APm : Allard Pierson mededelingen, afl. 68

Page 1


Bibliotheek MediterraneArcheologie

U.v.A. 1998

0 9 ~""¡ Pl. 1 Zeedraak.

Onderdeel legervaandel. Brons, ItaliĂŤ, Keizertijd (APM 3493)

Oude Turfmarkt 127 1012 CC Amsterdam Tel. 020-5252557 Druk: Ter Burg bv, Alkmaar

De tentoonstelling is mogelijk gemaakt dank z ij de zeer welkome onder steuning van:

Mondriaan Stichting Stichting VSB Fonds A.G. Leventis Foundation Ter Burg Offset

Vereniging van Vrienden

INHOUD

Allard Pierson Museum Amsterdam

H.A.G. Brijder Inleidin g

Mededelingenblad nr. 68 / April 1997 ISSN nr 0922-159X Het Mededelingenblad is een publicatie van de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum te Amsterdam en verschijnt in het tweede, derde en vierde kwartaal van elk jaar. Redactie: Dra. S.B.M. van der Noordaa-Dominicus Prof. dr. H.A.G. Brijder Prof. dr. R.A. Lunsingh Scheurleer Dra. G. Jurriaans-Helle

Afbeelding op omslag:

Eindredactie: Dra. G. Jurriaans-Helle

van den Bussche

Jan N. Bremmer Mon sters en fabeldieren in de Griek se cultuur Geralda Jurriaans-Helle Fabelachtig ! Wond erlijke wezens tussen mensen en goden LITERATUUR Eugenie Oosterhuis Psychoanalytische gedachten over M ythen, God en en Fabeldier en

Medusa. Fragment van een antefix. Terracotta, Tarente, ca. 500 v. Chr. (APM 1103)

Vormgeving: George Strietman Fotografie:

SUMMARY ORGANISATIE / PRESENTATIE TENTOONSTELLING


FABELACHTIG! G RIEKSE GRIEZELS EN WONDERDIEREN H.A.G. Brijder Directeur Allard Pierson Museum De Griekse mythologie kent vele wonderbaarlijk samengestelde wezens, monsters en fabeldieren. Het bekendste fabeldier is waarschijnlijk de sfinx. Dit bestaat uit een gevleugeld leeuwenlichaam gecombineerd met een vrouwenhoofd en vrouwenborsten. Het is in het algemeen een doodsdemon en grafwachter, maar als we aan een verhaal in verband met een specifieke sfinx denken, dan komt onmiddellijk het ' Raadsel van de Sfinx' bij ons op. De sage gaat als volgt. Een sfinx huisde in de buurt van Thebe, de hoofdstad van Boeotië. Zij gaf aan alle voorbijgangers het raadsel op: "w ie loopt 's ochtends op vier benen, 's middags twee en 's avonds op drie ". Het was Oedipus die het juiste antwoord wist te geven. Het leek een goed idee om een tentoonstelling in de vleugel van ons museum te wijden aan het spannende onderwerp van Griekse fabeldieren en griezelige monsters. Deze tentoonstelling is toegankelijk van 12 april tot en met 21 september 1997. Zij is niet alleen bedoeld voor volwassenen, maar vooral ook voor leerlingen van het Basisonderwijs. We hopen juist bij deze nieuwe , jonge doelgroep belangstelling voor ons museum en de Oudheid in het algemeen te wekken. De tentoonstelling heeft drie hoofdthema 's: 'Sfinx', 'Mannenverslindsters' en ' Het beest in de mens' . De eerste zaal is gewijd aan de sfinx. De verschillen tussen de Oosterse, Egyptische en Griekse sfinx worden uitgelegd. Kinderen kunnen uit onderdelen de verschillende soorten sfinxen samenstellen. De Thebaanse sfinx geeft de bezoekers haar raadsel op. De tweede zaal heeft de ' mannenverslindsters' als onderwerp. Er is een zeelandschap geconstrueerd waar allerlei vrouwelijke monsters en fabeldieren huizen die de zeelui bedreigen. Zo zijn er verleidelijke Sirenen (vogels met vrouwenhoofd en borsten) en de gruwelijke Scylla en Charybdis. Scylla blijkt voor wie te dichtbij komt , verscheurende hondenkoppen om haar middel te hebben en vissenstaartenin plaats van benen en Charybdis is de alles verzwelgende draaikolk. Ook de zeegoden Nereus en Triton duiken op (mannen met een onderlichaam in de vorm van een vissenstaart). En ten slotte wijst in deze zaal het spiegelend schild van de held Perseus de weg naar Medusa's grot. De blik van dit gruwelijk monster versteent de toeschouwer. De derde zaal toont een Arcadisch landschap waar de bokkengod Pan de bezoekers 'in paniek' brengt . Niet alleen Satyrsen Silenen (boswezens met paardenoren en -staarten)bevolken dit gedeelte van de tentoonstelling, maar ook Centauren (paarden met het hoofd en bovenlichaam van een man).

Satyrs staan voor de onderdrukte wellustige neigingen in de mens en Centauren voor de verwoestende krachten. Aan het eind van de tentoonstelling komt de bezoeker in het Labyrinth terecht, waar men op zoek kan gaan naar de Minotaurus (mannelijk monster met stierenkop ) en ten slotte zien we hoe de held Heracles de driekoppige hellehond Cerberus uit de Onderwereld wegvoert. Vele originele voorwerpen uit de Oudheid, vooral uit eigen bezit met enkele welkome aanvullingen uit privé-collecties, laten de monsters en fabeldieren zien en verduidelijken de mythologische verhalen op de tentoonstelling. Daarnaast zijn er grote modellen met verschillende spannende effecten, die iets over het wezen van het betreffende dier vertellen. Een tekenfilmpje laat het verhaal van Odysseus en de Sirenen zien. Ook worden er beelden geprojecteerd uit speelfilms waarin fabelwezens optreden, uit de Oudheid afkomstig of juist uit de toekomst en van andere planeten. Zo wordt aan de (jeugdige) bezoeker duidelijk gemaakt dat fabeldieren en fantasiewezens van alle tijden zijn. In de gang naar de uitgang van de tentoonstelling zijn schilderingen en plastiekente zien die een mythologisch monster of fabeldier tot onderwerp hebben en die door leerlingen van verschillende Basisscholen op verzoek van ons museum zijn gemaakt. Tot slot is in de aula van het museum een audiovisueel programma dat uitleg geeft over mythologische fabeldieren en . monsters te zien. Dit Mededelingenblad is geheel gewijd aan het onderwerp van de tentoonstelling. Het geeft informatie over mythologische monsters en fabeldieren en toont vele voorwerpen die op de tentoonstelling te zien zijn.

Afb. 1 Satyrspersen wijn. Afbeelding op wijnkan. Terracotta, Athene, Gela Schilder, ca. 500 v. Chr. (APM 3742)

Bibliotheek l'\.ifr-diterran-: l'

------ ·r


Monsters en fabeldieren in de Griekse cultuur Jan N. Bremmer Afb. 2

Satyr. Fragment van een antefix. Terracotta, Girgenti, ca. 490 v. Chr. (APM 1822)

Wat zijn mo nste rs? De vraag is gemakkelijker te stellen dan te beantwoorden. Toch kunnen we ook vanuit het gewone taalgebruik er wel iets over zeggen. Monsters zijn wezens die het normale te boven gaan, zoals vampiers of de creaties uitjurassic Park, maar we gebruiken de term ook voor mensen die buitengewone misdaden begaan, zoals de Belgische kindermoordenaar Marc Dutroux of Amerikaanse 'serial killers'. Blijkbaar vinden wij bepaalde dingen 'normaal' en andere 'ab-normaal'. Het is deze tegenstelling die in het meest recente denken over monsters sterk naar voren komt. Door het bedenken van monsters en fabeldieren spelen wij met de categorieĂŤn waarmee wij de wereld beschrijven en voor ons inzichtelijk maken.

2

Monsters (en voor het gemak reken ik in het vervolg fabeldieren daar ook toe) staan dus haaks op ons gevoel voor orde en regelmaat. Dat betekent ook dat monsters cultureel en historisch bepaald zijn, want elke beschaving heeft zijn eigen preoccupaties en angstgevoelens,zijn eigen definities van wat normaal is en zijn eigen manieren om naar de werkelijkheid te kijken , ook al overlappen deze op allerlei terreinen . Wanneer we deze culturele benadering als uitgangspunt nemen, dan laten zich verschi llende vragen stellen die ons inzicht in de Griekse cultuur misschien kunnen vergroten. Zijn monsters oorspronkelijk Grieks of komen ze van elders? Uit welke categorieĂŤn zijn monsters samengesteld en zijn bepaalde dieren of een bepaald geslacht hierbij belangrijk?


Waar worden monsters gelocaliseerd? Wat is hun functie in de verhalen waarin ze een rol spelen? Het is duidelijk dat we in dit korte bestek deze vragen niet uitputtend kunnen behandelen, maar we hopen toch aan de hand van een aantal op de tentoonstelling voorkomende monsters en fabeldieren het belang van deze cultuur-historische aanpak te kunnen i 11 ustreren. Ik concentreer mij, enigszins arbitrair, op drie soorten. Ten eerste, monsters die duidelijk overgenomen zijn van de oostelijke buren, vervolgens 'autochtone' bewoners van de zee en tenslotte creaties die misschien met rituelen te maken hebben.

De sfinx De sfinx is waarschijnlijk het meest bekend door zijn confrontatie met Oedipus. Het dier is zeker niet typisch Grieks maar komt uit het abije Oosten en duikt in Griekenland al in de achtste eeuw op (afb. 3, 7-10). Dit is een tijd waarin meer monsters uit het Oosten hun opwachting komen maken, zoals ook de griffioen (afb. 11-12) en, waarschijnlijk iets later, de hippalectryon (afb. 6). De chimaera en Pegasus (Pl. IVa-b, afb. 17) worden rond deze tijd eveneens door Grieken 'geïmporteerd' uit Anatolië; de chimaera wordt door Homerus in de Ilias (16.328) verbonden met Amisodaros, een echte Anatolische naam, en Pegasusis als naam sterk verwant met het Homerische paard Pedasus (Ilias 16.152-4); de naam lijkt samen te hangen met het Hittitische Pitassa. De achtste eeuw was een tijd waarin de contacten tussen Grieken en het Nabije Oosten plotseling sterk werden geïntensiveerd en Griekse dichters zelfs beroemde Oosterse epen, zoals Atrahasis, Enumah elisj en Cilgamesh, begonnen te plunderen voor nieuwe motieven. In het geval van de sfinx maakten ze gebruik van iconografische voorstellingen om al spoedig hun verhalen te verrijken met nieuwe thema's. In onze beleving is de sfinx onlosmakelijk verbonden met het raadsel van Oedipus. Dat is echter op de Griekse vazen niet het geval; deze laten Oedipus pas later in de zesde eeuw zien, terwijl in de periode daarvoor de sfinx alleen afgebeeld wordt als een monster dat mensen op de vlucht doet slaan. Opvallend is dat op de vroegere vazen de sfinx regelmatig met paarden wordt verbonden. Dat is ook het geval op een zwartfigurige vaas van het Allard Pierson Museum (ca. 550 voor Christus), waar een sterke parallellie wordt gesuggereerd tussen de sfinx in het bovenste register en het paard in het onderste (afb. 3). Nu weten wij uit iconografische onderzoekingen dat het bezitten en berijden van een paard in Griekenland in de achtste eeuw kenmerkend werd voor de aristocratie. Het lijkt heel goed mogelijk dat deze nieuwe status van het paard diens macht extra reliëf heeft gegeven en aanleiding gaf tot verhalen over vliegende paarden als Pegasus of de mensenetende paarden van Diomedes. Opvallend is ook dat op de Amsterdamse vaas de sfinx nog voorzien is van mannelijke geslachtsorganen, terwijl zijn gezicht duidelijk dat van een vrouw is.

Het mannelijke aspect kan een invloed zijn van de hengst in het onderste register van de vaas, maar laat in elk geval zien dat het geslacht voor de schilder nog niet was vastgelegd . Literaire bronnen zijn wat dit betreft veel stelliger. Het is bijna zonder uitzondering dat de tragedie de sfinx 'meisje' (parthenos) noemt. Het is inderdaad een belangrijk aspect van de Griekse verbeeldingswereld dat monsters meestal vrouwelijk zijn. De sfinx en de sirenen, de Gorgonen en de Harpijen, Medusa en de Erinyen: monsters zijn in grote meerderheid vrouwelijk (afb. 5, 7-10, 13-16, pl. 111 en omslag,). Ongetwijfeld zien we hier hoe de onbewuste angst van de vrouw-onvriendelijke Griekse man zijn neerslag heeft gekregen in het Griekse imaginaire.

Afb. 3 Jongen rent weg voor lopende sfinx (boven). Jongenstrainen in hardlopen door het tegen een paard op te nemen (onder). Afbeelding op drinkschaal. Terracotta, Athene, Sphinx-en-Renners Schilder, ca. 550 v. Chr. (APM 6242)

Waar werd de sfinx gelocaliseerd? De Griekse literatuur is geheel zeker op dit punt. Een aantal teksten verbinden de sfinx met het Phikion gebergte. Hoewel de afbeeldingen op vazen de confrontatie met Oedipus soms localiseren in het hartje van de stad om het geheel zo dramatisch mogelijk te maken, lijkt dit een latere ontwikkeling. Bergen zijn in Griekse mythen altijd de plaats van monsterachtigefiguren, zoals de Cyclopen, de centauren (afb. 24-25) en de 'bokkige' god Pan (afb. 21-23, pl. V); ook de Sirenen worden na Homerus altijd op rotsen afgeschilderd. Bergen zijn ook plaatsen waar het gruwelijke gebeurt, zoals het in stukken scheuren van Actaeon door zijn jachthonden en van Pentheus door de Thebaanse maenaden onder leiding van zijn moeder. De localisering is misschien niet echt verrassend, daar de wildernis van de bergen symbolisch is voor het ongeordende waar monsters juist thuishoren. Tenslotte, wat was de functie van de sfinx in het verhaal van Oedipus? De oudste vazen laten zien dat de vluchtenden voor de sfinx oorspronkelijk adolescenten waren; ook enkele teksten wijzen nog in die richting. Nu is de volgorde in verhalen - jong, verslaan van monster en koning worden of trouwen typerend voor initiatieschema's en het valt op dat ook een ander Grieks monster, Medusa (afb. 4, 15-16, omslag), zonder moeite in een soortgelijk schema kan worden ingepast,want Perseusverslaat Medusa als één van de krachtproeven die hij moet afleggen voor

3


Gegeven de schaarsheid aan Homerische gegevens is het dan ook niet toevallig dat de post-Homerische tradities over de Sirenen nogal variëren. Latere dichters spraken vaak over een drietal en zij schreven hen verschillende ouders toe. Gezien hun zangkunst is het heel begrijpelijk dat ze volgens sommigen kinderen waren van de Muzen, terwijl anderen dachten aan Acheloüs (afb. 26-28), de naam van de langste rivier van Griekenland maar ook gepersonifieerd als water- of riviergod en in die kwaliteit de vader van al Ie zeeën, bronnen en rivieren (Ilias 21 .194-7).

Atb. 4 links: Gilgamesh en Enkidu doden Humbaba. Zegelafdruk uit Nuzi, ca. 1450 v. Chr. rechts: Perseusdoodt Medusa met hulp van Athena, bronzen schildband uit Olympia, ca. 560 v. Chr.

zijn volwassenheid. Maar ook in het geval van Perseus is de afbeelding van zijn moord op Medusa soms rechtstreeks ontleend aan de Oosterse iconografie, zoals blijkt uit het naast elkaar plaatsen van een zegel uit Nuzi met het gevecht van Gilgamesh en Enkidu tegen Humbaba (ca. 1450 v. Chr.) en een zesde-eeuwse schildband uit Olympia met het gevecht van Perseusen Athena tegen Medusa (afb. 4). Initiatie in Griekenland is echter ouder dan de achtste eeuw . De mythen van de sfinx en van Medusa laten zo mooi zien dat de Griekse dichters hun verhalen 'moderniseerden' door iconografische motieven van het Nabije Oosten te incorporeren in hun verhalen.

Hun vrouwelijkheid, dodelijke kunst en verblijf op een weide zal er toe geleid hebben dat Apollonius Rhodius (4.896-8) hen voorstelde als de vriendinnen van Persephone, die meehielpen haar te zoeken na haar kidnapping door Hades, maar later werden veranderd in vogels met meisjeshoofden; vroege Sirenen hebben zelfs vaak klauwen van gieren of adelaars. Deze afbeeldingen van de Sirenen als vogels zijn duidelijk geïnspireerd door afbeeldingen op vazen of de grote bronzen ketels uit de Archaïsche tijd en zijn misschien uiteindelijk te danken aan vergelijkbare Egyptische voorstellingen van de ziel (ba) als vogel. Wie ooit Alfred Hitchcocks film The Birds heeft gezien kan er wel enig begrip voor hebben dat vogels bij de Grieken vaak negatief werden gewaardeerd en dit zal bij de Sirenen niet anders zijn geweest.

De bewo ners van de zee Net als ooit in ons eigen land, was de zee in de Griekse wereld de bron van voorspoed en ellende. De vissen waren uiterst belangrijk voor het dagelijkse dieet en de handel voerde voedsel en kostbaarheden aan van verre gebieden 'overzee'. Aan de andere kant konden stormen en plotselinge vloedgolven desastreuse gevolgen hebben. Het is deze ambivalente ervaring van de zee die zich ook laat gelden bij zijn bewoners. De meest intrigerende bewoners van de zee zijn waarschijnlijk de Sirenen (afb. 5, 13-14). Als Odysseus bij Circe verblijft, waarschuwt zij hem voor het betoverende gezang van de vrouwelijke Sirenen. De waarschuwing werkt en Odysseus weet met een list - hij stopt de oren van zijn makkers toe met was en laat zichzelf aan de mast vastbinden - deze gevaarlijke klip te omzeilen. In de Odyssee (12.39-54, 158-200) geeft de dichter bijzonder veel aandacht aan de dreiging die uitgaat van het betoverende zingen van de Sirenen, maar hij is merkwaardig zuinig met details over de Sirenen zelf. Uit het gebruik van de dualis (de speciale meervoudsvorm voor twee personen: v. 52) kunnen we opmaken dat hij aan een tweetal dacht, dat hij localiseerde op een weide waar de lichamen van hun slachtoffers lagen te rotten (v. 45-6), maar dat is alles wat we van dit raadselachtige duo te weten komen. In elk geval is duidelijk dat de Homerische tekst geen enkele aanleiding geeft om te denken aan vogels en het waarom van deze latere ontwikkeling (zie hierna) blijft duister.

4

Verrassend is dat een aantal zeebewoners, in het bijzonder Nereus, Triton (afb. 18), Proteus en Glaucus, nauw werd geassocieerd met profetie. De reden van deze associatie is niet voor de hand liggend, maar kan misschien verklaard worden uit het geluid van de golven. Het was typisch voor de vroeg-Griekse wereld om de stem van de goden te horen in het ruisen van een eik, de donder of gewoon onverwachte geluiden, zoals niezen. De zee met zijn raadselachtige geluiden zou goed in dit patroon passen. Van de bovengenoemde zeebewoners behoort Nereus in elk geval tot een oudere laag in de Griekse mythologie. Hij is typisch zo'n zeebewoner die Homerus 'de oude man van de zee' noemt (Ilias 1.358). Waarschijnlijk behoorden deze figuren tot de mythologie van de vissers en de kustbewoners en waren zij verwant met de Heer of Vrouwe der Dieren, goddelijke figuren die bij zeer veel volkeren de baas waren over de dieren en vissen. In zijn oudste voorstelling verschijnt Nereus dan ook nog met een vissenstaart. In de Archaïsche tijd waren voorstellingen van Nereus in gevecht met Heracles zeer populair. De confrontatie behoort bij een serie gevechten met deze Heren der Dieren of de monsterachtige hellehond Cerberus, waarvan Walter Burkert, onze grootste kenner van de Griekse godsdienst, de sjamanistische afkomst aannemelijk heeft gemaakt. Sjamanen moesten namelijk met deze goddelijke figuren vechten om de voedselvoorziening voor hun gemeenschap veilig te stellen. Heracles is natuurlijk geen sjamaanmeer, maar zijn mythen hebben toch herinneringen aan sjamanistische


rituelen bewaard en gaan op dit punt terug tot oeroude Indo-Europese mythische tradities. Mon sters en riten Tol nu toe hebben we gezien dat sommige Griekse monsters uit het Nabije Oosten kwamen, terwijl anderen teruggingen op oeroude overleveringen. Er zijn echter ook verschillende monsters die misschien teruggaan op rituele gebruiken. Als we naar de vroege centauren, half paard en half mens, kijken , dan zien we eerder mannen met een paardenstaart of -lijf er aan vast, soms zelfs met twee soorten geslachtsdelen, dan een harmonische mengvorm. Het lijkt er sterk op dat het afbeeldingen van mannen zijn die zich paardenattributen hebben aangemeten. Blijkbaar heeft de mythe het symbolische van de rite tot een realiteit gemaakt op het niveau van het verhaal. Dit kwam vaker voor. Zo was het de gewoonte tijdens initiatierituelen om jongens voor korte tijd als meisje op te voeden, terwijl de mythe soms van een echte geslachtsveranderingkon spreken.

Andere voorbeelden van rituele invloed op de 'uitvinding' van mythische monsters zijn de satyrs (afb. 1-2, 19-20, 32-33) en de Minotaurus, half stier en half mens, hel monster dat Theseus bedwong met behulp van Ariadne (afb. 31). Op verschillende festivals van Dionysus liepen mannen rond verkleed als bokken en deze rituele vermommingen reflecteerden zich op het niveau van de mythe in dienaren van Dionysus die half mens, half bok waren. Het kan ook geen toeval zijn dat juist in het heiligdom van Aphrodite-Ariadne in Cyprisch Amathus priesters met stierenm-:iskersdienst deden. Blijkbaar heeft dit gebruik, dat lijkt terug te gaan op pre-Griekse rituelen, een dichter op het idee gebracht om de rituele vermomming om te zetten in een 'echt' monster. De reddende functie van Ariadne in de mythe van Theseus verwijst nog naar het gebruik op Cyprus, dat misschien ooit ook plaats heeft gehad op Kreta. Een 'mense lijke' en rituele afkomst van de centauren komt daarin tot uiting dat ze in de mythologie duidelijk met initiatie worden geassocieerd. In de vierde Pythische Ode van Pinda rus vertelt Jason hoe hij opgevoed werd door Cheiron, misschien de meest beroemde centaur, voordat hij op twintigjarige leeftijd (de klassieke leeftijd van de volwassenheid) naar lolkos kwam om zijn erfenis op te eisen. Ook andere helden werden in een grot op berg Pelion door Cheiron opgevoed, zoals Achilles en Actaeon. De afkomst van een gebruik kan echter niet altijd zijn voortleven verklaren. Als de initiatie verdwijnt in Griekenland, komt de aandacht steeds meer te liggen bij het vreemde, niet-beschaafde aspect van de centauren (afb. 24-25). Ze worden nu symbolen van woestheid, on-Grieks gedrag, figuren die geen maat kunnen houden en zo een perfect contrast vormen met de ingetogenheid (ideologisch althans!) van de Grieken, net als ook de satyrs op vazen alles doen wat Zeus had verboden. Deze andere kant van de centauren wordt mede benadrukt door hun afkomst.

Genealogie is in de Griekse mythe altijd ook een manier om iets te zeggen over het karakter of de functie van een figuur. De centauren waren het product van een poging van lxion om Hera te verkrachten, die echter niet slaagde omdat Zeus een wo lk haar plaats liet innemen . Het on-natuur lijke karakter van de centauren wordt zo weerspiegeld in hun on-natuurlijke afkomst, net zo als de Minotaurus het product was van de liefdesdaad tussen Minos ' vrouw Pasiphaë en een stier. De 'goede' centaur Cheiron, daarentegen, was de zoon van Kronos en zo de half-broer van Zeus. Door deze afkomst staat hij lang niet zo ver van de maatschappelijke orde als de andere centauren.

Afb. 5 Sirene met vleugels en armen. Afbeelding op amfoor. Terracotta, Etrurië,6de eeuw v. Chr. (APM 897)

Het is tijd om deze korte inleiding af te ronden. Vanaf onze kindertijd griezelen we graag om monsters en worden we geïntrigeerd door wezens die buiten het normale vallen, van zeemeerminnen tot Steven Spielberg's velociraptors.De moderne film laat zien dat we deze behoefte om te griezelen en ons te verbazen nog steeds niet hebben verloren. Er is waarschijnlijk ook geen volk dat niet monsters of fabeldieren in zijn verbeeldingswereld kent. Maar dit algemeen menselijke verklaart nog niet het ontstaan en de functie van individuele monsters en fabeldieren. Het is juist opvallend hoe veranderlijk en historisch bepaald monsters zijn. In Griekenland kunnen deze het product zijn van import uit het Nabije Oosten maar ook het gevolg zijn van rituele maskerades. Ze zeggen echter ook iets over de manier waarop de Grieken tegen de zee aankeken en tegen bergen, tegen vrouwen en mannen, legen mensen en dieren . Ze kunnen benevolent zijn als Cheiron of kwaadaardig als Cerberus. De Griekse monsters en fabeldieren hebben hun oeroude betovering nog niet verloren.

5


Fabelachtig! Wonderlijke wezens tussen mensen en goden Gera lda Jurriaans-Hel le Het angstaanjagende school in de combinatie: wezens met een dierenlichaam en dus de kracht, het instinct en soms ook klauwen van een dier , maar met een mensenhoofd en dus verstand. En omgekeerd mensen met dierlijke trekjes. Opvallend is dat de combinatie van mensenlichaam met dierenhoofd, zo gebruikelijk in de Egyptische godenwereld, binnen de Griekse mythologie alleen bij de Minotaurus voorkwam. Binnen de mythologie gaan deze wezens vaak terug op de godengeslachten die heersten vóór de Olympische goden: de zeegod Phorcys is de vader van de Gorgonen, Scylla, de Sirenen en Echidna. Echidna (half vrouw-half slang) is op haar beurt moeder van Cerberus, Chimaera, de Sfinx van Thebe, Scylla en Hydra. Vaak zijn de monsters vrouwelijk en dat zegt iets over de angst voor de mannenvernietigende vrouw. Gelukkig voor de gemoedsrust van de Griekse man worden deze 'mannenverslindsters ' allemaal uiteindelijk door een mannelijke held overwonnen. De mannelijke wezens, zoals satyrs en centauren, staan voor het 'beest in de mens', de door beschaving ingeperkte driften die in ieder mens schuilen en kunnen losbreken door psychologische spanningen of onder invloed van wijn.

Ooste rse fabe lweze ns Afb. 6 Hippalectryon. Afbeelding in drinkschaal. Terracotta, Athene, Malibu Schilder, 565-560 v. Chr. (APM 13.802)

6

De Egyptenaren geloofden dat de goden zich op verschillende manieren konden manifesteren, in de gedaante van een mens, een dier of een mens met een dierenkop. Bij de Grieken lag dat anders. Zij stelden zich de goden voor als mensen, maar dan groter, mooier en machtiger . De goden hadden (in het algemeen) geen dierlijke trekken, maar werden wel vaak geassocieerd met een dier: Athena met de uil, Hera met het rund en Dionysus met de bok of panter. Toch komen in de Griekse mythologie heel wat wezens voor die half mens-half dier zijn, of uit verschillende dieren zijn samengesteld (afb. 6). Meestal leefden zij aan de rand van de beschaafde wereld in gebieden waar het voor stervelingen wel mogelijk was om te komen, maar waar onbekende gevaren op de loer lagen: de zee, de dichte bossen en onbegaanbare bergen. Dit was de wereld van vogels met vrouwenhoofden, een monster met slangenstaarten en rond haar middel hondenkoppendie de manschappen van de schepen sleurden, van mensen met staarten en paardenoren en paarden met een menselijk bovenlijf.

Er bestaan talloze afbeeldingen van fabeldieren en de mythen rondom hen. Sommige, zoals de sfinx en de griffioen, worden daarnaast ook vaak als ornament gebruikt; dan verwijst de afbeelding niet naar een verhaal. Deze dieren zijn als motief uit Egypte of het Oosten overgenomen, zonder dat de bijbehorende verhalen een belangrijke rol spelen. Hoewel ze wel een plaats in een Griekse mythe kregen toebedeeld, konden ze ook zonder die context worden afgebeeld.

Sfinx De sfinx is het bekendste fabeldier (afb. 7-10). iedereen kent de grote sfinx van Giza en het verhaal van Oedipus die het raadsel van de Sfinx van Thebe oplost. Deze twee voorbeelden geven d irect aan dat er niet één sfinx bestaat, maar dat er meerdere soorten zijn die onderling verschillen in uiterlijk en functie. In vele antieke culturen speelt de sfinx een rol: als doodsdemon of beschermer van de levensboom,


als vertegenwoordiger van de zonnegod of moordende raadselopgeefster, als wachter van tempel, paleis of graf. De gemeenschappelijke factor is het leeuwen lijf met het mensenhoofd, al moet hierbij worden aangetekend dat Mesopotamië ook stiersfinxen kende en dat er sfinxen zijn met slangenstaarten of vogelvleugels.

Egypte Hoewel in de predynastische tijd (vóór 3200 voor Christus) al verschillende mengwezens werden afgebeeld, komt de sfinx in Egypte pas in de vierde dynastie (ca. 2600-2475 voor Christus) voor. De grote sfinx van Giza is een der oudsten. In Egypte is de sfinx geen godheid, maar beeldt hij de farao af als de vertegenwoordiger van de zonnegod Atoem, met wie de sfinx verbonden is. De naam sfinx wordt afgeleid van seshep anch ' levend evenbeeld', zo heette de sfinx van Giza. Een inscriptie vertelt hoe rond 1400 voor Christus de latere farao Toetmosis IV in slaap viel tussen de voorpoten van de toen bijna onder het woestijnzand verdwenen sfinx. Hij droomde dat de godheid hem voorspelde dat hij koning zou worden, als hij de sfinx van het zand ontdeed. Hij gaf gevolg aan deze aansporing en werd inderdaad farao van Egypte. De Egyptische sfinx wordt meestal in serene rust afgebeeld; hij ligt met de voorpoten vooruit en kijkt voor zich uit. Wanneer sfinxen in paren worden afgebeeld, bijvoorbeeld aan weerskanten van een ingang, liggen ze tegenover elkaar en kijken naar elkaar. Pas in latere tijd, onder invloed van sfinxtypen uit het Nabije Oosten en Griekenland, wordt de kop naar de toeschouwer toe gedraaid (afb. 7) en kan hij ook de functie krijgen van wachter of beschermer. Dan komen ook staande en lopende sfinxen voor. De lopende sfinx Tutu heeft een uraeus-slang als staart en beschermt tegen ziekten en demonen. Soms heeft hij op de borst nog een krokodillenkop.

Nabije Oosten Ook in het Nabije Oosten komt de sfinx vanaf het derde millennium voor. Wij denken vanwege Egypte en Griekenland bij een sfinx meestal aan de combinatie leeuw-mens. In het Nabije Oosten vinden wij echter ook de stiersfinx, een stier met een mensenhoofd, die dezelfde functie heeft als de leeuwsfinx en vaak naast hem voorkomt. Zelfs zijn er sfinxen met elementen van vier wezens: een gevleugelde leeuw met mensenhoofd en horens. De Hittieten kenden een sfinx met een slangenkop aan de staart, een leeuwen lijf met mensenhoofd en een leeuwenkop op de borst. Dit wezen doet sterk denken aan de Egyptische Tutu en de Griekse Chimaera. Gewoonlijk worden de sfinxen staand of lopend afgebeeld. Vaak is de kop opzijgedraaid en kijkt de sfinx de toeschouwer aan. In het Oosten heeft de sfinx verschillende functies die lijken op die van de Egyptische sfinx. Zo is de sfinx met de zonnegod verbonden en beeldt de stiersfinx vaak de heerser als goddelijk wezen uit. Daarnaast heeft de sfinx in het Oosten ook een beschermende functie.

In paren vinden wij hen aan weerskanten van de levensboom, een troon of een godheid, of - bij de Hittieten en Assyriërs - als poortwachters. Zij staan dan naast (en niet tegenover) elkaar aan weerszijden van de poort en hebben een kwaadafwerende functie. Ook worden sfinxbeelden in de architectuur gebruikt als basis of kapiteel van zuilen. In tegenstelling tot de rustig liggende Egyptische sfinx wordt de Oosterse sfinx afgebeeld terwijl hij jaagt of zelf aangevallen wordt. Vrij vaak komt de afbeelding voor van een gevleugelde held die twee rechtopstaande sfinxen bij een voorpoot vastheeft en ze als een dompteur temt (afb. 8).

Afb. 7 Sfinx met dubbele kroon. Hij kijkt opzij en heeftde voorpoten over elkaar gelegd. Schijn-lampje. Terracotta, Egypte,2de eeuw v. Chr. (APM 7281) Afb. 8 Mannelijke en vrouwelijke sfinx worden bedwongen door gevleugelde man. Rolzegel. Chalkedon, Mesopotamië, 625-539 v. Chr. (APM 2992)

7


Gri ekenland

In Griekenland komen sfinxen in verschillende functies en gedaanten voor. Meestal zijn zij vrouwelijk en worden ze zittend of gehurkt afgebeeld (afb. 9), ook al komen er ook staande, lopende en liggende sfinxen voor. Soms staan ze tussen andere bestaande of niet-bestaande dieren in één fries naast elkaar, zonder dat er een betekenis aan te hechten is. Maar net als in het Oosten worden ze ook als beschermers aan weerskanten van een boom of godheid afgebeeld. Ook staan ze als kwaadafwerende ornamenten op de hoeken van het tempeldak. Op het altaartje (afb. 10) is een sfinx met een dubbel Iichaam afgebeeld: de twee lijven staan heraldisch tegenover elkaar en delen één frontaal afgebeelde voorkant en kop. Het geheel levert een indrukwekkend resultaat op, waarin de frontaliteit wordt benadrukt, terwijl tegelijk het motief van de tegenover elkaar geplaatste sfinxen wordt weergegeven. Uit het Apollo-heiligdom van Delphi komt het bestbewaarde grote beeld van een sfinx. Geplaatst bovenop een zuil diende zij als wijgeschenk voor Apollo: ook in Griekenland hoorde de sfinx bij de zonnegod. Sfinxen konden tot in de tweede helft van de zesde eeuw voor Christus de bekroning van grafstèles vormen. Dit wijst op een nieuwe functie van de sfinx, die tot dan toe niet in Egypte en het Oosten voorkwam: als wachters van graven. Bij het graf hebben ze niet alleen de functie van beschermer van de dode, maar ze zijn ook een soort dooclsdemon (Grieks: kèr). Zij geven aan dat men zich hier in het bereik van de dood bevindt. Misschien is deze nieuwe functie ontstaan omdat de sfinx die de ingang van de godentempels en het graf bewaakt en dus de afscheiding tussen mensen en goden of mensen en het graf vormt, gelijkgesteld werd aan de dood. Zo staan sfinxen vaak afgebeeld aan weerszijden van strijdscènes of met een mens tussen de klauwen. Op een drinkschaal in het museum lopen jongelingen hard weg voor een lopende sfinx (afb. 3). Afb. 9 Gevleugelde zittende sfinx. Terracotta, Griekse kolonie in Zuid-Italië, 3de-2de eeuw v. Chr. (Collectie J. Moonen-Gijs)

8

Kreta en M ycene

D e Sfinx van Thebe

In de Griekse wereld vinden wij de sfinx voor het eerst in Minoïsch Kreta op zegels uit 1900-1700 voor Christus. Uit de Myceense periode, op een vaas uit Levkandi (1100 voor Christus), stammen de afbeeldingen van een sfinx met een jong en van griffioenen bij hun nest. De fabeldieren verliezen hier hun symbolische en hieratische functie en krijgen alledaagse trekken. De Minoïsche en Myceense sfinx zijn maar in beperkte mate beïnvloed door oosterse sfinx-typen: weliswaar kunnen zij in verschillende houdingen en al dan niet gevleugeld worden afgebeeld, maar zij kijken de toeschouwer niet aan en worden niet jagend of vechtend afgebeeld. Opvallend is dat op Kreta, waar de stier toch een belangrijke rol in de godsdienst moet hebben gespeeld, geen stiersfinxen of gehoornde sfinxen zijn gevonden. Oosterse invloed blijkt pas in het eerste millennium wanneer de sfinxen extra hoge vleugels krijgen. Op Cyprus, dat duidelijk dichter bij het Oosten ligt, worden wel stiersfinxen gevonden en ook kijken de sfinxen opzij naar de toeschouwer.

Dat brengt ons bij de bekendste sfinx uit de Griekse mythologie, de Sfinx van Thebe, die aan voorbijgangers een raadsel opgaf. De volksetymologie had haar naam Phix, afgeleid van de berg Phikion bij Thebe, waar z·ij verblijf hield , verbasterd tot sfinx (het Griekse werkwoord sphingein betekent wurgen). Haar mythologische afkomst is angstaanjagend: zij stamt uit de generatie vóór de Olympische goden en is de dochter van de slangengodin Echidna en verwant met de Chimaera, Cerberus en de Hydra. Zij zou naar Thebe zijn gestuurd door Hera, de godin van het huwelijk, die vertoornd was over de liefde van koning Laius voor de jongeling Chrysippus. De Sfinx stelde aan de voorbijgangers de volgende vraag: wie loopt er 's morgens op vier benen, 's middags op twee en 's avonds op drie benen? Degenen die het antwoord niet konden geven, werden door haar gedood. Oedipus wist het antwoord wel: de mens, als kruipende baby, volwassene en bejaarde met stok. Toen de Sfinx besefte dat haar raadsel opgelost was, stortte ze zich uit woede in een afgrond.


Pl. lla Nereïde met kuras op zeepaard. Terracotta, Canosa, 3de-2de eeuw v. Chr. (Collectie

J. Moonen-Gijs)

Pl. llb Zeedraak. Drinkbeker. Terracotta, Apulië, laat 4de eeuw v. Chr. (Collectie

J. Moonen-Gijs)

9


Griffio en

Een dier dat zeer verwant is met de sfinx is de griffioen, de meestal gevleuge lde leeuw met een adelaarskop (afb. 11-12 ). Nabije Oo sten en Egypte

De griffioen ontstaat in het vierde millennium voor Christus waarschijnlijk in het Oosten als een van de vele demonische mengwezens, waartoe ook de (stier) sfinx en de adelaar met een leeuwenkop (dus een omgekeerde griffioen) behoren. Vanu it het Oosten raakt hij al in de pre-dynastischetijd in Egypteverbreid. De farao kan worden afgebeeld als griffioen die zijn vijanden vertrapt onder zijn geheven voorpoot. De combinatie leeuw-adelaar geeft de enorme kracht en strijdlust van de farao aan. Ook ziet men in de • Egyptische griffioen wel een speciaal soort sfinx met de valken kop van de zonnegod Horus, met wie hij ook verbonden is en die hij helpt in de strijd tegen vijandelijke machten. In het Nieuwe Rijk komt onder invloed van contacten met andere beschavingen een nieuw griffioentype op met hoog opgerichte vleugels, veren op het hoofd en een kam op zijn nek. Kreta en M ycene

Afb. 10 Sfinx met dubbel lichaam. Altaar. Terracotta,Tarente,4de eeuw v. Chr. (APM 1147)

Na de dood van de Sfinx trouwt Oedipus met koning in locaste van Thebe. Zo veroorzaakt hij uiteindelijk ook de dood van zijn echte moeder die hem als baby in de steek gelaten heeft: wanneer locaste ontdekt dat zij getrouwd is met haar eigen zoon, pleegt zij zelfmoord. Deze Thebaanse Sfinx staat in scherpe tegenstelling tot de beschermende wachtersfiguur en had waarschijnlijk oorspronkelijk niets met de sfinxfiguur te maken. Pas later is zij, wellicht via de functie als doodsdemon, met het uit het Oosten bekende d ier gelijkgesteld. Het raadsel is overigens niet zomaar een onschuldig vermaak: waarom doodt zij iedereen die het niet weet en uiteindel ijk zichzelf wanneer het wordt opgelost? In oorsprong is zij niet zozeer moordlustig, maar straft zij onwetendheid af met de dood. Euripides noemt haar in zijn tragedie De Phoenissende 'wijze jonkvrouw '. Zij bezit een oude wijsheid, de Olympische godin Athena vertegenwoordigt het heldere verstand van een nieuw tijdperk en helpt alle helden tegen d ie oude vrouwelijke demonen. Etrurië en Rome

In Etrurië en Rome wordt de sfinx vaak als grafwachter afgebeeld. Tot in de derde eeuw na Christus vinden we de symboliek van het 'overwinnen van de dood door weten' die ook in het Oedipus-verhaal een rol speelt. Ook vinden we sfinxen als wachters op altaren en bij de troon. In het vroege Christendom verdwijnt de sfinx; andere fabeldieren blijven wel voortbestaan.

10

In Kreta komt de griffioen vaak voor , echter niet zozeer verbonden met de heerser, maar eerder met de godheden . In de Troonzaal van het paleis van Knossos (die uit de Myceense periode stamt) vinden wij griffioenen aan weerszijden van de (voor een priesteres bestemde) troon. Ook fungeert hij als wachter van een levensboom of als rijdier voor een god. Op een sarcofaag uit Hagia Triada trekken griffioenen de wagen met godheden op weg naar een cultus-scène. Op de andere kant, bij de aardsere begrafenisscène, wordt de wagen door paarden getrokken. De griffioen kan net als de oosterse sfinx worden afgebeeld terwijl hij jaagt of zelf gejaagd wordt. Gri ekenland

In Griekenland wordt de griffioen net als de sfinx uit het Oosten overgenomen zonder dat de mythen geïntegreerd zijn in het Griekse mythenbestand. Daarom wordt hij vaak als ornament gebruikt op vaasschilderingen of als plastische versiering van bronzen ketels. In het Oosten werd de griffioen vaak afgebeeld in gevecht met een godheid. Dit motief werd overgenomen door de Grieken die het echter anders invulden: in de plaats van de (overwinnende) oosterse goden werden mensen afgebeeld die het onderspit dolven tegen de onoverwinnelijke griffioenen. De Grieken verbinden de griffioen met Apollo, de zonnegod die ieder jaar naar het noordelijk gelegen land van de Hyperboreeërs gaat. Volgens de Griekse mythe wonen in het noorden de Amazonen en de één-ogige mannen, de Arimaspen, die het goud proberen te roven van de nog noordelijker wonende griffioenen en door deze in de strijd verslagen worden. Hoewel dit gebied (Zuid-Rusland) bekend is om zijn goudmijnen, kan het hier ook gaan om een symbolische strijd: het goud is de zon, de Arimaspen met hun donkere gezichten zijn demonen die de zon


proberen te verhinderen op te gaan en iedere dag de nederlaag lijden . De Amazonen, die soms in plaats van de Arimaspen worden afgebeeld, waren voor de Grieken de vertegenwoordiging van alles wat Oosters en dus bedreigend was. De griffioen wordt vaak samen met de sfinx afgebeeld (afb. 10-11 ). Ook hij wordt gezien als wachter, speciaal om de dode te beschermen en omgekeerd de levenden te beschermen tegen de dode. In deze functie heeft hij scherpe ogen en oren nodig, die dan ook steeds groter worden afgebeeld. Rome In de Romeinse tijd hoort hij vooral bij

emesis, de godin van de wrekende gerechtigheid. Haar symbolen zijn de weegschaal en het wiel , een oud symbool van de zon en van de allesziende gerechtigheid. Ook de griffioen heeft vaak een wiel onder zijn voorpoten . Nemesis vertrapt de misdadigers onder haar voeten, net als de farao in de gedaante van griffioen of sfinx dat deed. Daarom mag de griffioen beschouwd worden als de dierlijke gedaante van de godin, ook al wordt hij vaak naast haar zittend afgebeeld. Op Romeinse sarcofagen verschijnt de griffioen soms met vissenstaart in een zeethiasos, een stoet van zee-wonderdieren. Dan combineert hij de drie elementen lucht, water en aarde. Hippalec tryon Een fabeldier dat verwant is met de griffioen is de

hippalectryon , oorspronkelijk een paard met een hanenkop dat in Iran als rijdier voor goden fungeerde. De Grieken namen het dier over, maar draaiden de verschillende elementen om: in plaats van een paard met hanen kop werd het een haan met een paardenvoorkant (afb. 6). Zijn voorpoten zijn die van een paard, als achterpoten heeft hij twee hanenpoten. De functie als rijdier voor de goden bleef voortbestaan: volgens een verme lding bij de vijfde-eeuwse komediedichter Aristofanes (Kikkers 930 ff.) zou Aeschylus het dier ten tonele hebben gevoerd, waarschijnlijk als trekdier van de wagen van de zeegod Oceanus in de tragedie Prometheus. Op vaasschilderingen wordt de hippalectryon vaak bereden. Soms heeft de ruiter een drietand in zijn hand en moet hij, ook omdat hij wat ouder wordt voorgesteld, Oceanus zijn. De hippalectryon heeft duidelijk met de zee te maken: vaak zijn er dolfijnen bij hem afgebeeld en in Athene kon hij als embleem op een schip worden geschilderd. De hippalectryon wordt ook wel door jongens bereden. Soms hebben deze Thracische mantels aan, een aanwijzing dat het dier via ThraciĂŤ uit het Oosten naar Griekenland is gekomen.

Afb. 11 Griffioen. Altaar. Terracotta, Tarente, 4de eeu:-vv. Chr. (APM 1147) Afb. 12 Kop van griffioen. Brons, ItaliĂŤ, 3de eeuw v. Chr. (APM 1523)

11


Pl. 111 Scylla. De hondenkoppen rond haar middel hebben een man te pakken. Geveldecoratie van grafmonument. Kalksteen, Tarente, 325 - 280 v. Chr. (APM 1599 )

12


Pl. lVa Pegasus. Voorzijde van stater van Corinthe, op keerzijde hoofd van Athena . Zilver, Corinthe, 400- 35 0 v. Chr. (APM 13.3 70)

Pl. lVb Bellerophon op Pegasus en de Chimaera. Afbeelding op drinkschaal. Terracott a, Athene , Heidelberg Schilder, 560-550 v. Chr. (Collectie Theodor )

13


Dit verhaal heeft ons beeld van sirenen geheel bepaald. Omdat ze in afbeeldingen op Griekse vazen van deze mythe als vogels met meisjeshoofden worden afgebeeld, denken wij wanneer wij een dergelijk wezen zien afgebeeld, aan de Sirenen van de Odyssee (hoewel Homerus de Sirenen trouwens als meisjes beschrijft en niets over een vogel-uiterlijk zegt). Maar lang niet alle afbeeld ingen van vogelmeisjes geven deze mythe weer. Van oorsprong zijn sirenen doodsdemonen , te vergelijken met de Erinyen , Harpijen en Kèren. Zij horen bij het graf en werden vaak op grafstenen afgebeeld om andere, nog ergere, demonen af te schrikken. Men gaf de doden een afbeelding van een sirene mee als woonplaats voor de z iel, wanneer het lichaam verteerd was.

Afb. 13 Lierspelende sirene op zuil. Afbeelding op oliefles. Terracotta, Athene, Athena Schilder, ca. 500 v. Chr. (APM 8977)

Afb. 14 Treurende sirene. Kapiteel van grafmonument. Kalksteen,Tarente, 4de-3de eeuw v. Chr. (APM 1562)

Mannenverslindsters Sirenen Sirenen (afb. 5, 13-14 ) zijn bij ons vooral bekend uit Homerus' vertelling in de Odyssee. Zij woonden op een eiland en lokten met hun prachtige gezang de bemanning van de schepen naar zich toe. Wanneer men echter te dicht bij kwam , liep het schip op de rotsen en kwam men jammerlijk om . Volgens een ander verhaal stierven de slachtoffers omdat ze niet meer wilden eten en drinken en alleen maar luisterden naar de mooie muziek . Odysseus liet zich aan de mast vastbinden en gaf zijn mannen de opdracht hun oren dicht te stoppen met bijenwas en vooral niet op hem te letten, maar dóór te roeien. Zo kwamen ze langs het eiland. Toen de Sirenen merkten dat Odysseus hen te slim af was geweest, stortten ze zich in zee.

Als doodsdemonen konden ze uit het graf komen en mensen meevoeren. Later werden ze eerder een soort doodsengelen die de overledenen naar het hiernamaals dragen. Zij krijgen dan een menselijker uiterlijk met behalve vleugels ook armen (afb. 5). Een belangrijk kenmerk van de Homerische Sirenen is dat zij zo mooi zingen. Zij zijn de dochters van de oude zeegod Phorcys en een van de Muzen . In het Dodenrijk maken zij muziek , en wie van de levende stervelingen dit hoorde, moest sterven. Op vazen worden zij zingend bovenop een grafteken afgebeeld. Om aan te geven dat zij geluid produceren krijgen ze van de schilder vaak een instrument in de hand, een lier (afb. 13) of dubbele au/os (hobo ). Door het avontuur van Odysseus wordt dit muzikale element extra belangrijk. Bij Homerus speelt ook hun verleidelijkheid een belangrijke rol: zij betoveren iedereen met hun gezang en veroorzaken zo zijn dood. In de loop van de tijd komt dit steeds meer naar voren in de afbeeldin gen: de duistere trekjes verdwijnen en in plaats van de vogelwezens met hun grijpende klauwen worden de sirenen lieflijke symbolen van verleidelijke vrouwelijke schoonheid. Zij krijgen een menselijker bovenlichaam met vogelpootjes eronder. Voor de beeldhouwer ontstond nu het probleem hoe men een staart en vleugels aan een mensenli chaam moest bevestigen. Dit probleem werd opgelost door de sirene frontaal af te beelden: de staart en vleugels waren dan op de achtergrond zichtbaar, maar de verbinding met het mensenli chaam werd in het midden gelaten. Vaak staan ze in een houding di e kenmerkend is voor slavinnen op het graf van hun meester(es): treurend met één hand onder hun kin (afb. 14).

Scylla en Charybdis Bij Homerus volgt direct op het avontuur van Odysseus bij de Sirenen de vaart tussen Scylla en Charybdis door. Charybdis is een monster dat leeft onder een rots waarop een vijgenboom groeit. Driemaal per dag slurpt zij het zeewater en alles wat zich erin bevindt op en driema al per dag spuwt zij het weer uit. Wie hier met zijn schip in terechtkomt, heeft geen kans om te overleven. 14


Afb. 15 Medusa, met mooi gezicht omringd door slangen. Antefix. Terracotta, Tarente, ca. 450 v. Chr. (APM 1122)

Tegenover de rots van Charybdis is een hoge puntige rots,waar het monster Scylla huist. Zij heeft zes stompen als voeten en zes nekken met hondenkoppen met elk drie rijen tanden. Deze koppen steken naar buiten en roven vissen en dolfijnen, maar ook leden van de bemanning van de passerende schepen. Aan de held is de keuze tussen twee kwaden. Odysseus kiest ervoor om Charybdis te ontwijken, omdat dat hem zijn hele schip zou kosten en offert dus zes mannen op aan Scylla. Volgens een latere versie van de mythe was Scylla eens een mooi meisje dat door de zeegod Glaucus begeerd werd. Toen zij niet op zijn avances inging, vroeg hij aan de tovenares Circe een liefdesdrankje. Deze was echter zelf verliefd op hem en vergiftigde het zwemwater van Scylla, zodat het meisje in een monster veranderde. Bij Homerus is zij nog een dierlijk wezen, later wordt zij een mengeling van mens en dier. Op afbeeldingen is zij meestal van boven een mooie vrouw, met zes hondenkoppen om haar middel en een onderlijf dat in slangenstaarten uitloopt (pl. lil). Scylla is de dochter van de oude zeegod Phorcys en dus familie van de Gorgonen en de Sirenen. Zij hoort bij de vrouwelijke tegenstandsters die de held in spe op zijn weg naar waar heldendom ontmoet. Dit kunnen verleidsters zijn zoals de Sirenen en Calypso, of tovenaressen zoals Circe, of dodelijke monsters zoals Scylla en Medusa. Uiteindelijk worden ze ofwel overwonnen of ze scharen zich aan zijn kant, wanneer ze zien dat zij niet tegen hem opgewassen zijn. Zij vormen de beproevingen die de held moet doorstaan en die hij nodig heeft om te bewijzen dat hij een held is. Want men kent de held aan zijn tegenstanders en hoe verschikkelijker die zijn, des te groter de held.

De Gorgonen De gevaarlijkste van de vrouwelijke monsters zijn de Gorgonen. Deze dochters van de zeegod Phorcys wonen in een verre uithoek van de wereld. Twee zusters, Stheno en Euryalè, zijn onsterfelijk, de derde, Medusa, is sterfelijk, maar heeft een vreselijk wapen: zij kan een ieder die zij aankijkt, met haar blik doen verstenen. Haar uiterlijk is afschrikwekkend (omslag), zij heeft een roofdier-achtig gezicht met grote flaporen, enorme slagtanden en een tong die uit haar bek hangt. Haar haar bestaat uit slangen en soms heeft zij een baard. Volgens sommigen was zij eerst niet zo lelijk , maar werd zij met dit afschrikwekkende uiterlijk gestraft door de godin Athena nadat zij verleid werd door de god Poseidon en zwanger werd, óf omdat zij in haar verwaandheid pochte mooier dan de godin te zijn. Op latere afbeeldingen is het gezicht onder het fladderende haar vaak mooi (afb. 15).

De jonge held Perseus, zoon van oppergod Zeus en de sterfelijke Danaë, wordt er op uit gestuurd om Medusa te doden. Dit lukt hem niet zonder de hulp van de goden en vooral van Athena die altijd bereid is de helden bij te staan in hun strijd tegen deze oude demonen (afb. 4). Eerstarriveert Perseusbij de Graien, de zusters van de Gorgonen. Deze delen samen één oog en één tand die ze steeds aan elkaar doorgeven. Dit lijkt niet gevaarlijk, maar omdat altijd één van hen wakker is, zijn het oog en de tand nooit buiten gebruik. Perseus ontfutselt hen het oog, wanneer het van de een naar de ander wordt doorgegeven. In ruil voor het teruggeven van het oog wijzen ze hem de weg naar de nymfen die hem een muts geven waarmee hij onzichtbaar wordt, vleugelschoenen, een sikkel om het hoofd af te snijden en een buidel om het in te doen. Onzichtbaar door de muts nadert Perseusde Gorgonen terwijl ze slapen. 15


Pl. V Pan als herder met bokje. Terracotta, BoeotiĂŤ, 4de-3de eeuw v. Chr. (APM 1032)

16


Het voornaamste is dat hij niet door Medusa's blik getroffen wordt. Dit lukt hem door zijn schild als spiegel te gebruiken: zo kan hij Medusa zien, zonder haar aan te kijken. Hij slaat haar hoofd eraf en stopt het direct in de buidel, zodat het geen kwaad meer kan doen. Dankzij zijn vleugelschoenen ontsnapt hij aan de achtervolging van de andere twee Gorgonen (atb. 16). Het hoofd, het Gorgoneion, verliest zijn dodelijke werking niet. Perseus gebruikt het om zijn vijanden te verslaan en schenkt het daarna aan Athena, die het voortaan op haar schild of aegis draagt, een geitenvel dat zij als bescherming om haar schouders heeft. Athena maakt een dubbele au/os om het geluid van de Gorgo na te doen, maar ontdekt dat wanneer zij op het instrument blaast, haar gezicht vervormd wordt tot een Gorgoneion . Zij gooit het instrument weg , dat gevonden wordt door de satyr Marsyas. Het vervolg van dit verhaal wordt in de paragraaf over satyrs verteld. Het aankijken is in deze mythe het belangrijkste element. In de kunst onderscheidt Medusa zich van alle andere demonen doordat haar gezicht altijd frontaal wordt afgebeeld, iets dat in de Griekse manier van afbeelden verder zeer zeldzaam is. Haar groteske en angstaanjagende gezicht is een mengeling van menselijke en dierlijke, mannelijke en vrouwelijke elementen. Homerus vergelijkt het gezicht van een strijder die bezeten is door vechtlust met dat van Medusa. Ook het wapperende haar is een teken van mannelijke strijdlust. Zij maakt een dierlijk geluid, ook vanuit de slangenkoppen en knarst met haar tanden. De spiegel is een ander belangrijk gegeven. Het is een typisch vrouwenvoorwerp. Aan het spiegelbeeld wordt dezelfde kracht toegeschreven als aan de gespiegelde persoon, zoals ook het afgehakte hoofd niets aan kracht inboet. Wanneer men zichzelf in een spiegel bekijkt, ziet men zich altijd frontaal, net zoals Medusa wordt afgebeeld. Wanneer men Medusa in het gezicht kijkt, ziet men in feite zijn eigen spiegelbeeld, maar dan als doodsdemon. Afbeeldingen van Medusa komen pas in de zevende eeuw voor Christus voor. Eerstals masker, later als hele gestalte, onthoofd neerstortend. Meestal worden haar zusters gevleugeld en hardlopend afgebeeld. Soms geven vissen onder hun voeten aan dat ze zich boven de zee bevinden. Bij het masker, het Gorgoneion, ontbreken vaak de slangen. In de vijfde eeuw voor Christus wordt het masker menselijker en minder grotesk. Aan het einde van deze eeuw wordt het gezicht steeds mooier. Het hoofd wordt nu gevleugeld afgebeeld. Het gelaat kan zeer sereen zijn, maar in de Hellenistische periode krijgt het ook vaak een smartelijke uitdrukking. De Gorgonen worden ook wel met onweer in verband gebracht: hun gebrul met de donder, de verstenende blik met de bliksem en hun diepe slaap met de windstilte voor de storm. Dit verband met onweer blijkt ook uit twee fabeldieren die met de Medusamythe zijn verbonden: Pegasus en de Chimaera.

Afb. 16

Pegasus en Chimaera Op het moment dat Medusa door Perseus onthoofd wordt, springen uit haar nek de reus Chrysaor en het gevleugelde paard Pegasus(pl. IVa), de kinderen van Poseidon, te voorschijn. Poseidon is nauw verbonden met paarden en geldt als de vader van nog meer mythologische paarden. Pegasuswas niet te temmen , maar de held Bellerophon, volgens sommigen ook een zoon van Poseidon, slaagt erin dankzij het bit en de teugels die Athena hem in een droom schenkt. Bellerophon verblijft in Corinthe aan het hof van koning Proteus. Koningin Stheneboea wordt verliefd op hem en wanneer hij niet op haar avances ingaat, vertelt zij haar man dat Bellerophon getracht heeft haar aan te randen. Proteus zendt hem naar zijn schoonvader in Lycië met in een gesloten brief het verzoek zich van de jonge held te ontdoen. Eenmaal in Lycië wordt Bellerophon op Chimaera afgestuurd. Gezeten op Pegasus vecht Bellerophon tegen dit allesverwoestende vuurspuwende monster met de koppen van een leeuw, een geit en een slang (pl. IVb). Vaak wordt Chimaera afgebeeld als een leeuw wiens staart uitloopt in een slangenkop en uit wiens rug nog een geitenkop groeit (afb. 17). Nadat Bellerophon het monster gedood heeft, geeft de Lycische koning hem de hand van zijn dochter. Zoals zoveel helden heeft Bellerophon ook een duistere kant: in een aanval van hoogmoed probeert hij op Pegasus naar de hemel te vliegen. Pegasus werpt hem af en vliegt door naar de Olympus. Voortaan draagt hij de bliksems van Zeus en wanneer hij langs de hemel dendert, hoort men de donder. Als sterrenbeeld is hij nog steeds aan de hemel zichtbaar.

Rennende Gorgo. Fragment reliëf. Terracotta, Corinthe, begin Sde eeuw v. Chr. (APM 328)

Afb. 17

Chimaera. Voorzijde van hemidrachme van Sicyon, op keerzijde vliegendeduif. Zilver, Sicyon, 4de eeuw v. Chr. (APM 5107)

17


Afb. 18 Triton met vis en roeiriem. Olielampje. Terracotta, Romeins, begin 1ste eeuw na Chr. (APM 8597)

In het voorafgaande zijn al verscheidene zeegoden genoemd, maar de Grieken kenden er nog meer. De god Nereus was 'de oude man van de zee'. Hij is de schoonvader van Poseidon en grootvader van Triton en hoort duidelijk bij een oudere generatie goden. Hij wordt vaak afgebeeld als oude man, maar ook met het bovenlichaam van een man en een vissenstaart. Als god van de zee heeft hij het vermogen van gedaante te wisselen. Dit ondervindt Heracles, wanneer hij van de god de weg naar de Tuin van de Hesperiden wil weten. Hij begint een gevecht en de god verandert onder zijn handen in allerlei dieren: een leeuw of een slang. Zo'n gedaanteverwisseling is moeilijk af te beelden. Om aan te geven dat het om Nereus gaat, laat de schilder soms een slang of een leeuw uit de rug van de god komen. Nereïden en Triton Nereus is de vader van de Nereïden, zeenymfen

Pegasus is verbonden met Poseidon en het water. Hij slaat met zijn hoeven een bron (Grieks: pègè) in de rots. Maar hij hoort ook bij Zeus en de hemel. Hij is de nevel die uit zee opstijgt. Later wordt hij verbonden met de snelle straf van de goden voor hoogmoedig gedrag. In de Romeinse tijd draagt hij de leden van de keizerlijke familie in apotheose naar de hemel. Chimaera was een kind van Echidna en dus familie van Scylla, Cerberus en de Hydra. Sommigen zien dit vuurspuwende monster als een vulkanische verschijning. Men kan haar ook beschouwen als een onweersmonster. Onweer wordt dan voorgesteld als een gevecht: de hemelse ruiter Bellerophon veegt op zijn vliegende paard de hemel schoon en verjaagt de vuurspuwende Chimaera. Bellerophon werd later in Corinthe als godheid vereerd. De stad gebruikte Pegasusals muntteken (pl. IVa), op de keerzijde was Poseidon of Athena afgebeeld.

D iep in de zee Nere us De Grieken hadden in hun dagelijks leven veel met de zee te maken: omdat reizen over land vaak moeizaam was en er bovendien veel eilanden waren, was een tocht over zee vaak de enige manier om ergens te komen. Veel handelscontacten gingen over het water, men ving er vis en men vocht oorlogen uit op zee. De zee eiste natuurlijk slachtoffers en vele Grieken keerden niet naar huis terug. Degenen die wel thuiskwamen, vertelden spannende verhalen over stormen, draaikolken, bewegende rotsen, monsters en zeegoden.

18

die er als gewone meisjes (en dus niet als zeemeerminnen) uitzien. Om zich door de zee te verplaatsen, rijden zij op hippocampen, zeepaarden met het lichaam van een gewoon paard dat overgaat in een vissenstaart. Zo worden de Nereïde Thetis en haar zusters vaak afgebeeld wanneer ze de nieuwe godde1ijke wapenrusting aan Thetis' zoon Achilles komen brengen (pl. lla). Ook reden ze wel mee op de rug van een ander soort zeemeermannen: de god Triton die een menselijk bovenlijf heeft dat overgaat in een lange vissenstaart (afb. 18). Vaak heeft hij een dubbele staart. De god wordt steeds menselijker afgebeeld en dan is het gemakkelijker om de beide bovenbenen over te laten gaan in staarten. Triton wordt later wel als zeecentaur afgebeeld: een paardenlijf dat overgaat in een vissenstaart en dat op de plaats van de kop het bovenlichaam van een man heeft. Nereus en Triton lijken veel op elkaar en worden ook door de Grieken vaak verwisseld. Toch is er een belangrijk verschil: Triton wordt altijd jong en half dierlijk afgebeeld en kan niet een andere gedaante aannemen. Oorspronkelijk was Triton één aparte lagere zeegod. Later wordt hij in de godenfamilie opgenomen als zoon van Poseidon en Amfitrite. Dan wordt Triton de soortnaam van een heel geslacht Tritonen, net zoals Eros en de Eroten,en komen er ook vrouwelijke en kindertritonen. Als dienaren van Poseidon trekken Tritonen diens wagen terwijl ze op een schelp blazen. Als attributen dragen ze vaak een roer, anker of roeiriem. Behalve de hier genoemde wezens werd de zee bevolkt door zeedraken (pl. 1-llb), zeepanters, en allerlei andere varianten op landdieren. Deze bonte stoet zee-fabeldieren, de zeethiasos, zo genoemd naar de thiasos, de stoet van volgelingen van Dionysus, vinden wij vooral op Romeinse sarcofagen en mozaïeken.


Afb. 19 Satyr en maenade. Afbeelding op wijnvat (pelikè). Terracotta, Athene, Nikoxenos Schilder, ca. 510 v. Chr. (APM 1313)

Het beest in de mens Satyrsen silenen De randgebieden van de beschaafde wereld waren volgens de Grieken bevolkt door allerlei fabeldieren. Op zee bedreigden meestal vrouwelijke monsters de reiziger. Maar er waren nog meer wonderlijke wezens: in de ondoordringbare bossen en bergen van Griekenland leefden volgens de mythe satyrs en silenen, mannen met paardenoren, een staart en hoeven (afb. 1-2, 19-20, 32-33). Zij waren ruig behaard en hadden een grote mopsneus. Zij zijn de personificatie van onbeheerste zinnelijke driften, zonder door beschaving opge legde beperkingen. Zij bevinden zich in het gevo lg van Dionysus, want onder invloed van wijn kan in iedereen het beest naar boven komen. Oorspronkelijk was er een verschil tussen de zinnelijke satyrs en de silenen. Silenus was een ernstige, wijze, van muziek houdende bosgod, die het kind Dionysus had opgevoed . Later wordt sileen een soortnaam voor een hele fami lie van dergelijke wezens. Dan versmelten zij met de satyrs en aan het eind van de zesde eeuw voor Christus is er tussen hen geen verschil meer te maken in de duizenden afbeeldingen op Atheens aardewerk. De zinnelijkheid van de satyrs krijgt de overhand en op talloze afbeeldingen zien wij de thiasos, de wilde optocht rond de wijngod Dionysus, een mythologisch voorbeeld van de komos, de dronkemans-optochten van de Atheense burgers door de straten. In Athene werden satyrs ook ten tonele gevoerd in de kluchtige satyrspelen, waar de kaalhoofdige Papposilenus de vader van het satyrkoor is. Het Atheense drama is verbonden met Dionysus. Voor zijn festival schreven ieder jaar drie auteurs drie tragedies.

Zulke trilogieën werden op één dag opgevoerd. De dag werd afgesloten met een satyrspel waarin meestal dezelfde mythologische stof op komische wijze werd behandeld. Zo wordt het oorspronkelijke, serieuze karakter van de sileen naar de achtergrond gedrongen (afb. 32-33). Voor de kunstenaars bood de satyr de mogelijkheid allerlei zaken af te beelden die in de mensenwereld niet konden of mochten. Satyrs gedroegen zich niet zoa ls een Griekse man zich hoorde te gedragen. Z ij hingen letterlijk de beest uit. Half mens - half dier worden zij nu eens als dier afgebeeld, op vier poten lopend, dan weer als mens, op twee benen of rijdend op een dier. Dit is meestal een ezel, maar ook wel een bok of een hinde , die nooit door een mens worden bereden. Maar de satyr kan ook zelf als rijdier fungeren voor een maenade of voor Dionysus . Zo kan zijn rol in de dieren- of mensenwereld steeds wisselen. Ook op sexueel gebied bevindt de satyr zich tussen mens en dier in. Vaak benadert hij een maenade (afb. 19), die daar meestal niets van wil weten , maar ook treffen wij hem in actie aan bij een hinde of een mannetjes-ezel. Hun tafelmanieren lieten te wensen over: op vaasschi lderingen zien wij satyrs zonder drinkgerei direct uit het vat of de druivenkuip drinken (afb. 1).

19


Koning Midas

Afb. 20 Marsyasspeeltop de dubbele aulos, Athene luistert. Afbeeldingop fragment van mengvat. Terracotta, Athene, Kadmos childer, 425-400 v . Chr. (APM 2476)

Afb. 21 Pan in de gedaante van een bok blaast op dubbele au los. Schilderingop fragment van mengvat. Terracotta, Athene, 500-490 v. Chr. (APM 2117)

20

Marsyas De meeste satyrs zijn naamloze gezellen van de god, maar er zijn ook mythen rond bepaa lde satyrs en silenen. Marsyas is wel de bekendste. Om het geluid van de Gorgonen na te doen , maakt de godin Athena de au/os, een blaasinstrument waarop men blies door een dun rietje (net als onze hobo ). Toen de godin zag hoe haar schoonheid bedorven werd doordat haar wangen bol gingen staan en zij het uiterlijk van de Gorgo kreeg, gooide zij het instrument weg. Marsyas raapte het op en leerde erop spelen (afb. 20). Hem kon het niet schelen dat hij nog lelijker werd. Hij vond zijn eigen muziek zo mooi dat hij een wedstrijd aanging met Apollo , de god van de muziek. Hij verloor de wedstrijd omdat hij niet tegelijk muziek kon maken en zingen, maar Apollo , die op de lier speelde, wel. Volgens een andere versie draaide Apollo ook nog zijn instrument om en speelde verder , iets wat Marsyas hem niet kon nadoen . Hij werd zwaar gestraft voor deze overmoed: hij werd levend gevild.

Koning Midas van Phrygië was volgens sommigen de scheidsrechter bij deze wedstrijd , hoewel hij volgens anderen aanwezig was bij de vergelijkbare wedstrijd tussen Pan en Apollo. Midas is ook door een ander verhaal met Dionysus verbonden. Op een dag vangt hij Silenus en vraagt hem naar het geheim van het leven. De wijze oude sileen antwoordt dat het het beste voor de mens is om niet geboren te worden en dat het op één na beste was om zo spoedig mogelijk te sterven. Midas brengt Silenus terug bij Dionysus en deze is zo blij zijn opvoeder weer veilig terug te hebben, dat hij Midas een wens toestaat. In zijn dwaasheid wenst Midas dat alles wat hij aanraakt van goud wordt. Al gauw ontdekt hij dat eten en drinken onmogelijk zijn geworden en tenslotte vraagt hij de god de gave ongedaan te maken. Dionysus geeft hem de raad zijn handen in de rivier de Pactolus te wassen, die sindsdien goud in zijn water meevoert. De volgende ontmoeting van Midas met iemand uit de kring van Dionysus is de boven beschreven muziekwedstrijd. Midas oordeelt dat Marsyas (of Pan) de winnaar is en wordt door Apollo gestraft met ezelsoren. De oren van de ezel, het rijdier bij uitstek van Dionysus , en de gelijkenis met de satyrs die paardenoren hadden , maken van Midas zelf een beetje een fabeldier. Hij verbergt zijn oren onder een hoge muts, die daarna door alle Phrygiërs wordt overgenomen . Hij kan zijn geheim echter niet verbergen voor zijn kapper. Deze zweert weliswaar om het aan niemand te vertellen , maar vertrouwt het wel toe aan een gat in de grond. Het gras dat hierop groeit, gaat ruisen, de bomen nemen het over en tenslotte klinkt door heel Phrygië dat de koning ezelsoren heeft.

Pan De god Pan die hierboven al genoemd werd in verband met de muziekwedstrijd met Apollo , is de god die zorgt voor de vruchtbaarheid van de kudde (pl. V, afb. 21-23). Omdat in midden-Griekenland vooral geiten werden gehouden, heeft Pan min of meer het uiterlijk van een bok: zwaar behaard en voorzien van bokkenhoorns en bokkenpoten. Hij kan de rustende kudde plotseling doen opschrikken en zorgen voor 'Paniek', een woord dat wij ook nog kennen. Zijn afkomst is niet helemaal duidelijk , als vaders worden Kronos, Zeus of Hermes genoemd, als moeders respectievelijk de geit die Zeus als baby voedde , de Arcadische prinses Callisto en zelfs Penelope, de toch elders zo trouw e echtgenote van Odysseus. Bij zijn geboorte werd hij vanwege zijn uiterlijk door zijn moeder verstoten en door Hermes meegenomen naar de Olympus en daar als god opgenomen. Hij hoort thuis in Arcadië en tot het begin van de vijfde eeuw voor Christus werd hij vrijwel uitsluitend daar vereerd. Nadat hij zowel in de slag bij Marathon (490 voor Christus) als in de slag bij Salam is (480 voor Christus) de Atheners zou hebben geholpen tegen de Perzen, werd hij ook elders en vooral in Attica vereerd. Vanaf dat moment wordt hij op Atheens aardewerk afgebeeld.


De oudste afbeelding van Pan bevindt zich in het Allard Pierson Museum. Op een fragment van een mengvat blaast de god, in de gedaante van een bok, op een dubbele aulos (afb. 21). Vaak zijn zijn heiligdommen in een grot gelegen en deelt hij ze met andere natuurgodheden, zoals Dionysus of de Nymfen met wie hij op de helling van de Acropolis een heiligdom had. Pan heeft verschillende tegenstrijdige elementen in zich: hij is een bok, maar tegelijk ook de herder van de kudde (pl. V). Hij is een monster qua uiterlijk, maar wel vriendelijk. Net als de wilde natuur zorgt hij voor schoonheid, maar kan hij ook angstaanjagend en overweldigend zijn. De bok was in Griekenland niet alleen een tam huisdier. De wilde geiten konden woest en gevaarlijk zijn. In Pan komt de spanning tussen het dierlijke en het goddelijke in de menselijke geest tot uiting, de strijd tussen lichaam en ziel. Zijn figuur leeft voort in latere afbeeldingen van de duivel. Hij wordt opgenomen in de kring van Dionysus (afb. 22), waar hij met de satyrs achter de vrouwen aan jaagt, maar zich onderscheidt van hen doordat hij natuurlijk wel een echte god met een eigen cultus is. Opmerkelijk is dat hij, een vruchtbaarheidsgod, zelf ongelukkig in de liefde is. Hij vindt geen vrouw en zijn affaires met verschillende nymfen lopen uit op de dood of metamorfose van het meisje.

Syrinx Wanneer hij de nymf Syrinx achterna zit, roept zij de hulp van de goden in om aan de god te ontkomen en wordt net op tijd verzwolgen door de aarde en in riet veranderd. Pan snijdt uit het riet een aantal stengels en maakt daar een Pan-fluit van (afb. 23). Zo heeft hij Syrinx altijd bij zich. Hij vindt zijn muziek zo moo i dat hij Apollo uitdaagt. Natuurlijk verliest hij, maar omdat hij toch ook een god is, wordt hij niet zo zwaar gestraft als Marsyas. Ook bij deze wedstrijd wordt koning M idas wel als scheidsrechter of toeschouwer genoemd. Centauren In het noorden van Griekenland woonden de centauren, net als satyrs half mens - half paard, maar wel op een andere wijze samengesteld: zij hadden een paardenlijf met vier poten, maar met op de plaats van de nek en de kop het bovenlichaam van een man (afb. 24-25). Er waren twee soorten centauren, die ook een verschillende afkomst hadden.

Afb. 22 Pan in Dionysische stoet. ReliĂŤf op sarcofaag. Marmer, Rome, 150-170 na Chr. (APM 10.854)

Afb. 23 Pan met panfluit. Terracotta,Egypte, Romeinseperiode (APM 7305)

De meeste centauren zijn wild en onbeschaafd, eten rauw vlees en vechten met stenen en boomstammen (afb. 24). Vooral onder invloed van wijn komen zij tot ernstige wandaden. Deze centauren zijn de nakomelingen van Centaurus, het kind dat geboren werd uit de wolk die Zeus de plaats van Hera liet innemen in de affaire met lxion. Centaurus slaapt met een merrie en wordt de stamvader van het hele centaurengeslacht, op twee na.

21


wanneer hij per ongeluk getroffen wordt door een in het giftige bloed van de Hydra gedoopte pijl van Heracles. Hij geeft zijn onsterfelijkheid op en wordt als het sterrenbeeld Boogschutter in de hemel opgenomen. De goede centaur Pholus bewaarde voor Heracles een vat wijn. Toen hij het opende voor Heracles, roken de andere centauren de drank en kwamen er op af. Heracles verdedigde zijn bezit met zijn boog en vergiftigde pijlen . Ook Pholus werd per ongeluk geraakt en stierf.

Afb. 24 Centaur met steen. Afbeelding op drinkbeker. Terracotta, Athene, ca. 450 v. Chr. (APM 878)

Afb. 25 Heracles doodt Nessus. Afbeelding op Tyrrheense amfoor. Terracotta, Athene, Fallow Deer Schilder, ca. 550 v. Chr. (Collectie Theodor )

22

Uit het Pholusverhaal blijkt de verderfelijke uitwerking van wijn op de centauren. Wijn was ook de oorzaak van de strijd tussen Lapithen en centauren. Eens waren ze uitgenodigd op de bruiloft van de koning van de Lapithen, een volk in het noorden van Griekenland. De centauren dronken teveel en begonnen de Lapithen-meisjes lastig te vallen. Het bruiloftsfeest ontaardde toen in een bloedig

Pholus en Cheiron Deze twee zijn de goede centauren Pholus en Cheiron. Ter onderscheiding worden deze wel afgebeeld als mannen (met benen en voeten) uit wier rug een paarden-achterlijf (met twee poten) groeit. Pholus was de zoon van Silenus, de wijze opvoeder van Dionysus, en dankt aan hem zijn paardenuiterlijk. Cheiron was zelfs van hogere komaf. Hij was de zoon van Kronos en een dochter van Oceanus en dus de halfbroer van Zeus. Cheiron was de wijste der centauren, hij vertegenwoordigt alles wat de Griekse cultuur te bieden heeft. Aan hem werd de opvoeding van vele helden, onder wie Achilles en Jason, toevertrouwd. Deze leerde hij niet alleen jagen, maar ook onderwees hij hen in de muziek en heelkunst Zijn kennis van de medicijnen kan hem niet helpen,

gevecht.

Nessus De slechtste centaur is Nessus (afb. 25). Deze woonde bij een grote rivier en bracht mensen op zijn rug naar de overkant. Toen Heracles met zijn jonge bruid Deianeira bij de rivier kwam, vroeg hij Nessus om haar naar de overkant te brengen. Terwijl Heracles nog in de golven worstelde, ging Nessus er vandoor met het meisje. Uiteindelijk werd hij door Heracles met een vergiftigde pijl neergeschoten. Stervend gaf Nessus Deianeira de raad om iets van zijn bloed te bewaren en daarmee de kleren van Heracles in te smeren als ze ooit zou vermoeden dat deze haar ontrouw zou zijn. Dan zou hij eeuwig van haar zijn.


Jaren later komt Heracles met een mooie jonge slavin thuis. Deianeira, bezorgd om haar huwelijk, herinnert zich de raad van essus en smeert het bloed op Heracles' kleren. Wanneer deze zich aankleedt, brandt het gif van zijn eigen pijlen, dat in het bloed van Nessus terechtgekomen was, in zijn huid en zorgt voor ongeneeslijke wonden en ondraaglijke pijn. Net als Cheiron kiest Heracles voor de dood en bestijgt hij vrijwillig de brandstapel en laat zich verbranden. De goden nemen hem als god op de Olympus op. Centauren waren oorspronkelijk natuurdemonen. Zij geven de verwoestende kracht van bergbeken weer, die stenen en boomstammen meesleuren. Later werd het gevecht tussen Grieken en centauren door de Grieken gezien als een mythologisch voorbeeld van de strijd tussen Grieken en Barbaren (en historisch gezien, de Grieken tegen de Perzen). De gevechten tussen helden en centauren geven ook de innerlijke verdeeldheid van de held aan, het beste tegenover het slechtste in de mens. Alle helden hadden mooie én duistere trekjes, zij kunnen net als centauren dapper en wijs zijn, maar ook aggressief en vraatzuchtig. Heracles doodt zijn kinderen in een vlaag van waanzin en Cheiron en Pholus door onachtzaamheid, Theseus laat Ariadne in de steek en veroorzaakt de dood van zijn vader. Vanaf de vijfde eeuw voor Christus komen er, net als bij de Tritonen, vrouwelijke centauren voor. De oude demonen zijn dan fabeldier geworden.

Acheloüs Aan het huwelijk van Heracles met Deianeira gaat de episode met Acheloüs vooraf. Deze riviergod dingt ook naar de hand van Deianeira die echter niets van hem wil weten. Hij komt bij haar in verschi llende gestalten: als mens, als stier en als stier met een mensenhoofd (afb. 26-28). Heracles vecht met hem en breekt een van zijn horens af. De god geeft zich gewonnen en laat Deianeira aan Heracles. Acheloüs is een oude watergod, de zoon van Oceanus, en kan net als Nereus van gedaante veranderen. Hij is een boerengod, die als vader van bronnimfen wordt beschouwd en ook met Pan geassocieerd wordt. Het feit dat hij de strijd opgeeft als zijn hoorn wordt afgebroken, wijst erop dat hier meer aan de hand is dan een gevecht om een meisje. Het is de Hoorn des Overvloeds, waar de vruchtbaarheid van de akkers vanaf hangt. Heracles temt het water en grijpt de Hoorn. Het water is geen vernietigende kracht meer, maar wordt voortaan voor bevloeiing van de akkers gebruikt.

Afb. 26 Acheloüs als stier met mensenhoofd. Terracotta, Rhodos of Sicilië, 2de helft 6de eeuw v. Chr. (Privé-collectie)

Afb. 27 Acheloüs-masker. Applique. Brons, Etrurië, ca. 500 v. Chr. (APM 686)

Afb. 28 Acheloüs-masker. Applique. Terracotta,Campaans,ca. 500 v. Chr. (APM 1060)

De gestalte van de stiergod is welbekend uit het Oosten. Daar komen verschillende soorten stiercentauren voor. Ook Acheloüs wordt wel afgebeeld als stiercentaur, dat wil zeggen met het bovenlichaam van een man op de plaats van de stierenkop. Acheloüs wordt ook vaak als een masker afgebeeld (afb. 27-28), net als Medusa. Hij wordt dan met de dood geassocieerd. In deze lijn past dat hij volgens sommigen de vader van de Sirenen is.

23


De Minotaurus

Afb. 29 Heracles en de Hydra. Guttus (druppelflesje). Terracotta, Campanië, 3de eeuw v. Chr. (APM 6118)

Hydra en Cerberus Heracles vindt nog meer monsterachtige fabelwezens op zijn pad, zoals de Hydra van Lerna (afb. 29), een slang met negen koppen, bij wie, telkens wanneer één kop afslagen wordt, er twee voor in de plaats groeien. Heracles weet het monster te verslaan, doordat zijn vriend lolaüs de wond van de afgehakte kop direct dicht schroeit met een fakkel. Heracles doopt zijn pijlen in het giftige bloed van de Hydra. Dit gif zal later de dood van Cheiron en Pholus veroorzaken en, via Nessus, uiteindelijk de dood van Heracles zelf. Ook de Hydra wordt wel met de strijd tegen water in verband gebracht: nu niet de alles meesleurende rivieren, maar de moerassen met hun giftige dampen, die op een gegeven moment zijn drooggelegd. Afb. 30 Cerberusweggevoerddoor Heracles. Fragmentvan drinkbeker (skyphos). Terracotta, Attica, TheseusSchilder, ca. 500 v. Chr. (APM 2604)

Heracles bereikt de uiterste grens van het heldendom wanneer hij de dood trotseert en Cerberus, de hellehond met drie koppen en slangenmanen uit de Onderwereld sleurt (afb. 30). Zowel de Hydra als Cerberus zijn kinderen van Echidna en dus verwant met Scylla en de Sfinx van Thebe.

De Minotaurus neemt tussen deze fabeldieren een aparte plaats in. Hij heeft als enige een menselijk lichaam met een dierenhoofd, namelijk dat van een stier (afb. 31). Zijn moeder is Pasiphaë, de koningin van Kreta. Zij werd verliefd op een prachtige stier, een geschenk van de goden aan haar man kon ing Minos. Zij slaagt erin zwanger te worden van het dier en baart de Minotaurus. Minos, om de schande te verbergen en het woeste dier onschadelijk te maken, laat een doolhof bouwen , het Labyrinth, waarin de Minotaurus wordt opgesloten. Op gezette tijden zendt Athene jongens en meisjes naar Kreta vanwege een oude bloedschuld. Deze worden de doolhof ingejaagd, waar ze te prooi vallen aan het monster. Uiteindelijk weet de Atheense prins Theseus de Minotaurus te doden en aan de doolhof te ontsnappen. Dit lukt hem dankzij de hulp van de dochter van Minos , Ariadne, die een kluwen wol spint en bij de ingang het ene uiteinde vasthoudt. Theseus windt de kluwen af, naarmate hij zich verder in het Labyrinth waagt. Na het gevecht windt hij de draad weer op en komt zo weer bij de uitgang, waar Ariadne op hem wacht. Dit gevecht is te vergelijken met gevechten met centauren en weerspiegelt de innerlijke strijd van de held met het beest in zich, de w ilde driften die normaal in het labyrinth van het onderbewuste verstopt zijn, maar waar wel soms tegen gevochten moet worden. Maar in dit verhaal lijkt echter ook nog een historische kern te zitten. Bij de opgravingen van het paleis van Knossos op Kreta uit het tweede millennium voor Christus bleek dat de stier in het voor-Gr iekse, Minoïsche Kreta een belangrijke rol speelde in de cultus. Het paleis, dat een zeer ingewikkelde doolhofachtige plattegrond heeft, was met horens versierd en uit afbeeldingen bleek dat men een soort stierspelenkende, waarbij jongens en meisjes acrobatische toeren uithaalden op de horens en rug van een rennende stier. Dit stierspringen zou wel eens de uiteindelijke bron van de mythe rond de Minotaurus kunnen zijn. Ook de komst van Theseus kan men vanuit historisch perspectief bekijken. De Minoërs hadden een zeer hoge beschaving. Op het Griekse vasteland kwamen de Myceners aan de macht , die aanvankelijk veel ontleenden aan de Minoërs, maar uiteindelijk de macht op Kreta overnamen, net zoals Theseus vanuit Athene arriveerde en een eind maakte aan de macht van de Minotaurus.

Een volk en zijn monsters Alle grote helden vinden fabeldieren en monsters op hun pad. Om de voor hen voorbestemde plaats in te nemen tussen de helden, moeten zij zich als held bewijzen en monsters verslaan. Hoe gevaarlijker het monster, des te groter de held. Daarom zijn bestaande dieren niet genoeg en krijgen zij te maken met de vreselijke wezens die hiervoor besproken zijn. Sommige hiervan gaan terug op godheden en demonen uit een zeer ver verleden, andere komen voort uit de verborgen angsten van de mens. 24


Maar voor beide geldt dat ze niet gewenst zijn in de maatschappij en uitgebannen moeten worden. Deze taak is weggelegd voor de persoon (of een categorie personen) die als het beste wordt beschouwd dat die maatschappij kan voortbrengen. Men kan veel te weten komen over een volk, wanneer men bekijkt wat voor een soort monsters het kent en wie deze monsters verslaat. Voor de Grieken kan deze laatste vraag moeiteloos beantwoord worden. leder monster komt uiteindelijk altijd de mannelijke held tegen die hem of haar doodt of onschadelijk maakt en zo zorgt voor een happy end.

Afb. 31 Theseus doodt de Minotaurus.

LITERATUUR

Afbeelding op fragment van drinkschaal. Terracotta, Athene, Baur, P.V.C., Centaurs in Ancient Art (Berlijn 1912) Borgeaud, Ph., The Cult of Pan in Ancient Creece (Chicago 1988) Bremmer, J.N., 'Nereus', in K. van der Toom et al., Dictionary of Deities and Demons in the Bible (Leiden 1995) 1168-70

Schilder van Villa Giulia 3559, Harris, S.L., Platzner, G., Classica/ Mythology. Images and lnsights

(Mountain View 1995) Hedreen, G.M., Silens in Attic 8/ack-figure Vase-painting (Ann Arbor 1992)

Bremmer, J.N., Creek Religion (Oxford 1994) 62 (Minotaurus)

lsler, H.P., Acheloos (Bern 1970)

Burkert, W., Structure and History in Creek Mythology and

Lexicon /conographicum Mythologiae Classicae

Ritual (Berkeley, Los Angeles, Londen 1979) 78-98

(gevechten met Heracles), 166 (satyrs) Buschor, E., Die Musen von Jenseits (München 1944) (Sirenen) Buxton, R., lmaginary Creece. The contexts of mythology (Cambridge1994), met veel interessanteopmerkingen

over monsters en hun localisering Cherry, J. (ed.), Mythical Beasts (Londen 1995) Demisch, H., Die Sphinx. Ceschichte ihrer Darstellung von den Anfängen bis zur Cegenwart (Stuttgart 1977)

(Zürich, München 1981-94) Janko, R., The 1/iad: A Commentary IV (Cambridge 1992) 337 (Pegasus) Lissarrague, F., Les satyrs et Ie monde animal, Vase Symposion Copenhagen 1987, 335-351

Müller, P., Löwen und Mischwesen in der archaischen griechischen Kunst (Zürich 1978)

Roscher, W.H., Ausführliches Lexikon der griechischen und römischen Mythologie (Leipzig 1884-193 7) Ulisse, il mito e la memoria, tent.cal. (Rome 1996)

Doerig, J., 'Xouthos hippalektryon. La monture fabuleuse d'Okéanos', Museum Helveticum 40 (1983) 140-53

Vernant, J.-P., Mortals and lmmortals (Princeton 1991) 111-50

Graf, F., Nordionische Kulte (Rome 1985) 104-6 (Acheloüs)

Weicker, G.,

Flagge, 1., Untersuchungen zur Bedeutung des Creifen (Sankt Augustin 1975)

535-530 v. Chr. (APM 2147A)

(Gorgo en Medusa) Der Seelenvogel in der alten Litteratur und Kunst (Leipzig 1902)

Yalouris, N., Pegasus: the art of the legend (z.p. 1975)

25


Psychoanalytischegedachten over Mythen, Goden en Fabeldieren

Pl. VI Collage van tekeningen door leerlingen van De Aloysius, Basisschoolte Amsterdam

26

De mythen van de oude Grieken en Romeinen laten een wonderlijke wereld zien waarin van alles bestaat en gebeurt dat je verstand te boven gaat. Niets is wat het lijkt en niets schijnt onmogelijk te zijn. Goden hullen zich in de gedaante van mens of dier en kunnen zo met de mensen verkeren. Alle natuurverschijnselen, zoals water, wind en vuur worden bezield en bestuurd door goden. Het is goed voor te stellen dat de 'primitieve' mens uit de Oudheid in de mythen geprobeerd heeft het ontstaan van de wereld en alle wonderlijke natuurverschijnselen te verklaren. Als je een verklaring hebt voor wat je zo maar overkomt, hoef je je niet meer zo machteloos te voelen. Mensen hebben dat altijd gedaan; ook nu proberen mensen een verklaring te vinden voor bij voorbeeld een ziekte die hun overkomt, en geloven ze daarbij in oorzaken waarvoor wetenschappelijk geen grond is. De wereld van mensen en goden, zoals in de mythen beschreven, gaat echter niet alleen over de natuur buiten de mens. In de verhalen over Zeus, die zich in allerlei gedaanten aan schone onschuldige meisjes vergrijpt-die dat vaak ook nog eervol vinden- en over de jaloerse, wraakzuchtige reacties van zijn wettige echtgenote Hera, herken je de gevoelswereld van de gewone mens.

Ik denk dat de mythen gezien kunnen worden als een verbeelding van de belevingswereld van de mens en in het bijzonder van de kinderlijke belevingswereld, die voor volwassenen voor een deel tot hun 'Oudheid' behoort. Ik zal dit aan de hand van de wonderlijke creaties, die op deze tentoonstelling als Fabeldieren bijeengebracht zijn, verduidelijken. Daarvoor vertel ik eerst iets over de psychische ontwikkeling van de mens. De wereld van de baby wordt volledig beheerst door de relatie met zijn ouders die hem verzorgen. Daarin neemt de moeder, zeker zolang zij hem voedt, de centrale plaats in. Alles komt van en door haar; alleen samen met haar voelt het kind zich veilig en sterk. Aanvankelijk heeft de baby helemaal niet het besef dat hij voor zijn welbevinden van zijn moeder afhankelijk is; hij voelt zich gewoon met haar samen in een gelukzalige eenheid. Maar hierin komt een drastische verandering wanneer het kind groter wordt en meer gaat begrijpen; de peuter leert dat zijn moeder machtig is en dat hij van haar afhankelijk is. Het is dus maar hel beste om goede maatjes met haar te blijven en te doen wat zij wil. Maar dit strookt niet altijd met wat een klein kind óók wil, namelijk de wereld verkennen


op zijn eigen manier, los van moeder. Een peuter van anderhalf jaar zit middenin dit conflict; je kan zien hoe hij het ene moment energiek en vol vertrouwen van schoot glijdt en op onderzoek gaat en dan bij een onvermijdelijk te grote hindernis weer moeder zoekt om 'bij te tanken'. Voor zo'n peutertje zijn veel dingen verboden, soms gewoon omdat ze te gevaarlijk zijn; hij kan dat nog niet begrijpen en beleeft de inperkingen van zijn moeder als willekeur, waar hij heel boos van wordt. Maar juist boos worden is gevaarlijk als je afhankelijk bent van de liefde van je machtige moeder. Als het kind opgroeit, ontdekt het dat er twee soorten mensen bestaan, en dat je maar tot één soort kan behoren: je bent óf jongen óf meisje en niet allebei en je kan niet kiezen watje wil zijn. Als het goed is, ontdekt het kind ook dat zijn ouders samen iets hebben, waar hij buiten staat; meestal voelt hij wel aan dat het met de geheimzinnige sexualiteit te maken heeft, waar hij nog te klein voor is. Dit zijn ontdekkingen die het kind confronteren met zijn beperkingen en onmacht daarin iets te veranderen. Het is niet zo makkelijk om deze teleurstelling te verwerken en de realiteit te aanvaarden; jaloezie, blinde woede en fantasieën van almacht, wraak en vergelding zijn hierop een reactie.

11

In de mythen wordt aan deze heftige gevoelens, die ieder mensenkind doormaakt, op fantastische wijze vorm gegeven. De vele vrouwelijke fabeldieren symboliseren verschillende aspecten van de moeder zoals die door het kleine kind worden beleefd: liefdevol, geheimzinnig, om helemaal in op te gaan, almachtig, maar ook gevaarlijk en wraakzuchtig. De Sfinx kent het grote raadsel van het leven, waarin de sexualiteit zo belangrijk is; ze houdt die kennis voor zichzelf en vreet je op als je klein en onnozel blijkt te zijn. De Sirenen brengen je in vervoering en je wil terug in haar armen, maar als je daaraan toegeeft verlies je je moeizaam verworven zelfstandigheid. Scylla is ongenaakbaar want ze heeft om haar middel gevaarlijke hondenkoppen met heel veel bijtende tanden. Bij zo'n vrouw ga je niet op schoot zitten. Chimaera is het allerengste want zo bedriegelijk: het zachte geiten lijf is uitnodigend, maar ze heeft een gevaarlijke drakenstaart en ook alweer een bek met tanden, die vuur spuwt en je kan verslinden. Medusa was - volgens één van de vele versies van dit verhaal - ooit de mooiste van drie zusjes, maar omdat ze daarover zo verwaand deed en opschepte dat ze zelfs mooier was dan de godin Pallas Athene, werd ze gestraft: haar hoofd deed iedere toeschouwer verstenen en zo kwam ze nooit aan de man. Eigenlijk gaat het in dit verhaal over de concurrentie tussen moeder en dochter: er kan er maar één de mooiste zijn, net zoals in het sprookje van Sneeuwwitje. Veel kleine meisjes denken dat moeder nooit zal kunnen verdragen dat ze mooi zijn en daarmee vader kunnen verleiden. Helemaal ongelijk hebben ze niet.

Van de Centauren zijn Cheiron en Nessus de bekendste; zij zijn tegenpolen: Cheiron is de wijze vader-leermeester van vele bijzondere jongelingen; Nessus is daarentegen de onbezonnen, sterke man die zich door zijn sexuele behoeften laat leiden. Het ligt voor de hand om in de Centaur het beeld te zien van de vader, die sterk is als een paard en het kind met gemak op zijn rug kan dragen; die alles leert over de wereld, maar de moeder bezit en 'afpakt' van het kind. In het verhaal van de Minotaurus gaat het over rivaliteit tussen broers en machtstrijd tussen vader en zoon, waarbij de vrouw een cruciale rol speelt. Minos en zijn broers strijden om het koningschap ; Zeus, hun vader, stuurt een prachtige stier als teken dat hij wil dat Minos koning wordt. Via de stier laat Zeus dus zijn vaderlijke macht gelden. Omdat Zeus zich niet als God aan de mensen kan vertonen , nam hij destijds de gedaante van een stier aan om Europa te schaken; uit zijn verbintenis met haar werden Minos en zijn broers geboren. Misschien was Zeus nu weer als stier vermomd om zijn zonen te ontmoeten en tot de orde te roepen. Minos gehoorzaamt niet aan zijn vaders gebod om de stier te offeren; hij wil ermee fokken en zo zijn vader en diens potentie voor zichzelf gebruiken. Zeus straft Minos voor deze overtreding via diens vrouw: hij laat haar verliefd worden op de prachtige stier. Uit de 'schandelijke' verbintenis van de stier Zeus en zijn schoondochter, komt de Minotaurus voort, die in het labyrinth verborgen moet worden en ieder jaar zijn tol eist. De redding wordt gebracht door een andere vrouw , Ariadne, Minos' dochter, die haar geliefde Theseus helpt om de Minotaurus te verslaan. Zoals in de meeste mythen wordt de orde door de vader-god gehandhaafd via wraak en primitieve destructie ; het is oog om oog, tand om tand, zoals het kleine kind dat doet; het geweten als innerlijke stem, die onafhankelijk van het toeziend oog van de goden spreekt, speelt nog niet een grote rol.

Eugenie Oosterhuis psychiater / psychoanalytica

Wat zo opvalt aan de fabeldieren is dat elke anatomische variant mogelijk is. In de creatie van fabeldieren ben je almachtig en hoef je je niet te houden aan de beperkende natuurwetten. De kinderen die voor deze tentoonstelling hun eigen versie van fabeldieren hebben gemaakt, leken daar wel plezier in te hebben (pl. VI); hun dieren zijn toegerust met veel tanden en machtige klauwen om te vechten of met vleugels voor de vrijheid; geslachtsverschil is bij hun dieren niet van belang. Hoe anders dan het 'ec hte' leven! Ook volwassenen beleven plezier aan deze scheppingen waarin alles mogelijk is; wanneer we opgroeien leren we weliswaar dat niet alles kan en mag, en we proberen dat te accepteren, maar wensen en gevoelens uit de kindertijd blijven in ons sluimeren en worden graag tot leven gewekt. De oude Grieken en Romeinen hebben in de mythen hun belevingen van de natuur en van hun hartstochten zo beeldend weergegeven, dat wij er nog steeds veel van onszelf in kunnen herkennen.

27


Creatures of Greek myth and fable

SUMMARY Afb. 32

Liggende Sileen met wijnzak en amfoor. Flesje. Terracotta, ApuliĂŤ, 4de eeuw v. Chr. (APM 8202)

Greek mythology and legend abound with fantastic creatures which combine the parts of different anima Is or those of a human and an animal. Most of them lived on the edges of the civilized world in regions which were accessible to people but full of unknown dangers: the sea, dark forests or high mountains. In these places birds had the heads of women and humans had tai Is. The creatures were not at home in the world of mankind; nor were they part of the world of the gods, for the gods lived far away from everyone else on Mt Olympus and were portrayed in the form of humans. Many of these monsters are female, as if they were born out of a fear on the part of Greek men for the 'p redatory woman'. But Greek men cou ld take comfort from the fact that each of these terrifying monsters was eventually defeated by a heroi c male. The male creatures, like the satyrs and centaurs, represent humanity's base urges which, though restrained by civilization, lie dormant in everyone and can burst out under emotional stress or the influence of wine. Some fantastic creatures of Greek mythology originated in the Near East and Egypt. Among them, the best known is the sphinx. Having the form of a lion and provided with a human head and, sometimes, wings, the sphinx plays apart in the mythology of many ancient cultures as a death demon, representative of the sun god, murderous poser of riddles or guardian of temple, palace or grave. Other creatures of Easternorigin are the griffin (a lion with the head of an eagle) and the hippalectryon (the foreparts of a horse attached to the body of a cock) .

'Man-devouring' women For the Greeks the sea was an extremely perilous region because it housed many monsters, all of which embodied threatening female forces: the seductress, the sorceress or the mistress of death. Sirens are today best known in connection with the travels of Odysseus. Originally demons of death, they lived on an island and lured seafarers into their deadly clutches by their enchanting song. They are portrayed as birds with predator's claws and a woman's head. Later they became a symbol of the seductiveness of female beauty. Scylla is another such sea monster. She has a beautiful body but fish tai Is instead of legs. Six dogs' heads grow from her waist and snatch seamen off passing ships. The most terrifying of all is Medusa whose gaze turns anyone who looks at her into stone. She has snakes as hair, large ears and enormous fangs. With Athena's assistance, Perseussucceeded in beheading her. Perseusavoided looking directly at her by using his shield as a mirror. As soon as Medusa was decapitated, the giant Chrysaor and the winged horse Pegasus,the children of Poseidon, sprung out of her neck. Mounted on Pegasus, the hero Bellerophon later fought the Chimaera, the fire-breathing monster with the heads of a lion , goat and snake.

Under the sea The gods Nereus and Triton, who are depicted as men with fish tai Is, live in the depths of the sea. Like the sea itself, the old man Nereus can suddenly be transformed, changing from a friendly old man into a threatening lion or snake. His daughters, the Nereids, enjoy riding hippocampi , which are harses with the tai Is of fish. 28


Man's animal nature According to myth, the impenetrable forests and mountains of Greece were inhabited by satyrs and si lens. These men who have the ears, hoofs and tai Is of horses personify the male physical urges which have not been tamed by civil ization. Usual ly they are met in the company of Dionysus as they overindulge in wine and run after women . Often the god Pan is also found among them. With the horns and hoofs of a goat, Pan is the protector of herds and flocks. His common attr ibute is a panpipe , cut from the reed into which his beloved Syrinx had been transformed . The centaurs lived in northern Greece. They were horses which had the torso and head of a man instead of a horse's head and neck . Most of them were wi ld and rude and used stones and tree trunks as weapons. Their misdeeds became particularly bad when they drank too much wine. Kind ly centaurs existed too, lik e Cheiron, who reared and educated Achil les and other heroes. The river god AcheloĂźs is usually portrayed as a buil with a human head. Wrestling w ith Heracles for the hand of Deianeira , he surrendered only when Heracles broke off his horns. With a hum an body and a bul l's head, the Minotaur is the son of the Queen of Crete and a bui l which was sent to her by the gods. Confined to the labyrinth, the Minotaur was kil led there by Theseus. Some of these monsters go back to deities and demons whose origins are lost in the distant past; others personify the hidden fears of humanity in all ages. But whatever their source, all of them are undesirable in human society and must be driven out. This task is traditionally reserved for individuals and groups who embody society's highest ideals. We can learn much about a culture by looking at the creatures which live in the people's imagination and at the vanquishers of those creatures. The Greek example is clear: every monster is eventually kil led or rendered harmless by a male hero, so that everything ends we ll.

ORGANISATIE/ PRESENTATIETENTOONSTELLING Wetenschappel ijk en educatief concept Geralda Jurriaans-Helle Vormgeving George Strietman Bouw en uitvoering Medewerkers van de Technische Dienst van het Allard Pierson Museum Schilderingen en strips bij kinderinformatie Jet Violier Modellen, schilderingen en decoraties Groep van Weely: Joep van der Bijl , Jurgen Michels, Job de Vries, Fred van Weely Fotografie Michiel Bootsman/ Karoline Lege! Tekenfilm Alfred Bryan Collage speelfilms Robert Koch Audiovisuele ondersteuning Nico Roelofs, Willie Koehorst en Daan Hofhuis Ki ndercata logus Eva Doove Lespakketten voor het Basisonderwijs Petra v.d . Meer, Ester van Lammeren , Elvera van Niel en Evelien Touw Katholieke PABO, Den Haag Begeleiding: Gerda van Boxmeer Pilotproject 1996 Leerlingen en docenten van: De Aloysius, Basisschool te Amsterdam OBS Michiel de Ruyter te Bussum Artis-ateliers

Afb. 33

Zittende Sileen met wijnzak. Flesje. Terracotta, Apu IiĂŤ, 4de eeuw v. Chr. (APM 1813)

29


Archea VOORWERPEN,

KUNST EN SIERADEN

UIT DE OUDHEID

Een verkooptentoonstelling van archeologische vondsten; authentieke voorwerpen uit de prehistorie en de klassieke culturen van Egypte, Griekenland en het Romeinse rijk

Geopend op donderdag , vrijdag en zaterdag 11 .00 -17.30 uur en verder op afspraak

Bel voor onze brochure

Terrocollo vrouwenfiguur met resten van de oorspronkelijke H 27cm Hellenistisch, Zuid ltal,ë, 3e eeuw v Chr

NIEUWE

5000v.Chr.

SOOnaChr.

beschildering

SPIEGELSTRAAT 37A'

l Ol 7 DC AMSTERDAM

TEL/FAX

020

62S05S2


Visie op de toekomst vindt u bij een bank met een rijk verleden.

Bankieren is vooruitzien. En dat doen wij bij MeesPierson

vroeger tijden hebben wij een strikt persoonlijke manier

met succes, al tweehonderdvijfenzeventig jaar lang. Hoe-

van zaken doen. Wilt u weten wat dat in uw situatie

zeer de wereld ook is veranderd sinds onze oprichting in

inhoudt? Neemt u dan contact op met de bank die een rijk

1720, nog steeds zijn onze adviezen stevig gefundeerd in

verleden koppelt aan een vooruitziende blik.

een heldere kijk op de toekomst. We bieden onze cliënten individuele oplossingen op internationaal gebied als het gaat om vermogensbeheer , beleggingsbeleid, financiële planning of kredietverlening. En net als onze voorlopers in

MeesPierson

MeesPierson N.V.,Rokin 55, 1012 KKAmsterdam . Amsterdam, Antwerpe n, Bahama's, Berlijn, Budapest, Curaçao, Den Haag, Dublin, Frankfurt, Genève, Guemsey, Hamburg, Hongkong, Isle of Man, Jakarta, Kaaimane ilanden, Kortrijk, Londen, Luxemburg, Madrid, New York, Oslo, Philade lphia, Rotterdam, Shang hai, Singapo re, St. Maarten, Sydney, Taipei, Tokio, Zug, Zürich.


•

-

Tyrrheense Amfoor, Castellani Schilder, H. ca 31,2 cm., Ca 550 v. Chr.

Kunsthandel M. Zilverberg Ancient Art-Ancient Coins Rokin 30 1 10 12 KT Amsterdam Tel. (31-20) 6259518 Fax (31-20) 62595180008 Opening hours: Monday-Friday 11.00 am to 18.00 pm


Geoffrey Turner Ancient Art

Zuid-Italië, Daumisch protomen in de vorm van een dierenhoofd H. 32cm . Midden Se eeuw v. Chr .

119 RUE DE LA SOURCE 1060 BRUSSEL TEL. 02 - 538 63 30 BY APPOINTMENT / OP AFSPRAAK


~ ~en,,~~~

,-_,,,,.,,r.-,r/L,/

'f. f?dd


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.