Jg10nr2 maart 2007

Page 1

Communiqué Het

Jaargang 10, nummer 2, maart 2007

Periodiek van het departement Communicatie van de Erasmushogeschool Brussel

The Ice-files

het water wind BelgiË stripland en de

de tekstballonnen doorprikt

Dossier religie

god weer beetje overal?

Mijnwerkers Redactie en productie: professionele bachelor Journalistiek

50 jaar na marcinelle

odjidja-ofoe

in het spoor van kompany

© Niklas Jutterstrom, Stockexchange


Inhoud

Roegoisie © Steven Vandenbergh

We willen zo graag tonen wat we kunnen. En we kunnen heel wat. We zijn laatstejaarsstudenten Journalistiek. Het is nog maar een kwestie van maanden eer we losgelaten worden in de professionele wereld, als de eerste bachelors Journalistiek. We zijn cakejes die bijna uit de oven mogen. In Het Communiqué staat dus heel wat lekkers te lezen. Met als rode draad ons eigen instinct. Onze eigen artikelkeuze. Ons eigen talent. Vandaar de grote verscheidenheid aan onderwerpen. We gaan van mijnwerkers over stripfiguren naar Mr. Brussels. Nu eens een sfeerstuk, dan eens een column, dan nog eens een interview. Alleen jammer dat ons bloed en zweet (tranen zijn voor mietjes) vaak een schreeuw in de woestijn blijven. Wie leest Het Communiqué? We moeten er niet flauw over doen, zoete broodjes zijn het allerminst. En toch, toch blijven we er onze tijd (en behoorlijk wat tijd) in stoppen. Voor de punten? Deels misschien. Maar er is meer dan dat. Het Communiqué maken is willen tonen wat je kan. Het is met een groep mensen een uitroepteken plaatsen na een volzin die we de voorbije drie jaar geschreven hebben. Daarom laten wij het relativeren lekker aan ons voorbijgaan. We vergaderen ons te pletter, en discussiëren met elkaar alsof ons leven ervan afhangt. Over foto’s en onderschriften, over titels en quotes, over punten en komma’s. Waarom? Omdat wij dat leuk vinden. En tegelijk is Het Communiqué een leerrijke oefening. Werken in groep, plannen maken, deadlines halen, stukken schrijven en herschrijven, holle woorden die gevuld worden in het redactielokaal. Journalistiek in de praktijk. Daarom, voor wie het lezen wil, en anders gewoon lekker voor onszelf: Het Communiqué. Benjamin Roeges, hoofdredacteur 2

Het Communiqué

3 6 7 8

De waarheid smelt:

Crystal meth: Doe mij maar zonder

50 jaar ‘On the Road’: En wijle weg

“Eeeeeek!” en “Gggrmbl!”

Dubbelinterview over het klimaat

Een blik op de Belgische stripwereld

11 Culinair: 12 Online gamen: lezen ze 14 Anders Het Communiqué toch niet:

De lekkere venten van Mr. Brussels Een blik achter de schermen

Eerstejaarsstudenten

15 16 Dossier religie: Een nieuwe ster aan het 20 Anderlechtfirmament?

Heeft de bachelor Journalistiek nut? Of kunnen we nog naar Hotel en Toerisme?

Wij werpen de eerste steen

22

Dat zijn praatjes voor de Vadis

Let niet te veel op de fauten, ze zien toch geen bal: Goalbal, voor visueel gehandicapten

23

“Oppositie? Nooit van gehoord.” Interview met Vlaanderens populairste burgemeester

24

Dossier mijnwerkers: Godfried Stockmans kwam waar de zon nooit schijnt

colofon

hoofdredacteur: Benjamin Roeges adjunct-hoofdredacteur: Johan Charlier eindredacteur: Jennifer Smits vormgever: Sacha Dierckx chef reportage: Melissa Moelants correctoren: Bram Goossens, Benjamin Pijpen, Stéphanie Steverlynck, Frank Van der Meeren redacteurs: Frederik Defossez, Alain Eliasy, Thibaud Lebbe algemeen hoofdredacteur: Patrick Pelgrims eindredacteur lay-out: André Lapeere taaladviseur: Dirk Mampaey met dank aan: Mathieu De Rijcke, Joost Goethals, Evi Metal


© Thibaud Lebbe

De waarheid smelt: dubbelinterview over het klimaat

Het klimaat is hip. De zee komt, het ijs smelt en de wind roert zich. Tsunami’s, orkanen, smeltende gletsjers en zeebevingen teisteren de wereldbol. Door het bos zien we de bomen niet meer, als die tenminste nog niet zijn weggevlogen door een windhoos. Want ook in ons land kan het al eens waaien. We spraken met Luc Debontridder van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) en met klimatoloog Philippe Huybrechts. 2006 bracht de warmste herfst ooit. Dat klinkt misschien wel als muziek in de oren, maar lang niet voor iedereen. Philippe Huybrechts onderzoekt op Antarctica de wisselwerking tussen het ijs en het klimaat. Luc Debontridder ziet op het KMI de bui al hangen. An Inconvenient Truth van Al Gore ligt nog vers in het geheugen. Maar wat staat ons nu precies te wachten? Krijgen we meer tornado’s in België? Luc Debontridder: “We weten dat er jaarlijks in België twee tot drie tornado’s voorkomen, afgelopen jaar waren dat er zes. Vaak zijn ze zo kort van levensduur dat niemand ze ziet. We zien ze enkel als ze schade aanrichten. In Amerika worden ze twisters genoemd, omdat die daar veel groter zijn in omvang en veel spec-

taculairder. In België is een tornado meestal zo’n tien meter breed en hij duurt maar een paar seconden.” Philippe Huybrechts: “Tornado’s krijg je nu zelfs als je van een warme periode overgaat naar een koude. Die zullen vermoedelijk wel meer voorkomen.” En orkanen zoals Katrina? P.H.: “In België? Neen. Die komen voor tussen de 10 graden en de 30 graden noorderbreedte.” L.DBR.: “Voor het ontstaan van een tropische cycloon zoals Katrina heb je bepaalde voorwaarden nodig. Het zeewater moet minstens 26 graden warm zijn. Ze kunnen niet ontstaan op de evenaar, enkel erboven of eronder. Er moet een groot verschil zijn in luchtvochtigheid en temperatuur op verschillende hoogtes en de wind moet constant veranderen van snelheid en richting. Wat wel zou kunnen,

is dat de intensiteit van die tropische cyclonen toeneemt, maar niet in België dus.” Intussen stijgt de zeespiegel wel. P.H.: “De laatste tien jaar stijgt het zeeniveau 3 millimeter per jaar. Dat is 30 centimeter per eeuw. Het probleem is dat het hierbij niet stopt, het blijft doorgaan. Nu goed, België kan zich daartegen wapenen. De dijken een halve meter verhogen volstaat. Maar er zijn andere plaatsen op de wereld waar dit niet zo vanzelfsprekend is.” L.DBR.: “Denk aan de Nijldelta. Vruchtbaar gebied dat overstroomt met brak water wordt onvruchtbaar, dat gaat enorme volksverhuizingen teweegbrengen.” Wordt dat veroorzaakt door smeltende ijskappen?

L.DBR.: “De stijging van het zeeniveau is niet zozeer een gevolg van het smelten van de ijskappen. Neem een glas cola en doe daar een ijsblokje in. Trek een streepje en wacht tot het ijs gesmolten is, en trek vervolgens weer een streepje, het niveau blijft hetzelfde. Het volume dat het ijs inneemt als het smelt wordt ingenomen door water en die stijging is verwaarloosbaar.” Waarom stijgt het zeepeil dan? L.DBR.: “De temperatuur van de aarde stijgt en daardoor ook die van het zeewater. Het is een misvatting dat als de ijsbergen smelten, België onder water loopt. In de film van Al Gore smelt de ijskap van Groenland in tien jaar tijd. Dat is onmogelijk.” Maar onze noorderburen leven grotendeels onder de zeespiegel... Het Communiqué

3


L.DBR.: “Ze hebben daar al enorme problemen gehad en enorme werken verricht om overstromingen te voorkomen. Nu is het zo dat ze in Nederland bepaalde delen die ze gewonnen hebben op zee, weer willen laten overstromen.” “Tegen 2100 verwachten wij een stijging van de zeespiegel tussen 11 cm en 88 cm. Dat laatste cijfer is voor de Nederlanders natuurlijk problematisch. Gelukkig hebben we in België dat probleem niet, wij worden nog min of meer beschermd door GrootBrittannië.” Dus wij blijven lekker droog? P.H.: “Naar het einde van deze eeuw zouden we evolueren naar het klimaat dat er nu is in het zuiden van Frankrijk. Het soort hittegolven dat we in 2003 gehad hebben, wordt dan een beetje de regel. Er zijn toen wel veel mensen gestorven.” L.DBR.: “Wij zijn zeker dat we in de toekomst in de zomerperiode meer dagen gaan krijgen met tropische temperaturen, hittegolven. Het aantal dagen in de zomer met temperaturen boven de 30 graden zal dus toenemen. In 2050 voorspellen wij een temperatuur die ongeveer 2 tot 3 graden hoger ligt dan wat we nu hebben, dat is nog draaglijk.” Als we Al Gore mogen geloven, dan gaan we er allemaal aan! P.H.: “Het enige dat hij meegeeft, is de wetenschappelijke consensus die al tientallen jaren bestaat.” L.DBR.: “Ik denk dat de film vooral reclame is voor de verkiezingen van volgend jaar in de VS. Op een zeker moment wordt een grafiek getoond die de toename van CO2 naast die van de temperatuur plaatst. Er is een verband, maar mocht de temperatuur in dezelfde mate stijgen als het CO2-gehalte, dan waren wij al lang dood. Die stijgen niet evenredig.” P.H.: “De opwarming van de aarde is

Wat is het belangrijkste broeikasgas? L.DBR.: “Dat zijn de wolken zelf! Omdat de wolken de warmte die de aarde afgeeft ook tegenhouden en dat in veel grotere mate dan CO2 dat doet. Het global warming potential van CO2 is wel groter, dat is een feit. Maar hoe hoger de temperatuur, hoe meer waterdamp we krijgen, hoe meer wolken.” Concreet: wat staat ons allemaal te wachten? L.DBR.: “De temperatuur zal blijven stijgen tot 2050. Volgens Engelse wetenschappers komen we zonder maatregelen dan bij een point of no return. Dan hebben we al zoveel CO2 uitgestoten dat het te laat is. Dan gaan we ons moeten aanpassen en dat heeft sociaal-economische gevolgen.” P.H.: “Het zeewater stijgt en de zomers worden droger. Dat betekent dat je een groter risico loopt op overstromingen.”

Vruchtbaar gebied dat overstroomt met brak water gaat enorme volksverhuizingen teweeg brengen.”

wél een heel ernstig probleem hoor.”

Nochtans zijn er heel wat mensen die het niet geloven. P.H.: “Die zijn onwetend of hebben slechte bedoelingen. Veel van die zogenaamde disbelievers zijn advocaten...” L.DBR.: “...of worden gesponsord door de industrie.” Frank Deboosere, de VRT-weerman,

4

twijfelt aan de menselijke betrokkenheid bij ‘global warming’. P.H.: “Hij is geen klimatoloog. Maar hij speelt in mijn ogen een kwalijke rol in het beïnvloeden van de publieke opinie. Ik wil niet zeggen dat hij een scepticus is of dat er kwade bedoelingen achter zitten. Hij is ook niet tegen global warming, alleen zegt hij dat de menselijke invloed niet bewezen is. Dat is niet mathematisch bewezen, maar wij twijfelen er niet aan.” (Frank Deboosere heeft ondertussen zijn standpunt aangepast, red.) L.DBR.: “Eind jaren 90 had je twee groepen, de believers en, vooral in Amerika, de non-believers. Wij Belgen keken zoals altijd eerst de kat uit de boom. Nu liegen de cijfers niet meer. Ze zijn er en we moeten toegeven dat ze er zijn door menselijke invloed. Ik denk niet dat daar nog discussie over bestaat.”

Het Communiqué

Hoe zit het dan met de gletsjers die wereldwijd verdwijnen? L.DBR.: “Ze hebben in de Alpen en de Pyreneeën tegenslag gehad met zeer uitzonderlijk warme zomers, gevolgd door zeer zachte winters met weinig sneeuw. Een paar jaar geleden smeekten ze om sneeuw voor de toeristen. Als de sneeuw die op gletsjers valt tijdens de winter niet dik genoeg is, smelt die sneeuw tijdens de zomer enorm snel en het ijs van de gletsjer

De aarde warmt op en het ijs smelt. Volgens KMI - expert Luc Debontridder en komt dan bloot te liggen. Dat ijs heeft een donkerdere kleur en absorbeert meer zon. Het verdwijnen van de gletsjers heeft dus niets te maken met de opwarming van de aarde.”

wordt door de enorme oceaan die daarrond ligt. Op het Antarctisch Schiereiland is wel een opwarming merkbaar die sinds de laatste vijftig jaar heel erg sterk is. Maar het is niet zeker of dit een uitzondering is.”

Eind vorig jaar dreef er een enorme brok ijs rond dichtbij de kust van Nieuw-Zeeland, was dat ook normaal? L.DBR.: “Die kwam van Antarctica en was inderdaad vrij enorm (lacht). Ik zou me daar geen zorgen over maken, dat gebeurt elk jaar. Het is wel uitzonderlijk dat die tot in NieuwZeeland drijft. Mocht het ijs van de Noordpool komen, dan zouden we dat kunnen zien. Zulke zaken gebeuren één keer om de 10 of 15 jaar, en dan krijgt dat enorm veel aandacht van de pers. Maar het is verkeerd om naar het klimaat te wijzen.”

In de film ‘The Day After Tomorrow’ bevriest het hele noordelijke halfrond. P.H.: “Het is een rampenfilm, maar er zit wel een grond van waarheid in. Wat we in de film zien, heeft zich al afgespeeld in het verleden. Of dat in de toekomst opnieuw zal gebeuren is een mogelijkheid, maar zeker niet in deze eeuw. En zeker niet op zo’n korte termijn als in de film. Maar de wetenschappelijke onderbouw is er wel. Als de Noordelijk Atlantische Oceaan zoet wordt, dan valt de Golfstroom stil.”

Dus alles is cool in Antarctica? P.H.: “Het gaat allemaal heel traag in Antarctica. Er is eigenlijk nog niet gek veel te merken van global warming. Het is een continent dat gebufferd

Kunnen verdragen zoals die van Kyoto een oplossing bieden? L.DBR.: “Daar is dus niets uit de bus gekomen!” P.H.: “Kyoto loopt af in 2012 en er


terug te dringen.” “Maar de grootste vervuilers, verantwoordelijk voor een derde van de uitstoot van CO2 wereldwijd, zijn de Amerikanen, en die tekenen, op een paar staten na, het protocol niet. Waarom zouden wij als Belgen, op de wereldbol nauwelijks zichtbaar, het onderste uit de kan halen en de mensen maatregelen opleggen, terwijl de grootste vervuilers ter wereld dat niet doen? Uiteindelijk is het een wereldprobleem.” P.H.: “China zal tussen nu en de komende tientallen jaren ook belangrijk worden, zeker als het zich met dit tempo verder ontwikkelt. Voor wat nu in de atmosfeer zit, zijn de Westerse

“ © Frederik Defossez klimatoloog Philippe Huybrechts is er veel meer met het klimaat aan de hand. moet iets in de plaats komen.” L.DBR.: “Alle beetjes helpen. Maar als je het protocol van Kyoto naleest, dan zie je dat landen zoals China en India – landen die het verdrag getekend hebben - nog in volle expansie zijn. Zeker de Indiase industrie is

heel vervuilend. Maar je kan India moeilijk maatregelen opleggen die vergelijkbaar zijn met die voor België, want een groot deel van de Indiase bevolking, die onder de armoedegrens leeft, heeft andere problemen dan de uitstoot van broeikasgassen

© Thibaud Lebbe Door de opwarming beginnen vegetatiegordels op te schuiven.

groen. We hadden zelfs nog temperaturen van bijna 20 graden.” Wat moeten we dan doen? L.DBR.: “België heeft het protocol van Kyoto ondertekend en moet de uitstoot terugdringen met zeven en een half procent naar het niveau van 1990. In 2004 waren we erin geslaagd om nog eens zes procent méér uit te stoten. Ik zie niet in hoe we Kyoto in België gaan realiseren. In Nederland en Frankrijk zijn ze op de goede weg. Maar België heeft als transitland heel wat verkeer te slikken, dus wij krijgen te maken met een vervuiling door onze buurlanden.” “Een mogelijkheid is kernenergie,

Waarom zouden wij als Belgen het onderste uit de kan halen terwijl de grootste vervuilers dat niet doen.”

landen verantwoordelijk, en niet China. Maar we moeten de Chinezen aan boord krijgen.” L.DBR.: “Het probleem is dat we de laatste twintig jaar zoveel broeikasgassen hebben uitgestoten dat de temperatuur nog 30 jaar zal blijven stijgen,ook als we er vandaag in slagen terug te keren naar het niveau van 1990. Zulke gassen hebben lange tijd nodig om af te breken, dat varieert van 100 tot 250 jaar.” “In het beste scenario, waarbij je alle mogelijke maatregelen neemt (je gaat op zoek naar alternatieve energie, je motiveert mensen om hun huizen beter te isoleren enz.), kom je wereldwijd tot een stijging van ongeveer 1,8 graden Celsius. In het geval dat je niets doet, dan zit je met een stijging van 5,8 graden, enorm veel.” Goed nieuws voor de zonnekloppers? P.H.: “Er zijn voor- en nadelen aan de opwarming van de aarde. Ik denk dat West-Europa er nog redelijk goed zal uitkomen. Er zijn droge gebieden die natter zullen worden, maar ook omgekeerd. De Sahel in Afrika zou bijvoorbeeld volledig uitdrogen.” Verdwijnen er hier ook bossen? P.H.: “Vegetatiegordels beginnen langzaam op te schuiven. Een beuk heeft bijvoorbeeld vorst nodig om te kunnen bloeien. Als de opwarming zich doorzet kan het gebeuren dat het niet vriest waardoor die plantengordels opschuiven.” L.DBR.: “De bloeiperiode verandert elk jaar, soms heb je in januari al bloemen die pas in april horen tevoorschijn te komen. En tot half november 2006 waren de bomen nog

waar de Fransen voor kiezen. Dat is niet vervuilend en vrij goedkoop, maar je zit met het afval.” En groene energie? L.DBR.: “Qua alternatieve energiebronnen zijn wij slecht gepositioneerd. Windenergie is geen oplossing want er is nu eenmaal te weinig wind in België. Enkel aan de kust is dat haalbaar. Zonne-energie is al evenmin een optie, de zon schijnt hier niet genoeg. Er is niet genoeg alternatieve energie om er iedereen van te voorzien.” Wat doen jullie eigenlijk? L.DBR.: “Mijn wagen voldoet aan de normen en als ik het huis uit ben staat de verwarming gewoon af. Het zijn maar kleine zaken, wat kan je als eenling doen?” Spaarlampen gebruiken! P.H.: “Thuis heb ik ook alleen maar spaarlampen. Sindsdien is mijn elektriciteitsrekening met dertig procent omlaag gegaan. Ik heb net een nieuw huis gebouwd. Het is een energieneutraal huis omdat wij verwarmen met een warmtepomp. Het is een kwestie van technologieën te gebruiken die al bestaan en minder niet-hernieuwbare bronnen aan te spreken.” L.DBR.: “Mensen krijgen zelfs een bon om spaarlampen te kopen. Maar nogmaals, het Kyotoprotocol werd ook getekend door landen die niet genoeg vervuilen. Landen die te veel vervuilen kopen nu dus propere lucht, volgens mij is dat helemaal niet koosjer.” Thibaud Lebbe Frederik Defossez

Het Communiqué

5


Van superheld tot levend lijk Altijd gelukkig, slank als een supermodel, nooit meer moe en een beest in bed… Is dit ook jouw top vier van wensen in het leven? Crystal meth, Amerika’s nieuwste harddrug, kan al die dromen waarmaken. Slik, snuif, Na een maand of zes is het gedaan met de superheldenstatus. Vanaf dan veranderen gebruikers in levende lijken. Crystal meth is een chemische drug die lichaam en geest compleet doet aftakelen. Gebruikers worden graatmager. Hun gebit wordt walge-

dagen duren en waarbij ze soms met twintig verschillende partners gemeenschap hebben. Veel gebruikers van de drug raken besmet met hiv of andere soa’s. Uiteindelijk gaat ook die fase voorbij. Na een tijd is hun lichaam zo op dat

Crystal meth is een chemische drug die lichaam en geest compleet doet aftakelen.”

lijk: de typische meth mouth. Ze voelen geen pijn waardoor ze de grenzen van wat hun lichaam aankan, serieus overschrijden. Hun immuunsysteem is na verloop van tijd volledig afgetakeld. De kleinste longontsteking kan hen dan fataal worden. Ze kunnen hun mond niet stil houden, wat twitching genoemd wordt. Ze hebben ook het gevoel dat er voortdurend insecten uit hun vel kruipen. De jeuk die ze voelen is zo erg dat ze op de duur hun huid gaan openkrabben. Ook de gevolgen van de drang naar seks mogen niet uit het oog verloren worden. Sommige gebruikers houden seksmarathons die vaak enkele

er van hun sekslust niets meer overblijft.

Sterke verhalen Naast de zichtbare fysieke gevolgen zijn ook de consequenties voor de hersenen erg ingrijpend. Na een paar jaar is het brein er even erg aan toe als dat van iemand met een ernstige vorm van Alzheimer. Bovendien krijgen langdurige gebruikers vaak te kampen met paranoia en schizofrenie, en kunnen ze zeer agressief worden. De verhalen die de ronde doen over crystal meth zijn soms ronduit hallucinant. Zo is er het ge-

Weetjes Metamfetamine werd voor het eerst geproduceerd in Japan in 1893. In 1917 was er voor het eerst sprake van crystal meth. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd metamfetamine gretig verspreid onder de Duitse troepen onder de naam Pervitin. De drug werd gemengd met chocolade en was bij de piloten bekend als Fliegerschokolade. Het goedje was ook populair bij de bemanning van de tanks. Daar heette het Panzerschokolade. Ook de Japanse kamikazes zaten zwaar aan de meth. Volgens het gerucht was de bekendste gebruiker van de drug niemand minder dan Adolf Hitler. Hij kreeg de laatste jaren van zijn leven dagelijks vijf dosissen van zijn lijfarts.

6

Het Communiqué

val van een man onder invloed van crystal meth die Satan naast zich zag zitten in de auto. Hij hakte het hoofd van de duivel af met een machete en smeet het op straat. Later bleek het om zijn veertienjarige zoon te gaan. In Nebraska werden twee gebruikers doodgevroren teruggevonden in hun auto. Ze hadden heel de nacht met de hulpdiensten gepraat tot de batterij van hun gsm het begaf. Toch konden de diensten hen niet lokaliseren. De twee beweerden dat ze vastgehouden werden in een appartement in Ohio. Twee dagen later werden ze teruggevonden in een auto in perfecte staat. De verwarming was niet eens aangezet.

Homemade In de Verenigde Staten wordt cry-

van het internet plukken en enkele middeltjes uit de doe-het-zelfzaak en de apotheek, komen cookers (makers van crystal meth) al heel ver. De belangrijkste stof in de drug is efedrine, een product dat onder meer in neusdruppels zit. Het is heel moeilijk om de kleine laboratoria te onderscheppen. Ze zijn nochtans zeer gevaarlijk. Bij het bereiden van crystal meth komen heel wat giftige stoffen vrij en de kans op ontploffing is niet gering. Meestal worden de laboratoria pas ontdekt na zo’n explosie.

Crystal meth in België Om te weten hoe het in eigen land is gesteld met de drug, nemen we contact op met de Druglijn. Daar weet men ons het volgende te vertellen:

Het materiaal dat nodig is om de drug te maken, is legaal in de Amerikaanse winkels te vinden.”

stal meth al enige tijd gezien als de snelst groeiende drug van het land. En met een eerste opflakkering in Groot-Brittannië is hij ook in Europa aan zijn opmars begonnen. Overheden gaan de strijd met crystal meth aan, maar dat is niet zo simpel. Het merendeel van de meth in de Verenigde Staten wordt aangevoerd vanuit Mexico. Deze drugssmokkel is moeilijk onder controle te krijgen. Bovendien zijn er over heel de Verenigde Staten een heleboel kleine clandestiene laboratoria waar crystal meth gemaakt wordt. Het materiaal dat nodig is om de drug te maken, is legaal in de Amerikaanse winkels te vinden. Met een chemiedoos uit de speelgoedrekken, een recept dat ze

“We krijgen zelden of nooit telefoons die gaan over crystal meth. We hebben er ook geen specifieke informatie over. Natuurlijk is het zo dat we altijd een stap achter zitten, maar voor zover wij weten komt het in België nauwelijks voor.” Naar de VAD dan, de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen: “Omdat de drug in België nog weinig voorkomt, doen we er geen specifiek onderzoek naar. We hebben enkel cijfers voor het gebruik van amfetamines.” Daarvan maken crystal meth of andere vormen van metamfetamines dus maar een klein deel uit. Misschien kennen ze in Brussel het fenomeen wel. We bellen naar SePSUD, de Schaarbeekse drugspre-


Crystal meth: verwoestend rook of spuit het en je vindt de hemel op aarde! De Amerikanen zijn al massaal overtuigd. Maar voor je er zelf aan begint, willen we je toch eerst waarschuwen: mooie sprookjes duren nooit lang… ventiedienst. “Crystal meth? Kan u dat even spellen?” is het veelzeggende antwoord. Ook bij andere instanties is de drug vrij onbekend. Als er al problemen zijn in België, zijn wij ze nog niet tegengekomen en als

dat toch het geval is, lijkt het eerder om een alleenstaand geval te gaan. De beperkte interesse van overheidszijde valt voor een stuk wel te begrijpen. In de Verenigde Staten volstaat een

bezoek aan de Wallmart of de lokale drogist om de nodige ingrediënten te vinden. Hier zijn niet al die producten vrij verkrijgbaar, wat de productie ervan bemoeilijkt. Toch is het vreemd dat over een drug

die in de Verenigde Staten en Canada voor zoveel ophef en schade heeft gezorgd, hier zo weinig bekend is. Stéphanie Steverlynck Frank Van der Meeren

Een halve eeuw On The Road Aan het eind van de jaren 40 begon Jack Kerouac aan een jarenlange reis door de Verenigde Staten, al liftend en met de bus. Onderweg noteerde hij zijn herinneringen, ervaringen en impressies. Op basis van die notities schreef Kerouac in 1951 in drie weken On the Road. Het resultaat is een fascinerend boek waarin Sal Paradise (het alter ego van Kerouac) vertelt over zijn zoektocht naar vrijheid, zijn verlangens, eenzaamheid, jazz, drugs, vrouwen, en zijn reisgezellen. Over die laatste schreef Kerouac “The only people for me are the mad ones, the ones who are mad to live, mad to talk, mad to be saved, desirous of everything at the same time, the ones who never yawn or say a commonplace thing, but burn, burn, burn like fabulous yellow roman candles exploding like spiders across the stars...”. Deze zin vat de essentie van het boek, en is perfect van toepassing op Dean Moriarty, beter bekend als Neal Cassady, Kerouacs muze en de eigenlijke held van het boek. Cassady kan gezien worden als de rode draad doorheen de beat generation en later ook de hippies. Hij duikt op in boeken van andere grootheden als Tom Wolfe, Hunter S. Thompson en Ken Kesey, en wie beelden ziet van deze madman, krijgt het vermoeden dat de mythe klopt. Het duurde uiteindelijk tot 1957 voor een uitgever bereid was het boek, dat nu bekend staat als “de Bijbel van de beat generation,” te publiceren. On the Road was meteen een succes en bombardeerde Kerouac tot de status van cultheld. Sindsdien volgden nog 29 boeken van zijn hand, het grootste deel daarvan werd gepubliceerd na zijn dood. Kerouac stierf in 1969 na jarenlang alcoholisme. De impact van On the Road kan nauwelijks overschat worden. Bob Dylan beweert dat het zijn leven heeft veranderd. Ray Manzarek zegt over Kerouac: “Als hij On the

Road niet had geschreven, hadden The Doors nooit bestaan.” In België ontleende Tom Van Laere zijn groepsnaam aan het spookschip Admiral Freebee waar Kerouac het over had. Er zijn ook plannen voor een verfilming. De producer is niemand minder dan Francis Ford Coppola. Walter Salles, bekend van The Motorcycle Diaries, zal in-

staan voor de regie. Wie zweert bij een uitgekiende plot en dito structuur, kan met dit boek weinig aanvangen. Maar voor de mensen die zich vragen stellen bij onze maatschappij, kan het boek misschien wel enkele deuren openen. Frank Van der Meeren

Naar aanleiding van de 50ste verjaardag van het boek geven wij een origineel exemplaar weg voor wie ons als eerste het antwoord stuurt op volgende vraag: “Het personage Carlo Marx uit On the road is een pseudoniem van een bekende dichter. Wie was deze dichter?” Denk je het te weten? Stuur dan als de bliksem je antwoord naar: benjamin.roeges@student.ehb.be Het Communiqué

7


België: thuishaven van de negende kunst Frieten, bier, chocolade, Jacques Brel, politieke schandalen en communautair gekibbel. Vraag een Fransman wat hij van België afweet en de kans is groot dat hij of zij een van die zaken zal aankaarten. Maar diezelfde persoon zal vaak in één adem de namen Nero, Cédric, de Blauwbloezen, de Smurfen, Lucky Luke, Vrouwen in ‘t Wit of de almachtige Robbedoes en Kuifje laten vallen. Of het nu Hergé of Franquin is, elke Belg zal trots van de daken schreeuwen dat deze stripauteurs landgenoten zijn. En het ziet ernaar uit dat België niet veel van die roem van toen heeft verloren. Wij spraken met de polyvalente en uiterst productieve scenarist Raoul Cauvin en met het huidige brein achter ‘Spirou magazine’, hoofdredacteur Olivier van Vaerenbergh. 8

Het Communiqué © Evi Metal


In Wallonië en Frankrijk verschijnt al sinds 1938 het weekblad ‘Spirou’. Dat wordt vandaag nog steeds door ongeveer een half miljoen mensen gelezen. “Ik ben in februari 2005 hoofdredacteur van het blad geworden”, zegt de 33-jarige Olivier van Vaerenbergh. “In de jaren zestig waren er meer kranten. Nu zijn we het laatste weekblad in België dat als uitstalraam dient voor zijn uitgeverij. Het is dan ook moeilijk om in het tijdperk van technologie en multimedia een kind of tiener 68 pagina’s lang te boeien.” Door de jaren heen zijn veel beroemde reeksen verdwenen en spijtig genoeg zijn ook veel grootheden uit de stripwereld gestorven. Peyo, patriarch van de Smurfen, en Roba, de bezieler van Bollie en Billie, zijn maar twee namen uit een hele waslijst genieën die ons verlaten hebben. Maar Dupuis, de uitgeverij van Robbedoes, kan nog steeds rekenen op een joviale man met een prominente snor: Raoul Cauvin. “Ik ben begonnen in 1960. Toen heb ik eerst een kleine tien jaar geprobeerd naam te maken met allerlei scenario’s.” “In de jaren zestig kon de toenmalige hoofdredacteur me echt niet luchten, en dat bemoeilijkte de doorbraak. Die kwam er in 1968 met mijn eerste strip van de Blauwbloezen. Critici beweren soms dat we bandwerk verrichten om strips te verkopen, maar dat is helemaal niet waar.”

Verkopen “Er is inderdaad een zekere druk van de consumptiemaatschappij. Kort samengevat willen we het goed doen en ook goed verkopen”, zegt hoofdredacteur van Vaerenbergh. “We willen pret beleven, maar we blijven een bedrijf waarvan de werknemers worden uitbetaald door mensen die geld proberen te verdienen. Om dit doel te bereiken hanteren zij formules waarbij simpelheid van het product troef is. Hierdoor hebben we de laatste jaren soms strips uitgegeven met twijfelachtige kwaliteiten. ”Het is zaak de gulden middenweg te vinden. Cauvin is het levende voorbeeld van deze middenweg, een harde werker die kwaliteit levert en goed verkoopt. “Ik werk momenteel aan tien reeksen waarvan de Blauwbloezen en Cédric de best verkopende zijn. Toen ik begon was één reeks niet voldoende om genoeg te kunnen verdienen want scenario’s brachten niet zo veel geld in het laatje. Ik was genoodzaakt twee of zelfs drie reeksen te hebben lopen om enkel en alleen van mijn pen te kunnen leven. Gaandeweg werden dat meer en meer reeksen,

© Evi Metal De redactieruimte van Dupuis, waar het weekblad Spirou wordt aangemaakt, ademt de welbekende stripsfeer uit. Manusje-van-alles Raoul Cauvin, speelt zelfs in de muurtekeningen een prominente rol. zoveel zelfs dat ik me soms niet eens meer kan herinneren dat ik aan dit of dat heb gewerkt. Maar ik ben ondertussen ook al dertig jaar actief in de stripwereld. De mentaliteit is op die tijd uiteraard veranderd. Vroeger kocht een boekhandelaar een reeks aan en bleef hij die verkopen. Vandaag houdt hij reeksen een maand lang, en dan bestelt hij 200 andere titels. Als je album op een maand tijd niet verkocht geraakt, verdwijnt het bij wijze van spreken weer in de doos.”

Een roeping Stripauteur worden is niet voor iedereen weggelegd, je moet er een zekere aanleg en een enorm doorzettingsvermogen voor hebben. Eén op de twee auteurs breekt niet door. Cauvin: “Ik ben begonnen in een tijdperk waarin 800 strips per jaar werden uitgegeven. Tegenwoordig zijn dat er 4000. Je eigen stek veroveren in deze markt is echt geen sinecure. Toen ik jong was hebben Peyo en Franquin me geholpen en ik probeer zo vaak ik kan hetzelfde te doen voor jonge auteurs. Maar een jonge knaap op weg helpen loopt niet altijd van een leien dakje. Vaak zijn ze overtuigd van hun eigen kunnen, ze stellen me hun producten voor en ik geef mijn mening. Als het niet strookt met hun verwachtingen ben ik de onnozelaar

die er niets van kent. Ik herinner me een anekdote van Lambil (tekenaar van de Blauwbloezen, red.) waar een jonge kerel hem vragen stelde over tekentechnieken. Lambil legde het hem gewillig uit maar de jongen was daar niet in geïnteresseerd, hij wou wel weten welk soort papier Lambil gebruikte. In dat geval weet je hoe laat het is. Nu, ikzelf geef doorgaans geen kritiek op tekeningen, ik ben

Guust Flater was een rubriek, net als Kid Paddle. Een weekblad is een ideaal platform om formules uit te proberen, om te zien wat wel aanslaat bij het publiek en vooral om naambekendheid op te bouwen. Een auteur die met een kant-en-klaar verhaal afkomt, zal geen gehoor krijgen, omdat niemand weet wie hij is tussen die 4000 jaarlijkse uitgaven.” Daarom dat het vandaag de dag belangrijk

Een stripfiguur leeft niet meer enkel op papier, soms begint hij zijn leven zelfs op het internet.”

geen striptekenaar maar een scenarist. Maar van sommige tekenaars schrik je toch onaangenaam hoor.”

Crossmediaal magazine

Volgens Olivier van Vaerenbergh is een weekblad een ideale springplank om jonge auteurs aan het publiek voor te stellen. “Sinds mijn aanstelling als hoofdredacteur hebben we de formule van ons blad aangepast. Nu is de boodschap aan jonge auteurs dat ze niet bang moeten zijn om hun producten voor te leggen. Uitgaan van de veronderstelling dat wij het niet interessant zullen vinden, is dom. Waag je kans. Er zijn talloze voorbeelden van reeksen die begonnen zijn als kleine rubriek in Spirou.

is om crossmediaal vertegenwoordigd te worden. “Een stripfiguur leeft niet meer enkel op papier”, zegt de hoofdredacteur. “Soms beginnen ze hun leven zelfs niet op papier maar op het internet.” Van Vaerenbergh vindt het een goede zaak dat er auteurs bestaan die met Flash werken of begonnen zijn met een webtoon, een cartoon op het internet. “Er zijn auteurs die zowel met een grafisch palet als met een ganzenveer en kaarslicht fantastische producten kunnen leveren. Dat zijn dan de mensen die zowel actief zijn in ons weekblad als op onze webstek. Dit geeft ons de mogelijkheid om tegelijkertijd in meerdere media zaken op gang te trekken. Er is een enorme technoloHet Communiqué

9


gische evolutie, we mogen niet aan de zijlijn blijven staan. Een stripfiguur heeft pas bestaansrecht als hij in een papieren versie bestaat. Maar hij moet ook verschijnen als cartoon op een webstek, als televisiereeks en als gsm-achtergrondscherm, daar is gewoon geen ontkomen meer aan. Het is niet omdat je heel populair bent in het selecte groepje stripbloggers op het internet dat je daarom een vaste waarde bent. De blogwereld is intens maar klein, hoogstens een paar duizend mensen blogt intensief. Je moet dus ook een papieren versie kunnen voorleggen aan een ander publiek.” “Ik geef toch nog steeds de voorkeur aan handgetekende strips, je kunt de

dersteen of Goscinny de enige meesters in hun genre? Van Vaerenbergh ziet het als volgt: “Vandaag werken auteurs meer als een collectief, wat trouwens ook een van de ambities van Spirou is. Vijftig mensen werken aan een geheel dat kwalitatief hoogstaand is in plaats van de nadruk te leggen op één iemand.” Er bestaan nog bekende namen. Van de nieuwe generatie is Zep (auteur van Titeuf) een toonaangevende en charismatische auteur die miljoenen albums verkoopt. Maar dat is tamelijk uitzonderlijk. Volgens Cauvin zijn er ook genoeg oudere gevestigde waarden die nog steeds heel populair zijn: “Jean Vanhamme (Largo Winch) of Bob De Groot (nam Lucky

vroeger beter.” Toch moet de krant een waakhondsfunctie blijven uitoefenen. Olivier van Vaerenbergh: “De jeugd spreekt min-

dat de taal in ons weekblad correct is. Uiteindelijk komt iedereen steeds terug naar de standaardtaal, ik blijf daar liever meteen trouw aan.”

De jeugd spreekt en schrijft steeds minder goed. De sms- of msn-taal is niet wat het moet zijn.”

der goed en schrijft minder goed. De sms- of msn-taal is niet wat het moet zijn. Nu is de vraag of stripverhalen de taal van jongeren beïnvloeden of omgekeerd. We proberen niet per se jong te zijn, maar houden er een zekere taalstandaard op na waar niet vaak van wordt afgeweken.” Cauvin

België blijft een federaal land, waardoor er tussen Vlaamse en Waalse auteurs toch verschillen bestaan. Maar zowel Cauvin als van Vaerenbergh hebben enorm veel respect en affectie voor wat er zich in het noorden afspeelt. Eerstgenoemde werkt vaak samen met een paar kleppers uit het Vlaamse stripfirmament zoals Jean Pol (Jean Paul van den Broeck). De man is verantwoordelijk voor de strips van Samson en tekent het stripverhaal Sammy voor Cauvin. “Ik ben dol op de Vlaamse strips. Als wij proberen door te dringen bij hen lukt dat niet al te goed. Mijn strips worden wel vertaald maar toch halen ze niet het succes van Vlaamse auteurs. Omgekeerd is overigens ook waar. Kijk maar naar Paul Geerts.” Hij nam de leiding van Suske en Wiske over van Willy Vandersteen en ondertussen heeft hij de reeks ook al overgedragen. “Op het stripverhalenfestival in Angoulême kennen de mensen hem wel, maar in Vlaanderen is hij een echte ster! Suske en Wiske kent overigens buiten de landsgrenzen ook niet zo’n enorm succes.”

Zottenwerk

© Evi Metal Olivier van Vaerenbergh werd in februari 2005 hoofdredacteur van Spirou magazine. Hij ligt aan de basis van de vernieuwingen die het laatste jaar in Spirou plaatsvonden. fijne details, de kenmerkende trekjes toch nog altijd het beste weergeven met de losse pols”, vindt Cauvin. “Het is trouwens zo dat de meeste kladversies, de eerste schetsen, nog steeds met de hand worden gemaakt. Het publiek is ook conservatief, een te mechanische stijl zal niet aanslaan. Een voorbeeld dat wel werkt is manga (Japanse stripkunst, red.), dat momenteel enorm populair is. Maar geef me toch nog maar Kuifje of Peyo.”

Het firmament van de stripwereld Bestaan er dan geen grote namen meer? Waren Hergé, Franquin, Van-

10

Het Communiqué

Luke over, red.) zijn van de vroegere generatie, en ze leven nog.”

De taalstrijd “Zoals velen voor mij heb ik mijn cultuur voor een deel opgedaan in Robbedoes, ik hoop dat dat nog steeds het geval is voor jongeren vandaag.” De hoofdredacteur herkent het vroeger-was-het-beterfenomeen. “Referenties en cultuur bouw je op tussen je vijftiende en twintigste verjaardag. Wat voor een deel je identiteit bepaalt, vind je terug in wat je leest. Als je na vijftien jaar je toenmalig blad nog eens openslaat heb je geen voeling meer met de nieuwe culturele subtiliteiten. Daardoor vond je het

meent ook dat stripverhalen zich niet moeten laten verleiden tot de jongerentaal. “Ik ben zeker meer te vinden voor verzorgde taal in stripverhalen. Een afwijking mag altijd, maar sommigen drijven het toch te ver. Wij maken strips voor een breed publiek. Dit wil zeggen dat ik in het geval van Cédric bijvoorbeeld klare taal gebruik, dat de tekeningen proper en verzorgd zijn en dat de verhaallijn niet vervalt in een opeenstapeling van onderbroekenlol. Die hippe taal is meer een trend dan iets anders, ik volg die niet. Bij Spirou hebben we overigens een corrector die iedere maandag de werken komt nalezen. Soms raadpleegt hij drie woordenboeken om zeker te zijn

“Waalse auteurs werken in hun eigen ritme op hun eigen manier. Ik werk bijvoorbeeld van in mijn zetel om mijn scenario’s te schrijven. Vlaamse auteurs daarentegen werken in studio’s, ze klitten samen en werken in een hels tempo. Jean Pol zei me ooit dat ze tot vier maal 44 pagina’s per jaar afwerken (44 pagina’s is de standaardgrootte van een strip, red.). Dat is zottenwerk, maar het is wel de moeite. Ik zou graag een reeks hebben die het goed doet in Vlaanderen.” Olivier van Vaerenbergh vindt het fantastisch dat de Vlamingen recht voor de raap zijn, ze winden er geen doekjes om. “Het is dat Angelsaksische dat ze in zich hebben, ze provoceren meer. De verhalen zijn anders, de sfeer ligt anders, maar het doel van alle auteurs, Vlaming of Waal, blijft hetzelfde. Het belangrijste blijft dat de lezers plezier beleven bij het lezen.” Johan Charlier


tijd nodig. Het eerste jaar zullen we waarschijnlijk enkel een basis leggen, om daarna met iets sterkers uit te pakken.”

Van Mister Brussels

Mike Van De Woestijne (rechts) © Alain Eliasy

tot Mister Business

Een jaar lang was Mike Van De Woestijne de knapste ket in Brussel. Gelukkig hebben de vrouwelijke aandacht en het mediacircus zijn natuurlijke bescheidenheid niet aangetast. Het kroontje van Mister Belgium Personality regio Brussel heeft Mike ondertussen ingeruild voor een prominente plaats in het organisatiecomité van de wedstrijd. Helpt het openingszinnetje ‘Ik ben Mister Brussels’ om meisjes te verleiden? Mike Van De Woestijne: “Spijtig genoeg wel ja, maar het is niet zo dat ik van de ene vrouw op de andere ben gesprongen. Ik ben van mijn achttiende tot mijn twintigste vrijgezel geweest. Toen had ik nog geen succes. Nooit een telefoontje, nooit een sms’je, geen onenightstands, helemaal niks. En dan win ik Mister Brussels en Mister Belgium Personality en ze komen opeens allemaal op me afgestormd. Dan heb ik ergens een haatgevoel. Door die domme titel ben ik plotseling een lekker stuk.” Wat zijn de criteria om een goede kandidaat te zijn voor deze Misterverkiezing? M.V.D.W: “Toch een beetje mode-

de jury zitten. Ik heb bijna nooit ineen jury gezeten zonder homo’s, dat hoort er altijd een beetje bij. Je moet niet echt gespierd zijn of blokjes hebben, het geheel is belangrijker.” Na je twee overwinningen wou je zelf eens Mister Belgian Personality voor Brussel organiseren. M.V.D.W.: “Nee, het Nationaal Comité had een organisator voor Brussel nodig en ze vonden mij wel de geschikte persoon. Ik ben tweetalig, woon in Brussel, heb het zelf al meegemaakt en heb een zekere sociale aanleg. Het evenement organiseren vraagt tijd, moeite en vooral veel geld. Dat geld kan gehaald worden uit sponsoring en gedeeltelijk komt dat ook uit eigen zak. De organisatie heeft vorig jaar iets te veel uit eigen zak betaald. Ik spreek hier over meer dan 15.000

Ik heb bijna nooit in een jury gezeten zonder homo’s, dat hoort er altijd een beetje bij.”

bewust zijn: een das moet goed geknoopt zijn, een hemd moet gestreken zijn, de mouwen van een hemd moeten het best een centimeter of twee uit het kostuum steken, de kleurschakeringen moeten bij elkaar passen. Verder moet je sportief zijn en jezelf een beetje kunnen uitdrukken. Op fysiek vlak is de lieslijn heel belangrijk, vooral als er homo’s in

euro. Ik, als pas afgestudeerde, mag zo’n risico’s niet nemen. Ik moet op zeker spelen via sponsors.” Als de sponsors komen, zullen de media ook volgen. Maar jullie moeten qua media-aandacht nog steeds onderdoen voor de vrouwen. M.V.D.W.: “Ik ben mij ervan bewust dat dames gewoon aantrekkelijker

zijn voor de media. Zij kunnen er ook meer geld uit halen. Maar ik probeer daar nu iets aan te doen, al ben ik ook realistisch. Ik kan het Mistergebeuren een duwtje in de rug geven, maar ik zal niet de sleutelpersoon zijn die het op televisie komt uitleggen. Ik ben in de organisatie gestapt, omdat ik min of meer weet wat te

Zou het als man niet leuker zijn om een missverkiezing te organiseren? M.V.D.W.: “Nee, eigenlijk niet. Een kandidaat van vorig jaar organiseert nu Miss Brussels en hij zegt dat hij het alleen doet voor de vrouwen. Ik zou zoiets wel kunnen doen, maar het is voor mij een grotere uitdaging om de mannen een beetje naar voor te duwen. De vrouwen staan sowieso al in de belangstelling. Als ik een van mijn kandidaten in de media kan krijgen, zou dat prachtig zijn. Dus nee, ik heb gekozen voor de mannen.” Heb je de ambitie om de carrière van Cécile Müller (ex-organisatrice Miss België, red.) te evenaren? M.V.D.W.: “Eigenlijk wel. Ik heb de voorbije maanden in veel jury’s gezeteld en het staat me wel aan, want ik heb altijd mijn woordje te zeggen. Ik heb een bepaalde présence. Ik word gerespecteerd. Dat is wel tof. Mocht ik het gevoel hebben dat ik met iets

Het is een uitdaging om de mannen naar voor te duwen, vrouwen staan sowieso al in de belangstelling.”

doen om het zowel voor de media als voor de kandidaten aantrekkelijker te maken. Maar het heeft een beetje

bezig ben waarvoor ik geen aanleg heb, dan zou ik er mee stoppen.” Alain Eliasy

Taboe ebt stilaan weg Organisatrice van Miss Limburg en Mister Belgium Personality, Elsje Baerts, stond op de eerste rij toen Mike Van De Woestijne in 2006 tot Mister Belgium Personality werd verkozen. Ze gelooft in zijn organisatorische kwaliteiten. “Mike weet perfect wat hij wil en hoe hij het moet brengen, ook al is het zijn eerste jaar. Uit de gesprekken en contacten die er nu zijn, merk ik dat hij op een positieve manier werkt.” Baerts, bedrijfleidster van © Alain Eliasy een Limburgs modellenbureau, ervaart sinds enige tijd een zekere mentaliteitswijziging bij zowel het publiek als bij de media. “Jongens die deelnemen aan Misterverkiezingen werden vroeger met de vinger gewezen. Dat taboe wordt stilaan doorbroken. Ieder jaar stijgt de kwaliteit van de kandidaten en het aantal inschrijvingen.” Ondanks het gebrek aan media-aandacht ziet de Limburgse toch een plaats weggelegd voor mannelijke schoonheidswedstrijden. “Ik denk dat het gewoon nog eventjes zijn tijd nodig heeft. We zijn nu aan het werken om van Mister Belgium Personality eventueel een docusoap te maken. Zo’n programma zou ontzettend veel kijkcijfers kunnen halen. Iedere vrouw kijkt graag naar een mooie man met een sterke persoonlijkheid.” Het Communiqué

11


Virtuele maffiosi De laatste jaren is in de game-industrie het MMORPG-genre (Massive Multiplayer Online Role Playing Game) enorm populair geworden. Games zoals Dark Age of Camelot en World of Warcraft zijn een absolute must voor de liefhebbers ervan. Voor deze games betaal je niet enkel in de winkel, je betaalt maandelijks ook nog eens voor de account die je nodig hebt om het spel online te kunnen spelen. Er zit dus heel wat geld achter. En zoals in het echte leven brengt al dat geld heel wat problemen met zich mee. Het betaalmiddel dat gehanteerd wordt in deze games, credits, is voor de deelnemers een fel begeerd goed. Je moet immers een hele poos spelen voor je een beduidend aantal credits bij elkaar hebt geschraapt. Net als in het echte leven komt roem niet vanzelf en moet je langzaam je imperium opbouwen. Voor de kleinste aankoop van bijvoorbeeld een nieuw wapen moet je al uren spelen om de nodige credits te verzamelen. Je kan niet alleen veel credits verdienen. Het is ook mogelijk jezelf naar een hoger niveau te hijsen. Op het hoogste level geraken duurt eeuwen en daarin schuilt net de macht van een mmorpg. Natuurlijk zijn er mensen die het onlineaspect van de games best lusten,

Ze spelen het spel enkel en alleen om zoveel mogelijk credits te verzamelen en die dan op het internet te verkopen voor echt geld. De populairste mmorpg, World Of Warcraft, heeft veruit het zwaarst te kampen met die illegale handel. Maar liefst zeven en een half miljoen mensen wereldwijd hebben een account in het spel. Daarmee maakt ontwikkelaar Blizzard jaarlijks een omzet van een miljard dollar. Het betaalmiddel in World Of Warcraft is goud. De mensen die enkel daarop uit zijn, zijn de gold farmers. Achteraf verkopen de gold farmers het goud dan voor echt geld aan ongeduldige gamers. Daarnaast

Liefst zeven en een half miljoen mensen wereldwijd hebben een account in het spel.”

maar die liever niet te veel tijd steken in het verzamelen van die credits.

Zwarte handel Al van in het begin van de mmorpg’s zijn er mensen met tijd op overschot en geld te kort die hier op inspelen.

12

© Kenny Verheyden De wereld van World of Warcraft is reusachtig. De spelers kunnen daarom gebruik maken van de vreemdste beesten om zich sneller te verplaatsen.

Het Communiqué

zijn er ook gebruikers die personages tot een zeer hoge level upgraden om ze daarna te verkopen op eBay. Die gebruikers verkopen iets wat niet van hen is. Het goud en de personages zijn van de ontwikkelaars van het spel. Bovendien betalen die mensen ook geen btw op de verkoop ervan

waardoor dit handeltje al helemaal in het zwarte circuit thuishoort.

China, een economie

groeiende

Het blijft echter niet bij een paar

kantie waren. De gold farmers spelen soms dagen aan een stuk zonder te eten of te drinken waardoor berichten zoals “Gamer dood aangetroffen achter pc” niet uit de lucht gegrepen zijn. In Chinese cybercafés wordt al lang een tijdslimiet op het spelen van

In Chinese cybercafés wordt al lang een tijdslimiet op het spelen van World of Warcraft opgelegd.”

individuen die een centje willen bijverdienen. Sinds ongeveer twee jaar zijn er firma’s ontstaan, de virtual sweatshops. Een virtual sweatshop is een bedrijf met gamers in dienst die zich enkel bezighouden met het verzamelen van goud. Vooral in Azië, maar ook in sommige Oostbloklanden, zitten mensen voor een hongerloon meer dan twaalf uur per dag achter de computer om het goud uit World of Warcraft te verzamelen. Een groot aantal gold farmers zit in China. Zo was er vorig jaar tijdens het Chinees Nieuwjaar een massaal gebrek aan goud op de sites die het begeerde goed verkopen, waarschijnlijk omdat veel ‘werknemers’ met va-

World of Warcraft opgelegd. Overschrijd je de limiet, dan zakt het level van je personage of wordt je account zelfs geblokkeerd. Vanaf maart 2007 is het voor Chinese tieners zelfs verboden ook maar een voet in een cybercafé te zetten.

Spelbedervers Mmorpg-deelnemers lopen de gold farmers tegenwoordig steeds vaker tegen het virtuele lijf. De gold farmers sturen de deelnemers constant mails met reclame. Als je geïnteresseerd bent, kan je op hun site het nodige goud kopen. Volgens Christophe Philips, alias Praga, redacteur bij het


Wat is een mmorpg eigenlijk? Mmorpg staat voor Massive Multiplayer Online Role Playing Game. Het is een grootschalig rollenspel voor meerdere spelers over een computernetwerk. In een mmorpg is de interactie tussen de verschillende spelers belangrijk. Samen moeten zij vaak problemen of raadsels oplossen. Het samenspelen gebeurt vaak in guilds of clans. Dit zijn groepen mensen die samen spelen tegen andere groepen. De mensen in dezelfde groep helpen elkaar bij de ontwikkeling van ieders personage. Anders dan bij andere spellen is er eigenlijk geen einde aan een mmorpg. Je kan op een bepaald moment wel alle opdrachten hebben uitgevoerd maar je zal steeds nieuwe tegenstanders en clans blijven tegenkomen die meer geld of wapens hebben dan jij. gameprogramma GUNKtv en gamemagazine GUNKmagazine, is het fenomeen een echte plaag: “Ik speel zelf World of Warcraft en ik kan je verzekeren dat het echt irritant is.” Ervaren gamers herkennen gold farmers onmiddellijk. Het personage heeft vaak een hoog niveau, belachelijke kleren en spreekt meestal weinig of geen Engels. Het is mogelijk de gold farmers aan te geven bij de game masters. Dit zijn deelnemers in dienst van de ontwikkelaar van het spel. Zij controleren alles en letten op de goede gang van zaken. Na een klacht kan de account van de gevatte deelnemer worden geblokkeerd. “Veel haalt dit echter niet uit”, verklaart Philips. “De dag erna

Het lineaire aspect van sommige andere games wordt in dit genre games dus compleet verbroken. Voor de meeste mmorpg’s moet je maandelijks een bedrag neertel-

© blizzard len. Dit wordt gebruikt om servers met duizenden spelers te kunnen onderhouden en maandelijkse updates uit te geven. kopen ze gewoon een nieuwe World of Warcraft. Ze maken een nieuwe account aan en kunnen vervolgens hun frauduleuze praktijk naar believen voortzetten.”

GROF GELD Veel valt er dus niet te doen tegen het probleem. “De voorbije zomer blokkeerde Blizzard zo’n 30.000 accounts. Meteen verdween er in World of Warcraft 30 miljoen goudstukken met een reële waarde van ongeveer 2,6 miljoen euro. Nu worden er maandelijks meer dan 50.000 accounts geblokkeerd.” Daarmee is meteen duidelijk hoe groot de impact van de virtual

© Bram Goossens Ook Christophe Philips van Gunk is absoluut verzot op World of Warcraft.

sweatshops precies is en dat er grof geld mee gemoeid is. Het gaat dus heel wat verder dan spelbederf. Iedereen veroordeelt de gold farmers, maar misschien moeten ook de kopers op de vingers getikt worden. “Het fijne aan World of Warcraft en andere mmorp-Games is net het

genschappen als in de echte wereld. Omdat in dat spel personages rondlopen met tonnen goud, daalt de waarde ervan. Daardoor zijn die vijf zuurverdiende klompjes goud waar een echte gamer uren voor achter de pc zit, nauwelijks nog iets waard.” De echte gamers zijn met andere woor-

Sommige mensen zijn te lui of hebben te weinig tijd om het spel eerlijk te spelen.”

opbouwen van je personage door opdrachten uit te voeren, objecten te verzamelen en anderen te helpen of je door hen te laten helpen”, zegt Christophe Philips. “Ik begrijp dat er mensen zijn die geen tijd of zin hebben om hun personage op normale wijze naar een aanzienlijk niveau te hijsen, maar dan spelen ze het spel beter helemaal niet.” De valsspelers verpesten het voor de rest van de deelnemers. “Een mmorpg is eigenlijk heel realistisch. De economie in het spel heeft dezelfde ei-

den de dupe van de virtuele inflatie die de gold farmers teweegbrengen. Voor 1000 goudstukken betaal je minstens 35 euro en voor een personage van niveau 60 kan je op eBay zelfs tot 700 euro neertellen. In januari kwam de uitbreiding van World of Warcraft, die luistert naar de naam The Burning Crusade. Benieuwd of daarmee de illegale handel ook zal uitbreiden. Of komt ontwikkelaar Blizzard met een oplossing op de proppen? Bram Goossens

Bloemenhofbloempje

Tsunami van Nederlanders

Klimaatconferentie hier, energierapport daar, Kyotoprotocol overal. We weten het intussen wel: de aarde warmt op. En wat dan nog? We sakkeren allemaal op de kille winters, we hopen allemaal op zwoele zomers, we zijn allemaal verheugd als we voor het eerst weer onze zonnebril van onder het stof kunnen halen. Stel je voor dat onze zomer negen maanden duurt. Negen maanden lang brede bovenlijven, kloeke kuiten en strakke shorts voor de vrouwen, negen maanden lang tomeloze topjes, diepe decolletés en nietige niemendalletjes voor de mannen. Een ander voordeel is de enorme kostenbesparing. Verre reizen naar exotische landen zijn niet meer nodig, het strand komt gewoon naar je toe; een barbecue wordt ouderwets, nu moet je je vlees hooguit een kwartiertje laten braden in de zon; je moet de daklozen geen verblijfplaats meer geven in de winter. Met zo’n voordelenpakket zie ik Colruyt nog niet zo snel uitpakken. We moeten dus niet overdrijven met die opwarming van de aarde. Noach is nog niet gesignaleerd, een zondvloed is dus nog niet voor vandaag. Laat ze maar waarschuwen voor rampscenario’s met verwoestende orkanen, gigantische tsunami’s en vliegensvlug smeltende ijskappen. Dat dacht ik tot Al Gore in An Incovenient Truth pas écht onheilspellend nieuws bracht. Een computeranimatie toont hoe Nederland onder water verdwijnt na het smelten van de ijskappen van Groenland. Geen probleem, zegt u? Dan kijkt u niet verder dan uw neus lang is. Want waar zullen al die 16.335.998 Hollanders naartoe gaan? Frankrijk? Che ne le pans fraima pa. Duitsland? Na die verloren WK-finale van 1974 zit het verdriet nog altijd te diep. Welk nabijgelegen land blijft er over? Inderdaad! Nadat onze voorouders vochten om ze kwijt te geraken, zouden wij ze nu terug moeten nemen. En we kunnen ze zelfs niet tegenhouden, want de Europese Unie verplicht ons onze grenzen open te laten. Polen, Turken, Roemenen, Bulgaren, allemaal geen probleem, maar Nederlanders. Welk knelpuntberoep zouden zij hier trouwens kunnen uitoefenen? Korfballer? Kooiker? Klompenmaker? Ganzenflapper? Toegegeven, onze Belgische voetbalploeg kunnen ze nog íets bijbrengen, maar wat hebben de Oranje Leeuwen de laatste jaren al bereikt? Daarom lanceer ik hier in navolging van Margaretha Guidone een oproep aan iedereen op aarde en aan de Belgen in het bijzonder: laten we met z’n allen de verwarming wat minder vaak aanzetten. Dan wennen we er alvast aan dat het iets minder warm toch nog beter is. Sacha Dierckx

Het Communiqué

13


“Brussel is geen stad om bang van te zijn” Ze komen uit verschillende windstreken van België, maar hebben toch gemeenschappelijke punten: ze zitten in het eerste jaar hoger onderwijs en hebben allen een hart voor Brussel. Drie jongvolwassenen over onze hoofdstad, hun eigen gemeente en hun ervaringen als eerstejaarsstudent aan de Erasmushogeschool Brussel. Jasmin, 1 Office management, 18 jaar, Antwerpen

14

Alain Eliasy

“Niet altijd aanwezig moeten zijn op school vind ik beter. Vroeger, toen ik verplicht was, dan had ik echt geen zin. Terwijl ik nu echt mag kiezen, ik ben vrijer. De ouders zitten niet altijd achter mij. Als je uit eigen wil gaat studeren is het beter.” “Mijn eerste keuze was eigenlijk Psychologie aan de universiteit. Omdat ik Franstalig ben en ook Portugees spreek, zei mijn leerkracht Frans: ‘Waarom ga je niet iets met talen doen?’, maar ik wou eigenlijk niet op universitair niveau talen studeren, dat is te wetenschappelijk. En toen heb ik de richtingen Office Management en Bedrijfsvertaler en - tolk leren kennen. Het is wel zo dat ik soms denk: ‘Misschien had ik beter unief gedaan’. Maar ik zal mijn studie zeker afwerken en dan zal ik wel overstappen naar Taalkunde, om toch een masterdiploma te hebben.” “Het was sowieso mijn bedoeling om in Brussel te komen studeren. Ik heb altijd in een hoofdstad, een metropool willen wonen. Niet in Antwerpen, daar wou ik even weg zijn. In Antwerpen zijn veel donkere gebouwen en dat vind ik niet leuk aan de stad. Daar word je depressief van, terwijl het hier zo open is, je hebt veel brede lanen. Antwerpen heeft bij wijze van spreken maar een vijftal brede lanen. En in Gent wilde ik ook niet studeren. Ze zeggen dat het

de grootste studentenstad is, maar dat zei me eigenlijk niet veel. Toegegeven, als je alleen op kot zit, voel je je wel heel erg eenzaam. Vooral als je dan nog buiten de stad woont. Nu is dat anders. Brussel is echt wel een leuke stad.”

Rita, 1 bachelor journalistiek, 18 jaar, Maasmechelen

Sam, 1 Communicatiemanagement, 20 jaar, Sint-Stevens-Woluwe

“Het was heel gemakkelijk om te kiezen omdat een vriendin van mij hier al op school zat. De eerste week ben ik niet zo veel naar de lessen gegaan, want ik moest een heleboel regelen. Het is wel handig dat je niet telkens een doktersbriefje moet hebben.” “In het begin heb ik even getwijfeld of ik wel Journalistiek zou doen. Want ik wilde eerst op de universiteit Communicatiewetenschappen studeren. Maar ik heb van veel mensen gehoord dat de lessen veel te gedetailleerd zijn, dat er te veel achtergrondinformatie wordt gegeven. Daar hou ik sowieso niet van. En ze hebben mij gezegd: ‘Volgens mij ga je veel te snel denken, wat is dat voor zever allemaal?’.” “Ik was al vaak in Brussel omdat mijn zussen hier ook zitten en ik heb het altijd

“Mijn eerste indruk was vrij positief. Het gebouw en het volk stonden me meteen aan. En de lessen waren leerrijk, vooral het PGO-systeem en de opdrachten.” “De hoofdreden om voor de Erasmushogeschool te kiezen is dat hogescholen meer met de studenten bezig zijn. Ik hoopte op deze manier meer succes te behalen in mijn studies.” “Veel studenten haken af omdat ze een verkeerde studiekeuze maken. Ik zal zelf wel inzien of ik de juiste keuze heb gemaakt. Maar mijn bedoeling is toch om mijn jaar af te maken en een positief resultaat te behalen.” “Mijn keuze voor Brussel was snel gemaakt. Ik kende Brussel al redelijk goed. Ik denk dat veel mensen een verkeerde indruk hebben, maar zodra je Brussel

© Frederik Defossez

© Frederik Defossez

een heel chique stad gevonden. In het begin is het echt wel wat aanpassen.” “Het is hier heel anders dan in Maasmechelen natuurlijk, maar ik vind het echt wel cool en gezellig. Nu is het meer een aanpassing als ik terug naar Maasmechelen ga. Het is daar zo stil. De meeste mensen kennen Maasmechelen van Maasmechelen Village, een groot winkelcentrum voor snobs eigenlijk.” “Veel van mijn vriendinnen hebben een negatief beeld van Brussel en willen hier niet komen omdat ze het veel te gevaarlijk vinden. Maar ik voel mij hier nooit onveilig. De eerste keer ben je onder de indruk. Maar dat verandert zeker, dat verdwijnt echt wel.”

goed kent, is het een aangename stad. Brussel staat open voor veel dingen, het is helemaal geen stad om bang van te zijn. Maar ik woon zodanig dicht bij Brussel dat ik me er niet zal vestigen.” “Ik ben afkomstig uit Sint-Stevens-Woluwe, een gemeente die bij de meeste mensen bekend staat voor de geluidsproblematiek, maar ik merk daar niet te veel van. Het is een leuke en vrij gezellige gemeente.” “Als ik naar mijn werkende ouders kijk, dan denk ik dat de studentenperiode een heel mooie tijd is. Je hebt redelijk veel vrijheid. Het is een plezier om te studeren in plaats van iedere dag verplicht te gaan werken.”

Het Communiqué

© Frederik Defossez


Twee jaar geleden startte de Erasmushogeschool Brussel (EhB) een nieuwe richting op: de bachelor Journalistiek. Een opleiding die de studenten drie jaar lang wegwijs maakt in de journalistieke wereld. De nadruk ligt er heel sterk op de praktijk met in het tweede en derde jaar stage. Voor veel studenten is de stage de leukste en meest leerrijke ervaring maar niet iedereen vindt een stageplaats naar zijn of haar zin. Sommige redacties geven immers de voorkeur aan masterstudenten. Vandaar de vraag:

Heeft de Bachelor Journalistiek zin?

Jennifer Smits

JA

© Dirk Mampaey “Mensen die een bachelor Journalistiek hebben gevolgd zijn door en door journalist. De studenten hebben heel duidelijk die journalistieke attitude. Dit in tegenstelling tot mensen die een masteropleiding gevolgd hebben. Zij volgen eerst drie jaar een academische opleiding, zoals Germaanse of Politieke

dompeld. Iemand die drie jaar een academische opleiding volgt, heeft niet de kans gehad om die actualiteit zo te volgen.” “Frans en Engels zijn precies twee dingen waar de bachelor Journalistiek op de EhB zo zwaar de nadruk op legt. De Erasmushogeschool heeft de vakken Duits en Spaans afgeschaft om zo het aantal uren Frans en Engels te kunnen opvoeren. Zelf heb ik in mijn carrière nauwelijks Duits gebruikt. De bachelors krijgen van in het begin het Nederlands opgelepeld, een correcte en verzorgde taal, de masters hebben dat niet. Wat is het instrument van een journalist? Dat is zijn taal.” “Alles wat de bachelors Journalistiek aan de Erasmushogeschool

Ik kan me moeilijk voorstellen dat een master onmiddellijk kan worden ingeschakeld.”

en Sociale Wetenschappen, en doen daar nog één jaartje journalistiek bij. Ik denk dat je op dat ene jaar niet de journalistieke attitude kan ontwikkelen.” “Iemand die drie jaar lang niets anders dan Geschiedenis studeert zal wel een ruimere geschiedkundige bagage hebben dan een bachelor, maar een bachelor die begint komt op een redactie binnen, stelt zich voor, drinkt een koffie en krijgt onmiddellijk een opdracht die hij tegen ’s avonds af heeft. Ik kan me niet voorstellen dat een master Journalistiek onmiddellijk ingeschakeld kan worden in een professionele journalistieke omgeving.” “Studenten Journalistiek krijgen een aantal actualiteitsvakken (o.a. maatschappelijk debat, actualiteitstesten, politieke, economische en culturele topics). Drie jaar lang zijn ze in de actualiteit onderge-

Brussel zien in verband met talen, actualiteit, het zelf aan journalistiek werk doen, dat zijn echte journalistieke capaciteiten. Die worden in de bachelor Journalistiek veel sterker ontwikkeld dan in een Master Journalistiek.” “De reden waarom sommige redacties voorrang geven aan masterstudenten is omdat ze nog zitten in het vroegere denkschema: ‘wij willen alleen maar licentiaten’. Wij zouden studenten naar die redacties moeten kunnen sturen om te tonen dat ook zij daar een stage aankunnen. De Standaard moet zijn deuren willen openzetten voor onze stagiairs. Pas als ze de studenten leren kennen en hun capaciteiten zien, zullen ze ondervinden dat een bacheloropleiding Journalistiek een heel waardevol iets is. Mocht ik nu student zijn, zou ik daarvoor gaan.”

Dirk Mampaey werkte 20 jaar voor de VRT-nieuwsdienst, onder meer voor Panorama. Hij doceert nu o.m. Journalistiek en Schrijven van radio-en tvteksten bij de master- en bacheloropleiding Journalistiek.

NEEN

© Tim Ricour “Met de richting bachelor Journalistiek hebben we heel weinig ervaring. We krijgen zo veel vragen om stage te doen bij De Standaard dat er veel meer vragen zijn dan wat wij aankunnen als organisatie. Stagiairs geven ons zicht op talent en op mensen die in het vak willen stappen. Het is de opdracht, de taak van

bewezen hebben. Toch is het maar weinigen gegeven om hier te kunnen beginnen.” “We zien niet in waarom een bacheloropleiding meer zou kunnen bieden dan een master of iemand die meer dan één diploma heeft. Voor ons is het op zich geen grote meerwaarde om een journalistieke opleiding te hebben gevolgd. Er zijn maar weinig mensen bij De Standaard die hier terechtgekomen zijn vanuit een journalistieke opleiding. Er zijn mensen met allerhande opleidingen: economisten, politieke wetenschappers, geschiedenisstudenten, mensen die Germaanse of Romaanse hebben gedaan. Wij gaan er van uit dat je het journalistieke metier in de job moet leren.”

We zien niet in waarom een bacheloropleiding meer zou kunnen bieden dan een master.”

een mediaorganisatie om een rol te spelen in de opleiding van nieuwe journalisten. Maar omdat we zo’n groot aanbod hebben, hebben we onszelf een drempel opgelegd, en die heeft niets te maken met de nieuwe richting bachelor Journalistiek. Het is dan ook logisch om die stageplaatsen te geven aan mensen die aan de eisen voldoen. Het is een vorm van selectie, je kan het niet anders noemen.” “Wij willen de top zijn in de geschreven journalistiek, dus wij leggen de lat voor onszelf en anderen hoog. Dat is misschien niet altijd rechtvaardig maar het is zo. Dat betekent niet dat als je ergens anders begint dat je niet tot op de redactie van De Standaard kan doorgroeien. Er werken mensen bij ons op de redactie die begonnen zijn in de lokale pers of bij een andere periodiek, en die hun kwaliteiten daar

“Wij willen inderdaad een drempel leggen qua opleiding maar voor de rest spelen de karakterkenmerken, interesse en gedrevenheid een minstens even grote rol als de opleiding.” “We houden je niet tegen om met een bachelordiploma mee te doen aan een examen maar het is een harde competitie. Als er een paar honderd mensen aan deelnemen voor één functie, dan heb je ook als master weinig kans.” “De journalistieke stiel, datgene waar bachelors beter in zouden zijn, kunnen we volgens mij zelf aanleren. Terwijl creativiteit, gedrevenheid en een brede opleiding daar niets mee te maken hebben. Mensen die bij ons terechtkomen zonder universiteitsdiploma zijn vaak gelimiteerd in hun mogelijkheden. Zelfs als ze hun sporen al bij andere media hebben verdiend.”

Bart Sturtewagen begon 19 jaar geleden zijn carrière bij De Standaard op de redactie economie, nadien werd hij chef binnenlandredactie. Nu is hij hoofdredacteur. Het Het Communiqué Communiqué

15


© Evi Metal

God is hip

geloof: je kan er niet omheen “Ik verwacht u zondag in de kerk. Als Beerschot niet speelt.” Kan dit soort slogans het geloof weer aanwakkeren? Blijkbaar is nu zelfs de reclamewereld bezorgd om de toestand van de Kerk. Nochtans zijn er aanwijzingen dat het niet zo slecht gaat met het katholicisme. Denken we maar aan Brussel Allerheiligen in november 2006, een internationale samenkomst rond christelijk geloof. Of de Wereld Jongerendagen die bij de vorige editie 1 miljoen pelgrims lokten. Een mediahype, of is het geloof opnieuw populair bij jongeren? We vroegen het aan de directeur van de Interdiocesane Jeugddienst Pieter Nolf, aan trendwatcher Herman Konings en priesterstudent Mathias Parret. 16

Het Communiqué


“God is liefde! Ik snap niet hoe je daar tegen kan zijn” Mathias Parret (23) beslist om zijn studies Geneeskunde voor een tijdje aan de kant te schuiven en samen met drie andere jonge gelovigen zijn intrek te nemen in het seminarie van Brugge. Dat doet hij in een Vlaanderen waar één op de drie priesterposten niet raakt ingevuld. Vijf jaar studies Geneeskunde hebben hem veel zweet, bloed en tranen gekost. Dat kan je niet zomaar overboord gooien. De drang om priester te worden moet wel heel groot geweest zijn… Mathias Parret: “Die drang kende ik al in het middelbaar. Maar op mijn achttiende was ik heel bang van het priesterschap. Niet ten opzichte van de buitenwereld, maar vooral ten opzichte van mezelf. Priester worden is geen evidente keuze en daar hangen zware gevolgen aan vast. Je mag niet trouwen en geen kinderen krijgen. Je hele toekomstbeeld valt in duigen. En dat zag ik niet zitten. Dus besloot ik Geneeskunde te studeren. Want als dokter kan je ook mensen helpen en dan blijft de optie van trouwen en kindjes krijgen open. Ik dacht dat het idee om priester te worden wel zou weggaan…” Maar het idee ging niet weg. M.P: “Mensen hebben een verkeerd beeld van wat een roeping is. Het is niet zo dat de Heilige Maagd Maria plots in de living staat en vraagt of er geen belet is en of ze eventjes haar zegje mag doen. Een roeping is een ongelofelijke drang om Jezus te volgen. Het is een gevoel waar je mee gaat slapen en mee opstaat. Het is alsof er iemand voortdurend aan je mouw zit te trekken. Het laat je niet meer los tot je die keuze gemaakt hebt. In mijn vijfde jaar Geneeskunde werd die drang om priester te worden zo groot dat ik echt niet meer vooruit kon. Ik blokkeerde helemaal. Ik heb er veel over gepraat en uiteindelijk heb ik de balans opgemaakt. Trouwen en kindjes krijgen óf priester

écht een gefundeerde keuze was en dat mijn beslissing mij gelukkig maakte, was ze ook gelukkig. Ik had met mijn ouders nooit over geloof gesproken. Wel met vrienden. Mensen voor wie geloof geen taboe is.”

© Elvis Santana, stockexchange Denk je dat het celibaat de reden is waarom er nog maar zo weinig mensen priester willen worden? M.P.: “Het is een belemmering, maar het is niet de reden waarom er minder mensen priester willen worden. Het probleem zit dieper dan alleen maar niet mogen trouwen. Iemand die écht priester wil worden, die doet dat gewoon.”

Het trouwen woog voor helemaal niet op tegen priesterschap.”

worden? Het trouwen woog voor mij helemaal niet op tegen het priesterschap.” Hoe reageerde je omgeving? M.P: “Mijn ouders waren zeer verrast. Vooral mijn mama heeft tijd nodig gehad om het te laten bezinken. Ze dacht dat het een bevlieging was. ‘Mathias is aan het zweven’, zei ze. ‘Hij is zich in zijn ongeluk aan het storten.’ Maar toen ze zag dat het

Je wordt priester in een tijd waarin het met de Katholieke Kerk in Vlaanderen zeer slecht gaat… M.P: “Ik ben behoorlijk optimistisch, maar ook realistisch. Het zal een heel andere Kerk worden dan de-

mij het

“Er bestaat een volledig vertekend beeld van de Kerk. Bij de Kerk denken mensen aan oude pastoors met lange gewaden. En ik kan dat wel begrijpen. Er zijn maar weinig jonge priesters.” “Ook de media spelen een slechte rol. De Kerk wordt door de media altijd afgeschilderd als iets dat alleen maar rond Rome draait, maar de Kerk is zo veel meer dan Rome. De Kerk is een gemeenschap.”

gene die we de voorbije eeuwen gekend hebben. Er zullen altijd gelovigen zijn. Er zullen altijd priesters zijn. En ze zullen zich altijd op de één of andere manier tot elkaar verhouden. Er zal niet meer voor elke parochie een pastoor zijn. Maar veel priesters zijn ook op andere manieren aan het werk. In scholen, gevangenissen en ziekenhuizen bijvoorbeeld. Of als missionaris. Zelf wil ik ook die kant op. Ik wil echt het beroep van dokter uitoefenen en zal die studies ook afmaken. Ziek zijn brengt altijd een stukje lijden met zich mee. En wanneer het einde in zicht is, komen ook de levensbeschouwelijke vragen naar boven. Als je op zo’n momenten als priester heel dicht bij de mensen kan zijn en hen tegelijk kan bijstaan met je expertise als dokter, dan is dat een zeer vruchtbare combinatie.” De Kerk is tegen condooms. Kun je je als arts in wording neerleggen bij dergelijke standpunten? M.P: “Natuurlijk geloof ik in het nut van condooms. Ook de Kerk is met die dingen bezig. Ik weet dat er nu

gesprekken gevoerd worden over de houding van de Kerk tegenover anticonceptie. We moeten gewoon wat geduld hebben. De Kerk is een lome machine, maar ik heb er alle vertrouwen in dat het uiteindelijk wel goed komt. Zo heeft onze vorige paus reeds erkend dat de evolutietheorie veel meer is dan zomaar een theorie. Hij heeft die theorie aanvaard. Dat is belangrijk. Ook met de huidige paus zitten we wat dat betreft goed. Hij werd aanvankelijk als conservatief afgeschilderd, maar uit zijn beleid is al gebleken dat dit helemaal niet het geval is.” In Vlaanderen werd een onderzoek gedaan, waaruit blijkt dat er wel plaats is voor geloof, maar niet meer voor religie. M.P: “Wat me het meeste zorgen baart in heel die studie, is dat 30 procent van de ondervraagden zegt niet te geloven dat Jezus ooit bestaan heeft. Als je daaraan al twijfelt, aan iets dat historisch bewezen is, dan zit je met een probleem. De Kerk moet zich wel openstellen en verfrissen. In Wallonië vind je nu opnieuw charismatische gemeenschappen waar er niet wordt stilgezeten en waar je kan vieren zoals het hoort… Vreugdevol en samen met anderen! Niet zoals in Vlaanderen. Als wij naar de mis gaan, kiezen we onze stoel zo uit dat we zeker niet naast iemand anders moeten gaan zitten.” Hebben we rock-’n-rollpriesters nodig om daar verandering in te brengen? M.P: “Ik ga gewoon mezelf blijven, ik ga niet de clown uithangen. Maar sommige van mijn medestudenten zijn wel echte rock-‘n-rollers. Je kunt ons niet vergelijken met de seminaristen van vroeger. De Kerk moet niet vernieuwen of hervormen, ze moet herbronnen en terugkeren naar wat de eerste christenen deden. En uiteindelijk is de kern van ons geloof zó goed. God is liefde! Bemin je naaste als jezelf. Ik snap niet hoe je daar tegen kan zijn. Dat is gewoon zo puur.” Stéphanie Steverlynck

Het Communiqué

17


“We zijn geen seuten!” “We zijn zeker geen lobbygroep van de Kerk”, verzekert Pieter Nolf ons. Nolf is de directeur van de IJD, de Interdiocesane Jeugddienst. Dit is een koepelorganisatie waar meer dan 170 Vlaamse geloofsverenigingen voor jongeren bij aangesloten zijn. De bedoeling is die veelheid aan verenigingen een gezamenlijke stem te geven. Stijgt het aantal gelovige jongeren? Of is er sprake van een mediahype? Ik ken persoonlijk niemand die zich de laatste jaren tot het geloof heeft bekeerd. Pieter Nolf: “Wij ervaren het ook als een mediahype. Alles wat met Kerk, geloof en spiritualiteit te maken heeft, is hip en in voor de media. Dat komt voor een stuk omdat we ons in een minderheidspositie bevinden. Jongeren die ervoor kiezen gelovig en kerkelijk te zijn, maken een keuze die absoluut niet evident is. De media beschouwen geloof als iets exotisch, en dat vinden we zelf niet altijd prettig. Overal waar gelovige jongeren samenkomen, is er veel media-aandacht, want het komt blijkbaar over als een uitzonderlijk fenomeen. Maar dat is dus de perceptie die de media ervan maken. Het is wel goed dat geloof en zingeving weer bespreekbaar zijn.”

Wie vandaag als achttienjarige gelooft, maakt een keuze tegen de meerderheid in.”

daan, maar zonder dat dit echt een diepe betekenis voor hen heeft. We leven niet meer in het katholieke Vlaanderen van twintig of dertig jaar geleden. In tegenstelling tot hun ouders en grootouders, ervaren jon-

voor een deel waarom er nu meer interesse is voor wat we doen.” Proberen jullie het geloof op een moderne manier te presenteren? P.N.: “We willen het geloof vooral op

Pieter Nolf

Maar is er een stijgende lijn? P.N.: “Het aantal groepen dat aangesloten is bij de IJD stijgt inderdaad. Maar daar durf ik geen trend uit af te leiden waaruit blijkt dat alle problemen rond Kerk en geloof in Vlaanderen plots voorbij zijn.” Is er een leeftijd waarop veel jongeren plots afhaken? P.N.: “Het cruciale punt ligt rond de achttien jaar, een leeftijd waarop de meeste mensen gaan nadenken over hun toekomst. Ga ik verder studeren? Ga ik op kot? Een aantal jongeren haakt dan effectief af, maar een aantal komt er ook bij. Er is dus geen spectaculaire daling.” “Maar er is wel een opmerkelijk verschil met vroeger. De huidige generatie van zestien-zeventienjarigen is opgegroeid in een gemeenschap die ver

geren de frustraties niet meer van op te groeien in een gemeenschap waar de Kerk een grote maatschap-

Heel wat jongeren die ervoor kiezen kerkelijk te zijn, maken een keuze die niet evident is.”

staat van al wat met geloof en Kerk te maken heeft. Het zijn de kinderen van ouders die de Kerk vaarwel hebben gezegd. Ze hebben misschien nog hun communie en vormsel ge-

18

© Pieter Nolf

Het Communiqué

pelijke impact heeft. Daardoor staan ze heel onbevangen tegenover Kerk en geloof. Ze weten weinig af van het evangelie, en interpreteren het op een heel open manier. Dat verklaart

een zeer authentieke manier brengen, met de Bijbel als basis. Uiteraard doen we dat op een andere manier dan de zusters in het klooster. De muziek op de vieringen is aangepast aan de smaak van de jongeren. Wij gaan steeds op zoek naar activiteiten waarbij we het geloof bij jongeren ter sprake kunnen brengen, zoals pelgrimstochten en jongerenkampen.” Klopt het clichébeeld van de brave, ietwat saaie, gelovige jongere nog? P.N.: “Helemaal niet. Wie vandaag

als achttienjarige gelooft, maakt een keuze tegen de meerderheid in. En die wordt daar ook over aangesproken. In het beroepsleven is het niet anders. Ik ken veel mensen die op hun werk op onbegrip stuiten door hun geloof. Het is een keuze die tegen de stroom ingaat, en als je een seut bent, is dat moeilijk. Die seuten van vroeger zitten nu in de massa.” Nemen jullie altijd het standpunt in van de Kerk? Hoe staan jullie tegenover bepaalde ethische kwesties, waarbij de Kerk zaken verkondigt die voor jongeren nogal ouderwets overkomen? P.N.: “We zijn de jeugddienst van de Kerk, dat betekent dat we inderdaad het standpunt van de Kerk onderschrijven. Jongeren die kiezen voor de Kerk, maken misschien meer een keuze van het hart dan een rationele keuze. Maar dat betekent niet dat ze daarom ook akkoord gaan met alles wat die Kerk verkondigt. In bepaalde kringen wordt daar heel principieel over nagedacht, maar zo werkt het niet. Eigenlijk kan je de Kerk vergelijken met een familie: het is niet omdat je grootvader dingen zegt waar je het absoluut niet mee eens bent, of die achterhaald zijn, dat je daarom je familie, of je grootvader, de rug toekeert.” Hoe zie je de toekomst van de Kerk? Zingeving is nu een populair thema, maar zal dat zo blijven? P.N.: “Ik zie de toekomst positief in. Momenteel zit de structuur van de Katholieke Kerk in Vlaanderen in een overgangsfase. Dat brengt enkele problemen met zich mee, zoals een tekort aan priesters. We evolueren naar een christelijke gemeenschap die véél, véél kleiner zal zijn dan vroeger, met nog een of twee parochies in elke grote stad, maar ook veel intensiever. Wie in de toekomst christen is, maakt een heel expliciete keuze. Christen zijn is niet zomaar op zaterdagavond naar een boeddhistische tempel gaan om daar aan meditatie en zingeving te doen. Het is een project voor heel het leven.” Frank Van der Meeren


“Het geloof heeft meer dan ooit slaagkans” Volgens de media zit het geloof bij jongeren in de lift. Herman Konings, trendwatcher en licentiaat in de Psychologie, vertelt over de forse toename van het aantal gelovige jongeren en hoe dat komt. De media spreken over een toename van het aantal gelovige jongeren. Is dat zo? Herman Konings: “Ja, maar we moeten ‘geloof’ wel breder plaatsen. En wat is nu een trend? Een trend is een verschuiving, als meer of minder volk iets doet. Tien, vijftien jaar geleden is er een absoluut dieptepunt geweest, of we het nu over kerkgang hebben of over het geloof in God. Sindsdien is het animo toegenomen. Er is een individuele stijging op alle parameters, zowel wat betreft het geloof in God, de esoterie (het occulte, wat slechts door ingewijden doorgrond

ropa. Ook in België is de aanvaarding van dit idee een algemene tendens.”

© Herman Konings

Waarom is er net nu een toename? H.K.: “Er zijn verschillende factoren. Maar de meest plausibele verklaring is dat jongeren vaker enig kind zijn. Zeker in vergelijking met twintig, dertig jaar geleden. Een zus of een broer om mee te ravotten is er niet. Kinderen moeten langer wachten op hun mama en papa, die een grotere werkdruk hebben. Hun ouders zijn dertigers en jonge veertigers die te maken hebben met een grote prestatiedruk. De ouders staan langer in de file. Heel

Kinderen hebben nood aan stabiliteit en het godsbesef kan hen dat bieden. ”

kan worden, red.) en de parapsychologie (psychologie van het onverklaarbare, red.) als het geloof bij andere gemeenschappen, zoals de moslims. De intensiteit stijgt, net als de radicalisering. Belangrijk is de vorm van pluralisme of het ‘shoppinggedrag’ dat we vandaag zien. Jongeren hebben belangstelling voor het spiritueel consumentisme. De kabbala (mystieke getalsleer van de joden in de middeleeuwen, red.) is dankzij Madonna erg populair, maar ook het boeddhisme heeft een sterke aantrekkingskracht. Het geloof in het creationisme is toegenomen bij jongeren in de Verenigde Staten, maar ook in Eu-

wat van die kinderen vinden bij het thuiskomen de sleutel onder de mat. De kinderen beseffen op jonge leeftijd dat het leven complex is en zwaar om te dragen. Dit is niet evident in hun ontwikkeling. Op zeer jonge leeftijd is er dus ruimte voor vragen als ‘waar kom ik vandaan?’. Er treedt een soort vereenzaming op. De kinderen zijn volledig op zichzelf aangewezen. Kinderen leven niet meer onder een stolp. Integendeel. Ze worden geconfronteerd met de harde wereld via reizen, televisie, internet, noem maar op. Die betrokkenheid versterkt de behoefte aan een god. Als er schaarste dreigt, blijkt het schaarse

waardevol. Het schaarse is het beschermende moedergevoel, de geborgenheid. En die ga je zelf opzoeken. Of het geloof nu realistisch is of niet, is niet van prioritair belang. Illusie is een overlevingsdrang. Optimisten leven zeven en een half jaar langer dan pessimisten. De beroepsgroep met de hoogste levensverwachting is die van de nonnen. Het angstgevoel, het gemoedsprobleem doet mensen investeren in het godsbeeld, gebaseerd op de behoefte aan geborgenheid. Er zijn veel gebroken gezinnen.

Een recordaantal ouders is gescheiden. Kinderen hebben nood aan stabiliteit en het godsbesef kan hen dit bieden.” Kunnen we spreken over een mediahype? H.K.: “Ja, de hernieuwde interesse voor goodsdienst wordt versterkt door de media. Het is hip, je hoeft je er niet voor te schamen. Het geloof heeft meer dan ooit slaagkans!” Melissa Moelants

Writer’s Block Ik ben lui. Fysiek dan toch. Mentaal balanceer ik tussen complete apathie en een overvloed aan ideeën. Spijtig genoeg wordt de gulden middenweg steeds overgeslagen. U moet dan ook mijn moeilijkheden bij het schrijven van een column begrijpen. Het klassiek patroon van een column is nochtans zeer eenvoudig: geef je mening over een luchtig onderwerp (en ga er daarbij vooral van uit dat jouw mening echt van belang is), gebruik een hoop holle adjectieven en eindig met een kwinkslag. Een column is zelden meer dan een bijproduct (een schrijver die gemakkelijk en snel geld wil verdienen, een hoofdredacteur die zijn ei kwijt wil enz.). Ik lijd aan een lichte vorm van wat in de vakliteratuur writers’ block wordt genoemd. Meestal gaat het als volgt: ik zet mij voor de computer en geef mezelf pakweg twee uur om een stuk te schrijven. Drie uur later staan er hooguit tien deftige zinnen voor mij uitgetypt. Ik besluit er de brui aan te geven en vul de rest dan aan volgens het hierboven vermeld patroon. Het

resultaat is meestal een matig stuk, waarin enkele degelijke ideeën zitten, die dan vakkundig de nek worden omgewrongen. Genoeg geconstateerd, we willen oplossingen! Een computer kopen die niet klinkt als een versleten stofzuiger? Geen geld voor. Drie weken zee, strand, vrouwen, alcohol en drugs? Idem, en ik kan me niet voorstellen dat het schrijven van een column hierdoor hoger op mijn prioriteitenlijst komt te staan. Misschien is de enige oplossing trainen. Blijven oefenen, zoals een sprinter die maanden werkt om twee honderdsten sneller te worden. Maar brengt een rake oneliner evenveel voldoening als olympisch goud? Nee, ik doe het gewoon niet graag. Misschien wil mijn dokter wel een ziektebriefje schrijven voor een writers’ block? Als alles goed gaat, is dit de laatste column die u van mij leest. Frank Van der Meeren

Het Communiqué

19


Quo vadis Anderlecht? Bij RSC Anderlecht loopt tegenwoordig veel jong geweld op de velden. Zo is er de zeventienjarige Vadis Odjidja-Ofoe, ongetwijfeld een van de opkomende talenten bij de landskampioen. Toen hij tien was, werd hij al weggeplukt bij AA Gent. Net als zijn vrienden Vincent Kompany en Anthony Vanden Borre schopte hij het vanuit de jeugdreeksen helemaal tot bij de grote jongens in de A-kern van RSCA. Ondanks zijn leeftijd wordt Vadis geprezen voor zijn maturiteit, een kwaliteit die de verdedigende middenvelder snel naar het hoogste niveau kan brengen. Een kennismaking met het goudhaantje in spe van RSC Anderlecht. Je volledige naam is Vadis OdjidjaOfoe, maar iedereen spreekt altijd over Vadis? Vadis Odjidja-Ofoe: “Misschien omdat journalisten mijn naam niet kunnen schrijven. Het maakt niet echt uit hoe ze mij noemen. Ik ben het wel gewend dat de mensen Vadis zeggen. Op mijn truitje stond dan ook eerst Vadis, maar dat heb ik laten veranderen in mijn familienaam Odjidja, uit respect voor mijn vader en grootvader.” Je kwam al op tienjarige leeftijd naar de hoofdstad, viel dat mee? V.O.: “Ik heb het er niet echt moeilijk mee gehad, omdat ik samen met een vriend overkwam van AA Gent. Bovendien stonden mijn ouders volledig achter mij. Het enige probleem was de taal. Ik sprak namelijk geen Frans, maar dat heb ik hier snel geleerd. Het eerste jaar bracht mijn vader mij naar Anderlecht, maar daarna ben ik op internaat gegaan in Brussel. Na enkele jaren verhuisde ik met mijn familie naar hier en sindsdien volg ik les op het Koninklijk Atheneum van Anderlecht, waar ik nu in mijn laatste jaar zit.” Hoe verloopt de combinatie school en voetbal? V.O.: “Het is vrij moeilijk want er zijn veel trainingen tijdens de schoolu-

Vadis Odjida in het Constant Vanden Stockstadion waar hij wil schitteren. Je vader is een Ghanees, welke band heb jij nog met Ghana? V.O.: “Vroeger ging ik om de twee jaar naar onze familie in Ghana. Nu heb ik daar geen tijd meer voor. Tijdens de schoolvakanties moet ik altijd gaan trainen, dat maakt het moeilijk. Maar ik ga na mijn studies zeker nog naar

Ik heb mezelf nooit een datum opgelegd waarop ik in de ploeg moet staan.”

ren. Maar vorig jaar ben ik geslaagd, dus het moet nu ook wel lukken. Nog een jaartje op mijn tanden bijten en dan heb ik mijn diploma.” Ga je eigenlijk graag naar school? V.O.: “(lachje) Ja, hoor. Het moet nu eenmaal en dan kan je beter met een lach naar school gaan dan te lopen vloeken. De wetenschappelijke vakken interesseren me wel, en ik leer ook graag talen bij, dat is wel altijd handig.”

20

© Benjamin Pijpen

Het Communiqué

Ghana, wanneer ik wel vrije tijd heb. Ik heb wel een band met mijn familie, en we bellen af en toe.” Als we hoopvol vooruitkijken: wil je later voor Ghana of voor België spelen? “Ik ben volledig Belg, maar mijn vader is Ghanees. Dus als ik ooit voor die keuze kom te staan, dan zal ik wel kiezen. Maar daar is het nu nog veel te vroeg voor. Op dit moment staat alles in het teken van Anderlecht en mijn carrière hier.”

Dit seizoen is er weer veel te doen rond racisme in het voetbal. Heb jij op deze leeftijd al erge dingen meegemaakt op het veld? V.O.: “Bij de jeugd valt het nog wel mee, vind ik. Last van spreekkoren heb je daar niet, maar er worden wel eens racistische opmerkingen gemaakt. Het is aan de spelers zelf om zich daar niets van aan te trekken en geconcentreerd te blijven voetballen. Je moet dat leren; want als je je hierdoor laat afleiden, speel je een slechte wedstrijd.” Vincent Kompany en Anthony Vanden Borre zijn vrienden van jou. Zij maakten eerder dezelfde overstap naar de A-kern. Hoe verloopt dat voor jou? V.O.: “Het was wel een aanpassing omdat alles nog een stapje sneller gaat en je geen fouten meer mag maken. Maar ik ben sinds dit seizoen een volwaardig lid van de A-kern, dus ik maak evenveel kans op een plaats in het elftal. Ik heb mezelf echter nooit een datum opgelegd waarop ik in de ploeg moet staan, omdat je dan

alleen teleurgesteld kan worden. Ik zal me blijven bewijzen tegenover de trainers die me deze kans gegeven hebben. En als er iets scheelt, kan ik in de ploeg altijd terecht bij Anthony. Ook met Vincent heb ik nog contact. Ik kan hem altijd bellen en mag hem alles vragen wat ik wil. Ze steunen mij allebei nog steeds.” Als je naar de blessureproblemen van Kompany kijkt, heb je dan geen schrik om te snel door te breken en overbelast te geraken? V.O.: “Nee, zeker niet. Misschien is het toeval dat hij nu vaak blessures heeft. In het leven heb je soms geluk, andere keren niet. En ik denk dat Vincent nu enkele ongelukkige momenten kent. Het hangt vaak van details af, zoals genoeg rust nemen; maar ik kan niet voor hem spreken. Ik heb alleszins geen schrik om zware blessures op te lopen. Dat hoort bij het leven van voetballers.” Bij jonge talenten wordt de vergelijking met Kompany en Vanden Borre snel gemaakt. Stoort je dat?


“Het brengt wel extra druk met zich mee, maar daar probeer ik niet aan te denken. Ik zal nooit een Kompany of Vanden Borre worden. De mensen mogen denken wat ze willen. Ik zal mijn uiterste best doen om te bewij-

club. Zorgen die voor meer concurrentie? “Concurrentie hoort bij het voetbal. Of die nu komt van binnen- of buitenlandse spelers, ze zal altijd bestaan. Je moet als individu bewijzen dat je

De teleurstelling zal groot zijn als ik hier niet doorbreek. Ik zal er alles aan doen om hier te slagen.”

zen wat ik waard ben. Dat ze achteraf dan maar de vergelijking eens maken. De teleurstelling zal groot zijn als ik hier niet doorbreek, omdat ik bij Anderlecht al zo veel mooie momenten heb meegemaakt. Ik zal er alles aan doen om hier te slagen en anders hoop ik dat het bij een andere club lukt. We zien wel wat de toekomst brengt.” Er zitten veel buitenlanders bij de

sterker en beter bent dan de anderen. Ook de aangekochte spelers. Er bestaat in de club geen gevoel van wij tegen zij. Als je zo denkt, zal de ploeg niet beter worden en zullen goede prestaties uitblijven. Samenwerken is de boodschap.” Hoe is de verstandhouding met de oudere garde binnen de spelersgroep? “Die is goed. Er bestaat niet echt een

kloof tussen de jongeren en de ouderen. Ik heb steun aan de ervaren mannen in de ploeg, zoals Yves (Vanderhaeghe, intussen getransfereerd naar Roeselare), Bart (Goor) en Olli (Olivier Deschacht). Dat zijn spelers met ervaring die je steunen en veel raad geven. Ik probeer dan ook zoveel mogelijk van hen op te steken.” Wie zijn je voorbeelden uit het internationale voetbal? “Dat zijn er heel wat. Ik denk spontaan aan Ballack, Ronaldinho en Henry, allemaal wereldvoetballers. Als verdedigende middenvelder volg ik natuurlijk ook de topspelers op mijn positie, zoals Vieira en Fabregas. Van zo’n spelers kan je veel leren door gewoon naar hen te kijken tijdens een wedstrijd. Wanneer ik naar spelers als Ronaldinho en Henry kijk, dan zoek ik eerder een manier om hen af te stoppen (lacht).”

Is er nog tijd voor een leven buiten het voetbal? “Mijn leven draait natuurlijk rond voetbal, maar ik maak ook tijd vrij om dingen te doen met mijn vrienden. Al © RSC Anderlecht

Vadis in actie voor paars-wit is het maar om wat Playstation te spelen. Vroeger ging ik wel eens uit, maar nu leef ik als een profvoetballer en concentreer ik me op mijn job.” Benjamin Pijpen

Trainer Luc Spaepen

Begeleider Peter Smeets

“Vadis kwam over van AA Gent en ik werd zijn eerste trainer bij de -11-jarigen. Zijn talent viel op, anders ga je zo een jongen niet op zijn tiende halen bij La Gantoise. Hij had iets speciaals, iets… wat anderen niet hadden. Vadis had een sterk karakter en leerde Frans, hij heeft zich snel aangepast. In zijn ploeg was hij de verdedigende middenvelder, en uitverdedigen bleek al snel een van zijn kwaliteiten. Maar hij kon ook al goed zijn voetje zetten, hij was hard. Later is gebleken dat hij ook een verstandige speler is en hij schopt het nu tot in de eerste ploeg. Hij speelt op een plaats waar veel concurrentie is, een bepalende plaats ook; dus hij zal hard moeten blijven werken. Gelukkig zorgt de club voor een goede begeleiding van deze jongens; en ik blijf hem natuurlijk ook op de voet volgen.”

“Bij Anderlecht werken ze met begeleiders sinds Kompany de Gouden Schoen heeft gewonnen. Er komt veel op die jongeren af en een begeleider is iemand die het hele gedoe buiten het voetbal voor hen moet kanaliseren. De malaise in het Belgisch voetbal begint bij de opleiding. Daarom begeleiden we nu bij Anderlecht onze jongeren. In België komen we altijd een stap te laat, omdat jeugdspelers niet genoeg mogelijkheden hebben. En in de buurt van Brussel is geen topsportschool, dus daar kunnen ze ook niet terecht. Ik werk nu al meer dan een jaar samen met Vadis en help hem met de school, de pers en alles wat op hem afkomt. Mijn taak is niet om hem constant op de vingers te tikken, maar om hem de kans te geven zichzelf te ontplooien.”

Bloemenhofbloempje Hoe zou het met de humor van de Antwerpse voetbalsupporters zijn? Al lang niet meer gehoord. Niet omdat hij niet meer zou bestaan, maar omdat ik al een hele poos niet meer naar Germinal Beerschot ga kijken. Een echt supporter hoort zijn ploeg natuurlijk door dik en dun te steunen. Maar ik beken ootmoedig: ik ben - was eigenlijk - het type van de lauwe supporter, die alleen naar de thuismatchen ging. En flink wat euro’s neertellen om je ploeg weer eens niet te zien winnen en dan met een rot gevoel – en in de winter met koude voeten – huiswaarts te moeten keren, neen, ik zag het niet meer zitten. Ook al omdat je toen om de haverklap een andere ploeg op het veld zag staan en je een lijst met de namen van de nieuwe spelers bij de hand moest hebben. Het nieuwe huurlegertje Argentijnse voetballers heb ik alleen in de samenvattingen op televisie aan het werk gezien. Wat ik vooral miste voor ik afhaakte was de continuïteit, de vertrouwdheid met de spelers, het gevoel dat je ze kende, dat je wist wat ze met de bal gingen doen. Zoals in de tijd van Germinal Ekeren, met pocketvoetballer Thomas Radzinsky die langs de linkerzijlijn spurtte, naar binnen draaide en keer op keer scoorde. Of verdediger

Balorig voetbalsupporter

Erwin Kovacs die mee oprukte en gevaar aanrichtte aan de overkant. Of Mike ‘Supermike’ Verstraeten, die snel even de hoekschop kwam binnenkoppen. Het was de tijd van het gezellige, kleinschalige, o zo provinciale stadionnetje aan de Veltwijcklaan, waar je als supporter achter de goal heel dicht bij de spelers stond. Zo heb ik het meegemaakt dat een Germinalsupporter de hele match Franky Frans, de doelman van Charleroi, stond te plagen. Niks gemeens, gewoon wat ginnegappen, tot de man zich uiteindelijk omdraaide en vriendelijk smeekte om ermee op te houden. Hij heeft zich overigens die match nog vijf keer mogen omdraaien, maar dan om de bal uit zijn netten te vissen. Is dat typisch Antwerps, die speels sarrende humor? Ik denk het, al geef ik toe dat dat misschien moeilijk te beoordelen was voor een inwijkeling uit Klein Brabant. Beoordelen jullie de twee volgende voorvallen mee op hun Antwerpsheid? Tijdens een bekermatch tegen Standard werd Marc Schaessens van het veld gehaald, we stonden toen denk ik 0-2 achter. Een van onze supporters riep: “En nu die tien andere ook nog!” Dat soort humor, daar hou ik van. Of nog een andere keer, weer een bekermatch, tegen Neeroeteren.

En weer stonden we achter. Een gehandicapt supporter in zijn rolstoel kon het niet langer aanzien en reed naar de uitgang. Reactie van een Germinalsupporter: “Kijk mannen, daar is er zich ene aan het warmlopen!” En dan verhuisde ik mee naar het Kiel, als supporter van de fusieclub Germinal Beerschot Antwerpen, GBA, later GB zonder A. “Wij zijn Kielse ratten, tatatata, wij zijn ratten van ’t Kiel”. In het begin dacht ik: ik voel mij helemaal geen rat, wat doe ik hier? Maar die onwennigheid is langzaam weggeëbd, vooral toen ik merkte dat er ook in een groot stadion nog plaats is voor supportershumor. Het was de match tegen La Louvière, en Dimitri De Condé rukte op langs de rechterzijlijn. Plotseling staat een man enkele rijen voor mij op en roept: “Dimitri, nu zijn er veel lelijke mensen, maar gij overdrijft toch!” Eigenlijk mocht dat fatsoensgewijs niet, maar ik heb geschaterd. Of de match tegen AA Gent met Mathieu Verschuere. Zo’n hele tribune die schalt: “Seks met die blonde, wij willen seks met die blonde!”, daar wordt een mens warm van. Zou ik toch niet nog eens gaan kijken of er nog humor te rapen valt? Dirk Mampaey

De redactie meldt dat deze column geschreven werd vóór de berichten in de media over racistische uitspraken van supporters van Germinal Beerschot. Het Communiqué

21


sporten in het duister

belgie, europees kampioen Goalbal © Benjamin Roeges

Danny Van Eenooghe en Tom Vanhove hebben net hun laatste wedstrijd van de dag achter de rug. Die hebben ze gewonnen. Ze kunnen deze competitiedag positief afsluiten: slechts één verloren wedstrijd. We treffen de heren in hun kleedkamer. Die ziet er uit als elke andere kleedkamer in elke andere sportzaal. Alleen hangen hier witte stokken aan de kapstokken en probeert Dimitri even verderop de douches te vinden in de materiaalruimte. Goalbal is een sport voor blinden en slechtzienden. En een sport waar we als Belgen in uitblinken. Onze nationale ploeg veroverde eind oktober de Europese titel in de B-reeks. Hierdoor stijgen ze naar de A-reeks en behoren ze officieel bij de acht beste ploegen van de wereld. Eat that, Rode Duivels! Tom en Danny spelen beiden bij Vige Noordzee, een goalbalclub uit Brugge. Ze waren ook allebei aanwezig op het Europees Kampioenschap in Tsjechië in oktober. Tom is 23 en staat aan het begin van zijn goalbalcarrière. Danny is al heel wat ouder. Zijn carrière ligt voor het grootste deel achter zich. “Toch zou ik er nog graag bij zijn op de Paralympische Spelen

De bal wordt tegengehouden met alle delen van het lichaam, en ik bedoel alle.”

in Peking in 2008”, vertelt Danny. “Maar dan moeten we ons eerst zien te plaatsen. Dat kunnen we door op het WK in Brazilië volgend jaar bij de eerste vier te eindigen. De kans is klein dat ons dat lukt, maar het zou super zijn. We hadden trouwens ook niet verwacht dat we Europees kampioen zouden worden. Een halve finale vonden we al heel mooi.” Goalbal wordt in België gespeeld door blinden en slechtzienden, maar ook door mensen met een perfect zicht. Danny en Tom zijn bijvoorbeeld niet volledig blind, maar slechtziend. Voor internationale wedstrijden moeten de spelers aan bepaalde criteria voldoen om te mogen deelnemen.

22

“Dat zijn de enige tests waarop ik zo laag mogelijk probeer te scoren”, zegt Tom. Sterallures hebben Tom en Danny niet. In België zijn er maar een tweehonderdtal goalballers. “Je vindt dan ook weinig ego’s op het veld”, zegt Tom. “De scheidsrechter uitschelden heeft bijvoorbeeld helemaal geen zin. Je kan moeilijk beginnen te kla-

Het Communiqué

gen over iets wat je zelf niet gezien hebt.” Toch is goalbal geen sport voor watjes. De spelers moeten fysiek in orde zijn en vooral de knieën en de rug worden erg belast. Hier en daar breekt eens een vinger en het komt ook voor dat twee spelers door gebrekkige communicatie tegen elkaar botsen. Bovendien worden de ballen tegengehouden met alle delen van het lichaam. En ik bedoel ALLE delen. Geef mij dus maar een potje zwemmen. Want zolang je het laddertje voldoende in het oog houdt, kan er je potentieel nageslacht in het zwembad weinig overkomen.” Benjamin Roeges Bram Goossens

De regels De sport goalbal heeft eigenlijk heel eenvoudige regels: je moet proberen een bal in het doel van de tegenstander te werpen. Wie daarin slaagt, krijgt een punt. Goalbal wordt gespeeld door twee teams met elk drie spelers. Een wedstrijd heeft twee helften van tien minuten. Bij een gelijke stand worden verlengingen gespeeld volgens het principe van de golden goal.

Het terrein Goalbal wordt gespeeld op een terrein van negen bij achttien meter. Op elke achterlijn staat een doel dat de breedte heeft van het hele terrein. Het speelveld is verdeeld in zones. Helemaal achteraan bevindt zich de verdedigingszone. De zone voor de verdedigingszone is de werpzone. In deze twee zones mag de speler zich verplaatsen om de bal te werpen. De derde zone is een lege zone. Over heel het terrein zijn gele lijnen aangebracht. Deze lijnen bakenen het speelveld en de zones af. Onder de lijnen bevindt zich een drie millimeter dik touw. Zo kunnen de spelers steeds op het gevoel hun positie op het veld bepalen.

De bal Een goalbal heeft een diameter van 76 cm en weegt 1,25 kg. De bal is gemaakt van rubber en heeft acht gaatjes. In de bal bevinden zich belletjes die het de spelers mogelijk maken om hem te lokaliseren.

De uitrusting Alle goalbalspelers (ook de volledig blinde) dragen een verduisterde skibril. Voor officiële wedstrijden is slechts één merk van brillen toegestaan. De spelers dragen ook uniforme truitjes met rugnummers. Bescherming is in deze sport wel nodig. De spelers dragen scheen- en kniebeschermers, een schelp (erg aan te raden gezien het gewicht van de bal), een broek en trui met mousse erin (vergelijkbaar met een keeperuitrusting).

De techniek De bal moet onderhands geworpen worden. Door variatie te brengen in hun worpen, proberen de spelers de tegenstanders te verrassen. Zo kunnen snelle, rollende ballen afgewisseld worden met stuiterende ballen. Er kan ook gevarieerd worden in de plaats van waarop geworpen wordt.


DRIE OP de VIJF INWONERS VAN HERNE STEMDEn OP POELAERT

“Eerlijk gezegd had ik liever wat minder stemmen gehad”

In Hoogstraten heeft Georges Lambrecht de burgemeestersstoel van Tinne Rombouts ingepikt. In Kapelle-op-den-Bos dienden de oppositiepartijen Groen!, N-VA, VLD en Vlaams Belang een klacht in wegens onregelmatigheden bij de stembusgang. De gemeenteraadsverkiezingen van acht oktober 2006 en de daaropvolgende coalitiebesprekingen hebben in veel gemeenten tot lang erna voor commotie gezorgd. Maar zo hoeft het niet overal te zijn. Soms ligt het bestuur voor de komende zes jaar gewoon heel erg voor de hand. In Herne bijvoorbeeld, waar tachtig procent van de kiezers voor de CD&V stemde, en maar liefst zestig procent voor de 34-jarige burgemeester Kris Poelaert. Dat zijn 3003 van de 5054 stemmen. “De anderen zijn volgens mij gewoon familieleden van de oppositiekandidaten.” “Het is een opeenstapeling van een aantal dingen die tot dit succes heeft geleid”, vertelt Poelaert. “We hebben veel gerealiseerd in de vorige legislatuur. Zo hebben we de administratie gemoderniseerd en een nieuwe sporthal gebouwd. We hebben ook de fierheid van de mensen over hun gemeente opgewekt via evenementen als de Radio 2-Wandeldag of de fruithappening. Bovendien was de oppositie erg verzwakt na het spijtige overlijden van een van haar kandidaten. Deze factoren hebben voor een opwaartse dynamiek gezorgd en de gemeente een positief imago gegeven.”

toespraak. Het leek nergens op. Ik werd knalrood en struikelde voortdurend over mijn woorden. Tijdens de evaluatie van de cursus kreeg ik letterlijk te horen: ‘Sorry mijnheer Poelaert, u hebt het niet.’ Sindsdien doe ik het weer gewoon met mijn papieren. “

Kris Poelaert

SAAIE GEMEENTERADEN

SPeechen met spieken Wanneer we vragen naar persoonlijke kwaliteiten die zijn monsterscore kunnen verklaren, is Poelaert veel schaarser met commentaar. “Ik kan natuurlijk niet oordelen over mijn eigen persoonlijkheid. Misschien zagen de kiezers mij een beetje als het gezicht van de positieve dynamiek. De enquête van Het Nieuwsblad kort

© Kris Poelaert kon ik goed praten. Hij werkte constructief mee aan het beleid en zei het ons ook als we goed bezig waren. Ik denk wel dat er meer crapuul bij

Nu is geen enkele SP.A’er verkozen. Dat vind ik jammer, ik had liever een sterkere oppositie gehad.”

voor de verkiezingen, waar ik als de op een na populairste burgemeester van Vlaanderen uit kwam, heeft ongetwijfeld nog voor een extra stimulans gezorgd.“ Communicatie is voor Poelaert de belangrijkste taak van een burgemeester. “Je moet met iedereen kunnen praten. Als je met de mensen praat, kun je altijd tot een oplossing komen. Daarom ben ik ook tegen het cordon sanitaire. Hier in Herne zat er tijdens de vorige regeerperiode een Vlaams Belanger in de oppositie. Daarmee

het Vlaams Belang zit dan in andere partijen, maar waarom zou je mensen uitsluiten die een positief beleid voeren? Is dat dan democratie? Natuurlijk is dat mijn persoonlijke mening. Als CD&V’er ben ik nu eenmaal verplicht de mening van de partij te volgen.” De Hernse burgemeester is niet altijd het grote stemmenkanon geweest. Toen Poelaert zes jaar geleden van de vijftiende plaats op de CD&Vlijst prompt tot burgemeester werd gekatapulteerd, kende bijlange niet

iedereen hem. “Ik was totaal nieuw in de politiek. Ik moest als burgemeester meteen een gemeenteraad voorzitten, maar ik had er zelfs nog nooit een bijgewoond! Onze eerste gemeenteraad viel toen op 4 januari. Om me voor te bereiden ben ik op 2 en 3 januari naar de gemeenteraden in Bever en Galmaarden gaan kijken. Maar zelfs weken daarna, tijdens het schepencollege, onderbrak ik mezelf voortdurend met de vraag: ‘Ben ik juist bezig? Zeg het me als ik iets fout doe.’” Een demagoog vindt Poelaert zichzelf allerminst. “Ik ben helemaal geen groot spreker. Als ik voor een groot publiek moet spreken, heb ik steeds mijn papieren bij me. In het verleden heb ik wel geprobeerd daar iets aan te doen, maar tevergeefs. Zo heb ik een cursus gevolgd van enkele weken om te leren spreken voor een groep. Na de cursus moest ik een standbeeld inwijden met een korte

Rock-‘n-roll moet je in Herne niet gaan zoeken. Daarvoor is het overwicht van de CD&V te groot. “Gemeenteraden zijn hier altijd saai. In het begin van mijn vorige ambtstermijn kwam er nog wat volk opdagen, maar op het einde kwamen er nog maar drie, vier gemeenteraadsleden. Dat komt omdat de VLD-oppositie niet constructief te werk gaat. Alles wat wij doen is slecht voor hen. Dus stemmen ze overal tegen. Dat irriteert me soms. Tijdens de vorige regeerperiode zaten VLD en SP.A nog samen in de oppositie. De SP.A kwam af en toe nog eens met een voorstel af. Maar nu is geen enkele SP.A’er verkozen. Dat vind ik jammer, want zo gaat de democratie een beetje verloren. Ik had liever een wat sterkere oppositie gehad.” Tot slot vragen we hem of hij tevreden is met zijn persoonlijke score? “Wel…eerlijk gezegd had ik misschien liever wat minder stemmen gehad. Ik heb er 1800 meer dan de tweede. Daar zit ik een beetje mee verveeld. Het verschil is veel te groot. Als ik 2000 stemmen had gehad, had iedereen gezegd: ‘Kijk eens hoeveel stemmen die Poelaert heeft,’ terwijl ik nu besef dat ik aan mijn maximum zit. Nog progressie maken is haast onmogelijk.” Hernenaars, u hebt het gehoord: don’t vote Poelaert! Benjamin Roeges Sacha Dierckx

Het Communiqué

23


Mijnwerker: een vergeten beroep

Working in a coalmine

Goin’ down, 800 meter in een mijnschacht met een snelheid van 2,5 meter per seconde. We praten met Godfried Stockmans over een vergeten beroep, dat van mijnwerker. Hij schetst een beeld van het leven onder de grond. Voor Godfrieds levensverhaal aan bod komt, hebben we het over de ramp die dreigt vergeten te worden: op 8 augustus 1956 laten in het Waalse Marcinelle honderden kompels het leven. Vandaag sterven in China jaarlijks 6000 mijnwerkers. Dying in a coalmine: burgerlijk geotechnisch ingenieur André Vervoort, prof aan de Katholieke Universiteit Leuven, kan erover meespreken.

© Godfried Stockmans

24

Het Communiqué


marcinelle, 8 augustus 1956

262 DODEN door Vastgelopen KOOI Op 8 augustus 1956 dalen 274 mijnwerkers af in de mijnsite van Le Bois du Cazier. In hun eigen wereld onder de grond. De enige verbinding met de bovenwereld zijn de luchtschachten. Hun werk bestaat eruit steenkool naar boven te halen. Een dag als elke andere. Maar er waren er slechts twaalf onder hen die hem konden navertellen. Omstreeks 8:00 uur op etage 975 vult een mijnwerker een wagentje en zet het in de kooi van de verseluchtschacht. Het volle wagentje moet het lege uit de luchtschacht duwen, maar die dag gebeurt dat niet, waardoor de twee wagentjes blokkeren. De mijnwerker probeert de kooi nog met zijn handen te verplaatsen, maar dat lukt niet. Wanneer de lift stijgt in de luchtschacht botsen beide kooien. Tijdens de botsing breken een telefoonleiding, hoogspanningskabels en een oliedrukleiding. Er komt 800 liter olie vrij en elektriciteitsbogen zetten die olie en de houten luchtschacht in vuur en vlam. Een ventilator verderop zorgt er voor dat het vuur zich in heel de mijn verspreidt. Rook vervangt de verse lucht. Dit alles gebeurt in een mum van tijd. De mijnwerkers hebben geen enkel contact meer met de hulpdiensten, die er alles aan doen om de verbinding te herstellen. Ondertussen kunnen zes mijnwerkers zich redden. Een uur na het incident zijn de drie schachten niet meer toegankelijk door de rook. Om 12:00 uur is schacht 1 weer vrijgemaakt maar nog altijd onbruikbaar door de overheersende rook. Rond 15:00 uur vinden de hoofdopzichter en een redder nog eens zes overlevenden. Anderen blijven zoeken naar andere overlevenden van de ramp. Het zoeken gaat door. Tevergeefs... 262 kompels zien nooit meer het daglicht. Ze sterven, gestikt in de rook.

CHINA De ramp in Marcinelle lijkt iets uit het verleden, maar is het allerminst.

ren, is een raadsel. Professor André Vervoort, docent in de richting Burgerlijk Geotechnisch Ingenieur aan de Katholieke Universiteit Leuven, legt uit: “In China is de situatie anders dan toen in België. Er zijn daar twee soorten mijnen: de ouderwetse, artisanale mijnen, en de modernere.

creëerden veel jobs, maar de ontginning en het onderhoud ervan was zeer duur, met als gevolg dat er niet genoeg opbrengsten waren. Bovendien was de steenkool die ingevoerd werd vanuit Amerika goedkoper. De opkomst van aardolie deed de vraag naar steenkool dalen. De Belgische © Karolien Jorissen

De ongevalsstatistieken van die laatste zijn vergelijkbaar met de situatie in Europa tijdens de 20ste eeuw.” Ook al is de infrastructuur van de mijnen vandaag wat moderner, de

Een ventilator verderop verspreidt het vuur in de hele mijn. Rook vervangt de verse lucht.”

In China sterven jaarlijks meer dan 6.000 kompels bij mijnrampen. China staat bekend als het land met de dodelijkste mijnen. De regering wil tegen 2008 duizenden gevaarlijke mijnen sluiten. Hoe dergelijke catastrofes vandaag nog kunnen gebeu-

stierven ook 136 Italianen. Door de grote economische problemen in hun thuisland kwamen die massaal naar Wallonië om er te werken en te wonen. In ruil voor de werkkrachten beloofde België goedkope steenkool aan Italië te leveren. Veel families van mijnwerkers wonen er nu nog

kans op ongevallen blijft even groot. Een mijnschacht is nu eenmaal een gevaarlijke plek om te werken.

Italianen en Belgen In de mijnramp van Marcinelle

steeds. Vandaag vormen de Italianen de grootste groep migranten in ons land. Na de ramp is de immigratiestroom van gastarbeiders fel verminderd. Volgens professor Vervoort was de omvang van de ramp ook een gevolg van taalproblemen tussen Belgen en niet-Belgen.

DE MIJNEN DICHT In Vlaanderen was de mijnbouw vooral geconcentreerd in Limburg, met sites in onder andere Beringen, Zolder, Heusden, Houthalen en Zwartberg. Maar ook in de provincies Luik en Henegouwen, ook de Borinage genoemd, werd al sinds de 17de eeuw steenkool ontgonnen. De mijnen

mijnen raakten hun steenkool niet meer kwijt en gingen één voor één dicht. Eerst in Wallonië, later ook in de Kempen. De sluiting van het Limburgse Bekken veroorzaakt veel opschudding en radeloosheid. Tijdens een hevige betoging in Zwartberg vallen twee doden. In 1987 is het afgelopen met de Belgische steenkoolmijnen. 40.000 machteloze mijnwerkers staan plots op straat. Het einde van een beroep. Het einde van een tijdperk. Melissa Moelants Jennifers Smits http://www.leboisducazier.be http://users.skynet.be/spf/basis.html

Het Communiqué

25


Godfried Stockmans werkte zeven jaar onder de grond In 1975 dreef Godfried Stockmans zijn willetje door. Hij trad in de voetsporen van zijn vader en werd mijnwerker. “Als jongeman wil je er zo snel mogelijk invliegen”, vertelt hij bij een bezoek aan de mijnen van Zolder. Met zijn vrouw en drie kinderen woont hij nu nog altijd daar, vlakbij zijn vroegere werkplaats. Wij hadden met hem een gesprek over zijn ervaringen en soms wel pijnlijke herinneringen. Waarom bent u mijnwerker geworden? Godfried Stockmans: “Voor het avontuur. Op school ging het eigenlijk niet zo slecht, maar ik wou iets anders doen. Ik had de kust en de Ardennen gezien. Ik hoorde de verhalen over werken in de mijnen en het geld dat ermee te verdienen viel. Het leek me een leuke manier om eens iets van de wereld te zien. Zij het dan de wereld van de ondergrond…en het was ook een heel aparte wereld. Alles was er warm en broeierig.”

Godfried Stockmans

of Blacklong zoals dat in het Engels heet. Vooral de fijnheidsgraad van steenstof is de boosdoener. Grotere deeltjes worden uitgehoest, fijnere deeltjes worden gewoon opgenomen.” Wat was uw taak precies? G.S.: “Ik ben op mijn zeventiende in de mijnen begonnen als paswerker. Ik onderhield de mechaniek van de installaties. Tot mijn achttiende ging ik mee met een monitor. Wie geen achttien was, mocht niet alleen

© Melissa Moelants

“Het ging niet meer, het ging Écht niet meer” En klein? G.S.: “En klein, ja. Er waren ook grotere plekken in de mijnen. Er reden zelfs ondergrondse treinen. De meeste ruimtes waren klein en vuil. Koolstof is zwart en dat goedje kleefde overal aan. Mijnwerkers werden herkend aan hun geschminkte oogjes (lacht). De typische mijnwerkersogen. Het zwarte stof bleef zelfs na een douche onder de oogleden hangen. We probeerden die ‘schmink’ weg te werken

Hoe zag uw werkplaats eruit? G.S.: “Er stond een pijler waar de kolen ontgonnen werden. In die tijd gebeurde dat ook al voor een stuk machinaal. Zo beschikten we over

Ik had een lamp op mijn hoofd. Ik kreeg een batterij en een zelfredder, een CO-masker.”

met wat boter of olie, maar je bleef het eigenlijk nog altijd zien.” Welke invloed had werken in de mijnen op de gezondheid? G.S.: “Werken in de mijnen was fysiek heel zwaar. Je moest lenig zijn om door de gangen te kunnen kruipen. Ook de kwaliteit van de lucht was slechter dan aan de oppervlakte. Koolstof en vooral steenstof is gevaarlijk voor de longen. Het is steenstof dat stoflong veroorzaakt,

26

naar beneden. Daarna was ik alleen op pad. In de mijn was iedereen in feite gelijk. Er heerste een collegiaal gevoel. Iedereen hielp iedereen. Dat was de sfeer: één voor allen, allen voor één.”

Het Communiqué

een schaaf en een trommelmachine om de kolen af te schrapen en weg te slepen. Maar dan nog waren er plaatsen die voor de machines onbereikbaar waren. Ik had een lamp op mijn hoofd. Ik kreeg een batterij en een zelfredder, een CO-masker. Daarmee was ik gewapend en voor de rest moest ik maar door die gangetjes in pijlers zien te raken. In Houthalen waren er gangen van 1m80 hoog en op sommige plaatsen slechts 60 tot 70 cm

hoog. Dat was echt niet te doen.” Wat is u van al die jaren het meest bijgebleven? G.S.: “Het zwart van het kolenstof. De koollagen werden afgeschraapt en dat gaf stof af. Op de duur begon je te zweten en het stof legde een film over je hele lichaam. Iedereen was werkelijk zo zwart als roet. De plaatsen waar kolen ontgonnen werden, waren eigenlijk de hoofdplaatsen. Dat waren de pijlers. Daar werkten de echte mijnwerkers. Die namen de woordenschat van de ingenieurs over. De ingenieurs werden in het Frans opgeleid in Brussel en Wallonië. In de mijnen was er een mengeling van culturen, vandaar ook het mijnwerkerstaaltje. De gastarbeiders kwamen hier om te werken en werden eerst in barakken gehuisvest. Later kregen ze hun eigen cités. In Zolder bestaan die nog. Die cités waren hele wijken met huurhuizen. Zo ontstond rond de mijnen een concentratie van industrie en woongelegenheid. Mijn vader en moeder hebben nog in zo’n cité gewoond.” Waarom bent u ermee gestopt? G.S.: “Het ging niet meer. Het ging

echt niet meer. Lichamelijk en geestelijk. Op dat moment had ik er genoeg van. Ik had mijn deel van het avontuur gehad. De slechte werkomstandigheden waren er ook te veel aan. Het was niet meer prettig. Als er een betere pijler was gekomen, of een betere werkplek, dan was ik misschien nog een paar jaar gebleven. Maar het was te zwaar. Iedereen vond dat. Er is een hele verschuiving van het personeel geweest. Boven de sasdeuren van onze pijler stond ‘welcome to hell’ geschreven. En het was echt een hel. Vanaf het moment dat je door die sasdeuren was, werd het een sauna. Ondanks het feit dat er aparte sasdeuren waren die de luchtstroom moesten helpen verbeteren.” Gingen jullie allemaal met plezier werken of gingen jullie werken omdat het moest? G.S.: “Nee, nee. In die tijd wist je ook niet beter. Wat wij deden was normaal. Bovendien waren we nog jong. Het gebeurde dat we ’s avonds op stap gingen en opbleven tot we ’s anderendaags opnieuw moesten gaan werken. Net zoals dat vandaag de dag gedaan wordt. Dat is niet iets van nu.


Pas op, een mijnwerker was fysiek goed in orde. Die was de hele tijd in beweging en deed constant zware inspanningen. De mijnwerkers waren bij wijze van spreken allemaal getrainde sportmannen met een groot uithoudingsvermogen. Het waren forse mannen. Zelf was ik eentje van de mindere, maar er waren mannen die je liever niet tegenkwam.” En vrouwen? G.S.: “Vrouwenarbeid was in die tijd verboden in de mijnen. Vrouwen mochten er dus niet komen. In België is dat vandaag nog altijd zo, denk ik. In andere landen steekt dat misschien niet zo nauw. Af en toe waren er wel eens vrouwelijke bezoekers. Die werden dan ook van alle kanten nagefloten. Zelfs in de burelen boven zaten heel weinig vrouwen. Dat zou toen ook helemaal niet gekund hebben, denk ik, met de mentaliteit die toen heerste. In die tijd was in de mijnen wer-

ken een mannenaangelegenheid. Er werd wel heel veel over vrouwen gepraat. Maar dat is overal zo.” (lacht) Zijn er dingen verkeerd gelopen? G.S.: “Het gevaar schuilde soms in een klein hoekje. Een ongeluk was heel snel gebeurd. In de mijnen maakte je echt wel een paar dingen mee. En slachtofferhulp bestond toen nog niet. Zelf heb ik iemand van dichtbij zien verongelukken. Er viel een enorme steenmassa en er zat iemand onder. Tegen de tijd dat wij daar waren, amper tien à vijftien seconden later, zagen we geen spoor van leven meer. De man zat onder een steen zo lang als twee, drie tafels naast elkaar en een meter of twee hoog. De steen was uit het dak gevallen, de bovenkant, waar de kolen ontgonnen werden. Wat mij na al die jaren nog altijd bijblijft, is een rode plas bloed. Een rode plas in al dat zwart. Dat is echt een beeld dat op mijn netvlies gebrand is.”

Zou u het opnieuw doen? G.S.: “Stel dat de mijnen vandaag weer open zouden gaan, dan zou ik er zwaar mijn twijfels over hebben of ik er nog opnieuw zou gaan werken.

er een paar duizend man gevangen. Dat is trouwens wat er gebeurd is bij die mijnramp in Marcinelle. Daar is de mijnschacht in vuur opgegaan. De mensen die vastzaten, zijn gas-

Een rode plas in al dat zwart. Dat is echt een beeld dat op mijn netvlies gebrand is.”

Ik zou het wel doen voor de camaraderie. Veel mensen die in de mijn gewerkt hebben, zeggen: ‘Zoals het daar was, is het nergens.’ Mijnwerkers vinden mekaar overal. De woorden die bij ons opkomen bij het begrip ‘mijnwerker’ zijn ‘weinig lucht’. G.S.: “Er waren maar twee uitgangen: een lifttoren waarlangs de lucht binnenkwam en een andere lifttoren waar de lucht buitenging. Als die twee het, door een kleine aardverschuiving bijvoorbeeld, lieten afweten, dan zat

sen en rookwolken beginnen binnen te zuigen. Bijna iedereen in die mijn is toen gestikt. Ik heb ook een keer gevangen gezeten, maar dat was niet echt een zware instorting. Maar je bent toch blij als je terug doorkan, als ze de weg vrijmaken…” Volgt u de situatie in China? G.S.: “Als ik zo’n nieuwsbericht lees over mijnrampen daar, dan voelt dat nog steeds aan alsof er collega’s van mij zijn omgekomen.” Melissa Moelants Jennifer Smits

Mijn-geschiedenis op een ceedeetje Mineworks is een compositie van Godfried Stockmans samen met een aantal artiesten zoals Rocco Granata en Mauro Pawlowski. Het album bevat twaalf nummers die elk een verhaal vertellen. Bij de cd komt ook een boekje met illustraties van Johnny Vekemans, eveneens een mijnwerker. Godfried Stockmans: “Op een bepaald moment kreeg ik het idee een cd te maken. Met de demo ben ik terechtgekomen bij de mensen van Cultuurcentrum CC Muze in Heusden-Zolder en die hebben mij met andere men-

sen in contact gebracht. Er is ook een coproductie met Het Vervolg en met Cultuurcentrum Muze, met nog andere mijnwerkers erbij. Die mensen hebben dat helemaal begeleid en hebben daar ook heel hard voor

© Godfried Stockmans Voor meer informatie over Mineworks kan je surfen naar www.mineworks.be

gewerkt. Het was teamwork. Ik heb wel alles thuis in mijn homestudioke opgenomen en gemixt, maar de hele begeleiding en de hele artistieke uitwerking van de albumhoes is samen met de mensen van Het Vervolg en het cultuurcentrum CC Muze gebeurd. Dat had ik nooit alleen kunnen doen. Het verhaal is dan vertaald naar het Engels. Naar mijn weten is er geen andere mijnwerker die zijn verhaal beschrijft met muziek; ‘Underground Train’, het tweede nummer bijvoorbeeld: je daalt af met de lift, je gaat met het treintje. ‘Sleepy’ gaat over gebrek aan lucht, dat je slaperig wordt en dat er weinig zuurstof is en ‘Machine’ gaat over de apparatuur die daar gebruikt werd en enorm veel lawaai maakte. Eigenlijk is het album een hele geschiedenis. Er staat ook een nummer op van Turkse rappers. Gasten van twintig jaar, die een tekst zijn komen inrappen in het Turks over hun grootouders en die vertaling staat ook in het boekje. Ze vertellen hoe hun grootouders naar hier gekomen zijn om geld te verdienen, om in de mijnen te werken en hoe ze hier gebleven zijn.” www.muze.be

Smelly Black Man I’m black I mean I’m not black but I’m black, my skin is black Not naturally black but I, yeah my skin is black Black lungs, they pay well you know Less or more I don’t care My friend Ali he don’t care Giorgio he don’t care I’m sweating I’m a smelly man, noisy man, noisy noisy man All these men, all black skin All black men, black lungs, less or more I don’t care I’m sweating, I’m sweating, I’m sweating. Smelly Black Man Composed by Stockmans Lyrics Perrotti Arranged Stockmans/Perrotti Voice Remo Perrotti

www.kolenspoorfestival.be

Het Communiqué

27


28

Het CommuniquĂŠ Periodiek van

het departement Communicatie van de Erasmushogeschool Brussel


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.