APm : Allard Pierson mededelingen, afl. 57

Page 1


GeoffreyTurner Ancient Art

NABATAEAN c. 2nd century A.D.

AVENUE LOUISE 90 1050 BRUSSEL TEL. 02 - 511 0577 OP AFSPRAAK

43 EAST 78th STREET NEW YORK, N.Y. 10021 TEL. 212 - 988 6887


Vier werken van Herakles

Geralda Jurriaa ns-He lle

INHOUD

G. Jurriaans- flelle Vier werken van Herakles M. Gnade Een hut als graf W.M. van I Iaarlem Vier stèles uit Kom Aboe Billoe , Egypte R. van Beek Bloembakken

of askisten?

Mededelingenblad nr. 57-Juli 1993 lSS nr. 0922 - 159 X

Iler Mededelingenblad is een publicatie van de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum re Amsterdam en verschijnt in het tweede,derde en vierde kwartaal van elk jaar.

Redactie: Dra , .B.M. van der oordaa-Dominicus van den Bussche Prof. dr II.A.G. Brijder Dr R.A. Lunsingh Scheurleer Dra G. Jurriaans-llelle Grafische vormgeving: George Strietman Fotografie: Michiel Bootsman Coörd. tekstverwerking: Beatrice de Fraiture Druk Ter Burg bv, Alkmaar Zetwerk: Connect bv, Westzaan

Vereniging van Vrienden Allard Pier son Museum Ams terdam

Oude Turf markt 127 1012 GC Amsterdam Tel: 020-5252556

Ajb. la Herak les vangt de Cerynilische hinde. Romeinse reliëfkom, 3e ee11u1 na Chr., APM 2799

Geen god of heros werd in de Griekse en Romeinse wereld zo algemeen vereerd als !Ierakles. Deze zoon van oppergod Zeus en de sterfelijke Alkmene bezat bovenmenselijke kracht , maar was ook onde1worpen aan menselijke zwakheden in een mate die het menselijke weer re boven ging. !lij was door Zeus voorbestemd om te heersen , maar toen deze vlak voor de geboorte aan de jaloerse !Iera verried dat het kind dat die dag geboren zou worden, een machtig heerser zou worden, hield zij de geboorte van Ilerakles tegen en liet in plaats van hem Eurystheus als zevenmaands kindje geboren worden. Later verrichtte I Ierakles in dienst van deze koning talloze heldendaden , waarbij hij de wereld doorkruiste. a zijn dood werd I Ierakles opgenomen onder de Olympische goden en huwde hij l lebe, de dochter van Zeus en llera. Geen god of heros werd ook zo vaak afgebeeld als hij. Ilet Lexicon lconographicum Mythologiae Classicae vermeldt onder het lemma I Jerakles meer dan 3500 afbeeldingen en geeft daarmee nog slechts een deel van wat er bewaard is gebleven. Ook in het Allard Pierson Museum zijn vele an)eeldingen van de held te vinden , vooral op

de Griekse afdeling, maar dar I Ierakles ook bij de Etrusken en Romeinen vereerd werd, blijkt uit de Etruskische bronzen votiefbeeldjes (vitrine 272) en het Romeinse Campanareliëf (vitrine 318). Ee n kom met reliëfver sie ring Uit de Romeinse periode stamt een fragment van een kom van aardewerk', waarschijnlijk een drinkbeker , waarop in reliëf vier Werken van llerakles zijn afgebeeld (an). la-cl). Ilet is gevonden in Tarente , maar de kan is waarschijnlijk gemaakt in Griekenland. liet fragment , bestaande uit twee aan elkaar passende sche1ven, geeft ons ongeveer de he lft van een kom met een hoogte van 7,5 cm, die oorspronkelijk een doorsnede had van ca l 2 cm aan de voet en ca 14 cm aan de bovenrand. De band met voorstellingen in reliëf is 5 cm hoog . De bodem is afgebroken langs de standring. De beige klei is bedekt met een rode sliblaag, aan de buitenzijde egaal aangebracht door dompeling, aan de binnenzijde zijn de vegen van de kwast duidelijk te zien.

Van links naar rechts zien we de volgende scènes: l lerakles vangt de Ce1ynitische hinde (afb. la). Dit dier had een gouden gewei en was aan Artemis 1


Ajb. lb J-/eraklesschie t op de Stymphalische vogels. Romeinse reliëjkom, 3e eeuw /la Chr., APM 2799

gewijd. Daarom mocht hij haar niet neerschieten, maar moest haar levend vangen. Na een lange achtervolging die hem door onbekende streken voerde, lukte het hem. IIier grijpt hij het dier, dat al door de achterpoten zakt, van achteren bij de horens. De huid van de emeïsche leeuw wappert achter zijn rug en in de lege ruimte rondom de voorstelling zijn zijn boog en knots afgebeeld. De tweede scène laat het neerschieten van de Stymphalische vogels zien (afb. lb). Dit waren mensenetende vogels. Ze waren in staat om hun scherpe veren op iemand te laten vallen en hem daarmee te verwonden. I Ierakles, weer gehuld in de leeuwehuicl, richt zijn pijl en boog op twee vliegende vogels; achter zijn rug is de pijlkoker afgebeeld. Twee andere vogels storten doorboord neer en op de grond ligt een vijfde. De derde scène toont I lerakles die met opgeheven knots I lipp olyte, de koningin van de Amazonen, (afb. lc) bedreigt. Zij glijdt van haar struikelend paard. In haar rechterhand houdt zij haar dubbele bijl vast, waarvan de bladen boven haar hoofd te zien zijn. In haar linkerhand, die zij uitstrekt naar IIerakles, houdt zij een soort lange sjerp, zonder twijfel haar gordel, waar het de held om te doen was. Achter zijn rug is zijn boog afgebeeld en over zijn linkerarm hangt de leeuwehuicl met de kop naar voren . Op de laatste scène, uiterst rechts, zien we I Ierakles geknield met zijn linkerbeen op een mand (afh. lel). Zijn leeuwehuid wappert achter zijn rug, zijn knots ligt op de grond en zijn pijlkoker en boog zijn in de lege ruimte achter zijn rug afgebeeld. Op grond van andere aföeeldingen, waarop ik later zal terugkomen , weten we dat het hier om het schoonmaken van de stallen van koning 2

Ajb. Je Herakles rooft de gorde l van de Amazonenkoningin. Romeinse reliëjkorn, ]e eeuw na Chr., APM 2799

Augias gaat. Deze koning van Elis (de streek rond Olympia) bezat een kudde van 3000 runderen, waarvan de stallen in geen jaren waren schoongemaakt. Ilerakles groef een nieuwe bedding voor de rivieren Alpheus en Peneus zodat het water van beide rivieren door de stallen stroomde en deze schoonspoelde. Hier is hij bezig om een aarden wal weg te hakken, zodat de rivieren in hun nieuwe bedeling konden stromen. De mand zou bestemd zijn om de aarde weg te dragen. De Twaalf Werken

Deze vier daden horen bij wat tegenwoordig als de canon van de Twaalf Werken van Herakles wordt beschouwd. In de Oudheid lag deze canon niet echt vast. Er waren talloze verhalen (met allerlei varianten en locale versies) in omloop. Reeds in de vijfde eeuw voor Christus gaat men de belangrijkste daden nummeren en clan wordt ook voor het eerst het getal twaalf

genoemd, hoewel nog niet duidelijk is welke daden precies bij de Twaalf Werken horen en in welke volgorde deze zijn verricht. De twaalf metopen van de Zeustempel te Olympia (465-457 voor Christus), waar Herakles de Olympische Spelen zou hebben ingesteld, geven de vroegst bekende selectie . Dat hierbij locale belangen meegesproken hebben blijkt uit de toevoeging van de Augias-episode aan het einde van de reeks. Een copie van deze Augias-metoop bevindt zich op de gipsenzo lder van het museum. I let was niet zo dat de Twaalf Werken nu vaststonden: Euripicles noemt in zijn tragedie Jlerak/es ' (uit ca 423-420 voor Christus) weliswaar twaalf werken, maar deze komen niet helemaal overeen met die op de metopen van Olympia. De Twaalf Werken en hun volgorde zoals die tegenwoordig worden aangehouden, zijn gebaseerd op latere schrijvers als Diodorus Siculus (le eeuw voor Christus) ', die de metopen van Olympia

Ajb. ld J-/erakles reinigt de Augiasstal. Romeinse reliëjkom, 3e eeuw na Cbr., APM 2799


aanhielden, maar er een ordening in aanbrachten: de eerste zes daden horen thuis op de Peloponnesus (leeuw van emea, llydra van Lerna, het Erymanthische everzwijn, de Cerynitische hinde, de Stymphalische vogels en de stallen van Augias). Daarna reist de held naar het zuiden (stier van Kreta), noorden (paarden van Diomedes), oosten (gordel van de koningin van de Amazonen), westen (Geryones), onde1wereld (Cerberus) en het uiterste westen, de grens met het hiernamaals (appels van de Ilespericlen). De andere minder belangrijke daden werden, vaak op geografische gronden, bij de verschillende Werken ondergebracht. Toch werden, ook toen de canon vastgelegd was, zeer vaak één of meer Werken vervangen door andere episoden. In de tweede en derde eeuw na Christus schuift vrij algemeen de roof van de gordel van I Jippolyte naar voren en neemt dan de zesde plaats in. Dit laatste is ook het geval bij het hier besproken fragment: de Amazone is tussen de Stymphalische vogel en de Augiasstallen in geplaatst. Maar afgezien hiervan volgen de afbeeldingen de volgorde van de canon. ! let ligt voor de hand dat op het ontbrekende stuk andere daden van Jlerakles waren afgebeeld, zodat er in totaal zes (of zeven) op de kom stonden . Dat leidt weer tot de veronderstelling dat er een tweede kom bestaan heeft waar de overige werken op waren afgebeeld, kortom dat het om een stel ging. In Pompeii, in het I luis van Menander, is een dergelijk stel zilveren bekers gevonden met daarop twaalf daden van llerakles (an,. 2)'. Iloewel de stijl (en ook de keuze van de episoden) anders is, blijkt hieruit dat dit soort stellen bestonden in meta len vaatwerk en waarschijnlijk dus ook in de goedkopere aardewerken imitaties ervan. Aardewerk e n metaal Men mag aannemen dat reliëfaardewerk een nabootsing is van metalen vaatwerk met ingedreven figuren. Hierbij moet men niet denken dat de pottenbakkerswerkplaatsen beschikten over de zeer kostbare metalen bekers om hiervan direct een aardewerken afdruk te maken ' . Men werkte met afgietsels in gips of aardewerk of met uit de vrije hand nagcboetsecrcle stempels. Wanneer men een gipsen (of aardewerken) mal

Ajb. 2 Herakles rooft de gordel van de Amazonenkoningin. Zilveren beker uit Pompeii, begin le eeuw na Chr.

wilde maken van een metalen beker, dan kon dat niet in één keer: het materiaal zou, wanneer het eenmaal opgedroogd was, niet meer zonder beschadigingen loslaten van het origineel. Men maakte dus deel-mallen, waarvan men clan weer een positieve afdruk kon maken om als stempel te gebruiken. Deze stempels werden gebruikt bij het maken van een negatieve mal, waarin een aantal exemplaren van een kom met reliëfversiering kon worden gemaakt. !let fabricage-proces ging als volgt: eerst vormde men van klei een mantel, waarin de latere mal paste. Deze mantel bakte men, zodat hij stevig was. IIierin draaide men de mal. In de nog zachte klei drukte men de stempels, zodat een negatieve afdruk ontstond. De harde mantel zorgde hierbij voor voldoende weerstand aan

de buitenzijde. De mal werd uit de mantel gehaald, wanneer de klei nog zo soepel was dat men de stempels er gemakkelijk uit kon halen. De mal werd teruggeplaatst in de mantel, waarna men de voorstellingen en de overgangen tussen de stempels kon bijwerken. Wanneer de mal gereed was , werd hij uit de mantel gehaald en gebakken. Daarna kon men in de mal een aantal kommen draaien met een identiek reliëf aan de buitenkant. Wanneer de mal versleten was, maakte men een nieuwe. Vaak werden hiervoor dezelfde stempels gebruikt, alleen niet altijd in dezelfde volgorde of combinaties. Zo komt het dat er kommen zijn die volstrekt identiek zijn én kommen die gedeeltelijk overeenkomen.

,----

-----~

...- -

----·

-

___ ..,

-

~

~

--

.

-

-

Ajb. 3 Tekening vall Romeillse reliëjbeker uil Alexandrië met zeven Werken van llerakles, 3e eeuw na Chr.

3


Kommen uit dezelfde mal De reliëfkom uit het Allard Pierson Museum is waarschijnlijk op de bovenvermelde manier gemaakt. Natuurlijk roept dat onmiddellijk de vraag op of er dan meer soortgelijke kommen bekend zijn. Dit is inderdaad het geval. Bij opgravingen in Alexandrië in Egypte heeft Ernst von Sieglin" een complete kom gevonden (afb. 3). Deze is 7,9 cm. hoog (inclusief standring) en heeft een diameter van 13,2 cm. De tekening van de reliëfs laat zien dat deze overeenkomen met die op ons fragment. Ook de opvul-elementen, zoals de bomen en de attributen van Ilerakles, komen precies overeen. Weliswaar ontbreekt onder de hinde de knots van 1 lerak les, maar in het commentaar bij de tekening wordt speciaa l erop gewezen dat de tekenaar deze vergeten heeft. De grote overeenkomst moet tot de conclusie leiden dat beide kommen met behulp van dezelfde mal gemaakt zijn. 1Iierdoor kunnen we ons exemplaar verder aanvu llen: de andere afgebee lde daden zijn dus de leeuw , de Hydra en het everzwijn met Eu1ystheus die zich in een vat verbergt. Ook hebben we nu de complete afbeelding van de Augiasstallen en kunnen we zien dat Herakles een soort puntige schep in zijn handen houdt om daarmee de aarde weg te ruimen. Op deze kom stonden dus zeven daden afgebee ld . Bij opgrav ingen in Corinthe zijn nog drie fragmenten van kommen met dezelfde reliëfs gevonden , waarvan de publicatie 1 bij één (afb. 4) vermeldt dat hij wellicht uit dezelfde mal als het Alexandrijnse exemplaar komt. Dat zou betekenen dat er dus nu drie kommen (of fragmenten) uit dezelfde mal bekend zijn: Alexandrië, Amsterdam en Corinthe. Bij de andere twee fragmenten uit Corinthe is op grond van de afbeeldingen niet uit te maken of ze uit dezelfde mal komen of uit ee n andere mal die met dezelfde stempels is opgebouwd. Een tweede mal Uit de opgraving in Corinthe komt nog een vierde fragment , waarop Ilerakles bij de Hesperiden staat afgebee ld, een scène die zou thuishoren op de andere kom van het ste l. Deze Hesperidenafbeelding brengt ons bij een complete kom die in Zuid-Italië gevonden is en thans in Bru se! is" (afb. 5). Op deze kom staan de Amazone , de Augiasstallen , de stier van Kreta, de

4

ge verdeling over twee kommen mogelijk was. Bij opgravingen in Patras is ook een reliëfkom gevonden"'. Op grond van de foto in het opgravingsverslag (afb. 6) lijkt deze uit dezelfde mal als het exemplaar in Brussel te komen.

Ajb. 4 Romeinse re/ii4jbekeruit Corinthe,

Je eeuw na Chr., Corinthe CP 523

paarden van Diomedes , Cerberus en de llesperiden afgebeeld. Iloewel deze kom niet de exacte pendant van onze kom kan zijn (immers, twee daden komen op beide kommen voor), komt hij wel uit hetzelfde ate lier: de stempels van de Amazone en de Augiasstal, maar ook die van de boompjes tussen de scènes en de attributen van Ilerakles die zich rondom bevinden , komen overeen •, ook al i er een ander vu lornament gebruikt in de ruimte tussen Amazone en Augiasstal. Elf van de Twaalf Werken zijn nu bekend, alleen Geryones ontbreekt. De Hesperiden nemen twee keer zoveel plaats in als de andere daden en wellicht goldt dat ook voor de Geryones-episode , zodat een evenwicht i-

Deze reliëfkommen vormen binnen het reliëfaardewerk een aparte groep en stammen ongetwijfeld uit één ate lier. Vanwege de rechte wanden en platte bodem worden ze ook wel als pyxis aangeduid", maar deksels zijn nooit gevonden. De versiering beperkt zich tot een klein aantal mogelijkheden: behalve de Werken van Ilerakles zijn er kommen met jachtscènes, strijdscènes en Dionysische voorstellingen gevonden. Van de laatste twee groepen bezit het Allard Pierson Museum ook enige fragmenten. Herkomst en datering De fragmenten zijn overal in het Middellandse Zeegebied gevonden. In Corinth e zijn echter de meeste fragmenten gevonden en bovendien een fragment van een mal. Hieruit zou men kunnen opmaken dat de kommen hier gemaakt zijn. Over de datering lopen de meningen zee r uiteen. Op grond van de opgravingen in Corinth e en Patras kan

Ajb. 5 Tekening van Romeinse reliëjbeker uit Zuid-flalië met zes Werken van Herakles,

3e eeuw na Chr., Brussel R 524


Ajb. 6 Romeinse reliëjbeker uit Patras, 3e eeuw na Chr.

Ajb. 7 Krater met zes Werken van Herakles, uit omgeving van Corinthe (Tenea), 4e eeuw voor Chr., Berlijn 2882

men aannemen dat de kommen tussen 150 en 300 na Christus gemaak t zijn. Een iets preciezere datum zou men kunnen afleiden uit het feit dat in beide opgravingen munten van Sept imius Severus 093-211 na Christus) gevonden zijn".

! let meeste metalen vaatwerk uit de Oudhe id is verloren gegaan vanwege de kostbaarheid van het materiaal. IIet reliëfaardewerk geeft ons althans een indruk -in zeke re zin ook letterlijk- van de technische en artistieke vaardigheden van de ede lsmeden .

Er is reeds gezegd dat dergelijk reliëfaardewerk vaak een imitatie van metalen vaatwerk is. Iloever de traditie van ll erak les-voorstell ingen op metalen vaatwerk in Corinthe teruggaat is niet bekend. In Berlijn bevindt zich een aardewerken krater uit de vierde eeuw voor Christus met daarop in reliëf zes daden van IIerak les (alh. 7). Deze vaas is in de buurt van Corinthe (bij Tenea) gevo nd en en heeft een vo rm die ook in het beschilderde Corinthische aardewerk voorkomt. Waarschijnlijk maakte ook deze vaas deel uit van een stel". l Ioe prachtig het metalen vaatwerk geweest moet zijn, blijkt ook uit de beschrijving die Athenaeus (2e-3e eeuw na Christus) geeft van het vaatwerk dat werd meegedragen in een processie die Ptolemaeus Il Philadelphos (282-246 voor Christus) gehouden heeft in Alexandrië": 'Daarna kwamen de mensen die de gouden stukken droegen, vier Laconische kraters met kransen van tl'ijnhladeren ( ... ) en twee uan Corinthische makelij. Deze hadden vrijstaande, van metaal gedrel'en, zittende figuren hol'enop en op de nek en buik zorguuldig in laag reliëf uiige/loerdefiguren.

oten 1 APM 2799. Dit fragment behoorde tot de collectie van C.W. Lunsingh Schcurlccr, die het in 1922 tezamen met anderen fragmenten rcliëfaardewcrk overnam van de collectie Arndt. Het is dit fragment dat als privébezit wordt vermeld door Lippold, G., 'Ilerakles Mosaik von Liria' jd/XJO..'VII 0922) 6-7, noot 6 en Jacopi, 1., 'Sarcofago con scene di dodccatlo dalla Via Cassia', Archeo logia Classica 21 0972) 309. liet type wordt vanwege de rechte wanden ook wel als pyxis aangeduid: Courby, F., Les \'ases Grecs à relief~. Parijs 1922, 438-+17. 2 Euripides, llerakles 359~135 3 Diodorus Siculus 1, 8-27. 1 Maiuri, A., La Casa del Me11a11droe il suo arge11teria, Rome 1933, 310-321, nos 3~1. Tav. XXV-XXX. AflJcelding 2 is ontleend aan Tav. XXVll boven. 5 I lausmann, ., 1lelle11istische Reliej/Jecher

7 Spitzcr, D. C., Roman relicf bowls from Corinth, ll esperia 11 0912) 162- 172. AflJcelding I is ont leend aan Fig. 5 op blz. 167. De nummers van de 4 Corinthische scherven zijn CP 523, CP 1860, CP 1637 en CP 1638. 8 C \~ Brussel lil , pl.1 039). Volgens CVA afkomstig uit de omgeving van Cumac, volgens Lippold (noot 1) 6 uit Metapontum. Aföcclding 5 is ontleend aan Pagcnstccher (noot 6) 197, Abb. 176. 9 Courby (noot 1) 139. 10 Dckoulakou , 1., in Archeologiko11 Del/ion 30 (1975B) 102. Afl1cclding 6 is ontleend aan Pl. 57b. In Arles is nog een fragment gevonden met Cerberus erop: Lippold (noot 1) 6. 11 Courby (noot 1) 138, Spitzcr (noot 7) 163. 12 Spitzer (noot 7) 192: bij het fragment van de mal is een munt van Septimius Scverus gevonden.

ai,s al/ischen 1111dbüolische11 Werkstäl/en,

13 Berlijn 2882. Aföcclcling 7 ontleend aan Furtwänglcr, A., Die Sam111/1111g Sahourojf 1, Berlijn 1883-1887, Taf. LXXIV. Zie ook Courby (noot l) 193-198. l I Athcnacus, Deip,wsophistae V 199c.

Stullgan 1939, 32-31. 6 Pagenstcchcr, R., Die griechisch-iig)ptiscbe Sammlung h'mst 1•0 11 Sieglin 111,Lcipzig 1913, 197-198, Taf. XXJI-XXII!. Aföcclding 3 is ontleend aan Taf. XXJII.

SLJMMARY

Fragment ofa reliefbowl

with four ofHerakles ' Labours

APM 2799, Taranto. Ex Arndt collcction. On the fragment wc sec Stag, Bi reis, Amazon and ~tablcs. The hem I was presumably one of a pair showing the Twelve Lahours of l lcrakles. lt was cast from a mould into which the scenes wcrc prcsst.:d with loosc stamp.,. By mcans of moulds , series of iclcntical bowls could be made. A complete cxamplc from Ale andria and a fragmt.:nl from Corinth \.vcrc prohably cast from the same mould as the Amsterdam fragment. And the same stamps wcrc uscd to make the Amazon and Stablc scenes of a bowl in Brussels, which diffcrs in othcr rcspccts. Corinth has yiclded many fragmcnts of such bowls and part of a mould , which may indicatc that this type of bowl was a Corinthian product and cxponcd. Ahout A.D. 150-300.

5


Een hut als graf Marijke Gnade Sinds enige tijd bevindt zich in de collectie van het Allard Pierson Museum een opvallende urn die de vorm heeft van een hut (afh. 1-4) 1• Dergelijke urnen werden in de Oudheid gebruikt als opbergplaatsen voor crematieresten van vrouwen of mannen en waren als zodanig exclusief bestemd voor funerair gebruik. Zij worden gevonden in grafvelden in Centraal-Italië, hoofdzakelijk in Etrurië en Latium, en komen voor vanaf de Late Bronstijd tot en met de Vroege IJzertijd (lüde tot in de 8ste eeuw voor Christus). In totaal zijn ongeveer tweehonderd exemplaren bekend. Deze zijn onlangs in een omvangrijk overzichtswerk over huturnen uit Italië gepubliceerd'. De huturn in het Allard Pierson Museum is niet in deze publicatie opgenomen. Kennelijk was hij tot nu toe onbekend.

De huturn De huturn heeft een rechthoekige plattegrond met convexe zijden, vier licht naar buiten bollende en naar boven toe wijder wordende wanden en een dak bestaande uit vier gladde schuine zijden'. Een vierkante opening met afgeronde hoeken in het midden van de voorkant van de urn stelt de deuropening voor die toegang geeft tot de hut. I Iet gedeelte dat op deze plek uit de wand werd gesneden, dient als deur waarmee de toegang kan worden afgesloten. De deur kan aan de buitenkant worden vergrendeld met behulp van een houten of metalen staafje dat door drie verticaal geplaatste en doorboorde uitstulpingen kan worden gestoken. Deze bevinden zich óp en aan weerszijden van de deur. I Iet geraamte van de hut is door middel van verdikte randen geaccentueerd. Aan de voor- en achterzijde, op de uiteinden van de nokbalk , eindigen deze randen in twee omhooggerichte, sikkelvormige uitsteeksels . De nokbalk steekt aan weerszijden iets buiten de hut uit. De urn is met de hand gemaakt van een ongezuiverde klei, het zgn. impasto aardewerk, en varieert in kleur van Jicht tot donkerbruin met hier en daar grijs-zwar-

6

Ajb. l Impasto huturn, APM 12.000

te verkleuringen. Aan de buitenkant van de urn, vooral op de achterkant en op de deurplaat , zijn sporen zichtbaar die erop wijzen dat de maker van de urn het ruwe kleioppervlak heeft gepolijst door met een stokje de overtollige klei weg te strijken in verticale en horizontale streken. Verder vertoont het oppervlak op verschillende plaatsen witte resten die mogelijk afkomstig zijn van loden strips, waarmee de buitenkant van de urn oorspronkelijk versierd was. Op de lange zijden van het dak bestond de versiering waarschijnlijk uit een patroon van één of meer horizontale meanderbanden , terwijl onder en boven de deuropening sporen van een omlijsting van haaietanden herkenbaar is (afh. 1-2, 4). Linksonder van de deuropening tekent zich een swastika motief af, dat zich op de deurplaat lijkt te herhalen (afh. 2). Op de sikkelvormige uit5teek els bevinden zich witte resten in de vorm van een concentrisch bandje.

De huturn als verzamelobject De huturn behoort door zijn goed herkenbare en aansprekende vormgeving tot een categorie aardewerk, die zeer geliefd was bij verzamelaars sinds de eerste vondsten werden gedaan in het begin van de vorige eeuw in Latium .' Ilierdoor raakten vele exemplaren, meestal zonder enige vorm van documentatie over hun vindplaats en meestal apart van de andere objecten waarmee zij gevonden waren, verspreid over talrijke musea , alwaar zij vandaag de dag nog te bezichtigen zijn. De huturn moet echter niet als een op zich zelf staand object beschouwd worden, maar als een belangrijk symbolisch element binnen een begrafenisritueel. Vooral door de systematische opgravingen van de laatste jaren en door modern vergelijkend onderzoek is het mogelijk om de betekenis van de huturnen in het begrafenisritueel beter te bepalen.


Ajb. 2 hnpasto hu turn, morkallt APM 12.000

Ajb. 3 Impasto huturn, achterzijde APM 12.000

Het begrafenisritueel l let begrafenisritueel waarin de huturn past, speelt zich af in de lOde, 9de en begin 8ste eeuw voor Christus toen de doden in grote delen van Italië gecremeerd werden. De crematieresten werden in asurnen opgeborgen . Deze werden op hun beurt geplaatst in kleine putgraven in de grond, waarvan de wanden soms bekleed waren met tufsteentjes of tuf platen. a de crematie van de dode, die waarschijnlijk in de directe nabijheid van het graf plaatsvond, werden de verbrande botresten in de asurn gedaan. Samen met de botresten werd vaak een

persoonlijk object in de urn meegegeven, zoals een kraal, een sierspeld (fibula), een scheermes of een spinsteentje. De asurn werd vervolgens met enkele vaasjes in het putgraf (pozzo) geplaatst. Soms gebeurde dit op de bodem van het graf, soms in een hiervoor speciaal afgescheiden gedeelte, zoals een nis in de zijwand ( locu/11s)of een extra verdieping in de bodem (pozzeuo). In veel gevallen werden de asurn en de grafg ift en extra beschermd, hetzij door een tufstenen houder (custodia) hetzij door een groot voorraadvat (ziro in Etrurië, of een dolium in Latium).

adat de asurn en bijgiften in het graf waren geplaatst, werd deze met stenen en aarde, en soms ook met de resten van de brandstapel, gevuld en afgedekt met een steen. In sommige graven werd door opeenstapeling van tufsteentjes een schijnkoepeltje als afdekkking gemaakt.

Verschillende

typen asurnen

l Iet meest gebruikelijke type asurn is de biconische asurn, een handgemaakte impasto vaas in de vorm van een dubbele kegel en afgedekt met een omgekeerde schotel met één handvat of een deksel in de vorm van een krijgershelm'.

Ajb. 4 Aa11zicht voor- en zijkan t en doorsnede ua11APM 12000, schaa l 1: 4; leke11i11g·G. Strietma11 7


Ajb. 5 Impasto hutum uit Gastel Gandoifo

Wij kennen deze urnen vooral uit Etrurië, waar de biconische asurn voorkomt vanaf de llde eeuw voor Christus . In het oude Latium komt dit type asurn helemaal niet voor. Hier worden vooral eenvoudige voorraadpotten (olle), met of zonder handvat, vaak met een conische deksel of afgedekt met een schotel, als asurnen gebruikt. aast de biconische asurn uit Etrurië en de olla uit Latium wordt in sommige grafvelden in beide gebieden een huturn gevonden. Zij komen slechts in een beperkt aantal graven voor. Uit Etrurië kennen wij honderdzeventien voorbeelden, uit Latium achtenvijftig ". Opvallend zijn hun onderlinge verschillen. Geen enkel exemplaar is gelijk aan een ander. De ene urn heeft een ronde plattegrond met zich naar boven toe vernauwende wanden en een dak met ko1te dakspanten die elkaar boven de nokbalk kruisen. De andere urn i rond met verticale wanden en heeft een sterk overkragend dak met lange dakspanten die eindigen in vogelachtige uitsteeksels (afb. 5-6). Ook de opbouw van de wanden is altijd anders. aast urnen met gladde wanden en alleen een centrale ingang aan de korte zijde (afb. 5), zijn er vele met vensters, of zelfs met een extra ingang aan de lange zijde (afb. 7). Verder zijn er grote verschillen in de decoratie. Deze bestaat uit geometrische motieven die zijn opgeschilderd of geïnciseerd, of door middel van loden strips zijn aangebracht.

Ajb. 6 lmpasto butum uit Tarquinia

Grafgift e n in miniatuur Het naast elkaar bestaan van verschillende typen asurnen en de grote variëteit in huturnen is kenmerkend voor de vroege periode waarover wij schrijven. Ilet dagelijks bestaan, maar ook de omgang met de doden werd in deze vroege eeuwen voornamelijk bepaald door regionale en locale (familie?) tradities. Zo werden alle doden in de 1Ode en begin 9de eeuw weliswaar gecremeerd, maar kon het grafritueel per gebied en per grafveld in details verschillen. Vergelijken wij bijvoorbeeld de graven met huturnen uit Etrurië en die uit

Ajb. 7 Impasto huturn uit Osteria dell 'Osa 8

Latium uit de alleroudste fase, clan valt op dat de graven uit Latium ook nog andere grafgiften in miniatuur bevatten. Zowel de persoonlijke giften, zoals de fibula en het schee1mes die samen met de crematieresten in de urn werden gestopt, als de vazen die hier bovenop werden geplaatst, zijn vaak miniatuurweergaven van vo01werpen die in het dagelijks leven van de dode een rol speelden. Kennelijk bestond in Latium het gebruik om aan sommige dodeclen niet alleen hun huis, maar ook de meest essentiële elementen uit hun leven in symbolische


vorm mee te geven. Deze waren bestemd voor het leven in het hiernamaals'. Twee crem atiegraven uit Rom e Twee voorbeelden kunnen als illustratie dienen van het grafritueel in Latium. Op afbeelding 8 en 9 is de inhoud van twee crematiegraven uit de 9de eeuw voor Christus uit Rome te zien. Deze graven bevond n zich in de oostelijke zone van het Forum Romanum, langs de Sacra Via. llier werd aan het einde van de vorige eeuw een gedeelte van een grafveld uit de 10de-8ste eeuw voor Christus opgegraven". Van de zeventien crematiegraven die in dit grafveld werden gedocumenteerd, bevatten tien graven een inhoud in miniatuur, waarvan vijf een huturn. Afh. 10 toont ons een reconstructie van één van deze graven met de huturn en de grafgiften. De hier afgebeelde inhoud is afkomstig uit graven van twee volwassen mannen. Het aardewerk bestaat voor het grootste deel uit vaasjes die een miniatuur weergave zijn van bekende, grotere vormen uit het dagelijks leven. Zo zijn er allerlei vormen die bestemd waren voor eten en drinken, verschillende soorten voorraadpotten en zelfs een komfoortje in miniatuur. Sommige vaasjes bevatten nog voedselresten. Op schaaltje nr. 11 uit graf C (afb. 8) lagen bijvoorbeeld visgraten terwijl schaaltje nr. 8 andere organische resten bevatte. In schaal nr. 7 in graf Y (afb. 9) lagen enkele schapebotjes. Ondanks hun kleine afmetingen hebben de vaasjes hun functie uit het dagelijks leven kennelijk behouden. De huturn als afbeelding van het huis van de dode !Jet ligt natuurlijk voor de hand om de huturn als een miniatuurweergave van het huis van de dode te zien. In hoeverre dit een waarheidsgetrouwe afbeelding van een reële hut uit die tijd was is onzeker. Er is namelijk nog nooit een volledige hut uit de Oudheid teruggevonden aangezien de hutten gemaakt waren van vergankelijk materiaal. !let beeld dat de archeologen zich tot nu toe van hutten uit de Ijzertijd hebben gevormd, is voorname lijk gebaseerd op grondsporen die reconstructies van ronde, ovale, rechthoekige en vierkante hutplattegronden mogelijk maken. De grondsporen bestaan uit verkleuringen van funderingssleuven en paalgaten; daarnaast zijn er aftekeningen van inge-

('lf'0 \

(

15 '\ 19

12

J1J) 1J

1

~~ 18

19

21

11

Ajb. 8 Inhoud van crematiegraf C van de Via Sacra necropool

graven hutboclems in de maagdelijke grond. De reconstructie van de opbouw van de hutten berust voornamelijk op de paalgaten die wijzen op een houten skelet en op steunpunten voor het dak (afb. 11). Verder worden tijdens opgravingen vaak kleiklonten met hierin afdrukken van riet en twijgen gevonden. Op grond van o.a. deze afdrukken weten wij dat de wanden en het dak van de hutten gemaakt waren van riet en twijgen die tussen de palen waren gev lochten en met klei waren besmeerd. Behalve de archeologische resten zijn er ook de hutten die enkele tientallen jaren geleden nog in Etrurië en Latium in gebruik waren en waa1van functie en uiterlijk in drieduizend jaar waarschijnlijk weinig veranderd zijn. De huturn zelf vormt de belangrijkste bron voor de reconstructie van de hutten. Vooral structurele en decoratieve details van de opbouw, die niet meer in het veld worden teruggevonden, kunnen aan de hutmodellen uit de graven worden ontleend. Vensters en deuropeningen, dakbalken en dakspanten, rookopeningen en deuromlijstingen zijn zeer reali tisch en met veel aandacht voor detail op de verschillende huturnen weergegeven.

Voor wie waren de huturnen bestemd? De identiteit van de gecremeerde doelen voor wie de urnen bestemd waren is vaak moeilijk vast te stellen. Vooral bij de urnen uit museumcollecties is dit het geval, aangezien de belangrijkste informatiebronnen, zoals de botresten en de bijbehorende grafgiften, meestal ontbreken. Systematische opgravingen van de laatste jaren hebben ervoor gezorgd dat ons beeld van de 'bewoners' van de huturnen langzaam aan duidelijker begint te worden. Het is een opvallend gegeven dat slechts weinig doelen het voorrecht van een huturn genoten. In veel grafvelden komen zij helemaal niet voor of slechts sporadisch, terwijl zij in de grafvelden waar zij wel gedocumenteerd zijn, in slechts een klein aantal graven gevonden worden. Eén van de conclusies zou kunnen zijn dat de urn een prestige object was en dat alleen rijke of belangrijke mensen in een gemeenschap een huturn kregen. Deze conclusie lijkt in veel gevallen gerechtvaardigd, zoals bijvoorbeeld in het recentelijk opgegraven grafveld van Osteria dell'Osa, in Latium9 • Op grond van een analyse van de botresten en de grafgiften, blijkt dat alleen mannen hier een huturn kregen. Een bestudering van de verspreiding van de graven met huturnen wijst uit dat deze mannen tevens een belangrijke rol in de gemeenschap ve1vulclen. Zij worden door de 9


opgraafsrer als pater Jam ilias beschouwd. Dit exclusief mannelijk gebruik van de huturn geldt zeker niet voor alle grafvelden. In graven in Rome en de Albaanse heuvels worden de urnen ook door vrouwen en kinderen gebruikt. Wellicht kan hier het gebruik van huturnen verbonden worden met een bepaalde groep uit de gemeenschap of een familietraditie. Een dergelijk fenomeen komt bijvoorbeeld voor in het grafveld van Vetulonia, waar de meeste huturnen zijn gevonden. I lier waren groepen graven met huturnen omgeven door stenen cirkels. Deze zijn geïnterpreteerd als begrenzingen om familiegroepen mee aan re duiden. De urnen zelf bevatten zowel mannelijke als vrouwelijke resten. Bovenstaande illustreert dat de huturnen vooral voorkomen in graven van perso-

nen die zich op één of andere manier onderscheiden van de rest van de gemeenschap. Het specifieke gebruik verschilt per grafveld en werd door locale tradities bepaald.

Typologi sch e ind eling va n huturn e n In eerder genoemde overzichtspublicatie zijn alle bekende huturnen op grond van bepaalde overeenkomstige kenmerken in typen ingedeeld (afö. 12). De typologie is opgesteld met als doel mogelijke regionale en locale verschillen in kaart te brengen en op deze wijze huturnen , waarvan de plaats van herkomst onbekend is, aan een plaats te kunnen toewijzen. !Iet resultaat is een nogal complexe verdeling die het logische gevolg is van de grote verschillen tussen de urnen: twee hoofdgroepen bestaande uit 1) urnen die

,

;~-~#~ ~ ·- __,,! 11

Ajb. 9 Inhoud van crematiegraf Y van de Via Sctcra necropool 10

één geheel vormen en 2) urnen met een apart dak. Binnen deze groepen zijn de urnen op grond van hun plattegrond, die rond, ovaal, vierkant of rechthoekig kan zijn, in acht typen ingedeeld. Sommige typen kunnen weer worden onderverdeeld in sub-types op grond van bepaalde structurele kenmerken die het profiel van de urn bepalen , zoals afmeting, stand van de wanden, uitstekende dakrand, vorm van de nokbalk. Deze subtypes zijn met letters aangegeven. Binnen de sub-types, tenslotte , kunnen weer varianten worden onderscheiden op grond van speciale toegevoegde elementen, zoals vensters, dubbele deuren , portiek; de varianten zijn niet afgebeeld in het schema. Aan de hand van de opgestelde typologie blijkt dat er inderdaad plaatsbepalen de kenmerken bestaan. Eén van de belangrijkste uitkomsten is dar de Latiale urnen zich duidelijk onderscheiden van de Etruskische. De Latiale urnen zijn kleiner dan de Etruskische (niet hoger clan 0,30 cm) en hebben meestal een ronde plattegrond. Zij worden aan de buitenkant vergrendeld , vaak met een metalen staafje gestoken in drie verticale uitstulpingen óp en naast de deur. Daarnaast wordt er meer aandacht besteed aan de weergave van structurele elementen, zoals palen langs de wanden, dubbele deuren, zijvensters, portiek en een afdakje. De Etruskische urnen zijn over het algemeen groter clan de Latiale, vooral de urnen die afkomstig zijn uit de kustgebieden. Zij hebben meestal geen sluitingen aan de buitenkant en de structurele elementen zijn ondergeschikt aan een overvloed aan decoratieve details , zoals uiteinden van dakspanten in de vorm van vogelachtige beesten, meer gebruik van incisieversiering en vooral loden strips die het oppervlak versieren. Verder zijn de meeste urnen met apart dak afkomstig uit Latium, is een slechts licht overkragende dakrand typisch Latiaal en vertonen de Latiale urnen aan voor- en achterzijde van het dak meestal een blinde rookopening met daaronder halfronde of horizontale verstevigingen waaruit drie balkjes steken. aast een regionaal onderscheid, is het soms ook mogelijk urnen aan een specifieke plaats toe te wijzen. Dit geldt vooral voor Etrurië, waar aparte centra met typische kenmerken herkend kunnen worden. In Latium is eerder sprake van


dit kenmerk vooral voorkomt hij exemplaren uit Latium lijkt een toewijzing van de urn aan dit gebied gerechtvaardigd. De herkomst van de drie eerste parallellen uit dit gebied ondersteunen deze hypothese. Voor de twee andere parallellen geldt dat zij door de onderzoekers genoemd worden als exemplaren die typologisch verwant zijn aan de Latiale. Voor een Latiale toewijzing kunnen ook nog andere argumenten genoemd worden. Behalve het formaat van maximaal dertig centimeter, heeft de urn een vergrendeling aan de buitenzijde zoals wij vooral uit Latium kennen.

Ajb . 10 Putgraf Y. Doorsnede uan pul en do/i11111 met uondsten ÎII SÎI Il

een algemene uniformiteit, te1wijl de urnen uit één centrum onderling nogal verschillen.

Herkom s t va n de hut in he t mu se um De huturn in het Allard Pierson Museum valt op door zijn grote eenvoud van structuur en door afwezigheid van toegevoegde details, zoals dakspanten, vensters, rookopeningen en deurlijsten. Juist door de afwezigheid van deze elementen is de plaats van herkomst moeilijk te bepalen. Van de ongeveer tweehonderd gepubliceerde urnen zijn er slechts vijf die enige overeenkomst met onze urn vertonen, hetzij door hun rechthoekige plattegrond en het profiel, hetzij door de accenten op de hoeken van de wanden en de hoofdbalken van het dak. Een goede parallel komt uit Marino, een plaatsje in de Albaanse heuvels in Latium (afb. 13a) "' Deze urn heeft een rechthoekige plattegrond en licht convexe en naar hoven toe wijder wordende wanden. De hoofdbalken van het geraamte zijn geaccentueerd door middel van verdikte randen, alleen vertonen de lange zijden nog twee extra verticale randen. ! let verschil met onze urn is dat de randen met vingerindrukken versierd zijn. Verder is de deuropening groter, de sluiting van de deur anders, het dak over kragend en het profiel lager en meer gedrongen.

Eveneens uit Latium, uit Grottaferrata, komt een huturn (afb. 13h) die in eenvoud en door accent op de hoofdbalken aan de voorzijde overeenkomsten vertoont met de APM urn '' . De plattegrond is echter bijna rond en het profiel is naar hoven toe sterk versmallend. De beste parallel is een urn in het Museum van Mannheim (an,. 13c). Zijn herkomst is onbekend, maar hij wordt toegeschreven aan Latium 12 • Vooral de onderkant vertoont sterke gelijkenis; het dak is daarentegen veel meer uitgewerkt.

Een belangrijk detail dat hier nog niet behandeld is, vormt de oorspronkelijke decoratie met metalen, waarschijnlijk loden strips. I loewel slechts als resten en in vage patronen op het oppervlak bewaard, zijn zij onmiskenbaar. l let gebruik van loden strips ter versiering van de urn komt vooral in Etrurië voor , met name in Vulci en Tarquinia. In Latium is dit gebruik bijna onbekend , met uitzondering van twee urnen die afkomstig zijn uit Castel Gandolfo " . Ons exemplaar zou het derde voorbeeld zijn. Over de datering van de huturn uit het Allard Pierson kunnen wij kort zijn. Evenals de meeste urnen uit Latium moet dit exemplaar ergens in de 10de of de eerste helft van de 9de eeuw voor Christus gedateerd worden. De afwezigheid van grafgiften maakt een exactere datering onmogelijk.

Buiten Latium zijn twee andere parallellen bekend. De eerste is een urn uit Bisenzio, in Etrurië (an,. 13d) " . Deze is weliswaar veel kleiner, maar vooral vergelijkbaar door zijn eenvoud in uitvoering en rechthoekig plattegrond. De tweede urn is afkomstig uit Campo Reatino, in het Sahijnse gebied (an,. 13e) ' '. Dit exemplaar heeft als overeenkomsten een eenvoudige uitvoering, hetzelfde type deurbevestiging en in reliëf weergegeven dakrand en balken aan de voorzijde van het dak. De plattegrond is echter bijna cirkelvormig. I loewel de parallellen slechts ten dele vergelijkbaar zijn met onze urn vertonen zij één gemeenschappelijke overeenkomst, namelijk een grote eenvoud in uitvoering met accenten op de structurele hoofdelementen. Aangezien

Ajb. 1 l Recomlntclie ua11een

h111

11


TIPO 1

TIPO 2

TIPO 6

A

A

TIPO 3 B

B

A

C

•-

TIPO 7

A

D

B

TIPO 8

TIPO 5

A

G

B

H

C

D

onbekend. Gepresenteerd in "Aanwinsten in 1990" MVAPM nr. 50 0991) 33, nr. 7, anJ. 2. 2 G. Bartoloni , F. Buranelli, V. D 'Atri , A. De Santis, Le ume a capanna rinvenute i11!tafia , Rome 1987. De meeste informatie voor dit artikel is ontleend aan deze publicatie. De eerste studies over dit onderwerp verschenen in 1925: W.R. Bryan , ltalic Hut Ums and J lul Um Cemeteries, Rome 1925 en J. Sundwall, Die italischen Hiillenumen , Abö 1925.

3 Basis 20,5 x 18,5 cm; maximum hoogte 30,0 cm; maximum lengte 26,2 cm; maximum breedte 23,0 cm. Basis intact, wanden en dak

B

TIPO 4

No ten 1 APM 12.000. Aangekocht in de Zwitserse kunsthandel , maart 1990. Herkomst

in veel fragmenten gebroken geweest; gerestaureerd. 4 De eerste huturn werd in 1817 gevonden tijdens de aanleg van een weg bij Castel Gandolfo, in de Albaanse heuvels ten oosten van Rome, waar een grafveld uit de vroege I]ze11ijd werd ontdekt. De graven en inhoud werden niet of nauwelijks gedocumenteerd; de vondsten werden veelal afzonderlijk verkocht. 5 Vgl. APM 11.000 A-B. Gepubliceerd in MVAPMnr. 33 0985) 1-5. Zie ook !!.A.G. Brijder e.a., De Etrusken, tentoonstellingscatalogus Amsterdam 1989, afb. 29-32 en kleurenplaat 21. 6 Plaatsen in Etrurië waar huturnen zijn gevonden: Vetulonia (51), Bisenzio 03), Vulci (10), Tarquinia (7), Veii (10), Allumiere (1), Monte Tosto (24) en Cerveteri (2). De exemplaren uit Latium komen uit Rome (6), Gabii (16), Pralica di Mare (2), Colonna (1) , Grouaferrata (9), Marino (3), Rocca di Papa (1) , Castel Gandolfo (16) , Albano (1), Velletri (1), en een losse vondst uit de Albaanse heuvels (1) ; 1 exemplaar is afkomstig uit het Sabijnse gebied en 1 exemplaar uit Campanië. Van 17 exemplaren is de herkomst onzeker, 4 zijn alleen uit de literan1ur bekend. 7 Over dit typisch Latiale fenomeen van miniaturiseren van de grafgiften, zie G. Colonna, 'Preistoria e protostoria di Roma e del Lazio ', Popol i e civiltà de/l '!talia antica Il

0974) 290-292.

Ajb. 12 Typologisch schema van de huturnen uit Italië

8 De opgravingen in de Forum necropool werden uitgevoerd tussen 1902 en 1905 o.l.v. de Italiaanse archeoloog Giacomo Boni; de graven werden in de jaren '50 door de Zweedse archeoloog Einar Gjerstad gepubliceerd: E. Gjerstad, Early Rome, Il , 7be Tombs, Lund 1956 9 A.M . Bietti Sestieri, in Bartoloni 1987, 188-

192. 10 Marino , Campofattore, graf 1, Bartoloni 1987, 94, nr. 153, Fig. 71, Tav. XX:XVU, c-d; datering !Ode eeuw voor ChrisLLJs. 11 Grottaferrata, Villa Cavalleui, graf IX, Bartoloni 1987, 91, nr. 145, Fig. 68, Tav. XXXVc; datering lüde eeuw voor Christus.

12


Ajb. 13

13aMarino 13h Grollajèrrala

13c Mannheim

12 Mannheim , Stiidtischcs Reiss-Museum , inv. nr. Bg. 18, Ba11oloni 1987, 116, nr. 192, Fig. 93, Tav. LVI ,a-b. 13 Biscnzio , ecropoli di Porto Madonna graf Il, Bartoloni 1987, 50, nr . 61, Fig. 27, Tav . XV,d; datering 9de eeuw voor Christus. l I Campo Reatino, Bartoloni 1987, 7'-l, nr. 118, Fig. 54, Tav . XXVII,a. 15 Bartoloni 1987, 202-3; datering eerste helft 9de eeuw voor Christus.

Verantwoording afbeeldingen Afb. 1-3, foto's M. Bootsman. AfĂś. 4, tekening G. Strieum111.Afb. 5-7, foto 's uit Bartoloni 1987, Tavv. XLIV,c; XIX,c; XXXlll,b. Afb. 8-10 foto's uit Gjerstad 1956, Figs. 48, 74, 73. Afb. ll-13a -e uil Bartoloni 1987, Figg. 99, 96,71,

13d Bisenzio 13e Campo Reatino

68, 93, 27, 54.

SUMMARY

An Iron Age hut urn The Iron Age hul urn, APM 12.000 (figs. 1-4), was acquired in 1990 (30 cm high). Il is in the form of a contemporaneous hut and was used as a cinerary urn. Pieces of bone and burial gifts have nol been prese1ved . Malerial is impasto and the shape simple: rectangular base wilh slightly convex sides, naring walb and a roof with four slanting sides. The headbeams of the construction have been emphasized by ridges; these end on both sidcs of the ridgepole in moonshaped elcments. White (lead) strips marked the walls , door and roof. On the grounds of its typological characteristics, the urn can be attributed to Latium . A few urns show only a genera ! resemblance. The date is the tenlh or the first half of the ninth cenru1y B.C.

13


Vier stèles uit Kom Aboe Billoe, Egypte

Willem M. van Haarlem ! Ier Museum bezit vier overeenkomstige kleine grafstèles' uit Kom Aboe Billoe, gelegen aan de woestijnrand ten noordwesten van Cairo. ! lier lag in de Romeinse tijd de dodenstad van de plaats Terenouthis. De Arabische naam Kom Aboe Billoe is afgeleid van de naam van de god Apollo, di e er destijds een tempel had. Terenouthis ("Stad van Renenoet er'·, moderne naam Tarra11a) was toen een belangrijk handels centrum voor zout en natron (belangrijk voor de mummifica tie) , afkomstig uit de Westelijke woestijn. aast de Egyptische bewoners telde de stad een naar verhouding grote bevolkingsgroep die van Griekse origine was. Er is daar een zeer groot aantal graven blootgelegd , waarvan de meeste een rechthoekig e tichelstenen opbouw had den '. I Iierin was vaak een nis uitgespaard voor de karakteristieke stèles, di e er in groten getale gevonden zijn. Ze zijn te dateren vanaf de eerste eeuw vóór tot de vierde eeuw na Christus. De stèles in het Museum stammen alle uit de eerste eeuw na Christus. Deze groep illustreert goed het samengaan van Oudegyptische en laatIIellenistische elementen, tot vlak vóór het overal doordringen van het christendom. Ze zijn makkelijk te herkennen aan de hand van bepaalde kenmerken '. Zo vallen ze in twee grote groepen uiteen, één waarbij de dode liggend op een aanligbed is afgebeeld , en één waarbij hij of zij als staande figuur is weergegeven, in het laatste geval vaak met opgeheven armen, in een aanbiddende houding. In beide gevallen worden de overledenen regelmatig vergezeld door de Egyptische dodengod Anoebis in de vorm van een of meer honden of de god I Iorus in de figuur van een valk . Inscripties in het Grieks komen ook geregeld voor . Een enkele keer zijn meerdere figuren op een steen afgebeeld. Dat is het geval met de eerste te bespreken stèle (afb. 1): de aanbiddende vrou-

14

Ajb. 1 Stèle met 11ro11w en twee kinderen, kalk.steen, le eeuw na Chr., APM 7813

wenfiguur in het midden wordt geflankeerd door twee andere , kleinere figuren, waarschijnlijk haar kinderen (dochter links , zoon rechts). Onder de basislijn is ruimte vrij gelaten voor een nooit aangebrachte inscriptie. De vrouw is gekleed in een gewaad, dat in plooien onder de borsten opgenomen is. Een lijn

bij de hals zou kunnen duiden op een onderkleed . Beide kinderen lijken chitons te dragen. Ze zijn en proj,I weerge geven en heffen maar één hand op, in tegenstelling tor hun moeder(?). Deze is bovendien en face afgebeeld. De uitvoe ring is vrij primitief.


Ajb. 2 Stèle mei man op nistbed, kalksteen, Je eeuw na Chr., APM 8188

De laatste stèle (afl1. 4) is helaas zwaar beschadigd. Te onderscheiden is nog een vrouwenfiguur, gekleed in chiton, en liggend op een aanligbed met kussens en een matras met een soortgelijke structuur als op de vorige stèle. Afwijkend is de narthex (schelpvormig gewelf van een nis) boven het hoofd van de vrouw. De rechterhand ondersteunt het hoofd, en in de linkerhand heeft ze hoogstwaarschijnlijk een voorwerp gehouden; die plek is helaas te zwaar beschadigd om nog iets te kunnen herkennen , hoewel het vermoedelijk om eenzelfde beker gaat als bij de tweede stèle. Onder het bed lijkt ook nog minstens één voOiwerp gestaan te hebben. Vaag zijn de omtrekken van een kleine orante-figuur (kind ?- zie de eerste stèle) met opgeheven armen te zien links van de vrouw, hetzij zittend op het bed of er vóór staand.

De tweede stèle is er een van het andere type (afb. 2): een man , gekleed in chiton (een van de llellenistische componenten van deze stèles), ligt op een rijkelijk van geruite kussens voorzien aanligbed, ook een Grieks-Romeinse invloed. I let reliëf is diep uitgehakt. In zijn hand houdt hij een beker met twee kleine handvatten. Onder het bed staan offergaven (het Egyptisch trekje): twee bossen bloemen, een amfoor in een standaard en een van drie leeuwepoten voorzien tafeltje. l let onderschrift geeft in Griekse letters 'l larpokrates'. De derde stèle (afb. 3), ooit gebroken geweest, toont eveneens een liggende figuur, in dit geval een bebaarde man, gekleed in chiton. Zijn aanligbed is ook van meerdere kussens en matrassen (de laatste voorzien van een soort gedraaid patroon) voorzien. Naast Anoebis, op een soort voetstuk aan het voeteneinde weergegeven, komt nog een ander typisch Egyptische clement op deze stèle voor: de -hier slecht te herkennen- zogenaamde 'handguirlande' in de opgeheven rechterhand. Dit is een kleine bloemenkrans als teken voor het met goed gevolg doorstaan hebben van het Dodcngericht. Onder het bed lijken nog enige nauwelijks als zodanig herkenbare offeranden te staan: misschien kruiken 7 Een ietwat grove uitvoering van het geheel, in verhoogd reliëf, is daar debet aan. In Griekse lettertekens staat onderaan geschreven: 'Isicloros, oud vijftig jaar; vaarwel''.

AJb. 3 Stèle mei man op rustbed , kalksteen, Je eeuw na Chr., APM 7768

15


Deze zeer karakteristieke verzameling stèles geeft zo een duidelijk beeld van het samengaan van elementen uit beide bevolkingsgroepen, de autochtoon Egyptische en de Griekse, zoals dat vanaf het begin van onze jaartelling plaatsvond.

Noten 1 Afb. 1: APM 7813, hoogte 31,5 cm - breedte 16,6 cm; An,. 2: APM 8188, hoogte 29 cm breedte 38 cm; Afö. 3: APM 7768, hoogte 35 cm - breedte 25 cm; Afö. 4: APM 7767, hoogte 23 cm - breedte 38,5 cm. Alle van kalksteen. 2 De slangegodin Renenoetet was de patrones van zogende moeders.

3 Zie hiervoor S.A.A.

assery e.a., ouvelles Stèles de Kom Abu Bellou, in BIFAO 78

Ajb. 4 Stèle rnet vrouw op rustbed, kalksteen, le eeuw na Chr., APM 7767

0978), 231-258, m.n. fig. 2. 4 Uitgebreid besproken in: K. Parlasca, Zur Stellung der Terenuthis -Stelen , in MDAIK 26 0970), 173-198. Voor de dateringen zie met name 181 ff. Zie ook: K. Parlasca, Römischägyptische Grabrcliefs. Der aktuelle Stand

eines Forschungsprojekts , in: Roma e /~;°f{illo nel Anlicbitá Classica , Cairo 6-9 Febbraio 1989, 265 ff.

5 Zie P.J. Sijpesteijn K.A. Worp , ObjecL~ with Greek texL5 in the Allard Pierson Museum , Amsterdam , in ZPE 27 0977), 157.

SUMMARY

Fo ur Terenuthis stelae Descriplion and discussion of four so-called Terenuthis stelae in the Museum which were made in Egypt cluring the Roman Periocl and which can be clatecl to the first centllly A.D.

Bloembakken of askisten? René van Beek !Iet is voor het Allard Pierson Museum vaak een verrassing welke voOJwerpen de collectie zullen aanvullen. Een klein budget en een grote concurrentie maken het moeilijk interessante vo01werpen aan te kopen. Soms kan het museum 'z ijn slag slaan', zoals uit dit verhaal zal blijken. Bijna een jaar geleden werden bij een veilinghuis in Amsterdam twee 'bloembakken ' te koop aangeboden, in de catalogus aangekondigd als 'A pair of sanclstone jardinieres'. De stenen bakken hebben duidelijk lang buiten gestaan en zijn ve1weerd. ITet reliëf waarmee zij zijn versierd is gesleten en op sommige plaat5en groen van het mos. Vrijwel iedereen liep achteloos langs deze weinig aanzienlijke objecten die toch waardevoller zijn clan men in eerste instantie dacht. Voor de archeoloog zijn de bakken herkenbaar als twee Etruskische askisten uit het eind van de tweede eeuw voor Christus. De steensoort van de kisten en de stijl van het reliëf waarmee de urnen zijn versierd duiden erop dat de urnen afkomstig zijn uit Volterra.

16

Ajb. 1 Overzicbt va,, de Etniskische as11rne1Zzoals die staan opgesteld in de Etruskische afdeling

! Ict museum kon de 'bloembakken ' voor een gering bedrag verwe1ven en sinds die tijd telt de Etruskische afdeling in het museum in het totaal vijf stenen askisten

(a0))'. In overleg met de restauratrice zullen de askisten verder van aanslag worden ontdaan.


Ajb. 2 Etruskische asurn met ajscheidsscène, APM 13.002

Askisten in een graf Vanaf de derde eeuw voor Christus neemt het aantal crematies in Etrurië toe en dat was de aanleiding voor een toenemende vraag naar a urnen. Asurnen werden tot aan de Romeinse keizertijd , met name in de Etruskische plaatsen Volterra, Chiusi en Perugia vervaardigd. In deze drie steden waren drie soorten materiaal in gebruik. In Perugia en Chiusi vooral terracotta , terwijl in Volterra albast en grijzige lokale kalksteen of kalktuf werd gebruikt. Deze steen wordt in de omgeving van Volterra gevonden en is gemakkelijk te bewerken. In en rond Volterra is een aantal ateliers werkzaam geweest waar ambachtslieden de asurnen, be ·taand uit een kist en een deksel, in grote hoeveelheden maakten. De asurnen werden in graven, vaak familiegraven, geplaatst. De achterzijde stond tegen de grafwand en dit verklaart dat deze zijde nauwelijks of niet werd bewerkt. De zijkanten van de urn zijn glad en de voorkant is versierd met een hoogreliëf. ! let is moeilijk om een chronologie aan te brengen in de honderden asurnen die massaal werden gemaakt in werkplaatsen door locale ambachts li eden. 1Ielaas zijn er weinig graven gevonden waarbij aan de hand van de grafcontext een nauwkeurige datering van de asurnen mogelijk is. Graven werden vaak lang gebruikt, er werden steeds nieuwe urnen bijgeplaatst en zelden is bekend welke objecten bij welke asurn behoorden. Er zijn ook geen munten gevonden die een

aanwijzing voor een datering kunnen geven. Op grond van de stijl van het reliëf tracht men tot een datering te komen. In Kopenhagen doet de archeologe Marjatta ielsen onderzoek naar Etruskische asurnen. Zij heeft ook de urnen in Amsterdam in haar onderzoek betrokken en komt op grond van vergelijking met andere urnen tot de conclusie dat de recent verworven askisten aan het einde van de tweede eeuw voor Christus moeten zijn vervaardigd.

Afscheidsscènes Asurnen hebben vaak een reliëf met een funeraire voorstelling. Karakteristiek voor urnen uit Volterra zijn de zogenaamde afscheiclsscènes. In Perugia en Chiusi komt dit thema zelden voor. De hoofdpersonen bij een afscheidsscène zijn een man en vrouw die elkaar de hand reiken. Het lijkt om gehuwden te gaan die afscheid van elkaar nemen op dezelfde manier als waarmee zij hun huwelijksverbintenis aangingen, namelijk door het geven van de rechterhand. De man draagt een kort gewaad waarover een mantel is geslagen en de vrouw is te herkennen aan de chiton die onder haar mantel uitkomt. Vaak wordt verondersteld dat de overledene te herkennen is aan de mantel die over het hoofd is geslagen. Ook op de recent verworven urnen zijn afscheiclsscènes afgebeeld (afb. 2 en 3)'. Op de urn van afheelding 2 staan boven de plint zeven, vrijwel frontaal weerge-

geven figuren . Iloewel het reliëf zeer is gesleten, valt op dat de figuren dicht tegen elkaar staan en het hele vlak vullen. De hoofden zijn op dezelfde hoogte weergegeven; men spreekt van isoce.falie. De tweede figuur van links is een man gekleed in een mantel. I lij geeft zijn rechterhand aan de vrouw naast hem , die een mantel over haar lange chiton draagt ; een slip van de mantel is over het hoofd geslagen. Met hun linkerhand houden de man en vrouw een slip van de mantel omhoog. Rechts van de vrouw staan nog twee vrouwen en een man die deel uitmaken van het treurende gezelschap'. De twee buitenste figuren vallen op door hun kleding en hun vleugels. Zij zijn gekleed in een korte chiton en hebben kruislings lopende banden over de schouders die tussen de omblote borsten samenkomen. 1let haar is in een knot samengebonden en zij dragen een naar beneden gerichte fakkel. liet zijn Etruskische clooclsdemonen; zij worden Vanthen genoemd. Op vele asurnen komen zij voor; zij begeleiden de overledenen op hun reis naar de onderwereld. De naar beneden gerichte fakkel benadrukt het einde van het leven of de duisternis van de onderwereld . Op de andere recent verworven asurn staan zes figuren en een paard afgebeeld (afb. 3). De figuren zijn op dezelfde frontale wijze weergegeven in hetzelfde type kledij. Degenen die afscheid nemen van elkaar staan in het midden ; links de vrouw en rechts de man. Links van de vrouw staat nog een vrouw en links van deze laatstgenoemde een jongen , misschien haar zoon. Wellicht familieleden die de overledene vergezellen. Ook de Vanthen op de hoeken van het reliëf ontbreken nier. Opvallend is dat de rechter Vanth een paard leidt. I Iet paard heft het rechterbeen op en lijkt de overledene te komen ophalen voor de reis naar de oncle1wereld. Dit is geen ongebruikelijk scène op urnen uit Volterra. In het archeologisch museum in Volterra staan honderden asurnen waaronder diverse urnen waar paarden en Vanthen op voorkomen.

Deksels Een belangrijk onderdeel van de asurnen is het deksel dat op de askist ligt. De deksels zijn net als de kisten , uit één stuk gehakt en aan de onderkant enigszins uitgehold. Eigenlijk zijn de deksels nog karakteristieker voor de Etruskische beeldhouwkunst clan de reliëfs van de

17


guur toe. Waren er echter alleen nog deksels met vrouwelijke figuren beschikbaar , dan werden zij van geslacht veranderd ' . Soms is dat aan een deksel te zien. ! let gaat dan niet om latere bij,verkingen, maar aan de techniek van het beeldhouwwerk is te zien dat dezelfde hand die de deksels had gemaakt ook de veranderingen aanbracht. Die veranderingen werden meestal aangebracht in de attributen. Een boek of offerschaal werd veranderd in een waaier. De gezichten lijken veel op elkaar en werden ook nauwelijks of niet veranderd. Een extra bewijs dat het niet om echte portretkunst gaat. Waarschijnlijk was een aantal standaardkoppen in voorraad en daar werd een enkel detail aan veranderd.

Ajb. 3 Elruskische asurn met afscheidsscène; rechts een paard, APM 13.001

kistjes zelf. !Iet zijn mannen , vrouwen of een enkele keer een kind die 'aanliggend ' worden afgebeeld. Ilet is alsof zij aanliggen aan een banket zoals dat ook op Etruskische wandschilderingen voorkomt. Van het eigenlijke aanligbed is weinig te zien. De benen zijn opgetrokken en door de mantel aan het zicht ontrokken. Rond 400 voor Christus verschijnen aanliggende figuren in de Etruskische sculptuur. In de loop van de tweede eeuw voor Christus veranderen de proporties van het lichaam. De hoofden worden groter en het lichaam speelt een minder belangrijke rol. De frontaal weergegeven gezichten van de figuren lijken veel op elkaar, dus er is geen sprake van portretten. Een goed voorbeeld is de man op het deksel dat is geplaatst op de urn met het reliëf met paard (afb. 4). Zijn grote, naar beneden spits toelopende gezicht heeft een sombere uitdrukking. In de grote ogen zijn de oogleden aangegeven maar niet de pupillen. Opvallend zijn de grote neus, de dikke lippen , kin en flaporen. Op het hoofd draagt de man een soort mutsje met een dikke rand. Met de linkerarm steunt hij op een kussentje te1wijl hij in de rechterhand een offerschaal of palera vasthoudt. I Iet aantal attributen dat mannen en vrouwen kunnen vasthouden is beperkt. Voor mannen zijn dat bijvoorbeeld een schrijftafeltje , een drinkbeker of een offerschaal. Voor vrouwen zijn dat een waaier , een spiegel of een granaatappel.

18

De houding van de linkerhand van de man komt meer voor. Zijn twee middenvingers zijn licht naar binnen gebogen, de pink en de wijsvinger zijn gestrekt. Vaak wordt gesuggereerd dat deze houding e n speciale betekenis heeft, bijvoorbeeld een apotropeïsche of kwaadafwerende betekenis . De achterkant van de deksels is vrijwel onbewerkt. Een enkele plooi van het kussen, een slip van de mantel en de voetzool van de linke1voet zijn aangegeven. Mannen of vrouwen Van alle deksels die in de omgeving van Volten-a zijn gevonden , is ongeveer 60% versierd met een mannenfiguur en 40% met een vrouwenfiguur. Aannemende dat kisten en deksels in gelijke verhoudingen bewaard zijn, kunnen we voorzichtig concluderen dat er kennelijk een overschot aan asurnen voor mannen werd geproduceerd. Dit geeft misschien een indicatie voor het verschil in sociale status tussen vrouw en man in de Etruskische maatschappij in de hellenistische periode. 1Iet zal in Volterra gebruikelijk zijn geweest dat de nabestaanden in de werkplaats een askist voor een overledene uitzochten. Een probleem ontstond wanneer er niet voldoende deksels met figuren van het gewenste geslacht voorhanden waren. Waren er veel mannen overleden , clan nam vanzelfsprekend de vraag naar deksels met een rnannenfi-

Van jong naar oud In het museum bevindt zich ook een deksel die een kleine aanpassing heeft ondergaan. Ilet betreft het deksel dat op de urn met de paardescène is geplaatst. Ogenschijnlijk is er sprake van een doorsnee mannenkop , maar opvallend is dat de lokken op het voorhoofd die onder het mutsje uitkomen zijn weggehakt. Waarschijnlijk had de overledene een kaal voorhoofd en probeerde men door het aanbrengen van een dergelijk detail een persoonlijke noot aan te brengen. llet blijft moeilijk de leeftijd van de overledene te schatten aan de hand van de afbeelding op het deksel. Op sommige urnen komt een inscriptie voor waarin de leeftijd wordt genoemd, maar bij de eenvoudiger asurnen, zoals bij onze aanwinsten, is dat niet het geval. ! let deksel met de man behoort tot een standaardtype en wordt gedateerd aan het eind van de tweede eeuw voor Christus ". De deksels die nu op de pas verwo,ven urnen liggen behoren zeker niet bij de kisten ' . Zolang kist en deksel niet bij elkaar worden gevonden , blijft het onzeker welke deksel bij welke kist behoort. Sinds de achttiende eeuw zijn meer clan 1000 Volterraanse askisten gevonden waarvan deksels en kisten verspreid zijn geraakt over verschillende archeologische collecties. En nog steeds duiken van tijd tot tijd kisten en deksels op in de kunsthandel.


Ajb. 4 Deksel van Etmskische asurn met aanliggende man, APM 1477

Not e n J I Ict betreft de askistcn Allard Picrson Museum 13.001 en 13.002. 2 Een greep uit de grote hoeveelheid literatuur die er is verschenen over Etruskische asurnen: - Brunn, 11., Körte , G. / ri/iel'i de/Ie ume elrusche !-lil, Roma-Berlin 1870-1916. - CriMofani, M., Co1p11sde/Ie ume elrusche di elà ellenislicà, Deel 1: / complessi lomhali. Deel Il: Il Museo Guarnacci, Florence 1977. - Meer, L.B. van der , El111scm1ur11sfrom Vu/terra. S!udies 011Mylhological Represe11Jalio11sI-11, diss., Groningen 1978. - Nielsen, M. , The Lid Sculptures of Volterran Cinerary Urns, Studies in the Romanization of Etruria, ed. P. Bruun (Acla !11sti/11/iRomani Fi11/a11diae5), Roma 1975, 263-401. Zeer recent verscheen een artikel: Marjatta ielscn: Etruskische mannen en vrouwen recente grafvondstcn in Perugia , lfer111e11e11s 65, 1, 1-10.

3 Allard Picrson Museum 13.002 (afb. 2) br. 63,5 cm; h. ,14,5 cm; d . 21,5 cm en Allard Picrson Museum 13001 (afb. 3) br. 61,5 cm; h. 46 cm; d. 23,5 cm. 'l ! let aantal in het reliëf afgebeelde mannen en vrouwen is mceMal gelijk verdeeld. 5 Eén van de duidelijkste voorbeelden ,·an dergelijke veranderingen is te zien bij een urn uit het J. Paul Gctty Museum in Malibu. 6 Marjatta ielsen uit Kopenhagen deelt de deksel in bij de zogenaamde 'ldealizing group', eind tweede eeuw voor Christus. 7 Zie voor het probleem van kisten en bijbe horende deksels : R. van Beek, ' Kisten en deksels in de Etruskische afdeling', M\~PJ\1 28, 1983, 11-15.

SLMMARY

Two Etru sca n c in e rary urn s Two Etruscan cincrary urns in the form of stone chcsLs wcre hought at an auction by the Museum in 1992. Each shows a farcwcll scene in which the membcrs of the family stand bcsidc of a man and woman who clasp right hands. An urn lid with a rcclining male figure is also considcrcd. The original hair on the forchcad has been rcmoved, probahly to emrhasize that the man had a bakl forehcad.

19


Antiquariaat

Halos

Halos is een onlangs opgericht verzendantiquariaat gespecialiseerd in boeken en prenten op het gebied van de archeologie

Voor de uitbreiding van het bestand vraagt Antiquariaat Halos zowel kleine als grote collecties archeologische boeken te koop

Antiquariaat Halos van Lennepstraat 290" 1053 KO Amsterdam Telefoon 020-6835523 ('s avonds) Jacob


KUNSTHANDEL M. ZILVERBERG Archeologie - Antieke munten

GRIEKSE ZWARTFIGURIGE DRINKSCHAAL OP HOGE VOET Diam . 19.4 cm. Attisch, Kassei-cup, 530-510 v. Chr.

Rokin 30 ' - l 0 12 KT Amsterdam Tel.: 020 - 625 95 18 Fax: 020 - 625 95 18 00 08



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.