APm : Allard Pierson mededelingen, afl. 69

Page 1

Allard Pierson M~seum Amsterdam )(

Mededelingenblad nr. 69 -1997 Vereniging van Vrienden


INHOUD E. van Eeten en R.A. Lunsingh Scheurleer Een uitmuntende schenking A. Vondra Paard in toom een Romeinse metalen ' hackamore '

•

S.T.A.M. Mo ls Goden, Genii en vroege vogels

Romeinse gouden munt, een aureus, van keizer Magnentius , 350-353 na Christus . Voorzijde:gedrapeerde buste v.d. keizer. lM . CAE . MAGNENTIUSAUG. Keerzijde:Yictoria en Libertas met trofee.

Het Mededelingenb lad is een pub licatie van de Vereniging van Vr ienden van het Allard Pierson Museum te Amsterdam Redactie: Dra. S.B.M. van der NoordaaDominicus van den Bussche Prof. dr. H.A.G . Brijder Prof. dr . R.A. Lunsingh Scheurleer Dra . G. Jurriaans-Helle Vormgeving: George Strietman Fotografie: M. Bootsman Druk : Ter Burg bv, Alkmaar

Kunsthandel M. Zilverberg Ancient Art-Ancient Coins Rokin 30 1 10 12 KT Amsterdam Tel. (31-20) 6259518 Fax (31-20) 62595180008 Opening hours: Monday-Friday

Mededelingenblad nr. 69 september 1997 ISSN nr 0922-159X

Verenigingvan Vrienden Allard PiersonMuseum Amsterdam Oude Turfmarkt 127 1012 GC Amsterdam Tel. 020-5252557

I 1.00 am to 18.00 pm Afbeelding op omslag: APM 13.341 (zie cat. nr. 7)


Een uitmuntende schenking De numismatische verzameling van Willem Schnitzler In de geboortestad van Catullus, Verona, schreef Giovanni Mansionario in de jaren 1310-1320 zijn 'Historia Imperia/is'. Deze geleerde samenvatting uit het begin van de veertiende eeuw van alles wat de auteur weet over Rome en de keizers is een mijlpaal in de geschiedenis van de herontdekking van de klassieke oudheid. In de kantlijn van zijn handschrift (nu in de bibliotheek van het Vaticaan) maakte Mansionario tekeningen van Romeinse munten. Steeds is het profiel van een keizer zorgvuldig nagetrokken en eromheen is diens titulatuur gecopieerd '. Mansionario's wetenschappelijke belangstelling voor Romeinse munten staat aan het begin van het gebruik van muntgeld als bron van historische informatie. Daarmee werd de wetenschap der numismatiek, de munt en penningkunde , geboren. Door de eeuwen heeft die numismatiek zich ontwikkeld tot een gespecialiseerde tak van de historische wetenschappen met eigen collecties en publikaties. Misschien worden munten daarom bewaard in aparte musea, in Nederland in het Koninklijk Penningkabinet'. Antiek geld was, zoals ons geld, allereerst bedoeld als betaalmiddel. Maar in historisch perspectief gezien werpen metaal, gewicht en techniek, vormgeving, gebruik en verspreiding, licht op veel meer aspecten van een beschaving dan alleen het antieke betalingsverkeer'. Munten verdienen daarom zeker hun plaats in de bredere samenhang van een archeologische verzameling zoals die van ons museum. Voor zo'n oudheidkundige collectie gaat het overigens niet zozeer om de zeldzaamheid. Juist 'gewone' stukken die geslagen zijn in grote aantallen, zijn representatief voor de muntcirculatie. Munten in een museum moeten bij voorkeur we l goed bewaard zijn: hoe duidelijker de voorstellingen op een muntstuk, des te hoger is de informatiewaarde'. Onlangs is de bescheiden verzameling van het Allard Pierson Museum verrijkt met een schenking van Griekse, Romeinse en Byzantijnse exemplaren. De munten zijn bijeengebracht door de heer Willem Schnitzler te Amsterdam die ze verwierf op veilingen van de gespecialiseerde munthandel in Nederland. Hij selecteerde op kwaliteit en cultuurhistorisch belang. De tijd is gekomen om de verzameling Schnitzler met enige toelichting te beschrijven en af te beelden. Dat is dan meteen een hommage aan de verzamelaar die weloverwogen het museumbezit zo zinvol aanvulde.

Elvira van Eeten en Robert Lunsingh Scheurleer APM 13.341 (zie cat. nr. 7)

DE GRIEKSE WERELD

CATALOGUS

De Griekse beschaving vindt zijn uiting in de stadsstaat als maatschappelijke organisatievorm. Over de grenzen daarvan vormen gemeenschappelijke zeden en gewoonten, alom vereerde goden en de taal het bindende element. Griekse munten weerspiegelen die situatie. Het zij n munten van steden, elk met hun eigen emb lemen. Maar tezamen vormen ze een eenheid die als de Griekse muntslag bestempeld mag worden. Het contrast daarvan met bijvoorbeeld de Keltische muntslag springt direct in het oog (vgl. nr. 53).

De munten zijn van zilver tenzij anders vermeld. De afbeeldingen zijn op schaal 1.5 :1, cat. nrs.: 24, 25 en 52 op ware grootte. Verwijzingen naar E. Babelon,

Griffioen De oudste munt uit de schenking werd rond 625 voor Christus geslagen op een brokje electrum. Dat is een natuurlijke legering van zilver en goud die bijvoorbeeld in riv ierbedd ingen gevonden wordt. Op de voorzijde herkent men de kop van een griffioen, op de achterzijde een kruis in een verdiept vierkant (afb. 1a-b). Die griffioenskop du idt er naar alle waarschijnlijkheid op dat het een muntstukje is van de stad Phocaea, een havenstad in Turkije gelegen aan de rivier de Gediz, die in de oudheid de Hermus heette. Steeds weer komt de griffioen voor op de muntslag van die ondernemende havenstad, vaak in combinatie met de zeehond (phokè in het grieks, vgl. ' phoque' in het frans), een sprekend beeld voor de herkomst. Phocaea was het eindpunt van een oude handelsroute die uit het Midden Oosten naar de Aegeïsche Zee liep.

'Descriptionhistoriqueet chrono/ogique des monnaies de la république romaines, 1885-1886 ' en 'Traité des monnaiesgrecqeuset romaines, 1907-1932 ' zijn weggelaten. Ook referenties naar H. Cohen,

'Descriptionhistoriquede monnaies frappéessous /'empire romain, 1880-1892 ' . Naar deze werken wordt verwezen in de aangehaalde literatuur.

1. APM 13.066 lonië, Phocaea, vóór 625-600 v. Chr. Tetartemorion. Kop en hals van griffioen n.r. Kz. Quadratum incusum. SNG AUL 7938 . Bodenstedt serie E, E 1 1/96 a, pl. 42. 0, 18 g.


2. APM 13.061 Boeotië, Haliartus, ca. 550--480v. Chr. Stater. Boeotisch schild. Kz. lncusum met molenwiek , in het midden geaspireerde alpha. BMC 48,4. 11,91 g. 3. APM 13.067 lonië, Ephesus, ca. 500-400 v. Chr. Tetartemorion. Bij. Kz. EPH Kop van adelaar n.r. SNG AUL 7816. 0, 17 g. 4. APM 13.064 ca. 475/470-460 v. Chr. Hemiobool, Milesische standaard. Kop van ram n.l. Kz. quadratum incusum. A.E. Furtwängler, Monnaies grecques en Caule - Ie trésor d 'A uriol et Ie monnayage de Massilia 525/520-460

av. J.C.,TYPOS Band 111(1978), 209, Qd 61. 0,38 g. 5. APM 13.063 ca. 470-460 v. Chr. Hemiobool , Milesische standaard. Kop van vrouw met muts n.r. Kz. quadratum incusum. A.E. Furtwängler, Monnaies grecques en Caule - Ie trésor d 'Auriol et Ie monna yage de Massilia 525/520-460 av. J.C.,TYPOS Band 111(1978), 138,

Fb 40. 0,48 g. 6. APM 13.070 Thracië, Mesembria, ca. 450-350 v. Chr. Diobool. Frontale helm met helmbos. Kz. MESA(mbrianoon ) binnen vier spaken van een wiel dat omringd wordt door stralen. BMC 132,2 . SNG LOCK 1207. SNG Cop. 493. 1,26 g. 7. APM 13.341 Athene, 430-415 v. Chr. Tetradrachme. Kop van Athena met helm met kam versierd met olijfbladeren n.r. Kz. ATHE. Gestempeld vierkant met uil n.r., maansikkel en olijftak n.l. BMC 6,41. Pozzi 1538. LS 13, 2031. 17,14 g. 8. APM 13.071 Thracië, Apollonia Pontica, ca. 400 v. Chr. Dioboo l. Kop van Apollo frontaal. Kz. Omgekeerd anker binnen een gestempelde cirkel; kreeft n.r., A n.l. BMC 9,15. 1,12 g.

2

Vandaar vertrokken schepen naar het verre westen van de Middellandse Zee. Luxewaren van goud, brons en ivoor uit het Nabije Oosten en lonië bereikten zo in Phocaeïsche schepen Etrurië en oefenden er hun invloed uit op de kunstnijverheid ' . Het zeevarende Phocaea kan zich er op beroemen een aantal steden gesticht te hebben zoals, omstreeks 600 voor Christus, Marseille. Munten die daar vandaan komen, herinneren sterk aan die uit Phocaea en zijn geslagen volgens dezelfde standaard (vergelijk de nrs 4 en 5 hierna ). Van een munt uit Phocaea staat de vindplaats niet ver van Sevilla vast. Dat wil zeggen in het uiterste westen van de toen bekende wereld bij de Guadalquivir , waar het kostbare koper en lood vandaan gehaald werden •. De griffioenskop op de munt is zelf een symbool van de bemiddelende rol van Phocaea tussen Oost en West. Want een bij uitstek traditioneel oosters monster verschijnt vergriekst, op een Ionische munt. Als decoratief element zou de griffioen een lange geschiedenis tegemoet gaan' . Scherpgebekte griffioenkoppen met puntoren en een knop op het voorhoofd zijn beroemd van de exemplaren die gemonteerd werden op de wand van bronzen bekkens, kostbaar vaatwerk dat in heiligdommen aan de goden gewijd werd, bijvoorbeeld te Olympia. Griffioenen zijn, met andere exotische dieren , razend populair op het aardewerk uit Korinthe. Dat tonen de vitrines 220 -222 op de Griekse afdeling van het museum ". Het 'oriëntaliserende ' karakter van het ornament op dat wijdverbreide vaatwerk suggereert een inhoud die van ver komt en die dus exclusief is. Deze Phocaeïsche munt is representatief voor een omvangrijke produktie van zeer geringe deelwaarden. In dit geval is het een 1/4 obool, een 'tetartemorion ', dat is het zesennegentigste deel van een stater. De keerzijde draagt de afdruk van een eenvoudig vierkant stempel, een 'quadratum incusum'. Dat is een erfstuk uit de vroegste geschiedenis van de muntslag. Klompjes edelmetaal werden zo door de overheid van een waarm erk voorzien om het gewicht en de kwaliteit ervan te garanderen.

Boers Van een geheel andere allure is een zilveren stater uit Haliartus in Boeotië in midden Griekenland (afb. 2a-b). Die streek had in de oudheid de naam boers, onbeschaafd te zijn. Inderdaad komt de zeer aardse (en schitterende) zanger Hesiodus (circa 700 voor Christus) er vandaan . Maar ook de aristocratische dichter Pindarus werd in Boeotië geboren. In de naam Boeotië herkenden antieke etymologen samenhang met het Griekse woord 'bous': os. Het schild op de voorzijde dat door verschillende steden in Boeotië als embleem gebruikt werd, in de eerste plaats Thebe, verwijst misschien naar de os met wiens huid dergelijke schilden overtrokken werden •. Intussen zal het schild als een pars pro toto voor miltaire waarden gegolden hebben. Het type schild was overigens al oud in de jaren rond 500 toen deze munt geslagen werd. Het komt voor in Mycene en op geometrisch aardewerk worden krijgers er door gekarakteriseerd (vgl. vitrine 0 214, nr. 7, fragment van de ' Hirschfeld-krater ')' •


De herkomst blijkt uit de archaïsche geaspireerde A voor Haliartus die in het midden van het molenwiekenvormige incusum op de keerzijde staat. Haliartus werd in 480 voor Christus door de Perzen in de as gelegd, een terminus ante quem voor de datering.

Bij Uit Ephesus komt een minuscuul kleine muntje , een 'tetartemorion', geslagen in de vijfde eeuw voor Christus. Op de voorkant staat een bij die van bovenaf is weergegeven. De andere zijde van de munt toont een adelaarskop in profiel; boven de snavel staan de letters Epsilon en Phi voor Ephesus (afb. 3a en 3b). De stad was alom bekend om het Artemision, een imposant groot heiligdom voor de oude vruchtbaarheidsgodin die daar vereerd werd en die de Grieken Artemis noemden. Ephesus stond onder bescherming van deze jagende, reine, maagdelijke godin wier dier het hert is" . Maar in Ephesus was ook de bij aan haar gewijd. Bijen sierden haar cultusbeeld en in schatvondsten uit het Artemision zijn gouden bijen aangetroffen". De bij is een bij uitstek rein dier dat, net zoals de vruchtbaarheid brengende Artemis van Ephesus,volgens de antieken geen partner kendel]. Mun tvondst Twee halve obolen behoren tot een beroemde muntvondst uit Auriol, dichtbij Marseille. Dergelijke vondsten van munten die samen gevonden zijn, hebben vanzelfsprekend door hun samenhang een grote informatiewaarde. Helaas worden de meeste muntvondsten door vinders en handel verstrooid zonder dat de vondstgegevens vastgelegd worden. De beide halve obolen uit Auriol hebben op de keerzijde een quadratum incusum, en beide zijn volgens de Oostgriekse gewichtsstandaard te Marseille geslagen. Het ene exemplaar (afb. 4a-b ) draagt op de voorzijde een moeilijk herkenbare ramskop naar links met grote krullende horens. Het andere (afb. Sa-b) toont het gelaat van een vrouw die het haar in een rijk versierde doek opgebonden heeft. In de oren draagt ze ronde bolle sieraden. De stijl van de kop met het grote amandelvormige oog doet ouder aan, maar de munt werd geslagen in de jaren 475-460 voor Christus. Het uiterlijk van geld is vaak ouderwets, het moet geloofwaardig zijn en is dus zelden vernieuwend. Overigens, op afb. Sa valt goed de geweldige kracht af te lezen waarmee het zilver bij het slaan van munten geraakt werd ". Zonnerad

Het opschrift MESA op de keerzijde van een vijfde eeuwse diobool (een twee-oboolstuk) vormt de eerste vier letters van Mesambrianoon,'van de inwoners van Mesambria'. Het geeft dus aan dat de munt uit Mesembria (in Thracië) komt. De T-vormige letter moet als een S gelezen worden (afb. 6b). Het rad met de stralen er omheen is een zonnesymbool en een verwijzing naar de stadsnaam Mesembria ; het woord mesembria betekent zowel zuiden als middag.

De helm op de voorzijde is frontaal weergegeven. Dat is niet gebruikelijk in de Griekse kunst ". De neus- en de wangbeschermers laten van het gelaat alleen de ogen en een smalle verticale streep bij de mond onbedekt. Zoals het Boeotische schild, staat de helm hier voor de militaire kracht van de stad. De frontale helmbos is misschien een rangonder16 scheidend teken (afb. 6a) • Athena's uil De Atheense 'uil ' is stellig de beroemdste munt uit de

Griekse oudheid (afb. 7a-b). 'U ilen ' zijn in ontzaglijke hoeveelheden geslagen van zilver uit mijnen van het Lauriongebergte die onder Atheens gezag stonden. De Atheense muntslag is door de politieke macht van de stad na de beslissende overwinning op de Perzen bij Plataeae in 479 voor Christus, veel meer dan een plaatselijk betaalmiddel en circuleert internationaal. Dit exemplaar heeft exact het gewicht van vier maal een drachme en is nauwkeurig tot op twee cijfers achter de komma , een sprekende aanwijzing voor de acuratesse waarmee gewerkt werd (afb. 7a-b). Op de voorzijde staat als steeds een archaïsch aandoende kop van Athena, ook als de klassieke stijl allang gemeengoed geworden is. Het haar is gestileerd, het oog strikt van opzij gezien en amandelvormig. Op de keerzijde prijkt onveranderlijk de uil , het dier van de godin en het embleem van de stad dat ook welbekend is van het aardewerk, zoals de witgrondige lekyth van de 'Athena-schilder' uit circa 490 voor Christus in vitrine 226. Verder is de olijftak aanwezig; de olijf immers bood Athena als geschenk aan de stad indien die haar tot schutspatroon zou kiezen. Ook de eerste drie letters van de naam van de stad spellen op de munten de herkomst. Na 480 voor Christus, misschien om de overwinning op de Perzen te herdenken in de zeeslag bij het eilandje Salamis, verschijnt de maansikkel. De kleine groep Atheense tetradachmes in het museum wordt verrijkt door dit exemplaar dat van fraaie kwaliteit is.

7. APM 13.341 Keerzijde

Van Gor go tot Apoll o Vanaf de vijfde eeuw voor Christus dragen munten uit Apollonia Pontica in Thracië aan de Zwarte Zee (tegenwoordig Sozopol) een gorgoneion op de voorzijde en een anker op de keerzijde (afb. 8a-b). Dat gorgoneion wordt in de loop van de vijfde eeuw steeds minder angstaanjagend: de vervaarlijke slangen rondom de kop verdwijnen om tot lauwer bladeren te evolueren terwijl de opengesperde bek met uitstekende tong een gesloten mond met dikke lippen wordt ". In de vierde eeuw siert tenslotte de kop van de god Apollo de voorzijde. Deze god werd speciaal vereerd in Apollonia Pontica waar hij ooit een grote tempel had. Dit exemplaar uit circa 400 voor Christus vertegenwoordigt een tussenfase van de ontwikkeling van gorgoneion tot Apolllo. Rondom het netjes gekapte haar zien we slangen of een primitieve versie van de lauwerkrans. Het gezicht is vlezig maar de mond is gesloten en scherpe tanden van het gorgoneion en een lange uitstekende tong ontbreken. Aan weerszijden van

3


9. APM 13.062 Boeotië, Orchomenus , ca. 387-374 v. Chr. Hemiobool. Half-uitlopende graankorrel, 1.in veld klimopblad. Kz. korenaar.

het omgekeerde anker op de keerzijde staat de letter A en een kreeft. De letter A moet voor de plaatsnaam Apollonia staan. De kreeft duidt misschien op de specialiteit van de streek.

BMC 55,30 . JS264, 5110 . 0,38 g.

De beeldenaar op een halve obool uit Orchomenus in Boeotië spreekt aan weerszijden van het belang van graan voor de stad (afb. 9a-b). Een half-uitlopende graankorrel staat op de voorzijde met links in het veld een klimopblad , terwijl op de keerzijde een korenaar afgebeeld is op deze munt uit de vierde eeuw voor Christus.

Graan

Mazaios

10. APM 13.335 Pisidia, Soloi, ca. 361-333 v. Chr. Mazaios . Stater. Naam ' Baaltar' in Aramees schrift. Baaltar met himation zit op diphros n.l., in r. hand adelaar. In veld korenaar en druiventros. Parelrand. Kz. 'Mazaios' in Aramees schrift, leeuw valt stier aan. Parelrand. FH. pl. 194, 676 var. 6,0 g. 11 . APM 13 .058 Calabrië, Tarentum, ca. 380-345 v. Chr. Stater. Naakte ruiter op galoperend paard. Kz. TARAS Ruiter op dolfijn n.l., in r. hand kantharos. Onder buik van dolfijn X, onder staart omega. BMC 175,116 var. Vlasto 475. 7,92 g. 12. APM 13.056 Calabrië, Tarentum, ca. 380-334 v. Chr. Diobool. Kop van Athena met zeepaard op helm n.r. Kz. Naakte Herakles worstelt met leeuw, tussen benen K. Vlasto 1285 . JS270, 2001. 0,8 g. 13. APM 13.057 Calabrië, Tarentum, ca. 380-334 v. Chr. Diobool. Kop van Athena met helm n.l. Kz. Naakte Herakles worstelt met leeuw, tussen benen K. In veld 1. knots, boog en pijlkoker. Vlasto 1240/41 var. LS 5, 941. 1,24 g.

4

Mazaios was satraap van de Grootkoning, een gouverneur dus die namens de Perzische vorst een provincie bestuurde. Op zijn staters uit Soloi in Pisidia (afb. 1Oa-b) wordt duidelijk hoe omstreeks het midden van de vierde eeuw een niet-Griekse voorstelling wordt omgezet in een Grieks aandoend jargon. Op de voorzijde van de munt zit de god Baal, de god van Tarsos op een zetel van oosters model met gelede poten '". Een himation bedekt het onderlichaam , verder is hij naakt. Zittend steunt hij met zijn linkerhand op een lans terwijl hij in de uitgestrekte rechterhand een adelaar, een korenaar en een tros druiven houdt. Het type voorstelling kennen we het best van de voorstelling van Zeus op de muntslag van Alexander de Grote. Op de keerzijde valt een leeuw een stier aan, een bekend en oud schema in de kunst van het Nabije Oosten, dat hier meer lineair en schematisch dan plastisch is opgevat. Die indruk wordt nog versterkt doordat de keerzijde een dubbelslag is. Daarbij stuiterde de hamer na de eerste slag terug om daarna nogmaals het zilver te raken.

Taras De staters van het rijke Tarente in de hak van ZuidItalië, het antieke Taras, zijn in grote hoeveelheden geslagen. Dat doet allerminst af aan de kwaliteit; de stad zag er op toe dat goede graveurs de muntstempels leverden. Dit exemplaar (afb. 11 a-b) stamt uit de eerste helft van de vierde eeuw voor Christus. Op de voorzijde zit een ruiter, naakt op een stijgerend paard . De vaart van de voorstelling spreekt uit de wapperende haarlokken. Misschien is het een van de Dioskuren die te Tarente ook als ruiter weergegeven 19 worden op een hele serie votiefplaten van terracotta • Op de keerzijde berijdt een jongeling een dolfijn. Met zijn linkerhand houdt hij zich in evenwicht op de rug van het snelle dier. In zijn andere hand houdt hij een kantharus, de wijnbeker van Dionysus. Taras, de zoon van Poseidon en de nimf Satyra, zou na een schipbreuk op de rug van een dolfijn de kust bij Tarente hebben bereikt en op die plek de stad hebben gesticht. Een andere antieke overlevering noemt Phalantus als mythische stichter van de stad. Daarom wordt de jongeling op de dolfijn ook wel 0 Phalantus genoemd ' • Twee Tarentijnse diobolen hebben beide op de voorzijde de kop van de godin Athena (afb . 12a-b en 13a-b). Op afb. 12a-b kijkt ze naar rechts; haar helm is versierd met een zeepaard.


14. APM 13.334 Thessalië,Larissa,ca. 394-344 v. Chr. Drachme. Kop van nimf frontaal, parelrand. Kz. LARI. Grazend paard n.r. SNG Cop. 131 var. LS 7, 1432. 5,92 g.; F.R. Hermann, Die Silbermünzen van Larissa in Thessalien, ZfN 1925, pl. 5.

Afb. 13a-b toont haar naar links, gevoelig gemodelleerd en zeer elegant. Op de keerzijde van deze diobolen staat de altijd meesterlijke compositie van Herakles tijdens zijn wurgende gevecht met de Nemeïsche leeuw, het eerste van zijn twaalf 'werken' . De held heeft zijn boog, pijlkoker en knots ter zijde gelegd om zich met de leeuw te meten. Het van oorsprong oosterse thema was geliefd in de Griekse kunst. Schilders pasten het in de tondo van drinkschalen zoals de drinkschaal van de Heidelbergschilder uit 560 voor Christus in vitrine 225. Op vazen komt het thema in de loop van de vijfde eeuw steeds minder voor. Stempelsnijders daarentegen hebben het op het ronde beeldveld van munten weergegeven zoals deze diobolen uit de vierde eeuw ".

15. APM 13.370 Korinthe, ca. 400-350 v. Chr. Stater. Pegasusvliegt n.l., koppa. Kz. Kop van Athena met Corinthische helm n.r., 1.in veld uil met twee koppen. Ravel 591. LS 13, 2033. Dit exemplaar, voorzijde: Mededelingenblad Amsterdam 68 (1997), 17, pl. IVa. 8,5 g.

Paard Uit het landelijke Larissa, gelegen aan de rivier Peneius in Thessalië, in de oudheid beroemd om zijn paardenfokkerijen , komt een drachme, geslagen in de eerste helft van de vierde eeuw voor Christus (afb. 14a-b). Zoals bij meer Thessalische munten, verwijst de keerzijde met het ranke, rustig grazende paard naar die activiteit. Op de voorzijde is het gelaat van de nimf Larissa frontaal weergegeven. Ze draagt een oeroude pre-Helleense naam en de legende wil dat ze al balspelend in de rivier de Peneius viel die door het Tempe-dal in Thessalië stroomt. Het gezicht van het meisje wordt omlijst door weelderige lokken die opwaaien tegen de haarband. Een dergelijke weergave is een spectaculair hoogstandje van stempelsnijderskunst dat op de keerzijde herhaald wordt met het hoofd van het rustig grazende paard.

16. APM 13.065 Pisidia-Selge,ca. 350-300 v. Chr. Obool. Gorgoneion met lang haar, zonder tong. Kz. kop van Athena met Atheense helm n.r., speerpunt en astragalus 1. in veld. BMC 259,28. 0,86 g. 17. APM 13.072 Egypte,ca. 305-283 v. Chr. Ptolemaeus 1 'Sotèr'. Tetradrachme. Kop van Ptolemaeus n.r. Kz. PTOLEMAIOV BASILEOOS, Adelaar op bliksem n.l., monogram XA 1.in veld. Svor. 234. 14,46 g.

Pegasus Het paard op de statersvan de stad Korinthe (afb. 15a) kenmerkt zich juist door zijn vurige aard. Maar dat gevleugelde dier is dan ook Pegasus. Hij en het hoofd van de godin Athena met een Korinthische helm op de keerzijde, verschijnen telkens weer op de staters van Korinthe (afb. 15b). Daarmee wordt verwezen naar een Korinthische sage die verhaalt dat Bellerophon het gevleugelde paard moest temmen dat uit het door de held Perseus onthoofde lichaam van Medusa ontsprong. Na vruchteloze pogingen viel hij uitgeput op de Acropolis van de stad in slaap om daar van Athena Chalinitis (Athena 'die paarden in toom houdt') gouden teugels te krijgen waarmee hij Pegasus bedwong. Op het ros Pegasus overwint Bellerophon Chimaera. Zoals munten van Athene 'uilen' genoemd werden, zo sprak men in de oudheid van 'veulens' om het geld van Korinthe aan te duiden (pooloi) (Po/lux 9,6). De Q, koppa, staat voor Korinthe. Pegasus blijft ook na de oudheid een levend begrip verbonden met een rijke iconografie ".

Selge Obool uit het welvarende Selge in Pisidië, een stad op een zuidelijke uitloper van het Taurus gebergte in Zuid-Turkije (16a-b). Op de voorzijde staat een gorgoneion met lang haar en zonder tong.

De keerzijde draagt de kop van de godin Athena met een Atheense helm waarachter een speerpunt en astragalus. De munt werd in de tweede helft van de vierde eeuw voor Christus geslagen.

Soter Met Alexander de Grote (356-323 voor Christus) en zijn opvolgers begint de grootse serie muntportetten van vorsten. Belangrijke stempelsnijders scheppen portretten met een grote psychologische diepgang. Zo ontmoeten we de beroemde trekken van Ptolemaeus I Soter (Redder), hier op een tetradrachme (afb. 17a-b). Het portret met de opvallende neus en de scherpe blik van deze heerser over het Egypte en het schatrijke Alexandrië blijft generaties lang de voorkant van Ptolemaeïsche munten sieren". Op de keerzijde staat de Ptolemaeïsche adelaar met zijn klauwen op een bliksem, verwijzingen naar Zeus (afb. 17b). Dit 'wapen' werd door Ptolemaeus 1 geïntroduceerd en ontwikkelde zich van een persoonlijk devies tot het Egyptische rijkswapen.

5


18. APM 13.069

Samothrac e

Thracië, Samothraki, ca. 300-200 v. Chr. Hemiobool. Kop van leeuw n.r.

Een halve obool, afkomstig van het bergachtige Thracische eiland Samothrace, beroemd vanwege de Nike die nu in het Louvre staat, draagt op de voorzijde een stoere leeuwenkop (18a- b). De sfinx

Kz. Gevleugelde sfinx met r. voorpoot geheven n.l. SNG LOCK 1211 var. RS292, 430. 0,39 g. 19. APM 13.059 Macedonië, ca. 220-179 v. Chr. Philippus V. Tetrobool. Kop van Poseidon met krans n.r. Kz. Monogram, boeg van schip, onderaan water. BMC 13. GriersonWestermark 444 var. 0,76 g. 20. APM 13.060 Macedonië, ca. 179-168 v. Chr. Perseus.Tetradrachme. Kop van Perseusn.r. Kz. BASILEOOS PERSEOOS. Adelaar met kop n.r. staatop bliksem, monogrammen NK en AY, binnen eikenkrans. Onderaan ploeg. SNG Cop. 1267 var. Dit exemplaar: Mededelingenblad Amsterdam 62 (1995), 16, afb. 9a-b. 15,5 g.

op de keerzijde draagt een kroon en zit met geheven voorpoot naar links. Dit uit Egypte geïmporteerde fabeldier werd het wapen van het eiland Chios maar verschijnt af en toe ook op munten van andere Griekse plaatsen. Ma cedoni ë

Op het kleingeld van Philippus V prijkt een baardige kop van Poseidon met lauwerkrans. Een scheepsboeg met mast verwijst overduidelijk naar een overwinning op zee (afb. 19a-b). De vormgeving is bijna impressionistisch en staat ver van de internationale traditie. Dat is zeker niet het geval met het portret van Perseus. Het lijkt wel alsof in de gelaatstrekken van de koning (179-168 voor Christus) zijn tragische levensloop als laatste vorst van Macedonië doorklinkt (afb . 20a-b). Het omschrift op deze tetradrachme luidt Basileoos Perseoos, 'van koning Perseus'. De nederlaag bij Pydna die Aemilius Paulus hem toebracht, maakte een einde aan zijn koninkrijk en zijn macht. Munten van Paulus Aemilius Lepidus, een nazaat van de overwinnaar, tonen op de keerzijde Perseus met de handen op de rug gebonden en zijn zonen ter weerszijden van een Romeins zegemonument. Bact rië

Deze obool werd geslagen door de Graeco-Bactrische koning Eucratides 1 'de Grote', 170-145 voor Christus (afb. 21 a-b), heerser over het oostelijkste deel van de Hellenistische wereld. De munt behoort tot het standaardtype van zijn omvangrijke muntslag en draagt op de voorzijde zijn portret. Op de keerzijde staan de twee dioscurenmutsen, twee vertikale palmtakken, twee sterren erboven en 21. APM 13.068 Bactrië, 170-145 v. Chr. Eukratides 1.Obool. Kop van Eukratides met diadeem n.r., parelrand. Kz. BASILEOOS EVKRATID(OV), monogram IAI, twee verticale palmtakken, twee pilei van de Dioscouren en twee sterren erboven. SNG Cop. 271 var. BMC 25. Bop. série 3, 18 & 19. 0,68 g.

een monogram. De Dioscuren, Castor en Pol lux, worden zowel in de kunst als in de literatuur vaak geassocieerd met paarden. Dat Eucratides een toespeling maakte op deze tweeling en hun mutsen op zijn munten liet afbeelden is niet verwonderlijk: de cavalerie van Bactrië was vermaard. De associatie van de Dioscuren met de sterren wordt al bij Euripides vermeld (Eur. Hel. 140) en heeft waarschijnlijk betrekking op het 'goddelijke' aspect van de tweeling. Cista mystica

22. APM 13.337 Mysië, Pergamon, 166-160 v. Chr. Tetradrachme (cistofoor). Cista mystica waaruit slang kruipt, binnen een eikenkrans. Kz. Pijlkoker tussen twee omhoog kronkelende slangen, n.l. monogram PER,r. in veld horizontale caduceus. BMC 123,86. Kleiner-Noe, series 7 var. 12,29 g.

6

Pergamon, het tegenwoordige Bergama aan de kust van Turkije, was in de tweede helft van de tweede eeuw voor Christus een machtig koninkrijk. De heersers, de Attaliden en Eumeniden, heersten toen over het grootste deel van westelijk Klein-Azië. Vele tetradrachmes uit Pergamon (afb. 22a-b en 23a-b) dragen op de voorzijde een mand met halfopen deksel de 'cista mystica', vandaar de benaming cistofoor, manddrager. Uit die mand kruipt een slang. De dieren speelden een rol bij de rituelen ter ere van de god Dionysus. Op de keerzijde zien we een


foedraal voor pijl en boog met twee omhoog kronkelende slangen ter weerszijden en het monogram PERvoor Pergamon. Op het vroegste exemplaar, uit de jaren 166- 160 voor Christus, staat rechts in het veld een horizontale caducaeus (afb. 226). Op de andere cistofoor uit 135- 128 voor Christus is een verticale slangenstaf met een bol te zien (afb. 236). De slangen verwijzen zeker ook naar de Asclepius-verering in het beroemde heiligdom van deze god dat op een steenworp afstand van de acropolis van Pergamon lag.

DE ROMEINSE WERELD Anders dan de Griekse steden groeit Rome uit van een stad tot een bijna de hele oude wereld omspannende macht. De tijd van de Romeinse republiek (509-27 voor Christus) en de keizertijd (Augustus tot aan de dood van Theodosius I in 395) lieten samenhangende series munten na die, in hun verscheidenheid, toch steeds weer uitdrukkelijk in de eerste plaats Romeins zijn. Een overzicht van Romeinse munten kan dan ook het best chronologisch gepresenteerd worden. De munten uit de tijd van de Joodse opstand zijn zeer nadrukkelijk niet Romeins van uiterlijk. Ook de series uit India staan in een andere traditie. Dat tonen de laatste drie exemplaren die hier beschreven worden.

Op de keerzijde staat een anker met aan weerszijden CO/NIA en in de afsnede LIAE. Deze semis is van een ongebruikelijk type en moet omstreeks 280-260 voor Christus gegoten zijn . De voorzijde van een zeer fraaie as uit de jaren 215-212 voor Christus draagt een Januskop als embleem (afb. 25a-b). Janus was de Romeinse god van de poort (ianua betekent deur in het latijn). De god wordt afgebeeld met twee baardige gezichten. Een poort opent het gezichtsveld naar beide kanten er is een verband tussen Janus en 'het begin ': met januari vangt het jaar aan en bij het begin van een militaire campagne marcheerde het Romeinse leger door de stadspoort. De tempel van Janus op het Forum Romanum was een poort die slechts gesloten mocht worden als er in het gehele Romeinse Rijk vrede heerste. Op de keerzijde is de boeg van een schip te zien.

23. APM 13.336 MysiĂŤ, Pergamon, 135- 128 v. Chr. Tetradrachme (cistofoor). Cista mystica waaruit slang kruipt, binnen een eikenkrans. Kz. Pijlkoker tussen twee omhoog kronkelende slangen, n.l. monogram PER,bovenaan ME, r. in veld verticale slangenstaf. Kleiner-Nae , series 27, 88a var. 12,54 g.

De Republiek De schenking omvat twee voorbeelden van het vroege geld van de Romeinen dal, zwaar en gegoten van koper , als aes grave aangeduid wordt. Het was vanaf de derde eeuw voor Christus in gebruik ten behoeve van het lokale handelverkeer. Soms was het voorzien van een rund als devies. Pecus in het latijn betekent vee en pecunia, geld, hangt er vanzelfsprekend mee samen. Is ons woord pegel daarvan afgeleid? Aes grave gaat bij het gewicht uit van de Romeinse as en delen daarvan zoals de helft, de semis. Een dergelijke semis (afb. 24a-b), heeft op de voorzijde een adelaar met gespreide vleugels en in afsnede AQV voor Aquileia.

24. APM 13.074 (1:1) Aes grave, Semis.ca. 280-260 v. Chr. Adelaar met gespreide vleugels, kop n.r., in afsnede AQV. Kz. Anker, aan weerszijden CO/NIA, in afsnede LIAE. RS292,455. 131,58 g. 25. APM 13.937 (1:1) Aes grave, As. ca. 215-212 v. Chr. Januskop. Kz. boeg n.r., bovenaan 1.Cr. 35.1. Haeb. pl.l 0.16. Thurlow- Vecchi 51. LS 13,2113. 280 g. 7


26. APM 13.076 C. Mamilius Limetanus. Denarius (serratus),Rome, 82 v. Chr.

Ook nu nog kan de zetel een functie symboliseren: koningstroon, leerstoel, de tweede kamer telt 150 'zetels' " . De fasces, roedenbundels met bijl, zijn symbolen van de rechtsmacht, die geseling en terechtstelling kan opleggen. Hier zijn het tekens van de hoge positie van Lucius Furius Brocchius.

Buste van Mercurius met gevleugelde reishoed n.r., caduceus over schouder. In veld 1.1, Parelrand. Kz.C(aius)MAMIL(ius) LIMETAN(us). Odysseus met muts en staf n.r, strekt r.hand uit naar hond. BMCRR i,2717. Cr. 362/1. 5yd. 741. JS290, 1598. 4,05 g.

Marcus Antonius en Octavianus Serratus Deze denarius met gekartelde rand werd onder Sulla door de magistraat Caius Mamilius Limetanus uitgegeven in Rome, 82 voor Christus (afb. 26a-b). Een munt met zo'n gekartelde rand werd 'serratus' genoemd, afgeleid van het Latijnse 'serra' dat 'zaag' betekent. Tacitus vermeldt in zijn Cermania (5,5) dat de Germanen het Romeinse geld wantrouwden maar dat ze 'het oude en sinds lange tijd bekende geld, 'serrati' en munten met bigae (een tweespan) erop, goedkeurden' " . Mamilius beroemde zich op zijn zeer exclusieve afstamming en telde Hermes en Odysseus tot zijn voorvaderen. Op de voorzijde staat een Mercuriuskop met gevleugelde petasos (reishoed) en Mercuriusstaf, op de keerzijde wordt Odysseus begroet door zijn hond Argus waarna, zoals Homerus zegt 'het lot van de donkere dood hem meenam'. (Odyss. 17,299 e.v.). Zowel voorals keerzijde verwijzen dus uitdrukkelijk naar de beweerde afkomst van Caius Mamilius Limetanus. De familienaam Mamilia zou afkomstig zijn van Mamilia, een dochter van Telegonus, een zoon van 2 Odysseus • .

Ceres 27. APM 13.078 L. Furius Brocchius. Denarius, Rome, ca. 61 v. Chr. Kop van Ceres met aan weerszijden IIINIR (tresvir), 1.in veld korenaar, r. in veld graankorrel. Onderaan BROCCHl(us), parelrand. Kz. L(ucius) FVRl(us)/CN(aei) F(ilius), sella curulis met fasces aan weerszijden, parelrand. BMCRR i,3896. Cr. 414. 5yd. 902. LS 6, 1136. 3,98 g.

28. APM 13.081 Marcus Antonius. Denarius, Ephesus?, ca. 41 v. Chr. M (arcus) ANT(onius) IMP(erator)AVG(ur) 111 VIR (tresvir)R(ei) P(ublicae) C(onstituendae) M(arcus) BARBAT(ius) Q (uaestor) P(ro praetore) Kop van Marcus Antonius, blootshoofds n.r., parelrand. Kz. CAESAR[IMP(erator) PO]NT(ifex) 111VIR (tresvir) R(ei) P(ublicae) C(onstituendae), Kop van Octavianus met bakkebaarden, blootshoofds, n.r., parelrand. BMCRR ii,p.490, 100. Cr. 517/2. 5yd. 1181. 3,41 g. 8

In Rome, 61 voor Christus, werden door de drieman (tresvir) Lucius Furius Brocchius, denarii geslagen (afb. 27a-b). Voor- en keerzijde zijn betekenisvol. De door het volk gekozen tresviri vormden een commissie van drie die in de Republikeinse tijd voornamelijk belast was met het toewijzen van land. De voorzijde verwijst naar de agrarische funktie van het driemanschap: de kop van de godin Ceres, de Romeinse godin van de landbouw , met aan weerszijden een korenaar en een graankorrel (afb. 27a). Op de keerzijde staat de naam van Lucius Furius met daaronder vermeld dat hij een zoon van Cnaeus is. Onder dit opschrift is een zetel te zien, de sella curulis, met fasces aan weerszijden. De sella curulis was een opklapbare zetel van ivoor, zonder rug- en armleuningen en geeft een hoog bestuursambt aan. De Etrusken kenden het model al: in graven en op wandschilderingen vanaf de zesde eeuw voor Christus komen dergelijke tronen voor. De zetel symboliseert de hoge rang van een magistraat.

Twee tegenstanders die elkaar zouden bevechten prijken in 41 voor Christus nog samen op een denarius: Marcus Antonius en Octavianus, de latere keizer Augustus. De munt werd waarschijnlijk te Ephesus,circa 41 voor Christus geslagen (afb. 28a-b). Op de voorzijde staat het portret van Marcus Antonius met daaromheen zijn naam en zijn kwaliteiten en de naam van de muntmeester verantwoordelijk voor deze militaire uitgave uit de provincie, M. Barbatius (ook bekend als 'Philippus' omdat hij meegevochten zou hebben in de slag bij Philippi in 42 voor Christus). Octavianus met stevige bakkebaarden en zijn titulatuur siert de keerzijde. Beide heren vermelden hun functie van drieman 'voor het organiseren van de staat' (Rei Publicae Constituendae) '" .

Julius Caesar In de eerste helft van maart 44 voor Christus werd deze denarius van Julius Caesar geslagen te Rome (afb. 29a-b). De voorzijde toont de kop van Caesar met lauwerkrans en het omschrift DICT. PERPETVO. Dit betekent 'dictator voor het leven', de titel die Caesar op 15 februari 44 toegewezen kreeg. Eén maand later, op de ldus van maart, stierf hij in deze functie . De keerzijde wordt in vier segmenten onderverdeeld door de gekruisde fasces en de gevleugelde Mercuriusstaf. De naam van de muntmeester Lucius Aemilius Buca (BVCA) is leesbaar in het rechtersegment. In de overige vakken zien we een globe, twee handen in handdruk en een (nauwelijks zichtbare) bijl. De gevleugelde caduceus kondigt vrede en geluk voor de mensheid aan. De fasces zijn bekroond met laurier (fasceslaureati) en symboliseren, evenals de lauwerkrans om het hoofd van Caesar op de voorzijde, de overwinningen van deze imperator. De wereldbol verwijst vanzelfsprekend naar de wereldmacht, de geschudde handen zijn een teken van eendracht en de bijl symboliseert de rechtsmacht. Alles verwijst dus naar de eeuwige dictatuur van 29

Julius Caesar

Nijmegen Op een as van Octavianus gevonden in 1959 te Nijmegen, het Romeinse Ulpia Noviomagus en geslagen in 37 voor Christus ergens in Italië, wordt de kop van de vergoddelijkte Caesar 'DIVUS' met lauwerkrans op de keerzijde gecombineerd met de weergave van Octavianus die de wereld eraan herinnert dat hij CAESAR is en (adoptief) zoon van de vergoddelijkte Caesar (afb. 30a-b ). De munt moet lang gecirculeerd hebben want het oppervlak is sterk afgesleten

30 •


Marcus Antonius De in 83 voor Christus geboren consul en drieman Marcus Antonius liet in 32/3 1 voor Christus als bevelhebber denarii slaan om zijn troepen te betalen (afb. 3 1a-b). De keerzijde draagt een legioensadelaar tussen twee militaire standaarden. Op de voorzijde

29. APM 13.079 Julius Caesar. Denarius, Rome, maart 44 v. Chr. CAESAR DICT(ator) PERPETVO, Kop van Caesar met lauwerkrans n.r. Kz. Gekruisde caduceus en fasces

is een oorlogsschip afgebeeld dat verwijst naar de

met bijl , globe en handen in hand-

rol van de vloot. Die zou de zeeslag van Actium bij de westkust van Midden-Griekenland verliezen en

druk in de segmenten. Onderaan L(ucius) BVCA, parelrand. BMCRR

zou het einde betekenen van Marcus Antonius,

i,4157. Syd. 1063. Alföldi Typus

Cleopatra, hun kinderen en hun politieke aspiraties.

XIII, pl. XCII-XCIX. JS258, 1536.

Niet Marcus Aurelius maar Octavianus, de geadop-

3,70 g.

teerde zoon van Caesar (vgl. nr. 30), zegevierde uiteindelijk. En zo mislukte het streven naar de heerschappij over een machtig rijk in het oosten en de onafhankelijkheid

30. APM 13.080 Octavianus. As, gevonden te Nijmegen, ca. 37 v. Chr.

van Egypte.

CAESAR DIVI F(ilius ). Kop van Octavianus, blootshoofds

Keizertijd Als eerste Romeinse keizer, met de titel van Augustus,

n.r., parelrand.

de verhevene, is Octavianus op munten met een serie

Kz. DIVOS IVLIVS, Kop van vergodde-

belangrijke portretten vereeuwigd. De muntslag van

Iijkte Caesar met lauwerkrans n.r.,

Rome documenteert de geschiedenis. Voor en achter-

parelrand. RIC p. 43 . BMCRR ii p.

zijde zijn nooit zonder boodschap. De denarius van keizer Augustus die in 19 voor Christus in Hispania

412 , 105. Syd. 1335. RS 29 1, 1017 . 11,70 g.

Baeti ca geslagen werd in de Colonia Patricia (nu Cordoba) toont niet zomaar een portret dat is uitgevoerd in de stijl die naar hem 'Augustaeïsch ' genoemd wordt (afb. 32a). Eromheen heet de jeugdig weergegeven keizer CAESAR AVGVSTVS, Caesar de verhevene. De keerzijde toont een schild met een eikenkrans erom (de Corona Civica) met de tekst SPQR/CL.V (afb. 32b). Deze letters staan voor S(enatus) P(opulus)

31. APM 13.339 Marcus Antonius. Legioensdenarius, ca. 32-31 v. Chr. ANT (onius) AVG(ur) lil VIR (tresvir) R(ei) P(ublicae ) C(onstituendae).

Q (ue) R(omanorum ) CL(ipeus) V(irtutis ) 'Senaat en

Oorlogsschip met mast en riemen,

Volk van de Romeinen , schild van de dapperheid '. Het schild en de eikenkrans verwijzen naar het vredes-

parelrand. Kz. LEG(io) Vllll , Legioensadelaar

verdrag dat Augustus als 'redder van Rome ' in 20

tussen twee standaarden, parelrand .

voor Christus met de Parthen had gesloten

10

De

eikenkrans was in het leger de ereprijs voor een soldaat die het leven van een ander in de strijd had

Cr. 544/20. Suth. 190. Syd. 1224 . FS46, 358 var. 3,55 g.

gered. Erboven staat OB CIVIS, eronder SERVATOS,

32. APM 13.082

dat wil zeggen 'i n het belang van behouden burgers'.

Augustus. Denarius, Spania, ca. 19 v. Chr.

Deze munt heeft een speciale betekenis voor onze verzameling. Hij was namelijk eens in het bezit van de Amsterdamse Professor Jhr Jan Six, die zijn Griekse vazen aan het museum geschonken heeft en die als archeoloog ook veel numismatisch onderzoek verrichtte. Zijn portret door G. Rueter hangt in het trappenhuis van het museum.

CAESARAVGVSTVS. Kop van Augustus blootshoofds n.r. Kz. OB CIV IS-SERVATOSboven en onder een eikenkrans waarbinnen een schild met S(enatus) P(opulus) Q (ue) R(omanorum ) CL(ipeus) V(irtutis). RIC 79a. JS290,1612.

Cleopatra te Numidië De denarius van Jubas Il en Cleopatra uit Mauretanië (afb . 33a-b) is een interessant geval, een ontmoeting

3,34 g. Voorheen collectie J. Six, Amsterdam.

tussen oost en west. Terwijl op de voorzijde van

33. APM 13.073

deze munt uit 11 na Christus koning Jubas zich als Hellenistisch vorst laat weergeven met een diadeem

Jubas Il en Cleopatra. Denarius, Mauretania, ca. 11 n. Chr.

in het haar waarvan de uiteinden in de nek hangen ,

REX IVBA Kop van Jubas Il met

wordt Cleopatra Selene, dochter van de beroemde

diadeem n.r., parelrand.

Cleopatra, laatste vorstin van Egypte, weergegeven met attributen die haar aanzienlijke Egyptische

Kz. BASILISSAKLEOPATRA in Griekse letters, hoofdtooi van lsis

afkomst benadrukken " . De verentooi van de godin lsis, een sistrum (rituele rammelaar ) en haar titel

SNG Cop. 573. Mul. 111108.90.

in het Grieks zijn niet mis te verstaan ".

Klose 136. RS 294, 1068 . 2,56 g.

n.l., sistrum n.r., parelrand.

9


34. APM 13.083 Galba. Denarius, Rome, juli 68-januari 69 n. Chr. IMP(erator) SER(vius) GALBAAVG(ustus) Kop van Galba blootshoofds n.r. Kz. S(enatus) P(opulus)Q(ue) R(omanorum)-OB- C(ivis) S(ervatos) op drie regelsbinnen een eikenkrans. RIC 167. JS290, 1632. 3,02 g. Voorheen collectie J. Six, Amsterdam.

Jubas Il werd na de nederlaag van zijn vader Jubas 1, in 46 voor Christus bij Thapsos, meegevoerd in de triomftocht te Rome. Hij werd Romeins opgevoed, kreeg het burgerrecht en werd in 26-25 koning van Mauretanië. Als kunstliefhebber bevorderde hij de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur in Noord-Afrika. Hij heeft talrijke geografische en historische werken in het Grieks geschreven waarvan fragmenten zijn overgebleven".

Galba 35. APM 13.084 Nerva. Denarius, Rome, 97 n. Chr. IMP(erator) NERVA CAES(ar) AVG(ustus) P(ontifex) M(aximus) TR(ibunicia) POT(estate) ll. Kop van Nerva met lauwerkrans n.r. Kz. CO(n)S(ul) 111PATERPATRIAE, simpulum, aspergillum, gutturnium en lituus. RIC 24. JS248,365. 3,42 g. 36. APM 13.085 Trajanus. Denarius, Rome, 103-111 n. Chr. IMP(eratori ) TRAIANO AVG(usto) GER(manico) DAC (ico) P(ontifici) M(aximo) TR(ibunicia ) P(otestate) Buste van Trajanus met lauwerkrans n.r., gewaad over linkerschouder. Kz. CO(n)S(ul) V P(ater) P(atriae) S(enatus)P(opulus)Q(ue)R(omanorum) OPTIMO PRINC(ipi). Victoria met krans in r.- en palmtak in 1.-hand staat n.l. RIC 128. JS265,583. 2,93 g. 37. APM 13.340 Trajanus Decius. Antoninianus, Mediolanum , ca. 250-251 n. Chr. DIVO TITO. Buste van Divus Titus met stralenkroon n.r., parelrand. Kz. CONSECRATIO, rechthoekig vuuraltaarmet vier panelen, parelrand. RIC 82b. LS 12, 1162 . 3,4 g. 38. APM 13.089 AE. Diocletianus. 'Follis', Ticinum, ca. 284- 305 n. Chr. IMP(erator)C(aesar)DIOCLETIANVS P(ius) F(elix) AVG(ustus). Buste van Diocletianus met lauwerkrans n.r. Kz. GENIO POPVLI ROMANI. Genius staat n.l., in r.hand patera, in l.hand cornucopiae, chlamys over !.schouder. 1.in veld ster. Muntstempel S(ecunda officina) T(icini). Sear 3536 var. LS 6, 1155. 8,90 g.

10

De denarius met het portret van de drieënzeventigjarige Galba die door zijn troepen in Spanje tol keizer uitgeroepen werd, brengt ons naar het driekeizerjaar. Geslagen tijdens Galba's korte regering tussen juli 68 en januari 69 te Rome (afb. 34a-b), geven zijn stugge gelaatstrekken met de onverzettelijke mond het beeld van strengheid en zuinigheid dat uit de literatuur bekend is. Op de keerzijde zien we weer SPQR/OB/CS, binnen een krans van eikenbladeren, vergelijk afb. 32b. Ook deze munt was eens in het bezit van Professor Six. Na het debacle van Otho en Vitellius datzelfde jaar is het de beurt aan Vespasianus. Diens zoon herstelt in 70 het Romeinse gezag over Jeruzalem (vgl. nr. 54).

Nerva Keizer Nerva heeft op een denarius uit 97 na Christus een opvallende haviksneus (afb. 35a). Op deze denarius uit zijn tweede regeringsjaar vermeldt de keizer op de voorzijde zijn functie van Hogepriester , dat wil zeggen hoofd van de staatscultus, door de letters P M (Pontifex Maxi mus). De letters TR P staan voor TRibunicia Potestate, ' in de bevoegdheid van volkstr ibuun'. Dit is een ouderwetse term, nog overgebleven uit de Republikeinse tijd, maar in de keizertijd een titel die de vorst automatisch elk regeringsjaar opnieuw kreeg. De vier attributen op de keerzijde van de munt verwijzen naar het ritueel dat de Pontifex Maxi mus leidde: een scheplepel, wijwaterkwast, schenkkan en staf (afb. 35a). De titel Vader des Vaderlands staat er voluit rondom en benadrukt de beschermende rol van de keizer. Hij heeft een uitgesproken goede reputatie nagelaten.

Trajanusen Trajanus Keizer Trajanus stelt zich voor als overwinnaar van de Germanen en de Daciërs in de titulatuur rondom zijn met een lauwerkrans bekroonde borstbeeld (afb. 36a-b). Ook de keerzijde met de verpersoonlijking van de overwinning, Victoria, die ook nog met een zegekrans en de palmtak van de vrede weergegeven is, verwijst naar zijn 'pacificerende' successen. Deze denarius stamt uit de jaren 103111. De antoninianus van keizer Trajanus Decius (afb. 37a-b) is honderd jaar later geslagen en brengt ons meteen in een geheel ander tijdvak van de Romeinse geschiedenis. De denarius is vervangen door de antoninianus, een munt die oorspronkelijk circa vijf gram woog en die geslagen werd tussen 215 en 260. Grote figuren uit het verleden worden soms op munten herdacht. Zo benadrukt men de


continuïteit van het keizerschap. Deze antoninianus stamt uit 250/51 en is geslagen in Mediolanum, het huidige Milaan. Op de voorkant staat het vergoddelijkte portret van keizer Titus met stralenkroon en eromheen DIVO TITO, 'voor de vergoddelijkte Titus'. Op de keerzijde is het rechthoekige altaar van zijn cultus met een brandoffer afgebeeld. Erbij staat 'consecratio': vergoddelijking.

Diocletianus

DE BYZANTIJNSE WERELD

Typerend voor de muntslag van het eind van de derde eeuw is deze bronzen 'follis', een munttype dat onder Diocletianus ingevoerd wordt (afb. 38a-b). Het woord follis betekent eigenlijk geldbuidel. Of de term ooit officieel gebruikt is staat geenszins vast. Op dit exemplaar, geslagen tussen 284 en 305 worden de onverbiddelijke gelaatstrekken en de korte baard van deze keizer scherp weergegeven. We komen hier in het omschrift voor het eerst de letters P F in combinatie tegen, PIUS FELIX dat (vrij)

Te Nicomedia niet ver van het huidige lstanbul, werd rond 324 een solidus geslagen die op de voorzijde de beeldenaar van Constantinus Magnus, Constantijn 'de Grote', met een lauwerkrans toont (afb. 40a). Op de achterkant van deze gouden munt wordt vermeld dat de overwinningsgeloftes

vertaald kan worden als 'plichtsgetrouw en zegenbrengend'. P F wordt vanaf de tweede helft van de derde eeuw een standaardformule in de keizertitulatuur op munten. Op de keerzijde van deze 'follis' is de beschermgeest van het Romeinse volk, de Genius, met hoofdtooi, offerschaal (patera) en hoorn des overvloeds (cornucopiae) weergegeven. De ster links in het veld is een emissieteken. Na de munthervorming van Diocletianus van 294 worden munten niet meer alleen in Rome maar ook in ongeveer twintig verschillende grensp laatsen van het Romeinse Rijk geslagen. Enkele (begin)letters van de plaatsnaam vormen het muntteken. In de afsnede op de keerzijde van dit exemplaar (afb. 38) staan de letters Sen T die verwijzen naar het tweede muntatelier (secunda officina) van de stad Ticinum in Noord-Italië, dichtbij het huidige Parma. Een ander type munt, ditmaal van zilver, dat bij de munthervormingen van Diocletianus ingevoerd werd, is de argenteus (afb. 39a-b). Ook hier weer het portret met de korte militaire baard op dit exemp laar dat in 294 te Rome geslagen werd. Op de keerzijde krijgt de verdienste van de soldaten de nadruk, 'Virtus Militum'. In het beeldveld staan de vier tetrarchen die samen offeren op een drievoet voor de toegang van een vesting met zes torens. Diocletianus had al in 286 als medekeizer Maximianus Herculius benoemd die in hetzelfde jaar ook de titel 'augustus' mocht dragen. Ondanks hun samenwerking werden de grenzen van het Romeinse Rijk nog steeds bedreigd door barbaarse stammen. Diocletianus vond dat ter verdediging van het rijk zowel hijzelf als Maximianus een assistent nodig hadden die de titel 'Caesar' kreeg. Constantius Chlorus werd de partner van Diocletianus, Galerius Maximianus de collega van Maximianus Herculius. Het rijk werd dus bestuurd door een 'heerschappij van vier', de tetrarchie.

39. APM 13.088 Diocletianus. Argenteus, Rome, ca. 294 n. Chr. DIOCLET-IANVS AVG(ustus). Buste van Diocletianus met lauwerkransn.r. Kz. VIRTVS MILITVM. De vier tetrarchen offeren boven een drievoet vóór een hek in een omheining met zes torens. RIC 27a. JS248,490. 3,07 g.

Constantijn de Grote

die de keizer bij zijn troonsbestijging heeft afgelegd, twintig jaar later zijn ingelost: 'VOT(is solutis) XX (vicennalibus)' staat op een schild dat vastgehouden wordt door Victoria die op een wapenbuit zit (afb. 40b). Tegenover haar staat ook een symbool van de overwinning, een tropaeum, samengesteld uit onderdelen van wapenrustingen en een knielende krijgsgevangene. SMN G(amma) in de afsnede betekent Sacra Moneta Nicomediae, de heilige(= keizerlijke) munt van Nicomedia. De laatse Griekse letter gamma verwijst naar het derde munt-atelier (tertia officina). Constantijn de Grote noemde het vroegere Byzantium (het huidige lstanbul) 'Constant inopoli s' en maakte de stad in 330 hoofdstad van het OostRomeinse Rijk. Het christendom heeft een stevige voet aan de grond gekregen dankzij de christenvriendelijke maatregelen van deze keizer. Het portret van Helena, de eerste echtgenote van keizer Constantius 1,is weergegeven op een follis (afb. 41 a-b). Zij was de moeder van Constantijn de Grote. In het rijk gekapte haar draagt ze een diadeem; oorhangers en een halssnoer comp leteren haar juwelen. Op de voorzijde staat haar naam FL(avia) HELENA met de keizerlijke titel AVGVSTA die zij op 8 november 324 kreeg. De keerzijde benadrukt de zekerheid, rust en orde van het keizerlijk bewind met de weergave van de Securitas van het rijk. In het randschrift van dit tussen 325 en 329 te Antiochië geslagen exemp laar zit een schrijffout die misschien te verklaren is door de uitspraak: Rei Publice in plaats van Rei Publicae. Het emissieteken rechts in het veld bestaat uit de Griekse letters Delta en Epsilon, vierde en vijfde letter van het alfabet, die opgeteld het getal 9 vormen en erop duiden dat dit type munt in het negende muntatelier in Antiochië werd geslagen.

40. APM 13.938 AV. Constantinus 1.Solidus, Nicomedia, ca. 324 n. Chr. CONSTANT- INVS P(ius) F(elix) AVG(ustus). Buste van Constantijn met lauwerkrans n.r. Kz. VICTORIB(us) AVGG (Augustorum) ET CAESS(Caesarum) NN (Nostrorum). Victoria zit bij wapenhoop, houdt schid vast met VOT(is solutis) XX (vicennal1bus), r. in veld tropaeum aan de voet waarvan een krijgsgevangene op de grond zit. In afsnede S(acra)M(oneta) N(icomediae) Gamma (offici na 3). RIC 63 var. 4,45 g. 41. APM 13.090 AE. Helena, vrouw van Constantius1. 'Follis', Antiochië, ca. 325-329 n. Chr. FL(avia)HELENA-AVGVSTA. Buste van Helena met diadeem, halsketting en mantel n.r. Kz. SECVRI- TAS-REIPVBLICE. Securitas staat n.l., tilt met r.hand jurk op, in l.hand tak, r. in veld emissiestempel Delta/Epsilon (officina9), in afsnedeS(acra)M(oneta) ANT(iochiae). RIC 82 var. LRBC 1328. 2,82 g.

11


42. APM 13.095 A AE. Constantius ll. Klein brons, Antiochia, 9 september337-347 n. Chr. CONSTAN-TIVS AVG(ustus). Buste van Constantius met pareldiadeem, gewaad en kuras n.r., parelrand. Kz. GLOR-IA EXERC-ITVS.Twee gehelmde soldaten staan frontaal met de gezichten naar elkaar toe, beiden houden een omgekeerde speer vast en rusten met één hand op een schild. Een standaard staat tussen hen in. In afsnede S(acra) M(oneta) AN(tiochiae) Delta/lota (officina 14). RIC 49. 1,92 g. 43. APM 13.939 AV. Constantius ll. Solidus, Siscia, 344 n. Chr. CONSTANTIVS-AVGVSTVS. Bustevan Constantiusmet lauwer- en rozettendiadeem, gewaad en kurasn.r. Kz. VICTORIAE DD (Do minorum ) NN (Nostrorum) AVGG (Augustorum). Twee Victoriae staan naar elkaar toe, houden krans (ziet eruit als ring van bolletjes) tussen hen in met VOT(is solutis) XX (vicenna libus) MVLT(is) XXX (tricennalibus) (susceptis). In afsnedeSIS(ciae)met takjesaan weerszijden. Beide voorstellingen zijn omringd door een krans. Geslagen ter gelegenheid van Constantius' twintigsteregeringsjaar. RIC133. 4,43 g.

Julianus'de afvallige' in Lyon

De letter thèta die ook voor '9' staat werd uit bijgeloof angstvallig vermeden door de muntmeesters omdat het Griekse woord voor 'dood' (thanatos ) ook met een thèta begint.

Gloria exercitus Dit kleine bronzen muntje werd onder Constantius 11, de derde zoon van Constantijn de Grote, te Antiochië geslagen, circa 337-347 (afb. 42a-b). CONSTAN-TIVS AVG(ustus) staat rondom de beeldenaar van Constantius met pareldiadeem, gewaad en borstpantser. Zijn vader Constantijn de Grote herintroduceerde het diadeem dat sinds de Hellenistische vorsten een teken van de absolute monarchie was. Het kwam in de plaats van de traditionele lauwerkrans . Op de keerzijde staat GLOR-IA EXERC-ITVS, 'g lorie van het leger'. Twee gehelmde soldaten staan frontaal met de gezichten naar elkaar toe, beiden houden een omgekeerde speer vast en leunen met één hand op een schild. Een standaard staat tussen hen in. In de afsnede staat S(acra) M (oneta ) AN(tiochiae) Delta/lota

44. APM 13.092

Bustevan JulianusIl met pareldiadeem en gewaad, zonder baard, n.r. Kz. VOT(is solutis) X (decennalibus) MVLT(is) XX (vicennalibus) (susceptis) binnen een eikenkrans. In afsnede muntstempelP(rimaofficina)LVG(duni). RIC 233. JS265,844. 1,90 g. 12

pareldiadeem en een gewaad maar laat zich nog niet met een 'heidense' baard afbeelden. Op de keerzijde zien we weer een Vota- formule: VOT(is) X MVL T(is) XX binnen een eikenkrans. De geloftes van de afgelopen regeringsperiode, tien jaar geleden (vota decennnalia), zijn ingelost (soluta ) terwijl veel wordt aanvaard voor nog eens tien jaar (multis vicennalibus susceptis). Het muntstempel in de afsnede vermeldt PLVG, P(rima officina) LVG (du ni).

(deci ma quarta officina).

Valentinianusin Rome

Solidus

Julianus ll. Siliqua, Lugdunum, lente 360-26 juni 363 n. Chr. FL(avius)CL(audius) IVLIA-NVS P(ater) P(atriae) AVG(ustus).

Uit de driejarige regeringsperiode van keizer Julianus Il (360-363 ) stamt deze siliqua, een zilveren munt die in de vierde eeuw geïntroduceerd werd (afb. 44a-b). De munt werd geslagen in de muntplaats Lugdunum, het huidige Lyon. Keizer Julianus voelde zich veel minder geroepen tot het christendom dan de familie van Constantijn de Grote. Hij was vooral gecharmeerd van het Neoplatonisme, een filosofische stroming uit de derde eeuw waarvan de aanhangers de werken van Plato opnieuw interpreteerden. Hoewel Julianus tegen gewelddadige christenvervolgingen pleitte, bevoorrechtte hij heidense individuelen en liet hij onderwijs door christelijke leraren verbieden. Zijn bijnaam luidde daarom 'apostas', de afvallige. Op de munt staat Julianus' naam op de voorzijde met de vermelding 'vader des vaderlands': FL(avius) CL(audius) IVLIA-NVS P(ater) P(atriae) AVG(ustus). Julianus Il draagt de

Deze prachtige en zeldzame solidus herdenkt in goud het twintigste regeringsjaar van keizer Constantius Il in Siscia, 344 na Christus (afb. 43a-b). Zijn naam, CONSTANTIVS AVGVSTVS staat voluit vermeld op dit jubileumexemplaar terwijl zijn portret uitgerust is met een lauwer- en rozettendiadeem, gewaad en kuras. Op de keerzijde staat: VICTORIAE DO (Dominorum ) NN (Nostrorum) AVGG (Augustorum): twee Victoriae staan naar elkaar toe, houden een krans die eruit ziet als een ring van bolletjes tussen hen in met VOT(is) XX (vicenna libus ) MVLT(is) XXX (trice nnalibus ) (susceptis). Dit betekent dat de geloftes die de keizer bij zijn troonsbestijging heeft afgelegd 20 jaar later zijn ingelost (soluta) en dat er nog veel goede voornemens op het programma staan voordat zijn dertigste regeringsjaar aanbreekt. In de afsnede staat SIS(ciae) met twee takjes aan weerszijden. Beide voorstellingen zijn omringd door een krans.

Valentinianus I liet deze solidus circa 364-367 te Rome slaan (afb. 45a-b). Gedurende zijn elfjarige regeringsperiode bestuurde hij het Westen, zijn broer Valens veertien jaar lang het Oosten van het Romeinse Rijk. D(ominus) N(oster) VALENTINIANVS P(ius) F(elix) AVG(ustus), 'O nze Heer Valentinianus Plichtsgetrouw en Zegenbrengend Augustus' luidt het omschrift op de voorzijde, terwijl Valentinianus met pareldiadeem, gewaad en kuras zelfvoldaan naar rechts kijkt (afb. 45a). Op de keerzijde staat RESTITVTOR - REI PVBLICAE: de keizer staat als ' hersteller van de staat' frontaal met het hoofd naar rechts gewend (afb. 45b). In zijn rechterhand houdt hij een labarum vast, een vlag met een Christusmonogram; in de linkerhand een globe met een Victoria erop. In de afsnede staat het muntstempel van het eerste muntatelier in Rome: R(omae) P(rima officina). Aan weerszijden van het muntstempel zien we nog een bolletje en een takje, emissietekens van de werkplaats.

Theodosiusen MagnusMaximusin Trier Onder Theodosius I werd in Trier, het antieke Treveri, deze siliqua geslagen, tussen 19 januari 379 (de dag waarop Theodosius door keizer Gratianus werd benoemd tot 'augustus' van het oostelijke deel van het Romeinse Rijk) en 25 augustus 383 (afb. 46a-b). De tekst D(om inus) N (oster) THEODO-SIVS P(ius) F(elix) AVG(ustus) staat weer rondom de buste van Theodosius met pareldiadeem , gewaad en kuras. Op de keerzijde staat CONCOR-DIA AVGGG (Aug ustorum ), 'ee ndracht der augusti' terwijl een personificatie van de stad Constantinopel met


torentjes op het hoofd frontaal op een troon zit en naar rechts kijkt. Ze houdt haar rechtervoet op een schip, een scepter in de rechter- en een hoorn des overvloeds (co rnucopiae ) in de linkerhand. In de afsnede staat het muntstempel van Trier, TR(everorom )

45. APM 13.940 AV. Valentinianus 1.Solidus, Rome, 25 februari364-24 augustus367 n. Chr. D(ominus) N(oster)VALENTINIANVS P(ius) F(elix) AVG(ustus). Buste van

en de letters PSdie staan voor P(u)S(ulatum argentum)

Valentinianus met pareldiadeem,

'p uur zilver'. Dit waarmerk was blijkbaar nodig

gewaad en kuras n.r.

voor de Romeinse burgers die het vertrouwen in

Kz. RESTITVTORREI PVBLICAE.

het steeds maar devaluerende zilvergeld hadden verloren: munten van messing werden al vanaf de

Keizer staat frontaal met hoofd n.r.

tweede helft van de derde eeuw met steeds dunnere

gewend, in. r.hand labarum, in l.hand een Victoria op globe.

laagjes zilver bedekt. Zowel de spelling 'pusulatum '

In afsnede muntstempel R(omae)

als 'pustulatum' komt voor in de oude handschriften. De term wordt gebruikt voor zeer zuiver zilver en

bolletje en takje.

verwijst misschien naar de blaasjes geproduceerd

RIC 2a. Sear 4088. 4,35 g.

P(rima officina) met aan weerszijden

tijdens het zuiveringsproces van dit edelmetaal. ('pusula/pustula '= blaasje, blaar ). Ook uit Trier komt een siliqua van Magnus Maxi mus, geslagen tussen 383-388 (afb. 47a-b). De inmiddels geijkte keizerstitulatuur staat rondom het portret van Magnus

46. APM 13.093 Theodosius 1.Siliqua, Treveri, 19 januari 379-25 augustus 383 n. Chr. D(ominus) N(oster) THEODO-SIVS

Maxi mus met pareldiadeem , gewaad en kuras .

P(ius) F(elix) AVG(ustus). Buste van

VIRTVS RO-MANORVM,

Theodosius met pareldiadeem ,

'de dapperheid der

Romeinen ' staat op de keerzijde rondom de gepersonificeerde Roma die frontaal op een troon zit, naar

gewaad en kuras n.r.

links kijkt, een globe in de rechter- en een scepter

Kz. CONCOR-DIA AVGGG (Augustorum). Personificatie van

in de linkerhand vasthoudt. In de afsnede staat weer nadrukkelijk vermeld dat de munt van zuiver

Constantinopolis met torentjes op hoofd zit frontaal, kijkt n.r., r.voet

zilver is: TR(eve rorum) P(u)S(ulatum argentum).

op schip, scepter in r.- en cornuco-

Valentinianus in Antiochië

piae in l.hand. In afsnede muntstempel TR(everorum) P(u)S(ulatum

Dit kleine bronzen muntstukje van Valentinianus Il

argentum). RIC 55a. 2,05 g.

uit Antiochië dateert men tussen 25 augustus 383 en 15 mei 392 (afb. 48a-b). Door een misslag is op de voorzijde een deel van de titulatuur weggevallen: D(ominus )] N(oster ) VALENTINIAN[VS P(ius) F(elix)

47. APM 13.091 Magnus Maximus. Siliqua, Treveri, 25

AVG(ustus)]. Valentinianus 11,sinds 375 bestuurder

augustus383- 28 augustus388 n. Chr. D(ominus) N(oster) MAG(nus)

van lllyrië, Italië en Africa, is uitgedost met parel-

MAX- IMVS P(ius)F(elix) AVG(ustus)

diadeem, zijn gewaad en kuras zijn niet zichtbaar. Op de keerzijde wordt pontificaal het welzijn van de staat vermeld: SALVS REl-[PVBLICAE, een deel

Buste van Magnus Maximus met pareldiadeem, gewaad en kuras n.r. Kz. VIRTVS RO-MANORVM

van de tekst is verloren gegaan. Een Victoria loopt

Personificatie van Roma op troon

vastberaden naar links, houdt met haar rechterhand

zittend, kijkt n.l., houdt globe in r.-

een trofee over de schouder en sleept met haar linkerhand een vogel mee. In het veld staat naar links het

en scepter in l.hand vast, in afsnede TR(everorum) P(u)S(ulatum argentum).

chi/rho-symbool. Dit monogram bestaat uit de eerste

RIC 84b. 2,02 g.

letters van het Griekse CHRISTOS en verscheen volgens de overlevering aan Constantijn de Grote

48. APM 13.095 B

in een droom. Constantijn stond op het punt slag te leveren bij de Milvische brug over de Tiber in 312

AE. Valentinianus ll. Klein brons,

tegen zijn rivaal Maxentius. Toen hij het monogram

Antiochia, ca. 25 augustus 383- 15 mei 392 n. Chr. D(ominus )) N(oster)

zag en de woorden ' hiermee overwin je' hoorde,

VALENTINIAN[VS P(ius) F(elix)

nam hij dit 'C hristogram ' als symbool over op zijn heersersvlag en versloeg Maxentius daadwerkelijk '• . In de afsnede staat ANT[A': ANT[(iochiae ) (prima officina)).

AVG(ustus)).Bustevan Valentinianus met pareldiadeem,gewaaden kurasn.r. Kz. SALVS REl-[PVBLICAE. Victoria loopt n.l., houdt met r.hand trofee over schouder en sleept met l.hand vogel mee. In veld 1.chi/rho. In afsnede ANT[A'. RIC 67a. 1,56 g.

13


49. APM 13.094 AV. Valentinianus 111. Tremissis, Mediolanum, ca. 430-455 n. Chr. D(ominus) N(oster) PLA(cidus) VALENTINIANVS P(ius) F(elix) AVG(ustus). Buste van Valentinianus met pareldiadeem, gewaad en kuras n.r. Kz. kruis, omringd door krans, in afsnede OM(es) OB(ryzi). RIC 2030. 1,41 g. 50. APM 13.941 AV. Heraclius en Heraclius Constantinus. Bolvormige solidus, Carthago, ca. 635-636 n. Chr. HERACLIO CONSTANT(ino). Frontale bustes van Heraclius mét en Heraclius Constantinus zonder baard, beiden met kroon en gewaad. Tussen hun hoofden een kruis. Kz. V ICT(o)RIA AVGVS (Augustorum) (thèta). Kruis op voetstuk met twee treden. In afsnede CON(stantinoupoleoos) OB(ryzon). DOC 227a. Ratto 1373var. M IB 111 84b. Whitt. 86-87. JS286, 1770. 4,5 g. 51. APM 13.942 AV. Michael VII Ducas. Concave histamenon nomisma 'schoteltje', Constantinopolis, ca. 1071-1078 n. Chr. l(èsou)SCH(r isto)S. Buste van Christusfrontaal, achter hoofd nimbus met kruis. Kz. MICH-AEL-BASIL(eus). Buste van Michael frontaal met lorus, in r.hand labarum, in 1.hand globe met kruis. Sear 1868. DOC 2d. Whitt. 328. JS286, 1775. 4,24 g.

Valentinianus in Milaan Onder Valentinianus 11 1werd te Mediolanum, het huidige Milaan, deze gouden tremissis geslagen tussen 430 en 455 (afb. 49a-b). De eenheid tremissis, 1/3 solidus, werd in 383 door keizer Theodosius ingevoerd. Het omschrift op de voorzijde luidt D(ominus) N(oster) PLA(cidus) VALENTINIANVS P(ius) F(elix) AVG(ustus). De beeldenaar van Valentinianus met pareldiadeem, gewaad en kuras is naar rechts gekeerd. De keizer kijkt somber voor zich uit. Op de keerzijde zien we een kruis, omringd door een krans. In de afsnede staat COMOB, een afkorting van COM(es) OB(ryzi). In het westelijke deel van het Romeinse Rijk had een 'comes', een hoge ambtenaar, de supervisie over de keizerlijke goudvoorraden. Hij was verantwoordelijk voor de kwaliteit van het goud en garandeerde met het stempel COMOB een zuiver goudgehalte van de munt. Het Griekse 'obryzos' betekent zuiver, puur.

Heraclius in Carthago Typisch voor Carthago in de eerste helft van de zevende eeuw na Christus is deze kleine dikke bolvormige solidus (afb. S0a- b). Op de voorzijde staan keizer Heraclius en zijn zoon Heraclius Constantinus frontaal afgebeeld. Ze dragen beiden een kroon versierd met twee rijen parels en een kruis erop en hebben de mantels om de rechterschouder geknoopt. De vader heeft een lange baard en steekt iets boven zijn zoon uit. Tussen hun hoofden staat weer een kruis terwijl het omschrift HERACLIO CONSTANT(ino) luidt: 'opgedragen aan Heraclius Constantinus'. Op de keerzijde staat een kruis op een basis met twee treden en V ICT(o)RIA AVGVS (Augustorum); de laatste Griekse letter thèta geeft aan dat deze munt in het negende indictiejaar, 635-36, geslagen moet zijn. In de afsnede staat CONOB, een Latijnse transliteratie van het Griekse CON(stantinoupoleoos) OB(ryzon) dat wil zeggen 'de zuivere gouden standaard van Constantinope l'.

Michael VII Ducas in Constantinopel

52a. APM 13.096 (1:1) PL. Andronicus Il en Michael IX 'palaiologoi'. Loden zegel, ca. 1295-1320 n. Chr. Aartsengel Michael met chiton en fasces, achter hoofd nimbus.

14

U it de regeringsperiode van keizer Michael VII Ducas, 1071- 1078 , stamt dit gouden 'histamenon nomisma' (afb. 51 a-b). Dit type 'staande munt' is concaaf en wordt ook 'schoteltje' genoemd. De munt werd geslagen te Constantinopolis. Op de voorzijde staat l(èsou)S CH(risto)S aan weerszijden van een frontale buste van Christus. Achter zijn hoofd zien we een nimbus met een kruis. Op de keerzijde staat MICH-AEL-BAS IL(eus) rondom de frontale buste van Michael VII. Hij draagt een lorus, oorspronkelijk een consu lskleed dat in de byzantijnse periode de lijkwade van Christus symboliseert. Als het kledingstuk zoals hier uitbundig is versierd, kan het een toespeling zijn op de wederopstanding en bevestigt het de religieuze autoriteit van de keizer. In de rechterhand houdt Michael zijn labarum, in de linkerhand de 'globus cruciger', een globe met een kruis. De munt laat duidelijk zien dat de keizer als plaatsvervanger van Christus de heerschappij 35 over de hele wereld nastreeft •


Lodenzegel Gedurende de gemeenschappelijke regering van Andronicus Il en Michael IX 'palaiologoi' (12951320) is dit loden zegel vervaardigd (afb. 52a-c). Op de voorzijde staat de aartsengel Michael, zonder baard, gekleed in een chiton met fasces in de linkerhand. Achter zijn hoofd is een nimbus te zien. De inscriptie op de keerzijde vermeldt een verzoek om bescherming aan aartsengel Michael de 'hemelbetreder'. De afzender is een zekere Constantinus Magistrus die zichzelf 'uw dienaar' noemt (afb. 52c). Misschien is Constantinus Magistrus dezelfde persoon als Magistrus Constantinus die voorkomt in 1 een brief uit 1308-09 •. Het woord 'magistrus' zou ook het ambt van Constantinus kunnen aanduiden: in de veertiende eeuw had een 'magistrus' een lage, onbetekenende functie in de kerk. Vier munten in de schenking tenslotte, vertegenwoordigen culturen die buiten de Grieks-Romeinse muntslag vallen. Typisch voor de Keltische munten zijn de zogenaamde regenboogschotels die geslagen zijn door de Germani uit Centraal Europa (afb. 53a-b). Op de voorzijde staat een 'triquetrum' in een krans. Cirkelpatronen binnen een Keltische halsketting sieren de keerzijde. De schekel die werd geslagen in Judea in het jaar 67, in het tweede jaar van de Joodse opstand (afb. 54a-b) heeft een trots omschrift in het hebreeuws dat luidt 'Schekel van Israël' rondom een drinkschaal op een hoge voet met daarboven de datum 'Jaar 2'. Op de keerzijde staat 'Heilig Jeruzalem' en zien we een tak met drie granaatappels. Schekels hebben een standaardgewicht tussen de 13,8 en 14,2 gram. Dit exemplaar weegt 13, 17 gram, een verschil dat verklaard kan worden door een corrosieplek aan de rand. Uit India komt een gouden stater die werd geslagen ten tijde van het 'Kushan Keizerrijk' (209-242) (afb. 55a-b). Het omschrift in het Bactrisch met Griekse letters vermeldt dat koning Vasu Deva 'koning der koningen' is. De koning staat met een drietand boven een altaar. Hij draagt een lange tuniek, broek en een puntige kroon, terwijl hij om zijn middel een lang zwaard heeft gegord. Op de keerzijde zien we Shiva als Romeinse god frontaal afgebeeld; achter zijn rug loopt een stier naar links. Shiva houdt een band in de rechter- en een dr ietand in de linkerhand. Links in het veld staat een monogram. Van goud is ook een Indiase dinara van het 'boogschutter type'. Deze munt van het Gupta rijk, stamt uit de periode 330-414 (afb. 56a-b) en staat op naam van Candragupta Il Vikramaditya. Op de keerzijde zit de godin Lakshmi op een lotusbloem.

APX MIXAHA Ol'PANOBAMQN 1:KETIOI:I:+ KQN:I:T ANTINON MArl:I:TPON TON 1:0N 01- + KETHN 52 b-c. APM 13 .096 (1:1) Kz. inscriptie ARCH(AN- GELE) MICHAEL OVRANOBAMOON SKEPOISKOONSTANTINO MAGISTRON TON SON OIKETEN. Zacos & Veglery 2757 (VZ). Schlumberger p. 426 (VZ). H. Goodacre, A Handbook of the Coinage of the Byzantine Empire, London 1971 . 41 ,04 g. 53. APM 13.055 Germani. Keltische regenboogschotel. Centraal Europa, 1e eeuw v. Chr. Triquetrum in een krans. Kz. Cirkelpatronen binnen een Keltische halsketting. Forrer fig. 399. LS 7, 1427. Roymans/v.d Sanden p. 239-245. 5,23 g. 54. APM 13.803 Schekel. Judea, 67 n. Chr. Omschrift in Hebreeuws: 'Schekel van Israël'. Drinkschaal op hoge voet met daarboven datum 'Jaar2', parelrand. Kz. 'Heilig Jerusalem'. Tak met drie granaatappels. AJC 118. Mesh 151. LS 16,1768. 13,17 g.

55. APM 13.342 AV. Stater. Kushan, India, 209-242 n. Chr. Omschrift in Bactrisch met Griekse letters 'Koning Vasu Deva' Koning met drietand boven vuuraltaar n.l. Kz. Shiva met stier n.l. BMC 11. Fr. 23. Göbl 642. LS 11,1410. 8,03 g. 56. APM 13.371 AV. Stater, Gupta Rijk, 380-414 n. Chr. Candragupta Il Vikramaditya met pijl en boog. Kz. Godin Lakshmi op lotus. Van Loon 1995, 1225. 7,84 g.

15


AFKORTINGEN

Afkortingen

AJC BIBLIOGRAFIE NOTEN

Ancient Jewish Coinage. Alföldi A. Alföldi, Caesar in 44 v. Chr. Band 2- Das Zeugnis der Münzen , Bonn 1974. Bodenstedt F. Bodenstedt, Die Elektronmünzen van Phokaia und Mytilene , Tübingen 1981. Bop. 0. Bopearachchi, Monnaies Creco-bactriennes et lndo-grecques: Catalogue raisonné, Parijs 1991. BMC A Catalogue of Creek Coins in the BritishMuseum , Londen sinds 1873. Cr. M .H . Crawford, Roman Republican Coinage, 1& 11 , Cambridge 1974. DOC A.R. Bellinger-P. Grierson, Catalogue of the Byzantine Coins in the Dumbarton Oaks Collection and in the Whittemore Col/ection, Washington 1966-1973. Forrer R. Forrer, Keltische Numismatik der Rhein- und Donaulande , Straatsburg 1908. BMCRE H. Mattingly (Vol. I-V), R.A.G. Carson (Vol. VI), Coins of the Roman Empire in the British Museum, Londen 1923-1962. BMCRR H.A. Grüber, Coins of the Roman Republic in the British Museum, Vol. 1-3, Londen 1910. FH P.R. Franke-M. Hirmer, Die griechische Münze, München 1964. Fr. R. Friedberg,Cold Coins of the World, New York 1980. Göbl R. Göbl , System und Chronologie der Münzprägung des Kusanreiches, Wenen 1984. Grierson-W. P. Grierson & U. Westermark, Early Hellenistic Coinage: from the Accession of Alexander to the Peace of Apamea (336- 188 BC), Cambridge 1991. Haeb. E.J.Haeberlin , Aes Grave, Frankfurt 1910. Kleiner-Nae F.S. Kleiner & S.P. Noe , The early cistophoric Coinage, Numismatic Studies 14, American Numismatic Society, New York 1977 . Klose D.O.A. Klose, Van Alexander zu Kleopatra: Herrscherporträts der Criechen und Barbarer, tentoonstellingscatalogus 17, Vll-1 XI 1992 , Staatliche Münzsamml ung, München 1992. LRBC R.A.G. Carson, P.V. Hili & J.P.C. Kent, Late Roman and Byzantine Coinage AD 324-498, Londen 1960. Mesh Y. Meshorer, Ancient}ewish Coinage, 1982.

MIBIII Moneta lmperii Byzantini Band 111-VonHeraclius' bis Leo Il/. Alleinregierung (610-720), Wenen 1981 . Mül. L.Müller, Numismatique d'A lexandre Ie Grand, Kopenhagen 1855. 16

Ratto R. Ratto, Catalogue des monnaies Byzantines et d'autres pays contemporaines à /'époque Byzantine, Lugano 1930. Ravel O .E. Ravel, Les 'poulains' de Corinthe, Londen 1948. RIC H. Mattingly, E.A. Sydenham et al., The Roman Imperia/ Coinage, Londen 1923-1984. RIC, 2e druk C.H.V. Sutherland, The Roman Imperia/ Coinage, Vol. 1, revised edition, Londen 1984. Roymans/v.d. Sanden N . Roymans & W. van der Sanden, Celtic Coins from the Netherlands and their archaeological Context, IPP Publikatie 314, Berichten ROB XXX 1980. Schlumberger G. Schlumberger, Sigillographie de /'Empire Byzantin , Parijs 1884 . SNG Sylloge Nummorum Craecorum, delen zoals: Sammlung van Aulock, Berlijn 1957 ff.Copenhagen.TheRoyalDanisch Collection. Lockett.TheLockettCollection.Londen 1947. JS J. Schulman, J. Schulman, J. Schulman, J. Schulman , J. Schulman, J. Schulman,

Amsterdam , Amsterdam , Amsterdam, Amsterdam , Amsterdam, Amsterdam,

nr. 248, nr. 264, nr. 265, nr. 270, nr. 286, nr. 290,

19 nov. 1968. 26 april 1970. 28-29 sept. 1976. 23-24 juni 1980. 28-30 sept. 1987. 25-26 sept. 1989.

LS L. Schulman, L. Schulman, L. Schulman, L. Schulman, L. Schulman, L. Schulman ,

Laren, Laren, Laren, Laren, Laren, Laren,

nr. 5, 26 nov. 1990. nr. 6, 15 april 1991. nr. 7, 11-12 nov. 1991. nr. 11, 15-16 nov. 1993. nr. 12, 18-19 april 1994 . nr. 13, 14-15 nov. 1994 .

RS R. Schulman, cat. 291, 25-26 sept. 1990. R. Schulman, cat. 292, 15 juni 1991. R. Schulman, cat. 294, 10-11 febr 1993. FS F. SternbergAG, Zürich , Auktion XXVII, 7-8 nov. 1994. Sear D.R. Sear,Roman Coins and their Values, Londen 1988. Svor Svoronos, Ta nomismata tau kratous toon Pto/emaioon Il, Athene 1904. Suth. C.H.V. Sutherland, Münzen der Römer, MünchenFribourg 1974. Syd E.A. Sydenham, The Coinage of the Roman Republic, New York 1995. Thurlow-V. B.K. Thurlow & I.G. Vecchi, lta/ian cast Coinageltalian Aes Grave, London/New York 1979. Van Loon Veiling Van Loon, nov. 1995. Vlasto M.P. Vlasto, Descriptive Catalogue of the Collection of Tarentine Coins, Londen 1947. Whitt. P.D. Whitting , Münzen van Byzanz, MünchenFribourg 1973. Zacos & V. G. Zacos & A. Veglery, Byzantine Lead Seals,Basel 1972.


Bibliografie Furtwängler, A.E., Monnaies grecques en Gaule - Ie trésor d'Auriol et Ie monnayage de Massilia 525/520-460 av. J.C., TYPOS Band 111 (1978). Goodacre, H., A Handbook of the Coinage of the Byzantine Empire 1-111 , Londen 1971. Hornblower, S. & Spawforth, A., Oxford Classica/ Dictionary, 3rd ed., Oxford 1996 . Jones, J. M., A Oictionary of Ancient Roman Coins, Londen 1990. Plant, R., Greek Coin Typesand their lclentification, Londen 1979. Zadoks-Josephus Jitta, A.N. en van Es, W.A., Muntwijzer voor de Romeinse tijd, Bussum 1974.

Noten Met dank aan dr. J. van der Vin en drs P.J. Brands, Koninklijk Penningkabinet. De munten werden in het restauratieatelier van het APM gereinigd. Vgl. R. Weiss, The Renaissance Discovery of Classica/ Antiquity, 2e druk (Oxford 1988 ), 22-24. 2

,, Il

Als alles gaat zoals het behoort, is een penningmeester op de penning, een muntmeester op de Munt. Zie over het Penningkabinet, H.E. van Gelder, Het Koninklijk Penningkabinet , in: H.E. van Gelder et al. (verantwoording ), 150jaar Koninklijk Kabinet van Schilderijen, Koninklijke Bibliotheek , Koninklijk Penningkabinet ('s Gravenhage 1967), 152. 3 Mededelingenblad Amsterdam 53, april 1992 , dat geheel aan aspecten van de numismatiek gewijd is. 4 Voor munten die in hun archeologische samenhang bewaard zijn, bijvoorbeeld als gesloten muntvondst, gelden vanzelfsprekend andere criteria. 5 Vgl. M. Cristofani (ed.), Civiltà degli etruschi, tentoonstellingscatalogusFlorence,Museo archeologico 1985, 239, nr. 8. 13, en de afbeelding in kleuren op p. 235 voor een vondst van Phocaeïschemunten uit Volterra. 6 Uit Spanje bezit het museum twee Iberische bronzen: Mededelingenblad Amsterdam 28, oktober 1983, 9- 10, afb. 1 en 2, APM 10.778 en APM 10.779. 7 Griffoenen in Amsterdam: bijvoorbeeld G. JurriaansHelle, Mededelingenblad Amsterdam 68, april 199 7, 10-11 , afb.11-12. 8 C.W. Neeft, 'A llemaal beestjes', Korintisch aardewerk in het Allard Pierson Museum , Mededelingenblad Amsterdam 14, december 1977 , 1-8. 9 L. Lacroix , Le bouclier emblème des Béotiens, Revue beige de philologie et d'histoire, 36, 1958, 5-30. 10 Een model van beschilderd aardewerk van een dergelijk schild gevonden in de Dipylonbegraafplaats van Athene laat zien dat ze uit hout en twijgen gemaakt werden. P. Connolly, Greece and Rome at War (Englewood Cliffs 1981 ), 51, afb. 11. R.A. Lunsingh Scheurleer, Diana op jacht, Mededelingenblad Amsterdam 49, 1991 , 21-25. 12 R. Fleischer,Artemis von Ephesosund verwandte Kult statuenausAnatolien und Syrien(Leiden 1973), 99-100. 13 H. Wagenvoort, Inspirat ie door bijen in de droom, Med. Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen 29, no. 8, Amsterdam 1966, 300-302.

14 Indien met een hamer van zes kilo het muntstempel van gehard brons in het verhitte klompje metaal geslagenwordt, ontstaat een druk van 15.000 kilo per cm.: S. Grunauer-von Hoerschelmann , Griechische Münzen, Kestner-Museum (Hannover 1988 ), 11. 15 Y. Korshak, Frontal Faces in Attic Vase Painting of the Archaic Period (Chicago 1987 ), bijv. 23. 16 Een bronzen figuur van een staande man gehuld in een mantel en met een dergelijke helm wordt bewaard in het Wadsworth Athenaeum, Hardford , Connecticut. In kleur : P. Connolly, o.c., 41. 17 Gorgo: samenvattend G. Jurriaans-Helle, Mededelingenblad Amsterdam 68, april 1997, 15-17. 18 H. Kyrieleis , Thronen un Klinen, Studien zur Formgeschichte altorientalischer und griechischer Sitz- und Liegemöbel vorhe/lenistischer Zeit (Berlijn 1969 ), pl. 9, 4 met lit. 19 L.P. Biroli Stefanelli, Tabel Ie fittile tarentine, Arch. Classica 29, 1977, 346, pl. 82, 1-2 (APM 893). 20 Phalanthos-Taras: samenvattend H.A.C. Cahn, Early Tarentine Chronology, in C.M. Kraay & G.K. Jenkins, Essaysin Greek Coinage presented to Stanley Robinson (Oxford 1968), 67-68. 21 Herakles en de leeuw , L/MCV, s.v. Herakles and the Nemean lion , 1762-1989. 22 C. Brink en W. Hornbostel (ed.), Pegasus and the Arts, tentoonstellingscatalogus , Museum für Kunst und Gewerbe, Hamburg 8 IV - 31 V 1993. 23 Het muntportret van Ptolemaeus I Soter: H. Kyrieleis, Bildnisse der Ptolemäer (Berlijn 1975) 6, pl. 1,2. 24 BMCRR 3373; Cr. 415.1 25 Tac. Germ. 5,5: pecuniam probant veterem et diu notam , serratos bigatosque. 26 E.A. Sydenham, CRR, 119, nr. 741, pl. 21. De moeder van Odysseus, Antikleia , zou op haar beurt van Hermes afstammen (Ovid . Met. XIII, 146). 27 Th.H. Lunsingh Scheurleer, Aspecten der westerse zetelsymboliek, Inaugurele rede Rijksuniversiteit Leiden (Amsterdam 1964 ). T. Schäfer, Sella curulis und fasces als Paradigma, in: Kaiser Augustus und die verlorene Republik , tentoonstellingscatalogus, Berlijn , Martin Gropius Bau 7 Vll-14 VIII 1988 (Berlijn 1988 ), 427-440. 28 De derde van het trio, Lepidus, kreeg na politieke moeilijkheden pas in 40 voor Christus weer het commando over Africa, vgl. Sutherland, 110. 29 A. Alföldi, Der früheste Denartypus des L. Buca mit Caesar Dictator Perpetuo, Schweizer Münzblätter 19 (1969) Heft 73. 30 De publikatie van de munten uit Nijmegen is in voorbereiding. 30. RIC p. 26. 31 Die Numider, Reiter und Könige nördlich der Sahara, tentoonstellingscatalogus Rheinisches Landesmuseum, Bonn, 29 XI 1979-29 Il 1980 (Bonn 1979), 656-657. 32 R.A Lunsingh Scheurleer, 'M uziek voor godinnen: twee sistra', Mededelingenblad Amsterdam 56, mei 1993, 1-5. 33 Klose, 74-75. 34 Whitting, 305. 35 Whitting, 307-08. 36 Prosopographisches Lexicon der Palaiologenzeit 7, 16047.

SUMMARY Mr W. Schnitzler, Amsterdam, has given the Museum a collection of fifty-five Greek, Roman and Byzantine coins and a Byzantine seal. All of them are described and illustrated; in the catalogue they are compared to other examples and provided with bibliographical references. This collection is a valuable addition to the Museum's numismatic holdings.

17


Paard in toom; Annette Vondra

Afb. 1- 2 Romeinse metalen ' hackamore' (APM 10.219)

Afb. 3 Romeinse metalen 'hackamore' Detail van antieke reparatie (APM 10.219)

18

een Romeinse metalen 'hackamore'

In 1996 heeft het museum een curieus voorwerp aangekocht, dat al eerder als bruikleen in het museum te zien is geweest (afb. 1 en 2). Het is gemaakt uit één stuk metaal, brons of messing. Laboratoriumonderzoek moet hierover uitsluitsel geven. Het bestaat uit een band die tot een halve cirkel is omgebogen, de neusband, die zich in het midden verbreedt tot een ruit die in een bloempatroon is opengewerkt. Het oppervlak is gedecoreerd met koorden in reliëf met daarop een patroon van verticale incisies. Aan de uiteinden vertrekken aan weerszijden in een hoek van 45 graden twee steeds smaller toelopende banden (ook versierd met een patroon van incisies), die zelf ook in een curve een hoek van 45 graden maken. Van opzij lijkt het geheel op een Zin spiegelbeeld met een rechtomhoog lopend middendeel. Uiteindelijk buigen de banden naar binnen, verbreden zich en versmelten '. Links op de foto is aande voorzijde van de neusband een uitstekend stuk metaal zichtbaar dat is omgebogen tot een rond buisje; aan de andere zijde zijn sporen van eenzelfde, afgebroken, buisje en is een gaatje in het metaal geboord vlak boven de plek waar het buisje heeft gezeten (afb. 3). Aangezien het corrosiepatroon van het gat gelijk is aan dat van de directe omgeving, betreft het hier een (goedkope, want eenvoudiger dan de originele staat) antieke reparatie. Aan de buisjes of het gat konden verbindingsringen of leren riempjes bevestigd worden. Er zijn meer van dit soort voorwerpen gevonden, veelal langs de Rijn, in of nabij Romeinse legerkampen. Vast staat dat het een metalen onderdeel van een hoofdstel van een tuig- of rijpaard is. De tegenwoordige rijkunst kent geen directe parallel;

de moderne leren 'hackamore' komt er het dichtst bij en de Romeinse voorlopers worden dan ook meestal 'metalen hackamores' genoemd' . De meesteRomeinse 'hackamores' dateren uit de eerstedrie eeuwen van onze jaartelling; na de derde eeuw komen ze niet meer voor. Binnen de betreffende periode is het wegens gebrek aan vergelijkings- en/of opgravingsmateriaal vaak niet mogelijk nader te dateren '. Dat geldt ook voor het hier besproken exemplaar. D e 'hackamo re' vroeger en nu

Een ruiter maakt om zijn wil op een paard over te brengen gebruik van verschillende middelen, de zogenaamde 'hulpen': de stem, verschuivingen van het gewicht, druk en verschuiving van de kuiten, zweep en/of sporen, en teugelhulpen. Vooral dit laatste is voor een paard ingrijpend, omdat door middel van de teugels met het bit druk wordt uitgeoefend op één van zijn gevoeligste plekken, de mond. Voor paarden met een extreem gevoelige of juist ongevoelige mond (met als gevolg overreactie of juist geen reactie op het bit) kan een tegenwoordige ruiter een 'hackamore' gebruiken: een leren, bitloos hoofdstel waarmee de mond ontzien wordt, maar wel door middel van de teugels druk uitgeoefend wordt op het neusbeen en op de onderzijde van de onderkaak om het paard te besturen. In tegenstelling tot de moderne ' hackamore ' is de Romeinse variant gemaakt van metaal, en daardoor vanzelf al veel ' harder' voor het paard dan het tegenwoordige leren equivalent. Bovendien houdt de gelijkenis op met de globale vorm: vondsten en reliëfs tonen aan dat een Romeinse ' hackamore ' zeer vaak werd gebruikt in combinatie met een 'scherp', d.w.z . voor


het paard potentieel zeer pijnlijk, bit (atb. 4). Dit soort bit is enigszins vergelijkbaar met een modern stangbit: de op de mond uitgeoefende krachten werden versterkt door de teugels te bevestigen aan de uiteinden van twee aan het bit bevestigde stangetjes. Bovendien bevond zich in dit soort Romeins bit een vaak hoekig uitsteeksel. Bij druk op het bit via de teugels kwam dit uitsteeksel omhoog en oefende sterke, pijnlijke druk uit op het gehemelte van het paard. Op deze manier kon een ruiter door een harde ruk aan de teugels zo'n pijnprikkel aan het paard geven, dat het ondenkbaar was dat het dier zich zou onttrekken aan verdere 'hulpen' van de ruiter. Dit klinkt wreed, maar hierbij moet men bedenken dat het hier vaak militairen betrof, voor wie het letterlijk van levensbelang was om hun paard tijdens een gevecht constant onder controle te houden. In een normale situatie hingen de teugels slap in een boog en werden in één hand (van de schilddragende arm) gehouden, net zoals bij het moderne western-rijden. D e Romeinse 'hackamore' in de prakt ijk

Ontlasting van een gevoelige mond had, gezien het gebruik van een 'scherp' bit, in ieder geval niets met het Romeinse gebruik van de 'hackamore' te doen. Wat was dan wel de Romeinse functie? Aangezien het zelfs niet met zekerheid bekend is hoe de Romeinse 'hackamore' werd gedragen, kunnen hierover twee geheel verschillende theorieën bestaan. Indien de 'hackamore' werd gedragen 5 zoals op afbeelding , was het voor de ruiter een middel om het paard te dwingen 'verza meld' te gaan lopen , met ingebogen hoofd: de met een ring of leren bandje aan het bit verbonden 'hackamore' 'w ipt' bij het aantrekken van de teugels naar voren. Dit heeft als gevolg dat de neusband met de ruit een grote druk op het neusbeen uitoefent, terwijl de 'keelband' pijnlijk drukt op het zachte weefsel tussen de beide zijden van de onderkaak. Om de druk te doen afnemen was het paard gedwongen het hoofd in te buigen en een verzamelde houding aan te nemen. Talrijke afbeeldingen op reliëfs tonen paarden in 'verzamelde' gang. Aangezien de ' hackamore' zelf een actieve pijnprikkel kon veroorzaken was het niet noodzakelijk een 'scherp' bit te gebruiken. Op afbeelding 6 wordt de alternatieve, passieve wijze van het dragen van de Romeinse 'hackamore' getoond ' . Er was geen sprake van actieve drukuitoefening door de ruiter. De 'hackamore' werd pas actief als het paard zich aan de druk op het gehemelte door het scherpebit wilde onttrekken door de mond te openen: op dat ogenblik werkte de 'hackamore' als een muilband die de mond gesloten hield zodat het paard de 'hulpen' van het bit niet kon negeren. Er zijn proefnemingen gedaan waarbij paarden met moderne kopieën van Romeinse metalen ' hackamores' zijn bereden. Beide hierboven beschreven methoden bleken mogelijk. De toegepastearcheologie heeft in deze dus geen uitsluitsel kunnen geven en ook de afbeeldingen op reliëfs zijn hiervoor te vaag. De discussie over de correcte draagwijze en functie van de Romeinse metalen 'hackamore' is dus nog niet gesloten.

Literatuur

Hyland, A. Equus, The Horse in the Roman World , 1990. Junkelmann, M., Die Reiter Roms, deel 111: Zubehör, Reitweise, Bewaffnung , 1992. Littauer, M .A., 'Bits and Pieces', Antiquity XLIII (1969), 289-300, pl. XL-XLI. Taylor, A.K., ' Römische Hackamoren und Kappzäume aus Metall ', Festschrift Hundt , dl. 2, Römerzeit, 1977 Uahrbuch des Römisch-Cermanischen Zentralmuseums Mainz 22, 1975), 106-133 , pl. 50-64.

2

3 4

5

Afmetingen: hoogte tot top van ruit 9,0 cm; hoogte ruit 6,6 cm; breedte neusband 15,2 cm; breedte keelband op top van curven 11,9 cm; max. lengte 22,8 cm (alle matengenomen liggendzoalsafgebeeldop afb. 1). Afgeleid van de Duitse term 'Metallhackamore'; in oudere publicaties worden ook wel de benamingen 'Trensengestell', ' kaptoom' (Kappzaum), 'psalion' of 'cavesson' gebruikt. Geen van de gebruikte benamingen geeft met het oog op moderne parallellen een correct beeld van het Romeinse voorwerp, en 'metalen hackamore' is uiteindelijk geaccepteerd als de visueel minst misleidende term. Taylor, 130. Zoals bepleit door Hyland en Taylor, gebaseerd op een inscriptie op een exemplaar in het Brits Museum, Londen, die uitsluitend in deze stand te lezen is. Zoals bepleit door Littauer en Junkelmann, gebaseerd op het feit dat een paardenkaak zich licht verbreedt naar de hals toe, en alle Romeinse metalen 'hackamores' zich licht versmallen van de 'neusband' af.

Afb. 5 Romeinse ' hackamore' gedragen in 'actieve' stand, gecombineerd met een 'zacht' trens-bit. Indien gewenst kon natuurlijk ook gebruik worden gemaakt van een 'scherper' soort bit. Afb. 6 (zie afb. 5): Romeinse 'hackamore' gedragen in 'passieve' stand, gecombineerd met een 'scherp' stangbit. Met de teugels aangetrokken zoals hier afgebeeld, veroorzaakte het bit een scherpe pijnprikkel. Tekeningen: G. Strietman.

Afb. 4 a-b Reconstructie van de werking van een Romeins stangbit; a. geeft de positie in rust aan, er wordt geen druk uitgeoefend op het bit; b. toont hoe het uitsteeksel in het midden van het bit omhoog komt en druk geeft tegen het gehemelte wanneer de teugels worden aangetrokken . Naar: Junkelmann, afb. 9B en C.

SUMMARY The function of this type of Roman horsegear, a so-called metal hackamore, is still disputed. Two possible uses are presented.An 'active' application is shown in Fig. 5: by pulling in the reins, the rider could exert pressure on the soft tissue of the nose and between the lower jawbones, forcing the horse to lower its head and adopt a 'co llected gait'. Fig. 6 shows the 'hackamore' being used in a 'passive' manner in conjunction with a 'sharp' bit, preventing the horse from opening its mouth and 'getting away from the bit'. 19


Goden, genii en vroege vogels Stephan T.A.M.Mols mogelijkerwijs veroorzaakt is doordat de plaat gevouwen onder de grond heeft gelegen. Bij aankoop in de kunsthandel was de plaquette weer in de oorspronkelijke vorm teruggebogen. Met behulp van een mal is in de plaat een decoratie gehamerd ' . Binnen een rechthoekig kader zijn acht menselijke figuren weergegeven in combinatie met dieren en attributen. Tussen de verschillende figuren zijn dunne kaderlijnen gehamerd zodat twee rijen van vier afzonderlijke afbeeldingen boven elkaar zijn ontstaan' . De figuren zijn nogal eenvoudig van uitvoering; toch ontbreekt een zekere elegantie niet. We zien in het algemeen een minimum aan anatomische details; aanduidingen met betrekking tot de sexe ontbreken bijvoorbeeld. Deze moeten uit de context van de voorstelling worden opgemaakt. Bij de identificatie zijn we daarom vooral aangewezen op de dieren en attributen die samen met de figuren zijn weergegeven. Binnen het geheel kan een eerste onderscheiding worden aangebracht: in de bovenste helft zien we vier voorstellingen van goden, terwijl in de onderste steeds een amorino als genius van een van de seizoenen is voorgesteld.

Vier goden

Afb. la. Plaquette met reliëfs, voorzijde. Brons, 4de eeuw n. Chr. (APM 11.972) Afb. lb . Plaquette met reliëfs, achterzijde. Brons, 4de eeuw n. Chr. (APM 11.972 )

20

Enkele jaren geleden verwierf het museum door schenking een kleine plaquette met figuratieve decoratie in reliëf (afb. 1a-b)' . Over de vindplaats en de vondstcontext is niets bekend. Wel is duidelijk dat het reliëf in de Romeinse keizertijd moet zijn gemaakt. Het is een dun , rechthoekig plaatje van bronsblik met een lengte van 15,8 cm en een breedte van 7,4 cm; de dikte is 1,5 mm. Het stuk moet als appliek een groter voorwerp hebben gedecoreerd en was oorspronkelijk op hout bevestigd. In drie horizontale rijen zijn langs de boven- en onderrand en in het midden van het plaatje steeds drie gaten aangebracht waardoor deze met nagels op de ondergrond kon worden bevestigd . Noch van de nagels, noch van de houten ondergrond zijn resten bewaard gebleven. De gaatjes zijn slordig aangebracht. Zo zit het gaatje rechtsboven in de hoek, terwijl andere gaten veel meer naar binnen zijn geplaatst. Op verschillende plaatsen vertoont de plaquette scheuren, waarvan er één, nagenoeg diagonaal over de bovenste helft van het stuk,

De godheid linksboven is gekleed in een lange mantel en draagt een helm. In de rechterhand houdt hij een lans; de linker steunt op een rond object dat op de grond staat. We moeten hierin zeer waarschijnlijk een schild zien. Op een verhoging, een soort zuiltje, rechts van de figuur zijn met enkele lijnen de contouren van een uil aangeduid. Door de aanwezigheid van de uil en de andere attributen kan de godheid met zekerheid geïdentificeerd worden als de godin Athena-Minerva. De godheid rechtsboven is moeilijker te herkennen doordat het plaatje hier ernstig beschadigd is. Deze is zittend in driekwart-aanzicht weergegeven, met de benen naar links. De figuur houdt in de rechterhand een schaal (patera)en een hoorn des overvloeds (cornucopiae) in de linker. Hierdoor is duidelijk dat we met Fortuna, de godin van het lot, te doen hebben•. Op het tweede niveau van boven is links Hercules aangegeven, tijdens een van de beroemde twaalf werken: hier is hij in gevecht met de Nemeïsche leeuw, die rechts van de held op de achterpoten staat en met de voorpoten met hem in worsteling is verstrengeld. De scène speelt zich af in een boomrijke omgeving die rondom de figuren summier is aangegeven' . In het paneeltje rechts van Hercules staat Dionysos/Bacchus, gekleed in een mantel met een thyrsusstaf in zijn linker- en een drinkbeker, vermoedelijk een kantharos, in zijn rechterhand.


In de hoek linksboven is een wijnrank met druiventrossen te zien en linksonder een niet te identificeren dier. Waarschijnlijk was hier oorspronkelijk een panter te zien, wat uit vergelijkbare scènes is op te maken •. Het dier behoorde tot het gebruikelijke gevolg van de god van de wijn .

Vier seizoe nen Het derde en het vierde niveau van boven worden ingenomen door vier genii of amorini die de seizoenen voorstellen. Net als bij de goden het geval is, zijn ze per niveau paarsgewijs met de gezichten naar elkaar toegekeerd. Ze zijn gevleugeld en dragen een mantel. Linksboven staat de lente, met een mand in de linkerhand en een bloemenkrans in de rechter7. Rechts staat op hetzelfde niveau een amorino met in zijn rechterhand een sikkel en in zijn linker een bundel aren. De attributen, die naar de graanoogst verwijzen, duiden er op dat het hier de personificatie van de zomer betreft•. De amorino in de scène rechtsonder houdt in de rechterhand een dode haas bij de achterpoten vast en in de linker een niet te identificeren object. De haas als jachtbuit duidt er op dat hier de winter is bedoeld '. Moeilijker te identificeren is de amorino in het kader linksonder. Uit de context is natuurlijk te verwachten dat hier het enige overgebleven seizoen, de herfst, is afgebeeld, maar bij mijn weten bestaan voor een dergelijke weergave van de genius van dit seizoen geen contemporaine parallellen. Op zijn uitgestoken linkerhand houdt hij een vogel, terwijl een tweede en misschien zelfs een derde vogel in de hoek rechtsonder zijn te onderscheiden. Een vergelijkbare iconografie treffen we wel veel later aan, op Byzantijnse kalenders, bij de personificatie van de maand oktober' 0 • Deze laatste voorstellingen, waarin de vogelvangst met behulp van lijmstokken is weergegeven, gaan waarschijnlijk terug op voorbeelden uit de vijfde eeuw. De genius van de herfst met de vogels op onze plaquette zou hiervan wel eens een voorloper of een zeer vroeg voorbeeld kunnen zijn.

De functie Uit vergelijkbare plaquettes waarvan de vondstcontext wel bekend is, wordt duidelijk dat het stuk oorspronkelijk als bekleding heeft gediend van de voor- of bovenzijde van een kleine houten kist, een zogeheten scrinium, waarin toiletartikelen of juwelen werden opgeborgen. Men moet zich dit soort kisten voorstellen als kleine , nagenoeg kubusvormige houten dozen met een lengte, breedte en hoogte van tussen de 20 en 30 cm".

provincies van het Romeinse rijk zijn slechts vier vergelijkbare plaatjes bekend , alle afkomstig van een en hetzelfde scrinium (afb. 2)". Veel meer voorbeelden zijn in de Donau-provincies aan het licht gekomen. Het is daarom aannemelijk dat ze daar zijn gemaakt. Volgens A. Radnóti lag de concentratie van de productie van dergelijk beslag in bronsblik in het grensgebied van de Romeinse provincies Moesia Superior en Pannonia lnferior, een gebied dat ongeveer overeenkomt met de streek ten zuiden van de Donau in de wijde omgeving van Belgrado. De decoratie is aanvankelijk gehamerd in friezen en later ontstaat een indeling in paneeltjes met samenhangende cycli. Deze laatste groep is naar de mening van Radnóti (1957, 295) ontstaan ten tijde van de tetrarchen, tegen het eind van de derde eeuw, en verder ontwikkeld tijdens de regeringsperiode van keizer Constantijn. Het hoogtepunt van de productie lag volgens hem in de periode 330-360. De afbeeldingen van de genii van de seizoenen zijn wellicht ontleend aan de iconografie van een type sarcofaagreliëfs dat vanaf de derde, maar ook in de vierde eeuw veel werd vervaardigd (afb. 3)". Op applieken van scrinia komen ze vanaf het eind van de derde eeuw voor'•. In deze tijd werden de genii van de seizoenen beschouwd als representantenvan de door de cyclische herhaling gesymboliseerde kosmische ordening ". Het zou kunnen zijn dat zij daarom op deze plaquette zijn gecombineerd met DionysosBacchus, de god die eveneens de jaarlijkse cyclus en wederopbloei symboliseerde. Het is echter moeilijk , zo niet onmogelijk, de associatieve gedachtengang te achterhalen van de opdrachtgever of de maker van het plaatje, die heeft geleid tot deze combinatie van goden en seizoensgenii. Samengevat kan het plaatje beschouwd worden als een eenvoudige variant van een in de Donau-provincies wijdverbreid type kistbeslag uit de vierde eeuw na Christus.

Afb. 3 Sarcofaag met afbeeldingen van seizoenen. Marmer. Rome, Palazzo dei Conservatori, inv. nr. 1185

Afb. 2 Kistbeslag uit Keulen, twee plaatjes met reliëfs. Brons. Rheinisches Landesmuseum Bonn, inv. nr. 8736

De herkomst De meestevan dit soort plaquettes waarvan de vondstco ntext bekend is, stammen uit vrouwengraven". De gepubliceerde parallellen zijn echter meestal van een veel hogere kwaliteit dan het stuk in ons museum . De eenvoudige, nagenoeg ongelede kaders vinden we terug bij enkele exemplaren uit een grafveld in het antieke lntercisa , het moderne Dunapentele, aan de Donau, ongeveer 70 kilometer ten zuiden van Boedapestu. Uit de noordwestelijke 21


SUMMARY

Not en

1 APM 11 .972. Recently the Allard Pierson

2

Museum acquired a small, thin

Een voorbeeld van een dergelijke mal, gemaakt

11 Vergelijk Radnóti 1958, 83 (reconstructie) en 88. 12 Vergelijk Radnóti 1957, 247-248. Zijn nr. 17 heeft zelfs een ingebouwde spiegel.

3 Zowel langs de linker- als de rechterrand van het

13 Vergelijk Radnóti 1957, pl. LXVI nr. 79 en 110 d. 14 Vier fragmenten van plaatjes van een scrinium met identieke decoratie uit Keulen, gevonden in 1892,

rectangular composition shows eight

stuk lijken sporen te zitten van iets bredere verticale

zijn momenteel in het Rheinisches Landesmuseum

anthropomorphic

kaderlijnen, maar het heeft er alle schijn van dat

van gehard brons, wordt besproken door Treister

1990, afb. 19.

bronze appliqué which originally adorned a wooden object. The

nation with animals and attributes.

deze in het eindproduct geen functie hebben

in Bonn, inv. nr. 8736, zie: Menzel 1986, 190, nr. 526 en afb. 157-158; Buschhausen 1971, 155- 156 .

Athena-Minerva and Fortuna can be

gehad, omdat ze in vergelijking met de rest van de

Op dit stuk zijn boven Victoria en Mercurius, op

identified in the upper row. The

decoratie veel te ondiep zijn en bovendien door

het tweede niveau Hercules in gevecht met de hydra

second row has images of Hercules

een aantal van de bevestigingsgaten worden door-

van Lerna en Diana, en onder twee genii weerge-

sneden.

geven. Er zijn ook enkele plaquettes gevonden

Ik dank Prof. dr H.U. Nuber (Albert Ludwigs

waarop goden en genii afzonderlijk in tempelachtige

fy the four seasons.This smal I plaque

Universität Freiburg i.Br., D) voor zijn opmerkingen

structuren (aediculae) zijn geplaatst, zoals afgebeeld

can be considered a simple variant

betreffende de identificatie van deze godin.

figures in combi-

and Bacchus. Below them, pairs of amorini arranged in two rows personi-

of a fourth-century type of appliqué

4

5

De voorstelling is ernstig beschadigd door een

found on small toilet boxes that was

scheur die er diagonaal overheen loopt, waardoor

widespread in the Danube provin-

verdere details niet te onderscheiden zijn. Buschhausen (1971, 95, cat. nr. A 45) toont een

ces of the Roman Empire.

vergelijkbare plaquette gevonden in Batalonlovas

Literatuur

(Hongarije), en tegenwoordig in het Museum van

Ákerström-Hougen, G.,

Boedapest, waarop eveneens een afbeelding van

The Calendar and Hunting Mosaics of the Villa of

Hercules in gevecht met de Nemeïsche leeuw is

the Falconer in Argos. A Study in Early Byzantine

opgenomen. 6

De figuur toont een opmerkelijke gelijkenis met de Bacchus op een bronzen mal uit de Chersonesus, gepubliceerd door M.J. Treister (1990), met behulp waarvan de attributen van de Bacchus op ons plaatje kunnen worden geïdentificeerd.

7

De identificatie van de bloemenkrans is mogelijk

lconography, diss. Lund 1974. Ambrogi, A., Sarcofagi con stagioni, Xenia 11 (1986), 47-70. Buschhausen, H., Die spätrömischen Metallscrinia und frühchristliche Reliquiare, Teil 1: Katalog, Wenen 1971. Dinkler-von Schubert, E.,

door een vergelijkbare weergave op een seizoens-

(recensie van Buschhausen 1971 ), Jahrbuch für

sarcofaag in het Conservatorenpaleis te Rome, zie

Antike und Christentum 20 (1977), 215-223.

Stuart-Jones 1926, 265 en pl. 105. 8 Volgens Buschhausen (1971, 98-99, cat. A 47) kunnen de beide amorini op een plaquette in Namen, Musée de la Société Archéologique, inv.

Faider-Feytmans, G., Les bronzes romaines de Belgique, Mainz am Rhein 1979. Gáspár, D.,

nr. 326 ook worden geïnterpreteerd als de genii van

Römische Kästschenaus Pannonien, Budapest 1986

zomer en winter. Voor de voeten van de amorino

(Antaeus, Mitteilungen des archäologischen lnstituts

met sikkel duiden drie korenaren een korenveld aan. Faider-Feytmans (1979, 1, 125 en Il, pl. 87, nr.

216) dateert dit stuk tussen 375 en 411 n. Chr. Een met ons stuk zeer goed te vergelijken plaquette met

der ungarischen Akademie der Wissenschaften 15). Kranz, P., Jahreszeiten-Sarkophage, Berlijn 1984. Menzel, H.,

vier genii is afkomstig uit Kisarpas (Hongarije) en

Die römischen Bronzen aus Deutschland, Il Trier,

bevindt zich tegenwoordig in het Museum te

Mainz am Rhein 1966 .

Boedapest. Dit plaatje is op basis van erbij gevonden

Menzel, H.,

munten van keizer Valentinianus I door

Die römischen Bronzen aus Deutschland, Il/ Bonn,

Buschhausen (1971, 96-98, cat. A 46) in de vierde

Mainz am Rhein 1986.

eeuw n. Chr. gedateerd. De lente is hierop afgebeeld met een mand met bloeiende bloemen, de zomer met een sikkel, de herfst met wijnranken, en de winter met een haas in de rechterhand en in de linker een stok die op de schouder rust en waaraan een eend hangt; vergelijk ook Buschhausen 1971, 99-

102, cat. A 48. Gáspár 1986 geeft ook een groot aantal vergelijkbare voorbeelden. De iconografie van de herfst wijkt in alle vergelijkbare stukken af van het hier besproken stuk.

9 Vergelijk Buschhausen 1971, 11 en cat. nr. A 42. 10 Bijvoorbeeld de Marciana Codex Gr. 545 uit de twaalfde eeuw, zie: Ákerström-Hougen 1974, 134 en 149, afb. 86; vergelijk verder idem, 86- 101 en 130-136 (appendix B). 22

door Menzel 1966, 122-123, nr. 299 en afb. 95. 15 Vergelijk Ambrogi 1986, 48 en Kranz 1984. 16 Vergelijk Buschhausen 1971, 11. 17 Zie Kranz 1984, 177.

Radnóti, A., Möbel- und Käschenbeschläge, Schlösser und Schlüssel, lntercisa Il(= Archaeologia Hungarica

36) 1957, 241-363. Radnóti, A., Spätrömische Gräber und Kästschenbeschläge aus Burgheim, Ldkr. Neuburg a.d.D., Bayerische Vorgeschichtsblätter 23 (1958), 83-101. Stuart-Jones, H ., A Catalogue of the Ancient Sculptures preserved in the Municipal Col/ections of Rome, The Sculptures of the Palazzo dei Conservatori, Oxford 1926. Treister, M.J., A Bronze Matrix from Chersonessus, Bayerische Vorgeschichtsblätter 55 (1990), 309-313.


oudheid binnen

Archea VOORWERPEN , KUNST EN SIERADEN

handbereik

UIT DE OUDHEID

Een verkooptentoonstelling van archeologische vondsten; authentieke voorwerpen uit de prehistorie en de klassieke culturen van Egypte, Griekenland en het Romeinse rijk

Geopend op donderdag, vrijdag en zaterdag 11 .00-17.30uur en verder op afspraak Bel voor onze brochure

4-12 ol,·tobPr '97 Fragment van een kal lichtblauwe

faience H Bern Egypte

NIEUWE

5000v.Chr.

SOOnaChr.

Soilisch

co 600v Chr .

SPIEGELSTRAAT 37A'

1017 DC AMSTERDAM

TEL

020

6250552

FAX

020

4218768

E-MAIL:

ARCHEA@TREF.NL


Visie op de toekomst vindt u bij een bank met een rijk verleden.

Bankieren is vooruitzien. En dat doen wij bij MeesPierson

vroeger tijden hebben wij een strikt persoonlijke manier

met succes, al tweehonderdvijfenzeventig jaar lang. Hoe-

van zaken doen. Wilt u weten wat dat in uw situatie

zeer de wereld ook is veranderd sinds onze oprichting in

inhoudt? Neemt u dan contact op met de bank die een rijk

1720, nog steeds zijn onze adviezen stevig gefundeerd in

verleden koppelt aan een vooruitziende blik.

een heldere kijk op de toekomst. We bieden onze cliënten individuele oplossingen op internationaal gebied als het gaat om vermogensbehee r, beleggingsbeleid , financiële planning of kredietverlening. En net als onze voorlopers in

MeesPierson

MeesPierson N.V.,Rokin 55, 1012 KI<Amsterdam. Amsterdam, Antwerpen, Bahama's, Berlijn, Budapest, Curaçao, Den Haag, Dublin, Frankfurt, Genève, Guernsey, Ham burg, Hongkong, lsle of Man, Jakar ta, Kaaimaneila nden, Kortrijk, Londen, Luxemburg, Madrid, New York, Oslo, Philadelphia, Rotterdam, Shanghai, Singapore, St. Maarte n, Sydney, Taipei, Tokio, Zug, Zürich.


Geoffrey Turner Ancient Art

Zuid-Italië, Daumisch protomen in de vorm van een dierenhoofd H. 32cm. Midden Se eeuw v. Chr.

119 RUE DE LA SOURCE 1060 BRUSSEL TEL. 02 - 538 63 30 BY APPOINTMENT / OP AFSPRAAK



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.