Jg21nr2 juni 2018

Page 1

magazine

Multimediaal magazine van de Professionele Bachelor Journalistiek - Erasmushogeschool Brussel

WWW.ERASMIX.BE

JAARGANG 21, NR 2 JUNI 2018

WILLEKEUR BIJ WIKIPEDIA VAN VLEES EN BLOED: BART DE WEVER VAN ROMPUY, OUD-PREMIER MET EEN BOODSCHAP STUDENTENPROTEST, VAN DE BARRICADES NAAR HET WEB PERS(ON)VRIJHEID IN OOST-EUROPA: NIEMAND IS NOG VEILIG ©Victor Moonen


LIEFDE VOOR HET WOORD

INHOUD 3 6

8 9 10 12

14

16

18 19

Bart De Wever: de mens achter de politicus Iraakse musici dragen vredesconcert op aan Belgen: Mosoels ode aan de vrede Geen controle bij de controleurs: Willekeur bij Wikipedia? Jongeren geven massaal geld uit aan gratis game Pers(on)vrijheid in Hongarije: ‘Niemand is nog veilig’ Jonge aspirant-politicus krijgt raad van oudgediende: ‘Beter sterven voor eigen principes dan die van een ander’ Drie jongeren stellen zich voor het eerst verkiesbaar: ‘Wil jij in de politiek?’ 60 jaar later: bezoekers van toen kijken terug naar de Wereldtentoonstellnig van 1958: De Expo die de Belgen voorgoed veranderde Mei 1968 - mei 2018: van de barricades naar het web Slow journalism is vanalles, maar niet traag

Enkele artikels in dit magazine gaan over vrijheid van pers en meningsuiting, thema’s die jaarlijks ook de basis vormen van Difference Day in de Brusselse Bozar, een organisatie van het Brussels Platform for Journalism. U herkent deze bijdragen aan het kleurige potloodje. De tekstredactie werd afgesloten op 14 juni 2018

STERK IN BRUSSEL EN EUROPA!

.be

Colofon

Hoofdredacteurs

magazine magazine

Kaat Monsieur Thibault Spruytte Viktor Vandervelde

Adjunct-hoofdredacteurs Sofie Peeters Karsten Quix Chloë Vanmarsenille

2 2

‘Dat zou je beter zo formuleren.’ ‘Dat is geen goed Nederlands’. ‘Zet het concrete voorop en veralgemeen daarna.’ ‘Die beeldspraak klopt niet helemaal.’ ‘Is de naam van je interviewee correct geschreven?’ Een kleine greep uit de adviezen die de tweede- en derdejaars van hun strenge taalbewaker krijgen terwijl ze zitten te zwoegen aan hun artikels voor dit magazine. Hoeveel van hen heb ik tot aan de rand van de vertwijfeling gebracht met mijn niet aflatende drang naar de juiste, gepaste en liefst puntige formulering? En tegelijkertijd vraag ik me af: hoeveel van die studenten uit het tweede en het derde jaar heb ik in de loop der jaren de liefde voor het woord bijgebracht? Wegsnijden, schaven, polijsten of weggooien en herbeginnen, het werk van de journalist (in wording) heeft wel wat weg van dat van een kunstenaar, die het moedige gevecht aangaat met de materie. Woorden zijn niet van klei, hout, metaal of steen, maar je kan er toch mee boetseren, erin hakken, ze in een mal gieten of ze met een fijn penseel aanbrengen. En in hun gesproken vorm, als klank, lijken ze op muziek. Liefde voor het woord is dus ook liefde voor muziek, Raymond van het Groenewoud zal dat zeker niet tegenspreken. En al is een journalist geen zanger of dichter, of hoeft hij dat niet te zijn, taal is ook zijn - al dan niet weer-

barstige - materie. En onvergankelijke materie bovendien. Zoals de Romeinse dichter Horatius dik twintig eeuwen geleden schreef over zijn ambacht: ‘Exegi monumentum aere perennius.’ (Ik heb een monument opgericht dat duurzamer is dan brons). Binnenkort geef ik de fakkel van taalbegeleider door aan mijn collega Kim Ponsaerts, van wie de eerstejaars nu al de principes van het journalistieke Nederlands meekrijgen. Zij gaat jullie en de studenten na jullie begeleiden met dezelfde overtuiging en toewijding. Kim, het woord is aan jou. Wat ben ik trots om in de voetsporen te kunnen treden van een gepassioneerde taalvirtuoos als Dirk. Ik kijk ernaar uit om met jullie van gedachten te wisselen en heerlijk te discussiëren over het Nederlands. Het zijn boeiende tijden voor onze taal, die zich niet laat betonneren of ketenen. Integendeel, het Nederlands lijkt levendiger en grilliger dan ooit. Jullie, als toekomstige journalisten, hebben de mooie opdracht om het taaldebat mee in goede banen te leiden. Onze boeiende maatschappij vormt en kneedt onze taal en doet meer dan ooit een beroep op ons gezond verstand en creativiteit. Wij journalisten hebben de taak om erover te waken dat onze taal inclusief en helder blijft. Als taalbewaker vind ik het vooral belangrijk dat taal vrij is om te evolueren. Daarom stel ik voor om de kettingen van de term taalbewaker los te maken. Ik ga vanaf volgend jaar met veel plezier aan de slag als jullie taalcoach. En, niet getreurd, Dirk heeft beloofd dat hij nog even in de buurt blijft. Geniet van taal. Dirk Mampaey (bye, bye)&Kim Ponsaerts

Redactie Arnout De Backer Cleo Decoster Jules Desmet Dean Doncos Steven Grumiau Hilke Hermans Flemming Jørgensen Emilie Légère

Helpdesk Victor Moonen Marijn Sourbron Erwin Vandenbosch Kevin Van den Panhuyzen Pieter Van der Elst Régis Van Der Veken Francisca Van Esch Tim Vernaillen

Guy Delforge André Lapeere Dirk Mampaey Peter Mast Patrick Pelgrims Kim Ponsaerts Steve Thielemans Linda Van Ginckel


Bart De Wever: de mens achter de politicus

‘IN 2010 KWAM HET BESEF: IK MOEST MIJN LEVEN RADICAAL OMGOOIEN, ANDERS GING IK EEN VROEG EINDE TEGEMOET.’

© Thibault Spruytte

41% van de Vlamingen zou hem een goede premier vinden, en 32% van alle Belgen zou een regering De Wever I wel zien zitten, zo bleek uit een recente peiling van Het Laatste Nieuws. Maar 4 op de 5 Waalse landgenoten zien hem liever niet aan de nationale stuurknuppel. Bart De Wever laat niemand onberoerd. Opgetrokken uit teflon en beton, zoals voormalig Mediaminister Ingrid Lieten (sp.a) haar collega’s van CD&V en N-VA in de Vlaamse regering ooit omschreef? Wij gingen voor het vlees en bloed. Een paar weken voor de peiling hadden wij een gesprek met de burgemeester van Antwerpen. Chloë Vanmarsenille, Francisca Van Esch en Thibault Spruytte ‘Wat willen jullie drinken?’ vraagt de NV-A voorzitter in zijn kantoor in het hartje van Antwerpen. Het sobere interieur sluit perfect aan bij het profiel van een man die er geen doekjes om windt. De burgemeester van Antwerpen praat honderduit, in zijn hoofd is het dan ook enkel rustig als hij gaat joggen. ‘Als ik een punt zet achter mijn politieke carrière, dan wil ik groepsreizen organiseren in Italië en Griekenland. Misschien schrijf ik zelfs wel een boek.’ Al nemen we dit best met een korreltje zout. ‘Want je weet nooit wat de toekomst brengt.’ Deze keer geen vraaggesprek over partijpolitieke standpunten of vooruitblik op de gemeenteraadsverkiezingen in de Scheldestad. Wel een zoektocht naar de mens achter de politicus. Naar geluk, steevast verpakt in menselijk contact. ‘Op écht geluk kan je een gezicht plakken’. En naar eerlijkheid als meest overschatte deugd. ‘Ik heb geleerd in mijn leven zuiniger

te zijn op eerlijkheid, en niet meer ongezouten te zeggen wat ik denk.’ Een openhartig interview met een barslechte slaper, ook wel de voorzitter van ’s lands grootste politieke partij. Als u één moment moet kiezen, wat is dan het gelukkigste moment uit uw leven? Je hebt verschillende soorten geluk. Professioneel waren dat vreemd genoeg de verkiezingen in 2009, omdat iedereen zei dat de N-VA nooit ging doorbreken. We kwamen toen binnen op 13% en de euforie was tastbaar. Bovendien was het leven toen nog simpel, want met 13% kon je meedoen met de grote jongens, maar zelf was je er nog geen. Ik kon dus nog op mijn gemak gaan vieren en de volgende dag rustig aan mijn werk beginnen. Op persoonlijk vlak kies ik dan voor de geboorte van mijn kinderen. Wat

magazine

3


gaat daar nu boven? Het moet toch al iets heel strafs zijn om dat te kunnen overstijgen. Wat ziet u zelf als uw grootste zwakte en uw grootste sterkte als mens? (Twijfelt lang) Het zijn altijd de gemakkelijkste vragen die de moeilijkste zijn, hé. Mijn sterkte op professioneel vlak is dat ik vrij snel de mindmapping kan maken van een situatie, terwijl ik vaststel dat andere mensen sneller verdwalen in de politieke jungle. Ik zie goed waar de valstrikken liggen. Dat wil niet zeggen dat je altijd ongeschonden door de jungle geraakt, maar het verhoogt je kansen aanzienlijk. Mijn grootste zwakte is dat heel veel dingen mij ongelofelijk frustreren en mij dus heel erg ongelukkig maken. Ik sleep veel zaken mee, ondanks het feit dat ik een heel druk leven heb. Als iets mij frustreert is het vaak omdat ik iets niet in orde krijg of toch niet in de mate dat ik het zou willen. Ik ben hierdoor een heel slechte slaper. ’s Avonds in mijn bed overloop ik alle problemen en moeilijkheden van die dag nog mentaal en dat is soms dodelijk. Mentale frustratie is dus echt mijn grote zwakte. Voor mijn omgeving is dit soms nog erger dan voor mij, want ik neem die frustraties heel vaak mee naar huis. De mensen die met mij samenleven zullen dit dan ook wel moeten verduren. Wanneer heeft u voor het laatst gehuild? Huilen is een groot woord, maar ik word als burgemeester gevraagd om mijn stadsgenoten bij te staan op belangrijke momenten. Dat kunnen vreugdevolle momenten zijn, maar vaak ook het tegenovergestelde. Mensen die iemand verloren zijn bijvoorbeeld. Die momenten zijn voor mij heel moeilijk. Je biedt natuurlijk aan om te helpen en je vraagt of je iets voor hen kan betekenen, maar je weet zelf goed genoeg dat dat eigenlijk onmogelijk is. Op momenten zoals deze, als je je job mee naar huis neemt, zou ik écht ergens anders willen zijn. Het is doffe ellende. Wat ik ook doe, ik kan ze niet helpen. Soms zijn er gelukkig wel situaties die ik kan oplossen, waar ik wél een verschil kan maken. Het geeft zo veel voldoening om mensen gelukkig te maken. Ik heb ook geleerd dat als je op zoek gaat naar geluk en ongeluk in de emotionele betekenis van het woord, dat het geluk altijd in het concrete contact met mensen zit. Op echt geluk kan je een gezicht plakken. Van de emotie naar het materiële: wat is uw meest gekoesterde bezit? Ik heb nooit een groot vermogen gehad om mij te hechten aan iets materieels, meestal neem ik zelfs geen foto’s. Toen de president van Duitsland bij mij op bezoek kwam heeft hij mij een ereteken gegeven, en ik besef net dat ik van dat moment zelfs geen foto genomen heb. Wel hecht ik grote

magazine

4

waarde aan bepaalde boeken die ik heb, omdat die vol staan met notities die ik maak tijdens het lezen. Ik heb ook nog wat Romeinse munten waar ik op gesteld ben. Wat is voor u de meest overschatte deugd? Ironisch genoeg is het eerste wat mij te binnen schiet, eerlijkheid. Ik heb geleerd dat het niet altijd verstandig is om de waarheid te zeggen. Dit betekent niet dat je moet liegen, maar dat je spaarzaam moet omgaan met de waarheid. Dit kan in vele contexten nuttiger zijn dan vlakaf de waarheid zeggen. We leven in een cultuur waar we allemaal onszelf moeten kunnen zijn en we niet mogen oordelen over elkaar, maar ik vind dat die gedachtegang een grote, nieuwe hypocrisie in het leven roept. Een stuk gezonde hypocrisie kan in mijn ogen geen kwaad. Je kan er soms mensen hun gevoelens mee sparen. Daarom lijkt eerlijkheid voor mij soms echt een overschatte deugd. Ik heb geleerd in mijn leven zuiniger te zijn op eerlijkheid, en niet meer ongezouten te zeggen wat ik denk. Je kan meer bereiken door de zaken een beetje te ‘sugarcoaten’ en misschien een omweg te nemen naar de waarheid. Uw persoonlijke doorbraak wordt vaak gelinkt aan uw deelname aan ‘De Slimste Mens ter Wereld’, waarin presentator Eric Van Looy en tv-kijkend Vlaanderen platgingen voor uw kurkdroge humor. Die reputatie als grappig politicus bent u weer kwijtgespeeld. Hoe komt dat? Ikzelf ben niet veranderd, enkel de context is nu anders. Ik had toen minder verantwoordelijkheden dan nu, en daarom was alles veel vrijblijvender. De sfeer was losser, ik kwam met meer weg. Natuurlijk heb ik wel een drastische uiterlijke verandering ondergaan en het is nu eenmaal zo dat ‘den dikke’ meestal wordt gezien als een grapjas. Ik nam mijzelf ook niet zo serieus, want dikke mensen maken vaak mee dat er met hun gewicht wordt gelachen. Als zijzelf dit als eerste doen uit verdediging, kan niemand je meer wat maken. Ik gebruik humor nog altijd, maar ik ben me er bewust van dat het een gevaarlijk wapen is. Naarmate je meer verantwoordelijkheid krijgt, kan je je minder permitteren en dus ga ik er wat spaarzamer mee om.

Stoppen met drinken is vooral een sociale omslag.”

© Wikipedia

Geen bier, wel champagne? Heeft de fysieke transformatie waarover u spreekt een effect gehad op uw persoonlijke en professionele leven? Natuurlijk. Eigenlijk win je sneller de gunst van het publiek als je volslank bent. België is een bourgondisch land en dus is ‘goed in het vlees zitten’ een voordeel als je de sympathie van het volk wil winnen. Voor het electorale was een fysieke verandering dus niet nodig, maar voor mijn gezondheid en dagdagelijks functioneren des te

Den dikke wordt meestal gezien als een grapjas”


meer. In 2010 heb ik rampzalige regeringsonderhandelingen moeten meemaken, die 500 dagen hebben aangesleept. Mijn gewicht steeg toen naar ongekende hoogten. Logisch, want alles wat ik toen deed was vergaderen en eten. Toen kwam het besef: ik moest mijn leven radicaal omgooien, anders ging ik een vroeg einde tegemoet. Als je me vraagt of ik het moeilijk vond om mijn leven om te gooien, dan kan ik oprecht zeggen dat het voor mij eigenlijk verbazend gemakkelijk ging. Het was een kwestie van mezelf uit te dagen en doelen te stellen. Wat ik wel lastig vond, zeker in het begin, was leven zonder alcohol. Niet zozeer omdat ik zelf de drang voelde om te drinken, maar omdat stoppen met alcohol niet enkel jezelf aanbelangt. Het is een sociale omslag. Ik kon niet meer op café gaan met vrienden. Het is niet leuk om op café te gaan met mensen die drinken als je zelf niet meedoet. Tot middernacht is het doenbaar, maar daarna maak je je best uit de voeten. Het duurt ook lang voordat de wereld rond je accepteert dat je niet meer drinkt. Vrienden en familie blijven je drank aanbieden. Het duurde in mijn geval twee jaar voor de buitenwereld doorhad dat ik echt geen druppel meer aanraakte. Vroeger ging het heel vaak van ‘een pintje?’ ‘Nee ik drink niet meer’. ‘Een glaasje champagne dan?’ Toen dacht ik: ‘Waar zijn we mee bezig?’ Beschouwt u dat stoppen met alcohol drinken als de grootste overwinning op uzelf? Dé overwinning voor mij was dat bijna iedereen die ik kende, dacht dat ik na twee jaar opnieuw even dik zou zijn als daarvoor. Dit was helemaal niet zo, en dat voelde enorm goed. Op een tweede plaats staan mijn verwezenlijkingen op sportvlak, gek genoeg. Want, om eerlijk te zijn, ben ik geen sporter en zal ik dat ook nooit zijn. Mensen zeggen altijd dat je moet luisteren naar je lichaam, maar in mijn geval is dat een vreselijk idee: je wil niet weten wat mijn lichaam mij vertelt. Toen ik mijn eerste marathon uitliep, overviel mij dan ook een gevoel van enorme trots en euforie. Ik besefte dat je veel sneller een marathon kan lopen dan je zelf denkt, als je jezelf erop toelegt. De volgende marathon van Antwerpen wil ik zeker weer meelopen.’ De Wever liep enige tijd na dit interview, op 22 april 2018, inderdaad zijn tweede Antwerp Marathon uit in 4u22. Zijn doel om rond de 4 uur te blijven bleek bij de drukkende hitte te hoog gegrepen. Aan de verzamelde pers vertelde hij: ‘Tot kilometer 28 zat ik perfect op schema, maar dan kwam de zon erdoor. Van dan af heb ik afgezien, ik ging echt dood. Er is tot aan kilometer veertig geen enkele kilometer gepasseerd zonder dat ik aan opgeven dacht.’

Is het met een job in de politiek niet moeilijk om tijd te maken om te sporten? Dat is het voordeel van lopen. Het is een heel flexibele sport. Je kan het doen waar je maar wilt, wanneer je maar wilt. Ik heb op elke plaats waar ik kom loopschoenen staan: hier op mijn kantoor staan schoenen, in Brussel staan schoenen, thuis staan schoenen. Hier staat een loopband, thuis staat een loopband, en in Brussel kan ik gebruik maken van de fitnessruimte van het parlement. De raad van mijn dokter was om zo lang mogelijk te lopen en dat probeer ik te doen. Als ik een uur vrij heb in mijn agenda, sta ik op de loopband.

Ik heb op elke plaats waar ik kom een paar loopschoenen staan.”

Een onbestemde missie Wat beschouwt u als uw grootste passie? Sinds mijn tienerjaren heb ik altijd al een enorme passie gehad voor de Romeinse cultuur, een passie die zich vooral uit in het lezen van ontelbaar veel boeken over dat onderwerp. Ik annoteer ook al deze boeken, voorzie ze van aantekeningen en kruisverbanden, want ik wil wéten wat erin staat en deze kennis ook onthouden. Dikwijls leg ik ook de band met het heden. Dit doe ik omdat ik stiekem het idee heb dat ik daar een missie rond heb, een missie die momenteel nog onbestemd is, maar die wel op mij zit te wachten. Maar goed, de Romeinse cultuur is dus mijn grote passie, al weet ik momenteel nog niet goed waarom ik al die kennis vergaar. Natuurlijk ben ik er rotsvast van overtuigd dat als men de toekomst wil kennen, men naar het verleden moet kijken. Menselijk gedrag verandert niet, enkel de context. Als ik bijvoorbeeld speeches van senatoren uit het oude Rome lees over globalisering, inburgering of racisme, denk ik soms echt dat die zijn geschreven door een 21ste-eeuwse rechtse burger. Dus eigenlijk is die missie misschien niet zo onbestemd als ze lijkt. Mijn doel is wel om met al die kennis op een dag iets geweldigs te doen. Ik weet dat gewoon. Maar wat dat ‘geweldigs iets’ zal zijn, daar ben ik nog niet uit. Is dat een boek? Waarschijnlijk wel, maar het zou bijvoorbeeld ook kunnen zijn, en lach nu niet hé, dat ik na mijn politieke carrière groepsreizen zal organiseren naar bepaalde sites in Rome en Griekenland waar zich lang geleden belangrijke gebeurtenissen hebben afgespeeld. Daar ben ik zelfs nu al tot op zekere hoogte mee bezig. In 2013 heb ik keizer Augustus zijn sterfreis (een reis die iemand maakt vlak voor hij sterft, nvdr.) overgedaan. Voor alle duidelijkheid, ik heb dat toen niet verteld aan mijn familie. Ik stelde hen een fantastische Italiëreis voor, iets wat altijd verkoopt. Maar in mijn valies had ik stiekem wel het boek Augustus van John Williams zitten, die daarin de reis van de keizer beschrijft. Toen is het mij nog maar eens duidelijk geworden dat mijn passie vroeg of laat tot iets gaat leiden. Al weet je natuurlijk nooit wat de toekomst brengt.’

magazine

5


© Victor Moonen

Iraakse musici dragen vredesconcert op aan Belgen

© Cristina del Campo

MOSOELS ODE AAN DE VREDE Samen met vijf muzikanten uit de Noord-Iraakse stad Mosoel organiseerde VRTjournalist Rudi Vranckx onlangs de Imagine Tour. Twee weken trok de groep door ons land. Vorig jaar zamelde Vranckx 120 instrumenten in voor de zwaargetroffen stad en nu nodigde hij vijf muzikanten uit in België. ‘We willen een muziekschool bouwen in Mosoel als teken dat de vrede is teruggekeerd.’ Francisca Van Esch en Victor Moonen

© Victor Moonen

Naleeb Atraqchi

© Victor Moonen

Khalid Waleed

magazine

6

F

lashback naar de zomer van 2017: VRToorlogscorrespondent Rudi Vranckx roept Vlaanderen op om muziekinstrumenten te doneren voor Mosoel, de op een na grootste stad van Irak. Die werd drie jaar bezet door IS en was toen net heroverd. Het leven onder het bewind van de moslimfundamentalisten was hard. De terroristen ontnamen de inwoners bijna elke vorm van ontspanning of cultuur: muziek was verboden, de muziekschool werd vernield en alle muziekinstrumenten waren vernietigd. Of toch niet, want twee muzikanten hadden hun gitaar begraven. Na de bevrijding stuitte Vranckx op de twee mannen die de instrumenten hadden opgegraven en er voor het eerst in drie jaar weer op speelden. Dit beeld raakte bij hem een gevoelige snaar en hij besloot om instrumenten in te zamelen voor de inwoners van Mosoel. De actie was een groot succes, samen met radiomaker en zanger Brahim bracht Vranckx in september vorig jaar maar

liefst 120 instrumenten naar de Iraakse stad. En het verhaal kreeg een staartje. Vijf artiesten: Mouhamad, Khalid, Saif, Naleeb en Hakam vormden samen een band. Hun doel? Met muziek zoete wraak nemen op de onderdrukkers van IS. Hakam is de leider van de band: ‘Toen ik voor mijn verjaardag mijn eerste gitaar kreeg, werd muziek voor mij een hobby. Die kon ik onder IS niet uitoefenen, waardoor ik tijdens de oorlog samen met vrienden speelde op verlaten plaatsen. We moesten heel stil zijn, maar het bracht mij wel steeds vreugde en hoop.’ Mouhamad is violist en heeft gestudeerd voor ingenieur. Nu is hij bezig aan een opleiding rechten. Die studiekeuze werd hem bijna fataal: hij zat vier weken vast in een IS-gevangenis in Mosoel. De terroristen pakten hem op omdat hij tijdens zijn stage bij een advocatenbureau informatie zou hebben doorgespeeld. Bijna niemand die deze gevangenis binnenging, kwam er levend uit. ‘Ik heb nog steeds nachtmerries van mijn tijd


daar. Ik heb mijn eigen graf moeten graven en ze hebben vijf keer gedaan alsof ze me gingen executeren. Dan blinddoekten ze mij en bonden ze mijn handen vast. Een bewaker liet dan een geweer naast mijn hoofd afgaan. Elke keer dacht ik dat ik dood was, hoewel ik nog steeds de stemmen rondom mij kon horen. Ik heb geluk gehad, de IS-strijders lieten mij onverwacht vrij. Sindsdien helpt muziek mij om rustig te worden. Ik hou van muziek, het is een universele taal die iedereen begrijpt en samenbrengt. Muziek is het enige vredige in de oorlog, er zit geen geweld in.’ Khalid heeft een minder bekend instrument. Hij speelt oed, een typisch Arabisch instrument dat je het beste kan vergelijken met een luit. Hij is muziekleraar in een lagere school: ‘Ik was de eerste leerkracht na de bevrijding. Nu is het gelukkig veilig om muziekleraar te zijn, maar onder het bewind van IS was dat niet zo. Ik moest mijn muziekinstrument vervoeren in een vuilnisbak, zodat niemand zou zien dat ik het bij me had. Als ze me betrapt hadden, zouden ze me hebben vermoord.’ Ook Saif is leraar, hij geeft muziek, kunstgeschiedenis en schilderkunst. Daarnaast speelt hij gitaar: ‘Onze school is verwoest door luchtaanvallen, dus ik geef les in mijn huis, het huis van mijn leerlingen of buiten op straat. IS heeft twee keer mijn woning doorzocht, wat altijd gevaarlijk was. Als ze mijn foto’s, kunstboeken of gitaar hadden gevonden, zou ik nu dood zijn, daar ben ik zeker van.’ De oudste van de groep is Naleeb, ook hij speelt gitaar. Vroeger was hij de leraar van Saif en nu geven de twee samen les. Het waren Saif en Naleeb die door Vranckx ontdekt werden toen ze op de laatste twee gitaren “Imagine” van John Lennon speelden.

Rare groenten

De band speelt een mix van westerse en oosterse muziek, maar het nummer van John Lennon heeft een speciale betekenis voor de artiesten en ze zullen het altijd blijven spelen: ‘De tekst is prachtig, hij bevat een boodschap die wij ook uitdragen’, legt Naleeb uit. Het is de eerste keer dat het vijftal buiten Irak komt en de verschillen met hun thuisland zijn immens: ‘In vergelijking met Irak is het wel een cultuurshock. De gebouwen en de straten zijn anders, maar vooral het eten is speciaal. Ik moet foto’s nemen van alles wat ik eet en naar mijn familie sturen omdat ze mij anders niet geloven. Jullie hebben bijvoorbeeld erg rare groenten, zoals asperges. We zullen er toch nog even aan moeten wennen’, zegt Mouhamad. De muzikanten zijn blij dat ze eindelijk in België zijn. Zo kunnen ze alle mensen die instrumenten stuurden, bedanken en hier de boodschap verkondigen dat Mosoel meer is dan alleen oorlog. ‘We hebben kunst, dokters, ingenieurs, er is zo-

veel meer dan de lelijke oorlog. Dat willen we laten zien aan de Belgen’, vertelt Hakam. Het vijftal speelde onder meer op Difference Day, de dag van de persvrijheid. Het thema dit jaar was Voices of Resistance. Niet alleen de band, maar ook Rudi Vranckx is blij dat ze hier mochten optreden: ‘Wat past er beter op zo’n dag dan deze groep muzikanten. Ik ben heel tevreden dat ze hier staan’, klinkt het bij de oorlogsjournalist. Vranckx is duidelijk trots op de jonge mannen, maar het was niet evident om met de actie te beginnen. ‘Het is een soort activisme, maar niet in de politieke zin van het woord. Ik heb met mijn inzamelactie geen kant gekozen in de oorlog, ik steunde hiermee geen van de regimes. Ik heb erover nagedacht en voor mezelf beslist dat ik dit als journalist kon doen.’ Kritiek is niet te vermijden, dat weet de oorlogscorrespondent ondertussen wel. ‘Er zijn altijd wel verzuurde mensen die zeggen dat je zulke acties niet kan doen als journalist, dat moet je erbij nemen.’

© Victor Moonen

Mouhamad Al Adwany

Naoorlogs Mosoel

Voor de muzikanten is de situatie erop vooruitgegaan sinds de bevrijding in juli vorig jaar. Langzaam maar zeker leeft de stad in het noorden van Irak weer op, of toch de helft ervan. De rivier Tigris loopt door de stad en verdeelt ze in twee delen. Terwijl de linkeroever grotendeels gespaard bleef, werd het andere stadsdeel tot puin herleid. Het is een echte spookstad. Bijna een jaar na de bevrijding liggen er nog steeds lijken, weet ook Vranckx. ‘Oorlog brengt zowel het goede als het slechte in de mensen naar boven, ik wil ook de lelijke kant van de oorlog laten zien. Op de rechteroever liggen nog duizenden lichamen en terwijl je er stapt, moet je opletten dat je niet struikelt over de schedels.’ Honderden mensen stierven in hun huizen, ze zaten in de kelders toen de stad gebombardeerd werd. ‘Er zijn verhalen dat er ’s nachts stemmen te horen zijn, sommigen zeggen dat het de zielen zijn van de overleden kinderen’, vertelt Saif. Het opruimwerk is voor de burgers en de vrijwilligers. ‘Dat is erg, wij gooien er wel bommen, maar ruimen niets mee op’, zegt Vranckx. De mannen hebben allemaal trauma’s overgehouden aan de verschrikkelijke strijd. IS martelde Mouhamad en doodde de oom van Saif. ‘Ze executeerden hem omdat hij officier was, dat is volgens IS haram, zondig.’ Na hun terugkeer willen ze zo veel mogelijk helpen aan de heropbouw van hun stad. ‘We willen in onze stad blijven, we maken er deel van uit’, klinkt het vastberaden. ‘Met het geld dat we inzamelen tijdens ons verblijf in België, willen we een muziekschool bouwen in Mosoel. Als teken dat de vrede is teruggekeerd en dat er eindelijk weer muziek mag weerklinken in onze stad.’ Bekijk zeker de video op www.erasmix.be

© Victor © SilkeMoonen Hintjes

Hakam Zarari

© Victor Moonen

Saif Altaee

© Victor Moonen

Rudi Vranckx

magazine

7


Geen controle bij de controleurs

WILLEKEUR BIJ WIKIPEDIA?

© Arnout De Backer

Michel Vuijlsteke (47) is een information architect en designer uit Gent. Hij werkte meer dan tien jaar aan webpagina’s voor de Nederlandstalige Wikipedia en was een actief lid, tot hij geviseerd werd door andere gebruikers. ‘Pagina’s worden te snel verwijderd en dat heeft veel te maken met macht, denk ik. Het is geen nieuw fenomeen, maar het bestuur van Wikipedia grijpt niet in.’ Arnout De Backer

S

inds kort staat een artikel van Vuijlsteke ‘genomineerd’ om verwijderd te worden op de Engelstalige Wikipedia. Een artikel over de Belgische componist Walter Hus, dat bijna tien jaar op de Nederlandstalige versie had gestaan en was verwijderd. De reden? Onvoldoende referenties om de relevantie te bewijzen. Dat betekent dat de betreffende gebruiker of redacteur vindt dat er niet genoeg over Walter Hus is gepubliceerd door betrouwbare en onafhankelijke bronnen om het artikel voldoende relevant te noemen. Dat is opvallend, want over Walter Hus staan een honderdtal gepubliceerde artikels op de persdatabase GoPress. ‘De redacteur heeft hier blijkbaar de moeite niet gedaan om de bronnen over de componist te controleren voordat hij ze als onvoldoende afwees, maar hij of zij wordt wel gesteund in deze beslissing door andere gebruikers’, zegt Vuijlsteke. ‘Het zijn vaak dezelfde redacteurs die terugkomen als je de lijst bekijkt met te verwijderen artikels. Daar staat telkens het tijdstip naast

magazine

8

en het valt op dat sommige gebruikers er een sport van maken om gedurende een hele dag pagina’s te nomineren voor verwijdering.’ Als we deze kwestie voorleggen aan Wikimedia België, de Belgische tak van de stichting boven Wikipedia, stellen zij dat ‘het moeilijk kan zijn om te begrijpen waarom een artikel verwijderd wordt, terwijl dat voor ervaren vrijwilligers doorgaans overduidelijk is.’

Vertrouwen in sociale controle

Het overkwam ook Bruno Lowagie (47), softwareontwikkelaar en oprichter van onder andere iText en Thinkfree NV, waarvoor hij internationaal in de prijzen viel. ‘Iemand schreef ooit een Wikipedia-pagina over mij die niet volledig en accuraat was, en al snel stond die genomineerd voor verwijdering. Dat is niet erg, maar in de discussie die daarop volgde, viel het ongepast gedrag op van sommige moderatoren. Moderator Kleuske reageerde minachtend dat “iemand die een pdf-library in elkaar knutselt niet encyclopedie-

waardig is” en toen iemand die moderator op het ongepast gedrag wees, antwoordde Kleuske met een verwijzing naar een werk van Mozart, “Leck mich im Arsch” (lik mijn reet, nvdr). En zo kan ik nog enkele voorbeelden geven.’ We contacteerden Renate Meijer, actief op Wikipedia onder de naam Kleuske, maar zij wou niet reageren op onze vragen. Wie controleert de controleurs dan? Als we die vraag aan Wikimedia stellen, krijgen we het antwoord dat ‘er op Wikipedia in principe geen controleurs bestaan. Wel kan iedereen elkaar controleren, een systeem van sociale controle dus. Wikimedia betaalt enkel mensen om de servers online en up-to-date te houden, Wikipedia aanvullen en verbeteren gebeurt door de vrijwilligers.’ Een ander systeem moet verbetering brengen, vindt Lowagie: ‘Onder de huidige voorwaarden en de anonimiteit kan die “sociale controle” niet degelijk werken. De moderatoren moeten gelinkt kunnen worden aan hun LinkedIn-profiel, en moetenieder jaar opnieuw verkozen worden.’


JONGEREN GEVEN MASSAAL GELD UIT AAN GRATIS GAME

Honderd spelers, één eiland, en maar één overlevende, goed voor uren speelgenot. Dat is in een notendop Fortnite: Battle Royale. Het is immens populair bij gamers en al wie ondertussen nog niet van het videospel gehoord heeft, woont ook op een eiland, maar dan een onbewoond. Het spel van het Amerikaanse Epic Games kost niets, en toch breekt het alle inkomstenrecords in de gratisgame-industrie. In maart alleen al bracht het maar liefst 184,5 miljoen euro op. Karsten Quix en Dean Doncos

F

ortnite is een gratis spel, maar om de game wat meer kleur en dynamiek te geven, heb je de optie om verschillende outfits of skins te kopen die je personage kan dragen. Daarnaast kan je personage ook unieke en grappige dansjes doen, ook daar moet je voor betalen. Ze veranderen niets aan de ervaring van het spel, zijn puur cosmetisch, maar toch zijn deze aankopen razend populair bij jongeren. We deden een steekproef bij 642 Nederlandstalige Fortnite-spelers, waaruit bleek dat meer dan 92% van hen al geld uitgaf aan Fortnite. ‘Je kan dat vergelijken met statussymbolen, een pronkstuk om je te onderscheiden binnen een grotere groep’, zegt Ben Caudron, technologisch socioloog en docent aan de Erasmushogeschool Brussel. ‘Statussymbolen worden normaal gezien in het echte leven verworven door sociaal handelen. Bij Fortnite plaatsen ze hier een model van monetising achter, waardoor die status gewoon met geld gekocht kan worden en sommige mensen zijn zo dwaas om dat te doen.’ De aankoop van deze cosmetische artikelen is letterlijk kinderspel. Een vader die liever anoniem blijft, doet zijn verhaal. ‘Mijn zoon heeft een Playstation en speelde vroeger enkel games die je in de winkel moest kopen. Maar de laatste tijd begint hij met zijn vrienden spelletjes te spelen die je online kan kopen en waar je tijdens het spelen verdere aanbiedingen krijgt. Bij de aankoop van

zijn eerste game via de Playstation heb ik mijn VISA-gegevens ingegeven in het systeem. Nu blijkt dat het systeem die gegevens opgeslagen had en je dus door middel van één klik aankopen kan blijven doen zonder enige controle van de kaarthouder. Dat vind ik zot.’

Visa-val

‘Ik kreeg mijn VISA-afrekening en zag een bedrag van 50 euro staan voor Fortnite. Toen besefte ik dat mijn zoon, zonder te weten hoeveel kosten die zaken met zich meebrengen, al dat geld uitgaf met mijn VISA-kaart. Het is zeer gemakkelijk om in de val te lopen. Zeker voor jonge kinderen die niet goed beseffen hoe het er juist aan toe gaat. Zij willen gewoon met hun vrienden samen spelen en dezelfde skins hebben. Dan is het te eenvoudig om met een paar klikken het geld van je ouders op te doen.’ Dat klopt volgens onze rondvraag. Meer dan een derde van de bevraagden die jonger zijn dan 18 jaar, biecht op dat ze aankopen deden zonder medeweten van hun ouders. Voor Caudron is dit makkelijk te verklaren: ‘Het spreekt voor zich dat die technologieleveranciers die hard- en software produceren het zo makkelijk mogelijk gaan maken om opnieuw aankopen te doen. Maar er ligt ook schuld bij de ouders. Het zou handig zijn mochten ouders zich opnieuw bezighouden met hun kinderen in plaats van met hun smartphones.’

Ben Caudron

Benieuwd naar de uitslagen van de rondvraag? Scan dan deze QR-code.

magazine

9


© Jules Desmet

PERS(ON)VRIJHEID IN HONGARIJE: ‘NIEMAND IS NOG VEILIG’ De Tsjechische president richt een namaak-kalasjnikov op journalisten. In Slovakije wordt een onderzoeksjournalist vermoord en noemt de toenmalige premier journalisten ‘anti-Slovaakse prostituees’. In Polen bouwt de regering de openbare omroep om tot een propagandamachine. ‘Op het vlak van persvrijheid gaan we in Oost-Europa niet vooruit, maar terug in de geschiedenis’, zegt de Hongaarse journalist András Dési. Kevin Van den Panhuyzen, Jules Desmet en Arnout De Backer

M

eer dan 26 jaar lang was András Dési journalist voor Hongarijes belangrijkste krant Népszabadság, toen die in 2016 plots ophield met bestaan. Volgens journalisten was er een verband met de publicatie van kritische artikels over de regerende partij Fidesz van premier Viktor Orbán. Nadat de krant was opgedoekt kwam Mediaworks, de mediagroep achter Népszabadság, in handen van een bondgenoot van Orbán. ‘Het bewijs dat de persvrijheid in gevaar is in Hongarije’, klonk het toen. András Dési was te gast op Difference Day de internationale dag van de persvrijheid in de Brusselse Bozar om er te praten over de toestand in zijn land en in OostEuropa. Wat betekende het einde van Népszabadság voor Hongarije? In het begin was dat een shock, want niemand had de plotselinge sluiting verwacht. Veel mensen beseften dat hier politieke druk achter zat, maar de bevolking was het verlies van Népszabadság al snel vergeten. Voor de pers was de boodschap wel: niemand is nog veilig. Daarnaast was het ook een tragisch verlies van nationaal en cultureel erfgoed. Het dagblad was een platform voor debat, iets wat ik nu mis in Hongarije.

magazine

10

Wat was de rol van Fidesz in de ondergang van Népszabadság? Enkele maanden voor het einde van de krant had de toenmalige eigenaar, de Oostenrijker Heinrich Pecina, een ontmoeting met premier Orbán. De krant werd plots gesloten en iets later werd Mediaworks overgenomen door een zakenman die bevriend is met Orbán. Het doel daarvan was om heel wat regionale dagbladen die ook tot het portfolio van Mediaworks behoren, in de handen van de regering te duwen. En die heeft Népszabadság als extra kanaal niet meer nodig. Na de sluiting nam Libération (een Frans dagblad, nvdr) contact op met mij en enkele collega’s om aan een nieuw project te werken. Zo ben ik in november 2016 in Parijs beland en gecontacteerd door Reporters Sans Frontières (RSF, een organisatie die zich inzet voor persvrijheid). Ik ben hun ‘ogen en oren’ in Hongarije en rapporteer over alles wat interessant voor de organisatie kan zijn, voornamelijk over de onderwerpen media-eigendom en mediaconcentratie. De dag voor de parlementsverkiezingen in Hongarije brachten acht regionale dagbladen hetzelfde interview met premier Orbán. Wijst dit op een probleem van mediaconcentratie?


Absoluut. Ik weet niet hoe dat interview is verlopen, maar ik kan me inbeelden dat de vragen en de antwoorden door dezelfde persoon zijn geschreven. Dat toont aan dat het mediabezit erg geconcentreerd is. Er zijn drie mediagroepen die alle regionale dagbladen in Hongarije beheren. Als ze exact hetzelfde interview willen publiceren op de dag voor de parlementsverkiezingen, dan kraait daar geen haan naar. Een stuk dat sowieso eerder propaganda was dan een interview. Mediaconcentratie is er ook in Vlaanderen. Is dat een probleem? Ja, maar een ander probleem is dat de media-eigenaars momenteel te kapitalistisch ingesteld zijn. Ze denken alleen aan winst maken. Zou een ander financieringsmodel, waarbij adverteerders en aandeelhouders minder doorslaggevend zijn, wenselijk zijn? Dat zou fijn zijn (lacht). Iedereen vindt het normaal dat je nieuws gratis op het internet kan lezen. In 2000 had Népszabadság een oplage van bijna 300.000 exemplaren. Toen gebeurde de financiering nog volledig door de advertentie-inkomsten, maar de gedrukte pers verloor terrein. In 2015 zei ik dat alleen de onlineversie van mijn krant nog zou bestaan, met de helft van het personeel. Zo ver is het niet gekomen, maar het was wel een realistisch scenario. Onlangs is de laatste World Press Freedom Index verschenen. Vooral de Centraal- en Oost-Europese landen doen het slecht. Bestaat persvrijheid daar nog? Ja, maar in een beperkte vorm. Als je de criteria van Kopenhagen (de voorwaarden waaraan kandidaat-lidstaten voor de EU moeten voldoen, nvdr) zou toepassen op al die landen, zou geen van die landen tot de EU kunnen toetreden. Dat is problematisch. We gaan niet vooruit, maar terug in de geschiedenis. Daarnaast worden media gebruikt en misbruikt door politici. In heel de regio domineren ze de media. In landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk willen bedrijven de media beïnvloeden, maar in Centraal- en Oost-Europa willen de politici dat. Zoals het voorbeeld van Hongarije aantoont, lukt dat vrij vlot, want de regerende partij heeft de controle over meer en meer media. Daarvoor krijgt ze de hulp van sympathiserende zakenmensen en leningen van publieke banken. De regering bouwt haar media-imperium eigenlijk uit met het geld van de belastingbetaler. Is er een uitweg? Journalisten moeten hun mond niet houden. Het is heel belangrijk om je ogen en oren open te houden. Wanneer ik jonge journalisten zie die aan onderzoeksjournalistiek doen en geweldige verhalen brengen, ben ik erg trots op hen. Het probleem is dat ze een te klein publiek bereiken. Corruptie

is zeer courant in Hongarije, maar het aantal mensen dat zich daarvan bewust is, ligt te laag. Je kan verhalen brengen over corruptieschandalen, maar die zorgen niet voor sociale, wettelijke of politieke resultaten. Dat is verontrustend. Over de toekomst van Hongarije ben ik dus erg pessimistisch, en ik zie hoe het regime van Orbán wortel schiet in deze maatschappij. Het zal misschien veel tijd kosten voor de mensen beseffen dat er zonder persvrijheid geen vrije samenleving en democratie kan bestaan. Hebt u zelf altijd kunnen schrijven wat u wou? Zelf heb ik nooit gecensureerd, maar ik merkte wel dat collega’s onder druk werden gezet om over bepaalde zaken niets te schrijven of om artikels aan te passen. Daarnaast zijn politici minder toegankelijk geworden. Als je een politicus van Fidesz wil interviewen, is dat mission impossible. Tussen de journalisten en de politici is er een soort van bufferzone die bestaat uit woordvoerders en persmedewerkers. Als je er toevallig wel in slaagt om met iemand van Fidesz of een andere partij te praten, dan weet je op voorhand wat hij of zij zal vertellen. Wanneer je iemand persoonlijk interviewt kan je doorvragen, maar met een persmedewerker heb je die toegang tot informatie niet. Wat we in het Hongaarse parlement zien, is dat de bewegingsvrijheid van journalisten is ingeperkt. Vroeger hadden journalisten vrije toegang tot het parlementsgebouw, sinds een jaar of twee mogen journalisten alleen nog in een kleine perszone komen. In zekere zin is dat ook een aantasting van de persvrijheid. Gaat het van kwaad naar erger in Hongarije? De situatie verergert, maar het is geen zwart-wit verhaal. Ondanks alles is er nog altijd een vrij divers en pluralistisch medialandschap. Op het internet vind je duizenden verschillende opinies. Daar gelden geen beperkingen. In tegenstelling tot landen als Rusland of Turkije, filtert de Hongaarse overheid het internet niet. Maar over de andere media probeert de regering wel de controle te krijgen door ze op te kopen. Het medialandschap lijkt op een reusachtige ‘Fidesz-oceaan’, met hier en daar nog wat eilandjes waar persvrijheid geldt. Is online de toekomst? Ik ben opgegroeid met printmedia en ik hou van papier (lacht). Gedrukte artikels dragen een grotere verantwoordelijkheid met zich mee. Je naam staat onder het artikel en je kan de tekst achteraf niet meer verbeteren. Dat tijdperk is nu afgelopen. Maar de technologische vooruitgang werkt ook in het voordeel van onlinemedia, en online bereik je meer mensen. Toch hoop ik dat onlinejournalistiek ooit met evenveel verantwoordelijkheid gepaard gaat als printmedia.

Het medialandschap is een reusachtige ‘Fidesz-oceaan’, met hier en daar eilandjes met persvrijheid.”

Hongarije staat op plaats 73 in de persvrijheidsindex. Scan de QR-code voor de volledige ranking.

magazine

11


Jonge aspirant-politicus krijgt raad van oudgediende

‘BETER STERVEN VOOR EIGEN PRINCIPES DAN VOOR DIE VAN EEN ANDER’

©©Sofie Sofie Peeters Peeters

Basile Moyaerts is nog maar 17 jaar en bruist nu al van de politieke ambitie. Zo wil hij ooit eerste minister worden. Hij zit in zijn laatste jaar Wetenschappen-Wiskunde en stelt zich verkiesbaar op de lijst van CD&V Sint-Truiden. ‘Waarom zouden we met hem niet eens langsgaan bij een oud-premier?’ dachten wij. Erwin Vandenbosch, Kaat Monsieur en Sofie Peeters

‘H

ij staat al op ons te wachten’, fluistert een zenuwachtige Basile. Voor ons staat Herman Van Rompuy strak in het pak en klaar om de jonge politicus in spe te ontvangen. ‘Welkom’, zegt hij wanneer hij ons de hand schudt en ons voor gaat naar zijn bureau in de Brusselse Handelsstraat. Wij nemen plaats in een van de zwarte leren zetels, terwijl Basile vol trots in de zetel naast Herman Van Rompuy mag gaan zitten. Erasmix: Basile, kan jij je even voorstellen? Basile: ‘Ik ben een enorme fan van u. Toen ik elf jaar was, kregen wij op school de opdracht om te schrijven over een project. Ik heb toen voor de Europese Unie gekozen en tijdens mijn opzoekwerk kwam ik u tegen, want de voorzitter van de Europese Raad bleek een Belg te zijn.’ Van Rompuy: ‘You make my day. Was jij toen nog maar elf jaar? Je ziet er echt ouder uit.’ Basile: ‘Ik heb mijn best gedaan om er goed uit te zien (lacht). Zo ben ik geïnteresseerd geraakt in politiek. Vorig jaar in september ben ik gevraagd door Veerle Heeren (CD&V-burgemeester van Sint-Truiden) om met haar op de lijst te staan voor de lokale verkiezingen. Dat was voor mij de start.’ Erasmix: Meneer Van Rompuy, hoe was u op die leeftijd? Van Rompuy: ‘Toen ik zestien jaar was, richtte ik samen met vier anderen de lokale ploeg van de CVP-jongeren op. Omdat ik te jong was om voorzitter te worden, hadden ze van mij de secreta-

magazine

12

ris gemaakt. Jaren later kwam ik die toenmalige voorzitter tegen om te praten over the good old days, en hoe hij toen als voorzitter de meest bekende secretaris had die je je maar kon inbeelden. Niet dat we dat al wisten in 1963 (lacht). Op zeventienjarige leeftijd was ik veel minder zelfverzekerd dan jij nu bent. Ik heb toen al mijn moed bijeen moeten rapen om naar een congres voor de CVP-jongeren in Brugge te gaan. Zo kwam ik in aanraking met de groten in de politiek zoals Wilfried Martens, die toen voorzitter was, en Jean-Luc Dehaene. Dankzij die contacten ben ik in 1968 verkozen voor het nationaal bureau van de jongeren. De voorzitter was toen opnieuw Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene was ondervoorzitter. Ongelofelijk, als je er nu over nadenkt, maar uit dat groepje zijn er uiteindelijk drie eerste ministers voortgekomen. Maar om verder te gaan met mijn verhaal: na vier maanden ben ik er opgestapt. Niet omdat het te zwaar werd, maar omdat ik niet akkoord ging met hun strekking. Voor mij was die te links, ik beschouw mezelf eerder als een centrumfiguur. Ik keerde pas in 1973 terug. Ik heb er geen spijt van als ik nu terugblik. Mocht ik gebleven zijn in 1968, dan was ik misschien voorzitter van de CVP geworden, maar het was me toen te veel. Ik ging echt niet akkoord. Je moet niet voor elk probleem gaan lopen. In deze situatie ging het over de globale strategie, maar dat was vijftig jaar geleden (lacht). Erasmix: Zijn er dingen die u uit die periode heeft geleerd die een hulp kunnen zijn voor jonge politici? Van Rompuy: ‘“Het is beter te sterven voor uw eigen principes,


dan voor die van een ander” schreef Shakespeare in zijn laatste tragedie Coriolanus. Je moet dus voor jezelf gaan kijken wat het zwaarste doorweegt. Dat kan gaan over iets kleins, maar daarvoor mag je jezelf niet terugtrekken. Politiek moet zijn als thuiskomen, je moet jezelf de vraag stellen: “Voel ik mij hier wel thuis?” Heb je dat gevoel niet, dan moet je daar conclusies uit trekken. Dat heb ik ook gedaan, maar dat is iets wat ieder voor zich moet leren uitmaken.’

momenten zijn waarop je zegt: “Ondanks dat er fouten zijn gemaakt en ik de verwachte steun verloren heb, wil ik verder gaan”. Dan is het aan jezelf om je af te vragen of je verder wil gaan of je leven een andere wending wil geven. Zo’n moment kende ik toen ik veertig jaar was. Er waren dingen gebeurd die mij ten onrechte kwalijk werden genomen. Als ik toen mijn carrière een andere wending had gegeven, zat ik hier nu niet meer.’

Erasmix: Basile, jij gaat nu je eerste stappen zetten. Is er iets waar je van droomt op lange termijn? Basile: ‘Dromen in de politiek betekent voor mij: “Wat wil ik realiseren?”. Op dit moment ben ik geïnteresseerd in het onderwijs. Zo vind ik het M-decreet een stap in de juiste richting, omdat je op die manier zo veel mogelijk kinderen uit het buitengewoon onderwijs in een gewone school zet en hen kansen geeft die ze anders niet krijgen. Ze krijgen hierdoor de mogelijkheid om hun toekomst uit te bouwen en misschien zelfs na het middelbaar verder te gaan. Of neem de Europese Unie. Die geeft ons de mogelijkheid om van alle andere landen te leren hoe zij over onderwijs denken en hoe wij kunnen groeien.’ Van Rompuy: ‘Los van het onderwerp onderwijs, ga ik niet akkoord met de stelling dat dromen in de politiek gelijk staat aan realisaties. Er moet altijd een mix zijn van ideeën en idealen, maar je mag nooit ontkennen dat je eigen ambities hebt. Niet alleen maak je hiermee jezelf iets wijs, maar ook anderen. Enerzijds moet je voor je ideeën vechten. Je moet jezelf nog bewijzen en aan de mensen tonen dat je ze kan overtuigen. Jonge mensen moeten zichzelf nog op de kaart zetten en daar kruipt veel energie in, wat dus betekent dat ze meer op zichzelf gericht zijn dan op hun eigen ideeën. Anderzijds ben je idealistisch en wil je van alles realiseren. Dan komt het ego op de tweede plaats natuurlijk.’ Basile: ‘Komt die ambitie dan niet voort uit het willen realiseren van idealen?’ Van Rompuy: ‘Ambitie komt voort uit zelfontplooiing. De een krijgt dat mee, de ander moet daaraan werken en dat geldt voor de meesten. Zij die het meegekregen hebben, moeten dan weer regelmatig kletsen krijgen zodat ze met hun beide voetjes op de grond landen.’ Basile: ‘U maakt een opdeling in het ambitieuze en het idealistische. Ik denk dat het nog iets meer in het midden ligt, want u bent van de oudere garde. Ik denk dat de waarheid meer in het midden ligt. Je bent natuurlijk altijd ambitieus hé, zoiets ga je niet onder stoelen of banken steken.’

Erasmix: Is er dan een soort van juiste ingesteldheid die iemand moet hanteren? Van Rompuy: ‘Natuurlijk, maar dat is niet alleen in de politiek zo. Deels hangt het er ook van af hoe je zelf bent. Want je kan aan jezelf werken, maar negentig procent is wat in je karakter zit. Zo heb ik al vaak mensen gezien van wie ik dacht: “Die heeft het”. Maar dan kunnen ze het nog altijd verknoeien of kan het lang duren vooraleer ze doorbreken. Zo was ik in 1975 adviseur van de eerste minister, Leo Tindemans. Na enkele weken zeiden mensen tegen mij: “Jij komt hier nog binnen, maar niet om in dit bureau te zitten, maar in dat van Tindemans”. Niet dat ik daar toen nog niet aan had gedacht, maar ik had nooit verwacht dat ze gelijk gingen hebben. Want mensen kennen je soms beter dan je jezelf kent. Dus wat je zelf realiseert hangt af van de omstandigheden én van wie je bent. Vandaar dat het belangrijk is om te blijven wie je bent. Als je voelt dat je ergens geen talent voor hebt, stop er dan mee. Maar jij mag je zeker niet laten ontmoedigen als je dit jaar niet verkozen wordt. Bij een tegenslag mag je niet gaan lopen, maar als je na een tijd toch twijfelt, dan moet je iets doen waar je gelukkig van wordt. In je latere beroepsleven is niets zo erg als met hangende pootjes naar je werk te trekken, want dat houd je niet vol.’ Basile: ‘U zegt dat je vooral gelukkig moet zijn in je beroep, ook in de politiek. Of dat zo is, dat is altijd een beetje trial and error. Maar u zit natuurlijk al 45 jaar in de politiek, hé (lacht). Het is heel belangrijk om geen vertekend beeld van mezelf op te hangen in de politiek. Dat is ook niet dat wat u gedaan hebt.’ Basile: ‘Om nog een laatste vraag uit nieuwsgierigheid te stellen, wat was uw spannendste moment tijdens uw periode als voorzitter?’ Van Rompuy: ‘Moeilijk te zeggen. Het mooiste moment was toen ik in het stadhuis in Oslo stond namens de Europese Unie voor de Nobelprijs voor de Vrede. Dat ik daar ooit zou staan voor die plechtigheid, had ik me nooit kunnen inbeelden. Dat is natuurlijk le moment suprême. En toen heb ik er de beste toespraak van mijn leven gehouden.’ Basile: ‘Als dank hebben wij nog een mand met Truiense streekproducten voor u!’ Van Rompuy: ‘Hartelijk dank.’

Erasmix: Welke lessen leerde u uit het moment dat uw ambities waren vervuld? Van Rompuy: ‘In een loopbaan zullen er altijd

© Sofie Peeters

Basile Moyaerts

Ambitie komt voort uit zelfontplooiing. De een krijgt dat mee, de ander moet daaraan werken.”

© Sofie Peeters

Herman Van Rompuy

magazine

13


Drie jongeren stellen zich voor het eerst verkiesbaar

‘WIL JIJ IN DE POLITIEK?’

© Emilie Légère

Yasmia Setta (24), Matthias Leman (21) en Yoram Timmerman (22): deze namen doen waarschijnlijk geen belletje rinkelen. Nog niet, want het zijn jongeren die zich tijdens de komende gemeenteraadsverkiezingen voor de eerste keer verkiesbaar stellen. Volgens hen zetten vele leeftijdsgenoten zich anno 2018 op andere manieren in, maar zij kiezen resoluut voor het partijpolitieke engagement. Emilie Légère, Francisca Van Esch en Sofie Peeters

A

an politieke interesse geen gebrek bij deze drie jongeren. Yasmia ziet haar politieke betrokkenheid als een kans om voor veranderingen te zorgen. ‘Als je die echt wil doorvoeren, dan moet je in de politiek gaan. Ik vind het niet fijn om te zeggen dat ik mezelf als rolmodel beschouw, maar ik wil het wel zijn voor jongeren en zeker voor meisjes met een hoofddoek. Vandaar dat ik het debat over het recht om een hoofddoek te dragen opnieuw wil aanwakkeren.’ Yoram kreeg zin om de wereld te veranderen door het nieuws op de voet te volgen: ‘Omdat ik me zo ergerde aan de politieke ontwikkelingen voelde het alsof ik aan mezelf verplicht was om mijn stem te laten horen. Politiek engagement leek mij de meest logische stap omdat je daar effectief het verschil kan maken, maar die stap zetten was niet eenvoudig.’ Yoram vond de drempel naar zo’n politieke partij hoog, tot de liefde toesloeg: ‘Mijn vriendin was actief bij de jongsocialisten en sp.a Brussel. Ik ben met haar in discussie gegaan en op een bepaald moment heeft ze mij meegenomen naar een congres van sp.a. Hierna heb ik me ingeschreven bij de jongsocialisten in Gent. De voorzitter en het bestuur begeleidden me heel goed en ik begon op regelmatige basis events te bezoeken. Uiteindelijk verkozen ze mij tot bestuurslid bij sp.a Gent-West.’ Yasmia rolde gemakkelijker in de politiek: ‘Groen organiseert regelmatig dialogen en ik vind het heel goed dat een partij zoiets doet. Het is belangrijk dat ze echt in contact wil komen met de

magazine

14

inwoners van de stad. De stap om me bij de partij aan te sluiten was daardoor niet zo groot, ik ga naar veel evenementen. Groen Antwerpen heeft mij uiteindelijk gevraagd om op de lijst te staan. Eerst weigerde ik, omdat ik wilde wachten tot de volgende verkiezingen en mijn studies wilde afmaken. Maar omdat het een unieke kans was om de politiek van binnenuit te ontdekken, ging ik er volledig voor. Dit kon ik niet laten liggen. Over zes jaar krijg ik die kans misschien niet meer. Wanneer je dertig bent verwachten de mensen dat je veel meer weet over politiek. Als je er dan nog moet instappen, wordt het alleen maar moeilijker.’ Ook Matthias zag een buitenkans toen een schepen contact met hem opnam. ‘Matthias, wil jij in de politiek gaan?’ was de vraag die hij kreeg. ‘Hij vroeg of ik geïnteresseerd was in Jong N-VA. Ik zag het als een opstap: bij Jong N-VA beginnen en later overstappen naar de echte partij. Enkele weken later kreeg ik telefoon met de vraag of ik op de kieslijst in Izegem wilde staan. Het is allemaal vlug gegaan.’

Drijfveer

Onlangs vertegenwoordigde Yoram de sp.a op een evenement voor leerlingen uit het zesde middelbaar, die binnenkort voor het eerst naar de stembus trekken. ‘Je merkt dat de jongeren geen idee hebben waar elke partij voor staat. Mijn doel is om hen meer te betrekken en aan te tonen dat politiek ook voor hen van belang is. Het is handig als ze iemand in de politiek kennen die


©Francisca Van Esch

Yasmia Setta

dicht bij hun eigen leefwereld staat. Als je begint te praten over studentenhuisvesting en wat daar allemaal fout loopt, is het voor mij natuurlijk makkelijker om de situatie te begrijpen, aangezien ik er zelf als student mee in aanraking kom. Door die laagdrempeligheid en herkenbaarheid kunnen jongeren zich een beter beeld vormen van wat die politieke partijen voor hen kunnen betekenen. Jongeren zijn niet per definitie apolitiek, maar ze willen zien waarover het gaat. Zij zijn de toekomst en door hen mee te krijgen kunnen we overgaan naar een ruimere participatieve politiek.’ Hoe de mensen naar politiek kijken hangt volgens Matthias van de leefomgeving af. In zijn vriendengroep is niemand actief met politiek bezig. ‘Er zijn er wel een paar die het vanop een afstand volgen. Misschien heb ik gewoon de verkeerde vrienden. (lacht). Als je kijkt naar de jong N-VA ’ers, die zijn er wel mee bezig, daar leeft het enorm. Als je ziet hoe negatief de media de politiek soms afschilderen, dan begrijp ik wel dat jongeren het niet zien zitten om zich daarmee bezig te houden. Maar ik denk wel dat jongeren zich willen inzetten als ze voelen dat er een verandering moet komen. Het is een beetje een tweestrijd.’

Kleine Theo Francken

© Emilie Légère

Yoram Timmerman

© Sofie Peeters

Matthias Leman

Yasmia denkt hier anders over: ‘Ik ben actief in verschillende organisaties voor jongeren, en daar ondervind ik dat ze geen idee hebben wat politiek precies inhoudt. Ze weten niet wat politiek betekent en wat politiek specifiek voor hen kan betekenen. Ik denk dat ze er veel meer mee in aanraking moeten komen, en dat kan alleen maar als we hen degelijk informeren. Zo gaan er veel meer jongeren naar partijen doorstromen.’ Volgens haar ligt de oplossing voor de hand. ‘We moeten jongeren beter vormen: zowel in het onderwijs, thuis, als in hun vrijetijdsbesteding zoals de jeugdwerking. Als iedereen de handen in elkaar slaat, dan zal het goed komen. Nu is dat niet het geval. Je krijgt een basis mee waardoor je weet welke partijen er zijn en waarvoor ze staan, maar dieper dan dat gaat het niet.’ Voor Yasmia was Groen een voor de hand liggende keuze: ‘Van alle partijen in Vlaanderen, en specifiek in Antwerpen, heb ik de meeste voeling met de groenen. De waarden van die partij liggen dicht bij mijn waarden. Ik spreek dan over gelijkwaardigheid van man en vrouw, mensenrechten, dierenwelzijn, milieu, mobiliteit … Dat sluit heel sterk aan bij wat ik ervaar en vind als mens.’ Iedereen heeft verschillende redenen om voor een partij te kiezen, maar verwantschap en waarden spelen een belangrijke rol. ‘Ik denk dat geen enkele partij honderd procent bij iemand aansluit, maar ik vind dat N-VA het meest bij mijn visie past’, zegt Matthias. ‘Ik was wel een beetje bang om voor N-VA te kiezen, omdat mijn vrien-

Bio • Matthias Leman is 21 jaar en studeert Bestuurskunde en Publiek Management aan de UGent. Hij is lid van Jong N-VA Izegem en Jong N-VA UGent. Hij staat op de vijftiende plaats. • Yasmia Setta is 24 jaar, doet een Master Sociaal Werk en zet zich in als jeugdwerker voor ‘Bazzz Berchem’. Ze komt op bij Groen Antwerpen en Borgerhout. In AntwerpenStad staat ze op de vierde plaats. • Yoram Timmerman is 22 jaar en studeert Burgerlijk Ingenieur Computerwetenschappen aan de UGent. Hij is lid van Jong sp.a Gent en sp.a Gent-West. Hij staat drieënveertigste op de gedeelde lijst met Groen, ‘Team Gent’.

den en kennissen zouden kunnen denken dat ik in een kleine Theo Francken zou veranderen. Mijn keuze is ook gebaseerd op doorgroeimogelijkheden binnen N-VA. Ik vind dat dit bij andere partijen veel minder is.’

Schepen van Jeugd

Yoram wil zich de komende maanden inzetten in Gent. Of hij verder wil gaan dan de gemeenteraad, daar heeft hij nog niet over nagedacht: ‘Als ze het mij zouden vragen, dan zou ik geen neen zeggen, maar daar ben ik nu niet mee bezig. Op het gemeentelijk vlak sta je dicht bij de mensen. Ik wil mij engageren op een lokaal niveau, omdat je op die manier snel een wezenlijke impact kan hebben op het leven van de bewoners. In tegenstelling tot hogere niveaus, waar je beslissingen neemt die een veel grotere impact hebben, maar die niet direct zichtbaar zijn voor de bevolking.” De ambities van Matthias gaan verder dan de gemeenteraad, zijn doel is om op een hoger niveau het volk te vertegenwoordigen. ‘Ik wil starten op gemeentelijk vlak, maar ik zou me op termijn zeker Vlaams of federaal willen inzetten.’ Yasmia is dan weer meer geïnteresseerd om kinderen helpen op te groeien in haar stad. Ze staat op de lijst voor de stad Antwerpen en Borgerhout en is er zeker van dat ze volgend jaar in de gemeenteraad zal zetelen. ‘Daar kan je toch al de eerste stap naar verandering zetten. In de toekomst wil ik schepen van Jeugd worden, maar pas over tien of vijftien jaar. Ik wil eerst in het werkveld blijven, zodat ik veel ervaring kan opdoen. Zo kan ik zien waar de noden liggen in het jeugdwerk. Ik wil me natuurlijk niet enkel focussen op de politiek. Ik zit ook in het jeugdwerk, want werken met jongeren, dat is helemaal mijn ding.’

magazine

15


© François Van Kerckhoven

60 jaar later: bezoekers van toen kijken terug naar de Wereldtentoonstelling van 1958

DE EXPO DIE DE BELGEN VOORGOED VERANDERDE ‘Minstens twintig keer heb ik Expo ’58 bezocht en daarna was mijn leven nooit meer hetzelfde.’ Simone Demesmacre is zeker niet de enige die er zo over denkt. De Wereldtentoonstelling van 1958 op de Brusselse Heizel liet een diepe indruk na op miljoenen Belgen. Enkele mensen die er bij waren in 58, blikken vol nostalgisch enthousiasme terug op de grootste tentoonstelling in onze Belgische geschiedenis.

Chloë Vanmarsenille, Cleo Decoster en Flemming Jørgensen

S

imone Demesmacre (89 destijds 29): ‘Samen met mijn familie en schoonouders spaarde ik weken op voorhand zodat we in de zomermaanden zo veel mogelijk naar de Wereldtentoonstelling konden gaan. We zijn dat jaar zelfs niet met vakantie gegaan, omdat we echt verzot waren op de Expo. Sommige mensen vonden het leuk om in één dag alle paviljoenen te bezoeken, maar wij kozen bij elk bezoek een paar paviljoentjes van de Expo uit, waarin we die dag al onze tijd staken.’

Doorbraak van de spaghetti

‘Expo ’58 opende voor mij als 29-jarige vrouw werkelijk de ogen: zoveel nieuwe technologieën, zoveel nieuwe cultuur en zoveel imposante bouwwerken, waarmee ik overstelpt werd. Er was meer dan het leven rond de kerktoren, eindelijk wist ik wat meer over de wereld en zag ik al die veranderingen met mijn eigen ogen. Ook op vlak van gastronomie speelde Expo ‘58 een doorslaggevende rol: ik ben ervan overtuigd dat de Wereldtentoonstelling voor de doorbraak van de spaghetti heeft gezorgd.’ ‘Eén paviljoen aanduiden als mijn lievelingspaviljoen? Onmo-

magazine

16

gelijk. Voor mij was het geheel van al die verschillende landen met al hun uiteenlopende specialiteiten een magische ervaring. Zo heb ik de allereerste keer softijs geproefd in het Amerikaans theater. In die tijd kenden we in België geen softijs en dus wilde iedereen proeven van dat schuimige witte goedje.’ ‘Ook het paviljoen van Oostenrijk is mij altijd bijgebleven, waarschijnlijk omdat mijn inmiddels overleden echtgenoot in zijn vrije tijd pianist was. In Oostenrijk kon je luisteren naar klassieke én moderne muziek, of zelfs lessen nemen. In het Braziliaans paviljoen dronken we de lekkerste koffie en in Turkije kochten we de beste sigaretten. Volgens mijn man waren die veel beter dan de Belgische, ze waren lichter en hadden bovendien een heerlijke geur (lacht).’ Ook voor Willy Peersman (85 toen 25) veranderde de Wereldtentoonstelling zijn leven. Peersman werkte zes maanden lang dag in dag uit voor de Expo en heeft in totaal maar twee weken gemist. ‘Eén keer ben ik in Italië op vakantie gegaan met mijn broer, maar voor de rest zat ik zo goed als altijd op de Expo. Ik herinner mij de allereerste dag nog het beste: overweldiging en fascinatie alom, ik zag dingen waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden.


Toen ik voor het paviljoen van de Sovjet-Unie stond, was het moeilijk om te begrijpen dat mensen zo’n machines konden bouwen. Van gigantische bulldozers tot ruimtevaarttuigen: ik was zes maanden lang enorm geboeid.’ ‘Mijn favoriete bouwwerk was zonder twijfel ‘De Pijl’. Qua architectuur vond ik het impressionante

© Chloë Vanmarsenille

Simone Demesmacre

© François Van Kerckhoven

© Flemming Jørgensen

Willy Peersman

© Chloë Vanmarsenille

Roger Vandervelde & Tineke Fouquaet

kunstwerk zelfs indrukwekkender dan het Atomium. Alleen al de manier waarop de punt daar in de lucht hing, vond ik geweldig. Het deed toch wat pijn aan mijn hart, toen ze ‘De Pijl’ in 1970 hebben opgeblazen. Ook Roger Vandervelde (81 destijds 21) en zijn vrouw Tineke Fouquaet (79 toen 19) voelen wat heimwee wanneer ze terugdenken aan Expo ‘58. Ook zij zijn ervan overtuigd dat de tentoonstelling ieders leven drastisch heeft veranderd. ‘Vooral dan op vlak van mentaliteit. We kwamen net uit een periode van oorlog, angst, en slechte economie, maar de Wereldtentoonstelling heeft België opnieuw hoop gegeven. Voor, tijdens en na de tentoonstelling was er praktisch geen werkloosheid meer: die gigantische expositie moest natuurlijk wel worden opgebouwd. Tijdens de Expo moesten er mensen werken en na de Wereldtentoonstelling konden zij vaak blijven werken in dezelfde sectoren. De Belgen zagen eindelijk dat er opnieuw betere tijden aanbraken. Door de Expo geloofden we weer in een goede toekomst. Vooruitgang was het sleutelwoord.’ Expo ‘58 vond plaats exact één jaar voordat Roger en Tineke zouden trouwen. Roger: ‘Wij zijn zelf twee keer naar de Expo gegaan, de eerste keer met de ouders van Tineke, de tweede keer met haar broer en zijn vriendin. Tineke: ‘Ik was verbaasd dat mijn vader is meegegaan, want hij leed aan Parkinson. Achteraf gezien was hij heel tevreden, want als je naar de expositie was geweest dan was je nen echte, anders niet.’

Zoals de dierentuin

© Chloë Vanmarsenille

Marie Scheepers

‘Dé hoofdattractie was natuurlijk het Atomium, een constructie gebaseerd op het ijzeratoom. Elk land pakte uit met de best mogelijke versie van zichzelf en alles had te maken met prestige uitstralen. Die lijn kan je ook doortrekken naar het Atomium. De mensen kenden dergelijke constructies toen helemaal niet, en daarom was

iedereen er eerst wel een beetje bang van. Sommigen vreesden dat het Atomium zou omvallen, maar Tinneke en ik waren vooral benieuwd. Ik kan me nu nog altijd het gevoel voor de geest halen toen ik met de lift naar de hoogste bol vloog. De lift ging met een enorme snelheid naar boven en mijn maag drukte tegen mijn ingewanden: een gewaarwording die ik daarvoor helemaal niet kende. Aangekomen in de hoogste bol mocht je even genieten van het panorama, om daarna meteen weer naar beneden te gaan.’ ‘Op een bepaald moment wilde de organisatie van Expo ´58 het Atomium meer in de kijker zetten: er werd toen een krantenartikel geschreven met de boodschap dat drie werkmannen om het leven waren gekomen door een val van het Atomium. Dat bleek uiteindelijk gewoon een publiciteitsstunt. Uiteraard is die erna wel rechtgezet, maar aangezien slechte reclame natuurlijk ook reclame is, was de aandacht er zeker.’ Heel wat dingen moesten wijken voor de Expo, en daar kan Marie Scheepers (100, destijds 40) van meespreken. Marie werkte als dienstmeid op de Guldenvlieslaan in Brussel. Wat zij frappant vond, was dat er hele rijen bomen moesten verdwijnen om de boulevard te verbreden. ‘Alles moest wijken voor de Wereldtentoonstelling. Dat was al vanaf de opbouw van de expositie het signaal dat er iets spectaculairs zat aan te komen’, aldus Marie. ‘Wat mij vooral bijblijft, was het ‘Negerdorp’. Er zaten dus echt zwarte mensen in zo’n dorp, speciaal gebouwd voor de Expo. Simpelweg zoals wij hier nu zitten in de woonkamer, zaten de zwarte mensen daar in hun huizen, hun leven te leven en alledaagse dingen te doen. Die mensen waren speciaal overgevlogen vanuit ‘De Congo’ en bezoekers konden hun gewoon bezichtigen, cru gezegd een beetje zoals de dierentuin. Voorheen had ik zelfs nog nooit in mijn leven een zwarte persoon gezien, je snapt dus wel waarom het Congolees paviljoen mij het meeste trof. Zwarte mensen waren toen echt een attractie. Gek hé? Een heel andere tijd.’ ‘We zagen, proefden en hoorden dingen die we ervoor nog nooit hadden ervaren, en om die reden heeft Expo ‘58 een ander mens van mij gemaakt. De wereld van toen was verre van dezelfde als die van nu: het was nog allemaal een beetje achterlijker. België kreeg een boost op economisch vlak, maar wat in mijn ogen nog veel meer telt, is het feit dat de Belgen door de Wereldtentoonstelling voor de allereerste keer beseften dat de wereld in constante evolutie is. Zo’n bewustzijn was er voorheen helemaal niet. Onze ogen gingen open en we werden voor de allereerste keer een beetje wereldburgers. Dat is een gevoel dat ik nooit meer vergeet en ik draag het tot op de dag van vandaag met me mee. Komt er morgen een nieuwe Expo, dan ga ik er zeker naartoe.’

magazine

17


© Kevin Van den Panhuyzen

MEI 1968 - MEI 2018: VAN DE BARRICADES NAAR HET WEB De mythische maand mei ’68. Studenten komen wereldwijd op straat tegen autoriteit, met als hoogtepunt de bijna-revolutionaire toestand in Parijs. Ook Leuven kende zijn eigen ‘mei ’68’, al vond die enkele maanden eerder plaats, in januari. Historicus en soixante-huitard Louis Vos blikt terug. Kevin Van den Panhuyzen en Jules Desmet

‘H © Kevin Van den Panhuyzen

Louis Vos

We deden dat niet voor ons plezier. We waren verontwaardigd.” magazine

18

et hele jaar was er mobilisatie en elke week wel een betoging. Als de manifestatie niet werd toegestaan, trok iedereen naar de Bondgenotenlaan en trad de rijkswacht hard op. Er werd stevig geknuppeld.’ Historicus en emeritus professor Louis Vos (72 destijds 22) stond als student geschiedenis op de eerste rij van de Leuvense protesten. ‘Die hele periode was er voortdurend agitatie en vele studenten voelden zich geroepen, ook ik.’ Ze protesteerden tegen het gezag en de traditionele moraal. Het studentenprotest in Leuven bereikte zijn hoogtepunt in januari 1968, na een strijd die al in december 1965 begonnen was. Op het eerste gezicht was het een communautaire strijd. De Vlaamse studenten scandeerden ‘Leuven Vlaams!’. Ze waren uit op een splitsing van hun universiteit, die op dat moment nog tweetalig was. Toch was er meer aan de hand volgens Louis Vos. ‘Er brak een antiklerikale beweging uit, tegen de autoriteit van de katholieke kerk, want die ging radicaal in tegen de democratie. Daarmee was de toon gezet.’ Vier maanden later, in mei, galmde het in Parijs.

Rebels without a cause

Dat de studenten zo massaal de straat op trekken, lijkt vandaag bijna ondenkbaar. Hoe was het mogelijk dat het studentenprotest uitgroeide tot een brede, antiautoritaire beweging? Hoewel de

Leuvense studentenbeweging een sterk antiklerikale inslag had, legt Louis Vos een ironisch verband met de katholieke traditie, waaruit de protesterende studenten voortkwamen. ‘De katholieke jeugd was geëngageerd in verenigingen en kende een maatschappelijk engagement’, legt Vos uit. ‘In Leuven waren er alleen katholieke studenten en zij voelden zich erg aangesproken door sociale rechtvaardigheid. Je kreeg zo een in elkaar vloeien van Vlaamse en sociale eisen.’ De stelling dat de soixante-huitards toen rebels without a cause waren, roept verontwaardiging op bij Vos. ‘We deden dat niet voor ons plezier’, klinkt het stellig. ‘We waren verontwaardigd en er was een gedrevenheid die voortkwam uit een ethisch bewustzijn, dat we omzetten van een individuele naar een collectieve moraal.’

Studentenverantwoordelijkheid

Naast de katholieke achtergrond van de studenten, speelde ook de rol mee die zij in de maatschappij opnamen. De studenten maakten toen nog een minderheid van de jeugd uit en hadden een soort van voorhoederol. ‘Zij waren niet meteen bezig met de prijzen in het studentenrestaurant Alma’, aldus Vos. ‘Maar zij droegen een verantwoordelijkheid voor de bredere samenleving. Studenten wierpen zich plotseling op als leiders van een ruimere emancipatiebeweging.’ Deels had dit te maken met wat Vos de ‘totaalrol’ van de studenten noemt, een concept van de Duitse


Passieve jeugd

Vijftig jaar na mei ’68 lijkt de kans op een semirevolutionaire studentenbeweging vrijwel onbestaande. ‘Jongeren engageren zich niet meer’, was de conclusie van een onderzoek in 2017 van VUBsociologe Jessy Siongers. Toch zijn er nog studenten, ook in Leuven, die geregeld op de barricades staan. ‘Eergisteren liep ik mee in de 1 meioptocht en twee weken geleden was ik in Parijs om er te betogen tegen de hervormingen van president Macron’, glimlacht Anne Cremer, een 23-jarige studente seksuologie aan de KU Leuven. Al erkent ook zij dat de revolutie niet voor morgen is. ‘Veel mensen denken dat betogen geen nut heeft en blijven passief.’ Zelf maakte zij haar eerste betoging mee als stu-

dente in Leuven, net als Louis Vos. ‘Dat was toen tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld. Als ze iets veranderen aan de universiteit, is dat voor mij meestal een goede reden om te protesteren.’ Volgens Vos zou dat perfect aantonen hoe de ‘brede studentenverantwoordelijkheid’ doorheen de jaren verschoven is naar het directe eigenbelang. ‘Ik protesteer voor zaken waarbij ik van dichtbij betrokken ben’, geeft Anne toe, ‘maar ook tegen bijvoorbeeld racisme of voor hogere pensioenen.’

Protest op het web

Uit een rondvraag bij studenten van de Erasmushogeschool en de Vrije Universiteit Brussel, blijkt dat slechts 22 studenten op de 100 ooit al hebben deelgenomen aan een protestactie. Wat opvalt, is dat bijna vier keer zoveel studenten wel al een onlinepetitie hebben ondertekend of een Facebookpagina hebben geliket voor een bepaald doel. ‘Er is een technologisch potentieel’, erkent Vos. Anne Cremer, die nu lid is van de jongerendafdeling van de PVDA, gebruikt zelf ook onlinepetities. ‘Maar die zijn niet zo zichtbaar’, verklaart ze. ‘Als je echt iets wil veranderen, moet je op straat komen. Dat is meer strijdvaardig. Overigens bewijst onze betoging tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs dat protestmarsen wél zin hebben, want die verhoging was uiteindelijk minder drastisch dan gepland.’

© Kevin Van den Panhuyzen

socioloog Klaus Allerbeck. ‘De student leefde in zijn studentenstad, had een kot, ging eten in het studentenrestaurant en zijn vrienden waren studenten’, vertelt Vos. Doordat studenten ‘alleen maar student’ waren en geen andere maatschappelijke verplichtingen hadden, konden zij zich engageren in een bredere politieke beweging. Daarnaast was die brede verantwoordelijkheid alleen maar mogelijk door de naoorlogse economische bloei die de babyboomers, Vos’ generatie dus, meemaakten. De economische crisissen in de jaren ’70 en ’80 brachten daar verandering in. ‘Plotseling zei men: “We moeten eerst voor onszelf zorgen.” Het gevolg was dat studentenverenigingen zich niet meer met politiek bezig hielden. ‘

Anne Cremer

Als je echt iets wil veranderen, moet je op straat komen. Dat is meer strijdvaardig.”

Slow journalism is vanalles, maar niet traag

Dit multimediale magazine is, met de bijbehorende radio-, tven onlineproducten, het resultaat van slow journalism. Een probleem met dat slow journalism is simpelweg de naam. Studenten, platgeslagen met deadlines, willen het weleens vertalen als ‘meer van hetzelfde, maar met meer tijd’. Dat van die tijd klopt wel. Maar laat daar dan aub een inhoudelijke meerwaarde tegenover staan. Laat de haastige hap - waarop we ook als nieuwsgebruiker al te vaak overleven – nog eens een bijna vergeten culinair feest worden. Een feest ook voor de luis in de pels, de angry young man/woman die de journalist in deze tijden van constructive journalism wat mij betreft weer eens meer zou mogen zijn. En die ik soms wel een beetje mis in mijn klassen. Tijd is zo schaars en (dus) kostbaar geworden in de journalistiek. En hij gaat snel, gebruik hem wel, zeggen vele oma’s. Gebruik hem om nog eens ouderwets aan het journalistenfornuis te gaan staan: spit, ontdek, ontrafel, analyseer, onthul, confronteer, onderzoek, check, benoem, weerleg, duid, concretiseer, beschuldig, vertaal, kader, spit. Spit. En doe het – in memoriam Thé Lau – rigoureus. Geen half werk. Turn the last stone. Geef je ontvanger weer eens écht waar voor zijn geld in deze tijden van gratis info. Dat doe je niet als je traag gaat werken en zo nu en dan zelfgenoegzaam achteroverleunt. Bij de voorbereiding van dit magazine legde een studente me een artikel voor dat begon met: In België zijn de jong-

ste jaren steeds minder mensen voor de kerk getrouwd. Ik zei haar botweg dat ze zich vergiste en dat het kerkelijk huwelijk populairder was dan ooit. Ze keek me ongelovig (sic) aan en vroeg me: hoe weet je dat? Ik antwoordde: hoe weet JIJ wat je hier beweert? Ze wist het niet, ze had het geraden en waarschijnlijk had ze gelijk, maar ze had het niet gecontroleerd en verwachtte dus dat haar lezer haar zou betalen voor het raden. Ondanks de beschikbare tijd koos ze voor de journalistieke shortcut. Spijtig, want slow journalism is ook voor beginnende journalisten een golden ticket om zich professioneel uit te leven, actieve journalistiek te bedrijven en de interactie met het publiek aan te gaan; om de journalist te zijn die ze altijd al wilden zijn. Slow journalism verdient en hééft een prominente plaats in onze opleiding, en ik heb goede docenten, gepokt en gemazeld in de journalistiek. Maar het echte probleem waarmee we worstelen lijkt de manier om de studenten duidelijk te maken dat slow journalism, of laten we het gewoon tijd noemen, hen de unieke kans geeft om voor een Pulitzer te gaan, to go where no man has gone before. Om het verschil te maken. En dat is zo waardevol dat de journalistiek zoals wij die kennen, het wel eens nodig zou kunnen hebben om te overleven. Of we daarin slagen? The proof of the pudding is in the eating. Dat u tot bladzijde 19 las stemt me hoopvol. Patrick Pelgrims, Opleidingshoofd EhB BA Journalistiek

magazine

19


ba Journalistiek d je r o w n e n e b T S ‘JOURNALI s?’ r e d n a r a a W . L IN BRUSSE

NIEUW MA RAM PROG 10 ALE N O I T NA INTER EDITS CR

magazine

20

1


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.