Later als ik jong ben

Page 1

Bouwen aan jongerenwerk van de toekomst in een verstedelijkt Vlaanderen



Op 14 oktober 2016 organiseerde Formaat de conferentie Later als ik jong ben –­­ bouwen aan jongerenwerk van de toekomst in een verstedelijkt Vlaanderen. Meer dan 200 jeugdwerkers, beleidsmakers en partners van de jeugdhuizen kwamen er samen om elkaar te inspireren, te debatteren en vooruit te kijken. De conferentie was een eind- én beginpunt.

VOOR WOORD

We stelden er onze hernieuwde toekomstvisie voor. We bouwden het voorbije jaar ons verhaal op aan de hand van gesprekken met onderzoekers, jeugdwerkpartners, jeugdhuismedewerkers, het team en de vrijwilligers van Formaat. Er werd gelezen, gediscussieerd, opgebouwd en weer afgebroken. De veelheid aan impulsen zorgde voor een fantastische drive. Kort na de zomer viel alles in een plooi. We zijn blij dat we vandaag een erg helder standpunt kunnen innemen over wat de rol en opdracht van jeugdhuiswerk is in het verstedelijkt Vlaanderen van vandaag en morgen. Jeugdhuiswerk zal onafhankelijk, verbindend, herverdelend en uitbrekend zijn. Dat zijn onze vier verhaallijnen voor de toekomst. Het zijn immers spannende tijden. Onze samenleving heeft nood aan nieuwe vormen van solidariteit, verbinding en wederzijds begrip. Jeugdhuizen zullen ruimtes zijn die mee buurten doen heropleven, die mensen samenbrengen. Vandaag stellen we Later als ik jong ben voor, een magazine dat net als de conferentie opgebouwd is vanuit wat werkt. Goede praktijken uit de jeugdhuissector vormen de basis. Wat als we wat goed werkt in de toekomst nog meer en nog beter zouden kunnen doen? We laten ook een aantal experten aan het woord. Hun bijdragen dagen ons uit of geven net extra argumenten om in te zetten op het essentiële: jeugdhuiswerk creëren dat echt werkt voor jonge mensen. Daarvoor hebben we een open definitie nodig. Aan de jeugdhuizen zelf om hun werking op die manier te herdenken. Aan de gemeentebesturen om dat in de omkadering, ook op vlak van subsidies, mogelijk te maken.

Vanuit onze vier verhaallijnen zullen we de komende jaren verder werken. We kregen veel positieve reacties op 14 oktober. Met dit magazine brengen we ons verhaal naar een ruimere groep. Maar daar stopt het niet. We gaan de komende jaren actief aan de slag met jeugdhuismedewerkers, partners en lokale overheden om het verhaal kleur te geven. Ook al komen we met deze publicatie wat theoretischer uit de hoek, Formaat blijft een praktijkorganisatie. We genieten van het wroeten op de baan, het onderhandelen over wat wel mogelijk is, het opzetten van processen, het zoeken met jonge mensen. Meteen is dit dan ook een uitnodiging om dit magazine te doorploegen. Dat kan trouwens in het wilde weg, van voor naar achter en van onder naar boven. Maar ook om de komende jaren mee in dit verhaal te stappen. Om ons feedback te geven, uit te dagen, samen te werken, mee te wroeten op het terrein. Want daar gebeurt het. Ik wil ook iedereen bedanken die aan dit magazine heeft bijgedragen: redacteurs, jeugdhuiswerkers, columnisten, geïnterviewden en fotografen. Veel leesplezier.

Tom Willox Algemeen directeur Formaat



INTRO VRAGEN VOOR DE TOEKOMST 7

DE VRAGEN 9 Stijn Oosterlynck 14 Verstedelijking in cijfers 16

Interview

EEN

TWEE

DRIE

JEUGD IN HUIS

VIER VERHAAL­ LIJNEN VOOR DE TOEKOMST

BLIJVEN / GAAN

19

De Korre 24 JHOB 32 Interview Jong Geweld 34 Interview Lies Vereecke 37 Opiniestuk Sven De Visscher 38 Portret Yannick Moyson 39 Good practice Haven 40 Portret Simen Vandenbussche 43 Good practice

Good practice

45

Tony Jeffs 49 _Plek 54 Portretten RaaTsleden 55 Good practice Jansan 57 Interview Lamia Cheba 59 Good practice Sara Weemaes 60 Portret Ward Christens 62 Good practice Club 9 63 Portret Mattias De Backer 64 Opiniestuk Filip Coussée 65 Opiniestuk Kobe Vanhaeren 68 Interview

Good practice

71



Wie vandaag tien jaar oud is, zal in 2022 zestien zijn – nog niet volwassen, maar ook geen kind meer. Net als de jongeren van vandaag zullen zestien­ jarigen ook morgen op zoek gaan naar een plek om samen met anderen te ontspannen, talenten te ontwikkelen en te ontdekken. Of gewoon om steun te zoeken in de zoektocht die het leven soms kan zijn. We zien dat de samenleving waarin we leven snel evolueert. Zelfs wanneer we tien jaar terugkijken, zien we gigantische evoluties. Niet alleen de jongeren, maar ook de manieren waarop mensen met elkaar omgaan zijn veranderd. Net zoals de middelen waarmee ze dat doen.

INTRO VRAGEN VOOR DE TOEKOMST

Het Vlaanderen waarin we vandaag leven, wonen en werken, ziet er anders uit dan in het begin van dit millennium, dan in de jaren negentig of de jaren tachtig. Dat zijn net de jaren waarin heel wat mensen die vandaag een rol, functie of job hebben die van ver of van dichtbij iets met jongeren of jeugdwerk te maken heeft, zelf nog zestien waren. De grenzen van de stad vervagen en zonder het goed en wel te beseffen is Vlaanderen geëvolueerd naar een groot verstedelijkt gebied waar je op maximum een drietal uur doorheen bent gereisd. Dat brengt kansen en uitdagingen mee die niet meer exclusief kunnen worden toegedicht aan grotere steden. Met verdichting en verdieping, specialisatie, innovatie, vooruitgang en transitie als kansen. Maar ook met migratie, dualisering, vergrijzing, groeiende onverdraagzaamheid, individualisering, eenzaamheid en radicalisering als grote uitdagingen. Het zijn stilaan universele gegevens waar heel wat steden en gemeenten, maar ook burgers en allerlei initiatieven uit het maatschappelijk middenveld elk op hun eigen manier mee aan de slag gaan, met wisselend succes. Laat het net op dat middenveld zijn dat jongeren via het jeugdwerk de kracht kunnen vinden om zich te organiseren in die snel evoluerende samenleving. Dat is de civil society, de plek tussen overheid,

markt en individuele burger waar (jonge) mensen samen sterker staan dan alleen. De plek ook waar ruimte is voor sociale innovatie, waar nieuwe antwoorden kunnen worden gezocht op nieuwe (en oude) vragen. Maar vooral ook de plek waar niet noodzakelijk een bureaucratische, commerciële of individualistische logica hoeft te spelen. Daarin zit volgens Formaat dan ook de grootste kracht van het jeugdwerk: het kunnen organiseren en beheren van common goods zonder vast te hangen aan regels, financiële opbrengst of puur persoonlijk gewin. Vaak op frisse en nieuwe manieren. Die samenwerking op dat middenveld bleek de voorbije vijftig jaar enorm vruchtbaar en heeft geleid tot een zeer divers landschap van initiatieven voor en door jongeren. We zien dat al die initiatieven op hun eigen manier bewegen en, hoe klein ook, bijdragen aan de ontwikkeling van een maatschappelijk weefsel. En hoewel het jeugdhuiswerk er inderdaad in slaagt om common goods te creëren en te innoveren, zien we toch dat bureaucratische, financiële en soms zelfs individualistische manieren van denken durven binnensluipen in deze waardevolle vorm van sociaal werk. Daarvoor is niet één schuldige aan te wijzen: zowel het beleid, de organisaties als de jongeren en hun omgeving zelf vergeten al eens dat jeugdhuiswerk veel meer is dan enkel het binnenhalen van centen, het opmaken van rapporten en resultatenrekeningen, het halen van deelnemersuren of het creëren van een (eigen) job. Ook binnen het jeugdwerk loert die institutionalisering al eens om de hoek. Het is dan de uitdaging om onszelf in vraag te stellen en wakker te schudden, voor iemand dat in onze plaats doet. In wat volgt vertellen we het verhaal van het jeugdhuiswerk in 2016 en verder volgens Formaat. Daarvoor blikken we even terug, kijken we naar onszelf als jeugdhuisfederatie maar vooral naar het jeugdhuiswerk als sector en de praktijken die we daar terugvinden. We bekijken ook hoe jeugdhuizen relevante antwoorden kun-

Later als ik jong ben – VRAGEN VOOR DE TOEKOMST

7


nen bieden op hedendaagse vragen: hoe ze common goods creëren, maar ook hoe ze zichzelf kunnen beschermen om niet voor de kar gespannen te worden van anderen en hoe ze kunnen vermijden zelf het instituut te worden waar ze zo bang van zijn.

Rewind: Terug naar 2006 Het is intussen tien jaar geleden dat Formaat het jeugdhuiswerk probeerde te vatten in de jeugdhuismethodiek. Naar analogie van de sociaal-culturele methodiek werd toen met een groep jongeren uit jeugdhuizen gewerkt rond functies en processen om tot een werkbaar model te komen. Enerzijds om te vatten wat er op het veld gebeurde, anderzijds om een toetssteen te ontwikkelen voor nieuwe en bestaande praktijken die zichzelf ‘jeugdhuis’ wilden noemen. De jeugdhuismethodiek van toen was er niet van vandaag op morgen, maar is gebaseerd op een sector die meer dan een halve eeuw geschiedenis met zich meedraagt. Met meer dan 430 initiatieven in Vlaanderen vandaag, is het duidelijk dat de nood aan plekken voor jongeren actueel en relevant blijft. De sector ziet er wel anders uit dan vijftig jaar geleden. Ook als we slechts tien jaar terug gaan, kunnen we niet anders dan toegeven dat het jeugdhuiswerk vandaag andere verschijningsvormen kent dan toen.

Wat met de jeugd­ huismethodiek? Wat met de visie die we tien jaar geleden samen met de sector uitwerkten? De kern van onze visie blijft overeind. Dat zullen we in de loop van dit verhaal concluderen, na heel wat gesprekken, na het bestuderen van wat zich op het veld

8

VRAGEN VOOR DE TOEKOMST – Later als ik jong ben

afspeelt en na het lezen van nationale en internationale literatuur. Jongeren blijven zichzelf organiseren, ze blijven nood hebben aan laagdrempelige plekken met ruimte voor actief burgerschap, voor engagement, voor educatie, voor ontmoeting, voor actie. Plekken om samen dingen te doen. Hoe die plekken er uitzien, wat daar dan precies gebeurt, wat jongeren nodig hebben en willen doen, de thema’s waar ze rond willen werken, de manieren hoe ze zich willen organiseren, de begeleiding die ze daarvoor vragen … dat blijft echter constant in evolutie en is ook verschillend van plek tot plek. Dat zal ook duidelijk worden, verderop in deze publicatie.

Naar een actueel open jeugdwerk­ verhaal als ongoing conversation ‘Later als ik jong ben’ is het startpunt van een voortdurend gesprek dat we willen voeren met jeugdhuizen en andere vormen van open jeugdwerk en zelforganisaties, met partners uit diverse sectoren zoals werk, onderwijs, sport en cultuur, met partners uit het brede jeugdwerk, met het beleid en vooral met jongeren en jongerenwerkers zelf. Via een onderzoek zonder vast eindpunt willen we een voortschrijdend inzicht opbouwen dat de jeugdhuismethodiek die we in 2006 schreven, actualiseert, volwassen maakt, illustreert, (her)interpreteert en zich daarvoor inspireert op het verhaal dat zich op het veld afspeelt. Want daar gebeurt het. Niet in onze hoofden of op papier, maar voor onze ogen, in de handen en hoofden van jongeren. Op pleinen, in panden, in huizen, soms zichtbaar maar evengoed in de luwte. Dit verhaal gaat over de trials en errors van jeugdwerkers, over hun succesver-

halen, over de vragen en antwoorden van beleidsmakers en de wederwoorden van jongeren.

Back to the future: Op naar 2032? Wat brengt de toekomst? Fast forward naar 2032, het jaar dat de jongeren die vandaag geboren worden ook zestien jaar zullen zijn. Krijgt iedereen een basisinkomen, of zal de 45-urige werkweek al volledig ingeburgerd zijn? Zal er werk zijn voor iedereen, ook voor jongeren? Of zullen zij hun jobs zelf moeten creëren? En welke jobs zijn dat dan? Gaan we voor kwalitatief werk, of voor jobs, jobs, jobs! zonder perspectief? Hoe zullen kinderen die in superdiverse klassen zijn opgevoed en opgeleid, aankijken tegen die superdiversiteit? Wordt dit voor hen een evidentie? Zal er nog wel ruimte zijn voor jongeren? Hoe zal die ruimte er uit zien, en worden jongeren betrokken in het vormgeven van die publieke ruimte? Wie is in 2032 aan zet en welke plaats krijgen jongeren bij het vormgeven van de samenleving? Maar wat ons vooral bezighoudt: Hoe ziet het jongerenwerk van morgen er uit? Zullen jongeren in 2032 andere dingen doen dan jongeren in 2016? Hoe zal dat jongerenwerk inspelen op de uitdagingen die er dan liggen en wat zullen die uitdagingen zijn? En wie zijn de jongeren die het jongerenwerk van morgen mee zullen vormgeven?

Later als ik jong ben – Leeswijzer In deze publicatie willen we niet alleen illustreren hoé jongeren bijdragen aan het maatschappelijk middenveld voor en door jongeren. We willen hen ook uitdagen om verder te kijken en aan de slag te (blijven)


gaan. Maar ook beleidsmakers en organisaties uit diverse sectoren willen we uitdagen om na te denken over het faciliteren, het ondersteunen en het vormgeven van een waardevol jongerenwerk. Dat doen we in verschillende stappen. In DE VRAGEN breken we het ijs. Het zijn vragen waarmee we aan de slag zijn gegaan op onze conferentie. Tegelijk zijn het vragen waarop we zelf een antwoord zoeken in deze publicatie. In JEUGD IN HUIS schetsen we het kader waarbinnen jeugdhuiswerk zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld en schetsen we ook onze visie op dat jeugdhuiswerk, zowel naar jongeren, jongereninitiatieven als naar het beleid. VIER VERHAALLIJNEN VOOR DE TOEKOMST is een pamflet waarmee we de komende jaren de baan op willen. Het is een aanvulling op onze jeugdhuismethodiek waarmee we iedereen die het goed voorheeft met zichzelf en met jongeren willen aanporren om het jeugdhuiswerk mee te vernieuwen en er op een duurzame manier mee om te gaan. We willen herdenken wat dat jeugdhuiswerk kan zijn en welke rol het kan spelen in de publieke ruimte en als maatschappelijke actor op verschillende domeinen. Doorheen deze publicatie vind je heel wat praktijkvoorbeelden uit het hedendaagse jeugdhuiswerk die vandaag al illustreren welke richting we willen uitgaan. We spraken met heel wat jongeren in jeugdhuizen, maar ook met mensen die vanop een afstand, op een meer onderzoekende manier bezig zijn met jongeren en jeugdwerk. Met BLIJVEN/GAAN gooien we een paar spreekwoordelijke knuppels in het hoenderhok, via aanbevelingen voor de toekomst. Tevens het slot van deze publicatie.

DE VRAGEN Met de acht vragen hieronder willen we vooral een voorzet geven. Ze vor­ men het startpunt van een onderzoek, een onderzoek dat we moeten voeren samen met actoren die iets kunnen en willen beteken in een jongerenwerk dat stevig op zijn benen staat en dat klaar is voor de toekomst.

Welke richting willen wij uit met jeugdhuis­ werk? 1

Als middenveldspeler tussen markt, staat en individuele burger hebben jongereninitiatieven te maken met verschillende dynamieken die zich bij die actoren ontwikkelen. De markt is op zoek naar jonge consumenten, naar jonge ondernemers, naar jonge prosumers … De overheid heeft doelstellingen die bereikt moeten worden op verschillende niveaus en binnen verschillende beleidsdomeinen. Niet alleen de gemeente, de provincie of Vlaanderen willen diverse doelen bereiken met het jeugdwerk. Dat is eveneens het geval binnen het onderwijs, de arbeidsmarkt, asiel, migratie, integratie … De burger heeft eveneens levensbrede noden en behoeften, die zich niet zomaar laten vatten in eenduidige categorieën.

Hoewel we met de ogen dicht de richting van de burger zouden kunnen inslaan, is het niet mogelijk om binnen de driehoek markt-staat-burger slechts voor één van deze drie partijen te kiezen. Ze hebben elkaar immers nodig om het evenwicht te bewaren. De vraag is eerder welke weg we als jong middenveld willen inslaan in relatie tot die drie actoren. Een juistere manier om zaken in vraag te stellen is: Hoe stellen we ons als sector op naar de markt, de staat en de burger? Jeugdhuizen hebben hier een rol te spelen om een duurzame relatie op te bouwen met die drie actoren. Om op een constructieve manier te kunnen blijven voorzien in de noden en behoeften van de jongeren waar ze voor en mee werken. Verderop in deze publicatie wordt die richting nog verder gedefinieerd: er zijn diverse topics, uitdagingen en spanningsvelden om te overwegen bij het maken van een relevante keuze.

Wat zijn actuele onderwerpen en tendensen voor jongeren en jongereninitia­ tieven? 2

Het is zowat de vraag van één miljoen: waar moeten we op inzetten om jongerenwerkingen fris en actueel te houden? Zowel het beleid als jongerenwerkingen zelf bijten hier al decennia hun tanden op stuk, ook hier met wisselend succes. Deze vraag is des te moeilijker op te lossen, niet alleen omdat het antwoord er op constant in evolutie is, maar ook omdat

Later als ik jong ben – VRAGEN VOOR DE TOEKOMST

9


het afhangt van de context. Een jongere of jongerenwerking in een middenklassewijk kan er helemaal anders uitzien dan een jongerenwerking in de binnenstad van een centrumstad of een werking in een zeer landelijke gemeente. Elk hebben ze andere noden. Een betere vraag is dan misschien: Hoe kunnen we de werkelijke noden en behoeften van jongeren van vandaag en morgen in kaart krijgen? En hoe kunnen we er mee aan de slag? Bovendien zijn die noden en behoeften niet statisch: ze zijn constant in evolutie. Dat zorgt er voor dat het jeugdwerk en jeugdwerkers zichzelf voortdurend in vraag moeten durven stellen en manieren moeten vinden om dat te doen. Het is minstens even belangrijk om ook de grotere tendensen die in de samenleving spelen te (h)erkennen. Maar nog belangrijker is het om er een gepast antwoord op te bieden, een antwoord dat relevant is voor de lokale context. Migratie bijvoorbeeld is een algemene tendens, maar het lokaal bestuur of een jeugdhuis in Kinrooi zal daar op een andere manier op inspelen dan het lokaal bestuur of een jeugdhuis in Oostende.

Wat zijn de rollen die jeugdhuiswerk kan opnemen in de publieke ruimte? 3

10

VRAGEN VOOR DE TOEKOMST – Later als ik jong ben

Wanneer we het hebben over verstedelijking hebben we het automatisch over ‘ruimte’: het gebrek er aan, de manier waarop er mee wordt omgegaan en de verantwoordelijkheden die verschillende actoren er over dragen. Zo komen we snel bij de ‘publieke ruimte’: ruimte die niet aan iemand toebehoort, maar van iedereen is. Toch zien we dat die publieke ruimte niet neutraal is. Wat er in die publieke ruimte gebeurt, heeft impact op de mensen die ze gebruiken. En ook al lijkt de publieke ruimte een democratisch forum waar iedereen gelijk is, toch zijn er zichtbare en onzichtbare machtsverhoudingen waar sommigen meer gelijk zijn dan anderen. We zien verschillende rollen weggelegd voor jeugdhuizen en jeugdwerk. Het vraagstuk ‘hoe krijgen we jongeren tot bij ons?’ wordt daarmee omgedraaid naar ‘hoe komen wij tot bij de jongeren?’. Het gaat echter om meer dan dat. Het gaat ook over de vraag rond (on)gelijkheid en hoe de publieke ruimte op een eerlijke manier kan worden verdeeld en gebruikt. De vraag stelt zich ook naar het ‘hoe’: hoe omgaan met de kansen en uitdagingen die de publieke ruimte biedt? Hoe voeden we de verschillende gebruikers van die publieke ruimte op, zodat ze elkaar respecteren? Tegelijk is niet iedereen zich bewust van welke rollen jeugdhuiswerk wel en niet kan spelen. Jongeren zelf kunnen dit niet altijd benoemen, omdat ze er ‘te dicht op zitten’. Andere actoren zoals gemeentebesturen stellen dan weer soms te hoge verwachtingen naar dat jeugdwerk. Het is belangrijk om die rollen te kunnen benoemen en definiëren. Wat kan jeugdhuiswerk wel en wat kan het niet betekenen? Wat zijn expliciete taken van jeugdhuiswerk en welke zijn impliciet? Die rollen kunnen ook enorm variëren en hangen af van jeugdhuis tot jeugdhuis en vooral van de buurten en omgevingen waarin die jeugdhuizen actief zijn.

Wat betekent verstedelijking voor de leef­ wereld van jongeren? 4

Verstedelijking is een gelaagd proces dat niet alleen vanuit geografisch, maar ook en voornamelijk vanuit sociaal oogpunt moet worden beschouwd. Het is met die sociaal-geografische bril dat we de verstedelijking in Vlaanderen en de gevolgen ervan willen bekijken. Meer bepaald willen we hier onderzoeken welke impact de uitdagingen die met de stad samenhangen, hebben op de leefwereld van jongeren. Denk aan migratie, dualisering, vergrijzing, groeiende onverdraagzaamheid, individualisering, radicalisering, werkloosheid … Tegelijk willen we ook bekijken welke impact de kansen die de stad biedt, hebben op die leefwereld. Jeugdhuiswerk kan, vanuit de vaststelling dat het mee vorm geeft aan de samenleving, mee antwoorden bieden op die uitdagingen, mee profiteren van de kansen die er liggen. Verder moeten we ook de subjectiviteit van het begrip ‘verstedelijking’ durven benoemen. Hoewel heel wat Vlamingen er een zeer stedelijke levensstijl op nahouden, zullen ze zichzelf toch beschouwen als dorpeling of plattelandsbewoner. Welke betekenis heeft die verstedelijking, en alles wat daar mee samenhangt, voor hen?


Wat zijn duurzame modellen om jongeren­ initiatieven te beheren? 5

De vraag naar duurzaamheid van jongereninitiatieven is er vaak een van beheer en eigenaarschap: wie heeft de sleutels (letterlijk en figuurlijk) in handen, en voor hoelang? Net zoals bij andere zelforganisaties zetten vrijwilligers zich vaak tijdelijk in voor hun initiatief. Bij jongereninitiatieven zet die tijdelijkheid zich nog iets sterker door: De leeftijd tussen 16 en 30 jaar is gekenmerkt door heel wat transities. Jongeren gaan in die tijd studeren, werken, verhuizen, samenwonen, krijgen kinderen … Met snel wisselende bestuurs- en vrijwilligersploegen tot gevolg. Ook wat betreft tewerkstelling binnen de sector zit hier een vraagstuk. Voor velen is de job als jeugdhuismedewerker vaak een startersjob die vooral jonge mensen aantrekt. Het binnenhouden van die medewerkers is vaak een uitdaging. Niet alleen de aard van de job (avond- en weekendwerk …), ook het gebrek aan gedegen ondersteuning en aansturing zorgt er soms voor dat werken in het jeugdhuis van korte duur is. Dan is er nog een derde angel: wie financiert? Zowel de inhoudelijke werking als het infrastructurele luik vergen financiële ondersteuning. Aan die ondersteuning hangen vaak voorwaarden vast. Afhankelijk van wie de broodheer is, worden die voorwaarden anders ingevuld. Dat kunnen commerciële, maar ook inhoudelijke voorwaarden zijn, de ene keer kwalitatieve, de andere keer kwantitatieve.

De vraag rond duurzaamheid kunnen we op twee manieren proberen onderzoeken. De ene piste is het zoeken naar manieren om continuïteit te waarborgen, de andere weg is het omarmen van tijdelijkheid en vluchtigheid en het zoeken van modellen om die tijdelijkheid te faciliteren. Op zoek gaan naar duurzame modellen van beheer, betekent dus ook vooral zoeken naar hoe jeugdhuizen continuïteit kunnen creëren in hun werking en welke actoren (jongeren, leden, oud-leden, bestuurders, ouders, de gemeenschap, de buurt, partners, overheden …) die continuïteit mee kunnen bewaken en ondersteunen. Het aanvaarden van tijdelijkheid, van vluchtigheid, is een andere manier. Hier moeten we dan op zoek naar instrumenten en structuren die tijdelijke jongereninitiatieven durven toelaten en ook hiervan de waarde inzien. Die tijdelijkheid zal andere vormen van engagement en andere leerprocessen op gang brengen, maar is daarom niet minder waardevol.

Wat zijn de rollen die beroeps­ krachten in jeugdhuizen kunnen spelen? 6

Van de 430 initiatieven die vandaag zijn aangesloten bij Formaat, zijn er slechts een tachtigtal die tewerkstelling hebben, al dan niet op de payroll van het jeugdhuis zelf of op die van de gemeente. Die tewerkstelling varieert van een halve tot meer dan tien fulltime medewerkers per jeugdhuis. In totaal goed voor een tweehonderdtal jeugdhuiswerkers in de sector.

De andere 340 initiatieven zijn honderd procent vrijwillige initiatieven. Wat de rol, taak en plaats van die beroepskrachten is, varieert van jeugdhuis tot jeugdhuis. Er is geen vast kader, geen jobomschrijving waar alle jeugdhuizen beroep op doen. Afhankelijk van de grootte van het jeugdhuis, waar het jeugdhuis gelegen is, wie financiert en wie werkgever is, maar ook de kernactiviteiten van het jeugdhuis, nemen jobs van jeugdhuiswerkers andere vormen en proporties aan. De meeste jeugdhuizen werken met een beroepskracht die wordt gesubsidieerd vanuit de lokale overheid. Die tewerkstellingssubsidie vullen ze vaak aan met eigen middelen. Een klein deel vindt nog elders ondersteuning, vaak binnen overkoepelende bewegingen of verenigingen. Intussen komt een groot deel van tewerkstellingsmiddelen in de jeugdhuizen ook vanuit de Vlaamse afdeling jeugd, via de bovenlokale projecten. Die verschillende financieringsbronnen brengen verschillende verwachtingen en verschillende jobomschrijvingen met zich mee. Bovendien is een subsidiëring vaak onvoldoende: jeugdhuizen en hun beroepskrachten vragen vaak inhoudelijke ondersteuning en kijken daarvoor onder andere naar de lokale jeugddienst. De onderliggende vraag is dan welke jeugdwerkers we nodig hebben: opvoeders, vormingswerkers, begeleiders, procesbegeleiders, administratieve krachten, event-managers, straathoekwerkers … Welke keuze maken jeugdhuizen hier, welke accenten legt het beleid, maar vooral: waar hebben de jongeren zelf nood aan? Een vraag die we in de marge willen stellen, is die rond het ondersteunen van vrijwilligerswerkingen: welke rollen kunnen beroepskrachten aannemen tegenover andere vormen van jeugdwerk of andere, vrijwillige jeugdhuizen uit de lokale context? Kunnen en moeten zij deze werkvormen mee ondersteunen?

Later als ik jong ben – VRAGEN VOOR DE TOEKOMST

11


Onvermijdelijk komen we straks ook terecht bij de vraag rond werkgeverschap: wie stuurt die jeugdhuiswerkers aan en wie ondersteunt hen bij het uitvoeren van hun job?

Hoe kunnen we initiatieven van jongeren op een actuele manier ondersteunen?

We zullen zien dat de antwoorden dan ook divers zijn en dat jeugdhuizen kunnen worden ondersteund met financiële middelen, met inhoudelijke, administratieve of thematische ondersteuning maar ook met infrastructurele steun. Die ondersteuning is soms zeer basic, maar vaak ook zeer intensief. Nog belangrijker is het ‘actuele’ dat we in deze vraag hebben gestopt: de vragen van vandaag kunnen immers niet alleen opgelost worden met de antwoorden van gisteren. Dat legt dan ook de vinger op de wonde: beleidsmakers en administraties maar ook ouders, jeugdwerkers en andere actoren maken vaak de onvermijdelijke fout om vanuit hun eigen (verouderde) referentiekaders te kijken naar jeugdhuizen vandaag.

7

Deze vraag vloeit voort uit een aantal andere vragen die hierboven worden gesteld en kan op verschillende niveaus beantwoord worden. ‘Ondersteunen’ is immers een breed begrip dat gaat van ‘de mate waarin’ tot ‘de manier waarop’. Met andere woorden: hoe intensief en met welke middelen?

Wat is de rol van Formaat in het jongerenwerk van de toekomst?

Als federatie en ledenorganisatie wil Formaat jeugdhuizen ondersteunen, adviseren, verdedigen, vormen en opleiden. Die kernopdracht blijft onveranderd. De leden veranderen wel: er komen zowel nieuwe leden als andersoortige leden bij. Kleine, middelgrote en (zeer) grote spelers, leden waarbij de jeugdwerking slechts onderdeel is van een breder kader. Werkingen verdiepen zichzelf, werkingen verbreden zichzelf … Omdat ‘het jeugdhuis’ geen eenduidige term (meer?) is, is ook de relatie met onze leden niet meer eenduidig. Niet elk lid vraagt dezelfde generieke ondersteuning en bovendien hebben grotere of gespecialiseerde leden over bepaalde topics meer knowhow dan Formaat. Bovendien is Formaat voor sommige werkingen een ‘koepel­organisatie’, voor anderen een collega en nog voor anderen een concurrent. Het gaat dan ook vooral over positionering van Formaat: hoe kunnen wij elk van onze leden op die manier ondersteunen die het best bij hen past? Maar ook: hoe zetten we met onze leden gelijkwaardige partnerschappen op en hoe gaan we relaties aan met externe spelers en overheden? Hoe begeven wij ons op het veld zonder disruptief te zijn en met respect voor bestaande organisaties en dynamieken?

8 We hebben DE VRAGEN gesteld, vragen waar we gedurende een jaar mee aan de slag geweest zijn. Vooral door in gesprek te gaan met heel veel mensen binnen onze organisatie en binnen onze sector maar ook met partners en collega’s en mensen die van buitenaf op een meer onderzoekende manier naar de jeugdsector kijken. Dit zijn de vragen waarmee we ook de komende jaren aan de slag zullen zijn. Ze vormen in de toekomst het richtsnoer waarlangs we het jeugdhuiswerk willen organiseren.

12

VRAGEN VOOR DE TOEKOMST – Later als ik jong ben


13


STIJN OOSTERLYNCK OVER JEUGDHUISWERK IN EEN VERSTEDELIJKEND VLAANDEREN Interview

Stijn Oosterlynck is onderzoeker en professor stadsociologie aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen. Als onderzoeker werkt Oosterlynck voornamelijk rond lokale sociale innovatie, stadsvernieuwing en gemeenschapsvorming. Hij is tevens promotor van het onderzoeksconsortium DieGem, dat onderzoek doet naar praktijken van solidariteit in diversiteit. We gingen met hem in gesprek over wat jeugdhuiswerk kan betekenen in een verstedelijkend Vlaanderen.

Wat zijn voor jou de voornaamste uitdagingen die verstedelijking met zich meebrengt? Stijn Oosterlynck: “Ik ben vooral bezig met onderzoek rond armoede en diversiteit in steden zelf. Daarin zien we dat armoede en diversiteit misschien niet exclusief zijn voor ‘de stad’, maar dat ze er wel in de meest geconcentreerde vorm voorkomen. Dat maakt het interessant om te onderzoeken op welke vernieuwende manieren burgers met die uitdagingen omgaan. Hoe organiseren mensen zich op die diversiteit? Welke nieuwe vormen van sociale dienstverlening ontwikkelen mensen en hoe reageren de oude systemen van bescherming en hulpverlening daarop?” “Het onderscheid tussen stad en platteland is in Vlaanderen behoorlijk vaag. Hoewel mensen denken dat ze op het platteland wonen, houden ze er vaak toch een zeer stedelijke levensstijl op na. Ze verplaatsen zich naar de stad om er te werken, te winkelen en om er hun vrije tijd door te brengen. Dat zie je ook wanneer je naar een fenomeen als migratie kijkt. Dat is niet meer exclusief voor de stad, maar is intussen gespreid over heel Vlaanderen.”

“Er is wel een belangrijk verschil in schaalgrootte: lokale praktijken in minder stedelijk gebieden zullen zich op een andere manier organiseren dan in de stad. Dat betekent niet dat daar geen innovatie kan plaatsvinden. Ook in kleine gemeenten zien we allerhande vernieuwende initiatieven ontstaan. Dat is wat me intrigeert: welke vernieuwingen vinden we terug, hoe delen mensen hun lotsverbinding met elkaar?”

Wat betekent dat voor jeugdhuizen?

Oosterlynck: “Hoe je omgaat met diversiteit is een groot vraagstuk. Niet alleen voor jeugdhuizen, maar ook voor andere organisaties. We zitten in een context waar je niet meer kan spreken van een aantal grote groepen met een eigen identiteit. Dat model

ER IS DIVERSITEIT BINNEN DIVERSITEIT

Stijn Oosterlynck werkte misschien twintig jaar geleden, maar vandaag zien we veel meer verschillende achtergronden. Er is diversiteit binnen diversiteit. Mensen die afkomstig zijn uit meer rurale regio’s en hier vooral terechtkwamen via arbeidsmigratie en gezinshereniging, hebben vaak heel andere noden dan geschoolde vluchtelingen die hier asiel aanvragen.”

Is het wenselijk om verschillende jeugdhuizen op te richten voor verschillende groepen jongeren?

Oosterlynck: “Voor sociale wetenschappers mensen solidariteit de bereidheid om dingen te willen delen vanuit een gevoel van lotsverbondenheid. De klassieke opvatting is dat het makkelijker is om solidair te zijn met mensen die cultureel op elkaar lijken.

14


Het idee leeft dus dat het moeilijk is om solidair te zijn in een context waar mensen heel veel verschillen van elkaar. De sociale wetenschappen zijn daar erg pessimistisch over. Culturele diversiteit is volgens die opvatting geen goede voedingsbodem voor solidariteit, omdat er te weinig gemeenschappelijkheid is. Er is te weinig ‘lotsverbinding’.”

“De DieGem-onderzoekers zijn daar niet van overtuigd. We denken dat het geen optie meer is om enkel nog te vertrekken van gemeenschappelijke culturele kaders. Zeker niet in onze grote steden, die evolueren naar majority-­minority cities. Steden waar je geen culturele meerderheid meer hebt. De vroegere meerderheid is een minderheid geworden en de nieuwe meerderheid zijn de vroegere minderheden. Je ziet dat bijvoorbeeld in Genk, de meest diverse stad in Vlaanderen. Daar is geen absolute meerderheid meer: de meerderheid heeft een migratie-achtergrond.” “Wat ons betreft is het geen piste om solidariteit enkel te baseren op die gedeelde cultuur van waarden en normen. Dat is geen realistische optie meer in de samenleving waar we vandaag voor staan. We vragen ons af of het, in plaats van de verschillen tussen mensen te proberen reduceren, niet mogelijk is om tot een soort onderhandeling te komen over die verschillen vanuit een gedeelde be-

SOCIALE INNOVATIE DOET ZICH VAAK VOOR OP HET MOMENT DAT NIET-KLASSIEKE ACTOREN ZICH GAAN BEZIGHOUDEN MET ANTWOORDEN ZOEKEN OP SOCIALE KWESTIES

Stijn Oosterlynck

trokkenheid en verantwoordelijkheid voor de plaatsen die we delen.”

“Een goed voorbeeld is daarbij het onderzoek dat we deden naar Chirogroepen in Brussel en hoe zij zich aanpassen aan die Brusselse realiteit. Heel wat jongeren hebben geen enkele band met Chiro, een band die traditioneel vaak wordt overgedragen via de ouders. In een context zoals Molen­beek is dat niet mogelijk. Eerder dan nieuwkomers te willen assimileren, zien we dat zich een soort onderhandelingsproces op gang trekt over verschillende aspecten van de werking: is een uniform noodzakelijk? Is alcohol essentieel binnen de werking? Kan een leidster een hoofddoek dragen? Passen we onze

DE VROEGERE MEERDERHEID IS EEN MINDERHEID GEWORDEN

Stijn Oosterlynck activiteiten aan? Wanneer moeten er activiteiten zijn? Hoe betrekken we ouders? Hoe mobiel zijn onze deelnemers? Al die zaken worden op zo’n moment in vraag gesteld, heronderhandeld. Ook jeugdhuizen kunnen die vragen stellen: wat is essentieel voor onze werking, en wat kan anders georganiseerd of ingevuld worden?”

“Toch is het soms wenselijk dat groepen zich apart kunnen organiseren, al is dat heel sterk contextgebonden. Een aparte groep is soms handig als opstap: jongeren voelen zich meer op hun gemak in een groep waar ze een gedeelde cultuur hebben. Vandaaruit kunnen ze stappen naar buiten zetten. De vraag is natuurlijk hoe lang dat moet duren en hoe ver je daar in kan gaan. Wat je bijvoorbeeld ook krijgt als groepen zich op die manier

organiseren, is dat je een soort geslotenheid krijgt, en eventueel ook een territoriale claim. Als je dat in termen van infrastructuur bekijkt, kan dat ervoor zorgen dat niet elke groep een eigen plek vindt. Zeker tijdelijk is het organiseren volgens culturele verschillen nuttig, maar dit is niet iets wat je voor de eeuwigheid kan doen.”

Wat kunnen jeugdhuizen doen aan die grote maatschappelijke uitdagingen? Moeten zij zich niet beperken tot ‘vrije tijd’ van jongeren?

Oosterlynck: “Sociale innovatie doet zich vaak voor op het moment dat niet-klassieke actoren zich gaan bezighouden met antwoorden zoeken op sociale kwesties. Een van de actoren die daar rond werkt, is het sociaal-­cultureel werk. Dan zie je daar sociaal-culturele praktijken ontstaan aan de hand van artistieke processen, vrijwilligerswerkingen die projecten opzetten richting mensen in armoede … Vanuit die hoek denk ik dat ook het jeugdwerk een belangrijke rol te spelen heeft. Vanuit haar eigenheid kan het jeugdwerk vernieuwende projecten opzetten voor doelgroepen waar het nu nog minder mee bezig is.” “De samenleving is bovendien sterk geëvolueerd ten opzichte van twintig of dertig jaar geleden. De maatschappelijke uitdagingen zijn dan ook veel groter dan vroeger. Armoede onder jongeren neemt bijvoorbeeld sterk toe. En ook de diversiteit en ongelijkheid zijn veel groter geworden.” “Een goed voorbeeld is de situatie in het Midden-Oosten. Jongeren met een achtergrond in die regio, worden voor een stuk beïnvloed door wat zich daar afspeelt. Daar wordt vaak met onbegrip op gereageerd, maar het is wel zo dat zij hun identiteit voor een stuk ontlenen aan dit soort kwesties, die hen natuurlijk appelleren op hun afkomst.” “Dit soort topics dringen het jeugdwerk binnen. Jeugdwerk kan dus niet alleen meer bezig zijn met, op het ein-

15


de van de avond, te zien of de rekening klopt en de deelnemersuren behaald zijn. Ik vind dat jeugdwerk een maatschappelijk project is. Het gaat verder dan vrijetijdsbesteding. Het gaat over veel meer dan enkel een plek creëren waar jongeren netwerken kunnen uitbouwen, waar ze samen kunnen zijn. Er zijn te veel maatschappelijke uitdagingen, dus het jeugdwerk moet daar over nadenken. Ik begrijp wel dat dit niet zo evident is wanneer het gaat om een vrijwilligerswerking. Zij zijn immers voornamelijk bij elkaar omdat het een vriendengroep is, ze willen dingen organiseren. We zien wel dat een professional hier veel in kan betekenen.”

Wat is de rol van zo’n professional dan?

Oosterlynck: “Als je jongeren zichzelf laat organiseren, zullen ze dat doen onder gelijken en dat is normaal. Mensen organiseren zich zeer vaak op basis van gelijke kenmerken, zowel subcultureel als op vlak van leeftijd. Als je daar meer diversiteit wil, is professionele inzet nodig.”

“Er is in de samenleving geen gebrek aan verenigingsleven: verschillende groepen mensen en jongeren verenigen zich, zowel arm als rijk, jong als oud, allochtoon als autochtoon. Alleen zie je dat mensen zich in hun eigen groep organiseren als je het op zijn beloop laat. Als je verder wil gaan dan enkel ‘gemeenschap bouwen’, maar ook wil ‘samenleving bouwen’, waar ook mensen met uiteenlopende achtergronden samenkomen, moeten er toch bruggen worden geslagen.” “Ik denk dat het professioneel jeugdwerk daar een belangrijke rol in heeft. Dat betekent niet dat vrijwillig jeugdwerk hier niets kan betekenen. ‘Professioneel werken’ kan je ook opvatten als werken vanuit expertise, vanuit een plan. Het is wel belangrijk dat vrijwilligersjeugdhuizen die aan de slag willen rond sociale innovatie, daarin ondersteund worden. Het kan gaan over etnisch-culturele diversiteit, maar ook over intergene-

16

rationele praktijken. We merken dat vrijwilligers hier vaak een klankbord voor zoeken. Het is ook belangrijk dat de dingen die daar geleerd worden, geborgen én getoond worden.”

Zijn er, tot slot, nog andere uitdagingen waarop het jeugdhuiswerk kan inspelen?

Oosterlynck: “Herverdeling is een zeer heikel en controversieel punt. Bepaalde werkingen kunnen rekenen op allerhande middelen vanuit hun omgeving: iemand uit het netwerk die een boekhouding kan voeren, die klusjes kan opknappen … Andere werkingen kunnen dat helemaal niet en hebben het moeilijker om middelen te mobiliseren. We zien dit als een belangrijke uitdaging. Zeker in werkingen die ontstaan in milieus

JEUGDWERK IS EEN MAAT­ SCHAPPELIJK PROJECT DAT VERDER GAAT DAN VRIJE TIJD

Stijn Oosterlynck waar de omstandigheden niet optimaal zijn – weinig geld, weinig sociaal of cultureel kapitaal … – moeten mensen vaak heel grote inspanningen leveren om werkingen op te richten of staande te houden. Die werkingen draaien vaak met veel minder middelen, maar hebben wel te maken met veel grotere uitdagingen. Vandaar dat we die herverdeling een topic vinden, waarin overkoepelende organisaties allerhande een rol moeten opnemen. Ook al zien we dat dit zeer moeilijk te thematiseren is. Het hoeft daarbij niet alleen te gaan over geld. Het kan ook gaan over materiële ondersteuning of over knowhow.”

• Grootsteden: Antwerpen, Brussels gewest, Gent • Regionale steden: Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, Turnhout • Provinciale steden: Aarschot, Deinze, Dendermonde, Diest, Eeklo, Geel, Halle, Herentals, Ieper, Knokke-Heist, Lier, Lokeren, Mol, Oudenaarde, Ronse, Sint-Truiden, Tielt, Tienen, Tongeren, Vilvoorde, Waregem


VERSTEDELIJKING IN CIJFERS Stijn Oosterlynck vertelde ons al wat jeugdhuiswerk kan betekenen in een verstedelijkend Vlaanderen. Maar hoe zit het juist met die verstedelijking? Wat zijn de gevolgen ervan voor Vlaanderen? Enkele cijfers.

Bevolkingsdichtheid De bevolkingsdichtheid geeft weer hoeveel inwoners er op een bepaalde oppervlakte leven. In een stedelijke omgeving wonen mensen dichter op elkaar dan op het platteland. Daarom wordt de bevolkingsdichtheid heel vaak gebruikt om verstedelijking in kaart te brengen. Op de kaart staan de meest verstedelijkte gebieden in het rood. Je herkent meteen de grote steden, maar daarnaast valt op dat er in Vlaanderen enkel in het westen en het oosten nog grote aaneengesloten delen platteland terug te vinden zijn. Bron Vlaanderen: zie kaart. Brussel: eigen bewerking kaart Brussels instituut voor statistiek en analyse

Kansarmoedeindex De kansarmoedeindex geeft aan hoe groot de kans is dat een kind geboren wordt in een kansarm gezin. Dat armoede een fenomeen is dat zich sterker manifesteert in de steden dan elders, blijkt ook uit de cijfers in de grafiek hiernaast. Toch merken we een zeer sterke toename van deze index in alle gemeenten. Tussen 2010 en 2015 stijgt de kansarmoedeindex in de grootsteden met 21%, in de regionale steden met 58% en in de provinciale steden is er meer dan een verdubbeling van het risico op geboorte in een kansarm gezin.

Jongeren van buitenlandse herkomst Om te bepalen of een jongere van buitenlandse herkomst is, wordt rekening gehouden met vier criteria: de huidige nationaliteit van de jongere, de geboortenationaliteit van de jongere, die van de vader en die van de moeder. Is één van die criteria niet de Belgische nationaliteit, dan spreken we van een jongere van buitenlandse herkomst. In de eerste grafiek maken we een onderscheid tussen jongeren waarvan de herkomst binnen of buiten de EU ligt en tussen de leeftijd van de jongeren. In de tweede grafiek schetsen we de evolutie van jongeren tussen 0 en 24 jaar in de periode van 2008 tot 2014. Daar is het verschil tussen de grootsteden en de rest van Vlaanderen het grootst. Toch is de relatieve stijging buiten de grootsteden veel sterker: 10% tegenover 23% en 31% in respectievelijk de regionale en provinciale steden.

Jongerenwerkloosheid Hier kijken we naar het aantal niet werkende, werkzoekende jongeren tussen 18 en 29 jaar ten opzichte van het totale aantal jongeren in die leeftijdsgroep. We schetsen een evolutie doorheen de tijd, waarbij opvalt dat de cijfers erg conjunctuurgevoelig zijn – je ziet in de cijfers wanneer het goed of slecht gaat met de economie. Ook hier zijn het de grootsteden die het grootste aandeel werkzoekende jongeren tellen. De kloof met de andere steden blijft ongeveer stabiel. Bron: aantal NWWZ op 31/1 van het vermelde jaar: VDAB, arvastat; aantal jongeren op 1/1 van het vermelde jaar: ADEI, Statbel; Brusselse gegeven NWWZ: ADSEI, Statbel (20-29 jaar)

Bron: Grafiek1: In cijfers gevat: jeugd(werk) in de stad, departement cultuur, jeugd, sport en media / Grafiek 2: Kruispuntbank sociale zekerheid

Bron: In cijfers gevat: jeugd(werk) in de stad, departement cultuur, jeugd, sport en media

17



In de intro gingen we uitgebreid in op DE VRAGEN die meespelen wanneer we willen nadenken over actueel jeugd­ huiswerk. Hier willen we het verhaal vertel­ len over de jeugdhuissector vandaag. Om dat goed te kunnen doen, kunnen we niet anders dan even achterom te kijken. We stellen onze visie scherp en bekijken wat de plaats is van het jeugdhuis en de sector binnen het bredere landschap en welke plaats de jongere daarin krijgt.

EEN JEUGD IN HUIS

1 / Gisteren, vandaag en morgen: actueel jeugdhuiswerk op zoek naar vorm In 2007 ontstond Formaat, als fusie tussen de VFJ (Vlaamse Federatie voor Jeugdhuizen) en JGM (Jongerengemeenschappen). Bij de start van die nieuwe organisatie werd werk gemaakt van een hernieuwde visie op jeugdhuiswerk. We beschreven de jeugdhuismethodiek als een visie die ons en onze leden elke dag richting zou geven. We kwamen los van voorschriften en regeltjes en stelden onze doelen, processen en bijdrage aan de samenleving centraal. We zijn inmiddels bijna 10 jaar verder. Er is heel wat veranderd en geëvolueerd. De jeugdhuissector is nog gegroeid. Er zijn vandaag meer dan 430 initiatieven aangesloten bij Formaat. Dat zijn er 100 meer dan 10 jaar geleden. Ten opzichte van 1997 stellen we zelfs een verdubbeling vast van het aantal jeugdhuizen dat deel uitmaakt van onze organisatie. We kunnen dus spreken van een fenomenale spreiding van jeugdhuisinitiatieven over Vlaanderen. Er is bovendien een enorme betrokkenheid en een groot engagement van jonge mensen om dit dagelijks waar te maken. Samen bereiken jeugdhuizen vandaag meer dan 60 000 jongeren op regelmatige basis.

Don’t Hype als sleutel tot succes In de media horen we desondanks vaak andere geluiden. Sensatie scoort en het is dan ook makkelijker om het te hebben over de problemen die er met jongeren zijn dan over hun inzet voor de samenleving en de dingen die ze samen realiseren. Jongeren en jeugdhuizen komen eerder in de pers omdat er klachten zijn of wanneer hun werking wordt stopgezet, dan wanneer ze een prijs winnen of een sterk en vernieuwend initiatief hebben opgezet. Ook lijkt ‘Bigger, Harder, Better, Faster, Stronger’ het nieuwe mantra. Festivals en evenementen worden steeds groter en extremer, mensen gaan bijna ten onder aan hun fear of missing out en kunnen of willen vooral niet kiezen tussen de ene of de andere hype. De bucketlist moet immers afgewerkt worden, de belevenissen moeten in real time gedeeld worden op Facebook, Snapchat en Instagram, exclusieve Pokémon moeten achternagezeten worden en intussen doen we ook nog ons best om de perfecte selfie te nemen – ongeacht de moeite en de vijftig pogingen die we moeten doen om die selfie perfect te ensceneren. Mislukking bestaat niet! De Don’t Hype campagne uit 2012 naar aanleiding van vijftig jaar jeugdhuiswerk wilde een speels antwoord bieden op dat alles. Jeugdhuizen zijn geen hype, geen modetrend, geen pop-up. Ze gaan inmiddels al meer dan vijftig jaar mee. Jeugdhuizen zorgen al die tijd voor echte relaties en gesprekken. Ze staan voor authenticiteit, warmte en kleinschaligheid, voor verbinding. Dat maakt dat niet alles in het jeugdhuis zomaar een te mediatiseren succes is. Geen materiaal voor in de boekskes of op tv. Er wordt geprobeerd, gefaald, vooruit en achteruit gegaan. Dezelfde fouten worden herhaald, dezelfde vragen blijven terugkomen. Een bloemlezing uit onze eigen database, de befaamde Quikki: “We vinden het moeilijk om jongeren naar hier te krijgen, we zoeken naar vernieuwende activiteiten, we

Later als ik jong ben – JEUGD IN HUIS

19


vinden weinig jongeren die zich nog écht willen engageren, was het vroeger niet beter?” Een sterk project op poten zetten kan zijn tijd duren. Initiatieven hebben tijd nodig om te groeien, om een sterke ploeg te bouwen, om bekendheid te verwerven, om een eigen weg te vinden. Een jeugdhuis is dus geen instant succes en allesbehalve de plek waar je zomaar even snel kan scoren met een quick win. Dat maakt dat jeugdhuizen niet aantrekkelijk zijn voor wie op korte termijn successen wil zien. Niet voor de media die op zoek is naar scoops of naar clickbait, niet voor grote bedrijven die willen tonen hoe jong en fris ze wel durven zijn, niet voor schepenen en burgemeesters die snel willen bewijzen hoe begaan ze zijn met jongeren om wat stemmen binnen te halen, niet voor jeugdwerkers en jeugdconsulenten die, wanneer ze projecten opzetten, vooral denken aan hun foto in de krant de dag nadien, niet voor zij die het jeugdhuis zien als gemakkelijke stapsteen naar een serieuze job. Jeugdhuizen groeien pas bij de gratie van mensen die tien jaar verder durven denken – niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de volgende generaties. Jongereninitiatieven groeien ook alleen maar wanneer er geluisterd wordt naar de jonge mensen die ze opzetten, naar de jongeren die er vandaag zijn. Jongeren zijn inderdaad de toekomst, maar meer nog dan dat zijn ze ook het heden. ‘Als’t goed was, was’t machtig, als’t minder was, was’t slicht’, zingt Flip Kowlier in ‘Ik ben Moe’. Helaas is dit ook vaak hoe naar jeugdhuizen wordt gekeken door de buitenwereld. Maar net het feit dat er een jeugdhuis is, waar jongeren dingen kunnen en mogen doen zonder afgemeten te worden op basis van hun succes, is – paradoxaal genoeg – de grote troef van jeugdhuizen. Als het over jeugdhuiswerk gaat in het publiek debat, valt op dat volwassenen, niet-jongeren, vooral hun eigen ervaringen blijven reproduceren. Het is een denkfout die niet alleen beleidsmakers, maar ook

20

JEUGD IN HUIS – Later als ik jong ben

administraties en zelfs jeugdwerkers maken. Ze kijken naar het jeugdhuis zoals ze het zich herinneren van vroeger en zien een jeugdhuis vooral als bar- en feestgelegenheid en meten het succes daarvan vooral af aan de opkomst: hoe vuiler de vloer en hoe hoger de hoop vergeten jassen in de vestiaire de dag nadien, hoe beter het jeugdhuis. Dat klinkt erg jaren tachtig. Dat terwijl het jeugdhuis vandaag vooral een onmeetbaar ding is. Processen, het effect van die processen, netwerkvorming, attitudes … laten zich bijzonder moeilijk meten en de eigenlijke kracht van een jeugdhuis kan je niet zonder meer uitdrukken in deelnemersuren, het aantal verkochte drankjes of het aantal uitverkochte fuiven – gebruiken jongeren dat woord nog? Jeugdhuiswerk is ook de jongere die voor de eerste keer op een podium kruipt en dat vele jaren later nog steeds doet, het is de geluidsman die vandaag zijn eigen bedrijfje heeft nadat hij geprikkeld werd om in het jeugdhuis achter de knoppen te staan, het is de jeugdwerker die ooit vrijwilliger was. Het is het project dat vluchtelingen helpt en dat ooit ontstaan is in het jeugdhuis, het is de muziekclub of het kunstencentrum dat ooit startte als jeugdhuis. Het is de vrijwillige huiswerkbegeleider die in het jeugdhuis kinderen en jongeren helpt die thuis weinig ondersteuning vinden, het is de straathoekwerker die met jongeren in gesprek gaat, het is de jongere die een rustige plek zoekt om er te studeren, gewoon niks te doen of Playstation te spelen. Het is het kunstenproject dat een museum overneemt, een expo opzet of een geluidswandeling organiseert in de stad. Het is de jonge ondernemer die ondersteuning zoekt, het is het forum voor kleine en grote gesprekken en debatten. En ja, het is ook de plek waar je iets kan drinken met vrienden of waar je kan gaan feesten. Bij een sluiting van een jeugdhuis na zes maanden formuleerde een schepen van jeugd het als volgt: “Het is steeds moeilijker om jongeren te overtuigen om naar een jeugdhuis te komen.” De activiteiten zouden immers verouderd zijn, het concept van het jeugdhuis achterhaald.

Als antwoord werkte de schepen aan een nieuwe visie: “We gaan voor projectwerking. We willen de focus leggen op samenwerkingen met andere partners die activiteiten organiseren voor de jeugd. We willen ook podiumkansen geven aan jongeren die met muziek, kunst of bijvoorbeeld toneel bezig zijn. We geven jongeren opnieuw kansen om hun vrije tijd op een zinvolle manier door te brengen.”1 In één en hetzelfde krantenartikel wordt het einde van het jeugdhuiswerk aangekondigd om vervolgens te beginnen met … jeugdhuiswerk. Die schepen vatte immers perfect samen waar het vandaag over gaat: Vertrekken vanuit wat jongeren bezig houdt is belangrijker dan een standaard aanbod te reproduceren en dit af te meten aan te behalen cijfers.

Jeugdhuiswerk groeit van onder uit De jeugdhuissector is een organisch gegroeide sector. Het is geen gepland overheidsinitiatief, het is geen beleidsinspanning die uitgerold werd door een centraal sturende overheid. Integendeel, de grote heropleving van jeugdhuiswerk sinds halfweg de jaren negentig is vooral het resultaat van een decentralisering van het jeugdbeleid. Sinds de jaren negentig zijn lokale besturen aan zet en werden ze verplicht een jeugd(werk)beleidsplan op te maken, met inspraak van jonge mensen. In heel veel gevallen vroegen jongeren meer ruimte, een eigen plek, een jeugdhuis. Samen met de herleving van jeugdhuizen vond er ook een verschuiving plaats op vlak van jongerencultuur, met sterk afgelijnde subculturen en de opkomst van de indie, wat staat voor independence, onafhankelijkheid, en DIY – Do It Yourself. Niemand zal het voor jou doen. Jongeren vonden in dat principe hernieuwde energie om zelf dingen te doen en projecten en initiatieven uit de grond te stampen.

1

Jongeren gaan liever naar de disco, Het Laatste Nieuws, 21 oktober 2015, p.18


Bovendien namen ook lokale besturen initiatief. Dat leidde tot een rijk en divers landschap. De vrijwilligersinitiatieven schoten uit de grond, vaak ondersteund door een versterkte lokale jeugddienst die uitgroeide tot een belangrijke jeugdwerkactor in de gemeente en ook zelf uitpakte met eigen projecten. Het resultaat was een groeiend aantal initiatieven met heel wat diversiteit in aanpak. In 2002 onderzocht de toenmalige VFJ met het X-Ray-onderzoek de kwaliteit van jeugdhuiswerk. Een van de belangrijkste conclusies was dat het voor de bestuurders, beroepskrachten van jeugdhuizen maar ook voor de gemeentelijke jeugdconsulenten moeilijk was om de exacte doelstellingen van een jeugdhuis te formuleren. Er werd zinvol werk gedaan met veel inzet, passie en engagement. Maar met welk doel? Met de tekst Welkom in de jeugdhuismethodiek wilde Formaat in 2007 een antwoord bieden op die conclusie. De voorbije tien jaar gingen we met onze visie de baan op. Vandaag voelen we de nood aan een actualisering. Niet omdat we niet meer achter deze visie staan. Wel omdat we vandaag als federatie veel meer ervaring hebben. We hebben geëxperimenteerd, gezocht en geobserveerd. Een belangrijke rode draad: ook de samenleving is de voorbije tien jaar stevig veranderd.

Deze organisaties, waarvoor we manieren zochten om gepaste ondersteuning te bieden, daagden ons uit om onze visie te actualiseren, ons aanbod te vernieuwen, de organisatiecultuur, onze communicatie zowel naar binnen als naar buiten te vernieuwen en ons personeelsbeleid aan te passen. Ze hielpen ons ook om nieuwe mogelijkheden van jeugdhuiswerk te ontdekken. We onderzochten 23 werkingen en publiceerden de resultaten van ons denkproces in Over vandaag en morgen, dat we uitbrachten in 2012. Die jeugdhuizen bereiken bijvoorbeeld veel tieners, hebben een nauwe band met hun gemeenschap en werken vaak voor en door verschillende generaties. Ze hebben een enorm bereik en zetten veel in op nonformele educatie zoals cursussen, maar ook huistaakbegeleiding en cultuur. Daarnaast zien we vaak dat die organisaties er in slagen om hun werking mee te financieren via crowdfunding avant la lettre: de buurt en gemeenschap dragen hun steentje bij om, bijvoorbeeld via lidmaatschapsgeld, een werking te ondersteunen die iets betekent voor de kinderen en jongeren uit die buurt.

De stad als baken? We zijn ons sinds eind jaren negentig bewust van de bijkomende aandacht en nieuwe manieren van denken en werken die nodig zijn voor jeugdhuiswerk in de stad, wat ontegensprekelijk iets anders is dan jeugdhuiswerk in een meer landelijke omgeving. Onze eerste halftijdse stadsondersteuner startte in Antwerpen in 1999. Vandaag werken we met stadsondersteuners in Gent, Antwerpen en Kortrijk en zetten we projecten op in verschillende steden zoals Oostende en Sint-Niklaas. Op die manier werken we intensief aan ondersteuning en jeugdbeleid in heel wat centrumsteden. Stedelijkheid staat intussen ook ingeschreven in ons beleid. In het beleidsplan 2014-2017 van Formaat werd er een strategische doelstelling aan geweid. We formuleerden het zo: ‘Jeugdhuiswerk in verstedelijkte contexten is geïnnoveerd en beter aangepast aan zijn specifieke context.’

Ondanks de verschillen en de andere accenten blijft de kern steeds het werken voor en door jongeren, wat de essentie vormt van de manier waarop Formaat als federatie naar jeugdhuiswerk kijkt.

Het jeugdhuislandschap is divers en vertrekt uit noden van jongeren Formaat heeft de voorbije tien jaar stevig met zijn voeten in het veld gestaan. De federatie heeft bovendien samen met haar leden prioriteiten bepaald en de uitdaging opgezocht om die prioriteiten te realiseren. We zijn ook zelf verder gegroeid en ontbolsterd. Zo ondersteunen en representeren we sinds 2007 wat we toen nog ‘zelforganisaties van allochtone jongeren’ noemden. Eerst in een projectmatige vorm – Formaat Plus – nu als essentieel onderdeel van onze organisatie.

21


Het is onbegrijpelijk dat administraties jeugdwerk soms een halt toeroepen wanneer het initiatief neemt rond bijvoorbeeld een sportwerking, werk of onderwijs, omdat dat zogezegd geen jeugdwerk zou zijn. Als dat geen jeugdwerk is, wat is het dan wel?

Het jeugdhuis als relict uit het verleden? We stellen vast dat de noden van jongeren zelf vaak vergeten worden. Praten met jongeren en naar hen luisteren wordt dan vervangen door een gestandaardiseerd aanbod van wat ‘men denkt’ dat jeugdhuiswerk moet zijn: een ruimte met een toog en luide muziek.

Sinds 2013 geeft Formaat zelf vorm aan een aantal jeugdhuizen in verschillende districten van Antwerpen. In Hoboken, Berchem en op Linkeroever gaan we op zoek naar mogelijkheden om de jeugdhuismethodiek te vertalen naar het werken in die buurten en met nieuwe doelgroepen. Dat daagt ons uit om nieuwe werkwijzen en concepten te ontwikkelen. Vanuit de noden van en samen met de jongeren die er komen, werken we een vrijetijdsaanbod uit en zetten we in op leefbare buurten en ondersteuning van jongeren in hun leefwereld. Dit via ontmoeting, sport, spel en via pleinwerk en vindplaatsgericht jeugdwerk. Door een aantal jongerenbevragingen uit te voeren in en rond die werkingen, stelden we vast dat jongeren onder andere vragen hebben naar ondersteuning in hun onderwijstraject en/of hun zoektocht naar werk. Uit de contacten met die jongeren blijkt ook dat zij zich hier onvoldoende in ondersteund voelen door de traditionele instanties. Vandaar dat zij vaak soelaas zoeken bij plekken die beter aansluiten bij hun leefwereld en noden.

22

JEUGD IN HUIS – Later als ik jong ben

De behoeften bij de werkingen die we onder­steunen in Hoboken en Linkeroever zijn hier dus niet zozeer een uitgebreid concert- en fuifaanbod. Op andere plekken, bijvoorbeeld in Berchem, is dat dan weer wél een acute nood en een (terechte!) vraag van de lokale jongeren. We willen met dit voorbeeld vooral aantonen dat de essentie van jeugdhuiswerk is dat er vertrokken wordt vanuit de noden en verhalen van jongeren in hun buurt en stad. Dat vandaaruit, samen met hen, een aanbod en een manier van werken wordt uitgedacht. Vertrekken vanuit wat jongeren in buurten bezig houdt is het enige basisrecept voor succesvol en zinvol jeugdhuiswerk. Dat vraagt natuurlijk dat jeugdhuizen, organisaties, jeugdconsulenten, wijkwerkers … zelf aan de slag gaan om jongeren op te zoeken en hun noden in kaart te brengen en niet vertrekken vanuit wat ze dénken dat jongeren willen. Daarom is er nood aan een zeer open kader, dat openingen biedt om te kiezen voor wat jongeren willen. Een gesloten doelstellingenkader, waar een beleid of administratie vertelt wat moet gebeuren en soms ook hoe dat moet en hoe dat niet moet of niet mag, zet een rem op werkingen die vanuit de jongeren zelf willen vertrekken.

Dat starre beeld wordt voortdurend in stand gehouden door de media en lokale besturen, maar verbazend genoeg ook door jeugdhuizen zelf. Laat ons er voor alle duidelijkheid bij vermelden dat er op zich niets mis is met het organiseren van feesten en het openhouden van een barwerking. Het is onderdeel van de geschiedenis van de sector, ooit ontstaan als antwoord op een reële nood. Een reële nood die vandaag nog steeds bestaat, maar op sommige plekken ook sterk aan relevantie inboet. Zeker jeugdhuiswerk dat zich in en rond de stad bevindt wordt meer en meer gedwongen om zichzelf radicaal te vernieuwen. In de stad is er immers genoeg aanbod op vlak van feest en bar. Bovendien zijn er heel wat andere, reële noden waar jongeren antwoorden op zoeken. We roepen daarom zowel jeugdhuizen als lokale besturen op om er zich van bewust te zijn dat er meer noden zijn waar het jeugdhuis een antwoord kan op bieden, en dat de energie en middelen ook verdeeld kunnen worden over een divers aanbod voor diverse doelgroepen. Denken vanuit een verstard beeld over het jeugdhuis, fnuikt die diversiteit en zorgt er voor dat heel wat jongeren en jongerenwerkingen geen aansluiting vinden bij het beleid of ander(soortig) jeugdwerk.


In dat scenario dreigt jeugdhuiswerk inderdaad weggezet te worden als iets van vroeger. Iets wat hip was in de jaren 80, maar vandaag niet meer relevant is. Het is een straffe uitspraak waar ook beleidsmakers en jeugdconsulenten zich wel eens aan bezondigen. Terwijl net zij een belangrijke sleutel in handen hebben om jeugdhuiswerk fris en actueel te houden. Timmeren aan zowel infrastructuur als reglementering voor jongerenwerk zou hier al een mooie stap zijn. Maar niet alvorens ze de straat zijn opgegaan, om zelf te gaan kijken waar jongeren vandaag mee bezig zijn.

De straat op! Laat ons beginnen met te stellen dat we het waardevol vinden als jeugdhuizen zelf het initiatief nemen om te onderzoeken wat jongeren juist nodig hebben. In onze publicatie De straat op gaven we al aan dat jeugdhuizen hiermee het krachtig signaal geven dat ze luisteren naar jongeren. Ze tonen zo ook dat ze betrokken en begaan zijn, en ze versterken hun imago naar jongeren toe. Bovendien kunnen ze zich op die manier ook naar anderen profileren als een sterke, professionele partner. Voor het jeugdhuis kan die dialoog met jongeren de aanleiding zijn om te herbronnen, breder te oriënteren en nieuwe bezoekers aan te trekken. Het zorgt er voor dat jongeren het jeugdhuis beter leren kennen en biedt ook kansen om gericht nieuwe doelgroepen aan te spreken en te luisteren naar wat jongeren die er nog niet komen, zouden kunnen zoeken in een jeugdhuis. Als jeugdhuizen zelf onderzoeken wat de noden en behoeften zijn van de jongeren in hun buurt, zal het effect op de werking veel groter zijn dan wanneer het initiatief elders ligt. Door de straat op te gaan geven de vrijwilligers en medewerkers een gezicht aan de werking en ontdekken ze waar de jongeren in de buurt écht mee bezig zijn. Wanneer de jeugddienst op onderzoek uittrekt of hiervoor een onderzoeksinstelling inschakelt en de resultaten doorspeelt aan het jeugdhuis, is het effect al veel

minder groot. Het onderzoek is op die manier iets anoniems, waar de onderzoekers en jeugddienst als black box tussen doelgroep en jeugdhuis staan. In dat geval dreigen stof of papiermand al snel de enige toekomst voor de onderzoeksresultaten te zijn.

brengen van wat jongeren willen en nodig hebben de beste aanpak. Niet enkel het jeugdhuis is bezig met jongeren, ook andere vormen van jeugdwerk moeten zichzelf constant de vraag stellen of wat ze doen eigenlijk wel voldoende aansluit bij wat jongeren nodig hebben.

Daartegenover staat dat een goede bevraging, die resultaten oplevert waar je echt iets mee kan doen, zeer intensief is. Ook al zijn er vandaag heel wat mogelijkheden voor digitale bevragingen, het veld induiken levert een beter beeld op van wat leeft. In Dropzone van juni 2016 (het magazine van VVJ) concludeert Roel Camps van de jeugddienst van de stad Antwerpen dat je “beter nieuwe laarzen kan kopen om actief kinderen, tieners en jongeren op te zoeken waar ze zich bevinden dan te hopen dat je door een e-participatietool te gebruiken minder werk zal hebben.”

Volgens Formaat ligt er een belangrijke rol weggelegd voor het lokale bestuur om dit te coördineren. Het is volgens ons vooral de verantwoordelijkheid van dit bestuur om er voor te zorgen dat de behoeften van jongeren gekend zijn.

We moeten natuurlijk realistisch zijn: zelf onderzoeken waar jongeren mee bezig zijn, kost tijd. Voor jeugdhuizen met tewerkstelling is dat geen probleem: zij hébben een beroepskracht, en aangezien die beroepskracht er is om het jeugdhuis toegankelijk te maken voor jongeren, hoort het (onder)zoeken en het aanspreken van die jongeren bij de kernopdracht van de jeugdhuiswerker. Een jeugdhuiswerker die enkel zijn bureau of de binnenkant van het jeugdhuis als werkterrein ziet en van daaruit jongeren wil werven, meet zichzelf beter een andere jobtitel aan. Jeugdhuiswerk is immers permanente publieksbemiddeling. Voor jeugdhuizen die volledig op vrijwilligers draaien en het dus moeten stellen zonder betaalde jeugdwerker is die permanente publieksbemiddeling veel minder evident: vrijwilligers hebben, naast het jeugdhuis, ook andere bezigheden en verantwoordelijkheden. Niet elke vrijwilliger heeft kaas gegeten van zo’n jongerenonderzoek, laat staan dat elke vrijwilliger hier interesse voor heeft. Omwille van die haalbaarheid, maar ook omdat het niet noodzakelijk is dat het jeugdhuis op elke behoefte van elke jongere een antwoord biedt, is een gedeelde verantwoordelijkheid voor het in kaart

Hoe het bestuur dit doet zal afhankelijk zijn van de lokale context: hoeveel werkingen zijn er, zijn het vrijwilligerswerkingen, zijn er beroepskrachten, zijn dit traditionele jeugdhuizen of hebben we te maken met nieuwe, andersoortige jongerenorganisaties. Het lijkt ons vooral belangrijk om dit samen met jongeren, jeugdhuizen en eventueel andere jeugdwerkorganisaties te doen. Enkel op die manier kan het lokale bestuur een voldoende doorleefd beeld krijgen over wat jongeren nodig hebben. Zo kan een dialoog ontstaan over de rol die het jeugdhuis kan opnemen in het bieden van antwoorden op deze behoeften. Daarnaast kan het bestuur voor zaken waar het jeugdhuis geen antwoord op kan bieden, op zoek gaan naar andere partners met de nodige ervaring en expertise. Formaat ziet hier ook voor zichzelf een rol weggelegd, door het aanbieden van tools waarmee lokale besturen zo’n behoefteonderzoek kunnen voeren. Maar ook door het aanbieden van aangepaste tools waar jongeren in jeugdhuizen zelf mee aan de slag kunnen. Het is belangrijk om in te zien dat het opzetten van zo’n proces niet noodzakelijk iets ‘groots’ moet zijn. Ook in kleine acties, waar het leggen van contacten met jongeren centraal staat, zit heel wat potentieel. Het zijn die kleine acties die de werking zichtbaar maken en er een gezicht op plakken. Bovendien is het voor kleinere werkingen veel makkelijker om via kleine bewegingen mensen te mobiliseren.

lees verder pagina 26 Later als ik jong ben – JEUGD IN HUIS

23


DE KORRE

Een jongerenbevraging in Oostende

JONGEREN BEVRAGEN IN EN ROND HET JEUGDHUIS Good practice

Jeugdhuizen zijn plekken waar jongeren hun ding kunnen doen, waar ze hun passies najagen, hun interesses ontwikkelen en hun talenten ontplooien. Voorwaarde is wel dat het jeugdhuis met zijn werking, activiteiten en aanbod inspeelt op de interesses van jongeren uit de buurt. Maar hoe kom je te weten waar die jongeren mee bezig zijn? Gewoon, door het hen te vragen. En dat is wat jeugdhuis De Korre uit Oostende deed. Samen met Formaat trokken ze de straat op. Beroepskracht Sam Matton en een aantal vrijwilligers vertellen ons hoe ze dat deden en welke impact het had.

Sterk en innovatief jeugdhuiswerk is jeugdhuiswerk dat inspeelt op de veranderende interesses van jongeren. Het is datgene bieden wat jongeren boeit, wat jongeren inspireert om te komen kijken en binnen te komen. De kunst is natuurlijk om te weten te komen wat hen boeit en wat ze zoeken, en dan daarop in te spelen.

Vragen stellen en jongeren aanspreken is alvast de eerste stap. Formaat en Uit de Marge organiseerden in 2015 een onderzoek over jeugdhuiswerk in Oostende, op vraag van het stadsbestuur en de jeugddienst. Ze interviewden zes jeugdhuisbesturen en/of jeugdwerkingen over hun werking. Ze bevroegen ook driehonderd jongeren uit de stad over hun vrijetijdsbesteding, interesses en kijk op de jeugdhuizen. Onder andere De Korre werkte mee. “Samen met een tweetal vrijwilligers en een medewerker van Formaat spendeerden we met De Korre drie namiddagen op pleintjes in de buurt en legden we een vijftigtal jongeren een vragenlijst voor. Een zeer boeiende belevenis”, vertelt beroepskracht Sam. “We denken er zelfs al over na om volgend jaar opnieuw de buurt in te trekken en jongeren aan te spreken.”

WE VONDEN HET VOORAL INSPIREREND OM MET JONGEREN TE BABBELEN EN HEN TE LEREN KENNEN DOOR DEZE BEVRAGING

Ninah en Jessie, vrijwilligers en bestuurders van De Korre en enquêteurs van dienst

24

SOMS VOND IK HET MOEILIJK OM OP JONGEREN AF TE STAPPEN MET EEN ENQUÊTE MAAR UITEINDELIJK WERKEN JONGEREN GEWOON MEE ALS JE ZE IETS VRAAGT

Ninah

Jongeren uit de buurt leren kennen De vraag van Formaat en Uit de Marge om mee te werken aan de jongerenbevraging kwam op het juiste moment. “Wij vonden het als jeugdhuis belangrijk om zicht te krijgen op wat jongeren bezighoudt”, legt Sam uit. “Wat willen die gasten die op het buurtpleintje voetballen eigenlijk? Wat doen ze graag? Wat denken zij van het jeugdhuis en weten ze wat we doen? Als jeugdhuiswerker heb je wel een vermoeden van de noden van jongeren in de buurt, maar door het hen zelf te vragen, kan je er een beter beeld van krijgen en kan je contact leggen met jongeren. Daarnaast wilde ik die jongeren vooral leren kennen en achterhalen of wij hen iets konden bieden.”

Spannend Jongeren bevragen en ermee in gesprek gaan. Het lijkt misschien evident maar dat is het niet. Uiteindelijk moet je op jongeren afstappen die je niet kent, hun vertrouwen winnen en het gesprek gaande houden. En daarnaast is het ook belangrijk dat je vooraf goed afspreekt wat je te weten wil komen. Er komt dus wel wat bij kijken. “Dat was best spannend, zeker voor onze vrijwilligers die nog nooit zoiets gedaan hadden”, vertelt Sam. “Want je moet op jongeren afstappen en hen storen. Je moet ook bij jezelf telkens een grens over gaan.” Sociaal,


enthousiast en creatief zijn is dus de boodschap. Daarnaast is het ook de kunst om je als interviewer veilig te voelen en ervoor te zorgen dat je interesse toont in de jongeren. “We probeerden, vaak met z’n tweeën, jongeren te bevragen die niet direct met iets bezig waren. Je moet vooral tonen dat je echt geïnteresseerd bent in wat ze te vertellen hebben. Het helpt ook als je duidelijk kan vertellen waarom je hen iets vraagt en dat je van het jeugdhuis bent. Eenmaal je hun vertrouwen hebt, beginnen ze spontaan ideeën te geven en nieuwe zaken aan te brengen.”

SAM VAN DE KORRE VROEG MIJ OM DE VRAGENLIJST IN TE VULLEN. OOK MIJN VRIENDEN DEDEN GRAAG MEE. DAT WAS MAAR EEN KLEINE MOEITE

Gavin, trouwe bezoeker van de Korre

Een andere blik op wat jongeren willen Uit eerdere jongerenbevragingen leerde Formaat dat je heel veel kan terugkrijgen als je jongeren uit de buurt au serieux neemt en interesse toont voor hun mening. Dat merkten ze ook bij jeugdhuis De Korre. “Boven alles geeft het vooral energie en een goed gevoel als je een halve dag met jongeren uit de buurt hebt gepraat”, weet Sam nog. “Wij gingen echt blij terug naar het jeugdhuis.” Maar het gaat veel verder. Als je met jongeren spreekt die niet naar het jeugdhuis komen, krijg je ook de kans om met een andere blik naar het jeugdhuis en de buurt kijken. “Vrijwilligers en jongeren die in De Korre komen, zitten bij mooi weer bijvoorbeeld vaak buiten, voor de deur van het jeugdhuis”,

legt Sam uit. “Wij vinden dat leuk en staan daar verder niet bij stil. Maar als je dan met jongeren van buiten het jeugdhuis over De Korre praat, hoor je dat dat een drempel vormt om effectief het jeugdhuis binnen te stappen. Daarnaast konden we ook dieper ingaan op een aantal specifieke zaken. Wij wisten bijvoorbeeld wel dat de jongeren graag voetballen op het pleintje, maar door met hen in gesprek te gaan, ontdekten we dat ze op zoek waren naar een plaats om ook bij slecht weer tegen een balletje te kunnen trappen. En dat wij hen daarbij konden helpen. Zo schep je een band.”

Je komt uit je kot Jongeren bevragen komt tenslotte ook de zichtbaarheid van het jeugdhuis ten goede. “Alleen al het feit dat je met het jeugdhuis uit je kot komt en met een trui van De Korre in de buurt aanwezig bent, zorgt voor extra zichtbaarheid”, legt Sam uit. “Je bevraagt niet alleen vijftig jongeren waarvan de meesten De Korre niet of bijna niet kennen, je zorgt er ook voor dat de mensen uit de buurt je gezien hebben en kan zo ook de vier muren van het jeugdhuis overstijgen.”

Een nieuwe wind die aan zee altijd harder waait Jongeren bevragen en weten waar ze mee bezig zijn, is één ding. Die kennis vertalen in de werking, het aanbod en het programma is nog iets helemaal anders. Volgens Sam is het vooral zaak om verder te surfen op de dynamiek die zo’n bevraging creëert in het jeugdhuis. “De vrijwilligers hebben zelf op de pleintjes gestaan en jongeren bevraagd en dat zorgt voor motivatie om ook echt iets te doen met de resultaten. Concreet zijn we na de bevragingen begonnen met het organiseren van sportactiviteiten met een focus op voetbal. In de winter organiseren we nu in de sportzaal naast De Korre ‘Sport in de Veiling’ en in de

IK LEERDE VIA DE BEVRAGING DE VRIJWILLIGERS EN DE BEROEPSKRACHT BETER KENNEN. DAT ZORGT ERVOOR DAT IK NU MEER IN HET JEUGDHUIS KOM

Gavin, trouwe bezoeker van de Korre

zomer trekken we naar het Geiteplein met ‘Sport op ’t Geite’. We zijn nu, veel vaker dan vroeger, structureel aanwezig ín de buurt en ín de publieke ruimte. En die ‘verbreding’ heeft echt wel een impact. Zo zijn een vijftal van de bevraagde jongeren ondertussen regelmatige bezoekers geworden van De Korre. Daar zijn we echt trots op. Over het algemeen hebben de resultaten van de bevraging ons dus vooral gestimuleerd om met de hele ploeg gerichter na te denken over onze werking, over onze toekomst en over hoe we de resultaten kunnen vertalen naar sterke activiteiten.”

De bevraging had ook impact op andere zaken, zij het dan eerder toevallig. “Zo kwamen we tijdens denkoefeningen over wat we met de resultaten zouden doen op het idee om onze barwerking te veranderen. Dat maakt het veel makkelijker voor vrijwilligers en medewerkers om het jeugdhuis open te houden. Zo weten ze beter wat van hen verwacht wordt.”

Nog een keer? Toch konden nog een aantal dingen beter. Er konden bijvoorbeeld meer specifieke vragen gesteld worden. “Nu trokken we naar de jongeren met een algemene vragenlijst die door alle Oostendse jeugdhuizen werd gebruikt die deelnamen aan het onderzoek van Formaat en Uit de Marge”,

25


vervolg van pagina 23

Een jeugdhuis voor elke jongere

IK DENK DAT HET GOED WAS DAT WIJ ALS VRIJWILLIGERS OOK MEEDEDEN. DAT MAAKT HET MINDER SERIEUS EN DAT VERKLEINT DE AFSTAND TOT DE JONGEREN DIE JE BEVRAAGT

Een jeugdhuis kan volgens Formaat dus niet louter gedefinieerd worden op basis van inhoud of programma. Het kan enkel worden gedefinieerd als plek waar vertrokken wordt vanuit de vragen en noden van alle jongeren, niet alleen zij die al lid zijn of al vaak naar het jeugdhuis komen. Die open definitie maakt het natuurlijk minder makkelijk om jeugdhuiswerk op te nemen in gesloten regelgevende kaders die vaak enkel gebaseerd zijn op openingsuren, deelnemersaantallen, aantal activiteiten en gevolgde vormingsuren.

Jessie legt Sam uit. “Dat was op zich interessant, maar als we het nog eens zouden doen en op eigen initiatief – en dat zou zeer goed kunnen – dan zouden we zeker andere vragen stellen die beter afgestemd zijn op onze werking en buurt. Dan zouden we nog meer tastbare resultaten krijgen, denk ik.”

Tijdsintensief, maar toch een aanrader Jongeren bevragen, het is een intensief proces en vraagt veel inspanningen. Maar het levert het jeugdhuis wel heel wat op. De medewerkers van De Korre zouden het zeker aanraden aan andere jeugdhuizen. “Jongeren bevragen in de publieke ruimte zorgt voor een betere binding met de buurt”, zegt Sam. “Je maakt je bekend bij jongeren die je misschien nog niet kenden, je bent zichtbaarder en je leert mensen kennen die op hun beurt jou en het jeugdhuis leren kennen. Daarnaast kan zo’n jongerenbevraging ook een dynamiek op gang brengen in het jeugdhuis. Je doet eens iets anders met de vrijwilligers, je leert de buurt en de jongeren die er komen nog beter kennen en leg je zelf contacten.” www.facebook.com/dekorre.jeugdhuis

26

Meer info? Formaat bundelde tips, tricks en een voorstel tot vragenlijst in De straat op, een handige publicatie over het voeren van een jongerenbevraging in, met en rond het jeugdhuis. Je kan de tekst nalezen of bestellen op www.formaat.be/informatie/publicaties/andere. Met vragen over het opzetten van een jongerenbevraging of over de publicatie kan je terecht bij gerd. vanmeenen@formaat.be.

We moeten ons aanpassen aan het feit dat jongerenwerk heel wat verschillende vormen kan aannemen en er overal anders kan uitzien. Die nieuwe realiteit laat zich niet vangen binnen rigide regelkaders, prefab-activiteiten of achteraflokaaltjes in de rand van de stad of gemeente. Formaat trok de voorbije jaren aan de kar om jongeren en jeugdhuizen uit te nodigen hun plek te claimen in die nieuwe realiteit: een copy-pastebeleid is volgens ons niet haalbaar wanneer we het hebben over een actueel en relevant jeugdhuiswerk. Antwerpen is Brakel niet, Nieuwpoort is niet Brussel, Rotselaar niet Hasselt.

2 / Het jeugdbeleid als partner Het kwam hierboven al aan bod: het lokaal beleid kan een grote rol spelen om jeugdhuizen te versterken en te ondersteunen. Om te begrijpen hoe het jeugdhuislandschap tot stand is gekomen, is het belangrijk om even te kijken naar het beleid dat daar heeft toe bijgedragen.

Een brokje beleidsgeschiedenis Tot het decreet lokaal jeugdwerkbeleid van 1993 blijft het lokale jeugdbeleid in belangrijke mate gefinancierd door de centrale Vlaamse overheid. Voor dat decreet er kwam, ontstonden in de tweede helft


van de jaren zestig de eerste jeugdraden – die vooral het lokaal jeugdwerk vertegenwoordigden – en begin jaren zeventig de eerste jeugddiensten. Die laatste focusten vooral op het ondersteunen van het jeugdwerk, het begeleiden van de jeugdraad en het detecteren van plaatselijke behoeften bij kinderen en jongeren om hier een antwoord op te formuleren met een eigen aangepast aanbod. De voornaamste doelstelling van het decreet van 1993 is het bevorderen van het lokale jeugdwerk zodat het snel en zo goed mogelijk kan inspelen op de evoluerende behoeften van kinderen en jongeren in hun vrije tijd. Onder andere door deze doelstelling en de bijhorende middelen die steden en gemeenten daarvoor ontvangen, groeit in de jaren negentig het gemeentelijk jeugdwerkaanbod en de gemeentelijke jeugdinfrastructuur. In 2006 vervelt het jeugdwerkbeleidsplan tot het jeugdbeleidsplan waarin jeugdwerkbeleid en jeugdbeleid voortaan als twee evenwaardige hoofdstukken naast elkaar staan. Hiermee wordt een evolutie naar een breder jeugdbeleid dat zich niet louter focust op de vrije tijd van kinderen en jongeren decretaal verankerd. In 2013 lopen de laatste jeugdbeleidsplannen af en wordt het lokale jeugdbeleid opgenomen in het geïntegreerde meerjarenplan van de gemeente.2 Er is dus voor steden en gemeenten geen decretale verplichting meer om een apart beleidsplan te maken voor dit domein, met als risico dat het jeugdbeleid op die manier kan verdampen in het groter geheel van de gemeente. Tot op heden zien we geen grote verschuivingen binnen de keuzes die dat lokaal beleid maakt op vlak van jeugdhuiswerk. Het is natuurlijk nog veel te vroeg om de werkelijke impact van het verdwijnen van

2

De drie bovenstaande alinea’s zijn losjes gebaseerd op Goovaerts, A., Lokaal en provinciaal jeugdbeleid, lokaal jeugdbeleid. In: Sociaal-cultureel en educatief werk. Het jeugdbeleid in Vlaanderen, Wegwijzer door het beleid, Kluwer, 2011, p. 94-120.

het lokaal jeugdbeleidsplan te kunnen inschatten. Een eerste voorzichtige analyse kunnen we pas in 2018 maken, aan het eind van deze legislatuur. In 2019 zal zichtbaar worden hoe scherp de aandacht voor dat jeugdbeleid nog wel is, wanneer lokale besturen opnieuw hun kaarten op tafel zullen leggen in het nieuw bestuursakkoord. Het is dan wachten tot 2024 om de werkelijke uitwerking van die vernieuwing te kunnen analyseren. Intussen zijn we meer dan twintig jaar na het eerste decreet op het lokale jeugdwerkbeleid. Zoals eerder aangehaald, heeft dat decreet zeker een dynamiek op gang gebracht. Los daarvan moeten we vaststellen dat er in die periode weinig is veranderd in de relatie tussen het jeugdwerk en de lokale besturen. Het klassiek model ziet er in theorie ongeveer zo uit: de particuliere jeugdwerkinitiatieven krijgen ondersteuning via werkingssubsidies en infrastructuur(subsidies) en kunnen rekenen op steun van de jeugdconsulent. Die steun moeten we weliswaar relativeren. De klok is in heel wat situaties blijven stilstaan en het jeugdwerk en het lokaal bestuur zijn weinig innovatief gebleken en werkten verder op gekende recepten. Daardoor is de ondersteuning vaak ontoereikend of verouderd en onaangepast aan deze tijd, waardoor jongeren hun werking moeten zien te rooien met weinig middelen, slechte infrastructuur en weinig inhoudelijke ondersteuning. Het budget voor jeugdwerk is vaak slechts een peulschil op de begroting en straalt bijgevolg slechts weinig ambitie uit. Toch zien we ook heel wat goodwill en zijn er meer en meer lokale besturen en jeugddiensten die wél strategische keuzes maken, die wél aandacht hebben voor de noden van jongeren, en die wél inzetten op gedegen ondersteuning, goede infrastructuur en transparante, flexibele beleidsinstrumenten. Jeugddiensten durven hier een breed beleidsperspectief naar voor schuiven en kloppen op tafel om vanuit hun doelstellingen mee aan de tafel te mogen zitten wanneer er beleid gemaakt wordt rond een breed scala aan thema’s. Dat is een beweging die we graag toejui-

chen én ondersteunen vanuit onze eigen ambitie: een sterk en relevant, actueel jongerenwerk dat inspeelt op wat jongeren echt nodig hebben. Naast die verbreding zien we nog twee bewegingen: de eerste beweging is dat jeugddiensten vaak zelf initiatief nemen wanneer zij leemtes zien in het aanbod. Dan wordt, vanuit de gemeente, een aanbod gecreëerd om die nood op te vangen. De tweede beweging is het uitbesteden van taken: wanneer de gemeente een bepaalde leemte detecteert, trekt zij een externe partner aan om dit aanbod in te vullen. Beide bewegingen zijn waardevol. De enige kanttekeningen die we willen maken om het verhaal te laten kloppen, is dat die keuzes weldoordacht moeten worden gemaakt, en dat ze moeten vertrekken vanuit wat jongeren nodig hebben. Er moet ook worden vertrokken van de aanwezige expertise op het terrein. Keuzes die alleen worden gemaakt uit budgettaire of praktische overwegingen, brengen weinig zoden aan de dijk.

Brede en nieuwe beleidskaders als sleutel voor actueel jeugdhuiswerk We zien dat jeugdhuizen intussen veel verder gaan dan enkel het aanbieden van een kwaliteitsvolle vrije tijd voor jongeren. Velen kiezen er voor om ook levensbrede ondersteuning te bieden die gaat over welzijn, over jongereninformatie, over aansluiting bij het onderwijs, deeltijds werken en leren, werk, sport … We haalden het eerder al aan: hoewel heel wat actoren die verbreding toejuichen, worden jeugdhuizen soms ook op de vingers getikt door de administratie of bevoegde schepen. Jeugdwerk moet immers binnen de vrije tijd van jongeren blijven werken, binnen de grenzen van het jeugdwerk. Anderen hebben dan weer schrik dat jeugdhuizen zich laten instrumentaliseren: ‘jongeren moeten vooral kunnen genieten van een zorgeloze, speelse vrije tijd.’

Later als ik jong ben – JEUGD IN HUIS

27


Die visies zijn volgens ons echter achterhaald. Het leven van jongeren speelt zich niet af binnen hokjes waarvan de deuren op het juiste moment open of dicht gaan. De school stopt dan wel om 16u, het huiswerk moet gemaakt worden na die uren. Niet iedereen kan thuis rekenen op een ouder, broer of zus die hier ondersteuning kan bieden.

Dat gemeenschappelijke denkkaders en beleidsinspanningen lonen, wordt aangetoond door de nieuwe ondersteuning die vanuit Vlaanderen in 2013 wordt opgestart voor jeugdhuizen met een beroepskracht.

Jongeren groeien bovendien soms op in een niet rooskleurige economische situatie, waar ze liefst zo snel mogelijk op zoek gaan naar een eigen job, naar studies of eigen huisvesting. Die zoektocht stopt niet na de school- of werkuren. Speelse vrije tijd is dan misschien iets waar middenklassejongeren bij gebaat zijn, voor heel wat anderen is het iets totaal onzinnigs.

Dertig jeugdhuizen krijgen in 2012 voor de laatste keer ex-DAC-middelen. Deze middelen worden verworven in de jaren tachtig en hadden de tewerkstelling van werkzoekende jongeren tot doel via een zogenaamd ‘Derde ArbeidsCircuit’. Vanaf 2002 werden die middelen geregulariseerd: de DAC-middelen worden omgezet van ‘DACprojecten’ naar ‘personeelssubsidies voor jeugdhuizen’.

Willen we in Vlaanderen een echt breed jeugdbeleid voeren, dan zal de stap naar een breed jeugdwerkbeleid gezet moeten worden. Het lokale beleid zal moeten nadenken over hoe het op een geïntegreerde manier initiatieven voor jongeren kan ondersteunen. De schotten tussen jeugdwerk, sport, cultuur, welzijn, werk, onderwijs … zullen hier moeten worden opgeheven. Het verdwijnen van het decreet lokaal jeugdbeleid en de al eerdergenoemde geïntegreerde meerjarenplannen bieden hiertoe kansen.

Dat betekent dat sinds de jaren tachtig een groot deel van de professionele medewerkers in jeugdhuizen rechtstreeks wordt gefinancierd vanuit Vlaanderen. Door de verdere regularisering van deze middelen, die opnieuw op de politieke agenda komt in 2012, dreigt deze – overigens zeer welkome – financiële ondersteuningsmaatregel te verdwijnen. Dat zou een gigantische kaalslag hebben betekend voor de jeugdhuizen met tewerkstelling: zowat de helft van de tewerkstelling in de sector zou verdwijnen.

Niettemin is dit een grote uitdaging, waarvoor niet iedereen binnen het jeugdwerk zal staan te springen. Jarenlange zekerheden over (financiële) ondersteuning kunnen op de helling komen staan, de manieren waarop overheden en organisaties met elkaar aan tafel zitten en met elkaar praten zullen worden herdacht.

Formaat slaagt er na overleg met de sector echter in om in samenwerking met toenmalig minister van jeugd Pascal Smet en de afdeling jeugd van het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse overheid een regeling uit te bouwen waardoor het budget (1,8 miljoen euro) in de lokale jeugdsector blijft, en organisaties uitgedaagd worden om hun werking te verbreden en te verdiepen.

Die andere stijl zal ook andere budgettaire kaders vragen, waar geschoven wordt met middelen die voorbehouden zijn voor infrastructuur, voor ondersteuning of voor personeel, al dan niet op de payroll van de gemeente. Het kan dan ook niet anders dan dat we nadenken over andere manieren van erkenning en andere subsidievoorwaarden: deelnemersuren zeggen niéts over de waarde van werken met jongeren.

28

Bovenlokale projecten als good practice voor brede beleidskaders

JEUGD IN HUIS – Later als ik jong ben

De doelstelling is om via deze regelgeving een nieuwe dynamiek te brengen in de sector: heel wat jeugdhuizen die in slaap gewiegd dreigen te worden door een continue en gegarandeerde cash flow vanuit de overheid, worden nu uitgedaagd om hun werking te herdenken, te verbreden en te verdiepen, bovendien jaar na jaar.

Via een projectaanvraag kunnen werkingen elk jaar 40.000 euro aanvragen voor personeelsmiddelen en nog eens 5.000 euro voor werkingsmiddelen. Dat betekent in de praktijk dat ze een voltijdse medewerker kunnen aanwerven voor hun project. Er wordt ook nagedacht over de criteria waaraan jeugdhuizen moeten voldoen als ze een project willen indienen. De keuzes worden gemaakt om projecten te ondersteunen voor en door jongeren, in een kwalitatieve infrastructuur, in werkingen die voldoende bereikbaar en open zijn voor jongeren, en die bovendien al een professioneel kader hebben. Dat vertaalt zich in een regelgeving die enkel werkingen ondersteunt die voldoende jongeren in hun algemene vergadering hebben, die een twintigtal uren per week toegankelijk zijn, die een voldoende uitgebreide infrastructuur hebben met een ontmoetingsruimte, activiteitenruimte en een secretariaat, en waar al minimum een halftijdse jeugdwerker aan de slag is. Er wordt gekozen om jeugdhuizen specifiek te stimuleren op vlak van ondernemerschap en artistieke expressie. Jeugdhuizen die aan de criteria voldoen, kunnen sinds 1 september 2013 een bovenlokaal project indienen, telkens voor een jaar. De aanvraagprocedure stimuleert hen om bij de ontwikkeling van hun project jongeren te betrekken, om partners te zoeken en om inhoudelijk na te denken, niet alleen over morgen en volgende week, ook over volgend jaar en de jaren nadien. De eerste uitgave van die projecten vindt plaats vanaf 1 januari 2014. In 2016, het derde projectjaar, zijn zo 63 jeugdwerkers aan de slag, verspreid over 42 jeugdhuizen. Telkens in een project dat ofwel focust op artistieke expressie of op het stimuleren van ondernemerschap. In 2017 zullen 70 projecten doorgaan in jeugdhuizen.


Dit betekent voor de jeugdhuizen een kans, maar ook een uitdaging. Enerzijds een pak extra middelen, anderzijds de opdracht om nieuwe netwerken uit te bouwen en rond nieuwe thema’s te werken, zowel lokaal als bovenlokaal. Dat vraagt voor veel jeugdhuizen een switch in de manier van werken en denken. Ook het vooruitdenken, het plannen op lange termijn, is iets nieuws voor heel wat jeugdhuizen. Bijna drie jaar na datum zien we vooral dat de projecten heel wat nieuwe inhouden en mogelijkheden hebben gecreëerd. Het nieuwe verhaal heeft serieux gegeven aan het jeugdhuis en in de buurt of stad heeft het de appreciatie van jeugdhuizen alleen maar doen toenemen. Meer dan vroeger vinden ook meisjes en andere doelgroepen er hun weg naar toe. De mancaves van weleer worden stilaan meer divers. Pleinen en leegstaande ruimtes worden bezet, musea overgenomen, jeugdhuizen zetten straffe samenwerkingen op met partners en ook met elkaar, ze vinden een nieuwe adem in samenwerkingen met lokale partners uit verschillende domeinen. Ze meten zichzelf ook een nieuwe rol aan in het lokaal jeugdwerk.

In 2016 verenigen tien jeugdhuizen met een ondernemerschapsproject zich onder impuls van Formaat in de cvba-so Haven om jongeren nog beter te begeleiden in de realisatie van hun dromen. Het vernieuwde Vlaamse jeugdhuisbeleid is een mijlpaal in de geschiedenis van het jeugdhuiswerk. Het geeft de kans de jeugdhuiswerking te verdiepen, nieuwe jongeren te bereiken en nieuwe netwerken uit te bouwen. Dat betekent een groei van de diversiteit in aanpak en knowhow in het jeugdhuisnetwerk. Bovendien laat dit reglement de openheid om met partners uit verschillende sectoren samen te werken, zowel binnen de vrije tijd van jongeren als in het verlengde van die vrije tijd. Heel wat projecten hebben al samenwerkingen opgezet met partners uit het onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, kunsteducatieve organisaties, netwerken van ondernemers … De doelen van jeugdhuiswerk blijven dezelfde, ook binnen die projecten. Werken vanuit en met jongeren. De projecten geven wel een duidelijke richting aan dat jeugdhuiswerk:

Jeugdhuiswerk geeft jongeren ruimte die stimuleert tot experimenteren. Jeugdhuiswerk stimuleert vriendschapsnetwerken en jongerencultuur. Jeugdhuiswerk geeft jongeren kansen, vertrouwend in hun groeikracht. Jeugdhuiswerk werkt aan een open, solidaire en sociale samenleving. De kracht van het nieuwe reglement is volgens ons de zeer open benadering van jeugdhuiswerk: het reglement waakt er over dat de werkingen die middelen aanvragen toegankelijk zijn voor jongeren en dat de werkingen ook effectief door jongeren bestaan, maar legt eigenlijk bijzonder weinig verplichting op naar inhoud en vorm. Dat zorgt ervoor dat verschillende soorten jeugdhuizen, jongerenwerkingen en jeugdhuiswerkers kunnen experimenteren met inhouden en processen, zonder daarin al te veel in een bepaalde richting geduwd te worden. Ook wat betreft planlast gaat het hier in de goede richting: jeugdhuizen moeten dan wel een dossier indienen, de administratieve rompslomp die er bij komt kijken wordt al bij al beperkt gehouden. Dat geeft jeugdwerkers vooral tijd om bezig te zijn met waar ze mee bezig moeten zijn: het werken met jongeren. Bovendien daagt het dossier ook net uit om die jongeren te betrekken bij het opzetten van het project en alle processen die er rond hangen. En ook al worden de grenzen van artistieke expressie en ondernemerschap al eens afgetast, toch worden jeugdhuizen daarvoor zelden op de vingers getikt. We zien nieuwsgierigheid, ook bij het beleid, dat zich op een afstand houdt en kijkt naar al het spannende werk dat op het veld verzet wordt en vernieuwing brengt. En we zien een beleid en een administratie die daar vertrouwen in hebben.

Later als ik jong ben – JEUGD IN HUIS

29


3 / Een landschap binnen een land­ schap: de plaats van jeugdhuiswerk en jeugdwerk Toen we met Formaat in 2006 de jeugdhuismethodiek ontwikkelden, keken we vooral naar de processen die verbonden waren aan de werking van een jeugdhuis als particulier jongereninitiatief, als organisatievorm. Die organisatievorm was in die optiek vooral een middel om met jongeren aan de slag te gaan en vanuit hun noden en wensen te vertrekken. Een democratische vereniging met een algemene vergadering en een bestuur, eventueel met werkgroepen daaronder, met als belangrijkste element dat het voornamelijk jongeren zijn die de boel draaiende houden. Daaruit leidden we in volgende publicaties (zoals Een jeugdhuis in je gemeente) ook een rol af voor het lokale bestuur, een rol die vooral gericht was op het ondersteunen van dat particuliere initiatief en die specifieke organisatievorm. Intussen hebben we een breder vizier gekozen om naar jeugdhuiswerk te kijken, in die zin dat die traditionele organisatievorm niet overal meer even sterk naar voor komt. Ook andere, bijvoorbeeld meer projectmatige of tijdelijke initiatieven, werken vaak voor en door jongeren, zonder dat daar een specifieke structuur bij hoort. Ook andersoortige werkingen, waar jongeren minder betrokken worden in de formele organen, maar wel elders zeggenschap hebben, passen binnen ons idee van een jeugdhuiswerk dat voor en door jongeren bestaat.

Nieuwe rollen voor jeugdhuiswerk Bovendien zijn ook de rollen, de positie en de taken die jeugdhuizen en jongereninitiatieven toebedeeld krijgen of zichzelf toe-

30

JEUGD IN HUIS – Later als ik jong ben

kennen, in volle evolutie. Zeker de laatste tien jaar. We kunnen dus niet anders dan ons daar op te verhouden en het jeugdhuis als begrip breder in te vullen. Het gaat hier, zoals het voorgaande al illustreerde, over verschillende onderwerpen, die zoals eerder gezegd sterk plaatsen contextafhankelijk zijn: • Rollen met betrekking tot de ondersteuning van ander lokaal jeugdwerk • Samenwerking met partners uit andere sectoren en het jeugdwerk • Bieden van infrastructuur aan jongeren of jongerencollectieven uit de stad/gemeente en daarbuiten • Antwoord bieden op specifieke vragen bv. huiswerkondersteuning, huisvesting, jongereninformatie ... • Voeren van een inclusief beleid • Meer inzetten op outreachend en vindplaatsgericht werken • Meer projectmatige vormen van werken • Het opnemen van een bredere rol in het lokaal jeugdbeleid • … De vraag die zich hierbij stelt, is wie verantwoordelijk is om deze nieuwe rollen van jeugdhuiswerk op te nemen of jeugdhuizen hierin te ondersteunen en te stimuleren. Jeugdhuiswerk is in Vlaanderen nog steeds in meer dan 80% van de gevallen vrijwilligersinitiatief. We kunnen die vraag eigenlijk alleen beantwoorden met andere vragen, namelijk of jeugdhuizen dit soort rollen op zich kunnen nemen (hebben ze de expertise en de middelen?), of ze dat willen (is er intrinsieke motivatie voor?), of ze, door die rollen aan te nemen, ook daadwerkelijk inspelen op wat jongeren nodig hebben en of de vraag van onder uit komt. Ja, jeugdhuizen hebben potentieel om die verschillende rollen te spelen – weliswaar niet allemaal tegelijk. Maar dat lukt alleen als de bovenstaande vragen positief beantwoord kunnen worden. Enkel jeugdhuizen kunnen die vragen eerlijk beantwoorden, niet de beleidsmakers. Indien de vraag om andere rollen op te nemen, die buiten de comfortzone liggen van

jeugdhuizen, vanuit het beleid komt, dan dient dat beleid daar ook de nodige kaders voor te creëren. We blijven op dezelfde nagel kloppen: het gaat over daadwerkelijke ondersteuning, over goede reglementen, over afdoende subsidiëring, over kwalitatieve infrastructuur en over inhoudelijke gesprekken met de jeugddienst. Dialoog en vertrouwen zijn hier de sleutel. Enkel zo kunnen we een jeugdhuiswerk creëren dat zichzelf kan vernieuwen en niet voortdurend moet bezig zijn met het creëren van de randvoorwaarden om daardoor zelfs niet toe te komen aan het basiswerk, het werken met jongeren. Hoe meer van die rollen aan jeugdhuizen worden toegekend, hoe groter de nood zal zijn aan professionele ondersteuning, vanuit de jeugddienst of via een professionele jeugdwerker in het jeugdhuis. Wie veel verwacht van het jeugdhuis, moet er ook genoeg insteken. Een warme oproep naar het lokaal beleid om hier voldoende aandacht voor te hebben.

Van jongerenorganisaties naar netwerken van jongeren Om de verbreding van die rollen beter te kunnen duiden, is het waardevol om ons vernieuwd standpunt of de manier waarop we naar jeugdhuizen kijken, opnieuw aan te halen. We keren daarvoor terug naar de keuze die Formaat maakte bij de opmaak van de beleidsnota 2014-2017. Formaat maakte toen de keuze om niet enkel het organisationeel perspectief centraal te stellen, maar jeugdhuizen, nog sterker dan vroeger, zien als netwerken van jongeren. Dit vernieuwd perspectief geeft ons de mogelijkheid om ons te bekommeren om de kwaliteit van het programma, het aanbod van de jeugdhuizen en de betekenis ervan voor jongeren. Een meer divers en eigentijdser jeugdhuislandschap, vertrekkende vanuit zijn kleinschaligheid, geeft meer en meer diverse groepen jongeren grote kansen. Van een perspectief waarin de organisatie (de institutie die het jeugdhuis is, met al zijn institutionele kenmerken) centraal staat, evolueerden we naar een andere


manier van kijken. Het vertrekpunt werd vooral de jongeren zelf en hun behoefte om actief te zijn in of rond het jeugdhuis. Bovendien werd de band die jongeren hebben met dat jeugdhuis, ondergeschikt. Ook jongeren die er (nog) niet komen, krijgen dus een plaats. Er wordt eerst gekeken naar jongeren en hun noden en behoeften, pas in tweede instantie wordt bekeken of het jeugdhuis een antwoord kan bieden. Die nieuwe manier van kijken impliceert dan ook dat het jeugdhuis zijn rol als netwerkorganisatie ten volle opneemt: om vragen te kunnen beantwoorden waar het jeugdhuis geen expertise over heeft, zal het jeugdhuis moeten samenwerken met of doorverwijzen naar anderen. Het jeugdhuis is in die optiek geen ‘eindpunt’, waar zoveel mogelijk jongeren naartoe moeten komen om te participeren en daar dan ook te blijven tot het einde der tijden – of toch tenminste tot ze niet meer jong zijn. Of zoals Filip Coussée het verwoordt in De versteende pedagogiek van het jeugdwerk (2011): “jeugd[huis]werk moet […] jongeren bevrijden, uitdagen, dingen mogelijk maken die ze anders niet zouden kunnen doen, op school of thuis. Dat bevrijdend gevoel kan niet voor iedereen hetzelfde zijn aangezien de situaties waarin […] jongeren opgroeien niet voor iedereen gelijk zijn.” Als we dit willen doen, moeten we nadenken over hoe de jeugdhuismethodiek zijn blik naar buiten kan richten. De jeugdhuismethodiek kan enkel relevant blijven als de verschillende elementen er van ingevuld worden in relatie tot de buitenwereld: jeugdhuizen en jongereninitiatieven zijn geen eilandjes maar spelers binnen een groot landschap waar ze mee kunnen samenwerken en verbinding mee kunnen maken om hun doelen te bereiken.

4 / Prille aanbevelingen voor de toekomst We hebben het ijs gebroken, we hebben vragen gesteld, we hebben het al even gehad over gisteren en we lichtten ook al een tipje van de sluier over wat we kunnen doen voor vandaag en morgen. Hieronder droppen we een aantal prille principes die we verderop verder toelichten en uitwerken Jeugdhuiswerk werkt levensbreed binnen het levensproject van jongeren. Jeugdhuiswerk is gebaseerd op ontmoeting: tussen jongeren onderling, tussen generaties en tussen gemeenschappen. Jeugdhuiswerk werkt aan een sterke relatie met de buurt en de publieke ruimte. Jeugdhuiswerk is niet van gisteren en vertrekt vanuit de noden en dromen van de jongeren van vandaag. Jeugdhuiswerk is politiek van aard en versterkt jongeren in participatie en democratie. Professionele jeugdhuiswerkers zijn succesfactoren voor kwalitatief jeugdhuiswerk. Jeugdhuisinfrastructuur is breed inzetbaar voor diverse groepen jongeren. Het jeugdhuislandschap biedt kansen voor diverse groepen jongeren. Jeugdhuiswerk is een collectieve verantwoordelijkheid.

Daarvoor leggen we verderop in deze publicatie vier innovaties op tafel.

Later als ik jong ben – JEUGD IN HUIS

31


JHOB JEUGDHUISWERK IN BRUSSEL Opiniestuk

Jurgen Ral is sinds drie jaar coördinator van JHOB in Brussel. Samen met een team van zeven medewerkers ondersteunt hij de Brusselse jeugdhuizen die gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Jeugdhuiswerk in de grootstedelijke context van Brussel is het verhaal waar we met Jeugdhuizen Ondersteuning Brussel (JHOB) als professionele organisatie, samen met onze vrijwilligersjeugdhuizen, dag in en dag uit mee bezig zijn en aan werken. Brussel is een jonge en bruisende stad met duizend-en-een kansen en mogelijkheden voor jongeren, maar ook een stad waar meertaligheid en multiculturaliteit deel uitmaken van de realiteit. Als jeugdhuis is het niet vanzelfsprekend om jezelf staande te houden en relevant te blijven in deze snel veranderende omgeving. Evolueren en constant zoeken naar nieuwe en creatieve oplossingen is het doel.

Na drie jaar als coördinator van JHOB kan ik al even terugblikken en een aantal zaken opmerken. De basis van jeugdhuiswerk draait ook in een stedelijke context rond ontmoeting tussen jongeren, opbouwen van competenties, experiment (met ruimte voor mislukking!) en werken rond creatie. Ik zou hier kunnen focussen op de verschillende rollen die een jeugdhuis speelt in het leven van stedelijke jongeren en de snijlijnen met andere sectoren zoals sport, cultuur, werk of onderwijs. Ik zou een boompje kunnen opzetten over sociale ongelijkheid en de rol van het jeugdhuis daarin of de verhouding tussen een stedelijk, autonoom jeugdhuis en jeugdhuizen met professionele ondersteuning.

32

JEUGDHUIZEN MOETEN VAAK ZELF ACTIEF OP ZOEK NAAR NIEUWE JONGEREN

Maar ik wil graag focussen op één aspect, dat voor mij aanvoelt als de kern van jeugdhuiswerk. Een jeugdhuis dat voeling heeft met de buurt, haar bewoners, haar partners én haar werking daarop afstemt, bloeit open en versterkt zichzelf binnen de buurt en de stad.

Een van de belangrijkste wegen waarlangs jongeren naar het jeugdhuis komen, is de buurt. Voeling hebben met die buurt, deuren opzetten en verbinding zoeken, zijn sleutels tot bevestiging en groei van een jeugdhuis. Alleen springen jongeren er niet zo makkelijk en spontaan binnen. Jeugdhuizen moeten bijgevolg vaak zelf actief op zoek naar nieuwe jongeren. Want in de stad is het aanbod vaak zo groot dat jonge Brusselaars hun goesting elders vinden in plaats van in het nabijgelegen jeugdhuis. Door te begrijpen waar de jongeren rond het jeugdhuis nood aan hebben, de vinger aan de pols te houden en samen naar antwoorden te zoeken, wordt de instroom versterkt en zal het jeugdhuis openbloeien.

In een stedelijke context is ruimte eerder schaars, waardoor mensen er dicht op elkaar wonen, werken en

EVOLUEREN EN CONSTANT ZOEKEN NAAR NIEUWE EN CREATIEVE OPLOSSINGEN IS HET DOEL

leven. Jeugdhuizen nemen dan wel een plaats in de buurt in, maar dat betekent niet altijd dat de werking daarom bekend is bij de buurtbewoners. Integendeel. Door de aard van jeugdhuiswerk heerst er soms een negatieve perceptie en leven er soms vooroordelen bij de buren. In een superdiverse stad als Brussel zijn weinig mensen vertrouwd met het concept ‘jeugdhuis’, waar jongeren zelf verantwoordelijkheid opnemen en aan de slag gaan. Een jeugdhuis dat de dialoog aangaat met haar buren en daarbij mensen laat kennismaken met haar werking, zal daarom makkelijker aansluiting vinden met die buurt.

EEN JEUGDHUIS DAT DE DIALOOG AANGAAT MET HAAR BUREN EN DAARBIJ MENSEN LAAT KENNISMAKEN MET HAAR WERKING, ZAL MAKKELIJKER AANSLUITING VINDEN MET DE BUURT

Naast de buurtbewoners vind je in een stedelijke context ook heel wat organisaties rondom het jeugdhuis. Klein en groot, professionele- en vrijwilligerswerkingen en elk met een waaier aan doelen en activiteiten. De samenwerkingen liggen als het ware voor het grijpen, projectmatig of langdurig. Een jeugdhuis dat actief de stap zet naar de partners en samenwerking opzet, zal via die weg eveneens gevoed worden. Daardoor wordt het leerproces voor vrijwilligers sterker en zal het jeugdhuis dieper verbonden zijn met de buurt. De zoektocht naar aansluiting met de buurt en de stad wordt door verschillende jeugdhuizen op diverse manieren ingevuld. Er bestaat geen vast stappenplan. De good practices


EEN JEUGDHUIS DAT ACTIEF DE STAP ZET NAAR DE PARTNERS EN SAMENWERKING OPZET, ZAL VIA DIE WEG EVENEENS GEVOED WORDEN

zijn daarom de verdienste van de jongeren van het jeugdhuis zelf, in hun zoektocht naar die verbinding in de buurt en verdere instroom van jongeren in de werking.

JHMJ ’t Schab (Evere) Evere is een relatief kleine deelgemeente in het Brussels Gewest waar sinds enige tijd het lokale jeugdhuis is herrezen. Voorheen bekend als JH ’t Schabernak, vandaag als JHMJ ’t Schab. Het letterwoord staat voor JeugdHuis – Maison de Jeunes. De naam ’t Schab klinkt beter in de Brusselse, meertalige context. De jongeren van ‘t Schab hebben beslist om andere organisaties uit te dagen en zo een eerste keer in contact te komen met jongeren uit verschillende culturen en taalgroepen in hun buurt. Ze doen dat door de organisatie van ‘de beker van Evere’ waarbij er verschillende wedstrijden worden georganiseerd. Zo dagen ze het nabijgelegen Franstalig jeugdhuis Regard uit voor een wedstrijdje laser­ shooten of de plaatselijke scouts voor een wedstrijdje bowlen. Via die actieve ontmoetingsvormen buiten het eigen jeugdhuis willen ze het eigen netwerk vergroten en elkaar beter leren kennen.

JHMJ DAR (Brussel) DAR bestaat als jeugdhuis ongeveer drie jaar en opereert vanuit een kleine kelderruimte, vlakbij het Brouckèreplein in hartje Brussel. Aangezien de locatie niet echt geschikt is voor avondactiviteiten, gaat de werking op projectbasis samenwerkingen aan met partners uit de buurt. Zo verhoogt de werking haar eigen zichtbaarheid en maakt ze het netwerk groter doorheen de stad. Je kan stellen dat ruimtegebrek een rechtstreekse impact heeft op de aard van de werking. We stelden Jozef Vandermeulen, voorzitter van JHMJ DAR, een aantal vragen over dat aspect van de werking.

Wat is de kracht van samenwerkingen op verschillende locaties en welk effect heeft dat op de werking?

Jozef: “Het levert ons verschillende voordelen op. Ten eerste geven die verschillende plaatsen ons de kans om zeer diverse dingen te doen en onze werking telkens opnieuw een creatieve boost te geven. Elke plek heeft verschillende voor- en nadelen en het is uitdagend om daarrond te werken. Hetzelfde concept kan op twee verschillende locaties volledig anders uitdraaien. Door ons bewust te worden van de verschillen tussen locaties, hebben we ook een achtergrondkennis die inspiratie kan bieden voor nieuwe projecten.” “Verder ligt het voordeel van verschillende uitvalsbasissen ook in het feit dat die locaties hun eigen publiek en netwerk hebben, waar wij dan contact mee krijgen. Door iets te doen op een locatie waar we nog nooit zijn geweest, bereiken we makkelijk een nieuwe groep mensen. Verder kunnen nieuwe connecties worden gelegd in die locatie en wordt zo het netwerk van het jeugdhuis groter gemaakt.” “Qua effect op de werking heb ik het gevoel dat we creatiever omgaan met projecten omdat we niet worden beperkt door slechts één plaats en we ons ook moeten aanpassen aan die

andere locaties. Maar helaas is er ook een keerzijde. Door de constante zoektocht naar locaties voor projecten, ontstaan er ook moeilijkheden. Stel dat wij heel graag iets willen doen maar daarin belemmerd worden door onze eigen kleine ruimte, dan moeten wij vertrouwen op partners om ons project te realiseren. Dat kan zeer beperkend werken.”

Heeft een jeugdhuis nood aan een eigen locatie of kan een nomadenbestaan met verschillende partners blijven duren?

Jozef: “Uiteindelijk is een goede eigen locatie nodig. zoals al gezegd hebben samenwerkingen zeer veel voordelen en zelfs met een eigen sterke ruimte zou DAR blijven samenwerken met allerlei partners. Maar de dwang tot samenwerken die ontstaat als je geen eigen ruimte hebt, is beperkend en vervelend. Een nomadenbestaan kan even blijven duren en kan zeer interessante projecten opleveren, maar het is niet duurzaam voor een jeugdhuis. De werking wordt beperkt, onder meer door het feit dat partners vaak de voorkeur hebben voor grote projecten.”

Aangezien een klassieke ontmoeting op eigen locatie niet de norm is voor JHMJ DAR, wat is dan de basis van jullie jeugdhuiswerking?

Jozef: “Onze grootste successen en datgene waar we min of meer bekend voor staan zijn de grote events. Straatfeesten, avonden in de Recyclart en de Beursschouwburg … Maar dat is moeilijk de ‘basis’ van de jeugdhuiswerking te noemen, aangezien DAR rond zoveel meer draait. We doen ook kleinere dingen die altijd enorm leuk zijn, zoals een BBQ, een cocktailworkshop of basketbaltoernooi. Maar ook dat zou ik niet de basis noemen van de jeugdhuiswerking. Het is er wel een essentieel onderdeel van, maar: we zijn veel meer dan dat. Het is dus moeilijk om het ene of het andere als basis te omschrijven, het is een combinatie van de twee.” Jurgen Ral - Coördinator JHOB

brusselsejeugdhuizen.jhob.be

33


JONG GEWELD Interview

Formaat trok naar Turnhout voor een interview met Hannes Anaf en Michael Cornelissen. De eerste is schepen van Jeugd, de laatste voorzitter van jeugdhuis Jong Geweld. We praatten over regels en richtlijnen, over afspraken en vertrouwen, over ondersteuning en subsidies, maar vooral over hoe een goeie samenwerking tussen een lokale overheid en een jeugdhuis alleen maar leidt tot sterker en breder jeugdhuiswerk, met een gestructureerde en gedragen visie op de toekomst.

Wat verwacht je als stad van een jeugdhuis zoals Jong Geweld? Hannes Anaf: “We hebben een convenant met het jeugdhuis waarin een aantal inhoudelijke doelstellingen zijn opgenomen. Die doelstellingen zijn bewust redelijk algemeen geformuleerd. Op die manier krijgen de vrijwilligers de ruimte om ze in te vullen op hun eigen manier. Wat centraal staat is dat Jong Geweld alle jongeren hun ding laat doen en dat jongeren mee kunnen beslissen over hoe het jeugdhuis georganiseerd is en wat er gebeurt. Jongeren moeten in Jong Geweld de kans krijgen om – onder begeleiding – dingen uit te proberen. En daarbij kunnen ze al eens met hun hoofd tegen de muur lopen, maar ook dat moet kunnen.” “Daarbij is het natuurlijk noodzakelijk om de financiële middelen goed te beheren. Daarom verwachten we van het jeugdhuis een jaarlijkse rapportage aan vzw JeP, het forum waar het jeugdbeleid van Turnhout wordt vormgegeven. JeP is een Extern Verzelfstandigd Agentschap (EVA) dat

34

JONGEREN MOETEN IN JONG GEWELD DE KANS KRIJGEN OM DINGEN UIT TE PROBEREN

Hannes Anaf, schepen van Jeugd in Turnhout voor de helft bestaat uit gemeenteraadsleden en voor de andere helft uit jeugdraadleden.” Michael Cornelissen: “En omdat we dat allemaal samen doen en het beleid echt samen vormgeven, is er een grote gedragenheid en immens veel wederzijds begrip en respect.”

Op welke manier probeer je als stad die impact te bewerkstelligen? Hoe wordt het jeugdhuis daarin ondersteund?

Hannes: “Het convenant speelt daarbij een grote rol. Wij bieden het jeugdhuis ondersteuning en daar staan natuurlijk verwachtingen tegenover. Die worden door Jong Geweld op een zeer volwassen manier ingevuld. Daarnaast wordt het jeugdhuis ook gesubsidieerd: enerzijds is er het gebouw waar zij kosteloos gebruik van mogen maken, anderzijds is er een structurele financiële injectie in het jeugdhuis.” “Dat is eigenlijk een straffe geschiedenis. In 2013 vielen de ex-DAC mede­ werkers in jeugdhuizen weg en begon het verhaal van de bovenlokale projecten. Een van de voorwaarden om daarop te kunnen intekenen, was dat er een beroepskracht werkzaam was in het jeugdhuis. Op dat moment gaven wij vanuit de stad jaarlijks 25.000 euro aan het jeugdhuis. Net dan moesten we een immense besparingsoefening doen. Zelfs in die mate dat het jeugdhuis een tijdje dreigde verkocht te worden. Maar na veel inspanningen, zowel vanuit de politiek, als vanuit het jeugdhuis zelf, zijn we tot een oplossing gekomen.”

Michael Cornelissen

“Het jeugdcentrum bleef niet alleen behouden, maar er werden ook allerlei diensten rond vrije tijd in geclusterd: de sportdienst, de cultuurdienst en het evenementenloket. Dat heeft inhoudelijk voor een serieuze meerwaarde gezorgd. Sterker nog: de subsidie van 25.000 euro is in volle besparingsperiode ook nog eens verdubbeld. Daardoor kon een voltijdse coördinator in het jeugdhuis starten. Dat gaf aan Jong Geweld de kans om zowel een project rond ondernemerschap, als een rond artistieke expressie in te dienen.” Michael: “Op zich was die voltijdse tewerkstelling echt noodzakelijk om de jeugdhuiswerking op een degelijke manier uit te bouwen en te ondersteunen. Ik denk dat we de stad heel dankbaar mogen zijn dat ze die

HET JEUGDHUIS EN DE STAD GEVEN HET BELEID SAMEN VORM. DAT ZORGT VOOR EEN GROTE GEDRAGENHEID

Michael Cornelissen, voorzitter Jong Geweld


inspanning voor ons hebben gedaan. Die oorspronkelijke financiële steun was vooral bedoeld om grotere evenementen mee te organiseren en grote namen richting het jeugdhuis te krijgen. Met de aanwerving van een coördinator konden we het jeugdhuis ook structureel sterker maken en meer op lange termijn werken.”

Hoe ervaart het jeugdhuis het convenant?

Michael: “Het convenant is heel belangrijk voor ons. Op zich is het een zeer open overeenkomst, die veel mogelijkheden schept, zonder te veel beperkingen. Ik denk dat we er, ver-

WE HEBBEN HET BESTUUR LOSGEKOPPELD VAN DE DAGELIJKSE WERKING, ZODAT DE JEUGDHUISWERKING EVENWAARDIG NAAST DE BOVENLOKALE PROJECTEN STAAT

Michael Cornelissen

trekkend vanuit onze eigen intuïtie en ambitie, een goeie invulling aan geven. Het convenant is eerder een kader waarin we opereren, dan een aantal vaste regels. Het hoeft daarom ook niet ieder jaar geëvalueerd te worden. We presenteren natuurlijk jaarlijks ons financieel verslag, maar daar blijft het ook bij. Het gaat voor een groot stuk over wederzijds vertrouwen.”

Kan het jeugdhuis beschouwd worden als experimenteerruimte?

Hannes: “Absoluut! Het is ook de plek waar jongeren in een veilige omgeving kunnen samenkomen en

HET JEUGDHUIS IS DE PLEK WAAR JONGEREN IN EEN VEILIGE OMGEVING KUNNEN SAMENKOMEN EN HUN EERSTE STAPPEN IN HET VERENIGINGSLEVEN KUNNEN ZETTEN

Hannes Anaf hun eerste stappen in het socialeen verenigingsleven kunnen zetten. Jongeren kunnen het aanbod immers zelf vormgeven. Het is daarbij heel belangrijk dat zelfs ideeën die al tien keer uitgeprobeerd zijn, toch opnieuw een kans krijgen. Zolang er maar genoeg jongeren achter staan.”

Michael: “Wij hebben daarom onze vzw-structuur wat aangepast. Als voorzitter maak ik deel uit van de raad van bestuur. We hebben het bestuur losgekoppeld van de dagelijkse werking, zodat de jeugdhuiswerking evenwaardig naast de bovenlokale projecten staat. Er is nu zowel voor de projecten als voor het jeugdhuis een zelfstandig bestuur dat eigen beslissingen kan nemen. Met de raad van bestuur zijn we enkel met de algemene werking bezig, waardoor de jongeren eigenlijk de ruimte krijgen om met het jeugdhuis echt hun eigen ding te doen.”

“Over hun inhoudelijke keuzes hebben wij het eigenlijk niet, wij bewaken gewoon het bredere plaatje. We laten hen dus echt heel vrij, of dat nu over iets heel klein gaat, over de infrastructuur of over een groots evenement, alles is bespreekbaar. Dat laatste is volgens mij zeer belangrijk. Je moet mee de sprong wagen en open staan voor alle input, ook al zijn daar risico’s aan verbonden en weet je soms niet goed wat de uitkomst zal zijn.”

Kan je iets vertellen over jullie binnenkoer, en wat die boot daar precies ligt te doen? Hannes: “Dat is een typisch voorbeeld van een uitstekende samenwerking.”

Michael: “Vroeger was dat een grote wildernis en werd er niet echt iets mee gedaan. We beslisten dan samen met de stad om onze boot – die al in ons bezit was, maar niet meer vaarwaardig was – naar hier te verhuizen. We maakten daarvoor gebruik van een subsidie vanuit de Vlaamse overheid. In samenwerking met de stad maakten we dan de binnenkoer weer proper en kindvriendelijk. Naast de boot staan nu speeltuigen die heel wat kinderen en jongeren aantrekken. Op termijn is het de bedoeling om ook de binnenruimte van de boot aan te pakken. Die kan dan dienen als speelruimte, maar ook als plek die geclaimd kan worden voor tijdelijke projecten.” Hannes: “Dat zijn dingen die we samen doen en die ook heel wat opleveren voor de inwoners van Turnhout. Een andere samenwerking is bijvoorbeeld het aanleveren van toffe locaties voor Broei.On, het artistieke project van het jeugdhuis.” Michael: “Zulke projecten tonen de meerwaarde die je als jeugdhuis kan bieden, en dan vooral in samenwerking met de stad. Wij gaven bijvoorbeeld met het jeugdhuis de aanzet voor de herwaardering van de binnenkoer, maar het is heel leuk om te zien dat de stad mee in het verhaal stapt en daar ook haar rol in wil spelen. De boot zelf is trouwens indertijd samen aangekocht door de jeugddienst en het jeugdhuis!”

35


Jullie krijgen als jeugdhuis ook heel wat gedaan van de stad. Hoe pakken jullie dat aan?

Hannes Anaf

Ik hoor hier vooral een verhaal van jeugdhuis en stad als volwaardige partners? Michael: “Het is inderdaad zo dat we als jeugdhuis niet alleen meeschrijven aan het jeugdbeleid van de stad, maar het ook mee helpen vormgeven. Op die manier worden jeugdhuis en stad volwaardige partners. Daardoor worden we allebei sterker!”

Hannes: “Dat is zeker en vast ook de verdienste van het jeugdhuis. Zij geven zelf aan dat ze weten dat ze in een stad zitten, dat daar ook maatschappelijke uitdagingen mee gepaard gaan en dat ze daar iets aan willen doen en er willen werken. Jong Geweld wil zeker niet alleen hun eigen werking in orde hebben, maar kijkt ook naar buiten. Dat zorgt voor een mooie wisselwerking.”

Michael: “De meeste mensen die rondlopen in Jong Geweld zijn van nature heel betrokken en bereid om de handen uit de mouwen te steken voor verschillende projecten. Dat in combinatie met de goeie relatie met de jeugdraad en jeugddienst zijn troeven die het jeugdhuis sterker maken.”

36

Michael: “Ik denk dat het onderhouden van goeie contacten met verschillende diensten van de stad geldt als een van de basisvoorwaarden. Daarnaast is ‘gewoon doen’ en ‘ervoor gaan’ ook belangrijk. Dat hele bootverhaal is daar een illustratie van. Wij zijn daar volop voor gegaan en de stad is ons daarin gevolgd. Het jeugdhuis zorgde dus voor de vonk. Dan is het leuk om te zien dat die overslaat op de stad en dat duidelijk wordt dat we samen nog meer kunnen bereiken. Het gaat daarbij niet over een bewuste tactiek, maar eerder over een soort betrokkenheid die organisch en wederkerig is. Wij helpen mee met zaken waar de stad mee bezig is, en andersom.” Hannes: “Een aantal dingen passen logisch in elkaar. In 2013 tekende het jeugdhuis in op twee projecten. Net op dat moment ging in Turnhout een grote fuifzaal open. Het jeugdhuis speelde daar goed op in door via hun project ondernemerschap jongeren te ondersteunen in dat hele fuifgebeuren. Daardoor moesten wij als stad zelf geen fuifcoach voorzien.”

Willen jullie nog iets meegeven aan andere jeugdhuizen en lokale beleidsmakers?

Hannes: “Bij ons zijn er een aantal mensen die actief de rol van ‘luisterend oor’ opnemen. Op die manier kan het jeugdhuis altijd bij ons terecht. Zeker voor de personeelsleden van het jeugdhuis is dat ideaal. Ook de raad van bestuur van het jeugdhuis proberen we bij te staan, bijvoorbeeld in de aanwerving van personeel. In combinatie met openheid en vertrouwen durven geven is dat een succesformule.” Michael: “Het jeugdhuis en de lokale overheid moeten elkaar zien als partners. Dat merk je aan de manier waarop we met elkaar omgaan: steeds met heel veel respect. Wij

ALS JEUGDHUIS SCHRIJVEN WE MEE AAN HET JEUGDBELEID VAN DE STAD, EN HELPEN WE HET MEE VORMGEVEN

Michael Cornelissen verwelkomen alle hulp en ondersteuning die we vanuit de stad krijgen en durven gebruik maken van hun expertise. Jeugdhuizen moeten meer durven aankloppen bij de stad of gemeente wanneer ze vragen hebben of hulp nodig hebben. Dat is niet alleen handig, maar zorgt ook voor een open dialoog.”

Hannes: “Bovendien weet de stad dan waar het jeugdhuis mee bezig is. En dat het leeft! Een groot voordeel hier in Turnhout is dat zowel de jeugddienst als het jeugdhuis in het jeugdcentrum zitten. Daardoor is de drempel zeer laag en is het gemakkelijker samenwerken.” Michael: “Dat is inderdaad een grote meerwaarde. Het is heel gemakkelijk om even binnen te springen! Er is bijna dagelijks contact met elkaar.” jonggeweld.net


LIES VEREECKE

Als jongeren aan jullie vragen waar ze iets kunnen organiseren, wat hebben jullie hen dan te bieden?

Interview

Formaat ziet het lokaal bestuur als een belangrijke partner voor de jeugdhuizen. Maar hoe kijkt dat bestuur naar de jeugdhuissector? Wat mogen we verwachten van jeugdhuizen? We spraken erover met Lies Vereecke, schepen van jeugd in Dilbeek.

Welke rol zou jij jeugdhuizen graag zien opnemen? Lies Vereecke: “Ik stel vast dat jongeren vaak de weg naar het lokaal bestuur niet vinden. Maar de enkelingen die hun weg wel gevonden hebben, komen daarna steeds terug. Zij vragen ons waar ze evenementen kunnen organiseren en of we hen daar als in kunnen ondersteunen. Andere jongeren krijgen wij moeilijk te pakken, zeker jongeren die niet actief zijn in het jeugdwerk. Misschien kunnen jeugdhuizen daar wel een rol in opnemen. Ik vind dat we van hen mogen verwachten dat ze inspelen op hun omgeving en dus ook dat ze jongeren in contact brengen met het gemeente­bestuur”

“Concreet zou een jeugdhuis een plek kunnen zijn waar een groep jongeren bijvoorbeeld twee weken de sleutel krijgt om daar hun ding te doen. Die ruimte hoeft niet geclaimd te worden door één groep jongeren. Als gemeente moeten we ook naar onszelf kijken. Wij zouden dat in het jeugdcentrum ook moeten kunnen realiseren. Niet iedereen staat daar altijd voor te springen, maar ik zal daar wel naar blijven streven.”

Lies: “Eind 2015 werd Dilbeek verkozen tot jeugdgemeente van Vlaanderen. Voor een evenement dat jongeren in dat kader organiseerden, waren ze op zoek naar een locatie. Wij hebben toen contact gelegd met de eigenaars van een bedrijfspand en zo is er een samenwerking ontstaan. Dat is volgens mij de rol die we als bestuur moeten spelen. Wij moeten een verbinder zijn die afstemming zoekt tussen verschillende partners. Op die manier geven we ruimte aan dit soort evenementen om te groeien.”

Vind je dat Dilbeek er al voldoende in slaagt om het jeugdbeleid een brede invulling te geven zonder te veel vanuit een sectorale invalshoek aan de slag te gaan?

Lies: “We hebben daar alvast stappen in gezet. We zijn afgestapt van een afzonderlijke jeugddienst, sportdienst, cultuurdienst … en hebben alle vrijetijdsdiensten gebundeld. Daardoor stimuleren we samenwerking en ontstaan er projecten die er anders niet

WIJ MOETEN EEN VERBINDER ZIJN DIE AFSTEMMING ZOEKT TUSSEN VERSCHILLENDE PARTNERS

Lies Vereecke, schepen van Jeugd in Dilbeek zouden zijn. Als je als bestuur wil dat je ambtenaren op een andere manier gaan werken, kan je niet verwachten dat dat vanzelf gebeurt. Je moet een stimulans, een prikkel geven. Je moet iets veranderen in je organisatie, waardoor je ze effectief aanzet om anders te gaan werken.”

Hoe kunnen gemeenten de jeugdhuizen volgens jou het best ondersteunen?

Lies: “Ik denk dat het belangrijk is dat je als gemeente kan vertrekken vanuit vertrouwen, en daarvoor moet je de jeugdhuizen in je gemeente eerst leren kennen. Het lijkt me interessanter om daarin te investeren dan in de controle van jeugdhuizen om te zien of ze zich wel aan alle regeltjes houden. Waarom vraagt een groep subsidies aan? In 95% van de gevallen om daar wel degelijk iets goeds mee te doen. Zoveel sjoemelaars zitten er niet tussen. We moeten opletten dat we niet iedereen gaan straffen met waslijsten regels en bergen administratie om de 5% die fraudeert eruit te halen.” “Daarnaast is het belangrijk dat je openstaat voor en flexibel kunt omgaan met alle initiatieven in je stad. Ondersteuning mag niet afhangen van het al dan niet in een hokje passen. Je moet begeleiding op maat voorzien zonder zelf te veel te willen sturen. Wij willen vooral faciliteren en de verantwoordelijkheid verder bij de jongeren laten liggen.”

37


WEG UIT JEUGDLAND

Sven De Visscher is doctor in de pedagogische wetenschappen en lector Sociaal Werk aan Hogeschool Gent, Faculteit Mens en Welzijn. Hij maakt deel uit van de vakgroep sociaal werk waar hij aanspreekpunt is voor het team ‘verstedelijking en gemeenschapsvorming’.

Opiniestuk

In de twintigste eeuw heeft het jeugdbeleid sterk bijgedragen aan een visie op kinderen en jongeren die vertrekt vanuit wat zij ‘nog niet’ zijn. Ze zijn nog niet volwassen, nog niet volledig competent, nog niet zelfstandig. Ze zijn kortom nog nietburgers in ontwikkeling, de rijkdom van morgen. De jeugdperiode wordt opgevat als een voorbereiding op de status van volwaardig medeburger, als een leerfase op weg naar het volwassen individu.

Vanuit deze visie ontstond het idee om een apart beleid voor kinderen en jongeren te voeren. Ze worden zo tijdelijk buiten de samenleving gezet, in een jeugdland waar ze kunnen opgroeien tot verantwoordelijke burgers. In het verlengde van deze apartstelling ontstond een burgerschapsconcept op kindermaat. Het kind als speels wezen staat centraal. We herkennen dergelijke romantische kindbeelden in sommige invullingen van de kindvriendelijke stad. Niemand is tegen de kindvriendelijke stad wanneer het gaat over de bescherming van schattige, spelende kindjes. Maar deze joepie-sfeer slaat om wanneer

ER IS NOOD AAN JEUGDWERKORGANISATIES DIE DE VERBINDING MAKEN TUSSEN KIND EN SAMENLEVING

38

het gaat over participatie en rechten van rondhangende tieners, skatende jongeren of op straat voetballende kinderen in oude stadswijken. Dit dubbelzinnig beleid roept vragen op. Enerzijds worden die schattige kindjes zo uit het overbeschermde jeugdland de straat opgeduwd via een buitenspeeldag, anderzijds worden probleemkinderen van straat gehaald en toegeleid naar het georganiseerde jeugdwerk. Spelen is ontegensprekelijk een belangrijk element in de leefwereld van kinderen en jongeren. Toch is het een onvoldoende basis om het burgerschap van kinderen en jongeren rond op te bouwen.

Publieke ruimte

Een relationele opvatting van het medeburgerschap van kinderen en jongeren biedt meer mogelijkheden. Burgerschap gaat over de manier waarop mensen zich verhouden tot anderen in de samenleving. Kinderen leren net als volwassenen altijd en overal betekenis te geven aan hun burger zijn. Burgerschap van kinderen en jongeren is dan niet enkel te begrijpen in termen van het recht op bescherming (veilige woonomgeving) of formele participatiemogelijkheden aan het lokale voorzieningenaanbod (jeugdwerk en speelruimte). Het is vooral een erkenning van de verschillende manieren waarop kinderen en jongeren aanwezig zijn in de publieke ruimte en er zich door bewegen. De erkenning dat jongeren ‘deel zijn’ van en ‘deel hebben’ aan de gemeenschap.

Mede-eigenaarschap

Onderzoek toont aan dat niet evidente thema’s in de stad zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit en veiligheid een

belangrijk deel uitmaken van de belevingswereld van kinderen. Als kinderen en jongeren prioriteiten mogen kiezen voor het lokaal beleid, kiezen zij niet noodzakelijk voor de typische vrijetijdsthema’s. Niet het gedrag van het kind moet dus de eerste bezorgdheid voor het lokale beleid vormen, wel de toegankelijkheid, leefbaarheid en duurzaamheid van de omgeving.

Kansen voor jeugdwerk

Vanuit die optiek biedt de nieuwe bestuurskundige context van een geïntegreerd strategisch meerjarenplan minstens een voorzichtige en kwetsbare mogelijkheid op een beter verankerd stedelijk medeburgerschap van kinderen en jongeren. Waar het vroegere jeugdwerkbeleidsplan soms vastliep op horizontaal werken, kunnen gemeenten die daarvoor kiezen hier nu veel meer werk van maken. De jeugdsector kan wegen op het toekomstig lokaal medeburgerschap van kinderen en jongeren. Maar dan moet men buiten de vertrouwde grenzen van het jeugdland durven treden. Een direct, categoriaal en lokaal jeugdbeleid dat rechtstreeks inzet op voorzieningen in de vrije tijd, moet ook paden verkennen in de richting van een indirect jeugdbeleid. Een jeugdbeleid dat het medeburgerschap van kinderen en jongeren in andere beleidsdomeinen agendeert en hen verbindt met andere groepen in de samenleving. Meer dan ooit is er nood aan jeugdwerkorganisaties die de verbinding maken tussen jeugd en stad, tussen kind en samenleving. Initiatieven die kinderen en jongeren helpen om hun belangen binnen de verschillende facetten van het lokaal beleid te formuleren en agenderen. Maar de kwetsbaarheid van deze mogelijkheid is duidelijk. De toekomst zal uitwijzen of steden en gemeenten deze keuze voor een sterkere burgerschapspositie van kinderen en jongeren zullen nemen. Sven De Visscher


Yannick Moyson °1988

ALS JONGEREN ZICH THUIS VOELEN IN JE ORGANISATIE, KAN JE ZE LATEN KENNISMAKEN MET NIEUWE DINGEN

“Ik ben een product van het jeugdwerk. Als jonge gast was ik regelmatig in jongerencentrum Kavka te vinden. Daar merkten de medewerkers al snel mijn zin om dingen te organiseren op. Vanuit mijn passie voor poëzie en het werken met jongeren ontstond zo You On Stage. Elke eerste maan­ dag van de maand gaven we jonge woordkunstenaars een podium. In die periode merkte ik dat je jongeren echt kunt stimuleren om met cultuur bezig te zijn. Ik staaf dat aan de hand van het begrip ‘culturele mobiliteit’. Er zijn verschillende stappen om met cultuur in aanraking te komen.”

Neem jongeren mee naar buiten

“Als jongeren zich thuis voelen in je organisatie, kan je ze laten kennis­ maken met nieuwe dingen. Breng de culturele beleving in je eigen organisatie. Bied ze cultuur aan in het jeugdhuis of ga eens op pad met je jongeren. Daarvoor is een vertrouwensband nodig, want je krijgt ze niet zomaar overal naartoe. Neem ze bijvoorbeeld eens mee naar een optreden. Bied een breed kader aan waaruit ze zelf een keuze kunnen maken. Deze eerste stap is de ‘receptieve mobiliteit’. Die stap is onontbeerlijk om

Yannick Moyson is (onder andere) actief als projectmedewerker binnen het bovenlokaal project Artistieke Expressie ‘Vers Geweld’ in Jeugdcentrum Bouckenborgh in Merksem.

tot de volgende stap, de ‘participatieve mobiliteit’ te komen. In die stap laat je jongeren mee bijdragen. Dat kan op verschillende manieren. De meest vanzelfsprekende is als artiest, maar ook achter de schermen kunnen jongeren aan de slag. Geef jongeren het gevoel dat zij zich de plek mogen toe-eigenen. Denk bijvoorbeeld aan een open-mic-night. Iedereen moet de kans krijgen om op het podium te staan. Hebben je jongeren de smaak te pakken? Neem hen dan verder. Zoek naar nieuwe podiumkansen en mogelijkheden. Bouw een netwerk voor hen uit. Succesvolle jongeren geef je nog meer stimulans door hen workshops te laten geven of door hen vaker te boeken voor optredens. De ondersteuning van jeugdwerkers is hier dus heel belangrijk. Natuurlijk bereikt niet iedereen de top. Dat hoeft ook niet. Er is maar een klein percentage van artiesten dat, bij wijze van spreken, het Sportpaleis uitverkoopt. Maar maar simpele dingen zoals plezier maken en jezelf ontwikkelen, zijn minstens zo belangrijk. Er zijn mensen met talent, maar met talent alleen kom je er niet. Door veel te oefenen, workshops te volgen en op te treden, til je jezelf naar een hoger niveau.”

Langdurige trajecten met jongeren “Met Vers Geweld stippelen we een langdurig traject uit rond woordkunsten voor jongeren. Voor veel jongeren is woordkunst onbekend terrein. Ik moest echt op zoek gaan naar jongeren, want in het jeugdhuis was er niemand die affiniteit had met poëzie. Ik zoek naar manieren om jongeren naar ons te krijgen, bijvoorbeeld door woordkunst tussen iets anders, zoals rap of comedy, te programmeren. Dat werkt. Hoewel het moeilijk is om jongeren uit het eigen jeugdhuis naar ons project te trekken, zijn er vanuit Vers Geweld wel nieuwe vrijwilligers in het jeugdhuis gekomen. Niet alleen het zoeken van jongeren is een uitdaging, ook het publiek moest aan ons wennen. Door bijvoorbeeld kleine performances te houden op de jaarlijkse barbecue van Merksem, leren mensen ons kennen. Het eerste jaar kijken ze vreemd op, het tweede jaar weten ze wat je doet en het derde jaar vragen ze af waar je bent als je er niet staat. Het is allemaal gewoon een kwestie van blijven proberen.” www.facebook.com/YouOnStage www.facebook.com/gevaarlijkcreatief www.facebook.com/JCBouckenborgh

39


HAVEN EEN INTRODUCTIE TOT DE JEUGDHUIZEN­COÖPERATIE Good practice

Haven ondersteunt en versterkt ondernemende jongeren die een project willen uitwerken door hen een veilige proeftuin te bieden om te experimenteren. Dit vanuit het geloof dat creatief ondernemerschap in jeugdhuizen met de juiste ondersteuning kan uitgroeien tot maatschappelijk relevante ondernemingen.

Ondernemerschap in de jeugdhuissector Sinds 2014 worden jeugdhuizen ondersteund vanuit Vlaanderen om bovenlokale projecten op te zetten rond ondernemerschap en artistieke expressie. De projecten lopen goed, want in 2016 verhoog­ de minister Sven Gatz zijn steun zodat vanaf 2017 zeventig jeugd­ huizen rond deze belangrijke the­ ma’s kunnen werken. De projectlijn ‘Bovenlokale projecten ondernemerschap’ maakt het vandaag voor 25 jeugdhuizen mogelijk om een projectmedewerker aan te werven. Die projectmedewerkers begeleiden jongeren in het uitwerken van hun ideeën. Ze inspireren en motiveren jongeren en zijn een klankbord voor hun vragen en problemen.

Het concept van ondernemerschap binnen jeugdhuizen is niet lukraak gekozen. Jeugdhuizen bieden plaats aan jongeren om te experimenteren, te falen en terug op te staan. De projecten ondernemerschap bouwen daarop verder, maar verbreden

40

de werking van het jeugdhuis. Door specifieke trajecten op te zetten met vormingen, workshops en inspiratiesessies zien we dat jongeren met een ondernemersidee de weg naar het jeugdhuis vinden. Daardoor worden er nieuwe doelgroepen aangetrokken. Bovendien kunnen de projectmedewerkers nieuwe partners aantrekken en samenwerken met lokale organisaties die eerder niet bij het jeugdhuis betrokken werden. Na bijna drie jaar van interessante experimenten zien we dat de jeugdhuizen die rond ondernemerschap werken een boost hebben gekregen. Het heeft jeugdhuizen en jongeren bij elkaar gebracht, de jeugdhuizen hebben meer zichtbaarheid gekregen, ze trekken nieuwe jongeren aan en hun imago is geprofessionaliseerd.

Haven, de jeugdhuizen­ coöperatie Coaching in het jeugdhuis

De projectmedewerkers uit de bovenlokale projecten kunnen jongeren begeleiden bij het uitwerken van hun ideeën. Zo ontwikkelen de jonge ondernemers hun eerste prototype, verkopen ze hun eerste producten en leren ze bij over klanten, communicatie en prijszetting. Voor de jongeren is het een stimulans om hun onder-

nemingszin aan te wakkeren, hun talenten te ontdekken en een aantal zinvolle skills rond ondernemerschap aan te leren. Voor heel wat jongeren blijft het bij dit waardevolle experiment, maar een aantal onder hen wil een stapje verder gaan. Zij willen hun project echt uitwerken en er misschien zelfs ooit een onderneming van maken.

Haven, een stapje verder Toch blijkt vaak dat de stap zetten naar echt ondernemerschap en de opstart van een eigen zaak net iets te groot is. De jongeren hebben nood aan meer begeleiding voordat ze zelfstandig iets beginnen en de projectmedewerkers hebben nood aan extra kennis en een bovenlokaal netwerk van partners en collega’s.

JEUGDHUIZEN ZIJN PLEKKEN VOOR EXPERIMENT EN HET IDEE VAN ONDERNEMERSCHAP SLUIT DAAR PERFECT BIJ AAN

Joris De Bleser, voorzitter Formaat Om die noden op te vangen, werd Haven cvba-so opgericht door tien jeugdhuizen, Formaat en de Arteveldehogeschool. Haven biedt trajecten aan voor jonge ondernemers die een stapje verder willen gaan met hun project. De coöperatieve structuur geeft de mogelijkheid om samen met de ondernemende jongeren hun experiment verder te zetten en de levensvatbaarheid van hun project te testen. Daarnaast is Haven een platform en netwerk voor de projectmedewerkers om elkaar te versterken en nieuwe partners én jongeren aan te trekken.


Sean Hendrickx Sean Hendrickx is projectme­ dewerker en beroepskracht in jeugdhuis Govio in Kalmthout en sinds kort ook trotse voor­ zitter van Haven. Hij groeide op in het jeugdhuis waar hij nu ook werkt en is dus een perfec­ te vertegenwoordiger voor de jeugdhuizencoöperatie. “Ik zie Haven als een enorm interessante uitdaging. Voor mij persoonlijk, omdat ik als voorzitter enorm betrokken ben bij de uitwerking van dit nieuwe concept en er veel uit leer. Voor mijn jeugdhuis, omdat het ons project ondernemerschap naar een hoger niveau tilt. Het zorgt ervoor dat jongeren die in Govio met een idee komen een perspectief hebben om het effectief verder uit te werken en er een onderneming van te maken. En voor de hele jeugdhuissector. Het zet jeugdhuizen op de kaart als plekken vol ondernemerschap en het toont aan dat wij mee evolueren met wat op dit moment relevant is voor onze jongeren. Jeugdhuizen zijn altijd al innovatief en ondernemend geweest en met Haven kunnen we dit ook duidelijk maken aan de buitenwereld!”

HET DOEL VAN HAVEN IS NIET OM WINST TE MAKEN, WEL OM EEN MAATSCHAPPELIJKE MEERWAARDE TE CREËREN

Een coöperatie? Een coöperatie is een vereniging van organisaties die zich organiseren voor een gemeenschappelijk doel. Haven cvba-so verenigt jeugdhuizen die jonge ondernemers ondersteuning en een veilig kader willen aanbieden. Het doel van Haven is dan ook niet om winst te maken, wel om een maatschappelijke meerwaarde te creëren. Samenwerken staat centraal binnen Haven. Door krachten en kennis te bundelen, kunnen de jeugdhuizen en hun coaches jonge ondernemers beter begeleiden. De kennis die ze missen wordt van buitenaf aangetrokken via een netwerk van partners en experten.

Vennotenstructuur Elke stichtende vennoot heeft een afgevaardigde in de raad van bestuur. Dat zijn vaak de coaches uit de deelnemende jeugdhuizen. Daardoor bepalen ze mee de koers van de coöperatie en geven ze vorm aan het traject voor hun jongeren. Door de coaches zelf te betrekken, creëren we een gedragen aanbod en zijn we steeds op de hoogte van de noden bij de jonge ondernemers. Bovendien zorgt Haven zo voor een bovenlokaal platform waar de coaches kennis en ervaringen kunnen delen.

Een traject voor jonge onder­nemers Ruimte voor experiment Jonge ondernemers die binnen Haven een traject volgen, kunnen hun onderneming echt testen. Ze kunnen via de vennootschap hun producten verkopen, een klantenbestand opbouwen, reclame maken … Alles wat nodig is dus om te onderzoeken of ze kunnen leven van hun onderneming. Tijdens het traject leren ze bovendien competenties zoals een boekhouding bijhouden, administratie beheren of patenten aanvragen. Na afloop van het traject stromen de jongeren uit als zelfstandige ondernemers met een product dat er staat. Bovendien kunnen ze de opgebouwde winst meenemen om hun eigen onderneming te lanceren.

Een laagdrempelig voortraject Jongeren met een ondernemersidee kunnen nog steeds terecht in de lokale jeugdhuizen. Ze volgen daar een eerste voortraject om hun idee te ontwikkelen. Als ze willen doorstromen naar een traject binnen Haven, stellen ze samen met hun coach een financieel plan en een businessplan op. Dat plan leggen ze voor aan de jury van Haven en pas dan beginnen ze aan hun traject. Ook na de opstart binnen Haven blijft de link met het jeugdhuis duidelijk. De jonge ondernemer vindt daar nog steeds een locatie, een klankbord van andere jongeren en persoonlijke begeleiding. Tijdens het hele Haven-traject worden ze opgevolgd en begeleid door hun vertrouwde coach. Daardoor kunnen ze op een laagdrempelige manier hun onderneming uitwerken en blijven ze lokaal ondersteund.

41


Jonge coöperanten De jonge ondernemers die bij Haven een traject volgen, worden ook Haven-coöperanten. Door een aandeel te kopen, kunnen zij via Haven ondernemen als werkend vennoot. En ze spelen ook een rol als actieve coöperant. Zij kunnen mee de koers van Haven bepalen via de algemene vergadering. Daarnaast zijn ze betrokken bij het bestuur van Haven via twee afgevaardigden in de raad van bestuur. De jonge ondernemers krijgen zo voeling met de coöperatieve principes en kunnen ze in de praktijk toepassen binnen Haven.

ER IS EEN ENORM POTENTIEEL AAN CREATIVITEIT, GOESTING EN DRIVE BIJ VEEL JONGEREN DIE OP HUN EENTJE HUN WEG MOEILIJK VINDEN EN DIE MET HUN IDEE BLIJVEN ZITTEN

Evaluatie en toekomst Haven is een verhaal van samenwerking en verbinding. Door samen met tien jeugdhuizen Haven op te richten, bouwen we bruggen. Daardoor leven de projecten niet naast elkaar, maar voelen zowel de coaches als hun jongeren onderlinge verbondenheid. Haven creëert een bovenlokaal platform waar jonge ondernemers van hun eiland komen en elkaar leren kennen. En dat versterkt hen en hun ideeën.

HAVEN IS EEN BOVENLOKAAL PLATFORM WAAR JONGE ONDERNEMERS ELKAAR LEREN KENNEN

Haven brengt daarnaast ook continuïteit en duurzaamheid in de sector. Het zorgt voor een duurzaam verhaal waar jongeren terecht kunnen die al een tijdje experimenteren in het jeugdhuis en nu een stapje verder willen. Het zorgt er dus voor dat jongeren langer in het jeugdhuis blijven en ondersteund worden. Daarnaast zorgt Haven voor een duurzame borging van de visie binnen de jeugdhuizen. We werken aan een beleidsplan rond ondernemerschap dat minder gevoelig is aan verandering. Zo kan kwalitatieve ondersteuning gewaarborgd blijven, ook wanneer er eventueel beroepskrachten vervangen worden.

Voor de toekomst van Haven hebben we de droom om meer jeugdhuizen en dus ook meer jongeren in het verhaal te laten stappen. Er is een groot potentieel aan jeugdhuizen die dit aankunnen en er is ook een enorm potentieel aan creativiteit, goesting en drive bij veel jongeren die op hun eentje hun weg moeilijk vinden en die met hun idee blijven zitten. Daarnaast willen we mee aan het ondernemersverhaal schrijven en dit vanuit het standpunt van jongeren. Zo wordt het een positief verhaal waar goesting en passie centraal staan en waar we jongeren de kans geven om hun ding te doen. Samen met de partners moet Haven er zijn om jongeren een stem te geven en hen te versterken. havencoop.be

42


Simen Vandenbussche °1991

IK BEN VOORAL BEZIG OM JONGEREN BEWUST TE MAKEN VAN HET FEIT DAT IDEEËN MEER KUNNEN WORDEN

“Vroeger was Jakkedoe zo’n typisch jeugdhuis met rock, punk en noise en een pintje op zijn tijd. Behoorlijk alternatief en zwart. Inmiddels zijn we van dat etiket af. We krijgen hier in Jakkedoe veel verschillende jongeren over de vloer. Jongeren die met muziek bezig zijn, meubels maken, gasten die zeefdrukken of een terras aanleggen. We staan open voor alles en we proberen iedereen hier een plaats te geven, fysiek of door projecten te ondersteunen. Om dat kracht bij te zetten hebben we een bovenlokaal project uitgeschreven: MOJJak. Vrij vertaald klinkt dat als ‘maar natuurlijk wel’. Een project waarbij we jongeren met wilde ideeën begeleiden in hun ondernemende ambitie. Ik ben vooral bezig om jongeren bewust te maken van het feit dat ideeën meer kunnen worden. Maar ook dat er tussen het hebben van een idee en het uitvoeren ervan een heel traject zit.”

Sterke partners maken sterke projecten

“Met Haven, de coöperatie van tien Vlaamse jeugdhuizen, Formaat en de

Simen Vandenbussche is actief als projectmedewerker binnen het bovenlokaal project Ondernemerschap ‘Mojjak!’ in jeugd­huis Jakkedoe in Desselgem.

Arte­veldehogeschool gaan we nog een stap verder. We merken in Jakkedoe dat we nu jongeren bereiken die we vroeger niet bereikten, jongeren van buiten Desselgem. En we komen ook in contact met nieuwe partners: Unizo, Starterslabo, cultuurcentra en met ondernemers die totaal niet weten wat jeugdhuiswerk inhoudt.” “Ik kan heel wat straffe voorbeelden geven van ondernemende jongeren in ons jeugdhuis. Iemand organiseert culturele en sportieve reizen. Een groot muziekliefhebber runt hier een vinylotheek. Een beginnende leerkracht ontwikkelt een educatieve, artistieke box. Twee meisjes uit Kortrijk hebben een praline bedacht. Zij zetten nu stappen om één van de pilootprojecten te worden binnen de coöperatie. Via ons jeugdwerk zijn zij in contact gekomen met een chocolatier. Hij helpt hen het product op punt te stellen. Wij denken samen met hen na over communicatie, doelgroep en prijszetting. Op die manier blijven jongeren vanzelf heel gemotiveerd. Niets is hier verplicht en alles verloopt op zijn eigen ritme.”

Jongeren leren van elkaar “Die projectmatige en kortston­ dige manier van werken sluit heel goed aan bij de nood van jongeren vandaag. Geen levenslange binding meer, wel verbinding. Niet elk op zijn eiland. Vroeger kon je starten in de KAJ, ging je over naar de KWB om te eindigen bij OKRA en dan viel je dood. Een heel leven met gelijkgestemden. Hier werken wij met alle lagen van de bevolking. In ons bestuur zit iemand zonder diploma naast een burgerlijk ingenieur. Wij leren van elkaar. En ook van de jongeren. Er ontstaan korte, intense trajecten. Na twee, drie jaar vliegen de meesten uit. En dan komt er een nieuwe instroom. Ook voor mij als projectmedewerker is het belangrijk dat ik vernieuwing garandeer. Niet alleen het eindproduct is belangrijk, al zullen sommigen er misschien ooit hun boterham mee verdienen.” www.facebook.com/mojjak

43



EEN VERNIEUWD JEUGDHUISWERK­ VERHAAL Later als ik jong ben is geen eindpunt, maar een tussentijdse landing om ver­ der na te denken over de toekomst van het jeugdhuiswerk. Het is een voortdu­ rend gesprek met mensen van binnen en buiten de sector, die er van ver of van dichtbij naar kijken. Een gesprek dat we de komende jaren blijven voe­ ren.

TWEE VIER VERHAAL­ LIJNEN VOOR DE TOEKOMST

We gaven eerder aan dat we willen nadenken over de actualisering van de jeugdhuismethodiek. Die staat nog steeds fier overeind: jeugdhuiswerk gaat nog steeds over ontmoeting, over actie ondernemen, over samen dingen doen en over educatie. De uitdagingen waar jongeren vandaag voor staan, zijn echter heel anders dan vroeger, toen het jeugdhuiswerk ontstond en zich verder ontwikkelde. We moeten ons daar aan aanpassen. We geloven dat de jeugdhuismethodiek enkel relevant kan blijven als ze de blik naar buiten richt en verder durft gaan dan de eigen sociale groep, verder dan de gekende recepten. Jeugdhuiswerk moet zichzelf durven vernieuwen en bezig blijven met wat werkt voor een diverse groep jongeren.

DE JEUGDHUIS­ METHODIEK KAN ENKEL RELEVANT BLIJVEN ALS ZE DE BLIK NAAR BUITEN RICHT

Daarom willen we met vier vernieuwende verhaallijnen verder schrijven aan het jeugdhuiswerkverhaal. Verhalen die inspireren om op een actuele manier aan de slag te gaan met jongeren. We gaan voor onafhankelijk jeugdhuiswerk, voor verbindend jeugdhuiswerk, voor herverdelend jeugdhuiswerk en voor een uitbrekend jeugdhuiswerk dat een rol speelt in de publieke ruimte.

1 / Onafhankelijk jeugdhuiswerk Jeugdhuiswerk vertrekt vanuit jonge mensen We gaan voor onafhankelijk jeugdhuiswerk, omdat het hart van het jeugdhuis ligt in het werken voor en door jongeren. We staan voor een jeugdhuisproject dat jongeren ziet als eigenaars, niet als gebruikers. Daarvoor moeten jeugdhuizen permanent in dialoog blijven. In de eerste plaats met jongeren zelf.

JEUGDHUIZEN MOETEN PERMANENT IN DIALOOG BLIJVEN, IN EERSTE PLAATS MET JONGEREN ZELF

Om dat te realiseren kijken we ook naar lokale overheden, die vaak dé sleutel in handen hebben voor een bloeiend netwerk van jongerenplekken. Het budget voor jeugdhuiswerk is vaak slechts een peulschil op de begroting. Zeker wanneer het gaat over vrijwilligersinitiatieven, zien we dat heel wat wonderen worden verwacht in ruil voor een krappe enveloppe, brakke infrastructuur of ontbrekende inhoudelijke ondersteuning.

Later als ik jong ben – EEN VERNIEUWD JEUGDHUISWERKVERHAAL

45


Die beperkte financiering noopt het jeugdhuis bovendien tot het zoeken van extra inkomsten. En dat gaat dan weer vaak samen met heel wat formaliteiten: van deelnemers turven tot btw-aangiftes, van voedselveiligheid tot het schrijven van sponsordossiers. Maar we willen ook een kritisch jeugdhuiswerk, dat zichzelf op de korrel durft nemen op dat vlak. We willen weg van jeugdwerk dat moet nadenken over zichzelf als businessmodel. Jeugdhuiswerk dat op die manier moet werken, houdt amper genoeg tijd en energie over om te werken aan waar het echt om gaat: de noden van jonge mensen oppikken en er aan de slag mee gaan.

2 / Verbindend jeugdhuiswerk

3 / Herverdelend jeugdhuiswerk

Jeugdhuiswerk maakt verbinding tussen verschillen

Jeugdhuiswerk vertrekt vanuit solidariteit

Verbindend jeugdhuiswerk, omdat ontmoeting veel verder moet gaan dan enkel ontmoeting tussen mensen die op elkaar lijken omdat ze dezelfde achtergrond, dezelfde kleur, dezelfde overtuiging en dezelfde leeftijd hebben. Jeugdhuizen kunnen veel meer zijn dan enkel die plek. Ze hebben de kracht in zich om verbinding te maken tussen verschillende groepen jongeren, tussen verschillende culturen en overtuigingen en zelfs tussen verschillende leeftijden.

Herverdelend jeugdhuiswerk, omdat er een ongelijke verdeling is van sociaal, economisch en cultureel kapitaal. Niet elke jongere krijgt wat hij verdient en de reden waarom dat zo is, heeft eerder te maken met in welk bed iemand geboren wordt, dan met hard werk.

We vragen aan de lokale overheid om meer in gesprek te gaan en te luisteren naar initiatiefnemers, om te kijken naar de eigenheid van hun initiatieven. De tijd die dat kost kan makkelijk gevonden worden door het verkleinen van de papierberg waar zowel jeugdhuis als overheid door moeten om hun eigen bestaansrecht te bewijzen.

JEUGDHUIZEN HEBBEN DE KRACHT IN ZICH OM VERBINDING TE MAKEN TUSSEN VERSCHILLENDE GROEPEN JONGEREN EN ORGANISATIES

Dat vraagt een veel ruimere, maar even simpele definitie van jeugdhuiswerk: jeugdhuiswerk is wat werkt voor jonge mensen. Alleen zo geven we kansen aan een diverse jeugdhuispraktijk.

JEUGDHUISWERK IS WAT WERKT VOOR JONGE MENSEN

It takes a village to raise a child, wordt weleens gezegd. We vertalen dat graag als ‘er zijn veel verschillende soorten jongerenwerk nodig’. Zo vindt elke jongere wat hij nodig heeft in zijn ontwikkeling.

46

Ook daarvoor moet het jeugdhuiswerk permanent in dialoog gaan. Met alle jongeren die zich in en rond het jeugdhuis bevinden, de buurt, de ouders, maar ook met een ondersteunende overheid, met partners uit het middenveld, culturele spelers en het onderwijs. Dat vraagt opnieuw een blik naar buiten, met zorg voor wie het jeugdhuis vandaag al bereikt. Samen met partners kunnen jeugdhuizen zoeken naar manieren om verschillende groepen mensen en organisaties samen te brengen, om zo warme buurten en gemeenschappen te creëren. Daar heeft deze samenleving tenslotte meer dan ooit nood aan.

EEN VERNIEUWD JEUGDHUISWERKVERHAAL – Later als ik jong ben

Maar ook tussen jeugdhuizen en organisaties zien we het Mattheuseffect spelen: organisaties die al kunnen rekenen op een breed netwerk, op subsidies, op knowhow en vinden sneller de weg naar nog meer subsidies en ondersteuning dan jonge, kleine, vaak kwetsbare initiatieven. Terwijl het net die kleine initiatieven zijn die het meest nood hebben aan die ondersteuning. Daarom willen we jeugdhuizen inspireren om na te denken over herverdeling, naar jongeren, maar ook naar andere organisaties en initiatieven die vaak zeer waardevol werk verrichten in zeer precaire omstandigheden en waar een helpende hand, netwerk, gedeelde ruimte en projecten of wat ondersteuning en uitwisseling heel wat kunnen betekenen.

WE WILLEN JEUGD­ HUIZEN INSPIREREN OM NA TE DENKEN OVER HERVERDELING

We geloven dat deze samenleving gebaat is bij het heruitvinden van solidariteit. Onderzoek zegt bovendien dat jeugdhuiswerk een positieve invloed heeft op die solidariteit en op burgerschapshoudingen bij de jongeren die er aan deelnemen.


WE GELOVEN DAT JEUGDHUISWERK EEN ROL KAN SPELEN IN HET HERUITVINDEN VAN SOLIDARITEIT

4 / Uitbrekend jeugdhuiswerk

Jeugdhuiswerk heeft de kracht om met jongeren aan de slag te gaan in en met die publieke ruimte. Dat kan op verschillende manieren. Jeugdhuiswerk is een conversation starter en kan via kleine interventies het gesprek met de buurt op gang brengen. Zo laten jongeren zien dat ze op een positieve en kritische manier een bijdrage leveren, en zo krijgen zowel de jongeren als de buren een gezicht.

JEUGDHUISWERK IS EEN CONVERSATION STARTER

Jongeren dreigen hun legitimiteit in die publieke ruimte te verliezen. Eigenlijk zoeken ze vooral naar hun plek in die publieke ruimte, en naar hoe ze er in interactie kunnen gaan met anderen. Ze maken er onmiskenbaar deel van uit, maar krijgen soms een plek toebedeeld ver buiten de publieke arena, waar ze niet beschouwd worden als overlast.

JEUGDHUISWERK HEEFT DE KRACHT OM MET JONGEREN AAN DE SLAG TE GAAN IN EN MET DIE PUBLIEKE RUIMTE

5 / Tot slot Ambitieus jeugdhuiswerk in de praktijk Ons idee van een jeugdhuiswerk dat zichzelf blijft heruitvinden is ambitieus, weten we. Maar ambitie moet, als we iets in gang willen zetten.

Jeugdhuiswerk heeft een pedagogische rol in de publieke ruimte Uitbrekend jeugdhuiswerk, omdat we jeugdhuiswerk willen stimuleren om uit zichzelf te breken en een rol op te nemen in de publieke ruimte.

De pedagogie van de publieke ruimte zal dus ook telkens een andere invulling moeten krijgen, zich moeten verhouden tot waar het jeugdhuiswerk zich bevindt. Dat zal ook zijn invloed hebben op welk soort jeugdhuiswerk, welk soort jeugdwerker er precies nodig is.

Jeugdhuiswerk kan jongeren de legitimiteit teruggeven om de publieke ruimte te gebruiken: de jeugdhuisidentiteit als vlag en de jeugdhuistrui als fier symbool dat jongeren er mogen zijn. Jeugdhuiswerk kan aan de slag met jongeren die in de buurt, op straat of op pleinen aanwezig zijn. Het jeugdhuis kan ook ‘buitenshuis’ dingen doen: outreachend, vindplaatsgericht of nog op andere, nieuwe manieren. Tot slot kan jeugdhuiswerk samen met jongeren, maar ook anderen, op zoek naar manieren om zorgzaam te zijn voor die publieke ruimte. Zo wordt iedereen zich bewust van zijn eigen impact daarop. Toch moeten we ons ook bewust zijn van het karakter van die publieke ruimte. Dat karakter is grillig. Publieke ruimte in een kleine centrumstad betekent iets anders dan publieke ruimte in de achterbuurt van een grootstad. Publieke ruimte in een woonbuurt is niet hetzelfde als de publieke ruimte in het centrum van Brussel.

Jongerenwerkingen die vanuit diezelfde ambitie vertrekken, kunnen dat waarmaken, geloven we. Nog meer als ze zich daarin ondersteund voelen door een professionele jeugdwerker, al dan niet verbonden aan het jeugdhuis. De unieke positie van het jeugdhuis ligt allang niet meer alleen in een veilige en afgesloten jongerenplek, maar ook in het mee ondersteunen van levendige buurten en zorgzame gemeenschappen. De toekomst van het jeugdhuis ligt, volgens ons, in de buurt. It takes a village to build youth work? Een buurt, een dorp, een gemeenschap en alles wat daar in te vinden is: het vormt een perfecte voedingsbodem voor sterk jongerenwerk. In deze publicatie vind je heel wat goede illustraties van hoe jeugdhuizen de vernieuwingen waar we het over hebben, in de praktijk brengen. Hierbij geven we een paar concrete tips over hoe jeugdhuizen, lokale besturen, partners én buren kunnen meebouwen aan het jeugdhuiswerk van de toekomst.

Later als ik jong ben – EEN VERNIEUWD JEUGDHUISWERKVERHAAL

47


VIER VERHAALLIJNEN VOOR DE TOEKOMST IN DE PRAKTIJK Wat kunnen jeugdhuizen doen? Ga op zoek naar verschillende manieren om met jongeren te praten en toegang te krijgen tot hun leefwereld. Onderzoek samen met hen waar ze van wakker liggen en wat leeft. Communiceer met jongeren over wat het jeugdhuis doet. Creëer ontmoetingsmomenten speciaal voor en met de bewoners uit de buurt. Nodig hen actief uit en ga met hen in gesprek. Maak jezelf zichtbaar tijdens lokale evenementen in de gemeente of stad en in de buurt. Speel er een actieve rol. Organiseer open vergaderingen waar de buurt op uitgenodigd wordt. Hou jaarlijks een denkdag over wat het jeugdhuis doet. Sluit dat genoeg aan bij de noden van jongeren? Herbekijk regelmatig de overeenkomst die jullie met het lokaal bestuur hebben. Zijn de wederzijdse verwachtingen nog in evenwicht? Schrijf zélf een plan voor de toekomst van het jeugdhuis en gebruik dat als gespreksbasis met de lokale overheid. Praat regelmatig met de schepen en de jeugddienst, op een constructieve manier. Zet wat je doet steeds in de kijker bij iedereen die de werking mee ondersteunt. Zetel in de jeugdraad en ijver voor een eerlijk jeugdbeleid, voor iedereen. Ga op zoek naar lokale en bovenlokale partners. Zij hebben soms gedeelde belangen, zoeken naar manieren om aansluiting te vinden bij jongeren en hebben bovendien heel wat expertise. Maak vrienden, geen vijanden. Lokale organisaties, andere jeugdhuizen en andere jeugdwerkinitiatieven zijn geen concurrenten. Het zijn collega’s, die op hun eigen manier ook voor jongeren proberen te werken. Zet samen acties op. Ondersteun kleine werkingen en initiatieven door samen projecten op te zetten, infrastructuur te delen en expertise uit te wisselen. Daag sponsors uit om betrokkenheid en engagement te tonen: zie hun ondersteuning niet als ‘liefdadigheid’, maar als een stevig project waar zowel jeugdhuis als sponsor verantwoordelijkheden in dragen.

48

Wat kan het lokaal beleid doen? Creëer open en transparante reglementen, die kansen geven aan verschillende soorten jeugdhuiswerk, ook aan nieuwe initiatieven en nieuwe thema’s. Open laagdrempelige instapmogelijkheden voor nieuwe projecten en initiatieven. Zoek actief naar nieuwe initiatieven en nieuwe vormen van jeugdhuiswerk. Blijf in gesprek met jongereninitiatieven en ondersteun hen inhoudelijk. Voorzie werkbare budgetten voor ondersteuning, vorming, inhoudelijke werking en infrastructuur. Verwijs door naar andere organisaties en initiatieven die een meerwaarde kunnen bieden. Werk ook zelf projectmatig, om op die manier de schotten tussen diensten en beleidsdomeinen te doorbreken.

Wat kunnen andere organisaties doen? Zoek contact met het jeugdhuis wanneer je als jongere, als organisatie, als collectief … met vragen zit rond ondersteuning en samenwerking. Sterke partners maken sterke projecten. Ga het gesprek aan met jeugdhuizen wanneer je als organisatie wil werken voor en met jongeren. Ondersteun jeugdhuizen vanuit jouw eigen kracht en ambitie. Jeugdhuizen zitten met vragen, op vlak van inhoud, ondersteuning, financiën, beheer, doelgroep en aanbod. Sterke partners kunnen een puzzelstukje aanleveren om het jeugdhuis sterker te maken.

Wat kunnen buurtbewoners doen? Het jeugdhuis is de ultieme vergaderplek voor allerhande buurtinitiatieven. Ga in gesprek met het jeugdhuis: communiceer mét jongeren, eerder dan over hen, zeker wanneer het gaat over klachten. Denk na over wat jij als buur kan betekenen voor het jeugdhuis op vlak van inhoud, expertise, ondersteuning … Steun het jeugdhuis in je buurt. Het is dé plek waar jongeren zich kunnen ontwikkelen. Dat zo’n plekken er kunnen en mogen zijn, kan jij mee bewerkstelligen. Denk samen met het jeugdhuis na over hoe het evenwicht in de buurt voor iedereen bewaard kan blijven. Zo blijft iedereen tevreden.


TONY JEFFS Interview

In september 2016 trok Formaat naar Londen om er te gaan praten met Tony Jeffs, een onderzoeker die zich al jaren verdiept in het Engelse jeugdbeleid. Jeffs werkt aan de universiteit van Durham, bij Newcastle, waar hij jeugdwerk en sociaal-cultureel werk doceert. Op dit moment onderzoekt hij de geschiedenis van het Engelse jeugdhuiswerk. Dat Engelse jeugdhuiswerk heeft de voorbije dertig jaar sterk ingeboet op vlak van leden, maar ook op vlak van subsidies en inhoud is er heel wat werk aan de winkel. Daarom pleit Jeffs voor een jeugdhuiswerk dat zichzelf radicaal opnieuw uitvindt.

Tony Jeffs: “Jeugdhuiswerk in Engeland heeft een hele lange traditie. De grootste federatie vandaag, UK Youth, ontstond al in 1911. Het was de eerste keer dat er een pluralistische beweging werd opgericht, waardoor jeugdhuizen van verschillende strekkingen verenigd en ondersteund werden op nationaal niveau. UK Youth organiseerde opleidingen voor jeugdwerkers en deed onderzoek naar noden van jongeren.” “De eerste meisjeswerkingen, Girl Clubs, bestonden eigenlijk al veel langer, sinds 1850. Ik leg graag de nadruk op dat woord club: een groep mensen met eenzelfde belang. De basis van jeugdhuiswerk gaat daar voor mij over: het democratisch principe, waar de leden zeggenschap hebben en onafhankelijk kunnen beslissen over hun werking. Zeker voor meisjeswerkingen was dat van cruciaal belang. Een werking zoals de Young Women’s Christian Association (YWCA) was de

enige plek waar jonge vrouwen op dat moment democratie konden leren.”

“Vandaag zijn dat soort zelforganisaties bijna onbestaand in Engeland. Het is zelfs haast onvoorstelbaar om te geloven dat er ooit een moment was waarop leden van een jongerenwerking zelf de werkgever waren van de jeugdwerkers die in hun organisatie werkten. Die tijd is allang voorbij.”

Zijn er dan geen jeugdclubs meer die enkel met vrijwilligers werken?

Jeffs: “Laat me even nuanceren: het model waarin jonge mensen als ‘gelijken’ kunnen optreden en echt iets te zeggen hebben, dat bestaat hier al lang niet meer. Terwijl dat voor mij net de basis is van een sterk jeugdhuiswerk. Dat was waar het vroeger echt om ging. Het was het model dat de eerste jeugdhuizen hanteerden: een authentieke ledenorganisatie, die alle uitdagingen die jullie vandaag kennen ook kende, zoals hoe zelfbedruipend te zijn, maar waar je ook moest leren om te onderhandelen en om te gaan met anderen. Wat zich bij jullie in Vlaanderen afspeelt, ligt dus veel dichter bij dat originele model dan wat we hier vandaag in Engeland nog kennen.”

DAT JE, ALS JE DOET WAT VAN JE VERWACHT WORDT, GELD KRIJGT, IS ABSOLUUT DE VERKEERDE LES. DAT LEERT JE NIETS OVER GELIJKHEID, DEMOCRATIE OF OVER HOE JE SOCIALE BEWEGINGEN OPRICHT

Tony Jeffs “Vandaag is jeugdwerk hier zeer sterk gecentraliseerd. Het is een schoolmodel, met vaste doelstellingen en eindtermen. Hoe jullie de scholen runnen, zo runnen wij onze jeugdclubs. Het zijn geen echte ledenorganisaties meer, zoals we ze vroeger kenden. Jongeren consumeren nu jeugdwerk, eerder dan er deel van uit te maken.”

Hoe ver moet jeugdwerk gaan in onafhankelijkheid, volgens jou?

Jeffs: “Baden Powell liet zijn Scouts hun eigen inkomen verzamelen, vaak via gemeenschapswerk. Nu is jeugdwerk verworden tot het ‘bedelen’ bij de overheid en bij sponsors. Het enige dat jongeren leren is, volgens mij, eerder burgerlijkheid dan burgerschap. Dat je als je gedienstig bent, als je doet wat van je verwacht wordt en er geen te weerbarstige meningen op nahoudt, geld zal krijgen, is absoluut de verkeerde les. Dat leert je niets over gelijkheid, democratie of over hoe je sociale bewegingen opricht.” “Ik vind net dat jeugdwerk moet gaan over de civil society, over die ruimte tussen burger, markt en staat. De jongerenwerkingen die nog succesvol zijn, hebben één ding gemeen: ze behandelen jongeren met respect en zien hen niet als klanten. Jongeren zijn er deel van een gedeeld project, geen bron van inkomsten.”

49


“We hebben in Engeland een groot probleem. Vanaf het moment dat je begint met het financieren van jeugdprojecten op basis van het aantal deelnemers, zoals bij scholen, resulteert dat in organisaties die niet meer met elkaar willen samenwerken. Deelnemers worden dan gezien als inkomsten, waardoor andere organisaties een bedreiging vormen. Ze worden gezien als concurrentie en organisaties willen jongeren zo lang mogelijk bij zich houden, terwijl succesvol jeugdwerk net jongeren moet kunnen loslaten.”

SUCCESVOL JEUGDWERK MOET JONGEREN KUNNEN LOSLATEN

Tony Jeffs

“Dat verhaal is helemaal anders bij kleine, open jeugdorganisaties. In zekere zin is dat de reden waarom bijvoorbeeld de Girl Guides (meisjesscouts, nvdr) in Engeland zo’n succes kennen: ze werken vanuit de belangen van jonge vrouwen en meisjes, maar zijn ook financieel onafhankelijk. Het laat jonge mensen toe om te evolueren, en om zelf controle te houden over wat ze doen. Natuurlijk werk je in dat geval met vrijwillige begeleiders en niet met professionals.” “Het is een vreemde paradox. Je komt in een situatie terecht waarin de meest open vormen van jeugdwerk voornamelijk gerund worden door vrijwilligers. Wat je vroeger in jeugdclubs kon leren, staat nu gedrukt in schoolboeken. Jeugdclubs waren de plekken waar je kon leren over democratie, waar je leerde samenwerken. Ze waren een bron van sociaal kapitaal, je leerde er heel veel competenties. Maar doordat de staat die vorm

50

van jeugdwerk een agenda heeft opgelegd, zijn jeugdclubs hun rol in de civil society kwijt. En democratie kan je niet leren in de klas.”

Zou je durven zeggen dat jeugdhuiswerk in Engeland vandaag in een crisis verkeert?

Jeffs: “Ooit was jeugdhuiswerk hier een evidentie: zo’n 80% van de bevolking was op één of ander moment in zijn leven betrokken in het jeugdhuiswerk, als deelnemer of als vrijwilliger. Het was iets waar jong en oud aan deelnam, over alle lagen van de bevolking.”

“Ik denk niet dat we echt van een crisis moeten spreken, maar het jeugdhuiswerk zoals het vandaag bestaat in Engeland, is een relict uit het verleden. Het is ooit als zondagsschool ontstaan als antwoord op de industrialisatie. Er was nood aan plekken waar jongeren elkaar konden ontmoeten. Na 1940 werden die jeugdhuizen gemengd, waardoor het plekken werden waar jongens en meisjes elkaar konden ontmoeten. Dat was toen ook echt nodig. Maar met de komst van verplicht onderwijs werd die nood minder. Intussen volgt zo’n 50% van de Engelse jongeren ook hoger onderwijs.” “Jeugdhuiswerk ontstond in die industriële maatschappij, maar vandaag zitten we in een heel ander soort samenleving, met andere uitdagingen. Dus moeten we ook op zoek naar andere modellen en andere rollen van jeugdhuiswerk.”

Wat zijn die uitdagingen volgens u?

Jeffs: “Toen jeugdwerk zich begon te ontwikkelen, vertrok het vanuit de transitie van de kindertijd naar de adolescentie, naar volwassenheid. Op dat moment – we spreken over de negentiende en het begin van de twintigste eeuw – was er een veel lagere levensverwachting dan nu. De jongeren waar jullie vandaag mee werken, zullen veel ouder worden en zullen dus niet door één, maar door

meerdere transities gaan. En als dat het geval is, hebben we nieuwe manieren van informele educatie nodig die mensen in staat stelt om steun te vinden, relaties op te bouwen … ook na die adolescentie.”

“Vroeger gingen jongeren het huis uit om te studeren of te trouwen … en om daarna niet meer terug te keren. Vandaag keren de meeste studenten na het behalen van hun diploma terug naar huis. Ze blijven daar tot hun vijfentwintigste. Het duurt dus langer om onafhankelijk te worden. Daarna keren ze nog eens terug, bijvoorbeeld na een scheiding, tussen hun veertig en vijfenveertig jaar. Ze bevinden zich dan in een hernieuwde woonsituatie, met hun ouders die dan tachtig of negentig jaar oud zijn.”

“Dat is één manier om er naar te kijken. Je kan hetzelfde doen door naar de transities te kijken op vlak van werk of sociale relaties. Jeugdwerk is volgens mij maar een klein segment van een hele resem aan praktijken die zich moeten herdefiniëren naar de toekomst en zich moeten oriënteren op een samenleving die er heel erg anders zal uitzien dan vandaag.”

Is er dan nog wel een jeugdwerk nodig dat exclusief voor jongeren werkt?

Jeffs: “Jeugdwerk was vroeger voorbehouden voor jonge mensen, een plaats waar ze elkaar konden ontmoeten. Het probleem is nu dat jonge mensen opgesloten zitten in scholen en universiteiten, en dat ze sterk individualistisch leven. Gemiddeld zitten jonge Britten zo’n drie uur per dag voor een computer. Als je dat optelt

DEMOCRATIE KAN JE NIET LEREN IN DE KLAS

Tony Jeffs


met de uren die ze op school, onderweg en voor de tv doorbrengen, blijft er weinig tijd over voor échte interactie. Niet alleen met andere jonge mensen, maar ook met volwassenen. Dat proces is volgens mij een uitdaging, ook naar andere generaties. Ik heb het gevoel dat de samenleving te sterk segmenteert, waardoor mensen voornamelijk optrekken met mensen die op hen lijken, zowel op vlak van leeftijd als op vlak van sociale achtergrond.”

“Als jeugdwerkers één competentie hebben, is het dat ze weten hoe ze mensen kunnen samenbrengen, dat ze mensen ertoe kunnen brengen om met elkaar te spreken, dat ze discussies op gang kunnen brengen en dat ze mensen kunnen activeren om dingen te doen en te ondernemen. Jeugdwerkers nemen jongeren bijvoorbeeld vaak mee naar het buitenland, maar ik zou sterker onder de indruk zijn als ze jongeren meenamen in hun buurt om daar andere mensen te ontmoeten.

JEUGDHUISWERK ONTSTOND IN EEN ANDER TIJDPERK, MET ANDERE UITDAGINGEN. DUS MOETEN WE OOK OP ZOEK NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN JEUGDHUISWERK VANDAAG

EEN VAN DE PROBLEMEN IS DAT WE GEOBSEDEERD ZIJN DOOR ARMOEDE EN NIET DOOR HEBZUCHT

Tony Jeffs

“Wat ik bedoel is dat we nieuwe manieren nodig hebben om verschillen tussen mensen af te breken. Een er van zal het opzetten zijn van projecten waar jonge mensen elkaar ontmoeten en moeten samenwerken. Maar ook sportieve, sociale, culturele en educatieve activiteiten zijn nodig.”

“Ik weet niet hoe het er in België aan toe gaat, maar hier zijn er gebieden waar na 17 uur, elke leraar, elke sociaal werker, elke gemeenschapswerker uitprikt en naar huis gaat. De enige professionele mensenwerkers zijn dan nog de priesters en dominees. En dat is waar we het over hebben. We moeten nieuwe werkvormen vinden. Sluit het jeugdhuis, ga de straat op.”

Een ander idee waar je het in jouw werk over hebt, gaat over sociale ongelijkheid en het feit dat jeugdhuiswerk een rol kan spelen in herverdeling. Hoe zie je dat in de praktijk?

Jeffs: “Op het gevaar af om mezelf te herhalen: ik vind dat jeugdwerk een belangrijke rol te spelen heeft op vlak van democratie. We weten dat een ongelijke samenleving zeer schadelijk is voor de democratie en dat het corruptie en de ongelijke verdeling van macht in de hand werkt. Een van de problemen is dat we geobsedeerd zijn door armoede en niet door hebzucht. Wat jeugdwerkers moeten doen, is werken met kansrijke jongeren om hen te leren dat ongelijkheid bij hen evenveel schade aanricht als bij de rechtstreekse slachtoffers, de kansarme jongeren. Omdat het hen een nauwe sociale focus geeft en hen ervan belet om op een goede manier samen te leven met andere burgers. Het schaadt hen omdat het hen afsluit van de nederige gedachte dat we allemaal gelijk zijn. ” “Jeugdwerkers vluchten daar soms voor: het is makkelijker om te werken met mensen die weinig hebben. Die zijn blij met wat je ze geeft, en stellen minder moeilijke vragen. Waarom moet ik belastingen betalen? is geen vraag die de armen stellen. Het is een vraag die de rijken stellen. Wanneer je hen niet kan overtuigen om belastingen te betalen, heb je helaas geen middelen om te herverdelen.”

Tony Jeffs “Ik zou graag het paspoort afnemen van elke Britse jeugdwerker, zodat ze verschillende plekken in GrootBrittannië moeten bezoeken en uitgedaagd worden om verschillende mensen samen te brengen, zonder het land te verlaten.”

51


Hoe zie je herverdeling praktisch in zijn werk gaan? Jeffs: “Als ik naar het jeugdwerk kijk, zie ik heel wat profileringsdrang en te weinig aandacht voor wat fout gaat. Iedereen toont vooral de successen, wijdt uit over hoe goed alles loopt. Maar als je dan zo’n werking van dichtbij gaat bekijken, blijkt dat vaak schromelijk overdreven. Op een keer werd ik uitgenodigd op een beloftevol project waar het gebouw zou worden geopend, en het verwonderde me dat er vooral mensen rondliepen zoals ik. Het lintje werd doorgeknipt door een jongere, iedereen was onder de indruk. Tot ik begon te praten met die jongere, die de zoon bleek te zijn van een jeugdwerker daar. Er waren dus geen jongeren, in zo’n kast van een gebouw. Met andere woorden: het was vooral publiciteit.” “Het is exemplarisch voor het beeld dat heerst: het jeugdwerk is in competitie. Ze willen hun bronnen en hun expertise niet delen. Ze doen alsof ze heel succesvol zijn, maar delen hun problemen niet en praten niet over gedeelde vragen. Als ze dat zouden doen, zouden ze veel meer van elkaar kunnen leren. Nu overdrijven ze vaak hun succes. We kunnen daar volgens mij enkel voorbij als we de manier van subsidiëren herdenken.”

Op welke manier kunnen we dan bewijzen dat wat we doen, waardevol is?

Jeffs: “Dat kunnen we niet. Je kan de impact van jeugdwerk erg moeilijk meten omdat er zoveel onvoorziene effecten zijn. Wat de impact is, is erg onvoorspelbaar. Het is treffend dat iets als impactstudies vooral ingang vond vanaf het Thatcher-tijdperk, terwijl er voor zoveel belangrijke dingen nooit metingen worden uitgevoerd. Wordt de impact van wandelen soms onderzocht?” “Zo’n zestig jaar geleden waren honderdduizenden Britten op een of andere manier actief in het jeugdwerk, ook mensen uit vooraanstaande fami-

52

ALS JEUGDWERK­ ORGANISATIES MET ELKAAR ZOUDEN PRATEN OVER DE UITDAGINGEN DIE ZE ERVAREN IN HET WERKEN MET JONGEREN, ZOUDEN ZE VEEL MEER VAN ELKAAR KUNNEN LEREN

Tony Jeffs lies en met hoge functies. Toen werd de vraag nooit gesteld, wat de impact van dat soort werk was. Vandaag is het blijkbaar noodzakelijk om de eigen relevantie te bewijzen. Terwijl dat waarschijnlijk enkel betekent dat de actoren die de middelen beheren, twijfelen aan die relevantie. Als iemand jou vraagt om de impact te bewijzen, walk away. Tell them to keep their money. Ga doen waar je goed in bent: werken met jongeren.” “Als je eerlijk bent, weet je als professional voor jezelf of je goed werk geleverd hebt. En als je jouw job niet goed doet, zullen impactstudies jouw werk niet verbeteren, want je liegt er dan toch over. Ooit kende ik een priester die als jeugdwerker aan de slag was. Toen ze hem vroegen om een evaluatierapport te schrijven, weigerde hij. ‘Hoe kunnen we dan de impact van jouw werk bewijzen?’, vroegen ze hem. ‘I pray’, zei hij. (lacht)”

Op welke manieren kan jeugdhuiswerk zich heruitvinden?

Jeffs: “Ik zie heel wat kansen in het verenigingsleven in het algemeen. Als er één vraag is die organisaties bezighoudt, is het wel hoe ze jongeren kunnen bereiken. Ik zou jeugdwerkers inzetten om andere organisaties op te leiden om te leren hoe ze voor jongeren kunnen werken.”

“Ik zou het interessant vinden dat je als jeugdwerker bekijkt hoe je dat bestaande verenigingsleven kan verbinden aan jongeren en hen kan leren hoe ze met jongeren kunnen werken. We lopen een enorm risico om jongeren die heel wat potentieel hebben geen kansen te geven. Veel is daar niet voor nodig: organisaties moeten openstaan voor jongeren en hen uitnodigen. Want wie weet zit de beste loper, tennisser of voetballer wel ergens vast in een overbevolkte flat in Brussel en zal die zonder impulsen van buitenaf nooit een paar sportschoenen aan zijn voeten krijgen.” “Verenigingen hebben vaak de middelen, jeugdwerkers de knowhow: het is een kwestie van het ene aan het andere te koppelen. Een club kan makkelijk sportmateriaal ter beschikking stellen, jeugdwerkers kunnen jongeren aanbrengen en samen met de organisatie en met die jongeren aan de slag gaan.”

Wat kan het jeugdhuiswerk betekenen in een hyperstedelijk gebied als Londen?

Jeffs: “Een van de merkwaardigheden is dat, net als bijvoorbeeld in Brussel, de leeftijdsstructuur van Londen onnatuurlijk is. Als ik hier op de metro zit, ben ik meestal de oudste. De unieke structuren van de huizenmarkt en de arbeidsmarkt zorgen er voor dat heel wat jonge mensen naar Londen komen, hier werken en samenwonen in overbevolkte huizen. Ze werken lange uren in slechte jobs, komen in

DE WERELD LIJDT NIET ONDER TE VEEL SAMENKOMSTEN EN VERBINDING, OF TE VEEL CONVERSATIE EN GEPRAAT.

Tony Jeffs


WE MOETEN VOLLEDIG HERDENKEN HOE WE MET JONGEREN EN VERSCHILLENDE GEMEENSCHAPPEN WILLEN WERKEN

Tony Jeffs een relatie terecht en trekken weg uit Londen wanneer ze dertig zijn.” “Het komt opnieuw neer op die verschillende transities die mensen doormaken tijdens hun leven. De vraag is of we nog wel jeugdhuizen nodig hebben die alleen maar voor jongeren werken. Mensen moeten een gemeenschap kunnen bouwen met mensen uit alle hoeken van de wereld, ook al is die gemeenschap maar tijdelijk. Wat we zien is een enorme populariteit van het vormingsaanbod dat bijvoorbeeld katholieke kerken aanbieden. Heel wat jongeren komen erop af: niet om God, maar om vrienden te vinden.” “Ik denk dat het belangrijk is om ons te verhouden tot dat zwevende, het ongewortelde, een gemeenschap van mensen tussen achttien en dertig jaar die op een bepaalde manier leven in Londen en op zoek zijn naar verbinding.”

“De school, de universiteit, maar ook de jeugdhuizen werden uitgevonden in een vorig tijdperk met andere uitdagingen. Ik denk niet dat ze kunnen overleven in hun bestaande vorm. Het kan nog wel vijftig jaar of langer duren alvorens de nieuwe modellen er zijn. Die nieuwe samenleving zal heel andere manieren vragen om met educatie, met gemeenschapswerk om te gaan. We moeten volledig herdenken hoe we met jongeren en verschillende gemeenschappen willen werken. Hoe gaan we werken met generaties mensen die doorheen verschillende transities gaan in hun leven?”

“Bovendien weten we niet welke uitdagingen, bijvoorbeeld op vlak van milieu, de komende generaties te wachten staan. We kunnen er ons daar niets bij voorstellen. Wij hadden te maken met verstedelijking en industrialisatie. Zij zullen te maken hebben met enorme uitdagingen op vlak van milieu. Dat betekent niet dat dit soort jongerenwerk of informele educatie in het algemeen niet meer nuttig is, maar wel dat die initiatieven op compleet nieuwe manieren zullen moeten werken.” “De wereld lijdt niet onder te veel samenkomsten en verbinding, of te veel conversatie en gepraat. Wel aan te weinig. We moeten manieren vinden om die conversaties te starten en op gang te houden. We moeten daar vandaag over nadenken. Ik wens jullie daar veel succes mee.”

Waar moet het jeugdhuiswerk nog verder over nadenken en wat wens je ons mee te geven voor de toekomst?

Jeffs: “We zijn terechtgekomen in een heel ander tijdperk dan dat waarin jeugdhuizen ooit zijn ontstaan. Er heeft een digitale omwenteling plaatsgevonden: we hebben robots, er bestaat zoiets als afstandsleren … Alles wat je wil leren is maar een muisklik van je verwijderd.”

53


ONAFHANKELIJK JEUGDHUISWERK

_PLEK Good practice

Op 30 september 2016 werd _Plek, een jeugdhuis in het hart van Gent, geboren. Of beter: herboren. Terwijl _Plek vandaag misschien nog een atypisch jeugdhuis is, hoopt het bestuur dat het model waarin ze werken verspreid kan worden over de stedelijke jeugdhuizen. Wat maakt _Plek net anders?

Toen het oude bestuur van jeugdhuis Den Kelder ermee ophield, was er niet meteen een ploeg die klaarstond om de kelder van amper 40 m² te bevolken. “Dat vacuüm hebben we aangegrepen om met een nieuw model te experimenteren”, vertelt Stef Moens, stadsondersteuner bij Formaat. _Plek ontstond vanuit de vaststelling dat jongeren in de meeste Gentse jeugdhuizen wel terechtkunnen voor het organiseren van concerten of tentoonstellingen, maar dat er slechts weinig plekken zijn die iemand zich voor een bepaalde periode eigen kan maken. “We merken dat heel wat jonge makers en collectieven in Gent op zoek zijn naar zulke ruimtes”, legt Stef uit. “_Plek wil die nood invullen.” Het nieuwe jeugdhuis stelt haar ruimte telkens voor de periode van één maand ter beschikking aan jonge curatoren en programmatoren die er naar hartenlust kunnen creëren en tonen. Elke maand treed je zo binnen in een andere wereld. “Het valt ons op dat jongeren met een sterk profiel en dito netwerk vaak het gevoel hebben dat ze als bestuurder van een jeugdhuis meer energie moeten investeren, dan dat ze er dingen voor zichzelf uithalen”, vult Stef aan. “Met _Plek willen we jongeren de kans geven om hun netwerk te ver­

54

breden en hun expertise te delen, zonder dat ze daarvoor een langdu­ rig engagement moeten aangaan.” _Plek wil die jongeren aanstellen als gatekeepers van het nieuwe jeugdhuis. “Elke bestuurder krijgt één of twee maanden per seizoen toegewezen en is verantwoordelijk om die te schenken aan een organisator”, legt Stef uit. “We vragen de bestuurders om hun netwerk daarvoor in te zetten, maar verder bepalen zij de randvoorwaarden. Alle bestuurders krij­ gen volledige autonomie wat hun terrein betreft.” In een studentenstad als Gent is er steeds een instroom van jong, creatief geweld. Jonge mensen wiens wereld plots een stuk groter wordt. Elk jaar ontstaan er nieuwe collectiefjes, nieuwe facebookpagina ’s en nieuwe evenementen. Aan tijdelijke invullers geen gebrek. Dankzij deze manier van werken stap je nooit twee keer hetzelfde jeugdhuis binnen. Het komende seizoen zal _Plek een tentoonstellingsruimte, een cinema, een theaterzaal, een videotheek, een platenwinkel,

HET LEEK ME EEN LEUKE KANS OM SAMEN TE WERKEN MET HEEL WAT BOEIENDE EN CREATIEVE MENSEN, OM ER ZELF OOK HEEL VEEL UIT TE LEREN ÉN HIERBIJ OOK NOG EENS ANDERE JONGE CREATIEVELINGEN EEN PLEK KUNNEN GEVEN WAAR ZE ZICH HELEMAAL KUNNEN LATEN GAAN

Benoît, vormgever _Plek

IK ZIT IN _PLEK OMDAT IK EEN ZWAK HEB VOOR PROJECTEN DIE EEN ZEKERE VORM VAN IDEALISME IN ZICH HEBBEN. WE GELOVEN ERIN DAT WE EEN NIEUWE JEUGDHUISVORM KUNNEN AANBIEDEN WAARIN ZOWEL CULTUURBELEVING ALS CULTUURCREATIE ZIT

Vera, communicatie _Plek

een concertzaal en een uitblaasplek zijn. De bestuurders krijgen de kans om hun netwerk nog te verbreden; de curatoren krijgen een ruimte om hun werk te tonen en om zich verder te ontwikkelen. _Plek heeft nog maar net het levenslicht gezien, maar de nieuwe aanpak lijkt haar vruchten al af te werpen. www.facebook.com/plekgent


ONAFHANKELIJK JEUGDHUISWERK

Formaat is een ledenorganisatie en wil jeugdhuizen inspraak geven in het beleid van de organisatie. Daarom richtten we de RaaT op. Elk jeugdhuis kan een geëngageerde bestuursvrijwilliger afvaardigen in de RaaT. Het zijn de jeugdhuisvrijwilligers van vandaag die ons voeden en inspireren voor de toekomst. Formaat wil zo de vinger aan de pols houden bij jongeren uit jeugdhuizen. De RaaT geeft advies aan de raad van bestuur of directie van Formaat. Drie RaaTsleden laten hun stem horen.

Matthias Coene °1990

het vaandel gedragen. Dat is een zeer positief gegeven.”

Participatie als modewoord WERKEN MET EN VOOR DE JEUGD IS OOK WERKEN AAN DE SAMENLEVING EN DE DEMOCRATIE VAN VANDAAG, MAAR OOK AAN DIE VAN DE TOEKOMST. PARTICIPATIE MAG GEEN LOOS BEGRIP ZIJN, MAAR IS EEN BASISVOORWAARDE VOOR EEN GEDEGEN EN AANGEPAST BELEID.

“Een goed jeugdbeleid start vanuit de leefwereld van kinderen en jongeren. Ze zijn competente burgers die het recht hebben om effectief mee vorm te geven aan de wereld. Kinderen en jongeren zijn ‘ervaringsdeskundigen in het jong zijn’. De noden en wensen die daar leven, weten jongeren als geen ander zelf te verwoorden. De maatschappij moet die ervaringsdeskundigheid als dusdanig erkennen én gebruiken. In elk geval hebben politici, overheden en particuliere organisaties de laatste jaren deze boodschap begrepen en meer en meer ruimte opengelaten voor participatie van kinderen en jongeren. Vandaag wordt jongerenparticipatie hoog in

“Toch wil ik ook enkele kanttekeningen maken. Uit eigen ervaring stelde ik vast dat die participatie nog te dikwijls een voorwendsel is waarin het participatieve element niet ver genoeg draagt. Participatie dreigt een modewoord te worden om jongeren en hun achterban stroop om de mond te smeren, om ‘politiek correct’ te willen zijn. Om te beginnen is het participatief element vaak slechts ad-hoc en sterk afhankelijk van de situatie, zonder dat het structureel wordt ingebed. We mogen participatie niet alleen zien als het polsen naar noden, maar ook als betrokkenheid bij planning, uitvoering en evaluatie, en met aandacht voor terugkoppeling. Daarnaast zijn de middelen – tijd en budget – soms te beperkt om aan de wensen te voldoen. Een participatieproces dat bij voorbaat niet aan de verwachtingen kan voldoen, werkt contraproductief. Volgens mij is het ook belangrijk om oog te hebben voor het proces en de leerervaringen van de jongeren zelf. Tenslotte gaat de leefwereld van jongeren heel breed en speelt die zich af op een kruispunt van diverse beleidsdomeinen. We moeten de gren-

zen en het hokjesdenken binnen de diverse beleidsdomeinen overstijgen. Binnen de bestaande structuren moet het makkelijker worden om over de verschillende beleidsvelden heen een discussie op te starten en te voeren, zonder dat alles gesmoord wordt via een formeel overlegorgaan.”

Werken met jongeren is werken aan de toekomst

“‘Jongeren zijn de volwassenen van morgen’, wordt vaak gezegd. Werken met en voor de jeugd is dan ook werken aan de samenleving en de democratie van vandaag, maar ook aan die van de toekomst. Participa­ tie mag geen loos begrip zijn, maar is een basisvoorwaarde voor een gedegen en aangepast beleid. Een echte, gemeende en doorgedreven participatie in beleid en besluitvorming is in Vlaanderen tot op heden nog steeds meer uitzondering dan regel … Het is de logica zelve, maar die wordt vaak over het hoofd gezien. Het is echter slechts een kwestie van keuzes. Keuzes qua invulling en organisatie die gemaakt worden door volwassenen, door de beleidsmakers. Kiezen zij voor schijnparticipatie, of geven ze kinderen en jongeren een échte rol om iets te zeggen over de toekomst?”

55


Bert Hertenweg °1989

ONZE GROOTSTE STERKTE IS DE ONGELOOFLIJKE DIVERSITEIT AAN TALENTEN DIE ALLE VERSCHILLENDE JEUGDHUIZEN HERBERGEN EN DIE STERKTE MOETEN WE BREDER NAAR BUITEN BRENGEN

“Er is ongetwijfeld sprake van een imagoprobleem voor de jeugdhuissector en het zal een lang proces worden om dat tij te kunnen keren. Toen VTM bijvoorbeeld in 2015 een reportage maakte over de btw-problematiek in jeugdhuizen, viel het op dat zij het complexe onderwerp simplistisch voorstelden als ‘pintjes in jeugdhuizen worden duurder’.”

Maak je werking zichtbaar voor de lokale gemeenschap “Het jeugdhuiswerk, wat betekent dat voor jou? Waarschijnlijk zal jouw definitie compleet anders zijn dan de mijne. En onze definities zullen ongetwijfeld nóg sterker verschillen met de meningen buiten de sector. De publieke opinie staat niet altijd even positief tegenover de jeugdhuizen, in de algemene perceptie leeft nog te vaak het idee dat jeugdhuizen eenvoudigweg goedkope cafés zijn. ”

Vera Vryens °1991

EÉN VAN DE VOORNAAMSTE UITDAGINGEN ZAL ZIJN OM RUIMTE – DIE VOOR IEDEREEN STEEDS SCHAARSER WORDT – VOOR JONGEREN TE BLIJVEN VRIJWAREN

“Waar hebben jongeren nu en in de toekomst nood aan? En wat is daarbij de uitdaging voor het stedelijk jeugdwerk? Die vraag werd mij een tijd terug voorgelegd. Oneindig veel benaderingen zijn mogelijk om op die vraag te antwoorden, maar ik wil het hier hebben over één specifiek thema: de netwerkmaatschappij.”

56

“De enige oplossing is dat we als sector – zowel Formaat als de individuele jeugdhuizen – werken aan een positiever en constructiever imago. Die taak ligt niet alleen in handen van Formaat, ook de jeugdhuizen zelf moeten daar aan werken. Een eerste stap daarin is een goede relatie opbouwen met de buren, de lokale overheid en de gemeenschap. Communiceer de werking van het jeugdhuis niet enkel naar de doelgroep, maar

“We groeien steeds verder naar een samenleving waarin iedereen altijd en overal met alles in verbinding staat, the network society. Daaruit vloeien volgens mij twee belangrijke noden voort voor de volgende generatie. Enerzijds de nood om een eigen plek te hebben in deze wirwar van verbindingen, anderzijds de nood om bewust die verbindingen te leren maken, door te leren samenwerken en voorbij het eigen eiland te stappen.”

Gebrek aan ruimte als kans?

“Het is ook precies daar dat uitdagingen en kansen voor het (stedelijk) jeugdwerk elkaar kruisen. Eén van de voornaamste uitdagingen zal zijn om ruimte – die voor iedereen steeds schaarser wordt – voor jongeren te blijven vrijwaren. Het is in die ruimte dat jongeren de vrijheid kunnen krij-

maak de activiteiten ook zichtbaar voor de lokale gemeenschap. Toon dat het jeugdhuis meer in zijn mars heeft dan enkel avonden aan de toog plakken en pintjes drinken. Onze groot­ ste sterkte is de ongelooflijke di­ versiteit aan talenten die alle ver­ schillende jeugdhuizen herbergen en die sterkte moeten we breder naar buiten brengen.” “Als de mensen rondom ons meer begrip hebben voor wat er echt in het jeugdhuis gebeurt, als ze zien hoe vrijwilligers dag en nacht in de weer zijn om een leuke, creatieve en veilige omgeving te creëren voor jongeren, zal het wederzijds begrip stijgen. De buren zullen minder snel klagen over lawaai, de lokale overheid zal misschien wat guller zijn met subsidies en vergunningen en de lokale gemeenschap zal met een veel positievere blik kijken naar de jeugdhuiswerking in hun eigen gemeente of stad.”

gen om te zoeken, te experimenteren, om te leren wie ze zijn en wat ze willen. Als een speelruimte om zichzelf beter te leren kennen.” “Het gebrek aan ruimte kan ook vanuit een positieve invalshoek benaderd worden. Het delen van ruimte en dus ook het leren samenwerken, gaat namelijk hand in hand met een voorbereiding op die netwerkmaatschappij. Jeugdwerk is daarvoor de perfecte voedingsbodem. Verbindingen uit de meest onverwachte hoeken zijn er mogelijk, mede dankzij het laagdrempelig en persoonlijk karakter.” “En zo gaan we naar de ultieme evenwichtsoefening tussen een eigen en een gedeelde plek. En laat dat nu net een oefening zijn waar we ook verder in ons leven ook steeds vaker mee geconfronteerd zullen worden. Jong geleerd, is oud gedaan?”


ONAFHANKELIJK JEUGDHUISWERK

JANSAN ‘HIER KAN IEDEREEN THUISKOMEN’ Good practice

Gezellig geroezemoes op de achtergrond. Een honderdtal mensen uit alle generaties, 29 kraampjes met tweedehandse vrouwenkledij. Het lijkt misschien niet zo, maar we zitten wel degelijk in JanSan Skatepark in Kuurne. Uitzonderlijk open op zondag. Vorige maand zaten hier vijftig buren van het zorgcentrum in hun rolwagen een pannenkoek met ijs en bijhorende tas koffie te nuttigen. Een tijdje geleden hingen er werken van vijf kunstenaars aan de immense binnenmuur en binnenkort vindt er een hardcore- en punkfestival plaats. Het mag duidelijk zijn dat de visie en filosofie van JanSan verder reikt dan skaten alleen. Nochtans is het allemaal daaruit gegroeid. Jan (29) en Sander (30), zelf ooit jonge skaters, zijn er in geslaagd om met de hulp van vrienden en vrijwillige enthousiastelingen een indoor skatepark uit te bouwen. “De gemeente heeft ons financieel ondersteund bij de opstart”, vertelt Jan. “We moesten wel een vzw starten en runnen. We zijn nu met acht bestuursleden. Dus dat lukt goed. De verwachting bij de opstart anderhalf jaar geleden was ook dat de overlast aan de kerk en op andere plekken zou

verdwijnen. Dat is helemaal gelukt. Vroeger kregen pubers een GAS-boete of werd hun skateboard afgepakt om hen te intimideren, nu hebben ze een indoor skatepark. En in België komt dat dak goed van pas.” (lacht)

Op wieltjes

Elke week rollen hier een vijftigtal skaters en steppers over de vloer van gepolierd beton. Een opvoedend karakter willen ze bij JanSan niet direct hebben. Gewoon jonge mensen een plek geven om hun hobby uit te oefenen, een plek waar ze met rust gelaten worden, een ontmoetingsplaats, een thuishaven. De sociale interactie groeit hier vanzelf met de nodige sociale controle. Maar niet altijd alles loopt op wieltjes. Onlangs ontzegde JanSan een drietal skaters een maand de toegang tot het park omdat ze weinig respectvol met infrastructuur en medeskaters hadden omgesprongen. “Verwende nestjes die hier vier oude skateboards hadden vernield”, legt Sander uit. “Gewoon om ons te testen, denk ik. Uiteindelijk zijn ze zich zelf komen excuseren. En ze weten nu dat ze zich moeten gedragen. Op termijn zie ik nog wel een paar van hen doorgroeien in ons bestuur. Maar nu is het nog wat te vroeg.”

Skaten als verbinder Volgens JanSan moet een jeugdhuis een plaats bieden waar mensen gewoon kunnen samenkomen en hun zegje tegen elkaar doen. “Bij ons draait dat om skaten. Dat brengt jonge mensen samen. Ik en Jan skaten zelf ook nog twee à drie keer per week een paar uur en ik kan je zweren dat ik achteraf mijn T-shirt meerdere keren kan uitwringen. Mocht ik niet skaten, ik zou wel een paar kilo meer wegen”, lacht Sander.

DIY meets DIT

Do It Yourself (DIY) en Do It Together (DIT) zijn de slagzinnen in JanSan. Al vanaf het prille begin in 2010 toen Jan en Sander nog zelf skateboards samenstelden. Toen koste een plank ongeveer 100 euro. Onder-tussen werken ze samen met een bedrijf in Frankrijk om de eigen vormgeving mooi op de boards te krijgen en kost het maar 40 euro meer. Een meevaller voor de jongeren in de buurt voor wie JanSan een sterk merk geworden is. Ook qua kledij bij niet-skaters.

VROEGER KREGEN PUBERS EEN GAS-BOETE OF WERD HUN SKATEBOARD AFGEPAKT OM HEN TE INTIMIDEREN, NU HEBBEN ZE EEN INDOOR SKATEPARK

Jan, Jan San

57


VOLGENS JANSAN MOET EEN JEUGDHUIS EEN PLAATS BIEDEN WAAR MENSEN GEWOON KUNNEN SAMENKOMEN EN HUN ZEGJE TEGEN ELKAAR DOEN

Jonge mensen die op vrijwillige basis een skatepark uit de grond stampen, krijgen veel respect terug. Op de vraag of ze zich niet liever zouden omscholen tot beroepskrachten in het jeugdwerk, is het antwoord direct en duidelijk. “Nee, eigenlijk niet, nee. Ik werk liever in de bouw. En Sander schildert liever denk ik. Wij komen hier om te skaten en om mensen te

58

ontmoeten. Ik denk dat er veel problemen zouden komen als er betaald werk en geld mee gemoeid is. Tja. Nu is alles voor de vzw, één en dezelfde pot. Geld is eigenlijk de grootste oorzaak van miserie in de wereld. Nu hebben we ook geen verplichtingen. Iedereen doet wat hij kan. Als je het niet meer ziet zitten, dan zeg je dat en dan zoeken we iemand nieuw voor het bestuur. Iedereen is belangrijk, maar niemand is onvervangbaar. Als er eventueel ooit iemand zou instromen als beroepskracht, moet het van buitenaf zijn”, zegt Jan stellig. “We zouden ook verschrikkelijk goed moeten draaien om iemand te kunnen betalen”, vult Sander aan. “En dan gaat het weer over geld verdienen. We doen dat eigenlijk écht liever vrijwillig.”

Ondertussen verdwijnen stilaan de niet verkochte rokjes en netkousen terug in de dozen. Woensdag wordt er weer gewoon geskatet. www.facebook.com/JanSanskatepark Foto’s: Reiner Van Wonterghem | FORT07.be


VERBINDEND JEUGDHUISWERK

LAMIA CHEBA OVER DE MEETINGPOINTS VAN MSC Interview

De laatste halve eeuw is Vlaanderen langzaam veranderd in een super­ diverse samenleving. Zeker in de grotere steden nemen mensen steeds vaker verschillende identiteiten aan en spreken we terecht over superdiversiteit. Het samenleven is er echter niet makkelijker op geworden. Ook de zoektocht naar een plaats in de maatschappij is een hele uitdaging voor jongeren.

Lamia Cheba, coördinator jeugd bij MSC (Mondiaal Socio-cultureel Centrum), is ervan overtuigd dat een jeugdhuis de nodige veilige context kan bieden voor jongeren om te experimenteren. Samen met haar collega Yasmia organiseert ze bij MSC in Antwerpen al enkele jaren meetingpoints rond identiteitsontwikkeling. Jongeren kunnen er van mening wisselen en hun bezorgdheden en vragen aftoetsen bij elkaar en bij experts. Ook taboes binnen de eigen culturele en religieuze gemeenschappen worden er aangekaart.

Wat is MSC?

Lamia Cheba: “Onze grootste tak bestaat uit een sportwerking, maar er is ook een educatief luik waar onder andere Arabische taal- en cultuurlessen worden gegeven. Momenteel zijn we nog bezig met het inrichten van een ontmoetingsruimte en met het opzetten van projecten voor en door jongeren. De meetingpoints zijn daar een mooi voorbeeld van.”

Wat wil MSC bereiken met de meetingpoints?

Lamia Cheba: “Dat jongeren kritisch blijven en dat ze niet in de val trappen van de veralgemening, waar ze zelf zo vaak slachtoffer van zijn. We

willen jongeren versterken en hen de bagage geven om zich te ontwikkelen tot kritische, open en actieve burgers. We willen ook specifieke thema’s bespreekbaar maken, zodat jongeren daar een mening en een genuanceerd beeld over kunnen vormen. Bovendien lopen jongeren met een moslim­achter­grond regelmatig tegen uiteenlopende uitdagingen aan, zowel in de samenleving als in de eigen gemeenschap. We willen een veilig kader scheppen om die uitdagingen te benoemen en samen te kijken naar initiatieven die ze zelf als individu of als gemeenschap kunnen opzetten.”

Wat halen jongeren er zelf uit?

Lamia Cheba: “Het feit dat jongeren hun hart eens kunnen luchten, betekent al veel. Ze ondervinden hier vaak dat ze niet alleen zijn met hun frustraties of bezorgdheden. De experten die uitgenodigd worden, helpen hen bepaalde zaken in een groter geheel te plaatsen. We werken met een islamdeskundige die vanuit het islamitisch referentiekader bepaalde denkpatronen van de jongeren omkadert en indien nodig nuanceert. Daarnaast komen een socioloog, een jeugdwerker of een journalist afwisselend de meetingpoints bijwonen. De brede kijk en de kennis die jongeren hier meekrijgen, zorgen voor meer begrip. En dat komt het samenleven zeker ten goede. Jongeren vinden hier vaak de kracht om hun eigen mening te herbekijken en om zelf op kleine schaal dingen op een positieve manier te veranderen of beïnvloeden. Al die zaken helpen jongeren om sterker in hun schoenen te staan, kansen te zien en te grijpen.”

JONGEREN VINDEN HIER DE KRACHT OM DINGEN OP EEN POSITIEVE MANIER TE VERANDEREN

Lamia Cheba, coördinator jeugd bij MSC gens worden die geconcretiseerd en in stellingen gegoten. Die stellingen worden op de meetingpoints gebruikt om de discussie op gang te trekken. We gebruiken ook filmpjes of maken ze in samenwerking met Stampmedia. In die filmpjes kunnen jongeren hun ongezouten mening geven. Dat proces zorgt ervoor dat het de bezorgdheden en de vragen van dejongeren zelf zijn die aan bod komen..”

Wat zijn de verdere plannen met de meetingpoints?

Lamia Cheba: “We zijn bezig met de methodiek van de meetingpoits in een toolbox te gieten. De bedoeling is dat we vanaf 2017 samen met Formaat met die toolbox aan de slag gaan in jeugdhuizen over heel Vlaanderen. De toolbox zal bewust heel open vormgegeven worden, zodat ook heel andere doelgroepen met de methodiek aan de slag kunnen. Zo hopen we dat jeugdhuizen over heel Vlaanderen nog vaker jongeren zullen stimuleren om met elkaar in dialoog te gaan.” Facebook > MeetingPoints MSC Ahlan

Hoe verlopen de meetingpoints?

Lamia Cheba: “De meetingpoints bestaan uit drie sessies en zijn steeds het eindresultaat van een langer proces dat we met de jongeren afleggen. We stellen een werkgroep van geïnteresseerde jongeren samen die zelf het hoofdthema verder uitwerkt. In die werkgroep wordt het hoofdthema opgesplitst in drie subthema’s. Vervol-

59


VERBINDEND JEUGDHUISWERK

SPEKTRUM | HOUSE OF ARTS & GAMES VERANDEREND JEUGD(HUIS)WERK IN EEN VERANDERDE WERELD Good practice

Buiten laat de herfst haar koude hand in onze nek vallen, maar binnen in Spektrum verspreidt de hevig brandende kachel haar gezellige warmte. Sinds de oprichting van het Sint-Niklase jeugdcentrum als OJC Kompas meer dan veertig jaar geleden, heeft het altijd ingezoomd op kwetsbare jongeren en alle andere jonge mensen die moeilijk aansluiting vinden bij traditionele jeugdwerkingen. De focus is altijd muziek en kunst geweest, met muziek als grootste leidraad. Toen Kompas twee jaar geleden hun gebouw verkocht, moest ook de hele werking grondig herdacht worden. Samen met alle jongeren van de verschillende werkgroepen heeft het jeugdhuis duidelijke, vernieuwende keuzes gemaakt. We spraken hierover met Sara, Nick en Jens van Spektrum, de nieuwe naam voor OJC Kompas.

“Ik wou heel bewust medewerkers van verschillende werkgroepen samenbrengen”, steekt Sara van wal. “Niet in het minst omdat uit die verschillen net interessante, minder voor de hand liggende combinaties kunnen ontstaan. Door de verhuis werden we ook gedwongen om kleiner te worden. Vroeger hadden we een uitgebreide concert- en zaalwerking, heel alternatief en underground. Daarnaast een opnamestudio waaruit een hiphopcrew is ontstaan, SNC Urban Movement. Sinds lange tijd waren we ook actief met een eigen kunstenaarscollectief STUNDA. Dus kozen we ervoor om van alles dat we hadden opgebouwd enkel datgene mee te nemen wat echt past in de tijdsgeest of waarvan we merkten dat het werkt. Daar voegden we op de nieuwe locatie zaken aan toe waar wel vraag naar was, maar nog geen aanbod in SintNiklaas.” Al die puzzelstukken bleken mooi in elkaar te passen. Alles in de nieuwe ruimte is functioneel en staat met elkaar in verbinding. “Hoewel de concertzaal, de repetitieruimtes en opnamestudio geen deel meer uitmaken van onze werking, is de muzikale beleving toch een belangrijk aspect van OJC Kompas gebleven”, vult Nick aan. “En zoals je kan zien, loopt het aanbod dat er nu is ook in elkaar over. De onopvallende toog gaat over in de game area en wordt een dj-hoek, naast de pingpongtafel begint de zeefdrukruimte die uitmondt in een creatieve computerruimte. Het enige wat hier een beetje uit het oog ligt, is het toilet.” (lacht)

ALLES IN DE NIEUWE RUIMTE IS FUNCTIONEEL EN STAAT MET ELKAAR IN VERBINDING

60

CULTUUR, MUZIEK EN SPORT BLIJVEN EEN MIDDEL OM JONGEREN EEN FIJNE TIJD TE BEZORGEN MAAR OOK OM HEN UIT HUN COMFORTZONE TE HALEN

Sara, Spektrum

Persoonlijke, ecologische totebags ontwikkelen of video’s monteren op een iMac? Plaatjes draaien of tafel-voetbal spelen? Zelf een bordspel ontwikkelen of afval upcyclen? Wereld­kampioen Fifa worden of een biologische limonade drinken aan de zelfgebouwde bar? Het kan in Spektrum bijna gelijktijdig.


Grenzeloos buurtgericht werken Vooral via de game area, die je heel duidelijk ziet als je de uitnodigende glazen gevel passeert, vinden nieuwe jongeren hun weg naar binnen. Playstation is een soort toegangspoort. Via die lage drempel komen jeugdwerkers Nick en Jens heel wat te weten over de interesses en vaardigheden van jonge mensen. De laatste tijd vinden meer en meer Afghanen, Syriërs, Irakezen en Roma hun weg naar het jeugdhuis. Die nieuwe instroom via samenwerking met VLOS (Vluchtelingen Ondersteuning SintNiklaas) en OKAN (Ont-haalKlassen voor Anders­talige Nieuwkomers) daagt uit en biedt de mogelijkheid om een positief signaal te geven. “Iedereen moet inspanningen leveren”, vertelt Sara. “Zo letten wij hard op ons Nederlands. We proberen traag en duidelijk te spreken. En zo moeilijk is dat niet hé. Net zoals bij andere jeugdhuizen blijven cultuur, muziek en sport een middel om jongeren een fijne tijd te bezorgen en hen op een speelse manier uit hun comfortzone te halen. Maar wel doordacht en betrokken, met de vinger aan de pols en voor een diverse doelgroep.” Omdat er natuurlijk verschillen zijn, bakenen ze duidelijke grenzen af en maken ze goeie afspraken. “Zo leren jongeren wat kan in het jeugdhuis en wat niet”, legt Nick uit. “Tegelijkertijd houden we ook rekening met wat voor hen belangrijk is. Dat werkt goed.” De jonge vluchtelingen werken samen met de meer ervaren jongeren in Spektrum. Omwille van de goeie mix is iedereen in staat om van elkaar te leren. Op vlak van taal, maar ook qua culturele gewoontes en om per-soonlijke kwaliteiten te ontwikkelen. Vlaanderen is superdivers, dat is een feit. Spektrum wil daar doordacht op inspelen. Door in het straatbeeld her en der op te duiken met de mobiele bar, art jams, graffitiworkshops, initiaties breakdance en tij-

JONGEREN EEN ACTIEVE ROL LATEN OPNEMEN, DAT GEBEURT TE WEINIG

Jens, Spektrum dens buitenspeeldagen. Heel diverse samenwerkingen met onder andere het cultuurcentrum, boardgamestore Brainfreeze en het andere jeugdhuis in Sint-Niklaas zorgen voor een brede, positieve uitstraling.

“Tijdens de Vredefeesten, een groot stadsfestival, hebben een dertigtal jonge vluchtelingen drie dagen meegewerkt aan Villa Pace Castrohof ”, vertelt Sara trots. “Van opbouwen tot tappen en afbreken – gewoon deel uitmaken van de ploeg. En dat voor een vrijwilligersvergoeding. Zo leren jonge mensen dat je beloond wordt als je je ergens voor inzet. Achteraf werden sommige jongeren ook emotioneel omdat ze nooit eerder op zo’n manier ergens bij betrokken werden. Je gaat in gesprek en je merkt dat het bij ze wringt dat ze er moeilijk in slagen om positief naar buiten te komen. Dat er weinig mensen interesse tonen voor die jongeren.” Bij Spektrum vinden ze dat het de taak van iedereen is om bij te dragen aan het welzijn van deze jongeren. “We houden van clashes in stijlen, omdat daaruit iets kan ontstaan waaruit iedereen iets kan leren”, vult Nick nog aan.

“Sinds de aanslagen in Parijs en Brussel komen meer jongeren voor een gesprek naar hier”, vertelt Jens. “Omdat ze voelen dat ze geviseerd worden. Wij geven een positief signaal. Een stadsfestival waarbij twintig vluchtelingen staan te tappen en mensen bedienen, dat is positief. Jongeren een actieve rol laten opnemen, dat gebeurt te weinig. Mensen zijn soms snel bang en bevooroordeeld. Dat proberen wij te doorbreken. Niet altijd evident, maar een must in onze samenleving.” Het mag voor iedereen duidelijk zijn. Spektrum – House of Arts & Games is meer dan een zomaar een ruimte. De manier van werken en de positieve en open sfeer zijn essentieel, de plek is minder belangrijk. Jonge mensen moeten hun vleugels kunnen uitspreiden. Dat betekent niet noodzakelijk dat ze er jaren actief blijven. Gewoon de tijd die ze nodig hebben om te leren vliegen. Zo leert dit schooljaar ook Mo beter vliegen als stagiair uit het buitengewoon secundair onderwijs. www.facebook.com/SpektrumKompas

61


UITBREKEND JEUGDHUISWERK

Ward Christens °1983

HET GEVOEL NIET ALLEEN TE MOETEN STAAN, DAT IS ÉCHT IETS GROOTS Ward Christens is vindplaatsgericht jeugdwerker bij T-Klub in Lokeren.

“Vlak na mijn studies sociale agogiek vertrok ik naar Ayacucho, een stad in de Peruviaanse Andes, om met straatkinderen te werken. Die leefden letterlijk in de riolen. Ik zocht hen op en via een filmproject probeerde ik te zorgen voor positieve beeldvorming. Ik geraakte verslingerd aan het vindplaatsgericht werken. Terug in België wist ik: zo’n job wil ik. Ik vond een vacature bij T-Klub, bracht de film die ik met de straatkinderen draaide mee naar de sollicitatie, en mocht beginnen.”

“Tegenwoordig spreekt iedereen van ‘vindplaatsgericht jeugdwerk’. Maar laat ons eerlijk zijn: niemand verstaat dat woord. Toen ik hier acht jaar geleden startte, stelde ik mezelf voor als straathoekwerker. Ik richtte me daarbij op jongeren van 14 tot 30 jaar. Tja. What’s in a name? De essentie is dat ik de straat op trek en luister naar de jongeren zelf. Ik vang veel signalen op. Daar ga ik dan mee aan de slag. Eigenlijk doe ik wat meneer pastoor vroeger tijdens zijn ronde deed: ik observeer, luister en ondersteun waar ik kan. Of ik verwijs jongeren door. Hun vragen gaan vaak over vrije tijd, maar meestal worden ook welzijnsvragen

62

gesteld – en ik weet natuurlijk niet alles. De noden verschillen van jongere tot jongere, van buurt tot buurt en van stad tot stad. Ook dat maakt het moeilijk om een sluitende definitie te geven voor vindplaatsgericht jeugdwerk. Want wat ik hier doe, zou op een andere plek misschien niet werken. En zelfs al verschilt het van wijk tot wijk wat een vindplaatsgericht jeugdwerker juist doet, toch zijn er een aantal algemene wetmatigheden over hoe je dat kan aanpakken.”

“Toen ik net begon, kende ik Lokeren totaal niet. Ik had geen aanknopingspunten. Daarom gebruikte ik een techniek van een inspirerende professor, die ons ooit mee op citytrip nam. Hij trok ’s morgens een kaarsrechte lijn op het stadsplan. Die zouden we die dag volgen. Waarom? Je levert je over aan het toeval en schakelt jouw persoonlijke vooringenomenheid volledig uit. Dat is een enorm waardevolle werkwijze gebleken: op dat willekeurige pad leerde ik veel jongeren kennen.” “Als straathoekwerker of vindplaatsgerichte jeugdwerker kies ik voor een menselijke aanpak. De vertrouwens-

band met de jongeren staat centraal. En zodra die bestaat, komen alle thema’s aan bod. Jongeren kunnen met alle vragen en verhalen bij mij terecht. Dat is voor hen enorm waardevol. Het gevoel niet alleen te moe­ ten staan, dat is écht iets groots. Die vertrouwensband is ook om andere redenen cruciaal: het zorgt er ook voor dat je kan botsen. Ik kan van mening verschillen met gasten. We zitten niet altijd op dezelfde lijn en we kunnen daar écht ruzie over maken. Maar da’s oké. We zetten elkaar aan tot nadenken. Want het is net wanneer je in onverwachte situaties terechtkomt of met andere standpunten wordt geconfronteerd, dat je dingen bijleert. Dat geldt voor mij én voor de jongeren. Dat zit ook heel mooi vervat in de wortels van het woord educatie: dat betekent letterlijk ‘wegleiden uit’. Je zou het ook kunnen interpreteren als ‘iemand meenemen naar een nieuwe plek’. En dat kan je met een jongere ook perfect doen zonder het plein te verlaten waar die elke dag rondhangt.” Facebook > T-klub Jeugdhuis


UITBREKEND JEUGDHUISWERK

CLUB 9 WE CLAIM THE STREETS Good practice

Intussen is het bijna drie jaar geleden dat We Claim The Streets, het artistieke bovenlokaal project van Club 9 in Koersel, boven het doopvont werd gehouden. En vanaf het begin zat het er boenk op.

Het eerste grote project van We Claim The Streets (WCTS) was de creatie van een eigen werkruimte. Omwille van plaatsgebrek kocht Club 9 twee containers aan die het jeugdhuis onder impuls van kunstenaar Karl Philips omvormden tot een atelierruimte annex kunstwerk. De jongeren namen de containers onder handen met graffiti, houtbewerking, installaties, schilderwerken en fotografie. “Met WCTS willen we alle kunsten een plaats geven in het straatbeeld. Een ware kunstdemocratie,” vertelde projectmedewerker Jeroen Imbrechts toen. “Tijdens het eerste jaar van ons project zal de nadruk liggen op het aanleren van allerlei nieuwe technieken zodat we er daarna echt het straatbeeld mee kunnen veroveren.” En dat ze het straatbeeld intussen hebben ingenomen, daarover bestaat geen twijfel. Steeds vaker duiken er kunstwerken op in de publieke ruimte van Koersel. Zo was er bijvoorbeeld de fotografieroute waarbij jonge fotografen hun talent toonden via uitvergrootte foto’s van wel drie op zes meter. De locaties waar de foto’s getoond werden, waren bewust gekozen: het jeugdhuis en het skatepark. Een ode aan de jongerencultuur. Een andere keer mochten vijf jonge kunstenaars de achtergevel van The Roxy Theatre, de plaatselijke cinema, opfrissen met graffiti. Het werd een immens kunst-

werk van zeven op elf meter, dat gezien kon worden vanop de parking van een grootwarenhuis – van een strategische keuze gesproken. In dat kunstwerk zaten verwijzingen naar twaalf films verborgen. Een uitdaging om ze allemaal te vinden.

Dat Club 9 iets met film heeft, is ondertussen duidelijk. Het jeugdhuis organiseert immers jaarlijks een Drive-in Movie-festival in samenwerking met ‘de Roxy’. Onder de vlag van het artistiek project kon Dries Vanderaerden zijn kortfilm Captured maken, en tijdens de Drive-In Movie werd een kortfilmfestival georganiseerd waarbij onder andere zijn film vertoond werd als voorprogramma van de hoofdfilm. Daarnaast werd er ook nog een container omgevormd tot mobiele cinema.

MET WE CLAIM THE STREETS WILLEN WE ALLE KUNSTEN EEN PLAATS GEVEN IN HET STRAATBEELD. EEN WARE KUNSTDEMOCRATIE

Maar WCTS blijft vooruit kijken. Een kunstroute hier, een workshop pyrografie daar … Het kan allemaal. “We willen de variëteit in ons aanbod blijven handhaven. Op die manier hebben we al veel jongeren kunnen bereiken en we hopen er nog meer te kunnen inspireren Iedereen kan zijn creatieve ei bij ons kwijt.”

vertelt Danny Bielen, de coördinator van Club 9. “Met dit project laten we de gemeente en de regio zien dat we meer zijn dan een plek waar alleen maar gefuifd wordt. We tonen dat jongeren veel meer in hun mars hebben.” De jongeren van Club 9 ervaren WCTS ook als een positieve ontwikkeling in het bestaan van het jeugdhuis. Zeker na de verhuis van de containers naar de oude bibliotheek. “Nu is er letterlijk meer ruimte voor een nog breder aanbod”, vertelt Jeroen. En Matias Ancia beaamt dat. “Bijvoorbeeld voor een workshop ‘figuratief werken met metaal’, waar ik heb leren figuurlassen.” Ook Davy Van­schooren draagt WCTS een warm hart toe. Als ontwerper van het logo heeft hij al uit verschillende hoeken opdrachten gekregen voor grafisch ontwerp. “Ook al begonnen we pas met WCTS, mijn ontwerp heeft voor mij geopend. Je moet het wel zelf waarmaken, maar de start was er. Voor mij was het een duw in de goede richting.”

“Daar doen we het voor”, vertellen Jeroen en Danny. “Ondertussen hebben zo’n 150 jongeren deelgenomen aan WCTS. “Voor sommigen is het iets eenmaligs, voor anderen betekent het een stap vooruit in hun ambities. Sommige jongeren leren door deelname aan WCTS het jeugdhuis kennen, blijven plakken en worden vrijwilliger van de werking. Anderen beperken zich tot het project. Een iemand is, na het volgen van een workshop, opnieuw gaan studeren. Zij heeft toen haar passie ontdekt. Er is voor elk wat wils. En uiteindelijk is dat toch waar het jeugdhuis om draait, niet?” www.facebook.com/weclaimthestreets

De buurt ervaart de creatieve uitspattingen van de jongeren als iets positiefs. “Bij elk project dat we doen, krijgen we leuke reacties van de buurt. Ze komen ons vertellen hoe mooi ze de foto’s vinden, dat ze met spanning hebben uitgekeken naar de voltooiing van de graffitimuur, hoe ze genoten hebben van de kunstroute”,

63


UITBREKEND JEUGDHUISWERK

Mattias De Backer °1980

WE MOGEN JONGEREN­ ACTIVITEITEN NIET IN DE MARGE VAN DE PUBLIEKE RUIMTE PLAATSEN OM OVERLAST TE VERMIJDEN. DIE OVERLAST IS EERDER EEN MARGINAAL VERSCHIJNSEL

“In de publieke ruimte bestaat een overvloed aan onuitgesproken regels die bepalen hoe mensen zich er gedragen. Daarnaast bestaan er ook fysieke kenmerken die bepalen of een plaats al dan niet succesvol is. Dat werkt ook zo bij jongeren. Succes­ volle jongerenplekken hebben een goed uitzicht, zijn gemakkelijk toegankelijk en goed onderhouden. Er moet de mogelijkheid bestaan om te kunnen zitten en er is activiteit aanwezig. Eigenlijk zijn de kenmerken van populaire volwassenruimtes en jongerenruimtes zo goed als identiek. Net als volwassenen willen jongeren liever geen plek die is weggestopt in een klein hoekje.”

Jongerenplekken zijn centraal en toegankelijk

“Uit mijn onderzoek blijkt dat populaire jongerenplekken meestal heel centraal liggen en publiek toegankelijk zijn. Het is zeker zo dat sommige jongeren eerder private plekken opzoeken, maar voor het merendeel gaat duidelijk het tegenovergestelde op. Wat een populaire jongerenplek

64

Mattias De Backer is onderzoeker aan het Departement Criminologie van de VUB en schreef een doctoraat over jongeren in de publieke ruimte.

onderscheidt van een populaire plek in het algemeen, is dat jongeren er het gevoel hebben dat de plek van hen is, dat ze die kunnen opeisen.”

“We zouden met een lijst aan parameters naar een lokale overheid kunnen stappen en zeggen: ‘kijk, zo ziet de architectuur van een populaire jongerenplek eruit, nu kan je die maken.’ Alleen hebben veel andere factoren er invloed op. Hoe ziet de wijk eruit? Woont iedereen dicht op elkaar? Is er veel groene ruimte? Of is alles net hele­maal volgebouwd? Hoeveel publieke ruimte is er over? In welke mate is die nog vrij?”

Jongeren willen ook publieke ruimte zonder programma

Het gebeurt steeds vaker dat de publieke ruimte in zulke mate beperkt of gedomineerd wordt door andere groepen, dat het moeilijk wordt voor jongeren om er nog een eigen plek in op te eisen. Daarnaast bestaat er een groeiende traditie dat aan de publieke ruimte die nog toegankelijk is, een programma wordt gegeven. En het is

net een gebrek aan programmering in bepaalde ongebruikte ruimte die heel belangrijk is voor jongeren. Ze kunnen zo’n losse ruimte of loose space dan tijdelijk zelf een programma geven en zelf invullen waarvoor ze die willen gaan gebruiken.”

“De parameters die bepalend zijn voor de mate van populariteit van een hangplek, kunnen we dus zeker meenemen wanneer we een jongerenplek willen creëren. Maar even belangrijk is de aanwezigheid van die losse publieke ruimtes. En laten we jongerenactiviteiten vooral niet in de marge plaatsen opdat woonwijken gevrijwaard zouden blijven van overlast. In mijn onderzoek werd duidelijk dat conflicten tussen jongeren en andere gebruikers van de publieke ruimte eerder een marginaal verschijnsel zijn. En dat jongeren zeker in staat zijn om naast anderen hun plek in de publieke ruimte te zoeken. Laten we jongeren en hun plekken vooral centraal zetten, zowel fysiek als symbolisch.”


NIET UITSLUITEN, MAAR AANSLUITEN DIVERSITEIT IN HET JEUGDHUIS Opiniestuk

Jeugdhuiswerk bevestigt maatschappelijke breuklijnen Diversiteit is een hot item in de jeugdwerkdiscussie. Zeker sinds de zwarte zondag van 1991 is die discussie toegespitst op het verenigen van ‘autochtone’ en ‘allochtone’ jongeren. Ook de jeugdhuizen, een werkvorm die op dat moment in de lift zat na de mindere jaren tachtig, werden geconfronteerd met de vraag om toegankelijker te zijn voor jongeren met andere achtergronden. In tijden van grote maatschappelijke veranderingen of crisissen is er altijd die bezorgdheid om ‘de boel bij elkaar te houden’. Het jeugdwerk wordt dan gevraagd om haar steentje bij te dragen. Dat geeft spanningen. Enerzijds vinden we het fantastisch dat jeugdbewegingen en jeugdhuizen gedragen worden door het enthousiasme en de vrijwillige inzet van jongeren zelf, anderzijds willen we graag externe doelstellingen opleggen waar deze werkingen moeten aan voldoen.

Filip Coussée is verbonden aan de vakgroep sociaal werk en sociale pedagogiek (UGent). Zijn onderzoek daar focust op de pedagogiek en historiek van het jeugdwerk.

Meestal lukt dat niet goed. Of zo’n enthousiaste vriendengroep andere jongeren kan ‘bereiken’, hangt vooral af van de draagkracht en de rijpheid. De rek is alvast niet oneindig en de vrees is niet onterecht dat te grote druk op de ketel het boeltje helemaal uit elkaar laat springen.

Vaak eindigt het ermee dat – zeker in centrumgemeenten en grotere steden – een ander initiatief wordt opgericht, specifiek gericht op de niet-bereikte jeugd. Dat was ook vroeger zo. Na de Tweede Wereldoorlog waren dat de clubhuizen voor de ongeorganiseerde jeugd, voor zij die niet deelnamen aan de jeugdbeweging. Nog vroeger, op het einde van de negentiende eeuw, werden patronaten opgericht voor de arbeidersjeugd, zij die naar school of studiekring gingen. De meest recente golf ging gepaard met de preventiebeweging van de jaren negentig waarbij jeugdhuizen vrij expliciet gericht waren op het binnenhalen van wat men de rondhangende jeugd is gaan noemen, die hun vrije tijd niet weet te structureren. En zo ontstonden dus gescheiden circuits in het jeugdhuiswerk. Ze zijn er altijd geweest. De KAJ versus de KSA, het jeugdwelzijnswerk versus het zogenaamde ‘reguliere’ jeugdwerk. We

BUURLANDEN BENIJDEN ONS VAAK VOOR DE ZELFREGULERENDE KRACHT VAN ONS JEUGDWERK

DE DIVERSITEIT DIE JE TERUGVINDT IN JEUGDHUIZEN IS NIET TE ONDERSCHATTEN

creëerden zo een vrij hoge participatie aan jeugdwerk, een heel gedifferentieerd werkveld ook, maar niet noodzakelijk een grote diversiteit per jeugdwerkinitiatief. Vaak zelfs integendeel. Er wordt wel eens beweerd dat het jeugdwerk de plaats bij uitstek is waar jongeren democratische vaardigheden leren. De vaststelling dat jeugdwerkpraktijken een niet zo divers publiek bereiken relativeert dat enigszins. Al kunnen we die discussie maar ten gronde voeren als we echt naar de werkvloer kijken.

Jeugdhuiswerk verlegt grenzen

Wanneer we een willekeurig jeugdhuis binnenstappen, krijgen we een meer genuanceerd verhaal te zien. Een verhaal dat ons hoopvol mag stemmen. Het lokale jeugdhuis draait op een vaste groep jongeren. Vaak is de diversiteit in zo’n groep al niet te onderschatten. Botsende meningen en overtuigingen zijn niet uitzonderlijk.

Er zijn weinig sferen in onze samenleving waar mensen met zo’n diverse achtergronden samen een project uitbouwen. Dat is belangrijk gezien jongeren op school op vroege leeftijd al van elkaar afgezonderd worden en we ook in de publieke ruimte en in onze woonomgeving steeds meer mensen van gelijke achtergronden tegenkomen. Dat precies is de kracht van ons verenigingsleven. Jongeren kunnen er experimenteren in een ver-

65


trouwde omgeving. Zich thuis voelen, maar dingen doen die ze thuis niet kunnen doen en jongeren ontmoeten die ze thuis niet zien, laat staan op school. De zelfregulerende kracht van dit soort groepswerk is niet te onderschatten. Dat verenigingsleven wordt ons benijd door onze buurlanden. We moeten dat laten bloeien. Ondersteuning geven. De voorwaarden creëren waaronder die initiatieven verder kunnen groeien en ook nadenken over hun betekenis voor de ruimere (lokale) samenleving, niet enkel voor zichzelf. De lokale jeugddienst kan daar een rol in spelen. De federatie van jeugdhuiswerk, vandaag Formaat, kan dat zeker.

JEUGDHUIZEN MOETEN EEN STEUNPUNT ZIJN TE MIDDEN VAN DE LEEFWERELD VAN JONGEREN

En dan is er nog een troef. Het geprofessionaliseerde deel van het jeugdhuiswerk staat ook sterk. Sterker dan twee decennia terug. De overtuiging is gegroeid dat praten in termen van ‘bereiken’ en ‘toegankelijkheid’ niet voldoende is. Jeugdhuizen moeten een steunpunt zijn te midden van de leefwereld van jongeren. Ze moeten aansluiting zoeken bij onvrede, bij wensen en ambities en een omgeving vormen waar constructieve antwoorden gecreëerd kunnen worden. Zo zijn er overal te lande jeugdhuizen die op talloze terreinen initiatieven hebben ontwikkeld. Ze hebben een jobkot, een voetbalclub, een fitnessruimte, een fotoatelier, een dansgroep, een politiek café, een muziekstudio en een actiegroep voor meer speelruimte in de wijk. ‘Is dat nog jeugdwerk?’, vragen sommigen zich af. Tewerkstelling, cultuur, sport, politiek … Natuurlijk is dat jeugdwerk. Er wordt

66

gewerkt met jongeren in de vrije tijd. Er wordt gewerkt rond de dingen die hen op dit moment bezig houden, die hen belemmeren in hun ontplooiing of die hen extra groeikansen bieden. Het jeugdhuis verlegt haar grenzen, en het verlegt de grenzen van de jongeren. Al die werkingen worden door heel diverse jongeren gefrequenteerd, afhankelijk van hun leefsituatie. De jongeren zelf krijgen er de kans om verantwoordelijkheid op te nemen waardoor je een schitterende symbiose krijgt tussen beroepskrachten en vrijwilligers. Het wordt helemaal mooi als jongeren in de wijk of in de gemeente weten dat het jeugdhuis er is voor hen. Ze moeten niet noodzakelijk geïnteresseerd zijn in een aanbod. Ze kunnen er ondersteund worden in het ontwikkelen van een aanbod. Zo heb je jeugdhuizen waar arm en rijk, blank en zwart, jongens en meisjes, hetero en homo, met of zonder beperking … elk hun weg vinden en elkaar daarop wel eens tegenkomen. Al zal het overstijgen van de ene breuklijn altijd wel een andere breuklijn bevestigen. Het blijft een proces van vallen en opstaan, maar als er een praktijk is in onze samenleving die er in slaagt om maatschappelijke breuklijnen te overstijgen dan is het wel het jeugdhuiswerk. Laat die vorm van jeugdwerk bloeien, die is divers op zich. Er worden ook steeds meer bruggen geslagen tussen die verschillende vormen van jeugdhuiswerk. Laat ons daar een beetje meer op inzetten, laat ons die concrete praktijken koesteren en laat ons de volgende vijftig jaar misschien een beetje minder zeuren over abstracte begrippen als ‘diversiteit’, ‘moeilijk bereikbaar’ en ‘toegankelijkheid’. Filip Coussée

Deze tekst verscheen eerder in Jong Goud, het boek dat Formaat uitbracht naar aanleiding van vijftig jaar jeugdhuiswerk.


67


PLEIDOOI VOOR JONGEREN­ RUIMTE

Kobe Vanhaeren is landschapsarchitect, oprichter van BXLX Landscape Architecture en oud-bestuurder van Formaat

Opiniestuk

Toen ik, jaren geleden, met een tiental jonge gasten aan de opstart van een jeugdhuis begon, bleek al snel dat de verwachtingen die iedereen in het dorp had, sterk verschilden. Ouders van ontluikende pubers zagen in het jeugdhuis een veilige plek waar hun jonge gasten samen konden komen zonder naar de stad te moeten trekken. Jonge gasten zagen het als een kot waar ze hun goesting konden doen, ver weg van het ouderlijke huis. De leiding van de scouts vond het een puberhuis. De misnoegde buur zag het als een oord van verderf en lawaaierige brommertjes. De bakker zag het als extra cliënteel en zag een omzetstijging in snoep.

Fysieke ruimte

Jongeren hebben nood aan een fysieke plek. Een vertrouwde, veilige en toegankelijke plaats waar ruimte is om al doende te leren en zich te ontplooien. Een jeugdhuis is zo’n plek.

De ligging van het jeugdhuis is minstens zo belangrijk als het gebouw zelf en dient doordacht te worden gekozen. Een ligging die aansluit bij het sociale weefsel, een plaats op fiets- of wandelafstand, makkelijk te bereiken en veilig om alleen naartoe te gaan of van terug te keren ’s avonds. Hoewel het aantrekkelijk kan lijken om een jeugdhuis vanuit een ruimtelijk planningsdenken in de daarvoor ingekleurde vakjes te plaatsen (recreatiezone, industriezone …), kan een al dan niet terechte inschatting van overlast niet de overhand nemen op

68

het sociale aspect. Hoewel een industriezone voor een gemeentebestuur misschien handig lijkt omdat er geen bewoners zijn die last kunnen hebben van nachtlawaai, weegt deze afweging niet op tegen het belang van het sociale weefsel en de oefening die een samenleving hoort te maken om samen te leven. Jongeren verbannen naar de periferie van de samenleving getuigt overigens van weinig geloof en vertrouwen in de toekomstige generaties.

Publieke ruimte

Wie zich in een private ruimte begeeft, gedraagt zich naar de regels van het huis. Of dat nu het huis van je ouders is, het tuinhuis van vrienden, de school of de sportclub. Het kader is bepaald en meestal is er relatief weinig ruimte om zelf de gedragsregels te bepalen.

In een jeugdhuis is dat al anders, omdat de regels er grotendeels bepaald worden door de jongeren zelf. Wie het jeugdhuis mee vorm wil geven kan zich makkelijk engageren. Een jeugdhuis kiest bewust voor participatie en transformeert met de groep die zich engageert. Het jeugdhuis bevindt zich daardoor op de grens tussen privaat en publiek.

DE LIGGING VAN HET JEUGDHUIS IS MINSTENS ZO BELANGRIJK ALS HET GEBOUW ZELF EN DIENT DOORDACHT TE WORDEN GEKOZEN

In de publieke ruimte is het kader veel abstracter. De regels zijn maatschappelijk bepaalde gedragsregels, maar de directe afdwingbaarheid ervan ontbreekt. In de publieke ruimte wordt ons handelen gestuurd door menselijke interactie. Als plaats voor een maatschappelijk leerproces is ze dan ook van onschatbare waarde.

JONGEREN VERBANNEN NAAR DE PERIFERIE VAN DE SAMENLEVING GETUIGT OVERIGENS VAN WEINIG GELOOF EN VERTROUWEN IN DE TOEKOMSTIGE GENERATIES

In de publieke ruimte kan iedereen ‘doen wat men wil’. Men is vrij om te bewegen waar men wil en hoe men wil. Het is ruimte die bevrijdend werkt, als tegengewicht voor de plaatsen waar men zich naar de regels dient te gedragen. Waar gedragsregels bepaald worden door interactie, worden jongeren uitgedaagd om deel uit te maken van de samenleving. Het is een plaats van dialoog, waar ontmoeting mogelijk is en waar afgetoetst wordt tot waar de persoonlijke vrijheid gaat.

Ruimte voor inspraak

Door te participeren en te realiseren, kunnen jongeren mee vorm geven aan de samenleving, er een bijdrage toe leveren of er zich tegen afzetten. Wanneer dialoog, interactie en participatie wegvallen, komt een democratisch proces onder druk te staan, en daarmee ook de (publieke) plek als plek voor ontwikkeling en maatschappelijke interactie.


Er is geen eenduidig antwoord te geven op de vraag wat de ideale plaats is voor een jeugdhuis. Elke gemeente en elke stad heeft een eigen structuur en een eigen dynamiek, maar sociale inbedding, bereikbaarheid en veiligheid zijn belangrijke randvoorwaarden. Het plaats geven van ruimte voor jongeren in het planproces is zeker niet te beperken tot het juiste kleurtje in de stedenbouwkundige planning. Integendeel.

EEN JEUGDHUIS KIEST BEWUST VOOR PARTICIPATIE EN TRANSFORMEERT MET DE GROEP DIE ZICH ENGAGEERT. HET JEUGDHUIS BEVINDT ZICH DAARDOOR OP DE GRENS TUSSEN PRIVAAT EN PUBLIEK

den waarin jongeren zich niet meer vrijblijvend opstellen. Het participatief proces creëert een betrokkenheid die de kwaliteit van de ruimte en het toekomstig gebruik ten goede komt.

Epiloog

Jongeren gaan op zoek naar hun betekenis in de samenleving. Ze zoeken, tasten af en testen uit. Ze participeren en ze realiseren en soms breken ze heilige huisjes af. Maar om hun betekenis of meerwaarde in de samenleving te vinden, is ruimte voor integratie in die samenleving een absolute voorwaarde. Het is aan het beleid om ruimte te creëren voor participatie, aan de jongeren om die ruimte te laten voor wat het is, die simpelweg te benutten of ze actief op te eisen.

HET ZIJN DE JONGEREN DIE IN EEN CONTINU VERANDERENDE MAATSCHAPPIJ HET BEST GEPLAATST ZIJN OM VORM TE GEVEN AAN HUN POSITIE IN DE SAMENLEVING EN DIE WORDT STERK BEPAALD DOOR DE RUIMTE WAARIN ZIJ ZICH BEGEVEN

Kobe Vanhaeren

Deze tekst is een ingekorte versie van een stuk dat eerder verscheen in Jong Goud, het boek dat Formaat uitbracht naar aanleiding van vijftig jaar jeugdhuiswerk.

Het antwoord ligt bij het betrekken van de jongeren zelf. Tot op vandaag wordt hun stem nauwelijks gehoord bij de organisatie en invulling van de publieke ruimte. En hier liggen nog veel open kansen. Het zijn de jongeren die in een continu veranderende maatschappij het best geplaatst zijn om vorm te geven aan hun positie in de samenleving en die wordt sterk bepaald door de ruimte waarin zij zich begeven. Jongeren horen oprecht serieus genomen te worden en actief betrokken te worden bij beleidsbepalingen over jeugdwerk. Zij zijn best geplaatst om informatie te geven over hun mobiliteit, over hun sociale netwerk, over waar ze zich veilig voelen. Jongeren nemen in dergelijke participatieprocessen ook verantwoordelijkheid. Wat begint als een vrijwillige input kan snel een engagement wor-

69



In september 2015 begonnen we na te denken over een conferentie over ste­ delijkheid en het verhaal dat we wil­ den vertellen over het jeugdhuiswerk van morgen. Al snel zagen we dat we dit verhaal niet zelf konden schrijven, maar dat we op zoek moesten naar wie dat samen met ons kon doen. Onze zoektocht heeft heel wat stof doen opwaaien. In eerste plaats bij onszelf. We gingen in gesprek, met heel veel mensen. Met jongeren en jeugdhuizen. Met onderzoekers, studenten, partnerorganisaties en experten. Met medewerkers van Formaat, nieuwe mensen, oudgedienden en nog heel wat anderen.

DRIE BLIJVEN / GAAN

Stelden we wel de juiste vragen? Formuleerden we wel de juiste antwoorden? Is dit het verhaal waar we achter kunnen staan? Op 14 oktober 2016 verzamelden 212 mensen van 100 organisaties om dat verhaal te vertellen en om er verder aan te schrijven. Niet alleen rond stedelijkheid, ook rond heel wat andere thema’s die met stedelijkheid en jeugdhuiswerk samenhangen, werd verteld en gediscussieerd. We hadden het over onafhankelijk jeugdhuiswerk, over verbindend jeugdhuiswerk, over herverdelend jeugdhuiswerk, over uitbrekend jeugdhuiswerk. We hadden het ook over hoe je een aanbod kan creëren, over werk en onderwijs, identiteitsontwikkeling, artistieke expressie en ondernemerschap. Over buurtgericht werken, verschillende vormen van jeugdhuiswerk, infrastructuur, publieke ruimte en over het lokaal beleid. Over gisteren, vandaag en morgen. We hadden het vooral over morgen. Maar vertrekkend vanuit wat er vandaag al is. Vertrekkend vanuit de sterkte van jeugdhuizen.

We zien ook dat die vragen niet zomaar beantwoord kunnen worden. Er is niet slechts één richting te kiezen voor het jeugdhuiswerk, niet slechts één rol te definiëren. Het is ook niet makkelijk om te vertellen waarmee jeugdhuiswerk zich moet bezighouden, hoe die plekken er moeten uit zien en hoe ze op een duurzame manier kunnen worden beheerd. Of net, hoe ze een thuis kunnen geven aan tijdelijke initiatieven. En toch, als we alles bij elkaar optellen, zijn er een aantal antwoorden die we bij elkaar kunnen plaatsen. Zo ontstaan de contouren van een project waar we voor willen gaan, en waar we de komende jaren actief rond zullen werken.

Jeugdhuiswerk is onafhankelijk. Jeugdhuiswerk is een constant onder­ handelingsproces. Jeugdhuiswerk is niet statisch. Het is een dynamische praktijk, vatbaar voor verandering en evolutie. Een actueel jeugdhuiswerk past zich aan wat zich rondom het jeugdhuis bevindt aan. Alleen zo blijft het levensvatbaar. Alleen zo blijft het de plek waar jongeren kunnen en willen komen. Daarvoor zal het jeugdhuis soms moeten nadenken over wat het doet en wat het wil blijven doen. Waarom doen we vandaag eigenlijk wat we doen? Moeten we dat doen? Kunnen we het anders doen, en moet dat wel?

We begonnen met heel wat vragen over dat jeugdhuiswerk. Vandaag zien we dat die vragen de juiste vragen zijn.

Later als ik jong ben – BLIJVEN / GAAN

71


Jeugdhuiswerk is wat werkt voor jongeren. En dus is er maar één goede definitie voor een actueel jeugdhuiswerk. Jeugdhuiswerk is wat werkt voor jongeren. Het is waar jongeren nood aan hebben, waar ze naar vragen, waar ze aan willen meewerken en meebouwen. Al het andere, al wat niet vertrekt vanuit die jongeren, is instrumentalisering.

Jeugdhuiswerk verbindt. Jeugdhuiswerk is een gedeelde ruimte. In een tijd die gekenmerkt wordt door verschil (verschillende jongeren, verschillende overtuigingen, verschillende achtergronden …) is één van de weinige gemeenschappelijke basissen de gedeelde ruimte. Jeugdwerk, en jeugdhuiswerk in het bijzonder, is één van die gemeenschappelijke ruimtes. Vanuit die ruimte-gedachte kan er gewerkt worden aan gemeenschap, aan gemeenschappelijke projecten, aan nieuwe vormen van solidariteit. Al het andere, al wat niet vertrekt vanuit verbinding, holt zichzelf uit, in splendid isolation.

Jeugdhuiswerk herverdeelt. Jeugdhuiswerk is een gedeelde ruimte. (2) Vanuit die gedeelde ruimte kan ook worden gedacht aan solidariteit als herverdeling. In een tijd waar een gemeenschappelijke cultuur, gemeenschappelijke nationaliteit, gemeenschappelijke geschiedenis … geen basis meer kan vormen, is het jeugdhuiswerk wel nog een gemeenschappelijke factor. Als jeugdhuizen en andere organisaties werken in hetzelfde belang, namelijk het werken voor en door jongeren, het bouwen aan wat werkt voor jongeren, kunnen ze niet anders dan delen met elkaar: middelen, tijd, ruimte en expertise. Al het andere, al wat enkel voor zijn eigen kar rijdt, maakt zichzelf op termijn tot alleen heersende overbodigheid.

Jeugdhuiswerk breekt uit. Jeugdhuiswerk is allang niet meer enkel en alleen een huis voor en door jongeren. Jeugdhuiswerk breekt uit. Jeugdhuiswerk kijkt naar buiten, en onderneemt ook daar actie. Jeugdhuiswerk bereikt op die manier jongeren die het anders niet zou bereiken. Jongeren leren daardoor jongeren kennen, die ze anders niet zouden leren kennen. Jeugdhuiswerk is wat werkt voor de buurt. Al het andere, al wat in zichzelf wil blijven, verliest zichzelf in zichzelf. No man is an island.

72

BLIJVEN / GAAN – Later als ik jong ben


Lokale overheden: en nu? Jeugdhuizen: en nu? Beste jeugdhuizen, Sloop die muren om je heen. Kom naar buiten, wees niet beschaamd. Wat jullie doen, mag gezien en gehoord worden. Ga op de koffie bij de buren, Nodig organisaties uit in jullie huis, doe de dingen samen. Werk samen met anderen, werk samen voor anderen. Maar doe uw goesting, en doe het op jullie eigen manier. Met oog voor anderen. Met oog voor alle jongeren.

Beste schepen, Beste jeugdconsulent, Spring binnen in het jeugdhuis. Nodig uzelf uit, elke maand een keer. Minimum. Ga eens kijken wat daar gebeurt. Schaf vervolgens alle reglementen af. Of toch alle reglementen die bepalen wat een jeugdhuis moet zijn. Ga praten, ga luisteren. Naar wat jongeren nodig hebben, naar wat ze willen doen. Vertrouw hen, Ook als het wat minder gaat.

Maak plannen voor morgen. Plannen waarover je kan praten. Plannen die niet zomaar te nemen of te laten zijn.

Maak geen plannen. Daag jongeren uit om dat voor u te doen.

Jeugdwerker: en nu?

Formaat: en nu?

Beste jeugdwerkers, Kom van achter uw bureaus.

Beste jeugdhuisvrijwilliger, Beste bestuurder, Beste beroepskracht, Beste Formaat-bestuurder, Beste Formaat-vrijwilliger, Beste Formaat-personeelslid, Beste schepen, Beste jeugdconsulent,

Ga met jongeren naar buiten, Palm jullie stad of gemeente in. Ga met jongeren naar buiten, Op zoek naar andere jongeren. Zet hen samen rond de tafel en smeed snode plannen, Ga over tot actie. Breek uit. Breek af. Breek in. Ondersteun alle jongeren die ondersteuning nodig hebben. Onderzoek andere organisaties en bied hen de ruimte, tijd en ondersteuning die ze nodig hebben.

Formaat gaat de straat op. Blik vooruit, Voeten op de grond. Formaat nodigt uit. Formaat daagt uit. Formaat blijft gaan. Als we dan toch iĂŠts moeten plannen, Laat het dan dit zijn. We moeten praten. We beginnen daar vandaag mee.

Later als ik jong ben – BLIJVEN / GAAN

73


Colofon Hoofdredactie Ken Van Roose Eindredactie Elisa Hulstaert & Joke Hüwels Taalcorrectie Peter D’Herde Redactie Thomas Abelshausen, Nick Beerens, Stijn Bohez, Jeroen Boone, Matthias Coene, Filip Coussée, Sven De Visscher, Inge de Wolf, Hans Dockx, Yves Domanski, Bert Hertenweg, Joke Hüwels, Stef Moens, Ken Van Roose, Cynthia Van Wiele, Kobe Vanhaeren, Gerd Vanmeenen, Vera Vryens, Zoë Westelinck, Jurgen Ral & Tom Willox Redactieraad Stijn Bohez, Axel Dingemans, Ken Van Roose & Tom Willox Met veel dank aan Iedereen die rechtstreeks of onrechtstreeks heeft bijgedragen aan dit magazine Fotografie Club 9, Bram Tack, Cédric Dezitter, Guillaume Decock, Lena Verstaete, Reiner Van Wonterghem (FORT07.be), Valerie Vonck, Formaat & jeugdhuizen Grafische vormgeving Pepijn Haghebaert Drukwerk EPO – Lange Pastoorstraat 25, 2600 Berchem Gedrukt op FSC gelabeld, 100% gerecycleerd en chloorvrij gebleekt papier Verantwoordelijke uitgever Formaat vzw, t.a.v. Tom Willox De Wittestraat 2, 2600 Berchem Alles uit deze uitgave mag worden overgenomen met uitdrukkelijke bronvermelding Oktober 2016




Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.