Jg14nr3 april 2009

Page 1

magazine

De warlords van Brussel Brusselse wapenhandel doorgelicht

Jongeren met antieke hobby’s “Ik ben de kleinzoon van de hele club”

Eerst homo, dan moslim Conflict tussen gevoel en geloof

Amerikanen in de aanbieding Dossier Belgisch basketbal © Lore Verstraeten

Periodiek van de opleiding Journalistiek van het departement Campus Dansaert Erasmushogeschool Brussel, Jaargang 12, nr 5, 04/09 Redactie en productie: Professionele bachelor Journalistiek


Business Time Enkele maanden geleden sprong ik een gat in de lucht. Mijn favoriete comedy-band ‘Flight of the Conchords’ kwam naar Europa! De Nieuw-Zeelanders maakten furore met twee geweldige seizoenen op de Amerikaanse betaalzender HBO, in België te zien op de digitale zender ACHT. De kiwi’s beslisten om geen derde seizoen te breien aan het succesverhaal, tot grote spijt van ondergetekende. Maar toen ik het goede nieuws van hun komst vernam, was ik zo blij als een perverse bisschop die een verse lading misdienaars verwelkomt. Ik had mijn digipass al klaar om tickets te bestellen en in mijn hoofd was ik de liedjes al aan het meebrullen. Tot ik, de plichtsbewuste student die ik ben, mijn lessenrooster even checkte. De optredens vielen samen met de belangrijkste week om dit ERASMIX-magazine af te werken. Mijn afschuw voor het project nam al meteen de proporties aan van een sumoworstelaar met vraatzucht. Nu zit ik hier vandaag, dinsdag 4 mei 2010, de dag dat meesterwerken als ‘Business Time’, ‘I’m Not Crying’ en ‘Sugar Lumps’ door de Nederlandse boxen gaan knallen. Als je me twee weken geleden had gevraagd of ik het spijtig vond dat ik dit optreden zou missen had je een ‘JA’ gehoord tot in de verste uithoeken van Brussel. Waar ik toen nog treurde om een gemist superoptreden, overheerst nu één zin die ik deel met mijn gehele redactie: ‘IT’S BUSINESS TIME!’. En of het business time is! Met straffe onderwerpen als de Brusselse wapenhandel, homoseksualiteit bij moslims en een dossier rond de vergeten kunsten van het duivenmelken en vinkenzetten kan je niet anders dan enthousiast zijn! Ik kan enkel hopen, en eerlijk gezegd ben ik ervan overtuigd dat het zo zal zijn, dat u evenveel plezier zal beleven aan het lezen van dit ERASMIX magazine, als wij hadden met het maken ervan. Sebastiaan Van Hoorebeke

Hoofdredacteur: Sebastiaan Van Hoorebeke Adjunct-hoofdredacteur: Jelena Van Vreckem Eindredacteur: Jens Theys Chef lay-out: Stéphane Van Bol Multimediamanager: Heleen Mesellem Redactiesecretaris: Lore Verstraeten Chef reportage: Maarten Thibaut Vormgever: Hans Van Puyenbroeck Beeldredacteur: Lamiaa Al Hammoumi Redactiechef: Daisy van de Zandschulp Redacteur: Stefan Bystram Erasmix magazine

2

Wapens in Brussel 3 Gesprek met een ex-wapenhandelaar Oude hobby’s in trek 6 Duivenmelkers en vinkenzetters Het taboe ontsluierd 8 Staat de deur eindelijk op een kier? Gust Van den Berghe 11”De film was een echte uitdaging” Balletje gooien 12 Belgische basketters spelen ‘niet’ BIFFF Vampierenbal 14 Feesten in het duister Algemeen hoofdredacteur: Patrick Pelgrims Eindredacteur lay-out en online: André Lapeere Eindredacteur beeld en multimedia: Joost Goethals Taaladviseur: Dirk Mampaey


Š Daisy

van de Zandschulp

Ex-wapenverkoper lost zijn schoten De rellen in de Brusselse gemeenten Molenbeek, Anderlecht en Sint-Gillis zullen bij ieder van ons nog vers in het geheugen zitten. De daaropvolgende nultolerantie waarschijnlijk ook. Als je eraan denkt dat jongeren zomaar over straat liepen met Kalshnikovs, is deze maatregel er geen minuut te vroeg gekomen. Het gonst van de geruchten dat je in Brussel gemakkelijk aan spotgoedkope wapens kan komen. Als je sommige media moet geloven begint onze hoofdstad zowaar op Los Angeles te lijken, waar iedereen een wapen draagt. Er is geen rook zonder vuur, maar wordt er niet een beetje overdreven? Gaat het niet eerder over geĂŻsoleerde incidenten die worden uitvergroot? Wij wilden meer te weten komen en spraken af met Benjamin, een jonge Belg die gedurende twee jaar wapens aan de man bracht. Jelena Van Vreckem, Daisy van de Zandschulp, Jens Theys Erasmix magazine

3


Benjamin komt mij samen met een vriend ophalen met de auto. Stappen gaat immers moeilijk omdat hij een week geleden gewond raakte bij een straatgevecht. Ik krijg nog een stevige waarschuwing mee: camera en fototoestel zijn uit den boze, ik en alleen ik mag mee. Eenmaal in de auto knalt de Franse R&B uit de boxen en wordt een sigaretje opgestoken. Het interview vindt al rijdend in de auto plaats.

Erasmix: Welke wapens verkocht jij? Benjamin: “Ik verkocht Glock 17’s (de Glock 17 is een 9x19 mm semi-automatisch pistool, red.). Maar ook nog andere dingen, zoals telescopische knuppels (telescopische wapenstokken zijn korte metalen buizen waarin zich smallere buizen bevinden en die met een snelle polsbeweging uit elkaar geschoven kunnen worden, red.) en boksbeugels. Maar nooit zware wapens, wapens uit het leger. Kalashnikovs bijvoorbeeld heb ik nooit aangeraakt, dat zijn de wapens waarmee ze overvallen plegen. Ik heb maar één keer een Turkse 9 mm verkocht, die ik op mijn beurt gekocht had bij de Turken van Saint-Josse (Sint-Joost Ten Node, red.).” Erasmix: Hoeveel kostte zo’n Glock? Benjamin: “Dat varieerde nogal, ik verkocht ze tussen €400 en €900. Het hing ervan af hoeveel geld de persoon kon neertellen. Zware wapens zijn natuurlijk veel duurder, voor een Kalashnikov betaal je gemakkelijk €2000.” Erasmix: Verkocht je wapens aan om het even wie, de eerste de beste die er eentje wilde? Benjamin: “Neen. Ik stelde vragen, in elk geval! Ik verkocht nooit zomaar een wapen. Mensen die een geweer wilden om er kogels mee af te vuren wees ik af. Dan maakte het mij niet eens uit of ze op mensen of op voorwerpen wilden schieten. Met dergelijke bedoelingen waren ze bij mij aan het verkeerde adres. Ik verkocht alleen aan mensen die het wapen thuis wilden houden en het enkel nodig hadden om zich te verdedigen of veiliger te voelen. Ik sprak op voorhand altijd met de mensen die iets van mij wilden kopen. Dan maakte ik zelf uit wat hun echte bedoeling was. Ik vertelde natuurlijk niet dat ik hen misschien niets 2008

Erasmix: Waar kocht je zelf de wapens, en hoe kwam je in contact met de verkopers? Benjamin: “Ik heb mijn pistolen altijd bij dezelfde persoon gekocht. Bij dezelfde man die er ineens tien weg wou. Hij belde mij en zei wat er beschikbaar was en dan kocht ik wat ik zelf wou doorverkopen. De grote handelaars, de mannen van wie de wapens eigenlijk waren, zag ik nooit. En dat is normaal, zo’n dingen gebeuren altijd via een tussenpersoon.” Erasmix: Hoe wisten de mensen dat ze bij jou terecht konden voor een wapen? Benjamin: “Ah weet je, zoiets verspreidt zich snel. Ik hing vaak rond op straat en dan kom je al snel met veel mensen in contact hé. Ik verkocht vooral aan dealers, meestal cokedealers. Die hebben thuis altijd een wapen liggen. Maar je moet weten dat ik nooit aan jonge kerels verkocht. Mijn klanten waren mannen van rond de 30. Ik heb nooit aan kleine jongens verkocht, moi-même j’étais un gamin, ik was zelf nog een snotneus.” De vriend van Benjamin parkeert zich ergens in een rustige straat, hij moet even iets regelen, wanneer een politiewagen opeens heel traag voorbijrijdt. De vriend doet teken dat de wagen kan doorrijden, maar de politiemannen verstaan dit anders. Ze interpreteren het handgebaar als provocatie. Hun auto komt tot stilstand en het raampje wordt opengedraaid. Gelukkig kan Benjamins vriend snel genoeg uitleggen wat hij bedoelde en de politieauto rijdt weg. Het koude zweet brak me even uit, ik ben immers op stap met een paar zware jongens die nota bene een wapen in het handschoenkastje hebben liggen. Benjamin: “Dat was agent X, heb je het gezien?” Vriend: “Echt?” Benjamin: “Ja, dat is een lastige die vent. Echt een klootzak, hij gaat speciaal achter bepaalde jongeren aan. Het is geen toeval dat hij hier stopte, hij heeft mij ook al proberen te pakken.” Vriend: “Pfff, quel con.”

Benjamin: “Ik verkocht vooral aan dealers, meestal cokedealers. Die hebben thuis altijd een wapen liggen”

Benjamin draait zich weer om naar mij, we gaan verder met het gesprek.

Zone Zuid

2009

2008

Anderlecht

2009

2008

Sint-Gillis

2009

Diefstal met wapens

350

244

165

107

136

102

Diefstal met geweld, zonder wapens

1858

1056

880

423

747

733

19

17

21

18

Diefstal van wapens en explosieven

Erasmix magazine

Moi-même j’étais un gamin

© Daisy van de Zandschulp

Erasmix: Hoe is het voor jou allemaal begonnen? Benjamin: “Heel toevallig eigenlijk. Ik kende iemand die snel van tien geweren af moest, hij had problemen met de politie en ging ervandoor. Ik heb die wapens overgekocht pour un prix banane, voor een appel en een ei. Ze kostten mij €1000, niet meer.”

zou verkopen natuurlijk. Maar als ik dacht dat het voor iets anders dan verdediging was, zou het een njet geweest zijn.”

4

50


Benjamin: “Als het wapen voor iets anders dan verdediging diende, was het njet”

Erasmix: Hoe gebeurde de transfer, de eigenlijke verkoop? Benjamin: “Dat gebeurde altijd buitenshuis, in de auto of ergens op straat, goed verstopt natuurlijk. Ik ging de wapens nooit zelf afgeven, dat liet ik één van de kleine mannen doen. Daar betaalde ik hen €100 voor. Ik vergezelde de jongen altijd naar de plaats van de afspraak en toonde hem wie de koper was. Ikzelf bleef op de achtergrond.”

Als meisje? Onmogelijk. Erasmix: Waarom ben je er na twee jaar mee gestopt? Problemen met de politie? Benjamin: “Neen nooit gehad, maar het was te risicovol. Ik wilde stoppen voordat ik problemen zou krijgen. Ik moet wel zeggen dat ik er geen spijt van heb, j’ai bien mangé dessus, ik heb er veel mee verdiend. Op het einde verkocht ik ook enkel nog des armes blanches (des armes qui tirent à blanc, dwz losse flodders). Bij deze wapens weerklinkt een echt schot, maar er worden geen kogels afgevuurd. Zo’n wapens worden gebruikt om mensen bang te maken, bij overvallen waarbij de daders niemand willen verwonden. Er wordt ook bijna alleen mee in de lucht geschoten.” Erasmix: Stel dat ik een wapen zou willen kopen, wat zou ik dan als eerste moeten doen? Benjamin: “Jij, als meisje? Onmogelijk!”

© Daisy van de Zandschulp

Erasmix: Oké, als ik een jongen was dan? Benjamin: “Het zou echt niet gemakkelijk zijn en het zou veel tijd in beslag nemen. De tijden zijn veranderd, het is echt niet zo simpel om aan een vuurwapen te geraken. Nu in 2010 is alles moeilijker geworden.” Erasmix: Wanneer de media dus beweren dat het doodsimpel is om in Brussel aan een vuurwapen te geraken, hebben ze het fout? Benjamin: “Ja, want het is helemaal niet zo vanzelfsprekend. Zonder contacten kom je nergens. Zelfs ik zou op het Lemmensplein (het Anderlechtse plein dat bekend staat als de draaischijf van de Brusselse wapenhandel) niets kunnen kopen, gewoon omdat ik er niemand ken.” Benjamin zet mij thuis af. Hij kijkt me in de ogen en zegt: “je weet wat ik gezegd heb, pas un mot.”

Benjamin: “Ik heb er helemaal geen spijt van. J’ai bien mangé dessus”

© Lore Verstraeten

Reactie van C. Tesse, commissaris bij Zone Zuid “Wij zien jaar na jaar een daling in de criminaliteitscijfers, maar deze worden meestal op een heel subjectieve manier geïnterpreteerd. Als er in een maand twee autodiefstallen gepleegd worden en de maand daarop vier, dan zijn de criminaliteitscijfers zogezegd verdubbeld.” “Ik ben een politieagent in uniform, dus wordt er veel voor mij verstopt wanneer ik mijn ronde doe. De mannen die in burger de straat opgaan zien veel meer. Niet dat zij zomaar op wapens stoten, maar kleinere misdrijven zien ze veel vaker gebeuren.” “Natuurlijk zeggen die jongerenbendes dat ze niks misdoen. Het is altijd hetzelfde, zij zijn de goeien en wij de slechten.” “Over concrete wapenfeiten kan ik niets vertellen. Zo’n delicten worden op federaal niveau geregeld, er bestaat een speciale eenheid voor. Jullie kunnen proberen hen te bereiken, maar wapens en wapenfeiten zijn een hele delicate zaak. Het zou mij verwonderen dat zij jullie iets meer willen vertellen.” En inderdaad. Hoewel we belden met een verantwoordelijke binnen deze speciale eenheid die ons beloofde terug te bellen, deed hij dit niet. We probeerden tevergeefs nog een paar keer contact op te nemen, maar niemand wou ons verder te woord staan.

Reactie van Karim en Ajoub Een groepje jongeren hangt rond in de winkelstraat van Anderlecht. Wanneer we hen vragen of je zonder wapens kan overleven in de jungle van Kuregem, reageren ze kregelig. “Het is niet omdat we hier in groep samen zitten dat we gewapende criminelen zijn. Er zijn dagen waarop de politie ons wel tien keer controleert. Ze kijken dan niet enkel onze identiteitskaarten na, we worden volledig gefouilleerd. Ze behandelen ons echt als honden en wie geen respect geeft, krijgt er ook geen terug”, aldus Karim (22). “Ik geef toe dat we mee gedaan hebben met de rellen (24 mei 2008, red.), maar dat is de enige manier die we nog hebben om ons te verzetten. Naar woorden luisteren ze niet, geweld is het enige dat ze niet kunnen negeren.” Zijn vriend Ajoub (19) springt bij: “Als tien skinheads een Marokkaan in elkaar slaan, wordt er amper naar gezocht, laat staan dat ze opgepakt worden. Maar als wij hier op ons gemak een jointje roken, zit de politie meteen achter ons aan. Er zijn ook politieagenten waar we wel mee overeen komen hoor, tegen hen zullen we dan ook altijd vriendelijk zijn.” Erasmix magazine

5


De jeugd vogelt erop los

© Maarten Thibaut

Ruben Hermans is 24 en studeert aan de KU Leuven voor burgerlijk ingenieur, maar naast zijn studies heeft hij één grote passie. Sinds zijn twaalfde is Ruben duivenmelker en heeft hij al talloze prijzen gewonnen. Bovendien is hij ook voorzitter van de West-Europese jeugdcommissie voor postduivenhouders, een organisatie die activiteiten en vergaderingen organiseert voor jonge duivenmelkers. Een gesprek met een jongeman die zot is van duiven. Heleen Mesellem, Maarten Thibaut Erasmix: Hoe ben jij begonnen met duivensport? Ruben Hermans: “Onze buurman had een duivenkot en hij vroeg me om ‘s zondags niet in de buurt te spelen, omdat dit de duiven wegjoeg. Als beloning kreeg ik vier duiven. Na een tijdje was ik twee van deze duiven verloren en ben ik bij een andere duivenmelker in de buurt gaan vragen of hij ze toevallig had gezien. De man had zoveel medelijden met mij dat hij me een paar van zijn goede duiven gaf. In 1998 heb ik me dan ingeschreven, ik was twaalf jaar. In het duivencafé waar ik mijn hoklijst (inschrijvingsformulier voor duivensport, bevat alle duiven die eigendom zijn van het lid, red.) indiende werd ik met open armen ontvangen. Erasmix magazine

6

Ze hadden eindelijk een ‘jonge opvolger’ en waren dan ook heel gul met goede raad. Wat later bezocht ik met mijn vader een duivenverkoop in de buurt. Ik keek mijn ogen uit naar de duurste duif, een prachtexemplaar. Even later kwam de koper naar me toe en zei dat hij een geschenkje voor me had. Hij stopte de duif in mijn handen en drukte me op het hart er goed zorg voor te dragen. Zo ben ik in de sport gerold.” Erasmix: Hoeveel tijd steek je in je duiven? Ruben: “Het is een full-timejob. Het is niet altijd even gemakkelijk want er is niet meteen rendement en je moet echt geduld hebben. Daarom is het zo moeilijk voor jongeren om te beginnen met duivensport. Het is een prachtige hobby, maar ze slorpt enorm veel tijd op. Je staat ermee op en gaat ermee slapen.” Erasmix: Is het dan niet moeilijk nu je op kot zit? Ruben: “Ja, heel moeilijk. Aanvankelijk pendelde ik, maar dat kostte uren per dag. Mijn vader zag dat het een moeilijke situatie was, bovendien had hij de smaak ondertussen zelf te pakken. Tijdens de week verzorgt hij de duiven, tijdens het weekend neem ik ze weer over. In het begin heb ik hem vaak op foutjes moeten wijzen, maar nu heeft hij alles prima onder de knie.” Erasmix: Wat houdt die verzorging precies in? Ruben: “Om te beginnen moeten de duiven eten krijgen natuurlijk. Daar komen nog voedingssupplementen en inentingen bij. Ik doe bijna alles zelf en heb me al aan chirurgisch werk gewaagd. Een gebroken poot of vleugel spalken is geen probleem, ik heb zelfs al eens een poot geamputeerd. Een duif herstelt heel snel en eigenlijk is de verzorging niet zo moeilijk.”


© Maarten Thibaut

Ruben: “Mannetjes willen direct seks bij thuiskomst”

Erasmix: Hoeveel duiven heb je ? Ruben: “Ik heb er een honderdtal. Ze zijn opgedeeld in twee categorieën. Eerst zijn er de echte vliegduiven waar ik wedstrijden mee vlieg en daarnaast zijn er de duiven die vroeger goed gevlogen hebben, maar die nu dienen om te kweken.” Erasmix: Verdien je er geld mee? Ruben: “Op dit moment is het ongeveer een nuloperatie. Er zijn inkomsten, maar er zijn ook heel wat uitgaven. De voeding is duur, je moet regelmatig naar de veearts voor vaccinaties en dan zijn er nog de medicijnen en de voedingssupplementen. In 2008 heb ik wel een grote verkoop van 136 duiven gehad. Ik heb toen gemiddeld 200 euro per duif verdiend.” Erasmix: Wat zijn de kenmerken van een goede duif? Ruben: “De enige echte parameter is de duiven meegeven op een vlucht en kijken of ze presteren. Je kan wel zeggen van een duif dat ze atletisch is, wanneer ze veel spieren, een zachte pluim en een mooi oog heeft. Maar als de duif de hersenen niet heeft, dan kan je er ook niet veel mee doen. Het verstand van de duif is het belangrijkste en daar kan je niet in kijken. Na tien vluchten kan je zeggen: dit is een superduif en deze is te dom om om te vallen.” Erasmix: Zit er toekomst in het duivenmelken? Ruben: “Enerzijds kampt onze sport met een sterke vergrijzing, anderzijds komen er ook leden bij, wanneer mensen met pensioen gaan bijvoorbeeld en extra tijd hebben. Maar ook het hoge niveau van de concurrentie schrikt af. Wie pas begint is kansloos tegen de professionals en zo verliezen velen snel de moed. Jongeren beginnen ook moeilijk omdat je niet onmiddellijk resultaat ziet. Je moet geduld hebben. Een ander nadeel aan de duivensport is dat je gekluisterd bent aan huis. Je moet altijd voor je duiven zorgen en je kan niet zomaar met vakantie gaan. En zoals ik zei, de kosten zijn niet min.” Erasmix: Zie je jezelf nog lang verder doen ? Ruben: “Mijn hele leven! Ik ben niet van plan om te stoppen! Bij mij staat alles in het teken van mijn duiven.” Erasmix: Wat is je ambitie nog ? Ruben: “Ik wil absoluut schitteren in nationale kampioenschappen. Een nationale overwinning behalen en dus de beste worden van België, daar droom ik van. Ik heb al een aantal hoogtepunten meegemaakt, zoals toen ik in 2007 vijfde werd op het nationaal kampioenschap in een bepaalde categorie. Ook mijn derde plaats in het Vlaams kampioenschap vond ik schitterend.”

Erasmix: Wat doe je als je duiven vliegen tijdens een wedstrijd? Ruben: “Een half uur op voorhand, als de duiven gaan landen, dan worden mijn vader en ik gek! Dan is er echt ontzettend veel span-

Erasmix: Waarom komen duiven eigenlijk altijd terug? Ruben: “Duiven worden gemotiveerd door hun partners. Ze weten dat ze seks krijgen als ze thuiskomen. Bij aankomst willen de mannetjes dit meteen, terwijl de vrouwtjes eerst iets eten en drinken vooraleer ze gaan paren! (lacht) Er zijn ook duiven die door hun jongen of hun eieren gemotiveerd zijn. Net zoals bij wielrennen en elke andere topsport is de voorbereiding heel belangrijk. De duiven moeten op het perfecte gewicht zitten. Net als topsporters kunnen duiven echt pieken, maar ze kennen eveneens dipjes.” Erasmix: Je bent nog zo jong en toch heb je al zoveel ervaring, waar heb je alles geleerd? Ruben: “Ik heb heel veel geleerd van andere duivenmelkers. En als je er zoveel mee bezig bent, dan leer je vanzelf veel bij. Ik doe het met heel mijn hart en dat zal altijd zo blijven.”

Vinkenzetten “Mijn jaar is goed gevuld, vertelt Koen (24). Van september tot april ben ik intensief bezig met biljart. Onze ploeg speelt mee in het Belgisch kampioenschap en we doen het daar absoluut niet slecht! Maar zodra Frank Deboosere zon voorspelt, trekken we met de vinken naar buiten. Ik ben een vinkenzetter. Mijn ouders hebben een café waar ik al van kleins af aan in rondcross. Ik ben wel eens weg geweest, maar toch. Vinken hebben dat ook hé. Als die ontsnappen, blijven ze rond hun kooi fladderen. Ze willen precies de rest niet missen. Trouwens, toen ik hier niet woonde moest ik op zaterdagen nog vroeger opstaan om hier op tijd te geraken!” “Vinkenzetten is een sport waarbij ik waarschijnlijk uitleg moet geven? In de zomermaanden is er een paar keer per week concours. We zetten ons op een lijn, elk met een turfstok in de hand en voor ons een kooitje met een vink van iemand anders. Dan is het wachten. Wachten op welke vink het beste zingt. We rekenen in suskewieten. Dat is een bepaald melodietje dat elke vink zingt. Zelf heb ik niet veel vinken meer. Al dat onderhoud, daar kruipt te veel tijd in. Zo’n vink is niet zindelijk. (lacht)” “Erg spannend is het allemaal niet, moet ik toegeven. Maar de gezelligheid is wat telt. De gemiddelde leeftijd is hier 65 jaar. En dat is dan nog nadat ik het gemiddelde met tien jaar omlaag getrokken heb. Ik vind het niet zo erg om hier geen jong volk tegen te komen. Mijn vriendin studeert ook nog. Dat steekt soms, want als zij ’s avonds weg wil kan ik nooit mee tot vier uur ’s ochtends. Ik moet hier om acht uur zitten. Eigenlijk staan de vinken nog scherper om zeven uur, maar ik ben nog niet zó gek om dan al klaar te staan.” “Zal ik eens iets zeggen? Ik heb nog gevoetbald. En geen cafévoetbal of kicker hoor. Dat hoort zo als je een jongen bent geloof ik, want echt leuk vond ik het niet. Maar de jeugd heeft geen ruggengraat. Ze zouden eens een hobby moeten zoeken die hun echt ligt, in plaats van de kudde te volgen naar het grasveld. Mijn vinken zijn veel verdraagzamer dan de gemiddelde voetbalcoach en mijn medespelers veel minder competitief. Alhoewel, er zijn er die hun vinken hoestsiroop geven. Epo in de vinkensport. Dat had je niet gedacht hé!”

Koen: © Heleen Messelem

Erasmix: Zijn er ook al dieptepunten geweest ? Ruben: “Ik ben ooit een superduif kwijtgespeeld op een vlucht, daar was ik toch een tijdje niet goed van. Een reis kent dan ook vele gevaren. Een duif kan aangevallen worden door een roofvogel, zoals een slechtvalk of een havik. Ook hoogspanningskabels maken slachtoffers, wanneer een duif daar met een snelheid van 100 km per uur tegen vliegt is hij op slag dood. Slechte weersomstandigheden zijn gevaarlijk: extreme hitte zorgt voor uitdroging, bliksem en regen verstoren dan weer het oriëntatievermogen.”

ning en ijsberen we door het gras. Ik herken mijn duiven meteen, ook al zijn ze nog in de lucht. Ze hebben allemaal hun eigen karakter en gedrag. Het zijn heel slimme beesten.”

“Vinken zijn verdraagzamer dan een voetbalcoach en mijn medespelers minder competitief” Erasmix magazine

7


Verscheurd tussen Allah en Ali Homoseksualiteit bij moslims

Een paar weken geleden werd een homoseksueel koppel van Maghrebijnse afkomst in elkaar geslagen vanwege hun geaardheid. Waarom moesten deze jongens eraan geloven? Is dit de prijs die homoseksuele moslims betalen voor hun liefde? Zijn er wel moslims die openlijk een partner van hetzelfde geslacht hebben? En zo ja, hoe reageert hun omgeving daarop? Om een genuanceerd beeld te krijgen over de situatie lieten we verschillende stemmen binnen de islam aan het woord. Een allochtone homoseksueel, een islamleerkracht en een imam geven hun mening en visie op het onderwerp. Ook Merhaba, een vereniging die werkt rond homoseksualiteit, geven wij het woord. Lamiaa Al Hammoumi, Sebastiaan Van Hoorebeke, StĂŠphane Van Bol Erasmix magazine

8

Š Daisy van de Zandschulp


Saïd: “Ik bid geen vijf keer per dag, ik ga niet naar de moskee, dus weet ik niet wat imams prediken en dat is maar goed ook.” © Daisy van de Zandschulp

De eerste stap van onze zoektocht was het bezoeken van Khaled, een holebi-moslim die we kennen. Het off the record toegeven van zijn geaardheid was vanzelfsprekend. Maar bij de vraag of een interview mogelijk was, kregen we een blik vol onbegrip als antwoord. Zodra de camera verscheen was hij opeens ‘voor de meisjes’. “Ik ben eigenlijk niet echt homoseksueel, dat is maar een spelletje dat ik speel. Mijn voorkeur gaat natuurlijk naar de vrouwen”, aldus Khaled, een Belg van Marokkaanse afkomst. Toen sloeg de realiteit ons als een natte dweil in het gezicht, vinden was geen probleem, aan de praat krijgen wel.

Saïd, of toch niet? Met een beetje hulp van de goden vonden we toch iemand die bereid was ons te woord te staan. Saïd is een jonge dertiger en zoon van een Marokkaanse vader en een Belgische moeder. We ontmoeten hem in de roze buurt van Brussel aan de Kolenmarkt. Onmiddellijk deelt hij ons mee dat hij heel open is over zijn homoseksualiteit. Het verbaast ons dus wel dat hij anoniem wil blijven en een pseudoniem gebruikt, Saïd is zijn echte naam niet. Ook weigert hij om gefilmd te worden. Het onderwerp ligt zonder twijfel heel gevoelig in de moslimgemeenschap. Zo is Saïds naaste omgeving nog niet op de hoogte van zijn geaardheid en is hij zeer afwachtend om met het nieuws op de proppen te komen. Volgens ons is hij dus nog niet uit de kast gekomen, maar hier gaat hij niet mee akkoord. “Eigenlijk kom ik er wel voor uit. Ik heb het al tegen enkele familieleden gezegd, zoals één van mijn broers en een tante. Voor de rest heb ik het gezegd tegen goede vrienden, waarvan ik weet dat ze er voor openstaan. De vrienden die het nog niet weten, zijn meestal ook geen echte vrienden. De meeste van mijn goede vrienden zijn trouwens ook holebi. Ik heb er helemaal geen behoefte aan om mijn homoseksualiteit luidkeels te verkondigen. Waarom? Omdat ik geen zin heb om het boegbeeld van de moslim-holebigemeenschap te worden, vooral richting media. Zeker niet als je ziet hoe allochtonen worden afgeschilderd. Zodra de islam aan bod komt is er geen debat meer, maar wordt het een echte lynchpartij !” Saïd noemt zichzelf half katholiek, half moslim. Hij beleeft de islam op zijn manier: zo bidt hij geen vijfmaal per dag en bezoekt hij geen moskees. Hij ziet het geloof eerder als een leidraad in zijn leven. “Ik weet niet of ik representatief ben voor dé moslim, maar die bestaat sowieso niet. Ik weet ook niet wat de imams prediken over holebi’s, en dat is misschien maar goed ook.” Volgens Saïd is homoseksualiteit zoals we die kennen in België, als een liefdevolle relatie tussen twee volwassen mensen van hetzelfde geslacht, niet beschreven in de Koran. Daarom staat hij niet stil bij wat wel en niet mag volgens de Heilige Schrift. Saïd is vooral op zoek naar zichzelf, naar het verzoenen van de moslim met de homoseksueel. “Ik denk dat je als holebi sowieso veel bezig bent met je identiteit. Je vraagt je voortdurend af: waarom pas ik niet in de norm? Ik stel me dezelfde vragen. Wij als allochtone holebi’s kennen dus een dubbele kwetsbaarheid omdat we twee keer geconfronteerd worden met vragen rond onszelf. Het is een heel karwei om een evenwicht te vinden tussen de verschillende facetten van onze identiteit, namelijk het moslim en het homoseksueel zijn.”

De visie van een Islamleerkracht We zetten onze tocht voort en raadplegen een persoon met kennis van zaken. A. is al 19 jaar islamleerkracht in een Nederlandstalige Brusselse school en was onmiddellijk bereid ons te woord te staan. We vonden het interessant om te weten wat een godsdienstleerkracht zelf denkt over homoseksualiteit en wat hij aan zijn leerlingen vertelt over dit gevoelig onderwerp. A. wil anoniem blijven omdat hij vreest dat de informatie die hij ons geeft, zich tegen hem zal keren. Het gevaar is volgens hem dat sommige van zijn leerlingen hem niet meer geloofwaardig zullen vinden in zijn functie als islamleerkracht. Hij riskeert te veel door ons openlijk te woord te staan. Het eerste wat A. ons vertelt is dat hij aanvankelijk erg negatief stond tegenover homoseksualiteit. “Mijn mening over homoseksualiteit is door de jaren heen geëvolueerd. Vroeger was ik radicaler, het was iets dat ‘niet kon’. Ik beschouwde het als onnatuurlijk en misschien ook als een soort ziekte. Het was een beschadiging van een vriendschappelijke relatie en een spijtige zaak.” A. werd eens geconfronteerd met een leerling die een extreme mening verkondigde. “Tijdens de les zei een leerling eens dat alle homoseksuelen de dood verdienen. Het was in mijn beginjaren als islamleerkracht en mijn mening was toen nog niet die van vandaag. Toch vond ik het toen al niet kunnen dat je alle holebi’s de dood toewenst. Mijn oordeel is dus nooit al te radicaal geweest.” “Omdat ik me informeerde via boeken en in contact kwam met holebi’s is mijn standpunt nu veel genuanceerder. Homoseksualiteit beschouw ik nu als evenwaardig aan heteroseksualiteit. Ik besef dat deze mensen vooral het slachtoffer zijn van hoe de rest van de maatschappij naar hen kijkt. Het heeft tijd gekost, maar nu heb ik begrip voor holebi’s.” Maar de mening van A. over homoseksualiteit is nog niet 100 procent positief. “Ik heb nog een probleem met het seksuele aspect bij holebi’s. Seks dient in mijn ogen om jezelf voort te planten, wat voor holebi’s niet mogelijk is. Hier stel ik mij nog enkele vragen rond. Misschien zal ik over enkele jaren antwoorden krijgen op deze vragen, maar dat is nu nog niet het geval.” “Ik heb een neef die homoseksueel is. Hij leeft in Marokko en durft er niet over te spreken. Toen hij mijn gematigde mening hoorde tijdens een gesprek is hij er met mij over komen praten. Hij was blij dat hij eindelijk iemand in de familie gevonden had om over zijn geaardheid te spreken. Hij durft er niet voor uit te komen omdat hij als moslim vreest voor negatieve reacties en om verstoten te worden.” En wat zou A. doen als zijn eigen zoon homoseksueel was? “Ik zou het er moeilijk mee hebben. Het zou tijd kosten om het te aanvaarden, maar het blijft wel mijn zoon. Ik zou hem misschien zelfs meer liefde geven om hem ervan te overtuigen dat ik hem graag zie en hem aanvaard zoals hij is.”

Erasmix magazine

9


Vandaag denkt de islamleerkracht dat je moslim kan zijn met gevoelens voor mensen van hetzelfde geslacht. “Wie ben ik om te zeggen dat een holebi geen moslim meer is. Het is niet aan mij om over deze mensen te oordelen, dat zal God wel doen. Zolang je niemand schade berokkent moeten de mensen respect tonen. Als er vandaag een leerling tegen mij zou zeggen dat hij of zij holebi is, zou ik er met die leerling over praten. De Koran zou ik er waarschijnlijk niet bijnemen omdat het vers dat over homoseksualiteit gaat, heel vaag is en in zijn context geplaatst moet worden, net zoals alle andere verzen trouwens.” “Homoseksualiteit is voor moslims een groot taboe. Dit heeft te maken met oppervlakkige kennis over het onderwerp in de moslimgemeenschap. Seksualiteit is al moeilijk bespreekbaar in de islam, laat staan homoseksualiteit. Er is geen open discussie mogelijk omdat een grote meerderheid van de moslims homoseksualiteit niet aanvaardt of doet alsof het niet bestaat. Iets wat niet bestaat moet ook niet besproken worden. Dit is ook het standpunt van veel moslimlanden: homoseksualiteit is een verzinsel, punt.”

islamitische Regenboogliefde In moslimlanden kunnen holebi’s blijkbaar nergens terecht voor steun, vermits homoseksualiteit er ‘niet bestaat’. Gelukkig vinden allochtone holebi’s in België wel een organisatie waar ze al hun vragen omtrent hun geaardheid kunnen stellen. Merhaba is een organisatie die is opgericht voor en door allochtone holebi’s uit Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Turkije. Ze is gevestigd in de homobuurt van Brussel, aan de Kolenmarkt. Doel is de situatie van allochtone holebi’s in België te verbeteren. Merhaba betekent zowel in het Arabisch als in het Turks ‘Welkom’. Bij Merhaba krijgen ze veel vragen te verwerken zoals bijvoorbeeld ‘Kan ik een goede moslim en tegelijkertijd holebi zijn?’ De organisatie werkt ook aan een mentaliteitswijziging tegenover allochtone holebi’s. Merhaba probeert met haar werking een genuanceerd beeld te geven van de Maghrebijnse holebi. Dit door een dialoog op te starten in plaats van de confrontatie op te zoeken. De nadruk ligt bij de meeste holebi-organisaties op de ‘coming out’, maar Merhaba concentreert zich meer op de ‘coming in’. Hierbij helpen ze de leden om hun geaardheid te aanvaarden en op zoek te gaan naar hun identiteit.

Erasmix magazine

10

Imam Yacob Mahi De volgende etappe van onze zoektocht brengt ons bij theoloog en imam Yacob Mahi. Hij heeft een redelijk tolerante kijk: “Seks is binnen de islam niet enkel een manier van voortplanting, maar het is ook vooral een uiting van de harmonie tussen man en vrouw. In een homoseksuele relatie is die harmonie onmogelijk. Ik zou het zeker geen ziekte noemen, daarom ontken ik het ook niet. De onderdrukking in sommige islamitische staten heeft niets met islam te maken. Een moslim blijft een moslim, ook al is hij homoseksueel en begaat hij daardoor een zonde.”

islamleerkracht: “Tijdens de les zei een leerling dat alle homoseksuelen de dood verdienen”

“Ik wil wel waarschuwen voor banalisering, hiermee bedoel ik de acceptatie van holebi’s en de gevolgen daarvan zoals het homohuwelijk en de ‘Gay Pride Parade’. Dit evenement toont aan hoe iets abnormaals gerelativeerd en aanvaard wordt door de samenleving.” Na zoveel rond te hebben gewandeld tussen de terrasjes van de Kolenmarkt verlangen we naar een fris pintje in het zonnetje. We komen tot de conclusie dat het een fabeltje is dat homoseksualiteit bij allochtonen niet bestaat. Het taboe daarentegen staat nog erg stevig. Toch lijkt de deur voor een mentaliteitswijziging op een kier te staan. Gezagshebbende figuren zoals de imam verkondigen ideeën die eerder tolerantie dan haat prediken. Tijdens het bespreken van onze ervaringen hoort onze buurman op het terras waarover we het hebben. Hij spreekt ons aan en zegt dat hij zelf ook wat te vertellen heeft: “Mijn vriend is Turks. Toen zijn familie over zijn homoseksualiteit hoorde werd hij zonder pardon buiten gezet. Ze moesten niets meer van hem weten, van zijn liefdesleven zo mogelijk nog minder. Jullie hebben het over een taboe, maar volgens mij mag je het gerust censuur noemen. Ze hebben het niet in zoveel woorden gezegd, maar mijn vriends familie liet duidelijk blijken dat ze het holebi zijn als een ziekte beschouwt.” Hier hebben we het weer, die ziekte. Het doet ons denken aan een opvallend citaat van Saïd, toen we hem vroegen wat hij zou willen zeggen tegen mensen die vinden dat homoseksualiteit een ziekte is: “Dat zegt meer over hen dan over mij.”

islamleerkracht: “Veel moslimlanden vinden homoseksualiteit een verzinsel”

Merhaba: “Bij ons ligt de nadruk op © Stéphane Van Bol

Merhaba zocht door de jaren heen vaak contact met andere minderheidsorganisaties, maar dit liep niet van een leien dakje. Er kwam veel discussie aan te pas en ze moesten zich vooral bewijzen op ‘het terrein’. Maar nu enkele jaren later werkt Merhaba samen met enkele grote organisaties. Voor hun dichtwedstrijd, ‘Liefde, breng ons dichter’ werken ze samen met KifKif, Minderhedenforum, Steunpunt Allochtone Meisjes en Vrouwen en Regenbooghuis Brussel. Merhaba organiseert verschillende activiteiten voor haar doelgroep. Zo hebben ze maandelijks een café in Brussel, ‘Merhabar’. Ze organiseren ook fuiven zoals de ‘Arab Funky Party’ en ‘Souk Del

Mundo’. De eerstvolgende editie is op vijftien mei in Brussel. Op diezelfde dag trekt ook de jaarlijkse ‘Gay Pride Parade’ door de hoofdstad.

coming in in plaats van coming out”


© Lore Verstraeten

Gedurfde verfilming belandt in Cannes Piepjong zijn en met je afstudeerproject geselecteerd worden voor Het Filmfestival van Cannes. Het zal je maar overkomen. Regisseur Gust Van den Berghe (24) studeerde vorig jaar af aan het RITS en maakt met zijn film ‘Little Baby Jesus of Flandr’ op 14 mei kans op de begeerde Caméra d’Or. Alleen een regisseur met ballen durft het aan om een verhaal van Felix Timmermans te verfilmen met een onervaren en allesbehalve alledaagse crew. Binnenkort op de Croisette, maar nu nog even in hartje Schaarbeek. “Film is eigenlijk de studie van het leven. Ik werd erop verliefd en het geeft me enorm veel energie.” Lore Verstraeten

Gust Van den Berghe

Erasmix: Waarom je inspiratie voor de film halen bij een oerVlaams toneelstuk als ‘En waar de Sterre bleef Stille Staan’ van Felix Timmermans ? Gust Van den Berghe: “Heb jij dat stuk al gezien?”

een auditie georganiseerd en van daaruit een film gedraaid. Het was voor hen soms wel verwarrend, maar ze hebben zich goed geamuseerd en het was een heel aangename ervaring. De eerste repetities heb ik meer dan eens gevloekt. Het was veel zwaarder dan verwacht. Ook kreeg ik flink wat negatieve reacties. Sommige mensen dachten dat ik een freakshow voor ogen had, dat ik lachte met mentaal gehandicapten. Volledig onterecht natuurlijk! Het is heel raar, maar mijn film wordt al vergeleken met ‘Le Huitième Jour’, waar het gaat over mensen met het syndroom van Down. Ik kan je zeggen dat mijn film echt het tegenovergestelde is. Het gaat helemaal niet over gehandicapt zijn, ik wil het er zelfs niet over hebben. Mijn doel was de acteurs ‘gewone’ rollen te laten vertolken in plaats van ‘de gehandicapte’ te spelen.”

Erasmix: Natuurlijk! Gust: (lacht) “Wel ja, daarom dus. Iedereen kent het. Ik heb het zelf ook gezien als kind en het leek me een heel toffe uitdaging om iets te nemen dat zo bekend is. Het is haast niet verfilmbaar, daar waren heel wat mensen het over eens. Een project gedoemd om te mislukken, een prachtige uitdaging! Het gaat over de schoonheid van het leven, over alles wat tussen goed en kwaad zit en hoe mooi elke mens kan zijn. Typisch Vlaams, maar toch ook universeel. Ik heb het zeker niet gedaan omdat ik een fan ben van Felix Timmermans. Ik vind het stuk niet goed geschreven, maar er zit zo veel liefde voor de mens in dat het wel een goede film moést opleveren.” Erasmix: Waarom koos je voor een zwart-witverfilming? Is het risico op een ouderwetse indruk niet te groot ? Of was het net een bewuste keuze omdat het verhaal dateert van 1924? Gust: “Nee, helemaal niet. Er zit nog steeds een enorme moderniteit in het werk en het zwart-witte duidt op het moderne karakter van de film. Het creëert tegelijk ook een nieuwe wereld die heel veilig en anders is dan die van ons. De dingen zijn ofwel zwart ofwel wit en dat past ook bij de inhoud van het verhaal.” Erasmix: De acteurs zijn, op twee personen na, mensen met een verstandelijke handicap. Vanwaar dat idee? Gust: “Het idee komt uit het verhaal. Het ademt een enorme puurheid uit en is heel oprecht en onschuldig. De karakters zijn erg ontwapenend en daarom vond ik dat het enkel door deze acteurs gespeeld kon worden. Mochten jij en ik erin acteren zou het direct iets pretentieus krijgen.” Erasmix: Hoe ben je bij hen terechtgekomen? Gust: “Ik heb in Turnhout, waar een groot deel gefilmd is, een paar instellingen bezocht. Daar heb ik vooral gekeken naar hoe ze reageerden op bijvoorbeeld kerstfeestjes. Nadien ben ik in dezelfde stad ook terechtgekomen bij Theater Stap, dat een dagcentrum voor mentaal gehandicapten koppelt aan theaterspelen. We hebben dan

Erasmix: Had je verwacht om geselecteerd te worden voor de Caméra d’Or, de prijs die het beste debuut bekroont? Gust: “Nee, absoluut niet. We hebben het ingestuurd en dan wacht je natuurlijk vol spanning op antwoord. Maar ik was meer met de feedback bezig dan met het festival. Het Filmfestival van Cannes is het grootste podium waar ik op kon hopen. Ik ga er in de eerste plaats naartoe om een film te tonen. Aanwezig mogen zijn is voor mij al een prachtige prijs.” Erasmix: Als we vooruit blikken naar de toekomst, zijn er dan nog plannen voor verdere filmprojecten? Gust: “Wel, ik ben nu bezig met schrijven. Het wordt een drieluik en de volgende film is voor mij het tweede deel. Thematisch gezien wil ik wel verder gaan op ‘Little Baby Jesus of Flandr’. Het is de bedoeling om de thema’s door te trekken, maar het lijkt me een slecht idee om hetzelfde concept nog eens te gebruiken. Ik zou het wel heel graag doen, want ik zie de acteurs allemaal graag. Maar de uitdaging zou dan veel kleiner zijn terwijl ik mijn grens absoluut wil opzoeken.”

Gust Van den Berghe:

“Een project gedoemd om te mislukken was voor mij een prachtige uitdaging” Erasmix magazine

11


De gloriejaren zijn voorbij © Stefan Bystram

We leven in een land van wielrennen en voetbal. Als Kim, Justine en sinds kort Yanina spelen, dan is België ook een land van tennis. Basketbal staat niet op die lijst van favoriete sporten. Hans Van Puyenbroeck

© Stefan Bystram

Vroeger hadden we Willy ‘de keizer’ Steveniers en daarna domineerden reuzen als Rik Samaey onze basketbalvelden, maar nu zijn het buitenlanders die ons land overrompelen. Enkele jaren geleden leek het tij te keren met enkele jonge talentvolle spelers zoals Sam Van Rossom. Maar die hield het na enkele jaren in onze competitie voor bekeken en verkaste naar Italië om daar het mooie weer te maken, of mee te maken. Toch is er nog baskettalent in ons land, maar waarom blijven we Amerikanen of Kroaten verkiezen boven onze eigen jeugd? Zijn onze landgenoten niet goed genoeg? We spraken met een talent, een ervaren Amerikaanse topper, een ex-prof en een vaste waarde in tweede klasse.

Dé prof tussen de profs

Eddie Gill: “Ik was verbijsterd hoeveel Amerikanen in deze competitie speelden”

© Stefan Bystram Erasmix magazine

12

Ik stap de Sleuyter Arena, het thuisfront van BC Oostende, binnen om met de Amerikaanse spelverdeler Eddie Gill te praten. Hij stapt door de catacomben met andere landgenoten. Ze grappen met elkaar om een verloren weddenschap en een tweetal meter voordat hij mij de hand komt geven gaat hij in pomphouding staan. “Give me three”, hoor ik de andere speler zeggen, waarna Gill driemaal pompt. De 31-jarige Eddie Gill is met zijn 1 meter 83 niet meteen de grootste, maar hij heeft wel al een groots palmares. “What’s up”, zegt de man tegen mij. Je voelt meteen dat een Amerikaanse speler over heel wat charmes beschikt. Bijna zeven jaar speelde hij in de NBA, de belangrijkste liga ter wereld. Hij maakte een korte stop in Griekenland en ging daarna naar Italië, dat door velen de beste competitie in Europa wordt genoemd. Daarna trok hij naar Moskou om daar een balletje te gooien. Als er iemand het wereldje kent is hij het wel. “Ik denk dat de topploegen in België een goed niveau halen, maar als ik ze vergelijk met Rusland, moeten ze zich toch gewonnen geven.” Hij kwam in november Oostende versterken. “Ik koos niet bewust voor België, ‘it just happened’”, zegt de Amerikaan. “Ik was verbijsterd hoeveel Amerikanen in deze competitie spelen”. Uiteraard is het niet te vergelijken met de NBA. “Daar ligt de snelheid van uitvoering tien keer hoger dan hier en de grootte van de spelers verschilt ook erg. Spelers zijn er ook enorm atletisch”, zegt Gill. “Het is tenslotte de beste competitie ter wereld”, voegt hij eraan toe. Maar Gill is niet erg onder de indruk van het talent dat hier rondloopt. “Ik heb niet echt goede Belgen zien spelen tot nu toe”, zegt hij. “De betere ploegen hier stellen buitenlanders op.” Op de vraag waarom er dan zoveel Amerikanen in ons land spelen heeft hij een eigen theorie: “Ik denk dat wij Amerikanen gewoon alle kansen grijpen of benutten die we krijgen. We

gaan er gewoon voor. Momenteel liggen er hier in België veel kansen voor het grijpen.”

De oude garde Vroeger hadden profploegen enorm veel kwaliteit van eigen bodem in huis. Eddy Mens was zo’n talent en hij speelde ook nog in de glorietijden. Hij geeft nu training aan de jongere spelers in en rond Antwerpen, bij Sint Jan Basket. Daar is hij de assistentcoach van de eerste ploeg in tweede nationale en neemt hij ook de juniors en de tweede ploeg voor zijn rekening. Na een training van twee uur zit ik even met de ex-international aan tafel. Mens is een man van twee meter en kreeg op jonge leeftijd een beurs van een college in Georgia. Hij speelde er vier jaar en ontmoette er de liefde van zijn leven. Na zijn collegejaren speelde Eddy zeven jaar op het hoogste niveau in ons land. “Ik was maar vier jaar prof”, zegt Mens, “daarvoor bestond dat niet, alleen de buitenlanders kregen een profstatuut.” Want vroeger waren er weinig buitenlanders in onze competitie, toch? “Destijds had ik twee Amerikanen in mijn ploeg, maar er waren ook vaak genaturaliseerde Amerikanen. Dus soms speelde je met tien Belgen en twee Amerikanen, maar eigenlijk waren het er vier.” Onze hoogste reeks had enkele jaren geleden een regel die ervoor zorgde dat een Belgische speler duurder was dan een buitenlander omdat je op de Belgen extra belastingen moest betalen. Nu is dat gelijkgesteld, maar toch krijgen onze jongens weinig kansen. “Die Amerikanen denken ook dat ze het warm water hebben uitgevonden”, zegt Eddy in zijn plat Antwerps accent. “You married one”, zegt Eddy’s Amerikaanse vrouw, al lachend in de achtergrond. “Ze hebben altijd hun status mee”, vertelt Mens verder. We hebben blijkbaar liever een derderangsbuitenlander dan onze eigen jeugdspelers. “Die Amerikanen zijn degelijk, want de meeste komen van goede collegeteams en krijgen daar specifieke rollen opgelegd”, zegt Mens. “Maar zodra ze hier aan de slag gaan, worden ze de held van het team en sommige van die jongens kunnen die rol niet aan.” Ons eigen spelers lijken dus gedoemd om in de schaduw te staan. “De beste Belgen gaan hier niet lang rondhangen, want ze kunnen in het buitenland veel meer geld verdienen”, zegt Mens. “En ze zijn dan te duur voor onze clubs.” Vroeger was het niet mogelijk om overal te gaan spelen. “De grenzen zijn nu open en dus kunnen de Amerikanen hier komen spelen zoveel ze willen, ook al moeten er vanaf volgend jaar vijf Belgen op het blad staan”, vertelt de Antwerpenaar. Maar dat kan blijkbaar gemakkelijk omzeild worden, want veel teams zetten vijf jongeren op het blad en steken hun overige budget in buitenlandse spelers. Onze jeugd krijgt steeds betere opleidingen, maar er zijn nog maar een paar instituten. Antwerpen en Gent proberen in eerste klasse met veel Belgen te spelen.


Talent op komst

Veel spelen doet Salumu nog niet, want de sterspelers van zijn team zijn... buitenlanders. “Je voelt je toch klein als Belg hoor,” zegt hij, “Amerikanen staan altijd een trapje hoger dan wij”. Als ik even later vraag of hij het niveau aankan verdwijnt de verlegenheid en kijkt hij op, “zeker”, zegt hij vol zelfvertrouwen, “fysiek sta ik er, alleen op tactisch gebied kan ik nog heel wat leren”. Hij wil binnen de drie seizoenen een vaste waarde te worden. “Het is altijd al een droom van mij geweest om in eerste te spelen, ik ga er dan ook helemaal voor.”

Tweede kleurt Belgisch

Erasmix: Waarom zitten onze eigen jonge spelers op de bank of verkiezen ze tweede klasse? Jeroen: “Jonge spelers willen spelen en gaan liever een reeks lager spelen, waar ze geen hele match op de bank moeten zitten. In eerste nationale krijg je een profcontract en is basketbal je hoofdberoep. In tweede nationale ben je een niet-professionele sportbeoefenaar en alles wat je verdient is in bijberoep. Je verdient dus dubbel.” Erasmix: Zou jij de stap naar eerste klasse willen zetten? Zou jij bijvoorbeeld je job of andere hobby’s aan de kant willen schuiven? Jeroen: “Ja. Uit nieuwsgierigheid en de drang om een bepaald doel te bereiken. Ik zou wel maar een contract voor een jaar tekenen. Ik ken genoeg spelers die na een jaar het bankzitten beu zijn. Tenzij de ploeg een satellietploeg heeft in tweede of derde nationale. Dan kan je wedstrijdritme opbouwen. De ploeg waar ik nu zit heeft een project om binnen de twee à vier jaar in eerste te komen. Mijn doel is om samen met deze ploeg te groeien tot in eerste klasse.”

Jean Salumu

Jeroen Van Haevermaet

Erasmix: Als je zo’n opleiding gevolgd hebt, ben je dan klaar om het ver te schoppen of eigenlijk niet? Jeroen: “In die scholen krijg je een bepaalde basis mee. Je leert er hard trainen en je ontwikkelt een inzicht in het spel. Dat is niet genoeg. Veel hangt af van de spelers zelf. Hoeveel tijd en werk ze nog in zichzelf willen investeren tijdens en na het seizoen. Het voordeel van die “scholen” is wel dat je makkelijker opgemerkt kan worden en misschien sneller kansen krijgt.”

Erasmix: Zijn Belgische basketspelers minder goed dan gemiddelde buitenlanders? Jeroen Van Haevermaet: “Ja, dat zijn meer basketbalgeoriënteerde landen. Met als gevolg dat de ontdekking, opleiding en opvolging van talenten veel beter is. Daar zit ook veel meer structuur in de jeugdopleidingen en ze hebben hoger opgeleide coaches.” Erasmix: Waarom komen veel Belgen amper aan bod in de competitie? Jeroen: “De beste Belgische basketbalspelers verlaten snel de Belgische competitie omdat die vrij gelimiteerd is qua budget en verdere ontwikkeling. Onze

Eddie Gill

Erasmix: Zijn er veel buitenlandse spelers in tweede klasse? Jeroen: “Dat valt goed mee, maar er wordt vaak gezegd dat de tweede nationale de eerste nationale voor Belgen is.”

© Hans Van Puyenbroeck

De 23-jarige spelverdeler, Jeroen Van Haevermaet, is een vaste waarde in tweede klasse bij Royal Aera Excelsior Bruxelles en zit boordevol ambititie.

Erasmix: Is een Amerikaanse derderangsbasketter beter dan een Belgische eersterangs? Jeroen: “Die Amerikaanse spelers zijn zeker niet beter, maar wel goedkoper voor een ploeg. De bond probeert dit aan te passen, maar er is nog veel werk. Het is wel al verbeterd tegenover vroeger.”

© Hans Van Puyenbroeck

Een verlegen jongeman stapt op me af en drukt me de hand. Jean Salumu is zijn naam en hij is een jeugdproduct van BC Oostende. De 19-jarige en 1 meter 94 lange jongeman heeft al zijn doelen van dit seizoen al bereikt. “Mijn seizoen ging veel beter dan verwacht,” zegt hij, “ik zit nu vast bij de kern.” Hij doorliep een programma van de basketbalschool in Oostende dat een drietal jaar geleden een nieuwe groep bijeen bracht. Naast de goede basketopleiding kunnen de jonge spelers verder groeien in satellietploegen (zusterploegen) van de profploeg waar ze genoeg speelgelegenheid krijgen.

eerste nationale wordt door buitenlandse spelers aangezien als een springplank naar de hogere Europese reeksen. Er is een continue stroom van jonge buitenlanders die een paar jaar hier spelen en dan hogerop gaan.”

© Hans Van Puyenbroeck © Hans Van Puyenbroeck

Dat basketbal niet meer de eerste zaalsport is in ons land wimpelt Mens af. “Er komt toch wel wat volk op af, ondanks de Europese successen van de volleybal teams. De Belgische basketclubs hebben allemaal mooie zalen neergezet en de mensen denken dat het niveau stukken hoger ligt aangezien er toch allemaal Amerikanen meespelen”, zegt Mens. “Nee volleybal heeft ons nog niet voorbijgestoken...” (Eddy wacht even, lacht en zegt:) “Ze staan misschien neffen ons, maar ze zijn ons niet voorbij.”

© Stéphane Van Bol

Optima Gent heeft tien landgenoten op papier staan. “Ze hebben ook het budget niet om het anders te doen.” zegt Mens. “Ze proberen nu wel een Belgisch project uit, dus hopelijk lukt dat. Er is is niet alleen meer geld nodig maar ook een betere organisatie,” zegt de ex-prof. “Onze talenten hebben trainers nodig die bekwaam zijn en ze moeten uiteraard ook kansen krijgen, want er is ook wat vriendjespolitiek mee gemoeid.”

Eddy Mens : “Die Amerikanen denken ook dat ze het warm water hebben uitgevonden”

Eddy Mens en zijn vrouw Erasmix magazine

13


Nacht van de duistere dans De inkomsthal is leeg. Voor mij ligt een grote zwarte ruimte waarin ik hier en daar een paar schimmen ontwaar. Mensen snellen me voorbij terwijl ze enthousiast kwetteren over de horrorfilm die ze net zagen. Een blond meisje van rond de twintig, volledig in het rood gekleed, draalt rond in een duister hoekje. Ze lijkt als twee druppels water op roodkapje en wordt opgewacht door een lange man die zijn gezicht verbergt achter een wolvenmasker. Op het Vampierenbal kan het niet luguber genoeg. Op weg naar de danszaal hoor ik in de verte de overbekende beat van Thriller weerklinken. In een pompende remix is het net alsof Michael Jackson zich onder de dansende vampiers bevindt. De koude rillingen lopen over mijn rug. Rode en gele lichtstralen flitsen in het rond in een voor de rest aardedonkere ruimte. Twee heksen slurpen geniepig van een bekertje waarvan de inhoud wel eens toverdrank zou kunnen zijn. Smeken ze misschien om de aandacht van Dracula of Frankenstein? Een Lara Croft look-alike rent en springt door de zaal, op zoek naar iets of iemand om te redden. Ik denk dat zij zich van feestje vergist heeft. Op de dansvloer dansen drie meisjes wild enthousiast in het rond op Kiss Of Death van Black Sabbath. Het bier spettert uit hun bekers. Plots word ik geduwd door een dronken weerwolf die me grijnzend aankijkt en dan verder waggelt. De meesten zullen zich de ziel uit het lijf dansen tot de eerste zonnestralen een nieuwe dag aankondigen. Maar ik vertrek vroeger, dromend van mijn bed na een bloederige nacht.

Lamiaa Al Hammoumi

© Lamiaa Al Hammoumi

Voor meer lekkers klik naar www.erasmix.be of erasmix10.wordpress.com © Lore Verstraeten

Only 4 Senses We poetsten onze braille even op, oefenden op blind typen en probeerden ravioli alvast blindelings te onderscheiden van frietjes met steak. Onze redactieleden trokken naar ‘Only 4 senses’. Een restaurant waar je gezellig kan dineren in het donker. Eten wordt er opgediend door blinden, die ons gidsen door deze ervaring. Luister mee naar een avond in het donker! © Stefan Bystram

Zot van de koers De voorjaarsklassiekers in het wielrennen zijn de momenten bij uitstek om als Belg weer fier te zijn op ons klein Belgenlandje. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië is er sprake van een fenomeen dat men het best als ‘wielergekte’ kan omschrijven. Onze reporter ging ter plaatse de sfeer opsnuiven om alles voor u in beeld te brengen.

Van Belgious in Barcelona

© Jelena Vreckem

Een inventieve geest en Belgische roots liggen aan de basis van het ongewone concept van Belgious. Sinds 2007 gaan de wafels, pannenkoeken en ijsjes als zoete broodjes over de toonbank. Iemand een ijsje met viagrasmaak?

Jasper Stuyven heeft dit jaar als enige Belg geschitterd in Parijs-Roubaix. Het 18- jarige wielertalent deed dat ook nog in de trui van de wereldkampioen. Een gesprek met de jonge hoop van België. Lees het interview en bekijk zijn prestatie in de Vlaams-Brabantse Pijl.

© Stéphane Van Bol

Erasmix magazine

14

© Maarten Thibaut

Jasper Stuyven

La Galerie Libertine Met een gigantisch aanbod van vulgaire internetporno zouden we bijna vergeten dat seks ook op een smaakvolle manier in beeld gebracht kan worden. In ‘La Galerie Libertine’ vind je een verzameling erotische kunstwerken. Van een mooie vrouwenkont tot een penis in chocolade. Onze fotoreportage geeft u een beeld van wat u daar mag verwachten!


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.