APm : Allard Pierson mededelingen, afl. 42

Page 1

Mededelingenblad nr. 42 - maart 1988 llNJ\iERSiTE/TS BIBLfnTHEEI( ,t,MSTERDAM

VerenigingvanVrienden AllardPiersonMuseutnAtnsterdatn


Ancient Art

OVERTOOM 172

1054 HR AMSTERDAM (ook in New York & Brussel)

TEL. 020 - 83 10 55


De dieren van stal

Inhoud

R.A. Lunsingh Scheurleer De dieren van stal

R.A. Lunsingh Scheurleer Crocodilus

A. Vondra Peri Hippikes

M. Witterholt Van sidderroggen, poon

brasems en ern rode

H.E. Frenkel De haan

A. Drukker Honden

C.M.J. Beckers Aanwinsten

1987

Het Mededelingenblad is een publicatie van de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum re Amsterdam en verschijnt in het tweede, derde en vierde kwartaal van elk jaar. Redactie: Dra S.B.M. van der oordaa-Dominicus van den Bussche Prof. Dr H.A.G. Brijder Dr R.A. Lunsingh Scheurleer Drs H.E. Frenkel Grafische vormgeving: George Strietman Fotografie: Michiel Bootsman Coörd. reksrverw.: Miriam van der Pol Druk: Ter Burg bv, Alkmaar Zetwerk: Fotoser/Forolith bv, Wormerveer

Vereniging van Vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam Oude Turfmarkc 127 1012 GC Amsterdam Tel. 020-5252556

APM 11.656. Oliefles in de gestalt e van een zwijn. L. 11.2 cm., h . 8 cm.

Het museum heeft de dieren van stal gehaald. Van zaterdag 5 maart roe 23 mei 1988 zullen ze de vitrines in de rencoonsrellingszaal bevolken. Gedurende enige weken was mijn kamer op het museum hun domein. En alle verhoudingen waren zoek. Een kolossale sprinkhaan lag hulpeloos naast kwieke miniaruur duiven . Krokodillen buurten vredig bij hondjes, grote leeuwen brulden en een muis speelde tafelschuimer. Ook enige verzamelaars kwamen mee hun viervoetige en gevleugelde huisgenoten aanwandelen. Uit kartonnen dozen en plastic zakken bevrijd, zochten de leden van het gezelschap hun museumvrienden op. Nog nee op rijd voor de opening kwam een zwijn uit Sicilië de gelederen versterken. Het museum kocht her dier uit een particuliere collectie. Hee is een fles voor kostbare olie uit de 5e eeuw v. Chr. Olie in een zwijnsfles, dat is nog war anders dan paar 'len voor de zwijnen! De dieren moesten tentoongesteld. Honderden bleken er re zijn. En allemaal hadden ze in principe recht op een plaats in onze dierentuin . Een selectie, een ordening, was nodig; dat hebben dierentuinen en musea gemeen.

Dankzij Marianne van der Horse, die haar stage bij het museum wijdde aan onze menagerie, kwam die orde er. Naruurlijk, op de tentoonstelling kan men, afhankelijk van belangstelling en betrokkenheid bij het onderwerp, het dier zoals dat weergegeven is door Griekse en Romeinse kunstenaars bestuderen en bewonderen. Als een uiting van het kunstzinnig genie van de Griekse wereld is het een afspiegeling van de geest van de antieke mens. Maar er is dus ook een indeling, soms enigszins willekeurig. Exotische dieren als leeuwen, panters, olifanten en kamelen zijn op de expositie bijeengebracht in één categorie. Sommige van deze diersoorten amuseerden de Romeinen in de arena, ze kwamen uit Italië zelf. Ze bekochten hun optreden mee de dood. Soms werden ze van ver gehaald, zoals de krokodillen die in deze Mededelingen onderwerp van gesprek zijn tussen twee antieke Romeinen. Die dieren vormen een andere groep. En dan is er de jacht die voorzag in de behoefte aan voedsel, aan huiden en aan amusement. Haas en here, zwijn, wolf en vos zijn her slachcoffer. Hee paard draagt de jager, de hond is een jachcgenooc.

1


Annecce Vondra schrijft over het paard bij de Grieken. Anja Drukker gaf de hond haar aandacht zonder de kat ce vergeten. In de godsdienst is her dier een bloedoffer dat de goden gunstig moet stemmen. De goden werden vereerd en geëerd mee runderen en schapen, maar ook mee kleinvee zoals ganzen en hanen. Over dar gepluimde soort schrijft collega H. Emile Frenkel. In en rond het huis vinden we ook honden, natuurlijk, en het vee: schapen en gei een, en het voedselschenkende varken. De antieke wereld is een wereld van veeteelt en landbouw . Muizen waren een plaag, dat weten we uit het antieke dierfabel. Bijen zorgden voor zoetstof in eren en drank, ook in wijn. Een hele categorie fabelwezens, half mens of samengesteld uic verschillende dieren bevolkt de wereld van mythen: sfinxen en sirenen, griffioenen, centauren en de chimaera. Sommigen zijn ons zo vertrouwd dar hun levende verschijning nauwelijks opzien zou baren in het Allard Pierson

Museum. Op de tentoonstelling zijn ze natuurlijk aanwezig. De drie-koppige Cerberus is er en zinnelijke sacyrs springen rond. De haas, jachcbuic, was een geschenk waarmee de Griekse man een mooie jongen voor zich won, maar ook andere dieren kunnen "relatiegeschenken" zijn. De dieren van de zee en de rivier vormen weer een andere groep. Ze waren uicersc belangrijk voor de antieke mens. De dolfijn is present in poëzie en beeldende kunst, de tonijn op rafel. Schilderingen van kostelijke zeedieren sieren visborden uit Apulië. Madelon Wiccerholc bespreekt brasems, sidderroggen en rode poon. Esther Baarends, Monique Deege en Monica Heineman, stagiaires, werkten mee inzet aan de organisatie van de tentoonstelling. Aan alle bruikleengevers, hier worden alleen de Ucrechcse universitaire verzameling en de beheerder drs. J.J.V.H. Derksen mee name genoemd, komt dank roe. R.A. Lunsingh Scheurleer

Crocodilus

'Op zee, op de terugweg van Alexandrië naar mijn geliefde Rome ontmoecce ik een geleerde stadgenoot van oude familie. Een enkele gouden ring mee een fijn gegraveerde steen sierde zijn hand. In de haven hadden dragers zijn bagage aan boord gebracht, een kist, een paar manden, war lederen zakken. Vermanend en bevelend had hij er nauwleccend op toegezien dat er nier ce wild mee zijn bezittingen omgesprongen werd. Ik had goede zaken gedaan. De ruimen van her schip zaten vol gezonde, felle krokodillen en ik had ook nog een partij gedroogde exemplaren bij mij. Ik had ze goed betaald aan een Griekse zakenrelatie. Hij houdt kantoor bij de haven. Waar hij ze precies vandaan haalt weet ik niet. Maar het zal wel uic het Zuiden zijn. Eens, tijdens een vorig bezoek, was er daar een man mee een Griekse naam, hoewel toch duidelijk een Egyptenaar. Hij kwam uit het verre Dendera. Daar doen ze zaken mee hun haat. Vroeger vingen ze krokodillen en sloegen ze dood. Ze aren ze zelfs wel, schijn c het. Maar nu we een ze dat heel Rome uitloopt om krokodillen ce kijken als die in de stad zijn. Augustus al lier ze in de spelen "optreden". Zes en dertig zijn er eens aangegaan in het Circus Flaminius, zo gaat her verhaal, bij de 2

Afb. 1 Kalksteen, uit de Delta (Samanhoed ?) . Circa 300 v. Chr. Verzameling Frits Lttgt, Stichting Custodia, Parijs. !nv. 2412.

inwijding van de tempel van Mars Ulcor. En sinds die eijd sterft er menige krokodil, gevangen door de mannen van Dendera, in het verre Rome. Ja, in Rome ben ik ze zo weer kwijt. Gelukkig maar, want eigenlijk haar ik die dieren. Maar er is goud mee ce verdienen en dar maakt veel goed. Hee volk wil krokodillen in de arena, al sinds mensenheugenis. En dus krijgen ze krokodillen. En dode dieren? Ach, de apothekers staan in de rij voor die handel. Die verkopen ze

in stukjes en beetjes als medicijn. Ziekten, daàr wordt je rijk aan!' 'Hoe gaar dat, aan boord raak je in gesprek, je maakt gemakkelijk kennis. Wij hadden trouwens alle rijd om ons bezoek aan het exotische land van de Nijl de revue ce laren passeren. Zelf ken ik eigenlijk alleen Alexandrië. Niet dar ik veel rijd had gehad voor vertier. Maar hij wel, op zijn manier. En terwijl de reusachtige vuurtoren van de wereldstad in de ochtendnevel eerst verwordt roe een grijsblauw silhouet om


maken ze zich zorgen om. Maar hij was een boeiend spreker, en krokodillen, die zijn me niet geheel onbekend ' .

Afb. 2 Brons. 7eeeuwv . Chr. of later. lnv. 8842.

een uur later niet meer dan een herinnering te zijn, haalt mijn reisgenoot herinneringen op aan zijn eerste dagen in de stad waar zo'n half miljoen mensen wonen . Hangend over de reling van het schip dat het blauwe water van de "mare internum" doorklieft, begint hij te vertellen. In zijn stem lijkt iets door te klinken van spanning. Zijn het zeerovers die hem nu verontrusten? Zouden wij, zouden onze schatten heelhuids in Rome aankomen? Hij zei mij dat hij antieke zaken gekocht had. Ik begreep hem niet goed. Egypte is vol scoffige rommel, maar het meeste is niets waard. En je weet nooit wat die Egyptenaren doen als ze er lucht van krijgen, van zo'n transactie. Daar zou ik verhalen over kunnen vertellen, vaak zijn die dingen heilig voor ze!' 'Neem nou mijn krokodillen ... Toen ik over mijn vrachtje begon, keek hij mij belangstellend aan en vertelde dat ook hij krokodillen bij zich had' . 'Wees niet ongerust, ik ben geen concurrent. Geen Keizer, geen apotheker die zich om mijn krokodillen druk maakt, zei hij. Mijn dieren zijn van steen en van brons . Twee ervan dragen een tekst in het Egyptische beeldschrift'. 'Een oude man had hem moeilijk lezend de betekenis verklaard. Stevig in manden

verpakt lagen ze in zijn hut. Ach, echt ongerust maakten wij ons niet over de zeerovers. De haven van Alexandrië was vol opgewonden verhalen geweest: de Romeinse vloot had een einde gemaakt aan de activiteiten van een zootje piraten. De graantransporten uit het vruchtbare Egypte naar de Rome waren dus weer verzekerd. Er was weer werk in de haven . En het volk van Rome had weer ce eten'. 'Op weg naar Egypte vroeg ik mij af, zo begon hij, hoe de feiten die ik uit mijn boekrollen kende zich zouden verhouden roe de werkelijkheid van dit land. Exotische dieren hebben mijn interesse ' . 'Op zijn gebruind gelaat, een reiziger immers vermijdt de zon niet zoals hij dat thuis gewoon is, komt een glimlach'. 'Naruurlijk de eeuwenoude monumenten sronden op mijn lijstje, maar de directe reden voor mijn bezoek aan Egypte waren de krokodillen. Uit eigen aanschouwing hoopte ik de berichten van de schrijvers uit het verleden ce controleren . Zie de onderkaak van het dier inderdaad onwrikbaar vast, zoals Plinius beweerd en leggen ze eieren? Aristoteles zege dat ze adem door hun longen halen. En hoe zie het met die vogel die altijd op hun rug staat? Worden ze echt ouder dan mensen ?' 'Wat hebben aanzienlijke lieden toch vreemde liefhebberijen, dacht ik. Waar

Toen ik het rijke Alexandrië zag, ging hij verder, begreep ik onmiddellijk dat Diodorus van Sicilië de stad nummer één van de beschaafde wereld vond. De archicekruur is nog steeds één groot monument voor de roemruchte dynastie van het Ptolemaeische vorstenhuis. En dat is toch al meer dan twee eeuwen geschiedenis. Bij het paleis van de prefect die namens de keizer Egypte bestuurt, stonden soldaten in bekende uniformen op wacht. Ons zegenrijke Rome immers heerst over Egypte sinds de nederlaag van Antonius en de dood van de verleidster Cleopatra en haar zoon Caesarion. Keuvelend kwamen enige officieren voorbij. Ik ving flarden van het gesprek op en realiseerde mij plotseling dat ik al dagenlang Grieks sprak . Alleen mijn Nubische bediende, een prima kerel, geboren als zoon van een portier in het huis van een Romeins bestuursambtenaar, kende wat Latijn. Nieuwe bouwwerken zoals thermen en een theater verrezen tussen de hellenistische conscrukcies die langs de rechte straten van de stad lagen. Op straat liet ik direct naar de dierentuin informeren, dat begrijpt u. Mijn bediende gebruikte alle talen die hij machtig en onmachtig was; het krioelt er van de vreemdelingen. Maar aanvankelijk wist niemand wat ik eigenlijk bedoelde. Uiteindelijk troffen we de treurige reseen er van in de wijk van de vroegere koninklijke paleizen. De tuin lag er verlaten bij. Een hele teleurstelling . Koning Ptolemaeus Euergetes, de elfde van dat geslacht, schreef er nog over in zijn gedenkschriften, de grote Ptolemaeus Philadelphus had hem al gesticht. Waar kon ik dan in dit land krokodillen zien , voorbeelden voor de exemplaren van steen en faience die als fonteinen klaterend fris water spoten op de binnenplaats van de villa 's van mijn voorouders te Pompeii? Van mijn familie gaat het verhaal dat sommigen bezeten waren van Egypte. Voor enkelen kwam zelfs alle heil van de mysterieuze Egyptische godin !sis, van haar gemaal Osiris en hun zoon de zegenbrengende Harpocraces . En op de wanden van hun huizen zag je de Nijl met nijlpaarden en eenden, mee rustieke eilanden waarop hutten en heiligdommen, pygmeeën en vissers. Alles door behendige schilders aangebracht. En natuurlijk ontbrak de krokodil daar ook niet . Ach, alle macht van !sis had de Vesuvius niet van zijn duivelse verniecigingswerk kunnen weerhouden . Huis en huisraad, al het zilver, waaronder naar men zei een paar gedreven bekers mee dergelijke

3


afbeeldingen van de Nijl, had de aarde verzwolgen'. 'Hee gesprek stokte. Het noodlot vervulde zijn geest, men overpeinst dat best in eenzaamheid ' . 'Ik begreep vervolgens dat hij besloten had Alexandrië te verlaten en zijn bediende had bevolen dragers te huren en een gids die de Delta goed kende. Daar, in dat groene gebied doorsneden door de vertakkingen van de vruchtbaarheid brengende Nijl, zou hij de krokodil treffen'. 'Na de siesta zag ik mijn reisgenoot weer. De avond viel, de reis verliep vloc, er stond een gunstige wind. Van de matrozen kocht ik een stevige portie verse vissoep. Op een komfoortje had één hunner, een vent met spleetogen, de vangst in fris water gekookt. Toen ik een hap nam sprongen de tranen mij in de ogen, zo scherp was het. Maar niet slecht, al ben ik geen liefhebber van uitheems eten. Ik stelde mijn reisgenoot voor de maaltijd te delen. Ik was benieuwd hoe hij zou reageren op het scherpe spul. Hij gaf geen krimp, jammer. Uit een kruik wijn, zijn deel van het maal, schonk hij mijn glas vol met zoet geurend vocht door een zeefje, mij elke ongerechtigheid besparend. Ik uitte mijn bewondering voor het apparaat waar het deel van uitmaakte, een zilveren combinatie van lepel, prikker en vork, handig voor de reiziger. Na het eten, voldaan, verontschuldigde ik mij een ogenblik. Ik moest naar het ruim om water te plenzen over de krokodillen die dicht opeen in een grote houten bak de overtocht maakten. Zonder vocht kunnen ze nier. Geen matroos die ik voor dat karweitje had kunnen porren. De dieren lagen onbewegelijk . Een enkel geel oog had de blik op oneindig. Opgelucht betrad ik het dek weer'. 'Zoals u weet is de Nijlkrokodil niet uitzonderlijk. Je treft hem aan in het water van de rivier van die naam en in de moerassen van de Delta, doceerde de man met het mooie eetgerei.Juist door de angst die hij de mens inboezemt, door het gevaar dat hij vormt voor mens en dier, wordt hij in sommige streken vereerd, in andere gejaagd. Alleen het nijlpaard heeft niet van hem te duchten, al verschalkt hij wel eens een jong van zo'n gigant. Door de Egyptenaren wordt hij vooral als Sobek vereerd, wij kennen hem, onder de naam die de Grieken hem gaven, als Suchos. Sommigen denken dat hij geen tong heeft, en dat hij nooit geluiden zou maken. Maar u weet wel beter'. 'Ja, zei ik, moet je ze eens horen als ze tijdens de voorstelling gillen in doodsnood. Het publiek vindt dat prachtig. Trouwens dat verhaal dat ze hun

4

onderkaak niet kunnen bewegen, alleen het bovenste deel van hun snuit, is ook onzin'. 'Natuurlijk, ging hij voort, dat weet ik nu ook . Er zijn nogal wat plaatsen in Egypte waar die verering zeer intensief is en verbazingwekkende vormen aanneemt. Niet alleen dat ze beelden van het dier oprichten die door priesters verzorgd worden en in processies rondgaan op de schouders van sterke mannen, maar ook hebben ze levende krokodillen die vereerd worden. Na hun dood worden ze dan met veel zorg gemummificeerd, in windselen gehuld en bijgezet in grafkisten'. 'Daar heb ik van gehoord, onderbrak ik hem. Soms schijn je Suchos zelf te mogen voeren. Het dier eer brood en vlees. En het drinkt ook honingwijn ... · 'Mijn reisgenoot begreep de hint. Uit zijn kruik schonk hij nog eens in. De wijn geurde zoet in mijn glas. We dronken op de krokodil, dood en levend'. 'Kijk zei hij plotseling, ik zal u zo'n Egyptische krokodil laten zien . Gekocht in de Delta, te Sebennytos, de stad van Manetho de priester die alle koningen van Egypte kende'.

'Uit zijn hut sleepte hij één der manden van kunstig gevlochten soepel riet aan. Hij diepte een kalkstenen beeld van het dier op (afb . 1)1• De kop was fijnbewerkt , de bek met vlijmscherpe tanden voortreffelijk weergegeven . Bij het licht van de flakkerende vlam van onze olielamp die, in de beschermende lantaarn maar nauwelijks beschutting vond tegen een opstekende bries, zag het dier er vervaarlijk uit. Ik trok mijn mantel stevig om mijn schouders. Koude wind , riep ik, als om mij te verontschuldigen. Hij knikte zwijgend, zijn hand verdween weer in zijn bagage en een tweede pakje, een bundel doeken eigenlijk, kwam te voorschijn. Nog een krokodil, nu van brons, hol gegoten en bruin van ouderdom (afb. 2)2. De krokodil droeg een grote kroon. Hij zat op een geprofileerd voetstuk, maar neerzetten was niet mogelijk want de staart hing onder een rechte hoek naar beneden. Mijn reisgenoot voorvoelde mijn vraag'. 'Er zat een apart gemaakte kleine schrijn onder, daarop rustte het dier. Het is een verkleinde afbeelding van het heilige beeld van Suchos. De gelovigen wijdden ze in de tempel'.

Afb. 3 Kalksteen, uit Mendes in de Delta. Circa 2e eeuw n. Chr. lnv. 7779.


'Hij vertelde niet waar hij het dier vandaan had, en ik vroeg er ook maar niet naar. Kennelijk schepte hij er behagen in om mij zijn schatten te laten zien. Want voor ik het wist lagen er twee brokken kalksteen met voorstellingen van krokodillen op het dek (afb. 3, 4 en 5) 3. Op het ene, een fragment van een rechthoekige plaat, was in reliëf een voorstelling aangebracht van een enkelvoudige meander rondom een vijver in het centrale deel van de steen. In het bassin lag een krokodil. Je keek er van boven op. Rechts zwommen, plat van opzij gezien, vissen in drie rijen en er voor zat nog een rij. Ook links zwommen vissen in het gelid; de delen van de dieren die daar nog bewaard waren naast de kop van de krokodil bewezen het. In een smalle rechthoekige vijver aan de voorzijde zag ik nog twee rijen vissen naar links zwemmen. In het oppervlak van het bewaarde deel van de buitenmuur zaten drie ronde gaten. Ook het andere stuk steen was heel eigenaardig. Op drie ovale verhogingen, één in het midden, één links en één rechts, zag je een krokodil liggen met zijn staart over de achterwand van de ommuring van een vijver. De bodem van het bad was deels kapot. Aan weerszijden van de voorkant van de muur zat een sproeier in de vorm van een Gorgokop. Die links, was doorboord zodat er een verbindingskanaal met het eigenlijke bassin was. Tussen de koppen zat een construktie met twee trappen die naar de rand van de vijver leidden, met er tussen en links er naast verhogingen. De uitvoering was slordig'. 'Deze heb ik uit de stad Mendes merkte hij op. Ik zei u al dat we uit Alexandrië naar de Delta vertrokken. In Mendes, een grote bloeiende stad, wordt het feest van de jaarlijkse overstroming en de vruchtbaarheid van de Nijl door plengoffers van water op deze stenen gevierd. De stenen met vissen en krokodillen symboliseren de leven brengende rivier. Door de kronkelige bedding van de Meander, door de gaten van de offertafels zoekt het water zijn weg tijdens het ritueel. u zal ik u iets heel bijzonders laten zien, zei hij, terwijl hij de uitgepakte zaken in doeken wikkelde en ze terugscopte in zijn bagage'. 'Na enig gerommel kwam er een wit stenen krokodil te voorschijn. In het licht van de lamp ontwaarde ik op de basis de curieuze tekens die je overal ziet in Egypte. Alleen de geleerde priesters kunnen ze lezen, heb ik gehoord. Ik begreep dat dit één van de twee voorwerpen met een tekst was die hij eerder genoemd had (afb. 6, 7) 1• Aan de bovenkant van de basis zaten planten in verdiept reliëf zodat het leek of het dier in het water zat. Op vele plaatsen was het

Afb.

4

Kalksteen, uit Mendes. Circa 2e eeuw n. Chr. !nv. 7778.

Afb. 5 Kalksteen, uit Mendes. Circa 2e eeuw n. Chr. !nv. 7778.

Afb. 6 Speksteen. 7e eeuw v. Chr. of later. Verzameling Frits Lugt , Stichting Cmtodia, Parijs. /nv. 3519.

]??4o";Jt~ .efo~ é ~P.Jotq~~

~~11

111~

9J~

?~ ~ [

~ ~ ~qq

r.~r

Afb. 7 Transcriptie van de tekst van afb. 6 (naar M. Muszinski).

5


Afb. 8 Faience,1e-2e eeuwn. Chr. lnv. 11.506.

beeldje zwaar beschadigd, zo ontbrak een groot deel van de kop en het ui te inde van de staart. Het pantser en de huid van de krokodil waren gedetailleerd weergegeven. Ik streek er met mijn hand over; de steen was koud van de nachtlucht en voelde aan als de hoornige huid van mijn handel daar beneden in het schip. In een gat boven in de kop moest een apart gemaakte kroon gezeten hebben. Zoiets als die van het bronzen dier. De holte van de bek was doorboord. Het leek wel of het dier met geopende bek weergegeven was. Mijn krokodillen verzamelende reisgenoot vertelde mij wat hij over de betekenis van de tekst gehoord had. Van een stuk papyrus las hij de aantekeningen die hij gemaakt had ' . 'De krokodil wordt in deze tekst als een verschijning van de zonnegod Ra genoemd, de god die elke dag als heer van de vallei van de Nijl uit het oerwater komt en de rivier verlicht, de god die heer is van de stralen van de zon die licht brengt, een god die zijn gelijke niet kent '. 'Wat, de krokodil als verschijning van een zonnegod ? Ik was verbaasd'. 'Niet een zonnegod, corrigeerde hij mij, maar de zonnegod Re. Zoals de zon uit het water ontstaat om de aarde met zijn licht te verwarmen, zo komt ook de krokodil uit het heilige water en is daardoor een verschijningsvorm van de zonnegod'. 'Wat een eigenaardige goden hebben die Egyptenaren roch. En wat een diepe betekenis hebben al die op het eerste gezicht ridicule voorstellingen'. 'De krokodil kan zelfs met een valkekop voorgesteld worden. Immers ook de valk is een verschijningsvorm van de zonnegod. Kijk maar. Of probeer het. Want het is al donker, maar misschien kan u iets ontwaren'. 6

Afb. 9a-b Zwartesteen. Nieuwe Rijk. !nv. 4093

'Aan een koordje om zijn hals dat hij ~it zijn kleding tevoorschijn haalde bengelde een krokodil, kleiner nog dan mijn duimnagel en blauw van kleur. Het koordje was door de ruimte onder de buik van het dier gehaald. Ik boog mij naar zijn borst om er iets van te ontwaren (afb. 8 )5. Details van het pantser, de voorpoten en de borst waren aangegeven met fel-gele stippen. De combinatie van kleuren en het stippelornament zijn karakteristiek voor een veelvuldig voorkomende soort amuletten. De mensen dragen ze om beschermd te zijn door de goden, in dit geval de zonnegod. Erg oud is zo'n amulet niet'. 'In plaats van de te verwachten krokodillekop zag je inderdaad een valkenkop'. 'Veel antieker, ging hij voort, is dit zegel'. 'Het was een uit zwartige steen summier gesneden krokodil (afb. 9) 6 . Ook dit dier lag op een basis. De vormgeving was nogal onbeholpen. Dat het een zegel was zag ik onderop. Daar was in een ovaal de naam van een farao gegraveerd. De oude man die zulke tekens kon lezen had gezegd dat het de naam van Toetmosis was, de eerste van die naam 7• Kijk zei hij, begrijpt u waarom ik die kerels in de haven zo in de gaten hield, deze is gebroken. En hij toonde een paar brokken die hij uit hun verpakking had gepeuterd . Ik herkende de kop en het begin van het rugpantser van een krokodil van gebakken klei (afb. 10)8 . Boven op de snuit zat een beschadiging. Het was maar klei, maar duidelijk was de voortreffelijke, zeer gedetailleerde weergave van de bovenste helft van het dier'. 'Deze beeldjes van gebakken klei vind je niet veel in AlexandriÍ, zoals deze worden ze uit vormen in serie gemaakt in de

Fayoem, een vruchtbare streek honderd kilometer ten zuid-westen van de Del ra. Daar heeft de krokodil zijn eigen stad, ArsinoĂŤ, vroeger zelfs Krokodilstad geheten. Hij is de grote god van die streek. In de tempel wordt hij daar vertroeteld. Ja, ze doen hem zelfs kostbare oorhangers van goud en edelstenen aan en gouden banden zitten om zijn enkels. Hij is volledig getemd en luistert naar de stem van de priesters die zelfs de tanden van het dier schoonmaken. Ook worden daar de krokodillen, groot en klein, gemummificeerd. En de priesters roepen hem daar aan'. 'Hij begon een tekst op te zeggen: "U zei geloofd. 0 Sobek van Krokodilopolis, 0 Re, 0 Horus, machtige God. U zei geloofd, 0 Sobek van Krokodilopolis, lof voor U die uit de oermodder opgestaan is, Horus, heer van Egypte, Stier der stieren, Grote God, Meester van de uit de vloed ontstaande eilanden ... " 9. 'De geheimzinnige tekst, gereciteerd onder het zwarte uitspansel van de nacht dat zich rooide met duizenden gouden sterren, deed koude rillingen over mijn rug lopen. Mij niet gezien, die krokodillen, zei ik. Handel is het, niks goden. En ik dacht aan de monsters in het ruim, slechts door planken van ons gescheiden. Maar mijn reisgenoot hield niet op; hij had de smaak te pakken. Hij vertelde een verschrikkelijk verhaal'. 'De mensen te Ombos, vereren ook krokodillen. Zoals wij ontzag hebben voor goden van de Olympus, zo hebben zij dat voor deze dieren. En als nu hun kinderen door krokodillen gepakt worden, en dat gebeurd wel, zijn ze allerminst bedroefd.


Ja , de moeders zijn blij en trots omdat ze een godenmaal eer wereld gebracht hebben. De slachcoffercjes worden beschouwd als geluksvogels ' . 'Ik was geschokt'. 'Voor andere daarentegen is de krokodil belichaming van her kwaad . Hee goddelijke kind Harpocraces vertrapt de krokodillen. En ook de god van Memphis, Pcah , wordt in die rol weergegeven. Kijk .. . ' 'Uit de plooien van zijn gewaad haalde hij een merkwaardig beeldje van een soort lichtgroen aardewerk. De voorstelling bescond uit mengeling van onderdelen (afb. 11)10. Centraal scond een naakt figuurtje' . 'De jeugdige vorm van de scheppingsgod Ptah, zo legde hij ui c'. 'Mee zijn voeten vertrapte Pcah twee naar elkaar roe gewende krokodillen. Zijn hoofd werd gedekt door een heilige kever. In beide handen hield hij voor de borst een mes . Aan de achterzijde scond een godin die haar vleugels beschermend over de figuur spreidde en links en rechts scond oorspronkelijk ook nog een figuur, maar ze waren afgebroken' . 'De voorstelling is een variant op de stèles die de jonge Horus als verdelger van her kwaad, krokodillen vertrappend, weergeven 11• Je zier ze vooral in Memphis,

schijnt het. Die beeldje zie vol van de magische krachten die eigen zijn aan elementen waaruit her is opgebouwd. Wat mij hier interesseert is de voorstelling van de krokodil als bij uitstek kwalijk dier. Zo zie je, de krokodil houdt de angst er in bij de Egyptenaren . En dar leidt roe verering en roe pogingen om het dier ce bedwingen ' . 'Plotsel~ng was ik moe, mijn aandacht verslapte. Een lange dag op zee, de lessen van de krokodillenkenner, de voortreffelijke wijn . . . Op het ritme van het op de golven deinzende schip, werd de slaap mijn deel voor de rest van de nacht. Wegdoezelend, coverde Morpheus mijn geest de liefelijke gestalte van een Egyptisch meisje voor. Ik was een jongeling, sterk door haar liefde voor mij. De rivier scheidde ons en daarin, op een zandbank, een krokodil. Maar ik kende geen angst . De bedreigende aanwezigheid van her ondier deerde mij nier. Ik ging het water in om bij mijn geliefde re komen, her was alsof ik vaste grond onder de voeren had' 12. R .A. Lunsingh Scheurleer

Afb . 10 Terracotta, Grieks-Romeins. !nv.

11.669.

Afb. 11 Faience.Circa 300 v. Chr. of later. !nv. 8925. 7


Noten: 1. Parijs, Verzameling Fries Lugc, Stichting Cuscodia, inv. 2412. L. 16 cm. 2. APM 8842. Bibl.:J.M.A. Janssen, Ex Orience Lux 12 (1957) nr. 50; K.A.D. Smelik, MVAPM 18 (1979) 4; R.A. Lunsingh Scheurleer et al., Eender en Anders 1984, nr. 25; Gids voor de afdeling Egypte, 78, afb. 59; E. Feucht, Vom Nil zum Necker, Kunstschätze Ägyptens aus pharaonischer und koptischer Zeit an der Universicät Heidelberg, 1986, no. 262. 3. a. APM 7779. L. 27.5 cm., br. 10.3 cm., h. 4 cm. Bibi.: Algemeene Gids, Allard Pierson Museum Amsterdam, 1937, 11, no. 58; De Meulenaere, Mendes Il, 1976, 209, pl. 35, b.; Vivian A. Hibbs, The Mendes Maze, A Libation Table for the foundation of the Nile (11-III A.D), 1985, 19 f., no. 12; K.A.D. Smelik, MVAPM 18 (december 1979) 3, afb. l; Gids voor de Afdeling Egypte, Allard Pierson Museum Amsterdam, 1986, 55 en 78, afb. 35. 6. APM 7778. L. 26 cm., 6. 16 cm., h. 7.5 cm. Bibi.: Algemeene Gids, Allard Pierson Museum Amsterdam, 1937, 11, no. 59;].F. Borghouts in H.A.G. Brijder (Ed.), Selected Pieces, Allard Pierson Museum, 1976, 24, pl. 9; K. Smelik, MVAPM 18 (december 1979) 3, afb. 2. Gids voor de Afdeling Egypte, Allard Pierson Museum Amsterdam, 1986, 55 en 78.

4. Verzameling Fries Lugc, Fondacion Cuscodia, Parijs inv. 3519. L. 15. 6 cm. Basis: 1. 13.2 cm., br. 6.63 cm., h. 21. cm. De Belgische Egyptoloog Michel Muszinski maakte vlak voor zijn tragische dood de transcriptie van de cekst. 5. APM 11.506, schenking 1987. L. 1.7 cm. Met behulp van een malletje is het dier uit azuurblauwe faience gevormd. 6. APM 4093. L. 4 cm., h. 2 cm. 7. 1525-1512 v. Chr. Dat wil overigens niet zeggen dat het zegel noodzakelijkerwijs uit de tijd van die farao moet stammen. Koningsnamen worden nog eeuwen later gebruikt. Ze hebben een amulerachtige funkcie 8. APM 11.669. L. 7.1 cm. 9. Naar J. Yoyocce, in Knaurs Lexikon der ägyptischen Kultur (1960) 137 (Krokodil). 10. APM 8925. 8 cm. Bibl.:J.F. Borghouts in H.A.G . Brijder (Ed.), Selecced Pieces, Allard Pierson Museum Amsterdam, 1976, 18, pl. 6.; Gids voor de Afdeling Egypte, Allard Pierson Museum Amsterdam, 1986, 68. Vgl. Lexikon der Ägypcologie IV, 1982, col. 914 e.v. (Patäke, J.G. Griffith). 11. Vgl. MVAPM 39 (april 1987) 9, afb. 19. 12. Vgl. Egyptische liefdespoezië van die strekking in een Nederlandse verdichting door Berrus Aafjes, De blinde harpenaar, 1974 (4e druk), 25.

De afbeeldingen 1 en 3 worden weergegeven met welwillende coescemming van Carlos van Hasselt, Directeur van de Fondation Cuscodia, Colleccion Fries Lugt, Paris.

SUMMARY Krokodilus Two ancienc Egyptian crocodiles in the collection of the Fondacion Cuscodia, Paris, (colleccion Fries Lugt, here: fig. 1 and fig. 6) and six of the same god in the Allard Pierson Museum, are discussed between two imaginary Romans on board a ship sailing from Alexandria co Rome. Finally, a syncretistic scacuecce of che youthful Ptah on the crocodiles is illuscrated.

Peri Hippikes

Peri Hippikes (Over de kunst van het paardrijden) 1 is een minder bekend geschrift van de Athener Xenophon, die leefde van ca. 430 tot 3 54 v. Chr. Zelf zeer ervaren in de omgang met paarden, heeft hij zijn kennis te boek gesteld, waarbij hij aanwijzingen geeft voor de aankoop, verzorging, africhting en uitrusting van het paard. Hij geeft ook richtlijnen voor de opleiding van de ruiter. Zijn doel is het verbeteren van de kwaliteit van de cavalerie, een vaak nogal ineffectief onderdeel van het leger. Aangezien het onderhouden van een paard een zeer kostbare zaak was, maakten slechts jeugdige leden van de aristocratie deel uit van de ruiterij. Xenophon richtte zich dan ook voornamelijk tot deze groep. Gereden werd op kleine, temperamentvolle paarden met ranke benen en een fijnbesneden hoofd. Het feit dat men vrijwel uitsluitend hengsten bereed, zal 8

Afb. 1 Bronzenpaardje, APM 1441, h. 5 ,3 cm, Griekenland, ca.450 v. Chr.


Afb. 2 Jongen springt oppaard , kylix van Onesimos,Attica, ca.490 v. Chr, München 2639 U.515).

hee rijden niee eenvoudiger gemaakt hebben. Tegenwoordig geeft men in maneges de voorkeur aan de veel rustiger ruinen en merries. In hoofdscuk 1 beschrijft Xenophon het uieerlijk van een goed paard: het moet bovenal gezonde hoeven hebben, veerkrachtige benen, een brede borst en een goede houding: "van de borst af moee verder de hals niet voorovergebogen zijn zoals die van hee varken, maar evenals die van de haan rechtopgaan tot aan de kruin, maar in het gebogen gedeelee lenig zijn. "2 Het hoofd moee sterk omwikkelde beenderen hebben met een brede kruin en kleine oren. De neusgaeen moeten wijd zijn, de kaken niet te grooe en de ogen niet ee diepliggend (zie afb. 10). Xenophon prefereert een ronde rug gepaard aan korce, brede lendenen, uitlopend in vlezige heupen. Het lijkt wel of het kleine bronzen paardje van afb. 1 naar deze beschrijving is gemaake.3 Men reed op de bloee rug van het paard, soms op een deken of zadeldek. Een zadel met een houten binnenwerk, de zogenaamde bomen, zoals dat tegenwoordig wordt gebruikt, was onbekend. 1 Met het zadel oncbrak een veel belangrijker elemenc: de stijgbeugels. Zonder stijgbeugels kan het opstijgen niet gemakkelijk zijn geweest. Men kon hee paard natuurlijk leren te knielen, zoals Boukephalos dat deed voor Alexander de Grote, of het een gestrekte stand laten aannemen. Wie echter jong en lenig was spróng te paard, al of niee met behulp van een speer, zoals de jongens op een kylix van Onesimos, een beroemde vaasschilder (afb. 2) 5 . Eén van hen zie al te paard en houdt een tweede paard aan de teugel. Een andere jongen, NAIKI genoemd, staat op het punc te paard te springen met behulp van een stok. Een trainer kijkt toe. Een aan de

muur hangend bundeltje van aryballos, spons en strigilis geefc aan dat dit alles zich afspeelt in een sportschool. De volledige inscriptie luidt "NAIKI KALOS" (Naiki is mooi). Hiermee gaf de schilder (of zijn opdrachegever) zijn waardering te kennen voor de schoonheid van Naiki. Wie minder lenig was kon zich nog altijd op "Perzische wijze" 6 laten helpen met opstijgen of gebruik maken van een stapsteen. Maar niet alleen te paard kómen is moeilijk zonder beugels, ook ee paard b!fjven kan meer problemen geven. In geval van nood kon een Griekse rui eer geen gebruik maken van beugels om zijn evenwicht te behouden of te herwinnen. Dit maakte hee bijzonder

moeilijk te blijven zitten wanneer hij eijdens een gevecht een tegenstander met zwaard of speer aanviel. De schok die dit geeft moest met de zit alleen worden opgevangen. Een goede zit was daarom ononcbeerlijk. Xenophon zegt hierover: "Wanneer de ruiter nu gezeten is, hetzij op het naakte paard, hetzij op een deken, dan keuren wij de zit als op een stoel niet goed, maar wel de zie alsof men rechtop en wijdbeens stond. "7 Dit heeft tot doel de dijen zoveel mogelijk grip op het paard te geven. Verder moeten de onderbenen los afhangen, en hee lichaam zo soepel mogelijk de beweging van het paard volgen. De ruieer van afbeelding 3 demonstreert de incorrecte zit op voorbeeldige wijze. Hij zit eche "als op een stoel'', met vrijwel horizoncale bovenbenen en onderbenen die het paard hinderen bij de schouders. Bovendien zit de ruiter te ver naar acheeren, "achter de beweging", waardoor het paard nog meer gehinderd wordt en zijn hoofd omhoogwerpt als teken van verzet. Overigens is de ruiter gekleed in de Thracische dracht, die ten eijde van de Perzische Oorlogen in de mode kwam. Hij draagt een murs van dierehuid (alopekis), een ruitermantel (zeira) en laarzen (embades) 8 . Een tweede voorbeeld van een slechte zit geeft het terracoeta ruieercje van afb. 4. Hij zit in heroïsche naaktheid te paard met hoog opgetrokken knieën en lijkt zich vast te houden aan de manen. Dit is tegenwoordig onvergeeflijk, maar was in Xenophon's tijd in sommige omstandigheden (mee name bij springen en opstijgen) niet ongebruikelijk. Dit is

Afb. 3 Griekse ruiter in Perzischedracht, tondo van kylix van Foundry P., Attica, ca. 480 v. Chr., Rome, Mmeo Nazionale di Villa Giulia 50407.

9


hier echter niet het geval; in zijn handen houdt de ruiter de langs de nek van het paard geschilderde teugels . Een goede zit verkreeg men natuurlijk slechts door vaak te rijden op verschillende soorten terrein. De jacht bood hiertoe een goede gelegenheid. Hoewel de jacht te voet gebruikelijker was, werd ook wel te paard gejaagd, vooral op wilde zwijnen, herten en ander groot wild, voor zover dat zich ophield in voor paarden begaanbaar terrein. Op het paneel van een Corinthische buikamphoor (afb. 5) galoppeert een schaars geklede ruiter op een fraaie schimmel. In zijn hand houdt hij een speer. De aanwezigheid van een meerennende hond suggereert dat we niet met een scrijdtafereel ce maken hebben, maar dat de man aan het jagen is. Achter hem scheert een roofvogel door de lucht, een aanwijzing voor de snelheid waarmee het paard galoppeert . Toch kan geen enkel paard galopperen op de hier afgebeelde wijze, mee tegelijkertijd volledig uitgestrekte voor- en achterbenen. Aangezien een paard in galop zijn benen sneller beweegt dan het menselijk oog kan volgen, is de kunstenaar aangewezen op zijn eigen inspiratie en vooral op artistieke conventies voor de afbeelding van de galop. Dezelfde conventie is dan ook gebruike voor de paarden op een colonnet-kracer die door H.K.H. Prinses Juliana aan het museum in bruikleen is gegeven (afb. 6). Zeer jonge naakte "jockey's" vuren hun paarden tot het uiterste aan, hierbij gebruik makend van zweepjes. Eén van hen heeft zich omgedraaid om de positie van zijn rivalen in te schatten. De voor de Alkimachos-schilder karakteristieke lompe paarden galopperen op de hierboven beschreven, onnatuurlijke wijze. Zeer ongebruikelijk is de manier waarop de schilder als het ware een "foto-finish" van de wedstrijd heeft gemaakt: van het winnende paard is nog slechts de achterhand zichtbaar, terwijl ook het laatste paard en zijn berijder worden gehalveerd. Deze vaas werd omstreeks 450 v. Chr. vervaardigd. In deze tijd was het uitzonderlijk een dergelijke wedren af te beelden. Wedstrijden zelf waren natuurlijk niet onbekend: sinds 648 v. Chr. vormde een race voor bereden paarden een vast onderdeel van de Olympische spelen. 9 Op een zogenaamde "paardehoofd"aryballos is een volledig Grieks hoofdstel weergegeven (afb. 7). Zo'n hoofdstel leek sterk op het tegenwoordig nog gebruikte soort. Het was gemaakt van leer, en bestond uit twee aan weerszijden van het hoofd lopende bakstukken (pareia) die achter de oren samenkomen in het nekstuk (koruphaia) en aan de onderzijden

10

verbonden zijn aan het bit (chalinos). Om het hoofdstel goed op zijn plaats te houden, werden extra riemen toegevoegd: voor de oren langs een frontriem (kekruphalos) met in het verlengde hiervan de keelriem (geneiaster). Ter hoogte van het bit loopt een neusriem (peristomion). De teugels (enia) werden aan het bic bevestigd. Al deze elementen vindt men ook terug in een modern hoofdstel. De Grieken konden echter nog een laatste riem toevoegen (protome ?), die van de neus- naar de frontriem liep. Dergelijke hoofdstellen konden rijkelijk worden versierd met metalen plaacjes. 10 Die van Rhodos afkomstige flesje heeft ooit, gevuld mee olie, tezamen mee een spons en een strigilis aan de pols van een atleet gehangen. Hiertoe kon men een koordje bevestigen rond de hals van het flesje, tussen de oren van het paard. Eén onderdeel van het afgebeelde hoofdstel is nog niet benoemd: de donkere boog die van het neusgat tot halverwege de onderkaak loopt. Die is het aan de buièenzijde zichtbare deel van het bic. Griekse bitten zijn naar moderne begrippen zeer "scherp", dat wil zeggen dat ze zelfs bij lichte inwerking het paard pijn doen in de mond

en bij harde inwerking wonden kunnen veroorzaken. In de kunst worden paarden vaak afgebeeld mee open mond: die zou een gevolg van het gebruik van deze scherpe bieten kunnen zijn. Eén blik op zo'n bic maakt die ogenblikkelijk duidelijk (afb. 8) . Die gave bronzen bic is een fraai uitgewerkt voorbeeld van het algemeen gebruikte type. Hee deel tussen de twee S-vormige bogen lag in de mond van het paard. Hee principe is hetzelfde als dat van een modern trens-bic: twee stangetjes worden in het midden mee elkaar verbonden door middel van twee in elkaar hakende ogen. Wanneer mee de teugels druk wordt uitgeoefend op het bic, werken de ogen in op het gehemelte van het paard en de stangetjes op de "lagen " (de candloze delen van de kaak). Hee dier kan zich niet aan de inwerking van het bic onttrekken door het tussen de kiezen te nemen: één der beide zijden blijft alcijd druk uitoefenen. Hee Griekse bic is "scherp" wegens de toevoegingen : de trens fungeert hier als as voor twee cylinders mee scherpe tandjes die op de lagen inwerken en twee scherpe schijven die hetzelfde doen mee de tong . De kettinkjes in het midden rusten op de tong en nodigen het paard uit tot

Afb. 4 Terracotta ruitertje, APM 645 , h. 9,9 cm, Boeotië",vroeg5eeeuwv. Chr.


knabbelen en zo her bic re aanvaarden. De cwee naar elkaar gebogen einden van de S-vormige bogen omvatten de kin van her paard; de bovenzijden staken uit naar beide zijden. Vier kleine oogjes vormden de bevestigingspunten van her bic aan her hoofdstel. De teugels, censlocce, zaten vast aan de uicscekende haken Il_ Xenophon l 2 raadt aan afwisselend biccen van verschillende scherpte re gebruiken: een paard dar mee een scherp bic is afgericht zal een zacht bic verwelkomen. Indien hij echter slechter gaar gehoorzamen diene her scherpe bic weer re worden gebruike. Toe zover de uicruscing van her paard. Over de uicruscing van de rui eer (lees: cavalerist) geeft Xenophon ook adviesl3. De romp moer beschermd worden door een goed aan her lichaam passend harnas, dar de bewegingen van de ruiter nier mag hinderen. Hieraan bevestigd zijn "preruches", leren flappen die dienen eer bescherming van de kwetsbare onderbuik. Her hoofd wordt bedekt mee een Boeocische helm. Een soortgelijke uitrusting zal wel gedragen zijn door de meeste cavaleristen. Xenophon gaar echter nog verder: een goed uitgeruste rui eer moer kunnen beschikken over een de gehele linkerarm bedekkende gevechtshandschoen en leren laarzen. De offensieve uitrusting kan her beste bestaan uit een krom zwaard (een soort sabel, waarmee gehouwen werd in plaats van gestoken zoals mee een recht zwaard) en cwee kornoelje-houten speren: één om re werpen, de ander om mee re steken. Liefst moest ook her paard gepantserd worden mee voorhoofd-, borst- en zijschilden, waarvan de laacscgenoemden ook de onderbenen van de rui eer beschermden. Deze zijn echter nooit in algemeen gebruik gekomen. Natuurlijk stond her iedere cavalerist vrij zijn eigen uitrusting samen re stellen, al naar gelang zijn financiële middelen . De "hipparchos" (ruicercommandanc) behield de uiteindelijke verantwoordelijkheid over de kwaliceic van de uitrusting van zijn mannen. Een ruiter van her west-fries van her Parthenon (afb. 9) draagt een deel van de door Xenophon beschreven uitrusting. Aangezien hij deelneemt aan een ceremoniële optocht, heeft hij zijn offensieve wapens nier bij zich. Wel draagt hij een borstharnas mee pceruches over zijn chi ton. Zijn helm is van her Attische type. Her omhooggeklapce wangscuk is helaas verloren gegaan, evenals her oorspronkelijk in brons uitgevoerde harnachement van her paard. Slechts de bevescigingsgacen zijn nog zichtbaar 14. Opvallend is de zeer fraaie zie van de rui eer. Op stal hechtte Xenophon -terecht- grooc belang aan een goede hygiëne. Iedere dag moer de stal worden ontdaan van de mest

Afb. 5 Jachtscène, APM 6240, h. van vaas 35 cin, Groep van de witte paarden, Corinthe, ca. 560 v. Chr.

en her mee urine doordrenkte stro. Die was zeer belangrijk omdat her hoefijzer nog nier bekend was en de urine dus rechtstreeks de hoeven van her paard kon aantasten (zacht maken). Volgens Xenophon kon men de hoeven van een paard goed hard houden door de stal re plaveien mee kleine ronde keitjes (eer groocce van de hoef) en her dier dagelijks op een hoop vuistgrote stenen re laren staan 15. In de stal " ... moer de knecht her paard vastbinden aan een plaats boven her hoofd, want door zijn instinct schudt her paard alles, war her voor zijn gezicht onaangenaam vindt, naar omhoog van zich af. "16

Her paard van afbeelding 10 is juist op deze manier vastgebonden in een stal of hof, aangegeven door een zuil. Een jongen, zijn eigenaar of misschien een stalknecht, biedt in een gouden schaal water aan. War de status van de jongen ook moge zijn, duidelijk is her dar er vertrouwen en genegenheid bestaat russen her paard en zijn jonge verzorger. En juist her ontwikkelen van dar vertrouwen en die genegenheid moer her doel zijn van iedere ruiter. A. Vondra

11


Afb. 6 Wedren, co/onnet-krater van Alkimachos P., h. bijna 40 cm, Attica, ca. 450 v. Chr., bruikleen.

Noten: 1. Xenophon heeft "Peri Hippikes" waarschijnlijk rond 362 v. Chr. geschreven . Kort daarvoor had hij al een handleiding voor de cavalerie commandant geschreven,de "Hipparchikos". Griekse tekst (van Peri Hippikes) mee vertaling in het Engels van E.C.Marchanc in Xenophon, Scripta Minora, 1925 (Loeb Classica! Library). Een recentere verraling is te vinden in J.K. Anderson, Ancient Greek Horsemanship, 1961, 153-180. Die is een standaardwerk mee een uirgebreide bibliographie. Een goede Franse vertaling is van de hand van E. Delebecque, !'Are Equescre, 1950. Alle citaten zijn een gemoderniseerde weergave van C.A. van Woelderen's Xenophon verraling: Paardrijden, eene handleiding voor den ruiter, 1915. 2. Per. Hip. I, 8. In H. I somt Xenophon de kenmerken op waarop men moet letten wanneer men een nog ongebroken jong paard wil kopen. Aangezien het gedrag onder de ruiter dan niet bekend is (het is nog niet bereden) kan men slechts letten op het lichaam van het dier. Overigens kan Xenophon slechts een beschrijving geven van her excérieur van het paard: gebrek aan inzicht in het incérieur was één van de lacunes in de Griekse paardekennis. 3. Die bronzen paardje behoorde oorspronkelijk coc een vierspan. Hoewel Xenophon een beschrijving geeft van een rijpaard kan het coch eer illustratie dienen aangezien er geen aanwijzingen zijn dat de Grieken een onderscheid maakten tussen rij- en tuigpaarden. 4. Anderson, op. cie. H. VI en P. Vigneron, Le Cheval dans l'Anciquicé Gréco-romaine, 1968, H. III, 1-2. Eveneens een standaardwerk met goede bibliographie. Vigneron is van mening dat een zadel besraande uit dikke lagen aan elkaar genaaide srof, mogelijkerwijs zelfs

lJ Afb. 7 Paardehoofd-aryballos, APM 694, h. 7 cm, Rhodos, 600-575 v. Chr. 12

Afb. 8 Grieks bronzen bit, h. 28,5 cm, Boeotië', 4e eeuw v. Chr., Berlijn, Staatliche Museen.


mee houten binnenconscruccie, (maar zonder stijgbeugels) wel bekend was in Griekenland. 5. zie P.J. Meier, "Beicräge zu den griechischen vasen mie Meiscersignacuren II", AZ XLIII ( 1885), 179-186. Voor toeschrijving en verdere literatuurverwijzingen zie J .D. Beazley, Actie Red-figure Vasepaincers, 2nd ed. 1963, 324,61. 6. Per. Hip. VIII, 1-4 en VI, 12. Hee is niet duidelijk wat de "Perzische wijze" precies inhield. Waarschijnlijk werd de gebogen linkerknie ven de ruiter door een helper omhooggetild. Die is ook de huidige gewoonte. 7. Per. Hip. VII, 5. 8. Kylix van de Foundry Painter, zie Beazley, ARV 2 402, 24 en E. Simon/M. Hirmer, Die Griechische Vasen, 1976, pl. 159. 9. ZieJ.M. Hemelrijk, "Juliana, Cybele en de vazen van Anna Paulowna", Mededelingenblad van de Vereniging van Vrienden Vat! het Allard Pierson Museum 19 (mei 1980), 1-7 en vergelijk deze krater met Beazley, ARV 2 532,51 voor een soortgelijke afbeelding van dezelfde schilder. Voor verdere informatie over wedstrijden: Anderson, op. cie. H.I. 10. Griekse benamingen uit Vigneron, op. cie. H. II,lenpl. 15. Hierookbibliographische verwijzingen. Een belangrijk verschil tussen moderne en Griekse hoofdstellen is het ontbreken van gespen bij de Griekse. Hierdoor konden de riemen niet worden versteld of losgemaakt. 11. Hee bit is, tezamen mee een tweede bit van hetzelfde type, een muilkorf en sierstukken voor her harnachement, gevonden in één graf in Boeotië. Zie E. Pernice , "Griechisc hes Pferdegeschirr im Antiquarium der königlichen Museen ", 56. Programm zum Winckelmannsfeste der archaeologischen Gesellschaft zu Berlin, Berlin (1896), 17 ff. en Anderson, op. cie. pl. 36 en H. III en IV, en Vigneron, op. cie. pl. 23 en H. II. Twee laatstgenoemde werken beelden ook gelijk- en anderssoortige bitten af ter vergelijking. 12. Per. Hip. X, 6-10. 13. Per. Hip. XII. 14. Zie F. Brommer , Der Parthenonfries, 1977. Voor wapenrusting in her algemeen: A.M. Snodgrass, Arms and Armour of the Greeks, 1967. 15. Per. Hip. IV, 3-4 en V, 2. 16. Per. Hip. V, 4.

Lijst van afbeeldingen 1, 4- 7 en 10 Foto's Allard Pierson Museum. 2. Meier, pl. 11. 3. Hirmer/Simon, pl. 159. 8. Pernice, pl. II. 9. Brommer, pl. 18.

Afb. 9 Ruiter in wapenrusting, westfriesvan Parthenonplaat VI, h. 1 m., 442-438 v. Chr.

Afb. 10 Jongen drenkt paard, APM 2493, h. 7 cm, SarpedonP., Tarente (Apulië), ca. 380 v. Chr.

SUMMARY The article deals with one of the lesser known writings ofXenophon (ca. 430-354 BC.), Peri Hippikes (The Art of Horsemanship) . It was written as a guide for young horsemen, giving sound advice about the buying, training, tending and equipping ofboth horse and horseman to (prospeccive) members of the cavalry. Several objeccs of the APM and other colleccions have been used ro illuscrate some of Xenophon's ideas, while parallels are being drawn between ancient and contemporary horsemanship.

13


Van sidderroggen, brasems en een rode poon

In de vierde eeuw v. Chr. werd er, zowel in Athene als in Zuid-Italië, een opmerkelijk soort borden gemaakt, die geheel mee vissen zijn beschilderd. Het Allard Pierson Museum is in het gelukkige bezie van twee van zulke borden. Waren de borden bestemd voor het serveren van vis, of dienden ze alleen als grafofferanden? Vast staat dat de Grieken in de tijd dat deze borden ontstaan, een ongekende passie ontwikkelden voor het consumeren van vis.

De weergave van zeefauna op prehelleense ceramiek Vissen en andere zeedieren behoren coc de oudste versieringsmotieven op de Griekse ceramiek. Al in de pre-Helleense tijd vinden we op Kreta een aantal vazen beschilderd in de zogenaamde "zeesti j l". Van ongeveer 1500 coc 1450 v. Chr. versierde men op dit eiland elegante vaasvormen met allerlei soorten zeedieren. Vrijwel de gehele zeefauna is vertegenwoordigd: we zien inktvissen , weekdieren, zeesterren, dolfijnen en talloze andere vissoorten tegen een achtergrond van koraal, zeewier en sponzen. Vaak ook bedekt één grote occopus met naar alle kanten opkrullende tentakels het gehele oppervlak van de vaas. Deze stijl van beschildering werd overgenomen op het Griekse vasteland en in de rest van de Myceense wereld . Daar ontwikkelde deze prachtige naturalistische schildertrend zich echter al snel coc een lineaire: kort na 1400 v. Chr . waren alle vissoorten tot decoratieve lijnen gereduceerd . Het Allard Pierson Museum bezit drie Myceense vazen beschilderd mee dergelijke sterk gestileerde zeedieren 1• Lakonische drinkschalen Met de Dorische invasies doet een geheel andere kunst zijn intrede in Griekenland. De versieringsmotieven op de vazen worden strak en rechtlijnig en voor naturalistische motieven is gedurende een lange tijd geen plaats. Pas 900 jaar nadat de vaasschilders op Kreta hun aardewerk met zeedieren versierden verschijnen in Griekenland weer vazen waarop vissen zijn afgebeeld. In de Griekse stadsstaat Sparta, in het landschap Lakonië, ontstond in de zesde eeuw v. Chr. een bloeiende pottenbakkersindustrie. Men vervaardigde er voornamelijk drinkschalen , kylikes , en niet zelden werden deze beschilderd met 14

Afb . 1 Lakonischedrinkschaal(inv . 3765 ).

vissen. Meestal vullen de vissen de decoratie aan, maar er is ook een aantal schalen bekend waarvan de binnenzijde geheel met vissen is versierd. Hee Allard Pierson Museum bezie een prachtig voorbeeld van zo'n Lakonische "visschaal" (afb . 1)2 . We zien negen tamelijk dikke vissen, vijf grote en vier kleine, die gerangschikt zijn in een keurig patroon . De vissen zijn met een zwarte kleiverf aangebracht op een lichte ondergrond, waarna de details met een scherpe naald zijn ingekrast. Om het geheel te verlevendigen heeft de schilder


en een dolfijn in zijn handen houdt 3. De vis zorgt er in dit geval dus mede voor dat wij in deze figuur de zeegod Poseidon kunnen herkennen. De dolfijn was de enige vis die de Attische vaasschilders met veel plezier weergaven: hij is het enige zeedier waaraan vaak goed gekarakteriseerde trekken zijn gegeven . Andere vissen komen slechts zelden voor en zijn dan altijd heel summier weergegeven. Aan het eind van de vijfde eeuw v. Chr. waren de vaasschilders in Athene niet meer tevreden met deze conventionele en schematische omwerpen en trachtten zij, onder invloed van de wandschilderkunst, een illusie van de werkelijkheid te scheppen. De Griekse grote schilderkunst is voor ons helaas geheel verloren gegaan, maar uit de literatuur weten we dat Androkydes van Cyzicus een wandschildering maakte van het zeemonster Scylla omgeven door vissen van een verbazingwekkende echtheid. Men schreef dit, gekscherend, minder aan zijn kundigheid coe dan aan zijn gastronomische voorkeuren. Dit soort nieuwe tendenzen in de grote schilderkunst had zijn weerslag in de vaasschilderkunst. In mythologische scènes worden nu regelmatig duidelijk herkenbare vissoorten gebruikt, nog steeds om de aanwezigheid van de zee aan te geven.

Afb. 2 Campaans visbord; "het kleine bord" (in v. 3463).

elke vis voorzien van twee rode screpen . De schaal kan rond 5 30- 5 20 v. Chr. gedateerd worden. De schilder, van wiens hand ook andere vaasschilderingen· bekend zijn, wordt naar deze schaal de Allard Pierson Schilder genoemd . Waarschijnlijk hangt de decoratie samen met de vorm en functie van de vaas. De Grieken dronken hun wijn altijd sterk verdund met water, waardoor de vloeiscof licht van kleur was. Wanneer de wijn in de drinkschaal wat heen en weer schommelde leken de vissen, zeker als de drinker al wat beneveld was, echt rond te zwemmen. Vissen op Attische ceramiek In de zogenaamde Oriëncaliserende periode (720-600 v. Chr.) beeldden de vaas-

schilders veel dieren af op hun ceramiek. Dit waren echter vooral wilde dieren en slechts zeer zelden treffen we op een vaas een vis aan. Wanneer Athene in de zesde eeuw v. Chr. het belangrijkste centrum van ceramische produktie wordt laten de schilders beetje bij beetje de naturalistische motieven van de vorige eeuw vallen om zich geheel te concentreren op de weergave van de mens. Komen er op de Attische rood- en zwartfigurige vazen van de zesde en vijfde eeuw v. Chr. al vissen voor, dan dienen deze slechts om in een bepaalde scène de aanwezigheid van de zee aan te geven. Ook kunnen zij nu fungeren als attribuut. Zo bezit ons museum een roodfigurig oliekruikje waarop een man een drietand

Afb . 4 Doorsnedevcm afb. 2 . Tekening : GeorgeStrietman .

Attische visborden Rond 400 v. Chr . begonnen vaasschilders in Athene borden te beschilderen met vissen. Nergens treffen we op deze borden nog mythologische elementen aan : het oppervlak aan de binnenzijde wordt geheel gevuld met zeefauna. Van deze Attische visborden zijn in het Allard Pierson Museum jammer genoeg geen voorbeelden aanwezig . Ze werden ook niet op erg grote schaal vervaardigd : over de hele wereld verspreid zijn er momenteel 163 exemplaren bekend, waarvan vele in zeer fragmentarische vorm bewaard zijn gebleven. De visborden die in Athene werden gemaakt, waren in de eerste plaats bestemd

Afb . 3 Zij-aanzicht van afb. 2 .

15


voor de export. In Griekenland zelf zijn ze nauwelijks gevonden, terwijl een groot aantal vooral in Zuid-Rusland en oordItalië tevoorschijn kwam . Andere Attische visborden kwamen boven de grond in Spanje, Portugal en Noord-Afrika.

Zuid-Italisch roodfigurig aardewerk De Griekse kolonies in Zuid-Italië importeerden in de vijfde eeuw v. Chr . veel Attisch roodfigurig aardewerk. In de loop van de tweede helft van de vijfde eeuw v. Chr. begon men in Lucanië , Apulië en op Sicilië echter met een eigen produktie van roodfigurige ceramiek, die aanvankelijk een imitatie was van de Attische . Het gevolg was dat de Attische export naar deze streken snel afnam. Alleen in Campanië werd rot in het tweede kwart van de vierde eeuw v. Chr., roen daar de eigen roodfigurige produkcie op gang kwam, nog veel Attisch aardewerk geïmporteerd . Vreemd genoeg is er roe nog roe in heel Zuid-Italië niet een enkel Attisch visbord gevonden. Desalniettemin ging men ook in ZuidItalië visborden maken en zelfs op grotere schaal dan in Athene: er zijn momenteel meer dan 850 Italische visborden bekend . Ze zijn in vier groepen in te delen : Siciliaans, Campaans, Paestaans en Apulisch, overeenkomstig het gebied waar ze vervaardigd zijn. Hoe de visbord-schilders in deze streken aan hun voorbeelden kwamen weten we niet, maar de verschillen tussen de Attische en de Italische borden zijn zo gering, dat de laatste zeker geïnspireerd zijn op de eerste. Campaanse visborden De eerste Italische visborden verschenen rond 3 7 5 op Sicilië, waar ze echter op zeer kleine schaal werden geproduceerd. Hee is bekend dat Siciliaanse pottenbakkers en vaasschilders tegen het midden van de vierde eeuw v. Chr . naar Campanië emigreerden. De produktie van roodfigurig aardewerk op Sicilië kwam stil te liggen en in Campanië ontscond een bloeiende pottenbakkersindustrie. Hier werd ongeveer de helft van alle ZuidItalische visborden vervaardigd. Ze zijn vrijwel allemaal te dateren tussen 360 en 320 v. Chr. Het Allard Pierson Museum bezit twee visborden die in Campanië zijn gemaakt (afb. 2- 7) 1• Hun vindplaats is weliswaar niet bekend, maar we kunnen de herkomst afleiden uit de kleur en de structuur van de klei, als ook uit de stijl van de beschildering.

Onlangs is er van de hand van I. McPhee en A.D . Trendall een groot boek verschenen over roodfigurige vis borden 5 . De auteurs hebben getracht tot een

16

Afb. 5 Campaansvisbord; "het grotebord" (inv. 3292).

classificatie te komen van alle hen bekende roodfigurige visborden. De borden zijn ingedeeld naar produktieplaats en vervolgens roegeschreven aan verschillende schilders en werkplaatsen . De twee borden in ons museum zijn echter over het hoofd gezien: zij zijn niet in het boek opgenomen. Dankzij de inspanningen van Trendall , die het Zuid-Italische deel voor zijn rekening nam, is het evenwel mogelijk gebleken onze twee borden roe te schrijven aan twee Campaanse vaasschilders.

Vorm Voordat we echter overgaan roe een nauwkeurigere bestudering van de stijl van beschildering van beide borden, lijkt het zinvol eerst de voor visborden karakteristieke vorm te bekijken. Zowel de Attische als de Zuid-Italische borden zijn rond en in het midden voorzien van een ronde holte waaromheen de vissen als in een soort fries zijn geplaatst . De centrale holte wordt meestal omgeven door een groef. De borden lopen vanaf de rand schuin af naar de holte, waar ze rusten op een voet die verschillende vormen kan


aannemen. De rand is naar beneden roe omgebogen, waardoor hij vaak een deel van de voer maskeert. De doorsnede van visborden kan varieren van 12 rot 40 cm., maar bedraagt meestal 19 rot 23 cm. De vorm ontsrond aan her eind van de vijfde eeuw v. Chr. in Athene. De eerste borden dragen echter geen enkele decoratie maar zijn geheel zwart geschilderd. Zwartgevernisre "visborden" werden rot in de tweede eeuw v. Chr . gemaakt en worden verspreid over de hele Griekse wereld gevonden. De twee borden in ons museum verschillen enigszins in vorm. De kleinste van de twee (afb. 2-4) heeft een diameter van 17,2 cm. en een hoogte van 4,1 cm.; de diameter van de grootste (afb. 5-7) bedraagt 23,3 cm. en de hoog re is 5, 7 cm. Wanneer we de afbeeldingen van beide borden in zijaanzicht bekijken (afb. 3 en 6) vair op dar de voer van her grootste bord (afb. 6) krachtiger en meer geleed is dan die van her kleinere bord (afb. 3). De rand van her laatste bord is smaller, ronder en minder scherp omgebogen dan die van her bord van afb. 6.

Beschildering Alleen de binnenkant en de rand van visborden zijn beschilderd. De vissen en ornamenten zijn aangebracht in de roodfigurige techniek, war wil zeggen dar de schilder de figuren uitspaarde in de achtergrond die hij opvulde met zwarte klei verf. Opvallend is dat de Italische schilder, in regenstelling rot zijn Attische collega, een rijk gebruik maakte van roegevoegde kleuren, zoals geel en wit. Met deze kleuren onderstreept hij de buitencontouren van de vissen, markeert hij de onderkant van de kop en de buik, de randen van de vinnen, her patroon van de mond, de dekplaarjes van de kieuwen en verschillende bijzonderheden van bepaalde vissen, zoals vlekken, strepen of de zuignappen van een inktvis. Toch is her vakmanschap van de Zuid-Italische schilder beperkter. Hij lijkt gehaaster,

Afb . 6 Zij-aan zicht van afb. 5.

slordiger of onhandiger dan de Attische vaasschilder. Her gehele oppervlak van een visbord wordt russen de holte en de rand gevuld door een fries mee zeedieren. Er zijn geen algemene regels war betreft de wijze van indeling. De meest gebruikte groepering is een driehoek; die past zich gemakkelijk aan aan her re versieren oppervlak, dar moeilijk re vullen is met slechts twee vissen. Maar vaak ook vinden we vier vissen; slechts zelden vijf of meer. De vissen kunnen naar elkaar roe of van elkaar af zwemmen. Opmerkelijk is dat de vissen op de Attische borden mee de rug naar de holte gewend zijn, terwijl de Italische vissen altijd mee hun buik naar de hol re zijn gekeerd. Tussen de vissen blijven vaak lege ruimtes over, die soms worden opgevuld met kleine vissen, schelpen of schaaldieren. De vaasschilders werkten slechts zelden naar hun eigen fantasie. Ze zochten naar modellen in de werkelijkheid: vrijwel alrijd zijn de vissoorten herkenbaar. De centrale holte is soms zwart geverfd, soms uitgespaard en soms versierd mee een roser. De rand van her bord is meestal

Afb. 7 Doorsnedevan afb. 5. Tekening:GeorgeStrietman.

beschilderd mee een golfmorief, soms met een lauriertak . Her kleine bord Her bord is aan de binnenzijde versierd mee drie vissen die regen de klok in zwemmen (afb. 2). De vissen kunnen worden geĂŻdentificeerd als een brasem, een gestreepte brasem en een sidderrog. Na vergelijking met andere visborden is het duidelijk dar ons bord kan worden roegeschreven aan de De Bellis Schilder. Deze schilder, die werkzaam was van ongeveer 340-320 v. Chr., onrleent zijn naam aan een bord in de De Bellis collectie in de Staats Universiteit van San Francisco. Karakteristiek voor de schilder is vooral de wijze waarop hij de sidderrog neerzet, een vis die op 22 van de 31 aan hem roegeschreven borden voorkomt. Her lichaam is bijna rond en wordt omgeven door een witte lijn. De ogen zijn klein en hebben een witte stip in her midden . Er bevindt zich altijd een groepering stippen nee boven de staart. De staartvinnen, aan de bovenkant van de staart, zijn klein en omgeven door een witte lijn, bijna in de vorm van twee lussen. De twee andere vissen op her bord zijn brasems, naast de sidderrog wel de meest afgebeelde vis op Zuid-Italische borden. De De Bellis Schilder heeft ze spies roelopende koppen gegeven. De vissen maken een war slome, gezapige indruk. De centrale hol re van her bord is uitgespaard; de rand is versierd met een golfmorief. Her grote bord Wederom zien we drie vissen regen de klok in zwemmen (afb. 5), maar naast de gestreepte brasem en de sidderrog treffen we nu een rode poon aan. Lege ruimtes zijn opgevuld mee drie kleine, witte, nier nader re identificeren zeedieren. Her bord kan worden toegeschreven aan de Torpedo Schilder, die actief was russen 330 en 320 17


Een Etruskisch visbord? Zeer uitzonderlijk is een visbord in een particuliere collectie in Amsterdam, dar beschilderd is in de zogenaamde Sixcechniek (afb. 9)7. Soms probeerden schilders de moeilijke roodfigurige techniek re imiteren door de figuren in een roodachtige kleur op het zwart re schilderen. Deze techniek werd vooral in Ecrurië, waar dit bord ook gevonden is, veelvuldig toegepast. De opgeschilderde kleuren zijn er gedeeltelijk afgesleten , maar re onders cheiden zijn twee grote vissen en een kleine, twee inktvissen en een krabbetje. De rand van de binnenzijde is versierd mee een golfmotief ; de buitenrand is zware gelaten. De centrale holte is niet bewaard gebleven. McPhee en Trendall geven vijf voorbeelden van in deze techniek beschilderde visborden, die zij als Apulisch beschouwen. Zij kunnen een vergelijking mee die bord echter niet doorstaan . De neiging dringt zich dan ook op dit bord als Etruskisch te bestempelen , ondanks het feit dat er tot nu toe geen andere Etruskische visborden bekend zijn. Nauwkeuriger onderzoek , ook wat betreft een mogelijke datering, is echter vereist.

Afb. 8 Campaans visbord (Universiteit van Utrecht, inv. 343) .

v. Chr. De schilder heeft zijn naam gekregen vanwege zijn voorliefde voor de sidderrog (in het Engels "torpedo"), die slechts op twee van de 29 aan hem toegeschreven borden afwezig is. Wanneer we de sidderrog van de Torpedo Schilder vergelijken met die van de De Bellis Schilder, vallen de verschillen onmiddellijk op. Het lichaam is breder en geheel bedekt met zwarte en witte stippen. De ogen zijn gereduceerd tot smalle witte streepjes waarboven twee zwarte streepjes zijn geplaatst. Kenmerkend ook voor de Torpedo Schilder is de naar buiten gebogen staart waarvan het uiteinde en een deel van de zijvinnen omlijnd zijn in wit. Het lichaam is omgeven door een lijn van sterk verdunde glanzende verf, waarmee ook een centrale streep over het lichaam is getrokken . Wanneer we de brasem en de poon bekijken, zien we drie andere kenmerken van de Torpedo Schilder. De kieuwen zijn aangegeven als vier witte bogen, de ogen zijn omlijnd door een witte rand en de schilder houdt van rijen stippen over het lijf van zijn vissen. Karakteristiek ook is de stippellijn die over de kop van de brasem loopt. Vooral de rode poon is prachtig decoratief weergegeven. De centrale holte is uitgespaard; de rand is weer versierd met een golfmocief. 18

Het Utrechtse visbord Heel anders van stijl is een uitzonderlijk klein visbordje in de collectie van de Universiteit van Utrecht (afb. 8)6. De diameter bedraagt slechts 12, 5 cm.; afgebeeld zijn wederom twee brasems en een sidderrog. Trendall heeft her toegeschreven aan de Three-stripe Schilder, die zijn naam oncleent aan de zeer opvallende drie zwarte strepen onmiddellijk achter de koppen van zijn vissen. Deze lijnen, die ook op her Utrechtse bord re zien zijn, komen bij echte vissen nooit voor. Tot nog toe zijn er 49 borden aan deze schilder toegeschreven, die alle dateren tussen 340 en 320 v. Chr. De vissen maken een beetje een "kale" indruk. De sidderrog kan weer goed worden vergeleken mee die op onze twee borden. We zien dar de hele vis wie omlijnd is en dar de zijvinnen vastgegroeid lijken re zijn aan het lichaam. Boven de staart bevindt zich een cluster zwarte stippen. De beide brasems zijn zeer eenvoudig in hun opzet; de mond van de brasem die achter de sidderrog zwemt is verhoudingsgewijs groot. De holte is uitgespaard; de rand is versierd mee slordige zwarte strepen.

Afgebeelde vissoorten Op de Zuid-Italische borden komen meer vissoorten voor dan op de Attische . De populairste vis op beide soorten borden is ongetwijfeld de brasem : op de vier hier afgebeelde roodfigurige borden komt hij acht maal voor. De brasem werd in de Oudheid zeer smakelijk geacht en er werd een goede prijs voor betaald. In Zuid-Italië moet de brasem echter concurreren mee de sidderrog, die we vreemd genoeg nooit tegenkomen op Attische borden . De sidderrog werd hoog geprezen, zowel om zijn smaak (de lever in her bijzonder) als om zijn medicinale werking. De vis was ook bekend om zijn vermogen elektrische schokken uit re zenden die de wezens die hij wilde vangen verdoofden - vandaar zijn Griekse naam "narkè". Andere vissoorten die we zowel op Attische als Italische borden veel aantreffen zijn vooral harder, inktvis, octopus, baars en poon. Als vulornamenten vinden we verschillende moeilijk re onderscheiden soorten schelpdieren, garnalen en kleine visjes . Zoals gezegd zijn de afgebeelde zeedieren vrijwel altijd re herkennen, maar we moeren goed bedenken dat de schilders van visborden geen professionele cekenscudies maakten van bepaalde vissoorten. De echte viskenner zal hen ongetwijfeld op vele foutjes en slordigheden kunnen betrappen. Alle vissen die we op de borden aantreffen zijn eerbaar. Onder hen bevinden zich vele variëteiten die nog steeds hogelijk worden


gewaardeerd en veelvuldig voorkomen op de menukaarten van restaurants in landen langs de Middellandse Zee . Dit brengt ons op de volgende vraag: werden visborden gebruikt om vis van te eten? De functie van visborden Uit de beschildering van de borden zou men inderdaad kunnen concluderen dat ze bestemd waren voor het serveren van vis. Aangezien het bord vanaf de rand schuin afloopt naar het midden , liep in dat geval het vissenat naar de centrale holte, waar het zich misschien mengde met een vissaus. We weten dat de Grieken verzot waren op sauzen. In een privé-collectie in Amsterdam bevindt zich een fragment van een ZuidItalisch visbord waarvan de holte tot een minimum is gereduceerd (afb. 10)8 . Dit extreem kleine kommetje kan geen saus hebben bevat en is als opvangholte voor vissenat totaal onbruikbaar. Ook in Paescum is een visbord gevonden met een soortgelijke minimale holte 9. Toch zijn de holtes in deze beide borden bewust aangebracht . Overeenkomstige holtes vinden we bij de zogenaamde Gallatin borden, een zwartgevernist type aardewerk uit de zesde en vijfde eeuw v. Chr. dat vanwege zijn vorm wordt beschouwd als de voorloper van het visbord. Maar helaas is ook van deze Gallatin borden niet bekend waarvoor zij werden gebruikt .

Het is dus mogelijk dat de centrale holte een andere betekenis dan die van sauskom heeft gehad. Misschien ook heeft de pottenbakker de holte van het bord van afb. 10 zo klein gemaakt omdat hij wist dat het bestemd was voor een graf. Bij grafgiften wordt de functie van een voorwerp vaak ondergeschikt geacht aan de idee er achter: het voorwerp hoeft immers niet meer gebruikt te worden. Het overgrote merendeel van de visborden is inderdaad gevonden in necropolen, waar ze werden gebruikt als grafofferanden . Men heeft wel verondersteld dat de vissen een symbolische functie hebben. Visborden zouden dan gebruikt zijn bij funeraire banketten, waarbij de vissen de zee symboliseren waarover de ziel naar het hiernamaals moest reizen. Gezien het feit dat er in Griekenland ook - Attische visborden zijn gevonden in nederzettingen en bij heiligdommen, lijkt het er evenwel niet op dat de vaasschilder een bepaalde symboliek voor ogen had wanneer hij zo'n standaard visbord maakte. Voor de Italische schilder lag dit misschien anders, ofschoon het feit dat hij naar Attisch voorbeeld werkte dit niet aannemelijk maakt. Dat borden van deze vorm wel in het dagelijks leven werden gebruikt bewijzen

de talloze zwartgeverniste "visborden " die men over de hele Griekse wereld heeft aangetroffen in nederzettingen. Slechts in één geval wecen we zeker dat vis borden ook werkelijk vis hebben bevat: in de Punische necropool in Palermo zijn twee visborden gevonden waarop zich nog een aantal visgraten bevonden. De functie van de visborden blijft dus vooralsnog een raadsel. Het feit dat ze vrijwel allemaal in een funeraire context zijn gevonden wil nog niet zeggen dat ze niet werden gebruikt in het dagelijks leven. En als ze ook werden gebruikt in hec huishouden, wil dat nog niet zeggen dat er ook werkelijk vis op werd geserveerd. Een vergelijking met onze huidige visborden leert dat de ronde vorm van hec bord niet de meest geschikte is om vis op te dienen; langgerekte ovale borden zijn ons uit de Griekse Oudheid echter niet bekend . Visconsumptie in de Griekse oudheid Hee is opvallend dat in de tijd dat de eerste visborden in Athene worden gemaakt (rond 400 v. Chr.) het enthousiasme voor zeebanketten onder fijnproevers uitgroeit rot een ware visculcus . Uit literaire bronnen weten we dat de Atheense heer uit de vierde eeuw v. Chr . nog maar twee passies had: vrouwen en vis. Dat was wel eens anders geweest. Uit de Ilias kunnen we opmaken dat er in

Afb.9

Griekenland weliswaar druk werd gevist, maar dat Homeros' helden geen vis eten . Hoe vaak we hen ook zien tafelen, altijd halen de mannen hun hart op aan gebraden vlees, en dat terwijl ze vlakbij de visrijke Hellespont zitten . Vis werd beschouwd als minderwaardig voer voor hec gewone volk. Pas in de zesde eeuw v. Chr. blijken ook de grote heren vis op prijs te stellen: Polycrates ontvangt dankbaar een reuzenvis voor zijn vorstelijke tafel. In de Griekse kolonie Sibari in Zuid-Italië was men zo verzot op paling dat men vangst en verkoop vrij stelde van belasting. Ook al in de zesde eeuw v. Chr. waren Siciliaanse koks alom beroemd om hun gekruide visschotels . In de vijfde eeuw v. Chr. leren dan tenslotte ook de Atheners vis waarderen, maar het is in de vierde eeuw, in de tijd dac tevens de visborden zijn gemaakt, dat dit voedingsmiddel voor hen het summum van culinair genot ging betekenen. Fijne vis en mooie vrouwen werden toen de luxeartikelen bij uitstek. Talloos zijn de verhalen over mensen die hier al hun geld aan uitgeven . Er zijn zelfs mensen die klagen dat dit nog de twee enige onderwerpen van gesprek zijn. Een figuur uit een komedie van Eubulos beklaagt het droeve lot van mannen die het tien jaar moeten stellen zonder vis en vrouw. In deze tijd ging de vismarkt door voor de

Visbordbeschilderdin de Six-techniek(partimliere collectie).

19


plaats waar men het eerst merkte of iemand veel geld had. Men schreef hele boeken over vis. Artsen bogen zich over de vraag welke vissoorcen het gezondst waren en hoe die het best bereid konden worden. Archestracos van Gela reisde de hele wereld rond om overal kwaliteit en smaak van elke moot van iedere vis te onderzoeken. In een leerdicht deelt hij zijn bevindingen mee: in welke stad je een bepaalde vis moet kopen, in welk seizoen, welk gedeelte het best is en op welke wijze de vis moet worden klaargemaakt. Archippos schreef zelfs een drama getiteld "De Vissen". Vissen vormen hierin een staat naar Grieks model om vervolgens de strijd aan te binden met de Atheners. Om aan de grote vraag naar vis te kunnen voldoen, moest die zelfs geïmporteerd

worden uit de kolonies. In de vierde eeuw v. Chr. gaat het woord "opson", dat aanvankelijk alles omvatte wat genuttigd werd bij brood, uitsluitend vis betekenen. Tonijn en paling golden als de lekkerste vissoorten; het is opvallend dat we juist deze twee vissen nooit op visborden aantreffen. Ook ontscond een gezegde "Als je dood bent, krijg je geen paling meer". Deze "viswellust" wierp ook kritiek op. Wanneer Placo zijn ideale Staat ontwerpt, is het dieet van Homeros' helden zijn model. Voor hem is vrijwillige visonthouding een kenmerk van soberheid, die gezondheid van lichaam en geest kweekt. Ook voor de Cynische genotversmaders is het kenmerkend dat ze zich onthielden van vis . Hoe de vierde eeuwse "visculcus" precies valt te rijmen met de produkcie van vierdeeeuwse visborden en wat de functie van deze borden is geweest, blijft een onopgelost probleem. Toch zou het niemand moeten verwonderen dat juist in deze tijd van "visgekte" vaasschilders vissen op hun ceramiek gaan afbeelden. Een blik op de verschillende visborden bewijst dat deze zeedieren zeker hun decoratieve waarde hadden; of daar nog een symbolische waarde aan moet worden coegevoegd blijft de vraag.

Noten: 1. Inv.nrs. 750, 6195 en 6196. 2. Inv. nr. 3765. H. 13,6 cm.; diam. zonder oren 19,2 cm., met oren 26,7 cm. C.M. Stibbe, Lakonische Vasenmaler des sechsten Jahrhunderts v. Chr., Studies in Ancient Civilization I, 1973, p. 188, nr. 345, pl. 126, fig. 38. 3. Inv. nr. 9710. 4. Inv. nrs . 3463 (het bord bestaat uit twee fragmenten, waarvan het kleinste bij de rand is afgebroken en aangevuld in gips) en 3292. 5. I. McPhee , A.D. Trendall, Greek Redfigured Fishplares, 14. Beihefr Antike Kunst (1987). Voor visborden zie ook: L. Lacroix, La faune marine dans la décorarion des plars à poissons, 1937. Voor vis in de Oudheid zie: H . Höppener, Halieutica, 1931 6. Inv. nr. 343 . H. 2,8 cm. Het bord is in tweeën gebroken en gelijmd; kleine beschadigingen langs de rand. McPhee en Trendall, op. cie., p. 87, nr. 77. 7. H. 5 cm.; diam. 24 cm. Herkomst Cervereri. 8. H. 5, 8 cm.; diam. (zoals gereconstrueerd: een klein deel van de rand is bewaard gebleven) 22 cm. De breuken zijn "vers" en op de breukvlakken bevinden zich aan alle zijden lijmresren . Her bord is aangekocht in Parijs en komt volgens de handelaar uit Tarenre. 9. Paestum 24673. McPhee en Trendall, op. cir., p. 110, nr. 47, pl. 39e.

M. Witterholt

Afb. 10 Fragmentvan Z11id-Italischvisbord (particulierecollectie).

SUMMARY This article deals with fish-plares in genera! and with two Campanian fish-plates in the Allard Pierson Museum in parricular (figs. 2-7). Moreover descriptions of two ocher places are added: a Campanian fish-plate in the collecrion of the Universiry of Utrecht (fig. 8) and a fish-place decorared in applied colour (fig. 9), which might be Etruscan. The article starts with an inrroducrion on marine life as represenred on Greek ceramics . Ic is nor quire sure chat fish-plares were intended ro hold fish, neither wherher rhey were used for funerary purposes only. The function of the centra! depression of the place is quesrionable as wel!. Ic is generally believed chat is was intended to conrain a fish-sauce, or meant ro catch the juices which carne from the fish rhemselves. There are, however, fish-plares known which have an extremely small centra! depression (e.g . fig. 10), rorally unfit for one of these rwo functions. Iris inreresring co nore, chat at the same time these fish-plates were produced, rhe demand for fish was increasing in an asronishing way: in the fourth century B.C. fish became the pre-eminent gastronomie luxury on every Greek dish.

De haan

Die Gallische haantje (afb. 1) uit de eerste eeuwen van onze jaartelling is waarschijnlijk door de Romeinse legers meegebracht uit Italië. Naast het gebruik van de haan als wekker speelden haan en kippen een beslissende rol bij het optreden van de Romeinse legers: alleen als de kippen ijverig hun graantjes pikten mocht men diezelfde dag een riskante 20

onderneming beginnen. Dit bracht Plinius I cot de verzuchting dat het grote Romeinse Rijk in feite door kippen werd geregeerd. De Romeinen haalden op hun beurt de haan en de kip uit Griekenland. Ook coen het houden van kippen al gewoon was in Italië, werden de beste soorten, zowel voor het boerenbedrijf als voor de hanengevechten, nog uit Griekenland

ingevoerd en wel speciaal uit Tanagra in Boeotië (in centraal Griekenland). Hee museum is zo'n forse Boeotische haan uit Tanagra rijk (afb. 2). Ook het heilige eilandje Delos moet hier genoemd worden: de haan was gewijd aan Leco, de godin die hier met zijn assistentie de godentweeling Apollo en Arcemis eer wereld brachc 2 . In de Romeinse periode echter was die eiland,


een knooppunt van handelswegen en, blijkens de reseen van luxueuse woningen mee fraaie mozaiekvloeren, zetel van welgestelde kooplieden, bekend om zijn massale kippenfokkerijen 3 . Ook het eilandje Melos was bij de Romeinen befaamd om zijn kippen, de 'gallinae melicae' (voor een Melische haan zie afb. 3)4 • Sommige Romeinen houden deze naam voor een verschrijving voor 'gallinae medicae', dwz. Medische-Perzische kippen (vgl. onder 5). Ondanks hun associatie mee vele goden (ook met de kri jgshafcige Pallas Athene, beschermster van die stad en mee haan afgebeeld op de drinkschaal van afb. 4) waren haan en kip nier van oudsher in Griekenland ingeburgerd. In het einde van de 5de eeuw v. Chr. herinnerde men zich misschien nog, zoals zou blijken uit de benaming 'Perzische vogel', de herkomst uit Azië 5 . Aristophanes ziet in het bijzonder een overeenkomst russen de haan en de Perzische koning doordat beiden zich onderscheiden door hun hoofdtooi rechtop re dragen. Homerus en Hesiodus (die in de 8sce eeuw v. Chr. het boerenbedrijf behandelde) noemen haan en kip niet, maar wel de dichter Theognis van Megara (ca. 540 v. Chr.): hij heeft herover de vogel die kraait in de ochtend. De conclusie is dat zij in de 7de of 6de eeuw uit het Oosten zijn ingevoerd. Maar anders dan de verwante duif, van wie verteld wordt dat hij mee de vlooc van Mardonios, Darius' schoonzoon die was uitgestuurd om de Grieken re onderwerpen, schipbreuk leed op her gebergte Achos en zo voor her eerst voer aan wal zette in Griekenland, is de

Afb. 1 Haan, terracotta, Romeins le-2e eeuw n. Chr., partimlier bezit.

komst van haan en kip niet mee een historische gebeurtenis verbonden 6 . Overigens veronderstelt men dat deze vogels in China voor het eerst tot huisdier zijn gemaakt en via Indië Perzië hebben bereikt.

Gebruik Als voedsel Zowel de eieren als de dieren zelf werden in de oudheid zeer gewaardeerd als voedsel

Afb. 2 Haan, terracotta, Boeotiè"(Midden-Griekenland) 5eeeuwv. Chr., AllardPiersonMuseum inv. 1322.

(maar bij de Perzen was het eten van kippen niet geoorloofd: zij waren aan een godheid gewijd). Bij het vermesten van de kippen ging men blijkens de handboeken voor her boerenbedrijf niet bepaald diervriendelijk re werk: ze werden bij voorkeur in her donker of mee een lapje voor de ogen opgesloten in hokken die beweging zoveel mogelijk belemmerden. Hierbij ging het, bv. op Delos, om duizenden dieren per bedrijP.

Afb. 3 Haan, terracotta, zgn. Melisch relièf, Korinthe 2e kwart 5e eeuw v. Chr., Allard Pierson Museum inv. 631.

21


Afb. 6 Hanen in vechtho11ding, drinkschaal Adelph-schilder,Athene ca. 560 v. Chr., Allard PiersonMmeum inv. 9599.

Afb. 4 Athena methaan, drinkschaal, Athene3e kwart 6e eeuwv. Chr., Allard PiersonMuseum inv. 3484.

Als offerdier De haan was verbonden mee verschillende goden: mee Helios, de zon, wiens opkomst hij 's morgens aankondigt: in een rijd zonder klokken was de haan in die opzicht onmisbaar; met Hermes, de boodschapper der goden en god van de handel, die gold als de praatjesmaker bij uitstek, een eigenschap die haan en kippen met hem delen; met Asklepios, de geneesheer onder de goden. Hanen werden aan deze goden geofferd als dank voor een verhoord gebed (zie als voorbeeld Socrates' verzoek aan een leerling om de haan, die hij nog aan Asklepios verschuldigd is, re offeren) 8 . Zie voor een Athener die een haan gaat offeren (afb. 5)9 . Ook aan Demerer, godin van her graan en aan de maangodin Selene kon men een haan offeren (in het laatste geval uitsluitend een wirte) 10. De godinnen Athene en Leco noemde ik reeds. De Romeinen hadden de gewoonte af en toe een haan re offeren aan de goden van hun huis, de Lares 11. Ook kon de haan dienen als geschenk van een minnaar aan een beminde jongeman terwijl de kip die functie kon vervullen als de beminde een vrouw was 12 .

22

Als "sport"-object Zowel bij Grieken 13 als Romeinen was het hanen-gevecht een populair vermaak. De hanen hoefden hiervoor nier getraind re worden: van nature verdragen zij geen soorrgenoren op hun terrein. Sommige lieden fokten beroepsmatig vechthanen en verwedden grote sommen geld bij de gevechten. Twee hanen in vechrhouding zier U op de buitenkant van een van de fraaiste zwarrfigurige Atheense drinkschalen in dit museum (afb. 6) 14. H.E. Frenkel

Noten: 1. J. Pollard, Birds in Greek Life and Myth, p. 88 vv, Plymouth 1977. 2. Aelianus, zie Pollard, ibid. 3. J.M.C. Toynbee, Animals in Roman Life and Arr, 256 vv, Londen 1973. 4. R.A. Lunsingh Scheurleer, Grieken in het Klein, 100 antieke terracotta's, nr. 5, Allard Pierson Museum, Amsterdam 1986. 5. Aristophanes, Vogels vs 483-487. 6. In 492 v. Chr., zie Pollard, ibid. 7. Toynbee, ibid. 8. Plato, Phaedo ll8. 9. R.A. Lunsingh Scheurleer, ibid. nr. 24. 10. Pollard, ibid. 11. Toynbee,ibid. 12. G. Koch-Harnack, Knabenliebe und Tiergeschenke, 1983, p. 97. 13. Aeschylus, Eumeniden vs 866. 14. H.A.G. Brijder, Siana Cups I, 191 en pl. 54c, Amsterdam 1983.

Ajb. 5 Jongelingmethaan, terracotta,BoeotiĂŤ" 2e helft 5e eeuwv. Chr., Allard Pierson Museuminv. 683.


SUMMARY Poultry was inrroduced in the Greek World relatively late (6th cent. 8.C.) from the East. Ic is mentioned in Roman literary sources from the 2nd cent. B.C. Chickens were kept on a large, almost industrial scale, mainly for consumption of eggs and meat. Cocks were exploited in fighting contests and as offerings toa great many dei ties. And of course these animals were important as alarm-c(l)ocks in a well-organized but clocklesssociety. As such cheyare first mentioned in a Greek poetic texc from àbout 540 B.C.

Honden'

"Kar verdringt hond als lievelingsdier" kon men onlangs in de krant lezen. Bron voor deze mededeling zijn de dierenvoedselfabrikancen, die hun assortiment zien verschuiven van honde- naar kaccebrokjes. Verbazingwekkend nieuws is dar nier, wie heeft nog zin om 's avonds laar de straat op re gaan om de hond uit re laren? Toch blijft de behoefte aan huis- en troeteldieren bestaan en vooral in de functie van troeteldier kan de hond gemakkelijk door de kar worden vervangen. 2 In de oudheid was de hond her populairste en tegelijkertijd oudste huisdier. Plinius noemt hem samen mee her paard de trouwste metgezel van de mens, en wie kent nier her roe tranen roe roerende relaas van her weerzien van Odysseus mee zijn oude hond Argos? Van geen dier bes ronden en bestaan er meer variëteiten dan van de hond. In de Griekse en Latijnse litteratuur komen 65 namen van soorten voor, waarvan slechts één soort door een inscriptie op een Attische

Afb. 1 Tekening van eenAttische roodfigurige vaas. Uit Kei/er fig. 34.

Afb. 2 Anubis van blauw glas. APM 7720. Ptolemaeïsch.

roodfigurige vaas (afb. 1) geïdentificeerd kan worden: nl. de Maltezer keeshond. De keeshond is de oudste hondensoorc waarvan reseen zijn aangetroffen bij paalwoningen daterend uit neolithische rijd (nieuwe steentijd 6000 v. Chr.). Tijdens her Europese palaeolichicum (oude steentijd) ontbreekt nog elk spoor van de hond en op de groccekeningen in Zuid Frankrijk en Spanje (15.000-10.000 v. Chr.) is hij evenmin afgebeeld. Van de prehistorische keeshond weren we niets meer dan dar het ging om de zogenaamde moeraskeeshond (canis familiaris paluscris) en dar hij fungeerde als waakhond. Egypte was in de oudheid beroemd om zijn honden. Archeologische vondsten eonen al in pre-dynascische rijd (vóór 3000 v. Chr.) meer dan twaalf soorten en de jakhals, in wie men een zekere verwantschap mee de hond kan zien, werd vereerd als de god Anubis (afb. 2). Herodocus vereelt in zijn beschrijving van Egypte (Historiën boek 2) dar de Egyptenaren de enige mensen

waren die hun dieren bij zich in huis namen en dar over de dood van een hond nee zo diep getreurd werd als over die van een kar. Men bedenke hierbij dar de kat in Egypte zeer heilig was (en is). Wie een dode hond vond was verplicht deze naar diens huis te brengen zodat voor een passende begrafenis kon worden gezorgd. Dat betekent dat honden een halsband hadden of geoormerkt waren. In de Egyptische teksten wordt vreemd genoeg over honden niet gerept, op reliëfs en grafschilderingen komen ze uitgebreid voor en ook zijn er wel mummies van honden gevonden. Het is waarschijnlijk vanuit Egypte dar de hond in Griekenland werd geïntroduceerd. De vroegste Griekse honden zien we op fresco's in Tiryns3. Van de talrijke rassen zullen er hier vijf besproken worden, die zowel in de literatuur als in de beeldende kunst het belangrijkst zijn. De Molossus van Epirus (afb. 3). Zeer sterk en gespierd, gladharig met een wollige kraag, brede puntoren en een stevige

23


Afb. 3 Terracottahondje. Mofossus.APM 7360. 3e-4e eeuwn. Chr.

srompe snuit. Men kan denken aan een mengvorm van onze huidige Deense dog en buldog. Al in de 6e eeuw v. Chr. wordt melding gemaakt van deze hond, die door de antieke schrijvers vaak de "Indische hond" wordt genoemd. Het ras was waarschijnlijk afkomstig uit Tibet en Arisroteles noemt het een mengeling van tijger en hond, een combinatie waarvan we nu wel weten dat die onmogelijk is. De Molossus werd vooral gebruikt als bewaker van kudde en huis. De Laconischeof Spartaansehond (afb. 4). Lichtgebouwd, snel, rechte lange snuit, opstaande puntoortjes, gladharig, lange dunne staart. Deze hond was in de oudheid bekend om zijn uithoudingsvermogen, moed en reukvermogen: de jachthond bij uitstek. Hij was misschien geïmporteerd uit de Nijldelta, waar volgens Aelianus (VI. 53) de honden alleen door te rennen water uit de Nijl konden drinken omdat ze anders door een krokodil in de neus werden gebeten. Vandaar hun snelheid. Van deze Laconische hond stamt de zogenaamde Paria- of Straathond, die zonder baas een zwervend bestaan op straat leidde . Al in Homerische tijd werden de gevallenen op het slagveld aan deze honden overgelaten en ze maakten zich zeer nuttig als "stadsreinigers" door zich met huisvuil in leven te houden. Hun nachtelijk geblaf hield Horatius uit de slaap, zoals men ook in het huidige Rome nog steeds door zwerfhonden uit de slaap kan worden gehouden. Een afschuwelijke ziekte als rabies, die men onder zwerfhonden verwacht, kwam in de oudheid weinig voor.

24

Afb. 4 Schaaf van de Euergidesschilder.Oxford 1966.447. Laconische hond. 510 v. Chr.

De Kretenzischehond (afb. 5) is een kruising van de Molossus en de Laconische hond. Van deze laatste heeft hij het lange lijf, van de Molossus de srompe snoet. Volgens Claudianus (400 n. Chr.) was hij ruigharig, maar op de talrijke afbeeldingen, met name op vazen, ziet hij er glad uic. Hij wordt vooral afgebeeld in jacht- en mythologische scènes. De Vertragus.Grote slappe oren, lange hals en snuit, brede borstkas en dunne staart met een kwastje, ruwharig. Dit is een Keltisch ras, dat zeer snel geweest moet zijn: "trag" in het Keltisch betekent voet en "ver" is een superlatief prefix, dus "Veelvoet". Hij is de voorloper van de huidige hazewindhond en werd pas populair in de tijd van keizer Augustus, zodat men tevergeefs zoekt naar een afbeelding op Griekse vazen. Het spreekt bijna voor zich dat ook deze hond voor de jacht werd gebruike. De Keeshond.De croetelhond bij uitstek, klein, mee spitse snuit en witte zijdeachtige vacht. De bekendste soort is de Maltezer keeshond, die ongetwijfeld vanuit het Karthaagse Afrika naar Malta was overgebracht. Hij wordt voor het eerst genoemd in boek 9 van Arisroteles, maar, zoals we al zagen, al omstreeks 500 v. Chr. afgebeeld op een roodfigurige vaas uit Vulci (afb. 1) waarbij geschreven staat "MEAITAIE". Mijns inziens heeft een Griekse pottenbakker zich hierbij verschreven, de eerste alfa moet een labda zijn, waardoor men "MELITAIE" krijgt te lezen. Het verschil zit slechts in een klein puntje onder de A. Over de trouw van een Maltezer schoothondje vertelt Aelianus

(VII.40): roen Theodorus, een beroemde harpspeler, door zijn verwanten in zijn doodskist werd gelegd, sprong zijn hondje hem na en werd samen met hem begraven. Arrianus (18,1.9,I) beveelt aan om honden op de kop te zoenen en in je bed te laten slapen. Dit lijkt voor onze begrippen wat ver te gaan, maar het geeft wel aan dat de relatie russen hond en mens in de oudheid al een grvot vertrouwen liet zien. Één van de sentimenteelste stukjes tekst uit de eerste eeuw na Chr. is een beroemd epigram van Martialis (1.109) opgedragen aan het Maltezer keeshondje Issa, dat een soort babytaal is voor "meisje" (ipsa): Issa is ondeugender dan Carullus' musje, Issa is reiner dan een duivenkusje, Issa is lieflijker dan alle meisjes bijeen, zij is kostbaarder dan Indische edelstenen, Issa is het liefste hondje van Publius. Als zij jankt, zou je denken dat zij spreekt, droefheid en vreugde voelt zij zo aan. Op de hals rustend slaapt zij zo zacht, dat men zelfs haar ademrocht niet waarneemt. Wanneer zij last heeft van haar buikje, is er nooit een druppel op het kleed, maar vriendelijk krabt zij met haar pootje en vraagt om haar van het ligbed op te tillen. Zo zuiver is dat reine beestje, dat het de minne nier kent. Wij hebben trouwens geen man gevonden die zo'n tenger meisje waard zou zijn. Opdat baar laatste levensdag haar niet geheel zou doen verdwijnen, brengt Publius haar in beeld op een schilderij, waar je een zo gelijkende Issa zult zien, dat zij zelf nog niet zozeer op zichzelf gelijke. Zet dan Issa maar eens naast het schilderij: ofwel zal je denken dat ze allebei leven, ofwel dat ze allebei geschilderd zijn 1• Hoezeer de populariteit van het keeshondje


Afb . 5 Caeretaansehydriavan de Busirisschilder. Wenen3576 . Kretenzischehond. Laatstekwart 6eeeuwv. Chr. Fotoj.M. Hemelrijk.

vandaag de dag nog voortduurt zien we in afb. 6: "Wolf ' , her meest geliefde personeelslid van her Archaeologisch Historisch Inscicuuc te Amsterdam. Hij scamc waarschijnlijk nier van de Maltezer, maar van de Etruskischekeeshond, een variant die iets groter is. De functie die de hond in de oudheid heeft vervuld, is ondertussen wel duidelijk geworden: De Molossus was een typische waakhond, zoals we die ook zien op het bekende CAVE CANEM mozaïek in Pompeii 5 . Vrijwel alle andere soorten werden mee meer of minder succes in de jacht gebruike, en de keeshond was het

Afb . 7 Fragmentvan eenArretijnse beker.APM 2911. Laconischehond. Begin 1e eeuwn. Chr.

troetelhondje. In tegenstelling tot onze huidige gewoonten was her bij de Romeinen nier ongebruikelijk om hondevlees re eten . Vooral puppies golden als een lekkernij, terwijl ook aan de goden honden geofferd konden worden. De Grieken aten geen honden, maar offerden ze wel . Hee is wel voorgekomen dat honden als trekdieren voor een wagen werden gespannen, maar erg gebruikelijk was dat nier. Dio Cassius (LXI,6) vertelt hoe tijdens Nero's regering de paardenfokkers en wagenmenners problemen kregen mee de praeror, waarop allen werden ontslagen en in plaats van paarden honden werden getraind om op re treden in het Circus.

Afb. 6 "Wolf '. Keeshondvan het Archaeologisch-Historisch Institu1tt.

In her museum van Verona is een ongepubliceerde grafsteen waarop een reliëf van een kind in een wagen, die door een hond wordt gecrokken 6 . Plucarchus (19) vereelt dat in aanwezigheid van keizer Vespasianus een hond op het toneel optrad in her Marcellus theater. Hee beest moest nee doen of hij vergif at en dood ging. Hij wankelde en bleef roerloos liggen, ondanks de aansporingen van de andere acteurs. Op een bepaald teken kwam hij weer langzaam tot leven, zodat her publiek moest denken dat hij geen vergif maar slaapmiddel had ingenomen. Hee woord voor hond stamt uit het IndoEuropees en is waarschijnlijk een onomatopee (klanknabootsing): kvan in her Sanskriet, kuoon in het Grieks, canis (uit cvanis) in het Latijn, cuccio in her Italiaans. Hee gekef is duidelijk te horen, zoals men in het Egyptische woord voor kar "Mioe " een duidelijk gemiauw hoort. In de beeldende kunst is de hond talloze malen afgebeeld , in alle denkbare situaties uit her hondeleven : spelen, krabben, paren, puppies zogen, slapen, opletten, geliefkoosd worden, en verreweg het meest als hulpje van de jager. Hij rent achter hert , ree en haas aan, vale bij vergissing de jager Accaion aan en jaagt op het Kalydonisch everzwijn . Kleine hondebeeldjes waren overal geliefd als speelgoed voor de kinderen en als decoratie voor huis en ruin. Men komt ook honden tegen in de vorm van plastische vazen en rhyca (drinkhoorns) . Op vele sarcofagen, grafreliëfs en stèles staat naast de overledene ook de huishond afgebeeld, 25


Afb. 8 Fragment van eenApulische krater. APM 2501. Molossus ( ?) 370-360 v. Chr.

Afb. 9 Fragment van eenApulische krater van de schilder Athene 1714. APM 2146. Keeshond 360-350 v. Chr.

terwijl voor de hond zelf stèles mee de meest aandoenlijke opschriften zijn gevonden. Voor het hondje Pacrice begint het afscheid zo: "In tranen badend, m'n dierbaarste hondje, draag ik Je nu, drie lustra geleden, Patrice, droeg ik je nog zo vrolijk, duizendmaal heb je me hartelijk gekust, nooit doe je dat weer, nooit zul je weer zo schattig in m'n hals liggen sluimeren. Treurend leg ik je in je eigen marmeren graf neer, opdat wij voor eeuwig in de dood verenigd mogen worden" en zo gaat het nog even door 7. Hee treuren om de dood van een lievelingsdier is tijdloos en brengt de mensen uit de oudheid heel dichtbij. Zo wordt eigenlijk een hele oude traditie voortgezet als Jocelyn Toynbee haar boek "Animals in Roman life and Are" opdraagt aan haar overleden kat: Dis Manibus Michrae felis albae carissimae amantissimae fidissimae hunc libellum dedicavic magiscra, oftewel: Aan de goddelijke geesten van Michras, de schattigste, allerliefste, crouwharcigsce wicce kat heeft het baasje die boek opgedragen.

schilder Vaticaan 238, waarop wagenrennen en meerennende honden (inv. no. 1806). Een Molossus kan men herkennen in een terracotta hondje uit Egypte dat vervaarlijk staat te blaffen (afb. 3, inv. no. 7360). Zijn scaarc en voorpoten zijn afgebroken en hij heeft een hele brede halsband om. Hee is bekend dat de Molossus aan zo'n brede halsband vaak spijkers had om de wolven te kunnen afhouden van de lammetjes . Op een Apulische scherf (afb. 8, inv. no. 2501) zien we een goeiige, bijna lachende hond mee een wollige kraag en halsband om: waarschijnlijk ook een Molossus. De keeshondjes zijn goed vertegenwoordigd: een fragment van een Apulische krater van de schilder Athene 1714 (toeschrijving Madelon Witterholc) (afb. 9, inv. no. 2146); een terracotta hondje uit Egypte op zijn mand (afb. 10, inv. no. 7354); een terracotta jongetje dat op de rug van een keeshond rijde, waarschijnlijk uit Klein Azië (inv. no. 1838). Een bruikleen van de Fa. J. Schulman BV te Amsterdam toont een keeshondje in de vorm van een Noordafrikaanse askos. Zijn neus is een schenktuit. Hee oranje terracotta hondje dat zo verrukkelijk ligt te slapen (afb. 11, inv. no. 2828) is moeilijk thuis te brengen: zijn vorm doet zeker aan een Laconische hond denken, maar zijn vacht is te ruig. In de loop van de geschiedenis zijn door vele auteurs vele theorieën verkondigd over de herkomst van de canis domescicus, de huishond. Men heeft hem laten afstammen van, en kruisen mee: leeuwen, tijgers, civet katten, vossen, jakhalzen en wolven. Pas in de 20e eeuw hebben wetenschappelijke experimenten in de dierentuin van Moskou aangetoond dat de hond alleen gekruist

Uit de collectie van het Allard Pierson Museum zult U op de cenroonscelling een stuk of 15 honden aantreffen, waarvan sommige gemakkelijk zijn in te delen bij één van bovenbeschreven rassen en andere het produkc blijken van de fantasie van de kunstenaar. Van de Laconische hond is een aantal gemakkelijk herkenbaar: een Arrecijnse scherf waarop een hond die een here aanvalt (afb. 7. inv. no. 2911); een stukje zware glas waarop in wie reliëf een fragmentarisch mannetje mee een hond aan de lijn (inv. no. 7717); een zwarcfigurige Etruskische amfoor van de 26

kan worden mee een wolf. De Grieken dachten dat de hond een aparte species was, tegenwoordig neemt men aan dat de hond is ontstaan door het temmen van wolven. A. Drukker

Noten: 1. Antieke bronnen: Xenophon, Cynegetims

(5e eeuw v. Chr.); Arisroteles, H istoria animalium (4e eeuw v. Chr.). Hij legde de basis voor de indeling van het dierenrijk zoals die nu nog geldt; Varro, Derernstica ( le eeuw v. Chr.); Columella, De re rmtica ( le eeuw n. Chr.) Plinius Secundus, Natura/is Historia ( le eeuw n. Chr.); Plurarchus, De sollertiaani111ali11111 (le-2e eeuw n. Chr.); Arrianus, Cynegetica(2e eeuw n. Chr.); Oppianus, Cynegetica(eind 2e eeuw n. Chr.) Aelianus, De natura ani111ali11m (2e-3e eeuw n. Chr.). Moderne litteratuur: 0. Keiler, die antike Tierwelt, Leipzig 1909; D. Bingham Huil, Ho11ndsand hunting in ancien/Greece,Chicago 1964; R.H.A. Meden, DeCanibm, Dog and Ho1mdinAntiq11ity, London 1971;).M.C. Toynbee, Animals in Roman lift and art, London 1973; J. Perfahl, Wiedersehenmit Argos, Mainz z.j. 2. Aldus ten huize van de aureur. Dit verhaal is dan ook opgedragen aan Buffa Leonessa da Manduria en Witty Wiebe van Bontebok, beiden zachtharige vondelingen uit respectievelijk Zuid Italië en Friesland. Ondanks hun nederige afkomst gedragen zij zich als de Koning en Koningin van Sheba. Ziedaar het verschil russen hond en kat. 3. Meden pl. 9 4. Martialis Epigrammen boek 1 en 2, vertaald door H. Schuurmans. Antwerpen 1970. 5. Toynbee pl. 43 6. Toynbee 108, noot 61. 7 . Keiler 132.


Afb. 10 Terracotta keeshondjeop zijn mand. APM 7354. Ong. leeeuwn. Chr.

Afb. 11 Terracotta hondje (fragment van een lampje?) APM 2828. Ca. 1e eeuw v. Chr.

SUMMARY Dogs and Hounds were as popular in antiquiry as in our own days, rhough larely rhere seems ro exisr a rendency ro favour the cat . The first clogs in Europe are found in eolirhic times. The ancient aurhors ment ion some 65 different breeds of clogs, of which five are discussed here: rhe Molossus, rhe Laconian Hound, the Creran Hound, the Verrragus and the Meliraean. Their main duries were prorecring home and properry, hunting, and sirring on rhe ladies' lap. Puppies' flesh was considered a delicacy by the Romans. Several clogs dating from different periods and belonging ro different fabrics are robe seen in the Allard Pierson Museum.

LITERATUUR BIJ ALLE ARTIKELEN Antieke bronnen Aelianus, De natura ani111ali11111 (2e-3e eeuw n. Chr.). Aeschylus, Eumeniden vs 866. Arisroreles, Historia Ani111ali11111 (4e eeuw v. Chr.). Arrianus, Cynegetica(2e eeuw n. Chr.). Columella, De re rustica (le eeuw n. Chr.). Oppianus, Cynegetica(eind 2e eeuw n. Chr.). Plaro, Phaedo118. Plinius Secundus, Nat11ralisHistoria (le eeuw n. Chr.). Plurarchus, De sollertiaanimali11111 ( le-2e eeuw n. Chr.). Xenophon, PeriHippikes. Xenophon, Cynegetims(5e eeuw v. Chr.). Ver tali ngen k lassie ke aut eurs

J.K. Anderson, Ancient Greek Horsemanship, 1961, 153-180. Arisrophanes, Vogelsvs 483À487. E. Delebecque, De /'Art Eq11estre,1950. E.C. Marchant, "The Art ofHorsemanship" in Xenophon, ScriptaMinora, 1925 (Loeb Classica! Library, met Griekse tekst).

C.A. van Woelderen, Paardrijden, eene Handleiding voorden R11iter,1915.

Moderne auteurs

J.K. Anderson, Ancient Greek Horse111anship, 1961.

J.D. Beazley, Attic Red-fig11reVasepainters , 2nd ed. 1963. D. Bingham Huil, Hormdsand Hrmting in ancien!Greece,Chicago 1964. F. Brommer, Der Parthenonfries , 1977. J.M. Hemelrijk, in Mededelingenbladt'an de Verenigingvan Vriendent·an het Allard Pierson M11se11111 19 (mei 1980), 1-7. H. Höppener, Halie11tica,1931. 0. Keiler, Die antike Tierwelt, Leipzig 1909. Der Kleine Pauly, Lexikon der Antike 3 ( 1979), col.353 e.v. (W. Krenkel). G. Koch-Harnac k, KnabenliebermdTiergeschenke , 1983. L. Lacroix, La /arme marinedans la décorationdes plats à poissons,1937. Lexikon der ÄgyptologieIII ( 1979), col. 791 e.v. (Krokodil: E. Brunner-Traur; Krokodilsk11lte:

L. Kákosy); LdA IV ( 1982), col. 914 e.v. (Paräke, J.G. Giffirh). P.]. Meier, "Beirräge zu den griechischen Vasen mie Meisrersignaruren II", AZ XLIII ( 1885), 179-186. R.H.A. Merlen, De Canibus, Dogand Hound in Antiq11ity,London 1971. J. Perfahl, Wiedersehenmit Argos, Mainz z.j. E. Pernice, "Griechisches Pferdegeschirr im Antiquarium der königlichen Museen", 56. Progra111111 z11111 \Vinckelmannsfeste der archaeologischen Gesel/schaftZit Berlin, Berlin (1896), 17. I. McPhee, A.D. Trendall, Greek Red-figured Fishplares, 14. Beiheft Antike K11nst( 1987). J. Pollard, Birds in G,·eekLift and Myth, 88, 1977, Plymouth. E. Simon/M. Hirmer, Die GriechischeVasen, 1976. A.M. Snodgrass, Ar111sandAr111011ro/theGreeks, 1967. J.M.C. Toynbee, Animals in Roman Lifeand Art , London 1973. P. Vigneron, Le Cheval dans l'Antiq11itéGrécoromaine, 1968.

27


AANWINSTEN

1987

ACQUISITJONS 1987

Door aankoop

By purchase

l. Een fraai wie marmeren hoofd van de laat Romeinse keizer Caracalla ( 188-217 AD.) is mee financiële steun van de VVAPM verworven. Hee voorwerp wordt gedateerd rond het jaar 208; in de periode dar Caracalla reeds roe rroonopvolger benoemd was (zie afb.) (inv. nr. 11587).

1. A white marble head of the Roman emp eror Caracalla (188-217 AD), dated abouc 208 AD (inv. no. 11587). 2. Fragment of an Ecruscan terracona acrocerion. Winged girl wich a jar (inv. no. 11586).

2. Een fragment van een Etruskisch terracotta acrocerion (zie afb.). Bewaard is de rorso van een naar links snellend gevleugeld meisje, dat een kruik in haar handen houdt. Op de chiron die ze draagt zijn sporen van felrode verf bewaard (zie afb.) (inv. nr. 11586).

3. Sining monkcy found in the tempte area of Abydos (inv. 11504). 4. Two bronze clochingpins from Iran (inv. 11507, 11508).

3. Met geld uit de colleccepot is een ziccend aapje (3500-3000 v. Chr.), afkomstig uit her tempelgebied van Abydos, verworven (inv. nr. 11504). 4. Mee geld ui c de colleccepoc werden eveneens twee bronzen kledingpennen uit Iran verworven (inv. nr . 11507, 11508). nr. 1

Door schenking 5. Een faience amulet (uic de collectie Grenfell) van de Egyptische god Bes en een terracocca mal voor een kop van Bes werden her museum geschonken door de conservaror Dr. R.A. Lunsingh Scheurleer (inv. nr. 11439, 1144 0) . 6. Een randfragmenc van een grote poe werd door dhr. P. Huys gesc honken . Op her fragment dat bij Sardes werd gevonden zijn driehoeken ingekrast waarin mee behulp van planrenscengels cirkeltjes gedrukt zijn (inv. nr. 11462). 7. Door dhr. van Dijk werd de cerracocca rop van een Etruskisch anrefix aan her museum geschonken (inv. nr. 11465). 8. Eveneens door dhr. van Dijk werd een collectie Korinthisch aardewerk aan her museum gescho nk en . Hee betreft een aanta l aryballoi, enkele pyxides, enige skyphoi, een mini-amfora en een mini-krater (inv. nr. 11467 11480).

Door bruikleen 12. De VVAPM heeft een zeer fraai 'daeda lisch ' terracotta vrouwenkopje in bruikleen aan het museum gegeven . Op het voorhoofd liggen spiraalkru llen, onder de oren hangen vlechten. Hee gelaat is asymmetrisc h . Op de haarband zijn reseen van rode verf bewaard (zie afb .) (inv. nr. 11450).

13. Van het Archeologisch Instituut van de Universiteit van Utrecht, dar helaas opgeheven is, heeft het museum een aantal houten en cexciele Egyptische voorwerpen in bruikleen gekregen. Zeer fraai zijn onder andere een houten hoofdsteun en een kleurige hou een vogel (zie afb.) (inv. nr. U 11483 - U 11502). 14. Een marmeren vrouwenhoofd uit ZuidIcalië en een vociefkop uit Cerveteri werd door dhr. van Dijk in bruikleen gegeven (inv. nr. B.11481, B. 11482).

9 . Een groene glazen vaas met twee oren en verticale ribbels werd door dhr. Polak geschonken (inv. nr. 11466).

nr. 2

By gift 5. A faience amuler of Bes and a terracotta mould of the head of Bes (inv. 11439, 11440). 6. A border fragment of a large jar, found near Sardes (inv. 11462). 7. Fragment of an Etruscan terracotta antefix (inv. 11465) . 8 . Several pieces ofCorinchian ponery (inv. 11467 - 11480). 9. A vase made of green glass. The vase has 2 ears and a vercical ribbed decoracion (inv. 11466). 10. An amulet scyled like a crocodile wich the head of a falcon (inv. 11506). ll. Eight fragments of a place wich a decoration of concenrric circles and wavy lines (inv. 11509).

10. Mr. Claessen heeft een blauw/geel amulet van een krokodil mee een valkekop aan her museum geschonken (inv. nr. 11506).

By loan

ll. Door dhr. van Dartel en mw. Faydali werden 8 fragmenten van een plat aardewerk bord, afkomstig uit Klein-Azië, aan het museum geschonken . Op het bord is een decoratie van concenrrische cirkels en golflijnen aangebracht. De fragmenten vormen cesamen ongeveer 1/3 van het bord (inv. 11509).

12. Daedalic terracotta head of a woman. Curly hair on che forehead, braids under the ears. The face is asymmetrie. Traces of red painr on the hairband (inv. 11450). 13. Several wooden and rexrile objecrs from Egypc (inv. U 11483 - U 11502). 14. A marble female head from the South of Icaly and a vocive head from Cerveceri (inv. B 11481, B 11482). nr. 12

Door ruil

nr . 13

28

15. Enkele fragmenten roodfigurig Attisch aardewerk werden, door bemiddeling van prof. Hemelrijk, geruild met de Universiteit van Freiburg en de Universiteit van Heidelberg (inv. nr. 11451, 11452).

By exchange 15. Two fragments of redfigured poccery were exchanged with the University ofFreiburg and che Universicy of H eidelberg (inv. 11451, 11452).

Carmen Beckers


SIIMN CUltuurreis Egypte

Begelei d door Dr. R.A. Lunsingh Scheurleer, co nserva tor van het Allard Pierson Museum, Amsterda m Reisdatum : 18 - 29 oktober Reissom : f 3.495,- p.p.

12-daagse cultu urreis met bezoeken aan de pyramiden van Gizeh, Memp h,s en Saqqa ra, het giga ntische Egypte Museum , de mon umente n van Luxor en omgeving, Aswan met bezoeken aan Philae en varen per felouka rond Elefantine en Kitchener Eiland, facultief naar Abu Simbel. De informatiebijeenkomst zal plaatsvinden op 25 juni 1988 in het Allard Pierson Museum, Amsterdam . Uitnodigingen op aanvraag .

Een kleine Exodus EGYPTE/SINAI/JORDANIE De graven, kloosters, woestiInen, het moza ,k, de lkonengalenJ, de godsdiensten : onme teliJke stromingen, samengevat in een uniek reisarrangement.

•n Halve maand door vijftig eeuwen Begeleid door dominee F. Oberman, Emeritus Predikant Re,sdatum : 5 - 18 november Reissom : f 3985,- p.p.

10 daagse tuinreis Verenigde Staten

Begeleid door Arend Jan van der Horst, tuina rchitekt te Amsterdam Reisdat um: 22 april - 1 mei Reisso m: f 3.485,- p.p. Behalve diverse privétuinen bezoek t u één van de moois te verzamelingen coniferen ,n Winterthur , Longwood Gardens van Pierre Dupon t, gefnspiree rd op Villa d'Es te. Dumbar ton Oaks met een bezoek aan de collec tie ByzantiJnse en Precolumbiaanse Kunst, de tuin waa r in 1944 de basis werd gelegd voor de United Nations . Gunsten Hall Gardens, historisch landgoed met 88 buxus-parterres .

de Virginia Garden Week

g"ctaagSe cuJtuur/tuinreiS naar Groot-Brittannië Will em en Mar y herd enkin g

Begeleid door Arend Jan van der Horst, tu1narch1tectte Ams terdam Re,sdata: 23 Juni en 22 september Reissom f 1.265,- p.p. Een tocht langs koninkhIke tuinen en paleizen ter v,enng van de 300-Jange herdenking van de kroning van WIiiem en Mary.

Natuurreis zambia/Zimbabwe Een 17-daagse reis door een vnIwel ongerept deel van Afrika . Met onder meer wandeltochten in de Ruagvalle, - een 'bushcamp' in het Hwanga Nat,onal Park en verbliJf aan de oevers van het Kanba Meer en natuurl1Ik een bezoek aan V,ctona Falls .

24-daagse natuurreis

Kenya

Een satan met extra belangstelling voor de ru,m 1000 soorten vogels van Oost-Afrika

CUltuurreis Egypte Een u1tgebre1decultuurtocht langs de monumenten van Ca,ro, Luxor en de Westoever , en onderweg naar Aswan bezoeken aan Abydos , Dendera , Esna , Edfu en Kom Ombo

24-daagse natuurreis zambia/Botswana

Begeleid door V,v van der Krieken , Educatieve Dienst Wereld Natuur Fonds ,n Antwerpen Re,sdatum 27 Iuni - t3 Iuh Reissom : f 6.985,- p.p.

Begeleid door Hubert Lehaen en Kees Wagtmans Re,sdatum 1 - 24 Iul1 Reissom f 6.585,- p.p.

Begeleid door Prof L. de Blo,s, Hoogleraar Oude Geschiedenis aan de Universiteit van N1Imegen Re,sdatum : 25 augustus - 5 september Reissom f 3.495,- p.p.

Begeleid door Dr. T. Brantsma-van Wulfften Palthe , ethologe Re,sdatum : 19 september - 12 oktober Reissom . f 9.800 ,- p.p.

Boeiend Afrikaans avontuur voor sportieve natuurliefhebbers met o.a. voetsa fan in Luangwa Valley , bezoek aan V,ctona Falls en kanotochten in de Okavango Delta ,n trad111onelehouten makoro 's Kennismaking met de grote verscheidenheid aan vogels- en zoogdiersoorten van de savanne gebieden en "wetlands "

g"ctaagse reis naar Cyprus Door de bekendheid van uw reisleidster met Cyprus hgt de nadruk op de archeologie, musea, Byzantijnse kerken en kloosters, maar ook de bevolking en natuur kriIgen alle aandac ht.

19-daagse reis naar Oesbekistan, Alma Ata en Irkoetsk

Begeleid door mevrouw Drs. Stella Lubsen Reisda tum : 15 - 23 oktober Reissom · f 1.965,- p.p.

Begeleid door Chris van Orden , Azië-kenner en Marten Levendig, Rusland-kenner Re,sdatum : 21 oktober - 8 november Reissom : f 4885,- p.p

Deze re,s voert u naar het hart van Centraal Azië . In Oesbekistan (TasIkent, Merw - of Man, Buchara en Samarkand) staat de cultuur van deze steden centraal. Buchara en Samarkand zIIn vooral door de ziJderoute bekend geworden . In het achterla nd van Alma Ata en in Irkoetsk staan vooral landschap en natuur op de voorgrond

Vaartocht door de Galapagos Archipel U vaart op de "Cachalote " en de "Orca " 2 weken langs de eilanden van de Galapagos en maakt u een 3-daagse tocht door het hooggebe rgte van Ecuador

avij{J

U nadere informatie over deze STaCHTaNCi Wilt reizen , zendt dan deze coupon in een

ter bevordering van

N4TUUA CUU'UUA AEIZEN

Begeleid door VIv van der Krieken, Educatieve Dienst Wereld Natuur Fonds te Antwerpen Re,sdatum : 25 feb ruari - 19 maart 1989 Reissom f 9.800 ,- p.p.

r-------------------------7 1 Gaarne wens ik informatie over :

ongefrankeerde envelop naar :

1

Holland Travel Service Antwoordnummer 1153, 3000 WB Rotterdam

1

Tel. inlichtingen: R. J. E. Schaab Telefoon (010) 4252388/4252331 St. Jobsweg 30, 3024 EJ Rotterdam VerantwoordehIk voor de u,tvoenng en organisatie Blue Air B V handelende als Holland Travel Service

Reis naar :

1 1 Onder leiding van : 1 Naam : : Adres : 1 Postcode:

___

1 _____

_____ ___

1

1 : L Woonplaats _________________________

1

1 1 1

1 :

_____

1 1

J1



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.