Jg22nr1 maart 19

Page 1

magazine

WWW.ERASMIX.BE

JAARGANG 22, NR 1 MAART 2019

IS DE R E HI

Multimediaal magazine van de Professionele Bachelor Journalistiek - Erasmushogeschool Brussel

K I V A H VERGEET

LF O DE W

IMKERS TREKKEN AAN DE ALARMBEL HANDEL IN ONGEWASSEN SLIPS: BIG BUSINESS

©Kevin Van den Panhuyzen

MOEDERS ONDER HET MES: MOMMY MAKE-OVER ROOKVERBOD IN BRUSSELSE CAFÉS LIJKT MAAT VOOR NIETS VEGETARISCH OF VEGANISTISCH LEVEN IS NIET VOOR LUIE MENSEN


INHOUD 03 06 08 09 10 12 14 16 18 19 20 22 23

‘Masturberen in het slipje, dat kost meer geld’ Moeders onder het mes Urbex: openbaar of geheim? Op kamp met everzwijnen Vergeet de wolf, hier komt de havik... De honingbij uitgemolken ‘Vegetariër zijn: dat is hard werken!’ Rookverbod in Brusselse cafés lijkt maat voor niets Té heldere toekomst tegemoet ‘Plotseling haalde hij een moersleutel uit de koffer’ Gebrand op logo’s ULB verzuipt in plastic bekers FIFA-voetbalgame: gevaar voor gokverslaving

Erasmix Magazine - tot 2010 Het Communiqué - is al 22 jaar het multimediale publicatieplatform van de BA Journalistiek van de Erasmushogeschool Brussel. Audio- en videobijdragen en extra online content via www.erasmix. be en via de sociale (opleidings)media. Alle bijdragen zijn van de hand van studenten, die tevens instaan voor de foto’s, de audio en video, de vormgeving en de lay-out. De tekstredactie van dit magazine werd afgesloten op 20/03/2019.

REDACTIONEEL

©Marijn Sourbron

Drie weken, drie redacties, 23 journalistieke producten. Zo’n klus krijg je alleen maar geklaard met een bende gemotiveerde journalisten in spe. En sloten koffie, uiteraard. Met man en macht hebben we gezwoegd om tot een eindproduct te komen dat we nu vol tevredenheid kunnen indienen. Het is dan ook met trots dat we terugblikken, niet alleen op de afgelopen weken, maar ook op onze journalistieke schoolcarrière in z’n geheel. Journalistiek is zoveel meer dan wat opzoekingswerk verrichten en een tekstje neerpennen. Het is je inleven in je onderwerp en het tot op het bot onderzoeken. Alleen zo kan je vol vertrouwen op die ene politicus afstappen, met een spervuur aan kritische vragen in je rugzak. Razend enthousiast waren de redacteurs - inclusief de hoofdredacteurs - om interviews te gaan afnemen. Van Brussel naar Brugge, om vervolgens weer naar Leuven te treinen? Geen enkel probleem. Twee uur onderweg zijn voor een interview van een tiental minuutjes? Waarom ook niet. Drie dagen lang Aalsterse carnavalsgroepen volgen en op de redactie aankomen alsof er een glitterbom in je gezicht is

ontploft? Dat hoort erbij. Het zijn maar enkele voorbeelden die onze passie voor journalistiek in de verf zetten. Bloed, zweet en tranen namen we er graag bij. Want zodra de eerste woorden op je blad verschijnen en de tekst een finale vorm begint aan te nemen, voelt het soms alsof je een wonder op de wereld zet. Net zoals de mama’s die ons wisten te vertellen over de chirurgische ingrepen die ze ondergingen na de geboorte van hún klein wonder. In tegenstelling tot hen hadden wij enkel wat liters gerstenat en extra uren slaap nodig om van deze periode te herstellen. Dat journalistiek avontuurlijk én soms gevaarlijk kan zijn, ontdekten we zelf toen we een onderzoek startten naar de Belgische onlinehandel in ongewassen slipjes. Maar daar lieten we ons niet door afschrikken, we wilden er immers als de kippen bij zijn om een goed verhaal te brengen. En dat zorgde er al eens voor dat we van onze redactieruimte een echte beestenboel maakten. Letterlijk, dan. Bijen, haviken en everzwijnen passeren de revue in deze Erasmixeditie, het lijkt wel een ode aan onze Vlaamse fauna en flora. Onze klimaatmarsers zullen het graag horen. Kortom: de afgelopen drie weken hebben ons een amalgaam aan onderwerpen opgeleverd. Het was intens, maar we hebben toch vooral genoten. Hopelijk doet u dat ook van ons magazine.

Emilie Légère Kaat Monsieur, Victor Moonen Hoofdredacteurs

COLOFON Hoofdredactie Emilie Légère Kaat Monsieur Victor Moonen

Redactie Multimediaal magazine: lees, luister, bekijk en beleef op

ERASMIX.BE en op

magazine

2

Arnout De Backer Cleo Decoster Jules Desmet Dean Doncos Margot Floru Florence Flussie Steven Grumiau

Hilke Hermans Dennis Meersman Sofie Peeters Karsten Quix Arthur Robberechts Marijn Sourbron Thibault Spruytte Florian Strik Laurence Torck Kevin Van den Panhuyzen Pieter Van der Elst Régis Van Der Veken Francisca Van Esch

Viktor Vandervelde Chloë Vanmarsenille Tim Vernaillen

Begeleidingsteam Guy Delforge André Lapeere Dirk Mampaey Peter Mast Patrick Pelgrims Kim Ponsaerts Steve Thielemans Linda Van Ginckel


© Marijn Sourbron

Onlinehandel in ongewassen slips is big business

‘MASTURBEREN IN HET SLIPJE, DAT KOST MEER GELD’ Heeft u al eens overwogen om een slipje te dragen, het niet te wassen, en het vervolgens online door te verkopen? De kans is klein, maar er bestaat wel degelijk een markt voor. Sommige dames verdienen er zelfs een inkomen mee. In pakweg Nederland of Japan is het big business, maar ook bij ons is het fenomeen verdoken aanwezig: mannen die geld neertellen voor een gedragen, ongewassen onderbroek. De zogenaamde pantysniffers. Marijn Sourbron & Emilie Légère

D

e Belg zal het niet van de daken schreeuwen, maar een ondergoedfetisj is helemaal geen eigenaardigheid. Het internet geldt als voornaamste platform om op zoek te gaan naar het geliefkoosde kledingstuk. Bij ons vinden kopers de slips via geheimzinnige zoekertjes, in landen als Nederland en de Verenigde Staten bestaan er simpelweg gespecialiseerde websites voor. Het Amerikaanse PantyDeal beweert de grootste op de markt te zijn. De site is opgericht in 2012 en ging op vijf jaar tijd van enkele honderden naar meer dan 500.000 gebruikers. In de Tsjechische hoofdstad Praag zie je de advertenties zelfs gewoon in het straatbeeld. ‘Droom je ervan om er eens aan te ruiken? Wij leren jou hoe’, luidt de slogan van het bedrijf Kalhotkomat. Het fenomeen heeft zijn wortels in Japan. Je seksuele voorkeur uiten was er lange tijd verboden, waardoor mensen in alle geniepigheid op zoek gingen naar alternatieven om hun diepmenselijke behoefte bot te vieren. Op die manier is er een heuse undergroundscene ontstaan voor de handel in gedragen ondergoed. Vandaag bestaat die ban niet meer. De slips kan je daar nu ge-

woon halen uit automaten, net zoals je een colablikje zou kopen. Sommigen bieden zelfs grof geld voor een onderbroek met het eerste menstruatiebloed van jonge meisjes. In andere landen bedrijft en adverteert men de handel dus openlijk. Hoe komt het dan dat dit bij ons in alle geheimzinnigheid gebeurt, en de markt hier op het eerste gezicht verwaarloosbaar klein lijkt? Volgens Velvet Teddy, de alias van een 20-jarige studente communicatiewetenschappen uit Mechelen die zelf ongewassen slipjes online verkoopt, ligt dat aan de Belgische mentaliteit: ‘In eerste instantie hinkt België achterop als het op trends aankomt. Daarnaast zijn Belgen ook gewoon niet open over wat ze voelen, denken en verlangen. Ik geloof dat iedereen een fetisj heeft, maar velen zijn er zich niet van bewust of proberen het te onderdrukken. Als er meer openheid wordt gecreëerd, meer media-aandacht voor is of er meer over verschijnt op sociale media, pas dan zal je iets zien veranderen. Het werkt drempelverlagend en haalt het stigma weg, waardoor mensen volgens mij sneller de stap zullen zetten om het eens te proberen. Onbekend is onbemind, zeg maar.’

magazine

3


© Velvet Teddy

Velvet Teddy

In principe zou ik hen kunnen chanteren door ermee te dreigen hun naasten in te lichten.”

Velvet ontdekte het fenomeen drie jaar geleden. Ondertussen levert het haar een studenteninkomen op. ‘In een tv-programma hadden ze het over de verkoop van ongewassen slipjes, wat ik heel bizar vond. Ik had er nog nooit van gehoord, maar wilde me er weleens in verdiepen. En toen bleek: voor alles bestaat een niche. Voor werkelijk alles. Uiteindelijk ben ik er op dat moment niet mee begonnen, maar een paar jaar later moest ik door familiale omstandigheden op zoek naar een extra inkomen. Ik had ervoor kunnen kiezen om achter de kassa van Delhaize te gaan zitten, maar toen kwam het idee om onderbroeken te verkopen opnieuw in mij op. Zo ben ik er ingerold.’ Wat Velvet verdient aan haar slipjes, varieert sterk. ‘Voor een gewone katoenen onderbroek vraag ik zo’n 20 euro. Die draag ik meestal twee dagen omdat kopers daar het vaakst om vragen.’ Maar soms willen ze nog een extraatje. Van de stof tot de vorm van het broekje, van twee dagen tot twee weken gedragen, de wensen zijn erg uiteenlopend en opvallend specifiek. Slipjes die verkoopsters dragen tijdens het sporten, zijn bijvoorbeeld erg in trek. Bovendien vragen kopers geregeld om te masturberen in het slipje. Maar hoe extremer de wensen, hoe hoger de prijs. ‘Enkele maanden geleden heb ik een lingerieset van het merk Chantelle verkocht voor 80 euro. Niet slecht als je weet dat ik die zelf niet heb moeten kopen. De prijzen bepaal ik meestal door een kijkje te nemen bij de concurrentie, of door subtiel te polsen bij de kopers hoeveel ze bereid zijn te betalen. Soms stellen ze dan een bedrag voor dat hoger ligt dan mijn verwachtingen, en dat is altijd mooi meegenomen.’

Anonimiteit boven alles

Omdat er in België geen gespecialiseerde verkoopsites zijn, verloopt de handel bij ons via zoekertjessites die al dan niet erotisch getint zijn. Velvets zoekertjes zijn het meest in trek op de website 2dehands.be. ‘Een slipje verkopen lijkt misschien een snelle en vooral makkelijke manier om geld te verdienen, maar er kruipt veel meer werk in dan enkel een zoekertje plaatsen.’ Veel kopers zijn sceptisch omdat het online wemelt van de oplichters. Zo maken sommigen

gebruik van kunstmatige geurstoffen om hetzelfde effect na te bootsen en in een keer een grote massa onderbroeken te kunnen produceren. ‘De kopers willen vooral zeker weten dat ze met een vrouw te maken hebben’, zegt Velvet. ‘Daarom duurt het meestal lang om hun vertrouwen te winnen. De een wil een foto van mij of een foto waarop ik het slipje draag, de ander wil dan weer even met me bellen. Af en toe wil een klant enkel iets kopen als we onder vier ogen afspreken, maar dat doe ik nooit. Mijn anonimiteit en veiligheid weiger ik op het spel te zetten.’ En net die anonimiteit gooien de kopers zelf weleens te grabbel. ‘Sommigen gebruiken geen anoniem e-mailadres als ze me contacteren. Ik weet niet of ze het bewust doen, maar in dat adres staat hun volledige naam en dan kan ik hen gewoon opzoeken via sociale media’, vertelt Velvet. ‘Ik ben op die manier al ontzettend veel te weten gekomen over mijn klanten. Als ik een pakje verstuur, ken ik de regio waar ze vandaan komen. Dan kan je heel gericht beginnen te zoeken. Veel mannen beseffen niet hoeveel macht ze mij geven. In principe zou ik hen kunnen chanteren door ermee te dreigen hun naasten of werkgevers in te lichten. Maar dat doe ik uiteraard niet, want daar schaad ik mijn eigen handeltje ook mee.’ Wanneer klanten haar respectvol behandelen, is Velvet bereid om te luisteren naar hun specifieke wensen zolang die binnen haar eigen grenzen liggen. ‘De meesten doen dat ook, hoor. Uiteindelijk zijn die kopers ook maar gewoon op zoek naar een pleziertje.’ Toch krijgt ze af en toe te maken met een rare snuiter. ‘Dat zijn dan berichten die weinig steek houden, al dan niet vergezeld van een dickpic (foto van een penis, nvdr). Je zou kunnen stellen dat dat erbij hoort als je in deze branche actief bent, maar daar kan ik toch niet zo goed mee omgaan.’

Mens achter fetisj

Om de kant van de koper te belichten, besluiten we af te spreken met Raoul. Raoul, of Ron, want de man gebruikt meerdere aliassen in zijn zoektocht naar slipjes. Raoul gaat in op onze vraag, maar wil enkel praten met een vrouwelijke redacteur. Zijn tweede vereiste is dat er niemand

Hoe wordt zo’n slipje verzonden? De slipjes worden vacuüm verpakt om de geur te bewaren, en zitten in een discreet doosje. De verkoopsters verzenden de pakjes doorgaans via Bpost. De koper krijgt een track and trace-code zodat hij de zending kan volgen. Hij of zij kan ook kiezen waar het pakketje wordt afgeleverd. De meesten kiezen voor een afhaalpunt, zodat alles zo anoniem mogelijk verloopt. Dat zegt ook Velvet: ‘Sommigen hebben thuis een vrouw of gezin, en dan willen ze natuurlijk niet dat het pakketje op de eettafel terechtkomt.’ Verder probeert Velvet het product een extra persoonlijke toets te geven. ‘Het klinkt misschien een beetje raar, maar ik probeer het mooi te verpakken. In een mooi zakje, in een doosje, af en toe een gepersonaliseerd briefje met een bedankje en afgewerkt met een snuifje parfum. Dat maakt het voor mijn klanten nog net iets spannender.’

magazine

4


anders mag meekomen. We geven hem ook nog de ruimte om datum en locatie te bepalen. Hoewel we ingaan op al zijn wensen, verloopt de afspraak anders dan verwacht. Raoul wil de brasserie niet binnenkomen zolang onze redactrice niet naar buiten komt om hem eerst te ontmoeten. Uit veiligheidsoverwegingen besluit ze daar niet op in te gaan. Na een telefoongesprek van anderhalf uur breekt ze de conversatie af wanneer hij vraagt om mee te rijden in zijn auto naar een onbepaalde bestemming. Het is duidelijk dat de man geen pottenkijkers wil en nooit de intentie had om op een publieke plaats af te spreken. Blijft de vraag wie deze kopers precies zijn. Het enige dat we tot nu toe weten, is dat op een handvol vrouwen na voornamelijk mannen op zoek gaan naar een slip. Wat zijn hun beweegredenen, en kunnen we dit bestempelen als een stoornis? Volgens seksuologe Stefanie Steegen is er geen eenduidig antwoord, het hangt volledig af van de persoon in kwestie. ‘Bij fetisjisme, het zich aangetrokken voelen tot bepaalde objecten, kan je pas van een stoornis spreken als iemand er zelf last van ondervindt. Als dat niet het geval is, en hij of zij ook de omgeving geen schade berokkent, dan is er naar mijn gevoel niets mis. Ik moet wel toegeven dat er tussen seksuologen onderling discussie bestaat over fetisjisme, of we dat vanuit psychologisch opzicht al dan niet moeten benaderen als een stoornis.’ Volgens Steegen spelen culturele normen en waarden ook een grote rol. ‘Wat sociaal geaccepteerd wordt, verschilt sterk van land tot land. In die zin kan je een vergelijking maken met homoseksualiteit of biseksualiteit. Bij ons is dat ondertussen ingeburgerd, maar in bepaalde landen mag je er niet over spreken en riskeren mensen zelfs celstraffen omwille van hun geaardheid. Terwijl fetisjisme daar dan misschien niet zo’n obstakel vormt.’

Is dit legaal? Op de vraag of de handel in gedragen slipjes juridisch zomaar kan, hebben we wél een eenduidig antwoord: jazeker. Wanneer er een transactie plaatsvindt waar beide partijen akkoord mee gaan, dan spreken we van een koopovereenkomst. Het verhandelde product kan je dan in principe door eender wat vervangen, van een helikopter tot een balpen. Dat het product in kwestie seksueel getint is, is dus van geen enkel belang. Een koopovereenkomst moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Beide partijen moeten onder meer wilsbekwaam zijn. Dat wil zeggen dat de verkoper de klant bijvoorbeeld niet mag misleiden door leugens te vertellen over het product. Ook moeten de betrokkenen handelingsbekwaam zijn. Dit houdt in dat zowel koper als verkoper meerderjarig moeten zijn. Een minderjarige kan namelijk geen enkele juridische handeling doen op eigen houtje. Tot slot mag het product zelf niet in strijd zijn met de goede zeden en de openbare orde. Je kan je de vraag stellen of gedragen ondergoed verkopen hieronder valt, maar vooralsnog is er geen enkele rechtszaak over dit specifieke onderwerp geweest.

© Marijn Sourbron © le CCF

Stefanie Steegen

Ben je benieuwd naar de resultaten van ons ‘het (ver) koop-je-ondergoed onderzoek’? Scan dan deze QRcode.

Op tweedehandswebsites kan je advertenties vinden van gedragen en ongewassen ondergoed

Wat sociaal geaccepteerd wordt, verschilt sterk van land tot land.”

magazine

5


Mommy make-over stuurt mama’s richting operatiekwartier

MOEDERS ONDER HET MES

© Sofie Peeters

© Auke

Door ons bloot te stellen aan idealen, die voor niemand haalbaar zijn, spelen sociale media massaal in op onze onzekerheden. Ook kersverse moeders ondervinden die druk. Hier spelen onder andere Instagram influencers op in, door zich enkele weken of maanden na hun bevalling opnieuw in bikini te vertonen. Gevolg? Jonge moeders willen een mommy make-over in een poging hun prenatale lichaam terug te krijgen. Sofie Peeters en Kaat Monsieur De term mommy make-over is een verzamelnaam voor de verschillende plastische ingrepen die chirurgen tijdens eenzelfde operatie uitvoeren. Het gaat om een liposuctie (vetafzuiging), een buikwandcorrectie en een borstvergroting of -lift. ‘Door de combinatie van verschillende ingrepen wordt de herstelperiode korter en is de prijs voordeliger voor de patiënt’, zegt plastisch chirurg Kristoff Verdonck, oprichter van de Belgian Beauty Clinic in Diest. ‘Zo moeten de patiënten maar één keer personeel, verdoving en materiaal betalen. Als je de ingrepen apart zou laten uitvoeren, zou je vaker verlof moeten nemen om te kunnen herstellen.’ De mommy make-over kwam al in 2016 overgewaaid uit Amerika, maar begint nu pas aan zijn opmars in Europa. ‘Amerikaanse vrouwen ervaren een constante druk om te presteren. Wie na een bevalling niet snel opnieuw strak en fit is, wordt aan de kant geschoven’, zegt chirurg Verdonck. ‘Vandaar dat zij de ingreep kort na de bevalling laten uitvoeren. In Europa is die druk minder en kunnen vrouwen hun tijd nemen.’ In tegenstelling tot de Verenigde Staten moeten Belgische privéklinieken werken met een verplichte wachttijd van zes maanden na de bevalling of na het stoppen van borstvoeding geven. Algemene ziekenhuizen voeren de make-over niet uit en de ingreep wordt niet vergoed door de mutualiteiten, omdat het een operatie

magazine

6

van esthetische aard is. Zo kunnen de kosten hoog oplopen. De ingreep is zeker niet zonder gevaar. De risico’s zijn veelvuldig: van nabloedingen, bloedklonters, infecties, slechte genezing, vorming van wild vlees, gevoelsverlies in de borsten of buik, onvermogen om borstvoeding te geven, terugkerende losheid van de huid tot aanhoudende pijn. ‘Vooral vrouwen die roken lopen veel risico. Bij hen merken we dat de genezing niet altijd even vlot gaat’, zegt Verdonck. ‘Meestal blijven de littekens zichtbaarder en verkleuren ze makkelijk. Ook vragen we aan de vrouwen in kwestie of ze nog een kinderwens hebben. Indien het antwoord ja is, raden we de ingreep ten zeerste af.’

Gescheurde buikspieren

Dat een mommy make-over niet altijd puur esthetisch is, blijkt in het geval van Auke* (24). Zij beviel vorig jaar van een tweeling. ‘Na mijn bevalling had ik het gevoel dat ik zwanger bleef. Mijn bolle buik verdween maar niet en mijn omgeving dacht dat ik opnieuw zwanger was. Ze feliciteerden mij en dat was echt niet oké. Enkele weken na mijn zwangerschap namen we voor de zekerheid echo’s van mijn buik, waaruit bleek dat ik een diastase (gescheurde buikspieren, nvdr.) en navelbreuk had.’ ‘Na de diagnose ging ik langs bij de kinesist, daar bleek dat de


scheur elf op dertien centimeter was. In mijn geval was het dus niet mogelijk om met kinesitherapie mijn buikspieren te herstellen. Een chirurgische ingreep was de enige oplossing, want door de pijn kon ik ondertussen niet gaan werken.’ Dit waren redenen genoeg voor Auke om de buikwandcorrectie uit te voeren. ‘De striemen zijn er nog, maar dat stoort me niet. Je mag zien dat ik zwanger ben geweest. Omdat ik toch al onder het mes ging, besloot ik om het esthetisch mooier te maken. Ik ben nog jong en wil er verzorgd uitzien.’ Toch heeft Auke een tijd lang spijt gehad van de operatie. ‘Na de operatie dacht ik dat ik zou sterven. De eerste dagen kon ik door de pijn niet slapen en zag ik elk uur van de nacht passeren. Ook had ik problemen met ademen. De ingreep aan mijn buik deed veel meer pijn dan mijn borstvergroting.’

Beïnvloedbare moeders

De grootste doelgroep van de mommy makeover zijn jonge vrouwen tussen 24 en 35 jaar. Ook plastisch chirurg Verdonck ziet dat in zijn praktijk. ‘De patiënten die komen aankloppen voor een make-over zijn zelfbewuste vrouwen. Ze schenken graag aandacht aan hun voorkomen. Dit wil absoluut niet zeggen dat ze onzeker zijn. Vaak hebben ze al alles geprobeerd, maar kunnen ze net dat laatste niet oplossen.’ Daarnaast is het taboe rond plastische chirurgie de voorbije jaren enorm afgenomen. Denk maar aan influencers op Instagram die pronken met hun volle borsten, strakke lichamen en opgespoten lippen. ‘Je zou kunnen denken dat sociale media zoals Instagram het onderwerp plastische chirurgie bespreekbaarder maken, maar in de praktijk is het niet zo’, zegt Jolien Trekels, onderzoekster aan de School voor Massacommunicatieresearch van de Katholieke Universiteit Leuven. ‘Het gebeurt al jaren via onze traditionele media. Het verschil met sociale media is dat zij het dichter naar de gebruikers brengen, waardoor leeftijdsgenoten elkaar beïnvloeden.’ De gebruikers zien elkaar als gelijken en daardoor vergelijken ze zich ook makkelijker met elkaar. Die vergelijking zorgt ervoor dat heel wat vrouwen zichzelf als een object zien in plaats van als een mens. ‘Doordat ze zich laten beïnvloeden denken ze niet meer aan wie ze zijn als persoon. Ze focussen zich enkel op hun uiterlijk. Vandaar dat het belangrijk is om te beseffen dat sociale media enkel de positieve kant van het verhaal tonen’, zegt Trekels. ‘Een moeder die enkele weken na de bevalling een foto post met het perfecte lichaam, doet mee aan die trend. Zij vertelt meestal niet hoe ze opnieuw in topvorm raakte. De mommy make-over is, denk ik, deel van een groter geheel, een manier om aan een bepaald ideaal te voldoen. Hier is dat een perfect uiterlijk

na de bevalling.’

(On)schuldige Facebookgroepen

Niet alleen influencers op Instagram weten jonge vrouwen te beïnvloeden, ook online communities spelen een belangrijke rol. ‘Alvorens vrouwen op consultatie komen, gaan ze eerst op zoek naar informatie. Die vinden ze vaak op online fora of Facebookgroepen waar vrouwen informatie uitwisselen en verhalen delen. Als ze hier komen, weten ze eigenlijk al heel goed wat ze willen’, zegt chirurg Verdonck. ‘Deze groepen zijn niet zo onschuldig als je zou verwachten’, legt sociologe Jolien Trekels uit. ‘Gelijkgezinden gaan elkaar opzoeken en informatie delen. Op die manier sturen ze elkaar in een bepaalde richting. Mensen die beïnvloedbaar zijn en zich identificeren met de situaties van anderen, gaan die druk om te voldoen aan het ideaal veel sterker voelen. In dit geval gaan de gebruikers sneller de stap zetten naar plastische chirurgie.’ Ook shockerende reclames van bepaalde privéklinieken beïnvloeden hun publiek. Hiermee spelen ze in op de schoonheid van een zwangerschap, maar focussen ze vooral op de lichamelijke veranderingen. ‘We hebben vaak te maken met vrouwen die zichzelf zien als object. Een chirurg die heel erg inzet op de schoonheid van het lichaam na de zwangerschap, dat vind ik een onethische manier om het zelfbeeld van vrouwen te beïnvloeden’, zegt Trekels. ‘Het gaat niet meer over wat ze hebben voortgebracht, maar over de lichamelijke gevolgen en veranderingen. Die objectiverende boodschappen hebben veel invloed op vrouwen, met alle gevolgen van dien.’

© Sofie Peeters

Kristoff Verdonck

Kiezen voor veranderingen

Niet alle moeders zijn even positief over de mommy make-over. Sommigen zien het als een poging om de kenmerken van een zwangerschap weg te werken. Yasmine* (25), moeder van Sophia (3 maanden), is ronduit tegen de ingreep. ‘Ik snap niet dat mensen dergelijke operaties ondergaan. Ik heb hangborsten gekregen door het geven van borstvoeding, maar ook loshangende huid en striemen op mijn buik. Als je aan kinderen begint, moet je beseffen dat je leven en lichaam veranderen.’ Net zoals vele vrouwen lette zij op haar lijn en ging ze regelmatig sporten: ‘Voor mijn zwangerschap was ik bezig met mijn lichaam en hoe ik eruit zag. Zodra je zwanger bent, moet je een klik maken. Je weet waar je aan begint en wat de gevolgen zijn. Nu ben ik opnieuw bezig met gezonder te eten en probeer ik dagelijks te gaan wandelen. Dat mijn lichaam niet meer hetzelfde is als ervoor, aanvaard ik.’ Yasmines wijze raad: ‘Geef jezelf en je lichaam tijd om aan te passen. Je oude vorm zal je nooit terugkrijgen, maar sporten en op je voeding letten helpt’. *Willen anoniem blijven

© Sofie Peeters

Jolien Trekels

magazine

7


De invloed van sociale media op urban exploration

URBEX: OPENBAAR OF GEHEIM?

© Karsten Quix

Urban exploration of kortweg urbex is de hippe naam voor het bezoeken en fotograferen van verlaten gebouwen en omgevingen die doorgaans niet voor het publiek zijn opengesteld. Tot voor kort was het fenomeen nog vrij onbekend, vandaag is het razend populair. Velen beschouwen de unieke hobby zelfs als een nieuwe alternatieve vorm van toerisme. Sommigen zetten hun exploten wat graag op sociale media, anderen vinden dat dit echt niet kan. Karsten Quix

S

amen met urbexer Dries Martens vertrekken we op urbextocht naar een geheime locatie. Op de verrotte deur hangt een waarschuwing: ‘Geen toegang, ook niet voor urbexers.’ We openen behoedzaam de deur en betreden de verlaten schuur. Lijnen van licht schijnen doorheen het bouwvallige dak op een vergeten tijdscapsule, gevuld met oude snowcats We trekken verder naar een verlaten psychiatrische instelling waar we twee andere urbexers tegen het lijf lopen en samen zoeken we een ingang. Helaas blijven we niet onopgemerkt: twee veiligheidsagenten houden ons nauwlettend in de gaten en verplichten ons de expeditie te staken. Urban exploration is populair en je kan er prachtige foto’s aan overhouden, dat is zeker. Het recreatief gebruik van verlaten infrastructuur wordt daarom steeds vaker gezien als een nieuwe vorm van toerisme. Tegenwoordig kan je zelfs al op begeleide tochten door het urban landschap in België gaan. Gidsen nemen de onervaren ontdekkers mee naar geïsoleerde en verlaten plaatsen waar ze de perfecte foto kunnen maken om op hun sociale media te posten. Maar de populariteit van deze urbexlocaties is ook vandalen niet ontgaan. Zo ging onlangs een leegstaande villa in Roosdaal in rook op toen ze via video’s op YouTube de plek in het oog kregen. Veel plaatsen zien er vandaag al helemaal anders uit dan een aantal jaren geleden. En niet iedereen kan zo goed om met die populariteit. ‘Als je dagenlang naar een locatie hebt gezocht en je er een jaar later een bende dertienjarigen sigaretjes ziet roken en selfies nemen, dan is dat wel teleurstellend’,

magazine

8

vertelt Dries. Sommige urbexers streven ernaar om de locaties geheim te houden, wat steeds moeilijker is door sociale media en urbexapps. Iedereen kan tegenwoordig op ontdekkingstocht gaan. Maar door de groeiende populariteit worden deze plaatsen sneller afgesloten, afgebroken of vernield. In haar masterproef over urban exploration schrijft Shauny Logist dat veel urbexers amper of zelfs geen informatie delen om zo de locaties geheim te houden. ‘Vroeger was dat nog veel meer’, zegt Dries. ‘De plaatsen werden enkel binnen bepaalde groepen gedeeld. Maar dat kan niet meer door de komst van sociale media.’ Volgens Logist vinden anderen het net belangrijk om locaties te delen om op die manier het erfgoed te beschermen. ‘De meerderheid is tegen de geheimzinnigheid,’ vertelt Jeroen Rosseels van Urbex TV, een Youtubekanaal over urban exploration. ‘Iedereen die geïnteresseerd is in urbex en fotografie moet de kans krijgen om verlaten plaatsen te ontdekken.’ Ervaren urbexers nemen afstand van de nieuwe beweging die alles deelt op sociale media. ‘Soms voelde ik me echt Sherlock Holmes als ik locaties ontrafelde aan de hand van erfgoedlijsten of geboorteregisters; als ik door een tunnel moest kruipen om dan drie alarmsystemen te omzeilen en uiteindelijk in een verlaten crypte halfopen graftombes te zien liggen,’ vertelt Dries. Daarom vluchten vandaag steeds meer Belgische nostalgieavonturiers naar het buitenland, op zoek naar plekken die nog echt onaangeroerd zijn.


© Hilke Hermans

Jos Ramaekers bij een door everzwijnen omgewoeld stuk weide op het Domein Kiewit

OP KAMP MET EVERZWIJNEN ‘Laat ik mijn kind nog meegaan op kamp?’ Die vraag stellen bezorgde ouders aan jeugdbewegingen als die bekendmaken dat hun kampplaats voor deze zomer in Limburg ligt. Daar heerst sinds enkele maanden een everzwijnenplaag. De everzwijnen komen meer en meer voor in natuurgebieden, maar ook daarbuiten. ‘Ze zijn minder mensenschuw dan vroeger. Daarom wroeten ze nu tuinen om en zie je ze vaker tijdens wandelingen’, aldus Jos Ramaekers, coördinator van Natuurpunt Limburg. Hilke Hermans

U

it onze kleine rondvraag blijkt dat de ouders, ondanks hun ongerustheid over de everzwijnenplaag, nog niet beslist hebben of ze hun kinderen weghouden van het kamp. ’Want everzwijnen die mensen aanvallen zijn eerder de uitzondering dan de regel’, zegt Ramaekers. ‘Everzwijnen zien mensen niet als potentieel voedsel, van nature hebben zij schrik van ons.’ Een everzwijn valt wel mensen aan als het zich bedreigd voelt, bijvoorbeeld door jagers. ‘Tijdens de drukste kampperiode, van 1 juli tot en met 31 juli, mag er niet geschoten worden. Dat is goed want dan zijn de zwijnen minder opgejaagd. Als je een zeug samen met haar jongen tegenkomt, dan heb je wel een probleem. Ze voelt zich snel bedreigd en zal waarschijnlijk op jou afstormen.’ Sven Lieten, gemeenteraadslid in Zonhoven, pleit voor een informatiecampagne over everzwijnen. ‘Die beesten worden minder mensenschuw en trekken het centrum in. De schade aan de tuinen is vervelend, maar het veiligheidsprobleem is veel belangrijker. Mensen weten niet wat ze moeten doen als ze zwijnen tegenkomen’, aldus Lieten. Hij vindt dat zowel de gemeentes als de provincies verantwoordelijkheid dragen, en pleit dan ook voor een brochure waarin staat hoe mensen moeten reageren als ze een everzwijn zien. Daarnaast wil Lieten een groot bord met richtlijnen aan de ingang van natuurgebieden. ‘Dat is ook handig voor jongeren die op kamp komen in onze gemeentes. Zo zien zij onmiddellijk wat ze moeten doen als ze oog in oog staan met die dieren. Voorlopig zijn er nog geen slachtoffers gevallen. Maar als de zwijnen opgehitst worden, kunnen het heel gevaarlijke dieren zijn.’

Preventiebrochure

Marc Scheepers, eigenaar van een kampplaats in Bokrijk, relativeert de everzwijnenplaag op zijn kampterreinen. ‘Hier komen regelmatig zwijnen, maar voorlopig hebben we nog geen incidenten gehad.’ Scheepers deelt op eigen initiatief een brochure uit aan de jeugdbewegingen die deze zomer op zijn kampplaats bivakkeren. ‘In die brochure staat wat je moet doen als een everzwijn het kampterrein binnendringt. Meer doe ik eigenlijk niet. Een omheining met stroom plaatsen, zoals Natuurpunt voorstelt, is hier onmogelijk. Mijn terrein is zo uitgestrekt dat het weinig zin heeft. We hebben vooralsnog geen incidenten gehad, dus ik denk ook niet dat dat nodig is.’ Scouts en Gidsen Vlaanderen stuurt voorlopig geen richtlijnen uit over everzwijnen op kamp. Volgens hen is het nog te vroeg om hierover te communiceren maar er komen alleszins nog richtlijnen voor de zomer. Als u op wandel bent, is het dus niet ondenkbaar dat u een zwijn tegenkomt. Maar wat doet u dan juist? ‘Blijft best gewoon staan en kijk wat het dier doet. Gaan lopen is een zeer slecht idee. Maak ook lawaai door in je handen te klappen’, vertelt Ramaekers. Om everzwijnen op je kampplaats te voorkomen, geeft Ramaekers ook nog enkele tips mee. ‘Everzwijnen komen af op lekkere geuren, stockeer je eten dus ver uit de buurt van de tenten. Bewaar je eten of afval in afgesloten ruimtes zoals een container of hang het in een boom op minstens drie meter hoogte. Een laatste voorzorgsmaatregel voor eigenaars is hun terrein te voorzien van een omheining met stroomdraad’, zegt Ramaekers. ‘Dat houdt ze echt wel tegen.’

magazine

9


© Kevin Van den Panhuyzen

Vijftig jaar geleden bijna verdwenen, nu helemaal terug

VERGEET DE WOLF, HIER KOMT DE HAVIK... Na de oehoe en de wolf maakt ook de havik een comeback in België. In de jaren zeventig was de soort in onze contreien vrijwel uitgestorven. Nu is de kans groot dat je deze roofvogel in de Vlaamse bossen tegenkomt. ‘Maar omdat hun habitat, de natuur, steeds kleiner wordt, neemt de kans toe dat ze kippen in tuinen aanvallen’, zegt Koen Van Hove van de Koninklijke Belgische Ornithologische Federatie. Kevin Van den Panhuyzen, Jules Desmet en Victor Moonen

D

e havik is terug van weggeweest. Daar kan ook Dirk Mampaey, oud-journalist bij de openbare omroep en gastdocent aan de Erasmushogeschool Brussel, over meespreken. Eind februari werd een van zijn twee kippen gedood door een roofdier. ‘Ik dacht: potverdorie, toch niet weer een vos?’ Ruim een week later sloeg de kippendoder opnieuw toe. ‘Ik hoorde toen het gekrijs van bosduiven, eksters en kauwen in de bomen achter mijn tuin’, getuigt Dirk Mampaey. Toen hij dichterbij kwam, zag hij een roofvogel wegvliegen. Zijn kip overleefde de aanval aanvankelijk. ‘Ze was doodsbenauwd. Haar kopje was al wat kaalgeplukt.’ Een uur later kwam de roofvogel terug en was de kip aan stukken gereten. Mampaey nam contact op met de lokale afdeling van Natuurpunt die aan de hand van zijn beschrijving kon zeggen dat het om een vrouwelijke havik ging. ‘Hoe kan dat nu hier in Ekeren, vlak bij de haven en bij Antwerpen?’ vroeg hij zich af. Volgens het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is de Belgische havikenpopulatie de voorbije jaren sterk gegroeid en

magazine

10

zit de vogel intussen in vrijwel elk Belgisch bos. Natuurbehoudsvereniging Natuurpunt, die samen met het INBO onderzoek voert naar het roofvogelbestand in Vlaanderen, zegt dat de havikenpopulatie nog aan het groeien is. ‘In Duitsland is de havik een vogel geworden die tot in de stad gaat jagen. Dat zien we bij ons nog niet echt. Hier zijn haviken nog echte bosvogels’, legt vogelexpert bij Natuurpunt Gerald Driessens uit. ‘Er is in de Vlaamse bossen nog ruimte voor de havik.’ Ook de Koninklijke Belgische Ornithologische Federatie (KBOF) weet dat de havik, een dagroofvogel, een opmars kent in België, al plaatst nationaal verantwoordelijke voor de roofvogels Koen Van Hove daar enkele kanttekeningen bij. ‘De habitat van de roofvogel, de vrije natuur, wordt alsmaar kleiner omdat we overal bouwen. De betonstop komt er maar niet. In Vlaanderen kan een roofvogel geen territorium meer hebben zonder dat er een huis in de buurt is’, zegt Van Hove. Bijgevolg neemt de kans toe dat we binnenkort ook haviken in onze achtertuinen zien. ‘Zeker als er al eens een mals kippetje in de tuin rondloopt’, lacht de roof-


vogelexpert.

Wolf

Steeds vaker vallen roofvogels zoals de buizerd en de havik kippen aan. ‘Dat is ook logisch als jagers de prooien van roofvogels doodschieten’, aldus Van Hove. Maar dat nuanceert Natuurpunt. ‘Het is logisch dat het vaker gebeurt, want er zijn meer roofvogels. Daar zijn enkele nadelen aan verbonden, zoals de aanvallen op tamme kippen. Toch vormen die kippen slechts een kleine fractie van het voedselaanbod voor roofvogels. Als er af en toe een kip wordt gepakt, zal niemand daar wakker van liggen’, zegt Gerald Driessens daarover. Toch zegt de KBOF dat het fenomeen in de toekomst alleen maar zal toenemen. ‘Om de afvalberg te verkleinen houden we steeds meer kippen’, zegt Van Hove. ‘Zolang de mens overal blijft bouwen, zolang de territoria van roofvogels kleiner worden en zolang we hun prooien weghalen, zullen haviken en buizerds zich vaker aan onze kippen wagen. Ze moeten hun voedsel halen waar het zit.’ Eva Borstlap woont in Heist-op-den-Berg aan de rand van een bos en kan erover meespreken. ‘We hadden drie kippen, die we de namen van K3 hadden gegeven. Afgelopen zomer was Kristel, onze zwarte kip, plots weg. K3 werd zo K2. Wat er van haar overbleef, waren enkele pluimen.’ Het doet een beetje denken aan de wolf, die sinds een jaar terug in ons land is. Ook die jager haalt zijn voedsel waar het zit en bijt daarom wel eens een schaap dood. Natuurpunt richtte daarom een wolventeam op dat schapen en geiten moet beschermen tegen de wolf. Zo ver is het nog niet gekomen met de havik, een roofvogelteam is nog niet voor morgen. ‘Maar preventie blijft wel belangrijk. Als je een kippenhok hebt, sluit het dan voldoende af zodat roofdieren niet bij de kippen kunnen’, klinkt de raad van Natuurpunt. ‘Tegen roofvogels kan je je kippenren overspannen. Of je kan een parelhoen tussen je kippen zetten. Dat zijn heel alerte vogels die meteen lawaai maken zodra ze een roofvogel zien’, raadt Van Hove aan. Verdere stappen zijn voorlopig nog niet aan de orde, zeggen zowel de KBOF als Natuurpunt. ‘Laat de natuur haar gang gaan.’ Tegen vossen en steenmarters had Eva Borstlap haar kippenren al beschermd met behulp van betonnen platen. ‘Nadat we Kristel verloren hadden, hebben we de kippenren overspannen met een net.’ Voor de mens vormt de havik geen enkel gevaar. ‘Als je niet te dicht bij een nest komt, zal de havik nooit mensen aanvallen’, aldus roofvogelkenner Van Hove. Van het Turnhoutse Vennengebied tot het Zoniënwoud, dagelijks spotten wandelaars de roofvogel. Dat blijkt uit de gegevens van waarnemingen.be, een platform van Natuurpunt waarop natuurliefhebbers dier- en plantsoorten kunnen melden. Ooit was dat nog anders. ‘In de jaren ze-

ventig was de havik net als de meeste roofvogels vrijwel verdwenen door de jacht. Ze waren zo goed als uitgestorven in België’, legt Van Hove uit. ‘Ook in de landbouw werden roofvogels vervolgd, al zijn ze bondgenoten van de boeren in de strijd tegen knaagdieren’, voegt Gerald Driessens daaraan toe. Intussen is de wetgeving strenger geworden. Daardoor kon de havik net als vele andere vogels een comeback maken.

Gif

Alle roofvogels zijn beschermde diersoorten, maar toch blijft de jager een van de grootste vijanden van de havik. Haviken en jagers hebben het gemunt op dezelfde prooidieren. ‘Daarom kunnen ze de vogels niet verdragen. Spijtig genoeg worden er nog steeds roofvogels neergeschoten’, aldus Van Hove. In de concurrentiestrijd om loslopend wild durft de meer gluiperige jager roofvogels zelfs te vergiftigen, door gif in lokaas te verstoppen. ‘Ook duivenmelkers beschouwen de jagende vogels als vijanden, zij zien hun kostbare prijsduiven wel eens verdwijnen in de klauwen van een roofvogel.’ Het is niet duidelijk hoeveel vogels vergiftigd worden. ‘De pakkans is relatief klein, maar de straffen zijn erg zwaar.’ Naast de jagers en de duivenmelkers zijn er nog de verzamelaars en handelaars die op zoek gaan naar roofvogelnesten om de eieren te stelen en ze zelf uit te broeden. ‘Dat gebeurde vroeger nog meer dan nu, al geeft Vogelbescherming Vlaanderen aan dat het nog steeds voorkomt’, zegt Van Hove. Niet iedereen ziet de havik dus even graag komen. Of de soort beter beschermd moet worden, weet de KBOF niet. ‘Als er al eens een vogel sterft door vergiftiging is dat geen ramp. Al zou het niet mogen gebeuren. Maar we moeten de populatie absoluut in stand houden’, stelt de nationaal verantwoordelijke voor de roofvogels. ‘Net als de buizerd ruimt de havik heel wat kadavers op. Ze moeten er zijn want ze zijn erg nuttig.’

©Kevin Van den Panhuyzen

Gerald Driessens

©Eva Borstlap

Eva Borstlap

©Kevin Van den Panhuyzen

... en de buizerd... en de valk... Niet alleen de havik is in België aan een opmars bezig zegt Natuurpunt op basis van waarnemingen. ‘De meeste roofvogels gaat het tegenwoordig voor de wind’, zegt vogelexpert Gerald Driessens. ‘De buizerd is een algemeen voorkomende roofvogel geworden. Zo lezen we jaarlijks over buizerds die bijvoorbeeld joggers aanvallen.’ Ook de torenvalk en de sperwer, die erg nauw verwant is aan de havik, doen het niet slecht. ‘Maar de opkomst van de havik is enigszins ten nadele van de sperwer. Als het erop aankomt, zal een havik een sperwer als prooi beschouwen. De natuur is cru.’

Dirk Mampaey

© Jules Desmet

Koen Van Hove

magazine

11


© Kevin Van den Panhuyzen

Natuurlijke imkers trekken aan de alarmbel

DE HONINGBIJ UITGEMOLKEN Het gaat niet goed met de honingbij, niet in Vlaanderen maar ook niet in de rest van de wereld. Parasieten, pesticiden en een tekort aan eten veroorzaken massale bijensterfte. Is het in deze tijden dan nog verantwoord om honing van de beestjes af te pakken terwijl ze die zelf nodig hebben? Natuurlijke imkers vinden van niet, ze laten de bijen begaan en grijpen niet in. ‘Ik heb geen enkele behoefte om ook maar iets af te nemen van mijn bijen.’ Régis Van Der Veken

G

een bijen betekent geen gewassen en dus geen eten, dat weten de meeste mensen ondertussen wel. Toch beseffen maar weinigen hoe essentieel de insecten voor ons zijn: van de 100 belangrijkste gewassen ter wereld, goed voor 90 procent van al het voedsel, worden er 71 bestoven door bijen. Ze zijn voor ons dus letterlijk van levensbelang. Maar al decennia lang verliezen imkers grote aantallen van hun bijenvolken. ‘In 2012 en 2013 overleefde ongeveer een derde van de bijen de winter niet, dat is behoorlijk abnormaal. Wanneer een imker zo veel dieren verliest, is dat rampzalig’, zegt professor Dirk De Graaf, directeur van de onderzoekscel Honeybee Valley aan de Universiteit Gent. Die bijensterfte heeft verschillende oorzaken. Een ervan is een tekort aan voedsel. Maar de grootste boosdoener is de varroamijt, een dodelijke Aziatische parasiet. De mijt kan op verschillende manieren bestreden worden, onder meer met verdelgingsmiddelen. Aan dat laatste doen natuurlijke imkers niet mee. Zij laten de bijen hun eigen gang gaan en proberen zich niet te moeien. ‘Als we de bijen niet behandeld hadden toen de varroamijt in de jaren 80 naar hier kwam, dan zouden we gigantische verliezen hebben geleden, maar waren de overblijvende bijen nu wel tegen de mijt bestand’, zegt Lode Devos, natuurlijk imker en werkzaam bij Werkgroep Natuurlijk Imkeren. ‘Maar we zitten in

magazine

12

zo’n verziekte maatschappij dat het moeilijk is geworden om nog natuurlijk te functioneren.’ Devos teelt zijn bijen volledig natuurlijk en schuwt geen scherpe uitspraken: ‘De manier waarop we met bijen omgaan, past perfect in de manier waarop we ook omgaan met koeien, kippen en andere dieren die we kweken voor consumptie: we melken ze uit. Wanneer ik lezingen geef aan imkerverenigingen, zie ik vaak tegenstrijdigheden. Mensen willen niets liever dan zo natuurlijk mogelijk imkeren, maar ze willen tegelijkertijd veertig kilo honing oogsten. Dat klopt niet. Dat is hetzelfde als tegen je partner zeggen “ik zie jou enorm graag”, terwijl je haar een ferme klets in het gezicht geeft.’

Elk jaar een nieuwe koningin

Veel imkers zijn bovendien bezorgd over de kwaliteit van hun honingbijen. Zo willen de meesten niet dat hun bijen mensen steken en agressief worden, al is dat wel de natuurlijke gang van zaken. Een bijenvolk gaat na verloop van tijd ook zwermen, waarna het zich op andere plekken gaat vestigen. Zo was er vorig jaar een bijenvolk dat neerstreek op een verkeerslicht in hartje Brussel. Imkers proberen dat natuurlijke gedrag tegen te gaan door de oorspronkelijke koningin te vervangen door een andere, zogenaamd raszuivere koningin uit een kweekstation. Daardoor


worden de bijen minder agressief en gaan ze niet zwermen. Devos: ‘Alles in mij komt in opstand tegen die praktijken. Je kan hieraan meedoen, maar enkel in geval van echt hoge nood. Nu zijn er echter heel veel imkers die om het jaar al hun koninginnen vervangen door geselecteerde koninginnen, en waarom? Omdat ze maar één doel hebben en dat is het rendement van de honing zo hoog mogelijk houden. Op die manier doorbreek je volledig de cohesie van het systeem.’ Toch is het rendement niet voor alle imkers de belangrijkste reden om op die manier te werk te gaan. Rik Janssens, mede-eigenaar en -oprichter van Amielo, een bedrijf dat bijenkasten plaatst bij ondernemingen en ook eigen honing verkoopt, doet het uit praktische overwegingen. ‘Als je niet op tijd ingrijpt, krijg je op termijn bijzonder agressieve bijen. Vorig jaar had ik zo’n volk en ik moest mezelf echt inpakken en aftapen als ik er een kijkje ging nemen. Wanneer ik de kasten geopend had, kon ik er twee à drie uur niet in de buurt komen. Dat soort bijen kan je niet houden in voorstedelijk gebied, in Vlaanderen dus bijna nergens. Wanneer je op een plaats woont met amper mensen in de buurt is dat helemaal anders.’ Hoewel Janssens ook honing oogst en verkoopt, maakt hij zich sterk zijn bijen niet uit te buiten: ‘Wij gaan onze bijen nooit pushen om meer honing te maken. Valt de oogst een jaar wat tegen, dan is dat maar zo.’ Bovendien kunnen bijen af en toe wel een klein beetje honing missen. Grote volken maken na verloop van tijd zelfs te veel honing aan en zijn er soms mee geholpen dat er wat honing wordt weggenomen. Dat zegt ook De Graaf: ‘Honing is inderdaad een erg rijk voedingsmiddel voor bijen maar om nu te zeggen dat ze verzwakken als we daar wat van wegnemen, dat houdt voor mij geen steek. Er zit stuifmeel in honing, dat is voor bijen belangrijk, maar dat stuifmeel wordt pas waardevol door vergisting en die gebeurt helemaal niet in de honing. Zolang de imker hen suikerwater in de plaats geeft, zie ik niet wat er mis mee is.’ Natuurlijke imkers vinden echter dat de voedingsstoffen in honing niet te vergelijken vallen met die in suikerwater. Velen zijn er ook gewoon principieel tegen. Devos: ‘Ik kan begrijpen dat iemand wat honing neemt wanneer zijn bijen er overschot aan hebben. Maar enkel als men dat met respect voor hun ecosysteem doet. Nooit wanneer een imker meer afneemt dan de bijen zelf kunnen missen.’

Bewustzijn groeit

Door de alarmerende berichten rond de bijensterfte spannen niet alleen kleine hobby-imkers zich in, maar worden ook grotere bedrijven zich steeds bewuster van het probleem. Zo zette de Duitse farmaceutica-gigant Bayer doelgerichte

stappen om duurzame landbouw te ondersteunen. Hier is een prominente plaats weggelegd voor bijen. Het bedrijf opende enkele jaren geleden de zogeheten Bayer Forward Farm op een boerderij in het Vlaams-Brabantse Huldenberg. ‘De doelstelling was om mensen naar hier te halen en hen de aspecten van duurzame landbouw in de praktijk te tonen en erover te praten’, weet Veerle Mommaerts, Food Chain Manager bij Bayer Crop Science. ‘Het is vanuit die optiek dat we ook met een imkerprogramma gestart zijn om aan het grote publiek te kunnen vertellen wat er nu precies aan de hand is met de bijen en om te tonen wat wij eraan proberen te doen samen met de landbouwers.’ Eén van de imkers op de Forward Farm is Jan Stevens, hij organiseert er onder andere praktijklessen en uiteenzettingen voor beginnende imkers. Na afloop van zo’n uiteenzetting krijgen de bezoekers een potje honing mee als aandenken. Toch ziet ook Stevens er steeds op toe dat er niet te kwistig wordt omgegaan met de honing: ‘We oogsten wel wat honing maar letten er steeds op dat de bijen zelf nog voldoende hebben. We gebruiken een vernuftig systeem, de zogenaamde honingzolder, waarin de bijen hun overtollige honing kunnen opslaan. Dat deel oogsten we, maar van de rest blijven we echt af.’

© Régis Van Der Veken

Dirk De Graaf

© Régis Van Der Veken

Lode Devos

Bij-vriendelijke omgeving

Volgens De Graaf is het goed dat steeds meer bedrijven iets proberen te doen aan de problematiek rond bijen. Toch vindt hij dat de meeste te snel en zonder nadenken te werk gaan. ‘Bedrijven proberen om een groen imago te krijgen door een bijenkast op het dak te zetten’, zegt hij. ‘Maar daardoor verstoren ze eigenlijk het evenwicht tussen het aantal bijen en het beschikbare eten. Wanneer ik dat zie, denk ik altijd: “Mensen, stop ermee”. Zet liever een aantal bomen rond je bedrijf of maak van je muren een groene verticale wand en zet die vol bijenplanten, dán doe je iets goeds voor de bijen. Nu ben je gewoon heel het evenwicht dat er was aan het verstoren.’ Bayer maakt zich sterk de omgeving rond de Forward Farm zo bij-vriendelijk mogelijk te maken met aandacht voor voldoende voedsel. Bovendien is de Forward Farm niet het enige initiatief waarmee de multinational de bijensterfte onder de aandacht wil brengen. Zo heeft Bayer al langer een Bee-Care Center in Duitsland, waar onder meer de voedselvoorziening en gezondheid van de bijen in kaart worden gebracht. Mommaerts: ‘Met al deze initiatieven proberen we de problematiek rond bijen bespreekbaar te maken. We hebben daar geen schrik van, met de Forward Farm werd een grote stap gezet. We hebben hier nu een plek om een woordje uitleg te geven over de situatie en geven zo ook de kans aan anderen om te zien hoe het allemaal in zijn werk gaat. Bijen zijn meer dan honing en nijdige prikken.’

© Kevin Van den Panhuyzen

Veerle Mommaerts

© Kevin © Régis Van den Van Panhuyzen Der Veken

Jan Stevens

magazine

13


De terugkeerders getuigen

‘VEGETARIËR ZIJN: DAT IS HARD WERKEN!’

© Marijn Sourbron

Kleurrijke foto’s van vegetarische gerechten en lijstjes met tientallen voordelen. Dat en zoveel meer gebruiken influencers en de media om ons het gevoel te geven dat vegetariër zijn gemakkelijk is. Onze maatschappij moedigt minder vlees eten sterk aan. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe voedingsdriehoek, waarin bewerkt vlees gelijk staat aan fastfood. Hoewel het vegetarisme in opmars is in Vlaanderen, is het dieet niet geschikt voor iedereen en haken sommigen toch af. ‘Vegetarisch of veganistisch leven, is niet voor luie mensen. Het is ontzettend hard werken’, zegt professor Voeding en Gezondheid Theo Niewold (KULeuven). Laurence Torck

V

© Laurence Torck

Theo Niewold

magazine

14

olgens cijfers van de vzw Ethisch Vegetarisch Alternatief (EVA) stijgt sinds 2010 het aantal vegetariërs in Vlaanderen. Dat lijkt vandaag heel positief, maar het is toch opletten geblazen. ‘Vegetarisch zijn houdt risico’s in want als je niet goed oplet, kunnen er tekorten ontstaan. En die kunnen problematische gevolgen hebben’, zegt professor Theo Niewold. Vegetariërs moeten meer op hun voeding letten dan vleeseters omdat ze minder eiwitten binnenkrijgen. ‘Plantaardige bronnen bevatten wel degelijk eiwitten, maar die zijn minder gemakkelijk door het lichaam op te nemen dan die uit dierlijke producten’, aldus Niewold. Charlotte Van Lancker (23) schrapte een jaar lang vlees uit haar eetpatroon, maar stopte omdat ze te veel fysieke klachten kreeg. ‘Ik werd na een tijdje heel moe. Mijn bloedwaarden waren op heel korte tijd slechter geworden. Ik miste ijzer en voornamelijk vitamine B12’, vertelt ze. B12 is een vitamine die essentieel is voor het zenuwstelsel, het immuunsysteem, het hart- en vaatstelsel en het maag- en darmstelsel. Voor zowat alles dus. Die vitamine vind je enkel in vlees

en dierlijke producten. Vegetariërs kunnen hun B12-waarden op peil houden door bijvoorbeeld eieren te blijven eten. Voor veganisten - of met het Engelse modewoord ‘vegans’ - die helemaal geen dierlijke producten eten, is het onmogelijk om deze vitamine op te nemen, tenzij door supplementen te slikken. Sommigen gaan daar heel ver in. ‘Omdat de mens deze vitamine aanmaakt in de darmen, zijn er veganisten die hun uitwerpselen filteren en opdrinken om op die manier toch B12 te kunnen opnemen’, aldus Niewold.

Bewerkte vleesvervangers

Wie beslist om geen vlees meer te eten, is dus aangewezen op vervangproducten om de nodige vitamines en mineralen binnen te krijgen. Maar dat blijkt niet altijd even eenvoudig te zijn. Tien jaar lang was Wito Deschrijver (24) een overtuigde vegetariër. Naast veggieburgers at hij weinig andere vervangmiddelen. ‘Een groenteburger of -schnitzel maken kost weinig moeite. Als je nog thuis woont en de anderen vlees eten, is het ook gemakkelijker omdat je geen twee compleet verschillende gerechten moet maken’, zegt Wito.


Ook Charlotte at voornamelijk voorgebakken en gepaneerde vleesvervangers: ‘Ik greep naar bewerkte producten door tijdsgebrek. Het was handig maar ik merkte dat ik er fel door verdikte.’ Volgens het Vlaams Instituut Gezond Leven zijn groenteburgers geen volwaardige vleesvervangers. De voedingswaarde van deze producten zou minder goed zijn dan andere vleesvervangers zoals linzen, bonen of sojaproducten. Doordat ze vaak gepaneerd zijn, nemen ze meer vet op tijdens het bakken. ‘Er heerst vandaag een soort fobie voor al wat industrieel gemaakt is. Maar niet alles dat verwerkt of bewerkt is, is noodzakelijk slecht’, nuanceert professor Niewold. ‘Wel is het belangrijk om te weten dat hetzelfde principe geldt als voor gehakt, je moet het niet elke dag van de week eten. Het zijn geen slechte vleesvervangers, maar consumeer ze met mate.’

Altijd honger

De voedingsaanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad stellen dat vegetariërs ook bijna twee keer zoveel moeten eten als wie vlees eet. ‘Het vegetarische dieet is op het vlak van eiwitduurzaamheid minder goed. Een vegetariër moet dus ook meer inspanningen leveren door meer te eten dan niet-vegetariërs’, bevestigt Niewold. Dat merkte ook Siegfried Van Den Houten (23), die na twee jaar besloot om opnieuw vlees te eten. ‘Ik wilde in Nieuw-Zeeland een wandelroute van 3.000 kilometer afleggen. Al snel werd dat moeilijk, omdat ik altijd honger had. Hoewel ik normale porties at, bleek dat niet voldoende om de vermoeidheid tegen te gaan’, vertelt hij. Uiteindelijk gaf Siegfried het vegetarische dieet op. ‘Het zal geen wondermiddel geweest zijn, maar ik zag dat ik minder moeite had om uren aan een stuk te stappen. Natuurlijk had ik in het begin spijt, maar ik merkte na een tijdje echt een verschil’, zegt hij. Volgens Sport Vlaanderen kunnen ook topsporters vegetariërs of veganisten zijn. Het dieet zou zelfs ideaal zijn voor duursporters omdat ze meer koolhydraten (granen, noten, groenten…) eten dan niet-vegetariërs. Ook bestaat er geen

bewijs dat vegetarisch eten slecht zou zijn voor de fysieke prestatie. ‘Je kan een topsporter zijn zonder dierlijke producten te eten. Maar je moet dan nog meer letten op wat je eet. We mogen ook niet vergeten dat die topsporters vaak injecties krijgen of supplementen innemen om de noodzakelijke eiwitten en mineralen op te nemen’, zegt Niewold.

Flexitariër

Net als Charlotte, Wito en Siegfried besloot Stan Vos (25) de veggieburger in te ruilen voor een stukje vlees. Vandaag probeert hij wel nog altijd zijn vleesconsumptie in te perken: ‘Ik werd vegetariër omdat ik mijn ecologische voetafdruk wilde verkleinen. Het werd vooral moeilijk om vegetariër te blijven omwille van sociale redenen. Op familiefeesten at ik wel vlees omdat ik geen last wilde zijn. Vandaag probeer ik als flexitariër nog steeds mijn steentje bij te dragen door verschillende dagen in de week vlees te schrappen. Mijn ouders waren ook opgelucht toen ik besloot opnieuw vlees te eten, omdat ze geen twee aparte menu’s meer moesten maken.’ Flexitariërs eten in tegenstelling tot vegetariërs wel vlees, maar slechts enkele dagen in de week, waardoor hun CO2-uitstoot toch daalt. In 2008 lanceerde vzw EVA de campagne ‘Donderdag Veggiedag’ om Vlaamse gezinnen aan te moedigen om minstens één of twee keer per week vegetarisch te eten. Sindsdien hebben al 21.000 mensen zich geëngageerd om dit wekelijks te doen. ‘Dankzij de flexitariërs daalt de vleesconsumptie maar er zijn ook andere manieren om duurzaam te eten. Je kan bijvoorbeeld vaker kip eten in plaats van naar rundsvlees te grijpen.’ Kippen produceren minder broeikasgassen, waardoor hun CO2-uitstoot veel lager is dan bij runderen. ‘Als we echt iets willen doen aan die duurzaamheid, dan moeten we gewoon minder eten. We mogen niet enkel naar het vlees wijzen, de mens consumeert te veel van alles. Een gevarieerd eetpatroon en met mate eten is ook al een grote stap in de goede richting’, besluit professor Theo Niewold.

© Laurence Torck

Charlotte Van Lancker

© Laurence Torck

Wito Deschrijver

© Laurence Torck

Siegfried Van Den Houten

Hoe hou je het vol als vegetariër? Volgens vzw EVA eten veel vegetariërs opnieuw vlees als gevolg van de sociale druk. Velen voelen zich niet gesteund en hebben het gevoel een last te zijn. Toch is het volgens de vzw best mogelijk om het vegetarische dieet langdurig vol te houden met deze tips: • Word lid van een vegetarische community. Op die manier kan je verhalen delen en tips uitwisselen. • Als je samenwoont met vleeseters kan je recepten uitproberen die gemakkelijk klaar te maken zijn voor zowel vegetariërs als voor vleeseters. Zo moet je geen extra gerechten klaarmaken. • Probeer eerst minder vlees te eten in plaats van het meteen te schrappen.

© Marijn Sourbron

Stan Vos

magazine

15


© Cleo Decoster

‘Parket vervolgt pas bij vierde overtreding’

ROOKVERBOD IN BRUSSELSE CAFÉS LIJKT MAAT VOOR NIETS Sinds 2011 geldt een algemeen rookverbod in België. Om niet-rokers te beschermen, is het verboden om op openbare plaatsen zoals cafés en restaurants een sigaret op te steken. Acht jaar na datum blijkt dat er nog steeds heel wat rammelt aan het verbod, en dan vooral aan de controle erop. Cleo Decoster en Arthur Robberechts

O

p café in Brussel. Om één uur ’s nachts gaan de gordijnen dicht, de deuren op slot en verdeelt het personeel de asbakken over de tafels. Hier roken ze binnen, en dat is geen uitzondering. ‘Er zijn altijd horecazaken waar dat gebeurt. Zeker in bruine kroegen, waar iedereen elkaar kent’, aldus Elisa*, controleur van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid in Gent. ‘Vanaf een bepaald uur durven mensen al eens te denken dat er geen risico meer is, omdat ze ervan uitgaan dat we toch niet meer langskomen.’ Dat nogal wat hardleerse café-uitbaters het rookverbod aan hun laars lappen is geen nieuws. ‘De horecasector is heel creatief in het bedenken van manieren om de wet te omzeilen. Doen alsof de zaak gesloten is door de gordijntjes te sluiten is daar een voorbeeld van’, meent Paul Van den Meerssche, hoofd van de controledienst van de FOD Volksgezondheid. Maar er is meer aan de hand. De inspectie en opvolging van het rookverbod door Volksgezondheid en de lokale politie lopen niet altijd even gesmeerd.

Agressie

België telt momenteel 35 ambtenaren die dagelijks controles uitvoeren op de naleving van het rookverbod, de alcoholwetgeving en, best verrassend, de regels omtrent cosmeticaproducten. Bovendien gaan de bevoegde personen vaak per twee op stap wat er dan weer voor zorgt dat ze minder controles kunnen uitvoeren. ‘Ons land kampt al jaren met een tekort aan controleurs’,

magazine

16

zegt Jean-Paul Dreze, politiecommissaris in Brussel. Hij voerde jarenlang controles uit in de horecasector. Dreze geeft aan dat de politie vooral na middernacht de controleur bijstand geeft. Daarnaast blijft de taalbarrière in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar er amper drie controleurs werken, een doorn in het oog van de controlediensten. Victoria*, een Franstalige controleur uit het Brusselse, legt uit: ‘Wanneer we in Nederlandstalige bars (met een Nederlandstalige uitbater, nvdr.) langsgaan, doen we meestal een beroep op Vlaamse controleurs vanuit de randgemeenten.’ De Franstalige controleurs beschikken wel over een basisniveau Nederlands, maar dergelijke inspectie vergt een betere kennis van de taal.’ Vaak krijgen controleurs ook nog eens te maken met verbale agressie en bedreigingen. ‘Sommigen vinden het onrechtvaardig dat ze een boete krijgen’, zegt Dreze. Dat kan Elisa beamen: ‘Hoewel de uitbaters meestal goed meewerken, moeten we niet rekenen op een vlotte communicatie met de cafégangers die we inspecteren.’ Of dat uit de hand kan lopen? ‘Zelf heb ik nog geen last gehad van fysieke agressie’, verklaart Elisa, ‘maar ik hoorde wel al van collega’s in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant van wie de banden werden platgestoken. Eigenlijk heerst er wel altijd een zekere angst, maar je mag je daar niet door laten leiden.’ Ook is anonimiteit voor de controleurs een belangrijk gegeven zodat ze zichzelf kunnen beschermen.


Waterpijpbars

De controleurs gaan op zoek naar kroegen waarvan ze veronderstellen dat de klanten of uitbaters binnen roken. Sinds enkele jaren zijn de FOD Volksgezondheid en de politie genoodzaakt extra aandacht te besteden aan een nieuwe soort horecazaak. ‘In Gent schieten de shishabars (bars waar je waterpijp kan roken, nvdr.) als paddenstoelen uit de grond, maar telkens gaan er ook weer een aantal weg,’ zegt Elisa. ‘Als we naar waterpijpbars gaan, krijgen we vaak politiebijstand. Ook de brandweer vergezelt ons om de COwaarden te meten en de bar eventueel te evacueren indien de waarden te hoog liggen.’ Van den Meerssche vult aan: ‘Achter de deuren van deze bars stellen we meer soorten inbreuken vast dan enkel de overtreding van het rookverbod, zoals bijvoorbeeld zwartwerk. Criminele bendes zijn hier vaak actief.’

Tegenwind

De opvolging van het rookverbod blijkt dus geen gemakkelijke job. En er zit nog een kink in de kabel. ‘Bij mijn weten is nog geen enkel café veroordeeld door de Brusselse rechtbank’, aldus Van den Meerssche van Volksgezondheid. ‘Als het parket niets doet met de sanctionering, dan valt heel je controlesysteem in duigen.’ Daar is Jean-Paul Dreze het mee eens: ‘Er moet een reactie volgen als de wet niet wordt nageleefd.’ Alleen het parket is bevoegd om een horecazaak te sluiten, en daar wringt het schoentje. ‘Het parket legt ons op dat we eerst vier overtredingen moeten vaststellen, alvorens zij een zaak kunnen vervolgen’, vertelt Dreze. ‘Maar dat staat niet in de wet, dat hebben zij zelf beslist. In de praktijk is dit nog nooit gebeurd.’ Het Brusselse parket was, na herhaaldelijk aandringen, niet bereid om hier commentaar op te geven. Niet alleen in Brussel stelt justitie andere prioriteiten, zegt Elisa: ‘Er is een heel groot verschil tussen de verschillende parketten. Het parket van Dendermonde is heel streng, terwijl in Ie-

per, bijvoorbeeld, het parket heel laks is rond het rookverbod en veel van de pv’s seponeert.’ De dossiers die naar het parket gaan, zijn meestal grotere dossiers waar de controleurs veel werk insteken. ‘Als de parketmagistraten dan die 25 pagina’s in de vuilnisbak smijten, werkt dat erg demotiverend’, vult Elisa aan. De tegenwind voor de controlediensten komt ook uit een andere hoek. ‘Veel burgemeesters tonen niet veel interesse voor het rookverbod’, volgens Van den Meerssche. Politiecommissaris Dreze nuanceert: ‘Een inbreuk op de wet is niet de bevoegdheid van de burgemeester. Het rookverbod dus ook niet. Pas wanneer de openbare veiligheid, rust en gezondheid in het gedrang komen, kan de burgemeester zich ermee bemoeien.’

Er is bij mijn weten nog geen enkel café veroordeeld door de Brusselse rechtbank.”

Vredige wereld

Ondanks de extra controleurs die federaal minister van Volksgezondheid Maggie De Block bezorgde aan de Controledienst voor Tabak en Alcohol, blijft onze hoofdstad een pijnpunt. ‘In Brussel is het heel moeilijk om controleurs te houden,’ geeft Paul Van den Meerssche toe, ‘dat is ook het geval bij de politie. Mensen werken liever niet in Brussel omdat de stad een slecht imago heeft.’ Ook het verbod van De Block op roken in de auto is volgens Van den Meerssche enkel van symbolische waarde: ‘Soms heb ik het gevoel dat ons parlement gespecialiseerd is in wetten opstellen die in praktijk niet op te volgen zijn. Iemand beboeten die in de auto aan het roken is in het bijzijn van minderjarigen, is daar zo’n voorbeeld van.’ Toch blijft de job van controleur meer dan relevant. Daarom laat Victoria uit Brussel zich niet ontmoedigen: ‘Hoe meer we ons tonen als controleur, hoe groter het bewustzijn wordt.’ Elisa vult aan: ‘Je moet gewoon een beetje vaderlandsliefde hebben en willen dat iedereen zich aan de wet houdt. Als iedereen zich aan de regels houdt, leven we in een vredige wereld.’ *Willen als controleur anoniem blijven

Aantal uitgevoerde controles

Bron: FOD Volksgezondheid

België

Vlaanderen

Wallonië

Brussels Hoofdst. Gewest

2017

6.116

3.503

1.574

1.039

2018

4.176

2.604

1.127

445

België

Vlaanderen

Wallonië

Brussels Hoofdst. Gewest

2017

13%

13%

9%

20%

2018

14%

12%

10%

34%

© Cleo Decoster

Paul Van den Meerssche

Als we naar shishabars gaan, krijgen we vaak politiebijstand.”

Percentage inbreuken

© Arthur Robberechts

Jean-Paul Dreze

magazine

17


Lichtvervuiling bedreigt gezondheid en biodiversiteit

TÉ HELDERE TOEKOMST TEGEMOET Iedere week komen duizenden leerlingen op straat voor het klimaat. Ze brossen voor de bossen, betogen voor de planeet en eisen maatregelen tegen de vervuiling van de lucht en het water. Maar weinig van die aandacht gaat uit naar lichtvervuiling, terwijl dat net hetgeen is waar ze letterlijk van wakker liggen. ‘We kampen in Vlaanderen met een overdaad aan licht. En dat heeft een invloed op onze nachtrust’, zegt Hans Van Dyck, professor Gedragsecologie aan de Université catholique de Louvain (UCL). Cleo Decoster en Pieter Van der Elst

© Cleo Decoster

Tien uur ’s avonds op een donderdag in het voorstedelijke Dilbeek. Aan de hemel prijken enkele sterren en een oranje gloed die de nabijheid van Brussel verraadt. Volgens metingen van de Vereniging Voor Sterrenkunde zitten we hier in zwaar vervuild gebied wat lichthinder betreft. Dat is slecht nieuws voor wie graag sterren kijkt, maar ook onze gezondheid deelt in de klappen. Volgens professor Hans Van Dyck is het effect van te veel licht behoorlijk ingrijpend voor de mens. In het bijzonder de effecten van wit en blauw licht. Daardoor moeten we inboeten aan nachtrust en slaapkwaliteit waardoor we overdag minder goed functioneren.’ De jongste jaren publiceren onderzoekers steeds meer studies die ook de gevolgen van lichtvervuiling of lichthinder op de rest van de natuur beschrijven. Zo zijn er dieren die moeizamer navigeren omdat ze op de sterren vertrouwen, of raken een heleboel insecten in de war door al dat kunstlicht. Omdat insecten voedsel zijn voor andere dieren en onze planten bestuiven, krijg je een ongewenst domino-effect dat ook de mens treft. ‘Het is historisch zo gegroeid dat je in Vlaanderen overal huizen hebt staan. Elk stedelijk en landelijk gebied is verlicht en daardoor is ook de lichthinder alom aanwezig’, zegt Van Dyck. ‘Voor minder licht-

magazine

18

vervuiling, maar eigenlijk ook voor het milieu en onze portemonnee, moeten we een halt toeroepen aan de uitbreiding van de bewoonde gebieden. In feite moeten we zelfs de bebouwde oppervlakte opnieuw verkleinen.’ Daarnaast raadt Van Dyck aan om beter om te springen met het reeds aanwezige licht. ‘Er zijn overal wel wegen waar we vaker het licht kunnen doven. Op sommige plaatsen heb je absoluut licht nodig, maar dan kan je er aan de hand van armaturen (draagconstructies voor de lampen, nvdr.) wel voor zorgen dat het licht enkel naar beneden straalt en niet naar de hemel. Ook slimme verlichting, die aanspringt als iemand voorbijloopt of -fietst, kan soelaas bieden.’

Sterrenstreek

Een nieuwe rage in verlichting is volgens Van Dyck de laatste generatie ledverlichting. De lampen zijn ecologischer, economischer én kunnen gedimd worden waardoor de lichtintensiteit afneemt. Niets dan voordelen lijkt het, al is deze trend voor de lichtvervuiling niet over de hele lijn positief. ‘Door een schijnbaar gebrek aan nadelen zie je perverse effecten optreden bij ledverlichting. Het is duurzaam en goedkoop, dus zetten mensen hun hele tuin ermee vol. Maar die ledlampen zijn nog veel erger voor onze gezondheid’, zegt Van

Dyck. ‘Ze stralen meer blauw en wit licht uit dan andere verlichting, waardoor de biodiversiteit en onze nachtrust opnieuw gevaar lopen. Het beste is dus alleen licht voorzien wanneer het echt nodig is. Laat ons voor de rest zo veel mogelijk terugkeren naar natuurlijke duisternis.’ Daar is Chris Vervliet, burgemeester van het Vlaams-Brabantse Boutersem, het helemaal mee eens. Hij wil in zijn gemeente een sterrenstreek inrichten om de zeldzame donkere plekjes van Vlaanderen op te waarderen. Daarnaast nam Boutersem enkele jaren geleden de beslissing om selectief de straatverlichting te doven. Tussen middernacht en vijf uur ‘s ochtends gaat het licht steevast uit, behalve in het weekend. ‘In het weekend zorgden de donkere straten voor een groter onveiligheidsgevoel bij de inwoners die zich na twaalf uur nog verplaatsten. Terwijl er geen verband is tussen de afwezigheid van licht en meer inbraken of verkeersongevallen,’ zegt burgemeester Vervliet. Daarom is gezocht naar de gulden middenweg om op korte termijn over te stappen naar ledverlichting. ‘We zijn ons wel bewust van de gevaren van dit soort licht, maar zo voelen de mensen zich veiliger. En door het licht te dimmen kunnen we de lichtintensiteit verminderen.’, besluit de burgemeester.


© Kevin Van den Panhuyzen

Verkeersagressie in hoofdstad op twee jaar met vijfde gestegen

‘PLOTSELING HAALDE HIJ EEN MOERSLEUTEL UIT DE KOFFER’ Sinds 2017 is de verkeersagressie in de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene met 20 procent gestegen. Dat blijkt uit cijfers van de lokale politie. Staatssecretaris Bianca Debaets pakt het probleem aan met sensibiliseringscampagnes en fietsbrigades. En mobiliteitsexpert Kris Peeters vindt dat de politie regelmatig te licht over de verkeersagressie gaat. Margot Floru, Kevin Van den Panhuyzen, Chloë Vanmarsenille

O

p 22 maart is het de Europese dag van de hoffelijkheid in het verkeer. Maar in Brussel is die ver te zoeken. In 2017 behandelde de grootste Brusselse politiezone 89 klachten rond verkeersagressie. In 2018 steeg dit aantal naar 108, al dienen slachtoffers vaak geen klacht in. De problematiek valt moeilijk in kaart te brengen. Zo houdt de politiezone Brussel-Noord geen specifieke statistieken rond verkeersagressie bij. Brussels staatssecretaris van Verkeersveiligheid Bianca Debaets (CD&V) ontkent het probleem niet: ‘Die verkeersagressie zien we ook in de cijfers van het Vias, het vroegere Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid.’ Volgens deze cijfers verklaart 48 procent van de Vlamingen het slachtoffer te zijn van agressiviteit in het verkeer tegenover 67 procent van de Walen en zelfs 72 procent van de Brusselaars. Mobiliteitsdeskundige Kris Peeters wijt de stijging vooral aan de toename van de verschillende transportmodi in de hoofdstad. ‘Er zijn driemaal meer fietsers dan vier jaar geleden en er komen altijd meer auto’s bij. Ook het openbaar vervoer is uitgebreid’, zegt Peeters. Aan die evolutie is de openbare weg amper aangepast. ‘Daardoor creëer je conflicten. Elke weggebruiker strijdt om zijn plek in het verkeer.’ De staatssecretaris geeft toe dat de verkeersinfrastructuur soms te onduidelijk is. ‘Dat kan verkeersagressie uitlokken.’ Bovendien scheelt er volgens Debaets ook heel wat aan het gedrag van sommige autobestuurders die zich als wegpiraten gedragen. Kris Peeters erkent dit. ‘Bij ons kan zelfs de grootste idioot zijn rijbewijs halen. Terwijl we niet beseffen dat de auto een moordwapen is.’

Op het Liedtsplein in Schaarbeek, werd interieurarchitect Kjell Keymolen slachtoffer van verkeersagressie toen hij een fout geparkeerde autobestuurder aansprak. ‘Plots stapte hij uit de auto, liep naar zijn koffer en haalde er een grote moersleutel uit. Ik heb gerend voor mijn leven. De man stapte terug in zijn auto en achtervolgde me’, getuigt Kjell. ‘Gelukkig kon ik me verstoppen achter een geparkeerde wagen. De volgende dag wilde ik een klacht indienen bij de politie, maar aangezien ik niet fysiek was aangevallen konden ze niets voor me doen.’ Kris Peeters: ‘De politie gaat hier te licht over. Als je een klacht indient, wordt die vaak geseponeerd. Er is te weinig controle. Dit is vooral in het nadeel van de fietser en de voetganger.’ Daarom raadt staatssecretaris Debaets aan om altijd een klacht in te dienen in geval van verkeersagressie. ‘We proberen het probleem zelf te bestrijden met fietsbrigades. Daarin heeft het Gewest 1,2 miljoen euro geïnvesteerd.’ Voor meer verkeersveiligheid moet de macht van Koning Auto worden ingeperkt, vindt Peeters. ‘Er zijn meer files en er is meer parkeerdruk. Het idee dat je met de auto overal snel kan geraken is een utopie. Doordat de verwachtingen niet meer overeenstemmen met de realiteit veroorzaak je frustraties. Auto’s moeten minder agressief ontworpen worden, zodat ze zich gemakkelijker kunnen aanpassen aan andere weggebruikers.’ De EU kan daarbij helpen. Die wil wagens verplicht uitrusten met een snelheidsassistentiesysteem. ‘Daardoor zou je niet sneller kunnen rijden dan de maximumsnelheid. Wat je niet kan doen, lokt ook geen gevaarlijk rijgedrag uit.’

magazine

19


Gemeentelijk smoelen trekken: rebranding in Vlaanderen

GEBRAND OP LOGO’S Een goede eerste indruk is van levensbelang. Niet enkel mensen, maar ook steden en gemeenten willen goed voor de dag komen. Een burgemeester kan zijn of haar stad in de kijker zetten door aan citymarketing te doen. De kers op de taart is dan vaak een logo met een slogan. Florian Strik

C

Ninove is slachtoffer van zijn negatieve imago.”

© Florian Strik

Wim Beernaert

magazine

20

itymarketing is het proces waarbij gemeenten worden omgevormd tot een sterk merk. In de Engelse vaktaal heet dat rebranding. Die transformatie kost geld en dat komt van de belastingbetaler. Het gaat om bedragen tot boven de 100.000 euro en daarop krijgen steden weleens zware kritiek. Zo liet de stad Hasselt zich in 2015 een nieuw logo aansmeren voor 115.000 euro, om nadien te horen dat het wel heel erg leek op het logo van het Finse bedrijf Houston (zie boven). Blankenberge onthulde vorig jaar zijn nieuwe logo van 54.000 euro en kreeg al snel de vergelijking met Adidas te verteren. Een ander voorbeeld van zo’n rebrandingflater is het logo van Beveren, dat in 2017 gelanceerd werd. Het logo lijkt sterk op dat van Aalst. Opmerkelijk detail: beide komen van hetzelfde designbureau en het ontwerp kostte 30.000 euro. ‘Elke organisatie die iets verwacht van een bepaalde doelgroep heeft een smoel nodig, maar denk eerst goed na over wie je bent als stad’, zegt Wim Beernaert, CEO van het Belgische marketingbedrijf Nelson, dat Vlaamse gemeenten en steden aan een nieuw of verbeterd imago helpt door middel van citymarketing. Het uitstippe-

len van zo’n plan kan een jaar duren en duwt de stad in een bepaalde richting. Een stad met een slecht imago heeft soms twintig jaar nodig om dat recht te zetten. Een negatief imago veranderen is geen gemakkelijke opgave. ‘Een stad als Ninove is het slachtoffer van een éénzijdige negatieve berichtgeving. Door de overwinning van Forza Ninove bij de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar, heeft de stad nu een marginaal en racistisch imago. Als je die perceptie wilt omkeren, heb je zeker tien jaar tijd nodig, en nog eens tien jaar om het helemaal positief te maken’, zegt Beernaert.

Logogekte

Volgens Fons Van Dyck, marketingspecialist en gastprofessor aan de VUB, focussen te veel gemeenten zich nog op het presenteren van een nieuw logo. ‘Een logo is de kers op de taart, maar veel gemeenten draaien het proces om. Zonder een goed uitgestippeld beleid heeft dat weinig zin.’ Door eerst in te zetten op het imago doen de gemeenten aan spookrijden. Een nieuw logo kan nooit op zichzelf het imago van een gemeente redden. De grote logogekte bij steden en gemeenten


is begonnen met de A van Antwerpen. De campagne van Antwerpen is volgens Van Dyck een briljant staaltje marketing, dat gepaard ging met een structureel beleid. Die campagne dateert van 2003 en heeft onder leiding van toenmalig burgemeester Patrick Janssens de stad op de kaart gezet. ‘Andere gemeenten zagen hoe succesvol de Antwerpse transformatie was, en wilden allemaal een nieuw logo, liefst met een slogan. Die slagzinnen zijn vaak weinig origineel’, zegt Beernaert. Om een paar voorbeelden te geven: Nijlen, een schitterende gemeente, Houthalen-Helchteren, allemaal helemaal centraal, Hove, want het dorp is een wereld. De slogan verrassend veelzijdig komt zelfs vier keer voor in Vlaanderen, namelijk bij Heuvelland, Bonheiden, Tervuren en Deerlijk. Wat is het nut dan nog van slogans als ze willekeurig op verschillende gemeenten geplakt kunnen worden? Vlaamse gemeenten verschillen weinig van elkaar. Ze delen taal, cultuur en architectuur. ‘Vlaanderen is eigenlijk één groot dorp. Je hebt hier en daar een paar kleine elementen die anders zijn, maar de steden die je echt kunt verkopen zijn Oostende, Leuven, Gent, Brugge en Antwerpen. Van kleinere steden kun je heel moeilijk aparte merken maken’, zegt Wim Beernaert. Wanneer een citymarketingbedrijf als Nelson een stad onder handen neemt, is het de bedoeling dat die stad heel het plan toespitst op één aandachtspunt. ‘Wil een Vlaamse stad zich écht onderscheiden, dan doet ze dat het beste op het vlak van communicatie’, beaamt Van Dyck. ‘Kies als stad maximaal drie kenmerken uit als speerpunt voor je campagne. Antwerpen doet dat met de haven, de mode en diamanten. De meeste gemeenten beschikken slechts over één element dat ze kunnen uitspelen, maar dat is niet negatief. Brugge is het meest succesvolle voorbeeld met zijn historisch patrimonium. In zo’n situatie zie je hoe moeilijk het is om er andere trekpleisters aan toe te voegen. Ondanks de investeringen in het Concertgebouw om culturele activiteiten te promoten, blijft de stad vooral bekend om het werelderfgoed.’

Aanhouder wint

Citymarketing is dus een proces van lange adem. ‘Een ongeduldige burgemeester begint er beter niet aan’, aldus Beernaert. ‘Bij Tienen bijvoorbeeld, konden we twee legislaturen met hetzelfde bestuur werken en een imago neerzetten als stad van de voeding, vanuit de geschiedenis die de stad kent met suiker. Plots kwam er een andere coalitie die vol wilde inzetten op het lokale wetenschapspark. Er zijn namelijk maar zes andere steden die over zo’n park beschikken. Het nieuwe bestuur vond het vorige plan te traag vorderen en koos ervoor de focus te verleggen.

Dan gooi je natuurlijk een volledige visie overboord. Gemeenten en steden doen op een heel andere manier aan marketing dan bedrijven. Om een voorbeeld te geven: Coca-Cola weet na zes weken of de nieuwe smaak die het op de markt brengt een succes is. Een publiek bedrijf zoals de VRT is een bedrijf zoals een ander, maar moet wel meer verantwoording afleggen omdat het met belastinggeld werkt. Op 4 februari kreeg Studio Brussel een facelift. Een volledig nieuwe huisstijl en logo opgemaakt door het Brusselse bedrijf Base Design met een prijskaartje van 100.000 euro. Thierry Brunfaut, oprichter van Base Design, ziet er geen enkel probleem in dat de rebranding betaald werd met geld van de belastingbetaler. Hij hamert wel op het feit dat je rekening moet houden met de wensen van het publiek. ‘Er is altijd wel iemand ontevreden. Haatreacties zijn onvermijdelijk als je een geliefd merk heruitvindt en komen voort uit vooroordelen die mensen hebben over een nieuw imago. Dat gaat dan vooral om verontwaardiging over de prijs of dat de verandering te subtiel is. Mensen weten niet hoeveel werk er in een rebranding kruipt’, legt Brunfaut uit.

© Florian Strik

Fons Van Dyck

Een logo is de kers op de taart, maar zonder een beleid heeft dat weinig zin.”

Beperkte levensduur

Bij Base Design zien ze de levensduur van een rebrand steeds korter worden. ‘Een paar jaar geleden kon je ervan uitgaan dat een rebrand zeker tien jaar of langer meeging. Tegenwoordig komt het voor dat bedrijven zich om de twee jaar proberen heruit te vinden’, zegt Brunfaut. Voor marketingbedrijven is dat natuurlijk goed nieuws, maar Fons Van Dyck vindt zulke praktijken suïcidaal. ‘Uiteindelijk wordt een bedrijf dat zich om de zoveel tijd rebrandt een soort onherkenbare kameleon. De sterke merken blijven langer overeind. Dat zie je bijvoorbeeld ook bij merken als Antwerpen, iedereen weet waarvoor de stad staat.’ Ondanks het belang van een goede grafische identiteit bevestigt zowel Wim Beernaert als Fons Van Dyck dat een sterke leider het belangrijkste is voor een goed citymarketingplan. ‘Onze meest succesvolle projecten zijn plaatsen waar iemand met een visie aan het roer staat, die respect en gezag afdwingt. Dat hoeft niet altijd een burgemeester te zijn, een schepen kan ook’, zegt Beernaert. ‘Bart Somers is zo’n sterke figuur die zijn stad op de kaart heeft gezet. Mechelen stond twintig jaar geleden bekend als het Chicago aan de Dijle, in 2017 werd Bart Somers verkozen tot beste burgemeester van de wereld. In Mechelen kozen ze ervoor om een positief parcours af te leggen. Door goed te communiceren naar de buitenwereld kan je een imago omkeren, maar het vergt wel een inspanning.’

‘Zoveel geld, voor zo weinig werk’, krijg ik vaak te horen.”

© Florian Strik

Thierry Brunfaut

magazine

21


© Arnout De Backer

ULB VERZUIPT IN PLASTIC BEKERS Op campus La Pleine van de Université Libre de Bruxelles (ULB) ligt de omgeving van feestzaal La Jefke bedolven onder het plastic afval. Tegelijkertijd staan studenten paraat om aan de volgende klimaatbetoging deel te nemen. Een schril contrast. Het bestuur is zich al langer bewust van het probleem, maar een structurele oplossing blijft uit. Arnout De Backer

O

p de campus van de ULB is de rust teruggekeerd. Na een avondje uit in La Jefke zitten de studenten weer in de les. Maar in de buurt van de feestzaal valt de doordringende geur van alcohol op. Naast het gebouw ligt namelijk een enorme hoop plastic bekertjes op de grond, en ook in de nabije omgeving lijkt het alsof plastic afval aan de struiken groeit. ‘Het is een mix tussen vuilnis dat er ligt sinds de studentendoop begin dit academiejaar, en wat ze er na elke cantus bij kieperen’, zegt de milieuverantwoordelijke van de geschiedeniskring Théo Pietschmann. Tegelijkertijd zijn er aan de andere kant van de campus studenten druk in de weer met de voorbereiding van de volgende klimaatbetoging. Want ook studenten van de ULB stappen elke donderdag mee met Youth For Climate. ‘Ik geef toe dat deze situatie een beetje hypocriet kan overkomen, maar ik geloof dat de studenten die op straat komen voor het klimaat meer letten op hun afval dan de mensen die niet meelopen’, aldus Pietschmann. Volgens Lucile Neyrinck, voorzitster van de Association de Cercles Etudiants (ACE), de vereniging van alle studentenkringen, staat het onderwerp al langer op de agenda. ‘We zijn ons bewust van het probleem, maar de samenwerking met het privébedrijf dat het afval komt ophalen loopt al enkele maanden in het honderd. Het afval blijft nu gewoon liggen.’ Op de vraag welk ophaalbedrijf ze nu juist bedoelt, wil ze liever geen antwoord geven. We contacteerden zelf de afvalbedrijven die met de ULB een contract hebben, Net Brussel en SUEZ. Geen van beide was op de hoogte van de situatie en ze reageerden verbaasd op de aantijgingen.

De vervuiler betaalt

Vicerector studentenbeleid Alain Levèque legt de schuld bij de

magazine

22

studenten: ‘Het probleem in La Jefke is te wijten aan de feestgangers die na een feestje ergens anders naartoe gaan. Onderweg gooien zij hun vuilnis gewoon op de grond en in de struiken. De studenten organiseren steeds vaker feestjes waardoor de hoeveelheid afval stijgt. Ons contract met Net Brussel kan die hoeveelheden niet aan.’ De ULB past sinds 2009 het principe toe dat de vervuiler betaalt. Na elk studentenfeestje controleert de afdeling Netheid of de locatie is schoongemaakt. Als dat niet het geval is, krijgt de vereniging die het feest organiseerde een boete. Bij evenementen waar de hele campus uitgenodigd is, past de universiteit hetzelfde principe toe. ‘Feestjes in La Jefke trekken studenten aan van alle verenigingen. Wanneer de dag erna de grote kuis niet gebeurt, zal de ACE een forse boete krijgen. En zij verdeelt die kosten onder de andere studentenkringen. Maar ik vind dat de fout niet enkel bij de studenten ligt. Wanneer we uitgaan in La Jefke zijn er alleen wegwerpbekers beschikbaar, we krijgen geen duurzaam alternatief aangeboden’, zegt Pietschmann. Vicerector Levèque werkt samen met de ACE en de andere studentenverenigingen aan een nieuw systeem met herbruikbare bekers in de feestzaal. ‘De studentenkringen gebruiken al jaren herbruikbare bekers tijdens hun eigen evenementen. Maar in La Jefke passen meer dan duizend studenten. Het volume bier dat ze daar verbruiken ligt te hoog, daarom moeten we grondig nadenken over een oplossing’, aldus Levèque. Het is een moeilijk dossier, maar er zijn voorbeelden van waar het wel lukt. ‘Aan de Katholieke Universiteit van Louvain-la-Neuve (UCL) hebben ze geïnvesteerd in dergelijke installaties. Daar slagen ze erin om herbruikbare bekers aan te bieden tijdens fuiven’, besluit Pietschmann.


Kansspelcommissie zet Belgische e-sporters buitenspel

FIFA-VOETBALGAME: GEVAAR VOOR GOKVERSLAVING

© Dean Doncos

Peter Naessens, directeur bij de Kansspelcommissie

Jaarlijks verkoopt de Amerikaanse computerspelontwikkelaar Electronics Arts (EA) wereldwijd meer dan twintig miljoen exemplaren van het populaire voetbalspel FIFA. Bovenop deze inkomsten heeft de uitgever een economisch model waarbij het FIFA-punten verhandelt. Die praktijk drukt de Kansspelcommissie nu de kop in omdat het onze jongeren zou blootstellen aan het risico op gokverslaving. Dean Doncos, Florence Flussie en Arthur Robberechts FIFA-punten zijn te verkrijgen via de applicatie Ultimate Team. Dat is een onderdeel van het computerspel, waarbij iedere onlinespeler een eigen team kan samenstellen. Hier heb je als gebruiker de optie om met echt geld punten te kopen. Vervolgens kan je die inzetten om zogenaamde loot boxes te bemachtigen. Dat zijn pakketten die professionele voetballers bevatten om je elftal te versterken. Hoe meer je betaalt, hoe groter de kans op betere spelers. Naast de 50 à 70 euro die EA Sports verdient aan de verkoop van het spel, haalden ze dit jaar 67% van hun omzet uit deze FIFA points, goed voor drie miljard euro. Na onderzoek op vraag van minister van Justitie Koen Geens concludeerde de Belgische Kansspelcommissie dat de loot boxes een vorm van gokken zijn: de inhoud van de pakketjes is telkens een verrassing. Omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden van de kansspelwet, zijn ze niet langer toegestaan.

Gokverslaving en minderjarigen

België is daarmee het eerste land dat het fenomeen loot box aan banden legt. ‘Wij vinden het een groot probleem dat kinderen en minderjarigen een verkeerd beeld krijgen van videogames en gokken’, klinkt het bij Peter Naessens, directeur bij de Kansspelcommissie. Een terechte vrees bewijst Artam, dertien jaar en een fervent FIFA-speler. ‘Ik was nu al verslaafd. Op mijn achttiende zou ik al mijn geld eraan hebben uitgegeven. Het is goed dat ik nu tegen mezelf beschermd word’, vertelt hij. Enkel voor de eerste

aankoop is een kredietkaart nodig, daarna onthoudt EA Sports je gegevens waardoor je punten kan blijven kopen. ‘Ik weet dat veel jongeren zonder overleg met hun ouders er heel wat geld door jagen’, geeft Artam toe.

E-sportswetgeving

De e-sport, een term voor het online competitief gamen, kende de laatste twee jaar een enorme opmars in België. ‘Er bestaan zelfs professionele spelers die hier een maandloon mee verdienen’, bevestigt Davy De Groote, marketeer bij Kayzr, een platform voor online gaming. Nu Belgen geen toegang meer hebben tot de FIFA-punten is er sprake van oneerlijke concurrentie met spelers uit landen waar geen verbod geldt. Volgens Naessens is de oplossing de e-sports in een wetgevend kader onder te brengen. Op die manier kunnen verantwoordelijke spelers de toegang tot de FIFA-punten behouden, en blijven anderen beschermd. ‘Er is een politiek draagvlak, maar niemand onderneemt concrete acties’, zegt de directeur van de Kansspelcommissie. EA Sports kan een speciale regeling treffen zodat gebruikers behoed worden voor de gevaren van het gokken, zonder uitsluiting uit competities. Zolang België het enige land blijft dat deze maatregelen treft, zal de spelfabrikant geen oplossing aanreiken. ‘Het bedrijf hoopt dat er niet te veel landen zullen volgen, zodat het economisch model in stand blijft. De Belgische markt is te klein om het verschil te voelen’, aldus Naessens.

magazine

23


ba Journalistiek

aa l v a n M erh v t

ax ime

HP Re veal

via d e a

Beluister he

rd je o w / n e b T S I L ‘JOURNA ers?’ d n a r a a W . L E IN BRUSS

log wacht in: mmm-jt woord : journ alisite k

p 24

p

magazine

© David Legrève


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.