Jg8nr1 december 2004

Page 1

C

Periodiek van het Departement Communicatie Erasmushogeschool Brussel

het

ommuniquĂŠ Jaargang8 nummer 1, december 2004

BRUSSEL IN STIJL p.4

BROODJE KAKKERLAK p.6

DJ REDHEAD: HEET VAN DE NAALD p.12

KERSTVERHAAL ANDERS BEKEKEN p.14

RICK DE LEEUW COMPONEERT Carl de Keyser

Koning Fotografie: Carl de Keyser p.7

An Toeloose

Pro/Contra: Roken op het werk p. 15

Isabel Pousset

S.O.S. Cliniclowns p.13


Het

Communiqué

COLOFON

Editoriaal

Hoofdredactrice Vanessa Denon Adjunct-hoofdredactrice Tessi De Vits Eindredactrice Veerle De Wolf Redactiesecretaresse Bochra Elkhanf Chef Lay-out Denis Delbecque Vormgever Yoann Harvent Fotoredactie An Toeloose Sheafra Mc Grath Floris Cavyn Redactiechef Sheafra Mc Grath Chef-reportage Mike De Jaeger Algemeen hoofdredacteur Patrick Pelgrims Logistieke steun André Lapeere Joost Goethals Redacteurs Marijn Van Steenberge Birte De Groote Margot Brenael Met dank aan Laurent Ots Veerle Vivijs Bram Renmans Isabel Pousset Mario Villar Sanjurjo Serge Anneke Jamel

VANESSA DENON

D

e eindejaarsperiode. Het is de meest sfeervolle en gezellige periode van het jaar. Een tijd om terug te blikken op het voorbije jaar, en vooruit te blikken op wat komen gaat. Het is ook een tijd waarin iedereen zich al eens waagt aan een overmoedige uitspraak. De zogenaamde ‘goede voornemens’ zijn daar een mooi voorbeeld van. Ze komen elk jaar terug, maar slaan vaak gewoonweg nergens op. Soms gaat het verder dan dat. Neem nu prins Filip. Enige tijd geleden was onze ietwat wereldvreemde prins uit zijn ivoren toren gestapt om een opmerkelijke uitspraak te poneren. “In ons land zijn er mensen en partijen zoals het Vlaams Belang die tegen België zijn, die ons land kapot willen maken. Ik kan je verzekeren dat ze dan met mij te maken krijgen”, aldus de prins. De arme man kreeg prompt het voltallige politieke landschap over zich heen. Een mens zou van minder terug in zijn ivoren toren kruipen, en er nooit meer uitkomen. Maar toch. Een dergelijke uitspraak is een uitschuiver van formaat voor iemand die geacht wordt zijn politieke neutraliteit te bewaren. Neutraliteit. Is dat ook niet hét sleutelwoord bij uitstek in de journalistiek? Elke journalist streeft ernaar het nieuws zo correct en zo neutraal mogelijk weer te geven. Enkel in opiniestukken kunnen journalisten zich volledig laten gaan. Maar ook dan nog moet het netjes blijven. Een opiniestuk moet net zoals elk ander journalistiek werk gebaseerd zijn op feiten, niet op hersenspinsels van de auteur in kwestie. Een opleidingscoördinator van de Lessius Hogeschool heeft dat duidelijk niet zo goed begrepen. Neen, hij vond dat wij, laatstejaars pers en voorlichting, niet de nodige academische scholing hadden om het in de kwaliteitsjournalistiek te maken. Volgens hem is een carrière bij een kwaliteitsmedium enkel en alleen weggelegd voor academisch geschoolden, masterstudenten dus. Vreemd als je bedenkt dat wij hier al drie jaar lang bezig zijn met communicatie in al zijn vormen, waarvan de laatste twee jaar specifiek met journalistiek. Dat de zelf uitgeroepen specialist dat als ‘bijzaak’ beschouwt zegt mijn inziens meer over de man in kwestie dan over onze opleiding. Precies daarom wacht hem hetzelfde lot als prins Filip. Hij krijgt de voltallige redactie van het Communiqué dat nu in uw handen ligt over zich heen. Want blijkbaar zijn er in ons land mensen die het aanleren van het journalistieke metier maar bijzaak vinden. Ik kan je verzekeren dat ze dan met ons te maken krijgen! Dat is ons goede voornemen voor 2005. Veel leesplezier!

Brussels sprouts MARIO VILLAR SANJURJO (SPANISH CLASS STUDENT) When I was a child, Brussels was one of my worst nightmares. I was not worried about the admission of my country to the European Union or other issues like that. For me, Brussels was linked to another terrible word: sprouts. Have you ever met any kid who likes sprouts? I was not an exception. It is sad, but this is my first memory about the city and it was hard to remove it. My second memory came about three months ago and even seems as old as the first one. Rain, turbulences and a plane jumping along the runway. I changed the 30° of september in Madrid for a grey sky and a completely new life

in a completely new country. First impression of Brussels? It could be worse. Ninety days (and ninety nights) after my arrival, everything is different. First of all, I discovered the impressive architecture and the fascinating history of Brussels. Than the lively nightlife and the friendly and wellmannered Belgian people. But that’s not quite the whole story! There is something that makes Brussels special. And it is very difficult to explain. Maybe it is its own and contradictory character that makes Brussels so special: melancholic but always lively, cosmopolitan but neighbourly… Brussels is a city full of contrasts that you have to discover and enjoy. Some years ago, each time I refused to eat sprouts, my mother used to tell me that finally, I would end up liking it. Probably, that is the reason of their name. Like the sprouts, Brussels is a city that you get to like more the more you taste it. And it can always surprise you! I came here to study for a year, expecting to find the clean and perfect capital of Europe. Instead of that, I have discovered a slovenly, dark, but charming city. Pagina 2

Before coming, I used to imagine Belgium as a hardworking and a bit boring country. Now, I found a not very efficient city and a society that likes (and knows) enjoying life. That is the problem with stereotypes. Belgium is not only chocolate, waffles and beer, and in Spain life is not only about bulls, wine and parties. Who would believe that cafes and pubs close later in Brussels than in Madrid? But also, who was the one that started saying that Spanish life is very relaxed? Since I am in Belgium, I realized that our life is really stressing and that we live in a continuous hurry. Maybe that can explain our habit of being late here. And how is being an Erasmus student in Brussels? In general, not very different of being a student in another part of the world: complex and exciting. But when you go living abroad, the smallest details make the biggest differences. An example? Timetables. Having lunch at 12 and dinner at 6? Completely crazy for us, with the habit of eating at 3 and at 10. And many other things: from language problems to cultural customs. But in the end, it is all the same. Some days ago, I phoned my mother and told her that she was right. The more you taste something, the more you like it. That’s my story with Brussels...but I still hate sprouts.


Het

Journalist (m/v) heeft al opleiding Open brief Geachte heer Van Doorslaer, Uw artikel “Journalist (m/v) zoekt opleiding” in De Standaard van 29 november is niet alleen kwetsend, het is zelfs beledigend voor het personeel en vooral voor de studenten van de bacheloropleidingen Journalistiek. Het getuigt boven alles van een zeer groot gebrek aan dossierkennis. Bovendien geeft u in dit opiniestuk blijk - vanuit eigenbelang en dito waan –van een zeer eenzijdige en niet-realistische benadering van het journalistieke metier. Metier, inderdaad. Uw volledige argumentatie komt neer op verdoken werving voor één bepaalde academische opleiding, liefst dan nog aan één bepaalde hogeschool. Ik merk dat u zelf ‘academisch opleidingscoördinator’ bent aan die hogeschool. Wat met de journalistieke deontologie, mijnheer Van Doorslaer? “Journalist (m/v) zoekt opleiding” is vooral persoonlijke wishful thinking. Eigenlijk is het zeer eenvoudig: de journalist (m/v) hééft al een opleiding. Het Vlaamse onderwijslandschap beschikt over stevig uitgebouwde, professionele bachelors - nu nog gegradueerden - die flexibele, vlot inzetbare journalisten op de brede arbeidsmarkt brengen. Deze opleidingen blijven voortdurend in dialoog met het werkveld, bieden een gezonde mix van praktijk en functionele background, en worden ondersteund door (gast)lectoren die hun journalistieke sporen meer dan verdiend hebben. Wij nodigen u graag uit een kijkje te komen nemen en een correcte en respectvolle dialoog met de collega’s en de studenten aan te gaan. Ikzelf en heel wat collega’s hebben ook enige journalistieke ervaring, al vrees ik dat die niet aan uw ‘kwaliteitsnormen’ zal beantwoorden. Genoeg in ieder geval om te weten dat journalist zijn even weinig ‘academisch’ als ‘romantisch’ is. Het heeft veel meer te maken met algemene competenties als professionele ingesteldheid, communicatievaardigheid en stressbestendigheid, en daarnaast met zeer specifieke beroepscompetenties als journalistieke en redactionele vaardigheden, adequate informatiegaring en -verwerking, registratie en montage, en functionele taalbeheersing. In de professionele bacheloropleidingen wordt daarin maximaal geïnvesteerd. Dat loont, zo blijkt ten overvloede uit de stageprestaties van onze studenten en de carrières van flink wat afgestudeerden. Dat een master per definitie een academisch karakter moet hebben, laat ik volledig voor uw rekening. Ik stel vast dat het op dit ogenblik zo is, en kan dat vanuit journalistiek oogpunt alleen maar betreuren. Metier, weet u wel. Aspirant-journalisten alleen om die reden een niet-journalistieke academische bachelor insturen – een AB Journalistiek is er namelijk niet - is in ieder geval even onverantwoord als intellectueel oneerlijk. Zou het misschien kunnen dat de student in kwestie helemaal geen bachelor of master wil worden, maar wél journalist? Patrick Pelgrims Opleidingscoördinator Professionele Bachelor Journalistiek

Redactie Communiqué Erasmushogeschool Brussel

ABC van ’t kot Agenda: D’er zen d’er dee doe alles in oepsjchraaive en den nog ouveral en altaaid te loêt komme. Vroêg ma ni oo da z’et doon. Beursschouwburg: nen aaven tejoêter woê da ze ne neuven van gemokt èmme dui bekanst al de kalk van de meure te krabbe en den den bool wit te spoeite. ’t Schaint da de Minister d’er ni mei opgezet es want da d’ekswplatoêse em vuil te vuil geld kost. Cantus: probeire van tegelaaik zoe vuil muigelek te drinke en zoe vals muigelek te zinge. Op ’t leste èmmen al de leekes dezëlfsten tekst: la la la la… Douche: da’s vui noê de cantus Eenzaamheid: ja, da kan gebuire, e miljoon mense rond aa en toch allien zaain. ’t Stad kan van taaid wried zaain. Feesten: vuil lawaait, vuil eiten en vuil drinken en da tot loêt in de nacht Genieten: ’t zëlfsten as fiëste mo dèn stillekes en mè alles in ‘t waaineg Heimwee: kunne studente dat aigentlek emme? No wa? No uile vreuger schoul? No uilen aavers toeis? No de goeien aaven taaid? Neie, da’s niks vui studente. Internet: ge kunt er no ’t schaint alles op vinne, mo as ekik eet vroêg kraaig ek 11.487 antwoure op man vroêg mo dei ien goei kraaig ek nuut. Wel good da ge kunt goegelen in ’t Brussels. Jong zijn: doe kunde ’t best van profiteiren as ge ’t zaait want as a jeunesse verbaai es kund’er mo ien dinges noe èmme: aaimwei Kotfeestje: aan kameroêt inviteit a op za kot. Ge komt mè vuil volk, ge drinkt al zaainen drank op, ge smuujt al zan sigaretten op, ge fret zaaine frigo leig en ’s anderendoêgs stoêt em op mè nen aate kop en es er persees ‘n boêm op za kot gevallen en kan èm draa doêgen afwasse. Luiheid: er zèn doêge dat da verplicht zaa moote zaain, mo d’er zèn uuk vui wee dat da uile normoêle constiteusen es. Microgolfoven: iel interessant vui studente, surtoe as ze uilen eite meikraaige van toeis. Ne ‘weef ’ in ’t Brussels en vuiral ni dui-iensmaaite mè ‘n ‘weif’, da’s eet giêl anders (‘n weif is een weduwe in het Nederlands). Doê oên kunde zeen oo genuanseid en verfaind et Brussels ès. Nachtrust: miêstal waaineg gekend baa studente en oêk ba uile gebeure. Overslapen: gebuit noê e kotfiëst zonder nachtrust. De gebeure kunnen uile wel ni permitteire van uile ’t ouversloêpe, da’s ’t verschil. Dei mooten oeit uilen tram ’s merges. Pauze: vui soemmigste studente ès giêl ’t joêr ien lange paus. En ik goin oêk wa poseire want ik vind da’k al genoeg gezieverd èm. Quartier Latin: zuu bekend ba de studente in Brussel da d’er zaain dee a ni geluuve as ge zegt da dat in Paraaisj leit. Ruzie met kotgenoot: miêstal noê ne cantus (zeet uuger), noê e kotfiêst (zeet uuger), noê GIEN nachtrust (zeet uuger) of noê zoeipe (zee lieger). Snackbar: da’s vui de soekkeleirs zonder weef, neie, ni zonder weif, kwazje. Tweede zit: d’er zen d’er dee van ’t studeire ni genoeg kunne kraaige en dee versloêfd geroêken on eksoêmes. Uitslapen: kom noê e kotfiëst mè waaineg of gien nachtrust en eit ouverlsoêpen as konsekwense. Vrijgezel: wel, ni, wel, ni, wel, ni, da’s dikkes et geval baai studente. Winkelen: gebuit in ’t begin van de weik, as d’ouden oep zaain es ’t miestal seinteur. X-tra vrijheid: profiteit er mo van, ternoê es uuk gedoên lak as de joenkaaid. Y: de noêm van e kulteurkafei on d’unversitaait van Brussel. Kulteur en kafei goin altaait soême, mo ’t es nog gemakkeleker no ’t kafei te goên zonder de preetekst van kulteur. BIRTE & GUY DE GROOTE

Pagina 3

Communiqué


Brusselse mode in de lift

Het

Communiqué

Wie de Dansaertwijk nog niet van dichtbij heeft gezien, mist een stukje trendy Brussel. Hier zijn getalenteerde ontwerpers gevestigd met opvallende merken en boetiekjes. Winkelzakjes met het logo van vzw Modo Bruxellae overheersten eind oktober het straatbeeld. Deze organisatie wil met het Stylistenparcours de Brusselse mode in de verf zetten. Wij gingen alvast een kijkje nemen. MARGOT BRENAEL, TESSI DE VITS, VEERLE DE WOLF & BOCHRA ELKHANF Coppens, hoedenmaker, word je overvallen door een combinatie van verschillende kunstvormen. Zo zie je onder andere een poppenhuis dat omgetoverd is tot een waar horrorhuis. Ook liggen er doodskisten met daarin poppen die namen dragen zoals Creepy Cindy, Aidsy Daisy. Onze volgende stopplaats is een statig herenhuis waarin een modeboerderij is ondergebracht. Agathe het schaap ontvangt ons hartelijk met haar geblèr. Ook de konijnen en kippen verwelkomen ons op de expositie. Na de tentoonstelling kan je er een lekker hapje eten. EEN TERUGBLIK Modo Bruxellae bestaat in 2004 tien jaar. Het evenement werd op poten gezet op initiatief van het Brussels ministerie van Economie, om de textielsector een duwtje in de rug te geven. Ondertussen is Modo uitgegroeid tot een zeer actieve vzw die haar plaats veroverde in de Brusselse modewereld. Modo biedt jong talent de kans om hun eerste

FOTO’S: SHEAFRA MC GRATH

“Brussel heeft jong en nieuw talent klaar staan”, zegt Linda Van Waesberge, communicatie– verantwoordelijke van Modo Bruxellae. Dat heeft het Stylistenparcours dit jaar alweer bewezen. Meer dan 6000 mensen doorkruisten de binnenstad. “De opkomst was nog nooit zo groot. Het was dan ook zeer plezant om iedereen te zien met een zwart-wit zakje. En het parcours is ons bekendste evenement om merken en ontwerpers in een positief daglicht te plaatsen.” Modo Bruxellae ziet mode heel ruim. Variatie staat dan ook centraal. Van Waesberge: “Brussel is als modestad open en creatief. We werken samen met ontwerpers, maar ook met schilders, choreografen en fotografen. Alles kan! Voor hen is het ook leuk om hun werk naar buiten te brengen.” Om de twee jaar, in het laatste weekend van oktober zijn de Dansaertstraat en haar omliggende straatjes gedurende drie dagen de uitvalshoek voor het Stylistenparcours. Startpunt: de Beursschouwburg. Voor de som van 5 Euro krijg je een zak met een badge en een plannetje waardoor je zonder problemen de ver– schillende installaties kan bezoeken. Door de zwart-wit logo’s is het eenvoudig de deel– nemende winkels te herkennen. Eerst nemen we een kijkje in de winkel van de ontwerper met Italiaan– se roots Olivier Strelli. Ook de prestigieuze winkel ‘Stijl’ is een echte trekpleister met stukken van Belgische topontwerpers, zoals Dries van Noten en A.F. Vandevorst. In het atelier van Christophe

stappen in de modewereld te zetten. Elke ontwerper die minder dan tien collecties op zijn palmares heeft, maakt kans op de Modo Bruxellae-prijs. “De wedstrijd is niet leeftijdsgebonden, maar collectiegebonden. Je kan ook een jonge ontwerper zijn van 40 jaar, als je pas laat begonnen bent.” De gelukkige winnaar krijgt 7500 euro, als startkapitaal voor de volgende collectie, én naam in de Brusselse modewereld. In 1998 liep Annemie Verbeke met de eerste prijs weg en nu geniet ze internationale faam. De jury is samengesteld uit gespecialiseerde pers en mensen die professioneel met mode bezig zijn. Het team van Modo organiseert nog meer. “We organiseren twee keer per jaar een stockverkoop waar veel modelustigen op afkomen.” Deze gelegenheid is de ultieme kans om kennis te maken met een zeer gevarieerd aanbod van mode voor een betaalbare prijs. Hier brengen studenten en afgestudeerden van de Brusselse modeschool hun prototypes aan de man. Maar ook de gereputeerde merken verkopen hier hun eindereeks collecties. Dat wordt spannend afwachten tot de vol– gende verkoop! Brussel is zich als modestad volop aan het ontwikkelen. Antwerpen staat internationaal bekend voor zijn ‘haute couture’, maar dreigt van zijn sokkel te vallen. “De academie in Antwerpen bestaat al vijftien jaar langer dan La Cambre in Brussel. Toen liepen wij hier bij wijze van spreken nog rond in onze korte broek. Maar het nieuwe talent groeit hier zienderogen!” besluit Van Waesberge trots.

Stud. zkt. fuif FLORIS CAVYN & BIRTE DE GROOTE

Waar, oh waar is het uitgaan zwaar? Drink je graag met je vrienden een pintje aan de bar? Pik je een concertje mee in de AB, Of liever met je kop boven de plee? Een romantische drink met je vriendin, Of, zonder pardon, de beuk erin. Zeventien plaatsen om je uit te leven! · AB (Ancienne Belgique) : concertzaal in het hartje van Brussel. Alle genres komen aan bod. Anspachlaan 110 · Sint-Goriks: het Sint-Goriksplein is een samensmeltingpunt van de Mappa Mundo, Le Roi des Belges en de Zebra. · De Monk: een Vlaams café waar je je drank voorgeschoteld krijgt op een bedje van jazz. Muzikanten van eigen bodem komen hier ook gratis optredens geven. Sint-Katelijnestraat 42 · De Bizon: een grote bizonkop siert de muur van dit bluescafé. Elke maandag kan je genieten van

een gratis bluesoptreden. Karperbrug 7 · Café Central: het favoriete Brusselse café van Tom Barman. Waarschijnlijk krijgt dit café de eer door de ‘experimentele’ muziek die er wordt gedraaid en de opvallende muren. Borgwal 14 · L’Archiduc: arty-farty pianobar waar de vleugel zelden bespeeld wordt, maar wel een mooi decorstuk vormt. Antoine Dansaertstraat 6 · Boca Loca: thuisbasis van Charles Van Domburg (zie Swingpaleis en The Magical Flying Thunderbirds). Danscafé waar studentenfeestjes vaak eindigen in collectief gekots. Auguste Ortsstraat 16 · Beursschouwburg: een polyvalent gebouw. Hierin huist een café, fuifzaal, tentoonstellingsruimte en theaterzaal. Auguste Ortsstraat 20-28 · Tour et Taxis: aangename fuifzaal waar onder andere het festival Couleur Café onderdak vindt. Picardstraat 2 · Le Botanique: wie dit gebouw één keer binnentreedt, vergeet de schoonheid die deze concertzaal uitstraalt nooit meer. Franstalige tegenhanger van de Ancienne Belgique. Koningsstraat 236 Pagina 4

· Albert Hall Complex: Ook deze zaal straalt pracht en praal uit. Ze kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Waversesteenweg 649/ 651 · La Tentation: Dit Spaans café straalt één en al charme uit. Wie van een avondje salsa dansen houdt, is hier aan het juiste adres. Lakensesteenweg 28 · Caves de Cureghem: Ook deze locatie kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt, maar de prijs ligt hier wel hoger. De site is echter magnifeik. Ropsy Chaudronstraat 24 · Kultuurkaffee: In deze zaal is er elke dag wel iets te doen. Volk is er altijd, omdat deze zaal dicht bij de VUB is gelegen. Van rock tot drum and base, je vindt het er allemaal. Triomflaaan 6 · De Fuse: Deze club heeft geen verdere uitleg nodig voor wie graag tot de vroege uurtjes feest. Allen daarheen dus! Blaesstraat 208 · The Music Village – Jazz Club: Een echte jazzclub in het hart van Burssel. Per jaar worden er zo’n 200 jazzconcerten georganiseerd. Steenstraat 50 · Bateau Biouel: De naam zegt het zelf: feesten op een boot, het is eens wat anders. Havenlaan 23


Het

Drempeloverschrijdend literatuurconcept

Communiqué

Passa Porta is een literair huis met veel kamers. Het ontwerp is ontstaan uit het Beschrijf, de literaire vereniging in Brussel. De huidige directeur Paul Buekenhout droomde ervan ooit een dergelijk huis in de hoofdstad te openen en “die droom is nu uitgekomen”, vertelt medewerkster van het Beschrijf Ilke Froyen het Communiqué. FLORIS CAVYN

FOTO: FLORIS CAVYN

Passa Porta is een huis voor de letteren. Het huis heeft een literair podium waarop auteurs over hun werk en over de wereld in het algemeen komen praten én een boekhandel met boeken in oorspronkelijke taal of vertaald. Internationale schrijvers kunnen er verblijven om kennis te maken met de stad. Hierdoor groeit hun interesse voor Brussel. Maar het kan ook omgekeerd. Passa Porta trekt met nationale auteurs naar het buitenland om er de Nederlandstalige literatuur te promoten. Het literaire huis is bewust meertalig. “Je moet het zien in de Brusselse context”, zegt Ilke Froyen. “Het is hier een soort van Babels Brussel. Er zijn heel wat taalgemeenschappen.” Het Beschrijf als literaire organisatie groeide uit het literatuurfestival ‘Het Groot Beschrijf ’ en zorgt in Passa Porta voor het Nederlandstalige programma. Voor de Franstalige inhoud zorgt Entrez Lire (de Franstalige tegenhanger van het Beschrijf, nvdr.). Zij organiseren alleen of in samenwerking met andere organisaties allerlei literaire ontmoetingen in Passa Porta. Ze plaatsen ook activiteiten op de agenda voor wie beroepshalve bezig is met literatuur, lezen en schrijven. “De naam Passa Porta is een literaire naam, louter fictief ”, merkt Froyen op. “We hebben die naam gekozen omdat hij internationaal klinkt. Passa Porta suggereert het passeren (sic.) door een deur en doet denken aan het woord ‘paspoort’. Het huis is als het ware grensoverschrijdend. We willen niet enkel schrijvers halen uit de buurlanden, maar ook uit de minder voor de hand liggende landen. Wij zijn toegankelijker voor internationale auteurs, dan voor bijvoorbeeld minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (lacht).” De literatuur is nog niet dood volgens Froyen. “Alleszins niet de literatuur in de brede zin van het woord.” Volgens de medewerkster krijgt de literatuur meer en meer een plaats op het podium. Verschillende toneelhuizen zetten literatuurvoorstellingen op hun activiteitenkalender. Dit gaat van lezingen tot het voordragen van gedichten. Ook het podium in Passa Porta wordt druk bezocht door nationale en internationale schrijvers. Na de voorstelling heb je de mogelijkheid ideeën uit te wisselen met de aanwezige schrijver of bezoekers. De doelgroep van Passa Porta is heel ruim. “Alle literatuurliefhebbers kunnen hier terecht”, aldus Froyen. “Er zijn ook programma’s voor echte kenners, maar het is niet de bedoeling enkel de elitaire literatuur aan bod te laten. Wij willen bijvoorbeeld ook de cultuurliefhebber aanspreken. Hen laten ontdekken hoe literatuur op het podium wordt gebracht.” De doelgroep hangt ook af van het behandelde onderwerp “Het is niet zoals bij dans. Hier is alles taalgebonden.”

Toegang tot een parallelle boekenwereld

Education - Contemplation - Dedication

Straight edge: a lifetime commitment Heel wat mensen denken dat jongeren geen besef meer hebben van enig moraal. In hun ogen misbruiken ze dagelijks alcohol en verdovende middelen en behandelen ze hun medemens zonder respect. Toch zijn er in onze samenleving jongelui die laten zien dat het anders kan. Ze dragen respect voor zichzelf en anderen, mens en dier, hoog in het vaandel en onthouden zich van elke vorm van drugs. Deze jongeren zijn de ‘straight edgers’. Klaas Buelens (24) maakt nu al zeven jaar deel uit van deze subcultuur en leidt ons door zijn drugsvrije leefwereld. LAURENT OTS “Straight edge is een levenswijze of nog eerder een levensfilosofie, waarbij respect voor jezelf en anderen centraal staat”, aldus Klaas. Het respect voor het eigen lichaam uit zich in een drugsvrij bestaan. De consumptie van alcohol, verdovende middelen en tabak is dus volledig uit den boze. Het respect voor anderen uiten straight edgers vaak in het vegetarisme of zelfs het veganisme. “Dit is eigenlijk geen absolute vereiste”, zegt Klaas hierover. “Je kan ook perfect straight edge zijn en toch vlees eten.” Wat echter wel onlosmakelijk met de naam verbonden is, is monogamie binnen een seksuele relatie. One night stands of andere seksuele escapades buiten deze vertrouwensrelatie kunnen volgens hen dus niet. HET ULTIEME SYMBOOL ‘X’ Een straight edger herken je meestal aan uiterlijke kenmerken. Ze dragen vaak baggypants, skateschoenen en T-shirts met ‘straight edge’ op, of een moraliserende tekst. Heel wat van deze jongeren hebben een tatoeage en/of dragen één of meerdere piercings. Maar het ultieme

symbool van straight edge is de letter ‘X’. “In het conservatieve Amerika werd dit symbool op de hand van een minderjarige getekend, als die een bar betrad. De barman wist dan meteen dat hij aan deze jongere geen alcohol mocht verkopen”, vertelt Klaas. “Het symbool werd binnen de subcultuur overgenomen om het sobere leven dat geleid wordt, te weerspiegelen.” Over ‘straight edge’ bestaan heel wat misverstanden. Zo denken veel mensen dat deze levensstijl een link heeft met één of andere sektarische strekking. Dit klopt absoluut niet. Klaas verduidelijkt: “Er is geen leider en ieder die zich ‘straight’ noemt, moet dat zijn omdat hij of zij dat wilt en niet voor een ander.” Nog een misverstand is die over de politieke overtuiging van de straight edgers. In veel gevallen verdenkt men hen van extreem rechtse sympathieën. Ook dit weerlegt Klaas met klem: “Extreem rechts hoort helemaal niet thuis binnen onze levensfilosofie. Het tegendeel is eerder waar. We Pagina 5

zijn tegen racisme en elke vorm van discriminatie.” KARATETRAPPEN EN KICKBOKSEN Net als bij andere subculturen hoort bij de straight edge een zekere muziekstijl: Hardcore. “De Metalvariant en dus niet de Technovariant”, merkt Klaas op. “Straight edge is eigenlijk een reactie op de extravagante levensstijl van de Punkers uit de jaren tachtig. Het enige element dat overgenomen werd is de muziek, die evolueerde tot wat nu bekend staat als Hardcore.” De dansstijl heet ‘Violent Dancing’ en de naam zegt al voldoende. De jongeren voeren voor het podium een wirwar van karatetrappen en kickbokstechnieken ten tonele, wat vrij agressief overkomt. “En toch is het niet zo”, vertelt Klaas. “Op enkele blauwe plekken na blijven vechtpartijen meestal uit: uitzonderingen bevestigen de regel.” A LIFETIME COMMITMENT Volharding lijkt het moeilijkste aspect van deze subcultuur te zijn. Toch beweert Klaas dat dit niet het geval is: “Er is de voorbije zeven jaar nooit echt een verleiding geweest. Voor mij is het makkelijk vol te houden. Ik kan mij wel voorstellen dat anderen het een hele opgave vinden, maar voor mij is het ideaal. Trouwens, straight edge is a lifetime commitment.”


Het

Communiqué

De voedselcontroleurs waken erover dat je met een gerust hart een hapje kunt eten

“We zijn een controle-eenheid, geen boeman” We doen het graag en we doen het veel: eten. De vraag is echter of we met z’n allen wel genoeg stilstaan bij wat we zoal naar binnen werken? Of zijn er mensen die dat in onze plaats doen? De voedselcontroleurs van het Federaal Voedselagentschap nemen deze taak graag ter harte. Zij controleren alle zaken die ook maar iets met voeding te maken hebben. Dat gaat van een krantenwinkel met voorverpakte snoep tot de grootkeuken van een ziekenhuis. DENIS DELBECQUE Aan kebabs, pitabars, broodjeszaken, nachtwinkels en restaurants geen gebrek in Brussel. Dagelijks gaan de voedselcontroleurs op stap om de hygiëne in deze zaken te waarborgen. Wij liepen mee met één van hen. Bart (27) is de jongste van zeven controleurs die instaan voor het grondgebied Brussel. Hij doet dit werk amper twee jaar, maar heeft zichzelf al een aardige routine aangemeten. We gaan van start met een broodjeszaak in het Noordstation waar enkele maanden geleden tijdens een controle een aantal inbreuken waren vastgesteld. Bart gaat in de rij met hongerige magen staan en wacht rustig zijn beurt af. De controles gebeuren immers onaangekondigd en zo zorgt hij voor enig verrassingseffect. Tijdens het wachten controleert hij al vlug eens of het personeel de juwelen heeft uitgedaan, zoals dat hoort. “Dat is één van de basisregels”, legt Bart uit. “Tijdens het wassen van de handen kunnen immers zeepresten of vuil achter de ringen blijven zitten, die dan later in het eten terecht komen. Er is echter één uitzondering: trouwringen. Waarom dat zo is weet ik eigenlijk niet precies.” Eens aan de beurt, legitimeert hij zich als voedselcontroleur en legt uit dat hij de zaak komt inspecteren. De ontvangst is, ietwat onverwacht, bijzonder hartelijk. “Ik streef ernaar een goede relatie met de uitbaters op te bouwen”, verklaart Bart. “Zoiets komt de samenwerking alleen maar ten goede. We zijn dan wel een controle-eenheid, maar daarom moeten we nog niet de boeman gaan spelen.” De broodjeszaak geeft ons een bijzonder nette indruk, maar Bart weet ondertussen al dat de hygiëneproblemen ook in een klein hoekje kunnen schuilen. Toch valt er weinig aan te merken op de hygiëne hier. Hij begint zoals steeds met de controle van de temperatuur van gekoelde etenswaren. De thermometer op de diepvries moet minimum onder de achttien graden Celsius staan. Salades voor de broodjes mogen dan weer niet boven de zeven graden gaan. Vervolgens gaat hij over tot de controle van de salades zelf. “In een broodjeszaak gaan we steeds na of de americain préparé al dan niet sulfiet bevat. Deze verboden stof kleurt het vlees roder zodat het er langer vers uitziet, maar kan heel schadelijk zijn voor onze gezondheid.” Op het dragen van juwelen na, krijgt

deze zaak een positieve beoordeling van Bart. De eigenaar vertelt ons hoeveel hij geïnvesteerd heeft in hygiëne. “Toen ik de zaak zo’n zes maanden terug overnam, was het hier niet om aan te zien. Het heeft bloed, zweet en tranen gekost om de zaak in de huidige staat te krijgen. Er kroop ook heel wat tijd en energie in de opleiding van het personeel. Maar het loont de moeite. Eens zij ervan overtuigd zijn dat de regels nu eenmaal bedoeld zijn om de klanten te beschermen, leven ze die ook veel nauwkeuriger na. Anders moet je er dag in dag uit achter zitten.”

FOTO: FLORIS CAVYN Bart controleert de temperatuur van de groenten TYPISCH BRUSSEL De controle van de volgende snackbar verloopt veel minder vlekkeloos. De etenswaren zijn niet naar behoren gekoeld, het personeel draagt juwelen en is niet op de hoogte van de minimale hygiëne-eisen. Bart krijgt ook te horen dat broodjeszaak terug een andere verantwoordelijke kreeg. “Dat is nu een probleem dat eigen is aan Brussel”, verklaart hij. “Als wij inbreuken vaststellen en enige tijd later een nieuwe controle doen, blijkt de zaak steevast een andere verantwoordelijke te hebben. Zij weten immers maar al te goed dat we hen niet kunnen bekeuren, mochten er bepaalde gebreken die tijdens een vorige controle aan het licht kwamen nog steeds niet in orde zijn. De nieuwe eigenaar kan immers niet instaan voor de fouten van zijn of haar voorganger. Nog typisch aan Brussel is dat veel uitbaters hun pand huren. Dat

zorgt soms voor grote problemen als er noodzakelijke verbouwingen moeten gebeuren. Leg maar eens uit aan je huisbaas dat je de vloer moet openbreken omdat die niet conform de wet is.” GEEN ENKELE ZAAK HELEMAAL IN ORDE Dat sommigen het niet nauw nemen met de hygiënewetten hoeft niet te verwonderen, maar soms loopt het echt wel de spuigaten uit. “Onze collega’s in Leuven ontdekten enige tijd geleden in een staal looksaus wel drie verschillende soorten sperma! Ook urine in de soep zijn geen uitzondering”, vertelt Bart verbolgen. “Meestal loopt het echter niet zo’n vaart. Dat er op elke voedingszaak wel iets aan te merken valt, heeft een heel eenvoudige reden. Je moet weten dat België, samen met Denemarken, de strengste regels ter wereld hanteert op het gebied van voedselveiligheid. In sommige dorpen in Frankrijk rollen ze kazen over de kasseien om ze rond te krijgen. Zoiets is in België ondenkbaar. De regels zijn wel opgesteld op maat van grote voedingsproducenten zoals Coca-Cola of Côte d’Or. Die regels dan tot in detail gaan toepassen op de kleinhandel is in de praktijk onmogelijk. Daar is niemand mee geholpen. Het zou niet de eerste zaak zijn die failliet gaat omwille van te hoge investeringen.” OPGESLOTEN IN DE DIEPVRIES In de laatste snackbar zijn we al iets minder gewenst. De eigenares bekijkt ons argwanend en loopt nerveus heen en weer terwijl Bart zijn controles uitvoert. Al snel wordt duidelijk waarom. De salades die als beleg voor de broodjes dienen, hebben een temperatuur van wel zeventien graden Celsius in plaats van de voorgeschreven zeven graden. “Nu moet ik echt wel overgaan tot vernietiging van de etenswaren. Elk etenswaar bevat sowieso microben maar bij zo’n temperatuur heb je een explosie van microben. Met voedselvergiftiging tot gevolg.” Bart kiepert het eten in de vuilbak en giet er vloeibare zeep over om te voorkomen dat het eten nog in de voedselketen terecht zou komen. De eigenares reageert zeer geëmotioneerd en Bart denkt terug aan een voorval bij het begin van zijn carrière. “Ik had er net mijn stage opzitten en ik mocht alleen op pad. Toen ik in een pitabar een diepvries ontdekte met zo’n vijftig ontvroren kippen en ik die wou vernietigen, riep de uitbater er prompt zijn personeel bij. Vier mannen pakten me op en smeten me in de diepvries. Ik heb er een half uur vastgezeten voordat de politie mij kwam bevrijden. We hebben dus best wel een gevaarlijk beroep.” Op vraag van het Federaal Voedselagentschap werd de naam van de controleur aangepast.

InsBot redt u van de kakkerlak Wie zich op de ‘dag van de student’ in de ondergrondse contreien van Brussel gewaagd heeft, zal ze misschien in groten getale zijn tegengekomen: de kakkerlakken. Velen onder jullie vinden ze vies, maar eigenlijk zijn het de mensen die er last van hebben die vies zijn. Kakkerlakken worden nu eenmaal aangetrokken door warme, vochtige plekken. Het liefst daar waar rottend voedsel te vinden valt. Op de Université Libre de Bruxelles (ULB) hebben ze de oplossing tegen kakkerlakken voorhanden: de InsBot. Dit robotje, niet veel groter dan de kakkerlak zelf, werd gemaakt na maandenlange observaties van het sociaal gedrag van het beestje. Kakkerlakken vertonen namelijk heel specifieke gedragspatronen.

Het zijn insecten met een goed ontwikkelde ‘groepsgeest’. Ze vertoeven het liefst in gezelschap, reden waarom men, bij het aanschouwen van een kakkerlak die uit de kast komt geketst, niet moet denken dat het om een eenmalig gebeuren gaat. Doordat de InsBot, een kleine ‘chip’ met wieltjes, het gedrag van het ongedierte perfect nabootst, schrikt de robot de kakkerlakken niet af. Wanneer kakkerlakken de aanwezigheid van soortgenoten voelen, stoppen ze. Dit is het moment waarop ze feromonen (hormonen die zorgen voor geurherkenning, nvdr.) gaan verspreiden. Daarom was het niet voldoende om louter een chip te bouwen met dezelfde gedragspatronen als zijn biologische metgezellen. De Pagina 6

chip moest ook dominante feromonen verspreiden. Hierdoor zullen de kakkerlakken het robotje volgen en zal de kakkerlakeigenaar zich ontdaan zien van zijn keuken-kompanen. Let wel, het mechanisch diertje is nog niet in de handel verkrijgbaar, maar het betekent wel een doorbraak in de beheersing van een kakkerlakkenplaag. Indien de ULB kan zorgen voor de commercialisering van hun uitvinding, bestaat de kans dat iedereen een blijvende oplossing vindt voor zijn/haar kakkerlakkenprobleem. Schrik dus niet als u binnen dit en vijftig jaar overal kleine InsBotjes uit de kasten ziet vallen. Yoann Harvent


Het

Communiqué

“Mijn eigen foto’s vervelen mij, maar dat stimuleert mij om nieuwe beelden te maken” Carl de Keyzer bekleedt een unieke plaats in de actuele fotografie. Zijn curriculum als fotograaf is zonder meer indrukwekkend te noemen. Hij is tevens lid van het prestigieuze fotografencollectief en persagentschap Magnum. Daarnaast stapelde hij verschillende binnen- en buitenlandse onderscheidingen op. FLORIS CAVYN & DENIS DELBECQUE

M

et zijn breedhoeklens legt hij deze grote wereld vast op lichtgevoelig materiaal, en dat tot in het kleinste detail. Hij verkreeg wereldfaam met zijn reportages over het dagelijkse leven in India, het instorten van de Sovjet-Unie en het religieuze leven in Amerika. Wat hem onderscheidt van zijn collega’s is dat hij tijdens geijkte ‘press events’ niet registreert wat er voor het voetlicht gebeurt, maar wat zich afspeelt aan de zijlijn of achter de schermen. Compositie, lichtval en het grote formaat van de foto’s refereren nadrukkelijk aan geschilderde historische tableaux.

Doet u aan enige enscenering? Nee, ik vind mezelf trouwens niet creatief genoeg om aan enscenering te doen. Sommige foto’s van mij lijken geënsceneerd te zijn of dat ik ze op zijn minst een deel geregisseerd heb. Dit is echter nooit gebeurd. In het beste of slechtste geval zou je kunnen zeggen dat ze beïnvloed zijn door mijn aanwezigheid, door met bepaalde apparatuur te zwaaien of mijn flits te gebruiken. Dan kun je inderdaad een aantal dingen

COTO ARL :DE KEYZER F CARL DE KEYZER

Ik kan me inbeelden dat veel mensen u als voorbeeld nemen, maar wie zijn (of waren) uw grote voorbeelden? Ik heb uiteraard meerdere voorbeelden. Het is niet zo dat je met één voorbeeld begint. Toen ik 13 was, was dat de lokale fotograaf. Maar de eerste echte grote voorbeelden zijn de klassiekers zoals Henri Cartier-Bresson (oprichter Magnum Photos, nvdr.) en Elliott Erwitt. Daarna, door naar de academie te gaan en iets meer over fotografie en fotogeschiedenis te leren, is dat een beetje geëvolueerd. Ik zat blijkbaar nogal in de richting van de Amerikaanse fotografie van de jaren ’70: Diane Arbus, Arthur Tress. Later heeft Garry Winogrand de doorslag gegeven om mijn persoonlijke richting te bepalen. Er was één heel klein boekje Brasov, Roemenië 1994 uit zijn boek East of eden van hem, public relations, waarin hij gebeurtenissen, evenementen en sturen. Maar als ik een poging doe om echt in te publieke zaken fotografeerde die voor mij op F dat grijpen, dan is het veel minder sterk dan wat die moment totaal nieuw waren. mensen zelf kunnen verzinnen. Het zijn ook vaak situaties die een bepaalde politieke evolutie van een Hoe zou u uw werk kunnen omschrijven? Is dat land uitbeelden. Daar mag en kan je gewoon niet louter persfotografie? ingrijpen. Wel, naar het resultaat toe wordt mijn werk zowel in tijdschriften gepubliceerd, als in musea U heeft op voorhand geen idee van wat de foto moet tentoongesteld. Ik zit eigenlijk een beetje tussen twee worden? stoelen in en dat is een positie die me wel bevalt. Ik Nee. Wat je natuurlijk wel hebt, en dat is vaak zou niet 100% journalistiek willen of kunnen doen belangrijk, is een stijl. Je gaat in een bepaalde richting omdat je dan in een bepaald wereldje terecht komt; zoeken. Je maakt een aantal foto’s waar je tevreden het wereldje van de politieke correctheid. Aan de over bent. Waarvan je denkt: mijn impact op het andere kant heb je dan de kunstwereld waar wel een onderwerp is groot genoeg om het boeiend te maken. bepaalde vrijheid bestaat. Waar je fictie en realiteit En dan ga je het herhalen. Natuurlijk zijn dat niet makkelijker kunt mengen zonder dat je daar met de allemaal dezelfde foto’s, maar het lijken dezelfde vinger op gewezen wordt. Ik begeef mij dus tussen situaties. Want als je een boek zou vullen met zeventig twee werelden: die van fictie en die van journalistieke verschillende stijlen of situaties, dan kan niemand werkelijkheid. dat boek nog lezen. In een film bepaal je ook hoe de belichting, de sfeer en de stijl zullen zijn. Dan pas Waarom doet u aan fotografie? Zit er een bepaalde word je meegesleurd in een verhaal. drijfveer achter? De eerste grote drijfveer was het streven naar de Hoeveel procent van uw beeld zou u aan geluk ultieme vrijheid. Om datgene wat je in je hoofd hebt toekennen? Met andere woorden, bestaat er zoiets ook daadwerkelijk te realiseren. In mijn geval is dat als een fotografisch oog? spelen met een bepaalde realiteit. Nu, ik ben wel vrij Ja, er is zeker zoiets. Het is een combinatie tussen politiek gericht in mijn beelden. Er zit altijd wel een fotografisch oog en een rijke bagage. Hoe meer je ergens een contrast in die ik voor een stuk wil weet, hoe meer je kunt fotograferen. Als je een situatie blootleggen. Is het nu op ironische wijze of puur herkent, moet je ook in staat zijn om die technisch realistische wijze, er zit altijd zoiets in van “Jongens, en lichamelijk vast te leggen. meisjes, heb je dit gezien? Zo zit de wereld nu in Het is soms ook een nadeel om te veel bagage te elkaar.” Pagina 7

hebben, omdat je dan te veel nadenkt vooraleer je iets wil vastleggen. Ik neem meestal onderwerpen waar een klein beetje research voor nodig is. Die voorbereiding is belangrijk in die zin dat je dan ook al beelden in je hoofd vormt door over die dingen te lezen. Wat je dan uiteindelijk heel concreet doet op het veld zelf is gewoon die beelden zoeken die je al in je hoofd zitten had. Dat is een heel mooi spel. Voor elke reportage beleeft u steeds een soort inleefperiode. Waarom precies? Elk project heeft een bepaalde aanpak. Bijvoorbeeld voor God Incorporated (over sektes in Amerika, nvdr.) heb ik mij eerst drie maanden aan een stuk volledig proberen in te leven. Ik heb samengeleefd met een Mormoonse familie, ben bij Jehova’s over de vloer geweest, heb meegezongen in een gospelkoor en ben zelfs op mijn knieën gaan zitten om de bijbel voor te lezen. Om toch maar zeker te zijn dat ik daar zou kunnen werken. Alles wat ik toen op mijn rekening had staan, stak ik in dat project. Dus dat moest lukken! Dat was één aanpak. Maar na drie maanden heb ik dan gezien dat het psychologisch niet haalbaar was. Ik ging er gewoon aan kapot. Je wordt geïndoctrineerd, of je vergiftigt jezelf. Dan beslis je om je lijf te redden en over te schakelen op een hardere aanpak: gewoon die kerk of sekte binnen en prompt de toestemming vragen om foto’s te nemen. U bent sinds 1994 volwaardig lid van Magnum. Hoe gaat het persagentschap te werk en wat zijn de voordelen? Klanten bellen Magnum in Londen, Parijs, New York of Tokio en vragen een fotograaf voor een bepaald onderwerp. Als blijkt dat een fotograaf al iets dergelijks gedaan heeft, kijken we of hij vrij is. Maar de fotograaf heeft steeds de vrijheid om een opdracht te weigeren. Als andere agentschappen een paar keer weigeren, liggen die er gewoon uit. Wij kunnen twee jaren niets doen en toch zullen ze Magnum er niet uitgooien. We zijn onze eigen baas. Magnum is heel mooi omdat het een collectief van fotografen is die met het vak bezig zijn. We steunen elkaar. Dat geeft ons tevens de financiële vrijheid om prestigieuze, en meestal ook peperdure, projecten op poten te zetten. Hoe kijkt u aan tegen de evolutie in de persfotografie? Somber. Kijk naar De Morgen. Wat daar tien jaar geleden in stond, dat was goede fotografie. Ze pakten er mee uit op de voorpagina. Nu nemen ze een beeld dat in alle kranten staat. Pure commerciële, platte koek. Veel mensen kijken vluchtig naar de foto’s en lezen de onderschriften. Nu moeten ze het doen met schreeuwlelijke foto’s van een naakte vrouw in een rivier met een grote titel erboven: Britney swims naked. Je kunt dezelfde impact hebben met een even grote titel en betere foto’s die wel een betekenis hebben. De mensen doen inzien hoe de wereld in elkaar zit. Ik verbaas er mij steeds over hoe mensen bereid zijn slechte kranten te kopen en naar slechte televisieprogramma’s te kijken, zonder zich te vervelen. Daar kan ik niet bij. Ik zou me rot vervelen. Mijn eigen foto’s vervelen mij ook mateloos, maar dat stimuleert mij om nieuwe beelden te maken. Dat is nu juist het mooiste aan fotografie: de perfecte foto kan je nooit maken. Er scheelt altijd wel iets aan. Gelukkig maar, zo ga je altijd verder en verder.


Het

Communiqué

Rick de Leeuw: van keiharde rocker tot zeemzoete performer

“In een leren jack oude vrouwtjes bang maken, dat kan iedereen” Rick de Leeuw kreeg faam als zanger van de rockband Tröckener Kecks. Twintig jaar en vijftienhonderd optredens later stortte hij zich op een nieuwe liefde, het schrijverschap. Zijn eerste schuchtere passen op literair gebied zette hij met de autobiografische roman ‘De Laatste Held’, waarin het hoofdpersonage profvoetballer wil worden bij Ajax. De meesten onder ons kennen hem echter van zijn wekelijkse bijdrage in ‘De Laatste Show’. Hij rondde net zijn theatertournee met Jan Hautekiet af, waarin hij liedjes afwisselt met fragmenten uit zijn laatste boek, ‘Comeback!’. Wij zagen de voorstelling in het Casino van Koksijde en spraken met de man. DENIS DELBECQUE & FLORIS CAVYN

C

harmeur in hart en nieren… Na het optreden heeft hij enige moeite om zich te ontrekken aan het groepje groupies dat zich rondom hem genesteld heeft. Een tiental vrouwen, balancerend op de rand van een menopauze. We kunnen begrijpen dat hij liever in dat gezelschap vertoeft dan dat van twee jonge snaken. Misschien toch beter onze moeder meegebracht… Hij leidt ons voor door de inmiddels duister geworden concertzaal naar het lichtpunt in de duisternis, zijn felverlichte kleedkamer achter het podium. BEKEND, BEROEMD, VERHEERLIJKT Van Bekende Nederlander naar Bekende Vlaming in zo een korte tijd. Zetje gekregen van Bruno Wyndaele? Het begon eigenlijk een hele tijd voordien. Mark Uytterhoeven nodigde me uit als gastcommentator bij het EK 2000 dat Nederland samen met België organiseerde. Je komt op tv, één miljoen mensen zien dat en vanaf dan ben je die gast van televisie. Daarna doe je terug wat je eigenlijk al jaren doet, namelijk zingen. En dan is het van: “Goh, wat leuk. Die gast van televisie kan nog zingen ook.” (lacht). Zo wordt dat gemeten en die mensen hebben daar gelijk in. Daarna mocht ik bij Bruno Wyndaele op de bank komen. Elke week schotelde ik ze één van mijn gedichten voor. De bekendheid kwam vanzelf. Je ziet welke impact televisie hier wel heeft. En daarvoor nooit dezelfde ervaring gehad in Nederlandse talkshows? Jawel, maar daar zat ik altijd in de hoedanigheid van zanger. Hier was ik opeens de voetbalcommentator, die dan ook nog een liedje kon zingen. Pas later, in ‘De Laatste Show’, leerden de kijkers me op een andere manier kennen. Ik werd er zowaar een vriend aan huis. We bereikten toen een heel vriendelijk en gemêleerd publiek. Het genre dat ook hier vanavond zat in de theatershow. Dat is ontzettend leuk. Van jong naar oud, alle lagen van de bevolking.

Loopt het ook zo een vaart in Nederland? Ik heb natuurlijk de afgelopen drie jaar in België zoveel gedaan dat Nederland een beetje op de achtergrond kwam. Dat komt nu wel terug. Ik doe nu weer wat meer dingen in Nederland. Maar ik ben in de afgelopen drie jaar niet zozeer meer Vlaming geworden als wel minder Nederlander. En in welk opzicht? Nou, als ik lang in Vlaanderen ben geweest en ik kom dan terug in Amsterdam, vind ik iedereen zo ‘Nederlands’. Je vindt er plots iedereen zo luid praten. Na een tijd vervreemd je toch wel een beetje. Ik snap nu trouwens beter wat jullie bedoelen als jullie het hebben over die rumoerige Nederlanders. Ik zie dat nu ook wel als een hinderlijke eigenschap.

VAN DE ENE DROOM IN DE ANDERE WERKELIJKHEID

Ik weet wel zeker dat ik niet goed genoeg was voor Ajax of Feyenoord (lacht). Dus die droom gaf u al snel op en muziek kwam in de plaats? Nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, ik wilde nog steeds heel graag voetballer worden. Tot ik de muziek ontdekte. Van de ene dag op de andere vond ik voetbal iets voor mensen die niet van muziek hielden. Daarvoor vond ik muziek iets voor mensen die niet konden voetballen (lacht). Op welke manier ontdekte u de muziek? Tot op de minuut kan ik dat zeggen. Dat was om tien uur ’s avonds, dertig september 1977 in de Paradiso (concertzaal in Amsterdam, nvdr.). Ik zag toen ‘The Jam’ optreden en was in één keer verkocht. Voetbal was voortaan voor kleine jongens en muziek voor echte kerels. In één keer was alles duidelijk. Waarom geen Tröckener Kecks meer? Dat was niet mijn idee om ermee te stoppen, maar toen iemand voorstelde om er een punt achter te zetten, vond ik dat een ontzettend goed idee.

is het wel wat geweest is dat je maakt tot wie je bent om te zien wat je zien kan in wat altijd zal zijn de opmaat voor wat komt Rick de Leeuw voor het Communiqué U droomde er altijd van stervoetballer te worden. Teleurgesteld? Nee, nee, al lang niet meer. Onlangs werd ik vierenveertig, dus ik was dan nu sowieso ex-voetballer geweest, hé (lacht). Dus dat valt meer en meer samen met wat het had kunnen zijn. Had kunnen zijn? Nou, om voetballer te worden moet je over een hele reeks competenties beschikken. Ik kon wel een aardig potje voetballen, maar om het echt te maken? Die discipline, trainingsarbeid en het talent om door te breken… Hoe minder talent je hebt, hoe harder je moet werken. Om het reëel te stellen, denk ik niet dat er voor mij een carrière had ingezeten. Hoewel, je weet maar nooit. Pagina 8

Jan Hautekiet komt de kleedkamer binnen om de ruiker bloemen op te halen die hij even daarvoor kreeg. “Ik ben twintig minuten weg, even iemand wegbrengen” En weg is hij. “Ik mis je nu al!”, roept Rick hem nog na.

U zei ooit: “Je stopt altijd te vroeg, tot het dan net te laat is.” Dat is wel een probleem, ja. Maar ik denk wel dat we op een mooi moment gestopt zijn. De laatste plaat van de ‘Kecks’ was een heel goede. We speelden mooie optredens voor uitverkochte zalen. We hebben een mooie triomftocht achter de rug in Nederland en Vlaanderen. Dertig december 2001 hield de band op te bestaan. Ik had in het begin van mijn leven twintig jaar niet in een band gezeten, daarna twintig jaar wel, en toen dacht ik: “Nu

FOTO: ISABEL POUSSET

Rick de Leeuw: nog eens twintig jaar weer niet en dan kijken we wel weer verder.” Toen de band stopte, had ik me voorgenomen om een jaar niet te zingen. Als zanger zonder band, als ridder zonder paard, door de wereld sjokken leek me geen goed idee. Uitgerekend toen vroeg Bruno me voor ‘De Laatste Show’. De gelegenheid was er om die gedichten te schrijven en om aan een boek te werken. Allemaal dingen buiten het zingen om. Schreef u uw teksten in de periode van de ‘Kecks’ ook al zelf? Gaandeweg ben ik meer en meer zelf de teksten gaan schrijven. Voor ‘>tk’, de laatste cd van de Kecks, schreef ik alles zelf. Daarvoor was het een beetje fifty-fifty. De overstap van de ‘Kecks’ naar die literaire werken… … die was dan niet groot, nee. Ik vond dat ik mezelf de mogelijkheid mocht gunnen om te kijken wat er zich buiten de muziek afspeelde. Uiteindelijk werd het twee jaar zonder muziek, buiten de cd’s die ik produceerde voor onder andere Lucretia van der Vloot. Maar zelf stond ik niet op het podium. Toen belde Jan Hautekiet. Hij vroeg of ik een avond wilde vullen met hem aan de piano. Dat was ontzettend leuk. Jan opperde om er een hele tournee van te maken. Ik schreef nog wat extra gedichten en verhalen, samen met een regisseur hebben we een fraai ritme aan de voorstelling gegeven en de show was een feit. Hoe voelt het om terug te touren? Heel prettig eigenlijk. Weet je, ik wandel heel graag voor elke show.


Het

ik vind dat ook helemaal niet erg, ik denk niet dat je Harry Mulisch hier op een podium moet zetten. Dat kan hij dan weer niet. Bij mij staan het schrijven, het dichten en al die andere dingen die ik doe in dienst van wat het bij elkaar is. En bij elkaar is het dat wat we in deze tournee doen. Als ik een gedicht schrijf, dan doe ik dat zo goed mogelijk. En als ik een roman schrijf, doe ik dat ook zo goed mogelijk. Maar ik heb het voordeel dat ik dat allemaal hier kan samenbrengen. En daar prijs ik mij gelukkig bij. Op het podium klopt het allemaal. Mocht je al die onderdelen los zien van elkaar, dan zijn die gewoon minder dan van mensen die daar hun leven aan wijden. Dat is natuurlijk niet gek. Het zou ook wel heel briljant zijn als ik dat allemaal net zo goed zou kunnen doen.

“Ik ben in de afgelopen jaar niet zozeer meer Vlaming geworden, als wel minder Nederlander”

Wandelen? Ja, een stukje wandelen om even de sfeer op te snuiven van de plek waar je speelt. Je treedt bijvoorbeeld op in Poperinge en dan zie je nauwelijks meer dan de binnenkant van de zaal waarin je speelt. In het beste geval zie je nog het tankstation of de snackbar waar je een patatje hebt gegeten (lacht). Dus heb ik er een zaak van gemaakt, als het niet te hard regent, voor de show een halfuurtje te gaan wandelen om de stad te verkennen. Het is ook heel fijn de mensen te zien die met de fiets of de auto naar de zaal komen, piekfijn uitgedost. Je kan een beetje van de energie en de opwinding lenen die ze meebrengen. Tijdens één van die wandelingen bedacht ik me hoe erg ik het gemist had om op te treden. Bijna twee jaar niet gespeeld. Toen belden we onze manager en zeiden: “Voor volgend jaar mag je best een tourneetje neerzetten.” En voor we ’t goed en wel wisten, stonden daar opeens zestig optredens. Toen vond ik dat heel veel, maar nu eerder te weinig. In De Morgen zei u: “Ik ben geen schrijver, ik ben geen dichter. Ik rotzooi maar wat aan. En ik beleef er nog veel plezier aan ook.” Het lijkt alsof u die teksten zomaar eventjes losjes uit uw mouw schudt. Ja, dat is ook een beetje zo. Mijn gedichten voor ‘De Laatste Show’ schreef ik op de trein van Amsterdam naar Brussel. Je hebt een heel duidelijke deadline hé. Je begint in Amsterdam, dan heb je Schiphol, Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Roosendaal, Antwerpen, Berchem, Mechelen…. En dan ben je ineens in Brussel Noord waar een wagen op je staat te wachten die je

naar de studio brengt. Maar als u zegt: “Ik rotzooi maar wat aan.” Neemt u het dan wel serieus? Ja natuurlijk, maar je moet het meer als volgt zien: je hebt schrijvers als Thomas Rosenboom of Gerard Reve. Kijk, dat zijn échte schrijvers. Die schrijven boeken. Die zijn daar goed in, daar ontlenen ze hun bestaansrecht aan. Je hebt ook échte dichters. Die zijn daar mooi mee bezig en wijden er hun leven aan. En vergeleken met die… Ik doe dat ook allemaal, maar ik ben niet een schrijver zoals Harry Mulisch er één is, toch? En ik ben niet een dichter zoals Herman Deconinck een dichter was, of Eddy VanVliet.

Dus dan toch een ietwat bescheiden Nederlander? Het zou toch heel aanmatigend zijn als ik zeg: “Hé, dat kan ik allemaal net zo goed als zij”. Dat is gewoon niet zo. En Pagina 9

Uw eerste roman ‘De laatste held’ was autobiografisch. Uw recent verschenen boek ‘Comeback!’ niet. Nou, ‘Comeback!’ is wel virtueel autobiografisch. Kijk, het decor waarin het boek zich afspeelt ken ik natuurlijk heel goed. Een zanger van 55 die terugkijkt op een matig geslaagde carrière in de popmuziek. Ik zou die man dus kunnen gaan zijn geworden… (lacht en denkt even na over zijn zinsconstructie). Als ik niet goed opgelet had, dan zou ik wel die zanger van 55 jaar kunnen zijn. Alleen, doordat ik het geschreven heb, hoef ik hem niet meer te worden. Dus dat geeft mij de mogelijkheid om de dingen te doen die ik nu doe. Virtueel autobiografisch dus. Hoopt u dan toch niet stilletjes op een comeback? Euhm (zijn ogen fonkelen op zoals een geniepige peuter die denkt aan wat hij straks allemaal van de kerstman krijgt), dat laat ik graag over aan de toekomst. Ik hoop er niet echt op. Ik zeg ook niet nee, maar… Het ‘rock-gevoel’ zit toch gewoon in een mens als u. Dat moet er toch ooit nog eens uitkomen, niet? Ja, maar eigenlijk vind ik dat wat Jan Hautekiet en ik nu doen, op een rare

manier weliswaar, ook wel behoorlijk rock. Tenminste, het is veel spannender dan met een band op het podium te staan. Je hebt er veel meer concentratie voor nodig. Het is veel meer naakt,

Communiqué

directer, confronterender, spannender, … Het is zo’n fijn, dun koordje waar je op loopt. Dus eigenlijk is het wel best een stoere voorstelling. Op zo’n voorstelling word je natuurlijk ook veel meer blootgesteld aan het publiek. Ja, met een rockband doe je een leren jack aan en ga je ouwe vrouwtjes bang maken. Dat kan iedereen. Dit hier is veel meer dan dat. Wat is u het meest bijgebleven aan deze theatertournee? Het lied “ooit zien we elkaar weer” is echt een afscheidslied. Jan en ik hebben het een maand geleden geschreven. Nu het afscheid van de tour dichterbij komt, begint het steeds meer zichzelf waar te maken. Een self-fulfilling prophecy zeg maar. Dat is een aangrijpend lied. Ik kan nu al zeggen dat één van ons beiden het op de laatste avond van de tournee niet droog zal houden (lacht). Het gastenboek op onze website staat ook vol met ongelooflijk fijne reacties. Lieve, openhartige, mooie reacties waar ik ontzettend trots op ben. Dat hoeven ze niet te schrijven, hé. Maar dat weerspiegelt wel de intensiteit van de voorstelling. Als het publiek zich zo betrokken voelt dan heeft het ook een enorme bereidheid om mee te gaan in wat we doen. En dat is hartverwarmend. Daar ben ik heel trots op. Echt heel trots. Tot slot: wat weten we nog niet over u? Euhm… (pijnigt z’n hersenen)… ik denk dat wat mensen niet van mij weten, óf naar boven komt in een komende voorstelling of al tussen de regels van m’n boeken staat. Kijk, toen ik m’n eerste boek schreef, ‘De Laatste Held’, zei een vriend van me: “Hey, dat moet je nooit uitbrengen. Dat is veel te persoonlijk.” Als je alles bij elkaar legt, krijg je een aardig plaatje van mijn persoon. Met de medewerking van Sheafra Mc Grath en An Toeloose.

België vs Nederland *Biefstuk/friet of kroket uit de muur: geef mij maar biefstuk/friet. *Stella of Heineken? Stella, of eigenlijk meer Westmalle triple. En Westvleteren schijnt ook zo lekker te zijn. Daar ga ik binnenkort zeker eens heen. *Gereserveerde persoonlijkheid of flapuit? Dat vind ik niet echt een tegenstelling. Ik denk dat ik een gereserveerde flapuit ben (lacht). Het is niet dat ik onnadenkend ben, dat ik zomaar alles zeg wat in me opkomt. Maar ik denk wel dat ik heel weinig geheimen heb. De geheimen die ik heb, zijn eerder gebaseerd op beleefdheid en omgangsvorm dan dat ik iets te verbergen heb. Met sommige dingen val je mensen gewoon niet lastig. *Vlaamse schone of Hollandse trut? Ik vind ze allemaal wel iets hebben.


Het

Communiqué

Communiquantjes trekken stoute schoenen aan

Dring eens binnen in het Sportpaleis In deze dreigende, duistere dagen van onveiligheid voelt een mens zich al snel ongemakkelijk. Op elk ogenblik van de dag kan er wel iets gebeuren. Een bom op de trein tijdens de ochtendspits, een vliegtuig dat zich in de Zuidertoren boort, een zelfmoordenaar die zich opblaast in Clemenceau, … Het zal je maar overkomen! Neem nu het Sportpaleis, één van ’s lands bekendste concertzalen. Hoe veilig is het daar? Kan je er zo maar in en uit wandelen voor de aftrap van een concert? Geraak je onopgemerkt backstage? Veel vragen, weinig antwoorden. Dus besloten we gewoon de proef op de som te nemen. MIKE DE JAEGER & MARIJN VAN STEENBERGE et weer zit niet echt mee die tiende november. De gutsende regen zorgt voor heel wat vertraging op de weg waardoor we pas in de late namiddag in Antwerpen aankomen. De hemel klaart op en het Sportpaleis pronkt op de achtergrond, bevangen door verse zonnestralen. Het lijkt alsof de concertzaal ons wenkt. Of misschien maakt ze zich gewoon op voor de komst van enkele grote artiesten die binnen een paar uur opnieuw het beste van zichzelf geven tijdens de ‘Night of the Proms’. Na onze eerste inspectieronde merken we dat het paleis veel weg heeft van een verstevigde burcht. Alle mogelijke ingangen zijn afgesloten en al snel zien we dat we voor een moeilijke opdracht staan. Na een volgende toer rond het complex valt ons op dat er toch een deur openstaat met daarboven het duidelijke opschrift ‘enkel toegang voor medewerkers’. Onder het motto ‘wie niet waagt, blijft maagd’ stappen we met ons verstand op nul door het deurgat. Tot onze grote verbazing bespeuren we niet meteen iemand van de organisatie. Geen security met hond noch een bebaarde buitenwipper. Schijn bedriegt! We draaien ons hoofd een kwartslag naar rechts en enkele meters verder stuiten we op een guur figuur. Resoluut gaan we op hem af. Zonder op te kijken proberen we hem te omzeilen, maar dat spelletje gaat niet door. Een kordaat “excuseer jongens”, gevolgd door een strenge blik, zet ons meteen met beide voetjes op de grond. Zo makkelijk zullen we er niet inkomen. We proberen ons vel te redden door te pretenderen dat we op zoek zijn naar tickets voor ‘Clouseau in concert’. We weten maar al te goed dat we die kaartjes in het gebouw ernaast moeten kopen. Een groot spandoek met de slagzin ‘tickets Clouseau hier’ kan niet duidelijker aangeven waar kaartjes verkrijgbaar zijn.

H

TWEEDE POGING Helemaal ontnuchterd staan we terug buiten als twee hopeloze zielen. Verschillende ideeën spoken door ons hoofd. We kunnen het via het dak proberen, ons vermommen als James Brown of een tunnel graven van Linkeroever tot in de kelders van het Sportpaleis. Net als we ons opmaken voor een klauterpartijtje, reikt God ons een helpende hand. Een leverancier stopt bij het fastfoodrestaurant dat uitgeeft in de inkomhal van de muziekarena. We ruiken onze kans om alsnog binnen te geraken. Zodra de eigenaar en de vleesleverancier de eetwaren achteraan in de keuken

Foto’s: Marijn Van Steenberge, Mike De Jaeger & An Toeloose Links van ons een witte muur met geïntegreerde, pover brandende lampjes. Rechts hier en daar een trapje naar de tribunes. Reeds afgepeigerd door de enorme spanning kunnen we wel wat rust gebruiken. De blauwe plastieken stoeltjes zijn te verleidelijk om niet op te gaan zitten. We ploffen ons neer met een zucht van opluchting.

plaatsen, sluipen we met een ei in de broek de hamburgertent snel binnen. Geruisloos en zo normaal mogelijk stappen we richting hal. Daar gonst het van de bedrijvigheid. Medewerkers lopen af en aan, uitgedoste brandweermannen doen een laatste controle en de tapkraan wordt getest. We haasten ons naar de blauwe klapdeuren aan onze linkerzijde en hopen dat deze open zijn. God staat opnieuw aan onze kant, want open zijn ze! We kozen blijkbaar de goede kant, want de VIP-ruimte ligt vlakbij. Het lijkt ons niet echt verstandig die richting uit te gaan dus stevenen we naar de volgende doorgang. Ietwat zenuwachtig wandelen we door de donkere gang. Pagina 10

EEN STAPJE VERDER We genieten van het uitzicht over de nu nog lege zaal. In eerste instantie kunnen we slechts enkele geluidstechnici waarnemen. Tot we gefluister horen op de tribune naast ons. Twee beveiligingsagenten bekijken de noeste arbeid op het podium. Goed belichte foto’s maken is geen optie, want de flits zal ons verraden. Het lijkt ons beter om ons zo snel mogelijk uit de voeten te maken. We nemen de eerste de beste trap en komen terecht op de bovenste verdieping. Tijd voor wat bezinning en wat meer actie, want voorlopig gaat het iets te gemakkelijk. Het podium lijkt ons wel een leuke uitdaging. Eenmaal beneden begrijpen we dat op het podium geraken een onmogelijke opdracht is. Het krioelt er van medewerkers. We zien wel een mooie kans om tot onder het podium door te dringen. Ons hart begint sneller te slaan, het bloed kolkt door onze aderen en het zweet zoekt zich een weg naar buiten. We kunnen er niet te lang vertoeven omdat we ons anders snel verdacht zullen maken. Ongemakkelijk, doch zo koel mogelijk, zoeken we onze weg naar veiliger oorden. Opnieuw dwalen we door dezelfde gang waarlangs we binnen kwamen. De mensen in het restaurant kijken zelfs niet op of om wanneer we doodgemoedereerd naar buiten wandelen. We kunnen een stiekeme grimas niet onderdrukken. Opdracht geslaagd, maar wat als we slechte bedoelingen hadden?


Het

Communiqué

Turken tevreden in Brussel Een gure vrijdagochtend in november. Het is tien uur ’s morgens. Brussel baadt in de grijze vrieskou en de Nieuwstraat ligt er nog verlaten bij. De vrachtwagens die aan de winkels leveren, verlaten hun bevroren parkeerplaatsen. Tussen Koekelberg en Sint-Joostten-Node begeleidt de druk bereden Leopold II-laan menig werkende mens. Hoog boven het Brusseldal kijkt de massieve toren van het Ministerie van Financiën over het Kruidtuinpark en de Sint-Mariakerk. Verkleumd van de kou begeven drie journalisten in spe zich naar de Haachtsesteenweg, de levensader van de Turkse wijk in Brussel. TESSI DE VITS & YOANN HARVENT Het einde van de Ramadan is nabij en het gezellige vertier in de wijk getuigt ervan. Bakkers zijn ijverig in de weer met het bereiden van grote hoeveelheden Turkse zoetigheden. Verleid door zoveel lekkers besluiten we ons te verwarmen bij één van de bakkers. Net als de meeste winkeliers hier in Sint-Joost is de uitbater een Koerd. Het zuidoosten van Turkije telt veel Koerden onder zijn bevolking. Ginds worden ze niet altijd geapprecieerd. “Het verschil dat veelal leidt tot twisten tussen Turken en Koerden, valt hier weg. In Brussel wonen we goed en hoeven we ons niet druk te maken over de Koerden die ons werk zouden afnemen”, vertelt Zahir Kir. Deze man is van de derde generatie Turken die ons land destijds een handje kwam toesteken. “Mijn grootouders zijn overleden en ondertussen leeft de familie die nog rest in Brussel. Ik heb dus geen enkele reden om terug te keren naar mijn thuisland.” Over de eventuele toetreding van Turkije tot de Europese Unie (EU) is hij vastberaden. “Daar trekken we ons eerlijk gezegd niet veel van aan. Ik ben in Brussel geboren en getogen en zie mezelf als Belg

FOTO: SHEAFRA MC GRATH

met Turkse roots. De toetreding tot de EU zou leuk zijn, maar Turkije is daar nog niet klaar voor.” Hoewel Zahir graag in Brussel woont, was hij liever in Amerika geboren. “Daar is tenminste nog werk genoeg”, zegt hij ludiek. Ja, onderbreken we hem, maar van sociale zekerheid is er daar geen sprake. Waarop hij eigenwijs repliceert dat het in België ook niet alles is. En hij voegt er nog een straffe uitspraak aan toe: “Vroeg of laat zal Amerika Europa binnenvallen en zal Europa op hulp moeten rekenen van Azië.” Wanneer we stellen dat Europa moeilijk op steun van Azië zal kunnen rekenen, omdat de continenten onderling niet overeen komen, verandert hij van onderwerp. “Arafat is al lang dood. Hij stelde al lange tijd niets meer voor. Hij was slechts een symbool tussen de betonnen muren van zijn huis in Ramallah. In de koran staat een vers die stelt dat de zionisten het slechts één eeuw voor het zeggen zullen hebben. Hoe lang bestaat Israël al? Een ruime vijftig jaar, dus doet Israël binnen vijftig jaar zijn boeken toe en tegen dan zal Amerika zich gewapenderhand door het ‘oude’ Europa trekken.” En de moord op Theo Van Gogh? “Die heeft zichzelf vermoord. Door mensen te willen categoriseren heeft hij een grote morele fout begaan. De islamcultuur proberen samen te vatten in een tekst van een halfuur is ronduit belachelijk!” Wanneer we hem vragen of hij de moord rechtvaardig vindt, lacht hij ons terug: “Mocht hij iets dergelijks geschreven hebben over de joden, zou Sharon hem eigenhandig neerschieten!” Met een warme handdruk en een beetje suf van zoveel betweterigheid, banen we ons een weg door de ondertussen volgelopen bakkerij. Om terug op adem

FOTO: SHEAFRA MC GRATH te komen stappen we een café binnen voor een warme choco. Daar komen we te weten dat de winkel aan de overkant van de straat ook Turks is. Ietwat onzeker beantwoordt de winkelier onze vragen. Of hij nog veel teruggaat naar zijn thuisland? “Turkije is goed voor twee maanden, maar zeker niet meer. Hier in Brussel is het goed om te leven.” Wanneer we hem vragen wat hij vindt van ons, Vlamingen, beantwoordt hij ietwat stereotiep: “Vlamingen hebben de vreemdelingen niet graag, maar ik begrijp het wel. Wij hebben de Koerden in Turkije ook niet graag.” We nemen afscheid en zetten onze weg voort. Een eindje verder ontdekken we een moskee. Gelukkig is er ook een mannelijke journalist mee, die binnen een kijkje mag nemen. Uiteindelijk komt hij terecht bij de imam. Deze vriendelijke man in kostuum gaat meteen mee naar buiten. Hij verklaart dat als we een moskee in Sint-Joost-ten-Node moeten hebben, we aan het verkeerde adres zijn. Sint-Joost gaat tot huisnummer 84 en de moskee, nummer 88, is gelegen in Schaarbeek. Blijkbaar waren we door de onzichtbare grenslijn gelopen.

De drugswet anders bekeken

Een ‘puf ’ te ver Een zonovergoten namiddag in het Warandepark. Her en der liggen bleke lichamen bijeengepakt te smeulen. Af en toe weerklinkt het gekrijs van een kraai die duchtig wordt achternagezeten door één of andere yorkshire terrier. Vermoeid door de plotse intensieve start van dit academiejaar, besluit ik op een bankje in de schaduw te schuilen. Op weg naar m’n zorgvuldig uitgekiende plek, word ik afgeremd door een smeuïge, rijke geur. Wiet, of softdrugs, zoals ons gerechtelijk apparaat het durft te noemen. YOANN HARVENT Wel beste mensen, het mag niet langer. De drugswet is afgeschaft. De drugswet. Het is al een grove morele fout om het over de ‘drugswet’ te hebben. Het gaat over softdrugs, niet over cocaïne, heroïne en aanverwante. Niet over alcohol of Xanax. Nee, het handelt over wiet en hasj. Let wel, de softdrugswet gedoogde het gebruik van die genotsmiddelen. Gedogen. Weer zo’n term. In termen van wijlen ‘de drugswet’ betekent het dat wanneer je wordt betrapt door wethouders, je drie gram wiet of hasj op zak mag hebben. Dank u Marc Verwilghen, destijds minister van Justitie. Hij is het die ervoor gezorgd heeft dat we twee van de vijf gram moe(s)ten thuislaten. Je had recht op één plant (of waren het er nu twee?). Maar moet je weten, van een plant (of twee) haal je makkelijk 60 gram (of 120 gram). Met deze twee

planten in je living zou je daarenboven wel eens kunnen zorgen voor overlast. Ook strafbaar, die overlast. In vol oogstseizoen, rond september of oktober, verspreiden de planten een zodanig doordringende geur dat zowel je boven- als onderbuur er ‘last’ van kunnen ondervinden. Woon je op het gelijkvloers, dan hoeft een voorbijganger niet eens over een drugshondneus te beschikken om te raden dat er wiet staat te rijpen in je woonkamer. “Maar, meneer de agent, ik heb maar twee planten!” De wethouder kijkt een beetje versuft en antwoordt verbaasd: “Da’s mijn probleem niet, uw buren hebben last van de stank en daarmee basta.” Zwoeps, weg met de planten. Maar veel belangrijker: dit alles kreeg slechts de ‘laagste prioriteit’ van de politie. Pech natuurlijk voor Pagina 11

diegenen onder ons die zich, ondanks hun ‘laagsteprioriteit’ gebruik, door hun huidskleur een ‘net-ietshogere’ prioriteit zien aangereikt. Veel mensen geloven nog steevast dat softdrugsgebruik leidt tot cocaïnegebruik en dus tot crimineel gedrag. Dit is verre van de waarheid. Een zatlap zal veel sneller agressief worden dan iemand die als een plant in een hoekje ligt weg te dromen. Begrijp mij niet verkeerd, je zal me niet horen verkondigen dat wiet of hasj roken gezond is. Bijlange niet. Om een punt te zetten achter deze lange lijst misverstanden, heeft de regering onverwijld besloten het drugsgebruik te verbieden. Wel, ik verzeker jullie, dat is lang nog niet zo erg. Nu weten we tenminste waar we staan, althans, als we niet teveel gerookt hebben.


Het

Communiqué

Redhead doet driftig zijn ding

“Dave Clarke draait mijn platen dus it’s okay” Chocolade, bier en witloof zijn de belangrijkste Belgische exportproducten. Maar techno mag ook aan dit rijtje toegevoegd worden. Ons land organiseert met ‘I Love Techno’ Europa’s grootste indoor techno-event en heeft daarnaast ook nog een mooi gamma van gerenommeerde dj’s. In het buitenland horen we niets dan lovende woorden over onze ‘turntablewizards’ en ze ontbreken op geen enkel groot feest. Wij hadden een gesprek met één van onze vaandeldragers uit de elektronische muziek, Steve Vangilbergen. Deze naam doet misschien geen belletje rinkelen, maar zijn alter ego Redhead zet allicht wel een fameuze beiaardklok in beweging. MIKE DE JAEGER & MARIJN VAN STEENBERGE

Word je eigenlijk herkend en erkend op straat, want in De Morgen noemden ze je Redman? Ja, ik heb het ook gezien, maar dat valt nog goed mee. In de ‘Silo’ (discotheek in Leuven, nvdr.) is het wel wat anders, dan is het soms echt niet meer leuk. Iedereen komt naar mij en wil iets zeggen, maar ach dat neem ik er bij. Als ze een pint betalen is het zeker in orde (lacht).

Het is nu de derde keer op rij dat je op ILT draait. Is het meegevallen? Super, super! Het was echt ongelooflijk! Ik heb van zeven tot negen gedraaid. De deuren gaan open en een kwartier later zit die zaal al afgeladen vol, iedereen gaat uit de bol. Dat vind je nergens in de hele wereld. Nee, dat blijft een ervaring. Ook die nervositeit… Ik

Je werkt veel samen met Marco Bailey. Is hij diegene die je gebracht heeft waar je nu staat? Ik ben beginnen draaien in ‘Amnesia’ in SintTruiden. Vanaf 1992 ben ik daar zes jaar ‘resident-dj’ geweest. Toen heb ik Marco Bailey leren kennen en zo ben ik echt van het ene in het andere gerold, zonder het zelf te willen of zonder het zelf te beseffen. Marco Bailey is de belangrijkste ontmoeting geweest. Momenteel werk ik ook enkel samen met Marco. Ik ben een heel moeilijke mens in de studio dus… Vreemd genoeg hebben we meer discussies als we met hardere technotracks bezig zijn dan bij het maken van kalmere producties zoals ons Soulwatcher-project. Hoe zou je zelf je stijl omschrijven? Pumpy! Energiek! Hard is het niet echt, zeker niet als je het vergelijkt met Rush of Pet Duo. Dan ben ik toch nog kalm. Ik draai wat ik graag hoor. Word je geapprecieerd in het buitenland? Ik denk het wel. Belgische dj’s hebben altijd een goede naam gehad. Je merkt wel hoe andere artiesten zich gedragen tegenover jou. Bij sommige dj’s moet je eerst wat respect afdwingen met je producties en daar slagen we toch wel in. Als Carl Cox vraagt om iets te maken voor Intec (Cox’ platenlabel, nvdr.), dan weet je dat je goed bezig bent. Dave Clarke speelt nu mijn platen. Hij is een heel moeilijk mens en als die mijn platen draait, zit het goed, want die zal niets draaien als vriendendienst. Onlangs waren Jeff Mills en Laurent Garnier in ‘Fuse’. Ze draaiden er alles behalve techno. Zie je jezelf dat ook doen? Tja, hoe lang zijn die mensen al bezig? Mills is begonnen in 1988 en ik kan mij goed inbeelden dat je na vijftien jaar het monotoon gebeuk wat beu bent. Een paar maanden terug speelde ik na Mills in Malta. Ik had een wat kalmere set voorbereid en toen heeft hij keihard doorgedraaid. Dus bij Jeff Mills hangt het echt van dag tot dag af. Je zei daarnet dat je je set voorbereidt. Hoe doe je dat? Normaal bereid ik niet echt voor. Toen ik na Jeff Mills moest draaien wel omdat ik had gehoord dat hij in ‘Fuse’ wat house had gedraaid. Normaal draai ik redelijk stevig, nu had ik wat kalmere platen uitgezocht. Dus die set had ik wat voorbereid ja. Meestal beslis ik vijf minuutjes op voorhand wat ik ga draaien. Bij ‘I Love Techno’ (ILT) had ik ook gewoon de eerste drie platen klaarstaan en daarna zouden we wel zien.

ben normaal nooit nerveus als ik moet draaien, maar op ‘ILT’ voel ik het toch wel. Is het niet ondankbaar dat je moest openen? Ik heb daar zelf om gevraagd! Ze stelden eerst voor om om vier uur te beginnen, maar ik heb dan zelf geopperd om vroeger te mogen starten. Ik had al gezien dat de beste sfeer van zeven tot één uur is. Vanaf middernacht worden de mensen moe. Nu komen ze binnen: “ILT! ILT!” Dus had ik zelf gezegd, zet me maar ergens in het begin. De organisatoren waren zelf ook tevreden, want ze hadden veel meer volk bij de start. Je hebt het themanummer gemaakt voor ‘ILT’. Hoe zijn ze bij jou terecht gekomen? Op ‘10 years Fuse’ kwam ‘News’ (platendistributie, nvdr.) naar mij en vroegen ze of ik dat nummer wou maken. “Natuurlijk!” zei ik. Ik heb toen vier versies gemaakt, ze kozen er één versie uit en dat heeft heel goed gewerkt. Het stond zelfs in de Ultratop (lacht)! Met de cd net hetzelfde. Het hangt altijd samen. Ze hebben me mijn ding laten doen met het gekende resultaat. Ik heb wel gemerkt, nu met die videoclip, dat er reacties komen van: “Hey, dat is die kerel van TMF!” (lacht luid). Of er kwam een meisje naar mij die vroeg of ik DJ Red Bull was (schudt het hoofd). Hoe verloopt het eigenlijk achter de schermen van ‘ILT’? Is er veel contact met andere dj’s? Het contact valt heel goed mee. Je hoort altijd dat er veel jaloezie bestaat tussen de dj’s, maar ik heb daar eigenlijk nooit last van. Er zijn maar enkele mensen die echt geen contact willen met anderen, zoals Dave Clarke bijvoorbeeld. Maar daar heb ik respect voor! Hij draait mijn platen dus (lacht)… Carl Cox is dan Pagina 12

weer de vriendelijkheid zelve. Heel die scene zit daar bijeen. Zo zag ik in de persruimte Miss Kittin met Rush babbelen! De twee uitersten bij elkaar. Ze zeggen ook vaak dat Belgen veel respons geven aan een dj. Je hebt vaak in het buitenland gedraaid, merk je dan een ander publiek? Ja, hier in België is het publiek toch veel meer uitgelaten. In Nederland is het heel wat minder, want daar hoor je de mensen niet roepen. De eerste keer dat ik er ging spelen, was dat heel vreemd. Ik dacht: “Man, niemand roept hier!” Dus wat doe je dan, je gaat iets toegankelijker draaien. De volgende dag hoor ik van de organisator: “Amai, je hebt vrij commercieel gedraaid.” “Ja, hier beweegt niemand! Laat me dan zien dat je geniet!” Volgende week vertrek ik naar Japan en daar is het helemaal het tegenovergestelde. Het minste dat je het mengpaneel aanraakt, staat heel de keet op stelten! Binnenkort start je met Red Factory Recordings, je eigen platenlabel. Waarom? Op financieel gebied is er zoveel gebeurd de laatste jaren. Veel geld is aan mijn neus voorbij gegaan. En daarom wil ik het nu zelf in handen nemen. Ik kreeg ook altijd demo’s binnen en ik kon er niets mee doen omdat ik geen label had. Nu kan ik een goed nummer zelf uitbrengen. Ten derde geeft het ook een ‘push’ aan je naam. Iedereen babbelt al over Red Factory Recordings, er lopen zelfs al mensen rond met T-shirts. Het komt gewoon heel professioneel over. Hoe sta je tegenover het internet en het downloaden van muziek? Daar kan je niets tegen beginnen. Ik doe het zelf ook wel eens als ik een plaat echt niet kan vinden. Kijk, als Britney Spears en Madonna het niet tegen kunnen houden dan Redhead zeker niet. Langs de andere kant helpt het je naambekendheid wel vooruit. Ok, je verliest er wel wat geld mee en zeker als je een album uitbrengt. Mijn vorig album stond een week voor het uitkwam al op Audio Galaxy! Dan vraag je je wel af waarom je nog moeite doet. Is het leven van een dj niet te druk? Soms wordt het toch wat te veel. Dat wil wel zeggen dat je aan het groeien bent, maar je moet ook nog tijd hebben voor je sociale leven. Mijn vriendin is nu ook tijdelijk even weg, ze vond het niet meer aangenaam. Ze wou even kalmeren. Ik snap ze wel, het was te hectisch. Met ‘ILT’ heeft de telefoon twee maanden niet stil gestaan. Er schiet heel weinig van je sociale leven over. En is het wel gezond? Oorschade komt frequent voor. Ik heb onlangs mijn oren laten testen en ik had maar vijf decibel verlies. Dus dat valt heel goed mee. Zeker als je dj bent. Marco is al heel wat meer kwijt. Maar ja, die is ook gek als hij speelt. Hij draait alles open. Soms heb ik gepiep in mijn oren na een gig en kan ik twee dagen niet werken in de studio.


Het

Communiqué

Cliniclowns laten kinderen kirren

Aan de slag voor een lach Een ziekenhuis is niet meteen de gezelligste plek om te vertoeven. Voor kinderen die ongeneeslijk ziek zijn, is deze statige vesting echter hun biotoop. Om de bengels even te laten wegzweven uit die leefwereld zijn er de Cliniclowns. De potsenmakers brengen de kleintjes aan het lachen en bieden ze zo een moment van afleiding en ontspanning. De Cliniclowns bestaan al tien jaar, reden genoeg dus om eens met de vrolijke bende op pad te gaan. BOCHRA ELKHANF & MARGOT BRENAEL

psychologisch of pedagogisch geschoold zijn. Ervaring in improvisatie en clownerie is een vereiste. Dat is net de kracht van het hele concept. Bovendien ontstaat er dikwijls een hechte band tussen de lolbroeken en de kindjes die voor een langere tijd in het ziekenhuis verblijven. Wanneer er een kind

FOTO: AN TOELOOSE

De schuifdeuren van het AZ-ziekenhuis in Jette openen vlotjes voor de Cliniclowns Bolleke en Poppelien. Het lijkt erop alsof zelfs zij de komst van de twee grappenmakers weten te appreciëren. De ijzige stilte die in elk ziekenhuis heerst, is ook hier aanwezig. Op de kinderafdeling weergalmen enkele triestige kinderstemmetjes in de eindeloze gang. ‘Stop, ik wil niet meer!’, horen we rechts van ons. Een eindje verderop schreeuwt een patiëntje hulpeloos naar zijn mama. Het gekerm snijdt door het hart en de mimiek van de twee roodneuzen spreekt boekdelen. Poppelien en Bolleke nemen de medische dossiers van de belhamels door alvorens ze de kamers binnentreden. Voorzichtig openen ze de eerste deur wat gepaard gaat met het geluid van een schurend scharniertje. In het bed ligt een zesjarig meisje voor zich uit te staren. Het duo breekt de serene sfeer op een aftastende manier. Zo kunnen ze afleiden of hun bezoek gewenst is. “Je stapt gewoon de kamer binnen en je probeert het kind gelukkig te maken zonder rekening te houden met het feit dat het kleintje ernstig ziek is”, vertelt Bolleke. Op het gezicht van de kleuter verschijnt meteen een klein glimlachje en dat betekent dus groen licht voor onze twee vrienden. Het improvisatierondje kan beginnen. De povere lach van daarnet maakt nu plaats voor een brede grijns en eindigt later in luid schatergelach. Cliniclowns houden echter meer in dan een pruik, een rode neus en te grote schoenen. De entertainers moeten ook kunnen luisteren naar verhaaltjes, alsook de pijn en de vreugde delen van de kinderen. Wie als grappenmaker op de kinderafdeling wil werken, moet

Bolleke in volle actie

overlijdt, wordt het enorm moeilijk voor de clowns. “Als je dan die lege kamer binnenkomt, raakt je dat wel”, bekent Poppelien. Om er voor te zorgen dat de Cliniclowns hun missie ongestoord kunnen verderzetten, zijn er ook centjes nodig en dat blijkt niet altijd even eenvoudig. Op subsidies kan de vzw Cliniclowns niet rekenen, maar dankzij de steun van mensen zoals jij en ik houdt ze het hoofd boven water. Ook BV’s spannen zich in om hun steentje bij te dragen. Zo was er onlangs het initiatief van radiopresentator Herbert Bruyneels (QMusic) die een poging ondernam om het Guiness Book Of Records te halen. Hij wou dat de langste colonne Landrovers ter wereld van Zaventem naar Sterrebeek reed. Hoewel de recordpoging mislukte, leverde de actie maar liefst 17.184 Euro op. Leen Demarré (Radio Donna) en Gene Bervoets (VRT) zijn de trotse peter en meter. Hiernaast mocht de vzw ook de sportman Marc Herremans en zangeres Wendy Van Wanten verwelkomen. Deze twee bekende gezichten gaan momenteel als ambassadeur van de Cliniclowns door het leven. Op deze manier zijn ook zij het visitekaartje van de organisatie en gaan er deuren open die anders gesloten blijven. Onze Cliniclowns toveren keer op keer een glimlach op het gezicht van de kleine deugnietjes. Uit volgend stroofje dat in de gangen hing, blijkt duidelijk de nauwe band tussen hen en de bengels: Dankzij de cliniclown-Artiest zijn de kinderen minder triest Bovendien vergeten ze hun pijn en brengt het hun wat zonneschijn.

De geur van verbrand rubber Rob Van Roey is een prille twintiger en student aan de EHSAL. Als zoon van Freddy Van Roey (ex-winnaar van de 24 uren van Zolder, het koninginnenstuk van de Belcar) werd hij al vlug besmet met het racevirus. Dit jaar reed hij mee in de Clio Cup in een rode Renault, jawel, Clio. “Ooit moet je zeker eens meerijden!”. Nu, dat is natuurlijk een ‘offer I can’t refuse’ en zo bevind ik me op een zonnige namiddag in de pitlane van het circuit van Zolder.

Vandaag staan er vrije trainingen op het programma. Het circuit wordt overspoeld met allerlei motorsportfanaten. In een lange bocht haalt een grijze Corvette een aftandse Opel Corsa in. Aan de chicane botst de Porsche van Koen en Kris Wauters bijna met een Ford Mondeo. Terwijl ik naar de voorbijrazende bolides op het gladde asfalt kijk, hoor ik achter me een vervaarlijk gebrom. Rob komt binnen voor een tankbeurt. Hij ziet me vol verwondering toekijken en kan een brede grijns niet onderdrukken. Hij wenkt me en zwaait met zijn reservehelm. Nu het eigenlijke moment aangebroken is, voel ik het angstzweet uitbreken. Met klamme handjes en een bonzend hart stap ik naar hem toe. “Of ik al vaak uit de bocht ben gegaan?” herhaalt Rob mijn vraag. “Dat gebeurt wel eens ja, maar deze auto is niet te vergelijken met een gewone seriewagen. Je moet al zeer vreemde dingen doen om hier niet levend uit te stappen.” Als dit een poging was om

FOTO: GERARD ‘T SERSTEVENS

MARIJN VAN STEENBERGE

me meer op mijn gemak te stellen, is het jammerlijk mislukt… Ik zet de helm op, stap in en word strak vastgesnoerd. Rob vraagt of ik er klaar voor ben. Ik antwoord Pagina 13

schaamteloos bevestigend. Het gaspedaal wordt gestreeld en ik word weggedrukt in de kuipstoel. Het gevoel dat zich van mij meester maakt is amper te beschrijven! Een mengeling van opwinding, angst, euforie en extase. In de eerste bochten heb ik steeds het gevoel dat we gaan slippen, maar voor ik het besef moet Rob vol op zijn rem staan voor de G. Villeneuve bocht. Op deze plaats crashte de vader van F1 piloot Jacques Villeneuve. Het is inderdaad een moeilijk te nemen obstakel. Rob slalomt er echter probleemloos door en haalt in één moeite twee krachtigere wagens in. De adrenaline stroomt nu volop door mijn aders! Ik kijk even opzij en zie de snelheidsmeter op 180 staan. Na een zevental rondes zit mijn race-ontmaagding er op. Met tegenzin stap ik uit. “Volgend jaar mag ik misschien meerijden in de Belcar-klasse!” deelt Rob mij nog mee. Ik kijk er nu al naar uit om mee te rijden in een Porsche GT 3 of Chrysler Viper!


Het

Communiqué

Erasmus-food doet je goed Het studentenleven is zwaar. Pintjes, kebab, broodjes met tonnen mayonaise,…lekker in je mond maar niet zo goed voor je lichaam. Daarom gingen we op zoek naar twee perfecte studentenrecepten: lekker, goedkoop, gezond en in een handomdraai klaar. Laat je date smelten voor Alejandro’s tacoschelpen of laat de Oosterse geuren je kot bedwelmen met een heerlijke Thaise kipcurry. MARGOT BRENAEL & VEERLE DE WOLF ALEJANDRO’S TACOSCHELPEN voor 4 personen Ingrediënten ½ kg gemengd gekruid gehakt van rund- en varkensvlees olijfolie 1 ui, gesnipperd 1 groene paprika, in blokjes gesneden 1 eetlepel komijnpoeder peper en zout, naar smaak ½ koffielepel cayennepeper ½ l tomatenpassata 1 teentje knoflook, geperst 12 tacoschelpen (kant-en-klaar) ½ krop ijsbergsla 200 g geraspte cheddar

THAISE KIPCURRY zout en cayennepeper, naar smaak voor 4 personen 1 koffielepel currypoeder Ingrediënten 400 g kippenfilet, in reepjes gesneden basmatirijst olijfolie FOTO: SHEAFRA MC GRATH 2 uien, in repen gesneden 1 groene paprika, in blokjes gesneden 1 rode paprika, in blokjes gesneden 1 wortel, in schijfjes gesneden 1 bouillonblokje 200 g Philadelphia-kaas 100 g sojascheuten FOTO: AN TOELOOSE

•Bak het gehakt in wat olijfolie. •Voeg de overige ingrediënten, behalve de tacoschelpen, sla en kaas, toe. Laat het geheel ongeveer 20 minuten sudderen op een laag vuurtje. •Bak de tacoschelpen enkele minuten in een beetje olie. •Snijd de sla in lange, dunne reepjes en verdeel ze over de tacoschelpen. Voeg het vlees toe en strooi de kaas erover. Onmiddellijk opdienen.

•Verwarm de olie in een diepe pan en bak de kippenreepjes. Voeg de groenten, uitgezonderd de sojascheuten, toe. Bak de groenten kort, ze moeten krokant blijven. •Voeg het bouillonblokje toe en laat het geheel even sudderen. •Voeg de kaas toe en laat het op een zacht vuurtje smelten, blijf ondertussen roeren. •Voeg voorzichtig de sojascheuten toe. Kruid het geheel met het zout, de cayennepeper en het currypoeder. •Serveer met de basmatirijst.

Brouw je eigen bier in 10 stappen De courante prijs voor een pint is 1,80 euro. Maar, met de nodige hulpmiddelen, kan het ook gratis! Vooraleer je bier brouwt, moet je erop toezien dat de omgeving brandschoon is. Als dat niet zo is, moeten je, na het uitproberen van dit recept, niet komen klagen. En nu, aan het werk… YOANN HARVENT 1. Mouten Om bier te brouwen heb je vooreerst gerst nodig. Leg de gerstkorrels in wat water en wacht tot ze gekiemd zijn. Wanneer de kiem voldoende is gegroeid, ongeveer even groot als de korrel zelf, verwarm je de gerst tot ongeveer 70 graden Celcius. Je hebt nu gerstemout. 2. Schroten Met een deegrol ga je de mout pletten of schroten 3. Maischen De geschrote mout doe je in water van 52 graden. Na 10 tot 20 minuten verhoog je de temperatuur van de maisch tot 63 graden. Na een half uur koken, verhoog je de temperatuur weer met 10 graden. Zorg ervoor dat geen zetmeelresten achterblijven. Breng nu de maisch op 78 graden, dit is de ideale

temperatuur om bij het filteren de suikers uit te gaan spoelen. 4. Filteren Zet een filter op de emmer en giet de maisch erin. De gefilterde vloeistof, wort, doe je in je kookpot. Om de suikers goed uit te kunnen spoelen, giet je er water van 80 graden bij. Blijf spoelen tot je zelf vindt dat je genoeg wort hebt. 5. Koken Voeg hop bij het wortmengsel en laat ruim 15 minuten koken. 6. Koelen Zet hierna de pot in een afwasbak, gevuld met koud water, en laat zo tot 20 graden afkoelen. 7. Gisten Doe het mengsel weer in de (propere) emmer, doe er

gist bij en leg er een handdoek op. Dit is het moment waarop de suiker wordt omgezet in alcohol en de wort in bier. Je zal dit drie à vijf dagen moeten laten rusten. 8. Klaren Eén à vier weken lang zal je het mengsel moeten laten rusten in flessen. Zodoende wordt de laatste suiker nog omgezet in alcohol en wordt er een halt toegeroepen aan het gistingsproces. 9. Bottelen en nagisten Je bier is klaar. Zorg dat je propere flesjes hebt. Per 30 centiliter bier voeg je 2,5 gram suiker toe. Om hergisting mogelijk te maken, laat je de flessen twee weken in een ruimte van 20 graden staan. 10. Rijpen Nog twee maanden geduld, en je bier is klaar.

Het Kerstmannetje en de zeven dwergen Kerstmis is een leuke periode. De ‘Jingle Bells’, ‘Let it Snows’ en ‘Summer Jams’ teisteren onze trommelvliezen. Buiten is de kou niet te harden. We wandelen aan een gezapig tempo door de drukke straten. Onze handen zijn verkleumd en we snakken naar wat warms. We stuntelen binnen in de bar van ‘Bronstige Bert’. Daar horen we een luide lach die maar van één man kan zijn: de kerstman aka Santa. De gezellige dikkerd trakteert ons op een kokosnootjenever en een gekarameliseerd knäckebröd. Het glas is nog niet leeg of het volgende wordt al voorgeschoteld. We roepen in koor ‘Ho-Ho-Ho’, maar dit taaltje blijkt de witbaard niet te begrijpen. Na vijftien jeneversoorten beperkt ons zicht zich tot louter zwart voor de ogen. Wat ons nog rest zijn enkele vage fragmenten uit het verhaal van de kerstman. We proberen zijn monoloog zo goed en zo kwaad als het kan na te vertellen. “Alles begon toen ik verliefd werd op Sneeuwwitje. Wanneer ik eindelijk mijn liefde wou verklaren, zaten de veertig rovers haar achterna. Dan liet Allah het plots fel Pagina 14

regenen, een ware zondvloed! Alles en iedereen verdronk behalve Sneeuwwitje en de dieren op mijn stoomboot. Samen met haar vertrok ik. Na 1001 nachten op zee met Sneeuwwitje, volgde al snel een klein Duimpje: Goliath. We gingen aan land en zagen daar een spoor van broodkruimels. We volgden de etensresten en belandden zo bij een peperkoeken bungalow. Pinokkio opende brutaal de deur en sprak de legendarische woorden: ‘l have a dream that one day all children will receive a gift’. Achter hem verscheen een meisje met enkel een rood kapje aan. Ze leende me haar rode garderobe om me te beschermen tegen het barre weer. Ondertussen ontdekte Goliath in de schuur Peter Pan vastgesnoerd aan een slee. Ik beloofde de droom van Pinokkio waar te maken en vloog ervandoor. Vanaf dat moment stal ik van de rijken en gaf aan de armen. Allah zag dat het goed was en besloot 12 augustus uit te roepen tot mijn feestdag. Om dit te vieren aten we een gevulde gelaarsde kat. Blijf MIKE DE JAEGER & MARIJN VAN STEENBERGE dit doen om mij te gedenken!”


Het

PRO

&

Communiqué

CONTRA

Moet roken verboden worden in de horeca en op de werkvloer? “De persoonlijke vrijheid van mensen stopt, waar ze anderen schade toebrengt”

“Geen gezondheidszorg voor rokers, dat kan werken”

PRO - Veerle Vivijs is lector journalistieke technieken voor Radio & TV in het derde jaar JT, en coördinator van de Masterclass in Radio & TV-journalistiek. Ze heeft nooit gerookt en loopt met een boog om sigarettenrook heen, omdat ook passief roken heel nefaste gevolgen kan hebben voor de gezondheid. Gaan we ook in België naar rookvrije horecazaken? Of is dat nog verre toekomstmuziek?

CONTRA - Lector Bram Renmans rookt één pakje per dag en probeerde al drie keer te stoppen. Ondanks het feit dat sigaretten duurder werden, rookt hij nog steeds aan hetzelfde tempo. Wat als het nieuwe beleid rond roken wordt doorgevoerd? De sigaret wordt dan, zoals in Ierland, verbannen uit alle openbare plaatsen. Zal het aantal doden van actief en passief roken dan afnemen of is dat een utopie?

MARGOT BRENAEL, BIRTE DE GROOTE, VANESSA DENON EN TESSI DE VITS

Pagina 15

“Mijn eerste sigaret rookte ik toen ik vijftien was, tijdens een kamp in Zuid-Frankrijk. Het was niet onder groepsdruk. Een van de jongens zat in zijn hangmat te genieten van een sigaret en gaf ze door. De smaak vond ik niet walgelijk. Ik ben al eens drie maanden gestopt, maar toen gaf mijn omgeving me zachtjes de hint om terug te beginnen. Mijn gezelschap was niet meer te genieten! Ik vind niet dat rokers gediscrimineerd worden, als er faciliteiten voor hen worden voorzien. Dan mag je roken uit de publieke plaatsen weren. Ik heb het aan den lijve ondervonden. Vorig academiejaar ben ik met 2PR naar Dublin gegaan toen de nieuwe wetgeving er al van kracht was. Het was dus verboden in de pubs te roken en ik heb daar weinig hinder van ondervonden. Er kwamen ook positieve geluiden van de studenten die niet rookten. Ze waren blij dat hun kleren niet stonken naar de rook na een nachtje uitgaan. Enerzijds kan ik dat wel begrijpen, want het is een publieke plaats. Iedereen is er welkom. Als er veel mensen roken, hebben de niet-rokers daar last van. Anderzijds moet je dan vrijheden gaan beperken. Ik ben alleszins niet bereid om uit medeleven niet te roken op café, zolang er geen wetgeving voor is. Maar als men, zoals in Japan, roken verbiedt op plaatsen in openlucht, gaat dat te ver. Ik ben zeer libertijns en ik vind dat iedereen zijn zin moet kunnen doen. Nietrokers moeten assertief zijn, ik heb liever dat mensen rechtuit zijn. Als mijn sigaret hen stoort, moeten ze het gewoon zeggen. Toen de NMBS de rokerscoupés afschafte, vond ik dat een goede zaak. Als roker vond ik ze zelf zeer onaangenaam, bijna minigaskamers met overvolle assenbakken. Dat was een goede ontwikkeling. Of de nieuwe anti-tabakscampagne zal werken, betwijfel ik. Die foto’s op de sigarettenpakjes zullen niet op iedereen effect hebben. Er zijn verstokte rokers die zich niet zullen laten afremmen door die foto’s. Ik ben er wel van overtuigd dat de drempel om te beginnen roken hoger zal liggen. De prijsstijgingen hebben hun effect ook gemist. Onlangs zijn de statistieken verschenen en er wordt nog evenveel gerookt, bij meisjes is er zelfs een toename. Mensen trekken er zich niets van aan. Ik weet dat als je regelmatig rookt, je meer kans hebt om een aandoening te krijgen. Toch houdt het me niet tegen een sigaret op te steken. Vrienden van me vertelden eens dat als je voor je dertigste stopt, het lichaam zich nog kan reinigen. Medisch gezien blijkt dat te kloppen. Ik besef ook dat de meeste sigaretten die ik rook overbodig zijn. Het is een gebrek aan discipline, de macht der gewoonte en fysieke verslaving. Wat ik onverantwoord vind, is dat rokers zoveel kosten aan de gezondheidszorg. We brengen natuurlijk ook veel accijnzen binnen! Volgens mij maakte de regering zich vorig jaar zorgen, omdat er te weinig mensen hadden gerookt! Rokers hun ziekenkas ontzeggen is de beste manier om het rookgedrag te verminderen. Geleidelijk aan de prijs van een pakje verhogen is inefficiënt, een grote hap uit het budget nemen is het meest doeltreffend. Geen gezondheidszorg meer voor wie rookt, dat zal de mensen wakker te schudden. Reclamecampagnes zijn goede initiatieven, maar ze missen hun doel. Een roker moet je in zijn portefeuille nemen, op grootschalige basis.” FOTO: SHEAFRA MC GRATH

FOTO: SHEAFRA MC GRATH

“Voor alle duidelijkheid: Ik heb niks tegen roken of tegen mensen die roken. Iedereen is daar vrij in. Ik heb wel iets tegen mensen die roken in de directe nabijheid van anderen, op plaatsen die daar niet voor geschikt zijn. Waarom? Omdat het wetenschappelijk bewezen is dat rokers schade berokkenen aan de gezondheid van andere mensen. Naar schatting sterven er 2000 mensen per jaar aan de gevolgen van passief roken! Dus ik vind het niet kunnen dat iemand door zijn hobby of – in dit geval - door zijn genot andere mensen schade toebrengt. Persoonlijk doe ik veel moeite om gezond te leven. En dan word ik verplicht om in een werkruimte te werken waar veel mensen roken. (Er is een keukentje in de lectorenzaal waar sommige lectoren gingen roken en die rook waaide dan in de hele leraarskamer. Mevrouw Vivijs was daar niet over te spreken, nvdr.) Ik werd verplicht mee te roken en liep door mijn werk gevaar om kanker te krijgen. Dat kan niet, vind ik. Mijn man werkt bij ‘Kom op tegen Kanker’, dus ik heb wetenschappelijke gegevens uit eerste hand. Ik weet maar al te goed hoe schadelijk het is. Er waren bovendien collega’s die zich ook stoorden aan die ongezonde rook. En ja, ik heb tegenkanting gekregen, maar mij raakt dat niet. Zoals de situatie nu is, vind ik het goed. Er is een aparte ruimte voorzien, zowel voor studenten als voor lectoren, waar rokers hun sigaret kunnen gaan roken. Op die manier hebben de niet-rokers geen last. Ik vind het een goede zaak dat heel wat bedrijven, zoals ook de VRT, hun werkruimten nu al rookvrij maken. Vanaf begin 2005 is het overal verboden om op de werkvloer te roken. De werkgever mag wel een aparte ruimte voorzien voor zijn rokend personeel. Het is overigens een trend die je niet kan stoppen. Wellicht worden binnenkort ook de restaurants rookvrij, misschien daarna ook de cafés. Als ik met vrienden op café ga, doe ik met opzet mijn slechte kleren aan, want die steek je de dag nadien toch in de was. Dat is toch niet meer aangenaam. Sinds kort zijn ook de rokerscoupés in de treinen verdwenen. Dat had al veel vroeger moeten gebeuren. Sinds ik hier lesgeef, neem ik altijd de trein. Ik vond het verschrikkelijk als ik tijdens de spitsuren in de buurt van de rokerscoupés moest staan. Er zijn trouwens nooit problemen geweest na de beslissing van de NMBS. In het begin was men bang dat de rokers niet meer met de trein naar hun werk zouden pendelen, maar niemand laat er de trein voor. Er zijn zoveel bewijzen van hoe schadelijk roken (passief en actief ) wel is. Onlangs zag ik op het journaal nog een item over een bepaalde ziekte die rokers kunnen oplopen. Bovendien ben je als roker verslaafd. Veel mensen willen ervan af en kunnen het niet. Zelfs de overheidscampagnes hebben weinig of geen blijvend effect op verstokte rokers. Het enige wat volgens studies echt zou helpen, is de prijs van de sigaretten drastisch verhogen. Niet zoals nu, met een paar eurocent. Dan zou je wel effect hebben. Maar dat durft men blijkbaar niet. De Belgische staat leeft voor een stuk ook van belastingen op sigaretten. Als er te weinig mensen roken, hebben zij ook minder inkomsten (lacht). Het principe is: De persoonlijke vrijheid van mensen stopt daar, waar ze anderen schade toebrengt. Dan moet de overheid ingrijpen. Maar ik belet niemand te roken in zijn privé-situatie of buiten.”


Het

Communiqué

Spreekbuis voor jongeren

Graffititalent komt naar boven Voor de één kunst, voor de ander vandalisme. Bij jongeren is graffiti alleszins populair. Zowel artistieke muurtekeningen als lichtzinnige graffitiwerken overheersen het Brusselse straatbeeld. Legaal of illegaal, graffitispuiters weerkaatsen hun talent op de muren. tegenstanders van graffiti. Daardoor krijgen ze inzicht in het fenomeen en leren ze dat graffitispuiters niet enkel roekeloze vandalen zijn, maar dat er vaak echte kunstenaars tussenzitten. De gidsenorganisatie

elke Posse of groep. Allereerst is er de King, hij is de beste en de moedigste. Daaronder heb je de Toys, groentjes die alles nog onder de knie moeten krijgen. Zij oefenen vooral hun Tags, gestileerde handtekeningen. In hun Italiaanse archeologische oorsprong zijn graffiti eenvoudige geschriften. Tegenwoordig bestaan er verschillende graffitivormen en elke vorm is leeftijdsgebonden. De 13-jarigen maken vooral Tags. De iets ouderen experimenteren met Throw-ups, grotere uitgewerkte Tags. 17jarigen spuiten de Quickpieces, dat zijn verzorgde tweekleurige Tags. En tot slot heb je de Masterpieces van de twintigers, de moeilijkste en meest professionele werken. De meeste graffitispuiters nemen na hun 25ste afscheid van hun hobby. “Graffiti komt net als kunst voort uit frustratie”, zegt Sonja De Smedt. “Graffiti is voor jongeren dé manier om hun ongenoegen en mening te uiten. Ze willen de bestaande politieke agenda bevestigen of er commentaar op geven.” Door het leven gaan als graffitikunstenaar is een dure bedoening. Voor een grote muurtekening heb je al makkelijk 40 spuitbussen nodig. Dat kost een pak geld. Bovendien betalen de graffitispuiters alles uit eigen zak en brengt het hun niets op. Slechts weinigen zijn uitverkoren om als kunstenaar door te breken. Lava en Lapiover behoren tot de uitzonderingen die bekendheid wisten te verwerven met hun muurtekeningen. FOTO: SHEAFRA MC GRATH

BOCHRA ELKHANF & SHEAFRA MC GRATH Geen stad zonder kleurrijke stations, treinen of muren. Dit zijn slechts enkele plaatsen waar de stadsjeugd haar passie op botviert. De Amerikaanse graffiti bereikte België pas in de jaren tachtig. De belangrijkste scènes vind je in Gent, Antwerpen en Brussel. Graffiti wordt sociaal niet aanvaard en daardoor niet erkend als een volwaardige kunstvorm. Toch wordt het stadsbeeld versierd door muurtekeningen om U tegen te zeggen. Veel spuiters werken onder een schuilnaam, omdat graffiti nog altijd met vandalisme geassocieerd wordt. Op privé-eigendom kan hun talent zelfs strafrechtelijke gevolgen hebben. In dit geval krijgen de “vandalen” alternatieve straffen. Zo kunnen ze verplicht worden de gevel die ze beklad hebben opnieuw schoon te maken. Op die manier beseffen ze welke schade ze hebben aangericht. Om deze wantoestanden tegen te gaan, voorzien de gemeentes plaatsen waar graffitispuiters terecht kunnen. Het treinstation aan Kapellekerk is hier een mooi voorbeeld van. Daarnaast heb je de Halle’s of Fame, de openluchtmusea waarvan Neerpede het meest gekend is. Om jongeren op een correcte manier te leren omgaan met graffiti, organiseren enkele steden en academies cursussen. Tijdens workshops leren ze het verschil tussen vandalisme en kunst kennen. Organisaties geven ook cursussen aan 50-plussers, meestal fervente

Polymnia organiseert wandelingen om zo de muurkunst dichter bij de mens te brengen. Tijdens die graffitiwandelingen worden de deelnemers door Sonja De Smedt rondgeleid. GRAFFITI ALS MENINGSUITING In de graffitiwereld is er een zekere hiërarchie binnen

Tatoeages: Bezint eer ge begint! Elke beschaving kent een vorm van tatoeëren, die verschilt van cultuur tot cultuur. Nu laten mensen hun huid permanent kleuren om hun persoonlijkheid een extra cachet mee te geven. De tentoonstelling ‘Tatu - Tattoo!’, in het Jubelparkmuseum, neemt je mee naar het verleden en heden van de tatoeagekunst. Stinky van de tattooshop Magical Needle geeft een woordje uitleg over zijn passie.

MODUS OPERANDI “Stel, je wilt een tatoeage. Eerst kies je een stijl en motief en wanneer een lichtje in je ogen begint te branden, maken we een afspraak. Zo krijg je de kans om er nog eens over te slapen; bezint eer ge begint. De duur van het plaatsen is afhankelijk van de grootte en complexiteit. De tattoo zetten we hier in de shop, de naverzorging is voor thuis. Een week later kom je best nog eens langs voor controle.” “Tatoeëerders die verantwoord te werk gaan, dragen hygiëne hoog in het vaandel. Sinds januari 2004 is er een wet ingevoerd omtrent de hygiënevoorschriften . De naalden worden apart en steriel verpakt. Ze dienen voor eenmalig gebruik en de verpakking wordt voor de ogen van de klant geopend. De pigmenten worden in aparte potjes klaargezet en na gebruik in de vuilbak gegooid. Alles wat ik vastneem, is gesteriliseerd. En als je wilt weten of een tattooshop aan te raden is, vraag je dat best aan iemand die er ooit is geweest. ‘Tiens, die mannen, hoe zit het daarmee?’ Wij raken bij ons publiek bekend door mond-aan-mond-reclame. Indien je zelf wilt tatoeëren, moet je kunnen tekenen en tekenen is een gave. Door te experimenteren, leer je de kneepjes van het vak. Als je vastzit, ga je hulp vragen bij een professionele tatoeëerder en als hij wil, kan hij je het vak aanleren.”

HYPES “Vroeger had de tatoeagekunst vooral aanhang bij bikers, matrozen en bajesklanten: het bizarre volk dus. Beetje bij beetje is het geëvolueerd en nu laat ook Jan met de pet zich, tussen 18 en 70 jaar, tatoeëren. Bij vrouwen is het schouderblad een mooie plaats om een tekening te plaatsen omdat het zo vlak is. Onderrug, enkel, borst en lies scoren ook goed bij het vrouwelijk geslacht. De mannen verkiezen een tatoeage op hun schouderblad, borst, kuit, boven- of onderarm. Pas op, er zijn plaatsen die serieus pijn doen zoals een oksel- en een knieholte. Iemand die zegt dat het geen pijn doet, liegt.” “Een stijl die al een tijdje trendy is, zijn de tribals. Tribal komt eigenlijk van het woord tribes, stammen. Stammentattoos gebruikten ze als inwijdingsritueel maar het verloor die betekenis. Zelf zet ik liever een hyperrealistische tekening. Je hebt niet de indruk dat het een tekening is, omdat het zo waarheidsgetrouw is. Soms weiger ik tatoeages te zetten omdat ik ze stilistisch niet verantwoord vind. Een maagdelijk gezicht en handen doe ik niet. Namen van vriendjes tatoeëer ik ook niet. Ik geef de garantie dat die tatoeage de rest van je leven bij je blijft, maar die garantie kan je vriend niet geven. Met elke klant bouw ik een band op, want een tatoeage plaatsen duurt wel even. Je brengt tijd Pagina 16

FOTO: AN TOELOOSE

MARGOT BRENAEL, VEERLE DE WOLF & AN TOELOOSE

door samen. Ik heb ook een goed geheugen, een tatoeage dat ik tien jaar geleden heb tekende, herken ik direct.Als een klant bij ons de deur uit gaat, moet zijn tatoeage 200% af zijn. Elke tattoo heeft zijn verhaal.”


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.