APm : Allard Pierson mededelingen, afl. 85/86

Page 1

AAN TAFEL!

ETEN .-& DRINKE -N IN DE OUDH ·EID schuif aan en ga mee op een smakelijke ontdekkingstocht \

Mededelingenblad nr. 85-86/2003

Allard P•ier5on Museum


Pl. 1 voorzijde omslag

Vissenschaal. Aardewerk , diam. 23 cm, Zuid-Italië, 320-290 v. Chr.

1 ROBERT LUNSINGH SCHEURLEER AAN TAFEL! ETEN & DRINKEN IN DE OUDHEID 2 GERALDA JURRIAANS -HELLE

HOE KOMT MEN AAN VOEDSEL?

4 LUCIE MOERS

BROOD EN BIER IN HET ANTIEKE EGYPTE

6 GERALDA JURRIAANS -HELLE

SOORTEN EN KWALITEITEN

8 FIK MEIJER

TRANSPORT VAN VOEDSEL

APM 3292

Rhyton in de vorm van een koeienkop . Aardewerk, h. 18 cm, Campanië, ca. 320 v. Chr. APM 3481

10 VLADIMIR STISSI

LEKKER VAN VER, MAAR NIET VOOR IEDEREEN

12 HERMAN BRIJDER

OUDE WIJN

15 EMILIE VAN OPSTALL

WIJN EN WOORD

18 HERMAN BRIJDER

EEN SYMPOSION IN ATHENE : WIJN , ZANG EN LIEFJES

26 ERIC M . MOORMANN

KOM ER GEZELLIG BIJLIGGEN! DINEREN EN DRINKEN BIJ DE ROMEINEN

29 GERALDA JURRIAANS -HELLE

KOKEN EN ETEN

32 RENÉ VAN BEEK

AAN TAFEL!

34 ROBERT LUNSINGH SCHEURLEER BROOD, LEPELS EN MESSEN 36 JAN MAARTEN BREMER

BIJ DE GODEN AAN TAFEL

38 FOLKERT VAN STRATEN

OFFERS: ETEN VOOR GODEN EN MENSEN

41 RENÉ VAN BEEK

EEN MAALTIJD VOOR EEN OVERLEDENE

43 MANFRED HORSTMANSHOFF

ZO GEZOND MOGELIJK BLIJVEN

BIBLIOGRAFIE SUMMARY

Pl. Il

Vrouwen bij een

De publicatie AAN TAFEL! Eten & drinken in de Oudheid wordt uitgegeven naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling die in het Allard Pierson Museum is te bezichtigen van 12 december 2003 tot en met 18 april 2004

drie -potig tafeltje . Deksel van een klapspiege l. Brons, diam . 16,5 cm, Griekenland, Korinthe (?), ca. 300 v. Chr. APM 1729

December 2003 ISSN nr. 0922-159x Het Mededelingenblad is een publicatie van De Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum Oude Turfmarkt 127 1012 GC Amsterdam tel. 020 5252556 www .uva.uba/apm

EINDREDACTIE :

Geralda Jurriaans-Helle René van Beek

Vormgeving : Fotografie:

Redactie:

Robert Lunsingh Scheurleer Herman Brijder Vincent Boele

Digitale bewerking : Druk:

K en S ontwerpers , Alkmaar Michiel Bootsman, Peter Jan Bomhof , Ronny Meijers Ter Burg Offset, Alkmaar Ter Burg Offset, Alkmaar


AAN

TAFEL!

ETEN & DRINKEN

ROBERT LUNSINGH

IN DE OUDHEID

SCHEURLEER , DIRECTEUR

Eten en drinken doen we allemaal. Het is zo alledaags dat het zelden bij ons opkomt dat onze manier van eten en omgaan met voedsel in hoge mate kenmerkend zijn voor onze beschaving. Wat eten wij en hoe bereiden wij het? Dat leren wij thuis, dat staat in kookboeken, dat vertellen en tonen de media. og aigezien van die vragen, is één ding zeker, het liefst eten mensen gezamenlijk (afb. 1). Een in eenzaamheid genuttigde maaltijd mag dan de honger stillen, maar wordt als onbevredigend ervaren. Dat blijkt ook uit onze taal. Wij 'delen de maaltijd' en een ontwrichte relatie leidt tot 'een scheiding van tafel en bed' (in die volgorde). et als nu had ook in de oudheid elke deelnemer aan de maaltijd zijn eigen rol. et als tegenwoordig at men met familie of vrienden, met geloofsgenoten of om zakelijke redenen. Of men nu bij een statiebanket was of at ter gelegenheid van een huwelijk of een begrafenis, altijd was naast het eigenlijke voeden de omgang met de ander van belang en vaak ook de relatie met een hogere macht. Want de beschikbaarheid van voedsel is nooit vanzelfsprekend. Wie had de mooiste plek bij de maaltijd? Wie werd het eerst bediend, wie verdeelde de porties? Ja, wat at men eigenlijk? Wie sprak, wie zweeg tijdens de maaltijd? Dat alles wisselt, want de tradities rond eten worden door cultuur, milieu en gelegenheid bepaald en zijn een steeds weer veranderend schouwspel met eigen rituelen. og steeds geldt dat je niet alleen bent wat je eet, maar ook hoe je eet en waar en wanneer. Buiten de eigen kring, als onze gewoonten doorbroken worden zoals op een reis, worden wij ons dat maar al te bewust. Het ongewone van een maaltijd in den vreemde blijft ons bij. De bekendmaking van de toekenning van de Erasmusprijs 2003 aan de Engelsman Alan Davidson die de wetenschappelijke studie van voedsel en eetcultuur een sterke impuls gegeven heeft, viel samen met onze tentoonstellingsplannen. Tegelijk met andere musea toont het Allard Pierson Museum nu voedsel en eten als onderwerp van de tentoonstelling: AA TAFEL! Eten & drinken in de Oudheid. et als bij vorige tentoonstellingen bleek ook nu de breedte van de eigen verzameling: vele aspecten kunnen geïllustreerd worden door voorwerpen uit eigen bezit. Maar gelukkig is er daarnaast de collegiale vriendschap van zusterinstellingen en verzamelaars waardoor bruiklenen, en niet de minste, uit de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel, het Rijksmuseum van Oudheden (Leiden), museum Het Valkhof ( ijmegen), het Thermen museum (Heerlen), het Bonnefanten museum (Maastricht), de Rijksakademie (Amsterdam)

en diverse particuliere verzamelingen de tentoonstelling verrijken. Al die steun hielp de conservatoren René van Beek en Geralda Jurriaans-Helle deze boeiende tentoonstelling te bedenken en te maken. Zij werden daarbij competent en enthousiast ondersteund door de hele museumstaf en de stagiaires Yolanda Garcia Moral, Ilona Steijven en Joost Huijs en de vrijwilligers Liesbeth van Tol en Rimkje Koster. Bij de tentoonstelling is dankzij de steun van de JafféPierson Stichting een film gemaakt die een wezenlijk onderdeel van de expositie is. Deze film werd gemaakt door Van Even & Van Even Mediaproducties BV onder redactie van Beatrice de Fraiture. Dankzij de ondersteuning van MeesPierson the Private Bankers of Fortis kon er publiciteit komen. Gelukkig, bij een tentoonstelling als deze horen veel bezoekers.

afb. 1. Mensen aan tafel. Aardewerk, h. 10,1 cm, Italië, Romeins. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A 1614

Dit dubbelnummer van het Mededelingenblad van de Vrienden van het museum met de vele in dank aanvaarde bijdragen van specialisten erin ligt weer 'gewoon' voor u. Hieruit blijkt opnieuw de essentiële rol van de Vereniging van Vrienden voor het museum. Historisch begrip verrijkt mensen. Het Allard Pierson Museum, een universitaire instelling, is zich daar zeer van bewust. De publiekstaak van het museum is de oudheid te illustreren als een van de bronnen van de beschaving van het westen. Deze tentoonstelling past perfect bij dat streven. Kom kijken, en overtuig uzelf op een reis door de oudheid, op zoek naar het eten in de antieke mediterrane wereld •

MEDEDELINGENBLAD

NR. 85-86

/ 2003


2

HOE KOMT

MEN

AAN

VOEDSEL?

GERALDA JURRIAANS - HELLE

De mens is voor zijn voedselvoorziening altijd aangewezen geweest op wat zijn omgeving hem bood. Dat geldt nog steeds , ook al omvat de omgeving van waaruit wij ons voedsel betrekken, vrijwel de gehele wereld en laten wij het voedsel over grote afstanden naar ons toebrengen. In de beginjaren van de mensheid was het net andersom en reisden de mensen naar het beschikbare voedsel. Daarin kwam verandering toen de mens zich op vaste woonplaatsen vestigde en landbouw en veeteelt ging bedrijven.

In de Oude Steentijd (250 .000-10 .000 voor Christus) trokken de mensen in groepjes rond . Zij verzamelden eetbare producten en joegen op de aanwezige dieren. Wanneer het winter werd en de eetbare planten afstierven en ook de dieren naar warmere streken trokken , reisde de mens mee. Door van omgeving te veranderen zorgde men ervoor dat er voedsel beschikbaar was.

8000 voor Christus in Mesopotamië, vanaf ongeveer 6500 in Griekenland en vanaf ongeveer 5500 voor Christus in Egypte. Men verbouwde verschillende soorten graan en groenten en bewerkte het land met eenvoudige midde len (afb. 2) . Er zijn aanwijzinge n dat men in het zevende millennium al een systeem had om de akkers te bevloeien . In deze tijd werden varkens, geiten, schapen en runderen gedomesticeerd , waardoor het gehele scala aan voedingsstoffen aanzienlijk werd uitgebreid en het dieet kon worden aangevuld met melk , kaas en vlees (afb. J) . De schapen zorgden bovendien voor wol waarvan warme kleren geweven konden worden. De uitvinding van gebakken aardewerk waarvan vaten, kommen en ander vaatwerk gemaakt konden worden , maakte de opslag van voedsel een stuk eenvoudiger. De productie van bier was in de graangebieden een bijkomend voordeel.

LANDBOUW

OLIE

afb. 2 . Ploeg getrokken door honden . Drinkbeker, aardewerk , h. 8,8 cm, Griekenland , Athene , 550-525 v. Chr. APM 14 199

vroeger Den Haag, Gemeentemuseum OCE-1939-0003

EN VEETEELT

Aanvankelijk kon de mens weinig invloed uitoefenen op de omgeving zelf. Dat veranderde toen de jager-verzamelaars zich in de Jonge Steentijd vestigden op vaste woonplaatsen en aan landbouw en veeteelt gingen doen. De opbrengst van het land bleef natuurlijk seizoensgebonden, maar door voorraden aan te leggen kon men de winterperiode overbruggen. Dat betekende wel dat men een overp roductie moest hebben en dat de mogelijkheid moest bestaan om voorraden goed op te slaan en zelfs te conserveren. Deze belangrijke verandering vond, afhankelijk van de plaats, op verschillende tijdstippen plaats: rond afb. J. Satyr melkt geit . Cornalijnen intaglio,

EN WIJN

Rond 3500 voor Christus zijn er grote veranderingen in de landbouw. De Bronstijd begint, dat wil zeggen dat men brons leert maken en bewerken en zo de beschikking krijgt over betere werktuigen. De ol ijfboom en de wijnstok werden gedomesticeerd. In tegenstelling tot graan gedijen deze planten goed op berghellingen , waardoor gebieden die minder geschikt waren voor het verbouwen van graan, zoals het bergachtige Griekenland en Kreta, in welvaart stegen. Olijfolie en wijn werden belangrijke producten die hun plaats niet alleen in de voedselketen, maar ook in de handelsbetrekkingen gingen innemen . Olijfolie was multifunctioneel, het werd niet alleen gebruikt bij de bereiding van voedsel, maar ook voor verlichting en huidverzorging . Wijn , aangelengd met water, werd de nationale drank van Griekenland en Italië.

1. 1,7 cm, Nijmegen, 20 v. Chr.- 20 n. Chr.

UITBREIDING

Nijmegen, Museum

In de loop der eeuwen beschikte men over steeds meer soorten voedsel. Uitheemse producten die eerst werden geïmporteerd , werden ter plaatse

Het Valkhof, 8.19591 / G73

VAN

HET

MENU


3

afb . 4 . Jacht met honden. Brons, Hemmoor emmer, diam. 24,8 cm, Nijmegen, 150-350 n. Chr. Nijmegen, Museum Het Valkhof BEV 1

afb . 5. Vogellijmboom

met

lok-uil. Drinkbeker , aardewerk, H. 7,5 cm, Griekenland, Athene, ca. 450 v. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis R 413

geproduceerd en wilde dieren en planten werden gedomesticeerd, waardoor het product beter toegankelijk werd. Zo werd altijd al honing van wilde bijen verzameld. Het was een belangrijk voedingsmiddel en de algemeen gebruikte zoetstof. In het derde millennium voor Christus ging men in Egypte bijen houden. In Griekenland was er bijenteelt vanaf de Minoïsche beschaving op Kreta en later gold de tijmhoning van het Hymettos-gebergte als de beste kwaliteit. Bij verschillende Romeinse schrijvers over de landbouw (zoals Columella, maar ook de dichter Vergilius in zijn Georgica) zijn voorschriften voor de bijenteelt bewaard gebleven. Door de tocht van Alexander de Grote naar India leerden de Grieken rietsuiker kennen, maar het gebruik ervan bleef toch beperkt en vooral medicinaal. In de zevende eeuw voor Christus raakte de uit Perzië afkomstige kip ingeburgerd in Griekenland en verdrong door haar grotere productie de inheemse gans als leverancier van eieren en vlees (afb . 62 ). Behalve het tamme pluimvee at men ook gevogelte dat was gevangen of bij de jacht gedood. VAN

JACHT

T O T VOGEL

VISSERIJ

Vis was een voorname voedingsbron. In Egypte at men de vissen uit de Nijl, in Griekenland en Italië vooral vis uit zee. Er zijn talloze afbeeldingen van vissers; soms vangen ze de vis met netten vanaf boten, soms zitten zij met een hengel aan de waterkant (afb . 6). De vissen werden op de markt verkocht. Om de bederfelijke vissen langer houdbaar te maken, werden ze ingemaakt. De consumptie van vis neemt een aparte plaats in. Vlees werd meestal bij offers gegeten door een groep mensen die daaraan deelnamen. iedereen kreeg een gelijk deel en er was geen onderscheid tussen de leden van die groep. Vis werd in het algemeen niet geofferd en viel buiten dit sociale gebeuren. Men kon het eten zo vaak en zo buitensporig als men wilde. Uit de literaire bronnen komt het dan ook enerzijds naar voren als voor iedereen te verkrijgen armeluisvoedsel, anderzijds als decadent luxevoedsel. Zeker in de Romeinse tijd werden voor bepaalde vissen kapitalen neergeteld. Zo konden de rijken hun extravagantie uitleven •

afb . 6. Putrand met voorstellingen van de visserij. Marmer, h. 31 cm, Romeins, ca. 200 n. Chr. Leiden, Rijksmuseum van Oudheden Pb 71

LIJ M

Jacht en visserij zijn ouder dan landbouw en veeteelt. Al in de tijd van de jager-verzamelaars, de naam zegt het al, zorgde de jacht voor een belangrijk deel van het voedsel (afb . 4). Ook later, toen men beschikte over gedomesticeerde dieren, was wild een welkome aanvulling van het menu. De jacht op grotere dieren werd steeds meer de bezigheid van de rijken. Vorsten uit alle tijden lieten zich graag afbeelden tijdens de jacht, waarbij het niet meer in de eerste plaats om de verwerving van voedsel ging, maar om de overwinning op een machtige en gevaarlijke tegenstander. De gewone man hield zich bezig met het vangen van kleine dieren als hazen en vogels. En hoewel Plato het in zijn Wetten (8230) geen eervolle manier van jagen vindt, blijkt uit afbeeldingen op Griekse vazen dat vogellijmen een wijd verbreide praktijk was (afb. S).

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85-86

/ 2003


4

BROOD

EN BIER

IN HET ANTIEKE afb . 8.

EGYPTE

LUCIE MOERS

Vrouw rolt deeg uit. Hout , h. 14,5 cm, Egypte, Middenrijk , 1994-1781 v. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis 785/r:R

Brood e n b ie r werden al van af het begin van de Egypt isch e gesch ieden is vervaard igd . A rcheologen hebben honderden broden gevonden - uitgedroogd dankz ij het droge Egyptische kl imaat - waarvan enkele fragmenten ruim z es dui z end jaar oud zijn . In de nederzett ing van Hierakonpolis vond men sporen van een brouwerij u it 3500 voor Christus .

BROOD

EN

B I ER ALS

BETAALMIDDEL

In een economie zonder geld speelden brood en bier een belangrijke rol: de waarde van goederen werd vaak uitgedrukt in een bepaalde hoeveelheid broden of bierkruiken. Werklieden aan de bouw van de piramiden van Gizeh werden betaald met kruiken bier en broden , of met graan waarmee men zelf deze producten kon maken. Brood en bier stonden in het oude graanrijke Egypte dagelijks op het menu zowel voor rijk en arm, als voor jong en oud. Egyptisch bier was voedzaam: rijk aan suikers, vitaminen en koolhydraten. Men gebruikte geen hop - hop geeft modern bier zijn kenmerkende bittere smaak - en dus was het bier waarschijnlijk veel zoeter dan nu. Het was een goed alternatief voor water, dat niet altijd drinkbaar was vanwege de vaak onaantrekkelijke smaak en eventuele besmetting met bacteriĂŤn.

afb . 7. lntef neemt offer van verschillende etenswaren in ontvangst . Kalksteen, h. 28 cm, Egypte, 11de dynastie, 2100 -2000 v. Chr. APM 8789

HET

OFFER

Brood en bier waren eveneens de voornaamste spijzen die aan de goden of aan de overledenen werden geofferd. Om in het hiernamaals te kunnen overleven in het Rijk der doden moest de dode gevoed worden. Voedsel werd daarom door de levenden op speciale offertafels in de grafkapel aan de overledene aangeboden (afb. 7) . Muursch ilderingen , reliĂŤfs, beeldjes, modellen die het klaarmaken van voedsel voorstelden , konden hem op magische wijze van voedsel voorzien . Mochten de offers ontbreken, dan konden deze voorstellingen het echte eten vervangen. Deze levendige afbeeldingen geven ons een idee hoe het er aan toeging in de Oudegyptische keuken . UITGEDROOGD

BROOD

EN

BIER

Recepten zijn echter moeilijk af te leiden uit de afbeeldingen die meestal verschi llende handelingen combineren die niet in een logische vo lgorde zijn weergegeven. Soms zijn ze ook moeilijk te identificeren . De beste manier om de kneepjes van het bakken van brood en het brouwen van bier te achterhalen, is het onderzoek naar het echte voedsel. Dankzij het droge Egyptische klimaat zijn talloze broden goed bewaard in graven teruggevonden. Ook heeft men uitgedroogde bierrestjes aangetroffen in kruiken in grafkelders. Uit onderzoek bleek dat zowel voor brood als voor bier twee soorten graan gebru ikt werden: gerst (hordeum vu/gare)en emmerkoren (triticum dicoccum). HET

BROOD

Elk Egyptisch huishouden bakte dagelijks zijn eigen brood (afb . 8). Daarnaast bestonden er grote hofbakkerijen en tempelbakkerijen die het brood 'en masse' produceerden. De bereiding verliep ongeveer als volgt. Het graan werd gestampt met behulp van een mortier om het kaf van het koren te scheiden. Vervolgens kon het graan worden fijngemalen op een molensteen met behulp van een wrijfsteen. Deze zeer arbeidsintensieve en vermoeiende taak werd meestal aan de vrouwen overgelaten. Het verkregen meel werd in vaten met water en gist vermengd tot deeg (afb . 9). In de loop der Egyptische geschiedenis werd het


5

afb. 9.

Model van een graanschuur. Hout,

1.31 cm, Egypte , Middenrijk, 1994-1781 v. Chr. APM 812.978

/langdurig bruikleen Rijksmuseum van Oudheden, Leiden inv. Fl 939/1.5)

brood op verschillende manieren gebakken. In het Oude Rijk (ca. 2700-2200 voor Christus) werd het deeg in potten van ruwe klei in de oven gebakken. In het Nieuwe Rijk (1550- 1069 voor Christus) werd het brood meestal gewoon tegen de ovenwand geplakt of in een pan met hete olie - een soort van frituurpan - ondergedompeld. Talloze soorten broden worden vermeld in offerlijsten en andere documenten. Behalve graan werden er ook dadels, kruiden, honing en andere ingrediënten gebruikt. Het brood kon ook verschillende vormen aannemen: rond, langwerpig, diervormig, enz. HET

BIER

Uitgedroogde bierrestjes werden onder een elektronische microscoop onderzocht. Onderzoek leidde tot een recept dat werd nagemaakt in 1996 door een Schotse brouwerij. Het graan werd in twee porties verdeeld. Eén portie graan liet men ontkiemen om mout te maken. Vervolgens werden water en een tweede portie ongemout graan toegevoegd waarna het mengsel werd gezeefd. Tot slot werden er gisten toegevoegd die nodig waren om de in het brouwsel aanwezige suikers in alcohol en koolzuur om te zetten. Dit recept zou kunnen worden vergeleken met traditionele Afrikaanse bieren, die eveneens worden gemaakt met een mengsel van gekookt en ongekookt graan en mout. Het uiteindelijk resultaat - 'Tutankhamun Ale ' - bevatte ongeveer 6 procent alcohol. In totaal werden 1000 flessen geproduceerd die bijna allemaal bij Harrod 's te koop waren voor een zeer pittige prijs . De eerste fles is voor 5000 pond sterling over de toonbank gegaan! Proost! LIEVER

BIER

DAN

WIJN

Dat zelfs buitenlanders Egyptisch bier konden appreciëren zien we in een tekst van de schrijver Diodorus van Sicilië (1, 20, 4): " In gebieden waar de grond het verbouwen van wijn niet toeliet, toonde hij (=Osi ris) hoe uit gerst een drank kon worden gemaakt, die qua kracht en aroma niet voor wijn hoefde onder te doen". De Egyptenaren dronken overigens wel degelijk wijn, al was deze drank minder populair en duurder dan het gouden gerstenat•

BIER IN HET OUDE OOSTEN JOOST HUIJS

Net als in Egypte is bier (Sumerisch: kas, Akkadisch: sikaru) in het oude Nabije Oosten de alcoholische drank bij uitstek; ook het brouwproces is vergelijkbaar. Vaak dronk men het bier ongezeefd uit een grote kruik door forse rieten, zoals rolzegels uit het derde millennium laten zien. Bierresidu blijft, anders dan wijnresidu, drijven. In het eerste millennium drinken Armeniërs (Xenophon, Anabasis IV.v.26/7) nog steeds bier door rieten; in Phrygië zijn die soms zelfs ingebouwd in drinkschalen. Een Oud-Babylonische votiefplaquette uit Mesopotamië uit ca. 2000-1600 voor Christus toont een vrouw die al drinkend door een riet uit een bierkruik, door een man van achter wordt genomen (afb . 10). Oudoosterse kroegen zijn immers ook bordeel en de waardin (!) is tegelijk hoerenmadam. Hymnen bezingen de godin van de liefde, lstar, als mannenverleidster in de 'herberg', en wetten moeten prostitutie daar beheersbaar houden. Voorts zijn dergelijke plaquettes naast een kroeg in Susa gevonden; ze hebben wellicht als wijding aan lstar in een nis in de buitenmuur gestaan.

afb. 10.

Votiefplaquette . Aardewerk , h. 7,7 cm, Mesopotamië, 2000-1600 v. Chr. APM 1678

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2003


6

SOORTEN GERALDA

afb . 11. Vrouw haalt

EN KWALITEITEN

JURRIAANS - HELLE

Er is altijd gehandeld in voedsel , maar factoren als het gebrek aan goede transportmogelijkheden en bederfelijkheid van het voedsel maakten dat de meeste mensen in de oudheid toch in hoge mate aangewezen waren op de lokale productie. De huidige mogelijkheden om voedsel uit alle uithoeken van de wereld te betrekken, worden in de oudheid alleen maar benaderd door die van de Romeinen .

broodjes uit oven. Aardewerk, h. 11,2 cm, Griekenland, Boeotië,

At hene als Rome op grote schaal brood-tarwe. Om brood te bakken heb je echter ook een oven nod ig (afb. 11). Op het plattela nd zal dat niet zo' n prob leem zijn geweest, maar in de stad was het moeilijk om aan genoeg brandstof te komen en er was natuur lijk altijd het brandgevaar. Daarom beschikten niet veel huizen over eigen ovens. We l wa ren er gemeenschappelijke ovens, waar ieder zijn deeg, gemerkt met een broodstempel, kwam brengen (afb. 12) . Ook kwamen er professione le bakke rs bij w ie men het brood kant en klaar kon kopen ; vo lgens Pli nius Maior (Nat. Hist. 18, 107) kwamen de eerste bakkerijen in Rome rond 170 voor Christus . Tot die t ijd moesten de vrouwen zelf brood bakken en voor velen was pap koken een stuk eenvoudige r en goedkoper.

ca. 510 v. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A2164

De meeste streken konden in de oudheid de belangrijkste levensmiddelen zelf produceren. Door het klimaat en de l igging van elke streek waren er echter grote kwaliteitsverschillen, waarvan men zich terdege bewust was. Men zocht naar een betere kwa liteit of een andere smaak dan die van het eigen product en daarom importeerde men graan, olie of wijn uit andere streken. GERST

afb . 12. Broodstempel met menselijke figuur. Aardewerk, diam . 7,4 cm, Egypte , Koptische periode. APM 7462

EN TARWE

Vanaf 6000 voor Christus werd er in het Nabije Oosten brood gebakken, zoals blijkt uit de vondst van oventjes. In Mesopotamië maakte men in het derde mi llennium al onderscheid tussen wit en volkoren brood en ook kende men net als in Egypte al gerezen brood. Het brood werd gemaakt van tarwesoorten als emmer en spelt, waarvan in het begin van het eerste mil lennium voor Christus een variant werd gekweekt (triticum aestivum) die heel geschikt was om brood van te bakken. In grote delen van Griekenland en Italië echter was gerst de inheemse graansoort (Pl. IVa-bJ. Gerst is niet zo geschikt om brood van te bakken en kan gemakkelijk tot pap worden verwerkt. Homeros spreekt al van de 'gerstevla etende Grieken'. Ook de Romeinen maakten oorspronkelijk een pap (puls) van graan en water, aangevuld met kaas en honing of met vlees of spek. Om aan de behoefte aan brood te voldoen importeerde zowel het klassieke

Van gerst kun je ook goed bier maken, zoals voora l in Egypte en Mesopotamië gebeurde. In Griekenland en Italië is bier nooit de nationa le drank geworden, misschien omdat deze landen met hun vele bergen minder geschikt ware n voor de graanbouw en er geen grote overschotten waren, en we ll icht ook omdat men ruim ove r wijn beschikte. TOPPRODUCTEN

De kwa liteit van wijn liep zeer uiteen. In Griekenland werden de wijnen van Chios en Thasos als tapwijnen beschouwd en bi nnen Italië waren het vooral de wijnen van Campanië, zoals de Caecubische en de Falernische wijn , die grote roem


7

HET VERTREK TRIPTOLEMOS

VAN

KRIS TYTGAT

Op de voorkant is de he ilige triade van Eleus is afgebeeld. In het midden bev indt zich Demeter die in de linkerhand een scepter en in de rechterhand een granaat appel houdt. Haar dochter Persephonè of Korè staat achter haar, een toorts in de rechterhand . De twee godinnen kijken naar Triptolemos die zijn gevleugelde wagen bestijgt , zijn rechterarm geheven in een afscheidsgroet . De jonge held, een krans van bladeren in de loshangende ge krulde haren, draagt een korte mantel. In de linkerhand houdt hij de korenaren d ie hij van Demeter gekregen heeft . Deze scène stelt Triptolemos, de zoon van de kon ing van Eleusis, voor op het ogenblik dat hij vertrekt voor de belang rijke zend ing waarmee Demeter , godin van de vruchtbaarheid, de plantengroei en de landbouw , hem belast heeft (afb . 13 ). Om de koning te bedanken voor de gastvrijheid waarmee hij haar ontvangen heeft toen zij op zoek was naar haar door Hades ontvoerde dochter Persephonè, schonk de godin aan Triptolemos een gevleugelde wagen en de eerste korenaren die hij over de hele wereld moest verspreiden. Ook leerde zij hem het gebruik van de ploeg .

genoten. Daarnaast waren er eenvoudige wijnen die nog wel buiten de grenzen bekend waren, en tal loze locale soorten. Wat de overige producte n betreft: iedere stad had we l een eigen specialite it: het plaatsje Aricia bij Rome leverde goede prei en koo l, uit Lanuvium kwame n peren, uit Tib ur appels en uit Praeneste hazelnoten en rozen. Noo rd-Afrika was beroemd om de vijgen , olijven en granaatappe ls, Arabië en Phoenicië om de specerijen. Uit Spanje kwamen de beste soorten wijn, olijfolie en garum (vissaus). ALLES

TE K OOP

Een belangrijke voorwaarde om deze producten buiten de eigen regio te verhande len was de aanwezigheid van goede verbindi ngswegen, over land en zee. Hoewe l de Grieken , Phoenicië rs en Carthagers goede handelswegen hadden, bereikte de handel vooral in het Romeinse Rijk een ongekende bloei. De Romeinen beheersten het gebied tussen Engeland en India . Zij legden goede wegen aan om hun legioenen snel

afb . 13 . Drinkbeker . Aardewerk,

h. 22,7 cm, Grieke nland, Athene, Schilder van de Yale Lekythos, 460- 450 v. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A lO

te kunne n bewegen én om ze snel te kunnen bevoorraden. Zo weten w ij dat ingemaakte vis uit Spanje werd geleverd aan de legioe nen in Nijmege n. Ook wijn en andere prod ucten die de soldaten van hui s uit gewend waren te eten, werde n naar de uithoeken van het Rijk, waar ze niet van nature aanwezig zijn , getransporteerd. Bijkome nd voo rdeel was dat in het gehele Rijk Latijn de voertaal was en dat er met één munteen heid betaald kon worden. De steden, met Rome voorop , werden steeds groter en een deel van de bevo lking steeds rijker. Het werd mode om exotisc h te eten. Rijke Romeinen gingen er prat op om van vérkomende , en dus dure producten te eten. Daarnaast bleef er bij de Romein van de 'oude stempel' een hang naar het eenvoud ige boerenvoedsel zoals kool en linzen . Voor het merendeel van de stadsbevolking was er geen keuze. Zij konden zich de dure importproduc ten niet veroor loven en bleven aangewezen op wat hun omgeving opbracht, of wat de rijken uitdeelden •

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86

/ 2 0 03


8

TRANSPORT

VAN

VOEDSEL

FIK MEIJER

De overgrote me e rderheid van de bewoners van de Grieks-Romeinse wereld vond een besta a n in landbouw en veet e elt . De meesten waren kle ine boeren , d ie graan, olijven , dru iven , groen t en en fru it voor e igen consumpt ie verbouwden , een minderhe id, de eigenaars van (m iddel )g rote lander ijen , produceerde voor een markt . Die afz etmarkt kon in de nab ije omgev ing liggen , maar ook heel ver weg .

}--

Bij locale transporten van de akkers in het achterland van een stad naar de plaatselijke markt waren geen (tussen)handelaren betrokken. De boeren verkochten de opbrengst van de landerijen aan particulieren of ruilden die voor ploegscharen of zeisen. De bezitters van grotere landerijen daarentegen wendden zich tot beroepshandelaren . Zij zorgden ervoor dat de landbouwproducten zo snel mogelijk hun plaats van bestemming , overal in de mediterrane wereld, bereikten (afb. 14 ). Producenten en handelaren zagen zich steeds weer opnieuw voor de keuze gesteld of een transport over land of over zee moest plaats vinden. Hun beslissing werd vooral bepaald door vaste kriteria: de ligging van de landerijen, het terrein waarover het transport ging, de klimatologische omstandigheden, gevaren van rovers en piraten, de afstand van productiecentrum naar afzetgebied en de beschikbare vervoersmiddelen. In zijn algemeenheid kunnen we zeggen dat het transport over korte afstand binnen een regio over land ging, behalve wanneer een goede waterverbinding vervoer per schip mogelijk maakte. Verre transporten gingen over zee. Doorslaggevend bij de keuze waren de kosten. Handelaren wisten dat zeetransport veel goedkoper was. Een mooie indicatie vormen de vervoerstarieven in het zogenaamde Prijsedict van keizer Diocletianus uit het jaar 301, waarin naast duizend prijzen voor allerhande goederen drie tarieven voor landtransport en 44 voor zeetransport worden genoemd. De getallen geven een verhouding in de kosten tussen zee-, rivier- en landtransport van 1:8:26, met andere woorden landtransport was 26 keer zo duur als zeetransport. LANDTRANSPORT

Bij transport over land kon men kiezen tussen lastdieren en karren . Muildieren en ezels konden niet meer dan 90 tot 120 kg. dragen, maar ze konden wel in slecht begaanbaar terrein worden ingezet. Zwaardere lasten werden vervoerd in karren, waarvan er vele waren, grote en kleine , tweewielige en vierwielige. De maximale last van een door ossen getrokken wagen was ongeveer 600 kg. Wanneer we ons realiseren dat door muildieren of ossen getrokken wagens erg langzaam gingen, hooguit 3 km. per uur over goede

wegen en gedurende maximaal 5 tot 6 uur per dag, is het duidelijk dat landtransport over lange afstand een zeer tijdrovende en bovendien erg dure aangelegenheid was, zeker als de kosten van de begeleiders en het veevoer daarbij worden opgeteld. TRANSPORT

OVER

ZEE

Zeetransport had vele voorde len omdat er veel meer lading tegelijk kon worden vervoerd, wat de vrachtprijs drukte (afb . 15). Er waren verschillende scheepstypen in de vaart, die grofweg in twee categorieĂŤn kunnen worden ingedeeld: echte zeilschepen en kleinere schepen met een laadvermogen van 65 tot 135 ton die bij de regionale handel werden gebruikt. Deze handelsgaleien waren niet langer dan 20 meter, en uitgerust met een groot aantal roeiriemen. Op de kleinste galeien werd alleen zeil gehesen als de wind bijna recht van achter kwam. De betekenis van deze scheepjes mag niet worden onderschat, omdat ze door hun geringe afmetingen en diepgang heel goed havens konden binnenvaren die voor grotere schepen onbereikbaar waren. De grotere koopvaarders waren afhankelijker van de wind, de roeiriemen werden vooral gebruikt bij het in- en uitvaren van havens. Natuurlijk werden ook echte zeilscheepjes ingezet op de kustvaart, maar bij het aandoen van havens waren zij minder gemakkelijk te manoeuvreren dan de geroeide koopvaarders. Op de transmediterrane vaart, waarbij de schepen kris kras door de Middellandse Zee recht op hun bestemming afvoeren, werden bijna uitsluitend echte zeilschepen ingezet, allemaal uitgerust met een vierkant razeil, soms ook met een klein topzei l en een voorzeil. De grootste typen met een laadvermogen van meer dan 300 ton hadden twee of drie masten, elk met een razeil en een topzeil. BULK - CARRIERS

Hoe groot die handelsschepen ook waren, ze vielen in het niet bij sommige zeer grote graanschepen die de graantransporten naar Rome verzorgden. Rond het begin van onze jaartelling was de hoofdstad van het Romeinse rijk uitgegroeid tot een metropool met een miljoen inwoners. Het eigen achterland produceerde maar een schijntje van de meer dan 200.000 ton graan


9

afb. 14. Handelsscène: mannen leveren

amforen af. Kalksteen. h. 58 cm, Maastricht, Romeinse brug, 125-150 n. Chr. Maastricht , Bonnefantenmuseum 2452A-008

die door de stadsbevolking werden geconsumeerd. Omvangrijke graanimporten uit Noord-Afrika en Egypte waren noodzakelijk om in de behoeften te voorz ien. Er waren heel veel schepen nodig om al dat graan naar Ostia, Rome's haven, te brengen. In meerderheid waren het gewone zeilschepen die de 400 ton niet te boven gingen, maar er waren ook schepen bij van meer dan 1000 ton. Naar hun komst werd in de havens van Puteoli en Ostia altijd met spanning uitgekeken, want iedereen realiseerde zich dat er tijdens een lang transport van Alexandrië naar Ostia altijd iets mis kon gaan. Graantransporten moesten zorgvuldig en snel worden uitgevoerd omdat de kans op bederf van het in zakken verpakte of los in het ruim gestorte graan tijdens een lange reis, zeker als het slecht weer was, snel toenam. Het scheelde heel veel of er gevaren werd met de wind achter of met tegenwind. Met de wind achter haalde een vrachtvaarder al gauw een snelheid van 3,5 tot 4,5 knopen (een knoop is een zeemijl , 1854 meter), met wind tegen, wanneer de bemanningen gedwongen waren te laveren, niet meer dan twee knopen. Zo duurde de vaart van Rome naar Alexandrië, een afstand van 1200 zeemijl, met de wind achter en zonder veel lading ongeveer 21 dagen, maar de terugreis van de volgeladen schepen met tegenwind nam 65 tot 70 dagen in beslag. Ook het jaargetijde waarin gevaren werd, speelde een rol. Van november tot maart werd de zee zo veel mogelijk gemeden, in de maanden direct daarvoor en erna werd de zeevaart als riskant beschouwd. Alleen de zomermaanden werden als echt veilig beschouwd. Maar dat wil niet zeggen dat de zeevaart in de wintermaanden volledig stil lag.

Wanneer de voedselvoorziening in Rome gevaar liep, werd er gewoon doorgevaren. Waarschijnlijk kregen de schippers dan extra betaald. STATUS

Opvallend is dat de handelaren, bevrachters en schippers - ondanks hun voor de voedselvoorziening zo belangrijke taak - de hele oudheid door in laag aanzien stonden. Landbouw werd aangeprezen als de enige beroepsuitoefening die paste bij de positie van een gerespecteerde Griek of Romein . Zelfs in de Romeinse keizertijd , toen de voedselvoorziening niet zonder hun inbreng kon, bleven zij mensen met een lage sociale status. Op hun beroepsuitoefening rustte de doem van inkomsten die niet op een respectabele wijze waren verworven. Paswanneer zij zich uit de handel hadden teruggetrokken en hun met de handel verdiende geld in landerijen hadden geïnvesteerd, werden zij achtenswaardige lieden •

afb . 15 . Gezicht op een haven met een vissersboot. Spiegel van een olielampje. Aardewerk, diam. 9 cm, Romeins, 1ste eeuw n. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis R679

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2003


10

LEKKER

VAN

VER,

MAAR NIET VOOR IEDEREEN VLADIMIR

STISSI

Als we de bronnen moeten geloven , was z elfvoorziening het streven van Griekse en Rome inse huishoudens. Idealiter zou ieder gezin zijn eigen graan moeten verbouwen , olijfolie en wijn moeten produceren om aan de basisbehoeften te voldoen , en daarnaast met wat vee , bijenkorven, fruitbomen en een groentetuin het d ieet moeten aanvullen . Jacht werd natuurlijk gezien als een edel en nuttig tijdverdr ijf (afb . 16), maar visserij en verzamelen van wilde kruiden en vruchten z ullen wat meer achter de schermen zeker ook de maaltijden hebben verrijkt .

afb . 16 . Ossenwagen met gedode wilde dieren . Marmer , h. 45 cm, ItaliĂŤ , Modena, eind 3de eeuw n. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A1936

Of de praktijk ook zo idyllisch was, is maar zeer de vraag. Veel grootgrondbezitters zul len best zelfvoorzienend kunnen zijn geweest, maar met name in het Romeinse Rijk was het ook aantrekkelijk voor de stedelijke markt te produceren , en daar dan ook weer voedsel te kopen. Wie het minder breed had, had weinig keus. Hoewe l ook veel stedelingen stukjes grond zullen hebben gehad, en zeker in de kleinere plaatsen de meerderheid van de stadsbewoners zelfs min of meer fulltime boer en/of veehouder zal zijn geweest, zullen grote delen van de bevolking niet genoeg of niet de juiste grond hebben gehad om een voldoende gevarieerd voedselpakket op te verbouwen. Natuurlijk waren dit ook uitgerekend de groepen die maar beperkt over andere middelen konden beschikken om hun maaltijden te verrijken. Het beoefenen van een ambacht of werken voor anderen leverde niet veel op, en ging ten koste van tijd op de eigen akker. De oorlog in gaan als (huur)soldaat kon, zeker bij een overwinning, lucratiever zijn, maar was riskant, en leidde vaak tot langdurige afwezigheid. Waarschijnlijk waren de opbrengsten van werken buiten de deur en eventuele overschotten in de productie bovendien voor velen

allereerst nodig om onmisbare zaken als werktuigen , keukengerei en een minimum aan huisraad en kled ing (voor zover niet zelf gemaakt) te verwerven. Voor gekocht eten bleef zo we inig over. Armoede, schulden en honger waren in de oudheid endemisch op het platteland. RUST DOOR KOOPKRACHT

De armere stedelingen in de grotere centra, die niet of nauwelijks beschikten over landbouwgrond , hadden het niet veel beter. Hun inkomsten gingen voor een belangrijk deel op aan basisvoedsel, waarvan de aanvoer vaak problematisch was - hetgeen weer een bron was van sociale onrust. De groei en het succes van de metropolen Athene en Rome was dan ook voor een belangrijk deel te danken aan een goed geregelde voedselvoorziening. Het machtige Athene van de vijfde eeuw voor Christus controleerde een groot deel van de graanaanvoer uit het Zwarte Zeegebied, en was als belangrijkste handelscentrum van het EgeĂŻsche gebied een aantrekkelijke bestemming voor voedselexporteurs. De keuze van de democratische politici om bestuurlijke functies (met name deelname aan juryrechtbanken ) en


afb. 18. Pot met botjes van de oudst bekende kip van Nederland. Aardewerk en been, h. pot 30 cm, Nijmegen, Kops plateau, 1ste eeuw n. Chr.

vooral 'dienstplicht', inclusief roeien op de vloot, te betalen, zorgde daarbij voor de nodige extra koopkracht. Het 'brood en spelen' van de Romeinse keizers liet wat minder ruimte voor particulier initiatief, maar bereikte hetzelfde doel: rust. De schaal en regelmaat van de graantransporten, voor een deel in zeer grote gespecialiseerde 'bulk-carriers ' direct uit Egypte naar Ostia, waren ongekend voor de oudheid, en waren alleen mogelijk door de goede organisatie van de handelaren en reders. KLEINSCHALIGE HANDEL EN BULKTRANPOR T

Hoewel meer grote steden letterlijk leefden op de aanvoer van grote hoeveelheden graan, olijfolie en wijn , was de meeste voedselhandel in de oudheid , behalve misschien in de bloeiperiode van het Romeinse keizerrijk , tamelijk kleinschalig. Handelaren bezaten hooguit één schip, of vaak zelfs dat niet - de bewaard gebleven pleidooien voor enkele rechtzaken uit Athene waarin conflicten van handelaren en hun financiers aan de orde zijn , betreffen vrijwel allemaal delen van ladingen, en vaak is sprake van meerdere handelaren die als passagiers op één schip meevaren. De ladingen in scheepswrakken bevestigen dit beeld van fragmentatie . Hoewel er uit de Romeinse tijd enkele 'tankschepen' met grote aardewerken vaten voor olie of wijn bekend zijn , en ook uit vroegere periodes wrakken met honderden of zelfs duizenden identieke amforen

afb . 17. Transportamforen voor olie en vissaus.

Olie (liggend): Aardewerk , h. 60 cm, Spanje, Baetica, Dressel 23, 250-375 n. Chr. A PM 15.371

Vissaus (staand): Aardewerk , h. 70 cm, Spanje, Baetica, Beltran IVa, 75-150 n. Chr. A PM 15.369

Nijmegen , Museum Het Valkhof ROB.KH 430/148

gevonden zijn, had de overgrote meerderheid van de gezonken schepen gemengde ladingen , met meerdere soorten amforen voor wijnen, vissaus en olie (afb. 17) , baren metaal, losse lading en vaak waarschijnlijk ook zakken en manden (voor bulkgoed als graan, bonen , noten en dergelijke) . EXCLUSIV ITEIT

Omdat organische materialen vaak vergaan zijn , is lang niet altijd duidelijk wat precies vervoerd werd, maar ladingen zonder amforen (die behalve olie of wijn ook ingemaakt voedsel konden bevatten, en waarschijn lijk soms ook werden gebruikt voor de zojuist genoemde bulkgoederen ) zijn buitengewoon zeldzaam . Voedsel en drank vormden duidelijk de hoofdmoot van de overzeese handelsstromen. Opvallend daarbij is dat naast onbewerkte producten afgaande op de wrakken ook veel 'conserven', ingemaakte olijven, vlees en vis, werden vervoerd (afb. 18 ). In Korinthe is zelfs een huis uit de vijfde eeuw voor Christus opgegraven dat blijkens amforen en graten een centrum moet geweest voor de import (en waarschijnlijk lokale verkoop) van vis uit Marokko! En daarmee komen we weer bij de consumenten uit, die al dat vervoerde voedsel kochten : in de eerste plaats rijke stedelingen : grootgrondbezitters , eigenaren van grote werkplaatsen, succesvolle kooplieden. Hun personeel kon de markten en winkeltjes afstruinen op zoek naar dure, exquise producten , waaronder exotische vruchten en specerijen. De archeologisch gedocumenteerde handelsstromen, maar ook antieke teksten, geven echter aan dat de levensmiddelenhandel niet beperkt bleef tot exclusieve luxeproducten voor de allerrijksten. Het bestaan van allerlei gespecialiseerde markten voor vis, vlees en specifieke landbouwproducten binnen de Atheense Agora suggereert bijvoorbeeld dat er behoorlijke groepen mensen waren die niet tevreden waren met eeuwig dezelfde zelfgeproduceerde dagelijkse kost. Zelfs Hesiodos, diep in de provincie , wilde op zijn tijd genieten van een schaaltje wijn uit Byblos, in het huidige Libanon . Typisch aan dit voorbeeld is dat vrijwel al deze 'semi-luxe' import producten betreft die ook lokaal of zelfs door de koper ervan zelf verbouwd konden worden. Transport van met name wijn en olijfolie in het Mediterrane gebied lijkt misschien water naar de zee dragen, maar was dat blijkbaar niet. Wat je ver haalt is lekker •

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2003


12

OUDE

WIJN

HERMAN BRIJDER

De oude Grieken dronken hun wijn niet puur , maar aangelengd met water . In Athene was het in het begin van de zesde eeuw voor Christus door de wetgever Solon zelfs verboden om ongemengde wijn te drinken . De vraag is: deden de Grieken water in de wijn om niet te snel dronken te worden of voegden ze wijn aan het water toe omdat de ervaring leerde dat dit minder kans op ziekten gaf? In oude beschavingen werd pure wijn als medicijn beschouwd. Met wijn werden wonden verzorgd en overledenen gewassen. Wijn was oorspronkelijk ook een middel om water mee te ontsmetten, zoals wij water met chloor desinfecteren . Onzuiver water kan ziekten overbrengen . Dionysos, de god van de wijn, werd niet voor niets een dokter genoemd . Xenophanes, een wijsgeer uit de zesde eeuw voor Christus, zegt dat niemand water bij de wijn deed , zoals ons gezegde luidt , maar juist andersom. Het mengvat (de krater) werd eerst tot een bepaalde hoogte met water gevuld en vervolgens werd er wijn aan toegevoegd.

EEN

OUDE

DRANK

De wijnstok , olijf- en vijgenboom behoorden tot de eerste planten die door de mens zijn verbouwd. Al in het vierde millennium voo r Christus moet er wijnbouw in Mesopotam ië en Egypte geweest zijn. In het derde millennium bereikte de wijnbouwcultuur het eiland Kreta, waarschijnlijk vanuit Egypte. Het is mogelijk dat de kennis van de wijnteelt via Kreta aan de Grieken werd doorgegeven. Maar het kan ook zijn dat deze in Griekenland terecht is gekomen via Klein-Azië (het westelijke deel van het huidige Turkije ) of via Thracië in het noorden. De Grieken en Phoeniciërs brachten op hun beurt de wijnstok en wijn naar het westelijk deel van het MiddellandseZeegebied: naar Magna Graecia (dwz. Zuid- Italië en Sicilië), Zuid-Spanje en Noord-Afrika. De Griekse kolonie Marseille kreeg de eerste wijnstok al in de zesde eeuw voor Christus: de oo rsprong van de beroemde Franse wijncultuur. Dankzij de Romeinen werd de wijnbouw in noordwest Europa bekend : in Gallië, Brittannië en Germanië. EEN

GODDELIJK

GESCHENK

Wijn vonden de oude Grieken zo'n bijzondere drank dat ze dachten dat het wel een godsgeschenk moest zijn , uiteraard gegeven door de god van de wijn , Dionysos , zelf. Men denkt dat Dionysos èf uit Klein-Azië èf uit Thracië afkomstig is. Er bestaat een wonderlijk verhaal over de komst van Dionysos vanuit Klein-Azië naar Griekenland. Dit is te lezen in de ' Eerste lofzang op Dionysos ', één van de z.g. Homerische Hymnen (kort ná 400 voor Christus): Toen Dionysos jong was werd hij eens gedwongen om aan boord van een schip te gaan. Al gauw bleek dit een zeeroversschip te zijn. De zeerovers bonden Dionysos vast. Zij hadden niet in de gaten dat het om een god ging, maar dachten een rijke vorstenzoon aan boord te hebben. Alleen de stuurman zag dat het om een god ging en schold de bemanning - de kapitein incluis de huid vol. Op volle zee maakte de god zich bekend. Daarop stortten de zeelieden zich van schrik in zee en

ze werden in dolfijnen veranderd. Dionysos liet een indrukwekkende wijnrank langs de mast van het schip groeien. Uiteinde lijk bracht de stuurman de god én de wijnstok veilig in Grieken land. Zo zou de wijnstok in Griekenland verzeild geraakt zijn. Dit verhaal is op een treffende manier afgebeeld door de beroemde Atheense vaasschilder, Exekias, in een drinkschaal (afb. 19): zeven dolfijnen zwemmen in de wijnkleurige zee en zeven zware druiventrossen hangen aan een wijnstok die hoog boven de mast uittorent. TOPWIJN

De 8/ue Cuide is niet bijzonder lovend over de kwaliteit van de tegenwoordige wijn van Lemnos, het ei land in het noordelijkste deel van de Egeïsche Zee: "The local wine is good". In de oudheid was dat wel anders; hij was beroemd. Homeros spreekt al over deze wijn: "Schepen landden aan 't strand met wijn uit Lemnos geladen" (//iasVI I 467). We weten dat de wijn , die het op de vulkanische grond van het eiland zo goed deed, zeer in trek was. Wijnboeren uit de omgeving van Athene lieten stekjes uit Lemnos overkomen om zo de wijn na te maken die kennelijk van topkwaliteit was. In de Romeinse tijd waren de wijnen van de Griekse eilanden Thasos, Chios en Lesbos gewild . Voor de wijn uit Pompeii moest je oppassen; Plinius waarschuwt dat je er hoofdpijn van krijgt. DRUIVEN

TREDEN

In de oudheid bestonden er afhankelijk van bodemgesteldheid en klimaat drie manieren om wijnranken te laten groeien: over de grond laten kruipen, tegen latwerk leiden of ze langs een boom omhoog laten slingeren. In het laatste geval werden meestal stevige draden tussen de bomen gespannen waaraan de druiventrossen konden hangen. Doordat de druiventrossen in Griekenland aan lage wijnstokken rijpten , was het plukken betrekkelijk eenvoudig. In Italië daarentegen, waar de ranken langs hoge bomen waren geleid , had men ladders nodig om de trossen af te snijden . De druivenpluk vond plaats tussen augustus


13

afb . 19 . Dionysos vaart op een schip. Een wijnrank groeit langs de mast. De piraten zijn in dolfijnen veranderd. Drinkschaal, aardewerk, diam. 30,5 cm, Griekenland Athene, Exekias, ca. 535 v. Chr. München 2044

afb . 20 . Het treden van druiven. Satyrs stampen om beurten in een mand om de druiven te persen. Wijnkan, aardewerk, h. 23,5 cm, Griekenland, Athene, Gela Schilder, ca. 490 v. Chr. APM 3742

MEDEDELINGENBLAD

NR. 85-86

/ 2003


14

en november, afhankelijk van het gebied en van de voorkeur voor frisse wijn (vroege pluk) of zoete wijn (late oogst); de laatste soort werd het meest gewaardeerd. De geoogste druiven werden in een laag bassin gestort en met blote voeten werden de druiven getreden. Voor dit zware werk werden slaven ingezet of seizoenwerkers ingehuurd. Het is opmerkelijk dat er bijna geen vaasschilderingen zijn die het druiventreden door gewone mannen laten zien . De voorstellingen zijn vrijwel altijd in de mythische sfeer gebracht. Het zijn de metgezellen van de wijngod Dionysos die het zware werk mogen opknappen, de satyrs. Dit zijn

mensachtige wezens met paardenoren en een paardenstaart; verder hebben ze een mopsneus, kaal voorhoofd en lange baard. Ze zijn wild, constant door wijn beneveld en zitten altijd achter de meisjes aan. Een vrolijke afbeelding van het treden van druiven is op de wijnkan (oinochoë) in het Allard Pierson Museum geschilderd (afb. 20 ). De druiventrossen liggen in de mand op tafel. Het sap stroomt via een gootje in het voorraadvat links. Satyrs springen en dansen luidkeels zingend in het rond. Om beurten dansen ze stampend in de mand om de druiven te persen. Een kleine satyr kruipt als een zatte aap onder de tafel. Het is feest •

DRONKENSCHAP HERMAN BRIJDER

afb. 21. Een oude , drank zuchtige vrouw zit op de grond en klemt een wijnkruik tussen haar knieën. Kannetje, aardewerk, h. 10,5 cm, Noord-Afrika ?, Romeins. APM 15.003

Ook al mengden de Grieken en de Romeinen water met wijn, dronkenschap kwam natuur lijk voor. Een bijna karikaturale uitbee lding van dronkenschap zien we in het kleine kannetje in de vorm van een drankzuchtige oude vrouw (afb . 21). Terwijl ze op de grond zit, klemt ze een grote wijnkruik (/agynos) stevig tussen haar knieën en houdt deze als een kostbaar bezit met beide handen vast. Ze kijkt schalks omhoog naar de voorbijgangers. Haar mond staat scheef open; je hoort als het ware haar dronkemansgelach. Het is een kleine versie in terracotta van een bekend levensgroot beeld uit het eind van de derde eeuw voor Christus. Dit is de z.g. Hellenistische periode, een tijd waarin niet alleen verheven schoonheid maar ook het realisme van alle dag en zelfs lelijkheid werden uitgebeeld. De vrouw ziet er uit als een zwerver, maar dat lijkt maar zo. Afgaand op haar kleding en oorsieraden, moet zij tot hogere klasse behoren. Men denkt dat het originele beeld van de drankzuchtige oude vrouw een wijgeschenk geweest is voor Dionysos, die hier vertegenwoordigd wordt door de kruik met klimopranken. Zijn geest is in de fles. De god van de wijn heeft haar volledig in zijn macht. Het Griekse woord enthousiasmos - ons woord enthousiasme betekent 'geestesvervoering', 'buiten zich zelf zijn' of, in het bijzonder, 'door Dionysos bezeten zijn'. Om deze gelukzalige toestand te bereiken werd Dionysos door veel wijn te drinken op grote schaal vereerd. Nog steeds staat deze populaire god overal in aanzien, zonder dat de wijndrinkers zich hiervan bewust zijn.


1

15

WIJN

EN WOORD

EMILIE VAN OPSTALL

'Het overbodige is hoogst noodzakelijk,' stelt Voltaire niet zonder ironie in een van zijn Satiren (Le Mondain, v. 22) . Voor de oude Grieken is het symposium, het banquet couché, een hoogst noodzakelijke luxe. Dat geldt zelfs voor de Spartanen, al nemen zij genoegen met het sobere, van staatswege georganiseerde syssition, het banquet assis . Een avond eten , drinken en genieten van conversatie , muziek , spel (afb. 22) en hofmakerij zorgt voor een hedonistische vlucht uit het dagelijkse bestaan . Het eten is daarbij slechts een opmaat , want de wijn is de ziel van het symposium, letterlijk 'drinkgelag '.

11

In aristoc ratische kringen van de zevende - zesde eeuw voor Christus vloeien wij n en woo rd samen in de voo rdracht van lyrische poëzie. ' Laten we drinken!' spoort A lcaeus zij n disgenoot aan, 'dri nken nog voo r de zon onde r is, want w ij n doet alle zorgen vergeten' - een motief dat eeuwe n later met twee woo rden van Horati us onsterfelijk is gemaakt: carpe diem.

Laten we drinken! Waarom wachten op lamplicht? Er is nog maar één straaltje dag. Haal de grote bontgekleurde bokalen te voorschijn, mijn vriend, want om onze zorgen te vergeten heeft de zoon van Zeus en Semele wijn aan de mensen gegeven. Meng hem met twee delen water, schenk hem tot aan de rand en laat de ene beker de andere verdringen . (Alcae us, e d . Voigt fragment 346 )

Terw ij l Dionysische overgave de verzen van A lcaeus voortstuwt, ontleent de poëzie van Anacreon, die zo' n vijft ig j aar later geboren werd (rond 570 voo r Christus), zij n charme ju ist aan een zeker gevoel voor maat en stij l:

Il

Ik houd niet van een man die zich te goed doet aan een volle beker en over tranenrijke strijd en oorlog vertelt , maar van hem die de heerlijke gaven van de Muzen en Aphrodite doet samenvloe ien en lieflijke vreugde bezingt . (Anacreon , ed . West fragment 2)

11

Onder de provi nciaalse aristocratie we rd de archaïsche traditie van het voo rdragen van poëzie tijdens het symposium nog lang voortgezet. In de hellenistische tijd droomt de Syrische Me leager van Gadara (tweede eerste eeuw voor Christus) van een onbe reikbare geliefde op het moment dat zij zic h laaft aan een slok wijn:

De bokaal glimlacht zacht : hij zegt dat hij de babbelende mond van de verliefde Zenophila heeft aangeraakt . De geluksvogel ! Ach , dronk zij maar, haar lippen tegen de mijne, in één teug de z iel d ie in mij huist. 1

1

(Meleager van Gad ara, An thologia Palatina V, 171)

PLATO

Dit epig ram grijpt terug op de kus die Plato dr ie eeuwen eerder zo u hebben beschreven ('Toen ik Agathon kuste hield ik mijn zie l op mij n lippen tegen: de durfal was gekome n om over te steken' Plato, Anthologia Palatina V, 78). M isschien is dit kusgedicht van de hand van een andere dic hter, misschien is het een authentieke 'Plato' . In ieder geval verschu ift in klassieke tijd met Plato het accent van poëzie voo r het symposiu m naar proza ove r het symposium. Plato laat in zijn Symposium een aantal disgenoten onder leiding van Socrates spreken ove r de li efde. Deze schitterende fi losofische co nversatie wo rdt niet gehin derd door een overv loed aan drank, want de genodigde n hebben allemaal last van een kater en beslu iten daaro m in het begin van de avond met mate te drin ken. Ze houden dat inderdaad lang vol, maar zwic hten aan het ei nde van de avond toc h, zodat slechts drie 'die hards' overblij ven: Socrates (die goed tegen drank kan, zoa ls aan het begin van het Symposium wo rdt verteld), Agathon en A ristophanes dr inken tot in de vroege ochtendu ren ' uit een grote bo kaal die ze van lin ks naar rechts doorgeven', terw ijl 'Socrates hen dwi ngt toe te geven dat het schrijve n van een komedie en een tragedie dezelfde deskundig heid vereist en dat een tragedieschrijver die zij n vak goed verstaat, ook een komedie kan schrijven' (vert. Gerard Koo lschij n). ATHENAEUS

Xenop hon volgt met zij n Symposium Plato's intellectualistische benadering, en daarna komen meer we rken die we liswaar het symposium tot thema hebben, maar aan di rectheid inboeten: Plutarchus' Symposiaka, Lucia nus' Sympos ium, Athenaeus' Deipnosophistae. At henaeus laat een aantal professoren aan tafel 15 boeken lang poëzie van vele honderden dichters citeren en bespreken. Maar ook gerechten, koks, wijnen en zelfs menukaarten passeren de revue. Het werk vertoont een haast antiqua risch karakter gelukkig maar, want zonder Athenaeus' schatkamer hadden we het hierbove n gecitee rde gedicht van A nacreon bijvoorbeeld niet kunnen lezen . ROME

De Oeipnosophistae past in zekere zin meer in de Romeinse literaire traditie dan in de Griekse.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2 00 3


16

afb. 22. Een aanliggende jongeman speelt het kottabos-spel. Hij probeert het restje wijn dat in de drinkschaal achterbleef op de losse metalen schijf van de standaard (links) te mikken, zodat deze naar beneden valt. Kantharos, aardewerk, h. 16,5 cm, Zuid-ItaliĂŤ, Tarente, schilder uit de Paedagogos Groep(?), 4de eeuw v. Chr. Collectie Moonen-Gijs, Emblem (BelgiĂŤ)

afb . 23 . Een school vissen . Binnenzijde drinkschaal, aardewerk, diam . 19,4 cm, Griekenland, Sparta, Allard Pierson Schilder, ca. 550 v. Chr. APM 3765


17 afb. 24.

Everzwijn met krans op kop . Aardewerk, h. 7,2 cm, Egypte, 2de-3de eeuw n. Chr.

beurt fantastische verhalen, een slaaf reciteert uiterst stuntelig Vergilius, een secretaris komt verslag doen aan Trimalchio, komedianten dragen Homeros voor, en de gastheer zelf komt veelvuldig aan het woord. Hij becommentarieert de gangen, bespreekt de begrafenis die hij voor zichzelf heeft gepland, en doet, niet te vergeten, uitgebreid verslag van zijn gebrekkig functionerende darmen waarbij hij zich vol begrip toont over eventuele onregelmatigheden bij zijn gasten: Athenaeus, een Griek, geboren in Egypte, woonde dan ook in Rome. De Romeinen namen het idee van het Griekse symposium over, maar creëerden een ware ars culinaria, waarbij de meeste aandacht uitging naar het eten. Recepten vonden hun weg in kookboeken en gerechten werden door koks tot pronkstukken voor de tafels van de rijken gemaakt. Overdreven uitgebreide en ingewikkelde schotels prikkelden de scherpe tongen van schrijvers. Horatius beschrijft in een van zijn Satiren een somptueus diner ten huize van Nasidienus. Gerechten, wijn en conversatie wisselen elkaar af, en de patronus leidt iedere nieuwe gang in met een kleine toelichting. Het voorgerecht, niet de gewoonlijke lichte amuse gueule, is everzwijn uit Lucanië, 'gevangen bij een briesje uit het Zuiden'. De zeeaal heeft een nog exclusievere behandeling ondergaan:

... 'Die werd' - zo zegt de gastheer -'zwanger gevangen, na 't kuitschieten smaakt zij minder goed. De saus bevat als ingrediënten: olie uit Venafrum (let wel de eerste pressing), vispasta uit Spanje, een vijf jaar oude wijn van Italische origine, voor bij het koken (want na het koken is Chioswijn het allerbeste), witte peper met azijn, en wel de wijnazijn afkomstig uit Methymna. (Horatius, Satiren Il, 8, vv. 43-50 , vert . Piet Schrijvers)

Waarna nog meer verzen volgen met precieze instructies voor de juiste soort rucola en zee-egels. TRIMALCHIO

EN

LATER ...

APM 7356

'Excuseer me, vrienden ..., al heel wat dagen doet mijn buik zijn plicht niet. De doktoren weten geen raad. Ik heb wat baat gevonden bij granaatappelschillen (afb. 25) en hars op azijn. Ik hoop maar dat ie gauw weer gezeglijk wordt. Anders rommelt het in mijn buik - als een loeiende stier. Als een van de heren naar achteren moet, dan hoeft hij zich niet te generen hoor! Niemand is van cement. Ik vind dat er geen groter kwelling is dan je behoefte inhouden.' (Satyricon

§

47, vert. A.D. Leeman)

Enzovoort. Misschien is niet al het overbodige even noodzakelijk ... Vele van de hierboven beschreven escapistische genoegens die de Grieken en Romeinen hebben bezongen en beschreven kennen wij nog steeds. Doet het tafelgesprek over de karper van de dames Kröger en Buddenbrook onder voor Nasidienus' zeeaal?

'Madame Kröger führte ihnen das Wort, indem sie in der appetitlichsten Art die beste Manier auseinandersetzte, Karpfen in Rotwein zu kochen ... : "Wenn sie in ordentliche Stücken zerschnitten sind, Liebe, dann mit Zwiebeln und Nelken und Zwieback in die Kasserolle, und dann kriegen Sie sie mit etwas Zucker und einem Löffel Butter zu Feuer ... Aber nicht waschen, Liebste, alles Blut mitnehmen, urn Gottes Willen ... "' (Thomas Mann, Buddenbrooks) •

Hilarisch is de beroemde parodie van Petronius, die in zijn Satyricon een diner bij de parvenu Trimalchio beschrijft. Eén van de vele verrassingen bestaat ook hier uit een everzwijn (afb. 24) :

'Aan zijn slagtanden hingen twee mandjes van palmblaren, het ene gevuld met Syrische, het andere met Egyptische dadels. Eromheen lagen kleine biggetjes van deeg, die naar de uiers leken te happen, zodat iedereen kon zien dat het een zeug was. Deze kleintjes werden als presentjes uitgedeeld. Voor het couperen van de ever trad niet Snijder aan, die het gevogelte had voorgesneden, maar een gebaarde reus met beenwindsels en een kleurige jachtmantel aan. Hij trok zijn jachtmes en stootte het in de zijde van de ever; uit de opening vlogen lijsters tevoorschijn.'

afb. 25.

Open en dichte granaatappel. Aardewerk, h. 8,9-9 cm.

Etruskisch, 4de - 2de v. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis R 563 1-2

(Petronius, Satyricon § 40, vert. A.D. Leeman)

Tijdens de maaltijd gaan de gesprekken over de meest uiteenlopende onderwerpen: de gasten vertellen om de

Een deel van de citaten in dit artikel is afkomstig uit bestaande Nederlandse vertalingen (waar aangegeven). De overige citaten zijn voor de gelegenheid door de auteur van dit artikel vertaald. MEDEDELINGENBLAD

NR.

85-86

/ 2003


18

EEN SYMPOSION

IN ATHENE:

WIJN , ZANG EN LIEFJES HERMAN BRIJDER

He t woord 'sympos ion ' be t e kent tegenwoo rd ig iets ande rs d an b ij de oude Grieken . W ij bedoelen hiermee een intern at ionale b ijeenkomst van wetensch appe rs d ie een ond er werp in voord rachten bespreken . De lezi ngen worden de hele dag gehouden , meest al dagen achtereen . Bij de Grieken g ing het om twee du idelijk gesche iden onderdelen : het d rinkgel ag zelf (sympos ion ) en het gastmaa l (de ipnon ) dat hieraan voorafg ing. Letterl ijk betekent sympos ion: 'het samen dr inken '. Maar het gaat om veel meer dan he t dr inken alleen , z oals we hieronder z ullen zi en . Het begon in de loop van de avond , meestal tegen z onsondergang , en duurde tot in de kle ine uurtjes .

De meeste mensen houden er niet van om alleen aan een tafeltje te zitten eten of zonder gezelschap een glas te drinken . De Grieken al helemaal niet. Het zijn gezelschapsmensen die graag met anderen eten en drinken, verhalen vertellen en vrolijke grappen maken. Het symposion van de oude Grieken werd 'o nder mannen' gehouden. Alleen gelijken werden uitgenodigd , dwz. 'vr inden' van gelijke stand, dus uit de aanzienlijkste families. Het was geen familiefeestje, maar een aristocratische mannenbijeenkomst die gebaseerd was op gelijkheid en vriendschap, een soort broederschap. Echtgenotes, dochters en kleine kinderen mochten er niet bij zijn. Als de gastheer een voldoende grote kamer ter beschikking had om zijn gasten te ontvangen werd het symposion bij hem thuis gehouden; deze kamer heette het andron, het mannenvertrek. Dit was meestal de grootste kamer van het huis, zoiets als de ' nette kamer' , maar dan alleen voor heren. Als men geen geschikte kamer thuis had werd ergens anders een zaaltje gehuurd. Zoals gezegd begon het feest als het donker werd . De olielampjes werden aangestoken en de gasten arriveerden in hun mooiste kleren.

de ander en gezellig dicht tegen elkaar aan. Maar soms waren ze met z'n drieën of het kon ook voorkomen dat men alleen aanlag. Natuurlijk was er een tafelschikking , zoals bij onze officiële diners. In ieder geval mocht de belangrijkste gast naast de gastheer aanliggen. Ook was er een ceremoniemeester. Hij was één van de symposiasten, die door hen zelf was uitgekozen. Hij bepaalde de gang van zaken: welke hoeveelheid wijn met water werd gemengd (de gebruike lijk verhouding was 1:3), hoeveel mengvaten (kraters) er binnen gedragen mochten worden, wat het onderwerp zou zijn waarover gesproken en gediscussieerd werd, wie als eerste het woord zou krijgen , wanneer er muziek gemaakt werd en ander vermaak zou beginnen. Maar hij moest ook de orde bewaken tijdens toespraken en het zingen van drinkliederen en toezien dat men zich hield aan de algemene regels van het symposion. De feestgangers moesten hem gehoorzamen anders zouden zij van andere symposia uitgesloten worden en daarmee van het socia le leven in de stad. Nadat men z'n schoenen of sandalen had uitgetrokken en op het bed had plaats genomen, werden eerst de handen en voeten van de gasten gewassen door slaafjes. Het eerste gedeelte van het symposion kon beginnen: de maaltijd.

AANLIGGEND

EENVOUDIG

ONDER

MANNEN

ETEN

EN DRINKEN

Tegen de wanden van de feestkamer waren aanligbedden naast elkaar opgesteld. Er was geen doorgang voor de wijnschenkers aan de achterkant van de bedden. De gasten werden dus niet van achter bediend , zoals onze obers dat behoren te doen. Afbeelding 26 laat een mogelijke opstelling van de aanligbedden zien. De gewoonte om tijdens het banket aan te liggen hadden de Grieken uit Klein-Azië overgenomen. Vóór de bedden stond een tafeltje waarop het eten, de drinkschalen en de lekkere hapjes gezet konden worden. Er stond ook een voetenbankje waarmee men gemakkelijker op het hoge bed kon klimmen. Elk bed was voorzien van een matras waar overheen een plaid was gelegd. Ook waren er zachte kussens: comfortabel dus. De feestgangers lagen gewoonlijk met z'n tweeën, diagonaal op één bed: de één vóór

ETEN

Het eten werd op de tafeltjes gezet. Dit bestond alleen maar uit ronde broodjes (een soort kadetjes) en lappen vlees, als we de vaasschilderingen mogen geloven. Wat we ook nog wel eens zien is dat een mand boven de feestgangers is geschilderd. Deze hangt ondersteboven aan een spijker aan de muur. Het was niet ongebruikelijk dat de deelnemers zelf iets bijdroegen aan het symposion, hetzij in geld, hetzij in natura. Eten werd vaak meegebracht in een rieten mand; eenmaal leeg werd de mand aan een spijker opgehangen, met het hengsel naar beneden . Overigens was het heel normaal om je spullen aan de muur op te hangen: wapens, drinkhoorns, schalen, kransen of muz iekinstrumenten worden vaak zo afgebeeld op de vaasschilderingen. Als men klaar was met eten zorgden, slaven ervoor dat de tafels afgeruimd en weggezet


afb . 26 . Tekening van een symposion. Kamer in de Zuid-Stoa op de Agora in Athene . Tekening: Piet de Jonge, naar P. Schmitt Pantel,

La cité au banquet,

afb. 2

werden zodat de vloer snel kon worden aangeveegd. Daarna werden de tafels weer teruggezet en kregen de gasten water om hun handen mee te wassen. ROND

DE KRATER

Wijn was het hoofdbestanddeel van het vervolg van het feest. Op de tafels werden schalen en ander drinkgerei neergezet. Bij de wijn hoorden kleine hapjes, zoals noten, verschillende soorten kaas, stukjes appel of peer, en lekkernijen zoals honingkoekjes of andere zoetigheden. En dan brak een belangrijk moment aan: het volle mengvat (de krater) werd binnen gedragen en centraal opgesteld, dat wil zeggen in het midden van de ruimte, zodat iedereen er goed zicht op had. Met de binnenkomst van de krater begon het eigenlijke symposion: het drinkgelag; maar niet voordat er een plechtig lied in koor was aangeheven ter ere Apollo of de wijngod Dionysos (of alleen maar om de demonen gunstig te stemmen) en er een beetje van de onvermengde wijn aan de goden was geplengd. Ter meerdere feestvreugde kreeg iedereen een krans aangeboden om op z'n hoofd te zetten; deze was gevlochten van twijgen en bloemen. Er wordt wel beweerd dat men door het dragen van deze kransen geen hoofdpijn van het drinken kreeg.

drinkschalen. Zij geven allerlei details weer die we anders nooit zouden weten. Helaas is niet alles even duidelijk. Maar laten we de voorstelling maar eens nader bekijken . We herkennen duidelijk de symposiasten, die twee aan twee op hun hoge bedden aanliggen. Ze leunen allemaal op hun linker elleboog, terwijl de rechter arm uit de mantel steekt en er dus maar één hand vrij is om eten of drank van tafel te nemen. Alle tafeltjes, waarop twee lappen vlees en drie broodjes zijn geserveerd, zijn gelijk; het tafelblad rust op drie poten waarvan de achterste precies wordt overlapt door één van de voorpoten. Ook de stevige voetenbankjes ontbreken niet. Misschien benadrukt de gelijkvormigheid van de onderdelen van dit soort symposion-scènes wel het aristocratische principe van gelijkheid en broederschap van de feestgangers, waarover we eerder spraken. Maar het kan ook komen door de stijve en nogal stereotype vroeg-zwartfigurige schilderstijl. Maar er zijn nog veel vragen: waarom dragen sommige mannen een baard en andere geen, waarom kijkt iedereen (op één jongen na) zo nieuwsgierig naar links, wat doen al die mensen eigenlijk tussen de vijf aanligbedden en wat doet de enige vrouw op dit herendiner? VROUW

EEN

SYMPOSION

AFGEBEELD

Op afbeelding 27a-b zien we de twee zijden van een Atheense drinkschaal: het gaat om één doorlopend symposion. Dit type schaal wordt gekenmerkt door de brede, diepe kom, waar veel wijn in gaat, en de lage, uitlopende voet. Het was het gebruikelijkste soort drinkschaal in Athene in het tweede kwart van de zesde eeuw voor Christus. Afbeeldingen van symposion-scènes zijn uiteraard zeer toepasselijk op

DES

HUIZES

OF

HETAIRE

?

Vooropgesteld moet worden dat er een zeer groot verschil in sociale positie bestond tussen mannen en vrouwen in het Athene van de zesde eeuw voor Christus. De man werd opgevoed om in het openbare en politieke leven van de stad een prominente rol te spelen. De vrouw daarentegen moest zich onzichtbaar houden , dat wil zeggen zij moest in huis blijven en mocht zich nauwelijks in het openbaar vertonen. Een man trouwde pas op z'n dertigste. Dan kreeg hij

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85-86

/ 2003


20

volledige burgerrechten, kon hij zich verkiesbaar stellen voor een politiek ambt en kreeg hij zijn erfdeel, tenzij zijn vader al eerder was overleden, hetgeen overigens vaak voorkwam. Het meisje met wie hij trouwde was meestal niet ouder dan een jaar of vijftien, zestien. De zoon van een welgestelde Atheense burger werd van z'n zesde tot z'n dertiende door een pedagoog opgevoed, met het idee dat hij de eigenschappen zou verwerven van de ' ideale ' man: mooi , atletisch , intelligent, beschaafd, behendig in sport, jacht en strijd. Hij bracht veel tijd door in de sportschool en op het oefenterrein, waar mannen naakt trainden en het uiteraard verboden was voor vrouwen. Tijdens zijn adolescentie, dus de overgangsperiode van puberteit naar volwassenheid (van ongeveer 15 tot 20 jaar), werd hij bewonderd door de jongens die iets ouder waren dan hijzelf en die al van hun achttiende tot hun twintigste in militaire dienst waren geweest. Zij gaven hem complimentjes en geschenken om hem voor zich te winnen. Er ontstond vaak een homoseksuele verhouding , waarbij de jongen de passieve geliefde was. Daarnaast was het pedagogische, opvoedende element van groot belang. Op de leeftijd van 22 jaar was hij het passieve gedrag in de homoseksuele relatie ontgroeid en vanaf dat moment kon hij als actieve minnaar optreden. Naast de homoseksuele contacten zal hij zeker ook kennis hebben gemaakt met meisjes die zich tegen betaling aanboden, maar hierover later meer (afb . 29 ). De genoemde verhoudingen zijn van belang voor de interpretatie van de symposion-scènes die op het Atheense aardewerk zijn geschilderd. Terug naar de drinkschaal op afbeelding 27a-b. De twee baardloze jongens , die zo gezellig met de mannen met baarden op één bed aanliggen (afb . 27a ), zijn waarschijnlijk de pupillen en tevens geliefden van de heren. Zij mogen voor het eerst een symposion meemaken, een soort initiatie dus, een inwijding tot volwassen man en volleerd burger. Er lopen ook jongetjes (paides) rond (afb. 27b ). De één (in het midden) houdt een platte schaal omhoog, de ander (geheel rechts) een krans. Kransen, één van de symbolen van het symposion, zijn alom vertegenwoordigd: ze worden in de hand gehouden of zijn aan de muur opgehangen. Een ander symbool is het grote klimopblad dat door de omkijkende man (afb. 27 a) wordt vastgehouden: het is één van de symbolen van de god van de wijn zelf, Dionysos. Deze brenger van de goddelijke drank,

draagt altijd een kroon van klimopblaadjes of anders wijnbladen. De centrale plaats van de keurig geklede vrouw op afbeelding 276 is op z'n minst verbazingwekkend. Dat vinden de aanwezige mannen ook: alle ogen zijn op haar gericht. Eén man kijkt zelfs achterom . Haar aanwezigheid is in tegenspraak met alles wat hiervóór is gezegd: het was immers verboden voor echtgenotes, dochters en kleine kinderen om op het symposion te komen. Zou deze eerbiedwaardig geklede dame dan toch de echtgenote van de heer des huizes zijn die de gasten verwelkomt? Of gaat het om de binnenkomst van een als dame geklede hetaire (zie beneden)? De laatste optie lijkt waarschijnlijker dan de eerste. In de vroege vaasschilderingen zoals deze wordt vooral het accent gelegd op het elitaire, aristocratische van het symposion en niet zozeer, zoals later, op het genot van wijn, erotiek, losbandigheid en alles wat daar uit voortkomt. ANIMEERMEISJES

Het wijnvat (stamnos) op afbeelding 29 en 30 is een halve eeuw later in de Atheense pottenbakkerswijk, de Kerameikos, gemaakt dan de drinkschaal op afbeelding 27. Het verschil in schildertechniek is in één oogopslag duidelijk: geen zwart-figurig, maar rood-figurig. Ook de stemming op het symposion is totaal anders: de aristocratische stijfheid en uniformiteit zijn verdwenen. De aanwezigen zijn individueler en veel vrijer weergegeven; ze kunnen zelfs ostentatief het liefdesspel spelen. Rechts wordt gekust in een innige omhelzing en links betast de jongen de tepel van het lieftallige meisje. De middelste jongeman is kennelijk met serieuzere zaken bezig . Hij zingt solo op de klanken van het blaasinstrument (auloi) dat door zijn liefje wordt bespeeld; Helike is haar naam (dit staat erbij geschreven). Hij heeft z'n hoofd in z'n nek gelegd en z' n rechterarm achterover gebogen: de typische houding van een zingende drinkebroer. Maar zijn mond is dicht. Misschien wil hij net aanzetten tot het zingen van een mooi drinklied of het reciteren van een lyrisch gedicht (zie het artikel 'Wijn en woord' in dit blad). Een ander detail is nog interessanter: de schilder heeft zichzelf 'geportretteerd'. Zijn naam, Smikros, heeft hij naast het hoofd van de zingende symposiast in kleine rode letters gezet. Kennelijk was in deze tijd, dat wil zeggen eind zesde eeuw voor Christus, deelname aan het symposion niet alleen meer aan de aristocratische


21

afb. 27a . Aristocrat isch symposion met aanl iggende mannen en jongens . Drinkschaal, aardewerk, diam . 27 cm, Griekenland, Athene , Malibu Schilder, ca. 565-560 v. Chr. Amsterdam APM 13.802

afb . 27b . Een vrouw (hetaire ?) wordt door een jongen verwelkomd tussen aanliggende mannen .

Achterzijde van schaal op afb . 27a . APM 13.802

MEDEDELINGENBLAD

NR.

85-86

/ 2003


22

bovenlaag voorbehouden. Zelfs vaasschilders mochten mee aanliggen; of was het een wensdroom van Smikros? Dit is één van de twee zeer zeldzame, zekere zelfportretten van een vaasschilder; beide zijn van Smikros. Zijn naam betekent overigens: 'de kleine'. Maar wie zijn die charmante meisjes die zo verleidelijk aan het voeteneinde van de aanligbedden zitten en zoete klanken voortbrengen op de aula,? Ze worden hetairen genoemd. Het is lastig om het begrip hetaire in een woord samen te vatten. Misschien benaderen 'co urtisane' of 'animeermeisje' (of misschien de 'ca llgirl van de pre-telefoontijd'?) het nog het beste. Het zijn in ieder geval geen ordinaire hoertjes die voor weinig geld hun lichaam ter beschikking stellen in het bordeel, de pamai. Het zijn eerder 'elite' prostituees die voor een avondje werden ingehuurd om de heren op het symposion beroepsmatig te vermaken. Ze spelen op de au/ai of lier, stimuleren de mannen door het opwindende geklepper van de krotala (een soort castagnetten), voeren subtiel erotische dansjes uit, spelen geraffineerde spelletjes van allerlei aard met de benevelde heren en zorgen er bovenal voor dat hun drinkschalen nooit leeg komen te staan. Geliefd was het kottabos-spel. Hierbij moest men het restje wijn dat in de drinkschaal achterbleef op een los metalen schijfje van een standaard proberen te mikken zodat het naar beneden viel (afb. 22 ). Alvorens de wijn naar het schijfje te slingeren, werd de schaal wild gedraaid om de wijsvinger die door het handvat stak. Het rinkelend geluid van het gevallen schijfje was duidelijk te horen en gaf natuurlijk aanleiding tot veel gejoel. Wie de meeste schijfjes had laten vallen was de winnaar en kon rekenen op de gunsten van de favoriete hetaire. D E W IJ N CE N T RA A L

Uiteindelijk draait alles om de wijn. Op de achterkant van de vaas (afb. 30 ) is het klaar maken van de goddelijke drank te zien. Een jongen en een man voeren pure wijn aan in amforen. Om het edele vocht in het enorme mengvat, dat hier op een hoge standaard staat: daar ging het om op het symposion. Ook al lijkt het erop dat het bereiden van de wijn in een apart kamertje plaats vindt, is dit niet het geval. We moeten

het ons zó voorstellen dat het mengvat, zoals eerder gezegd, centraal in de lege ruimte vóór de aanligbedden in het feestvertrek staat en dat het voor een groot gedeelte al met water is gevuld; hierin wordt de pure wijn uit de amforen gegoten. Een metalen, meestal bronzen, zeef werd gebruikt om de droesem te scheiden (afb . 37 ). Het mengsel werd vervolgens uit het vat met een bronzen scheplepel met een lange steel (afb . 65 ) overgegoten in de wijnkannen die op de grond klaar staan. Wijnschenkers schonken tenslotte de aangelengde wijn in de drinkschalen van de dorstige symposiasten. Zij konden het door het lage percentage alcohol tot in de vroege ochtend volhouden. Immers, zo dachten de oude Grieken: het drinken van sterke, ongemengde wijn is alleen iets voor barbaren, dwz. voor vreemden die de Grieken niet konden verstaan omdat ze alleen maar 'barbar barbar' konden brabbelen. Toch liep een symposion regelmatig uit op volledige dronkenschap , ondanks de aangelengde wijn. OVERGEVEN

EN DRONKENMANSGEZANG

Een van de gevolgen van te veel drinken , het overgeven, is door de bekende Atheense vaasschilder, de Brygos Schilder, in een intiem tafereel in de tondo van een drinkschaal afgebeeld (afb. 28 ). Liefdevol en zorgzaam houdt de kleine blonde hetaire het hoofd van de overgevende symposiast vast. Terwijl hij behoedzaam op z'n stok steunt, stroomt een lange straal uit zijn open mond, geschilderd in donkerrode verf. Een dergelijke afbeelding komt bij ons nogal vreemd over, vooral als we er aan denken dat tijdens het symposion deze braakscène steeds gezien werd, door de wijn heen in de drinkschaal. Misschien was de boodschap : drink niet te veel, anders gaat het mis! Aan de andere kant was het vrij normaal om tijdens het symposion even naar buiten te lopen en voor opluchting te zorgen. Aan de buitenkant van schaal maken de drinkebroers zich op voor het laatste onderdeel van het symposion (de komos). Dansend, lallend en luid zingend op de muziek van de auloi en barbiton (groot snaarinstrument) trekt de dronken zwerm tegen het ochtendgloren door de straten van de stad, op zoek naar een volgend feestje. Of ze daar welkom waren, is de vraag•


23

afb . 28.

Jongen geeft over na het symposion; heta ire helpt een handje . Binnenzijde drinkschaal, aardewerk , Athene , ca. 480 v. Chr. Würzburg HA 428 (L 479)

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86

/ 2003


24

afb. 29 . Symposion met aanliggende jongens met ieder hun liefje , de middelste is de schilder van de vaas zelf , Smikros. Wijnvat, aardewerk, Griekenland , Athene, Smikros , ca. 515-510 v. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A 717

afb. 30. Het klaarmaken van de wijn : wijn wordt uit puntamforen bij het water in het mengvat gegoten ; schenkkannen staan klaar op de grond. Achterzijde van wijnvat op afb . 29. Brussel, Konin klijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A 717


afb . 31 . Drinkbeker , skyphos . Zilver, h. 10,1 cm, Duitsland, Ma inz, Romeins,

1ste eeuw n. Chr. APM 788

afb . 32. Zilveren pronkservies . Fresco uit het graf van Festorius Priscus te Pompeii.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2003

25


26

KOM

ER GEZELLIG

BIJLIGGEN!

DINEREN EN DRINKEN BIJ DE ROMEINEN ERIC M . MOORMANN

Eten deed de Romein idealiter drie à vier maal per dag : ontbijt , lunch , diner en souper. In de praktijk bleef het, ook bij de welgestelden, meestal bij het ontbijt, een 'snack' aan het begin van de middag en het diner. Vooral deze laatste maaltijd , de cena , was een belangrijk moment van de dag .

VAN

El TOT

VRUCHTEN

De ce na werd in de loop van de middag, in de winter vroeger dan 's zomers, gebruikt, als het we rk gedaan was en een bad het lijf had gereinigd en de geest opgefrist. Zij bestond uit een variërend aantal gangen in drie onderdelen, om met een Latijnse uitdrukking te spreken "van ei tot vruchten" (Horatius, Satyra 1.3.6): hartige hors-d'oeuvres zoa ls eieren, artisjokken, paddestoe len en asperges, werden gevolgd door vlees (zelden) of vis (eveneens zelden, tenzij men aan de kust of bij een rivier woonde) en groenteschotels. Brood, een po lenta-achtig deeggerecht (puls) en bonen vormden een onmisbare basis. Om dit alles te bereiden en er smaak aan te geven gebruikten de koks olijfolie, zout en azijn; lokale mediterrane kruiden werden rijkelijk toegepast. Peper en kaneel werden geïmporteerd en het beroemde garum of allee, een pittige fond op basis van vis, te vergelijken met oosterse sauzen, deed de rest. a de hoofdgerechten konden fruit en zoetigheid worden geserveerd. De minder bedeelde Romein zal voornamelijk de 'v ul lers' en hopelijk wat soep met groenten hebben genuttigd. Het gaat te ver om, zoals in romans en films gebeurt, iedere Romeinse maaltijd als een opulente schranspartij voor te stellen, met exquise en in veler ogen bizarre gerechten als pauwentongetjes en eieren van exotische vogels, maar het is zeker dat bij prestigieuze bijeenkomsten het beste nog niet goed genoeg was. Wie letterlijk en figuurlijk iets te verteren had in de Romeinse maatschappij , legde er veel eer in zijn gasten te fêteren. De mannen en vrouwen van stand gebruikten de cena namelijk als een uitgelezen mogelijkheid hun 'netwerk' te onderhouden en waar mogelijk uit te breiden. Dit blijkt onder meer uit de grote zorg die aan aankleding en inrichting van de eetvertrekken werd besteed en aan het rijke servies dat gebruikt werd (afb . 31) . GEDRIE

Ë N OP

EEN

BED

Eten en drinken waren niet zo streng van elkaar gescheiden als in het Griekse symposion. De gangen konden worden onderbroken voor een wandelingetje of een slokje extra. Artsen raadden zelfs aan de maag door het innemen van vomitiva te ontlasten. Wijn was er in soorten, passend bij de gangen, maar voor het stevige gelag wachtte men gewoonlijk de nazit, commissalio,

af. Om lang te kunnen meedoen namen de gasten hun wij n gemengd met water in. Muziek en dans konden dit gedeelte oplu isteren en het geheel mocht in dronkenschap ei ndigen, hoewe l er ook stemmen opgingen dat de Romeinse zedel ijk heid door dit 'G riekse' gedrag we rd aangetast. In oude tijden aten de Romeinen zittend. In de loop van de Republikeinse tijd evenwe l gebeurde dat - in navolging van de Grieken en de Etrusken - liggend op aanligbedden. Steeds mochten beide seksen aan het banket deelnemen. Men lag gedrieën op één bed, overeenkomstig het aantal der Gratië n. Het ideale aantal disgenote n was negen, de schare der Muzen gelij k, verdeeld over drie bedden die in een u-vorm stonden opgesteld langs de wanden van het vertrek. Sets servies, bestel en drinkgerei waren daarom in drietallen gemaakt en zulke sets zijn tot op de dag van vandaag gebruikelijk (zes, negen, twaalf ... ). We vinden ze in opgravingen slechts zelden in zulke series terug, maar uitbee ldingen in de schilderkunst bevestigen dit praktische gegeven (afb. 32) . Midden tussen de bedden stond een grote, vierkante tafel of werden kleine tafeltjes opgesteld met daarop de spijzen en drinkbekers. Men reikte met de rechterhand naar de heerlijkheden en bestek beperkte zich tot een lepel. Vorken kwamen in de loop van de Middeleeuwen in zwang en messen zouden pas in de baroktijd als vast bestanddeel van de uitzet worden geïntroduceerd. Dus was er een speciale voorsnijder die het vlees trancheerde, de vis fileerde en andere gerechten kleinsneed . Het etensafval (graten, botjes, schalen van eieren, schelpen van oesters en andere crustaceeën) werd op de grond gegooid en pas na afloop geruimd. TAFELSCHIKKING

De negen deelnemers lagen niet op een willekeurige plaats, maar werden volgens een uitgekiende etiquette geplaceerd: de bedden hadden zelf een hiërarchie en per bed waren er betere en minder goede plaatsen. Zeker bij grotere gezelschappen was de plaatstoewijzing illustratief voor de positie van de genodigden in de pikorde van de familie. De dominus en zijn vrouw lagen in ieder geval op de lectus imus ('laag bed'), de rechterkant van de u, terwijl de hoofdgast naast de gastheer aanschoof op de rechter plaats van de onderkant van die u, de lectus medius ('middelste bed'). Deze ereplaats zou locus consularis, de plaats


27

afb . 33 . Triclinium van het Huis van de Cryptoporticus

in

Pompeii .

van de consul, heten. Op de lectus summus (' hoog bed') lagen de andere genodigden in aflopende graad van intimiteit en/of importantie. Dat de gastheer en de hoofdgast in de hoek rechtsonder lagen had vo lgens Plutarchus ook een praktische reden: ze konden eventueel boodschappen van bodes aannemen. DE EETKAMER

De ruimte waar gegeten werd lag niet vast in de huiselijke inrichting zoals onze 'eetkamer' of 'eetkeuken', want in een huis van stand had men verschillende vertrekken die in aanmerking kwamen voor het diner. Dat hing af van het aantal disgenoten, het weer en de status van de betreffende maaltijd. Zo is er een illustratief verhaal over de spreekwoordelijke gourmand Lucullus, in de geschiedenis tegelijk een belangrijk politicus in het turbulente Rome in het midden van de eerste eeuw voor Christus. Plutarchus vertelt in zijn Lucullusbiografie namelijk hoe Cicero en Pompeius door hun collega worden uitgenodigd. Zij reageren met een on-Latijns "doe maar niet al te gek" en hij instrueert zijn slaaf dat het diner aan het einde van de dag in "de Apollo" moet worden geserveerd. Dit is voor het personeel het sein om flink uit te pakken. De kamer met de bijnaam van de Olympische god heeft klaarblijkelijk een speciale status. In de goed bewaarde huizen van Pompeii liggen de voor eten en drinken gebruikte triclinia (letterlijk driebeddenkamers) en oeci (van het Griekse oikos, kamer) soms in het voorhuis bij het atrium, meestal evenwel aan een van de zuilengalerijen van het peristylium - indien aanwezig - vanwaar de deelnemers aan het diner uit konden kijken op de tuin met zijn aankleding. In ideale omstandigheden waren er zulke vertrekken aan de zuid- en noordzijde van het peristylium, te gebruiken in respectievelijk winter- en zomerseizoen om de zon te benutten dan wel niet tot last te hebben. In de muren is soms een bednis herkenbaar. Keizerlijke paleizen laten

een enkele maal eetzalen met accommodatie voor veel meer bedden zien, omdat daar het aantal van negen deelnemers te gering was. Ook in residentiële woningen in Pompeii is dat verschijnsel bekend uit de Keizertijd. Bij mooi weer at men in de tuin waar een triclinium van steen, overdekt door een pergola, aangenaam verpozen garandeerde (afb . 33) . De u-vorm van de bedden maakte in de loop van de tijd plaats voor een halve cirkel, het stibadium, dat ook in de christelijke kunst van de catacomben zou doordringen, wanneer men het Laatste Avondmaal of een diner ter ere van de oden (refrigerium) uitbeeldde . Een monumentaal voorbeeld vormt de reusachtige absis met een kalotvormige overkapping in de Canopus van de Villa Hadriana van Tivoli. Vanaf het bed keek men uit over de smalle lange vijver met daaromheen kopieën van de Karyatiden van het Erechtheion en andere beelden, inclusief een vervaarlijke krokodil die moest suggereren dat de gasten aan de oevers van de Nijl vertoefden. Maar laten we ons niet vergissen: de geschetste situaties zijn luxueus en voor weinigen weggelegd geweest. De meeste bewoners van de grote steden aten in gaarkeukens of kochten hun schamel maal bij één van de talloze stalletjes en winkels langs de straten. Het bezit van een keuken was even zeldzaam als dat van een verantwoord ingericht triclinium. En als men er al een had, dan kon het bed in kleine behuizingen 's nachts ook voor slapen dienen. Fastfoodketens als MacDonalds zouden zonder problemen een grote markt hebben kunnen bedienen in de wereld van de Romeinen. Dit is dus geen nieuwerwets Amerikaans verschijnsel, de Ouden kenden het even goed•

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85-86

/ 2003


28

EEN ROMEINSE

MAALTIJD het aan de kook. Voeg 1 el honing, 1 el azijn en 1 el

PA TI N A VAN

PEREN

most (druivengelei) toe. Proef het, wanneer het te flauw

Apicius 4,2,35 (nr. 162)

is nog wat garum toevoegen,

Laat 50 gram rozijnen 2 dagen weken in 2,5 dl rode

wat honing. Strooi er tot slot wat bonenkruid over.

wanneer het te zout is

wijn . Pureer de rozijnen door de wijn. Kook 1 pond stoofpeertjes

gaar. Pureer ze met peper, 1 tl komijn,

TIROPATINA

2 el honing, de rozijnwijn, 1 el garum en 1 el olie.

Apicius 7, 11,7 (nr. 302)

Voeg 3 à 4 losgeklopte

Verwarm 0,5 liter melk met 3 el honing tot deze

eieren toe, doe het mengsel

in een ovenschaal en laat het in 20 minuten opstijven in de oven (190

·ei.

Bestrooi met peper.

opgelost is. Roer er 3 losgeklopte

eieren door en

giet de vloeistof in een ingevette ovenschaal. Laat het in 20 minuten opstijven in de oven (190

PATELLA

•q.

Bestrooi met peper.

LU C RE TI ANA

Apicius 4,2,25 (nr. 152) Maak 1 pond jonge uien schoon en fruit ze even in

Garum, de bekende Romeinse vissaus, is uitstekend te

3 el olie. Voeg 2 el garum en voldoende water toe.

vervangen door de vissaus die in het Oosterse schap van

Leg 1 pond gezouten ham in stukjes erop en breng

de supermarkt staat (Nuoc Man of Nam Pia).

EEN VUILE VLOER ALS KUNSTWERK

die vóór de aanligbedden

af b. 34. Mozaïek uit een villa bij Rome (117-138 n. Chr.). Rome , Vaticaans Museum.

werden opgesteld,

geen

plaats voor afvalbordjes was. ERIC M. M O ORM A NN

Er is wel geopperd

dat er verwezen wordt naar offers

voor de goden en de voorouders tijdens maaltijden en Uit de Romeinse wereld zijn vier vloermozaïeken

uit

aansluitende symposia, maar de bewaard gebleven

eetkamers bekend waarop etensresten zijn uitgebeeld.

voorbeelden

De indruk wordt gewekt dat de bodem vol ligt met wat

en de etensresten zijn niet meer bruikbaar, hetgeen van

tonen geen wijnvlekken (van plengoffers)

overblijft van een heerlijke maaltijd met vis, gevogelte

weinig respect voor de voorouders zou getuigen.

en groenten en fruit. Op een mozaïek in de Vaticaanse Musea zit een muis lekker te knagen aan een halve

Een diepgravende

walnoot (afb. 34). Volgens de Romeinse schrijver Gaius

beter om naar de culturele context en de smaak van

uitleg levert weinig op en het is

Plinius Secundus was dit motief bedacht door Sosos,

de tijd te kijken. In de Hellenistische en Romeinse tijd

een kunstenaar die in de tweede eeuw voor Christus in

hield men bijzonder van illusie in de kunst en streefden

Pergamon leefde. De Griekse term die Plinius gebruikt

kunstenaars nabootsing van de realiteit op een zo

luidt asarotos oikos oftewel 'ongeveegde

kamer'.

precies mogelijke wijze na. In het geval van het mooi

In een oikos kwamen mensen samen om te eten of te

en schoon uitgebeelde

converseren, en zo'n afbeelding

sprekelijke paradox: zorg dat je het lelijke, vieze en

past uitstekend bij de

afval is er sprake van een aan-

functie van de ruimte . Grieken en Romeinen hadden

onbruikbare

op een zo estetisch mogelijke manier

namelijk de gewoonte hun etensresten op de grond te

vereeuwigt.

Het aantrekkelijke ligt dus precies in

laten vallen, misschien omdat er op de kleine tafeltjes

de lelijkheid van het onderwerp.


29

KOKEN EN ETEN GERALDA

JURRIAANS - HELLE

Om iets te weten te komen over eten en drinken in de oudheid moet men zowel literaire als archeologische bronnen raadplegen . Zo zijn er boeken over eet - en dr inkgewoonten en zelfs kookboeken bewaard gebleven en geven verschillende literaire teksten ook informatie over wat men at , maar juist omdat het over alledaagse zaken gaat , wordt heel veel ook niet vermeld . De archeologie levert informatie over keukeninr icht ing en potten en pannen . Door de informatie met elkaar te combineren kan men een beeld kr ijgen van de k ok in zijn dome in, w e lke hulpm idd e len hij had , hoe het eten we rd bere id en hoe het werd opged iend .

ATHENAEUS

Veel van wat wij weten over eten in de oudheid komt uit de Deipnosophistae van Athenaeus, een Griekse schrijver uit de tweede eeuw na Christus. Hij heeft - in de vorm van een tafelgesprek van wijze mannen - allerlei wetenswaardigheden die met eten en drinken te maken hebben, bij elkaar gebracht. Hij citeert daarbij rijkelijk uit allerle i andere schrijvers, van wie vaak verder niets bewaard is gebleven. Bij hem vinden we fragmenten van Archestratos, een Griekse schrijver uit de vierde eeuw voor Christus die allerlei voedselgewoontes beschrijft. Het is geen kookboek, in de zin dat er ingrediënten en de bereidingswijze worden beschreven. Het boek was kennelijk niet voor het uitvoerend personeel bedoeld . Er waren wel Griekse kookboeken , maar er is op een enkele papyrus en citaten bij latere schrijvers na niets van bewaard .

afb. 35. Komedie-acteur met koksmasker, herkenbaar aan zijn kale hoofd met plukken haar bij de oren . Aardewerk,

CATO

h. 6,7 cm, Egypte,

EN APICIUS

De oudste Romeinse recepten vinden wij bij Cato Maior (234-149 voor Christus). In zijn boek Over de landbouw geeft hij allerlei aanwijzingen over de aanplant van gewassen, maar ook over hoe je ze moet bereiden. Het zijn eenvoudige traditionele recepten uit de oude Romeinse boerenkeuken . Een belangr ijke plaats is ingeruimd voo r de kool , waarvan hij uitgebreid de medicinale werking bij allerlei kwalen bespreekt en waarvoor hij diverse recepten geeft. Ook het bakken van verschil lende soorten brood en offerkoeken worden besproken. Heel anders is het kookboek dat in de vierde eeuw na Christus is samengesteld en is overgeleverd onder de naam van Apicius die in de eerste eeuw na Christus leefde en volgens de overlevering zelfmoord pleegde toen hij zijn fortuin letterlijk opgesoupeerd had. In het kookboek zijn zeker recepten van Apicius opgenomen, maar ook veel latere. Het weerspiegelt de vaak decadente overvloed aan ingrediënten waar de Romeinen over konden beschikken . Een deel van de recepten is tegenwoordig niet meer te maken, omdat de ingrediënten niet meer te krijgen zijn (zoals flamin go of kraanvogel, al weet je maar nooit: wie had 20 jaar geleden gedacht dat struisvogelbiefstuk gewoon bij de supermarkt te koop zou zijn?). Andere recepten zijn

2de eeuw v. Chr. APM 7133

daarentegen uitstekend te maken en leveren ook een smakelijk resultaat op, dat zelfs onze toch aan eten uit de gehele wereld gewende smaakpapillen weet te verrassen. KOKS

De recepten van Apicius waren bedoeld voor de ervaren kok. Apicius geeft maar zelden hoeveelheden en soms vermeldt hij voor de hand liggende zaken niet, zoals bijvoorbeeld dat het vlees eerst gekookt moet worden . Kok was in het klassieke Griekenland en in het Romeinse Rijk een erkend beroep. In Griekenland verschenen de eerste beroepskoks in de zesde eeuw voor Christus. Daarvoor kookte men blijkbaar zelf. Koks waren vrije mannen, die men bij speciale gelegenheden zoals offers inhuurd e. Zij hielpen het offerdier kiezen, slachtten het na het offer en bereidden het vlees. In de komedie is de kok één van de vaste karakters, te herkennen aan zijn kale hoofd met rode plukken haar (afb . 35 ). Hij is het hoofd van de keukenstaf en vindt zichzelf heel belangrijk . Hij zorgt voor de bood schappen waarvan hij ongetwijfeld zijn deel neemt,

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2003


30

afb. 36. Komfo ortje met bij passende pot . Aardewerk, h. komfoor 30 cm, Etrurië, 4de eeuw v. Chr. Collectie Moonen-Gijs, Emblem (België)

en is trots op zijn beroep. In Rome werde n koks pas in 189 voo r Chri stus vanui t de Griekse steden in KleinAzië geïntrod uceerd. Hun positie was anders dan die van de Griekse koks. Zij ware n slaven die bij een fami lie hoorden. Z ij wa ren onmisbaar om de enorme hui shoudens van eten te voorzie n en zorgden niet alleen voo r de feestmalen, maar oo k voor het eten van elke dag. Een goede kok was veel waard: op de slavenmarkt wa ren zij duur en daarom leenden families elkaars koks bij grote feesten.

toonbank met daarin verzonken bakken voor voedsel zijn w elbekend en oo k in de andere steden zij n er talloze geweest die de stadsbevolking van eten voorzagen. Hier kon men terecht voor een warme hap met een drankje erbij (afb. 38).

DE KEUKEN

J O OST HUIJS

Het do mein van de kok was natuurlijk de keuken. Tot de vie rde eeuw voor Christus ware n er vr ijwe l geen aparte keukens. Me n kookte waarschij nlijk veel in de open lucht op verplaatsbare komfoo rtj es (afb. 36) . In de hellenistische en Rome inse tij d beschi kte men vaker over een keuken. Centraal hieri n was het grote fornu is, bedekt met grote tegels waarop het vuur werd gestookt. H ierover we rd een rooster of drievoet gezet, waarop men een pan kon zetten om te bakken en te koken (afb. 37 en 64) . Voorraden w ij n, olie en graan we rden in amforen en potten bewaard. Aan het plafond en de muren hingen etenswaren, kruiderijen en keukengerei als pannen en zeven. Dergelijk e keukens werden natuurlijk alleen in de grote huizen gevonden. De gewone gezinnen, zeker in de woonkaze rnes in de grote steden, konden noch over een kok noch over een keuken beschikken. Daar kookte de vrouw des huizes, als zij tenminste kon beschikken over tenmi nste een komfoortje. A ls zij daar ook geen mogelijk heid toe had, bood de kroeg om de hoek uitko mst. De kroegen uit Pompeii met de

DE WARME

HAP BUITENSHUIS

Grieken en Romeinen eten niet altijd thuis. Net als Mediterrane volken nu gebruiken ze hun maaltijden regelmatig buiten de deur. Het Griekse pandokeion en het grotere katagogion, beide wellicht ontstaan als herberg voor pelgrims, bedienen naast reizigers ook de bevolking van brood, worst, knoflook, kaas en pekelvlees (Aristophanes, Ranae 549-578). In Rome betreft het de caupona. Hier kan men ook diners en feestjes organiseren in de af te sluiten tweede gelagkamer met aparte ingang. Men kan zelfs zijn eigen ingrediënten en koks meenemen! Wijn hoort erbij, getuige de wijngaard bij Euxinus' caupona in Pompei (lns.Xl.10-12). Eetgelegenheden zonder slaapplaatsen zijn er ook : de kape/eion, respectievelijk popina. Hier kunnen inwoners het klokje rond terecht om een hapje en een drankje te nuttigen aan statafels of op eenvoudige stoelen (afb. 38). Het menu bevat o.a. allerlei soorten vlees, eieren, kaas, groente, gebak, fruit, noten, veel wijn, en ... meisjes van plezier. Zij zijn in deze Romeinse vierentwintiguurs-lunchrooms -met-tapvergunning gemakkelijk op te pikken. Dit geldt ook voor de caupona waarvan sommige van peeskamers met erotische wandschilderingen zijn voorzien . Daarom waren deze gelegenheden officieus verboden gebied voor de élite, die geacht werd bij elkaar te gaan eten . Dat zij dat niet altijd deden , blijkt uit het herhaaldelijk inperken van de menukaart van caupona's door Romeinse keizers.


31

DE MAALTIJDEN

Oorspronkelijk was de warme avondmaaltijd de enige maaltijd en at men slechts kleine hapjes tussendoor. Later werden deze hapjes uitgebreid en ontstonden meerdere maaltijden. De avondmaaltijd

bleef de belangrijkste van de dag. De Egyptenaren beschikten over overvloedig en gevarieerd voedsel. De armen aten graan, groenten, fruit, vogels en vis. Voor de rijkeren was er het vlees van het vee en bijzondere producten. Voor de Grieken was het avondmaal (deipnon) oorspronkelijk de enige maaltijd, eventueel gevolgd door een drinkgelag (symposion) . De basis van de maaltijd bestond uit brood of bonen waarbij men groente, vis en vlees at. Het was een kenmerk van de lekkerbek dat hij meer van die bijgerechten dan van het basisgerecht at. Alleen in de zomer nam men een middagpauze waarin ook gegeten werd. Toch zijn er ook verwijzingen naar hapjes en drankjes tussendoor. Bij de Romeinen werd vaker gegeten. 's Ochtends begon men met het ontbijt (ientaculum), bestaande uit brood en kaas. Bij de lunch (prandium) was er ook brood, met koud vlees, fruit en wijn. Het avondmaal (cena) was ook hier het belangrijkste maal. Wanneer men zeer uitgebreid at, begon men met een aperitief gevolgd door kleine hapjes als olijven, noten, kaas en eieren, dan kwam het hoofdgerecht, bestaande uit allerlei schotels die tegelijk op tafel werden gezet. Brood en bonen vormden weer de kern van het diner, met daarbij vlees, vis, gevogelte en groente. Wanneer deze gang op was, werden er nieuwe tafels met het nagerecht binnengedragen. Een gang wordt daarom mensa (tafel) genoemd. Hierop stonden zoetigheden, gebak, gedroogde vruchten en vers fruit. Van de opbouw van de maaltijd komt de Latijnse uitdrukking 'ab ovo ad mala ', van ei tot appels, wat zoveel betekent als van begin tot eind. De Romeinen dronken wel al tijdens de maaltijd. Hierbij gold dat men wel de financiële mogelijkheden moest hebben om te eten. Voor velen zal de maaltijd slechts uit één gang hebben bestaan•

afb . 37 . Links drie wijnzeven en rechts een steelpan. Eén van de zeven met trechter er aan vast. Steel uitlopende in eendenkop. De pan heeft een steel die uitloopt in de kop van een griffioen, uit wiens bek een eendenkop hangt . Brons,

1.30,3 cm, Romeins. APM 8469

Brons, 1.27,5 cm, Etrurië, ca. 475 v. Chr. APM 1477

Brons, 1.35,3 cm, Etrurië, 5de eeuw v. Chr. APM 1741

Pan: brons,

1.27,5 cm, Etrurië, 5de eeuw v. Chr. APM 1474

afb. 38. Kroeg in Pompeii. In de toonbank zijn de holtes te zien waarin het eten werd uitgestald.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2003


32

AAN

TAFEL!

REN É VAN BEEK

Op afbe e ld ingen van eetscènes ligt de gast vaak op een bed of klinè en voor hem st aat een kle in laag tafeltje , een trapeza . Zo z ien we het op vele afbeeldingen op Grieks aardewerk uit de vijfde en vierde eeuw voor Chr istus . In de loop der eeuwen zien we op afbe e ldingen de bedden groter worden en het aantal mensen per bed dat aanligt , neemt toe. Ook in de Rom e ins e t ijd bl ijkt uit afbee ld ingen dat meer gasten op é é n (groot ) bed aanliggen en m inder taf e ltjes worden gebru ikt .

opeten. Het brood werd gezien als een tafel en werd daarom niet geacht opgegeten te worden. Anchises, de vader van Aeneas had lang daarvoor voorspeld dat op het moment dat de mannen van de honger een tafel opaten zij een thuishaven zouden hebben gevonden. Rome was niet ver weg meer ...

afb . 39. Twee mannen liggen aan, een vrouw zit erbij. Tussen hen in een driepotig tafeltje. Grijs Marmer, h. 58,5 cm,

BIJZONDERE

Hellenistisch.

Een rond tafeltje met poten die uitlopen in bokkenhoeven is afgebeeld op een deksel van bronzen spiegel uit ca 300 voor Christus (Pl. Il) . Aan weerszijden van het tafeltje zijn twee vrouwen weergegeven en op de tafel zelf ligt een soort cake. Veel ouder is een Myceens aardewerken tafeltje uit de dertiende eeuw voor Christus (afb. 40 ). Het ronde tafelblad steunt op drie pootjes en droeg drie kommetjes (één is er verdwenen) en een diertje. Wellicht gaat het hier om een symbolische voorstelling van een tafel met offergaven aan de goden. Misschien heeft het als speelgoed gediend.

Leiden, Rijksmuseum van Oudheden, Pb 53

TAFEL

TAFE L VAN

BROOD

Tafels zijn er in vele soorten en maten geweest. Op Etruskische wandschilderingen, Griekse vaasschilderingen en reliëfs uit diverse perioden zien we kleine lage tafeltjes waarop gevarieerd voedsel ligt. Op de !geler zuil in het museum van Trier zien we dat de tafel zelfs met een kleed is gedekt! Deze tafels zijn van hout. Soms werd het brood waarop eten werd geserveerd als de tafel gezien, als de ondersteuning voor het voedsel. Vergilius vertelt in de Aeneis hoe Aeneas en zijn metgezellen aan het eind van hun tocht, in Latium in de buurt van Rome, een maaltijd klaarmaken van vruchten die zij op stukken brood serveren. De mannen hebben zo'n honger dat zij ook het brood

ALS

TAFELS

DIENBLAD

Veel tafels uit de Romeinse tijd hebben een op elkaar gelijkende vorm: een rond blad dat rust op drie poten die de vorm hebben van gestileerde dierenpoten. Het deel van de poot dat op de grond staat is gemodelleerd als leeuwenklauw. Dit type tafel wordt vaak aangeduid als de mensa delphica een naam die is afgeleid van de oorsprong van de tafel namelijk van de drievoet in de tempel van Apollo in Delphi. Deze ronde tafel is waarschijnlijk door de Romeinen in de tweede eeuw voor Christus overgenomen . De mensa delphica werd gebruikt als eettafel en soms komt ze voor in combinatie met bedden . Op reliëfs van banketscènes en bij eettaferelen zijn ze vaak afgebeeld en dragen ze servies of vaatwerk (afb . 39 ). De eetafel(tjes) waren licht en gemakkelijk op te tillen en bij (een aanligbed) te zetten. Elk tafeltje diende voor één of twee gasten. Het voedsel werd vaak direct op de tafel gelegd dat daardoor het karakter kreeg van een serveerblad. Na gebruik werden de tafeltjes weggenomen en schoon gemaakt. De zoete nagerechten werden op een schoon, tweede tafeltje geplaatst. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de nagerechten letterlijk 'tweede tafeltjes ' werden genoemd; in het Grieks deuterai trapezai en in het Latijn secundae mensae •


33

ROME

ALS VERZORGINGSSTAAT

RENÉ VAN BEEK

De armste burgers in de keizertijd konden aanspraak maken op een rantsoen van iets meer dan 30 kilo graan per maand voor zichzelf en hun familie . Andere producten zoals olijfolie of wijn werden slechts zelden verstrekt. Velen die op de rand van het bestaan leefden en waarvan de dagelijkse maaltijd bestond uit een pap van gerst, aangevuld met olijfolie en op smaak gebracht met garum, aasden op een extra portie vlees dat afkomstig was van de vele dieren die in het Colosseum tijdens de gladiatorengevechten om werden gebracht . Vlees uit de arena werd onder de behoeftige burger uitgedeeld . Dit droeg eveneens bij aan de populariteit van de keizer die dit verordonneerde en bracht rust onder het volk . Het spreekwoordelijke brood en spelen was belangrijk (afb. 41)!

afb. 41. Brooduitdeling. Fresco uit Pompeii, 50-75 n. Chr. Napels, Museo Nazionale.

afb. 40. Tafeltje met vaatwerk en dier. Aardewerk , h. 9 cm, Griekenland , Mykeense periode, ca. 1250 v. Chr. APM 608

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2 003


34

BROOD, ROBERT LUNSINGH

afb . 42 . Romeins vaatwerk en bestek. Tekening van

LEPELS

EN MESSEN

SCHEURLEER

Elk stuk se rviesgoed en bestek is voor de cultuurh istor icus een bron van informatie . Scha le n, borden en be ke rs van aardewer k of glas mogen dan bre ken , maar de scherven ervan zijn vrijwe l onvergankelijk . Een groot de el van e lke archeolog ische verzamel ing bes t aat dan ook uit eet- en dr inkge re i. Jamme r genoeg hebben kommen en nappen en lepels van vergankeli j k m ateria al zoals hout en be e n maar heel zelden de t ijd overleefd . Ze moeten heel gewoon geweest zijn .

Josée van den Berg naar A. Oliver, Si/ver for the Gods 800 Years of Greek and Roman si/ver, The Toledo Museum of Art, tent. cat.

1977, p. 99.

SERVIES

afb. 43. Handvat van lepel met twee reeën kopjes (zie afb. 65). Brons, Etrurië ,

Sde eeuw v. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis R 1166-3

Brood is basisvoedsel en speelde toen, net als nu een eigen rol in de tradities van eten rond de Middellandse zee. Brood diende ook als eetbare ondergrond voor gerechten, zoals onze broodjes. Pannenkoeken en pizza's zijn directe erfgenamen van dit gebruik. Het servies van aanzienlijken en rijken, maar ook dat van de welvarende middenklasse was (deels) van edelmetaal. Goud is bijna niet behouden, maar tafelzilver dat zeer fraai bewerkt kon zijn en soms deels verguld was, is zo ruim bewaard dat het mogelijk is een idee te krijgen van de ontwikkeling van de vormen ervan. Een drinkbeker van zilver zal deel hebben uitgemaakt van een kostbaar servies (af b. 31). Het idee van door vorm en ornament bijeenbehorend vaatwerk , in andere woorden 'servies', stamt al uit de oudheid. De Romeinen spraken van een ministerium. Een Romeins servies uit omstreeks vijftig voor het begin van de jaartelling dat gevonden heet te zijn te

lïvoli bestaat uit wel dertig delen. De naam van de eigenaars, leden van één familie naar alle waarschijnlijkheid, staat in veel van de bekers, in lange lepels, in een wijnschenkkan, in borden, schalen en schaaltjes. Ook het gewicht is op veel onderdelen aangegeven. Tot dit servies horen ook zilveren lepels of ligulae. Ze hebben een opvallende knik in de steel; misschien werden ze wel tussen duim en wijsvinger vastgehouden met de steel in de ho lte van de hand, zoals kinderen dat vanzelf doen voor het ze afgeleerd wordt (afb. 42) . Het model van dergelijke lepels blijft nog eeuwen in zwang. Een tweede set kleine lepels heeft puntige stelen. Ze werden gebruikt voor slakken, vandaar de naam coclearia. Men at er echter, vreemd genoeg voor lepels van zilver, ook eieren mee. Dat blijkt uit een kort gedichtje van Martialis. Dit populaire model komt soms in twaa lfvoud voor, niet verbazingwekkend want de Romeinen lieten hun zilveren borden en bekers in veelvouden van drie en vier maken. Grote luxe serviezen waren niet alleen om van te eten. Men imponeerde er de gasten mee door onderdelen te kijk te zetten. Zelfs tafels van edelmetaal zijn bekend. Een opklapbaar model van zilver reisde met zijn eigenaar naar onze gewesten en werd teruggevonden in Limburg. Goedkopere uitvoeringen van alle onderdelen van serviezen waren van brons. Lange wijnlepels met een diepe bak hebben een steel die uitloopt in een bij de hals gebogen dierenkop zoals een eend, gans of ree, zodat ze kunnen hangen. Soms hebben ze ook twee koppen (afb. 43 en 65 ). Voordat de wijn in de drinkschalen werd geschonken, werd hij gezeefd om ongerechtigheden te verwijderen. De gaten van wijnzeven van brons zijn soms in geraffineerde patronen aangebracht.


35

afb . 44. Knipmes . Benen heft en ijzeren lemmet,

1.heft 10.5 cm, Rijnstreek, Romeins. APM 1774

afb . 45. Mesheften in de vorm van een tafelpoot, een hertenhoef en een panter . Been en brons,

VIS

Het hierboven genoemde zilveren servies uit Tivoli omvat ook schelpvormige schaaltj es. Ze moeten bestemd geweest zijn voor vishapjes en herinneren aan het belang van vis als voedsel in de oudheid. Dat blijkt ook uit een zeer omvangrijke groep van visborden van aardewerk uit de vierde eeuw voor Christus die gemaakt zijn in Griekse, Campaanse, Paestaanseen Apulische pottenbakkersateliers . Het waren populaire grafbijgaven . Ook in het hiernamaals gold vis als lekkernij. Het aantal nu bekende visborden ligt in de buurt van de duizend. Binnen in de platte schalen, rond de holte in het midden zijn vissen geschilderd. Die zijn vaak zeer nauwkeurig weergeven; velen soorten ervan zijn eetbaar. De holte in het midden zal saus bevat hebben die zich vermengde met het kooknat (afbeeldi ng op de voorzijde van dit blad). Of ze ook in dagelijks leven gebruik werden is nog maar de vraag. Erg geschikt voor meer dan kleine porties zijn ze niet. HANDEN

Onze tafelmanieren zouden in de antieke wereld grote verbazing wekken. Eten bracht men naar de mond met de handen, een lepel en een stuk brood fungeerden als hulpmiddel. De grotere bestanddelen van de maaltijd werden voor het opdienen al gesneden, net als nu nog in de Aziatische keuken. Vorken werden niet gebruikt. Messen zijn veel bewaard, dat wil zeggen vaak zijn de heften bewaard terwijl het ijzer van het lemmet vergaan is. Ze waren persoonlijk bezit en dienden lang niet alleen om voedsel te snijden. Een eenvoudig vouwmes was handig en veilig om te dragen (afb . 44) . Er bestaan ook zeer slimme Romeinse combinatiemessen die kunnen wedijveren met het befaamde Zwitserse zakmes en het is misschien geen toeval dat een exemplaar in Augst gevonden is.

1.7-7,9 cm, West -Europa, laat Romeins. APM 3423, 3424, 8058

vorm van een hertenpoot is van alle tijden en nog steeds in gebruik. De zorgvu ld ige uitvoering van metalen messenheften bewijst de waarde die men hechtte aan het instrument. Ook in gegoten brons is vaak de Dionysische panter wee rgegeven. Gedronken werd er uit bekers die van aardewerk, glas of (edel) metaal konden zijn. Alle vormen van luxe kwamen in zulk vaatwerk tot uitdrukking. De buitenkant van de wand van een eens goudk leurige bronzen beker was met kleurige glaspasta ingelegd (afb . 46) . Het pronkstuk zal misschien met jaloezie bekeken zijn. Maar voor een heildronk bij het eten is zo'n beker zeer geschikt. Voor de levende zowel als voor de dode in het graf kwam een beker met een spreuk die direct verwijst naar eten en drinken altijd van pas: VALIAMVS, 'op onze gezondheid'! •

afb. 46. Drinkbeker met de wens VALIAMUS

(op onze gezondheid) en bronzen beker, oorspronkelijk ingelegd met glas(?). Aardewerk, h. 15 cm, West Europa, Romeins, na 250 v. Chr. APM45

Brons, h. 6,7 cm, Egypte(?), 1ste-2de eeuw n. Chr. APM 8021

BACCHUS

De greep van een mes kon uit been of ivoor gesneden zijn en de vorm hebben van een gestileerde panter (afb. 45) . Het dier was toepasselijk omdat panters bij Bacchus horen, de god van de wijn. Ook tafelpoten zijn trouwens vaak versierd met panterkoppen. Het model van een messenheft in de

MEDEDELINGENBLAD

NR. 85-86

/ 2003


36

BIJ DE GODEN JAN MAARTEN

AAN

TAFEL

BREMER

In de andere bijdragen aan dit Vriendenblad wordt het eten en drinken bij Grieken en Romeinen besproken op basis van harde gegevens. Opgravingen brengen zaden en voedselresten aan het licht , tonen plattegronden van hun eetkamers en keukens , en we weten alles van hun vaatwerk. Uit gezonken schepen leren we veel over de kruiken waarin voedsel en drank over zee vervoerd werd ; Diocletianus' fameuze Prijsedict , in meerdere inscripties bewaard, geeft ons zelfs de lijst van de prijzen die de groenteboer mocht rekenen voor appels , perziken, kersen enz . N iets van dat al wanneer we b ij de goden op tafel willen kijken. Maar de rijke verbeelding van met name de Grieken die aan goden (afb. 47) zovele namen en spannende verhalen toeschreef, strekt zich ook uit over hun eten en drinken, en daarom gaan we luisteren naar de dichters , al vertoont hun lied wel een eentonig refrein van twee woorden : nectar en ambrozijn .

Aardewerk, h. 33 cm,

"Hij zette zich op de stoel die Hermes zojuist had verlaten . Daarna voorzag hem de nimf van allerlei soorten gerechten , eten en drinken zoals de sterflijke mensen (Grieks: brotoi) gebruiken . Zelf nam ze plaats tegenover de godegelijke Odysseus , waar haar de huisd ienaressen ambrosia brachten en nectar. "

Griekenland, BoeotiĂŤ,

(Homeros , Odyss ee 5, 195- 199 )

HOM EROS

afb. 47. Dionysos met ei e n kantharos.

De Odyssee bevat een passage die op duide lijke en huiselij ke w ijze de situatie markeert. Kalypso heeft op bevel van Zeus aan Odysseus beloofd en bezwo ren dat hij naar huis mag varen. Nu gaan ze aan tafel: zij godi n, hij sterveling.

450 -400 v. Chr. A PM 1815

Tussen Kalypso en O dysseus bestaat al j arenlang de intimi teit van samen te slapen en de liefde te bedr ijven. Maar desondanks staat er een onzic htbaar maar ondoo rdri ngbaar schot tussen wat voo r hem op tafel staat en voo r haar. ON STERF E LIJ KH EI D

Wat zij n nu di e twee ingrediĂŤnten van Kalypso's maaltijd? Het ene woo rd, ambrosia, betekent in het Grieks gewoo n: onsterfelij kheid. Het is dus eigenl ijk een abstract woo rd, maar is hier iets concreets gewo rden, al is het ons stervelin gen niet vergund het recept te ken nen hoe ambrosia bereid wo rdt. Van nectar kunnen we raden dat dit het goddelijk equ ivalent van w ijn is. Want in Ilias 1, 598 zegt Homeros dat Hephaistos als w ij nschenker op treedt (Grieks oinochoeue1)en de bekers van de goden vult met nectar die hij schept uit het mengvat.


37

In een andere passage (Ilias 19,39) siert Homeros nectar met het bijvoeglijk naamwoord rood: wijn is toch ook rood? Laten we dus maar aannemen dat ambrosia gegeten wordt en nectar gedronken. De homerische Apollohymne (123-125) vertelt dat de pasgeboren god niet de melk van zijn moeder Leto drinkt maar door een andere godin, Themis, onthaald wordt op nectar en begeerlijke ambrosia. De onmiddellijke uitwerking daarvan is dat hij uit zijn luiers losbreekt en verklaart dat hij nu aan het werk gaat: schieten met pijl en boog, musiceren op de lier, en aan de stervelingen Zeus's raadsbesluiten meedelen in orakels (127-133). Wanneer Apollo op zijn beurt een zoon Aristaios heeft verwekt bij de nimf Kyrene, nemen de Horen (de godinnen van het leven) de baby op schoot en druppelen hem nectar en ambrosia op de lippen en maken hem zo onsterfelijk, aldus Pindarus in zijn Pythische ode 9, 59-63. Vermoedelijk gold voor de Grieken ambrosia als het beslissende voedsel: alwie hiervan eet, behoudt of krijgt wat het woord zegt: onsterfelijkheid. DEMETER

EN

DE ZOON

VAN

ELEUSIS

In de verbeeldingswereld van de Grieken en Romeinen is vaak sprake van intimiteit tussen goden en mensen: we zagen dat zojuist in het geval van Kalypso en Odysseus. Tegelijk handhaven zij in diezelfde verbeeldingswereld een onherroepelijke scheiding tussen god en sterveling. In de homerische Demeterhymne vertelt de dichter dat de godin Demeter dreigde dat te vergeten (afb. 48) . De koningin van Eleusis had Demeter gastvrij ontvangen en gevraagd of zij - Demeter was incognito maar zag er zeer moederlijk uit, droeg haar naam dus met ere - als voedster voor haar zoontje wilde zorgen. Demeter deed dat graag en wilde in haar dankbaarheid het kleine mannetje onsterfelijk maken. Zij nam hem onder haar zorg, en hij groeide als een god,

"hoewel hij geen brood at, noch dronk van de melk van een vrouw. Elke dag zalfde zij hem met ambrosia als ware hij zoon van een god, haar zoete adem ging over hem, ze koesterde hem aan haar boezem. 's Nachts hield zij hem onder in krachtig vuur, als was hij een fakkel, zijn ouders wisten daar niets van ... En waarachtig, zij zou hem van oude dag en dood hebben gevrijwaard, ware het niet dat ... " (Demeterhymne 236-242)

U weet hoe dit verhaal afloopt: de moeder van de baby komt onverwacht binnen, schrikt zich wezenloos , gilt en dan is letterlijk de betovering gebroken. Rien ne va plus ... In het verband van dit kleine onderzoek is het verrassend om te zien dat Demeter de baby met ambrosia insmeert. Ik neem de vrijheid, aan te nemen dat ambrosia hier niet zozeer fungeert als een soort Natusan (om de baby schone billen te bezorgen) maar

afb . 48. Triptolemos ontvangt korenaren van Demeter. Marmer, h. 2,25 cm, Griekenland, Eleusis, ca. 440-430 v. Chr. Athene, Nationaal Museum 126

als een goddelijke tegenhanger van olijfolie, om deze baby onsterfelijk te maken. Want voor Grieken is olijfolie toch ook een heerlijk ingrediënt van elke maaltijd én ook het ideale middel om een glanzende huid te krijgen zodat je eruit ziet, ja, als een jonge god? AMBROSIA

ALS

REINIGINGSMELK

Deze veronderstelling wordt door twee andere passages bevestigd. Als Hera zich opmaakt - letterlijk en figuurlijk - om Zeus te verleiden en zo zijn aandacht af te leiden van het strijdtoneel waar de Trojanen de overhand hebben gekregen, is de eerste fase van haar beautifications dat zij zich reinigt met ambrosia als cleansing cream (llias 14, 170). Verderop in het episch verhaal, wanneer Patroklos door Hektor is gedood, vraagt Achilles zijn goddelijke moeder Thetis te voorkomen dat Patroklos' lichaam tot ontbinding overgaat. Dat doet zij door ambrosia op hem te druppelen , en ook nectar in zijn neus, om zo zijn huid en lichaam intact te houden (Ilias 19,38-39). Tenslotte: we doen er goed aan op onze kleine speurtocht niet schoolmeesterig te werk te gaan, want soms komen we voor een verrassing te staan. Sappho heeft een passage (fr.141) die als twee druppels nectar lijkt op de Ilias-scène van 1, 598 (zie hierboven) , behalve dat bij haar de wijnschenker (Hermes) de goden bedient uit een mengvat dat niet met nectar maar met ambrosia is gevuld. Daarmee correspondeert dat Alkman, een andere dichter uit die vroege tijd , zegt dat "de goden nectar aten" (Athenaeus 39A) . Het zou absurd zijn om te zeggen dat deze dichters zich vergisten. We hebben te maken met speelse producten van de antieke verbeeldingswereld en dus waren variaties mogelijk•

MEDEDELI N GENBLAD

NR.

85-86

/ 2003


38

OFFERS: ETEN VOOR GODEN EN MENSEN FOLKER T VAN ST RATEN

Off e re n is zo ie t s al s d e god e n t e e t e n ge ven , z al men igeen den k en die in zijn e igen godsd ienst of in zij n e igen omgeving n iet vertrouwd is met het verschijnsel 'offer '. In werk e lijkhe id lag dat vaak wat anders . Duideli jk is dat te illustreren aan het meest geb ruikelijke type d ierenoffe r in het oude Griekenland. Laten wij dit offerritueel , zoals het gereconstrueerd is op bas is van antieke teksten en afbeeldingen , volgen . afb. 49 .

Offerdieren op weg naar het heiligdom, dat rechts summier is aangeduid door een zuil die met een lint is versierd ; voorop loopt de kanephoros: de vrouw die de offermand (kanoun) op het hoofd draagt. Attische lekythos, Gales Schilder, 520-500 v. Chr. Boston Museum of Fine Arts 13.195

Allereerst wordt een dier (meestal schaap, varken, rund of geit) uit de kudde, of op de markt, uitgezocht en gecontroleerd op eventuele gebreken. Pas na goedkeuring kan het als offerdier gelden, en dan wordt het ook als zodanig gekenmerkt door wollen banden die meestal over de kop worden gehangen (afb . 49) , maar bij varkens meestal om de buik worden gebonden. Het offerdier wordt daarna in optoc ht naar de offer plaats geleid. Dat kan een altaar in een heiligdom zijn, of een altaar in een woonhu is. De offerstoet kan natuurlijk in omvang en uiterlijk sterk variëren: nu eens zien wij slechts een paar mensen, een gezin, dat van zijn bescheiden inkomsten een klein dier ten offer komt brengen, dan weer trekt een enorme stoet aan ons oog voorbij waaraan de halve stad deelneemt en waarvan wel honderd of meer runderen als offerdier deel uitmaken , ter gelegenheid van een van de grote officiële feesten van de stad. I NS T EMMEN

MET

HET

OFFER

Bij het altaar vinden eerst enkele voorbereidende handelingen plaats. De offeraar en zijn assistent wassen hun handen in een klein teiltje met water (afb. 50) ; met een tak die van het inmiddels op het altaar gestapelde brandhout wordt genomen besprenkelen zij het altaar, de deelnemers aan de offerplechtigheid, en ook het offerdier. Van het dier verwacht men dat het op deze besprenkeling reageert met een knikken van de kop, wat gezien wordt als een instemming met het offer. Uit de offermand (in het Grieks kanoun: een platte mand met een opstaande rand en drie naar boven uitstekende 'o ren'; zie afb. 49 en 50 rechts) worden gerstekorrels genomen, en deze worden uitgestrooid, wederom over het altaar, het offer-

dier, en de deelnemers.9 Uit de offermand komt ook het mes, waarmee de keel van het offerdier wordt doorgesneden (Pl. 111) . Een klein dier houdt men bij het kelen zo boven het altaar dat dat ruim met bloed bevlekt wordt; bij grotere dieren vangt men het bloed op in een bekken en giet het vervolgens over het altaar. Het gedode dier wordt daarna onderworpen aan enig vakkundig slagerswerk. Door een incisie in de borst- en buikwand worden de inwendige organen (longen, hart, lever, nieren; in het Grieks samengevat onder de term splanchna) uitgenomen . Verder worden de dijbeenbotten , en het heiligbeen met de staartwervels, uitgeprepareerd. O F FER VOOR

DE GODEN

De delen van het offerdier die voor de goden zijn bestemd worden nu op het altaar gelegd en in het altaarvuur verbrand. En dit godendeel is een verrassend schamele portie: de kale dijbeenbotten gewikkeld in het vet dat de ingewanden bedekte, heiligbeen en staart (ook tamelijk kaal gemaakt), en de galblaas. Eén en ander moest met inzicht en vaardigheid op het altaar worden geplaatst, zodat het vuur goed kon oplaaien (een smeulende troep was een slecht voorteken), en de staart in de hitte van het vuur omhoog krulde. Wanneer men de staart zag opkrullen sprak men de traditionele woorden "hiera kala", d.w.z. "de heilige dingen zijn mooi" , met andere woorden de goden geven een teken dat zij dit offer accepteren (afb . 51). De inwendige organen zijn intussen aan speten gestoken en worden boven het altaarvuur geroosterd. Wanneer zij gaar zijn worden zij in stukjes gesneden, verdeeld onder de deelnemers aan het offer, en direct


afb . 50.

Voorbereidingen bij het altaar: de offeraar (midden) wast zijn handen in een wasbakje dat door zijn assistent wordt vastgehouden; deze laatste draagt in zijn andere hand de offermand (kanoun); links een tweede helper die het offerdier vasthoudt; boven het altaar is een schedel opgehangen van een eerder geofferd dier. Aardewerk, h. 28 cm, Griekenland, Athene, ca. 440-430 v. Chr. APM 14229.

vroeger Den Haag, Gemeentemuseum OCE -1971--0005

ter plaatse bij het altaar opgegeten; enkele stukjes worden voor de goden in het altaarvuur geworpen. Dit gezamenlijk nuttigen van de splanch na is een belangrijk religieus moment: het bevestigt en versterkt de band, niet alleen tussen de offerende mensen onderling, maar ook tussen de menselijke offeraars aan de ene kant en de goddelijke ontvangers van het offer aan de andere kant. Op dit moment wordt ook door de celebrant (bij grote officiële offers een priester, bij kleine privé-offers vaak de heer des huizes) wijn geplengd en een gebed uitgesproken. Hiermee is het meest plechtige deel van het offer afgelopen. Maar het zal de oplettende lezer niet ontgaan zijn dat van het offerdier een groot deel, en wel het meest eetbare, nog over is. Dit werd door de mensen geconsumeerd. Soms was uitdrukkelijk voorgeschreven dat het vlees in het heiligdom zelf moest worden genuttigd, maar meestal nam men het gewoon mee naar huis, waar men familie en vrienden voor een prettig feestmaal uitnodigde (afb. 52) . VAN

OFFER

TOT

FEESTMAAL

Een maaltijd met vlees was in de Griekse oudheid een betrekkelijke luxe. In feite at men (vrijwe l?) alleen vlees dat van geofferde dieren afkomstig was.

Maar men kan zich natuurlijk wel afvragen in hoeverre de beslissing om een dier te offeren altijd alleen maar was ingegeven door een religieuze behoefte. Het vooruitzicht van de op het offer volgende feestelijke vleesmaaltijd zal niet zelden een factor van betekenis zijn geweest. De merkwaardig ongelijke en oneerlijke verdeling van het offerdier tussen mensen en goden is vanzelfsprekend de Grieken zelf ook niet ontgaan. Het gebruik vindt ongetwijfeld zijn oorsprong in een ver verleden, en de oorspronkelijke betekenis is verloren gegaan in het duister der eeuwen. De Grieken verklaarden soms deze verdeling met een achteraf geconstrueerde mythe, verteld door Hesiodos (ca. achtste eeuw voor Christus), die er grofweg op neer komt dat Zeus ooit door Prometheus met een balletje-balletje-achtige truc zou zijn beetgenomen. Prometheus verdeelde een geslacht rund in twee porties. Het ene deel bestond uit de botten, zodanig bedekt met vet dat een glanzend en aantrekkelijk pakket ontstond. Het andere deel bestond uit het vlees van het offerdier dat werd verpakt in de binnenste buiten gekeerde huid en daardoor een weinig aantrekkelijk uiterlijk had. Toen Zeus Prometheus berispte om deze op het oog ongelijke verdeling, gaf Prometheus aan Zeus de eerste keus. Hij koos de glanzende berg botten met vet. Het 'goede' vlees was sindsdien voor de stervelingen. In de Attische komedie van de late vijfde en vierde eeuw voor Christus zijn nogal wat snerende uitspraken te vinden over de mensen, die van het offerdier alleen het oneetbare aan de goden geven, en wier offerlust meer door eigen gulzigheid dan door vroomheid zou zijn ingegeven. Maar ook van de goden, die zich met een welhaast kinderlijke gretigheid tegoed doen aan de van de offervuren opstijgende vetdamp, wordt een niet altijd even verheffend beeld geschilderd.

afb. 51.

Op het altaar zien wij de staart van het offerdier in het vuur omhoog krullen, terwijl een jongen de inwendige organen (splanchna) aan het

spit roostert; een tweede jongen met spit staat achter hem; links plengt de baardige offeraar uit een kylix terwijl hij een hand in gebed opheft; uiterst rechts zien wij een fluitspeler die de plechtigheid muzikaal begeleidt; boven het

SMAKELIJKE

altaar zweeft Nikè.

OFFERS

Niet alleen dieren werden aan de goden geofferd. De Grieken kenden daarnaast bloedloze offergaven zoals broden, koeken en vruchten. Dikwijls werden dergelijke gaven niet op het altaar geofferd, maar op een speciale heilige tafel (hiera trapeza) in

Attische stamnos, Polygnotos, 450-425 v.Chr. Londen, British Museum E 455

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 -8 6 / 2003

39


40

afb . 52. Blijkens de inscriptie is deze stèle opgericht door de leden van een religieus genootschap ter ere van de

het heiligdom voor de godheid klaargezet. Met name in de cultus van heroën (godheden met een wat meer bescheiden status) kwamen dergelijke tafeloffers veel voor. Er zijn honderden votief-reliëfs aan heroën bewaard gebleven waarop de heros is voorgesteld aanliggend op een klinè, met zijn echtgenote zittend op het voeteneinde, en voor hen een rijkelijk van spijzen voorziene tafel. Aangezien de spijzen op de offertafels niet werden verbrand, doet zich de vraag voor (althans aan ons ongelovigen), wat er nu eigenlijk echt mee gebeurde. Dat is geen geheim. Nadat zij lang genoeg op de tafel hadden gestaan vielen zij toe aan de priester. Daar was geen bedrog in het spel: in officiële voorschriften, die iedereen in inscripties in

priesteres van Meter Kybele en Apollo; in het bovenste reliëf zien wij de priesteres links, samen met een fluitspeelster en een knechtje dat het offerdier geleidt, bij een altaar naast een boom; zij bereidt het offer voor aan de beide godheden, die rechts groot zijn weergegeven. Het

het heiligdom kon lezen, was dit recht van de priester vastgelegd. Wat voor de rationele buitenstaander een

onderste reliëf toont de leden van het

ongerijmdheid lijkt hoeft voor de gelovige geen probleem te zijn. Al kan men het natuurlijk gerust aan de Atheners overlaten om ook in dit gebruik enige stof voor komedie te vinden •

genootschap aan de feestelijke offermaaltijd die wordt begeleid met muziek en dans. Wijreliëf uit Triglia (noordwest Klein-Azië), gedateerd tussen 119 v. Chr. en 93 n. Chr. Athene, Nationaal Museum 1485

NEHALENNIA JOOST HUIJS

Dit stenen altaar voor de inheems-Romeinse godin Nehalennia is een votiefgift: een geschenk dat men aan de godin brengt, vóór of ná een bede tot haar om bescherming of geluk bij een belangrijke gebeurtenis die de gelov ige te wachten staat (afb . 53) . Dit blijkt ook uit de inscriptie: 'DEAE / NEHALENNIAE / OUARTIUS REDITUS/ V(otum) L(ibens) S(olvit) M(erito)' = 'Jegens de godin Nehalennia heeft Ouartius Reditus zijn gelofte (votum) ingelost, gaarne en met reden'. De appels en

ca. 150-250 n. Chr.

peren bovenop het altaar beelden de oorspronkelijke functie van een offertafel uit. Alle votiefaltaren voor Nehalennia hebben gestaan in de zuilengalerij of voorhof van haar onder water teruggevonden tempels bij Domburg en Colijnsplaat (Ganuenta). Nehalennia beschermde de handelaren in zout en wijn die via Colijnsplaat over de Oosterschelde op Britannia voeren. De godin zit op een troon in een nis. Dit is bij de Romeinen voorbehouden aan goden. Haar schoudermanteltje is echter een Keltisch-Germaans element, evenals haar attributen: de trouwe, waakzame hond en de mand vol appels aan haar voeten. Op schoot lijkt ze wat plantenstengels en een schaaltje appels vast te houden, symbolen van vruchtbaarheid

Leiden, Rijksmuseum

en voorspoed.

afb. 53. Altaar voor de godin Nehalennia met hond en mand met vruchten . Bovenop het altaar 17 appels en peren . Kalksteen, h. 60 cm, Zeeland, Colijnsplaat,

van Oudheden i 1970/12.3


41

EEN MAALTIJD VOOR EEN OVERLEDENE RENÉ VAN BEEK

Het was in diverse gebieden in de oudheid - van het Nabije Oosten tot de landen rond de Middellandse Zee - gebruikelijk dat er een maaltijd of zelfs een banket werd aangericht ter nagedachtenis van de overledene. We weten dit niet alleen uit schriftelijke bronnen maar ook door vondsten van voedsel in graven . Daarnaast zijn afbeeldingen in graven van feestelijke maaltijden niet ongebruikelijk . De klassiek Griekse term voor een dergelijk feest is perideipnon . Tijdens een dergelijk feest werd niet alleen aan eten en drinken gedacht maar werden ook de goede eigenschappen van de overledene naar voren gebracht. afb. 54. Dodenmaal. Wandschildering in de Tomba dei Leopardi te Tarquinia, Italië, Etrurië, ca. 480-470 v. Chr.

OPBAREN

OP

KRUIDEN

Als een Griek of Romein was overleden, speelde voedsel nog een belangrijke rol. Het lichaam van de overledene werd op een baar gelegd, omringd door diverse kruiden waaronder marjolein en selderie. Het lichaam zelf werd op wijnbladeren of laurierranken gelegd. Dit alles om de kwade geesten af te weren. Een praktische bijkomstigheid was dat de lichaamssappen werden opgevangen door de takken en bladeren. Bij het graf zelf werd door de nabestaanden geofferd. Niet alleen een haarlok werd aan de overledene meegegeven maar ook offergaven als melk, honing , wijn en fruit. ETEN

EN OFFEREN

Volgens de wetten van de Atheense wetgever Salon aan het begin van de vijfde eeuw voor Christus, was het niet toegestaan om stieren te offeren bij graven. Voor andere dieren zoals schapen, lammeren, vogels was het juist wel toegestaan om geofferd te worden. Soms werden deze beesten zo geofferd dat het bloed rechtsreeks in het graf stroomde. Op de derde dag na het overlijden werd de overledene begraven en werd

een maaltijd georganiseerd voor zijn familieleden . Deze maaltijd beëindigde tegelijkertijd de tijd van vasten die was ingegaan op de dag van het overlijden. Uitgangspunt bij het voorzetten van maaltijden voor de overledene is de dode van eten te voorzien voor zijn of haar welzijn. VOEDSEL

VOOR

DE OVERLEDENE

Het gebruik van voedsel ter ere van of ter nagedachtenis aan een overledene bleef niet beperkt tot de periode kort na het overlijden, maar vond ook plaats op gezette tijden en tijdens speciale plechtigheden. In de oudheid was het niet ongebruikelijk om op het graf van de overledene een maaltijd aan te richten om de herinnering aan de overledene levend te houden. Elk jaar op de sterfdag kwam de familie bij elkaar om de overledene te gedenken met een maaltijd . Tijdens een bekend Romeins feest, de Parentalia, werden van 13 tot 21 februari de geesten van de doden (de Manes) geëerd met offergaven. Aangezien de doden buiten de stadsmuren waren begraven, gingen de nabestaanden op bezoek bij het graf, offerden graan, zout, in wijn geweekt brood en strooiden viooltjes.

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85-86

/ 2003


42

afb . 55 . Kolenbekken met pookje. Aardewerk, diam . 53,5 cm, Etrurië, 550-500 v. Chr. APM 11.864;

Brons, 1.32 cm, Etrurië, 550-450 v. Chr. APM 11.866

Een ander feest ter nagedachtenis aan de overledene dat een sterk familiekarakter droeg, was de Lemuria op 9, 11 en 13 mei . Tijdens deze plechtigheid speelde de pater familias een belangrijke rol door om middernacht op te staan en zwarte bonen achter zich te werpen en de geesten van de overledenen op te roepen. Bonen komen ook voor bij Griekse ceremoniën om het lichaam van de dode te reinigen. Bonen worden tevens in verband gebracht met het bezweren van kwade geesten. Pythagoras verbood zijn volgelingen bonen te eten! Vergilius laat Aeneas wanneer hij het graf van zijn vader bezoekt (Aeneis 5.77-80) een offer brengen van twee bekers onversneden wijn, twee bekers verse melk en twee bekers vers bloed. VOEDSEL

afb . 56 . Eierschaaltje.

IN

GRAVEN

Voedselresten in graven bestaan in het merendeel van de gevallen uit botjes van kleine zoogdieren, vogels of vissen. Daarnaast worden eierschalen en noten gevonden. Op schilderingen van Etruskische graven uit de zesde en vijfde eeuw voor Christus vinden we afbeeldingen van alledaagse scènes uit het leven van de Etrusken, de jacht , de visvangst maar ook de maaltijd. Het gaat dan om maaltijden die zijn aangericht ter nagedachtenis aan de overledene. In de zesde en vijfde eeuw voor Christus geloofden de Etrusken dat de overledene na de dood doorleefde met behoud van zijn eigen identiteit. Daarom kregen de doden datgene mee dat zij in hun aardse leven ook hadden. Het is niet ongebruikelijk dat we op de wandschildering een banketscène aantreffen waar de nabestaanden samen met de overledene een afscheidsmaal nuttigen (afb . 54) . Ook op deksels van askisten

zien we (bij een maaltijd) aanliggende figuren. Er werd goed gegeten en gedronken, muzikanten luisterden het geheel op en maakten de scène tot een vrolijk geheel. Het voedsel dat werd gegeten, werd mogelijk klaargemaakt op aardewerken kolenbekkens, een barbecue 'avant la lettre' (afb . 55) . Een aantal van dergelijke Etruskische kolenbekkens is teruggevonden in graven en werd ongetwijfeld gebruikt tijdens de banketten die op het graf van de overledene werden georganiseerd. Bij het graf at de familie een afscheidsmaal waarna het serviesgoed en het keukengerei in het graf werd achtergelaten. Bij opgravingen zijn bekkens teruggevonden waar de braadspeten nog inlagen. Een kolenbekken gevonden in Cerveteri bevatte behalve houtskool grafgeschenken waaronder drinkbekers en twee eieren. Overigens zijn dergelijke kolenbekkens ook gevonden bij opgravingen van gewone huizen. Eieren komen vaker in graven voor . Zij symboliseren vruchtbaarheid en daarmee het begin van het leven en ook het begin van het leven na de dood. De eieren lagen in graven vaak in een eierschaaltje, een aardewerken bordje met ovalen holten die in de klei zijn gedrukt en waar een ei goed in past (afb . 56) . Dergelijk schaaltjes zijn gevonden met terracotta eieren. Stenen en aardewerken eieren of kleimodellen van voedsel zijn in het graf meegegeven als een duurzaam voedselsubstituut.

Aardewerk, diam . 17 cm,

EEN

Zuid-Italië, Canosa,

Zoals in het artikel over het Convivium al is aangegeven, beschikte de ruimbehuisde en welvarende Romein over een eetkamer of triclinium waar drie aanligbedden stonden. Het was in een warm klimaat heerlijk om in de zomer buiten eveneens op aanligbedden te kunnen eten. Een dergelijk buitenopstelling die vanaf de tweede eeuw in zwang raakte, wordt een refrigerium genoemd, letterlijk een verfrissende plaats. Deze naam was ook in omloop voor plaatsen waar speciaal voor de overledene aanligbedden werden gebouwd en een maaltijd werd georganiseerd. Een enkele keer treffen we zelfs in de graven grafkamers in de vorm van een triclinium compleet met in de steen uitgehouwen aanligbedden •

ca. 300 v. Chr. APM 14.420

VERFRISSING


43

ZO GEZOND MANFRED

MOGELIJK

BLIJVEN

HORSTMANSHOFF

Hoe word je Olympisch kampioen? De lange-afstandsloper Dromeus lukte het twee keer achtereen, in 484 en in 480 voor Christus . Zijn recept : vlees eten in plaats van kaas . De sportleraar Herodikos van Selymbria (eveneens vijfde eeuw voor Christus ) verbond op een systematische manier de kennis van sport en dieet met elkaar. 'Ziekten ontstaan door diaita (levenswijze) ', luidde zijn conclusie . Het was het begin van de wetenschappelijke Griekse dieetleer.

afb. 57. Autumnus 'De herfst', één van de vier 17de-eeuwse gravures uit de Trent Collection, Duke University, Durham, N.C., die de seizoenen van

het menselijke leven weergeven. Het paar wordt afgebeeld in de kracht van hun leven. De blaadjes van de planten zijn beschreven met Hippokratische Aforismen, raadgevingen voor de gezondheid . (Courtesy Duke University, Durham N.C., Medica/ Collection)

Het Griekse woord diaita omvat veel meer dan het Nederlandse 'dieet ' . De Griekse diëtetiek strekte zich niet alleen uit over eten en drinken, maar over alle factoren die volgens de ant ieke medici van belang waren voor een gezonde levenswijze: de lucht die men inademt, beweging en rust, slapen en waken , uitscheidingen en afscheidingen , en emoties . Zij worden de sex res non natura/es genoemd, de 'zes niet-natuurlijke zaken'. Zij beïnvloeden de natuurlijke toestand van het lichaam , de res natura/es: de elementen, de lichaamssappen en de lichaamsfuncties. Als men de 'zes niet-natuurlijke zaken' niet goed hanteert, zijn res contra-natura/es, 'tegennatuur lijke zaken', ziekten dus, het gevolg. EVENWICHT

De basisgedachte van de antieke geneeskunde is het inzicht dat gezondheid het resultaat is van evenwicht en dat verstoring van de balans leidt tot ziekte . Het menselijk lichaam werd gezien als een

samenstel van sappen (humores ): bloed , gele gal, slijm en zwarte gal. Een tweede beginsel is dat de levenswijze en de levensomstandigheden van de mens invloed uitoefenen op zijn gezondheid. Daarbij horen ook de seizoensinvloeden, die op hun beurt weer samenhangen met de bewegingen van de gesternten. Het is dus voor iemand die om zijn gezondheid geeft, zaak zich goed te verdiepen in de natuurlijke samenhang van al deze factoren. De vier elementen, lucht, vuur, aarde en water, die werden onderscheiden door de filosoof Empedokles (vijfde eeuw voor Christus) werden verbonden met de vier humores en met twee tegengestelde paren kwaliteiten (warmkoud en vochtig-droog ) in verschillende combinaties . In de loop der eeuwen - het model zou tot in del 7de eeuw geldig blijven - werden steeds meer verschijnselen vanuit dit model verklaard, zoals jaargetijden en leeftijdsfasen (afb . 57 ). In gesystematiseerdevorm zijn deze principes terug te vinden in het volgende schema:

MEDEDELINGENBLAD

NR.

85 - 86 / 2003


44

OER KWALITEITEN

ELEMENT

LICHAAMSSAP

TEMPERAMENT

SEIZOEN

LEVENSFASE

VOCHTIG EN WARM

Lucht

Bloed

Sanguinisch

Lente

Kind (tot 25 j.)

WARM EN DROOG

Vuur

Gele gal

Cholerisch

Zomer

Jeugd (2S tot 40)

DROOG EN KOUD

Aarde

Zwarte gal

Melancholisch

Herfst

Rijpe leeftijd (tot 60)

KOUD EN VOCHTIG

Water

Slijm

Flegmatisch

Winter

Oude dag

I N HE T VOETSPOOR

VAN

HIPPOKRATES

Wie 'Griekse geneeskunde' zegt, zegt 'Hippokrates', volgens de overlevering een leerling van de zojuist genoemde Herodikos. Van Hippokrates van Kos (ca. 460-370 voor Christus), weten we weinig meer dan zijn naam. De heterogene verzameling medische geschriften die aan hem zijn toegeschreven, zijn merendeels door anderen dan de legendarische meester geschreven en uit een veel latere periode afkomstig. Latere artsen, zoals de grote Galenus van Pergamum (129-200 na Christus) bouwden erop voort. De Romeinse encyclopedist Celsus vatte omstreeks het begin van onze jaartelling de medische kennis van zijn tijd in het Latijn samen. Hij deelde de geneeskunde in drie delen in: de leer van de geneesmiddelen, chirurgie en dieetleer. af b. SS. 'De schijf van vier'. Spijzen en dranken overeenkomstig

als laatste gegeten. Kropsla is verkoelend( ... ). Dille is heet en adstringerend en de geur ervan doet niezen ophouden". Het is moeilijk hier een grens te trekken tussen voedings- en geneesmiddelen. Als een patiĂŤnt veertien dagen rugpijn heeft, koorts en bloed in de urine - in onze termen waarschijnlijk een nierbekkenontsteking - krijgt hij de volgende raad: gierst als ontbijt, gekookte jonge hond of gevogelte 's avonds, de saus opdrinken. Hondenvlees, zo meent men, is vochtig en wordt goed opgenomen in de urine. Men moest rekening houden met de effecten van elk voedsel, ook als men gezond was. Linzen, kool, vis of schelpdieren veroorzaken kolieken en winderigheid, als men het vocht eet samen met de vaste bestanddelen. Het vaste en het vochtige strijdt met elkaar. De oplossing is het verwijderen van datgene wat de verstoring veroorzaakt. Daarom moet men in zo'n geval volgens Galenus het voedsel drie keer koken en het sap ervan weggooien. En anders kan men altijd nog braken (afb . 59 ) .

de

leer van de vier

MEDISCHE

lichaamssappen.

Dokters konden in de oudheid niet veel beginnen tegen ziekten. De therapeutische middelen kwamen neer op niet veel meer dan het ABC, aderlaten, braken en klisteren (afb . 60) . Operaties waren in de meeste gevallen gedoemd te mislukken wegens het ontbreken van aseptische maatregelen. Aan het gebruik van medicamenten waren grote risico's verbonden, omdat de kennis van de effecten van de verschillende stoffen op het lichaam beperkt was, experimenten niet systematisch werden verricht en de beschuldiging van moedwillige vergiftiging iedere dokter boven het hoofd hing. In deze situatie is het begrijpelijk dat het voorkĂłmen van ziekten minstens zo belangrijk werd gevonden als de therapie en dat de dieetleer in de antieke geneeskunde een hoofdrol speelde: "Wat het dieet niet geneest, geneest het medicament, wat het medicament niet geneest, geneest het mes, wat het mes niet geneest, geneest het vuur". In die volgorde (afb . 61 ). Door middel van een stelsel van leefregels oefenden de antieke dokters echter wel een aanzienlijke invloed uit, vooral op diegenen die het zich konden veroorloven hun levenspatroon ernaar in te richten. Dat kostte geld en heel veel tijd. De voeding moest precies worden aangepast aan leeftijd , geslacht, seizoen en woonplaats en bijzondere kenmerken van het individu.

OVER

HET DIEET

Het Hippokratische geschrift Over het dieet (vijfde eeuw voor Christus) behandelt alle factoren die van belang zijn voor een gezonde leefwijze. Dit kon leiden tot adviezen die in onze ogen ongezond zijn, zoals: "Het is in het algemeen aan te bevelen 's winters minder groente te gebruiken dan 's zomers". Alle voedingsmiddelen worden ingedeeld volgens type - groenten, fruit, vlees etc. - en volgens hun eigenschappen, een antieke 'schijf van vier ' (afb. 58) . " Koriander is warm en adstringerend (samentrekkend). Het stopt brandend maagzuur en maakt slaperig, indien

MACHT

EN ONMACHT


afb . 59 . Purgeren was één van de manieren om een verstoring van het evenwicht van de lichaamssappen te herstellen . Liggende jongeman vomeert in een

bekken naast zijn bed. Een vrouw ondersteunt zijn hoofd . Aardewerk , Athene , Sde eeuw v. Chr. Vaticaans Museum

afb . 60. Arts bezig met een aderlating . Aryballos, Se eeuw v. Chr. Parijs, Musée du Louvre

CONTRARIA

CONTRARIIS

Samengevat: men poogde door het tegengestelde toe te dienen (contraria contrariis ) het evenwicht te herstellen: " Men moet bij zijn leefwijze rekening houden met leeftijd , jaargetijde, gewoonte, landstreek en fysieke gesteldheid , door de heersende warmte of koude van het moment een tegenwicht te geven: zo kan men zo gezond mogelijk blijven " . Zeker is dat de dieetvoorschriften in brede kring bekend waren . Ze behoorden tot de vaste elementen van de intellectuele opvoeding. Je kunt je natuurlijk afvragen of de dieetvoorschriften ook werden nagevolgd . De persoonlijke omstandigheden zullen daarbij doorslaggevend zijn geweest. Een anekdote over de Cynische filosoof Diogenes maakt dat duidelijk . Iemand vroeg hem wanneer men het beste kon ontbijten. Diogenes' antwoord was: "Als je rijk bent, wanneer je wilt , als je arm bent, wanneer je kunt " •

afb. 61. Arts lezend voor zijn instrumentenkast . Sarcofaag, Romeins , 4e eeuw n. Chr. New York, Metropolitan Museum

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2003

45


46

BIBLIOGRAFIE Bode, M. , Apicius -A nmerkungen zum römischen Kochbuch, St. Katharinen 1999 Berriedale-Johnson, M. , Aan Tafel met de Farao's. Unieke en smakelijke recepten uit het Oude Egypte om zelf te bereiden , Baarn 2000 Curtis, R.I., Ancient Food Technology, Leiden 2001 Dalby, A. & Grainger, 5., The Classica/ Cookbook, Londen

1996 Dalby , A., Empire of Pleasures. Luxury and lndulgence in the Roman World, Londen/ NewYork 2000 Dal by, A., Food in the Ancient World from A to Z, Londen/New York 2003 D' Arby, W.J., Ghalioungui , P. & Grivetti , L., Food: The Gift of Osiris, Deel 1+11 , Londen 1977 D' Arms, J.H., Performing Culture: Roman Spectacle and the Banquets of the Powerful, in: Bergmann, B. & Kondoleon, Ch. (reds), The Art of Ancient Spectac/e, New Haven 1999, 301-320 Deae Nehalenniae . Gids bij de tentoonstelling 'Nehalennia ', Middelburg - Leiden 1971 , 62 nr.3 Detienne , M. , & Vernant, J.-P. (eds.), La cuisine du sacrifice en pays grec, Parijs 1979 Dosi, A., & Schnell, F., A tavola con i Romani Antichi, Rome 1984 Dunabin, K.M.D. , Convivial Spaces; dining and entertainment in the Roman villa, Journal of Roman Archaeology 9, 1996 , 66-80 Faas, P.C.P., Rond de Tafel der Romeinen, Diemen 1994 Garnsey, P. & Whittaker , C.R. (eds.), Trade and Famine in Classica/ Antiquity, Cambridge 1983 Garnsey, P., Famine and Food Supply in the Graeco-Roman World. Responsesto Risk and Crisis, Cambridge 1988 Garnsey, P., Food and Society in Classica/ Antiquity, Cambridge 1999 Geiler , J., From Prehistory to History: Beer in Egypt, in: Adams, B. & Friedman, R. (eds.), The Followers of Horus. Studies dedicated to M.A. Hoffman , Oxford 1992 , 19-26. Gerlach , G., Essen und Trinken in römischer Zeil, Keulen 1986 Gowers, E., The Loaded Table. Representations of Food in Roman Literature, Oxford 1993 Grant , G., Galen on food and diet, Londen 2000 Hartman , L.F. & Oppenheim, A.L., On Beer and Brewing Techniques in Ancient Mesopotamia , JAOS Suppl. 10, 1950 Horstmanshoff, M. (red.), The Four Seasonsof Human Life. Four Anonymous Engravings from the Trent Collection, Edited with Translation and Full Commentary, Rotterdam 2002 Horstmanshoff , M., De mens als microkosmos. Over de relatie tussen gezondheid, jaargetijde en leeftijd in de antieke geneeskunde, Hermeneus 65, 1993 , 209-218 Hunnink , V., Romeinse deegrecepten volgens Cato, Hermeneus 67, 4, 1995 , 227-229 Jouanna, J. & Villard, L. (reds), Vin et Santé en Grèce Andenne. Actes du Colloque organisé à /'université de Rouen et à Paris, Athene 2002 Kourakou-Dragona, 5., A Krater Full of Good Cheer, Athene

2001 Lauta Cena. Eten en drinken bij Grieken en Romeinen. Imago 7993. Kalender van het Nederlands Klassiek Verbond, Alkmaar

1993 Lems, E. & Faber-Oostenbroek, L., Wijn! Wijn! Wijn! Een wereld van wijn in de Grieks-Romeinse Oudheid, Utrecht

1995

afb. 62 Haan. Aardewerk,

h. 13,7 cm, Griekenland, Boeotië,

ca. 500 v. Chr. APM 1322

Moers, L.C., Les modèles de boulangerie-brasserie de la collection égyptie nne des Musées royaux d'Art et d'Histoire, Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel 71, 2000, 15-30 Mols, S.T.A.M. & Moormann, E.M., Smaak & Comfort in de Romeinse Oudheid, in: 'Schöner Wohnen in Pompeii', Kunstschrift 35, 4, 1991, 26-37 Mols, S.T.A.M., Houten Meubels in Herculaneum. Vorm, techniek en functie, Nijmegen 1994

Moormann , E.M., La bellezza dell'immondezza. Raffigurazioni di rifiuti nell'arte ellenistica romana, in: Dupré Raventós, X. & Remolà, J.-A. (eds), Sordes Urbis. La e/iminación de residuos en la ciudad romana, Rome 2000, 75-94 Murray, 0., Sympotica. A Symposium on the Symposion, Oxford 1990 Murray, 0., & Tecuan, M. (reds), In Vino Veritas, Oxford 1995 Musti, D., Il simposio nel suo sviluppo storico, Rome - Bari 2001 Nielsen, 1. & H.S. (reds), Mea/sin a social Context. Aspects of the Communal Mea/ in the Hellenistic and Roman World, Árhus 1998 Op Zwart Zaad, Sectie Archeologie & Natuurhistorisch Museum Gemeente Maastricht, 2002 Reinsberg, C., Ehe, Hetärentum und Knabenliebe im antiken Griechenland , München 1993 Röllig, W., Das Bier in Mesopotamien, Berlijn 1970 Salomonson, J.W., Der Trunkenbold und die Trunkene Alte, BABesch 55, 1, 1980, 65-135. Salza Prina Ricotti, E., L'Arte del Convito nella Roma Antica , Rome 1985 Samuel, D., lnvestigation of Ancien! Egyptian Baking and Brewing Methods by Correlative Microscopy, Science 273, Juli

1996 , 488-490 Samuel, D., Brewing and Baking, in: Nicholson, P.T. & Shaw, 1. (eds.), Ancient Egyptian Materials and Technology, Cambridge 2000, 537-576 Sancisi-Weerdenburg, H., Over koken en kookboeken in de Oudheid (1), Hermeneus 67, 1, 1995, 23-27 Sancisi-Weerdenburg, H., Sumptus: luxe en politiek aan tafel in Republikeins Rome; over relmuisfoktonnen en viskweekvijverzotten, Lampas 33, 2, 2000, 142-163 Schäfer, A., Unterha/tung beim griechischen Symposion. Darbietungen, Spiele en Wettkämpfe van homerischer bis in spätklassischer Zeit, Mainz 1997 Schmitt Pantel, P., La Cité au Banque/. Histoire des repas publics dans les cités grecques, Rome: Palais Farnèse 1992 Selz, G., Die Bankettszene. Entwicklung eines "Überzeitlichen" Bildmotivs in Mesopotamien var der Frühdynastischen bis zur Akkad-Zeit , Deel 1+11 , Wiesbaden 1983 , Freiburger Altorientalischen Studien 11 Slater, W.J., Dining in a Classica/ Context, Michigan 1991 Sparkes, B.A., Treading the Grapes, BABesch 51, 1976, 47-64. Starr, R.J., Trimalchio's Homeristae, Latomus 46, 1987,

199-200 Straten, F.T.van, Hierà Kalá. Images of anima/ sacrifice in Archaic and Classica/ Greece, Leiden etc. 1995 Stuart, P., Nehalennia. Documenten in Steen, Goes 2003 Wel moge het U bekomen. Feestmaal-Godenmaa/-Dodenmaal in de oudheid, Leiden 1987 Vierneisel , K. & Kaeser, B. (eds.), Kunst der Scha/e. Kultur des Trinkens, München 1990 Walsh, P.G., The Roman novel . The 'Satyricon ' of Petronius and the 'Metamorphoses ' of Apuleius, Cambridge 1970 Wilson, H., Egyptian Food and Drink , Shire Egyptology 9, Aylesbury 1988


afb . 64 . Keukenscène ,

BE SEATED!

mannen rond een komfoor . Bronzen

EATING & DRINKING IN ANTIOUITY

cista, h. 20 cm, Italië, Palestrina, ca. 220 v. Chr.

The earliest profèssional cooks worked in Greece in the sixth century B.C. They were freemen who found employment at important events like sacred offerings. During the second century B.C. the profession gained popularity in Rome, where the cooks were familyowned slaves.

Everyone eats and drinks every day, now and in antiquity. Today, as in the past, each person at a meal plays an individual part. The announcement that the Erasmus Prize 2003 has been awarded to the Englishman Alan Davidson, who has greatly stimulated the scholarly study of food and eating cultures , was made just when the Allard Pierson Museum was preparing this exhibition. Both the exhibition and the catalogue deal with various aspects of food in antiquity. Where was it produced and how, where was it exported to? From place to place, the availability of food greatly varied and the food trade became a distinct sector of the ancient economy. Whatever carne from far away tasted better! Animals were domesticated and agriculture intensified as the growing demand for food had to be satisfied. Also it became possible to store foodstuffs. Today we know what ancient people ate. Written sources, among others, a cooking book from the fourth century A.D., based on recipes of the famous first-century cook Apicius, teil us how to prepare many fine dishes. Thanks to an abundance of grain in Egypt, bread and beer became important parts of the daily menu. The large-scale import of wheat was necessary to provide the populations of Athens and Rome with sufficient bread.

Wine was the most important drink of the Greeks and Romans. They drank their wine not pure but diluted with water. The required amount of water was first poured into a mixing bowl , called 'krater ' in Greek, and the pure wine then added. At drinking parties, the Greek 'symposia ', wine flowed abundantly. The guests reclined on cou ches, enjo ying tasty food served on small tables, as the wine cup was passed around and musicians played. As illustrated in Greek pottery painting , too much wine could of course end in drunken babbling , dancing and loud singing . In the most extreme instances the painters show youths vomiting . The Romans ate three or four meals a day, the most important being the evening 'cena'. Reclining on couches in order of social rank, they consumed copious meals. Having no kitchens of their own, the poorer Romans, who lived in the centre of Rome, had to eat in small cheap restaurants or buy their meals from street vendors. The table manners of Romans of all classes would probably startle most of us: they ate with their hands, aided by a piece of bread and a spoon. Forks were not used and the larger ingredients, like meat, were cut up before being served, as in Asian cuisine. Roman spoons and knives have survived in large numbers.

Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A1159

afb. 63. Flesje in de

The food of the gods was nectar and ambrosia. The latter was the divine counterpart of olive oil and had the main effect of causing immortality. Meat was mostly eaten after an offering . The anima! was slaughtered as prescribed and the innards roasted. The fat and bones were meant for the gods, the meat was divided between the participants. Offerings were also made at burials where family and friends ate in honour of the deceased. The graveside meal marked the end of the fasting period, which began at the moment of death. In antiquity, medica! treatment was closely interwoven with the daily diet, which could greatly vary from extremely decadent among the fabulously wealthy Romans toa soldier 's simple fare. The rich can eat whenever they choose, the poor only when they can get something to eat!

vorm van een

van een komplete geitenhuid gemaakte wijnzak . Brons, h. 10,3 cm, Romeins. APM 14.005

afb. 65 . Lepels met lange stelen, uitlopend in dierenkopjes (detail bovenste lepel : afb . 43). Brons, 1.40,5 en 32,7 cm, Etrurië, Sde eeuw v. Chr. Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis R 1166-2en 1166-3

MEDEDELINGENBLAD

NR . 85 - 86 / 2003

47


48

Geoffrey Turner Ancient Art

Steun deVereniging vanVrienden van het Allard Pierson Museum Word vriend van het museum, doe een schenking of laat een legaat na. Deze kunnen geheel belastingvrij aan de Vereniging ten goede komen. Raadpleeg uw notaris. Par thia, 3rd-lst centu ry B.C. monkey wi th tambourine terracotta, H . 6.7 cm.

119 RUE DE LA SO URCE 1060 BRUSSEL TEL. +32 2 253 863 36 BY APP OI NT M ENT / OP AFSPRAAK

Oude Turfmarkt 127 1012 GC Amsterdam Forcisbank nr. 24. 14.23 .643

De Vereniging van Vriend en van her Allard Pierson Museum is vrijgesteld van schenkings- en successierecht en.

tf~

Archea

ANCIENT ART

Een ruime keuze aan archeologische objecten uit Mesopotamië, Egypte, Griekenland en het Romeinse Rijk

gnekenla nd neo lithische Te rraco tta Moedergo din 7 x 11 cm Se millennium B.C

Kunsthandel Mieke Zifzr:rb erg Ancient Art-Ancient Coins

Geopend op donderdag, vrijdag en zaterdag 11.00-17.30 uur en verder op afspraak bezoek ook eens onze website: www.archea.nl Roodligurige oinochoe met de kop van een satyr Hoogte 17 5 cm Grieks, Apulisch, 4 8 eeuw v.Chr

Rokin 60 1012 KV Amsterdam TelJFax:(31-20) 625 95 18 Mobiel: 06-53 83 26 0 1 www.kunsthandelzilverberg.nl

NIEUWE SPIEGELSTRAAT 37A' 1017 DC AMS TERDAM

TEL 020 62S05S2 Opening hours: Monday-Frldoy 11.00 om to 18.00 pm

7 · 14 december

E·MAIL

info@orchea.nl

stand 73

website

www .orcheo .nl


Pl. 111

Offermes . Brons,

1.42 cm, Etrurië, 7de-6de eeuw v. Chr. APM 1475

Model van een geslacht rund. Hout , 1.romp 12 cm, Egypte , Late Tijd. APM 13.012

Pl. IV

achterzijde omslag Vrouw met kom, waarin ze iets roert

of stampt. Aardewerk, h. 21,5 cm , Griekenland, Boeotië , 525 -500 v. Chr. APM 233

Vrouw maalt graan met steen . Aardewerk, h. 8,8 cm,

Griekenland, Boeotië, 510-470 v. Chr. APM 635


Vereniging van Vrienden Allard Pierson M ~ seum Amsterdam :..;-...,

. ..:.:..~~:_¡: ...

"


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.