij symbolen van vruchtbaarheid en van de herleving van de natuur. Het spel met de kikker lijkt dus te verwijzen naar deze jaar lijkse gebeurtenis. In die periode, ongeveer van midden juli tot midden september, werd in heel Egypte feest gevierd omdat het nieuwe jaar begonnen was en de oogst door de overstromi ng gewaarborgd leek. De gebochelde tweede dwerg draagt een amphora op zijn schouder (afb. 3) . O ngetwijfeld is deze gevuld met wijn om de feestenden te laven. Het beeldje van de derde dwerg heeft geen armen gehad (afb . 4) . Of dit een speciale reden heeft of dat het alleen maar een extra gebrek is, weet ik niet, maar zijn benen kon hij blijkbaar goed gebru iken, want ook hij lijkt te dansen. De opgetrokken houding van zijn afgebroken rechterbeen wekt de indruk dat er iets onder heeft gezeten omdat het beeldje anders een onstabie le houding zou hebben gehad. Ik zou willen voorstellen dat dit een scabe /lum, een voetk lepper is geweest, een antiek muziekinstrument. Terwijl andere dwergen met castagnetten het dansen ritm isch begeleiden, kon deze dwerg met de voetk lepper ook zijn bijdrage leveren (afb . 1). Parallellen voor alle drie de figuurtjes (behalve het mot ief van de balancerende kikker) komen we tegen in zogenaamde ni lotische scènes. Dit zijn afbeeldingen van de Nijloverstroming en de feestvierende bevolking d ie, evenals deze beeldjes op zichzelf, in de Romeinse were ld populair waren als symbolen van vruchtbaarheid en overv loed. De vraag is nu waarom deze figuurtjes dwergen weergeven. Dwergen komen net als gewone Egyptenaren vaak - zij het zelden tegelijkertijd - voor in Nilotische scènes. We zagen al dat dwergen op zichzelf symbo len van vruchtbaarheid konden zijn, maar misschien zit er nog meer achter. Zo wete n we dat Ptolemaios IV (hij regeerde van 244 tot 205 voor


29

Christus) optrad als de levende Dionysos en aan het hoofd van de feestelijke processie van zijn volgelingen, de thiasos, door de straten van Alexandrië trok. Deze thiasos bestond voor een belangrijk deel uit dwergen die Ptolemaios speciaal voor dit doel bij elkaar had laten brengen. Zij symboliseerden de vruchtbaarheid en de wedergeboorte van de natuur. Onder de bronzen figuurtjes die gevonden zijn in het bekende scheepswrak van Mahdia (voor de kust van het huidige Tunesië) komen ook enkele dansende mannetjes - en vrouwtjes dwergen voor. Extatisch werpen zij hun hoofdjes achterover terwijl een gelukzalige glimlach hun misvormde gezichtjes siert; blijkbaar zijn zij hun ellendige staat geheel vergeten. Zo dienden zij om de macht van de goden te tonen. De goden waren immers in staat deze misvormde stervelingen - tijdelijk - uit te doen stijgen boven hun miserabele aardse bestaan, door hen op te nemen in de roes van de thiasos, die de eeuwige cyclus van geboorte en wedergeboorte van de natuur symboliseerde. Ook van Osiris, de Egyptische tegenhanger van Dionysos, weten we dat dwergen speciaal tot zijn gevolg van vereerders behoorden. Door de Egyptenaren in de context van de Nijloverstroming als dwergen weer te geven, beeldde men ze dus niet alleen af als bewoners van een exotische wereld, maar werd ook hun gelukzalige staat als dienaren van de goden van de vruchtbaarheid der natuur onderstreept. GELUKBRENGENOE

DWERGEN

Klaarblijkelijk moeten we deze dwergen niet alleen als apotropaica, kwaadafwerende beeldjes, beschouwen, maar ook als vruchtbaarheids-symbolen. De beeldjes werden niet alleen tijdens de Nijloverstroming als wijgeschenken aan de goden gegeven, maar waarschijnlijk ook als nieuwjaarsgeschenken aan familieleden en vrienden. Verder blijkt dat we deze miniatuur beeltenissen van dwergen cq. Egyptenaren

niet zozeer op zichzelf moeten beschouwen, maar als onderdelen van een groter geheel, nl. groepen dwergen die de overstromingsfeesten of de thiasos uitbeelden, en die men - net als tinnen soldaatjes - naar believen kon opstellen. Met de moderne computertechnieken is het mogelijk om zo'n tableau van een menigte dansende dwergen te visualiseren, als een Fellini-achtige evocatie van een ver verleden (afb .1)•

afb . 2 Dwerg. Brons, Egypte, 3de eeuw v. Chr.

h. 8,7 cm. APM

inv

7982

afb . 3 Dwerg. Brons,

LITERATUUR :

Egypte,

Athenaeus, Deipnosophistai VI 246c. V. Oasen, Dwarfs in Ancient Egypt and Creece , Oxford 1993. L.Giuliani, Die seligen Krüppel. Zur Deutung van Missgestalten in der hellenistischen Kleinkunst, AA 1987, 701- 721. P.G.P.Meyboom, The Nile Mosaic of Pa/estrina, Leiden etc. 1995, 150-154. S. Pfisterer-Haas, Die bronzenen Zwergtanzer, in G.Hellenkemper Salies e.a., Das Wrack. Der antike Schiffsfund van Mahdia, Keulen, 1995, 483-504. M.J. Versluys, Aegyptiaca Romana. Nilotic scenes and the Roman views of Egypt, Leiden etc. 2002, 275-277. H.Wrede, Die tanzenden Musikanten van Mahdia und der alexandrinischen Götter und Herrscherkult, RM 95, 1988, 97-114.

3de eeuw v. Chr.

h. 5,1 cm. A PM ,nv 7983

afb . 4 Dwerg. Terracotta, Egypte, 3de eeuw v. Chr.

h. 7,9 cm. APM ,nv 7153

SUMMARY

The three figures of dwarfs discussed here belang to the Hellenistic Alexandrian fashion of vivid ly realistic representations of peop le with diseases or dcformities. Unlike figures of other human beings, most aften portrayed as miserable, the dwarfs are usually shown in a cheerful mood and dancing . The author believes that the clwarfs symbolize the ferti lity of the ile flood and reflect the joyfulness of the Egyptians when the river overflowecl its banks.

MEDE D ELIN G ENBLAD

NR . 91-92

/ 2006


30

afb . 1 Frescofragment van een verleidingsscène, eerste eeuw n. Chr. A PM 1674

afb. 2

afb. 3

afb . 4

Frescofragment met de verleiding van

Frescofragment met de verle iding van

Verleiding van een hermafrodiet door

een maenade door een sater,

een hermafrodiet door Pan

Pan, marmeren beeldengroep uit de

eerste eeuw n. Chr. (foto Grant/Mulas)

eerste eeuw n. Chr. (foto Grant/Mulas)

eerste eeuw n. Chr.

Museo Naz,onale te Napels, ,nv 27.693

Museo Naz,onale te Napels, inv 11.0878

Dresden, Staatl1cheKunstsammlungen


31

KIJK ACHTER JE! EEN ROMEINSE WANDSCHILDERING VOL DREIGING TE AMSTERDAM ERIC M . MOORMANN

In de gang die de Griekse en Romeinse afdelingen op de eerste verdieping van het Allard Pierson Museum van elkaar scheidt, hangen acht glazen kasten met daarin fragmenten van wandschilderingen en stuc/ijsten (inv. 1667-1674). C.W. Lunsingh Scheur/eer heeft ze in 1920 verworven van Paul Arndt uit München. Mogelijk heeft deze kunsthandelaar-archeoloog de stukken aangekocht tijdens reizen door Italië, want in alle gevallen zijn het Romeinse decoraties, en wel uit een periode vanaf de late tweede eeuw vóór tot eind eerste eeuw na Christus. De stukken hebben weinig aandacht van onderzoekers en publiek getrokken en zijn nog nooit aan de Vrienden gepresenteerd . EEN

VERRASSING

Op dezelfde wijze als bij scherven van Griekse vazen zitten er verrassingen tussen. Soms zijn ze te verbinden met wandschilderingen in Rome of Pompeii, al is geen van de brokken met zekerheid te lokaliseren. Toeschrijvingen gelukten evenmin mijn ijmeegse leermeester Wim Peters die er een aantal van heeft onderzocht'. Onlangs werd ik door een brokstuk met een figuratieve voorstelling gefascineerd (afb. 1). Op het paneel is een meisje te zien met een blote linker schouder; haar hoofd is naar achteren gewend en we zien een hoofdtooi , een paar plukjes haar daaronder en de rechter wang. Ze leunt met de linkerarm op haar met een rozerood kleed bedekte knie. In haar hand houdt ze een dunne staf met een granaatappel op de top en een lint eraan, waarschijnlijk een thyrsosstaf. De andere arm is voorwaarts gestrekt. De achtergrond is groenig en moet een landschap voorstellen. Lacunes in de figuur laten deze ondergrond doorschijnen en daaruit blijkt dat de schildering in twee technieken is vervaardigd: al fresco voor de ondergrond, al secco voor de gekleurde bovenlaag. Het attribuut, de haartooi, het naakte bovenlichaam en het landschap maken aannemelijk dat het om een maenade, een volgelinge van Dionysos, gaat. Zo'n figuur heeft niet als ornament gediend, zoals sommige figuren op de panelen waarvan ik alleen een Egyptiserende gestalte op paneel APM 1667 uit de tijd van keizer Augustus noem'. Een schildering uit een onbekend huis in Pompeiï verschaft de op lossing: de figuur is het spiegelbeeld van een maenade die van achteren wordt benaderd door een op seks beluste Pan of sater (afb. 2) . Ook dit meisje houdt een thyrsosstaf vast en rust met de el leboog op haar knie; met haar andere arm weert ze de man af. Voor hen staat een altaar met daarop een beeld van Priapos of Dionysos. Deze voorstel ling is in de vroegste fase van de opgravingen gevonden en kreeg al gauw bekendheid vanwege de seksuele dimensie. Toen aan het begin van de 19de eeuw het Gabinetto Pornografico of Segreto werd ingericht in Napels, kwam het tafereeltje achter slot en grende l. Een boek van Louis Barré uit 1841 over deze verzameling bevat het volgende commentaar: "C'es t là sans doute une simple allégorie morale, ou plutót, ici comme dans toutes les peintures

de ce ge nre, Ie sujet n 'est qu 'un prétexte que Ie peintre a saisi pour étaler des nudités lascives aux jeux blasés d'un riche voluptu eux." 3 Ons fragment doet ook denken aan een andere seksuele ontmoeting in het Pornografisch kabinet, een schildering uit het Huis met de Epigrammen te Pompeïi, waarop een meisje een sater wegduwt (afb. 3) .

Waarschijnlijk is zij een hermafrodiet, wat bevestigd wordt door de marmeren exemplaren van deze groep, bijvoorbeeld het beroemde beeld in Dresden (afb. 4). Deze overeenkomst is niet toevallig: vaker blijken kunstenaars in verschillende media dezelfde voortstelling te hebben uitgewerkt. Ook aan mozaïeken en reliëfversiering op Romeins aardewerk valt in dit verband te denken•. CONCLUSIE

De conclusie is dat het stukje schildering in Amsterdam stamt uit een landschap met een maenade bedreigd door een sater. Het behoort tot een muurdecoratie uit de tweede helft van de eerste eeuw na Christus, waarschijnlijk Pompeïi. Zulke voorstellingen werden niet als aanstootgevend beschouwd, in tegenstelling tot wat Barré beweerde, maar behoorden tot de geliefde pastorale, erotische en - in onze ogen - buitengewoon seksistische tafereeltjes die de huizen van alle Pompejanen, rijk en arm, sierden 5 • En nu sieren zij dus de gang vlakbij de directeurskamer van het Allard Pierson Museum. Beste Herman, in die kamer kom je niet vaak meer, in het museum hopelijk wel. Kijk nog eens even naar dit fragment: het zou in de eerste succesvolle tentoonstelling die jij hebt samengesteld, die over 'Een Romeins huis in Amsterdam' uit 1978, niet hebben misstaan als onderdeel van een figuratieve voorstelling in het midden van een wanddecoratie. Omdat het meisje zit opgesloten in een gipsplaat, is ze toen niet naar voren getreden. Moge zij bij dezen alsnog als kleine hommage van mij aan jou een klein moment jouw aandacht vragen. Ze staat er gekleurd op, genoeg om die attentie waard te zijn •

S U M MAR Y

The fragments of wall paintings, inv. no. 1674 (fig. 1), show part of a sexual scene from the second half of the 1st century AD. The w hole image can be reconstructed by compariso n with a mirror version in aples (fig . 2). These and other pictures of sexual aggression (fig. 3) were popular as house decoration. Sometimes the same theme was depicted in different materials (figs. 3-4). These fragments have been painted in a mixed technique: fresco for the underground landscape, secco for the maenad.

1

W.J.Th. Peters,Antieke kunstin Nederlandsemusea: fragmentvan een Romeinsewandschilderingin het Allard Pierson Museum te Amsterdam, Hermeneus 35 (1963) 92-93 lover de g vleugelde gestalte uit Boscoreale, inv. 1402) ; idem, Roman Mural paintmg in the Allard Pierson Museum , Amsterdam, BABesch 39 (1964) 144- 148 lover stukjes uit de 1e eeuw v.Chr.) 2 M de Vos, L'Egittomania m p1tture e mosaici romano -campani , Leiden 1980, 24-25, plaat XXIV. 3 L. Barré, Herculanum el Pompéi VIII. Musée secret, Parijs 1841 (en laler, hier naar editie van 1877, 96-102, citaat p. 97, plaat 19a (In facsimile met modern commentaar uitgegeven te Rome in 2001 door l. Garcia y Garcia en L. )acobelli ). 4 Zie bi1voorbeeld M . Grant/A . Mulas, Eros ,n Pompeji, München 197S, 157- 159 (Napels, inv. 27 693 en 11.0878). 5 Over het gebruik van seksuele voorstellingen in de huiselijke sfeer zie het voortreffelijke boek van). Clarke, Looking al Lovemaking . Berkeley 1998.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91 - 92 / 2006


32

DE DANSENDE FAUN

ROBERT LUNSINGH SCHEURLEER

Herman Brijder heeft niet alleen zo'n twintig jaar zeer betrokken de directie gevoerd over de collectie oudheden van het museum , hij deed dat ook over ruim tweehonderd en vijftig gipsafgietsels van antieke sculpturen. Originelen en afgietsels waren generaties lang ijkpunten van beschaving en goede smaak. In die waardering kwam in de vorige eeuw een kentering die nu weer in het tegendeel omgeslagen is. Van verwaarloosd studiemateriaal zijn de gipsen een gewaardeerd collectiedeel geworden . Die ontwikkeling zou later wel eens een kenmerkend aspect van Brijders directoraat kunnen blijken te zijn. BRONS

afb. 1

De dansende faun uit Pompeii, het antieke exemplaar is in het Museo Archeologico Nazionale, Napels, inv. 5202. Met opzet heeft de kunstenaar de beestachtige gelaatstrekken laten contrasteren met de weergave van een mooi

geproportioneerd atletisch lichaam APM inv. 15.384

De zalen met gipsen werden heringericht en alle beelden van zorgvuldig ontworpen sokkels voorzien. Nog onlangs is een omvangrijk conservatieprogramma succesvol afgesloten onder verantwoordelijkheid van conservator René van Beek. Blijft dat de verzameling met ruimtegebrek kampt. Dicht opeenstaand onder de lage plafonds van de derde verdieping is het niet gemakkelijk de kwaliteiten van deze beelden, laat staan hun impact op de Europese beschaving te begrijpen. En toch schuilt juist daarin hun belang. Dankzij de afgietsels kan ons museum de klassieke traditie tonen en op die manier krijgen de originelen een overtuigender samenhang met de postklassieke Europese cultuur. Intussen voegen zich nieuwe kopieën bij de collectie. Zo kan het museum nu de befaamde ' Dansende Faun' uit Pompeiï tonen, een zorgvuldig afgietsel op ware grootte (71 cm met het voetstuk) van het antieke exemplaar dat in het museum van Napels bewaard wordt. Net zoals het originee l is ook het Amsterdamse exemplaar van gegoten brons. Daarmee is het een van de weinige voorbeelden van een kopie in dit nobele materiaal in het museum. Dat alleen al maakt de faun tot een opmerkelijke aanwinst. Maar er is meer. De faun, juist als kopie bij uitstek een exponent van de belangstelling voor het klassieke verleden, is ook telg van de oude Dionysische familie. Hij is een van de wezens die het oppervlak van Atheense drinkschalen uit de zesde eeuw voor Christus bevolken en die Herman Brijder als onderzoeker al zo lang fascineren. Het beeld dient zich als vanzelf aan voor een hommage in dit feestelijke nummer van het Mededelingenblad. ENERGIE

Energiek draaiend om zijn as beweegt de figuur zich voorwaarts en lijkt ons met een wijds gebaar uit te nodigen om aan te sluiten bij een feestelijke optocht die hij zelf voorgaat (afb. 1-3) . Van welke kant je ook kijkt, hel beeld boeit door zijn onstuimigheid; hel beheerst de ruimte. Wat dat laatste betreft zou het een schepping kunnen zijn van Lysippos, de geniale beeldhouwer van Alexander de Grote die met zulke ruimtelijke beelden roem verwierf. Die associatie hoeft niet te verbazen want de kunst die teruggevonden is in Pompeiï, is verankerd in de Hellenistische traditie, dat wil zeggen in de Griekse kunst van de laatste drie eeuwen voor het begin van de jaartelling. Kunsthistorische analyse leert echter dat de faun gemaakt moet zijn rond 100 voor Christus. Een hele groep grote en kleine sculpturen en reliëfs in verschillende media, zelfs in cameoglas, tonen steeds weer varianten van dit soort dansende figuren. Ze waren ontegenzeggelijk populair. Nu was kopiëren en

variëren volstrekt gebruikelijk in de antieke kunst. Onze tegenwoordige obsessie met origina liteit in de kunst speelde veel minder. Zo is het antieke gietsel dat in 1830 gevonden werd, vrijwel zeker op zijn beurt ook weer een interpretatie van een ouder beeld. Maar het enige wat echt vaststaat, is dat het van vóór 79 na Christus moet zijn , het jaar van de verwoestende uitbarsting van de Vesuvius.


33

afb . 2 De kop met de beangstigende gelaatstrekken en de onverzorgde baard geeft aan dat de faun tot een wereld behoort die mensen deels ontsnapt

GROOTE

TOUR

De Amsterdamse faun is een souvenir van een bezoek aan Pompeiï en getuigt van de traditie van de 'Groote Tour', de reis die vanaf de Renaissance aan leden van de maatschappelijke elite van Europa het inzicht gaf dat de antieke wereld de bron is van onze beschaving. De moderne Romereis van onze gymnasiasten is nog een erfstuk van dat besef. Dezelfde reizigers die in de negentiende eeuw de herinnering aan hun Italië koesterden met behulp van prenten en, meer en meer, met het opzienbarende nieuwe medium van de photographie, kochten ook afgietsels en kopieën van de vondsten in de Vesuviussteden. Die waren beschikbaar in vele maten en materialen, en dus in alle prijsklassen. De faun, Fauna dansante op z'n Italiaans, was een topper. Hooggeschat als kunstwerk en tegelijkertijd wel wat pikant voor de negentiende eeuwse opvattingen vanwege onderwerp en naaktheid, was het beeld zeer begeerd. In zijn gids van 1854 vergelijkt de secretaris van de directie van het museum van Napels het beeld met het meest elegante en expressiefste uit de oudheid. Geen wonder dat verschillende gieterijen in Napels de faun leverden. Of dat ook het geval was voor een kleine versie van zilver waarmee in 1979 een vooraanstaande Amsterdamse antiquair en zilverspecialist in het tijdschrift Weltkunst adverteerde, is onbekend. Het beeldje wordt daar aangeduid als een zeventiende eeuwse schepping! Bij de ontdekking in 1830 trok de faun meteen sterk de aandacht. Het beeld gaf zijn naam aan het riante huis, beter stadspaleis, waar het gevonden werd: de Casa del Fauna.Tot de andere vondsten daar behoort het beroemde mozaïek met de slag tussen de legers van Alexander de Grote en de Perzische grootkoning. Dat is een razend knappe kopie in miniatuur steentjes van een schildering uit de vierde eeuw voor Christus. De vermogende eigenaren in de eerste eeuw hadden duidelijk geen enkele moeite met namaak en zo zal ook de faun acceptabel geweest zijn, zeker als tuinbeeld staand op een sokkel.

FAUN

Dansende faun; wie of wat stelt deze figuur eigenlijk voor? Hij heeft een staartje en een bestiaal grijnzende kop met krullende horens. Het woord faun is gebruikelijker in het Frans en Italiaans dan in het Nederlands. In de kunstgeschiedenis bedoelt men er de god Pan met de bokkenpoten mee. H ij is de belichaming van onverbloemde lust en van de vruchtbaarheid van de ongetemde natuur. In de antieke wereld wordt Pan tijdens de eeuwen voor het begin van de jaartelling opgenomen in de kring van Dionysos (Bacchus}, van silenen en satyrs, van extatische vrouwen. Er komen meerdere Pannen, vrouwtjes en kleintjes: paniskai. afb . 3 Achterwerk en kleine staart van de faun, menselijke en dierlijke aspecten in één wezen voor het oog van de camera van Josée van den Berg

MEDEDELINGENBLAD

NR. 91-92

/ 2006


34

BETREKKELIJKHEID

Rond het hoofd draagt de bronzen faun een krans van een eikentak met vier eikels. Van twee ervan is alleen de dop gemodelleerd. Betekent dat iets? De eik is de boom van de oppergod Jupiter en verwijst hier misschien naar de uiteindelijke oppermacht van juist die god, hoe sterk ook de faun verbonden is met Dionysos. De faun behoorde aan de archeologe dr. H.A.L.E. (' Lily') ByvanckQuarles van Ufford. Het beeld dat zij erfde van een voorvader die in de negentiende eeuw als lijfarts van een Duits vorst de reis naar Italië maakte, stond bij haar thuis op een bijzettafeltje in de studeerkamer. Gasten daar vonden wel eens dat de faun met een bijna genante nadrukkelijkheid zijn plaats opeiste in het huis van deze deftige oude dame. Maar wie haar kende, begreep dat de faun daar bij de boeken voor haar de betrekkelijkheid van al die gedrukte geleerdheid relativeerde. Toen mevrouw Byvanck het einde voelde naderen, vroeg zij om F.L. Bastet het beeld te bezorgen die het dan later in het Allard Pierson Museum zou moeten plaatsen. De P.C. Hooft-prijswinnaar Bastet was immers als hoogleraar klassieke archeologie haar echtgenoot in Leiden opgevolgd en in de archeologie is hij befaamd vanwege zijn Pompeijaanse studies. Toen Bastet vernam van mevrouw Byvanck's wens was zijn onmiddellijke reactie om het beeld nu al aan het museum te laten. Daarvoor past grote erkentelijkheid. Dankzij zijn geste kan dit verhaal verteld worden • EEN

afb . 4 Pan als musicus. Hij lijkt beschaafd maar de panfluit, gemaakt uit riet waarin een nimf veranderde die hij net niet te pakken kreeg, verwijst naar zijn wilde natuur (naar B. Maiuri, Musea Nazionale di Napoli, Novara 1957,

p. 101)

Zij allen voelen zich thuis in het uitbundige gezelschap rond de machtige god van de wijn en de vervoering, die ook god is van de dood en het nieuwe leven. De altijd zich vernieuwende wijnstok is de plant van Dionysos. Voorstellingen van de god behoren tot de meest frequente uit de antieke wereld . De grote Dionysische sarcofaag in het museum is een voorbeeld uit velen. Zelfs zonder de antieke teksten te lezen, blijkt uit de overdaad aan afbeeldingen hoe sterk de god leefde! Dat verandert allerminst na de oudheid. Vanaf de Renaissance zijn Dionysos en zijn gezelschap in de kunsten verankerd net alsof kunstenaars ze uit eigen aanschouwing kenden. En in de litteratuur blijkt Ronsard met hen even vertrouwd als Mallarmé. Debussy ving hun aard ontroerend in muziek, Nijinsky briljant in dans.

KEUZE

UIT

DE LITERATUUR

Pan in het Allard Pierson Museum: Mededelingenblad Amsterdam nr. 68, 1997, 20-21 Stijlkritisch onderzoek van de faun: 8. Andreae, Skulptur des Hellenismus, München 2001, 203-4, pis. 192-193 Antieke thema's: F. Haskell en N. Penny, Taste and the

Antique. The Lure of Classica/ Sculpture 1500-1900, de faun is nr. 35. De faun en de wereld van Dionysos in de 19e eeuw: Au temps de Mallarmé , Ie Faune, catalogus tentoonstelling Musée départemental Stéphane Mallarmé, 10 oktober 2004 - 2 januari 2005. De kopie in veelvoud: Le goût de l'antique. Collection d'un amateur, veilingcatalogus Sotheby's Parijs, 29 april 2004, nrs 43-50.

SUMMARY CONTRAS

T

Beestachtige trekken heeft de dansende faun zeker en er is een opmerkelijk contrast tussen het atletische lichaam en dat dierlijke. Zo'n verrassingselement is kenmerkend voor de kunst van het Hellenisme. Het werd sterk gewaardeerd. Bokkenpoten echter heeft de faun niet. Al met al heeft hij nog het meest van een type satyr zoals we die kennen van de schilderingen in Pompeïi". Op een wandschildering in het Huis van Jason bijvoorbeeld , staat een Pan die even harmonisch gebouwd is als dansende faun. Zijn panfluit , herdersstaf en horens laten geen twijfel over zijn identiteit (afb. 4).

A good 19th-century bronze copy of the 'Dancing Faun' found in Pompeii has recently entered the Museum. lt belonged to the archaeologist Dr Lily Byvanck-Quarles van Ufford and is a fortunate addition to the growing number of casts and copies of ancient sculpture. In recent years such casts and copies have been finding renewed interest among scholars, artists and the genera! public. The reinstallation and conservation of these objects in the Museum is doubtless one of the major achievements of Herman Brijder's directorship. They help to understand the pre-eminent role of the classica! tradition in European culture and to place the originals in their historie perspective.


EEN RIJKE ROMEINSE

35

AFDELING

RENÉ VAN BEEK

De verschillende afdelingen in het museum zijn sinds 1976, het jaar van de opening van het museum aan de Oude Turfmarkt, bijna allemaal geheel of gedeeltelijk herzien en verrijkt met fraaie aanwinsten. Herman Brijder was vaak de stimulerende kracht achter de plannen om het museum een nieuw uiterlijk te geven . Opmerkelijk is dat de Romeinse afdeling een beetje is achtergebleven, maar gelukkig zijn er nu plannen om de komende jaren de opstelling van de Romeins antiquiteiten in het museum te herzien . Deze bijdrage valt in twee delen uiteen . Er wordt 'voorzichtig' een voorstel voor een uitgangspunt voor een herziening van de Romeinse afdeling gegeven en een aantal recent verworven voorwerpen die in de nieuwe opstelling niet mogen ontbreken, passeert de revue. De scheidslijn tussen virtueel en reëel is vaag.

PUBLIEKSTREKKER

Het Allard Pierson Museum is een museum waar de objecten chronologisch en naar cultuur zijn gerangschikt. Binnen de chronologie zijn thema's zoals sport, toneel, muziek, kind en de vrouw aangebracht. In de huidige opstelling van de Romeinse afdeling is noch sprake van een consequente chronologische, noch van een thematische opstelling. In de verschillende vitrines zijn opmerke lijke en bijzondere voorwerpen tentoongesteld, zonder dat een doorwrocht verhaal aan de opstelling ten grondslag ligt. De afgelopen jaren zijn er vele nieuwe aanwinsten binnen deze afdeling bijgekomen waaronder medische instrumenten, veel fraai glaswerk uit de keizertijd en sculptuur. Hoe kunnen de objecten worden gebruikt in een aantrekkelijke opstelling die de bezoeker zal boeien? In 1978 was de tentoonstelling Een Romeins huis in Amsterdam één van de eerste grote publiekstrekkers van het Allard Pierson Museum . Bij deze tentoonstelling was Herman Brijder zeer nauw betrokken. Tijdens die zeer succesvolle tentoonstelling werd duidelijk hoeveel bezoekers met grote belangstelling kennis namen van het dagelijks leven in een Romeinse stad. Het is goed om, bij de herinrichting van de Romeinse afdeling, het uitgangspunt van die tentoonstelling waar Herman het 'geweten' van was, als inspiratiemateriaal weer eens tegen het licht te houden. Stelt u zich de nieuwe Romeinse afdeling voor als een huis uit de Romeinse keizertijd.

van lamsvlees, linzen en prei wordt bereid. In een grote terra sigillata schaal staat het nagerecht, de cassata van Poppaea, al klaar. RIBBENSCHAAL

Kenmerkend voor de Romeinse tijd zijn glazen objecten. De technische vaardigheden van Romeinse glasblazers zijn onovertroffen. Tijdens de wandeling door een Romeins huis komt de bezoeker glas tegen uit de eerste eeuw na Christus. De schaal van afb. 1 is al eerder besproken in het vriendenblad uitgegeven bij de tentoonstelling Antiek Glas - de kunst van het vuur in 2001. Dergelijke schalen werden gebruikt om er fruit op te leggen. Dit exemplaar, een opvallend en ongebruikelijk laag model , is een belangrijke schenking van een particuliere verzamelaar. Nog steeds is de discussie over de techniek van het vervaardigen van dergelijke schalen niet geluwd. Eerder werd geschreven dat dergelijk e schalen we lli cht op de draaischijf waren bewerkt waardoor de kenmerkende ribben uitstulpten. Misschien is het aannemel ijk er dat de ribben met een tang uit de hete, vrijgeblazen glasmassa werden getrokken. De Amsterdamse schaal is een fraai, groot, vrijwel doorzichtig exemplaar met 18 ribben . Dergelijke glaswerk is door het gehele Romeins rijk aangetroffen en mag dus ook niet ontbreken in ons Romeinse huis aan de Amsterdamse Turfmarkt. RECENT

VIRTUEEL

Laten we een virtuele rondgang maken door dat Romeinse huis waar we in de verschillende vertrekken objecten vinden die iets vertellen over de bewoners en hun levenswijze. Uitgangspunt is om een beeld te geven van de cultuur en het dagelijks leven in de Romeinse keizertijd. De virtuele rondgang kunnen we reëel maken met echte objecten. Veel voorwerpen uit de co llectie, van aan ligbed tot glazen make-up flesjes en van sleutels tot olielampjes, kunnen een plaats vinden in de verschil lende kamers. We kiezen enkele aanwinsten van de laatste jaren. De pater familias van het huis is een welvarend arts die een aantal vrienden heeft uitgenodigd om te komen eten. Het huis is rijk versierd met wandschilderingen en mozaïeken. We herkennen het beroep van de bewoner aan het feit dat in het huis veel medische instrumenten zijn te vinden. In de keuken staan potten en pannen waar een uitstekende maaltijd

VERWORVEN

AMFOREN

In de virtuele voorraadkamer van het huis zou een groep amfo ren niet misstaan. Niet zo lang geleden, in 2003, heeft het museum een aantal amforen gekregen uit de nalatenschap van de zanger Bernard Kruysen. Ze zijn gevonden in de Middellandse Zee, in de omgeving van Ibiza in Spanje. Door hun vorm zijn ze in te delen in groepen en goed te dateren. Er zijn veel verschillende typen Romeinse amforen. Het onderscheid tussen verschillende typen amforen kan worden vergeleken met de verschil lende typen flessen die wij heden ten dage kennen. Wij zien aan de vorm van de fles of het om een melkfles gaat, een bierflesje of een fles van de Beaujolais primeur. Zo was het voor de Romein in de keizertijd ook duidelijk bij het z ien van een amfoor wat de inhoud was en waar de amfoor vandaan kwam. Aan het eind van de 19de eeuw maakte de archeoloog Heinrich Dressel een classificatie en onderscheidde hij vele typen amforen die hij met een MEDEDELINGENBLAD

NR . 91 - 92 / 2006


36

afb. 1 Ribbenschaal. Glas, h. 5,5 cm. diam. 20,8 cm. 1ste eeuw n. Chr. APM 15075

afb . 2 Transportamforen voor olie en vissaus. De liggende amfoor was de verpakking voor olijfolie. Aardewerk, h. 60 cm. Spanje, Baetica, Dressel 23, 250-375 n. Chr. APM 15.371

In de staande amfoor werd vissaus bewaard . Aardewerk, h. 70 cm, Spanje, Baetica , Beltran IVa, 75-150n . Chr. APM 15.369


37

afb. 3a-b

nummer aanduidde. Tegenwoordig wordt in de archeologie nog steeds gesproken over een amfoor van bijvoorbeeld type Dressel 23 zoals op afb. 2 is te zien. Deze (liggende) amfoor is afkomstig uit een pottenbakkerscentrum in Andalusië (het Romeinse Baetica). De datering ligt tussen 250 en 375 na Christus'. Het leven van een amfoor stopte niet als de inhoud - wijn , olie of vissaus - was uitgeschonken. In de oudheid was het niet ongebru ikelijk dat de amforen werden hergebruikt. In Pompeiï zijn amforen op vele straathoeken gevonden, waar zij dienden als urinoirs . Meestal werden hals en handvaten van de amfoor dan afgeslagen. Waren de amforen vol, dan werden ze weggehaald en werd de urine gebruikt in looierijen . Amforen die zo zijn hergebruikt, zijn te herkennen aan een laag fosfaten die binnenin is neergeslagen. EEN FRAAIE

Fibula of mantelspeld. Brons, diam . 3, 1 cm. Den Haag , 175-250 n. Chr. APM 15746

MANTELSPELD

De virtuele familie die in het huis woont , is welvarend en dat is ook te zien aan de sieraden die zij bezitten. Het museum heeft een mooie collectie kledingspelden of fibulae . Recent is de collectie uitgebreid met een fraaie fibula die kan worden gedateerd tussen 175 en 250 na Christus. Het is een zogenaamde bronzen schijffibula die met email is ingelegd. Vaak is het email, het in het metaal gesmolten veelkleurige glaspoeder, door de tand des tijds aangetast en verdwenen maar op afb. 3a is duide lijk te zien dat het inlegwerk nog goed bewaard is gebleven. Het dambordpatroon in het email is nauwkeurig uitgewerkt in de kleuren rood, blauw en wit. Op de achterzijde van de speld zijn nog de resten te zien van de naald waarmee de speld op de kleding werd gespeld. Vaak werd de naald van ijzer gemaakt omdat dat metaal veerkrachtiger is dan brons. Maar ijzer 'verteert' ook sneller in de grond door oxidatie (afb. 3b) . Uit afbeeldingen op grafmonumenten blijkt dat fibulae zeer veel werden gebruikt door burgers en militairen om kleding vast te spelden. Mannen droegen meestal één speld terwijl vrouwen vaker twee spelden droegen die met een kettinkje met elkaar waren verbonden. De met email versierde spelden werden voornamelijk door vrouwen gedragen. De mantelspeld is door de vorige eigenaar met een metaaldetector 'opgepiept' in Den Haag. De vondst werd niet gedaan op een archeologische opgraving, maar op een plek die niet van archeologisch belang is. Nadat de vondst keurig was gemeld bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, oordeelde deze dienst dat de speld in het bezit mocht blijven van de vinder. En van deze vinder heeft het museum de speld kunnen verwerven. Een goed vergelijkbare speld die is gevonden in het duinterrein bij Ockenburg bij Den l laag bevindt zich bij onze collega's in het Rijksmuseum van Oudheden 2.

Dit zijn slechts drie voorbeelden van voorwerpen die hun plaats zullen vinden in de nieuwe opstelling van de Romeinse oudheden. We zouden de virtuele rondgang nog kunnen voortzetten langs de verschillende kamers, de tuin en de winkeltjes aan de straatkant. Het bedenken en inrichten van een nieuwe afdelin g is vergelijkba ar met het organiseren van een grote tentoonstelling. En als iemand zich goed realiseerde dat er in het museum geen kleine projecten bestaan, was het Herman Brijder. Graag nodig ik hem uit om nog vaak het museum te bezoeken en de overstap te vo lgen van een virtuele naar een reële opstelling van de Romeinse oudheden •

SUMMARY

Th article presents a proposal for the reinstallation of the Roman rooms. The proposal is based on ideas Herman Brijder used when he organized an cxhibition featuring the reconstruction of a Roman house. Three objects are described that wil l be displayed in the new Roman exhibits: a ribbed , free-blown glass bow l from the first century AD; an enamel led bronze fibula and an amphora for garum (fish sauce), from Bactica, Spain.

1

2

Met ddnk aan dr. P<HrickMonsieur {Rijksuniversiteit Genll voor de determinatie.

Deze speld !RMO h1937/ 12.45) is gepublitcerd ,n: De vergeten verzamelingen van Ockenburg, VOM reeks 1988, p. 26 .

MEDEDELINGENBLAD

NR . 91-92

/ 2006


38

HOMO LUDENS OP EEN ROMEINSE JOOP

LAMP '

DERKSEN

Het afscheid van Herman Brijder als hoogleraar verbonden aan de leerstoelgroep Mediterrane Archeologie aan de Universiteit van Amsterdam is voor mij een mooie gelegenheid aandacht te vragen voor een opmerkelijke Romeinse terracotta lamp in de collectie van het museum .

met hoge rugleuning tegenover elkaar zitten. Het gaat om rieten stoelen, waarvan geen orig inele exemplaren vanwege het vergankelijke materiaal bewaard zijn gebleven. We kennen ze uit afbeeldingen en kop ieën in marmer. De mannen, want daar gaat het waarschijnlijk om, hebben op hun knieën een rechthoekig bord met een opstaande rand waar we schuin opkijken. Dat we te maken hebben met een bord met speelschijven wordt duidelijk , als we het exemplaar uitTebessa beter bekijken. Op het speelbord (Latijn: tabula lusoria), dat de spelers op hun knieën hebben, zijn duidelijk kleine cirkeltjes te zien, die zonder twijfel speelschijven (Latijn: calces) moeten voorstellen. De kleine cirkeltjes werden door de lampmaker, na het afvormen, maar vóór het bakken met een klein buisje of rietje in de nog natte klei aangebracht. Gezien de onregelmatige plaatsing van de schijfjes op het bord, lijkt het erop dat de ontwerper de spelers tijdens een spelletje heeft willen weergeven.

afb. 1

TUNESIË

Romeinse lamp met

De lamp is afkomstig uit de kunsthandel in Tunesië en bevond zich oorspronkelijk in de collecti e A.W. de Groot en R. Leuven, die hun verzameling enige jaren geleden aan het museum hebben overgedragen. Op de spiegel van de lamp is een reliëfafbeelding aangebracht, waarvan de opvallende voorstelling in deze bijdrage besproken zal worden. Rond de spiegel met de afbeelding zijn enkele geprofileerde ringen te zien, en de tuit van de lamp is via dubbele voluten met het reservoir verbonden. De spiegel is doorbroken door een vulgat en ontlu chtingsopening. De bodem heeft enkele concentrische ringen en geen enkelvoudige standring of standplaat, zoals bij de meeste Romeinse lampen gebruikelijk is. Op grond van typologische bijzonderheden kan de lamp gedateerd word en in de tweede helft van de tweede eeuw van onze jaartelling. Hij is zonder twijfel gemaakt in een lampenatelier in Midden-Tunesië 2 • Maar een stempel van een lampmaker is niet aanwezig (afb. 1).

tric-trac-spelers . L. 12,7 cm, br. 8,3 cm. Tweede helft tweede eeuw na Chr. APM 12.325

afb . 2 Romeinse lamp met tric-trac -spelers. Tebessa , Museum

afb. 3 Detail van zwartfigur ige amfoor van Exekias met

EEN

Achilles en Ajax bij

De spiegel van de lamp toont een afbeelding, die als versiering zeer zeldzaam is en waarvan mij slechts één parallel , in het museum van Tebessa, bekend is (afb. 2) 3 . Afgebeeld zijn twee personen, die op stoelen

een bordspel , ca. 530 v. Chr. Rome, Vatikaanse Musea

SPELBORD

1 Vrij naar J. H uiz inga, Homo ludens, Haarlem 1938. 2 Zie: J. Dc neauve, Lampes de Carthage, Paris 1974, lype XA. 3 Afgebeeld in: L. Leschi, A lgérie antique, Paris 1952, 63. De afbeeld ing is overgenomen in de verkorle uitgave van H .M.R. Leopold, Uit de leerschoo l van de spade, Hilvers um-A ntwe rpen 1968, afu. 33. Bij een derde exemplaar, dat zich in het Römisch-Ger manischesMuseum in Keulen bevindt, heb ik enige twijfel aan de echtheid. D ,t oordee l is echter slech15gebaseerd op een foto in: Jouer dans l'Antiqu ,té, Catalogue d'exposil1on Musées de Marseille 199 1-1992, Marseill e 199 1, 174-175, il l. 171. Ik ben nog niet in de gelegenheid geweest dit exemp laar zelf te bekijken. 4 O.a. Homeros, Euripides, Ovidius, Seneca, Plinius en Petronius maken melding van bordspelen.

Dat het gebruik van bordspelen - en daarbij gaat het niet alleen om kinderspeelgoed - in de oudheid algemeen bekend was, kunnen we afleiden uit de vele spelstenen die bij opgravingen worden gevonden. Afbeeldingen van speelborden kennen we vooral van inkrassingen in het plaveisel van pleinen en openbare gebouwen. Ook zijn afbeeldingen van spelers verdiept in een of ander bordspel bewaard gebleven op vaatwerk of muurschilderingen (afb. 3) . Griekse en Latijnse auteurs verwijzen regelmatig naar het gebruik van verschillende soorten bordspelen•. De variatie in de spelen en spelregels was toen al zeer groot, zoals er tegenwoordig ook steeds weer nieuwe spelen bedacht worden en te koop zijn . HOUT

We mogen wel aannemen, dat het speelbord, dat de mannen op de lamp op hun knieën houden, oorspronkelijk van hout gemaakt was en niet van steen


39

fA1'1.lA

of marmer. Houten borden uit de Griekse of Romeinse wereld zijn vanwege de vergankelijkheid van het materiaal slechts zelden bewaard gebleven. De schijven of 'stenen', waarmee werd gespeeld, konden van steen, marmer, soms zelfs van glas of ivoor gemaakt zijn.

afb. 4 Tekening van de

NOG

MEER

ludus duodecim

SPELEN

Wel goed bewaard is een aantal antieke houten speelborden uit Mesopotamië en Egypte: in het koningsgraf van Ur is een mooi speelbord met kostbaar inlegwerk en met speelschijfjes uit het derde millennium vóór Christus gevonden. Uit het graf van Tutanchamon is een prachtig versierde speeltafel afkomstig samen met een reeks pionnen, waarmee het spel 'Senet' gespeeld kon worden. Uit de Griekse wereld kennen we afbeeldingen van bordspelers. Het meest bekend is de afbeelding op een zwartfigurige amfoor in de Vatikaanse Musea van de hand van de vaasschilder en pottenbakker Exekias uit ca. 530 vóór Christus. Achilles en Ajax - hun namen staan erbij - zijn verdiept in een spelletje (afb. 3) . Hun wapens hebben ze gedeeltelijk afgelegd. Achilles is aan de winnende hand; tussen hen in staat bij Achilles -crnaQa (tes(s)ara= vier), terwijl bij Ajax ,QLa (tria = drie) staat aangegeven. Of deze afbeelding een bepaalde politieke of propagandistische betekenis heeft gehad is nog onderwerp van discussie. Het moet in ieder geval een zeer populaire voorstelling zijn geweest, want er zijn meer dan 50 parallellen bekend, waaronder een fragment in het Allard Pierson Museum (afb. 5) .

scriptorum in Thuburbo Maius, derde eeuw n. Chr.,

s

afm. 58 x 76 cm

mijnen (familie, vrienden) gezond weerzie" (afb. 4) . Welk spel precies past bij de afbeelding op de lamp, is moeilijk te bepalen. Waarschijnlijk hebben we te maken met een bordspel, dat te vergelijken is met ons 'tric-trac'. Of op de houten borden ook teksten als bovengenoemde waren aangebracht, is niet bekend. SPELLETJES

Spelen en spelletjes kenden in de oudheid een grote populariteit, zoals dat nu ook nog het geval is. Dat ze ook in de oudheid al een afspiegeling vormden van de werkelijkheid, blijkt uit het spel ludus latruncu/orum, dat zelfs werd gebruikt bij de tactische training voor de oorlogen. Als ontspanning en opvulling van de vrije tijd hebben spelletjes ook hun nut. Spelen is bovendien een essentiële activiteit van de mens. Het leven begint met spel en na de periode van de serieuze werkzaamheden als lid van de maatschappij volgt een nieuwe tijd, waarin er weer tijd is voor een spelletje. u bij het ingaan van het emeritaat van Herman Brijder een aantal van zijn universitaire verplichtingen wegvalt, breekt ook voor hem een nieuwe periode aan. Ik wens hem samen met Mariet een gelukkige en voorspoedige toekomst en hoop, dat hij nu meer tijd zal krijgen om te genieten van een otium cum dignitate, waarin de wetenschap ongetwijfeld een belangrijke rol zal blijven spelen maar waarin hopelijk ook plaats zal zijn voor een meer 'speelse' kant van het leven •

afb . 5 Scherf van een amfoor met afbeelding van wellicht Ajax die met Achilles zit te dammen. Aardewerk, h. 10,5 cm. Athene, 510 v. Chr. APM 2100

LITERATUUR

TRIC - TRAC

Dat ook bij de Romeinen bordspelen zeer geliefd waren, blijkt onder andere uit de overal in het plaveisel ingekraste figuren, die gebruikt werden bij spelletjes, die te vergelijken zijn met ons 'boter, kaas en eieren'. We vinden deze inkrassingen vaak bij openbare gebouwen, waar men veel tijd met wachten doorbracht, zoals de Basilica Julia op het Forum Romanum in Rome. Behalve spelen met zeer simpele spelregels, kende men ook ingewikkelder spelen, waarbij het aankwam op inzicht en vernuft. Een voorbeeld is hel ludus latrunculorum, dat gespeeld werd op een bord met 64 velden. Het is een soort oorlog- of soldatenspel, dat lijkt op ons schaken of dammen.Vergelijkbaar met het in Zuid-Europa veel gespeelde 'tric-trac' of 'backgammon' is het Romeinse spel, dat '/udus duodecim scriptorum' werd genoemd. De driemaal twaalf velden werden elk aangeduid met een cijfer. De cijfers konden vervangen worden door in totaal 36 lellers, die samen een spreuk vormden 5. Een bekend voorbeeld is te vinden in Thuburbo Maius in het huidige Tunesië, ingekrast in de vloer van de palaestra van de Porticus van de Petronii. De tekst luidt: PATRIA SANCTA / FACTASVT MEOS / SALVOSV IDEAM: "O Heilig Vaderland, maak dat ik de

E.B. Pusch, Das Senet-Brettspiel im Alten Ägyplen, München 1979. A. Rieche, Sa spie/ten die alten Römer. Römische Spiele im Archäologischen Park Xanlen, Köln 1981.

jouer dans l'Antiquité , Catalogue d 'exposition Musées de Marseille 7997-1992, Marseille 1991. M. Fitta, Spiele und Spielzeuge in der Antike. Unterhaltung und Vergniigen im Altertum, Stuttgart/Darmstadt 1998. SUMMARY

A Roman terracotta lamp from Tunisia, made in the second half of the second century AD, was given to the museum by A.W. de Groot and R. Leuven. The subject, two men al a board game, is very rare. We can recognize the board (tabula lusoria). On a similar lamp in Tebesson small circles indicate the dice (ca/ces), which were marked after the lamp had been moulded. The exact game lhey are playing cannot be established, most likely a kind of backgammon. Aspects of the history of such games in antiquity are discussed, e.g. Exekias' amphora showing Achilles and Ajax in the Vatican Museums. 5 Diverse voorbeelden ZiJn Ie vinden in: H.M.R. Leopold , Een triktrakbord uit de oudheid , in Uit de leerschool van de sp,,de, (verkorte uitgave) Hilversum -Antwerpen 1968, 158- 162. In de oorspronkelijke uitgave uit 1931 opgenomen in deel V pag. 272 -276.

MEDEDELINGENBLAD

NR.

91-92

/ 2006


INHOUD

Geoffrey Turner Ancient Art

1 LOEK VAN VO LLENHOVEN, ROBERT LUNSINGH SCHEURLEER

AFSCHEID

2 EMILE FRENKEL

ARCHEOLOGIE EN TOEKOMSTBEELD

4 JOOST CROUWEL

OOK MINOÏSCHE SCHERVEN BRENGEN GELUK

7 JAAP HEME LRIJK

WIE HET KLEINE NIET EERT.. .. .

10 OLAF BORGERS, ROALD DOCTER, ROEL JANSEN , HANS KOENS, KEES NEEFT, WINFRED VAN DE PUT

DUBBEL EN VEELZIJDIG . TWEE KLASSIEKE GRAVEN UIT ARGOS IN HET ALLARD PIERSON MUSEUM

14 VLADIMIR STISSI

TANAGRA IN AMSTERDAM WAAR BLIJVEN DE SIANASCHALEN?

17 GERALDA JURRIAANS -HELLE

B(E)RIJDER STAPT OP

20 BEATRICE DE FRAITURE

PRIEMENDE OGEN, PRANGENDE VRAGEN

22 PATRICIA LULOF

EEN VERDWAALD GEZICHT VAN EGYPTISCHE VOTIEFKOP TOT ETRUSKISCH PEDIMENTBEELD

24 MARIJKE GNADE

DE VROLIJKE ' DAMES ' UIT HET ALLARD PIERSON MUSEUM

26 WILLEM VAN HAARLEM

WATERMANAGEMENT

28 PAUL MEYBOOM

FEESTENDE DWERGEN

30 ERIC M. MOORMANN

KIJK ACHTER JE ! EEN ROMEINSEWANDSCHILDERING VOL DREIGING TE AMSTERDAM

32 ROBERT LUNSINGH SCHEURLEER

DE DANSENDE FAUN

35 RENÉ VAN BEEK

EEN RIJKE ROMEINSE AFDELING

38 JOOP DERKSEN

HOMO LUDENS OP EEN ROMEINSE LAMP

IN DE OUDHE ID

kantharos uit Apu lië, ca 320 voor Christus H. 30cm

119 RUE DE LA SOU RCE 1060 BRUSSEL TEL. +32 .(0)2.5386330 BY APPOI TME T / OP AFSPRAAK

Cursus in het Planetarium van Artis Egyptoloog Huub Pragt laat u in een avondcursus van vier lessen kennismaken met De Sterren boven Egypte In deze bijzondere cursus wordt u meegenomen naar de sterrenhemel boven de Hathorternpel van Dendera in de eerste eeuw voor Christus. Attische zwartfigurige kylix Griekenland. c. 535-530 v. Chr. H. 13 cm. Br. 28.3 cm Ex particuliere collectie, Nederland

Afgebeeld is Helena die door haar echtgenoot Menelaos uit Troje wordt teruggevoerd. Gepubliceerd: H.A.G. Brijder, Corpus Vasorum Antiquorum (The Netherlands - fascicule 8),Allard Pierson Museum, University of Amsterdam. Attic Black-Figure Drinking Cups, Fascicule 2, 1996, pl. 104-105, pp 74-75

..c

Kunsthandel ivl ieke Z i ! verberg Ancient Art-Ancient Coins

-4-J V)

C :J

~

Data: maandag 27 februari, 6 maart, 13 maart en 20 maart 2006. Planetarium Artis Amsterdam 19.30-21.30 uur. Kosten: € 100,-. inclusief lesmateriaal en entree.

----

(t\~-·; ~;\~~ /:îl~ _l~ ~

...

Rokin 60 1012 KV Amsterdam TelJFax : (31-20) 625 95 18 Mobiel: 06-53 83 26 01 www.kunsthandelzilverberg.nl lcunsthandelzilverberg@planet.nl

www.egyptoJogie.nl of 035-6831657

MEDEDELINGENBLAD

N R. 91-92

/ 2006


ANCIENT ART

Een ruime keuze aan archeologische objecten uit Mesopotamië, Egypte, Griekenland en het Romeinse Rijk Geopend op donderdag, vrijdag en zaterdag

11.00-17.30 uur en verder op afspraak bezoek ook eens onze website:

,..."'........archea.nl

Terracotta ruiter te paard. Goed bewaard gebleven polychromie. Lengte 30 cm. Grieks, Canossa, 3e eeuw v.Chr.

BAAF2006 (BrusselsAncient Art Fair)

Vrijdag 9 juni t/ m donderdag 15 juni

NIEUWE SPIEGELSTRAAT 37 Al 1017 DC AMSTERDAM TEL 020 6250552 E-MAIL : info@archea

. nl


-----

----

------------

Vereniging

-

-------

-

-¡

-

---¡-

--- -----

-

van Vrienden

Allard Pierson M l!1 ..seum Amsterdam - ------~

--'---------

-

-.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.