Jg17nr2 november 2012

Page 1

EXOTISCHE HUISDIEREN Is dieren verhandelen legaal?

LONGBOARDEN IN BRUSSEL

© Glenn Schrader en Boris Vanschoubroeck

Subcultuur: verplaatsen met een longboard

INTERVIEW MET NORMAN BAERT Van vrouwenhater in ‘Ex Drummer’ tot cameraman

Periodiek van de Professionele Bachelor Journalistiek van het departement Campus Dansaert Erasmushogeschool Brussel, jaargang 17, nr 2, semptember 2012


Redactioneel Florence Van Erps Het redactioneel van onze Erasmix. “Stel nu maar eens zelf een magazine samen: 24 bladzijden, 20 dagen, 19 redactieleden, 1 cover” was onze opdracht. Met mezelf aan het hoofd. Ons eerste magazine, mijn eerste leidinggevende functie als 21-jarige snotneus. Een geweldig team naast, © Luana Difficile maar vooral voor mekaar. Het tweede jaar journalistiek in Brussel mogen volgen, voor ons blijft het een geprivilegieerde positie. Hoeveel er ook geschreven wordt over de opleiding door sceptische snoodaards of hallucinante mediaheiligen, wij zeggen jullie één ding: deze opleiding is een toppertje. Of iedereen ze aankan? Misschien wel. Of ze iedereen boeit? Misschien wel. Dagelijks op de hoogte blijven van het reilen en zeilen in de wereld met een kritische, onderbouwde mening, dat is onze taak. Dat we dit geweldig vinden, kan u afleiden uit onze artikels. Het is een reeks van eigen ideeën, van eigen onderzoeken, van onze interesses op een rijtje met hier en daar een hoek af. Het leven bestaat nu eenmaal uit teamvorming. (Team = Together Each Achieves More) Een team dat wijsheid deelt met mekaar. Een team dat gaat van een vriendengroep, collega’s, confraters, tot lotgenoten, zielsverwanten, liefdesaffaires, jong en oud tezamen. En dat is nu net wat wij waren in deze redactie: confraters die lotgenoten werden, zielsverwanten op vlak van journalistiek, liefdesaffaires met onze artikels, een hechte vriendengroep, gegroeid op de schoolbanken, collega’s als we naar ons opleidingshoofd trokken. Maar vooral zielsverwanten die snappen wat het betekent schouder aan schouder te staan. Samen, als één team achter een grote brok, Erasmix september 2012.

Inhoud 4 EXOTISCHE HUISDIEREN

Exotische dieren houden of verhandelen, is dat wel legaal? Verdeelde meningen bij experts.

6 DANNY VILEYN

Veertien jaar verslaggever bij Brussel Deze Week. “Zowel Brussel als de media staan voor uitdagingen.”

8 DEEL EN HEERS: CONSUDEEL

Consumeren en delen met een (on)bekende? Het is een nieuwe trend.

10 ALTERNATIEF VERVOER IN BRUSSEL Subcultuur op een skateboard: longboarding.

12 NORMAN BAERT

Norman Baert, cameraman en acteur, schittert voor en achter de camera.

14 “MIJN OUDERS ZIJN DOOF” Jongeren over hun dove ouders.

16 NAMASTÉ, NEPALEZEN IN LEUVEN Zijn de Nepalezen in Leuven de nieuwe Polen? We zoeken het uit.

18 VRIENDSCHAP EN VERLIES

“Voelt u zich eenzaam?” Erasmix ondervroeg honderd bejaarden.

20 LEVEN IN EGYPTE NA DE REVOLUTIE Egypte na het dictatorschap.: Rudi Vranckx en Erasmixverslaggeefster

Hoofdredactrice Florence Van Erps - Adjunct-hoofdredactrice Lisa Kaspers - Chef reportage Jules Maeyens - Secretaris Boris Vanschoubroeck - Eindredactrice magazine Lien Van Der Steen - Chef lay-out Glenn Schrader - Vormgever Sanne De Cock - Beeldredac© Luana Difficile teur Elisabeth Callens - Chef multimedia Martijn van Lierop - Chef montage Mathieu Morret - Journaliste Stéphanie Sassen - Journalist Arno Baeté - Journalist Maxime De Coster - Journalist Tom Surinx - Journalist multimedia Sander Denayer - Journalist Pieter Van Laere - Journalist Dalala Jonas Gilles - Journaliste Charlotte Bisschop - Journaliste Luana Difficile Algemeen hoofdredacteur Patrick Pelgrims - Eindredacteur taal Dirk Mampaey - Eindredacteur lay-out André Lapeere - Helpdesk foto Joost Goethals - Helpdesk tv-reportages Steve Thielemans - Eindredacteur multimedia Peter Mast - Helpdesk erasmix.be Veerle Vivijs

MET DANK AAN


Bekijk onze multimediaproducten op www.erasmix.be!

PRIVACY

NAFLUITEN

Van kleine, kwaaie vogels tot retro lomo-look fotografie. Wie zijn smartphone alleen gebruikt om te bellen, loopt wat mis. Applicaties als Angry Birds en Instagram maken van je telefoon tegelijk ook een spelconsole en fototoestel. De meest banale tot de handigste apps pimpen gratis je gsm. Maar zijn de app-ontwikkelaars wel zo vrijgevig als ze doen uitschijnen? Niets is wat het lijkt. Als je een simpele applicatie installeert, geef je diezelfde app toegang tot je persoonlijke gegevens. Hoe ver dringt zo’n app je privacy binnen? Erasmix zocht het uit.

© Sander Denayer

Als vrouw kan je in Brussel niet rondlopen zonder nagekeken, nagefloten of zelfs nagetoeterd te worden. De ene vrouw geniet van de aandacht, de andere vat het op als een belediging. Zijn vrouwen die heupwiegend langs een werf lopen naïef om te denken dat zij ook écht mooi gevonden worden? Of bedoelen die fluitende brokken testosteron het toch goed? Wij gingen in gepaste outfit en met een dosis lef op pad om het manvolk uit te vragen over hun fluitgedrag. Daar kwam een verrassend antwoord uit... En de vraag naar onze telefoonnummers.

© Elisabeth Callens © Elisabeth Callens

FESTIVALS

KOTENJACHT

Het begint met een torenhoge prijs, gaat verder met urenlang aanschuiven aan de ingang en eindigt op elkaar gepropt op de camping. Ah, festivals en hun charme. Is de prijs van een ticket Rock Werchter echt charmant of is het een devil in disguise? Erasmix vroeg zich af hoe de toekomst van festivals eruit ziet. Krijgen we in plaats van een echte band een hologram van The Beatles te zien? Of blijven we voor het festival van de toekomst in onze zetel waar we een virtuele ervaring beleven? Organisatoren en artiesten blikken vooruit op festivals over twintig jaar.

Is de tijd waar studenten het moesten doen met een kelderkamer voorbij? Generaties voor ons zagen dagenlang slechts de benen van voorbijgangers door hun piepkleine vensters. Is het kot van de toekomst eentje met zicht op het Atomium, een studio op de Dansaertstraat of een appartement achter de hippe Sint-Gorikshallen? Volgens Br)ik, de huisvestingsdienst voor Brusselse studenten, zijn er zo’n 5.000 beschikbare koten in Brussel. Erasmix ging samen met enkele studenten op zoek naar een nieuwe stek. Ga mee met de studenten op kotenjacht op www.erasmix.be

© Sander Sander Denayer Denayer ©

© Mathieu Morret

magazine

3


Liefhebbers van exotische dieren zakken weg in illegaliteit

BIG BUSINESS VS. HOBBY

© Elisabeth Callens

In een land waar Max en Minou met ijzeren poot over woonkamers en tuinen regeren en waar cavia’s en hamsters met duizenden tegelijk de tanden slijpen, kijken wij eens hoe het zit met hun wat meer exotische collega’s. In een land als België, waar regeltjes uitvinden haast een sport lijkt, kan het voor de liefhebbers van exotische dieren vrij moeilijk worden om hun hobby uit te oefenen. Door de tegenwind van dierenrechtenorganisaties moesten ze jaren geleden al een stap terug zetten om niet in de illegaliteit terecht te komen. Wij vroegen ons af hoe de situatie nu is. Arno Baeté, Maxime De Coster en Stéphanie Sassen Na wat research komen we terecht bij Chris Bienvenu, uitbater van het Herne Breeding Center, die van zijn hobby zijn beroep maakte en elke hobbyist groen van jaloezie doet uitslaan. Tijdens een wandeling door zijn tuin zien we de prachtigste pluimbeesten en grootste roofvogels ter wereld. Van de iconische Amerikaanse zeearend tot de knalroze flamingo en de trotse kookaburra. Amper vijf stappen verder zijn we getuige van een epische veldslag tussen vier tijgerwelpjes die vechten om de papfles. “Die passie voor dieren zat er van kindsbeen af al in”, vertelt Bienvenu. “Toen ik tien jaar was, kreeg ik twee grasparkieten en zo is het begonnen. Mijn eerste dierenboekje kocht ik in de GB en heb ik nog steeds”, zegt hij met lichte trots. “Ongeveer twintig jaar geleden is het idee ontstaan om er meer dan een hobby van te maken. Ik heb architectuur gestudeerd en geen biologie zoals veel mensen zullen denken. Het maakte mij niet uit om mijn arm in het gat van een koe te steken. Ik wilde gewoon met dieren bezig zijn.” Het merendeel van de dieren koopt Bienvenu van en verkoopt hij aan buitenlandse dierentuinen en parken. “Geen rijke Russen of Arabieren, zoals sommige mensen denken. Was het maar waar”. bitsige strijd Dat hij de enige is in België met een dergelijk arsenaal aan roofvogels en vleesetende zoogdieren ligt vooral aan het feit dat hij er op tijd mee is begonnen. Naargelang de jaren verstreken, vernauwde magazine

4

de strop der wetgeving rond het houden van zulke dieren. “In het begin mocht alles”, zegt Bienvenu. “Je moest net als iedereen die een exotisch huisdier wilde houden, een milieuvergunning aanvragen. Dat lijkt niet moeilijk, maar als je vandaag een milieuvergunning wil bemachtigen, wens ik je veel succes. Er komt tegenwoordig heel wat bij kijken.” Op de vraag of hij niet bang is dat er ooit iemand voor zijn deur staat die zegt “gedaan ermee”, antwoordt hij rustig: “Natuurlijk, die dag zal komen. De bitsige strijd duurt al jaren. Ik heb zelfs al eens een klacht ingediend bij de Europese Commissie tegen de Belgische Staat. Het Vlaams Gewest verbood dat een handelaar als ik Europese vogels verhandelde en ging ook niet akkoord met de manier van chippen. Ze wilde alleen maar gesloten ringetjes rond de poten, en geen microchips die onder de huid worden ingebracht. Als je dus van een zoo in Duitsland twee sneeuwuilen kocht, volledig in orde maar met microchip, werd dat hier niet geaccepteerd. En dat druist in tegen het Europese vrije handelsverkeer, iets waar Europa prat op gaat. Ik heb dat aangevochten en ook gewonnen.” Volgens CITES, een Europese instelling die het planten- en dierenwelzijn in Europa probeert te garanderen, is Chris met alle vergunningen in orde en doet hij niets illegaals. Toch blijft het heen-en-weergetrek tussen verschillende instanties en organisaties moeilijkheden en hoofdpijn veroorzaken.


MEER CONTROLE NODIG Sil Janssen, voorzitter van het Natuurhulpcentrum in Opglabbeek heeft het niet voor dierenhandelaars. “De meeste van die handelaars zeggen dat ze dierenvrienden zijn, maar echte dierenvrienden houden geen dieren.” Hij vertelt dat veel van de dieren opgevoed worden met de papfles, zogezegd omdat hun moeder ze verstoten had, maar dat valt niet te controleren. Janssen: “Zo worden ze tam gemaakt en is de moeder bovendien weer sneller vruchtbaar omdat ze niet zoogt en weer kan kweken. Dat betekent meer geld voor de handelaar.” Chris Bienvenu, de eigenaar van Herne Breeding Center, krijgt dat verwijt al langer en doet het af als kwaadsprekerij. Sil Janssen: “Jaarlijks komen er zo’n 8.000 dieren binnen waarvan we slechts 600 kunnen opvangen. Vierhonderd daarvan zijn illegale dieren zoals apen, schildpadden, neusberen en tijgers. Het valt wel op dat we de laatste jaren meer en meer illegale dieren binnenkrijgen. De voorbije twintig jaar zijn er veel meer reptielen in omloop, zoals onlangs nog de 113 kameleons die de douane heeft onderschept. De dierenhandel is problematisch geworden, er is enorm veel geld in omloop”, aldus Janssen. “Dierensmokkel staat zelfs in de top vier van illegale circuits samen met drugs, wapens en prostitutie. Er is geen enorm netwerk van illegale handelaars, maar diegenen die het doen worden er wel rijk mee.” Over de Belgische wetgeving spreekt Janssen met gemengde gevoelens. “De wetgeving die er is, is goed, maar ik vind dat er ook een positieflijst voor reptielen moet komen (een lijst met welke dieren je mag houden, nvdr.). De overheid weet dat er te weinig opvangplaatsen zijn voor die dieren. Daarom is er meer controle nodig. Dat is niet alleen belangrijk voor de dieren maar ook voor de volksgezondheid. Sommige dieren brengen immers dodelijke ziektes mee zoals aids en tuberculose.” Open grenzen Volgens Janssen wordt er vooral gesmokkeld in luchthavens van Oostbloklanden omdat daar weinig controle is. In Zaventem is er minder smokkel. Op het internet, bijvoorbeeld op Kapaza, zijn er ook illegale dieren te vinden. “Eigenlijk mag je niet eens dieren verhandelen op het internet. Maar omdat er

© Elisabeth Callens

zo weinig opvang en geld is, laat de overheid het voor wat het is. Zelfs als je lukraak een dierenwinkel in Antwerpen of Brussel binnenstapt, kan je aan illegale dieren geraken”, zegt hij. Volgens Janssen is er duidelijk een zwarte markt, maar ze vinden is lang niet gemakkelijk, laat staan ze ontmantelen. MAFFIAPRAKTIJKEN We keren terug naar de gewone liefhebber. De Vlaamse Terrariumvereniging, het vroegere ANOLIS, heeft een ledenbestand dat ondertussen over heel Vlaanderen en zelfs Nederland reikt. Penningmeester Peter Staljanssens vertelt dat de vereniging vierkant tegen illegale dierenhandel is. “Zulke praktijken komen niemand ten goede, noch de hobbyisten, noch de dieren. Het zijn maffiapraktijken die niets met onze hobby te maken hebben en waarmee men geld probeert te verdienen. Het is vergelijkbaar met mensenhandel. Alleen geld telt. Wat erna gebeurt, interesseert hen niet”, benadrukt hij. “Wij proberen het imago van de dierenliefhebber op te krikken en mensen te informeren omdat we in de media maar al te vaak in een negatief daglicht gesteld worden. Met de juiste voorzorgen en nodige informatie, kunnen de dieren een vrij goed leven leiden in gevangenschap”, verzekert Staljanssens ons. Pssst, kameleon kopen? In tegenstelling tot wat de legale kwekers en liefhebbers menen, wordt er elke maand wel een lading illegale dieren onderschept. Dat zegt Pol Meuleneire van de luchthavendouane in Zaventem. Hij bevestigt dat het de laatste tijd vooral kameleons zijn die gevonden worden in niet-aangegeven kratten, soms zelfs met vervalste CITES-papieren. Dat wijst op enige voorbereiding. Waar de dieren naartoe gaan als ze niet onderschept worden, is niet bekend. Het idee dat in de onderwereld een netwerk bestaat dat systematisch op een illegale manier dieren het land in smokkelt en zo bakken geld verdient, is volgens Meuleneire wel wat overdreven. “Het gaat hoogstwaarschijnlijk om enkelingen. Door de steeds strengere wetgeving, zware straffen en relatief beperkte vraag is het moeilijk om de dieren binnen te smokkelen en ze aan de man te brengen”, zegt hij. Voorlopig blijft het voor de dierenliefhebbers vechten tegen de slechte reputatie die de illegale dierenhandel veroorzaakt.

© Elisabeth Callens

Chris Bienvenu “Mijn klanten zijn geen rijke Russen of Arabieren, zoals sommige mensen denken”

© Stéphanie Sassen magazine

5


Journalist Danny Vileyn: “Minderheden moeten altijd op hun qui-vive zijn”.

MEDIA EN BRUSSEL: ÉÉN DYNAMIEK “Media worden almaar meer Angelsaksisch”

© Elisabeth Callens

Al bijna een kwarteeuw in het metier, waar hij toevallig ingerold is. Danny Vileyn (56) blijft verrast wanneer hij terugblikt. Vileyn schrijft al veertien jaar met veel goesting voor de stadskrant Brussel Deze Week (BDW). “De media en Brussel delen een zekere dynamiek die hen voor grote uitdagingen stelt”. Boris Vanschoubroeck U bent 25 jaar geleden als correspondent begonnen voor de VUM (nu Corelio). Nu werkt u voor Brussel Deze Week, een gratis stadskrant. Is een blad als BDW niet eerder een springplank naar de populaire titels? “Ik ben toevallig in de journalistiek gerold. Ik kom uit Keiem, bij Diksmuide. Eerst studeerde ik een lerarenopleiding en daarna sociologie in Leuven. Twee maanden nadat ik afstudeerde stond ik met mijn twee voeten in het werkveld. Ik kreeg een aanbieding van de VUM om als lokale correspondent in Diksmuide te werken. Toch wilde ik terug naar Brussel waar ik eerder gestudeerd en gewoond had. Daar hebben ze altijd correspondenten nodig. Ik heb dus eerst twee jaar gefreelancet voor de VUM en heb daarna negen jaar voor Het Laatste Nieuws gewerkt. Toen Brussel Deze Week in 1998 werd opgestart, ben ik daar gaan solliciteren.” U staat bij veel lezers bekend als de ‘scherpe columnist’ die vecht voor de rechten van de Vlaamse Brusselaars. Wat klaagt u precies aan? “Eerst en vooral: ik schrijf heus niet alleen over communautaire aangelegenheden, maar wel over alles wat van belang is voor mensen die in Brussel wonen of werken. De Vlaamse Brusselaars zijn in hun eigen hoofdstad een minderheid en moeten altijd op hun qui-vive zijn. Als je niet op je hoede bent, mag je er zeker van zijn dat de taalwetgeving magazine

6

binnen twintig jaar terug wordt geschroefd. Voor velen klinkt het niet vreemd in de oren als ik zeg dat je niet overal – de ziekenhuizen zijn maar een voorbeeld - in het Nederlands bediend kan worden.” U bent even Charles Piqué: Wat staat er op uw agenda? “Ik hevel een groot aantal gemeentelijke bevoegdheden naar het gewest over. Dat klinkt weinig sexy, maar voor een ambitieus beleid is dat onontbeerlijk. Ook moet - zoals dat ook het geval is in Wenen - het burgemeesterschap en de functie van minister-president bekleed worden door een en dezelfde persoon.” Is het eigenlijk niet wenselijker dat BDW in twee talen verschijnt voor de échte Brusselaar die geacht wordt beide talen machtig te zijn? “Ja, maar wat betekent tweetaligheid anno 2012? De tweetaligheid valt al lang niet meer samen met Nederlands-Frans. Brussel evolueert snel en de media evolueren razendsnel. Twintig jaar geleden moest ik nog werken met een typemachine en kwam ik ’s avonds thuis met zwarte vingers. Nu gaat het om getwitter en ge-wat-is-het-allemaal? Brussel is bovendien veel internationaler geworden. De val van de Muur heeft veranderingen teweeggebracht. Ook hier. Tien jaar geleden woonden er in Sint-Gillis alleen Poolse mannen die hier werkten met een toeristen-

“Er is nog genoeg werk. Althans bij de VVJ”


© Elisabeth Callens visum. Vandaag zijn ze met het hele gezin in de bevolkingsregisters ingeschreven.” Hoort die diversiteit dan ondertussen tot de Brusselse cultuur? Of is de Brusselaar een ‘bedreigde diersoort’? “Wat is een Brusselaar? Ik ben in WestVlaanderen geboren en opgegroeid, maar ik voel me al meer dan 30 jaar Brusselaar. Samenleven in Brussel wordt er niet makkelijker op, maar we moeten niet dramatiseren. Steden hebben een eigen dynamiek. Diversiteit brengt grote veranderingen met zich mee, zowel voor bijvoorbeeld het onderwijs als voor de woningmarkt. Het is aan de overheid om die veranderingen in goede banen te leiden.“ U hebt voor diverse rubrieken geschreven. Welk van uw stukken verdient een plaats boven de openhaard? “Journalistiek is vluchtig. Maar er is een stuk dat me toch bijblijft. Ik schreef twee jaar geleden een artikel over mijn vriend, Herman J. Claeys. Hij is auteur, dichter, café-uitbater en oorspronkelijk afkomstig uit Brugge, maar intussen uitgegroeid tot een Brusselse figuur. Café ‘Dolle Mol’, in de Spoormakersstraat, was jarenlang zijn ‘anarchistische’ graafschap. Urenlang hebben we daar de wereld hervormd! Maar plots vertrok Herman naar Antwerpen en verloren we elkaar uit het oog. Vijventwintig jaar na zijn vertrek kreeg ik in een brief te lezen dat hij terminaal ziek was en hij een laatste keer een bezoek zou brengen aan zijn geliefde de ‘Dolle Mol’. Hij was helaas te ziek voor een interview dus bracht ik verslag uit van zijn afscheidsfeest. Ook Stijn Tormans (redacteur bij Knack, nvdr.) was die avond aanwezig.

Stijn heeft hem een paar uur voor hij stierf wel nog kunnen interviewen. Hij heeft mijn artikel ook laten lezen aan Herman. Dat heeft me erg veel deugd gedaan.“ Kill your darlings. Waar denkt u dan aan? “Ik herinner me nog een stuk over Johan Demol (ex-Vlaams Belanger, nvdr.) voor Het Laatste Nieuws. Ik schreef toen over de commotie rond Demol, destijds politiecommissaris in Schaarbeek. Elke woensdag kwam een groepje linkse activisten voor het gemeentehuis protesteren tegen zijn beleid. Toenmalig burgemeester Francis Duriau verdedigde hem. Ik vond dat ik daarover een evenwichtig, lezenswaardig verslag had gemaakt. Luc Van der Kelen, chef politiek, wilde mijn stuk op pagina twee. Tijdens die avond kwam er belangrijker nieuws waardoor het naar de regiopagina’s werd verschoven, maar daar deden ze er niets mee. Ik heb toen wel hard op mijn lip gebeten.” U bent nu twee jaar raadslid bij de VVJ (Vlaamse Vereniging van Journalisten). In welke domeinen loopt het nog geregeld fout? “Gerechtsjournalisten komen wel eens bij ons klagen. Bij een incident is de beroepsjournalist achter de veiligheidsperimeter al te vaak gelijkgesteld met de doorsnee ramptoerist. Vooral fotojournalisten hebben het vandaag moeilijk. En dat terwijl de buurtbewoner een ‘luchtfotootje’ trekt vanuit zijn appartement en dit direct de wereld instuurt via Twitter en dergelijke. Het is nog erger als hij daadwerkelijk in de schoenen treedt van de fotojournalist en de foto doorverkoopt aan de pers. Er is dus nog werk genoeg. Althans bij de VVJ.” Critici beweren dat de waakhondfunc-

tie van de journalist achterhaald is. “Integendeel: denk je niet dat die zelfs onvoldoende wordt uitgeoefend? In vergelijking met vroeger wordt er te veel aandacht gespendeerd aan ‘human interest’ en verschuiven de moeilijke onderwerpen zo naar de zijlijn. Vlaamse media worden almaar meer Angelsaksisch, inhoudelijk minder diepgaand. Ook het taalgebruik is veel directer. ‘Bankiers moeten stoppen met politici af te zeiken’, schreef De Standaard in 2008. Tien jaar geleden was zo’n titel onmogelijk. Ik spreek me er niet over uit of het al dan niet correct is, maar er is weinig plaats voor discussie in ons land. Het is heel veel de ‘waan van de dag’. Ik ben blij dat we bij Brussel Deze Week nog aandacht kunnen besteden aan moeilijkere onderwerpen.” Moeten de media de vierde macht zijn? Hoe vertaalt zich dat naar BDW? “De vierde macht betekent niet enkel dat je aan onderzoeksjournalistiek doet bij grote oorlogsmisdaden. Het betekent ook dat je aandachtig bent voor beslissingen die minder ver reiken en toch ook ingrijpen in het leven van gewone mensen. Op Brussels niveau zijn wij de enige Vlaamse krant die dat doen.” Zijn de nieuwe journalisten anders dan de ervaren professionals? “In mijn tijd bestond de opleiding Journalistiek niet. Ik heb alles zelf moeten leren. De beginnende journalist is vandaag dan ook veel beter voorbereid dan vroeger. Maar, een journalist blijft een journalist. Het is geen nine-to-five-job. Het is een beroep dat stielkennis vereist en het blijft een roeping.”

“Twintig jaar geleden moest ik nog werken met een typemachine en kwam ik ’s avonds thuis met zwarte vingers. Nu gaat het om getwitter en ge-wat-is-het-allemaal?”

magazine

7


Hier komtkleren, eenzelfs titel, topsport Etensrestjes, parkeerplaatsen

DEEL EN HEERS: CONSUDEEL Onze oma’s ruilden vroeger hun suikerklontjes voor een ei met de buren en noemden dat een vriendendienst. Wij tokkelen wat op onze smartphone, huren zo een parkeerplaats van een nobele onbekende en noemen dat consudelen. Een nieuwe trend of naastenliefde in een modern jasje? Dalala Jonas Gilles Consumenten die delen, consudelen dus of ‘collaboratieve consumptie’, het is hip. De consumenten van vandaag richten zich meer en meer op het met elkaar delen van (on-)gebruikte goederen, in plaats van dure aankopen te doen. Het is bovendien milieuvriendelijker dan nieuwe aan te kopen. De economische crisis en sociaalnetwerksites gaan daarbij hand in hand. Het Gentse bedrijf Carambla bijvoorbeeld, ontwikkelde een smartphoneapplicatie waarmee je je lege oprit of garage te huur kan zetten tegen een maximumtarief van vijf euro. Via de applicatie kan je ook zien waar parkeerplaatsen beschikbaar zijn en ze zelfs reserveren. Volgens trendwatcher Herman Konings gaat consudelen in stijgende lijn. “Het is nog niet mainstream. Veel consumenten zijn voorstander van hun eigen vrijheid en willen zelf keuzes maken. Ze springen niet zomaar op die trein.” Wie wil consudelen, moet actief zijn op sociale media. “Dankzij sociale media wordt het mogelijk om ‘samen te delen’. Het gaat ook best ver. De Nederlandse website ‘Tweet Je Mee?’ biedt zelfs restjes aan van het avondmaal van de dag ervoor.” Dat er verschillende vormen en soorten bestaan, betekent dat er een markt voor is. “De economische crisis heeft zeker een rol gespeeld bij

het ontstaan van consudelen, maar mensen blijven er zich aan vastklampen. Dat wijst op een dieperliggende oorzaak. Delen en ruilen is iets wat de mens al heel lang doet en zal blijven doen”, zegt Konings. ALLES KOMT TERUG Vorig jaar werd in Leuven de eerste ruilwebsite gelanceerd. ‘Traderoom.be’ combineert een zoekertjessite met een sociaalnetwerksite. Hij telt ondertussen zo’n 1.300 leden. Bijna 2.000 voorwerpen werden al geruild. “Het is eigenlijk een simpel idee, maar toch was er nog geen website puur gericht op ruilen en delen”, zegt oprichter Johan Duré. “Een vriend van me had een gps met enkele wegenkaarten en had andere kaarten nodig. Die had een andere vriend van mij toevallig. En voilà, het idee van onlineruilen was ontstaan.” “Hoewel het nu succesvol is, gebruikten we in het begin vooral mond-tot-mondreclame om mensen aan te sporen. Na de eerste geslaagde ruil, bleven ze terugkomen. Iedereen heeft wel dvd’s of boeken waar ze niets meer aan hebben. Wij bieden de kans er nog wat voor in de plaats te krijgen. Dankzij het internet kunnen al die mensen elkaar bereiken.” Hoewel ‘Traderoom.be’ misschien niet voor je groot-

© Boris Vanschoubroeck magazine

8

© Rights reserved

Herman Konings “Een Nederlandse website biedt restjes aan van het avondmaal van de dag ervoor”


Martin Voorzanger “Nederland zit wat betreft consudelen veel verder. De Belgische overheid is er niet zo bij betrokken. Belgen moeten meer op eigen houtje doen. Nederland heeft een kleine voorsprong omdat we sneller op een markt springen.”

© Toogethr

ouders is, toch ziet Duré een overeenkomst met vroeger. “Net zoals onze voorvaders in hun tijd aan ruilhandel deden, doen wij nu hetzelfde. Zo zie je maar dat sommige dingen steeds terugkomen.” Zelfs kleren worden tegenwoordig geruild. Wat voor Elise de Rijck aanvankelijk een hobby was, is een fulltimebezigheid geworden. Samen met wat vriendinnen begon ze kleren uit te wisselen en prompt werd swapping geboren. “We hebben nu al klanten die op elk van onze evenementen aanwezig zijn, en dat aantal blijft stijgen. Onze klanten krijgen punten op de kleren die ze willen ruilen, en die kunnen ze gebruiken om andere dingen te kopen. Alles is gratis, behalve de toegang. Die bedraagt tien euro. Wij moeten er iets voor terugkrijgen om de huur van de zalen te betalen.” De Rijck ziet de toekomst rooskleurig in. “Je leest er meer en meer over. Ik denk dat de mensen wel zullen moeten, want alles wordt duurder”, klinkt het.

Cambio-punt. Cambio is een initiatief van verschillende openbaarvervoerinstellingen, zoals MIVB, De Lijn, NMBS, en van VAB (de Vlaamse Automobilistenbond). Zo biedt consudelen plots ook een alternatief vervoermiddel. Op de Nederlandse website Toogethr kan je ook een auto delen. Martin Voorzanger, eigenaar van het bedrijf, denkt dat consudelen een mooie toekomst wacht. “Dit is een succesverhaal omdat technologie zo goedkoop is. Internet kost zo weinig en onlinebetalingssystemen zijn up-to-date. Dat is in België niet anders. Belgen doen wat meer op eigen houtje, omdat de overheid er niet zo bij betrokken is. Nederland heeft een kleine voorsprong omdat wij gewoon met meer zijn en net iets sneller op een markt springen. Maar geen zorgen, binnenkort is ook België helemaal mee.”

Kangoeroe Naast boeken en dvd’s kan je ook heel wat minder voor de hand liggende producten delen. Woningen bijvoorbeeld. Een kangoeroewoning is ideaal voor wie nog niet meteen afscheid kan nemen van moeders (geld)buidel of wie een hulpbehoevende ouder heeft. Gezinnen met inwonende familieleden kiezen steeds vaker voor kangoeroewoningen.

Keerzijde van de medaille Over het kanaal gaan ze zelfs nog een stap verder. Door het groeiende wantrouwen tegenover de banken ontstonden websites waar de klanten geld konden lenen van anderen. Er is een keerzijde aan de medaille. Dankzij het internet kan iedereen met elkaar in contact komen en zo zijn gewenste spullen delen. Maar het is een proces waarbij twee individuen op dezelfde golflengte moeten zitten en elkaars eigendommen willen delen. Misbruik is nooit veraf.

Ook auto’s kunnen “geconsudeeld” worden. Bij Cambio, een autodeel- of carsharingorganisatie, kan je een auto kiezen, reserveren en afhalen in een

Het systeem zo waterdicht mogelijk houden, blijft een grote uitdaging voor de websites en sociale media die ook hun deel van de koek opeisen.

CONSUDEEL ZO! RUILEN

HUREN

DELEN

De oplossing voor al die oude spullen die je alleen houdt omdat je bang bent van de centimeters stof die erop liggen. Gebruikt, maar nog in goede staat? Ruilen op: traderoom.be.

Heb je iets te veel parkeerruimte en te weinig geld? Die lege plek op je oprit zet je makkelijk om in een briefje van vijf euro, door ze online te verhuren! Check: carambla.be.

Je neemt een auto en dropt hem later terug bij een erkend checkpoint. Ideaal voor het stadsleven. Deel een auto via cambio.be of zelfs een tuin met gardenshare.com.

Voor fashionistas on a budget. Van goedkope basics tot couturejurkjes. Ruil je kleding op swapping-evenementen (swapping.be) of zoek op Facebook naar een groep die aan kledingruil doet.

Je wil op reis, maar je budget niet? Haal de reis naar jou toe. Neem een buitenlandse reiziger in huis en verhuur je sofa. Maak een nieuwe internationale vriend op www.couchsurfing.com.

Hetzelfde principe, met de fiets: in Brussel zijn er de gele Villo!-fietsen, in Antwerpen de rode Velo-fietsen en in Gent zelfs bakfietsen. Ook de NMBS doet mee met zijn blauwe Blue-Bike.

magazine

9


OP EEN PLANK DOORHEEN DE STAD

© Elisabeth Callens

De Californische surfcultuur in het regenachtige Brussel? Het bestaat en het is hot! De hippe ‘longboards’ zijn in opmars in onze hoofdstad. Misschien heb je ze al gezien, rondzoevende jongeren op lange planken met wieltjes die het midden houden tussen een skateboard en een surfplank. Anders dan bij skateboarden wordt het longboard minder gebruikt voor coole trucjes, maar om lange afstanden tegen hoge snelheid mee af te leggen. Tegenwoordig is het een levensstijl én een nieuw vervoersmiddel. Het vormt een mooie aanvulling bij de stadsinitiatieven in Brussel zoals Villo! en het openbaar vervoer. Tom Surinx en Lien Van Der Steen

Surfen in Brussel In de jaren 60 was de manier waarop de ‘dogtowners’ skateten de standaard. Zij waren oorspronkelijk surfers die skaten als ‘surfen op de weg’ beschouwden. Net als bij surfen was het vooral de bedoeling om stijlvol te ‘flowen’ met je board. Longboarden raakte echter volledig op de achtergrond met de opkomst van de skateboards in de jaren 70 en 80. Skateboards dienden vanaf dan voornamelijk nog om trucjes uit te voeren en niet meer om afstanden af te leggen. Longboarden werd als passé beschouwd en slechts enkele fanatiekelingen bleven over. Maar dankzij het surferssucces in de jaren 90 kwamen de longboards toch weer in the picture. Verschillende skatemerken begonnen onder het motto ‘vintage is cool’ weer te investeren in hun oude longboards. De longboards werden geperfectioneerd qua materiaal en tegenwoordig zijn ze uitermate geschikt om lange afstanden mee af te leggen. Michielle Vermeulen, 23 jaar, jong en hip, skatet nu al enige tijd bij de Leuvense Longboard Ladies, een groep jonge meisjes die fanatiek bezig is met longboarden. Michielle is helemaal doordrongen in de ‘cultuur’ die eromheen hangt. “Mijn interesse voor longboarden is er gekomen omdat ik een fervent snowboardster ben. Ik zocht iets waarmee ik hetzelfde magazine

10

vrije gevoel kon beleven als op mijn board in de bergen. Ik heb de kriebel dus te pakken gekregen van een veel koudere sport dan surfen (lacht). Samen met enkele vriendinnen besloten we een longboard te kopen en zo is het allemaal begonnen.” De Leuvense Longboard Ladies vormen nu een echte ‘crew’. Wat zijn de kenmerken van een typische longboarder? “Longboarders zijn een kleurrijk allegaartje. Als ik hen zou moeten omschrijven zou ik zeggen een mix tussen skateboarders, surfers en snowboarders. Longboarders dragen kleren met frisse kleuren, luisteren naar alternatieve muziek, en hebben een open-minded en relaxte levensstijl.“ Is het ook een handig transportmiddel? “Ja, met een longboard rol je veel sneller en langer voor dezelfde inspanning dan met een skateboard. En zeker heuvelafwaarts is het echt uitstekend! Daarnaast kan je het makkelijk dragen of opbergen in een aangepaste rugzak.“ Hoe komt het dat longboarden zo populair is bij meisjes? “Longboarden is even spannend als skateboarden, maar minder gericht op trucjes. Ik denk dat dat veel meisjes beter ligt.


Daarnaast zijn veel meisjes op zoek naar een uitdagende sport waarin ze zich kunnen uitleven. En daar is longboarden uitermate geschikt voor. Bij de Longboard Ladies zijn er ook velen actief bezig bij BoardX, een organisatie voor Belgische surfers. Zij hebben de kriebel daar te pakken gekregen.”

moeten naar alternatieve vervoersmiddelen. Longboards kunnen zeker een oplossing zijn. Maar het succes zal natuurlijk niet blijven duren. Wanneer het nieuwe ervan af is, zal er wel een nieuwe trend ontstaan, maar daar is het mij alvast niet om te doen. Ik vind het gewoon leuk om op mijn board te staan.”

Zal longboarden de tand des tijds doorstaan, of is dit een hype? “Volgens mij heeft het longboarden in België zijn hoogtepunt nog niet bereikt. Als je ziet hoe populair longboards zijn in een stad als Barcelona, is er nog veel mogelijk in België. Steden worden ook steeds meer autovrij waardoor mensen op zoek

Aan alle pret hangt een prijskaartje. “Voor een kwaliteitsboard moet je tussen de 100 en 200 euro rekenen”, bevestigt David, winkeluitbater van ‘Vans’, nabij de Grote Markt in Brussel. Het merk ‘Vans’ specialiseert zich sinds 1966 in boards en kleding voor deze subcultuur.

Vernieuwde mobiliteit in Brussel Naast longboards zie je mensen met nog tal van andere inventieve vervoermiddelen door het centrum van Brussel cruisen. Nu er op de Anspachlaan een nieuw en breed fietspad is aangelegd, kunnen niet-gemotoriseerde voertuigen veilig de weg op. En dat is exact wat het Brussels Gewest wil. Voor 2018 moeten er immers 20% minder wagens op de weg zijn. Leuke alternatieven kunnen zowel van de jeugd als van de gemeente komen. Jongelingen gaan eerder op zoek naar alternatieven zoals longboards, inlineskates, driewielers en skateboards. De gemeente pakt het serieuzer aan met de Villo!-fietsen, de zware gele fietsen die je kan huren in Brussel, carpoolparkings, subsidies voor het openbaar vervoer enzovoort. Ondertussen zijn er al 180 Villo!-stations en binnenkort komen er nog eens 140 bij, goed voor een totaal van 5.000 gele tweewielers in Brussel centrum en de omliggende Brusselse gemeenten. Voor de smartphoneliefhebbers is er zelfs een applicatie zodat je kan nakijken of er nog parkeerplaatsen of fietsen vrij zijn in de dichtsbijzijnde fietsstations. Efficiënt vervoer in een hoofdstad is van cruciaal belang. Maar hoe zit dat in Brussel? Brussel is een mozaïek van mensen, culturen én vervoer. Tot voor kort kon je geen traject met combinatie van verschillende vervoersmaatschappijen opzoeken. Er was al vaak de kritiek dat TEC, MIVB, De Lijn en NMBS naast elkaar en niet met elkaar rijden. Maar daar komt verandering in. Sinds april 2012 bestaat er bijvoorbeeld Skotty.be, een nieuwe overkoepelende site die samenwerkt met alle Belgische vervoersmaatschappijen. Klanten kunnen vanaf nu een flexibel traject opzoeken.

trum is echter niet zo zeer moeilijk vanwege een tekort aan vervoer, maar door een tekort aan diefstalvoorziening. Vooral de fietsers hebben hier problemen mee. Villo! biedt een goede oplossing en goede sloten voorzien helpt ook, maar er is nog altijd een grote kans op diefstal in Brussel. Her en der zie je fietsen vastgeketend aan een paal zonder wielen of zadel. In het station Brussel-Centraal is sinds enkele maanden een fietsenstalling, maar zonder toezicht. Klaas De Schouwer is een student uit Brussel en neemt vaak de fiets. Hij maakte al gebruik van de fietsenstalling in het station, maar kwam er bedrogen uit: “Ik doe zo veel mogelijk met de fiets. In Brussel gaat alles toch trager met de auto of zelfs de bus. Toen die fietsenstalling er kwam, was ik echt blij dat ik vanaf nu ook met de fiets naar het station kon gaan en hem daar achter kon laten. Na het weekend zag ik echter dat zowel mijn bagagerek als mijn achterlicht gestolen waren. Nu blijkt dat die stalling noch bewaakt noch afgesloten wordt.”

Diefstal Brussel is één van de grootste studentensteden van België en dat brengt heel wat volk op de been. De verplaatsing in Brussel cen-

Autovrij Zulke verhalen komen vaker voor. “Hoewel Brussel al een stuk verkeersvriendelijker is dan in het begin van de mobiliteitsplannen in 1998, moet er nog een lange weg afgelegd worden.”, zegt Bruno De Lille, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met mobiliteit. De stad is er volop mee bezig om het verkeer voor zwakke weggebruikers te verbeteren. Dat stimuleert mensen om vaker alternatieve vervoersmiddelen te gebruiken. “De VGCsportdienst houdt onder de slogan ‘Meester op de fiets’ in mei en juni fietsinitiaties om kinderen aan te moedigen meer de fiets te gebruiken in en rond Brussel. Want Brussel is aangenamer autovrij”, vindt De Lille. Zal Brussel er over dertig jaar zoals Amsterdam uitzien of heeft de stad daar net iets te veel hellingen voor?

© Lisa Kaspers

© Elisabeth Callens magazine

11


Norman Baert schittert voor en achter de camera

“IK SPEEL ALTIJD DE SLECHTERIK”

© Lisa Kaspers

Het zit hem in het bloed. In zijn lijf. Camera in de hand, acteren in het hart. De familie van Norman Baert (44) gaf het hem met de paplepel mee. Hun cinema Minerva werd generatie op generatie doorgegeven, maar sneuvelde in de Grote Audiovisuele Evolutie van de jaren 80. Geïnspireerd door de grote helden van het witte scherm zorgde Baert ervoor dat de passie van zijn familie niet mee ten onder ging. Norman Baert eist zijn rol op. Zowel achter, als voor de camera. Sanne De Cock en Lisa Kaspers U bent zowel cameraman als acteur. Vanwaar die voorliefde voor de film? “Mijn overgrootouders waren eigenaars van bioscoop Minerva in De Panne. Tijdens de week draaiden ze er films en in het weekend transformeerden ze het tot een danszaal, mét podium. Nadien nam mijn grootmoeder het over. Toevallig was mijn grootvader een cineast en een cameraman. Hij leurde met zijn film “Diepten” uit 1928 bij alle bioscopen. Zo is hij in De Panne verzeild geraakt waar hij mijn knappe grootmoeder ontmoette. Later namen mijn ouders de bioscoop over. Het werd me dus met de paplepel ingegeven. Helaas bestaat de cinema nu niet meer. In de jaren tachtig evolueerde alles heel snel. Mensen gingen meer naar televisie kijken en minder naar de cinema.” Was u dan gefascineerd door de helden op het grote scherm? “Dat zit in mij. Al die show in de filmwereld. Maar ik ben een West-Vlaming en dat zat minder in onze cultuur. Het merendeel van acteurs nu komt uit Antwerpen. Daar is een bepaalde openheid, ze zwanzen en magazine

12

zeveren meer. Wij West-Vlamingen zijn meer ingetogen en werken en wroeten. Als acteur moet je op de planken een soort van arrogantie en je-m’en-foutisme hebben. Onlangs filmde ik een concert van Hooverphonic with Orchestra. Ze kwam binnen, Noémie (zangeres van Hooverphonic, nvdr.), met zo’n arrogantie van “ik ga ze hier wat laten zien” en dan dacht ik: dat wil ik wel eens zien. Maar ze deed het toch hé. Dat was wat ik miste in mijn carrière als cameraman. Tijdens mijn opleiding Regieassistentie aan het RITS voelde ik de drang om te acteren. Samen met medestudent Koen Mortier (regisseur van “Ex Drummer”, nvdr.) zette ik toneelstukken in elkaar. Op mijn 28ste dacht ik: kom Norm, nu moet je ervoor gaan. Ik slaagde voor mijn ingangsexamen en sindsdien combineer ik camera met acteren. Want ik ben best beperkt als acteur. Ik weet wat ik kan en niet kan.” Zoals wat? “Bepaalde rollen die ik niet kan spelen. Theater, dat ligt mij niet zo goed. Zo’n lange voorbereidingstijd. Ik ben iemand die er

graag in springt. Film en televisie interesseren me meer, je moet er meteen staan. Maar in “Ex Drummer” speelde ik zo’n moeilijk personage (Baert speelde de rol van Koen De Geyter, een gestoorde zanger, nvdr.) waar ik erg veel tijd moest insteken. Ik had problemen met die gast. Ik zei tegen Koen: “Ik kán die gast niet spelen: dat is een psychopaat, hij haat vrouwen, hij lispelt maar hij zingt en hij neemt drugs. Zo’n gast bestaat niet!” (lacht) Maar dat is waar ze me voor vragen. De slechteriken. Tot nu toe heb ik maar een keer de ‘goeie’ gespeeld, een CEO wiens dochtertje ontvoerd werd.” Waarom denkt u dat u enkel voor zulke rollen gevraagd wordt? “Karakterkop, heel cliché! (windt zich een beetje op). In Vlaanderen denken ze: die ziet er zo uit, die zal wel zus of zo zijn. Misschien is het omdat ik kaal ben. Met haar zou ik er veel minder agressief uitzien. Maar het is al minder dan vroeger.” U speelt vooral bijrollen. Heeft u er wel eens aan gedacht uw contacten als came-


“De Vlaamse televisie is van topniveau. De RTBF is wat

© Lisa Kaspers

‘achter’”

raman te gebruiken? “Acteren en camera zijn eigenlijk twee verschillende werelden. Soms is het ‘ons kent ons’, als je een regisseur kent bijvoorbeeld. Tussen Koen Mortier en mij is er soms wat vriendjespolitiek.” (lacht) Inderdaad, u speelde al enkele keren de hoofdrol in een film van Koen Mortier. “Koen wil artistieke films maken, heel eigenzinnig. Op de eindtiteling staat telkens my way is the highway (lacht). De film “Ex Drummer” was vrij succesvol, maar vooral dankzij de Humoactie. (Humo gaf gratis dvd’s weg, nvdr.) In het begin was het echt een slag in het gezicht. Ze zeiden: choqueren om te choqueren. Dat was ook wel een beetje de bedoeling. (lacht) Maar de film “22 mei” had amper 1000 bezoekers. Onwaarschijnlijk weinig. En dan werk je mee aan een promotiefilmpje van TNT. Meer dan 35 miljoen views op YouTube, waanzin. Het op een na meest gedeelde filmpje ever. De mentaliteit van money talks, bullshit walks. Geen enkele stad wilde ons aanvaarden. Antwerpen en Brussel dachten: zijn jullie gek? Het schieten dat in scène was gezet schrok hen af, vooral na de schietpartijen in Toulouse. Die burgemeesters hadden toen iets van no way en nu het filmpje zo’n succes heeft, hebben ze spijt natuurlijk.” (lacht) U bent opgegroeid aan de kust. Hoe bent u in een kleine Waalse gemeente als Lincent beland?

Hoofdrol in “Ex Drummer” (Koen Mortier) Hoofdrol in “22 mei”

© Ex Drummer

Norman Baert

“Dat heeft te maken met mijn exvriendin. Een hele mooie vrouw. Ik leerde haar kennen op het wereldkampioenschap voetbal in Japan in 2002. Daar werkte ik samen met Filip Joos en Frank Raes voor Sporza. Mijn ex is Nederlandse, maar woonde in de Ardennen waar haar ouders een manege hebben. Toen woonde ik net in Asse. We zochten dus een plaats tussen de twee in en zo belandde ik in Lincent. Of ik hier blijf wonen, weet ik niet. Mijn huidige vriendin en mijn ouders wonen immers in Koksijde.” Ligt u, als West-Vlaming in Wallonië, wakker van de communautaire problemen? “Vroeger wel, nu ben ik meer Belg geworden. Mijn ouders zijn meer Vlaamsgezind. Je weet wel, van die liberale, West-Vlaamse commerçanten die nu zijn overgestapt naar de N-VA. Die vroegere ingesteldheid van steeds maar werken heeft mij ook gevormd. Die Vlaamse identiteit komt volgens mij nu iets te veel naar boven. Je hebt natuurlijk een bourgeoisie in Brussel waar ik ook het schijt van krijg, mensen die uit slechte wil geen Nederlands willen spreken. Ik probeer me niet zoveel aan te trekken van het hele politieke gebeuren. Het heeft me immers mijn relatie voor een deel gekost. Ik probeerde dat Vlaamse wat over te brengen aan mijn Nederlandse vriendin die dat niet altijd begreep.” U werkte in het verleden ook meerdere malen voor de RTBF. “Heel leuke en gastvrije mensen

daar bij de RTBF. Maar… (denkt na) Ze zijn toch wel wat ‘achter’. Ik probeerde de expertise die we in Vlaanderen hebben over te brengen. Wij zijn meer stresskikkers en de Franstaligen zijn rustiger. Ze leven daar meer. Maar ze hebben veel minder geld en middelen dan de VRT. Dat heeft ook weer met politiek te maken. In Wallonië is alles ook gedecentraliseerd. De nieuwsdienst bevindt zich in Brussel, maar non-fictie wordt bijvoorbeeld opgenomen in Luik. Dat is een enorme versnippering en op logistiek vlak erg ingewikkeld. Zo gaan veel middelen verloren. In Vlaanderen wordt er veel meer geproduceerd en van een hogere kwaliteit. De Vlaamse televisie is van een topniveau.” Bent u tevreden over uw loopbaan tot nu toe? “Meer en meer. Enkele jaren geleden was ik onrustig omdat ik het gevoel had dat ik nog zoveel dingen moest doen. Ik ben wel blij dat ik besloten heb te gaan acteren, anders was ik nu misschien een gefrustreerd mannetje. Acteren brengt natuurlijk minder op, misschien geef ik daarom mijn job als cameraman niet op. Ik ken collega’s die in de vijftig zijn en plots minder werk hebben. Dat kan mij ook overkomen. Plus, het is een hele fysieke job. Je bent daar mee bezig, je hebt kinderen, een huis, verantwoordelijkheden. Je weet nooit wanneer het rustiger wordt en wanneer niet. Ik wil er zoveel mogelijk voor de kinderen zijn. Dat is belangrijk: een goede papa zijn. De rest komt wel.”

Terugkerende rol als Pol in “Oud België” Bijrollen in “Jes”, “Sara”, “Spoed”

Director of Photography van promotiefilmpje “TNT”

magazine

13


Kinderen opvoeden wanneer je allebei niets hoort

“MIJN OUDERS ZIJN DOOF”

© Luana Difficile

Storende luide muziek, getier tussen broer en zus en slaande deuren zijn situaties waar ze bij de families Marquez en Daelman vast geen last van hebben. Brave kinderen zou je denken? Nee, dove ouders. Een gezinssituatie waar mama en papa allebei doof zijn, daar horen we zelden over. Namen kiezen, de kindjes horen huilen en communicatie met de school: wij zochten uit hoe ze die en vele andere dingen aanpakten. Luana Difficile en Arno Baeté Sophie Renons en José Marquez zijn doof geboren. Ze leerden elkaar op jonge leeftijd kennen in de dovenschool in Ukkel. Ze trouwden en kregen drie kinderen, Christoph (24), Stephanie (22) en Nicolas (19), die perfect horend zijn. Ook de beide grootouders van Sophie waren doof, daardoor wist haar moeder heel goed hoe ze daarmee overweg moest. “Mijn grootouders kenden alleen maar gebarentaal” zegt Sophie, “daarom zag mijn mama het belang van communicatie en leren spreken sterk in. Ik werd als kind elke dag naar de logopedist gestuurd om te leren spreken. Toen was dat een hel, hele dagen oefenen met vaak hoofdpijn tot gevolg. Maar nu ben ik daar heel blij om. Het voordeel om als dove persoon goed te kunnen spreken is enorm groot. Dat gaat van situaties in de winkel tot deel kunnen uitmaken van de horende gemeenschap.” Dat Sophie en José doof zijn, heeft niet bijzonder veel invloed gehad op de spraakontwikkeling van de kinderen want Sophie beheerst het Nederlands behoorlijk goed. De kinderen werden op jonge leeftijd naar een jeugdbeweging gestuurd en elke zondag gingen ze naar hun oma. “Bij het aanleren van het Nederlands, hebben we als kind niet echt problemen ondervonden”, vertelt Nicolas. “Bij het Frans was het een andere zaak. Onze papa is Franstalig, maar spreekt minder goed dan mama. Daardoor dachten we dat we Frans konden spreken maar toen we op school Franse les kregen, beseften we dat we eigenlijk veel woorden fout uitspraken en onze zinsbouw ook soms volledig fout zat.” (lacht) Een alternatieve babyfoon Veel praktische dingen moeten in een doof gezin anders worden opgelost. Ze werken zo met licht voor de telefoon, de wekker, de deurbel en vroeger ook de babyfoon. Sophie: “De kindjes konden vroeger ook niet gewoon ‘mama’ door het huis roepen. Als een van hen viel moest de andere mij komen halen als ik bijvoorbeeld bomagazine

14

ven was. Voor zulke kleine dingen moesten de kinderen dan wel hulp zoeken bij elkaar.” Ook moeten de kinderen de ouders vaak helpen. Overal waar een telefoon aan te pas komt of waar gesprekken met horenden moeten vertaald worden, moeten de kinderen even bijspringen: “Toch proberen we de kinderen daar niet te veel mee op te zadelen. Ze zijn jong en moeten ook jong kunnen zijn. Maar soms kan je niet anders, zoals op vakantie of bij het regelen van belangrijke zaken zoals hun studies. Daardoor zijn ze waarschijnlijk wel veel zelfstandiger dan andere jongeren.” gebarentaal ALS DIALECT Als doof persoon is het niet altijd makkelijk om contacten te leggen met horenden. Maar voor Sophie en José is dat toch een must. Voor hun job moeten ze samenwerken met horende mensen. Sophie werkt in een middelbare school en José in een drukkerij. Naast hun werk hebben ze ook veel activiteiten zoals sporten en duiken, waar ze ook veel mensen leren kennen. “Natuurlijk hebben wij ook veel contact met dove mensen”, zegt Sophie. “Wel probeerden we de kinderen daar niet te veel bij te betrekken. We wilden dat ze zich veel begaven in de horende wereld, dat is hún wereld en hún leven.” De kinderen hebben de gebarentaal ook nooit echt volledig aangeleerd omdat de spraak van hun ouders redelijk goed is. Bovendien kunnen de ouders ook goed liplezen. Nicolas: “Een vriend van mij is ook volledig doof en met hem gebruik ik wel een gebarentaal die is afgeleid van de officiële, maar waarvan we ons eigen dialect hebben gemaakt zeg maar.” Handige Privacy Dove ouders hebben heeft zijn positieve en zijn negatieve kanten. Elkaar verstaan loopt niet altijd even gemakkelijk. Stephanie: “Als


Nicolas “Aan tafel praten we over dingen zonder dat onze ouders het verstaan”

ik bijvoorbeeld iets grappigs vertel, moet ik het soms herhalen omdat ze het niet hebben begrepen. Als ik het dan voor een derde keer moet vertellen is het grappige er wel af”. Sophie: “Dove mensen werken nu eenmaal meer met hun gezichtsuitdrukking wanneer ze iets willen vertellen terwijl horenden dat doen met hun stem.” Aan de andere kant kunnen de kinderen een telefoongesprek houden in dezelfde kamer als hun ouders zonder dat zij horen waarover het gaat. Nicolas: “Aan tafel levert dat vaak grappige situaties op. Als we het hebben over dingen waarvan we niet willen dat onze ouders het weten, spreken we gewoon wat sneller of in het dialect.” “Ik vind dat ze daar vaak misbruik van maken”, lacht mama Sophie. De kinderen hebben hier ook veel meer privacy dan in een ander gezin. Maar wij zijn dan weer veel beter in lichaamstaal, als ze liegen hebben wij het veel sneller door dan andere ouders.” (lacht) JOCHEM DAELMAN Jochem Daelman (23) is enig kind en ook geboren in een gezin met dove ouders. We interviewden hem met zijn moeder Maria Smits (59) en plozen uit hoe de opvoeding in zijn werk ging. Ook de ouders van Jochem leerden elkaar kennen op de dovenschool. “Het lijkt vaak niet vanzelfsprekend om als dove ouders aan kinderen te beginnen, maar voor ons was de wens groot.” Bij de naamkeuze hebben de ouders er wel op moeten letten dat het een naam was die ze goed konden uitspreken, want dit lukt niet altijd even goed. “Het is belangrijk dat we ons kind gemakkelijk kunnen roepen.” Speciale vorm van communicatie Echt goed beheerst Jochem gebarentaal niet. Maar hij ontwikkelde andere manieren om te communiceren met zijn ouders. “Ik heb een soort van tussentaal ontwikkeld waarbij ik vooral liplezen en enkele gebaren gebruik. Wanneer je al heel je leven samenwoont, is het natuurlijk veel makkelijker om iets over te brengen en elkaar te verstaan. Je weet al na een paar uitdrukkingen of gezichtstrekken wat iemand wil zeggen. Ik vind het nog altijd jammer dat ik niet goed ben

© Luana Difficile José, Sophie, Stephanie, Christoph, Nicolas.

in gebarentaal, ik zou graag een cursus volgen om dat bij te schaven. Want het zou erg moeilijk zijn als mijn ouders me nu nog gebarentaal moesten leren. Dan zouden we op een totaal andere manier moeten communiceren dan we de voorbije twintig jaar hebben gedaan.” Een verkleinde leefwereld Er zijn wel degelijk dingen anders bij een gezin met dove ouders. Toen Jochem klein was, had hij het er moeilijk mee dat zijn gezinssituatie verschilde van die van zijn vriendjes. Dat gevoel is nu helemaal weg. “Je groeit nu eenmaal zo op en wordt er aan gewoon”, zegt Jochem. Jochem moet zijn ouders soms helpen met maatschappelijk complexe zaken omdat ze die niet altijd even goed begrijpen. “Hoe je het ook draait of keert, doven zijn minder betrokken bij de buitenwereld en hebben een kleinere wereld. Hun levenservaringen zijn anders en misschien beperkter”, vertelt Jochem. Zo kunnen zijn ouders hem bijvoorbeeld geen raad geven over een sollicitatiegesprek. “Mijn ouders hebben minder kennis van maatschappelijke zaken of politiek, onder andere door de moeilijkere woordenschat en ook gewoon door de complexiteit van bepaalde onderwerpen. Zo geef ik hen vaak stemadvies bij de verkiezingen in plaats van omgekeerd. Je moet je ouders meer helpen en ondersteunen, terwijl het normaal gezien andersom is.” Doveouderseffect Jochem heeft altijd goede punten behaald op school. Hij heeft nooit echt problemen ondervonden door het feit dat zijn ouders doof zijn. Ze stonden hem op hun manier bij met zijn studies. “Ze zaten er vaak bij als ik uit boekjes leerde voorlezen. Ze konden de klanken misschien niet horen maar ze gingen dan vooral op het gevoel af en keken naar mijn lippen.” Wat ook opvalt is dat ze nooit een beroep hebben gedaan op instanties zoals Fevlado die kinderen van dove ouders begeleiden. Familie paste ook vaak op de kinderen. Jochem: “Ze droegen dus ook bij aan de opvoeding, al kreeg ik mijn waarden en normen natuurlijk mee van mijn ouders.”

© Arno Baeté Maria en zoon Jochem.

magazine

15


Op ontdekking bij de Nepalese gemeenschap in Leuven

NAMASTÉ NEPAL

© Elisabeth Callens

Je ziet ze in de ochtend terwijl ze het gebroken glas en ander afval van de cafévloeren vegen. Je ziet ze rond middernacht als ze afgepeigerd de keukens verlaten na de avondservice. Je ziet ze in restaurants, pannenkoekenhuisjes, frietkoten en nachtwinkels. Je ziet ze overal en ze zijn nooit alleen. De Nepalese gemeenschap is aanwezig in het Leuvense straatbeeld. Wij gingen op zoek naar het verhaal achter de mensen die hun land hoog in het Himalayagebergte verlieten en we werden ontvangen met hun traditionele groet: “Namasté”. Ofwel “Het beste in mij groet het beste in u.” Pieter Van Laere Al ruim tien jaar zijn er Nepalezen in Leuven, maar de laatste tijd worden het er steeds meer. Net als het aantal winkels en restaurants met een Nepalese eigenaar. Volgens de Leuvense dienst Bevolking verblijven er 729 personen met een Nepalese nationaliteit of origine in de stad. Chetsi Semteg Kumar (45) kwam in 2002 naar België. Hij is lid van de Shangri La, een spirituele gemeenschap, en hij vertelt enthousiast over de groei van de Nepalese aanwezigheid in Leuven: “Toen in 2000 de burgeroorlog volop woedde in Nepal, zijn de eerste Nepalezen hier aangekomen. Na verloop van tijd werden zij geregulariseerd en velen van hen kregen later de Belgische nationaliteit. De eerste immigranten startten hun eigen zaak op. Zo werd het later gemakkelijker voor familie en vrienden om naar België te komen. Ze begonnen te werken in die handelszaken of kwamen naar België om bij hun familie te zijn”, zegt Kumar. “Wij zorgen voor onze mensen, de rijkeren zorgen voor de anderen door financiële en materiele steun. Wij zijn een hechte groep.” Die economische werkzekerheid is een troef bij de aanvraag van regularisatie. Veel Nepalezen kregen magazine

16

een verblijfsvergunning voor een jaar om bij hun familie te werken. Tijdens dat jaar volgen ze een inburgeringscursus.” De Shangri La weet blijkbaar goed hoe de Belgische wetgeving werkt en maakt daar gebruik van. Er zijn veel Nepalezen aangemeld bij het OCMW en het aantal Nepalezen die een inburgeringscursus volgen, ligt hoog, zoals blijkt uit gegevens van de dienst Integratie. “Toch zou ik niet kunnen zeggen dat alles via de officiële weg gebeurt”, zegt Paul Willekens van het Onthaalbureau bij Immigratiedienst Leuven. “Zaken zoals zwartwerk zijn nu eenmaal moeilijk te controleren. Persoonlijk ken ik een paar Nepalezen die in het zwart werken. Ze zijn ingeschreven bij het OCMW, maar je kan ze nooit bereiken omdat ze constant aan het werk zijn. Wel moet ik zeggen dat de Nepalezen over het algemeen goed ingeburgerd zijn.” Geen controle Nepalezen zijn intussen eigenaar van meer dan 50 handelszaken, gaande van restaurants over frietkoten en nachtwinkels tot zelfs een pannenkoekenhuis. Een klein economisch succesverhaal, dat de stad met belangstelling volgt. “We geven een werkingsbijdrage aan hun


verenigingen en om die te krijgen moeten ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo moeten ze inzage geven in hun organisatie en weten we bijvoorbeeld wanneer ze vergaderen. We moeten weten waarmee ze bezig zijn voordat we geld geven. Maar we voeren geen controle uit op de financiën”, zegt Willekens.

© Rights reserved

Nick Meynen “Er is geen Nepalese wijk in Antwerpen of Leuven”

Hoe belangrijk is die Nepalese gemeenschap in Leuven geworden? Volgens Nick Meynen, freelancejournalist en auteur van het boek ‘Nieuwe wegen in de Himalaya’, gaat een vergelijking met de Joodse aanwezigheid in Antwerpen alvast niet op: “Er is geen Nepalese wijk in Leuven of Antwerpen, waar de twee grootste Nepalese gemeenschappen in ons land wonen. Je kunt dat ook absoluut niet met de Joodse wijk vergelijken. Toen ik tussen de Antwerpse Joden woonde, waren die al met 50.000 en voor zover ik weet zijn er maar een paar duizend Nepalezen in Antwerpen en tweeduizend in en rond Leuven. Naast het aantal telt ook de inburgering. Nepalezen zijn hier veel meer ingeburgerd dan Joden”, aldus Meynen. Dat de Leuvense Nepalezen goed ingeburgerd zijn, hebben wij zelf kunnen vaststellen. Haast iedereen stond ons bereidwillig te woord in het Nederlands. De Nepalese gemeenschap is er een die in beweging is, met een bloeiende en boeiende cultuur. Ze is toegankelijk en wil haar cultuur delen, zonder ze op te dringen. Het verhaal van de Leuvense Nepalezen is er een van aanpassen aan een samenleving terwijl de eigen cultuur behouden blijft. Een succesverhaal over migratie en integratie? Namasté.

© Dalala Jonas Gilles

Weet u nog? Paars-groen en FN-mitrailleurs voor Nepal Zomer 2002. De paars-groene regering van Guy Verhofstadt beslist om 5.500 Minimi-mitrailleurs van wapenbedrijf FN Herstal naar Nepal te exporteren. Duitsland heeft dat net voordien geweigerd. Officieel luidt het - met een ontwapenend cynisme - dat België “de prille democratie in Nepal” wil beschermen. Magda Aelvoet (Agalev, het toenmalige Groen) is de groene vicepremier in de regering. De groenen zijn principieel tegen wapenleveringen aan landen waar conflicten heersen en dat was in Nepal het geval. Al jaren woedt er een burgeroorlog tussen maoïstische opstandelingen en de heersende monarchie. Maar de regering beslist collegiaal en unaniem, dus verlaat Magda Aelvoet even de kabinetsraad zodat de regering zonder haar het dossier kan goedkeuren. Wat later neemt Aelvoet ontslag, maar de groenen blijven in de regering. Een zwarte bladzijde in de geschiedenis van een groene partij.

© Elisabeth Callens

magazine

17


B E J A A R D M A A R G O E D B E WA A R D

Vriendschap en verlies, tot de dood ons scheidt

Boudewijn De Groot “Neem alles als ’t niet anders kan, alleen mijn vrienden, laat die dan” © Florence Van Erps

“Vroeger, met mijn vriendinnen van het internaat in Eeklo, Vera, Mariette en Elisabeth fietsten wij wekelijks naar het Donkmeer in Berlare. Van Eeklo naar daar, en in Maldegem stopten we om op een terras eventjes uit te rusten. Enkel Elisabeth leeft nu nog, maar zij woont in de buurt van Gent.” Aan het woord is Nelly Van Zandijcke, 89 jaar, een weduwe met 6 kinderen, 14 kleinkinderen, 20 achterkleinkinderen en 7 vriendinnen. Florence Van Erps en Charlotte Bisschop “Ik heb mijn drie beste vriendinnen leren kennen op het internaat in Eeklo. Met hen heb ik een stuk van mijn leven gedeeld. Zo ook de oorlog met die ellenlange dagen die we samen doorbrachten in de schuilkelder van mijn vader, toen burgemeester van Eeklo. Vriendschappen werden toen op dezelfde manier gesmeed als nu, maar minder gecompliceerd.” Ze vertelt ronduit en kijkt weemoedig terug in de tijd, de jaren 1940-1945, toen de oorlog het land platwalste. Ook al was dat een zware tijd en werd ze op haar achttiende verplicht om naar Duitsland te gaan, rept ze met geen woord over de moeilijkheden. “Positiviteit? Dat is enkel de goede kant onthouden van een verhaal”, zegt ze met een overvloed aan moederlijke wijsheid. “Het waren goede tijden. Wij waren er voor elkaar. Al die twijfels die er nu bestaan rond de liefde? Daar hielden wij ons niet mee bezig. Als een vrouw toen huwde, dan was ze er voor de kinderen. En ik had mijn handen wel vol met vijf kinderen, waaronder een tweeling. En na acht jaar nog eentje. Van mijn zes kinderen krijg ik nu het meeste vriendschap terug. Zij houden mij ‘jong’ en dapper. Ook met mijn kleinkinderen en achterkleinkinderen kom ik heel goed overeen. Ooit zal ik er niet meer zijn en daar probeer ik hen voor te waarschuwen.” “Mijn broer, die al gestorven is, ging voor de Duitsers vechten. Plots was hij weg. Kunt ge dat geloven? Terwijl pàpaa burgemeester was? Dan werd er eens goed

magazine

18

geroepen en misschien een klets gegeven, maar langdurige ruzies? Nooit!” “Ik overleefde de oorlog samen met mijn ouders en beleefde ondanks de zware tijden mooie momenten met mijn vriendinnen. We trouwden allemaal en bleven desondanks erg hecht met elkaar. Jammer genoeg ben ik ondertussen mijn dierbaarste vriendin verloren. Marriette heette ze. Ik ging samen met haar en mijn kleinkinderen naar zee. Dan zongen ze altijd liedjes die rijmden op haar naam. Tien jaar geleden verloor ik haar jammer genoeg aan kanker, maar zo gaat dat. Misschien heb ik ook kanker, maar ik hoef het niet te weten.” Sex and the city avant la lettre “Sinds ik hier vijf jaar geleden in een appartement ben komen wonen, zijn al zes nieuwe vriendinnen hier ook ingetrokken. Die vriendinnen ken ik van hier, in Vilvoorde. Ik woon hier al zo lang. Eén van hen is mijn schoonzuster, zij is recent weduwe geworden. Als je iedereen ziet gaan, denk je echt ‘nu zal ik wel eens de volgende gaan zijn’ en ja, ik heb daar schrik van.” “Ik heb het hier heel goed in mijn appartement. De vriendinnen die ik hier heb, zijn godsgeschenken. Madame Parel, Denise, verzorgt mij heel goed. Ze is jaren verpleegster in Congo geweest en kent dus alle kwaaltjes. Daarnaast gaan we ook graag dineren samen of brengt ze me eens naar de bank. Dat begint een lastige wandeling te worden.” De tien jaar jongere Denise heeft een ongeziene collectie kralen en parels. Parelmoer of zoetwaterparels, niets ontbreekt in de collectie. Daarmee maakt ze de mooiste juweeltjes.

Fons Robberechts “Van ons twee gaat maar een naar de uitvaart van de ander, en wij belazeren elkander. Wat wordt die oud, kijk eens hoe grijs.”


“Vroeger stond ze ermee op de markt, maar toen kende ik haar nog niet hé. Ik heb Denise hier ontmoet, twee jaar geleden. En sindsdien heb ik niet alleen een hartsvriendin maar ook honderd nieuwe colliers!” (lacht vertederend). “Er is een verschil tussen vriendschappen opbouwen als je jong bent en nu. Nu is alles al gebeurd, je hebt een heel leven tegen elkaar te vertellen. Er is geen schaamte. Denise wijst er mij vaak op dat ik tien jaar ouder ben. Dat is niet fijn voor mij, maar ik zeg haar dat niet hé. Ik denk dat ze daar wat schrik voor heeft. Ze weet dat zij zal overblijven.” “Na de dood van mijn man, in 1976, had ik genoeg aan mijn kinderen. Mijn toenmalige vriendinnen wilden me meenemen naar ‘De Zilveren Passer’, een vrouwenclubje in hartje Vilvoorde. Maar dat weigerde ik. Mijn kinderen zijn er altijd geweest voor mij. Misschien krijg ik die goede zorgen die ik vroeger leverde nu terug? Enfin ik zeg het maar om ergens in te geloven.” Een verhaal van een trotse dame van 89, zo goed als gezond en altijd een glimlach op overschot. De meeste 89-jarigen verblijven heden ten dage in rusthuizen. Eenmaal in een RVT (Rust- en Verzorgingstehuis) terecht gekomen, weten velen dat dat hun laatste pension wordt. U kent ze allemaal. De meelijwekkende oudjes op straat. Bij hun thuis vertrekkend met een regenkapje boven hun net gecoiffeerde haar en een lege boodschappentas. Zodra ze op de markt aankomen, beginnen ze te praten en terug thuis merken ze dat de tas nog steeds leeg is. Als je iedereen op de markt kan aanspreken, weet je dat je al een heel leven achter de rug hebt. Een leven in een klein dorpje met veel bekende gezichten. Hetzelfde dorpje waar ze hun laatste adem zullen uitblazen. Beluister onze aanvullende radioreportage op www.erasmix.be.

Gemeten eenzaamheid Onze redactie ondervroeg honderd mensen op de markt in Leuven tussen de 75 en 90 jaar (61 vrouwen en 39 mannen). Van die 100 zegt de overgrote meerderheid (85 op 100) dat ze zich niet eenzaam voelt, en 54 van hen staan wel open voor nieuwe mensen in hun leven. De 31 anderen hebben daar geen behoefte aan. Een kleine meerderheid (15 op 100) zegt dat ze zich wel eenzaam voelt. 9 Onder hen willen daar iets aan doen door nieuwe mensen in hun leven toe te laten. 6 blijven liever alleen eenzaam. Na een heel levensparcours te hebben afgelegd, vol met nieuwe contacten en mensenkennis, is het markant dat 6 op de 100 ouderen zich eenzaam voelen.

Levensloop Daarom, reken nu zelf maar eens uit hoeveel personen je op jouw levenswandel tegenkwam en misschien vergat. Als je op driejarige leeftijd de school binnenwandelt, 700 nieuwe kinderen aan de schoolpoort, gemiddeld 25 per klasje. Hoeveel worden daarvan mijn vriendjes? Naar de lagere school. Alweer nieuwe kinderen. Je gaat naar de sportclub en de muziekschool. De jeugdbeweging niet te vergeten. Je wordt meegevraagd met je beste maatje op vakantie en daar ? Hup, alweer nieuwe vriendjes in de Kids club. Ken je hen nog? Wie zouden ze nu zijn? En de organisatoren die je leerden zwemmen? Dan ga je naar het middelbaar. Sommige ouders durven de stap te zetten en kiezen voor ‘de beste school’, maar als het aan de kinderen lag, dan zouden ze naar de school trekken waar de vriendjes naartoe gaan. Dan komt de grootste keuze. Universiteit? Hogeschool? Werken? En in welke stad? Dan de studentenclub! Het zwijnen begint. De varkens leren elkaar niet toevallig kennen onder de toog. Tussen al het feesten door vallen ook slachtoffers… Door elk somber verhaal heen, worden alweer nieuwe banden gesmeed. Ouders van zieke kinderen leren de vrienden kennen van hun kind. Ziekte of geluk? Nieuwe banden worden constant ontwikkelt. Jong of oud? Iedereen heeft iemand nodig. Maar een ding is zeker : de vriendschap die ouderen hebben met hun eigen kinderen en kleinkinderen is van onschatbare waarde voor hun verder onuitputtelijke overlevingsdrang.

© Elisabeth Callens magazine

19


DOSSIER: ARABISCHE LENTE “Echte vrijheid is er nog niet” “Vrijheid heeft een prijs, maar we zijn bereid om die te betalen”, zegt Abd Allah nadat hij vertelt dat er in Egypte nog 16.000 revolutionairen in de gevangenis zitten. “Ik had lang een slecht gevoel omdat ik overal oorlog zag”, zegt Vranckx. “Tot de Arabische Lente.” Waar vechten ze voor? Waar hopen ze op? Wat is de waarheid en hoe komen we daar? Op 8 mei ging Erasmix naar het debat met VRT-journalist Rudi Vranckx, lid van de Egyptische ‘6 April Movement’ Ahmad Abd Allah en freelancejournalisten Pieter Stockmans en Majd Khalifeh. Uit de antwoorden maakten we een thematisch overzicht en verzamelden voor u een stukje waarheid. Stéphanie Sassen

© Stéphanie Sassen

Rudi Vranckx “De waarheid is als een ui. Elke keer pel ik er een nieuwe laag af”

Bronnen en vrijheid van meningsuiting Is objectieve berichtgeving over de Arabische Lente wel mogelijk? Vranckx heeft sinds een paar jaar medewerkers die constant facebook scannen en het nieuws updaten. “Dat is een luxe.”, zegt hij. “Als ik luister naar een reporter die begint met dezelfde clichés, weet ik al dat ze de propaganda hebben overgenomen. In mijn beroep kan je naar het Intercontinental Hotel gaan, je stuk schrijven en er nooit buiten gaan tot je weer naar huis moet. Voordat je vertrekt moet je eigenlijk in de spiegel kijken en jezelf afvragen: ‘Zal ik eerlijk genoeg zijn om ver genoeg te gaan voor de waarheid? En als dat niet zo is, zal ik er dan eerlijk voor uitkomen?’” Sociale media als Facebook en Twitter zijn een grote hulp als journalisten een land niet binnen mogen. Maar hoe je de juiste bronnen moet kiezen is niet altijd even gemakkelijk. Abd Allah: “Je moet alleen de berichten van bekende activisten en mensen van Amnesty International vertrouwen. De rest zijn geruchten.” Als je je bronnen hebt, ben je dan helemaal vrij om die informatie ook in je verslaggeving te gebruiken? Volgens Vranckx is het de eerste zorg je bronnen te beschermen. “Dat is een verantwoordelijkheid.” Hij zegt dat journalisten vandaag meer in de gaten gehouden worden. “Niet alleen door bijvoorbeeld de geheime dienst in Syrië maar ook door de Syrische gemeenschap in België. Ik heb al veel boze telefoontjes gehad. We moeten voorzichtig zijn.” Ook de facebookgroepen van Abd Allah worden bekeken door de geheime dienst. “Maar we verstoppen ons niet. We zijn niet bang om naar de gevangenis te gaan. Het belangrijkste van de revolutie is om de angst te overwinnen. En hoe ga je die angst overwinnen als je bang bent?” Waarheid Hoe komt u bij de ‘echte’ waarheid en is die er wel? Volgens Abd Allah spreken de mensen op straat

nu vrijer maar is dertig jaar dictatorschap er moeilijk uit te krijgen. “Ook de media zijn een probleem. Omdat de eigenaars banden hadden met de regering van Mubarak mogen sommige mensen niet op tv komen, zelfs niet bij de private media.” Khalifeh: “Tijdens onze reis (voor hun journalistiek project ‘Vrijheid en Geluk’, nvdr.) hebben we gemerkt dat er een sleutel is om tot de waarheid te komen: op dezelfde dag praten met twee verschillende partijen.” Vranckx is na twintig jaar eerder verwonderd. “Elke keer dat ik ga, leer ik meer. Het is als een ui pellen, elke keer pel ik er een nieuwe laag af. Maar de essentie ken ik nog niet.” Volgens Stockmans kan een enkele journalist de waarheid onmogelijk bevatten. “We kunnen alleen proberen de waarheid aan te vullen door als Westerse journalist niet in hokjes te denken. Je moet moeite doen om ook naar de andere kant van het verhaal te luisteren en die andere kant menselijk te maken. Dan heb je minder zwart-witte meningen en dus minder zwart-witte politiek. What’s next? Wat zijn de toekomstperspectieven? En zijn ze hoopvol of niet? Abd Allah: We hebben tijd nodig en politieke ervaring. Het regime van Mubarak is als een virus. De mensen willen wel democratie maar we weten nog niet hoe we met andere meningen moeten omgaan en tot een consensus moeten komen. Het is nog niet beter dan voorheen. Er is geen bewaking, er wordt gevochten, de economie zit vast, …. Maar het zal beter worden. De revolutie is een proces. Vranckx: “Echte vrijheid is er nog niet. Nu kunnen ze alleen zonder te veel angst voor knokploegen vrij discussiëren met elkaar. Maar de kennis van vrijheid is er wel en die kan je niet meer terugdraaien. Een revolutie kan je eigenlijk pas beoordelen over minimaal tien jaar. Vorig jaar was ik heel hoopvol, ik wilde het geloven. Maar het zal nog lang duren. Nu ben ik hoopvol dat de geschiedenis vooruit gaat.”

De 6 april Beweging is in 2008 ontstaan als Facebookgroep om stakingen in de Egyptische stad El-Mahalla El-Kubra te ondersteunen. Nadien groeide de beweging uit tot een jongerenorganisatie die opkomt voor mensenrechten. Ze speelde een belangrijke rol tijdens de Arabische Lente.

magazine

20


DOSSIER: ARABISCHE LENTE

© Stéphanie Sassen

“DE MENSEN HEBBEN MEER MACHT” Erasmix-verslaggeefster Stéphanie Sassen gaat voor de 15de keer naar Egypte en schetst hoe het leven er is na de Arabische revolutie.

Uit het vliegtuigraampje zie ik de lichtjes in het al donkere Luxor dichterbij komen en voel mijn hart sneller kloppen. Het is alweer twee jaar geleden. Eindelijk kan ik met eigen ogen zien hoe mijn tweede thuis veranderd is sinds Mubarak van zijn dictatoriale troon werd gestoten. Toch wordt mijn enthousiasme overschaduwd door onzekerheid over wat ik te zien zal krijgen. Als ik zie dat er veel minder verkeer op straat is dan ik me herinner, vraag ik mezelf af of verandering wel altijd zo goed is. Stéphanie Sassen Muhamed Kamel

Ik zit in de taxi. De wegen zijn verlaten. Er zijn geen toeterende auto’s, de mensen zijn stil. Het enige wat de stilte doorbreekt is het gebed. “Where are all the (Mo) cars?” vraag ik aan mijn goede vriend Mo, die zijn job “De mensen zijn als reisagent kwijt is wegens het lage aantal vluchten naar Egypte. Hij vertelt dat er een groot probleem is met arm, maar ze zijn benzine. “Als je hier aan 100 liter benzine wil komen, moet je acht uur in de rij staan.” Wat is er gebeurd met gelukkig omdat mijn geliefde, eens zo drukke Luxor? “Is het nu beter in Egypte?” val ik met de deur in huis. Mo antwoordt: ze nu vrij zijn” “De mensen zijn arm, maar ze zijn gelukkig omdat ze nu vrij zijn. Er is geen corrupte politie op straat die ons nog lastigvalt.” “Hebben de militairen die plaats dan niet ingenomen?” vraag ik. “Nee, de mensen hebben meer macht.” Ik haal een denkbeeldige wenkbrauw op. Is dit geen wishful thinking?

© Stéphanie Sassen

De volgende dagen zie ik echter echt een vrijer Luxor. In het straatbeeld lopen nu koppeltjes hand in hand, zit een meisje met lange zwarte lokken achter op een brommer en wandelen er in het algemeen meer vrouwen. Dit is dus wat Mo bedoelde. Vrijheid in denken en in doen. Welcome home Op de derde dag vaar ik met de ferry, de lokale veerboot, naar de andere kant van de Nijl, de West Bank. Dat is de plek waar je het authentieke Egypte kan zien, met zijn mensen, tempels, koning – en koninginnenvallei waar ook het graf van Tutanchamon in een bergwand verstopt zit. Dat is de plek die ik als

mijn tweede thuis beschouw. Het is heerlijk door het stoffige straatje te wandelen waar de kinderen nog buiten spelen en vrouwen voor de deur van hun huisje hun kroost in de gaten houden. Via de achterdeur ga ik het hotelletje El Fayruz binnen en komt de geur van de vele bloemen en planten in de tuin gemengd met oriëntaalse keukenluchtjes me al tegemoet. “Welcome home”, zeggen mijn vrienden die me opwachten. De volgende ochtend sijpelen de geluiden van buiten al vroeg mijn diepe slaap in: de imam die oproept tot het ochtendgebed, de haan die kraait, de bakker die met luide stem langskomt, de mannen in de keuken die met kletterende pannen het ontbijt klaarmaken. Het klinkt gezellig en vertrouwd. Hier wordt geleefd. Net baby’s De Nijl schittert in het warme zonlicht. De feloek wiegt zachtjes op de klotsende golven. Ik lig op mijn rug in de zeilboot en geniet intens van de rust in mijn hart en hoofd. “How much sugar?” vraagt Sayed, de jonge eigenaar van de boot die wonder boven wonder een glas chai - Egyptische thee - tevoorschijn tovert. Hij vertelt dat hij zijn legerdienst deed tijdens de revolutie. Hij is net terug. “Ik stond alleen maar aan de grens, dus ik heb niets ergs gezien.” Met een glimlach spreekt hij het bescheiden Arabische gezegde uit : “Al hamdul’allah.” - dankzij God. Is het nu beter in Egypte? Elke taxichauffeur, handelaar, winkelbediende, hoteleigenaar, zeiler magazine

21


DOSSIER: ARABISCHE LENTE waarmee ik gesproken heb, antwoordt steevast met het woordje freedom. Dat antwoord wordt ’s avonds in African Garden, het familierestaurant van Mo, nader toegelicht door zijn oom Noby. “Weet je, we zijn net baby’s. We hebben nooit vrijheid gekend en ontdekken nu wat dat betekent.” Het Westen is bang dat de moslimbroeders die vrijheid misbruiken. “Dat hoeft niet. We hebben niemand nodig in onze regering die ons zegt hoe we moeten geloven. Dat hebben ze in Israël toch ook niet?” “De volgende regering moet ook wat doen aan het exportprobleem”, zegt Mo, die erbij komt zitten. “Neem nu Egyptisch katoen. Dat is het beste katoen ter wereld maar hier wordt het niet verkocht. We hebben zoveel natuurlijke grondstoffen die nu uitgevoerd worden terwijl de bevolking die hard nodig heeft. Zo worden we arm gehouden.” Hij zegt het rationeel en zonder zelfmedelijden, als een algemeen bekend feit. Mijn overgevoeligheid voor onrecht komt naar boven borrelen. Maar tegelijkertijd groeit het besef dat je moet roeien met de riemen die je hebt. En dat doen ze, ten volle.

Ook al is het een betoging van salafisten, extreme moslims, toch heb ik het gevoel dat ik mee wil betogen voor ‘het vaderland’. Het is een rare gewaarwording als je deel wordt van het geheel en je wordt meegezogen in die vaderlandsliefde. Ik besef ineens sterk dat iedereen die daar staat, gelooft in een beter Egypte. En een beter Egypte betekent een betere toekomst voor jezelf en je kinderen. Uiteindelijk blijft het doel voor elke Egyptenaar hetzelfde: ‘Masr om el donia’, wat betekent ‘Egypte, de moeder van het bestaan’. Alleen de wijze waarop dat doel bereikt moet worden, is voor iedereen anders. Laat hen hun ding maar doen, denk ik te midden van het tumult. Dit is hun cookie to crack.

CAIRO WERELDSTAD De laatste twee dagen spendeer ik in Cairo, een stad waar op papier twintig miljoen mensen leven en waar er elk jaar nog eens een miljoen bijkomen. En dat merk je. Hoewel sommige mensen er bijna claustrofobisch worden, geeft de wereldstad me op de een of andere manier een ruim gevoel. Er zijn geen regels. Als je het aan den lijve wil ondervinden, neem dan een taxi. De vele kleurige reclameborden komen op je af terwijl de file op de Brusselse ring in het niet valt met de blikken autochaos die je nu in de verte ziet. Omdat iedereen onder luid getoeter zo snel mogelijk uit de file wil komen, is een verkeersovertreding hier en daar onvermijdelijk. Ondenkbaar in België, in Cairo dagelijkse kost. Tahrir ‘ s Ochtends spring ik na het ontbijt in de eerste de beste taxi. Op naar het Tahrirplein! Dit is waar ik naar uit heb gekeken. Aangekomen op de brede straat die naar het plein leidt, raast het bloed door mijn aderen en krijg ik een adrenalineboost van jewelste. Het scanderen is al te horen in de verte. Heel bewust zet ik elke stap die me dichter naar het plein brengt. Op deze grond hebben mannen, vrouwen, zelfs kinderen gestaan voor de vrijheid waarvan al een fractie in Luxor zichtbaar was. Op het Tahrir zie ik het beeld dat bij het geluid hoort. Een immense mensenmassa. Voor ik het weet staat een jongen de Egyptische vlag op mijn linkerhand te schilderen. Het werkt aanstekelijk.

© Stéphanie Sassen magazine

22

© Stéphanie Sassen

© Stéphanie Sassen


WELTSCHMERZ

Een zwart-cynische column Ik zie het vertrouwen in de wereld dagelijks vervagen zoals de pijnstillers die momenteel langzaam maar zeker oplossen in m’n glas whisky. Mensen vragen me vaak waarom ik haat. Dan antwoord ik meestal “kijk eens naar buiten”. De meesten onder ons aanvaarden wat is, simpelweg omdat het ‘is’. Ik niet. Het is makkelijk mij met de vinger te wijzen en me een vervreemd pessimisme te verwijten. Maar kunt u functioneren in een wereld waar eerlijke demonstranten achter slot en grendel worden gestoken, terwijl directeurs van grote bedrijven de fundamenten van een imperium uit de grond stampen door het systematisch bedriegen en manipuleren van de mensen rondom hen? Als u onverschillig genoeg bent om gelukkig te zijn, stop dan maar al met lezen. Als u daarentegen ook iets voelt wringen bij het dagelijks lezen van zulke mensonwaardige verhalen, verenig u. De verworpenen van vroeger zijn de helden van nu. Denk aan piraten, gladiatoren of Robin Hood. Zij stonden helemaal onderaan de sociale ladder in hun tijd, en kijk hoe romantisch ze nu afgeschilderd worden. Kunnen we die lijn doortrekken naar de toekomst? Is het mogelijk dat we over twintig jaar de DSK-actiethriller in de zalen krijgen en een huisje met mooi afgereden gazon kopen in de Lernout & Hauspiestraat? Natuurlijk denkt u nu: maar Robin Hood deed toch goede dingen, en DSK niet?. Denk dan eens aan de normen en waarden die mee evolueren met de tijd. Een scheve schaats rijden was de normaalste zaak in de middeleeuwen, maar hadden bijvoorbeeld de indignados onder gezag van een grootgrondbezitter geleefd, wee hun gebeente. Vorige generaties teerden op het feit dat ze het materialistisch comfortabeler hadden dan hun voorgangers. Onze generatie heeft grosso modo alles wat haar verzadigde hartje begeert. Daaropvolgend gaan we onbewust op zoek naar nieuwe existentiële problemen om onze kortzichtige geest van hersenvoer te voorzien. We creëren conflicten die er niet zijn en romantiseren het verleden. Misschien hebt u al eens gehoord van de term Weltschmerz, wereldpijn. Dit omschrijft het gevoel dat de maatschappij in zijn fysieke vorm nooit zal voldoen aan de verwachtingen van de bevolking. Een chronisch verdriet en immanente verbittering ten gevolge van het gebrekkige systeem. De term Weltschmerz is voortgevloeid uit het romantisme, en bestaat dus al langer. U zal mij krankzinnig verklaren maar het lijkt me nog geen slecht idee aan dit gevoel dat velen van ons meedragen, een beweging te koppelen. Een undergroundorganisatie die moet fungeren als oppositie voor de maatschappij. Het zou ervoor kunnen zorgen dat bijvoorbeeld een ogenschijnlijk sympathieke CEO die te laat thuiskomt bij zijn onderdrukte vrouw omdat hij een met cocaïne bepoederde vergadering had met een van zijn secretaresses de volgende ochtend een “Weltschmerz”-sticker op de bumper van zijn auto vindt. Zoals de 19de eeuwse dichter Oscar Wilde beschrijft in het zesde en laatste hoofdstuk van zijn ‘Ballad of Reading Gaol’: “And all men kill the thing they love, By all let this be heard, Some do it with a bitter look, Some with a flattering word, The coward does it with a kiss, The brave man with a sword.” De reden dat ik deze in principe totaal irrelevante quote aanhaal is omdat we tegenwoordig blijken te streven naar de laffe uitweg in conflicten. Kunnen we onszelf nog met trots in de spiegel aankijken? Waar is eerbiedwaardigheid te vinden in het gebruiken van mensen? Individuen uitputten als een grondstof zolang ze bruikbaar zijn, en ze dan dumpen tezamen met het andere groot huisvuil. Dat is tegenwoordig de norm geworden. U denkt dat ik een galspuwer ben met een radicale mening en dat klopt waarschijnlijk nog ook, maar ik ben wie ik ben, zodat niemand van jullie moet zien wat ik gezien heb. Hopelijk gaf ik u hiermee wat stof om over na te denken terwijl u straks lekker knus wegdommelt in uw warme bedje, ik weet dat ik dat alleszins niet zal doen. Jules Maeyens Chef reportage

magazine

23


magazine

24


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.