APm : Allard Pierson mededelingen, afl. 58

Page 1

~ ...... (D

:J

OQ

:J

OQ

< p; :J ~ -·

(D

:J

Q_ (D

:J

AllardPierson M@seum Amsterdam X


Gorgollen-beker, kant A; schenking Dr j.L. Ybeod01~ca 500-490 v. Chr.; APM 13.103


De Nieuwe Vleugel H.A.G . Brijder

INHOUD

I1.A.G. Brijder

De Nieuwe Vleugel I1.A.G Brijder

Medousa onthoofd 1I.A.G. Brijder en Maria II.]. van Dorst

De Am s terdamse Kouro s R. van Beek

Eenvoudige wiskunde en ee n kolen bekken

De 11ieutce t>leup,eluan hel Allard Pierson i\,Juse11m

Korte geschiedenis Mededelingenblad nr. 58 dec.-1993 ISSt\ nr. 0922 - 159 X

l let 1ededelingenblad i een publicatie van de Vereniging van Vrienden van het Allar<l Pierson Museum te Amsterdam en verschijnt in het tweede. derde en vierde kwartaal van elk jaar.

Redactie: Dra S.B.M. van der '\"oordaa-Dominicus van den Bussche Prof. dr H.A.G. Brijder Prof. dr R.A. Lunsingh Scheurleer Dra G. Jurriaans-llelle Grafische vormgeving: George Strietman Fotografie: Michiel Bootsman CoĂśrdinatie tekstverwerking: Beatrice de Fraiture Druk Ter Burg bv, Alkmaar Zet,verk: Connect bv, \X/estzaan

Vere nigin g va n Vrienden Allard Pie rson Muse um Am ste rdam Oude Turf markt 127 1012 GC Amsterdam Tel : 020-5252556

1Iet mag een wonder heten dat het Allard Pierson Museum in een tijd van grote bezuinigingen kan uitbreiden. !Iet museum heeft de beschikking gekregen over een nieuwe vleugel met een vloeroppervlak van ongeveer '-100m-. Reeds enkele jaren geleden heeft het Ministerie van Ondenvijs en Wetenschappen ons verzoek om meer tentoonstellingsruimte ter beschikking te stellen, gehonoreerd . We zijn bijzonder gelukkig met de toezegging die door de bestuurders van onze Cniversiteit en Faculteit gedaan is om de nieu,ve vleugel daadwerkelijk aan het museum toe te mogen voegen. Deze voor ons belangrijke beslissing is in het voorjaar van 1992 genomen. Met de verbouwing en aanpassingen, waaronder die van het beveiligingssysteem, is in september 1993 begonnen; deze zijn medio december 1993 klaar. Eigenlijk was het al tijdens de grote verbouwing van het pand van het voormalig hoofdkantoor van De 'ederlandsche Bank tot museum in 1976 de bedoeling de vleugel aan het museum te verbinden. Op het laatste moment werd, tot grote teleurstelling van de vorige directeur. Prof. dr ].M. 1Iemelrijk , besloten de vleugel niet aan het museum toe te wijzen maar aan de vakgroep Zuidaziatische Archeologie , die juist toen ruimte zocht. Herhaalde verzoeken aan het

faculteitsbestuur om de vleugel alsnog aan het museum ter beschikking te stellen, liepen op niets uit. Zelfs niet toen bij de grote universitaire bezuinigingsronde in de tachtiger jaren besloten \\'erd de zojuist genoemde vakgroep op te heffen en de ruimte in feite vrij kwam. I let leek het faculteitsbestuur in 1989 verstandiger de bovenverdieping van de vleugel niet aan het museum, maar aan het Instituut voor het loderne abije Oosten ter beschikking te stellen. De museumstaf zag met lede ogen aan dat de verdieping op de beganegrond als crèche werd ingericht. De kans ,vas dus weer verkeken. Opnieuw, en nu door mij, als opvolger van l lemelrijk , werden pogingen ondernomen het faculteitsbestuur te bewegen de vleugel aan het museum ter beschikking te stellen; het tekort aan tentoonstellingsruimte begon langzaam maar zeker nijpend te worden. Tot grote vreugde van de museumstaf werd aan het verzoek gehoor gegeven. Besloten werd het Instituut voor het Moderne :\'abije Oosten na drie jaar weer te verhuizen en onder te brengen in het gebou,-v naast het museum, waar onder andere ook de vakgroep Klassieke Archeologie gehuisvest is. De bovenverdieping van de vleugel \C\erd leeg opgeleverd en kon bij het museum betrokken worden.

1


De ni euwe vleugel Het gebouw van de vleugel, met een lengte van 42 meter, is niet nieuw. In de tijd van De ederlandsche Bank was het de directie-vleugel. Eens zetelden hier de directeuren in ruime kamers. Twee wachtkamertjes voor bezoekers die de directie wensten te spreken, zijn in oorspronkelijke staat (Amsterdamse Schoolstijl) bewaard gebleven. De nieuwe vleugel bestaat uit drie zalen in het voorste gedeelte; deze zullen gebruikt worden voor grote, wisselende exposities (totale oppervlak ca 250 m\ In hel achterste gedeelte bevinden zich drie kamers; deze zijn bestemd voor medewerkers en voor de bibliotheek Egyptologie. De vleugel vormt een architectonisch geheel met de rest van het museum. De doorgang op de eerste verdieping van het museum naar de vleugel is in oude luister hersteld . Ook hier zijn de vloeren en lambrizeringen van marmer. In de gangen hangen clezelfcle, fraaie bronzen lampen als in de rest van het museum. Enkele prachtige glas-in-lood ramen, die in de Amsterdamse Schoolstijl zijn geclecoreercl, sieren de hal. De drie tentoonstellingszalen hebben hetzelfde uiterlijk gekregen als de andere zalen in het museum. Dit is de plaats om enkele personen en instanties in het bijzonder te bedanken voor hun medewerking aan de totstandkoming en inrichting van de nieuwe vleugel, de trots van het museum: de heer Ch. Bol!, hoofd van de afdeling Gebouwen en Materiële Voorzienigen van de Faculteit der Letteren en de heren Ing. R. de Vries, W.H. Lammertse , E.L.M. Maas, II. Suk en T. Eijk van de Dienst Bouw en Huisvesting van de Universiteit van Amsterdam. Een groot gedeelte van de kosten is voor rekening genomen van

de Faculteit en de Dienst Bouw en Hui vesting van onze Universiteit. We zijn bijzonder gelukkig dat de rest van de kosten merendeels dankzij sponsoring uit het beclrijfleven gedekt kon worden. Hierbij wil ik de volgende instanties met name bedanken: Ministerie van WVC, CM Ilolding IeesPierson N.V., Abma + Dirks + Partners. Architectuur+ Planning.

1

Twee jubilea 1Iet volgend jaar , 1994, is het jaar waarin twee jubilea gevierd zullen worden. De Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum bestaat 25 jaar en het musem 60 jaar. Het aantal leden van de Vereniging is inmiddels uitgegroeid tot bijna 1900. Hiermee behoort zij tot de grootste en bloeienclste museumverenigingen van eclerlancl! Om beide jubilea luister bij te zetten, zal een grote overzichtstentoonstelling in de nieuwe vleugel te zien zijn: Marmer in Beeld, Griekenland, 600-100 voor Christus . Op deze tentoonstelling zullen meer clan dertig originele Griekse sculpturen getoond worden die de ontwikkeling van de uitbeelding van de menselijke figuur laten zien. Ook wordt aandacht besteed aan technische aspecten, zoals de marmergroeve, het vervoer van marmerblokken , het maken van een marmeren beeld, gereedschap etc. Het absolute topstuk zal de z.g. Strangford Apollo (ca 500 v. Chr.) uit het Brits Museum zijn. Ter gelegenheid van de jubilea heeft het museum een zeer bijzonder beeld van een kou ros (jongeman) aan kunnen kopen (zie omslag), mede dankzij de financiële steun van de Vereniging van Vrienden. Het is in Oost-Griekenland omstreeks 600-580 voor Christus

gemaakt en zal het oudste beeld op de tentoonstelling zijn. Voor het museum is de derde fase in zijn 60-jarig bestaan aangebroken. De eerste fase was de periode van 1934-1976 in de Sarphatistraat. Tijdens de tweede fase d.w.z. van nà de verhuizing in 1976 naar de Oude Turfmarkt tot en met 1993 - is het bezoekersaantal opgelopen van ca 20.000 tot 60 à 70.000. Het begin van de derde fase wordt gemarkeerd door de opening van de nieuwe vleugel in maart 1994. Dit alles betekent niet dat er geen plannen zijn voor fase vier. !Iet is een vurige wens om apparatuur voor klimaatbeheersing zowel in de tentoonstellingszalen als in de depots aan te brengen, om een centrale, goed geoutillieerde koffiekamer in het museum te laten maken en verder om de entree met een ruime garderobe en een boeken- en souvenirswinkel uit te breiden. Maar dit is toekomstmuziek. De Vereniging begint, na 25 jaar, aan een nieuwe fase in haar bestaan. Felicitaties aan de Vereniging van Vrienden zijn op hun plaats , de vereniging die gedurende 25 jaar het museum tot enorme steun is geweest en het museum een zeer goede naam heeft bezorgd zowel in binnen- als buitenland , vooral ook dankzij de uitgave van het "Vriendenblad ". Proficiat , en op naar de volgende 25 jaar!

SUMMARY ANewW in g The Allard Pierson Museum, the Archaeological Museum of the Universiry of Amsterdam, is getting a new wing. lt is in an adjacent building and about 12111 long, with a floor space of about 400111 ' . The alterations are scheduled to be completed in the middle of December 1993. Three large rooms (some 250m) are earmarked for occasional exhibitions, three smaller room for staff offices . The wing originally housed the directors' offices of the headquarters of the Bank of the Nether/ands, which was converted into the Allard Pierson Museum in 1976. A special exhibition on Greek marble sculpture from 600-100 B.C. is planned for the opening of the wing early in March 1994. The exhibition is being organized also to mark two jubilees in 1994: the Museum's 60th anniversary and the Association of Friend's 25th. Among the masterpie ces will be the Strangford Apollo of the British Museum. The earliest piece of sculpture will be the Amsterdam kouros (sec cover), which has recently been acquired by the Museum. The catalogue will be published in the next t-Yo issues of the Medede/i11ge11blad.

2


Medousa onthoofd H.A.G. Brijder Een enkele keer heeft het Museum het geluk een voorwerp van een van de Vrienden cadeau te krijgen. Kort gelede1 schonk de Brusselse verzamelaar dr JL. Thcodor een interessante drinkbeker (afb. la-c en op binnenkant van omslag in kleur{ Hiervoor zijn wij hem bijzonder dankbaar. De schilderingen beelden aan beide zijden het gruwelijke verhaal van Medousa uit. De expressieve schilderstijl is een mooi voorbeeld van de laatste fase van de zwart-figurige techniek in Athene en is omstreeks 500-490 voor Christus te dateren ' . De drinkbeker is zeer goed bewaard ; de toegevoegde kleuren rood en wit zijn merendeels nog prachtig aanwezig.

Gorgonen Op beide zijden van de beker zien we drie gevleugelde wezens met een witte huid; dit betekent dat zij vrouwelijk zijn. De twee buitenste daemonen rennen vliegensvlug weg, te1wijl zij de toeschouwer met angstaanjagende blik aankijken. De middelste zakt echter door haar knieĂŤn en valt op de grond. Opvallend is dat zij geen hoofd heeft. Het kan hier om geen andere monsters gaan dan om de Gorgonen. Dit zijn de drie gezusters, Medousa, Stheno en Euryale, de dochters van de zeegod Phorkys die met zijn zuster Keto getrouwd was. Zij woonden op een rotsachtig eiland in het uiterste Westen, voorbij het water van Okeanos. Stheno en Euryale waren leeftijdloos en onsterfelijk; Medousa daarentegen was wel sterfelijk. Het gruwelijke uiterlijk van Gorgonen wordt in de antieke literatuur gedetailleerd beschreven en overeenkomstig in de vaasschilderkunst uitgebeeld 1. Een van de treffendste schilderingen van een Gorgo zien we in het medaillon van een drinkschaal op afĂśeelding 2 '. Twee grote, sissende slangen die als gordel om haar middel geknoopt zijn, houdt zij met beide handen in bedwang. IIaar maskerachtige gezicht is afschrikwekkend: slangen kronkelen uit het haar omhoog, een vlassige baard groeit als franje aan de kin , een lange tong bungelt tussen twee

Ajb. la Gorgonen-beker, kant B; schenking Dr j.L. Theodor; ca 500-490 v. Chr.; APM 13.103

Ajb. Jb Gorgonen-beker , zijkant; zie ajb. la

slagtanden uit de bek en grote ogen kijken de toeschouwer doordringend aan. Degene die haar aankeek veranderde van angst in steen.

De onthoofding Perseus, de legendarische held uit Argos , kreeg eens de opdracht het hoofd van Medousa te bemachtigen. De godin Athena en de goddelijke bode llermes hielpen hem op dit avontuur. Athena

bracht Perseus op de hoogte wie van de drie zusters de sterfelijke Medousa was. Zij waarschuwde hem Medousa niet rechtstreeks in het gezicht aan te kijken. Wel kon hij naar haar spiegelbeeld kijken in het glanzend schild dat door haar aan hem was gegeven. Hermes gaf Perseus een sikkelvormig zwaard waarmee hij het hoofd van Medousa kon afhakken. Beiden vergezelden Perseus op weg naar de Gorgonen.

3


Ajb. Je Corgo11e11-beker,kant A; zie ajb. la ; tekening C. SIriet man

Eerst brachten zij hem bij de Graiën, de zwaanachtige zusters van de Gorgonen. Zij zijn grauw van kleur en hebben gezamenlijk slechts één oog en één tand. Ze leefden in eeuwige duisternis niet ver van de Gorgonen . Zij wi ten de weg naar de tygische 'imfen, die in het bezit waren van de andere hulpmiddelen die Perseus bij zijn heldendaad nodig zou hebben: de onzichtbaarmakende kap , de tovertas om het afgehakte hoofd van Medousa in mee te nemen en een paar vleugelschoenen om mee te kunnen vliegen . Doordat Perseus het oog en de tand van de Graiën wist te bemachtigen, dwong hij hen de weg naar de imfen te vertellen. Eenmaal bij de imfen aangekomen, kreeg hij de vleugelschoenen, tovertas en kap. Ve1volgens vloog hij met Athena en Ilermes naar het verre \Xfesten, het water van Okeanos voorbij. Zij troffen de Gorgonen slapend aan temidden van versteende gestalten van mensen en dieren die niet aan Medousa's blik waren ontkomen. Om ook zelf niet in steen veranderd te worden, keek Perseus tijdens het naderbij sluipen niet naar Medousa zelf maar naar haar spiegelbeeld in zijn glanzend schild, zoals Athena hem geïnstrueerd had. Met één haal hakte hij het hoofd van Medousa af. Verschrikt keek Perseus op toen op wonderbaarlijke wijze uit de hals van het dode lichaam twee volgroeide zonen geboren werden die door Poseidon, de god van de zee, hij Medousa verwekt waren: het ge\'leugelde paard Pegasos en de krijger Chrysaor. De twee zusters, Stheno en Eu1yale. waren wakker geworden van de klap. Perseus raapte

snel Medousa 's hoofd op, stopte het in zijn tovertas en vloog weg. De zusters probeerden hem in te halen , maar dankzij zijn onzichtbaarmakende kap verloren ze hem uit het oog. Het Medousa -verhaal afgebeeld I Iet complete verhaal wordt in de vaasschilderkunst slechts zelden afgebeeld. Een mooi voorbeeld hiervan is te zien op de drinkschaal op afbeelding 3'. Hier heeft de onthoofding plaats gevonden. Links zien we Medousa ineenstorten. Uit haar hals komt het hoofd van het gevleugeld paard Pegasos te voorschijn; dit is slecht te zien aangezien de verf merendeels verdwenen is. Rechts van haar zien we haar zusters wegvliegen; ze hebben de achte1volging ingezet. Tussen

hen in staat Ch1ysaor, Medousa's tweede zoon. Geheel rechts vluchten Athena en de angstig omkijkende Hermes en Perseus . De laatste is voorzien van een witte, onzichtbaarmakende kap, de tovertas en vleugelschoenen. Zijn sikkelvormige zwaard heeft hij kennelijk op de plaats des onheils achtergelaten. De schilder van een drinkbeker op afbeelding 4a-b, die verwant is aan de onze (afb. 1), beeldt op één zijde Perseus af, gevolgd door Athena en Ilermes ". Zij vliegen over golven met witte vissen, een interessant detail. Op de andere kant vliegen drie Gorgonen op dezelfde manier. Hier is iets vreemds aan de hand . Wie achte1volgt wie'; àf Perseus , Athena en Hermes zijn op weg naar de Gorgonen en deze lijken te one-

Ajb. 2 Medailloll mei Corgo, ill dri11kscbaa/; ca 560-550

l '.

Cbr.: Rbodos 15370


Ajb. 3 llet Medusa-uerhaa/, op dri1Zkschaal; ca 570-565 u. Chr.; Londen B 380; Haar JJIS 5, 1884, pl. 43

vluchten (dit gegeven is niet bekend uit literaire bronnen) àf de schilder laat om het vlak te vullen drie in plaats van t,vee Gorgonen Perseus en zijn begeleiders achtervolgen (maar geeft overigens Perseus' tas met Medousa 's hoofd niet weer). Op de nieuwe beker in ons museum (afb. 1) is het Medousa-verhaal buitengewoon gecomprimeerd weergegeven. Door de ineenstortende, onthoofde Medousa temidden van haar zusters die de achtervolging inzetten, wist iedere Griek welk verhaal precies bedoeld werd. De rest kon er gemakkelijk bij gedacht worden: Perseus was er met het hoofd van Medousa vandoor (in feite was hij zelfs onzichtbaar voor Stheno en Eu1yale), Athena en IIermes waren ook al aan het oog onttrokken. Als ongunstig voorteken vliegen grote zwarte vogels (afb. lb-c) van links naar rechts.

Gorgoneion: hoofd van Medousa Om het verhaal af te maken, moet nog gezegd worden dat Perseus het afgehakte hoofd van Medousa (gorgoneion) aan Athena gaf, die het daarna als schrikaanjagend teken op haar mantel droeg. Zo komen gorgoneia ook vaak voor als blazoen op schilden. Verder zijn ze aangebracht boven poorten en deuren, langs de randen van tempels en op graven. Ze hebben een apotropaeïsche, een k\,yaadafwerende functie. Dit is mogelijk ook de betekenis van de gorgoneia die binnenin zeer vele drinkschalen zijn geschilderd, zoals bijv<;>0rbeeldop afbeelding 5 in ons museum . In ieder geval lijkt her waarschijnlijk dat de Griek die tijdens zijn symposium in de met wijn gevulde schaal naar het gorgoneion keek, aan het spannende Medousa-verhaal werd herinnerd. Het hoofd van Medousa kvvam weer tot leven.

Not e n : 1. APl\l 13.103. Jloogte 11.5 cm ; diameter rand 16.2-16.'-I cm ; diameter voet 10.5 cm; de hanvatten steken 2.9-3.1 cm uit. Verworven in 1993. Gebroken in enkele framenten en gerestaureerd. Onder heide handvanen is een vliegende vogel schilderd. Bibi .: Cat. Art of

tbe A11cie11tWorld, Royal-Atbena Calleries. ,\'eu • }'ork & Bemrly Hi/1s, V , 1, Mei 1988, nr. 11 ( lleron Class). 2. Twee skyphoi kunnen aan dezelfde schilder toegewezen worden: een skyphos opgegraven in Morgamina (AJA 71, 1970, 381, pl. 97, an). 32) en Athene NM 12267 (G. "\icole,

Catalogue des l'ases peillls du Alusée i\'ational d'Atbènes , Parijs 1911, nr. 923, pl. XI in kleur); AB\ ' 621 bij nr. 100 (Heron Class, CIIC Group). 3. Zie bijvoorbeeld: T. Gantz, Ear~)' Creek

,\~)'tb, A Guide to Literary and Artistic Sou rees. The Johns l lopkins Cniver,.,ity Press, Baltimore 1993, 20-22. 30+307 .

Ajb . 1a Perseus gel'Olf!,d door Athe11a e11l lern,es, op dri1Zkheke1~·

AjlJ. 1b Drie Corgo11e11l'liege11 01•er u•ater. op dri11kbeke1:·

rn 500-190

zie

l'.

Chr.: rnorhee11 pril•. coli. llamburg

ajb. ,a

5


Rhodos 15370. Clara Rhodos 8, 1936, 80 e.v., afb. 63, pl. 11; H.A.G. Brijder. Sia11a Cups il- the Heide/berg Pa inter. Al/are/ Pierso11 'l.

De Amsterdamse Kou ros

Series 8, Amsterdam 1991, 362, 151 nr. 372, pl. 125b. 5. Londen B 380. C. Smith, ·four Archaic Vases from Rhodes·, JHS 5, 1881, 221 e.v., pl. 13; 11.A.G. Brijder, Sia11a Cups l Cl/lel Komast Cups. Allard Pierso11 Series'"'· A1rn,terdam 1983, l 17, 217 nr. 122, pl. 25. 6. Vroeger in pri\'é collectie in Hamburg. Foto's afb. 1a-b uit: E. von l\lercklin. •Ein Skyphos aus der Werkstat des Theseusmalers·, AA 19·•3, 1-13, afö. l-•1; AB\' 521,2 (Schilder van Rodin 1000). l\let dank aan Drs R.F. Docter, die mij attent maakte or deze skyphos. 7. APl\l 681; z.g. Chalcidiserende schaal. Bibi.:

Se/ected Pieces. Allard Pierso11 ,\luseum. Alkmaar 1976. pl. 31.

Ajb. 5 Corgo11eio11.hoofd van Medousa. ill drinkschaal; ca 520 v. Chr.; APM 684

SUMMARY

Medusa behea ded A late Attic hlack-figure skyphos Cfig. la-c and inside of cover) has recently heen given by Dr JL. Thcodor, Brussels, to the Allard Pierson Museum. Each side shows the decaritated and collapsing gorgon Medusa hetween her two sisters, Stheno en Eu1yale. ,eithcr Perseus, Athena, nor I Iermes is represented. as is the case on the skyphos in fig. ia. The painting may he attributed to the rainter who dericted iclentical gorgon scenes on two other skyphoi. one from Morgantina (AJA 7 1, 1970, 381. pl. 97, fig. 32) and one in Athens, M 12267 (G . • icole , Catalogue des 1•ases pei11/s c/11Musée Natio11a/ dAtbè11es. l'aris 1911, no. 923, pl. XI, colour: AI3Y 621 on no. 100). All three skyphoi are datable to c. 500'-19013.C.

6

H.A.G. Brijder en Maria HJ van Dorst * Aankoop van monumentaal beclclhouw\\'erk is voor het museum wijwel onmogelijk. De prijzen zijn zeer hoog en het budget is ontoereikend. Aangezien de collecties van ons museum voornamelijk uit kleinkunst bestaan, zijn aanvullingen in de vorm van grote sculpturen zeer gewenst. Tot nu toe kon monumentaal, marmeren beelclhou,Ywerk alleen bij bijzondere gelegenheden ,·envorven worden dankzij fondsen wervingsacties. Zo is het de vorige directeur van het museum, Prof. Or J.~l. Ilemelrijk, gelukt eer gelegenheid van de heropening van her nieuwe museum in het huidige panel aan de Oude Turfmarkt in 1976 de prachtige marmeren beelden van Venus en Fortuna aan te kopen en ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het museum in 1981 de schitterende Dionysos-sarcofaag te verwerven. Deze marmeren monumenten markeren thans drie zalen in het museum. Volgend jaar bestaat het museum 60 jaar en viert de Vereniging van Vrienden haar 25-jarig jubileum. Dit waren natuurlijk mooie aanleic.lingen om weer een poging te wagen een beeldhouwwerk voor het museum re verwerven. \Y/e zijn zeer gelukkig dat een zeldzame Griekse kouros aangekocht kon worc.len. I lij is hier in kleur afgebeeld op de voorzijde van het omslag en in zwart-wie op afbeelding 1 en 2a-c. liet is vooral te c.lanken aan de financiële steun van de jubilerenc.le Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum, verder aan het Olga Ileldring Fonc.ls en een femels dat anoniem wenst te blijven, c.latc.leaankoop mogelijk gemaakt werd . Op de vooravonc.1 van de viering van het 25-jarig jubileum van de Vereniging van Vrienden en het 60-jarig bestaan van het museum, willen wij c.le nieuwe Amsterdamse kouros hier aan presenteren. Ilij zal op c.legrote overzichtstentoonstelling, "Marmer in Beeld, Griekenlanc.l, 600-100 voor Christus'", een ereplaats krijgen. Deze tentoonstelling zal op -1 maaI1 volgend jaar geopend

worden in de ïeuwe Vleugel van het museum (zie blz. 1). De twee volgende Vrienclenblac.len zullen samen c.lecatalogus vormen van deze openingstentoonstell ing. Aangezien deze catalogus een overzicht zal geven van de gehele tentoonstelling, leek het ons een goed idee de nieu\\'e kouros hier apart en in detail te bespreken. 1. De Amsterdam se kour os De naakte jongen (Grieks: kouros), de belangrijkste aamvinst van ons museum 2 in 1993 (afö. 1, 2a-c) , is een opvallende verschijning. Zijn lichaamsvormen zijn rond. 1Tij heeft een mollig buikje dar misschien een beetje vrouwelijk aandoet, maar waarschijnlijk eerder op zijn jeugc.lige leeftijd \Yijst. Zijn brede schouders lopen rond af. De kleine billen lijken op ronde kussentjes. Tn het oog springenc.l zijn de contouren van de romp; deze vormen lange concave curven van schouders tot heupen. Ilet hoofd, dat enigszins naar links gedraaid is, lijkt groot maar dit komt door de geweldig dikke haardos. Een lintje om het voorhoofd is aan de achterzijde in een sierlijke strik vastgeknoopt. Deze kouros is niet groot. In oorspronkelijke toestand - d.w.z. mee onderbenen - was hij tegen de veertig centimeter. llij is gemaakt van lichtgele kalksteen. Roodbruine sporen op het haar zouden een aanwijzing kunnen zijn dat de haarc.los eens helemaal in deze kleur geschilderd is geweest. IIoe oud is deze jongen? Sommigen zullen negen zeggen, anderen misschien veertien of zestien. De leeftijd is moeilijk te schatten. Maar dit was clan ook voor de Grieken geen relevante vraag. Hij is 'jeugdig' volgens de ideale uitbeelding van een kouros.

Ajb. 1 De Amsterdamse kou ros. kalksteen; 600-580 l'. Cbr. AP1i! 13.116



Ajb. 2a-c De A mslerda mse kou ros. kalkstee!l; 1wee zijaaJZzichten en achteraanzicht: 600-580

2. Functie e n betekenis Ilet type kouros-beeld onstaat in de tweede helft van de 7de eeuw voor Christus. De vroegste voorbeelden van kouroi zijn gevonden op de Griekse eilanden in de Aegeïsche Zee: Thera en Delos (zie kaart, afb. 5). Deze kouroi zijn niet van lokale steen gemaakt, maar van marmer dat van het eiland Naxos geïmporteerd is. Vanaf ca 600 voor Christus zal het kouros-beeld zich over het gehele Griekse gebied verspreiden. Ilet zal de uitbeelding bij uitstek van de mannelijke figuur gedurende de komende anderhalve eeuw worden. Kouroi - en hun vrouwelijke regenhangers , de korai - vormen de vroegste getuigen van Griekse monumentale sculptuur in marmer en kalksteen. De lengte van kouroi kan aanzienlijk verschillen: ze kunnen nog veel kleiner zijn clan de

8

Amsterdamse kouros (bijvoorbeeld de miniatuur-kouros in afb. 6d 7d; hoogte met benen: ca 25 cm), maar ze kunnen ook reusachtige afmetingen aannemen, zoals bijvoorbeeld de kouros die nog niet zo lang geleden is opgegraven in het Ilera-heiligdom op het eiland Samos; deze moet ongeveer 4.75 meter lang .. ' geweest Z1Jn. Een kouros wordt volgens een vast schema uitgebeeld: hij is naakt , zonder baard en breed geschouderd; hij staat rechtop in frontale houding met één been, gewoonlijk het linker, naar voren en houdt beide armen langs het lichaam , de handen tot vuisten gebald of soms gestrekt tegen de dijbenen. De standaard kouros heeft in het algemeen geen attributen in zijn handen, \vaardoor identificatie moeilijk is.

L'.

Cbr. APJ\.l13.116

Verreweg het grootste gedeelte van de thans bekende kouroi is opgegraven in heiligdommen, met name die van Apollo (bijvoorbeeld in Delphi, Delos, 'axos etc.). Zo nu en dan wordt de wijding aan deze godheid door een inscriptie bevestigd. Er bestaat dus een duidelijke relatie tussen Apollo, de god die altijd jeugdig wordt voorgesteld, en kouroi, de ideale uitbeeldingen van Apollo-gelijke jongemannen. Vroeger nam men aan dat kouroi de god Apollo zelf voorstelden. Dit is echter hoogst onwaarschijnlijk, in de eerste plaats omdat er ook soortgelijke kourosbeelden gevonden zijn in heiligdommen die helemaal niet aan deze godheid gewijd zijn, zoals bijvoorbeeld het Poseidon-heiligdom in Sounion. Ze zijn zelfs opgegraven in heiligdommen van godinnen, zoals het Athena-heiligdom op


de Akropolis in Athene of het IIeraheiligdom op Samos. Deze kouroi zijn dus kennelijk aan godinnen gewijd. In het algemeen schonk men een kourosof korè-heelcl aan de godheid als smeekbede , oor goddelijke hulp of uit dank voor verleende bijstand. Bij beelden of kostbare ,·oorwerpen, die men aan de godheid ,, ijdde, staat de reële waarde voorop: men kon laten zien hoe rijk men was: de maatschappelijke positie van schenker werd zichtbaar gemaakt. ! let is natuurlijk niet zo dat de kouros een precieze afbeelding of 'portret' van de schenker b: het beeld vertegenwoordigt als het ware de ge, ·er in zijn ideale (= jeugdige) gedaante. Een t\\eede argument tegen de theorie dat kouroi heelden van Apollo zelf zou-

Ajb. 4 a-b De 1Vell' }'ork kouros, marmer; 600-590 Museum of Art 32.11.l

Ajb. 3 Beeld ca11Motemhet. uit Kamak ; gra1ziet; 670-660 t'. Chr. Museum t·a11 Kairo

den zijn, is het feit dat een niet onaanzienlijk aantal kouroi (van hetzelfde type als dat van de wijgeschenken) op 1 begraafplaatsen gevonden is • Zij bekroonden eens de gran1euvels, bij wijze van grafsteen. Ook deze kouroi waren geen portretachtige an)eeldingen - in dit geval van de overledene -, maar veeleer symbolen van de eeuwige

L'.

Chr. l\'eu• l'ork, Metropolita11

jeugd. Men heeft wel eens gezegd dat idealen als de ·onvergankelijke jeugd', het 'leeftijdloze en onsterfelijke' zouden zijn uitgebeeld ' . llet zou gaan om een geïdealiseerd beeld van de overledene in de bloei van zijn leven. IIer hoeft dus niet zo te zijn dar deze kouroi alleen bedoeld waren voor graven ,·an jong gestorven mannen.

9


overijve rig e rekenexercities, maateenheden te reconstrueren.

d MIDDELLANDSE

ZEE

Ajb. 5 Kaar/ uan hel ooslelijk Middella11dse Zeebekken mei enige uindplacilsen van kouroi

Jeugdige naaktheid is een zeer typerend kenmerk van de kouros. De jongeling is als zodanig, in een ideale verschijningsvorm weergegeven. IIij is niet op uiterlijkheden als kleding te beoordelen en daardoor boven het individu verheven. In zijn jeugdigheid is hij als de god Apollo zelf. Zo wilde de rijkste bovenlaag van de Griekse maatschappij , de élite, zich laten uitbeelden; zo wilden zij zich manifesteren in heiligdommen en op begraafplaatsen. Het lijkt zeer aannemelijk dat onze kouros, gezien het formaat en de vondstomstandigheden van soortgelijke exemplaren, als wijgeschenk aan een godheid geschonken is en eens in een heiligdom temidden van vele 'broers' heeft gestaan.

3. Naar Egyptisch voorbeeld IIet Griekse type kouros-beeld lijkt vrijwel zeker geïnspireerd te zijn door Egyptische beelden van staande, mannelijke figuren. In Egypte had het monumentale , staande mannenbeeld van steen een tweeduizendjarige, onveranderde 0 traditie achter zich (afb. 3) toen de Grieken de vroegste kouroi begonnen te maken. De overeenkomsten zijn groot, maar er zijn ook essentiële verschillen (vergelijk bijvoorbeeld afb. 3 met 1-2 en •). liet vooraanzicht is gelijk, d.w.z. de rechte houding, het naar , ·oren plaatsen

10

van het linkerbeen, de brede schouders en borst. de op dezelfde manier afhangende armen, de gebalde vuisten en het opgeheven hoofd met dikke haardos die breed over de schouders valt. Uit enkele details spreekt nog meer overeenkomst: de onnatuurlijke naar buiten gedraaide onderarmen (te1wijl de vuisten naar binnen zijn gekeerd) en het moeilijk te verklaren vulelement - een kort staafje - dar door de vuisten omklemd wordt. Tegelijk met de zojuist beschreven houding van de Egyptische, mannelijke staande figuur kunnen de Griekse beeldhouwers ook het proportiesyteem van hun Egyptische collega's hebben overgenomen. Dit is gebaseerd op een rastersysteem van 21 eenheden voor de hoogte van de figuur. De rasters werden op de vier zijden van het te bewerken blok steen uitgezet. Er \\'Ordt ook wel gedacht dat de Grieken zelf een maatverhouding hanteerden die gebaseerd is op de voet als maateenheid, zoals gebruikelijk in de maatvoering van gebou\\'en. Ilet probleem is dat de maat van de voet geen 'nationale ' eenheid is en nogal varieert per werkplaats: van 29.4 cm tot 32.65 cm. I Ier valt op dat er veel kouroi zijn met een lengte van ongeveer 6 voet, dus om en nabij 1.80-1.85 meter lang zijn (bijv. de kouros in afb. 1). Maar voorzichtigheid is geboden om, met al te

I Iet zijaanzicht van Egyptische, staande beelden verschilt essentieel van dat van Griekse kouroi. De Egyptische beelden staan regen een wand of een z.g. rugpijler, waardoor ze een statische indruk maken. Dit idee ,-vordt versterkt door het onnatuurlijk ver naarvoren plaatsen van her linkerbeen en de re verticale houding van het rechterbeen. Bovendien heeft men meestal de steenmassa tussen de benen als stevig verbindingsstuk laten staan. De Grieken laten de rugpijler weg waardoor de natuurlijke S-vorm van holle rug en geprononceerde billen zichtbaar wordt (afb. 2a, c). Het lijkt alsof bij kouroi het enigszins naar voren geplaatste linker en het iets naar achteren geplaatse rechter been het lichaam ,verkelijk dragen. Griekse kouroi ,vekken de indruk zich te bewegen. Zij zien er levensechter uit dan de Egyptische beelden . Nog een opva llend verschil: de Egyptenaren dragen een omges lagen schort en soms een hoofdtooi \Yaardoor ze als koning, priester of beambte zijn voorgesteld. Ook inscripties of portretachtige kenmerken maken duidelijk dat één bepaalde persoon bedoeld is. Bij kouroi echter gaar her, zoals we gezien hebben, niet om bepaalde individuen, maar om geïdealiseerde weergaven van jongelingen in het algemeen. Dit verschil is essentieel.

4. De Amsterdamse kouros thuis gebracht Kou ros-beelden ,-varen niet o, era! in de Griekse wereld even gewild. Er is duidelijk sprake van populariteit in bepaalde gebieden of op bepaalde eilanden (zoals Attica, Boeotië , de Cycladen en Samos), maar elders, zoals op de Peloponnesos, Kreta en in het westen, komt de kouros maar zelden voor (zie kaart, afö. 5). Zo is er ook verschil in de functie van kouroi re constateren: in Athene dienden zij voornamelijk als grafmonument, in Boeotië als wijgeschenk, terwijl ze beide functies konden hebben op de eilanden Thera en Samos. Kouroi van klein formaat zijn vooral bekend uit het Oostgriekse gebied, zoals Rhodos , Samos en Knidos (gelegen op het lange schiereiland russen Rhodos en Kos , zie kaan afb. 5). maar ook uit 'aukratis, de Griekse handelspost aan de monding ,·an de ïjl.


Ajb. 6a-d De Amslerdamse kou ros (c) temidden van zijn 'broer/jes'; a!le L'Cl/7 kalksteen ; 600-580 v. Chr. (a) Samos C 21 l; (b) Parijse kunsthandel 1987 (S. de Monbrison) ; (d) Lo12de11 , Br . Mus. B 3 20 , uil Knidos

a

b

C

d

Ajb. 7a-d Achlerzijden l'an kouroi i11ajb. 6a-d

a

b

C

d 11


Ajb. 8 Kouros uit Rhodos , kalksteen ; 600-580 u. Chr. Londen. Br. Mus. B 330

De precieze herkomst van de Amsterdamse kouros is niet bekend. I Iet is van belang erachter te komen waar hij gemaakt zou kunnen zijn. Op deze speurtocht staan kunsthistorisch-archeologische methoden ter beschikking: stijlkritische ove1wegingen en overeenkomsten in materiaal en formaat geven de doorslag. Met andere woorden , er moet dus gezocht worden naar andere kouroi die zoveel mogelijk op de Amsterdamse kouros lijken . Daarbij gaat men natuurlijk ook eliminerend te werk door kouroi die er beslist anders uitzien 'af te strepen '. Zo is het volstrekt duidelijk dat de levensgrote , marmeren kouros in afbeelding 4 totaal andere stilistische kenmerken vertoont clan de Amsterdamse kouros. Dez zou in Attica - d.w.z. in Athene of het gebied eromheen gemaakt zijn omstreeks 600-590 voor Christus -. Beeldhouwers uit Attica tonen een bijzondere belangstelling voor anatomische details. Verschillende onderclelen zijn als het ware ontworpen als op zichzelf staande, bijna abstracte vormen ": het haar lijkt aan de achterkant op een kralengordijn, zelfs de knoop in de haarband is gestileerd weergegeven; aan de

12

voor- en achterzijde van het lichaam zien we lichte groeven en reliëfpatronen (bijvoorbeeld in de borst , ondergrens van borstkas, liezen , knieën , schouclerblaclen). De Amsterdamse kouros is geheel anders van stijl: de anatomische vormen zijn rond en vereenvoudigd; details zoals borst, navel, schouderbladen zijn niet aangegeven. Maar eigenlijk gaat de vergelijking tussen de Amsterdamse en de 'ew Yorkse kouros geheel mank. De New Yorkse is meer clan viereneenhalf keer zo groot als de Amsterdamse en is van kristalharcl marmer ( van de Cyclaclische eilanden) gemaakt, te1wijl de Amsterdamse uit veel zachtere kalksteen is gebeeldhouwd. Stijlkenmerken als ronde en vloeiende vormen zijn karakteristiek voor kouroi uit het Oostgriekse gebied. Zoals we boven al gezegd hebben, komen kouroi van klein formaat juist ook in dit gebied voor; ze zijn steeds, zoals de Amsterdamse kouros , van kalksteen gemaakt. IIet is duidelijk dat de 'familie ' van onze kouros in Oost-Griekenland gezocht moet worden. Maar hoe kunnen we op het spoor komen van een preciezere plaats van herkomst?

Broertje s en neefje s Op onze zoektocht naar •familieleden' van de Amsterdamse kouros kwamen we drie kouroi tegen die zo'n sterke gelijkenis met hem vertonen dat ze zeker als verwanten, maar misschien zelfs al 'broertjes ' te beschouwen zijn (an). 6a-b , cl en 7a-b , cl; vergelijk afb. 6c, 7c{ Ze zijn alle drie ook van kalksteen gemaakt , variërend van lichtgrijs tot lichtgeel. De afmetingen (zonder onderbenen) van de twee linker kouroi zijn resp ctievelijk 30.5 en 29.0 cm, dus in de orde van grootte van de Amsterdamse kouros (28 cm). In originele toestand zouden zij een lengte van tegen de 40 centimeter gehad hebben. De rechter is het 'kleine broertje', niet langer clan 25 cm in oorspronkelijke toestand . De plaats van herkomst van twee van hen is bekend. De meest linkse kouros is afkomstig uit het Ileraion op Samos en de meest rechtse komt uit Knie.los. De tweede van links is zes jaar geleden in de Parijse kunsthandel opgedoken (precieze herkomst onbekend). De twee linker kouroi worden gedateerd aan het eind van de zevende tot begin van de zesde eeuw voor Christus en de rechter iets later (590-570 voor Christus) '.

Deze kouroi en de Amsterdamse kouros hebben dezelfde rechtop staande houding, clezelfcle dikke haardos met scheiding in het midden en tenslotte dezelfde ronde lichaamsvormen. Karakteristieke kenmerken zijn de concave conrourlijnen van de romp die ver over de bovenarmen doorlopen , de scherpe halslijn, het mollige buikje en de ronde, opvallend kleine billen. De twee linker kouroi in afbeelding 6-7 hebben een nogal slank bovenlijf en dunne taille, de kleinste is nogal zwaar en gedrongen. De Amsterdamse kouros staat hier tussenin. Interessant is dat toch niet één van de vier kouroi in afbeelding 6-7 exact hetzelfde is. Er zijn kleine verschillen in de houding: de gezichten kunnen enigszins naar links of naar rechts gedraaid zijn (afb. 6c en cl) of het rechter in plaats van het linkerbeen wordt naar voren geplaatst (afb. 6d). Als we het haar in detail bekijken, vallen enkele variaties op: soms valt het in driehoekige lokken op de rug (afb. 7a), maar vaker hangt het massief en breed over de schouders. Bij de tweede van links valt het haar in horizontale banen langs het gezicht en in driehoekige lokken over de voorzijde van de schouders. De haarband is


ge,voonlijk aan de achterkant gestrikt, maar soms onzichtbaar onder het dikke haar (afb. 7b). Men zou zich kunnen afvragen of alle kouroi in aO,eelding 6-7 in dezelfde werkplaats, ja zelfs door één en zelfde beeldhouwer, gemaakt zijn. De twee linker kouroi zijn stilistisch identiek. Ditzelfde geldt ook voor de Amsterdamse kouros en de meest rechtse. hoewel de laatste aanzienlijk kleiner is. De onderlinge overeenkomsten tussen alle vier zijn zo groot dat men van één verwante groep moet spreken. De vraag is natuurlijk: waar zou(den) de werkplaats(en) gestaan kunnen hebben waarin deze kouroi gemaakt zijn' Zoals gezegd. zijn de vindplaatsen van twee van hen bekend: het llera-heiligdom op

Ajb. 9 Kouros uit Naukratis. albast: 600-580 Londen. Br. ,11us.B 438

Samos en Knidos op de z.g. Dorische Chersonesos (zie afb. 5). Kunnen deze vindplaatsen iets zeggen over de plaats van ve1vaardiging' Gaat het om één beeldhouwerswerkplaats die naar verschillende plaatsen exporteerde of was het misschien een reizend atelier? Wat zeggen ons de nuances in het materiaal dat varieert van lichtgrijze tot lichtgele kalksteen? Over deze vragen wordt in de wetenschappelijke literatuur al lange tijd gediscussieerd, zonder dat er met zekerheid een antwoord op gegeven kan worden.

Ajb. 10 Ko11rosi11tuniek e11perizoma, uit CJprus. kalksteen; ca. 600-550 L'. Chr. New York. Metropolilan Museum qf Art, Cesnola col/. 74.51.2479

Als meer veraf familielid van de vier kouroi in afbeelding 6-7, laten ,ve zeggen een ·neef', is de kouros in aföeelding 8a-b te beschouwen. Dit kalkstenen beeldje is opgegra\'en in Kameiros op Rhodos. Ilet is van ongeveer dezelfde grootte als de kouroi in afbeelding 6 7ac en wordt eveneens omstreeks 600-590 voor Christus gedateerd". Dezelfde stilistische kenmerken zijn aanwezig: de vorm van het pruik-achtige haar, de concave torso-contouren die naar de schouders doorlopen en het mollige buikje. Toch zijn er een paar verschillen:

L'.

Cbr.

zijn schouders zijn horizontaler dan die van de andere kouroi, bovendien houdt hij zijn handen gestrekt (wat gebruikelijk is bij vrouwenbeeldjes, zie afb. 16) en tenslotte draagt hij geen haarband. Om de zaak nog gecompliceerder te maken, zijn er geleerden die beweren dat dit soort kouroi door beeldhouwers op Cyprus of in 'aukratis, in Egypte, gemaakt zouden zijn en vervolgens naar Oost-Griekenland geëxporteerd zouden zijn". Inderdaad zijn er Egyptische en Cypriotische invloeden in onze kouroi (afb. 1-2, 6-8) waar te nemen, maar dit hoeft nog niet te betekenen dat ze uitsluitend daar gemaakt zijn. Iloe staat het nu met deze Egypte-Cyprus-Griekenland connectie?

13


5. De Egypte-Cyprus-Griekenlan connectie

d

Egypte Al eerder hebben we geconstateerd dat het Griekse type kouros-beeld hoogstwaarschijnlijk geïnspireerd is op Egyptische beelden van staande, mannelijke figuren (afb. 3). Vooral de frontale houding, de gebalde vuisten maar ook de pruik-achtige haardracht wijzen in deze richting. Twee essentiële verschillen hebben we al opgemerkt , namelijk dat de Griekse kouros naakt is en vrij staat (d .w.z. zonder rugpijler of verbindingsstuk tussen de benen). Verder dragen de Griekse kouroi gewoonlijk een hoofdband , Egyptische mannen niet. Herodotos , de bekende Griekse geschiedschrijver uit de vijfde eeuw voor Christus , zegt in het tweede boek van zijn Historiën (ll.178) dat de Egyptische koning Amasis (570-526 voor Christus) veel sympathie voor de Grieken koesterde. "Hij gaf aan de Grieken, die geregeld in Egypte kwamen, de stad Naukratis ter bewoning en aan degenen , die zich daai· niet wilden vestigen, maar er slechts op hun reizen kwamen , gaf hij stukken land om er altaren en heiligdommen voor h11n goden op Ie vestigen '1~. Zoals we gezien hebben , ligt Naukratis aan de monding van de ijl (afb. 5). Herodotos' bewering zou kunnen betekenen dat of Naukratis geen Griekse kolonie was voor de tijd van Amasis of dat Amasis aan de Grieken de toestemming gaf tot het vestigen van een definitieve kolonie , terwijl de Grieken daar al enige tijd woonden. Dit laatste lijkt overtuigend bewezen te zijn door de vondsten van grote hoeveelheden Grieks aardewerk van vroege datum in aukratis. Bovendien zijn er en dit voor ons verhaal van belang enkele kleine kouroi gevonden die omstreeks 600 voor Christus of iets later , maar in elk geval vóór de regeringsperiode van koning Amasis gedateerd moeten worden. Zij stammen dus uit dezelfde tijd als de bovengenoemde kouroi (afb. 1-2, 6-8) en vertonen stilistische overeenkomsten. IIet best bewaarde exemplaar is te zien in afbeelding 9a-b " . Ilet is in 1888 door het Brits Museum verworven van Flinclers Petrie , de opgraver van Naukratis , die het op zijn beurt van een boer bij Naukratis beeft gekocht. Het is iets kleiner clan de drie linker kouroi in afbeelding 6-7, maar precies even groot als de kouros in afb. 8. Het is echter niet van kalksteen maar van een har-

14

Ajb. 11

Kou ros in tuniek en mantel met offerdier, uit Samos, kalksteen; beschildering goed bewaard; 600-580 v. Chr. Samos C 266

clere steensoort , namelijk albast, gemaakt. Dit materiaal nodigt uit tot het weergeven van anatomische details (vergelijk afb. 4). De stijl van deze naakte kouros is volstrekt on-Egyptisch , maar puur Grieks. Hierop wijzen ondermeer de haarstrengen die aan de voorzijde van de schouders hangen. Het is zeer aannemelijk dat dit beeldje als wijgeschenk voor een van de heiligdommen in Naukratis door een geëmigreerde Griek gemaakt is, en wel door een van de Oo tgriekse kolonisten. Heroclotos noemt de plaatsen van herkomst van deze Oost-Grieken bij name. Interessant voor ons is dat zich hieronder ook Grieken van Samos , Rhodos en Knidos bevinden , waar , zoals we gezien hebben, juist ook kleine kouroi opgegraven zijn. Cypru s Dit eiland is gelegen in het oostelijk Middellandse Zeebekken , ca 70 kilometer ten Zuiden van de kust van het huidige Turkije en ongeveer even ver ve1wijderd van Egypte als het dichtstbij zijnde Griekse eiland Rhodos , respectievelijk 340 en 385 kilometer. Een zekere stilistische invloed vanuit Cyprus is te zien in de genoemde kleine kouroi (afb. 1-2, 67). Het is zeer opmerkelijk dat tot nu toe geen enkele kouros van dit kleine type op Cyprus zelf gevonden is. Grotere, staande mannenbeelden komen wel 15 voor (afb. 10) , vooral in de tweede helft van de zesde eeuw voor Christus. De houding van de man in afbeelding 10 met het opgeheven hoofd, de armen en

vuisten strak tegen het lichaam en het kapsel met haarband vinden we terug in de kleine , Oostgriekse kouroi. Een opvallend verschil is het feit dat de Cypriotische mannen , zoals hun Egyptische collega's, altijd gekleed zijn, - in tegenstelling tot de Griekse kouroi. Hun karakteristieke kledingstuk is de dunne , nauwsluitende tuniek met korte mouwen. Verder wordt soms ook een soort heupbroekje (perizoma; afb. 10) of een mantel gedragen. Het lijkt uiterst onwaarschijnlijk, dat, zoals sommigen denken, alle kleine kouroi die in het Oostgriekse gebied gevonden zijn (waaronder de meeste in afb. 6-8) op Cyprus gemaakt zijn en uitsluitend voor de export bedoeld waren "'. Er zijn geen bewijzen aan te voeren voor dit soort exclusieve export van kouroi, die aan de smaak en mode van de Grieken zijn aangepast doordat ze namelijk geheel naakt zijn uitgebeeld. Niet alleen op Samos, maar ook op Rhodos en misschien ook in Knidos bestonden bloeiende lokale beelclhouwersscholen , die kennelijk enige invloed uit Cyprus ondergingen. Misschien is deze invloed te verklaren uit de daadwerkelijke aanwezigheid van Cypriotische beeldhouwers of misschien alleen maar uit de namaak van geïmporteerde stukken. Lokale collega 's imiteerden de voorbeelden, soms zelfs in een betere stijl. Dit laatste zou volgens J. Baardman het geval zijn met de 1 Rhoclische kouros op afbeelding 8 - .


Oo s t-Grie ke nland Samo s De herkomst van het beelc.lje van een mannelijke figuur in afbeelding 11 is een interessant probleem. Ilet is tien jaar geleden opgraven in het llera-heiligc.lom op Samos en in 1989 voor het eerst gepubliceerd '". Alleen de bovenhelft is be-;\'aard gebleven. In originele toestanc.l was het beeldje ongeveer even groot als de kouroi in afbeelding 6a-c 7a-c , namelijk ca 10 cm; het wordt eveneens in het begin van de zesde eeuw voor Christus gec.lateerd. De jongen draagt volgens de Cypriotische moe.Ie een nau\\'sluitende tuniek met een mantel daarover en in zijn rechterhanc.l houdt hij een offerdier vast, c.lat overigens zeer beschadigd is. Voor het motief van het offerdier dat in c.le rechter hand vast gehouc.len wordt , zijn vele anc.lere voorbeelc.len op Cyprus te vinc.len. l'itzonderlijk is dat c.le beschildering op dit beelc.lje zo goed bewaarc.l is gebleven: op het haar , de haarband , c.le ogen , c.le wenkbrauwen , de halsrand van de tuniek en tenslotte c.lesnor. I Iet vraag is: ,vaar is deze kou ros , c.lie gekleec.l is in tuniek en mantel, gemaakt' 11. Kyrieleis , c.lie hem publiceerde, sugge reert dat l\aukratis, in Egypte, de meest waarschijnlijke plaats van ontstaan is. IIij ziet, naar onze mening niet geheel terecht, de t\aukratis kouros in afbeelc.ling 9 als een van c.le beste parallellen. Bovendien zegt hij dat beelden van jongemannen zone.Ier baarc.l, maar met snorretje, tot nu toe alleen in ·aukratis voorkomen. Veel groter echter is de overeenkomst met de drie linker kouroi, \Yaaronc.ler c.le Amsterdamse kouros , in afbeelding 6-7 , juist als we ons voorstellen dat ook zij op dezelfde manier beschilderd zijn geweest. Maar of zij ook eens een snorretje gehac.l hebben , daar zullen we nooit meer achter kunnen komen, aangezien verfsporen ontbreken. '.vlet welke van de vijf genoemde kouroi vertoont het nieuwe beeldje van Samos (afb. 11) de meeste gelijkenis? De vorm van de haardos, de , ·orn1 , ·an het gezicht en de manier waarop het driehoekje tussen de hoofdband en het haar op het voorhoofd is vrijgelaten, treffen we ook aan in c.le andere van Samos afkomstige kouros (afh 6a). Alleen is bij het nieuwe beeldje het haar in keurige strengen verdeeld, waarop bovendien nog zigzag patronen zijn ingekerfd. De grootste verschillen zijn echter dat hij volgens de

Ajb . 12a-b Kou ros die lier .1peelt, uit Knidos. kalkstee11: 600-580 Par(is. Loul're MXE 939

Cypriotische moe.Ie gekleec.l is en een dier als offeranc.le vasthoudt. Op twee interessante details , die kenmerkend zijn voor c.le vijf naakte kouroi in afbeelding 6-9, is al eerder gewezen: (1) de scherpe lijn die de scheic.ling tussen hals en lichaam vormt en (2) de ver over c.le bovenarmen doorlopene.Ie, conca, ·e contourlijn van de romp. Als we nu het nieuwe beeldje van Samos (afb. 11; en ook het beelc.l op an). 10) naast onze kouroi zetten , lijkt c.le verklaring voor deze lijnen voor de hand te liggen. Jlet zijn de randen van de hals en de mouwen van c.le ·Cypriotische ' tuniek , c.lie als het ware op het naakte lichaam zijn overgenomen en als anatomische details zijn venverkt. Ze zijn tot stilistische kenmerken geworc.len, die wel zeer duidelijk bij de Amsterdamse kou ros (zie afb. 1) aanwezig zijn. Of moeten we rekening houden met de mogelijkheid dat onze kouros een korte, c.lunne tuniek droeg die door mie.Ic.lelvan beschildering was aangege, ·en. Verfsporen, die hierop zou den kunnen \vijzen , zijn niet bewaard gebleven. Overigens lijkt een kouros in een hemd ,vel erg ongrieks.

Kni dos Drie jaar geleden werd een nieuwe aanwinst van het Louvre gepubliceerd: het kleine, kalkstenen beeldje van de musicerenc.le kouros op afbeelding 12a-b, afkomstig uit Knidos . ! let heeft precies c.lezelfc.leafmetingen ab de kleine kouros

11•

Chr.

in afbeelc.ling 6d en 7d , die eveneens afkomstig is uit Knidos. Ook hier zien we een draaiing van het gezicht naar rechts. Alle bovengenoemde stilistische kenmerken zijn aanwezig: deze naakte kouros behoort ook tot onze groep van kleine, Oostgriekse kouroi (afb. 1-2, 6-' , 10). A. !Iermary, die de musicerende kouros in het Louvre publiceerde en een groot kenner van Cypriotische beeldhouwkunst is, toont op overtuigende wijze aan dat dit beeldje niet op Cyprus , maar in het Oostgriekse gebied gemaakt moet zijn. ! lij spreekt ,·an een zogenaamc.le ·Cypro-Ionische' stijl, een soort gemeng c.lestijl, \\aan ·an de oorsprong mogelijk op Samos te \ inden is. I let lijkt hem waarschijnlijk dat de kouros eerder in Knie.los dan elders in het Oostgriekse gebied gemaakt is, en wel in c.lezelfde tijc.l als cle andere kleine kouroi, 600-580 voor Christus. De muzikant in het Louvre bespeelt, als een kleine Apollo , c.le lier (phor111i11x). Dit is een variant van het gewone kouros-type met beide armen naar beneden. Een tweede ,·ariant, waarvan vele , meestal fragmentarische exemplaren op Rhoc.los en Samos, maar ook in Knie.los, gevonden zijn , is de 'dierentemmer'. T\\'ee voorbeelden laten we zien (afh. 13 en 1 1) om aan te tonen c.lat ook zij stilistisch tot onze groep , ·an kleine, Oostgriekse kouroi behoren . Zij houden 15


Ajb. 14 Kouros die leeuw msthoudt, uit Samos. kalksteen; 600-580 v. Chr. Samos C 156

Ajb. 13 Kouros die leeuw vasthoudt, uit Samos, kalksteen: 600-580 v. Chr. Samos C 228

een naar beneden gekeerde leeuw aan zijn achterpoten en staart vast. Beide dierentemmende kouroi zijn in oorspronkelijke toestand 33 centimer lang en beide zijn opgegraven in het Hera-heiligdom op Samos. Zij kunnen overduidelijk tot de familie van de kouroi in afb. 6-7 gerekend worden op grond van dezelfde haardracht en lichaamsvormen.

Rhodo s Zeer vele klein-formaat beelden van kalksteen , niet alleen kouroi maar ook 'd ierentemmers ·, zijn in diverse heiligdommen op Rhodos opgegraven, in 16

Lindos, Kameiros, lalysos en Vroulia ". IIet is dikwijls niet uit t maken of ze lokaal vervaardigd zijn of niet ; men spreekt clan maar , om het probleem te omzeilen, van de ·cypro-lonische' stijl. We hebben al eerder de kouros uit Kameiros bekeken (afb. 8a-b) en geconstateerd dat hij weliswaar tot dezelfde stilistische groep behoort als de andere kouroi in afb. 6-7, maar toch ook verschillen vertoont. Zijn handen worden plat tegen de bovenbenen gehouden, zijn schouders zijn nogal horizontaal en hij draagt geen haarband.

Interessant zijn in dit verband de talloze, kleine beeldjes van naakte, mannelijke of vrouwelijke figuren (ca 4-9 cm hoog) , die op Rhodos gevonden zijn en daar ook naar alle waarschijnlijkheid gemaakt zijn. Ze zijn van het typisch Egyptische materiaal , faience, gemaakt: over de beeldje~ is een laag van groen-blall\ve of witte glaspasta aangebracht. Ook typisch Egyptisch is de rugpijler, de ·stut' tussen de benen en het gaatje hierin om het beeldje bij wijze van amulet aan op te hangen. Jongens hebben hun handen tot vuisten gebald, de duimen gestrekt, en hebben het linker been naar voren geplaatst, zoals het een echte kouros betaamt. Ons museum bezit een mooi exemplaar van dit type (8.3 cm hoog) dat in witte faience is uitgevoerd (afb. 15a-b(. Vrouwenfiguurtjes houden daarentegen hun benen bij elkaar en de armen, met de handen gestrekt, strak tegen het lichaam aan. I Tet voorbeeld in a0Jeelding 16 (hoogte slechts 6.'l cm) is eveneens van witte faience gemaakt; tepels en schaamhaar zijn in zwart-bruine faience aangegeven''. liet is overigens niet duidelijk waarom de kouros in afbeelding 8 zijn handen op vroll\Yelijke wijze gestrekt tegen zijn benen houdt (vergelijk afb. 16). De kleine , faience kouros-beeldjes kunnen gerelateerd worden aan de grotere kouroi van kalksteen (afb. 6-8). Ilet materiaal, de rugpijler en de 'stut' tussen de benen wijzen echter op een directe relatie met Egypte.

Conclusie Aan het eind gekomen van dit lange verhaal, lijkt het ons goed een korte samenvatting van de belangrijkste punten te geven. De zoektocht naar 'familieleden' van de Amsterdamse kouros (afb . 1-2) heeft het volgende opgeleverd: 'broers ' zijn afkomstig uit Samos (afb. 6a/7a, 11) en een 'kleine broertje ' uit Kniclos (afb. 6d/7cl). Zij kunnen ook een bezigheid uitoefenen , namelijk lierspelen (afb. 12) of een leeuw temmen (afb. 13-l'l). Tot de verdere familieleden, laten we zeggen 'neven' kunnen de kouroi uit Rhoclos (afb. 8) en aukratis in Egypte (afü 9) gerekend worden. Kortom , de 'naaste familie leden' komen van Samos en ook wel uit Knidos. In deze kouroi, die alle tussen 600 en 580 voor Christus gedateerd kunnen worden, is een ·gemengde' stijl waar te nemen , d.w .z. een combinatie van verschillende elementen: Oostgriekse (naaktheid; zachte, ronde


Algemene literatuur over kouroi: Boardman 1978: J Boardman, Greek Sculplllre . The Are/wie Period, Londen. Martini 1990: W. Martini , Die archaische Plas/ik der Grieche11. Darmstadt, 69ff. Richter 1970: G.M.A. Richter, Kouroi: Arcbaic Greek )011/hs: 3de druk, Londen. Ridgway 1977: B.S. Ridgway, TheArcbaic Style in Greek Sculpture. Princecon. Stewart 1990: A. Stewan. Greek Sc11/pt11re.An faploration. '\ew ! laven & Londen, 108ff.

Noten

Ajb. 15a-b Ko u ros met rugpijler, uil Rhodos, 11·1ïlefaie11ce;0111slreeks600 L'.

Chr. APM 4546

vormen; haarband), Egyptische (algemene kouros-type; pruik-achtige haardos) en Cypriotische (vorm van gezicht, scherpe halslijn, concave contourlijnen van romp die ver over bovenarmen lopen en uitwerking van haar). Sommige geleerden zijn van mening dat de in Oost-Griekenland gevonden kouroi niet daar gemaakt zijn, maar op Cyprus of in aukratis en vervolgens geëxporteerd zijn. Aangezien er geen naakte kouroi op Cyprus gevonden zijn en slechts enkele (maar dan voornamelijk van albast) in 1aukratis zijn opgegraven, lijkt deze theorie onaannemelijk. Alles op een rijtje zettend, lijkt Samos de sterkste kandidaat voor de plaats van herkomst van de Amsterdamse kouros, Knidos komt op een goede t,veede plaats en eventueel Rhodos op een derde. Men zal zich afgevraagd hebben waarom er geen petrografisch onderzoek is verricht. Analyse van het materiaal van drie kalkstenen beeldjes afkomstig uit drie verschillende plaatsen is door het Geologisch Museum van de Cniversiteit van Kopenhagen uitgevoerd '' . Dit minieme onderzoekje heeft opgeleverd dat, ondanks kleine verschillen in de kleur van het kalksteen, het materiaal in de drie gevallen hetzelfde zou zijn. Grootschaliger analyse van het materiaal van zoveel mogelijk kleine, kalkstenen kouroi afkomstig uit zoveel mogelijk verschillende vindplaatsen zou uitkomst kunnen bieden. ! let museum zal de Amsterdamse kouros graag voor een der· gelijk onderzoek ter beschikking stellen.

Tenslotte kan opgemerkt worden dat de Amsterdamse kouros tot de best bewaarde, kleine kouroi behoort; de armen zijn volledig intact (vergelijk kouroi in afb. 68, 13). !Iet is opvallend dat de onderbenen van de kouroi in de regel ontbreken. Dit kan te maken kunnen hebben met de manier ,vaarop de beeldjes van hun voetstuk zijn geslagen, voordat zij in de votiefkuil ( bothros) in het heilige terrein van de tempel ritueel zijn begraven. Zij stonden oorspronkelijk op een ovale plint die verzonken was in een stenen voetstuk. Enkele losse plinten met de voeten van een kouros erop zijn opgegraven. Het enige exemplaar met een ,vij-inscriptie is ge\'Cmden in Knidos (afb. 2 17) ' . De lengte van de linker , ·oet is 6 centimer, waaruit we mogen opmaken dat de bijbehorende kouros precies evengroot was als de Amsterdamse kouros. Wat zegt ons de inscriptie? Dat een zekere Euarchos het beeldje gewijd heeft aan de Dioskouren , een bewijs te meer dat niet alle kouroi aan Apollo gewijd zijn. I let museum mag zich gelukkig prijzen met de aanwinst van de nieuwe kouros. die, zoals gezegd, venvon.en kon worden mede dankzij de Vereniging van Vrienden die volgend jaar haar 25-jarig bestaan viert.

• Maria van Dorst schrijft haar doctoraal scriptie over deze kou ros. 1Iierbij bedanken wij Prof'. Dr JM. llemelrijk voor zijn waardevolle suggesties. 1. \Vij ,,ensen ook de heer R.j. Schulp, hoofd van de Afdeling Financiën van de Faculteit der Letteren, Lniversiteit \'an Amsterdam. en mevrou,, Ors M . Zilverberg te Amsterdam hanclijk te bedanken \'OOr hun medewerking in de aankoop. 2. Allard Pierson Museum 13.116; lichtgele kalksteen ; aangekocht in Amsterdamse kunst handel in 199.3(kunsthandel M. Zilverbergl; herkomst onbekend. l loogre 28 cm. Onderbenen ontbreken . Bibi.: Cat . Cbristie'.~. Londen, 2 december 1991. lot nr. 106:

Age11da Oude K1111st-en Antiekbeurs De((I. 1992, 62, kunsthandel ~I. Zil\'erberg (afl)eel ding in kleur). Alh. 1. 2a-c, 6c. 7 c. l 5a-b en kleurenfoto binnenkant omslag: Michiel Bootsman (Allard Pierson Museum) . .3. Deze kouros is gewijd. zoals de inscriptie in zijn linkerdij aangeeft , door lschys, de zoon van Rhcsis; omstreeks 570 v. Chr. Thans opgesteld in het \'athy museum in Samos. Zie bij,. Stcwan 1990, afl). 100-102. 1. \ 'olgens 13 . Freyer-Schauenburg zou ca JO% , ·an alle grote kouroi grafl)eelden zijn. ca 17% uit een heiligdom afkomstig zijn , terwijl , an

Ajb . 16 ,\aakte, 1ro111l'el[jkejlµ,1111rmei rupj)[jler. uil Rbodos. u·illefaie11ce ; 0111slreeks600 l '. Chr. Li11dos 1286

17


Age, Brilish J\.luseum, Londen 1989, 5-1. Foto uit: iel., afh. 11. 15 cm. A. Herrna1y, Cal. des Parijs 1989, 182 no. 996 ('Chypro-ionienne'); id., "Petite plastique archaïque de Cnide", Reuue c/11 Lou1•re, december 1990, 359-369. Foto uit: id ., an). 18 en 21. 19. lloogte

Anliquilés de Chypres, Sculp/ure,

Ajb. 17 P/i111 mei uoete11 ucm k/eiJZe kou ros e11i11scriplie, uit Kn ie/os:

kalksteen; 600-580 u. Chr. LondeJZ, Br. ;\,Jus. B 321

ca 13% de precieze herkomst niet bekend is

(Bildwerke der archaischell Zeil u11d des strengen Stils, amos XI, Bonn 197°1, 9 n. 38). 5. Martini J 990, 73. 6. lloogte

1.31 m. Foto uit: Stewan 1990, an).

37. 7. Gemaakt van Cycladisch marmer. Hoogte 1.81 m. Foto uit: Richter 1970, afh. 25 en 28. 8. Zie bijv. de opmerkingen van Boardman 1978, 23-24. 9. Afb. 6a en 7a uit: G. Schmidt, K_1priscbe

Bildll'erke a11s de111Heraioll uo11Sa mos, Samos Vll, Bonn 1968, pl. 102-103. Afü. 6b en 7b uit: Cat. Galerie Simone de ,\lonhrison, Parijs 1987, 1-5 afh. 8-9. Afh. 6d en 7d uit: Richter 1970, afh. 200-201; voor zijaanzicht, zie Re/'11edu Lo11Lre, december 1990, 363. afh. l 5. 10. Zie vorige noot, Schmidt, 60; de Monbrison, J; Richter 19-0, ·OrchomenosThera Groep· nr. 56. ll. lloogte 25. 1 cm. Foto uit: Richter 1970, an). 126, 128 ('Sounion Groep', ca. 615-590 v. Chr.). Zie ook

J. Baardman, 7be Greeks

Ouerseas, Londen 1980, 74, afh. 63: vroeg zesde eeuw v. Chr.

12. Zie bijvoorbeeld: G. Schmidt, K_iprische Bildll'erke aus de111I lernion 1•011Sa mos, Samos Vll, Bonn 1968; B. Lewe, Studie11 zur archaischen k_)prische11Plas/ik. Diss. Frankfurt 1975, 25ff.; L.W. Sörensen, "Early Archaic Limestone Statuettes in Cypriote Style: a Revie\-v of their Chronology and Place of /1.lanufacture", Reports of tbe Depm1me11t of Antiq11ities C.)Pms 1978, 111-121. 13. Vert. 0. DamMé, llerodotos Ilistoriën. Bussum 197·1, l 15. 14. Hoogte 25.7 cm. Foto uit: Richter 1970. an). 129-130, ·sounion Group' nr. 28: ca. 615590 V. Chr. 15. Hoogte 73 cm. Foto uit: T. Spiteris, Art de Chypre. Amsterdam & Lausanne 1970, 130 (7de of 6de eeu\\' v. Chr.). 16. Zie n. 12 en recent , P.J. Rib e.a., Cat. of

20. Zie ook A. 1Ierma1y, "Sculplllres ·chyproloniennes· du Musée de !'Hermitage à Leningrad", Report of the Depart111e11/of Anliq11ilies, CJprus. 1991, 173- 177. Voor andere, fragmentarisch bewaarde kouroi die in Knidos gevonden zijn, zie E. Gjerstaclt, S1l'edisb CJpms E>..pedition IV,2, Stockholm 19 18, 332-333, afh. 52. Voor de term ·gemengde stijl' (mixtecl stylc), zie R. Nicholls en L. Buclcle, A Catalogue of the Greek a11d Roman Sc11lp11reil, the Filz1l'illiam Museum. Camhridge. Cambriclge 196-1, 5. 21. Kouros in afh. 13: hoogte 33 cm; in afb. 11: 18.5 cm. Foto's uit: G. Schmidt, f(_Jpriscbe

Bildu•erke aus dem Heraion uo11Sa mos. Samos VII, Bonn 1968, pl. 98-99. 22. Zie bijv. de opsomming van L.W. Sörensen ( n. 12), 111. 23. APM 1516; uit Rhoclos. Bibi.: Alg. Gids Al/are/ APJ\/, 2de druk, Amsterdam 1956, nr. 495, pl. XJ.,.'VI;Griekse, Etruskische e11 Romeinse Ku11sl AF.il, 2de druk, Amsterdam

Kopenhagen 1989, 3lff. 17. j. Boardman, 77JeGreeks 01•erseas. Londen

1981, 23 afb. 7. 2<1.Tekening uit: Li11dosI, nr. 1286, pl. 56. Voor mannelijke en vromvelijke figuurtjes van faience, zie V. \'\'ebb, Archaic Greek Faience, Warminster 1978, 8lff. 25. Zie P.]. Riis e.a., Cat. of Ancien! Sculptures !, Nat. M11se11111 Cope11hage11,Kopenhagen

1980, 7"l. 18. H. Kyrieleis , '·New Cypriot Fincls from the r leraion of Samos'' in V. Tatton-Brown ,

1989, 32 26. Foto uit: Richter 1970, no. 57, fig. 150. Zie ook A. r ferma1y, Revue du Lou ure, december

Ç)prus and the Bast Mediterrea11 in the Iron

1990. 367 fig. 26.

A11cie11tSculptures 1, Aegea11, CJpriole, and Graeco-Phoe11icicn1, ,\al. Mus of Denmark,

S MMARY The Am ste rdam kouro s The small kouros made of yellowish limestonc and illustrated in figs. 1, 2a-c and the colour cover picture is an interesting acldilion to the Greek DepanmenL of the A!lard Pierson Museum. IL was purchased in the Amsterdam an market (M. Zilverberg Galle1y) in 1993, with the financial support of the University or Amsterdam, the Association of Friencls of the Allarcl Pierson J\luseurn, the Olga Helclring Foundation, and an anonymous foundation. The lower leg!>are missing; otherwise il b rather wel! preserved , measuring 28 cm high. The best parallels are illustratecl in figs. 6 7a-b, cl. The left-hand kouros comes from the Samian Heraion, the right-hand one from Knidos. Some resemblance is seen in the kouroi in figs. 8-9, excavated in Rhodes ( amiros) and :\'aucratis. All are datecl to the end of the 7th and the beginning of the 6th centuries B.C., which is also the probable date of the Amsterdam kouros (ca. 600-580 B.C.). Additional comparisons are provided by other small kouroi: the one in fig. 11, clad in tunic and mantle and holding up an anima!, recently excavated in the Samian lleraion (the painting is ve1y well preservecl, even the moustache); the lyre-player in fig. 12, from Kniclos, a new acquisition of the Louvre , attributecl to the "Cypro-lonian" style by A. 1rerma1y; and, among others, the liontamers in figs. 13-14, from the Samian !Ieraion. The small faience kouroi from Rhocles (e.g., Amsterdam, fig. 15) show some similarity to the limestone kouroi in figs. 6-7 . The authors believe that all the small limestone kouroi mentionecl above were made in East Greece-Samos or Knidos (perhaps Rhodes?}--and not, as proposed by other!>, in Cyprus. However . the discussion about the place(s) of manufacture of such small limestone kouroi (East Greece, Cyprus or '\aucratis) is still far from reaching a conclusion. Petrographical analysis of as many examples as possible would probably prove helpful.

18


Eenvoudige wiskunde en een kolenbekken

René van Beek Op de Etruskis che afdeling staat in vitri ne 291 een kolenbekken waarin brokken houtskool en een bronzen pookje liggen (afh. 1). Dit ensemble is eerder tentoongesteld geweest op de grote Etrusken tentoonstelling in ons museum in 19891990 . I Iet ronde kolenbekken is gemaakt van grof . rood gebakken aardewerk. het zogenaamde ·red u •are ·. IIet bekken staat op een ronde. holle basis. De bovenzijde heeft een brede , aan de onderzijde holle, rand. Deze is aan de bO\enkant en aan de binnenzijkant \'ersierd met twee identieke friezen die in reliëf zijn aangebracht (afh. 2) . In de natte klei werd een cilindrisch zegel , een rolzegel met een in negatief ingekerfde voorstelling , gedrukt en afgerold. I Iierdoor ontstond een fries waarin een voorstelling zich verschillende keren herhaalt. !Iet drie centimeter hoge fries toont een in het nauw gedreven hert dat wordt aangevallen door twee beesten (afh 3). Het hert met lange puntige oren, is door zijn vier poten gezakt waarbij zijn rechtervoorpoot en rechterachterpoot zijn gestrekt. Links van het hert valt een katachtig beest , waarschijnlijk een leemv, het hert aan. De staart van de leeuw is elegant gedrapeerd en achter de poten , onder het lichaam door boven de rug van het beest te zien. Aan de andere kant wordt het hert in de keel geheten door een panterachtig dier waa1Yan de staart boven de rug is weergegeven ' . Rechts van deze drie beesten volgt een scène die op zichzelf lijkt te staan: een naar rechts stormend everzwijn en een man met een lans naast een boom. De man. ongetwijfeld een jager, is geknield op één been afgebeeld. liet boompje heeft een kleine kruin en er lijken vier vruchten aan te hangen . Ilet everzwijn is zeer levensecht. Een prachtige kam is te zien in zijn nek en over zijn rug, zijn snuit steekt vervaarlijk naar voren. Zelfs een krul in zijn staart en zijn hoe ven zijn aangeduid.

Ajb. 1 Etruskisch kolenbekken e11ee11bron z en pookje , APJI 11.864 en AP.ll 11.686

Eenvoudige wi s kunde De voorstelling op het zegel is verschillende keren in de natte klei afgerold . Eén totale voorstelling is 25 cm lang, dus de omtrek van het rolzegel was ook 25 cm. Met behulp van de formule omtrek = 2 7t r, is het mogelijk om uit te rekenen hoe groot de diameter van het rolzegel is geweest . Invullen van de formule leert dat het zegel een doorsnede heeft gehad van bijna 8 cm. Dit is een groot rolzegel. De hoogte van het fries is 3 cm zodat de \ orm van het zegel zal hebben geleken op een grote damsteen. De totale lengte van het fries op de rand van het bekken is 166 cm. IIier past de 25 cm lange voorstelling zes maal \'Olledig in en clan is er nog 16 cm over. Eén voorstelling is clan ook niet in zijn geheel aanwezig. De jager en het zwijn ontbreken. Welke plaats op het fries heeft als beginpunt gediend om het zegel af te rollen? I let lijkt erop dat het zegel met de klok mee is afgerold en dar het beginpunt het panterachtige dier was. Bij de laatste onvolledige scène lijkt het boompje met

een klein stukje van de arm van de jager half in het achterlijf van de panter 'gerold' (afh '-1). De lengte van liet fries aan de binnenkant van de rand van het kolenbekken is kleiner clan de lengte van het fries op de rand en het zegel is hier vijf maal in zijn geheel afgedraaid en dan blijft er nog 15 cm extra ruimte over. Alleen leell\Y en hert staan op de laatste voorstelling. De panter lijkt geheel ·overrold '.

De onontkoombar

e dood

Er zijn meer kolenbekkens bekend die zijn versierd met een ingerold fries. I Iet Louvre in Parijs heeft er een zestiental. Op de meeste friezen nemen dieren een centrale plaats in. Vaak zijn herten. reeën of bokken afgebeeld die worden aangevallen door panters en leeU\\ en. Een enkele keer is een fabeldier, zoals een sfinx, afgebeeld. Ook jachtscènes komen voor waarbij mannen in karren , getrokken door paarden, op dieren jagen. Eén kolenbekken , afkomstig uit erveteri en nu in het Louvre, is waarschijnlijk met

19


Ilet is niet bekend uit welk graf het kolenbekken afkomstig is. Dit maakt de datering lastig . Gelukkig kunnen de voorstellingen van de dieren op de wandschilderingen helpen. De stijl komt overeen met die van de dieren op het ingerolde fries. De schilderingen uit de graven van de Auguren en \'an de schilder van de Olympische Spelen dateren uit de archaïsche periode, de tweede helft van de zesde eeuw voor Christw,. De wandschilderingen met het zwijn zijn iets later gemaakt. We dateren het bekken aan het eind van de archaïsche periode, laat in de zesde eeuw \'Oor Christus. liet kolenbekken uit het Louvre wordt eveneens in die periode gedateerd. Ajb. 2 Bol'enaanzicht

hetzelfde rolzegel versierd als ons bekken. Tiet reliëf is exact gelijk maar minder van kwaliteit omdat her zegel iets minder diep in de klei is afgerold'. Deze manier van versieren met rolzegels werd niet alleen toegepast voor kolenbekkens maar ook voor ander Etruskisch aardewerk. Grote voorraadvaten of pitboi, zijn soms aan de bovenzijde, op de schouder, versierd met zegelafdrukken. Ook her dunne bucchero aardewerk kent reliëfversiering dat met een zegel is afgerold. Voor het soort afbeeldingen zoals die op het reliëf van ons kolenbekken voorkomen , zijn parallellen re vinden in de wandschilderkunst uit Etruskische graven. Vooral de wandschilderingen uit graven bij Tarquinia leveren veel vergelijkingsmateriaal op ' . Zo is op een fresco in de 'tomba della scrofa nera ' (graf van het zwarte zeug) een vrijwel identiek zwijn te zien als op ons kolenbekken , met eenzelfde prachtige kam in zijn nek en op zijn rug. Voor het zwijn staat een

can het kolenbekken , APM 11.864

man die op het punt staat het beest met zijn lans te doorboren. Scènes waarbij een beest wordt aangevallen door twee katachtigen komen we ook op wandschilderingen tegen . In de ·romba degli Auguri ' (graf van de Auguren), is hoog op de ingangS\Yand een fresco geschilderd waarop te zien is hoe een steenbok van links wordt aangevallen door een leeuw en rechts door een panter. In de 'tomba del Maestro delle Olimpiadi' (graf van de schilder van de Olympische Spelen) is te zien hoe een hert met lange oren door een leeuw wordt gebeten (afh 5). !let hert is op dezelfde manier door zijn poten gezakt als op het kolenbekken het geval is. Afbeeldingen van dergelijke dierengevechten worden soms geïnterpreteerd als symbool voor de naderende, onontkoombare dood. I let kwetsbare en onschuldige hert , symbool voor het leven , ontkomt niet aan de dood en wordt wreed en ruw omgebracht".

Ajb . 3 Eén l'Olledige scène 1•a11hetji-ies: tekening G. Strietnzan

20

Een dodenmaaltijd met eieren Algemeen wordt aangenomen dat de aardewerken kolenbekkens werden gebruikt om vlees te roosteren of andere gerechten op klaar te maken. Een barbecue ·avant la lettre'! De meeste bekkens zijn gevonden in graven en we moeten waarschijnlijk denken aan banketten die werden aangericht ter ere van de overledene. Dergelijke dodenmaaltijden zijn een bekend fenomeen bij de Etrusken. Op deksels van askisten en op grafschilderingen zien we vaak (bij een maaltijd) aanliggende figuren afgebeeld·. Bij het graf van de overledene ar de familie een afscheidsmaaltijd waarna het serviesgoed en het keukengerei in het graf werd achtergelaten. Bij opgravingen zijn dan ook bekkens teruggevonden waar de braadspeten nog inliggen. Een kolenbekken, gevonden in Cervcteri, bevatte behalve houtskool enkele grafgiften waaronder een drinkschaal, twee drinkbekers, een pookje en twee eieren; waarschijnlijk de resten van een afscheidsmaal (afb. 6). De grafvondst staat in zijn geheel opgesteld in het grote museum van Etruskische kunst in Rome ,


rookje (afb. 7). I loewel dit pookje niet behoort bij het bekken - het is apart aangekocht - geeft het een goed idee hoe het vuur werd opgerakeld bij het klaarmaken van een maaltijd " . 1Iet sierlijke instrument bestaat uit een licht gebogen , rechterbandje met aaneengesloten lange vingers . Een dunne pols vormt de overgang naar een bronzen staafje. I Jet uiteinde van dit staafje is open. Oorspronkelijk zal hierin een houten of misschien benen stokje hebben vastgezeten. 1lieraan ,verd het pookje vastgehouden omdat het brons in het vuur te heet werd. Sommige pookjes zijn fraai versierd met dierekopjes. Bij handvormige rakels zijn zelfs de nagels en de aderen van de vingers aangegeven " . Ilet pookje in het Allard Pierson Museum is veel simpeler en heeft als versiering alleen twee verdikkingen in het bronzen staafje " . et als bij het kolenbekken is ook van het pookje niet bekend uit ,velk graf het afkomstig is. De zogenaamde grafcontext die een datering mogelijk kan maken ontbreekt. Op grond van enkele vergelijkbare pookjes in goed dateerbare graven , moet het exemplaar in het Allard Pierson Museum uit het begin van de vijfde eeuw voor Christus stammen.

Ajb. 4 Deel van het fries op de rand can hel kolenbekken , APM 11.864

de Villa Giulia". liet lijkt zeer waarschijnlijk dat ook ons bekken was bestemd om te worden gebruikt bij het prepareren van een maaltijd. Op de bodem, onder het houtskool , zijn nog brandsporen te zien . Niet alle bekkens die bekend zijn , zijn in of bij graven gevonden. In Tarquinia zijn bij de opgraving van huizen en een heiligdom fragmenten gevonden van terracotta kolenbekkens die sterk lijken op het onze ". Dergelijke kolenbekkens moeten ook in het dagelijks leven in gebruik zijn geweest. Kolenbekkens komen gedurende een lange periode van de Etruskische cultuur voor. Zij werden niet alleen van aardewerk gemaakt , maar ook van brons. De Etrusken waren meesters in het bewerken van brons en diverse kolenbekkens \-verden fraai versierd met kleine bronzen figuurtjes. ! let is overigens niet zeker of kolenbekkens altijd alleen werden gebruikt om vlees op te roosteren . Wellicht dienden zij ook als een soort ~roof. In het Latijn heet een kolenbekken (oculus. Met dit woord worden zowel kolenbekkens voor verwarming ah kolenbekkens bestemd voor het prepare ren van maaltijden bedoeld.

Oprakelen van het vuur ! let vuur in het bekken ~·ere! gestookt met houtskool. Bekend is dat steenkolen nauwelijks of niet werden gebruikt maar houtskool des te meer "'. Om de functie van het kolenbekken te illustreren , liggen er moderne blokjes houtskool in het bekken en tevens een antiek bronzen

Ajb. 5 Fresco uil hel p,raf 1•aI1 de schilder p,edood door een leeuu •

1·c11I

de Ü()'mpiscbe Spelen. Een berl u •ordl

21


oten APM ll.86-1. Aangekocht in de kunsthandel. Herkomst onbekend. h. 12,8 cm; cl. 53,5 cm. Tentoonstellingscata logus H.A.G. Brijder c.a. De Elruske11, Amsterdam 1989-1990, afb. 116. 2. Het lijkt of het linkerbeest een dikke kraag heeft die wellicht duidt op een dikke vacht. liet rechterdier is magerder en katachtiger. 3. I Ict getal 7t wordt op 3.1 1 gesteld. '1. I Ict betreft kolenbekken Louvre 2558. Zie ook: Potticr , E., l 'ases antiques du LouL>re, Parijs 1897, nr D 332. 5. Zie: Steingräber, S., Elruskische \Va11dmalerei, tuttgart 'Zürich 1985. 6. Deze symboliek komt ter sprake bij: l lö lscher, F., Die Becleutung archaischer Tierkampfl)ilder , Beilräge zur Arcbäologie, Würzburg 1972. 7. Zie bijvoorbeeld MVAPM nr. 57 - 1993, 18. 8. Rome , Musco di Villa Giulia nr. 174. Er zijn diverse terracotta kolenbekkens in de Castellani collectie in de Vaticaanse musea. 9. Tentoonstellingscatalogus Bonghi Jovino, M. , C/i Elniscbi di Tarquinia , Milaan 1986, cat. nrs. 365, 366, 367, 368 . 10. Blümner, H. , Technologie Il , Lcipzig 1879,

Ajb. 6 Etruskisch kolenbekken met aardewerk en eierscba !en, Rome, Villa Giulia

347. ll. APM 11.866. Aangekocht in de kunsthandel. Herkomst onbekend. 1. 32 cm. 12. Voor parallellen voor het Amsterdamse pookje , zie: Parijs, Louvre inv. nr. 1274; Bibliothèque ationale inv. nr. 1817; S. Hayncs , Elruscan Bronzes , 284, nr 106; Die Well der Elrusker , Berlijn 1988, nr 87.49. 13. I let museum heeft het bronzen instrument kunnen vc1werven uit de opbrengst van de collectcpor bij de ingang van her museum. Mede door deze aankoop kan aan de bezoeker worden duidelijk gemaakt dat de Etrusken een bronzen pookje gebruikten om het vuur op te rakelen van een aardewerken kolenbekken.

Ajb. 7 Etruskisch bronzen pookje, APM 11.686

SUMMARY Simple m athe matic s and a brazier A bra zier (APM 11.86-J) and a fire-rake (APM 11.866) are discussed. The bra zier , made of 'redware ', is clecorated with two friezes appliecl with a stamp. ILcan be clatecl to arouncl 550-500 B.C. A brazier with the same decoration is in the Louvre. The bronze fire-rake has the shape of a hand and can be clatecl to arouncl 500 B.C.

22


KUNSTHANDEL M. ZILVERBERG Archeologie - Antieke munten

GRIEKSE ZWARTFIGURIGE OINOCHOE. Voorstelling van Ariadne te midden van Dionysos (links) en Hermes (rechts). H. 18, l cm. Attisch, ca. 500 voor Christus.

Rokin 30' - l 0 l 2 KT Amsterdam Tel.: 020 - 625 95 l 8 Fax: 020 - 625 95 l 8 00 08


Antiquariaat

Halos

Halos is een onlangs opgericht verzendantiquariaat gespecialiseerd in boeken en prenten op het gebied van de archeologie

Voor de uitbreiding van het bestand vraagt Antiquariaat Halos zowel kleine als grote collecties archeologische boeken te koop

Antiquariaat Halos van Lennepstraat 290" 1053 KD Amsterdam Telefoon 020-6835523 ('s avonds) Jacob


GeoffreyTurner Ancient Art

NABATAEAN c. 2nd century A.D.

AVENUE LOUISE 90 1050 BRUSSEL TEL. 02 - 511 0577 OP AFSPRAAK

43 EAST 78th STREET NEW YORK, N.Y. 10021 TEL. 212 - 988 6887



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.