Jg16nr2 juni 2012

Page 1

magazine

LONDEN 2012

De pers en de Olympische Spelen Sporza-anker Maarten Vangramberen

ANTIKRAAKWONEN

Prestigieus herenhuis voor 157 euro per maand

ROOFTOP GARDENS

Groenten van eigen dak: opkomende trend in Brussel

BRANDVEILIGHEID OP KOT

Regels versus realiteit: is jouw kot werkelijk beschermd tegen brand? Š Alane Vanhemelrijck


Hoofdredacteur Adjunct-hoofdredacteur Chef reportage Chef lay-out Redactiesecretaris Eindredactrice magazine Beeldredactrice magazine Eindredacteur multimedia Chef montage Multimediamanager Corrector Corrector Corrector Journalist/lay-outer

Manon Pauwels Bram Van Vaerenbergh Peter Claes Jente Pironet Lisa Antipoff Désirée Van den Eynde Alane Vanhemelrijck Lidewij Nuitten Wouter Elsen Thierry Bousse Nicholas Meyers Charlotte Cranshoff Pauline Beckers Andréa Lulendo

Wilde journalisten in wording “The public have an insatiable curiosity to know everything. Except what is worth knowing. Journalism, conscious of this, and having tradesman-like habits, supplies their demands.” Deze kritische (en vaak onterechte) woorden van Oscar Wilde weergalmen door mijn hoofd terwijl we dit magazine op poten zetten. Dat Wilde een groot man was, staat buiten kijf. Maar als toekomstige journalisten zijn we genoodzaakt te geloven dat het publiek wel degelijk die dingen wil weten die de moeite waard zijn. Zie ons hierboven staan. Als topatleten, krachtpatsers, zwemmers en echte overwinnaars. Nochtans hebben we er bij momenten heel wat minder stoer uitgezien. Zoals toen de 24 lege pagina’s ons vanop het prikbord aanstaarden. De redactie heeft ervoor gekozen om een evenwichtig aanbod te brengen tussen wat u moet en wil weten. Zo geven we Oscar Wilde ongelijk. Manon Pauwels Hoofdredacteur MET DANK AAN ONZE SPONSORS: Dimitri Du Four - individuele studiebegeleider ( www.studim.be) Passa Porta Bookshop Bioshop Den Theepot - Kartuizersstraat 66 magazine

2

Journalist/lay-outer Journalist/lay-outer Journalist/lay-outer Journalist/lay-outer Journalist/lay-outer Journalist/lay-outer Algemeen hoofdredacteur Helpdesk foto Helpdesk layout Helpdesk montage Helpdesk content Helpdesk multimedia Website coördinator Helpdesk taalbewaker

Ilkan Demir Rik Potoms Caroline Du Four Matthias Vanhamme Dries Charlier Ryland Geenen Patrick Pelgrims Joost Goethals André Lapeere Steve Thielemans Jo Buelens Peter Mast Veerle Vivijs Dirk Mampaey

Inhoud 3 The roof is on fire Hoe brandveilig zijn Brusselse koten? 6 Belgium’s got talent Maar wat is talent? 8 Dossier Olympische Spelen Pers en de Spelen 14 The Wild Bunch Studenten maken radio op Studio Brussel 16 Rooftop gardens Groenten kweken op een dak in de stad 18 Jong en geëngageerd De politici van morgen gaan in debat 20 The Me In You Volwassen treurpop uit het Hageland 22 Antikraakwonen Huurders worden bewakers 24 Br(ik Fotowedstrijd


The roof, the roof, the roof is on fire Brandveiligheid Brusselse koten laat te wensen over Brandblusapparaten die al jaren niet meer gecontroleerd zijn, een brandtrap die nog niet uit de verpakking is gehaald, geen tweede vluchtweg… Wanneer er brand uitbreekt op de tweede verdieping van een kotgebouw zitten de studenten op de hoger gelegen verdiepingen als ratten in de val. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest lijkt brandveiligheid in studentenkoten geen prioriteit. Br(ik is een organisatie die koten verhuurt in Brussel. Ze gaat in tegen kotbazen die weigeren hun studenten een veilig onderdak te geven. Fundamenteel verandert er echter niets. De oppervlakkige regelgeving rond brandveiligheid voldoet volgens Br(ik niet aan de noden van de 21ste eeuw. Tien jaar geleden was er niets, intussen zijn rookmelders verplicht. Maar is dat voldoende? Ilkan Demir & Pauline Beckers “Ik moet eerst de brandladder uit de verpakking halen als er een brand uitbreekt”, zegt Loïc Versichel (21). Samen met dertien andere studenten zit hij op kot in Elsene. Hij vindt zijn studentenwoning niet brandveilig. “Bij brand in de gang zit ik vast in mijn zolderkamer. Daar heb ik geen brandmelder, laat staan een brandblusser.” Thierry Billet is coördinator van de Nederlandstalige cel van de Huisvestingsinspectie Brussel. Hij bevestigt de woorden van Loïc. “Als er brand ontstaat en je woont op een hogere verdieping, kan je niet naar buiten. De tijd die je nodig hebt om te ontsnappen is dramatisch.” Een tweede vluchtweg, zoals een brandladder aan de voorkant van het gebouw, kan de vluchttijd verkorten. Toch zijn die brandladders nergens te bespeuren. “Eigenaars willen de schoonheid van hun oude herenhuizen namelijk niet verliezen door een extra brandtrap te plaatsen”, vertelt de brandweer van Brussel. “De wetgeving van de stad eist dat ook niet. De brandweer adviseert dat nochtans wel, maar de burgemeester doet ermee wat hij wil.” Francis Nolf verhuurt al twintig jaar kamers in het centrum van Brussel. Hij ziet aan het plaatsen van een bijkomende brandtrap ook nadelen: “Een brandtrap aan de voorkant van een gebouw leidt tot meer inbraken”. PRIORITEIT De huisvestingscode is in 2004 opgesteld door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarin staan de

© Rik Potoms minimale normen waaraan een huurwoning moet voldoen. Er zijn slechts twee normen voor brandveiligheidsvoorzieningen: een rookmelder en voldoende brede trappen om te evacueren bij brandgevaar. Nergens in de code staat iets over brandblussers, brandladders, noodverlichting of brandwerende deuren. Billet weet niet waarom die essentiële elementen ontbreken. “Vreemd genoeg moeten wij geen rekening houden met die voorzieningen”, vertelt hij. “De gemeenteraden van de Brusselse deelgemeenten hebben de woonnorm opgelegd en gaan ervan uit dat een brandblusser geen minimumvereiste is.” De code aanpassen is een optie, maar ook een tijdrovend proces. “Onze voorstellen gaan eerst naar het kabinet huisvesting van het gewest”, zegt Billet. “Nadien doorloopt het een hele reeks firewalls om uiteindelijk goedgekeurd te worden door het parlement. Op een van onze voorstellen wachten we al meer dan twee jaar.”

“Ik moet eerst de brandladder uit de verpakking halen als er een brand uitbreekt”

magazine

3


leven ze de regels niet altijd na. Billet weet waarom. “Wij verplichten verhuurders het conformiteitsattest te ondertekenen, maar 80 procent van de gecontroleerde verhuurders weet niet wat het attest precies inhoudt”, zegt hij. “Het is dan onterecht om hen nadien sancties op te leggen op basis van een attest waar ze de inhoud niet van kennen.” Billet stelt voor om het conformiteitsattest af te schaffen en spontane controles uit te voeren. Niet enkel de huisinspectie voert controles uit. Op verzoek van de gemeente kan de brandweer dat ook doen. Indien nodig geeft de brandweer advies over brandveiligheidsvoorzieningen in nieuwe huurwoningen. Het lokale bestuur beslist op zijn beurt wat het met dat advies doet. Verschillende organen hebben inspraak in het veiligheidsbeleid van huurwoningen: de federale overheid, het gewest, de gemeenten, de brandweer en Br(ik. Het feit dat iedere gemeente een andere bepaling heeft rond brandveiligheid maakt het beleid zeer ingewikkeld.

© Rik Potoms

Marc Stockmans van Br(ik, het voormalige Quartier Latin, is verantwoordelijk voor de huisvesting van studenten op de privémarkt. Hij deelt de mening dat politici de regelgeving rond brandveiligheidsvoorzieningen niet prioritair vinden. “In Brussel zijn er meer dan 400.000 huurwoningen”, zegt Stockmans. “Br(ik verhuurt 4.500 kamers. Dat is slechts een à twee procent van alle huurwoningen. We zijn te klein om gehoord te worden door politici.” Dezelfde woorden weerklinken bij de brandweer van Brussel. “Bij sommige gemeenten is brandpreventie geen prioriteit. Bepaalde gemeenten zullen sneller veranderingen afdwingen in een huurwoning dan andere gemeenten”, zegt de brandweer. MENGELMOES Het conformiteitsattest garandeert dat de huurwoning overeenkomt met de kwaliteitsnormen van het gewest. Alle verhuurders zijn verplicht dat attest te ondertekenen en geven daarmee aan dat hun woning voldoet aan de veiligheidsvoorschriften. Toch

Thierry Billet “De tijd die je nodig hebt om te ontsnappen is dramatisch”

VRAGENLIJST Door het gebrek aan wettelijke voorschriften rond brandveiligheid heeft Br(ik samen met de brandweer een vragenlijst opgesteld om een idee te krijgen van de toestand van de Brusselse studentenkamers. In die lijst polsen ze naar de aanwezigheid van onder andere brandblusapparaten, evacuatiewegen, noodverlichting, brandalarmen en meer. In principe moeten de huisbazen de brandblussers jaarlijks nakijken. Br(ik probeert alle huisbazen in haar bestand binnen de zes jaar te controleren. De organisatie kan dat niet jaarlijks doen. “Slechts twee personen bij Br(ik voeren die controles uit. Het is onmogelijk voor ons om iedereen in ons bestand jaarlijks te controleren”, zegt Stockmans. Wanneer er iets niet in orde is, spreekt Br(ik de huisbazen aan. Toch kan de organisatie weinig doen wanneer particulieren zich niet aan de regels houden. “Wij kunnen enkel adviseren, geen normen opleggen. Onze eisen zijn niet juridisch afdwingbaar. Maar als de huisbazen niet gehoorzamen, komen ze niet in ons bestand.” ZWART CIRCUIT Brandveiligheidsvoorzieningen kosten veel geld. Volgens Stockmans betaalt de student die kosten. “Als wij de kwaliteit van de brandveiligheid opleggen aan verhuurders, dan wordt die doorgerekend aan de

FRANCIS NOLF (KOTBAAS): “DE REGELS ZIJN GOED IN THEORIE MAAR IN DE PRAKTIJK IS HET ANDERS.” Francis Nolf verhuurt 114 koten in en rond Brussel. Hij erkent het probleem rond brandveiligheid. “Ik ben niet iemand die wacht op de overheid om maatregelen te nemen inzake brandpreventie. In mijn panden plaats ik zoveel mogelijk brandladders, brandblussers, rookmelders, brandwerende deuren en noodverlichting. Ik doe dat uit mezelf”, Br(ik adviseert de kotbazen in hun bestand om brandblussers tijdig te controleren. “Ik houd me aan de regels. Per verdieping plaats ik een brandblusser die een erkende firma jaarlijks controleert.” Hoe is uw relatie met Br(ik? “Br(ik sluit overeenkomsten met gas- en elektriciteitsmaatschappijen om zijn verhuurders de beste offertes aan te bieden. Daar maken wij gebruik van. Dankzij Br(ik kopen wij ook goedkope rookmelders. Wanneer er nieuwe panden op de kotenmarkt komen, neemt Br(ik een kijkje of dat in orde is. Ondertussen kent de organisatie mij en hebben wij een vertrouwensrelatie.” Klopt het dat investeringen op het vlak van brandveiligheid op de rekening komen van de studenten? “Niet noodzakelijk. Ik plaats nu brandveilige deuren en verhoog de huurprijs met tien euro. Ik vind dat vrij redelijk. Ik beschouw dit als een investering op lange termijn en schrijf dit af op twintig jaar tijd.” Wat is een heikel punt rond brandveiligheid? “In sommige gebouwen loeit het rookalarm om de haverklap. Vaak halen de studenten de batterijen uit de rookdetectoren om zich te verlossen van het vals alarm. Ik kan hier niets aan doen. De regels zijn toepasbaar in de theorie maar in de praktijk kan het mislopen.”

magazine

4


© Rik Potoms

Marc Stockmans “Hoe meer regels we opleggen aan de huisbazen, hoe minder huurwoningen er op de markt komen” student. Zo kan de controle van een gasconvector 50 à 100 euro bedragen. Het grote probleem is dat koten in Brussel al redelijk duur zijn. Billet gaat akkoord. “Studenten moeten nu al veel geld betalen voor een kot. Hoe meer regels je oplegt aan de huisbazen, hoe hoger de huurprijzen.”

Btissam Bechrouri “Wij hebben geen rookmelders en geen brandblussers”

Br(ik maakt een onderscheid tussen verplichte elementen en aanpassingen die iets extra bijbrengen aan het pand. Zo is een brandblusser verplicht, terwijl een brandtrap onder het kwaliteitslabel valt. “Het is onmogelijk om ieder pand aan alle normen te laten voldoen”, zegt Stockmans. “Anders haken huisbazen af en hebben wij onvoldoende kamers om te verhuren.” Minder regels leveren met andere woorden meer huurwoningen op. De huisbazen die de eisen niet naleven, kunnen nog verhuren, maar dan buiten het bestand van Br(ik. “Het gevaar is dat woningen terecht kunnen komen in het zwart circuit”, vertelt Stockmans. Dan zitten huisbazen in een scenario waarin ze ontsnappen aan de controles van Br(ik. Op die manier hebben ze meer vrijheid inzake veiligheidsvoorzieningen.

ONTEVREDEN STUDENTEN Btissam Bechrouri (19) zit op kot in de Zennestraat in het centrum van Brussel. Zij is niet te spreken over de brandveiligheid van haar kot. “Wij hebben geen rookmelders en geen brandblussers. De mensen op de hoger gelegen verdiepingen geraken niet weg door een gebrek aan brandladders. Ik vind dat mijn huisbaas zijn verantwoordelijkheid niet opneemt.” Tars Destrijcker (19) zit op kot in hetzelfde gebouw. “Ik betaal 400 euro per maand voor mijn kot. Ik vind dat ik voor dat bedrag een brandblusser mag krijgen. Ik voel mij niet veilig. Nergens staat wat we moeten doen in geval van brand.” Huisbaas Mark Brouns heeft een verklaring voor het gebrek aan brandmelders. “De studenten halen die altijd weg. Anders zou het alarm te vaak afgaan, omdat ze binnen roken. Ik kan er moeilijk iets aan doen.” Zijn huurwoningen zitten niet in het bestand van Br(ik waardoor hij niet door hen gecontroleerd wordt. “Ik heb geen controles gekregen van Br(ik en ook niet van de huisvestingsinspectie.”

KOTBAZIN LEONA DE KEERSMAECKER GEEFT HAAR VISIE OP DE UITSPRAKEN VAN HUURDER LOÏC. Loïc zegt dat het gebouw niet brandveilig is. Klopt dat? “Neen, dat klopt niet. Vorig jaar controleerde Br(ik alles: de brandblussers met de bijhorende onderhoudsfacturen, de grootte van de ramen en de deuren, de reiniging van de ketel en de schoorsteen. Enkele weken later liet ik de noodverlichting nakijken. Alles is in orde.” Als alles in orde is, waarom ontbreekt er dan een brandmelder op de bovenste verdieping? “De brandmelders op de lager gelegen verdiepingen zijn hoorbaar tot in de zolderkamer. Ik geef toe dat ik daar nog een brandmelder kan plaatsen en ik zal dat ook doen.” Waarom is er nog een brandladder in de verpakking? “Twintig jaar geleden hingen wij die vouwladder op, omdat de brandweer dat adviseerde. Toch eist de regelgeving geen tweede vluchtweg. Ik mag die ladder dus verwijderen. Ik vind wel dat men hogere eisen mag stellen op vlak van brandveiligheidsvoorzieningen. Ik ben de laatste persoon die studenten wil huisvesten in een onveilige woning.”

magazine

5


Over talentontwikkeling, muziekwedstrijden en geldwolven

‘Belgium’s got talent’

©Alane Vanhemelrijck

Het afgelopen decennium gingen we met z’n allen op zoek naar idolen, maakten we sterren, waren we getuigen van de reïncarnatie van Michael Jackson en zagen we onze telefoonrekening de hoogte in gaan door de vele talentenjachten. ‘The Voice van Vlaanderen’ is nog maar net afgelopen en VTM kondigt al de komst van een nieuwe talentenjacht aan: ‘Belgium’s got talent’. Vrijdagavond hoorden we mensen de pannen van het dak zingen en zondagavond namen de beste dansers van de Lage Landen het tegen elkaar op. Televisiekijkend Vlaanderen kan dus niet anders dan zich afvragen: “Heb ik talent?” en “Zo ja, welk talent heb ik?” Want niet alleen in de amusementswereld tieren talenten. Désirée Van den Eynde Katerine Avgoustakis “België is een heel klein land, maar het heeft wel een overaanbod aan talent”

In 2005 won Katerine Avgoustakis de talentenjacht ‘Star Academy’ op VTM. De Vlaams-Griekse winnares scoorde daarna hits met onder andere ‘Here Come All The Boys’ en ‘Catfight’. Zeven jaar later is het stil geworden rond de zangeres: ze wordt niet meer gedraaid op de radio en wordt nauwelijks nog gevraagd voor televisieoptredens. “Achteraf bekeken zou ik zeker opnieuw meedoen aan ‘Star Academy’. Je krijgt uiteindelijk wel zanglessen van de broers Kolacny en danslessen van twee goede choreografen”, vertelt de Limburgse. Ze begrijpt maar al te goed waarom er in België zoveel talentenjachten zijn. “België is in feite een heel klein land, maar heeft wel een overaanbod aan talent.” Het probleem ligt volgens Katerine bij de zenders . “De zenders zijn gewoon op zoek naar een goed programma. Ze willen enkel hoge kijkcijfers en zijn niet op zoek naar de beste kandidaat”, zegt ze. “In België denken ze te veel in hokjes en vakjes. Het moet commercieel zijn, dus veel artiesten van eigen bodem krijgen opzettelijk geen kans”, meent Katerine. TALENTENJACHTEN Dat vindt ook Erik Vink, voormalig directeur van Sony

magazine

6

BMG België. Vink zetelde in de jury van ‘Popstars’, een talentenjacht die in 2001 op VT4 te zien was. “Talentenjachten moeten commercieel zijn: alternatieve zangers worden niet opgepikt”, zegt hij. “De artiesten die winnen moeten toegevingen doen.” Vink heeft vooral kritiek op het verdienmodel van de zenders. “Ik geloof sterk in een professionele jury. Het verdienmodel van de commerciële zenders valt natuurlijk weg als we stoppen met sms’en.” Hij vindt dat er afspraken moeten gemaakt worden tussen de zender en de kandidaten over verdere begeleiding na de wedstrijd. “Voor de winnaar is alles vaak gebaseerd op hun talent, maar daarna word je een werkkracht en moet er heel hard gewerkt worden. Dat wordt vaak vergeten, omdat alles in het begin zo gemakkelijk en snel gaat”, aldus Vink. Volgens de voormalige directeur van Sony BMG heeft bijvoorbeeld Natalia nog steeds succes door het feit dat ze als tweede eindigde. “Degenen die tweede worden, hebben het minder druk. Hun contract verplicht hen om te wachten om hun werk uit te brengen. De winnaar wordt onder druk gezet om zo snel mogelijk met zijn plaat uit te komen”, zegt Vink. “Zitten we eigenlijk nog te wachten op een nieuwe


talentenjacht?” vraagt hij zich af. Hij wijst op de twee nieuwe talentenjachten die vlak na elkaar op VTM getoond worden. “VTM snijdt zichzelf in de vingers. Er komt te veel en te snel. Ze werken talent net tegen”, aldus Vink. Diederik Tilkin-Franssens, coach talenttraining aan de Erasmushogeschool Brussel, is ook heel kritisch over de talentenjachten. “Er is een groot verschil tussen wat de media als goed beschouwen en wat werkelijk goed is”, zegt hij. “Ik denk dat er weinig talent te vinden is in talentenjachten. Dan is het ook logisch dat veel deelnemers het niet maken in de muziekwereld.” Tilkin-Franssens benadrukt wel dat er soms toch iemand met talent uit de wedstrijden kan komen. TALENTTRAINING Op de Erasmushogeschool Brussel houdt TilkinFranssens zich bezig met het zoeken van een totaal ander soort talenten. Bij talenttraining, zoals dat in de school heet, worden studenten die pas uit het middelbaar komen intensief begeleid bij hun overstap naar het hoger onderwijs. Het gaat dan vooral over leerlingen uit zwakkere richtingen en studenten met een leerachterstand. “We gaan leerlingen aanspreken op hun talenten. We gaan in mensen opnieuw wakker maken wat er altijd geweest is”, vertelt Tilkin-Franssens. “Mijn uitgangspunt is dat iedereen talent heeft”, aldus de coach talenttraining. “Iedereen heeft zelfs meerdere talenten.” Volgens Tilkin-Franssens worden talenten ontdekt door andere personen. “Op een bepaald ogenblik komt er iemand in jouw leven en die kijkt naar jouw talenten. Die persoon vraagt zich af wat jouw talenten kunnen zijn. Het gaat hem vooral over de overtuiging dat iemand talent heeft: de mens wordt er zich bewust van.” Een talent is een vorm van intelligentie, en vaak is die meervoudig. “Er zijn acht verschillende vormen van intelligentie zoals bijvoorbeeld muzikale intelligentie. Iedereen kan testen over welke soorten intelligentie hij of zij beschikt door ‘meervoudige intelligentie’ in te typen op ‘Google’. Via een test wordt er dan een profiel opgesteld. Zo kunnen studenten zien op wat ze het sterkst en het minst sterk scoren”, zegt Tilkin-Franssens. In de pop- en rockschool in Hasselt, een onderdeel van de Provinciale Hogeschool Limburg, gaat men

doelgericht op zoek naar muzikaal talent. Jorg Sacré, popcoach muziektechniek, stelt het zo: “Het principe van talent primeert. We zijn zeker bereid om iemand tot onze school toe te laten wanneer die hiaten in zijn kennis vertoont, maar toch blijk van uitzonderlijk talent geeft.” Aan de pop- en rockschool zijn er drie basisopleidingen: muziekmanagement, muziektechniek en muzikant. Voor de drie studierichtingen zijn er toelatingsproeven vereist. “Er zijn heel wat parameters om de selectie te maken”, vertelt Sacré. “De toelating tot onze school is afhankelijk van verschillende factoren. Er moet zeker affiniteit zijn met muziek.” I-TALENT-O Maar ook buiten de muziek valt er talent te rapen en dat doet I-Talent-O (te lezen op z’n Italiaans), een project dat talentontwikkeling binnen bedrijven ondersteunt. “Iedereen heeft een talent”, zegt Stefan Lycops, projectleider van I-Talent-O. “Het project focust zich op het begrip ‘talent’ en kreeg het label van ‘ESF-project’, wat wil zeggen dat het is goedgekeurd door het Europees Sociaal Fonds. De organisatie hield zich twee jaar lang bezig met het stimuleren en ontdekken van talent op de werkvloer. “Wij houden ons bezig met het schrijven van een scenario. Op basis van dat scenario introduceren we een specifiek talentenbeleid in een onderneming”, zegt Lycops. En alhoewel het project intussen afgelopen is, kent het toch nog succes. “Het is werkelijk zo dat iedereen zeker één talent heeft”, vertelt de projectleider. “Wie het tegengestelde beweert, begeeft zich in het oude denken waar enkel aan high potentials talenten toegekend werden.” Lycops benadrukt dat er veel verschillende methodes zijn voor het laten bovendrijven van talent op de werkvloer. “Dat is maatwerk. Voor elke onderneming of werknemer moet er een specifiek scenario geschreven worden. Er is geen vast stramien”, aldus Lycops. “De context speelt ook een belangrijke rol in het tot uiting komen van talenten. De autosector kent bijvoorbeeld een heel andere context dan die van de verzorging.” Mia Leijssen, hoogleraar psychologie aan de Katholieke Universiteit Leuven, bevestigt wat Lycops zegt: “Iedereen heeft talent, maar wel in verschillende doses. Elk talent wordt op een andere manier ontwikkeld. Iemand kan zijn of haar talent verder ontwikkelen door vooral veel te oefenen.”

Erik Vink “Ik geloof sterk in een professionele jury”

Diederik Tilkin-Franssens “Iedereen heeft zelfs meerdere talenten” magazine

7


DOSSIER Olympische Spelen

Illustratie : Rik Potoms

Op naar Londen 2012 Van 27 juli tot 12 augustus gaan ’s werelds beste atleten het gevecht aan met elkaar op het oudste strijdtoneel van deze planeet. Voor de 27ste editie van de moderne Olympische Spelen zakken hardlopers, zwemmers, hoogspringers en consorten voor de derde keer in de geschiedenis van de moderne Spelen af naar Londen. Wij zochten én vonden een Belgische atleet die er in ’48 op de Spelen in Londen bij was. Eugeen Van Roosbroeck blikt, met zijn pas ontvangen gouden plak in de hand, nostalgisch terug op zijn olympische ervaringen. Maar niet enkel de geselecteerde atleten kijken reikhalzend uit naar het grootste mondiale sportevenement, ook de verzamelde sportpers trappelt van ongeduld om het Kanaal over te steken. magazine

8


Dure plaatsen voor journalisten op de Spelen

Deze zomer zal je er niet naast kunnen kijken. De kranten zullen er vol van staan en de journaals op radio en tv zullen er mee openen. Tot grote spijt van wie de Spelen benijdt. Maar hoe zit dat nu eigenlijk met al die journalisten op de Spelen: wie mag mee en wie niet? Jos Segaert, secretaris-generaal van de beroepsbond van sportjournalisten of Sportpress.be, legt uit. De bond neemt sinds 1913 de Bram Van Vaerenbergh praktische werking van de sportpers voor zijn rekening. “Je moet allereerst een onderscheid maken tussen de geschreven pers en de audiovisuele media”, zegt Jos Segaert. “Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) geeft aan elk land quota voor journalisten van de geschreven pers. België mag dit jaar 36 journalisten en fotografen afvaardigen. Voor radio en tv worden alle praktische zaken geregeld door de European Broadcasting Union (EBU). De rechten voor België zitten sinds jaar en dag bij de VRT en de RTBF, de twee openbare omroepen. Zo stuurt de VRT twintig journalisten naar Londen. Daar moeten nog de technici en cameramannen bijgeteld worden waardoor de VRT ongeveer tachtig personen naar Londen stuurt. Bij de RTBF is dat iets minder. Omroepen die geen rechten op de Spelen hebben verkregen, zoals VTM, sturen ook journalisten. Zij beperken zich tot sfeerreportages en interviews.” STIJGENDE VRAAG De belangstelling voor de Spelen dit jaar is groot. Dat merkt Segaert ook als hij het aantal aanvragen bekijkt. “Als je aan eender welke krant vraagt hoeveel journalisten ze naar de Spelen willen sturen, zeggen ze elk vijf. Maar als je dan bedenkt dat er zes à zeven grote krantengroepen zijn in Vlaanderen, en ongeveer evenveel in Wallonië, dan kom je aan onrealistische aantallen. We proberen de selectie te maken op basis van een aantal criteria. Zo zijn er kranten, zoals De Morgen en De Standaard, die veel sportnieuws gebruiken van hun zusterkranten Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad. Als die kranten dan journalisten willen sturen, moeten ze maar afspraken maken met hun zusterkranten. Ook de oplagecijfers en de grootte van de sportredacties spelen mee in onze beslissing. Maar het belangrijkste punt is hun olympisch verleden. Er zijn kranten die het de moeite niet vonden om naar Peking te gaan in 2008 wegens te ver en te duur. Nu willen die kranten plots vier journalisten sturen. Het is onze taak dan om te zeggen dat zoiets niet kan, toch niet ten koste van kranten die altijd aanwezig zijn.” WAARBORG “Elke krant die journalisten stuurt, moet een waarborg van 500 euro storten op onze rekening. Ze krijgen die terug als alle journalisten aanwezig waren. De plaatsen voor geaccrediteerde pers op de Spelen zijn heel duur. Als blijkt dat we te weinig journalisten hebben gestuurd, rekent het IOC ons daar bij de volgende editie op af. Met die waarborg trachten we dat te vermijden.” “In 1980 in Moskou waren er in totaal zo’n twintig journalisten. Nu is de vraag groter, maar ook het aanbod steeg mee. Het is niet zo dat je meer plaatsen krijgt, omdat de Spelen dichterbij plaatsvinden. Europa zit al enkele edities aan zijn top qua aantal

© Nicholas Meyers zitjes. De belangstelling was altijd al enorm. De laatste jaren krijgen economische groeilanden zoals China, Brazilië en Rusland meer plaatsen in vergelijking met vroeger. Aangezien de economie daar blijft groeien, stijgt de interesse in een groot sportevenement ook. Enkele Afrikaanse en Aziatische landen die er economisch minder sterk voor staan, krijgen zo minder plaatsen. Ze hebben vaak ook het geld niet om veel journalisten te sturen. “ VROEGER BETER? “Het is makkelijker om te werken op de Spelen. De communicatie is totaal veranderd in vergelijking met vroeger. Toen wij in 1980 naar Moskou gingen, werkten wij met een typemachine. Onze tekst werd toen doorgefaxt naar de redactie wat in die tijd al een echt wonder was. Voordien werkten we met telexen. Wij maakten onze tekst en een plaatselijke bediende typte die dan blind over. Vervolgens kwam de tekst aan op de redactie waar hij nog eens herschreven werd om dan in de krant te verschijnen.” “Internet heeft er ook voor gezorgd dat journalisten minder achtergrondkennis hebben. Atletiekjournalisten kenden vroeger alle records uit hun hoofd, maar tegenwoordig krijg je bij de start van een atletiekwedstrijd een lijst met prestaties van alle atleten die aan de start verschijnen. Via sociaalnetwerksites als Twitter en Facebook wordt informatie gemakkelijker bereikbaar, maar er moet ook meer gefilterd worden. De journalisten van nu hebben nog steeds voldoende kwaliteiten. Ik durf zelfs te zeggen dat hun taal nu van een hoger niveau is.”

Jos Segaert “Media die niet naar Peking wilden, moeten nu ook niet op een plaats rekenen”

magazine

9


Maarten Vangramberen brengt Londen op het scherm

“Ik heb de Spelen altijd magisch gevonden”

© Alane Vanhemelrijck

Sporza-anker Maarten Vangramberen is gebeten door de olympische microbe. Toch blijft hij deze zomer in Brussel, waar hij dagelijks vanuit de VRT-studio zal berichten over de prestaties van onze atleten. Dries Charlier & Thierry Bousse Zou je niet liever in Londen zijn om alles vanop de eerste rij mee te maken? “Ter plaatse gaan is altijd fijner, omdat je de sport daar meer voelt. Maar ze hadden mij hier nodig als presentator. Ik hoop naar de volgende zomerspelen, die plaatshebben in Brazilië, te kunnen gaan. Daar is het toch wat exotischer (lacht). Maar als presentator mag je ook veel dingen doen. “ Werk je graag op de achtergrond of sta je toch liever in de schijnwerpers? “Het voordeel van presenteren is dat je een overzicht hebt van alles wat er gebeurt. Als je met een onderwerp bezig bent, ben je daar specialist in en dat op zich is heel fijn. Het is dus dubbel, want presentatieopdrachten zijn meestal ook afgebakende opdrachten. Daarmee bedoel ik dat je ongeveer weet wanneer je begint en wanneer je dag erop zit.” “In de schijnwerpers staan is geen hoofddoel, maar je wordt enorm gewaardeerd voor het werk dat je doet. De mensen denken dat jij de enige bent die het doet. Dat is natuurlijk niet de drijfveer om presentator te worden, maar het is wel mooi meegenomen.” magazine

10

Hoe ziet een dag als presentator tijdens de Spelen er uit? “Het zijn drukke dagen. Ik begin om half tien met een overzicht van wat er die dag op het programma staat en met een samenvatting van wat er de vorige avond gebeurd is. Daarna ontvang ik een gast en ga ik live over naar onze correspondenten in Londen. Om vier uur in de namiddag zit het erop, maar eigenlijk ben ik nog de rest van de avond bezig met de volgende uitzending voor te bereiden.” Als sportjournalist ben je gepassioneerd door sport. Voelen de vele werkuren dan nog aan als werk? “Natuurlijk vind ik het fijn werk. Dit jaar staat ook het EK voetbal op het programma. In juni moet ik, op een dag na, dagelijks werken.” “Nadien ga ik naar de Ronde van Frankrijk, vanwaar ik ook elke dag verslag moet uitbrengen. Tussen de Tour de France en de Olympische Spelen zitten vijf dagen. Die dagen dienen grotendeels als voorbereidingstijd voor de Spelen. Deze zomer ben ik eigenlijk ongeveer twee maanden non-stop aan het werk.”

Maar je kijkt er dus wel naar uit? “Zeer zeker, al is dat wel met een dubbel gevoel. Uitkijken naar vakantie is altijd fijner dan uitkijken naar een drukke periode met veel stress. Ik heb twee kleine kindjes en die zal ik weinig zien, net zoals mijn kameraden. Maar natuurlijk word je sportjournalist om het allemaal van op de eerste rij te kunnen meemaken. Het gevoel van ‘Wow! Ik ben erbij!’ overheerst.” Ben je ooit al eens naar de Olympische Spelen geweest? “Nee, ik ben er nog nooit naartoe geweest. Ik heb de ambitie om de Spelen ooit eens bij te wonen, want op de Spelen aanwezig zijn is het hoogste wat er is. Je moet er geweest zijn om te weten wat het is.” Wat betekenen de Spelen eigenlijk voor jou? “Ik heb de Spelen altijd schitterend gevonden. De eerste die ik bewust heb meegemaakt waren de zomerspelen van Seoel in 1988. Ik kocht toen alle boeken waarvan ik trouwens de foto’s nog steeds voor de geest kan halen. Er hangt een heel speciaal sfeertje rond de Spelen. Dit evenement


is historisch gezien een weerspiegeling van wat er in de maatschappij gebeurt. Het brengt de wereld om de vier jaar samen. Dat is de reden waarom ik de Olympische Spelen altijd magisch heb gevonden. Het kost natuurlijk veel geld, maar buiten Montréal (Canada) en gedeeltelijk Griekenland, is er nog nooit een stad of land failliet gegaan door de Olympische Spelen.” Het olympisch gevoel leeft dus heel hard bij jou? “Ik heb echt het gevoel dat de wereld alleen maar rond de Olympische Spelen draait in die periode. In elk land komen mensen samen om voor hun atleten te supporteren. Heel de wereld volgt de prestaties van hun landgenoten en kijkt uit naar het sportevenement. Het feit dat heel de wereld om de vier jaar met hetzelfde bezig is, vind ik fantastisch.” Is sport dan een bijzaak in het hele gebeuren rond de Spelen? “Ergens vind ik dat wel, al is sport natuurlijk wel het bindmiddel dat alles samenbrengt. Het is heel denigrerend om te zeggen, maar er zijn maar twee echte olympische sporten: atletiek en zwemmen. De andere disciplines hebben natuurlijk ook betekenis, maar toch veel minder. Zo wordt voetbal bij ons altijd als de grootste sport bekeken maar op de Spelen is het eigenlijk een minderwaardige sport.” “Het WK voetbal brengt mensen ook samen, maar de Olympische Spelen zijn veel groter. Er zijn mensen die niet graag naar voetbal kijken. Maar wie niet graag naar de Spelen kijkt, heeft een probleem. Iemand die de Spelen niet waardeert, moet echt wel een zuurpruim zijn.” Welke Belgische prestaties zullen je altijd bijblijven? “De gouden medaille van Fred Deburghgraeve is voor mij de topprestatie (Olympische Spelen van Atlanta in 1996, nvdr.). Ik kwam toen net van het middelbaar en ging studeren in Leuven. Ik volgde de wedstrijd met mijn zus en vader. Ik weet nog dat onze woonkamer net geverfd was en dat alle meubels bedekt waren. Alle drie stonden we daar te supporteren voor Deburghgraeve. Die wedstrijd

was spannend tot op het laatste moment, want die dekselse Jeremy Linn (Linn eindigde tweede na Deburghgraeve en behaalde zilver, nvdr.) sloop steeds dichterbij.” “Ik had echt een fantastisch gevoel toen ‘Fredje’ dan toch won. De gouden medaille van Tia Hellebaut in 2008 in Peking was ook zo’n moment. Ik heb dat helaas op de radio moeten volgen. Ik ben een grote fan van het medium radio, maar zulke momenten moet je toch kunnen zien om ze echt te voelen.” Om naar de Spelen te mogen, moeten atleten een vooraf opgelegde limiet behalen. Wat vind je van die selectieprocedures? “Dat is iets waar ik het toch moeilijk mee heb. Ik vind niet dat je iedereen die net de limiet heeft gelopen moet meenemen. Van sommige atleten weet je dat ze niet verder komen dan de eerste ronde. Ik vind dat je mensen moet meenemen waarvan je weet dat ze goed kunnen presteren. Misschien moet er wel een commissie van wijzen of specialisten worden aangesteld. Die kan dan oordelen wie mee mag en wie niet.” “Je hebt bijvoorbeeld atleten die net niet de limiet halen, maar die wel heel veel potentieel hebben zoals bijvoorbeeld een Jeroen D’hoedt (Belgische langeafstandsloper, nvdr.). Dan kan je beter zo iemand meenemen naar de Spelen.” “Een ‘olympisch diploma’ (certificaat uitgereikt aan de top acht in een bepaalde discipline, nvdr.) vind ik trouwens een belachelijk concept. Ik hoor die term helemaal niet graag en ik ga proberen die niet te gebruiken tijdens de uitzendingen, maar helaas zal ik soms niet anders kunnen (lacht).” “Het probleem in België is dat sommige atleten hun kwalificatie ergens in juli, net voor de Spelen, moeten afdwingen. Zij moeten dan al over hun beste vorm beschikken en zullen dat niveau niet meer halen wanneer de Spelen van start gaan. Als deze atleten al langer weten dat ze naar de Spelen mogen, bijvoorbeeld via een commissie der wijzen, kunnen ze hun seizoen daar op voorbereiden. Wie in die commissie moet zetelen is dan weer een andere vraag, maar toch vind ik dat je zoiets moet doen.”

“Ik heb echt het gevoel dat in die periode de wereld alleen maar rond de Olympische Spelen draait”

“Ik vind niet dat je iedereen die net de limiet heeft gelopen moet meenemen”

©Alane Vanhemelrijck

magazine

11


Eugeen Van Roosbroeck over de Spelen van 1948

De weg naar Londen, de rit naar goud

© Dries Charlier

Net als deze zomer vonden de Olympische Spelen in 1948 plaats in Londen. Eugeen Van Roosbroeck won tijdens die Spelen een gouden medaille in het ploegenklassement wielrennen. De 84-jarige Eugeen doet 64 jaar na het behalen van zijn gouden medaille openhartig zijn verhaal. Dries Charlier, Thierry Bousse & Charlotte Cranshoff In de schaduw van het Kuipje, het stadion van voetbalclub Westerlo, worden we ontvangen door Eugeen Van Roosbroecks echtgenote alsof we al jaren bij de familie over de vloer komen. We betreden de leefruimte en ploffen neer in een ouderwetse, maar zeer comfortabele zetel. Wat meteen opvalt, is de hometrainer die achter de zetels verscholen staat. De hond zit speciaal voor het interview in zijn kooi opgesloten. Het gesprek begint ietwat onwennig. Eugeen verstaat ons niet altijd even goed. Maar dankzij de hulp van Eugeens vrouw wanen we ons na vijf minuten midden in de Spelen van ’48. Hedendaagse wielrenners malen al op zeer jonge leeftijd veel trainingskilometers af. Eugeen raakte pas op zijn 18de gebeten door de wielersport. “Ik merkte op de middelbare school dat studeren niet voor mij was weggelegd. Het gevoel op de fiets gaf magazine

12

me daarentegen wel voldoening. De drang om mee te doen aan echte wedstrijden kwam er snel. In die tijd waren er geen verplichtingen. Je had enkel een vergunning nodig om aan een wedstrijd te mogen deelnemen.” De prestaties waren goed, zo goed zelfs dat Eugeens talent gespot werd door de Belgische wielerbond. Hij was echter niet alleen. “In totaal waren er vijf mannen die kans maakten om mee te gaan naar de Spelen. Er mochten echter maar vier wielrenners geselecteerd worden. De bond wilde dat atleten uit verschillende streken van het land deelnamen. Ik was naast Lode Wouters de tweede uit de provincie Antwerpen en maakte dus weinig kans om mee te gaan, want Wouters was dat jaar Belgisch kampioen geworden en moest dus sowieso mee. De ondertussen overleden Ward Vissers (exwielrenner, nvdr.) heeft er in die tijd voor ge-

zorgd dat ik toch geselecteerd werd. Hij was van mening dat de besten moesten worden gekozen. Ik kreeg dan een brief uit Brussel in de bus waarin stond dat ik geselecteerd was voor de Spelen. Buiten mijn familie was niemand ervan op de hoogte omdat er geen enkele media-aandacht was.” WERELDOORLOG II De Olympische Spelen in 1948 vonden net na de oorlog plaats en zijn dus niet te vergelijken met de Spelen van nu. “Voor de sporters van vandaag wordt alles betaald, geregeld en georganiseerd zodat ze zich volledig op hun wedstrijd kunnen concentreren. In 1948 reisden we met de trein, de bus en de boot. We gingen met de trein via Brussel richting Oostende en namen daar de boot naar Londen. Hiervoor kregen we een bonnetje. Toen we in Londen aankwamen, vergingen we van de honger. We hadden de hele reis geen eten gekregen. Ik herinner


mij dat een vriend een grote worst mee had waar iedereen één keer in mocht bijten om de honger te stillen.” “Tijdens de Spelen logeerden we in een militaire kazerne, die op een paar kilometer van een vliegveld lag. De Amerikaanse atleten werden door hun land heel goed verzorgd. Een vliegtuig uit Amerika bezorgde hen voedsel en andere benodigdheden. Wij werden niet zo in de watten gelegd. Het eten dat wij kregen in de kazerne was typisch Engels. Heel gepeperd, waardoor je ’s nachts wakker werd door een brandende maag. Elke sporter kreeg een specifieke maaltijd. We hadden dat in de gaten en zeiden elke dag dat we een andere sport beoefenden. Het keukenpersoneel keek dit toch niet na en zo zorgden we ervoor dat we elke dag iets anders konden eten. De ene dag was ik een bokser, de andere een zwemmer of een loper.” Naast de andere eetgewoontes kwamen de Belgische wielrenners met een totaal andere wielerwereld in aanraking. “Wielrenners werden er echt beschouwd als liefhebbers, in de letterlijke betekenis van het woord. Je fietste omdat je het leuk vond en niet omdat je er geld mee wilde verdienen. Nu worden onze Belgische sporters gekleed door modeontwerpers, terwijl wij enkel geëquipeerd werden met witte sportschoenen en een wit trainingspak met een schild van België er op. Op de fiets mocht zelfs geen merknaam staan.” Dit verschilde heel sterk met de wielerwereld in België, waar de profrenner wel de grote kostwinnaar was binnen het gezin. “Natuurlijk was het wielrennen op zich niet voldoende om rond te komen. Je moest rekenen op een sterke achterban of je echtgenote moest werken. De meeste wielervrouwen hielden in die tijd een café open.” De Spelen werden eenvoudiger en soberder georganiseerd in die tijd. Maar niet enkel op het gebied van infrastructuur, ook bij de sporten droop de eenvoud ervanaf. Bij de wielerwedstrijd bijvoorbeeld stonden er geen dranghekken rond het parcours om de toeschouwers op afstand te houden. “De Engelse toeschouwers bleven wel mooi staan waar ze moesten. Als er nu geen dranghekken staan, lopen de supporters gewoon op het parcours. Wat je de Engelsen wel moet nageven is dat je van de oorlog en de bombardementen niets meer kon bespeuren.”

© Dries Charlier

MEDIA-INTENSITEIT Weinig mensen waren op de hoogte van de wedstrijden, omdat er amper televisie was. “Enkel in Engelse cafés kon je de Spelen volgen op televisie, maar eigenlijk was dat meer sneeuw dan beeld. De koers zelf werd niet gevolgd door journalisten of fotografen. Er zijn hiervan geen beelden beschikbaar en het werd ook in geen enkele krant vermeld. De foto’s die ik van de Olympische Spelen heb, hebben we zelf genomen. We gebruikten een oud fototoestel met

een ontspanner. Ik drukte op het knopje en moest dan telkens lopen om mee op de foto te staan. Het is daarom dat ik altijd rechtstaand op de foto’s te zien ben.” De Spelen draaiden uit op een groot succes voor Eugeen en zijn ploegmaats. “Lode Wouters eindigde derde, Léon De Lathouwer vierde en ik kwam als negende over de eindstreep. Met die uitslag werden we eerst in het ploegenklassement. Die uitslag kwam er echter pas na veel rekenwerk.”

“De ene dag was ik een bokser, de andere een zwemmer of een loper.”

Pas ruim 60 jaar na zijn overwinning mocht Eugeen zijn gouden medaille in ontvangst nemen. “Op een zekere dag las ik in de krant dat een kennis van Jacques Rogge liet weten dat er een brand had plaats gevonden in zijn werkplaats en dat alles vernield was, inclusief de nooit uitgereikte olympische medailles die daar lagen. Even later las ik in de krant dat Rogge die medailles opnieuw had laten maken en aan de rechtmatige eigenaars had overhandigd.” “Toen vroeg ik mij af waar mijn medaille was gebleven. Ik belde naar het Belgisch Olympisch Comité (BOIC) in Brussel. Vervolgens kreeg ik een brief met de vermelding dat ze mijn gouden medaille wilden uitreiken. Op 4 juni 2010 ben dan ik samen met mijn familie de gouden medaille gaan ophalen in de Nationale Bank van Brussel. Lode Wouters is zijn medaille nooit komen halen. Uiteindelijk hebben ze die medaille een goed jaar geleden bij hem thuis gebracht. Lode zei bij het ontvangen van die medaille dat hij hiermee veel pintjes zou kunnen drinken. Dat vond ik totaal misplaatst.” De relatie tussen Eugeen en Lode liep al jaren mank. “Die jongen is verbitterd. Tijdens zijn laatste koers botste hij met zijn arm tegen een schietkraam waarvan een uitklapbare plank net over de afspanning van het parcours heen kwam. Sindsdien is Lodes arm verlamd.” LEVEN NA DE SPORT Na zijn dagen als prof liet Eugeen de wielerwereld achter zich. “Ik volg het wielrennen nog op televisie maar na mijn carrière heb ik slechts een vijftal wedstrijden live bekeken. Op 28-jarige leeftijd hing ik mijn fiets aan de haak. Ik verdiende als wielrenner niet voldoende om mijn gezin te kunnen onderhouden. Na mijn carrière heb ik tot mijn pensioen in het atoomcentrum in Mol gewerkt. Ik hield me bezig met de veiligheid en de brandveiligheid. Er was geen plaats in het atoomcentrum waar ik niet mocht komen. Ik heb dus jarenlang gewerkt in de omgeving van radioactiviteit. Maar ik ben nooit zieker geweest dan iemand anders.” Het is nog niet zeker dat Eugeen de huidige Spelen in Londen zal bijwonen, zijn kleinzoon zal er alleszins wel zijn. Hij mag dankzij de wereldwijde Olympische fakkeltochtcampagne van Coca-Cola rondlopen met de Olympische vlam. “Ik ben enorm fier op hem. Zelf ben ik uitgenodigd om deze zomer de Spelen bij te wonen. Als ex-winnaar mag je de wedstrijd van jouw discipline bijwonen. Voor de voormalige Olympische kampioenen wordt alles geregeld en is dit volledig gratis. Maar ik ben niet meer bekwaam om daar alleen naartoe te gaan en de persoon die je vergezelt, moet hotel, vervoer en eten zelf betalen. En dat is enorm duur. Ik zal zeker naar de Olympische Spelen kijken op televisie, althans naar de sporten die mij interesseren.”

“Wat je de Engelsen wel moet nageven is dat je van de oorlog en de bombardementen niets meer kon bespeuren”

magazine

13


Acht jongeren krijgen ’s nachts hun kans op Studio Brussel

‘Student by day, DJ by night’

©Alane Vanhemelrijck

“Na 26 mei val ik in een zwart gat. Ik zal de domme telefoongesprekken enorm missen”, vertelt Wederik De Backer. Wederik (24) is een student radio aan het Rits, maar ’s nachts is hij presentator van ‘The Wild Bunch’ op Studio Brussel. Daar mag hij samen met zeven andere presentatoren zijn ding doen op de nationale radio, wat soms tot gekke situaties kan leiden. Erasmix liep een nacht en ochMatthias Vanhamme & Caroline Du Four tend mee in het spoor van Wederik. Bij valavond komen we aan bij de VRT. Daar worden we tegengehouden door de koele nachtwakers. We blijven in een muf kamertje wachten tot we de toelating krijgen om het gebouw te betreden. Terwijl de laatste zonnestralen op het VRT-gebouw vallen, begeven wij ons naar de vierde verdieping. Wanneer de liftdeuren opengaan, worden we overweldigd door de geur van de recent geplaatste redactievloer. Wat we zien tart onze verbeelding. Op een redactie van een nationale radiozender verwachten we overvolle bureaus, drukbezette mensen en roodgloeiende telefoons. Maar niets is minder waar. Enkel vier presentatoren van ‘The Wild Bunch’ en Lorenzo Van Loon, coördinator van het programma, zijn ijverig aan het werk. Ze zien ons aankomen en kijken ons argwanend, van achter hun computerscherm, aan. Lorenzo is de eerste die de stilte doorbreekt: “Ah, jullie zijn de filmploeg van de Erasmusmagazine

14

hogeschool Brussel, doe maar waar jullie zin in hebben!” We stappen naar het bureau van Wederik, lid van ‘The Wild Bunch’. Zijn warrige haren en robuuste uiterlijk staan in schril contrast met het beeld dat wij hadden van de afgeborstelde radiopresentator. Maar wat hadden we dan verwacht? Een nieuwe Sam De Bruyn of Gunther D? Dat zou Wederik wel zien zitten. Hoewel hij klaar is met zijn voorbereiding, loopt hij er nerveus bij. ‘The Wild Bunch’ start vandaag namelijk uitzonderlijk om 23 uur, na de show van Kirsten Lemaire, in plaats van om 1 uur. Volgens Wederik is het ‘vroege’ uur toch wel stressen, omdat er meer mensen zullen luisteren. Meer luisteraars betekent meer kans op negatieve reacties. Alles wordt een laatste keer nagekeken, de teksten worden nog eens herhaald en de playlist wordt een laatste maal gecontroleerd. De jonge presentatoren zetten maskers van Jos Ghysen op en blazen zo stoom af in de gigantische zitzakken van Studio Brussel.

IN DE ETHER Eindelijk breekt het grote moment aan. Kirsten verlaat de studio waarna Wederik en Mieke (23), de ‘The Wild Bunch’-presentatoren, hun entree maken. De hoofdpunten van het nieuws worden nog een laatste keer gelezen en dan is het tijd om in de ether te gaan. Mieke begint te praten. Geen vuiltje aan de lucht, het lijkt alsof ze het al jaren doet. “Oh nee, ik heb een andere tekst gezegd”, aldus Mieke. Al vlug merken we dat niet alles volgens een vast stramien verloopt. Er is veel ruimte voor improvisatie, maar deze vrijheid kan ook problemen met zich brengen. Zo wordt de jingle van het nieuws een minuut te vroeg afgespeeld, waardoor er een lange stilte valt. Een beginnersfout die Wederik op een creatieve manier weet weg te moffelen. Hij lost het op door een liedje uit de playlist van ‘Tomas staat op’ te draaien. Het wordt de jonge wolven dan ook niet altijd even makkelijk gemaakt. Zo zijn er


vanavond niet al te veel bellers, wat het moeilijker maakt om een beller te vinden die zowel wakker als nuchter is. Soms hebben ze geluk. Een studente belt in paniek ‘The Wild Bunch’ om raad. Ze zit op kot en er wordt hard op haar voordeur geklopt, maar ze durft de deur niet te openen. Op hetzelfde moment belt een jongen ook naar het programma om te vertellen dat hij zichzelf heeft buitengesloten. Al snel blijkt dat de jongeman op de deur van het meisje staat te bonken. De presentatoren besluiten om de twee bellers met elkaar te verbinden wat tot een hilarische situatie leidt. We laten de presentatoren rustig voort werken. Ondertussen neemt Lorenzo ons mee om Studio Brussel verder te verkennen en zijn presentatrices, Annelies (26) en Babette (23), klaar met hun voorbereiding. Om 1 uur verlaten Wederik en Mieke de radiostudio en nemen Annelies en Babette het roer over. Terwijl Mieke, die geen rijbewijs heeft, nog altijd niet weet hoe ze in Gent zal geraken, is Wederik al vertrekkensklaar. De 24-jarige radiomaker zit op kot in Brussel. Samen met Wederik nemen we afscheid van de redactie waarna we ons naar de uitgang begeven. Er valt nog maar weinig activiteit te bespeuren, zelfs de lichten van de VRT-toren zijn gedoofd. Op de VRT-parking nemen we afscheid van Wederik. We vragen hem nog hoe hij op dit uur terug op kot zal geraken. “Op de heenreis gebruik ik het openbaar vervoer, maar op terugreis ben ik genoodzaakt om een Villo!-fiets te huren”, zegt hij. “Ik maak er geen probleem van. Het is nog snel en goed voor mijn conditie. “ VALLENDE STER Met kleine oogjes trekken we naar het Rits. Om 9 uur heeft Wederik zijn eerste les. Door het einduur van de radio-uitzending hadden we niet verwacht dat hij zou opdagen. Onze verbazing is dan ook groot als hij iets voor 9 uur arriveert. Blijkbaar is Wederik een ijverige student en hebben de uitzendingen hem nooit belet tijdig in de les te zijn. “Ik heb dan ook het geluk dat een klasgenoot bij mij op kot zit. Als het nodig is dan sleurt hij mij uit bed, recht naar de les.” Op de vraag of hij vannacht goed thuisgekomen is, na zijn nachtelijke fietstocht door Brussel, antwoordt hij: “Vannacht wel, maar enkele weken geleden liep het mis. Na de uitzending fietste ik naar mijn kot, maar mijn rem werkte niet meer. Met volle vaart vloog ik naar beneden en ik kon niet meer remmen voor een taxi. Ik moest uitwijken en knalde tegen een paal.” Hij brak een rib, maar kon wel blijven presenteren. Op medelijden van docenten hoeft hij niet te rekenen en dat verwacht hij ook niet. Hij vertrouwt ons toe dat hij zeker geen voorkeursbehandeling wil. Wederik verzekert ons dat er geen sprake is

©Alane Vanhemelrijck

van jaloezie. Natuurlijk zou iedereen de kans willen krijgen, maar ze gunnen het Wederik van harte. In afwachting van de nieuwe radiostudio’s in het Rits in de Dansaertstraat vinden de praktijklessen plaats in Sint-Pieters-Woluwe. Op een dag legt hij bijna een ronde van Brussel af. Veel slaap heeft deze jongeman niet nodig. Gelukkig is het vandaag, met enkel een persoonlijke evaluatie en projectwerk op de agenda, een rustige dag. Meestal eindigen zijn lessen om 17 uur en als hij moet werken, vertrekt hij na de les onmiddellijk naar de VRT. Daar kan hij dan nog rustig een hapje eten en zich voorbereiden op het programma. Hij verkiest dan ook een volle redactie boven een eenzaam kot. Daar kan hij tenminste mensen om raad vragen. “Ze worden mij nooit beu,” aldus Wederik, “al stel ik tientallen vragen op een uur tijd, ze blijven even vriendelijk.” ‘The Wild Bunch’ eindigde op 26 mei, maar voor Wederik zat het presenteren er al twee weken vroeger op. Hij moest wel nog enkele keren werken als redacteur. Wat hij na ‘The Wild Bunch’ gaat doen, weet hij nog niet. Het maakt hem ook niet uit waar hij zal terechtkomen, zolang hij zijn ding maar kan doen.

“Ik heb het geluk dat een klasgenoot bij mij op kot zit. Als het nodig is dan sleurt hij mij uit bed, recht naar de les”

THE WILD BUNCH Acht jonge presentatoren kregen de kans om gedurende vier maanden, van februari tot mei, eigenzinnige nachtradio te maken. Het nieuwe concept ‘The Wild Bunch’ van Studio Brussel geeft deze jongeren de kans om hun radiovaardigheden te ontwikkelen en zo hun stempel te drukken op het mediagebeuren. Vroeger was er al een gelijkaardig programma, ‘Studio Dada’, maar nu is er geopteerd voor jongeren die al ervaring hebben met radio. Tussen 1 uur en 3 uur ‘s nachts kunnen deze jonge wolven hun creativiteit tonen.

magazine

15


Rooftopgardens: tuinieren op een zekere hoogte

Groenten uit Brussel (c) Alane Vanhemelrijck

Tomaten, aardbeien en ander lekkers kweekt de Brusselaar voortaan zelf. Dat doet hij in zijn rooftopgarden. Het fenomeen urban agriculture, stadslandbouw, is al langer in opmars en het bereikt nu onze hoofdstad. In het stedelijke landschap komen er steeds meer groene oases bij. Je eigen groenten kweken is een leuke hobby en bovendien is het goedkoop en gezond. We kropen op het dak met de Brussels tuinders. Alane Vanhemelrijck De tuin van Annemie Maes bestaat al twee jaar. “Sindsdien is er veel veranderd. Uit ervaring heb ik geleerd welke gewassen groeien op daken. Het lavasubstraat, steentjes waar bomen in groeien, is erg geschikt voor mediterrane planten. Ik heb gekozen voor een edible forest garden. Het woord zegt het zelf: alles is hier eetbaar. De grondbedekking bestaat uit bosaardbeien, tijm, bonenkruid, rozemarijn, salie en lavendel. Er staan ook bloemen die goed zijn voor de honingproductie. Van mijn olijfbomen kon ik vorig jaar een vijftigtal olijven plukken. Die moet je dan weken in zout water om de bitterheid eruit te krijgen. Er groeien hier ook chilipepers, druivenlaars, vijgenbomen, appelbomen, abrikozen, munt en nog zo veel meer.”

een stad is het altijd een paar graden warmer doordat de gebouwen dichter bij elkaar staan. Daarnaast bieden de gebouwen ook bescherming tegen de wind. Wind is zeer schadelijk, zelfs warme wind kan schade aanrichten bij planten.” De tuin van Annemie is geschikt voor bomen, omdat die boven op een parking gelegen is. “Het gebouw heeft een goede structuur: het dak is sterk en de dakbedekking is in perfecte staat. Het dak wordt beschermd met plastic- en polyesterplaten. De boomwortels zijn zeer agressief en zoeken overal een uitweg. Door het tekort aan aarde kunnen de bomen zich niet volledig ontwikke-

Annemie is kunstenares en put haar inspiratie uit haar idyllische daktuin boven op een parking in hartje Brussel. Ze is imker en ze volgt nu een cursus herborist (iemand die kruiden of planten verzamelt om ze te drogen, nvdr.). Zo wil ze weten hoe planten groeien en waarvoor ze precies dienen. Ze onderzoekt de vergroening van de stad en de opkomst van de stadslandbouw. Annemie vraagt zich af of een stad onafhankelijk kan zijn in haar voedselvoorziening en hoe stadslandbouw kan geïntegreerd worden om de overbevolking van steden op te vangen. “In Brussel zit je met een soort microklimaat (de omstandigheden op een zeer kleine schaal zijn anders dan je op basis van het klimaat zou verwachten, nvdr.) waardoor zuiderse planten beter groeien. In magazine

16

(c) Alane Vanhemelrijck

len en creëer je een soort bonsai-effect . Nu groeit de tuin goed, maar het vergde veel research. Het was een proces van vallen en opstaan.” SOEP VOOR DE KANTINE Boven op de Albertina-bibliotheek aan de Kunstberg in Brussel is tuinier Filippo Dalotta begonnen met een daktuin. Zijn project heet ‘Potage-Toit’. Hij kweekt er dertig verschillende soorten groenten en fijne kruiden naargelang van de wensen van de bibliotheek. De eetbare gewassen worden gebruikt in de kantine van de bibliotheek of worden verkocht aan nabijgelegen winkels. De tuin is in januari aangelegd en de plan-


(c) Alane Vanhemelrijck ten beginnen nu open te bloeien. Het is een proefproject van een jaar. In andere landen zoals Japan en Canada zijn ze er al langer mee bezig. Filippo Dalotta werkt zo ecologisch mogelijk. Hij heeft een irrigatiesysteem aangelegd met regenwater en werkt met zonnepanelen. De regen die wordt opgevangen in tonnen gebruikt hij als sproeiwater voor de planten. Hij wil de mensen duurzame en ecologische middelen leren kennen om aan voedselvoorziening te doen. “Urban agriculture is goed voor 30 procent van de totale voedselvoorziening in ontwikkelingslanden. Deze nieuwe trend ontstond na de olieproblemen in Cuba en werd al snel een wereldfenomeen. Door meer tuinen aan te leggen, proberen we de CO2 voor een klein stuk terug te dringen. Groenten die je in een de stad kweekt, moet je vanwege de luchtvervuiling goed wassen. Het zou erger zijn, indien ze in volle grond in de stad of naast een autoweg zouden groeien, maar hoog op een dak valt dat goed mee.”

(c) Alane Vanhemelrijck

Het doel van het project is om platte en ongebruikte zones, zoals daken, op te waarderen door aan bio-intensieve tuinbouw te doen. Door overbevolking wordt er meer voedsel geïmporteerd en daarom worden alternatieve mogelijkheden gezocht om de stad te voeden. Stadslandbouw wil het probleem van voedselschaarste en natuurlijke grondstoffen deels oplossen. Daarnaast is er ook een sociale functie: gemeenschappelijk tuinieren brengt mensen samen. GEEN BIO IN DE STAD Meer stadsburgers pikken de trend op en beginnen een eigen moestuintje op hun balkon of dak of ze delen een gemeenschappelijke moestuin. Fréderique Vansteenwegen woont in Elsene en kweekt tomaten, salade en bieslook in de tuin op haar dak. “Elke zomer kunnen we eten van onze zelfgekweekte groenten. Mijn huisgenoot heeft hier ook een paar wietplantjes staan en die groeien als kool (lacht). Een moestuintje on-

derhouden is heel gemakkelijk en heeft z’n voordelen. Je hoeft geen geld uit te geven aan veel te dure groenten en je weet dat er geen pesticiden werden gebruikt. Het is leuk om te doen en zorgt voor een beetje groen in de stad.” Volgens Annemie Maes is het voedsel van het platteland niet per se beter dan het voedsel dat in de stad wordt geteeld. “Het feit dat we niet met chemische pesticiden werken, compenseert de slechte stadslucht. Ik werk met natuurlijke pesticiden zoals lieveheersbeestjes. Zij eten de bladluizen op. Voedsel uit de stad mag echter geen biostempel krijgen. Daarvoor moet je het op minstens vijf kilometer van de autoweg planten. Mijn honing komt niet in aanmerking voor een biocertificaat, omdat hij uit de stad komt.” “De bijen die ik op mijn daktuin houd, interageren met die van de daktuin van mijn kunstenaarscollectief OKNO, hier een paar honderd meter verder. Bijen verbinden veschillende groene zones in een stad.” “Ik merk op dat mensen zich meer beginnen te interesseren voor stedelijke landbouw. Ik

(c) Alane Vanhemelrijck vind dat het BIM, het Brussels Instituut voor Milieubeheer, de mensen voldoende sensibiliseert. De site van het BIM toont dagelijks een overzicht van de luchtkwaliteit in Brussel en geeft handige tips over stadstuinen en biodiversiteit. Het BIM is een officiële organisatie die heeft begrepen dat verandering van onderaan komt en dat je mensen eerst moet informeren en sensibiliseren. Zo ontstaan er meer initiatieven. De organisatie ‘Le Début des Haricots’ legt bijvoorbeeld moestuinen aan. Vervolgens laat ze het onderhoud over aan de buurtbewoners.” Dit jaar is Annemie gestart met de aanleg van een tweede daktuin. “Deze daktuin zal bestaan uit een serre en een boomgaard. Ik ga er onder andere hazelaars planten. Het is zalig om de tuin niet alleen elke maand, maar ook elk jaar te zien veranderen. Wanneer ik begin te zaaien, probeer ik dat zoveel mogelijk te spreiden. Op die manier is niet alles op hetzelfde moment rijp en zitten we niet met overschotten. Mijn tuin is mijn laboratorium. De natuur zien ontwikkelen werkt enorm inspirerend. Moeder natuur zit perfect in elkaar.” magazine

17


Leiders van morgen over de vragen van vandaag

Jonge voorzitters klaar voor het grote werk

© Alane Vanhemelrijck

“Onze partij moet niet schaatsen naar waar de puck is, maar naar waar de puck zal zijn. Onze partij moet vooruitziend zijn.” Aan het woord is Pieter Marechal, voorzitter van Jong CD&V. Samen met vier andere voorzitters sprak hij, op een door Luc De Wispelaere van de Erasmushogeschool Brussel georganiseerd debat, over justitie, economie, migratie en de rol van Brussel. De vijf jonge politici staan achter de ideologie van de moederpartijen, maar varen op bepaalde vlakken een andere koers. De leiders van morgen benadrukken het toekomstgerichte denken en het belang van jongeren in de politiek. “Je kan de samenleving vormgeven. Vergeet niet dat de mensen die nu verkozen worden bij de gemeenteraadsverkiezingen de volgende zes jaar het beleid bepalen”, vertelt Bart Dhondt, de partijvoorzitter van Jong Groen. Désirée Van den Eynde & Lisa Antipoff

Bart Dhondt Jong Groen

Pieter Marchal Jong CD&V

“De ideeën van Jong CD&V zijn vooruitstrevend en wij hebben een langetermijnvisie”, zegt Marechal. “Het gaat hier om een groep jonge mensen die aan een nieuwe soort politiek doet. Niet enkel hetgeen wat direct staat te gebeuren is belangrijk, maar ook de toekomst. Politiek heeft de kracht om bepaalde zaken te veranderen.” Het politieke verhaal van Pieter Marechal (29) begon aan de toog. De voorzitter van de christendemocraten besefte dat er te veel aan politiek werd gedaan door een oudere generatie die geen oog had voor de toekomst. Marechal kon zich goed vinden in de ideologie van Jong CD&V. “Het gaat om mensen die samen iets doen. Samen komen we op voor de belangen van jongeren.” Over de ingewikkelde structuur van Brussel is Marechal niet te spreken. “Brussel is een kluwen van structuren. Jong CD&V wil één duidelijke structuur. We moeten de jeugdwerkloosheid aanpakken door werkloze jongeren tewerk te stellen in de Vlaamse Rand.” Frederick Vandeput, voorzitter van Jong VLD, is met zijn 33 jaar de oudste. "Ik kwam zes jaar geleden in de politiek terecht door enkele politiek actieve vrienden en ook puur uit politieke interesse”, zegt Vandeput. Sinds begin 2011 is hij de voorzitter van de jongerenafdeling. Vandeput koos oorspronkelijk voor Jong VLD voor het belastingverhaal en wou vooral

magazine

18

kansen geven aan ondernemingen. “Het liberalisme kan worden samengevat in drie kernwoorden: vrijheid, verantwoordelijkheid en solidariteit”, vertelt hij. “Iedereen verdient gelijke startkansen. Als je iedereen voldoende vrijheid geeft, komt alles wel op zijn pootjes terecht. We zijn geen voorstanders van te veel regels. Bij ons gaat het om kunnen en durven, niet om moeten en niet mogen.” Over Brussel is de jonge Limburger duidelijk. “Brussel heeft nood aan een visie voor de komende jaren. Brussel moet inzetten op stadsvernieuwing en het teveel aan bevoegdheden schrappen. Het taalprobleem in de Brusselse rand kan je niet tegenhouden, maar je kan het wel beter begeleiden.” Vandeput vindt dat jongeren een negatief beeld hebben van politiek. “Jongeren zien politici als oude praatjesmakers. Nochtans kunnen jongeren wel degelijk het verschil maken.” “We zijn sterk gericht op Vlaanderen omdat we geloven dat België uiteindelijk zal verdampen. Het federale niveau zal stilaan verdwijnen”, meent Kim Van Cauteren (24). Ze is de jongste van de aanwezige voorzitters. “Ik ben toevallig in de politiek gekomen. Ik was geïnteresseerd in politiek en ben de verschillende partijprogramma’s beginnen te vergelijken. Daarnaast had ik heel wat vrienden van ver-


schillende strekkingen met wie ik in discussie ging. Uiteindelijk bleek N-VA mijn ding en heb ik me op mijn achttiende lid gemaakt. Ik ben in contact gekomen met Jong N-VA via de lokale afdeling in mijn gemeente, Lede. Zo ben ik doorgegroeid naar Jong N-VA nationaal en sinds vorig jaar ben ik dus voorzitter”, vertelt de jonge politica. “De stijl beviel mij wel: duidelijk, rechtlijnig maar niet agressief”, vertelt Van Cauteren. Het motto van Jong N-VA luidt ‘ronduit Vlaams en republikeins’. “Republikeins staat voor het feit dat wij geen koning willen. Een koning is ondemocratisch. Europa is waardevol, op voorwaarde dat er transparantie is.” “Op sociaaleconomisch vlak wil onze partij zo weinig mogelijk regels. Het is hoog tijd om onze economie te saneren. Daarvoor is echter een duidelijk politiek systeem nodig. We zitten met te veel politieke mandaten. Wat doet een provinciebestuur bijvoorbeeld? Niemand weet het. Schaf die mandaten gewoon af.” De voorzitster vindt het belangrijk dat jongeren actief meewerken aan het beleid. Dat kan al door in de plaatselijke jeugdraad te zetelen. Bart Dhondt (28) vertegenwoordigt Jong Groen. Het was tijdens een les milieueconomie dat zijn politieke vuur werd aangewakkerd. “In die les ging het over een tropisch woud in Sri Lanka. Uit het onderzoek bleek dat het bos onaangeroerd laten de meest voordelige oplossing was”, zegt Dhondt. “Het deed me beseffen dat heel veel zaken in onze economie verkeerd worden gewaardeerd. Duurzaamheid is erg belangrijk. De waarde op korte termijn weegt niet op tegen de waarde op lange termijn.” Dhondt noemt Brussel een stad met vele gezichten.

“Een aantal problemen, zoals het verbale en fysieke geweld tegen homoseksuelen, kan je aanpakken door een krachtdadig optreden. Jong Groen wil ook de discriminatie op de Brusselse arbeidsmarkt aanpakken.” Hij benadrukt het belang van jonge politici. “Je kan de samenleving vormgeven. Vergeet niet dat de mensen die nu verkozen worden bij de gemeenteraadsverkiezingen de volgende zes jaar het beleid bepalen.” Maïte Morren (27) is de voorzitster van Animo, de jongerenbeweging van sp.a. Ze omschrijft Animo als jong, links en kritisch. Kritisch tegenover de buitensporige bonussen bij AB InBev bijvoorbeeld. “Onlangs voerden we actie voor een rechtvaardiger verloningsbeleid. Bonussen van 135 miljoen euro zijn echt buiten proportie. De balans bij AB InBev lijkt echter zoek. Om de bonus van de topman van AB InBev te verdienen, moet de gemiddelde AB InBev-werknemer bij ons 4.500 jaar werken.” Vooral de sociale zekerheid staat bovenaan op de agenda van Animo. “Zonder sociale zekerheid zou 40,9 procent van de bevolking in armoede leven. Nu is dat 14,7 procent. Er blijven dus zeker nog uitdagingen. We willen dat iedereen het goed heeft, dat welvaart eerlijk verdeeld is”, zegt Morren. “Ik was zelf vrijwilliger voor heel wat organisaties, zoals voor Amnesty International, maar ook voor een project rond studenten met een handicap. Wat ik miste was een totaalbeeld, en dat vond ik zeker in de politieke beweging die het socialisme is. Nu weet ik dat niet iedereen wild loopt van politiek. Democratie staat nooit stil maar evolueert continu, net zoals onze samenleving. Het is een werk dat nooit af is en waar je best met zoveel mogelijk verschillende groepen aan werkt.”

Frederick Vandeput Jong VLD

Kim Vancauteren Jong N-VA

Maïte Morren Animo

Jo Buelens, politicoloog en docent aan de Erasmushogeschool Brussel, modereerde het voorzittersdebat Na het debat werd er naar de politieke voorkeur van de aanwezigen gepolst. Welke resultaten leverde dit op?

“De vragen waren: Welke spreker zou je de meeste punten geven? En als het nu gemeenteraadsverkiezingen waren voor wie zou je dan stemmen? Opvallend was dat de antwoorden op beide vragen niet samen vielen. Bart Dhondt (Jong Groen) en Pieter Marechal (Jong CD&V) waren de favorieten van de studenten. Bij mogelijke gemeenteraadsverkiezingen zou hun stemgedrag eerder gemengd zijn. Hier bleek Groen! de hoogst scorende partij te zijn, N-VA werd tweede en CD&V pas vierde. N-VA mag dan wel hoog scoren op de vraag van partijvoorkeur, maar je voelde dat de voorzitster van Jong N-VA nog te onervaren om individueel goed te scoren in de enquête. Het is hoopgevend dat deze jongeren het onderscheid maken tussen hun politieke voorkeur en hoe een persoon tijdens een debat scoort.” “Een tweede vaststelling is dat 57 procent, dus meer dan de helft van de jongeren, niet zeker weet voor wie ze gaan stemmen. Eigenlijk is dat een algemene vaststelling: mensen wachten steeds meer tot op het laatste moment om te beslissen. Campagnes worden zo steeds belangrijker en kunnen het verschil maken.”

Hoe werd er gereageerd op de sprekers van het debat?

“De aanwezigen reageerden ontgoocheld. Ze vonden dat de sprekers te braaf waren en vooral algemene partijstandpunten innamen. Uit hun uitleg werd niet duidelijk hoe zij concreet verschilden van hun moederpartijen. Dat werd verwacht van de jonge voorzitters, maar kwam er niet uit.”

Is dat omdat ze niet durven?

“Ik neem de woorden van enkele studenten in de mond: iemand die jongerenvoorzitter is, heeft zelf hoogstwaarschijnlijk politieke ambities. Door binnen een partij een kritische houding aan te nemen, kan je misschien aan krediet verliezen. Dat is een zware kritiek. Ik weet niet of dat waar is, maar het is wel spijtig mocht dit zo zijn.”

magazine

19


40-jarige treurpoppers boeken na 20 jaar eerste grote succes

Maak kennis met The Me In You

© Rik Potoms

The Me In You, ook bekend als de ‘Hagelandse tristesse’, is de nieuwste Vlaamse alternatieve popsensatie. Een band gefocust op het totale plaatje, aantrekkelijke melodieën, sferen en teksten die van heel ver weg lijken te komen. De band is een hecht geheel van late dertigers en prille veertigers. Het absolute bewijs dat de hedendaagse aanvoerders van Vlaamse hitlijsten niet noodzakelijk afgeborstelde twintigjarigen in trendy outfit moeten zijn en dat ervaring nog steeds het verschil kan maken. The Me In You bewijst dat de aanhouder wint, de laatste lach wel degelijk de beste is, en nog zo veel meer. We vroegen aan frontman Stijn Claes en gitarist Han Wouters welke obstakels het vijftal Jente Pironet onderweg zoal tegenkwam. Stijn Claes “Hoe deze band is samengekomen? Thomas (Van Den Haute, gitarist en bassist nvdr.) speelt al enorm lang bij Han. Zij twee en ik vormen in principe de basis. Daarmee bedoel ik dat we de intentie hadden om een band te beginnen. Dat heeft natuurlijk allemaal wat tijd gekost. Gewisseld van drummer enzovoort. Je weet wel hoe het gaat met bands, hé.” Inderdaad, want met de vorige bezetting hadden jullie nog een andere naam, Milkman. Jullie hebben zelfs de halve finale van de Humo’s Rockrally behaald. Han Wouters “Ja, maar de situatie was toen anders. Tijdens al die jaren dat we als Milkman bestonden hebben we misschien even vaak opgetreden als we nu de afgelopen 4 maanden onder The Me In You hebben gedaan. We zaten constant in het reptetiekot en kwamen er amper uit. Uiteindelijk zijn we met deze bezetting vanaf 2009 beginnen repeteren.” Het heeft toch zijn vruchten afgeworpen, uiteindelijk? Han Wouters “Ja, inderdaad. De allerlaatste maanden als Milkman hebben we in principe de hele plaat geschreven die we nu met The Me In You hebben uitgebracht. Dat heeft dus wel veel opgeleverd. De nummers werden anders en de muziek veranderde. Het was dus ook tijd voor een nieuwe naam.” magazine

20

Stijn Claes “Zoals je weet, waren we al enorm lang bezig. We spelen allemaal misschien al twintig jaar muziek of zelfs langer. Net voor we de nummers van onze eerste plaat ‘Forgothen Clothes’ gingen opnemen zei Han me zelfs: “Dit is echt de laatste keer. Het zal nu moeten lukken of het zal er nooit meer van komen.” We hebben de nummers als demo opgenomen ergens in de Westhoek en met wat meeval is het dan toch nog allemaal in orde gekomen. Han had al meerdere malen een gevoel dat het al allemaal te laat was. Maar dat was het dus niet.” En hoe is dat dan juist gegaan? Jullie hebben getekend bij Noisesome Recordings, een sublabel van EMI. Dat is zeker niet de minste natuurlijk. Jullie hebben nochtans geen bekende rockrally of een of andere vergelijkbare muziekwedstrijd gewonnen. Hoe hebben jullie dat dan klaargespeeld? Stijn Claes “We hadden de nummers, zoals wel vaker wordt gedaan, online gezet. Bij het nummer ‘Girl In Armour’ hadden we ook een clip laten maken. Christoph Elskens van Noisesome had dit opgemerkt en contact met ons opgenomen. Niet veel later kregen we een mail met als boodschap : “En nu is het tijd voor The Me In You.” Toen is het allemaal begonnen.” Han Wouters “We hebben de nummers opnieuw opgenomen. De studio is volgens ons de leukste plaats om te zijn. Het maken van de plaat was een heel

“Han had al meerdere malen het gevoel dat het al allemaal te laat was”

TOURDATA

The Me In You 07/07 Firefly Festival Zwolle NL 27/07 Rock Olmen Olmen BE 04/08 M-idzomer Leuven BE


leuke periode. Ik had graag nog een weekje langer in studio gezeten, maar dan had de plaat er misschien wel helemaal anders uitgezien. Te lang in de studio zitten kan de nummers uiteindelijk ook helemaal vernielen. Maar als het aan mij ligt, wil ik graag eens een jaar lang in de studio zitten om er de hele tijd te werken aan een plaat.” De plaat geeft wel zeer veel rust. Live maken jullie ook veel gebruik van stiltes. Als ik me niet vergis speelden jullie vroeger toch wat harder? Stijn Claes “Inderdaad. Dat heeft alles te maken met het vertrek van onze vorige drummer. Plots zaten we daar met alleen gitaar, bas en zang. Op die manier hebben we dus een hele tijd gerepeteerd. Daarom grepen we sneller naar een akoestische gitaar en paste de muziek zich automatisch aan.” Han Wouters “Dat was eigenlijk een enorm leuke ervaring. Ik herinner me nog dat ik plots iets dacht van: “Wauw, nu horen we ons plots zingen.” We hechten veel belang aan de teksten, dus rustiger en stiller spelen is zeer gunstig.” Stijn Claes “Te stil mag natuurlijk ook niet. We willen er natuurlijk geen ‘triestige bedoening’ van maken, hé.” Ik hoor een beetje Radiohead in jullie muziek, kan dat? Stijn Claes “Dat is een mooi compliment, dank je wel. Maar we weten het zelf niet echt. We zijn door zo veel dingen beïnvloed waardoor het een heuse mix is geworden. Vaak hoor ik per toeval een nummertje van een bepaalde plaat die ik al jaren niet meer beluisterd heb. Dan plots merk ik een soort van overeenkomst met iets wat wij spelen. En dan denk ik: “Tiens, ik heb mijn inspiratie dus blijkbaar van daar gehaald.”

Han Wouters “‘There is no castration fear’. Uit een nummer van Pavement. Als een nummer zo begint, is dat schitterend gewoon. Ik vind ook dat de klanken van de woorden mooi moeten zijn. De woorden moeten nu eenmaal passen op en bij de muziek. Stijn en ik schrijven samen de teksten. We hebben geleerd om altijd te vertrekken vanuit een verhaal. Vaak iets in het genre van een oude, totaal gebroken en verloren liefde.” Daar hebben jullie veel ervaring mee dus, met zulke liefdes? Han Wouters “Toch genoeg om nog een paar cd’s te maken (lacht).” Stijn Claes “Het is gewoon een heel dankbaar onderwerp. Alleen heeft het bij ons vaak een autobiografisch kantje. Dat maakt het natuurlijk wel interessant. Je kan je daar helemaal in laten gaan en dat is geweldig.” Hoe voelt het om nu als late dertiger, jonge veertiger door te breken? Uiteindelijk is het dan toch gelukt en dat moet wel iets doen met een mens, denk ik dan. Stijn Claes “Inderdaad ja. Maar vaak denk ik wel : “Stond ik als 19-jarige maar zo ver als ik nu sta”. Maar het is logisch dat we nu veel dankbaarder zijn omdat we er zo lang hebben op moeten wachten. We zijn er dan ook lang aan bezig geweest.” Bedoel je dat je het anders zou aanpakken als je dit al had bereikt op je 19de?

Ik heb het gevoel dat jullie allemaal aan de poëtische kant zijn. Kan dat? Die indruk krijg ik alleszins van de teksten die te horen zijn op jullie debuutplaat.

Stijn Claes “Ja natuurlijk! Als we over muziek toen wisten wat we nu weten... Er zou een enorm grote groeimarge geweest zijn op die jonge leeftijd. Terwijl die er nu misschien niet meer is. Maar aan de andere kant, door te wachten en zo lang samen te spelen klinkt alles zoals het nu klinkt. Het grappige is dat ik geen gitaarvirtuoos ben en ik neem bepaalde akkoorden op een andere, vreemde manier. Han speelt diezelfde akkoorden op de juiste manier. Het toeval wil nu dat die combinatie ervoor zorgt dat het wat raar klinkt, maar ook enorm goed (lacht).”

Stijn Claes “Ik denk dat we gewoon enorm veel hebben geluisterd naar muziek met heel goede teksten. Ik heb teksten ook altijd belangrijk en dominant gevonden. Ik apprecieer het ook dat mensen naar de tekst luisteren. Wanneer je naar een nummer luistert, is de eerste zin vaak zeer bepalend.”

Han Wouters “Wat ouder worden is uiteindelijk helemaal niet erg. Sommige mensen houden het voor bekeken als ze op hun dertigste nog niets bereikt hebben. Maar als je graag muziek speelt, dan maakt dat niet uit en speel je toch gewoon door. Ik heb nooit gedacht dat dit ging lukken, maar ik heb altijd graag gespeeld.”

© Rik Potoms

magazine

21


Herenhuis voor 157 euro per maand

Antikraakwonen als oplossing voor leegstand en verkrotting

© Alane Vanhemelrijck

De huurprijzen in de steden nemen almaar toe. De verkrotting van leegstaande gebouwen dwingt meer mensen om naar alternatieve woonoplossingen te zoeken. Sommigen nemen het recht in eigen handen en beslissen om een pand te kraken. Maar het kan ook anders, zoals de organisatie Camelot Europe aantoont. Het zelfverklaarde antikraakbureau verhuurt panden die gedurende lange tijd leegstaan aan jonge mensen en dat tegen aantrekkelijke prijzen. De huurders krijgen op die manier een dubbele functie: naast bewoners zijn het tegelijk bewakers en klusjesmannen. Andréa Lulendo & Alane Vanhemelrijck Clara & Michiel “De ideologie rond leegstandbeheer sprak ons wel aan”

magazine

22

Camelot Europe probeert via zijn services een oplossing te bieden voor zowel de stijgende huurprijzen in de steden als voor de toenemende verkrotting van leegstaande panden. Maar de organisatie doet meer dan dat. “Huiseigenaars komen bij ons om verschillende redenen terecht. Sommigen vinden geen huurders via de gewone markt, omdat het pand in slechte staat is. Anderen zitten dan weer met krakers”, vertelt Rianne Kole van Camelot Europe. Maar de core business van Camelot blijft het bestrijden van kraken. “De gebruikelijke bewaking tegen krakers is zeer duur voor de eigenaars van de panden. Voor velen is het huis laten bewonen dan ook een goede oplossing. Doordat de huizen door de huurders bewaakt worden is de kans op een nieuwe kraak bijna nihil.” Daarnaast moeten huiseigenaars die via Camelot hun pand laten bewonen geen leegstandbelasting meer betalen. Dankzij Camelot krijgen huisbazen ook meer tijd om na te denken over wat ze met het pand willen doen.

“Ze kunnen beslissen om het te renoveren of om het te slopen, maar de laatste tijd kiezen ze er eerder voor om het pand te verhuren. Er is veel vraag naar goedkope woningen”, aldus Kole. Vooral jongeren en kunstenaars blijken graag gebruik te maken van het antikraakbureau. Voor kunstenaars is het een goedkope manier om tijdelijk een atelier te huren. Voor jongeren die nog niet veel geld verdienen is het een uitgelezen kans om nog wat bij te sparen vooraleer ze een echt appartement huren. In Brussel verhuurt Camelot Europe op deze manier een tiental panden. “Dat is natuurlijk een wisselend cijfer. Soms komen er nieuwe panden bij of beslist de huisbaas dat het tijd is om het gebouw te renoveren of te verkopen”, aldus Kole. GELD UITSPAREN Een van de Brusselse Camelot-panden wordt momenteel bewoond door Clara en Michiel. Voor zo’n 157 euro per maand huurt het koppel op een paar passen afstand van de Kunstberg een herenhuis


met drie verdiepingen. “Ik heb het systeem ontdekt via een vriendin in Nederland die al langer antikraak woont. Het systeem is daar dan ook bekender dan hier. Op haar advies heb ik dan de website geconsulteerd”, vertelt Clara. “We wonen hier nu al een jaar of drie.” Eerder hebben ze al in twee andere tijdelijke Camelot-panden gewoond. Eerst in een herenhuis naast een elektriciteitscentrale in een afgelegen deel van Zwevegem en later in een soortgelijke woonst. Nu leven ze via Camelot voor het eerst in Brussel. Het koppel koos om verschillende redenen voor het Camelot-systeem. “We wilden graag vrij zijn en de ideologie rond leegstandbeheer sprak me wel aan”, getuigt Clara. “Dankzij deze manier van leven sparen we ook veel meer geld uit dan onze vrienden. We hebben geen nood aan luxeproducten zoals auto’s, dure kleding of televisie. Internet hebben we enkel omdat dat noodzakelijk is voor ons werk en onze kunstprojecten. Het meeste geld geven we uit aan voedsel, vooral omdat we biologisch eten.” FLEXIBILITEIT VEREIST Niet iedereen komt echter in aanmerking voor een Camelot-woonst. “We volgen een strikte selectieprocedure waarbij de kandidaten gescreend worden. Vooral het verantwoordelijkheidsgevoel is erg belangrijk. Huurders moeten als een goede huisvader met het pand omspringen”, aldus Kole. Daarnaast moeten potentiele huurders meerderjarig zijn en kunnen aantonen dat ze over een vast inkomen en een geldige ziekteverzekering beschikken.

met het meest moderne materiaal. “Waar we nu wonen is er geen dubbele beglazing en omdat het gebouw lang heeft leeggestaan, hadden we wat problemen om het te verwarmen. Als oplossing hebben we extra dikke gordijnen gehangen en vanwege de strenge winter van het afgelopen jaar hebben we deze zomer beslist om het pand te renoveren. Daarvoor hebben we materiaal uit de container opgevist. Het isolatiemateriaal voor de vloer hebben we bijvoorbeeld daaruit gerecycleerd. Maar gelukkig wonen we hier nu al enkele jaren. Het is het harde werk dus waard geweest”, aldus Clara. TAART EN THEE Om er zeker van te zijn dat iedereen zich aan de gemaakte afspraken houdt, worden de huurders maandelijks door Camelot gecontroleerd. Hoewel dat streng kan klinken, probeert het antikraakbureau toch vooral een goede relatie te onderhouden met de gebruikers en een vertrouwensband op te bouwen. Clara beaamt: “Onze relatie met de medewerkers van Camelot verloopt heel goed. De communicatie gaat vlot en alles is klaar en duidelijk. Tegenwoordig gaat het er opnieuw vrij zakelijk aan toe maar er was een tijd dat we echt een goede band hadden met een aantal mensen van Camelot. Nadat ze klaar waren met hun controle van het huis bleven ze vaak nog even hangen om taart te eten en thee te drinken.”

Rianne Kole “Vooral het verantwoordelijkheidsgevoel van kandidaathuurders is erg belangrijk”

Die procedure bestaat niet voor niets: antikraakwonen is niet voor iedereen weggelegd. Je moet vooral avontuurlijk en flexibel ingesteld zijn. Je weet namelijk nooit wanneer je opnieuw moet verhuizen. Ook Clara en Michiel weten niet wanneer ze hun huis in Brussel zullen moeten verlaten. “We wonen hier nu eigenlijk toch wel al lang voor een Camelot-woning, want normaal is het niet op lange termijn”, aldus Clara. Meestal gaat het om contracten van twee à drie maanden. Huurders worden gewoonlijk zo’n twee weken op voorhand verwittigd dat ze het pand moeten verlaten. Wanneer je bij Camelot een huis huurt heb je geen huurcontract, maar een bruikleenovereenkomst. Dat betekent dat je niet dezelfde rechten hebt als een normale huurder. Je bent eigenlijk gewoon gebruiker van het onroerend goed. Je kan je er dan ook niet laten domiciliëren. “Het gaat natuurlijk om tijdelijke contracten, maar wanneer een overeenkomst afloopt zoeken we wel zo snel mogelijk een nieuwe woonst voor de huurders”, vertelt Kole. PERFECT VOOR KLUSSERS Ook handigheid is een pluspunt voor wie antikraakwonen ambieert. De Camelot-panden zijn vaak oude gebouwen, waar wat kluswerk aan is. En zoals dat met oude gebouwen gaat, durft er wel eens iets stuk te gaan. “Het gebouw waar we nu wonen was vroeger een restaurant en stond al enkele jaren leeg voordat we hier onze intrek namen”, getuigt Clara. “De eerste twee maanden zijn we dan ook constant bezig geweest met het opknapwerk. We hebben een container moeten huren waarin we alle overblijfselen van het restaurant kwijt konden.” Daarnaast zijn de oude panden niet altijd uitgerust

© Alane Vanhemelrijck

magazine

23


Griet Vandervelde is de winnares van de fotowedstrijd georganiseerd door Br(ik. ‘Aperitief op kot’ is volgens de juryleden de perfecte voorstelling van studenten in Brussel. De volledige reportage kan je bekijken op www.erasmix.be.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.