AWM 40

Page 1

de architectuur voorbij nummer 40 6e jaargang maart 2011 — € 15,–

Architectenweb Magazine Eclectisch Groninger Museum Interview Paul de Ruiter Discussieplatform NHM Verslag Material Xperience Functioneel Europese Ambassade Boomconstructie Le Carrefour Discipline 3D-opmeten Energieneutraal Villa in Driebergen



$#! $ ) & " & $ $ " " $ ' " , #$ $ #$+ ' * !" $ # $ " $%%" " $ $ $%%" $ ! "% $ " " $ $ $ , ! "+ " $ & "% $ $#! $ ) & " & # " $ " $ $' "! " ## & " & ''' " ## & " & # ' " $ $' "!

# $ " $%%" * " $ & " " & $ & " $ %' $ " & " " " $ ! ''' & %( & " &

#$ $ #$

reddot design award

Daglichtspot by Lovegrove wint reddot design award


Voorbode Af en toe zijn er gebouwen die ruim voor hun oplevering al een enorme schoonheid bezitten.Villa Kogelhof van architect Paul de Ruiter is zo’n gebouw. Om het interieur tijdens de bouw tegen weersinvloeden te beschermen is het huis tijdelijk gehuld in een halftransparante plastic huid. De architectuur die de ingreep oplevert is zo mogelijk nog abstracter dan die van het ontwerp zelf. Mies van der Rohe zou er jaloers op zijn geweest. Lees op pagina 64 een interview met Paul de Ruiter. FotograďŹ e Rien Lous/DAPh



In dit nummer

6 — AWM 40

40

Colofon AWM Architectenweb Magazine #40 AWM verschijnt acht maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 394 1400 AJ Bussum tel 035 692 08 74 fax 035 692 26 78 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert-Jan de Kort rjdk@architectenweb.nl Robert Muis rm@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Lujzika Adema van Kooten, Annette van Apeldoorn, Roel Griffioen, Michiel Haas, Karen Heijne, Bas van der Horst, Mariana Idiarte, Maurer United, Sjoerd Reitsma en Karin Roelofse Basisontwerp Solar Initiative, Amsterdam Vormgeving David Llamas Drukkerij Tesink, Zutphen Advertenties Arjan Mark den Boer, Bart Sakkers tel 035 69 20 874 sales@architectenweb.nl

Abonnementen Losse nummers € 15,– Jaarabonnement (8 nummers) € 105,– Nabestellingen € 17,- per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb B.V., minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand. Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook. © 2011 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V.

A

Architectuur

14-17 Korte berichten 18-23 Station Breda Architectenbureau K. van Velsen 24-25 Bruggen 26-29 Woonhuis Rotterdam II Ooze 30-33 Groninger Museum Jaime Hayon, Studio Job en Maarten Baas

PM

Product en Materiaal

38-43 Korte berichten 44-47 Material Xperience 48-49 Branchevreemd

Coverfoto Jeroen Musch

CM

Cultuur en Maatschappij

52-55 Korte berichten 56-57 Europese ambassade


7 — AWM 40

64—69 Paul de Ruiter Duurzaamheid als specialisme

100—105 Le Carrefour VVKH Architecten

58-61 Interview Mark Burry 62-63 Nationaal Historisch Museum

I

Interview

64-69 Paul de Ruiter

D

Duurzaamheid

70-71 Korte berichten

72-77 Villa in Driebergen Zecc Architecten

T

78-81 Zonneceltechnologie

94-95 Korte berichten

EP

Economie en Praktijk

Korte berichten 86-87 Psychologie en aanbestedingen 88-91 3D-opmeten

Techniek

96-97 Groene smaragd BötgerOudshoorn 98-99 Jewel Box SDeG 100-105 Le Carrefour VVKH Architecten 106-107 Homeostatic Façade System DeckerYeadon


Wie schetst onze verbazing?

BUVA ISO-PLUS 4000 Hardglas Met ISO-PLUS 4000 hardglas draairamen van BUVA heeft u nu oneindige mogelijkheden met glas in de gevel. Door de unieke constructie is het raambeslag van buitenaf onzichtbaar. Het resultaat is een aan de buitenzijde volledig vlak raam met een rondgaande screen van slechts 44 mm. Vast glas of draairamen, het verschil is niet meer te zien. Met oppervlaktevullende prints is het mogelijk elk gebouw zijn eigen gezicht te geven. De meest gedurfde creaties worden werkelijkheid, terwijl toch aan alle eisen wordt voldaan.

Bremen 5 2993 LJ Barendrecht Telefoon: 0180 69 75 00

Laat u inspireren en laat uw fantasie de vrije loop‌

Kijk voor meer informatie op www.buva.nl en download de brochure.

Email: info@buva.nl


/*#& 4 #"4*48&3, MilieuclassiďŹ catie Bouwproducten HĂŠt nationale standaardwerk op het gebied van milieu- en gezondheidseffecten van bouwproducten

Meer da

n

Neem nu een abonnement op NIBE’s Basiswerk MilieuclassiďŹ catie Bouwproducten en ervaar de voordelen:

â‚Ź 400,korting

t %JSFDU JO[JDIUFMJKL XBU EF NFFTU NJMJFVWSJFOEFMJKLF PQMPTTJOHFO [JKO #JKWPPSCFFME XFMLF WFSEJFQJOHTWMPFS JT IFU NFFTU NJMJFVWSJFOEFMJKL t 0Q LPTUFOFGmDJĂ‘OUF XJK[F EVVS[BNF LFV[FT NBLFO FO [P FFO EVVS[BBNIFJEBNCJUJF CFQBMFO t "MUJKE EF NFFTU PWFS[JDIUFMJKLF FO BDUVFMF JOGPSNBUJF N C U EVVS[BBN CPVXFO 7VM EF CFTUFMDPVQPO JO PQ EF CJK EF[F "8. UPFHFWPFHEF /*#& GPMEFS 4UVVS IFN PQ FO NBBL LFOOJT NFU EF FOJHF NBOJFS PN FFO HPFEF EVVS[BNF QSPEVDULFV[F UF NBLFO

www.nibe.org


%* . & - !* # /%))!-/ +/ ( /%1! ! % * ! 2!# (. !3,!-/ %* +*(%*! 0.!- !3,!-%!* ! !* .+ % ( )! % +!( +*5! +, - $/#!1!-. !* $0* '( */!* +, /0!(! !* -!(!1 */! 2%&5! +* !- !!( ) '!* 1 * ! #! %#%/ (%.!!- ! . )!*(!1%*#

-1 - $!/ 5!(" # * - $!/ 0.!- #!*!- /! '!**%.,( /"+-) 1 * ! +//!- ).! !)%! 1 * +02'0*./ - 1 *( +0 !* !%#!- 2 - +" !5+!' ! .0 !.1+((! - $%/! /!* +))0*%/4 - $!((+ - $!((+ +)

%& ((!. 2 / 2! ) '!* #!(+1!* 2! %* ! '- $/ 1 * $!/ 1!- %* !* 1 * !.%#* +))0*% /%! !* /! $*%!' +! .(%))!- +))0*% /%!1!- !* -! /%!1!- $+! ./!-'!- ! -%! !!*$!% + ) /!-% (%.!-!* 2! *!3/ ,- /% !. * !- 2! (%&'!* 2!( - $%/! /!*

!!- 2!/!*

222 /+/ ( /%1!)! % *( 222 " ! ++' +) /+/ ( /%1!


Verbinden van kennis Uw inbreng als architect is 21 april hard nodig Als architect weet u het als geen ander: er is qua bouw meer mogelijk dan we ooit hadden gedacht, bijvoorbeeld met digitale simulaties. Zo ontstaan alsmaar ingewikkelder gebouwen, die vele functies tegelijk huisvesten. Prachtig, die multifunctionele hoogstandjes, maar ook lastig! De hamvraag is : ‘Hoe zorgen we ervoor dat ook steeds ingewikkelder gebouwen brandveilig zijn?’ U bent als architect de spil in dat proces. Voor het antwoord is uw aanwezigheid als architect dan ook hard nodig. Wij nodigen u van harte uit op het Nationaal Brandveiligheidscongres 2011 van SBR, het kennisplatform voor de bouw.

Weinig tijd? Kom een halve dag! Het liefst treffen we u de gehele dag. Lukt dat niet, dan hopen wij u in elk geval ’s-middags te ontmoeten. Dan staat de praktijk centraal en is uw ervaring als ontwerper extra welkom. Plenaire onderdelen en workshops wisselen elkaar af. Datum: 21 april 2011 Locatie: Spant! in Bussum Kosten: 425,00 per deelnemer of 225,00 vanaf 13.00 uur (ex. 19% btw)

Innovatieprijs Brandveiligheid Tijdens het congres reiken we de Innovatieprijs Brandveiligheid uit. Heeft u in 2010 op vernieuwende wijze met het ontwikkelen van kennis of producten bijgedragen aan brandveiligheid? Aarzel niet, dien u project in en u maakt kans op twee gratis toegangskaarten.

Voor meer informatie: www.sbr.nl/nbcarchitecten


JFC8ICLO :F)D=FIK><M<C ?\k e`\ln\ n\ib\e XZ_k\i \\e [lYY\c\ ^\m\c d\k dXo`dXc\ fg\e`e^jmi`a_\`[ `e \\e JdXik$K\Z_ F]ÔZ\% >\e`\k mXe \\e n\ibgc\b d\k \\e fgk`dld XXe c`Z_k# clZ_k \e il`dk\% <Zfcf^`jZ_# \Zfefd`jZ_ \e jfZ`XXc# [lliqXXd_\`[ `e fgk`dX ]fidX%

JfcXiclo E\[\icXe[ 9M s ',+/ $ -*(*)* s nnn%jfcXiclo%ec


28 APRIL 2011: DE ONTKNOPING Wat wordt het BNA Gebouw van het Jaar 2011? Bekijk alle kanshebbers op www.bnagebouwvanhetjaar.nl.


14 — AWM 40

A

Architectuur

AKEN

Pick-up Meyer en Van Schooten Architecten ontwierp een cluster gebouwen voor de Technische Hogeschool van Aken. Om kantoren en werkplaatsen met elkaar in een logisch verband te brengen, ontwikkelde het Amsterdamse architectenbureau een ‘Pick-up’-typologie. In het noordwesten van de Duitse stad Aken ligt de campus Melaten van de Rheinisch-Westfaelische Technische Hochschule. Het architectenbureau

Carpus + Partner uit Aken heeft de afgelopen jaren een stedenbouwkundig plan ontwikkeld voor de uitbreiding van deze campus. In het plan worden zes clusters voorzien die elk een onderzoeksgebied huisvesten. Het cluster ‘Logistiek’ is ontworpen door Meyer en Van Schooten Architecten en wordt ontwikkeld in samenwerking met Ante4C. De ontwikkeling van het Logistiek-cluster verloopt in fasen. In totaal zullen de gebouwen goed zijn voor 39.000 vierkante meter vloeroppervlakte, exclusief parkeergarage. Reagerend op zijn ligging in het gebied heeft het cluster twee gezichten gekregen. De entree en het officiële adres bevinden zich aan de boulevardzijde,

terwijl de bebouwing aan de andere kant direct aan een bos grenst. In het hart van het cluster is een hof gecreëerd – de Agora genoemd. De entreegebieden van de gebouwen zijn zo georganiseerd dat zij van de straat doorlopen in de Agora. Idealiter is dit hof daarmee een plek waar de gebruikers van de verschillende gebouwen elkaar ontmoeten. De opdracht aan Meyer en Van Schooten was om kantoren, laboratoria en werkplaatsen in logische samenhang te organiseren. De oplossing die de architecten bedachten, doopten zij de ‘Pick-up’typologie. Alle gebouwen bestaan uit een twee delen: een hoofdgedeelte met kantoorprogramma en een ‘laadbak’ met werkplaatsen. (RG)


15 — AWM 40

Studio Hans Wilschut

A

Architectuur Korte berichten

ROTTERDAM

Nachtlicht Eind 2010 werd de permanente lichtinstallatie ‘Broken Light’ in de Atjehstraat in de Rotterdamse buurt Katendrecht in gebruik genomen. Voor het 150 meter lange kunstwerk werd een speciaal armatuur ontwikkeld. Als de nacht valt, verandert de Atjehstraat van gezicht. Op de gevels verrijzen kolommen van licht, over het trottoir wordt een deken van diffuus schijnsel gelegd. Een surreëel maar intiem schouwspel. “Een nieuwe beleving van de straat”, daar was het Rudolf Teunissen, ontwerper van Broken

Light, om te doen. “Ik roep het beeld van een soort binnenruimte op, maar het blijft natuurlijk gewoon de straat, een buitenruimte. Zo speel ik met ideeën van binnen en buiten, schijn en werkelijkheid”. De twee lichteffecten – de stroken op de gevels en de vlekken op het trottoir – worden door één lichtbron gemaakt. Teunissen ontwikkelde een techniek waarbij met spiegels het licht wordt gesplitst zodat de bron meerdere “lichtfuncties” tegelijk heeft. Een industrieel ontwerpbureau, Max designers, creëerde een armatuur voor de nieuwe lichttechniek. Teunissen: “We zijn met de verdere ontwikkeling bezig.” Het schiereiland Katendrecht stond tot diep in de twintigste eeuw te boek als een schimmige plaats, waar Rotterdammers, matrozen en messentrekkers

vertier zochten in de cafés, opiumlokalen en bordelen. De titel Broken Light zinspeelt op dit mythische verleden. Het straatrumoer en mysterieuze licht van toen is ‘gebroken’, komt niet meer terug. Aan de andere kant toont de titel de mogelijkheid op een nieuw begin, zegt Teunissen: “Licht dat breekt, vernieuwt zichzelf.” Toen de zeemannen en prostituees uit Katendrecht verdwenen, bleef de drugsoverlast en criminaliteit. Momenteel ondergaat de buurt een opknapbeurt, maar daarbij ontsnapt de Atjehstraat volgens Teunissen aan de belangstelling. “De straat is het hart van het gebied en was vroeger zelfs, als uitgaanscentrum, het hart van de stad. Dit project helpt, hoop ik, ook om deze bijzondere straat weer onder de aandacht te brengen.” (RG)


16 — AWM 40

DEN HAAG

Hartoperatie Het nieuwe gedeelte van de Passage in Den Haag is ontworpen door Bernard Tschumi Architects. Dankzij de nieuwe arm wordt het klassieke winkelcentrum onderdeel van een groter winkelcircuit. De ‘hartkamer’ van de stad met ‘drie uitmondingen’ noemde Gerrit Achterberg de Passage in Den Haag ooit. Nu moet een verlenging van één van deze uitmondingen de status van hartkamer ook voor de toekomst verzekeren. Het oudste gedeelte van het eerste winkelcentrum van Nederland (uit 1885) wordt doorgetrokken tot de Grote Marktstraat – een grote winkelstraat aan de zuidzijde van het passagecomplex. Zo probeert de gemeente een logische ‘winkelroute’ in het centrum te realiseren. De nieuwe arm van de Haagse Passage wordt ontworpen door het architectenbureau van architect Bernard Tschumi. De nieuwbouw zal naast winkels ook een hotel en klein-

BOEK

Architecture as a Craft Sinds enkele jaren is architect Michiel Riedijk als docent verbonden aan de TU Delft. Als vervolg op het vorig jaar gehouden congres Architecture as a Craft is nu een boekje met een gelijknamige titel verschenen. In zijn boek The Craftsman stelt Richard Sennet dat de kwaliteit van het eindproduct onder meer volgt uit de manier waarop het gemaakt is – het vakmanschap dat eraan ten grondslag ligt. In de architectuur zit dat vakmanschap volgens Michiel Riedijk voor een belangrijk deel in de middelen de architect gebruikt: tekeningen en maquettes.

schalige horecagelegenheden huisvesten. De gevel wordt bekleed met blauwe en witte tegels – naar verluidt een verwijzing naar Delfts Blauw. Ook de Hollandse luchten zouden een bron van inspiratie zijn geweest. De kelder, begane grond en de eerste verdieping van de nieuwe

Passage zijn gereserveerd voor winkels. Op de tweede verdieping komen horecagelegenheden en komt een daktuin. In de lagen erboven komt een hotel. Binnenkort wordt een start gemaakt met de sloop de panden die nu op de locatie staan om ruimte te maken voor het ontwerp van Tschumi. (RG)

In het boek wordt de rol van tekeningen en maquettes in een verzameling van korte essays onderzocht. Sommige essays zijn al wat ouder, zoals de tekst van de Duitse architect Matthias Ungers, anderen zijn speciaal voor het boek geschreven, zoals de tekst van de Amerikaanse architect Michael Mantzen. De essays zijn stuk voor stuk goed gekozen. Het verslag van het gesprek tussen Christoph Gantenbeim, Kersten Geers en Jan De Vylder is leuk als afwisseling op de essays. Als het boek na 236 pagina’s uit is, verlang je als lezer eigenlijk meer. De omgang met 3D-computermodellen is helaas geen onderdeel van de studie. In de inleiding verklaart Riedijk dat de computer het vakmanschap uitvlakt, de wereld uniformeert. Misschien kan in een vervolgstudie onderzocht worden of en waarom dit zo is. Het boek heeft een prachtige cover van doorzichtig plastic die de bindwijze van de rug zichtbaar laat. (MvR)

Michiel Riedijk (red.) – SUN – 2011 – Paperback – 236 pagina’s – 17 x 23 cm – ISBN 9789461051035 – € 39,50 – Engels


A

ARNHEM

Alles onder één dak De Zwarte Hond heeft op een voormalig kazerneterrein in Arnhem een multifunctionele accommodatie voor kinderen gerealiseerd: MFA Klarendal. Een zogenaamde ‘straat’ verbindt de verschillende functies. MFA Klarendal wordt op een voormalig kazerneterrein gerealiseerd. Volgens

Architectuur Korte berichten

projectarchitect Bart van Kampen verwijst de vorm van de nieuwbouw op een eigentijdse wijze naar de twee bestaande gebouwen op het terrein. Een belangrijke pijler van het ontwerp is multifunctionaliteit. Dat begint al bij het programma: in het gebouw is plaats voor een centrum jeugd en gezin, een peuterspeelzaal, een kinderdagverblijf, een grote sportzaal, een danszaal, een boksschool, een school met twaalf klassen, een buurthuis annex wijkcentrum en een buitenschoolse opvang. Alles onder één dak. Een brede ‘straat’ op elke verdieping bepaalt het karakter van het gebouw. Aan

17 — AWM 40

deze straat zijn de specifieke ruimtes voor de gebruikers gelegen. Ook zijn hier de gezamenlijke functies voor de gebruikers van het gebouw te vinden, zoals keukentjes, computerwerkplekken, balies en extra speelruimte voor kinderen. Door zijn breedte van zes meter en transparante gevel valt er veel daglicht de ‘straat’ in. Vides zorgen ervoor dat het daglicht diep het gebouw in valt. Naast het feit dat dit prettig is voor de gebruikers van het gebouw, hoeft zo ook minder elektrisch licht gebruikt te worden. De duurzaamheid van het project wordt zo ook vergroot. De oplevering staat gepland voor 2012. (LAvK)


18 — AWM 40

Zwitsers zakmes Voetganger, fiets, auto, bus en trein – in het stationsgebouw dat architect Koen van Velsen voor Breda heeft ontworpen hebben alle verkeersmodaliteiten een volwaardige plek gekregen. Het gebouw is daardoor veel meer dan alleen een treinstation. Tekst Michiel van Raaij Beeld A2 studio


A

Architectuur Station Breda Architectenbureau K. van Velsen

19 — AWM 40


20 — AWM 40

De tijd van het stationsgebouw is wat Koen van Velsen betreft voorbij. De toekomst is aan het gebouw dat alle verkeersmodaliteiten met elkaar weet te verbinden. Het treinstation is maar een van de onderdelen van een dergelijk gebouw. Het busstation, fietsparkeerplaatsen, autoparkeerplaats en de voetgangersgebieden zijn echter net zo belangrijk. In plaats van ‘station’ spreekt Van Velsen liever over een ‘OV-knoop’. Het ontwerp dat architect en spoorbouwmeester Koen van Velsen voor Breda maakte, is hét voorbeeld het nieuwe type gebouw. “Alle modaliteiten hebben een gelijke plek”, zegt Van Velsen. Het busstation ligt op hetzelfde niveau als het treinstation en wordt ontsloten via dezelfde ondergrondse passage. Fietsen kunnen aan de noord- en zuidzijde van het gebouw worden geparkeerd. Auto’s hebben een plek gekregen op een parkeerdek boven de sporen.

VLEES VAN DE STAD “De OV-knoop is onderdeel van het dagelijkse leven”, zegt Van Velsen, “het gebouw wilden we daarom laten behoren tot het vlees van de stad.” In plaats van het gebouw op te vatten als vreemd element in de stad dat door zijn technische uitstraling de mobiliteit viert, koos Van Velsen ervoor het gebouw maximaal te laten versmelten met de omliggende stad. Het bus- en treinstation worden hiervoor ingepakt met kantoor- en woonprogramma. Aan weerszijden van het gebouw heeft Van Velsen een plein ontworpen. In het programma van eisen voor de OV-knoop waren een beperkt aantal woningen opgenomen. Op initiatief van de architect is dat aantal flink uitgebreid. Op drie hoeken van het complex zijn nu vier woongebouwen voorzien. Van de woongebouwen zijn er drie georganiseerd rond een hof. Het vierde woongebouw is een vrijstaande schijf. Achter de schijf ligt de zone met kantoren, die bijna de hele noordzijde van het gebouw beslaat en de laatste hoek van het gebouw vormt. Ook de kantoren liggen rond hoven. “Met het ontwerp wilden we alle negatieve aspecten van het stationsgebouw opheffen”, zegt Van Velsen. Het woon- en kantoorprogramma zorgt voor levendigheid en garandeert sociale controle. Het

extra programma definieert bovendien een plein aan de noord- en zuidzijde van het gebouw. “Deze pleinen vormen een overgang tussen de schaal van de stad en de schaal van de OV-knoop”, verklaart Van Velsen. Vanaf de pleinen bieden grote glazen puien zicht op het bus- en treinstation. Doordat gewoon te zien is wat er in het gebouw gebeurt, is het volgens Van Velsen niet nodig het gebouw er als een station uit te laten zien.

NOORDZIJDE De aanleiding voor de vernieuwing van het station van Breda is de shuttletreinverbinding die de stad op het HSLnetwerk aansluit. Voor de ontwikkeling van de HSL-stations heeft het rijk geld beschikbaar gesteld. De vernieuwing van het station is door de stad Breda aangegrepen om het nieuwe gebouw in het noorden een tweede voorkant te geven. Hier wordt de tuinwijk Belcrum drastisch vernieuwd en uitgebreid. Het oude stadscentrum van Breda ligt ten zuiden van het gebouw. Omdat er aan de noordzijde van het oude treinsta-

— “Alle modaliteiten hebben een gelijke plek” tion meer ruimte was, heeft Van Velsen er echter voor gekozen hier het zwaartepunt van het programma te leggen. Het plein aan de noordzijde ligt verdiept, op het niveau van de passage onder de sporen. Aan het plein ligt de grootste concentratie winkels van de OV-knoop. Boven de stationswinkels ligt het nieuwe busstation, de kantoren liggen daar weer boven. Door de verdiepte ligging van het plein aan de noordzijde van de OV-knoop krijgt de ondergrondse passage hier een gevel aan de stad. Deze gevel heeft Van Velsen voorzien van een arcade. Lange hellingbanen leiden de doorgaande fietsroute het plein over. Op het plein kunnen fietsen onbewaakt gestald worden onder een rij balkons die vanaf het hoger

gelegen straatniveau te bewandelen is. In de plint van het gebouw bevindt zich een bewaakte fietsenstalling. Ernaast ligt de ingang van de fietspassage die onder de bus- en treinplatformen door naar de andere zuidzijde van het gebouw loopt.

ZUIDZIJDE Het plein aan de zuidzijde van de OVknoop, de stadszijde, heeft een veel rustiger en formeler karakter gekregen dan het plein aan de andere zijde. Het commerciële programma beperkt zich hier tot de plinten van de woongebouwen aan de uiteinden van het plein. De plint aan de lange zijde van het plein is gereserveerd voor de stalling van fietsen. Net als op het plein aan de noordzijde van het gebouw staan de fietsen hier onder een rij balkons. Er is waarschijnlijk geen gebouw ter wereld waar de fietsenstalling zo’n prominente plek heeft. Alle aandacht op het zuidelijke plein gaat uit naar de monumentale luifel in het midden van de ruimte. Onder de luifel liggen de (rol)trappen die naar de ondergrondse passage leiden. De enorme kolommen van de luifel hebben een dubbelfunctie als ontsluiting van de parkeergarage boven op het gebouw. Door de ingang van de passage naar de stad toe te halen, heeft deze niet alleen een genereuzer karakter gekregen, maar is er achter de ingang ook ruimte ontstaan voor fietsen. De zee van fietsen, die bij zo veel treinstations het beeld van de entree bepaalt, heeft hier eindelijk een volwaardige plek gekregen.

PARKEERDEK “Een glazen dak is prachtig bij mooi weer”, zegt Van Velsen, “maar bij minder weer of ’s avonds is het erg donker en sfeerloos.” Voor de overkapping van de perrons dacht de architect daarom aan een hoofdzakelijk dicht dak dat van onderen aangelicht zou worden. De ruimte is zo altijd licht. De parkeergarage voor de auto’s was in het programma van eisen ondergronds gedacht. Van Velsen vreesde dat dit de ervaring van het parkeren geen goed zou doen. Hij stelde daarom voor de overkapping een dubbelfunctie te geven als parkeerdak.


A

Architectuur Station Breda Architectenbureau K. van Velsen

21 — AWM 40

Boven Een grote glazen pui biedt vanaf de perrons zicht op de stad Links Via een lange hellingbaan door de hal heen bereiken auto’s het parkeerdek Rechts Overzicht van de OV-knoop met aan de noordzijde (hier links) de tweede voorzijde


22 — AWM 40

De in- en uitgang voor de parkeergarage ligt aan de noordzijde van het complex. Tussen het busstation en het treinstation lopen twee hellingbanen door de grote hal omhoog tot het parkeerdak. De autobewegingen zijn zo vanuit het hele gebouw en zelfs vanaf de pleinen aan weerszijden van het gebouw te volgen. Op het parkeerdak zijn drooglopen voorzien richting de verschillende stijgpunten.

3-IN-1 GEVEL Het diverse programma van de OV-knoop wilde Van Velsen van één gevel voorzien. Omdat in de omgeving van het gebouw veel baksteen wordt toegepast, dacht de architect voor de gevel ook aan dit materiaal. In de loop van het ontwerpproces ontwikkelde Van Velsen een aantal varianten voor de gevel. Om het gebouw ‘klein te krijgen’ voorzag de architect in eerste instantie het gebouw van lichte vlakken waaruit verschillende typen ramen waren uitgespaard. Dit vond Van Velsen toch te wild en communiceerde volgens hem te weinig met de stad. Een tweede variant die hij bedacht was een streng ritme van dezelfde ramen. Het aantal grote ramen die dit opleverde, maakte het ontwerp echter te duur. Als derde variant stelde Van Velsen daarom voor de grootte van de ramen te variëren.

De tijdens het ontwerpproces ontwikkelde gevelvarianten zijn in het uiteindelijke gevelontwerp simpelweg op elkaar gelegd

Dit zorgde er echter weer voor dat grote delen van het gebouw een dichte gevel kregen. Uiteindelijk had elke variant had zo zijn voor- en nadelen. Tijdens een vakantie in Italië liep Van Velsen in de stad Lucca tegen bakstenen gevels aan waar de lagen van de tijd in zichtbaar waren. “Gevels waar je dagen naar kunt kijken”, vertelt Van Velsen. Dit bracht hem op een idee. De gevel van de Bredase OV-knoop had ook een ontwikkeling doorgemaakt. Waarom zou die ontwikkeling in de gevel niet getoond kunnen worden? De verschillende gevelvarianten zijn vervolgens op elkaar gelegd. “Het resultaat hebben we niet meer gemanipuleerd”, benadrukt Van Velsen. In de gevel worden in totaal vier typen metselwerk toegepast. De bakstenen verschillen qua afwerking van extra grof tot geglazuurd en hebben verschillende maten. Wat nu nog het station van Breda is, transformeert in de plannen van Koen van Velsen tot een geïntegreerde OV-knoop. Door de manier waarop werkelijk alle verkeersmodaliteiten een volwaardige plek hebben gekregen, vormt het ontwerp een voorbeeld voor alle stations in Nederland. Het busstation is in het gebouw opgenomen, de fiets heeft een prominentere plek gekregen dan ooit tevoren en de auto staat niet ondergronds maar in de buitenlucht boven op het gebouw. De pleinen ten

slotte, aan weerszijden van het gebouw, leiden de voetgangers de stad in en uit. Het gebouw is een gebouw als een Zwitsers zakmes: het heeft overal een antwoord op. “Het is het grootste gebouw van Breda”, zegt Van Velsen. De Bredase OVknoop is bijna zo groot dat niet meer over een gebouw maar over een wijk gesproken moet worden. Het ontwerp roept de vraag op of het gebouw niet te groot is geworden.

— In de gevel worden vier typen metselwerk toegepast Hadden de woongebouwen bijvoorbeeld niet beter losgekoppeld kunnen worden van de feitelijke OV-knoop? Het concept van de overstapmachine blijft daarmee overeind. Op de lange termijn zouden de verschillende onderdelen echter wel apart beheerd en vernieuwd kunnen worden. De aanbesteding van de OV-knoop is intussen in volle gang. De bouw start naar verwachting in september. “De passage is al gerealiseerd”, zegt Koen van Velsen: “Het moeilijkste onderdeel is achter de rug.”—


23 — AWM 40

A

Station Breda Architectenbureau K. van Velsen

2

2

2

2

1 5 4

4 3

6

8 2

7

2

2

2

7

5e verdieping

Begane grond

8

2 7

2 7 1

7

9 11

4

10

11

2

Tunnelverdieping

2e t/m 4e verdieping

Opdrachtgever Prorail, Utrecht Architect Architectenbureau K. van Velsen B.V., Hilversum Team Jef Adegeest, Chris Arts, Gerrie Bekhuis, Erik-Jan van Dalfsen, Rob van Dam, Ilona Dijmann, Jeroen Helder, Ferdy Holtkamp, Bart Jan Hopman, Thierry Meijers, Josse Popma, Gero Rutten, Jan Willem ter Steege, Maikel Supèr, Koen van Velsen Adviseur milieu LBP|Sight, Nieuwgein Adviseur bouwkosten IGG Bouwkostenadvies, Wasssenaar Adviseur constructie Brede AAA: samenwerkingsverband DHV, Movares en NACO

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

kantoorruimte woningen parkeerdek auto hellingbaan busstation perrons commerciële ruimte fietsenstalling bewaakte fietsenstalling fietsstrook reizigerstunnel

2


24 — AWM 40

Bruggen

1

5

Momentlijn In de grootschalig vernieuwde Kolenkitbuurt in Amsterdam zorgt deze fietsbrug over de Erasmusgracht voor een nieuwe noord-zuid verbinding. De draagconstructie, en daarmee de vorm van de brug, is afgeleid van de krachtwerking in de brug. – Architect DP6

Spline Een soepele beweging, dat had ONL voor ogen bij het ontwerp van de nieuwe voetgangers-/fietsbrug in Deventer. De contour van de betonnen brug wordt bepaald door een lange, lichtgekromde lijn. Een ‘spline’, zoals dat heet. – Architect ONL [Oosterhuis_Lénárd]

2

6

Facetten De balustrades van de stalen fietsbrug over het Reitdiep in Groningen hebben omwille van hun stijfheid een gefacetteerde vorm gekregen. Om de wachtende fietsers een aantrekkelijk zicht te geven is ook de onderkant de brug voorzien van facetten. – Architect Zerodegree

Pyloon In Beuningen zijn twee verschillende bruggen ontworpen bestaande uit een autobrug en een naastgelegen fietsbrug. In de meer stedelijke context vloeien de autobrug en fietsbrug halverwege samen. Op de meer open locatie loopt de fietsbrug van de autobrug weg om ruimte te maken voor een tuiconstructie, zodat het een baken in het landschap vormt. – Architect ipv Delft

3 Gespleten Het dek van de brug over de singel in Zwolle splitst zich in twee delen. Het ene deel krult omhoog en biedt uitzicht over de omgeving, het andere deel blijft vlak genoeg voor rolstoelgebruikers. Tussen de dekken in bevindt zich een lensvormige vierendeelligger die de brug draagt. – Architect ipv Delft

4 Mysterie Wat is het en waar leidt het heen? Deze vragen moet de voetgangersbrug oproepen die Metaform heeft ontworpen in Esch, de tweede stad van Luxemburg. De stalen voetgangersbrug verbindt de stad over een paar spoorlijnen met een park. – Architect Metaform en T6-Ney & partners

7 Tordering De brug over de Vlaardingse Vaart moet het punt markeren waarop de inwoners van Vlaardingen de stad achter zich laten en het platteland in fietsen. De tordering van de enorme vakwerkligger zal bij het fietsen over de brug zeker een sensatie oproepen. – Architect West 8

1

2

3

Jitske Hagens

Sculpturen in het landschap, dat zijn deze recent opgeleverde bruggen. De tijd dat bruggen puur infrastructurele objecten waren, ligt ver achter ons. De hier getoonde ontwerpen zijn zorgvuldig op de locatie afgestemd en eisen met hun karakteristieke vorm een plek op in het stadslandschap.


25 — AWM 40

6

Scagliola & Brakkee

4 7

5

Jeroen Musch

A

Architectuur Bruggen


26 — AWM 40

In de entreehal heeft Ooze de oude buitenwand van het huis zichtbaar gelaten: buiten is hier ook binnen


A

Architectuur Woonhuis Rotterdam II Ooze

27 — AWM 40

Genetische modificatie Het huis in Rotterdam waar Ooze mee geconfronteerd werd, was in de loop van de jaren zo vaak uitgebreid dat de samenhang verloren was gegaan. Met een nieuw trappenhuis en de introductie van een nieuwe architectonische taal is Ooze erin geslaagd het huis een totaal nieuw karakter te geven. Tekst Michiel van Raaij Fotografie Jeroen Musch

De transformatie van het vrijstaande woonhuis in Kralingen begon voor het jonge architectenbureau met de vaststelling van de maximale gebouwenvelop. In het bestemmingsplan was de nokhoogte vastgesteld, net als de diepte van de uitbouw. “Die punten hebben we simpelweg met elkaar verbonden”, vertelt architect Eva Pfannes, die het getransformeerde huis samen met bureaupartner Sylvain Hartenberg ontwierp. Het huis waarmee Ooze aan de slag ging, was in de loop van de jaren stapsgewijs gegroeid. Het bestond nu uit twee haaks op elkaar staande bouwvolumes

voorzien van een zadeldak, met een lager halfrond bouwdeel ertussenin. In de oksel van het haakvormige huis waren verschillende uitbouwen gemaakt. Van deze onsamenhangende collage van bouwdelen wilden de opdrachtgevers weer een logisch geheel maken. De opdracht voor Ooze begon met het ontwerpen van een nieuwe keuken. In de loop van het ontwerpproces groeide het ontwerp echter uit tot een herontwerp van het gehele huis. “De begane grond is nog bijna zoals het huis was, op de eerste verdieping zijn een aantal nieuwe delen te zien, en op de tweede verdieping is bijna alles nieuw”, analyseert architect Sylvain Hartenberg, “De nieuwbouw is eigenlijk over het bestaande huis heen gezet.”

MASSIEF HOUT “Wij vonden het belangrijk dat de opdrachtgevers de uitbreiding als concept konden ervaren”, vervolgt Hartenberg. In het interieur manifesteert de nieuwbouw zich door de vormentaal op basis van driehoeken en een materialisatie in massief hout. Om een chaletgevoel te voorkomen is het hout transparant wit gebeitst. Op de begane grond heeft Ooze nieuwe houten meubels ontworpen. Op de eerste verdieping zijn een aantal wanden deels gestuct (bestaand) en deels van hout (nieuw). Op de tweede verdieping is alles van hout.

Ooze koos voor een materialisatie in massief houten Lenotec-panelen, omdat deze volledig geprefabriceerd konden worden. Op de bouwplaats hoefden de panelen alleen nog gemonteerd te worden. De bouwtijd kon zo effectief worden verkort. Het lage soortelijk gewicht van het materiaal

— “Wij zoeken naar het onbekende, het onverwachte” zorgde er bovendien voor dat de bestaande fundering zo min mogelijk extra hoefde te worden belast. Het architectenbureau zelf roemt vooral de veelzijdigheid van het materiaal. “De constructie is meteen de afwerking”, zegt Pfannes. Met deze materialisatie konden de buitenwanden en het dak bovendien relatief dun blijven. Binnen de gebouwenveloppe kon zo een maximale binnenruimte gerealiseerd worden. Door te variëren in de dikte van het materiaal, kan het bovendien dienstdoen als vloer, buitenwand, dak, binnenwand en trapboom. Doordat op de verdieping onder het dak alles van hout is, verdwijnt hier het verschil tussen plafond, wand en vloer: alles loopt in elkaar over.


28 — AWM 40

Boven De nieuwbouw is als het ware over de oudbouw heengedrapeerd Links Het trappenhuis in de oksel van de haakvormige plattegrond zorgt voor diagonale zichtrelaties Rechts Door de consequente materialisatie in massief hout lopen op de bovenste verdieping vloer, wand en plafond in elkaar over


A

1 2 3 4

bibliotheek bijkeuken woonkamer gangkast

5 6 7 8

entree opslag keuken waskamer

1

Architectuur Woonhuis Rotterdam II Ooze

9 10 11 12

29 — AWM 40

fitness kamer badkamer kleedruimte hoofdslaapkamer

9

13 14 15 16

gang slaapkamer familie kamer terras

10 12

3

16

14 12

11 2

15

13

10

4

14 6

7 14

5 10

8

14

Begane grond

1e verdieping

2e verdieping

DIAGONAAL

hout. De zwarte kleur is een verwijzing naar geteerde boerenschuren. Het lijkt alsof het oude huis door de zwarte nieuwbouw is overgroeid. Reagerend op het vele groen rond het huis zijn de horizontalere delen van de gevel uitgevoerd als sedumdak. De driehoekige gevelvlakken ter plaatse van het trappenhuis vormen samen grotere driehoeken. Deze driehoeken gaan door hun maat een relatie aan met de open driehoeken onder de koppen van de zadeldaken. “We hebben gezocht naar een dialoog tussen het bestaande en het nieuwe”, zegt Hartenberg. “In elk ontwerpproces ontstaat vanuit de wisselwerking met de opdrachtgever iets anders. Wij zoeken naar het onbekende, het onverwachte.” Het exterieur is zeker onconventioneel te noemen. Aan de afwisseling van oude en nieuwe delen is het moeilijk wennen. Voor wie de spanning in de compositie kan waarderen, is het mogelijk steeds met nieuwe ogen naar het huis te kijken en een nieuwe poging te doen het geheel te begrijpen. In tegenstelling tot de buitenzijde van het huis vloeit oud en nieuw in het interieur wel in elkaar over. De architecten hebben elke ruimte in het huis aan kunnen pakken en zijn erin geslaagd er een geheel

van te maken. Elke slaapkamer heeft Ooze bijvoorbeeld voorzien van een badkamer met dezelfde mozaïek. Alleen de kleur van het mozaïek is steeds anders. Het trappenhuis is de verbindende factor in het interieur dat het hele huis beïnvloedt. Doordat de architecten met het trappenhuis letterlijk en figuurlijk de kern van het huis verbeterd hebben, zou je kunnen zeggen dat het huis in positieve zin genetisch gemodificeerd is.—

De belangrijkste ingreep die Ooze gedaan heeft is om het krappe en donkere trappenhuis te vervangen door een ruim en licht trappenhuis. Alle kamers in het huis sluiten erop aan. Op de begane grond is de entreehal aan het trappenhuis gekoppeld en is de trap zelf verdubbeld om aan te haken op de twee vleugels van het huis. Volgens Hartenberg biedt de dubbele trap net wat meer bewegingsvrijheid. Door zijn positie in de oksel van het huis zorgt het trappenhuis voor diagonale zichtrelaties in de haakvormige plattegrond. Een vide in het trappenhuis verbindt de verschillende verdiepingen visueel met elkaar. Helemaal bovenin, onder het dak, is een brede overloop ontworpen. De opdrachtgevers wensten zo’n gemeenschappelijke ‘familiekamer’. In Zuid-Amerika, waar zij vandaan komen, hebben veel huizen zo’n tussenruimte.

HET ONBEKENDE Hartenberg geeft toe dat het huis van binnen naar buiten is ontworpen. De nieuwe delen van de gevel en het complete dak zijn bekleed met zwart gebeitst Accoya-

Opdrachtgever Anoniem Architect Ooze architects Team Eva Pfannes, Sylvain Hartenberg, Rene Sangers, Eloka Som, Maartje Franse Adviseur bouw Bouwhaven, Barendrecht Constructeur Pieters Bouwtechniek, Utrecht Styling Dutch Style Company, Rotterdam Aannemer DB Bouw, Leiderdorp Realisatie Januari 2011


30 — AWM 40

Een nieuwe generatie Na een verbouwing van acht maanden is het Groninger Museum eind vorig jaar opnieuw voor het publiek geopend. Naast de renovatie van het exterieur, werden binnen drie nieuwe interieurs gerealiseerd naar ontwerp van Jaime Hayon, Studio Job en Maarten Baas. Tekstt Karen Heijne FotograďŹ e Robert Kot


A

Architectuur Groninger Museum Jaime Hayon, Studio Job en Maarten Baas

Het Groninger Museum (1995) is een collage van verschillende ontwerpen. De vormgeving van het interieur en exterieur varieert van de luchtige gordijnen van Philippe Starck tot de woeste staalconstructie van Coop Himmelb(l)au. Een groter contrast in één gebouw is nauwelijks denkbaar. De eigenzinnige ontwerpen heeft de Italiaanse architect Alessandro Mendini met zijn overkoepelende ontwerp aaneengeregen. In de renovatie vorig jaar is dit doorgezet. Terwijl aan de buitenzijde de nieuwe keramische geveltegels nog worden gemonteerd, zijn de drie nieuwe interieurs binnen al volop in gebruik. Een nieuwe generatie ontwerpers treedt aan: het Info Center is ontworpen door Jaime Hayon, de Job Lounge door Studio Job en het Mendini Restaurant door Maarten Baas.

INFO CENTER Het Info Center vervangt de vroegere bibliotheek. Een manshoge handgemaakte en -beschilderde vaas draait rond op een plateau en leidt bezoekers de ruimte in. In de kleine theaterzaal worden films

en documentaires bij de tentoonstellingen getoond. In de centrale ruimte kunnen bezoekers achter een computer de collectie bestuderen of plaatsnemen in één van de royale leesstoelen om een ouderwets boek ter hand te pakken. De Spaanse ontwerper Jaime Hayon is zijn carrière begonnen bij Fabrica, de creatieve motor van

— Hayon combineert klassieke en moderne vormen Benetton, en heeft inmiddels een aantal indrukwekkende interieurontwerpen op zijn naam staan. De centrale ruimte is gevuld met een organisch gegroeid stelsel van tafelsegmenten met geïntegreerde computers onder oprijzende kappen. Ter contrast heeft Hayon boven de tafel, als een omgekeerd vloerkleed, een ronde spiegel aan het plafond gemonteerd. In

31 — AWM 40

In het ontwerp van de Job Lounge speelt Studio Job met de verwachtingen van de bezoekers. Zo zijn de gordijnen van karton en hebben de lampen de vorm van hangende borsten


Marten de Leeuw

32 — AWM 40

Boven In het Info Center, door Jaime Hayon, kan digitaal door de collectie gebladerd worden Links De meubels in het Mendini Restaurant zijn een uitbreiding op de Clay-collectie van Maarten Baas Rechts Het parket van de Job Lounge heeft een labyrinthisch patroon


A

Architectuur Groninger Museum Jaime Hayon, Studio Job en Maarten Baas

het spiegelbeeld hangen in een vierkant stramien maar op verschillende hoogten klassieke lampen. Het ontwerp illustreert de werkwijze van Hayon. De ontwerper combineert natuurlijke en kunstmatige materialen, en moderne en klassieke vormen. Daarnaast is aan het ontwerp een liefde voor het ambacht af te lezen. Hoe wordt een object gemaakt? Een plastic krukje heeft bij Hayon een marmeren zitvlak, een kunststof tafelblad wordt gedragen door een mahoniehouten stelsel van poten, enzovoorts. In het Info Centrum worden verschillende elementen, die in eerste instantie niet bij elkaar lijken te passen, versmolten tot een harmonisch geheel.

JOB LOUNGE Van de drie nieuwe interieurs is de Job Lounge van het in Antwerpen gevestigde Studio Job het meest vervreemdend. De entreehal tot de lounge lijkt op een hotellobby. De bezoekers worden verwelkomd door een eigen interpretatie van de bronzen fontein. De kraan laat het druppelende water in een emmer vallen. De emmer is op een krukje boven op een geabstraheerde berg van kolen geplaatst. De sfeer is gezet. Studio Job creëert een schijnwereld en refereert daarbij aan de industrie in de 19e eeuw. Op het oog herkenbare elementen en iconografische verwijzingen hebben bij nader inzien een minder onschuldige connotatie. Het labyrintische patroon van het parket laat je verdwalen in de ruimte. De lampen blijken hangende borsten. In keurige rijen aan het plafond en de wand kijken de tepels je als bezoeker uitdagend aan. De gordijnen zijn van karton en de zogenaamde glas-in-loodramen daarachter bevatten emblemen met industriële voorstellingen. Al met al zijn het geen geruststellende beelden in een ruimte die is bedoeld om gezellig samen te zijn. Hoogmoed komt voor de val, lijkt Studio Job met het interieur te willen zeggen. Het ontwerp plaatst de bezoekers zo weer terug in de realiteit.

Maarten Baas lijkt vooral een productontwerper. Het totaal oogt daarom wat somber en vlak. De afzonderlijke meubels hadden forser uitgevoerd mogen worden om in de ruimte nadrukkelijker een statement te maken. Dat doet Baas wel bij de bar. Daar wijkt hij af van het strakke stramien en hangen grotere lampen als druipende wezens boven het geserveerde. Hier komen de lampen tot leven. De revitalisatie van het Groninger Museum laat een passend vervolg zien op het door Mendini neergelegde gebouwconcept. De drie ontwerpers drukken een eigen stempel op het interieur en vormen zo een aanvulling op de vele karakters van het museum.

— Van de nieuwe interieurs is de Job Lounge het meest vervreemdend De kracht van het museum zit in het concept van de collage, maar dat is tevens zijn zwakte. Interieur en exterieur blijven als losse elementen naast elkaar bestaan en moeten daardoor op zichzelf sterk genoeg zijn. Het nieuwe restaurant van Maarten Baas komt daarbij net te kort en blijft ook na de revitalisering een anoniem museumrestaurant. De Job Lounge heeft die kracht wel, al vraagt het van het publiek om het decor compleet te maken. Het Info Center voegt het meest een op zichzelf staand universum toe aan het Groningse bastion.—

MENDINI RESTAURANT De plek om een bezoek aan het museum te starten of te eindigen is het Mendini Restaurant. Het kleurgebruik is door Maarten Baas bewust neutraal gehouden. Tegen de grijze wanden en het strakke zwarte meubilair steken vloeiend gevormde rode lampen en spiegels af. De meubels zijn speciaal voor het museum ontworpen en zijn een uitbreiding van de Clay Furniture collectie van Maarten Baas. De meubels zijn handgemaakt en bestaan uit een metalen frame met een synthetisch kleiomhulsel. De afzonderlijke meubels verdienen meer aandacht dan het interieurontwerp als geheel.

Opdrachtgever Groninger Museum, Groningen Subsidieverleners Gemeente Groningen, Provincie Groningen, Samenwerkingsverband Noord Nederland Ontwerpers Studio Hayon, Barcelona Studio Job, Antwerpen Baas & den Herder, Den Bosch Hoofdaannemer Bouwgroep Dijkstra Draisma, Bolsward Realisatie December 2010

33 — AWM 40


Voor wie altijd op de hoogte wil zijn, is architectenweb.nl het juiste adres Dagelijks houden wij duizenden architecten op de hoogte van het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, recent opgeleverde projecten en de nieuwste producten en materialen. Niet voor niets is architectenweb.nl met 15.000 nieuwsitems, 6.000 projecten, 6.500 producten en 1.600 materialen de grootste architectuursite van Nederland. Dus wie niets wil missen, brengt dagelijks een bezoekje aan:

architectenweb.nl



BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering

Reynaers ontwikkelt aluminium systemen voor ramen, deuren, vliesgevels en zonwering in nauwe samenwerking met architecten, Reynaers ontwikkelt aluminium systemen voor ramen, deuren, projectontwikkelaars en gevelbouwers. vliesgevels en zonwering in nauwe samenwerking met architecten, projectontwikkelaars en gevelbouwers. Een mooi voorbeeld hiervan is het Centrum voor Levenswetenschappen in Groningen van Rudy Uytenhaak Architectenbureau, Amsterdam. Een mooi voorbeeld hiervan is het Centrum voor Levenswetenschappen Met de aluminium systemen van Reynaers is een bijdrage geleverd in Groningen van Rudy Uytenhaak Architectenbureau, Amsterdam. aan het realiseren van een EPC van 0,6. Interesse voor een profilering Met de aluminium systemen van Reynaers is een bijdrage geleverd op maat? Neem contact op met de architectenadviseurs van Reynaers. aan het realiseren van een EPC van 0,6. Interesse voor een profilering op maat? Neem contact op met de architectenadviseurs van Reynaers. Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20 Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20


SlimBrick De slimmerik onder de bakstenen

SlimBrick is een vernieuwend assortiment slanke gevelbakstenen van Wienerberger, 70 mm breed en 230 mm lang. Extra slim zijn de drie uitsparingen. Formaat en uitsparingen zijn samen goed voor meer dan 30% volumewinst. Winst dus in ruimte en in milieu, door besparing van energie, grondstof en transport. Unieke gevelbakstenen voor nieuwbouw Ên renovatie. Wienerberger biedt de SlimBrick voor traditioneel, en de SlimbrickXL voor polymetrisch metselwerk. De kunst van het weglaten‌ Heldere antwoorden op de vraag naar duurzaam bouwen en renoveren. Kijk voor meer informatie op www.slimbrick.nl Met SlimBrick investeert Wienerberger opnieuw in duurzaam bouwen. Benieuwd naar ons integrale duurzaamheidsbeleid? www.goodvalues.nl

Wienerberger B.V. Postbus 144, 5300 AC Zaltbommel info.nl@wienerberger.com | www.slimbrick.nl


38 — AWM 40

PM

Product en Materiaal

GELUIDSSCHERMEN

Duurzaam langs de weg Een duurzaam alternatief voor de gewoonlijke betonnen geluidsschermen zijn de Faseton schermen. Ze zijn vervaardigd uit een houtvezelmix en cement. Het gebruikte hout komt uit speciale productiebossen. De CO2 die deze bossen opnemen, is groter dan de hoeveelheid die vrijkomt bij productie van de schermen. De geluidsschermen zijn volledig recyclebaar, gaan volgens de leverancier minimaal 40 jaar mee en behouden hun bijzondere vorm en structuur. Vanwege de goede ecobalans heeft het scherm het Nature pluslabel verkregen. Er is een grote variatie in de houtvezelschermen, met verschillen in vormgeving, kleur en stevigheid. De geluidsabsorptie reikt, afhankelijk van vormgeving en dikte, tot 20 dB. De Faseton-schermen zijn bovendien brandwerend. www.betonson.com

MATERIA.NL

Bolhas Bolhas is een mozaïekcollectie met gesmolten glas, die opvalt door de luchtbelletjes in de steentjes. Ze zijn water-, UV- en hittebestendig. Het glasmozaïek van de Braziliaanse producent INTI is geschikt als decoratie of wandbekleding, in zowel het interieur als het exterieur. De standaardafmeting is 29,5 cm2 per mat. www.intinet.com.br


PM

Product en Materiaal Korte berichten

39 — AWM 40

KLIMAATPLAFOND

Open voor comfort VERLICHTING

Lichtrizoom Het verlichtingssysteem Light Forest kan langzaam over het plafond woekeren. Het ontwerp van Tineke Beunders & Nathan Wierink (Ontwerpduo) bestaat uit verschillende onderdelen in gecoat aluminium, koper en poly-

urethaan, die tegen het plafond aan elkaar worden gekoppeld. Zo kan het systeem naar wens groeien en vertakken. Obstakels en hoogteverschillen zijn geen probleem, maar kunnen juist bijdragen aan speelse lijnen. Met Light Forest kunnen meerdere lichtpunten worden gerealiseerd op precies de gewenste plekken. Ook langs de wand kan een lichtpunt komen. www.ontwerpduo.nl

DOMOTICA

Slimme detector De bewegingsmelder Auro kan meerdere functies ineens vervullen. Hij beschikt over een ingebouwde lichtsensor en kan de verlichting aansturen voor het creëren van verschillende sferen, lichten in verschillende mate dimmen of lichten voor een verschillende tijdsduur aansturen. Door zijn geïntegreerde LED is de Auro ook ´s nachts te gebruiken als oriëntatieverlichting. Verder heeft de bewegingsmelder een ingebouwde temperatuursensor en kan hij als hittealarm worden gebruikt; tevens kan hij de ventilatie van

de ruimte aansturen. De Auro heeft een vlakke lens, een geringe opbouwhoogte van 1 mm en een diameter van 52 mm. De multifunctionele melder van Basalte valt daardoor niet op in het interieur. De detector is ontwikkeld voor gebruik met KNX domoticasystemen. www.basalte.be

Met SAPP ceiling wordt voor het eerst de techniek van een klimaatplafond gecombineerd met een open structuur. Dit verruimt de ontwerpmogelijkheden, maar houdt tevens de massa van het gebouw bereikbaar. Het systeem is ontworpen voor gebouwen waar een duurzaam concept wordt nagestreefd, gekoppeld aan behoud van flexibiliteit en thermisch comfort. Het basisprincipe is bekend: water stroomt door leidingen in het plafond en draagt bij aan de temperatuurbeheersing van de ruimte. De open structuur van SAPP (Smart Acoustic Passive Power) ceiling maakt het mogelijk om de werking van het klimaatplafond te combineren met betonkernactivering toe te passen. Dankzij de lage inertie en hoge conductiviteit absorbeert het plafond zelf nauwelijks energie. Technieken als ventilatie en verlichting kunnen volgens de fabrikant Interalu naadloos in het systeem worden geïntegreerd. www.interalu.be


40 — AWM 40

MEUBILAIR GEVELSYSTEEM

Terracotta zonwering Het Terrart Adjustable Sun Control Concept is een zonwering met terracotta panelen. Het systeem kan zowel verticaal als horizontaal worden toegepast. De architectonische zonweringoplossing is een uitbreiding van het Terrart gevelsysteem. Het concept biedt dezelfde ontwerpmogelijkheden: er kan worden gekozen uit vormen, kleuren, typen glazuur en speciale oppervlaktebehandelingen. Het Terrart Adjustable Sun Control Concept maakt gebruik van een gemotoriseerde bediening voor het kantelen van de lamellen. Aansturing via een gebouwbeheersysteem is ook mogelijk. www.hunterdouglas.nl

Pittig ontwerp De Pepper van Geke Lensink en Jesse Visser kan als krukje, maar ook als bijzettafeltje worden gebruikt. Het meubel bestaat uit een zachte kern met een polyurethaan coating. Voor het eerst is

deze coating in een hoogglanzende uitvoering toegepast. Daardoor oogt de kruk hard, terwijl hij comfortabel blijkt bij het zitten. Bovendien is de hoogglanzende coating makkelijker te reinigen dan de gesputterde matte versie die tot nu toe werd gebruikt. De Pepper is 38 x 38 x 48 cm. Er is een Red Pepper, een Black Pepper en een White Pepper. www.gekelensink.nl, www.jessevisser.com

MATERIA.NL

Flaster Tiles Ontwerper Andras Rudolf heeft voor producent Ivanka betonnen vloer- en wandtegels in uiteenlopende vormen ontworpen. Het gebruikte materiaal is een hoge sterktebeton, versterkt met high density ďŹ ber. Het zeer resistente beton van Ivanka vergrijst op een natuurlijke wijze. Het materiaal vergt weinig onderhoud en verkrijgt na elke reiniging een diepere satijnglans. www.ivanka.hu


PM

Product en Materiaal Korte berichten

41 — AWM 40

MATERIA.NL

KriskaDECOR KriskaDECOR is een metalen gordijn: kleine geschakelde onderdeeltjes van geanodiseerd aluminium vormen een lichtgewicht weefsel. Het gordijn kan volledig effen worden uitgevoerd, of worden voorzien van logo’s, patronen, geometrische figuren en reproducties van kunstwerken. Het materiaal is geschikt voor zowel interieur- als exterieurgebruik; het is bestand tegen zoet en zout water, zonlicht en roest. Verder is het recyclebaar, gemakkelijk te reinigen, hygiënisch en onbrandbaar. De gordijnen zijn verkrijgbaar in twee dichtheden en een ruim palet aan kleuren. www.kriskadecor.com

SANITAIR

Pure lijnen De vormen van de nieuwe badkamerlijn Sphinx 355 zijn geïnspireerd op de natuurlijke rondingen van rivierstenen, die zijn geslepen door het gestaag stromende water. De lijn is ontworpen door Antonio Citterio en Sergio Brioschi. De closets en bidets hebben een slanke, ovale vorm,

die niet wordt verstoord dankzij de verborgen montage-elementen. De fontein, leverbaar in een rechter- en linkeruitvoering, heeft een geringe diepte en een royale kom. De wastafels hebben een opstaande rand en zijn eveneens in twee uitvoeringen verkrijgbaar. Verder zijn ze beschikbaar in verschillende afmetingen. Ze vormen met de wastafelonderbouw en de hoge kasten, afgewerkt in hoogglans wit of teak, een puur en harmonisch geheel. Voor boven de wastafel en fontein zijn er spiegelkasten. www.sphinxpro.nl


42 — AWM 40

MATERIA.NL

WellTEC WellTEC-panelen zijn geschikt voor de bekleding van façades, muren en daken. Op basis van gegolfde, trapezium- en zigzagprofielen kunnen tal van vormen en vlakken worden gemaakt.

Er is een scala aan standaardproducten beschikbaar, maar alle producten kunnen worden aangepast voor een ‘oneoff’ uitvoering. De bekledingsplaten zijn beschikbaar in aluminium, koper, staal, roestvast staal en in andere gangbare metalen, en in een brede waaier aan formaten, afwerkingen en kleuren. Mn Metall vervaardigt platen tussen 5 en 16 mm dik en tot een lengte van 7 meter. www.mn-metall.de

VLOEREN

Functioneel design Arturo is een nieuw concept in kunstharsvloeren, waarbij functionaliteit wordt gecombineerd met de mogelijkheid voor een individueel ontwerp. Het productassortiment biedt vloeren voor verschillende situaties. Zo zijn de troffelvloeren geschikt voor situaties waar hoge eisen worden gesteld aan hygiëne, mechanische en chemische belastbaarheid, een polyurethaan gietvloer is door zijn hoge elasticiteit minder gevoelig voor scheuren en kan geluid dempen, epoxy gietvloeren zijn harder en slijtvaster. Verder biedt Arturo grindvloeren en coatings. Alle vloersystemen zijn onderhoudsarm, naadloos en toepasbaar in combinatie met vloerverwarming. In samenwerking met designers en kunstenaars worden vloerontwerpen ontwikkeld. Daarnaast kunnen specifieke vormgevingswensen van de opdrachtgever worden ingevuld. Ook voor sectoren waar strenge eisen worden gesteld aan bijvoorbeeld belasting of elektrische geleiding zijn esthetische designs mogelijk. Ontwerpen ten behoeve van routing, veiligheid en welzijn zijn eveneens mogelijk. www.arturoflooring.com

TOILETTEN

Duurzame renovatie Toletto heeft een concept ontwikkeld voor een turn key duurzame toiletrenovatie. Het concept omvat vier doelgroepvarianten als basisontwerp. De opdrachtgever kiest zijn variant en past het ontwerp naar wens aan. Dit kan aan de hand van een ontwerpplatform, dat interieurontwerpbureau Sensid voor elke doelgroepvariant – basic, public, healthcare en exclusief – heeft gemaakt. Alle toegepaste materialen, inclusief de alternatieve materialen die bij customizing

kunnen worden gekozen, zijn ecologisch verantwoord. Vormgeving is daarbij geen ondergeschoven kindje. Met materialen, kleuren en wandgrote illustraties kan de gewenste uitstraling worden gerealiseerd. Elk ontwerp wordt op maat gemaakt. www.toletto.com, www.sensid.nl


PM

Product en Materiaal Korte berichten

43 — AWM 40

MATERIA.NL

Fineer van kopshout Kopshoutfineer is beschikbaar in verschillende uitvoeringen. Ten eerste is het fineer verkrijgbaar als losse schijven voor verdere verwerking. Voor een gemakkelijkere verwerking kan het fineer, onbehandeld of afgewerkt, zijn voorzien van een gelamineerde achterzijde. Ten tweede is het beschikbaar als plaatmateriaal. Dan zijn stukken kopshoutfineer op willekeurige wijze samengevoegd en verlijmd op een kernplaat. De gebruikte houtsoorten zijn eiken, beuken, esdoorn, noten, lariks en robinia. www.rohol.at

MEUBILAIR

Bedachtzame bank De zogenoemde ‘slow food’-beweging streeft naar het gebruik van traditionele

bereidingswijzen van eten, waarbij vooral seizoensgebonden en regionale producten worden gebruikt. De overtuiging is dat dit de kwaliteit van het eten, lokale boeren en het milieu ten goed komt. Hierdoor geïnspireerd heeft de ontwerper Frederik Roijé een meubel ontwikkeld. De Slow Sofa (op de foto in gebruik door de ontwerper zelf) is een

bank met een geïntegreerde tafel. Het ontwerp bestaat uit negen elementen waarmee telkens nieuwe configuraties kunnen worden gemaakt. Het meubel is vervaardigd door lokale industrie en handwerkslieden, en met zoveel mogelijk natuurlijke materialen en hernieuwbare grondstoffen. www.roije.com


44 — AWM 40

Material Xperience Kiezen voor toegevoegde waarde Met een weloverwogen gekozen materiaal kan aan een product of project een meerwaarde worden gegeven. Een materiaal kan bijvoorbeeld technische, esthetische of duurzame kwalii teiten toevoegen. In recente jaren combineren materialen meer en meer kwaliteiten. ‘Adding value’ was het thema van Material Xperience 2011. Tekstt Robert Muis “Toegevoegde waarde zit niet alleen in een goed ontwerp, maar ook in de materiaalkeuze”, zegt Els Zijlstra, creatief directeur van Materia. Door de toepassing van een bepaald materiaal kunnen verschillende problemen in een keer

worden aangepakt, of kan een functionele oplossing op een esthetisch aantrekkelijke wijze worden gerealiseerd. Om een goede afweging te maken zou een architect of ontwerper moeten weten wat er momenteel beschikbaar is en wat daarmee de mogelijkheden zijn. Dat is niet alleen lastig door de veelheid aan materialen, maar ook doordat de modernste materialen meer en meer functies en kwaliteiten bundelen in een product. “Voorheen kon een architect, eenvoudig gezegd, kiezen tussen beton, hout en baksteen”, zegt Zijlstra. “Tegenwoordig is het mogelijk als gevelbekleding een membraan te kiezen dat licht doorlaat, warmte vasthoudt, energie opwekt en nieuwe mogelijkheden in vormgeving biedt. Het aanbod is zo enorm groot en materialen combineren zoveel functies, dat een architect of ontwerper niet moet denken in materialen, maar in prestaties. De architect

of ontwerper moet zich afvragen welke functies hij vervuld wil hebben en daar het juiste materiaal bij zoeken.” Het evenement Material Xperience, dat zich van 7 tot en met 11 februari 2011 afspeelde in de Jaarbeurs Utrecht, stelde de toegevoegde waarde van materialen centraal. Dit werd gedaan met een lezingenprogramma en een expositie. Lezingen zijn gegeven door gasten als Mark Burry (elders in deze AWM is een interview met hem te lezen), Mary O’Mahony (hoogleraar Textieltechnologie), Rolf Huiberts (directeur van Sensus), Miriam van der Lubbe (ontwerpster) en Koen van Mensvoort (onder meer oprichter van het blog Next Nature en de Nano-bus). De tentoonstelling was ingericht met producten van geselecteerde ondernemingen en ontwerpers, en materialen die in het afgelopen jaar aan de sample-bibliotheek van Materia zijn


PM

toegevoegd. De ‘adding value’ bieden de materialen op voornamelijk drie gebieden. “Het kan een onderscheidende technische eigenschap zijn, een sensorische eigenschap die de beleving vergroot, of een maatschappelijk belangrijke eigenschap zoals het vergroten van de duurzaamheid van een project”, legt Zijlstra uit. De interessante technische eigenschappen zijn veel te vinden in zogeheten smart materials: materialen die door elektronica of constructie extra functies verkrijgen, zoals textiel met sensoren of garens die statische lading afvoeren. Ook is er de laatste jaren een sterke opkomst van composieten en worden opvallend sterkere en lichtgewicht materialen geïntroduceerd. De expositie liet onder andere het textiel Morphotex zien: een weefsel dat, in analogie met een vlindervleugel, een iriserend effect heeft zonder dat daar (vervuilende) pigmenten voor nodig

Product en Materiaal Material Xperience

zijn. Voorbeelden van materialen met bijzondere tactiele eigenschappen waren bijvoorbeeld Natural Footprint (een betontegel uit cement en lasergesneden multiplex), Cleaf (een Thermo Structured Surface dat bijzonder sterk is, maar oogt als textiel) en Rewood (houten pa-

— Het gaat niet om materialen op zich, maar om prestaties nelen waarin andersoortige materialen zijn verwerkt) van Daniel Hulsbergen. Volgens Mary O’Mahony is er sinds aan aantal jaren de tendens om technische en sensorische kwaliteiten te combineren. O’Mahony verricht onder-

45 — AWM 40

zoek naar materiaalontwikkeling, heeft verschillende boeken over materialen gepubliceerd en heeft als consultant samengewerkt met onder andere Zaha Hadid, Arup en de vooruitstrevende modeontwerper Hussein Chalayan. “Waarom zouden we aan de ene kant de technische en aan de andere kant de esthetische materialen hebben? Daar is geen reden voor”, stelde O’Mahony in het gesprek dat AWM met haar had tijdens Material Xperience. “Als je bijvoorbeeld garens kunt ‘engineeren’, kun je daar ook het tactiele element aan toevoegen. In de jaren ’90 werden in Japan bijvoorbeeld zeer geavanceerde garens uit melkproteïne ontwikkeld. Ze waren technisch innovatief, de kwaliteiten voor de zorgsector waren geweldig, ze oogden zijdeachtig, maar de garens voelden aan als nylons uit de jaren ‘70. De producent vond er in het Westen dan ook geen markt voor. Uiteindelijk


46 — AWM 40

1

3

2

4

1 Dung - Rayah Wauters Een krukje vervaardigd uit koeienmest 2 Morphotex - Teijin Fibers De kleuren van Morphotexgarens worden niet bereikt met kleurstoffen, maar met verschillende diktes en structuren van de vezels

5

3 Medusa Bench - Erasmus Scherjon Sensorische verwarring: een weefsel met beton is in natte toestand rond het frame gedrapeerd. Na het drogen is de zitting hard als steen, maar ze oogt als textiel 4 Functional Patterns – Alain Berteau voor AGC De digitaal op het glas geprinte motieven zorgen, vooral bij dubbele beglazing, voor dieptewerking en de indruk van reliëf 5 Mould - Thomas Pleeging Levende vazen op basis van schimmels, die gemengd met katoenvezels zijn gegroeid in een mal


PM zijn garens ontwikkeld die zowel de goede technische als de tactiele kwaliteiten bezaten.”

GEZONDHEID Een van de belangrijkste drijfveren voor de huidige materiaalontwikkelingen is de gezondheidszorg en het streven naar wellness. Volgens O’Mahony is dit in de kledingindustrie al vele jaren gaande, maar worden ook in de gebouwde omgeving steeds meer materialen gevraagd die bijdragen aan gezondheid en welbevinden. “Materialen en vooral textiel bieden de mogelijkheid om dat op een bovendien esthetische manier aan te pakken. Geluiddempende materialen bijvoorbeeld komen achter de gevel- of wandbekleding vandaan. Het is niet langer een grijs nonwoven-type materiaal zonder esthetische kwaliteiten, maar het is mooi om te zien en heeft soms een oppervlak dat uitnodigt tot aanraken.” Voorbeelden daarvan zijn de viltwanden van Anne Kyyrö Quinn en de modulaire textielwand Clouds van Ronan en Erwan Bouroullec voor Kvadrat. Deze voorbeelden laten tevens zien dat uit de ontwikkelingen ook interessante structuren kunnen voortkomen. O’Mahony noemt tevens het spiralende lint dat Zaha Hadid heeft ontworpen voor het kamermuziekpodium in de Manchester Art Gallery. Het toegepaste Trapeze Plus Lycra voorkomt te hoge geluidsabsorptie, is lichtgewicht en uiterst rekbaar. “Hier laat Hadid zien dat akoestisch materiaal niet langs de wand of het plafond hoeft te worden aangebracht. Het lijkt alsof het naar beneden is gedwarreld en het publiek en de musici omsluit. Hadid schept een ruimte en biedt tegelijkertijd een verbeterde akoestiek.” In de medisch zorg wordt, vanwege de vergrijzende bevolking en de groeiende ziekenzorg, veel onderzoek gedaan naar de positieve invloeden van de omgeving op het welbevinden en het snelle herstel van patiënten. “Tot nu toe werden bacteriën met chemische middelen bestreden en waren oppervlakken ontworpen om makkelijk gereinigd te kunnen worden. Maar als telkens alles om hem heen wordt afgenomen met een doekje, biedt dat de patiënt geen le-

Product en Materiaal Material Xperience

venskwaliteit. Nu wordt vooral gezocht naar materialen die de juiste technische criteria hebben, bijvoorbeeld met geïoniseerd zilver antibacteriëel werken, maar ook tactiel aangenaam zijn.” Voorts willen mensen langer zelfstandig wonen. O’Mahony geeft als voorbeeld van tapijt met sensors voor monitoring. “Het tapijt constateert door de vorm of de temperatuur dat er een lichaam op de vloer ligt. De elektronica geeft dan door aan het ziekenhuis of zorgcentrum dat er iemand is gevallen.” Technische en sensorische kwaliteiten worden niet allen geïntegreerd in interieurproducten. De materialen

— Technische en sensorische kwaliteiten komen samen

47 — AWM 40

heden en mensenrechten in de landen waar we inkochten. Nu groeit het besef dat ook in bijvoorbeeld Australië, Europa en de VS thuiswerkers, migranten en vluchtelingen niet altijd een fatsoenlijk loon en een fatsoenlijk leven hebben.” Vaak gaan verschillende duurzaamheidsaspecten hand in hand. “Het verouderen van jeans is bijvoorbeeld slecht voor het milieu, gezien de grote hoeveelheden water en de chemicaliën die eraan te pas komen, maar het is ook heel slecht voor de gezondheid van de arbeiders.” Op de Material Xperience werd duurzaamheid vooral vertegenwoordigd door het gebruik van natuurlijke, gerecyclede en restmaterialen. Opvallend waren bijvoorbeeld het leer van rundermaag (Rumen), het krukje Dung van Rayah Wauters, vervaardigd uit koeienmest, en Precious Waste van Michelle Baggerman, een textiel dat is geweven uit gerecyclede plastic tassen.

TOEPASSINGEN kunnen volgens O’Mahony ook tot nieuwe ontwikkelingen en vormen in de gebouwhuid leiden. Een goed voorbeeld is het Media-TIC in Barcelona, waar de gevels bestaan uit pneumatische kussens van drie lagen ETFE (zie AWM 37). O’Mahony noemt een van de spannende ontwikkelingen de integratie van PV-cellen in de ETFE-façades. “Er ontstaat een nieuwe manier van denken over het werken met membranen. Met de integratie van een energiesysteem ontstaat een actieve gevel, die bijvoorbeeld als zonwering, akoestische en thermische isolatie fungeert en energie oplevert.”

ECOLOGISCH EN ETHISCH Naast zorg en welzijn is duurzaamheid een andere belangrijke katalysator van productontwikkelingen. Naast de zorg voor het milieu ziet O’Mahony een tendens naar ‘sociale en ethische’ duurzaamheid: “Bedrijven vertonen een groeiend verantwoordelijkheidsgevoel met betrekking tot de productie van materialen en het effect van de productie op de arbeiders. Voorheen maakten we ons druk over arbeidsomstandig-

Dat materialen en producten meer eigenschappen in zich verenigen hangt nauw samen met een grotere cross-over tussen disciplines. Sinds de geldstromen naar met name de militaire industrie en de ruimtevaart – traditioneel twee sterk innoverende industrieën – zijn geslonken, zijn deze disciplines gaan zoeken naar commerciële toepassingen voor de door hun ontwikkelde materialen. Deels is dit een potentieel alternatieve inkomstenbron, deels is het een vorm van public relations, om te tonen wat er met subsidiegeld wordt gedaan. Bekende materialen die door de NASA zijn ontwikkeld zijn bijvoorbeeld visco-elastisch schuim (traagschuim), tefal en ETFE. Het zoeken naar commerciële toepassingen en de combinatie van verschillende technieken heeft ertoe geleid dat technici en ontwerpers met uiteenlopende invalshoeken rond de tafel zitten. “Er zijn zeer interessante materialen ontwikkeld, waarbij onderzoekers echter geen duidelijke toepassing voor ogen hadden. Het waren antwoorden op zoek naar een vraag. We hebben moeten leren er anders naar te kijken. Voor veel van die materialen beginnen we nu pas zinvolle toepassingen te vinden.”—


48 — AWM 40

Branchevreemd VERPAKKING

Frivole fles Het Nederlandse communicatiebureau THEY heeft een eigen champagnemerk: Zarb. Zoals mag worden verwacht van een bureau dat merkcampagnes bedenkt, laat het de flessen creatief verpakken.

MODE

Bioafbreekbaar Voortaan kunnen de favoriete sportschoenen na gedane dienst gerust ten grave worden gedragen. De sneakers van het Nederlandse merk OAT zijn bioafbreekbaar. In circa een half jaar – afhankelijk van de samenstelling van de grond – zijn de schoenen geheel afgebroken. Ze zijn vervaardigd uit natuurlijke materialen, zoals hennep, kurk en biokatoen. Christiaan Maats en Dirk-Jan Oudshoorn, die de schoenen bedachten en ontwikkelden, besteedden ook zorg aan de vormgeving: de modellen in de Virgin Collection zijn klassiek en de vormgeving is helder, met contrasten in belijning en kleuren. In de tong zijn zaden verwerkt, zodat er nog iets moois groeit uit de afgedragen sneakers. www.oatshoes.com

THEY heeft ontwerpers ingehuurd als het collectief La Bolleur, dat een lanceerplatform rond de fles ontwierp, met de kurk als raket. Tjep. heeft een decoratieve huls gemaakt uit een vel papier dat is gesneden en gevouwen tot een reeks lussen. Het resultaat is elegant, feestelijk en heeft zelfs de frivole suggestie van een vetersluiting voor de champagnefles. www.tjep.com


PM

Product en Materiaal Branchevreemd

49 — AWM 40

LIFESTYLE

Design voor dieren Hondenhok klinkt wat oneerbiedig voor de Castagna. Dit ‘hondenhuis’ van Italo Bosa is uitgevoerd in donkerbruin keramiek. Vorm en naam lijken te verwijzen naar een kastanje, maar het ontwerp heeft ook wel iets van een bonbon. De Castagna is er in twee afmetingen – 48 x 52 x 50 cm en 70 x 58 x 56 cm – en dan ook geschikt voor de kleinere honden. www.bosatrade.it

TRANSPORT

SERVIES

Blik onder water Gekleed in stijl De vakantie in een beach resort kan een belevenis rijker worden met ‘s werelds eerste compacte semi-onderzeeër. De ‘stuurhut’ van de Ego bevindt zich onder water en wordt betreden via een luik aan de bovenzijde, tussen de twee drijvers. De ramen van de cabine bestaan uit een acryl dat bestand is tegen waterdruk en goed lichtdoorlatend is. De Ego wordt elektrisch voortgedreven; geheel opgeladen vaart hij zes tot tien uur. De tweepersoons semi-onderzeeër is verder uitgerust met onder andere een LCD controlescherm, een marifoon, een kompas en een klok. www.raonhaje.com

Er zijn van die aangename maaltijden in prettig gezelschap, in mooie kleding en met fijne wijn en spijzen. Om die maaltijden nog feestelijker te maken, heeft Marcel Wanders voor Alessi een uitgebreid servies en bestek ontworpen.

Het servies en het bestek met de naam Dressed is grotendeels voorzien van een rijkelijke decoratie in reliëf. Het wit porseleinen servies bestaat uit diverse borden, schalen en kopjes. Bijpassend is er het uitgebreide bestek uit rvs, en een dienblad en onderzetters voor respectievelijk glazen, flessen en borden, eveneens uit rvs. Tot slot behoort bij Dressed een kristallen glasservies met glazen voor water, champagne, witte wijn en rode wijn. www.alessi.com


OTQJSBUJPO $FOUSF N


52 — AWM 40

CM

Cultuur en Maatschappij

ONDERDAK

Rehab hotel Onlangs is in Amsterdam ZuidOost gestart met de bouw van een opvang voor drugsverslaafden. Atelier Kempe Thill heeft zijn ontwerp geënt op de hoteltypologie. Net als een hotel is een opvang een plek waar mensen eten, wassen en slapen. Voor het ontwerp van de verslaafdenopvang heeft Kempe Thill daarom goed gekeken naar de ‘klassieke’ hoteltypologie. De wooneenheden (variërend van 15 tot 25 vierkante meter) zijn georganiseerd rondom een centrale lobby. De lobby, door het architectenbureau beschreven als een “collectieve woonkamer”, kijkt via een grote glaswand uit over de buitenwereld: het Bijlmerpark. Bovenop de lobby komt een kleine omsloten buitenruimte met een bloemenperk. Het wooncentrum heeft een vloeroppervlakte van 2100 vierkante meter, verdeeld over vier verdiepingen. Op de begane grond zijn kantoren, een keuken, een activiteitenruimte en een speciale rookruimte ondergebracht. Op de verdiepingen erboven bevinden zich de kamers van de 35 vaste bewoners en de kamers voor de mensen die van de straat komen en ad hoc opvang nodig hebben. Vanzelfsprekend zijn er ook verschillen tussen de opvang en een normaal hotel. De gebruikersruimte wordt overdag en ’s avonds opengesteld. Bovendien is er 24-uursopvang en wordt er persoonlijke begeleiding, psychosociale hulp, dagbesteding en inkomensbeheer aangeboden. De duur van de opvang is in principe onbeperkt. Naar verwachting kunnen de verslaafden in het voorjaar van 2012 hun intrek nemen in het gebouw. (RG)


CM

PAVILJOEN

Luchtwolk Stel je moet een mobiele picknickplek voor een kunstbijeenkomst op een begraafplaats ontwerpen, wat doe je dan? Overtreders W maakte een paviljoen met een zwevende wolk als dak. ‘Het dak dat opgaat in rook’ is een mobiel paviljoen waarin – of liever gezegd: waaronder – veertig mensen kunnen eten en drinken. Boven hen hangt een wolk; een opblaasdak van

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

60 vierkante meter, dat rust op acht dubbele stelten en bovendien de lucht in wordt gehouden door de warmte uit de kachel. De picknicktafels en -banken zijn aan de staanders opgehangen, waardoor de hele constructie visueel een geheel vormt. ’s Avonds wordt het luchtkussen verlicht. Het paviljoen is ontworpen voor Allerzielen Alom, een project van kunstenaar Ida van der Lee. Met het project wil de kunstenaar een nieuwe invulling geven aan het herdenken op begraafplaatsen. Gedurende een dag en een avond wordt een begraafplaats “aangekleed met licht, vuur, klank en kunst,” aldus de organisator. Hoe kwamen de ontwerpers tot

53 — AWM 40

deze bijzondere vorm? “Zoiets gaat in twee richtingen,” zegt Reinder Bakker, die samen met Hester van Dijk onder de naam Overtreders W opereert. “Vanaf de beeldende kant rijst de vraag wat je wilt uitdragen. Een wolk leek ons een mooi beeld op een begraafplaats. Vanaf de praktische kant is de vraag hoe je een dak maakt van 60 m2 dat je kunt opvouwen en zo achter in een busje kunt vervoeren. Zo kwamen we bij een opblaasdak.” Momenteel staat ‘Het dak dat opgaat in rook’ in opgeklapte toestand in een hoek van het atelier van Overtreders W, maar voor de zomer hebben zich al enkele huurders aangemeld. (RG)


54 — AWM 40

ONTMOETINGSPLEK

Mobiele boekeneenheid

BOEK

Stills Ter gelegenheid van de Stills tentoonstelling over het werk van architect Wiel Arets in het Glaspaleis in Heerlen, is een bundel verschenen waarin teksten van en over Arets zijn verzameld. De toegevoegde waarde van een boek is dat deze de lezer een doordachte selectie van informatie biedt. Het succes van boeken als S, M, L, XL en Farmax lijkt te suggereren dat het aanbieden van heel veel informatie ook zijn waarde kan hebben. Zonder redactie blijft veel informatie voor een lezer moeilijk te hanteren. Het Stills bewijst dat. Stills bevat alle teksten die Wiel Arets tussen 1982 en 2010 heeft geschreven. Hoewel de teksten vaak abstract blijven, geven ze een goed beeld van hoe het denken van Arets over architectuur zich in de loop van de

jaren heeft ontwikkeld. De teksten zijn bovendien een plezier om te lezen. Begin jaren tachtig begint dit denken met een reflectie op het rationalisme van architect Aldo Rossi. In de jaren negentig volgt de ontdekking van het rizoom en het virus. Ook raakt Arets gefascineerd door de halftransparante huid en het sublieme in de films van Jean-Luc Godard. In de jaren nul blijkt Arets enerzijds bezorgd over de kwaliteit van leven in de steden, maar is hij anderzijds ook optimistisch over het feit dat nieuwe technologie de wereld steeds kleiner maakt. Australië is straks nog maar vier uur vliegen, belooft Arets. Hoewel deze teksten, met een inleidende tekst en voorzien van illustraties, op zichzelf een boek zouden kunnen vormen, is besloten de inleiding plus illustraties weg te laten en het boek in plaats daarvan aan te vullen met teksten geschreven door een grote schare aan architecten en critici. Doordat de teksten voor allerlei gelegenheden zijn geschreven, vormen ze een wat onsamenhangende collage van commentaren op het werk van Arets. Zo analyseert Hans Ibelings het ontwerp voor het stadion van FC Groningen, maar prijzen Kazuyo Seijima en Stan Allen het werk van Arets juist weer in het algemeen. Het vreemdst zijn nog wel de interviews die Arets zelf heeft gehouden met architecten als Rem Koolhaas en Toyo Ito over hun bibliotheekontwerpen. Het is een allegaartje. Voor wie veel van Wiel Arets wil weten, is Stills met zijn meer dan 600 pagina’s een fantastische bron. Verwacht echter geen samenhangend geheel of duiding van de teksten. Daarvoor is het wachten op een volgend boek. (MvR)

Roemer van Toorn (red.) – Uitgeverij 010 – 2010 – Paperback – 632 p – 17 x 24 cm – ISBN 9789064507649 – €34,50 – Engels

Een kleine bibliotheek in een ziekenhuis, bank of een wijkgebouw. H2 Interactive ontwierp Plug-In; een compact model voor een bibliotheekfiliaal in openbare ruimten. Rotterdam bijt de spits af. Een nieuwe vorm van dienstverlening, staat de Plug-In voor. Vrijwel alle diensten zijn computergestuurd. Een iPad en een digitale etalage nemen de plaats in van de vaste medewerker. Vragen kan de klant via een webcam richten tot een ‘echte’ medewerker op afstand. Ontwikkelingen die in veel bibliotheken al zijn ingezet – zoals lenen via een selfservicesysteem en het online reserveren – worden in de PlugIn verder doorgevoerd. En de boeken? Die worden op de locaties afgestemd. Rotterdam is een grote stad met veel wijkbibliotheken, versplinterd over de stad. Deze kleine vestigingen zijn dikwijls gebonden aan beperkte openingstijden. De Bibliotheek Rotterdam hoopt dat de onbemande Plug-In-bieb soelaas kan bieden. De bibliotheek heeft rond de 350.000 euro subsidie gekregen voor de ontwikkeling van het project. De locatie van het proefmodel doet wellicht de wenkbrauwen fronsen: in de hal van de Centrale Bibliotheek in Rotterdam, misschien de enige openbare ruimte waar deze noviteit zijn nut niet kan bewijzen. Als alles volgens plan verloopt, verhuist de boekenunit echter binnenkort naar een wijkcentrum in Charlois. De units zijn relatief makkelijk op te bouwen en af te breken. Een tweede proef vindt in Gouda plaats. Over een paar jaar zal blijken of de Plug-It inderdaad de wijkbieb van de toekomst is. (RG)


CM

CULTUREEL ERFGOED

Cultuurbastion De Lammermarkt in Leiden gaat op de schop, maar hoe de locatie eruit komt te zien is nog onbekend. De combinatie atelier PRO en Buro Sant en Co won de ideeënprijsvraag. Als het aan deze bureaus ligt, wordt het voormalige vestingwerk in ere hersteld. Momenteel is de Lammermarkt in Leiden een winderig parkeerterrein waar een drukke toegangsweg tot de binnenstad langsloopt. Het is niet de meest glorieuze entree tot de binnenstad, hoewel de zeventiende-eeuwse molen De Valk nog steeds fier overeind staat. Gelukkig is een opknapbeurt aanstaande. De gemeente heeft besloten om het parkeerterrein bij Molen de Valk te vervangen door een ondergrondse parkeergarage van achthonderd parkeerplaatsen. Deze ingreep is ‘een unieke

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

kans’ om een waardig portaal tot het stadscentrum te creëren, vonden RAP Architectuurcentrum, Stadslab en BNA-kring Rijnland. Zij organiseerden een ideeënprijsvraag om de mogelijkheden van het gebied te verkennen. In de winnende inzending ‘Puntgaaf ’ van atelier PRO architekten en Buro Sant en Co landschapsarchitectuur staat de reconstructie van het verleden van de Lammermarkt centraal. Het puntvormige gebied was in een vorig leven een bolwerk in de Leidse vestingwerken. In Puntgaaf herrijst het bolwerk en worden de oude grachten hergraven. Binnen de groene wal ontstaat een vijfhoekig plein rondom de molen. Aan de stadzijde wordt het plein afgesloten met een bouwblok dat in de groene wal overloopt. ‘Puntgaaf ’ presenteert de Lammermarkt als bastion van de creatieve klasse, waarbij in de groene wal studio’s, galeries, werkplaatsen en cafés kunnen worden ondergebracht. Voor het grote volume aan de straatkant hebben de

55 — AWM 40

ontwerpers een spectaculaire invulling voor ogen: “Wij denken echter dat het een uitgelezen plek is voor een functie die aansluit op het historische en culturele karakter van de plek, een functie die door de nabijheid van het station en de binnenstad een grote trekker kan zijn: het Nationaal Historisch Museum.” (RG)


56 — AWM 40

Europese ambassade Gezamenlijk en gesplitst Na een gezamenlijke Europese munt en een poging tot een uniforme grondwet wordt er nu concreet gedacht over de komst van een Europese ambassade. Architect Eric Vreedenburgh (Archipelontwerpers) heeft zich de afgelopen maanden gebogen over de vraag hoe het bijbehorende gebouw eruit kan komen te zien. Tekst Ronnie Weessies De stemming onder de inwoners van de EU is er momenteel niet naar, getuige de opkomst van nationalistische partijen in verschillende landen en het afwijzen van de Europese grondwet in onder meer Nederland, maar op diplomatiek niveau wordt gewerkt aan verdere eenwording van Europa. Het lijkt ook noodzakelijk, gezien de slechter wordende strategische en economische positie van het ‘oude continent’ in de wereld. Opkomende machten als China worden steeds dominanter en laten zich minder gelegen liggen aan Europese

belangen en waarden. Vele Europese prominenten vinden dat de EU-staten daarom meer als een machtsblok moeten opereren. Middelen als de euro, de nog niet gelukte invoering van een uniebrede grondwet en straks ook een gezamenlijke ambassade dienen om deze samenwerking te versterken. Minister Verhagen van Buitenlandse Zaken pleitte vorig jaar in Brussel al voor de komst van speciale EU-ambassades, waar ingezetenen kunnen aankloppen voor paspoorten en andere consulaire zaken. Ook Vreedenburgh merkte dat het onderwerp speelt in de politiek, toen hij de receptie van de jaarlijkse ‘terugkomweek’ voor Nederlandse ambassadeurs bezocht. Eerder die week was zijn essay over een Europees gezantschap gepresenteerd. “Een vrij hoge diplomaat vertelde me dat de komst van zo’n ambassade veel realistischer is dan je zou vermoeden. Je moet niet eens denken in een termijn van veertig jaar, misschien is ze er over tien jaar al.”

GEZAMENLIJKE IDENTITEIT De architect had zijn artikel geschreven naar aanleiding van de manifestatie Design

& Overheid 2010, waar via een debat de discussie over het ontwerp voor een Europees ambassadegebouw werd gestart. De aanwezigen tijdens de bijeenkomst in juni vorig jaar waren het erover eens dat zo’n bouwwerk een architectonische representant van een continent met meer dan vijftig landen moet vormen, maar dat het lastig is een gezamenlijke identiteit voor deze staten te definiëren. Vreedenburgh vindt het opmerkelijk dat de debaters er zo over dachten. “Theoretici zeggen al vijftig jaar dat de symbolische werking van architectuur verleden tijd is, daar doen we niet meer aan. Tegelijkertijd hoor je in hedendaagse discussies over gebouwen voor ambassades en ook de Wereldexpo dat ze iets moeten uitdragen. Er wordt dus blijkbaar toch waarde gehecht aan architectonische symboliek.” De architect heeft zo zijn bedenkingen bij de aanname dat een Europese ambassade een identiteitsdrager zou moeten zijn. “Uiteindelijk is het een heel functioneel gebouw. Niemand zit erop te wachten dat het er Europees of Chinees uitziet, het gevaar bestaat dat het dan een Walt Disneyachtig cliché gaat worden.” Daarnaast constateert Vreedenburgh dat Europa zich als een moderne, democratische en eco-


CM

Cultuur en Maatschappij Europese ambassade

57 — AWM 40

Ontwerp van KABKstudenten voor de service-units van de Europese ambassade

nomische kennismacht profileert, wat volgens hem doorgaans wordt vertaald in een transparante architectuur. “Architecten horen open democratie en maken vervolgens een open gevel. Zo verdedigde Pi de Bruijn ook zijn ontwerp voor de Tweede Kamer. Ik vind het windowdressing en een beetje een hypocriet uitgangspunt. Die openheid is alleen mogelijk dankzij heel veel elektronische veiligheidsvoorzieningen die het gebouw in feite gedeeltelijk sluiten.”

SPLITSEN In plaats van het zoeken naar een vorm richt Vreedenburgh zich in zijn essay ‘Naar een Europese ambassade’ op de opzet; hij pleit ervoor de ambassade te splitsen in twee onderdelen. Deze opzet heeft hij samen met architect Rainer Bullhorst laten uitwerken door studenten van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Het eerste deel van de ambassade bestaat uit een diplomatieke en ceremoniële post, die is gevestigd in de hoofdstad van een land. “Ik zie het vooral als een kantoor waar de Europese landen vertegenwoordigd worden en informatie voor ze wordt gewonnen. De residenties

voor ambassadeurs blijven in hun huidige vorm bestaan, want ik zie het niet voor me dat er tientallen gezinnen in zo’n gebouw moeten wonen. Bovendien verandert er niet zo veel aan het werk van de ambassadeurs, zij blijven toch recepties aflopen en

— Efficiënt gebouw waar de klant goed wordt geholpen elkaar opzoeken in restaurants. Dat is het spel dat ze spelen om van elkaar en hun land op de hoogte te blijven en beslissingen te nemen.” Mocht Europa toch iets van haar identiteit of dat van aangesloten staten willen uitdragen, kan dat volgens Vreedenburgh in het ceremoniële gedeelte. Ondersteunende middelen als nieuwe media en augmented reality zijn daarbij nuttiger dan de architectuur, denkt hij. “Ik denk dat je gewoon een efficiënt gebouw moet hebben waarin de klant goed wordt geholpen. Op belangrijke

plekken kun je dan content invoeren. Ik zou zeggen, doe dat in combinatie met nieuwe media. Als je bijvoorbeeld kijkt naar het Nederlandse paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Sjanghai, dan werd twintig van de dertig miljoen euro besteed aan de inrichting. Ik denk dat als je wilt tonen dat je een kenniseconomie bent, je beter gebruik kunt maken van intelligente media. Die kunnen flexibel worden ingezet, door ze bijvoorbeeld op verschillende momenten van de dag anders te programmeren.” Daarnaast denkt de architect aan het introduceren van ‘service-units’ op meerdere goed bereikbare plaatsen. Die verschillen niet veel van de ‘EU-ambassades’ waar minister Verhagen het over had. Iemand die zijn paspoort kwijt is geraakt in het buitenland, kan er bijvoorbeeld terecht. “Als je dat overkomt in landen waar slechts één ambassade is, dan moet je soms duizend kilometer reizen voor hulp. Dan is het toch beter de serviceverlening beter te distribueren, door bijvoorbeeld units op vliegvelden en grotere stations te plaatsen.”— Het ministerie van Buitenlandse Zaken kon niet reageren vanwege de eventuele politieke gevoeligheid van het onderwerp.


58 — AWM 40

Een blik omhoog op de gewelven van de Sagrada Família: boven de apsis, links en rechts de dwarsschepen en onder het middenschip

Interview Mark Burry Al dertig jaar is architect en professor Mark Burry betrokken bij de voltooiing van de Antonio Gaudí ontworpen Sagrada Família kerk in Barcelona. Op 7 november 2010 is de kerk officieel door de Paus ingewijd.Voorafgaand aan zijn lezing op Material Xperience 2011, sprak AWM met Burry over hoe hij als ontwerper met de erfenis van Gaudi omgaat. Tekst Michiel van Raaij, Ronnie Weessies Wanneer raakte u betrokken bij de voltooiing van de Sagrada Família? “Ik raakte geïnteresseerd in Gaudí toen ik in de jaren zeventig in Groot-Britannië aan de universiteit studeerde. Er werd ons een dia van Gaudí’s werk getoond en daarbij gemeld dat zijn bijdrage als architect een dood spoor was, en wij er niet voorbij zouden moeten kijken. Dat stimuleerde natuurlijk mijn interesse. In 1979 werd ik door een bizarre samenloop van omstandigheden uitgenodigd om wat tijd door te brengen op de bouwplaats van de Sagrada Família en onderzoek te doen

naar Gaudí’s laatste project. Op locatie ontmoette ik de twee projectdirecteuren van in de negentig jaar oud die regelmatig Gaudí’s atelier hadden bezocht. Zij wisten waar hij heen wilde met zijn werk, maar ze wisten niet hoe hij het wilde doen. Dat wist Gaudí zelf ook niet. Hij heeft alleen de eerste fase van het project gebouwd. Voor de twee directeuren had ik twee vragen. De eerste vraag was: waar komt de autoriteit vandaan om een project te voltooien dat zo manifest en onvoltooid is als dit, terwijl het grootste gedeelte van het

oorspronkelijk materiaal was verdwenen, doordat tijdens de Spaanse Burgeroorlog een brand Gaudì’s atelier had verwoest? De tweede vraag was: hoe communiceren jullie met de bouwers? Voor de antwoorden op beide vragen wezen de directeuren naar de dozen vol gebroken modellen. Het bleek dat toen ik die vragen stelde, zij zich dat ook afvroegen. Dat leidde tot de uitnodiging om er aan de slag te gaan.” Hoe ver was de Sagrada Família toen afgebouwd? “Gaudí had de crypte van de apsis


CM

voltooid, de apsis zelf en het oostelijke dwarsschip: de geboortegevel. Na de Spaanse Burgeroorlog, toen ze een nieuw team hadden samengesteld en wat geld hadden geworven, is het tweede dwarsschip gebouwd: de passiegevel. Die gevel is nog altijd incompleet.” Welke informatie over het ontwerp bestond toen nog? “Alle tekeningen zijn verbrand, maar er is geen bewijs dat de tekeningen cruciaal waren, anders dan als onderlegger of als schetsen. Het belangrijke materiaal waren de modellen, die echter gebroken waren. Omdat het maken van nieuwe modellen maanden werk zou zijn, was mijn taak in de eerste week op de bouwplaats om te bewijzen dat ik het probleem goed genoeg begreep om via projectieve tekeningen aan te geven hoe verder gebouwd kon worden. Op de derde dag was ik als een vis op het droge: ik had geen idee wat ik aan het doen was. Maar op de vierde dag was er iets gebeurd, had er een klik plaatsgevonden, en wist ik wat ik moest doen. We moesten het ontwerp beschouwen als een landschap, als een geografisch probleem, en niet als een architectonisch probleem. Dat bleek een aanpak te zijn die werkte.” Hielp de focus op de geometrie, anders dan een focus op de architectonische stijl, u ook om een neutrale positie te houden in het soms verhitte debat rond het project? “Dat denk ik wel. Ik heb niet de ambitie om in Gaudí’s schoenen te staan. Als ik naar deze modellen kijk, weet ik dat ik niet de capaciteit heb om zo’n gebouw te ontwerpen. Wat me intrigeert is dat hij zich moet hebben gerealiseerd dat hij het gebouw tijdens zijn leven niet kon

Cultuur en Maatschappij Interview Mark Burry

afmaken en moet hebben nagedacht over de implicaties daarvan. Gaudí heeft een intellectueel raamwerk opgesteld om het gebouw als geheel te begrijpen. De rest liet hij aan kunstenaars om in te vullen. Ik maak deel uit van de groep architecten die de Sagrada Família vormgeven en daarbij de expliciete aanwijzingen van Gaudí volgen. De delen die hij niet aanraakte, die ontwerpen zichzelf niet, maar het duidelijk wat er gedaan moet worden. Het andere deel, het artistieke, is zeer controversieel, omdat degene die dat

— “We moesten het ontwerp beschouwen als een landschap” werk oppakt nooit Gaudí zelf zal zijn. Er is aanzienlijke kritiek op de bijdrage van kunstenaar Josep Maria Subirachs aan de passiegevel. Ik vind het vreemd dat daar zoveel kritiek op is. Er mist nog veel op die gevel, maar de ruimte is al ongelofelijk sterk, vooral in het schemerlicht – het moment waarop de gevel het krachtigst moest zijn.” De architectuur van het schip is nog heel abstract in vergelijking met het deel dat Gaudí voltooide. Heeft de projectdirectie de ambitie om kunstenaars uit te nodigen het af te werken? “Ja. De huidige directeur, de zoon van een van de twee directeuren die ik als eerst ontmoette, neemt veel hiervan op zijn schouders. Als dat gepast is draag ik graag

59 — AWM 40

iets waaran ik gewerkt heb over aan een kunstenaar, om er gezamenlijk aan verder te werken. Ik geniet van de samenwerking met Josep Maria Subirachs.” U noemt uzelf ‘executive architect’. Wat is uw rol precies? “In het Engels is een ‘executive architect’ iemand die namens een andere architect werkt. Voor mij is die architect Gaudí. Maar je kunt die titel negeren. Mijn taak is om leiding te geven aan het team dat op basis van Gaudí’s originele materiaal werkt, ook al bestaat dat alleen in modellen en een enkele foto. Ik ben verantwoordelijk voor het basisontwerp, niet voor de uitvoering. Ik maak me bijvoorbeeld geen zorgen over hoe de natuursteen gezaagd moet worden. Het meest uitdagende onderdeel van het gebouw waar ik recent aan gewerkt heb, is het punt waarop de hoogste groep torens het middenschip en de dwarsschepen ontmoet. Er moet een ruimtelijke integratie plaatsvinden. En Gaudí kan ons hier niet helpen. In de doorsnede die hij tekende is de zone boven het middenschip alleen gearceerd. Wij hebben daar uiteindelijk een 25 meter hoog auditorium ontworpen. Boven deze ruimte kunnen bezoekers de lift naar het kruis in de top nemen. We bestuderen ook al een jaar de overgebleven fragmenten van het model dat Gaudí voor de gloriegevel maakte [de voorgevel, red.]. We inventariseren hoeveel informatie wij hebben en hoeveel we niet hebben. Gaudí kon deze gevel niet afmaken voor zijn dood. De torens ontwerpen zichzelf, omdat er een hoogterelatie is met de torens van de dwarsschepen. De torens van de geboortegevel zijn het laagst, de torens van de passiegevel zijn wat hoger,


60 — AWM 40

en de torens van de gloriegevel zijn het hoogst. De rest van de gevel zijn we aan het uitzoeken.” Hoe gaat u om met wat u niet weet? “Ik zet mijn vaardigheden als architect in, terwijl ik me beperk tot de drie typen vlakken die Gaudí gebruikte. Er zijn ook wel helicoïden (schroefvormen) gebruikt, maar de basis zijn platte vlakken, hyperboloïden (koeltorenvormen), en hyperbolische paraboloïden (zadelvormen). Met deze drie vlakken kun je alles doen. Ze zijn relatief eenvoudig om te bouwen en ruimtelijk zijn ze geweldig.”

Boven de kruising van het middenschip en de dwarsschepen heeft Mark Burry een nieuwe zaal ontworpen

Welke rol speelt computersoftware in het ontwerp van de Sagrada Família? “Ik heb niet voor het digitale gekozen, omdat ik daar zo weg van was, maar omdat ik had ervaren hoe moeilijk het was om het gebouw met analoge technieken te ontwerpen. Ik verwachtte dat met de computer flexibeler gemodelleerd kon worden. Sinds 1989 gebruiken we luchtvaartsoftware die ons in staat stelt het model herhaaldelijk op te bouwen en te verfijnen. Analoog hadden we dat niet kunnen doen. Het grappige is dat elke nieuwe uitdaging die het gebouw ons biedt, ons net voorbij de mogelijkheden van de beschikbare software brengt. Daarom werken we samen met universiteiten.” Verandert het ontwerp door het gebruik van deze digitale ontwerpinstrumenten? “Mijn idee is altijd geweest dat als ik de computer gebruik, ik die alleen moet gebruiken voor dingen die de computer kan doen. We houden ons daarbij wel aan het vocabulaire van Gaudí. Zo heb ik de kolommen, die nog op de passiegevel missen, ontworpen als hyperboloïden en hyperbolische paraboloïden die op een manier door elkaar heen steken die onmogelijk zou zijn geweest zonder computerberekeningen. Ik denk dat er wereldwijd geen parametrisch model bestaat dat zo geavanceerd is als dat van deze kolommen en de narthex waar zij bij horen. Elke maat is gerelateerd aan

Voor het nog onbrekende deel van de passiegevel, de narthex, is een geavanceerd parametrisch model opgezet

een ander. De gevel is asymmetrisch – Gaudí heeft dat zo ontworpen – dus de achttien kolommen zijn allemaal uniek en staan allemaal net onder een andere hoek.” De computer stelt u in staat om Gaudí’s vocabulaire uit te breiden met een nog complexere geometrie. “Inderdaad, maar ik heb niet de autoriteit om dat te doen. Gaudí heeft het ontwerp opgezet. Hij zei niet: ‘Ik heb dit deel gedaan, doen jullie de rest maar’. Hij heeft het gebouw ontworpen.” U volgt zijn vocabulaire? “Ik verleng het op een manier die heel moeilijk zou zijn geweest in zijn tijd. In de Sala Creuer boven de kruising van het middenschip en de dwarsschepen [binnenin de 175 meter hoge Jesus Christus toren, red.], heb ik bijvoorbeeld een gebogen raam geïntroduceerd. Gaudí kon dat in zijn tijd niet doen, maar ik denk dat als hij nu had geleefd hij dit gedaan zou hebben.” Kan Gaudí nog wel de architect van het gebouw genoemd worden? “Waar begint het werk van een architect en waar eindigt het? Ik denk dat dit een gebouw van Gaudí is. Ik claim daarom geen auteursrecht.” De bouw van de Sagrada Família is afhankelijk van donaties. Hoe beïnvloedt dat het project? “Dat beïnvloedt het project sterk. Er is een groot bewustzijn dat we het geld van de donoren gebruiken. Niets wordt zomaar even gedaan. Er wordt eerst goed nagedacht, voordat we iets doen. Wat niet betekent dat we geld besparen door goedkopere materialen te kiezen.” Bent u in staat om constant aan het project te werken of alleen als er geld beschikbaar is? “Dat laatste was een tijd het geval. Toen ik in 1979 op de bouwplaats kwam, was ik de enige architect die er fulltime aan werkte. Nu bestaat het team uit twintig architecten. De financiering is niet meer zo’n probleem. Het gebouw wordt jaarlijks door ongeveer 2,5 miljoen mensen bezocht. Zij kopen allemaal een kaartje. Voor elke bezoeker die binnenkomt zijn er vier die alleen rond het gebouw wandelen.”


61 — AWM 40

Pep Daudé

CM

Cultuur en Maatschappij Interview Mark Burry

Eind november 2010 is de Sagrada Família officieel door de Paus ingewijd

Is het waar dat onder de Sagrada Família een tunnel geboord wordt voor de hogesnelheidstrein? “Dat besluit is inmiddels genomen. De tunnel wordt gebouwd. Wat ik er cynisch aan vind is dat, als er een probleem ontstaat tijdens de bouw, het te laat zal zijn om degenen die nu dit besluit nemen daarvoor aansprakelijk te kunnen stellen. De Sagrada Família heeft een levensduur van duizend jaar, terwijl deze tunnel gebouwd wordt met een beton dat niet eens honderd jaar is getest.” Heeft u de Jesus Christus-toren al ontworpen? “Het ontwerp daarvoor ligt op de tekentafel. Ik heb het onderste deel ontworpen, tot 85 meter hoogte. Iemand anders heeft de toren vanaf daar tot aan het kruis ontworpen. De Sala Creuer zal dit jaar al een eind klaar zijn. Bij het publiek heerst de verwachting dat het exterieur van de kerk door de jaren heen niet sterk verandert. In de jaren tachtig was er een periode dat al het geld naar de fundering ging. Het leek alsof er niets gebeurde. Gaudí zelf ontwierp de eerste groep torens ook om te laten zien dat er iets gebeurde. Nu zal de

hoofdtoren snel hoger zijn dan de andere torens…” In welk materiaal heeft Gaudí het gebouw ontworpen? “Hij ontwierp de Sagrada Família is natuursteen en keramiek. In zijn ontwerp had hij niet op beton gerekend, tot in

— “We houden ons aan het vocabulaire van Gaudí” het laatste jaar, toen hij het gebruikte voor de bekroning van de klokkentorens. Ik zou niet weten hoe hij die bekroning had kunnen ontwerpen zonder beton. In 1923 had zijn assistent aan het college van architecten een paper gepresenteerd, waarin werd uitgelegd waarom zij beton gebruikten. Maar dat is niet waarom bij de bouw nu beton wordt gebruikt. Wij zijn verplicht om het gebouw aardbevingsbestendig te maken. Deze wetgeving is,

denk ik, bedoeld om te voorkomen dat het nieuwe deel bij een aardbeving het oude deel vernietigd. Zonder deze wetgeving zouden de gewelven in principe in natuursteen gemaakt kunnen worden, maar ik denk dat Gaudí er toch ook beton voor zou hebben gebruikt.” Met moderne bouwtechnieken kunt u de draagconstructie slanker maken dan Gaudí ooit kon doen. “Vanwege de aanleg van de tunnel zijn we nu verplicht om het gewicht van de gloriegevel te verminderen. Het is mijn taak om alle mogelijkheden te onderzoeken om de nu 22000 ton zware constructie lichter te maken. In het model is de enorme poort natuurlijk van pleister. Het kan beton zijn of natuursteen. Wij denken nu dat de poort ook van lichtgewicht metaal of andere materialen gemaakt kan worden. Daarmee zou het een fantastisch object worden.” Wanneer is het gebouw voltooid? De voltooiing staat gepland voor 2026, honderd jaar na de dood van Gaudí. Maar als ik kijk naar hoe snel de bouw momenteel gaat, denk ik dat het eerder af zal zijn dan dat.”—


62 — AWM 40

Nationaal Historisch Museum Een openbare ruimte Het Nationaal Historisch Museum wil een gebouw waar de bezoeker voelt dat hij deel uitmaakt van de geschiedenis. De architectuur moet berekend zijn op wisselende tentoonstellingen met aansluiting op de actualiteit en plaats bieden voor publieke discussie. Inhoudelijk directeur Valentijn Byvanck zoekt naar ‘een openbaar gebouw in de openbare ruimte’. Tekst Ronnie Weessies Beeld Baukuh Architects

Zoals bekend heeft het Nationaal Historisch Museum (NHM) momenteel geen budget voor een eigen gebouw. Eind vorig jaar trok staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra de subsidie voor een pand in Arnhem in, waardoor de instelling moet wachten op toekomstige ontwikkelingen in de politiek of op privaat geld. Toch heeft de organisatie, die tijdelijk is gehuisvest in de Amsterdamse Zuiderkerk, de functie van een nieuw onderkomen helder voor ogen. Het inhoudelijke concept van het museum, gethematiseerd aan de hand van zes ‘werelden’, is klaar en wordt komend najaar gepresenteerd. Daarnaast ligt er een architectuurvisie, die door drie jonge bureaus en tien studenten van het Berlage Institute vertaald zijn in schetsen voor een gebouw. Deze zijn gebun-


CM

Cultuur en Maatschappij Nationaal Historisch Museum

deld in het boek Schetsen voor een Nationaal Historisch Museum, dat bedoeld is als inspiratiebron voor verdere discussie over het ontwerp. De firma’s Monadnock, 51N4E en Baukuh Architects kwamen met drie totaal verschillende concepten, respectievelijk een klassiek aandoend museum met grote en kleine ‘kamers’, een megahal en een museum met een groot plein. Byvanck ziet ook overeenkomsten. “Wat ik heel opvallend vind, is dat ze alle drie op zoek zijn naar grote openbare ruimtes

— “De architectuur moet laten zien dat iedereen mag binnenlopen” waarin flexibel kan worden geprogrammeerd. We weten natuurlijk dat bezoekers niet alleen meer naar musea komen om schilderijen te bekijken. Tentoonstellingen maken blijft belangrijk voor een museum, maar je moet tegenwoordig ook kijken naar andere functies dan het tentoonstellen die steeds belangrijker worden. Denk bijvoorbeeld aan deelname van bezoekers aan multimedia-installaties, het kunnen eten in een goed restaurant of opvoeringen en grote kunstprojecten in de entreeruimte. Daarvoor moet je een ander soort gebouw maken, want een ‘ouderwets’ museum staat een voor deze functies bestemde nieuwe openbare ruimte vaak niet toe.”

TATE MODERN Byvanck vindt het Tate Modern in Londen een goed voorbeeld van een museum dat op de hedendaagse bezoeker is gericht. “Daar komen in het weekend ontzettend veel mensen naar toe. Ze hangen rond in de gratis toegankelijke Turbine Hall en gaan naar boven om te eten in het restaurant met uitzicht over de Theems. Die mensen bezoeken de tentoonstellingen slechts af en toe of wellicht nooit, maar ze vinden het gebouw wel een plaats om naar toe te gaan.” Het NHM moet er volgens de historicus bovenal voor zorgen dat de inhoud leeft onder de bezoekers. Het idee van Baukuh Architects voor een museum met forum, geplaatst in een stedelijke setting, sluit daar bijvoorbeeld goed bij aan. “Een museum voor geschiedenis heeft – meer dan een kunstmuseum – debat nodig. Het is belangrijk dat mensen er met elkaar

kunnen praten en ervaringen delen. Dat betekent dat je nog serieuzer moet nemen dat een museum een openbaar gebouw is in een openbare ruimte.” Het NHM wil deze forumfunctie combineren met flexibiliteit. De bedoeling is om de actualiteit een grote rol te laten spelen in het museum, in die zin dat het een venster op de geschiedenis biedt. “Neem de moord op Pim Fortuyn. Het zou verstandig zijn om het publiek binnen een half jaar te laten zien wie hij was en in welk historisch perspectief hij geplaatst kan worden. Zo kun je ook het opblazen van Boeddhabeelden door de Taliban in 2001 opnemen in een expositie over de Beeldenstorm. Het forum heb je nodig voor het faciliteren van de discussie die je krijgt als je de actualiteit met de historie verbindt. Enerzijds zullen wij er vorm aan geven door het organiseren van debatten en geschiedeniscafés. Dat is het georganiseerde deel van het museum. Nog belangrijker is om in de architectuur te laten zien dat iedereen mag binnenlopen. Als dat gebeurt, krijg je een discussie zoals die ook op internet te zien is. Het gesprek wordt niet gestuurd, maar de bezoeker zal uit zichzelf reageren en zijn mening geven. Het gebouw moet hiertoe de mogelijkheid bieden.”

LEIDRAAD Eigenlijk was het boek bedoeld als leidraad bij de architectuurprijsvraag die al zou hebben plaatsgevonden als Zijlstra de subsidie niet had geschrapt. Nu vormt het de eerste aanzet tot verder nadenken over de vorm van een gebouw dat bij de visie van het NHM past. Ook is er een speciale website gelanceerd, waar iedereen visies en ontwerpen kan delen en bediscussiëren. Met deze middelen wil het museum een voorschot nemen op een toekomstige competitie en het publiek een stem geven in een gebouw dat mogelijk van belastinggeld betaald zal worden. Complicerende factor lijkt dat het nog niet duidelijk is of het museum in een nieuw of bestaand gebouw komt. Zo werd de afgelopen maanden gespeculeerd over een plek in leegstaande Paleis Soestdijk, het onvoltooide Scheringa Museum of het nog te bouwen Groninger Forum. Hoewel enkele voorstellen weinig meer betreffen dan een opgegooide munt, houdt het Nationaal Historisch Museum alle opties open. Byvanck vindt het geen must dat er een nieuw gebouw komt. “Herbeschikking van bestaande gebouwen is net zo interessant. Bij het Tate Modern hadden Herzog & De Meuron als opdracht om van een fabriek een museum te maken. Dat is goed gelukt.”—

63 — AWM 40


64 — AWM 40


I

Interview Paul de Ruiter

65 — AWM 40

Duurzaamheid als specialisme Architect Paul de Ruiter werkt al twintig jaar aan energieproducerende gebouwen. Als tweede thema is de afgelopen jaren het hergebruik van materialen belangrijker geworden. Om aan de eisen van bijvoorbeeld de LEED-standaard te voldoen moet van elk materiaal de levenscyclus worden bekeken. Tekstt Michiel van Raaij FotograďŹ e Architectenbureau Paul de Ruiter


66 — AWM 40

Met uw architectenbureau bent u in een van uw eigen ontwerpen gevestigd. Hoe bevalt dat? En levert uw ontwerp de energiebesparing waarop u had gehoopt? “Het werkt goed. Het heeft wel lang geduurd voordat we de WKO afgeregeld hadden. Dat kwam omdat KPN ons geen vast IP-adres kon geven. Inmiddels zitten we hier meer dan een jaar en kunnen we het energieverbruik meten. Dat gaat goed. Het is een compact gebouw, dus het energieverlies is beperkt. Daarnaast proberen we energie te besparen door weinig kunstlicht te gebruiken.” Waarom is dat kunstlicht zo belangrijk? “Als je het over energiezuinige gebouwen hebt, dan heb je het over warmte en koude, maar met name over elektriciteit. Warmte en koude kun je hier in de bodem relatief makkelijk vinden. Elektriciteit daarentegen is een van de moeilijkste dingen om duurzaam op te wekken. Als je energie wilt besparen, moet je zo veel mogelijk daglicht gebruiken en de lampen zo veel mogelijk uit houden. We proberen – ook als het slecht weer is – de lampen zo lang mogelijk uit te houden.” Zijn uw medewerkers daar bewust mee bezig? “Iedereen werkt natuurlijk hard en vergeet het weleens, maar iedereen is hier wel milieubewust. Op heel veel niveaus houden mijn medewerkers zich bezig

Architectenbureau Paul de Ruiter werkt momenteel samen met Mulderblauw Architecten aan het Amstelkwartier Hotel: een duurzaam viersterren hotel aan de Amstel

met duurzaamheid, ook in hun vrije tijd. Eigenlijk heeft niemand een auto, alleen ik. Iedereen gaat op de fiets. Dan kun je zeggen dat ik ze misschien meer moet betalen, maar de meesten hebben bewust geen auto. We eten en drinken biologisch, veel medewerkers zijn overtuigd vegetariër en we maken het pand ook biologisch schoon. We proberen ernaar te leven. Dat is erg leuk. Het is een soort experiment.” Wat viel er tegen in uw nieuwe pand? “Het viel tegen om de installaties goed af te regelen. Het is altijd hetzelfde gezeur. De afstemming op het gedrag van de gebruikers blijft lastig.” Wat is uw definitie van duurzaamheid? “Dat een gebouw energie moet leveren, zowel in menselijke als in technische zin.” Wanneer is duurzaamheid uw thema geworden? “Voor ik mijn eigen bureau begon, heb ik twee jaar als freelancer bij Ben van Berkel gewerkt. Ik kwam er toen achter dat ik me meer bezig wilde houden met de onderliggende waarden van de architectuur. Ik ben daarom in 1992 gaan promoveren op energiezuinige gebouwen. De thesis was dat gebouwen energie zouden produceren, in plaats van consumeren. Na twee jaar begon het te wringen. Het onderzoek was te theoretisch: ik wilde het in de praktijk brengen. Ik kreeg toen de mogelijkheid om aan een prijsvraag mee te doen voor de Universiteit van Nijmegen. Dat ging om zes gebouwen en mijn stelling was dat elk gebouw meer energie zou opwekken tot het laatste gebouw energieproducerend zou zijn. Ik won de prijsvraag. Het is helaas bij twee gebouwen gebleven.” Waarom fascineerde duurzaamheid u toen al? “Het was toen al evident dat energie een probleem zou worden, en mijn overtuiging was dat gebouwen energie zouden moeten leveren. Je maakt gebouwen voor de lange termijn, dus mijn redenatie was dat je bij zo’n investering twintig tot vijftig jaar vooruit moet kijken.” U bent twintig jaar geleden begonnen met duurzaamheid. Heeft u geprobeerd juist op dat thema een naam op te bouwen? Doet u aan branding? “Nee, ik heb dat niet bewust zo gedaan. Het is mijn overtuiging geweest. Er was een periode dat je nauwelijks kon zeggen dat je met duurzaamheid bezig was.” Welke periode was dat? “Dat was nog niet zo lang geleden. Het dieptepunt was 2005. Werkelijk niemand was toen geïnteresseerd in duurzaamheid. Het was niet te voorspellen dat het zo zou terugkomen. Ik ben toen een bureau begonnen in China, met het idee dat ze daar wel interesse zouden hebben voor


I

Interview Paul de Ruiter

duurzaamheid. Dat bureau is mislukt. Om zoiets te laten lukken moet je er zijn. Toen kwam Al Gore met zijn verhaal. Hij heeft heel veel bereikt. William McDonough en Michael Braungart hebben dat met hun Cradle to Cradle verhaal vervolgens versterkt. Duurzaamheid werd toen ineens mainstream, het werd geadopteerd door het bedrijfsleven. In de periode dat niemand het over duurzaamheid wilde hebben zei ik tegen ontwikkelaars dat ik met dezelfde middelen een slimmer gebouw kon maken. Daar is niemand op tegen: niemand wil een dom gebouw.” Was dat uw manier om die periode door te komen? “Ik dacht op een gegeven moment ook: ik vertel mijn verhaal verkeerd – misschien moet ik mijn verhaal minder vanuit de techniek en meer vanuit mensen

— “Mijn overtuiging is dat gebouwen energie moeten leveren” vertellen. Met Total Identity heb ik toen nagedacht over hoe ik mijn verhaal anders zou kunnen communiceren. Ik ben mijn verhaal meer vanuit mijn eigen wereldbeeld gaan vertellen en vanuit het belang voor de mensheid.” Biedt uw specialisatie in duurzaamheid u een voordeel ten opzichte van de concurrentie? “Wat interessant is, is dat ik uitgenodigd word om dingen te ontwerpen die ik nog nooit gemaakt heb. Voor een hotel bijvoorbeeld, dat duurzaam gemaakt moet worden. Zonder dat specialisme gekoppeld aan architectuur had ik zo’n kans minder snel gekregen. Door onze duurzaamheidsreferenties worden wij vaak geselecteerd om onze visie te geven.” Sommige opdrachtgevers, zoals de Triodos Bank, komen ook speciaal naar u toe. “Die kwamen naar mij toe nadat ik een blad een vernietigend verhaal had gehouden over beleggers. Daar waren ze het helemaal mee eens.” U schuwt het podium niet? “Nee, absoluut niet. Ik vind echt dat er wat moet veranderen. Je ziet dingen nog steeds te langzaam veranderen en in de verkeerde richting veranderen.” Er zijn niet veel architecten die zich zo uitspreken. “Dat wordt als gevaarlijk gezien. Vaak willen architec-

67 — AWM 40

ten met iedereen vrienden blijven. Bij mij komt het vanuit een overtuiging. Ik kom ook niet echt uit de architectuurwereld, maar vanuit de bouwtechnische hoek. Mijn verhaal over architectuur is bescheiden. Andere architecten hebben daar juist een heel groot verhaal over. Bij selecties verliezen wij vaak van andere bureaus op het punt van de architectuur. De opdrachtgever stelt in zijn uitvraag dan extreem hoge duurzaamheidseisen. Onder invloed van die eisen ontstaat een hele specifieke architectuur. Bij de beoordeling van de verschillende ontwerpen gaat de voorkeur van de opdrachtgever dan toch vaak uit naar een plan dat op het punt van duurzaamheid weliswaar minder presteert maar mooier wordt gevonden. Iedereen roept momenteel dat ze het duurzaamste dit of dat willen, terwijl ze het in de praktijk vaak niet kunnen waarmaken. Dat is niet erg, maar stel je duurzaamheidseisen in de uitvraag dan bij. Je kunt niet om een meter vragen en vervolgens zeggen dat tachtig centimeter ook genoeg is. Dat leidt tot een soort greenwashing die uiteindelijk slecht is voor het imago van duurzaamheid.” Staat duurzaamheid op gespannen voet met architectuur? “Ja, toch wel. Het gevaar is dat je tot generiekere oplossingen komt. Stel dat je een klein gebouw energieneutraal wilt maken. Dan moet je er alles aan doen om elektriciteit te besparen. Dat doe je door zo veel mogelijk daglicht toe te laten. Dat gaat op zijn beurt echter ten koste van de indeelbaarheid of de flexibiliteit. Maar, ik zie duurzaamheid in de eerste plaats als een uitdaging, als een kans om werkelijk vernieuwende architectuur te maken.” Denkt u dat de spanning tussen duurzaamheid en architectuur in de toekomst zal verminderen als de techniek flexibeler toepasbaar wordt? “Dat denk ik wel. Uiteindelijk heb je misschien weer zo veel vormvrijheid dat je weer kunt doen wat je wilt. Maar duurt nog wel even. Het zou geweldig zijn als we gebouwen zouden kunnen maken waarbij alle vlakken, bijvoorbeeld met zonnecellen, iets zouden kunnen doen.” Maar u bouwt toch allang energieproducerende gebouwen? “Iedereen roept maar dat het kan. Maar dat is niet zo makkelijk. Het hoofdkantoor dat wij voor TNT hebben ontworpen, produceert over een jaar gezien inderdaad energie. Maar het gebouw heeft het elektriciteitsnet nog wel nodig om energie te kunnen up- en downloaden.” Nog even terug naar de zakelijke kant van uw bureau. Heeft uw bureau door zijn focus op duurzaamheid minder last van de economische crisis?


68 — AWM 40

“Bij ons gaat het goed. Vooralsnog heb ik geen mensen hoeven laten gaan. Wij zijn met twintig man en worden steeds groter naarmate andere architectenbureaus kleiner worden. Toch zou ik duurzaamheid geen kans willen noemen maar een noodzakelijkheid. Duurzaamheid is niet meer weg te denken. Iedereen moet ermee aan de slag. Uiteindelijk zou dan niemand zich er nog mee hoeven te profileren. Ik hoop dat het inherent wordt aan het architectenvak. Architecten voelen zich steeds minder bouwheer. Met kennis van duurzaamheid heb je als architect weer toegevoegde waarde. Duurzaam bouwen is complex. Architecten zijn door hun creatieve oplossingsvermogen en communicatieve vaardigheiden bij uitstek in staat deze vraagstukken op te lossen en als katalysator te fungeren in de ontwerpteams.” Verandert het ontwerpen aan duurzaamheid de rol van de architect in het bouwproces? “Absoluut. Je moet veel integraler ontwerpen. Het is niet zo dat je als grote meester een ontwerp kunt maken en dat vervolgens over de schutting kunt gooien. Je moet veel eerder met elkaar aan tafel zitten en de kennis van de verschillende partijen inbrengen. Je moet echt samenwerken. Als architect moet je een synthese willen vinden.” Hoe ontwikkelt u de kennis over duurzaamheid binnen uw bureau? “De kennisontwikkeling is bij ons sterk gekoppeld aan het doen. Doordat onze opdrachtgevers hoge ambities hebben, blijven wij automatisch up-to-date. Wij moeten steeds alles uit de kast halen. We doen aan R&D, zo staat dat op onze server, maar dat is geen afdeling. We hebben wel speerpunten gedefinieerd, zaken waarvan we vinden dat we daar kennis van in huis moeten hebben. Binnen het bureau heeft iedereen zijn eigen interesses. Die kennis bundelen we en proberen we binnen het bureau te verdelen. Een aantal van mijn medewerkers geeft les op de TU’s. Om kennis te vinden en te delen. Zelf doe ik dat

— “Kennisontwikkeling is sterk gekoppeld aan het doen” niet meer, omdat ik het niet kan verenigen met het bureaumanagement. Onlangs hebben we drie studenten naar China gestuurd om ons concept voor een gezonde school door te ontwikkelen. De luchtkwaliteit in de Nederlandse steden is slecht, maar in China is het dramatisch. Wij hadden het idee dat je

een kas, gevuld met planten, zou kunnen inzetten om de lucht te zuiveren voordat die de school ingaat. In die kas zouden groenten verbouwd kunnen worden en zouden de kinderen les kunnen krijgen over voedsel.” Welke kennis van duurzaamheid wilt u zelf in huis hebben? “Kennis over materiaalgebruik is belangrijk. We willen ook weten welke technologieën er op energiegebied zijn en welke gevolgen gebouwen hebben op de gezondheid en productiviteit van mensen.” En de energieberekeningen? “Wij willen weten welke energieconcepten er zijn. Voor de daadwerkelijke berekening werken wij samen met gespecialiseerde bureaus. Je krijgt als architect ook niet betaald om dat te doen. Als je dat wel doet, krijg je een dubbele rol. Een draagconstructie reken je als architect ook niet zelf uit.” U doet kantoren, woningen en publieke gebouwen. Welke gebouwtypen bieden de meeste mogelijkheden qua duurzaamheid? “Bij alle gebouwtypen liggen kansen. Bij kantoren is veel mogelijk, net als bij villa’s. Wij doen één of twee villa’s per jaar. We zeggen er veel af omdat ze niet ambitieus genoeg zijn. Voor de particuliere opdrachtgevers is duurzaamheid niet het hoofdthema. Ze komen naar ons toe vanwege de woningen die we gemaakt hebben. Maar de particuliere opdrachtgevers hebben wel geld en zijn bereid te investeren voor de lange termijn. Ik vergelijk deze opdrachten daarom weleens met de Formule 1. Daar worden de dingen ontwikkeld en getest die later breder toegepast worden.” Kunt u iets vertellen over het hotel in Amsterdam waar u aan werkt? “Wat betreft duurzaamheid is het een heel ambitieus project. Het mooie is dat het hotelmanagement wordt meegenomen: de keuken, het afvalbeheer, de mensen, enzovoorts. Het is een viersterrenhotel, dus alles draait om comfort. De opdrachtgever is een zeer open-minded investeerder. Het hotel wordt voor 20-25 jaar geleased aan een internationale hotelketen. Voor duurzaamheid is die termijn perfect, want de terugverdientijden van de installaties liggen meestal rond de tien jaar. Na die tien jaar levert het gebouw dus geld op.” Een spannende opgave: u moet bewijzen dat duurzaamheid luxe niet in de weg hoeft te zitten. “We hebben alle processen bekeken. Wat betreft water wordt er veel opgevangen en hergebruikt. Er zit een installatie voor biovergisting in. Het afval wordt verwerkt tot energie. Op het gebouw zitten geen zonnecellen, want dat werkte niet op deze locatie. Boven op het dak staat wel een kas. Voor het hotel hebben we veel nieuwe technologie


I

Interview Paul de Ruiter

69 — AWM 40

soort materiaalminimalisatie. Zo kwamen we erachter dat de ene kanaalplaat ten opzichte van de ander 25% minder materiaal gebruikte bij dezelfde prestaties. Die leveranciers weten dat niet van elkaar. Dat verzin je toch niet! Dat betekent dat de ene leverancier veel scherper kan inschrijven, want die heeft minder materiaalkosten, minder transportkosten, minder kraankosten… zo gaat het maar door. De draagconstructie van het gebouw kan lichter. De extreme duurzaamheidseisen zorgen ervoor dat je anders over materialen gaat nadenken. Je ziet hoe denklui die leveranciers zijn. Nu worden ze gestimuleerd om op materiaalniveau te innoveren.”

Architectenbureau Paul de Ruiter is gevestigd in een door het bureau zelf getransformeerde industriële loods aan de Valschermkade in Amsterdam

ontwikkeld. Als je bijvoorbeeld kijkt hoeveel energie alle minibars over de hele wereld verspillen. Die minibars warmen ook de kamers op, zodat je die weer moet koelen. En daar heeft eigenlijk nog nooit iemand serieus naar gekeken. Ook in ons ontwerp wordt overigens nog best veel energie verspild. We hebben het energieverbruik met 75% teruggedrongen. De rest kun je bijna duurzaam opwekken.” Uw ontwerpopdracht is hier veel uitgebreider dan anders? “Ja, we denken zelfs mee over de bedrijfsvoering, het afvalmanagement en de marketing van het gebouw. We praten ook mee over het interieur, al ontwerpen we dat niet.” U bent altijd erg geïnteresseerd geweest in energieproducerende gebouwen. Is het hergebruiken van materialen een nieuw thema voor u? “Met hergebruik zijn we altijd bezig geweest, maar het heeft wel een vlucht genomen – ook in de meetsystemen van duurzaamheid. Wij hebben net het eerste LEED Platinum certificaat gekregen van Europa voor het kantoor van Transavia. Wat je daar allemaal voor moet doen, dat is ongelofelijk. Het lijkt een heel gewoon gebouw, maar een groot deel van het gebouw is gerecyclede content of kan weer gerecycled worden.” Elk gebouwonderdeel heeft een levenscyclus. Is het realistisch om daar als architect mee bezig te zijn? “Ja, dat vind ik heel realistisch. Het hoofdkantoor dat wij voor TNT hebben ontworpen moest LEED Platinum worden en een GreenCalc score van 1000 krijgen. Dat is extreem. Een groot deel daarvan pakken wij doordat het gebouw zijn eigen energie levert. Maar het materiaalgebruik wordt ook gewogen. We doen lifecycle analysis. Als je door het gebouw gaat, zul je je afvragen wat er nu anders is. We hebben bij elk materiaal opnieuw bekeken of het wel verantwoord is, of we het wel echt nodig hebben. Het is een

Er wordt veel afgegeven op de verschillende duurzaamheidslabels omdat ze allemaal hun eigen standaard hanteren. Maar bijvoorbeeld voor het materiaalgebruik vormen ze een stok achter de deur om te innoveren? “De labels zijn ook een beloning. Iedereen wil LEED Platinum. Maar dat is ingewikkeld. Een LEED Gold of LEED Silver gebouw is ook al heel goed. Er valt veel over de labels te zeggen, maar ze maken duurzaamheid wel meetbaar. Het biedt een eerlijkheid en vergelijkbaarheid. Het vraagt een investering van de opdrachtgever, maar het blijkt dat duurzame gebouwen meer waard zijn en internationaal beter te verhandelen zijn. LEED is een internationale standaard. Een Amerikaan kent dat. Dat denken zal ook erg gaan spelen met BREEAM. Ook daar is het nooit good, maar altijd very good, excellent of outstanding.” Wat is uw favoriete label? “Op dit moment vinden wij LEED interessant, omdat het een internationale standaard is en de waardering heel precies onderbouwd is.” Als u richting de toekomst kijkt, wat zijn voor u dan de grootste uitdagingen op het gebied van duurzaamheid? “Wat wij momenteel het meest interessant vinden is gezondheid. Dat gaat echt over duurzaamheid. Een ander thema is de zorg. Dat is een meer maatschappelijk thema. Op het gebied van zorg moet nog veel gebeuren. Daar is veel denkkracht van architecten nodig.” Hoe ontwerpt u aan gezondheid? “Gezondheid draait om luchtkwaliteit en daglichttoetreding. Ter bevordering van dat laatste heb ik met Atto Harsta de stichting Living Daylights opgericht. Daglicht is voor het functioneren van mensen heel belangrijk. Energiezuinigheid staat vaak haaks op daglichttoetreding. Met daglicht komt ook warmte binnen. Wij denken dat het soms niet zo erg is om die warmte weg te koelen, omdat wij denken dat daglicht essentieel is voor de kwaliteit van gebouwen.”—


70 — AWM 40

D

Duurzaamheid

HERGEBRUIK

Theatraal tuinhuis

Andreas Bergmann Steen

Op het plein voor de Koninklijke bibliotheek in Kopenhagen heeft de Amerikaanse kunstenaar Tom Fruin een huisje uit louter gevonden plexiglas gebouwd. De stukken, die in formaat variëren van circa 5 x 5 cm tot 60 x 90 cm, zijn onder andere afkomstig uit een voormalig pakhuis. Fruin maakte er een zogeheten Kolonihavehus mee, een Deense versie van het huisje op een volkstuin, waar de arme en kleinbehuisde arbeiders de stedelijke drukte even konden ontvluchten en eigen groente konden verbouwen. Hij maakte de sculptuur in opdracht van de performance-groep CoreAct. Als levensgroot decorstuk maakte het deel uit van een dagelijkse voorstelling op het plein. Op momenten dat er geen performances waren veranderden in het huisje licht en geluid – ontworpen door lichtontwerper Nuno Neto en geluidskunstenares Astrid Lomholt – in reactie op de bewegingen van voorbijgangers. Fruins Kolonihavehus gaat nu met de performers van CoreAct op tournee. (RM)


D

SAMENHANG

Groen, blauw en compact Nu voetbalt A.V.V. Zeeburgia er nog, maar over een aantal jaren moet er in de Amsterdamse Watergraafsmeer een wijk van 320 woningen komen met een dichtheid van ruim zeventig woningen per hectare. Architectenbureau Rudy Uytenhaak streeft in zijn ontwerp naar een gemengd, stedelijk milieu in een wijk die zowel energieneutraal als waterregulerend wordt. Architectenbureau Rudy Uytenhaak heeft in opdracht van Projectbureau Zuidoostlob van Amsterdam een stedenbouwkundig plan gemaakt voor Zeeburgia. Het onlangs voltooide conceptplan voorziet in een aantrekkelijke plek voor gezinnen binnen de ring van Amsterdam. De bebouwing bestaat uit vrijstaande blokken met elk een kleine footprint. Tussen de bebouwing liggen open plekken, zoals een plein, een speelbos en een weide met waterspelen. Het openbare groen en privégroen in de vorm van bijvoorbeeld dak- en geveltuinen versterken elkaar. Rond de wijk strekken

Duurzaamheid Korte berichten

zich volkstuinen en sportvelden uit. Het ruim aanwezige groen dient ook een praktische oplossing. Door de bebouwing zal regenwater sneller wegstromen, maar er is weinig ruimte voor een grote waterberging en in de laag gelegen Watergraafsmeer vormt het grondwaterpeil al snel een probleem. Een ‘zachte’ inrichting van het maaiveld en de daken vertraagt de afvoer van hemelwater, ook na een stevige stortbui. Groendaken kunnen water bijvoorbeeld langer vasthouden. Ook kunnen waterdaken of een terrasvormige waterspeelplaats fungeren als tijdelijke waterberging. De wijk omvat grondgebonden woningen, appartementen en als tussenvorm grondontsloten woningen. Een fijnmazig net van intieme woonstraatjes en landelijker wandelroutes ontsluiten de wijk. Het maaiveld wordt aantrekkelijk ingericht voor voetgangers en spelende kinderen. Autoverkeer wordt ontmoedigd. Door de buurt lopen routes voor langzaam verkeer, die station Science Park en de volkstuinen en sportvelden verbinden. De natuurlijk geventileerde parkeergarages worden gesitueerd onder de bouwblokken en ertussen onder een soort groene terpen. De schuine daken zijn op het zuidwesten en -oosten gericht: de mee-ontworpen zonnepanelen in combinatie met een WKO moeten de

71 — AWM 40

wijk energieneutraal maken. Inmiddels heeft het project een subsidie ontvangen vanuit het Mooi Nederlandprogramma van het rijk. Het project laat volgens architect Saskia Oranje zien hoe het onderzoek van het architectenbureau (gepubliceerd als ‘Steden vol ruimte’) en het advies ‘Prachtig Compact NL’ in de praktijk een vervolg kan krijgen. Er is niet alleen gedacht over duurzame aspecten als klimaatadaptatie, energie, water, groen en materiaal, maar ook over geschiedenis en sociale aspecten. Door al die facetten samen te nemen, ontstaat samenhang en rijkdom. Ook dat is duurzaamheid. “Ons bureau was dan ook beslist niet de enige ontwerpende partij”, zegt Oranje. “Waterbeheerder Waternet bijvoorbeeld heeft op een heel vooruitstrevende manier een belangrijke bijdrage geleverd. Het is een echte teamprestatie.” (RM)


72 — AWM 40

Klaar voor de toekomst Een monumentale villa in Driebergen is door Zecc Architecten getransformeerd tot 0-energiemonument. De complexe opgave kon slagen door de integrale procesaanpak. “Een klein project met een grote impact.“ Tekst Robert Muis Fotografie Cornbread


D

Duurzaamheid Villa in Driebergen Zecc Architecten

73 — AWM 40


74 — AWM 40

‘Een goed plan met een hoge ambitie ten aanzien duurzaamheid’, onder die voorwaarde wilde de gemeente Utrechtse Heuvelrug de monumentale villa verkopen. De eigenaren benaderden het One Planet Architecture institute (OPAi, het kennisinstituut van Thomas Rau), dat voorstelde het woonhuis, gebouwd in 1925, energieneutraal te maken. Zecc Architecten uit Utrecht werd benaderd voor de integratie van het energieconcept en een uitbreiding aan de achterzijde van de villa. Voor Zecc was de vraag hoe de duurzaamheid op architectonische wijze kon worden ingepast een belangrijke meerwaarde bij de opdracht. Het architectenbureau heeft een ruime ervaring met de restauratie en herbestemming van cultureel erfgoed, waarbij steeds vanuit twee doelstellingen is gewerkt: het behoud van het monument en het geven van een nieuw leven door middel van een aanpassing. Met de villa in Driebergen kwam daar een derde doelstelling bij: het monument energetisch klaarmaken voor de toekomst. Vooral omdat dat een gezamenlijk proces met OPAi en andere partijen – zoals installatieadviseur Nijeboer Hage – zou worden, kon het architectenbureau veel kennis over

innovaties op dit vlak opdoen. “Met een monumentenstatus of een goede herbestemming is een pand niet altijd gered”, zegt Marnix van der Meer, directeur bij Zecc. “Hoe zorg je ervoor dat je over dertig jaar je energierekening nog kunt betalen in dat mooie monument? En hoe breng je die duurzaamheidsmaatregelen in een monument zonder afbreuk te doen aan de architectuur?” Volgens Van der Meer bestaat er geen standaardrecept. Zijns inziens

— Kan duurzaamheid de monumentaliteit versterken? moet telkens opnieuw de afweging worden gemaakt tot op welke hoogte een duurzaam-energieconcept bij een restauratieproject haalbaar is. “De vraag moet bij elk project en per project voor elk onderdeel van de restauratie opnieuw worden gesteld: kan je met het verduurzamen de monumentaliteit behouden en zelfs versterken? Of treedt er onomkeer-

De nieuwe isolerende achtergevel biedt doorzichten op de oude muur

bare schade op die bijvoorbeeld naisoleren onmogelijk maakt?” Voor goede afwegingen is het van belang om het monument eerst goed in kaart te brengen. Op basis daarvan kunnen de materiaalkeuze, de detaillering en het onderbrengen van de installaties worden bepaald.

OMKEERBARE INGREPEN De villa in Driebergen heeft met het zadeldak en een erker een karakteristieke façade aan de straatkant. Het interieur heeft nog veel originele elementen in bovendien goede staat, van houten lijsten en profileringen tot de glazen ventilatielamellen. De authentieke details zijn veel te vinden aan de achterzijde in het huis. De originele schouwen zijn er nog, maar worden niet meer gebruikt; het huis heeft nu vloer- en wandverwarming. “Met het oog op het verminderen van de energievraag moest de villa allereerst worden geïsoleerd”, vertelt Bart Kellerhuis, die als projectarchitect bij de villa is betrokken. “Bij de voorgevel was isolatie aan de binnenzijde en achterzetbeglazing een logische keuze. Aan de achterzijde is de isolatie aan de buitenkant geplaatst, om bijvoorbeeld de monumentale details


D in het trappenhuis te sparen. Vervolgens komt de vraag hoe je dat wilt doen. Wij hebben ervoor gekozen om de toevoeging duidelijk te laten zien.” De nieuwe isolerende achtergevel komt visueel los van het monument, doordat op een aantal plekken het metselwerk van de oorspronkelijke muur zichtbaar is gebleven. Dit is vooral het geval bij de voorzetbeglazing, die iets groter is gemaakt dan het oude houten kozijn. Zecc heeft iets vergelijkbaars eerder toegepast bij het woonhuis de Zwarte Parel in Rotterdam. In het geval van de villa in Driebergen is het niet alleen een visueel prikkelend effect. Het duidelijk afleesbaar maken van de toevoegingen draagt bij aan een historisch-architectonische gelaagdheid van de villa en aan de omkeerbaarheid van de restauratieve ingrepen. Zecc heeft bij alle nieuwe installaties en bouwkundige toevoegingen rekening gehouden met de reversibiliteit. Mochten in de toekomst andere inzichten ontstaan of nieuwe technieken beschikbaar komen, dan kunnen de toevoegingen eenvoudig worden weggenomen. De indeling van het hoofdhuis heeft Zecc nagenoeg in de oorspronkelijke staat kunnen laten. Een later toegevoegde uitbouw is gesloopt. Hij was

Duurzaamheid Villa in Driebergen Zecc Architecten

75 — AWM 40

in slechte bouwkundige staat en zijn monumentale waarde was beperkt. De uitbouw vormde samen met een kleine keuken bovendien een barrière tussen de woonkamer en de tuin. Een nieuwe aanbouw – voor een grote keuken en een eetkamer – maakt, met de ruime toepassing van glas, het monument open op de hoek en herstelt de relatie met de tuin. In het keukeninterieur is een fragment van de originele baksteenmuur te zien, wat de indruk geeft dat beide volumes in

— De toevoegingen zijn duidelijk afleesbaar elkaar zijn geschoven. De keuken is een overgangszone; de strak vormgegeven eetkamer vormt een groot contrast met de originele details, en de granitovloer in de gang en het tapisparket in de kamer. Ook aan de buitenzijde staan de oude baksteenmuren en de nieuwe, gepleisterde muren – letterlijk en figuurlijk – haaks op elkaar. Wederom wordt de

De nieuwe aanbouw maakt het monument open op de hoek

toevoeging duidelijk gemaakt. Door de glas- en gootlijnen te laten doorlopen, worden beide volumes verbonden. De aanbouw is op dezelfde wijze afgewerkt als de toegevoegde achtergevel. Voor het pleisterwerk zijn vergruisde bakstenen van de gesloopte uitbouw gebruikt.

MATERIAAL EN ENERGIE Bij de isolerende maatregelen heeft Zecc veelal gekozen voor natuurlijke materialen. Muren zijn voorzien van houtvezelplaten en leemstuc, de houten kapconstructie is geïsoleerd met vlas. Het gebruik van deze ademende materialen voorkomt dat het huis verstikt. Zo wordt bijvoorbeeld tegengegaan dat balkkoppen gaan rotten door condensvorming. Deze methode van na-isoleren is veel toegepast bij vakwerkhuizen in ZuidNederland en Duitsland. “Bij een duurzame restauratie zijn detaillering en materiaalkeuze van groot belang”, zegt Kellerhuis. “We hebben het al in een heel vroeg stadium ver uitgewerkt om de welstandscommissie te kunnen uitleggen wat het bouwkundige belang ervan is. De detaillering en de materialen moeten functioneel zijn,

Bij de voorgevel is isolatie aan de binnenzijde aangebracht


76 — AWM 40

9 7

6 5

8

5

1

2

3

1

4

Begane grond, oude situatie

ze moeten ook esthetisch passend zijn, maar ze moeten ook een verhaal vertellen. Daarom hebben we bij de afwerking van de toegevoegde onderdelen gemalen bakstenen van de afgebroken uitbouw gebruikt. We geven er ook een signaal mee af dat we streven naar meer hergebruik van materialen.” Het energieconcept van OPAi is er op gericht dat het woonhuis in de eigen energiebehoefte voorziet. Het huis wordt via grondcollectoren, een buffervat en een warmtepomp verwarmd. De grondcollectoren zijn een gesloten circuit waarin vloeistof de temperatuur van de ondergrond aanneemt en via een warmtewisselaar afgeeft aan het water. Voor de lage temperatuurverwarming zijn in de wanden en vloeren leidingen verwerkt. De installatietechniek voor het energieconcept bevindt zich in de kelder van de aanbouw. Zecc noemt de aanbouw het infuus voor de villa. De installatie in de kelder voorziet het huis van energie, en de toevoeging geeft het huis een nieuw leven. Zonnecollectoren op het platte dak van de aanbouw en een warmtepompboiler zorgen voor het warme tapwater. Hoe hoger het rendement van de collectoren, hoe minder stroom de warmtepomp nodig heeft. De elektriciteit die nodig is voor de warmtepomp wordt opgewekt via PV-panelen op het dak van het oude gedeelte van het huis. Op zonnige

2

5

3

Begane grond, nieuwe situatie

dagen wordt de energie geleverd aan het openbare net, op donkere dagen wordt energie hieraan onttrokken. De zonnepanelen zijn, ondanks aanvankelijke bezwaren van de monumentencommissie, op het achterdak geplaatst. Het is esthetisch geen fraaie oplossing, maar volgens Zecc onontbeerlijk om het monument daadwerkelijk energieneutraal te maken. “Er zijn ook andere zonnecellen, bijvoorbeeld in dakpannen geïntegreerde varianten, verkrijgbaar. Het rendement daarvan is echter te laag om aan de hier gestelde eisen te voldoen”, legt Kellerhuis uit. “Wilden we het monument energieneutraal maken, dan hadden we deze zonnepanelen echt nodig. Ze zijn alleen aan de achterzijde toegepast, zodat ze niet vanaf de openbare weg te zien zijn.”

INTEGRALE PROCESAANPAK Het dilemma bij de zonnepanelen is een goed voorbeeld van de uitdagingen bij het verduurzamen van een monument. De monumentencommissie had aanvankelijk bedenkingen bij het project, maar is achteraf positief. “Het project heeft bij de commissie een discussie opgeroepen. Het is geagendeerd als een probleem. De behoudender stemmen vinden dat je sommige ingrepen niet mag doen, maar anderen zien in dat er bij ieder monu-

4

7

1 2 3 4 5 6 7 8 9

Hal Woonkamer Zitkamer Serre Keuken Eetkamer Terras Badkamer Tuinmuur

ment mogelijkheden zijn voor verduurzaming. Het gaat daarbij vooral om een goede afweging en maatwerk”, legt Kellerhuis uit. Voor het veranderde inzicht is de integrale procesaanpak essentieel geweest. Voor bezwaren zijn steeds vanuit de ambitie oplossingen bedacht en uitgewerkt gedurende het traject. Al aan het begin van het project is besloten dat er nauw zou worden

— Het project riep discussie op bij Monumentenzorg samengewerkt vanwege de complexiteit en ambitie van de opgave. In samenwerking met de gemeente is een werkconferentie georganiseerd. Ambtenaren van de gemeentelijke beleidsafdelingen Milieu/Duurzaamheid en Monumentenzorg en de afdeling Vergunning en Handhaving, OPAi, Zecc, Nijeboer Hage en GSU voor de installaties en andere betrokken partijen hebben belangen aan elkaar geknoopt en kennis uitgewisseld. Van der Meer benadrukt dat daarbij ook het doorzettingsvermogen van de opdrachtgevers en de algehele project-


77 — AWM 40

D

1

Villa in Driebergen Zecc Architecten

1

2

3

4

4

2

3 4

Detail achtergevel

Opbouw achtergevel (van binnen naar buiten): – afwerking als bestaand – metselwerk bestaand – HSB-wand met vlasisolatie – wapeningsmortel – wapeningsweefsel – tussenlaag – stuc met vergruisd baksteen Opbouw voorgevel (van binnen naar buiten): – leemstuc 10 mm – raaplaag (leem, 20-25 mm) met wandverwarming – isolatie 80 mm – leemstuc 15-20 mm – metselwerk bestaand Geborsteld RVS-strip met aanslag voor beglazing HR++ glas

Detail voorgevel

leiding door Liesbeth Wassenberg van Bouwvrouw een belangrijke rol hebben gespeeld. Wassenberg heeft voor een groot deel de communicatie en processen gestroomlijnd. De gemeente heeft met de eigenaars een prestatiecontract opgesteld waarin de doelstelling van een duurzaam verbouwd en energieneutraal monumenten zijn vastgelegd als concrete prestaties. Die hebben weer als leidraad gediend bij de contracten met de uitvoerende partners. Om kennis te vergaren en te delen hebben de diverse partijen een stichting opgericht en zijn ze twee websites en een LinkedIn-groep gestart. Andere partijen met specialistische kennis op het gebied van duurzaamheid of renovatie zijn op die manier ook bij het project betrokken. Nu het energieneutrale monument is gerealiseerd, kan het voor andere particulieren die hun (monumentale) woonhuis willen verduurzamen en voor gemeenten als referentie dienen: er zijn vele oude panden en in het bijzonder vooroorlogse woningen die energiezuinig gemaakt dienen te worden. “Terugkijkend is het een klein project met een grote impact”, zegt Van der Meer. “Als een monument energieneutraal is te maken met behoud en zelfs versterking van de monumentale waarde, kan elke vooroorlogse woning duurzaam gerenoveerd en energiezuinig of –neutraal worden gemaakt.”—

Vanaf de straat wordt het beeld van de karakteristieke façade niet verstoord


De CO2-neutrale wijk Stad van de Zon in Heerhugowaard onttrekt voor een groot deel zijn elektriciteit aan zonnepanelen

KuiperCompagnons

78 — AWM 40


D

Duurzaamheid Zonneceltechnologie

79 — AWM 40

Zonnecellen Stroom uit zonnestraling De zon geeft een enorme hoeveelheid energie af in de vorm van straling. Jaarlijks valt er circa 174.000 TW (terawatt) op de aarde, terwijl ons huidige wereldwijde energieverbruik ongeveer 12,5 TW bedraagt. De zonnestraling heeft dus nog een enorme potentie, die op verschillende wijzen kan worden benut. Zonnepanelen zijn de interessantste optie voor duurzame stroom. Tekst Michiel Haas Er worden twee vormen van zonneenergie onderscheiden. Ten eerste is er de indirecte zonne-energie, waarbij via een omweg bruikbare energie wordt geproduceerd. Voorbeelden daarvan zijn windenergie, waterkracht en biomassa. Ten tweede is er de directe zonne-energie, waarbij de energie in het licht meteen wordt omgezet, veelal met technische hulpmiddelen, in bruikbare energie. Deze technische hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld zonnecollectoren, zonnecellen en zonnetorens. In dit artikel wordt alleen ingegaan op zonnecellen, ook wel zonnepanelen of PV-cellen (van photovoltaïc) genoemd. Zonnecellen zijn systemen die uit zonlicht elektriciteit produceren. Ze

moeten niet worden verward met zonnecollectoren: die werken volgens een ander principe en produceren warmte, bijvoorbeeld voor een zonneboiler.

SOORTEN ZONNECELLEN Er zijn verschillende soorten zonnecellen, waarvan hier de belangrijkste varianten worden genoemd. Tot de eerste generatie zonnecellen behoren de monokristallijn silicium zonnecellen (mono-Si) en de multi- of polykristallijn silicium zonnecellen (multi-Si of poly-Si). Monokristallijn silicium zonnecellen zijn gemaakt uit siliciumplakken, die uit één groot ‘monokristal’ zijn gezaagd. De plakken zijn meestal vierkant, variërend in grootte van 10 tot 15 cm2. Ook zijn ronde cellen leverbaar. Het rendement bedraagt 15 tot 17% van de opgevangen energie. Ze zijn herkenbaar aan hun egale grijs-zwarte kleur. Multikristallijne (ook wel polykristallijn genoemd) zonnecellen worden gegoten, waarbij tijdens het stollingsproces de verschillende kristalgebieden ontstaan. Ze zijn goedkoper en eenvoudiger te maken, maar het rendement ligt iets lager dan dat van monokristallijne zonnecellen: 11 tot 14% van de zonne-energie wordt omgezet in elektriciteit. De gangbare afmetingen zijn eveneens 10 tot 15 cm2. De kleur is veelal enigszins gemarmerd blauw-paars. De tweede generatie zijn de dunne-film zonnecellen, of kortweg dunnelaagcel-

len. Ze worden ook aangeduid als amorfe zonnecellen, vanwege het ontbreken van een kristalstructuur. Dunne-film zonnecellen worden gemaakt met opdamp-technieken waarbij het halfgeleidermateriaal in een zeer dunne laag (1 micrometer) op een ondergrond van glas of buigzaam materiaal (bijvoorbeeld een dakbedekking) wordt aangebracht. Omdat dit veel minder materiaal vergt, is deze soort zonnecellen goedkoper. De techniek maakt in principe alle vormen en afmetingen mogelijk. Het rendement van dit type zonnecel bedraagt 6 tot 8%, afhankelijk van de gekozen techniek. De gebruikte techniek bepaalt ook de kleur. De verschillende soorten dunne-film zonnecellen zijn: amorf silicium en siliciumgermanium, koper-indium-diselenide, cadmiumtelluride, dunne-film kristallijn silicium, concentrator tandemcellen, kleurstof-gesensibiliseerde zonnecellen en organische (polymere) zonnecellen. Technologieën die behoren tot de derde generatie zijn polymeerzonnecellen, nano-antennes, quantumdots en dye-sensitized zonnecellen. Deze generatie zonnecellen is nog volop in ontwikkeling, al is er een aantal producten van deze generatie op de markt. Te denken valt aan Solyndra, een buisvormig zonnepaneel.

TOEPASSINGEN Zonnecellen kunnen op twee manieren worden toegepast: autonoom en netge-


80 — AWM 40

type

rendement

kleur

andere kenmerken

1

mono-kristallijn silicium

15–17%

egaal grijs-zwart

– gemaakt uit één kristal – duurste type

2

poly-kristallijn silicium

11–14%

gemarmerd paars-blauw

– gegoten uit meerdere kristallen – meest verkochte type

3

amorf silicium

6–8%

egaal bruin-zwart

– ‘film’ op glas of kunststof – eenvoudige productie – goedkoopste type, maar door het lagere rendement is een grotere oppervlakte nodig

1

koppeld. Autonome systemen komen voor in afgelegen gebieden of op plaatsen waar geen openbare elektriciteitsvoorziening is. Voorbeelden van dergelijke plaatsen zijn vaartuigen, campers en derdewereldlanden. De belangrijkste componenten van autonome systemen zijn de zonnecellen, de accu’s en een laadregelaar. Overdag wordt elektriciteit geproduceerd, die wordt verbruikt door apparaten of wordt opgeslagen in de accu’s. Als de zon niet schijnt wordt de energie voor de apparaten uit de accu’s betrokken. Meestal zijn autonome systemen gelijkstroomsystemen op 24V. Netgekoppelde toepassingen komen vooral in de stedelijke omgeving voor. Panelen op het dak produceren gelijkstroom, die door een omvormer of inverter, wordt omgezet in 230V wisselstroom. De inverter is gekoppeld aan de normale elektrische installatie van de woning. Als er zo veel zon is dat de panelen meer stroom produceren dan er door de apparaten in huis wordt verbruikt, vloeit het teveel aan stroom via de elektriciteitsmeter naar het openbare net. ‘s Nachts produceren de zonnepanelen geen elektriciteit en wordt het gehele stroomverbruik van de woning uit het openbare elektriciteitsnet gehaald. Een belangrijk verschil tussen autonome en netgekoppelde systemen is dat bij

2

stroomuitval de zonnepanelen van de netgekoppelde toepassingen stoppen met stroomproductie. Door speciale back-up systemen te installeren, wordt dit probleem ondervangen. Autonome systemen blijven gewoon stroom leveren.

OPBRENGST ZONNECELLEN De opbrengst van zonnecellen wordt weergegeven in Wattpiek (Wp), dat is het elektrisch vermogen dat een zonnecel levert bij een instraling van 1.000W/m2 en een celtemperatuur van 25 graden Celsius, het zogenoemde piekvermogen. Onder deze omstandigheden levert een zonnecel van 1 Wp een vermogen van 1 Watt. De opbrengst (hoeveelheid geproduceerde elektriciteit) van een zonnepaneel (een verzameling zonnecellen) wordt bepaald door de hoeveelheid instraling die het zonnepaneel kan opvangen. Hoe meer zoninstraling, hoe meer stroom er opgewekt kan worden. Derhalve is de opbrengst per Wattpiek in bijvoorbeeld Zuid-Europese landen hoger dan in Nederland. Opbrengsten van 1.200 kWh/ kWp zijn in die landen niet ongewoon. Nederland heeft een gemiddelde energieopbrengst van 850 kWh/kWp, hetgeen

3

betekent dat een zonnepaneel van 200 Wp jaarlijks 170 kWh (200 x 0,85) produceert. Dit is uiteraard onder ideale omstandigheden, zoals een schaduwvrij en op het zuiden gerichte plaatsing met een hellingshoek van 36 graden. Een gemiddeld Nederlands huishouden heeft zo’n 3.000 tot 3.500 kWh/ jaar nodig. Wanneer een huishouden zelf volledig het eigen verbruik wil opwekken, heeft het circa veertien zonnepanelen van 280Wp met een afmeting van 19,56 x 9,9 m2 nodig is. Dat impliceert een op het zuiden georiënteerd schuin dakoppervlak van ongeveer 28 m2. Worden de zonnepanelen op een plat dak geplaatst, dan is er circa 70 m2 nodig, in verband met de benodigde afstand tussen de panelen om onderlinge beschaduwing te vermijden. Deze systemen worden aangeboden voor ca. € 10.000,- tot € 15.000,-. Dit is inclusief bijkomende onderdelen als een inverter, de bekabeling en de installatie. Terugverdientijden liggen dan tussen de acht en twaalf jaar.

BESCHADUWING ZONNECELLEN Bij PV-installaties wordt voor meerdere panelen of modules vaak een serieschakeling gebruikt. Dit heeft voordelen als


D

Duurzaamheid Zonneceltechnologie

81 — AWM 40

Solyndra is een type zonnepaneel van de derde generatie. Door de buisvorm vangen de panelen zonlicht vanuit alle hoeken op. De wind kan vrij om de buizen waaien; doordat die verkoeling is de opbrangst hoger

het reduceren van kabelverliezen en het verminderen van kosten. Er zijn ook nadelen: een string van seriegeschakelde panelen presteert maar zo goed als het slechtste paneel in de serie. Wanneer

— Schaduw op zonnecellen verlaagt hun opbrengst sterk een of meerdere panelen van een string beschaduwd worden door een boom, een schoorsteen, omliggende gebouwen of zelfs maar een ventilatiepijpje, dan zorgt dit voor een stevige verlaging van de energieopbrengst van het geheel. Een paneel dat voor 10% in de schaduw ligt, kan tot 50% minder energie produceren. Dat is een grote invloed. Meestal worden op plaatsen die gedurende een deel van de dag in de schaduw vallen geen modules geplaatst. In het geval dat er toch beschaduwde panelen zijn, bestaat er een oplossing. Via diodes wordt de stroom die de niet-beschaduwde panelen in de string produce-

ren omgeleid; de minder producerende panelen worden ‘ge-bypassed’. Hierdoor verliest men echter de energie die door de beschaduwde panelen wordt geproduceerd en verlaagt de totale uitgangsspanning van de string. Zodra ze uit de schaduw zijn, produceren deze panelen weer volop. Een andere oplossing is om de netgekoppelde omvormer te laten beslissen wat er moet gebeuren in geval van productieverlies door schaduw: optimaliseren van de gelijkstroom-spanning voor de slechtst producerende cel of maximaliseren van de energieopbrengst van de andere panelen. Vaak wordt voor de eerste optie gekozen, waardoor de totale opbrengst van de string in belangrijke mate daalt. Een derde alternatief is het herconfigureren van de verschillende panelen in een andere stringstructuur. Hiertoe dient, op basis van de evolutie van de energieproductie door toedoen van verschillende omgevingsfactoren (zoals schaduw), telkens te worden berekend wat de optimale configuratie is. Via de nodige schakelapparatuur kan de configuratie indien nodig gewijzigd worden. Deze oplossing vereist een veel hogere investering aan schakelaars, regel- en eventueel meetapparatuur, maar maakt PV-panelen op deels beschaduwde locaties mogelijk.

INTERESSANTE ELEKTRICITEITSOPWEKKING De vertaling van zonne-energie via zonnecellen in elektriciteit is vooralsnog een techniek met geringe rendementen. Nieuwere generaties PV-cellen bieden uitzicht op hogere rendementen, maar daarbij liggen de kosten nog steeds veel te hoog voor brede marktintroductie. Zonder subsidies zijn de terugverdientijden lang. Anderzijds zijn er voor de particulier momenteel weinig alternatieven. Windmolens zijn op woonhuizen geen echte optie, zonneboilers zijn interessant en verdienen zich ook redelijk snel terug, maar eigen elektriciteit opwekken is voor de particulier niet eenvoudig. Zonnecellen zijn dan ook de interessantste methode voor de opwekking van duurzame stroom voor de particulier, ondanks de lange terugverdientijden.—

Auteur Prof.dr.ir. Michiel Haas is directeur van het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE), een advies- en onderzoeksinstituut voor milieubewust en gezond bouwen, wonen en werken.


82 — AWM 40

EP

Economie en Praktijk

PODIUM

Maurer United Met het ontstaan van een globaal netwerk is de wereld van het individu zo groot geworden dat middelen ter heroriëntatie nodig zijn. Architectuur is een van de middelen die een dergelijke heroriëntatie kan ondersteunen. Voor ons is het een uitdaging om een vorm van ‘social design’ te ontwikkelen op het gebied van stedenbouw, architectuur en vormgeving - als equivalent van de ‘social media’, die ons leven zo veranderen. Social design betekent in deze redenatie niet sociale woningbouw of publiek-private samenwerking. Het begrip refereert aan het ontwerpen van relevante ontmoetingsplekken of publieke knooppunten.

Wij proberen hierin een fysieke omgeving te ontwerpen, die de gebruikers ervan uitdaagt om deel te nemen aan sociale interactie. Om dit te bereiken, moet de architect aanvullend op het gangbare programma van eisen een ‘programma van inhoud’ ontwikkelen. De eigenlijke drager van het gebouw wordt gevormd door dit programma van inhoud waarin betekenislagen van het te ontwikkelen ontwerp worden geformuleerd aan de hand van de klassieke open vragen. Vervolgens dient een ruimtelijke vertaling gemaakt te worden van dit programma naar een passende verschijningsvorm waarmee de opdrachtgever en/of gebruiker zich kan identificeren. Architectonische middelen worden ingezet om de gebruiker te verleiden deel te nemen aan het door de architect vastgestelde en ontworpen totaalconcept. Centraal in hedendaagse ontwerpvraagstukken staat het creëren van waarde. Om dit te bereiken is in veel gevallen een cross-over-benadering vereist. Deze strategie past bij de ge-

noemde verbreding van het programma. Ook hier wordt het ontwerpen van het proces (de weg ernaar toe) steeds meer een uitdaging voor de architect, naast het ontwerpresultaat zelf (het doel). Als de fysieke bepalingen tot in het detail samenvallen met de intenties van het samengestelde ‘programma van inhoud’ beleeft de gebruiker een zuiver architectonische ervaring, die hij deelt met zijn medegebruikers. Het ontwerp vormt een integraal complex bestaande uit uiteenlopende aspecten zoals branding, stedenbouw, architectuur, bouwtechniek en kunst. Het proces van ‘social design’ resulteert op deze wijze uiteindelijk in architectuur met een culturele waarde: social architecture. Komend jaar vraagt AWM in samenwerking met De Olifantenkooi aan verschillende ontwerpers om hun visie op het ontwerpvak onder woorden te brengen in een zelf geschreven tekst.


EP

LEEGSTAND

Transitiekaart Arnhem Een middel om de leegstand in de stad te kanaliseren en productief te maken, dat had het Departement Tijdelijke Ordening (DTO) voor ogen toen het de Transitiekaart Arnhem ontwikkelde. De digitale kaart vormt inmiddels het medium tussen Arnhemse vastgoedbezitters, gemeente, ondernemers en culturele initiatieven. DTO beoogt ongebruikte delen van Arnhem tijdelijk te programmeren. Het trad reeds op meerdere plekken in de stad op als bemiddelaar en initiator van tijdelijke projecten. Zo werkte DTO onder andere mee aan de plaatsing van een tijdelijk centrumplein met verhuurbare ruimtes in het nog lege centrum van de Arnhemse Vinex-wijk Schuytgraaf. Deze waren bedoeld om te dienen als kunste-

Economie en Praktijk Korte berichten

naarsateliers. Inmiddels huren ook kleine ondernemers zoals muziekleraren de ruimtes en is een vleugel van het complex in gebruik als kinderopvang. DTO wordt regelmatig benaderd door partijen die iets willen organiseren en daarvoor tijdelijk ruimte behoeven. Voor een antwoord op die vragen is kennis over leegstaande gebouwen onontbeerlijk. Daarom ontwikkelde DTO de zogenoemde Transitiekaart Arnhem; een interactieve digitale kaart van de stad met daarop aangegeven de leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen. Eind januari presenteerde DTO de kaart die na het invoeren van een wachtwoord online te bereiken is. Deze werkt ook op smartphones en tablets. De kaart werd vormgegeven door ‘informatieontwerper’ Richard Vijgen. Het kaartmateriaal van Google Maps vormt de basis. Elke locatie is aangeduid met een grote witte stip. De stippen bevatten specifieke informatie over onder andere de duur van de leegstand, de eigenaar en de leeftijd van het gebouw. Naast de leegstandlocaties bevat de kaart extra materiaal zoals historische kaarten en

83 — AWM 40

statistieken. Ook voegde DTO een lijst voorbeeldprojecten toe. Hier komt ook de rol van de ontwerper om de hoek kijken. Zo kan tijdens het gebruik van de kaart direct inspiratie worden opgedaan voor (tijdelijk) creatief gebruik. Inmiddels wordt er druk overlegd met gemeente en vastgoedbezitters over hoe de inhoud van de kaart kan groeien. Het is de ambitie dat de digitale kaart op den duur alle leegstand en braakligging gaat bevatten. Dit is tevens wenselijk in verband met de recente anti-kraakwetgeving. De Transtitiekaart is momenteel niet publiek toegankelijk. Dit heeft te maken met het feit dat weinig vastgoedbezitters hun leegstandbestand openbaar willen maken. Daarnaast wil DTO zijn eigen positie als bemiddelaar versterken door de informatie strategisch in te zetten in het kader van toekomstige gebiedsontwikkelingen. Toch zal de kaart nog verder ontwikkeld worden. Gebruikerservaringen zijn daarbij onontbeerlijk. Om die reden zal waarschijnlijk toch een deel van de kaart algemeen toegankelijk gemaakt worden. (RJdK)


84 — AWM 40

SOCIALE MEDIA 0,6%

1,9%

3,7%

Mijn bureau op Facebook? Sociale media zijn niet meer weg te denken uit de communicatiewereld. In de architectuursector is dat nog nauwelijks te merken. Waar op de professionele netwerksite Linkedin ongeveer vijfhonderd Nederlandse architectenbureaus actief zijn, telt het meer informele Facebook er slechts een paar tientallen. Toch is het bereik van de laatste veel groter. Wat kan Facebook betekenen voor de architectenbureaus?

Afrika

Oceanië 25%

41,7%

Nederland

Europa ( - Nederland)

27,1%

Azië

Amerika

Verdeling Facebook-gebruikers –totaal ruim 624 miljoen– per continent (bron: checkfacebook.com)

Tekst Mariana Idiarte Sociale media in het algemeen bieden nieuwe communicatieve mogelijkheden voor bedrijven. Bij traditionele kanalen, zoals persberichten en publicaties, bestaat er een filter tussen de zender en de ontvanger van de publicatie. Communicatie is eenzijdig. In het geval van sociale media, is het contact met de ‘volgers’ direct. Het filter vervalt, waardoor interactie met het publiek mogelijk is. Dit kan een bedrijf snel waardevolle informatie opleveren. Er zijn een aantal redenen waarom het zinvol zou zijn de sociale netwerksite Facebook te gebruiken. Volgens recente statistieken zijn er wereldwijd meer dan zeshonderd miljoen gebruikers van dit sociale medium. Deze markt kan ook voor architecten aantrekkelijk zijn. Voorts omvat Facebook een groeipotentieel. In Nederland is Hyves nog steeds de meest gebuikte sociale netwerksite (vooral in de segmenten tussen 35 en 55 jaar). Volgens trendwatchers zal Facebook echter snel het stokje van Hyves overnemen. Tot slot is een Facebook-profiel binnen enkele minuten aan te maken. Het massale gebruik en groeiende potentieel van Facebook zijn echter niet per se redenen om je architectenbureau er dan ook maar bij aan te sluiten. Het

onderhouden van je profiel kost tijd en aandacht. Je moet rekening houden met het plannen en actualiseren van inhoud, reacties op berichten en de regelmatige analyse van statistieken.Het is verstandig eerst een vergelijking van sociale media te maken. Terwijl Facebook een uitstekend medium kan zijn om branding van het bureau te ondersteunen, kan Linkedin heel goed werken om een architect of bureau als ‘expert’ in een bepaald gebied te profileren, door deelname aan themadiscussies en groepen. Er moet gelet worden op algemene voorwaarden en auteursrechtkwesties voordat informatie of beelden van het bureau gepubliceerd worden. Deze verschillen per medium, maar in het algemeen geldt dat het gebruik of reproductie van beelden moeilijk te controleren is op internet. De beslissing of een architectenbureau wel of niet op Facebook moet, kan daarom beter gemaakt worden vanuit een strategisch perspectief. Bureaus moeten zich eerst afvragen wie ze willen bereiken met Facebook; past dit bij de algemene communicatiestrategie van het bureau? En belangrijker, wat heeft het bureau te vertellen? Bij elke nieuwe technologie zijn er de early adopters: diegenen die als eerste

kunnen profiteren van de mogelijkheden. Een voorbeeld hiervan is MVRDV. Hoofd PR en Business Development Jan Knikker gebruikt de meest gangbare en efficiënte media zoals Facebook, Linkedin, Twitter, Flickr en Youtube. Knikker: “Op elk medium bieden wij andere content aan.” MVRDV gebruikt Facebook om de minder officiële kanten van het werk te laten zien. Aspecten die zich niet lenen voor de bureauwebsite: verloren prijsvraaginzendingen, beelden van interviews, lezingen, workshops en zelfs feesten op kantoor. Het doel daarbij is te laten zien dat ze actief zijn binnen en buiten de architectuur en dat MVRDV een aantrekkelijke plek is om te werken. Zo beïnvloedt MVRDV haar wereldwijde reputatie. Tenslotte: levert Facebook ook opdrachten op? Dat is moeilijk te meten. Maar sociale media zijn als PR- en communicatiemiddelen belangrijk om de reputatie van een bureau te versterken. Knikker: “En er is een duidelijk verband tussen een sterke reputatie en het verkrijgen van opdrachten.”— Mariana Idiarte is zelfstandig business consultant voor bedrijven in de creatieve sector


Economie en Praktijk Korte berichten

85 — AWM 40

BOEK

I swear I use no art at all Grafisch ontwerper Joost Grootens is in tien jaar tijd een begrip geworden. Zijn beheerste en ingetogen manier van vormgeven komt het best tot uiting in boeken die een grote hoeveelheid data inzichtelijk willen maken. In ‘I swear I use no art at all’ ordent Grootens zijn eigen werk. Grootens studeerde af als architect. Als grafisch vormgever is hij autodidact. Sinds 2000 ontwikkelde hij een eigen methodiek. Atlassen en handboeken zijn bij uitstek het domein van Grootens. De prijs voor zijn ‘Metropolitan World Atlas’ als best vormgegeven boek ter wereld in 2006 ervoer Grootens als een geslaagde proeve van bekwaamheid als grafisch vormgever. In ‘I swear I use no art at all’ onderwerpt Grootens zijn eigen werk aan zijn manier van vormgeven. De publicatie werpt een licht op de honderd boeken die Grootens in tien jaar maakte. De structuur is – hoe kan het ook anders – helder: in drie delen zet Grootens uiteen wat zijn werkwijze inhoudt, hoe hij deze toepast en wat het resultaat ervan is. Het boek is gevuld met tekst en lijntekeningen. De kleursetting met zwart en tinted varnish is stemmig. Afbeeldingen van de boeken in kleur zijn aanwezig, zij het verstopt. Het eerste deel is het meest persoonlijke. Daarin toont Grootens de partijen met wie hij aan de honderd boeken werkte en de plekken waar dit plaatsvond. De boeken zelf worden in de lopende tekst als genummerd icoontje weergegeven. Het zijn verwijzingen naar een lijst met titels. Vervolgens gaat hij diep in op zijn werkwijze. Hoe te ordenen. Haarscherpe illustraties, representaties van toegepaste grids, lettertypes en bindwijzen onderschrijven dat Grootens erin geslaagd is een eigen methode te ontwikkelen. Het laatste deel toont voorbeeldspreads op ware grootte van boeken die Grootens vormgaf. De letters van de woorden zette hij achterste voren waardoor ze hun betekenis verliezen. Hiermee zijn tekst, beeld, structuur en kleur in perfecte neutraliteit. Wellicht ziet Grootens het zo het liefst. De grafische stilte maakt duidelijk dat Grootens werk een hoogstaande standaard vormt waarin informatie per definitie tot rust komt. Het tienjarig jubileum wordt dientengevolge ook niet uitbundig gevierd. (RJdK)

Joost Grootens – Uitgeverij 010 – 2011 – Paperback 22 x 27 cm – 112 pagina’s – ISBN 9789064507199 – € 19,50 – Engels


86 — AWM 40

Bij ontwikkelingsprocessen zijn steeds meer mensen betrokken. Naast goede vakkennis is de chemie tussen de verschillende partijen een belangrijke factor voor het succes van een project. Dit gegeven dringt door in selectieprocedures. Inmiddels komt het voor dat de ‘klik’ tussen partijen voor twintig procent meeweegt in aanbestedingen. Hoe wordt deze gemeten? Tekst Annette van Apeldoorn/ Archipunt Beeld Spring architecten Bij architectenselecties focussen de deelnemers van de selectiecommissie zich vaak op vakkennis. Het doel is: een goed ontwerp, binnen budget gerealiseerd, dat op een aansprekende manier is gepresenteerd. Bij complexe bouwprojecten is vakkennis alleen echter niet genoeg. Een van de succesfactoren voor het slagen van een project is goede samenwerking zowel tussen opdrachtgever en opdrachtnemer als

tussen de partijen binnen een aanbiedersteam. Opdrachtgevers experimenteren met methodes om samenwerking als selectiecriterium te kunnen hanteren. Hierbij doen zogenoemde assessoren hun intrede in het selectieproces.

enkel wordt aangevoeld. Projectmanager John Dols: “Juristen adviseren dit niet. Het zijn toch ‘zachte’ criteria die je beoordeelt.“ Desondanks konden de beoordeelde teams zich goed vinden in de rapportages.

DIALOGEN ZACHTE CRITERIA Begin 2010 heeft het Gemini-ziekenhuis in Den Helder een DBM-opdracht (Living Building Concept) voor de nieuwbouw aanbesteed. Twynstra Gudde was betrokken bij het opstellen van de selectieprocedure en voert het projectmanagement van het project. De opdrachtgever was zich bewust van het belang van een goede samenwerking. Dit blijkt uit de wegingsfactoren van de selectiecriteria; het competentieprofiel voor samenwerking woog voor twintig procent mee in de eindbeoordeling van ‘economisch meest voordelige aanbieding’. De competentieprofielen van de teams werden opgesteld door assessoren. Deze assessoren beoordelen vaardigheden en competenties van mensen en hebben vaak een achtergrond als psycholoog. De professionele beoordeling van assessoren maakt expliciet wat door commissieleden

Beoordeling van samenwerkingsvaardigheden lijkt een voorzichtige trend om een goede procesgang te waarborgen. Maar kun je samenwerking wel goed meten in een selectie? SEED architects maakte deel uit van het winnende team bij de selectie van het Gemini-ziekenhuis. De inschrijvende teams bestonden altijd minimaal uit een architect en een aannemer. Architect Arnold Burger van SEED architects: “In de procedure was ruimte voor zes dialogen tussen het inschrijvende team en de vertegenwoordigers van de opdrachtgever. Bij twee van deze gesprekken waren assessoren aanwezig. Die observeerden het team op de achtergrond, terwijl de partijen met elkaar in gesprek waren.” Assessoren beoordelen de teams op verschillende aspecten van samenwerking. Bij de beoordeling van de communicatie wordt gekeken naar factoren als tijdig en


EP

Economie en Praktijk Psychologie en aanbestedingen

87 — AWM 40

Een van de aspecten waar assessoren op letten is de ruimte die er in een team is om te ´leren en groeien in samenspel´

open informeren, anderen tot prestaties aanmoedigen en duidelijkheid geven over kaders en doelstellingen. Ook wordt gekeken of teamleden flexibel kunnen handelen en beslissingen nemen. Tenslotte wordt er aandacht besteed aan de mate waarin het team gezamenlijk verantwoordelijkheid neemt en of er ruimte is om te ‘leren en groeien in samenspel’. Deze subcompetenties wogen allemaal even zwaar. Burger: “Dat was wel bijzonder. Het feit dat je kunt ontwerpen is één ding, maar je moet in goed vertrouwen langere tijd kunnen samenwerken met een opdrachtgever. Dat je dat professioneel wilt laten beoordelen, daar heb ik geen moeite mee. Zo ga je een stap verder en kun je zowel de chemie als de ontwerpvaardigheden beoordelen.”

PSYCHOLOOG Aandacht voor samenwerkingsvaardigheden in het ontwikkelingsproces is geen incident. Momenteel is Spring architecten betrokken bij het opzetten van de selectieprocedure van een zorgproject waarin een psycholoog wordt ingezet. Erik Kooij van Spring architecten: ”In de selectie waar we

nu mee bezig zijn, onderzoeken we nog welke vorm de inzet van een psycholoog precies moet aannemen. Maar bij vergelijkbare competenties van een bedrijf zoek je dan toch naar de oplossing met de meeste chemie tussen de mensen. En daarbij kan een psycholoog die chemie onder woorden

— Assessoren maken sociale vaardigheid van teams expliciet brengen. Bouwprojecten zijn complex, je werkt onder tijdsdruk, je moet om kunnen gaan met veranderingen en flexibel blijven. Mijn ervaring is dat het succes van projecten afhankelijk is van de chemie tussen mensen. Het is 51% communicatie en 49% vakkennis.”

ACHTERSTAND Spring architecten besteedt veel aandacht aan samenwerking bij complexe bouwwerken. Kooij: “Ik heb ruime ervaring met

startgesprekken bij projecten. Dan komen architect, adviseurs, aannemer en opdrachtgever voor de start van de uitvoering bijeen. De leden van het ontwerpteam kennen elkaar al een paar jaar. De aannemer heeft dan een achterstand, zowel wat betreft inhoudelijke kennis als op het persoonlijke vlak. Die gesprekken, die soms wel twee dagen kunnen duren, voeren we om toe te lichten wat de ideeën en gedachten bij het ontwerp zijn, en ook om die achterstand in persoonlijke samenwerking in te halen. Inzicht krijgen in elkaars belangen en van daaruit vertrouwen opbouwen. Projecten waarbij daar aandacht aan wordt besteed lopen gewoon beter.“ Nu het belang van goede samenwerking expliciet gemaakt wordt door opdrachtgevers, zouden architectenbureaus daar ook bewuster mee om kunnen gaan. In andere branches worden sociale vaardigheden vaker door middel van beoordelingsprogramma’s vastgesteld. Dit is in de architectenbranche nog vrij ongebruikelijk. Evenals het toepassen van een psychologische test bij sollicitaties. Wellicht gaat dit veranderen, nu het aantal partijen dat betrokken is bij bouwprojecten structureel toeneemt en er punten te verdienen zijn bij een goede onderlinge klik.—


88 — AWM 40

3D-opmeten Het opmeten van gebouwen wordt steeds geavanceerder. Waar vroeger werd gemeten om daarna een tekening te produceren, daar leiden de nieuwste (laser)meettechnieken tot 3D-modellen. Toch vindt het meten vaak versnipperd door het proces heen plaats, terwijl met de huidige herr bestemmingsopgave het belang van goede meetgegevens groeit. Tekstt Robert-Jan de Kort Beeldd Bouwstudio PelserHartman


EP

Economie en Praktijk 3D-opmeten

89 — AWM 40

Door meetgegevens te koppelen aan GPScoördinaten kunnen gebouwen vanuit vele standpunten nauwkeurig opgemeten worden

In Nederland staan duizenden gebouwen leeg. Daarbij dringt het besef bij beleidsmakers en ontwikkelaars steeds meer door dat grootschalige nieuwbouw momenteel geen optie is voor gebiedsontwikkeling. Het herbestemmen van bestaande gebouwen is inmiddels algemeen tot een van de belangrijkste opgaven bestempeld. De context waarbinnen ruimtelijk ontwikkeld kan gaan worden, kent daarom nu ook bouwkundige kaders. Gedetailleerde kennis over bestaande gebouwen wordt voorwaarde voor een soepel ontwikkelingsproces. De partijen in het ontwikkelingsproces zijn gebaat bij een optimale uitgangssituatie; een nauwkeurige onderlegger van de startsituatie. Bij gebiedsontwikkeling in het weiland zijn dit tekeningen van het gebied,

met daarin de ‘vaste punten’ en kaders van het stedenbouwkundig plan. Bij herbestemming zijn dit veelal de bouwtekeningen van het bestaande gebouw. Deze zijn niet zelden gedateerd.

PROCESVERANDERING Jeroen Pelser van ingenieursbureau PelserHartman heeft van het opmeten van gebouwen zijn specialisme gemaakt. Hij ervaart regelmatig dat in het conventionele ontwerpproces de onderlegger geen aparte status heeft. Pelser weet vaak al als hij een beperkte opdracht krijgt, dat hij later in proces nog een paar keer gevraagd zal worden om extra metingen te verrichten en producten te leveren. Pelser: “Vooral

architecten zijn onze klanten, maar dat is volgens mij niet goed. Dat betekent namelijk dat het inmeten uit het budget van de architect moet komen. Met een beperkt budget kun je altijd maar een klein stukje informatie verkrijgen. Als later blijkt dat er meer informatie nodig is, moet de architect opnieuw budget lospeuteren bij de opdrachtgever.” Daarnaast wordt er per fase (en per partij) vaak een nieuwe onderlegger gemaakt om de risico’s te spreiden. Iedereen is dan alleen verantwoordelijk voor zijn eigen onderlegger. Dit betekent dat het gebouw steeds opnieuw wordt opgemeten. Het opmeten beperkt zich elke keer afhankelijk van de producten die met de meetgegevens geproduceerd dienen te worden. Bij herbestemmingen speelt de


90 — AWM 40

informatie over het bestaande gebouw een voorname rol. Pelser pleit dan ook voor een zo uitgebreid mogelijke meting aan het begin van het proces (de nulmeting), waardoor er tijdens het gehele proces uit dezelfde informatie geput kan worden. Pelser: “Het is daarbij wel van groot belang dat alles klopt.”

DRIEDIMENSIONAAL METEN De meettechnieken zijn het afgelopen decennium enorm geëvolueerd. Het inmeten gebeurde tien jaar geleden nog op basis van beschikbare bouwtekeningen als referentie en met handmatige meetapparatuur. Daarna was het een kwestie van hertekenen en – vaak noodzakelijk –hermeten. Alles met als doel om een nieuwe tekeningenset van het gebouw te kunnen maken die als onderlegger moest dienen voor renovatieplannen. Ontwerpprocessen worden steeds efficiënter” 3D-modelleren, BIM en internet zorgen ervoor dat alle betrokken partijen hun producten steeds beter met elkaar kunnen matchen en uitwisselen. De vraag van architecten naar driedimensionale onderleggers neemt hierdoor toe. Gebouwen dienen hiervoor driedimensionaal opgemeten te worden. In chemische fabrieken werden als eerste technieken gebruikt om met behulp van laserstralen gebouwen en ruimtes 3D op te meten. Deze technieken worden sinds een paar jaar ook in de bouw toegepast. De nauwkeurigheid van deze techniek is onontbeerlijk bij het in kaart

brengen van de driedimensionale status quo van een gebouw. Inmiddels is er compacte apparatuur op de markt waarmee hele gebouwen, zowel binnen als buiten, razendsnel kunnen worden ‘gescand’. Het product dat deze techniek levert is zeker geen kant-en-klare tekeningenset of een 3D-model van het gebouw. De laserscanner produceert een zogenoemde point cloud; een driedimensionaal computermodel bestaande uit miljoenen punten. Deze representeren punten waar de laserstraal werd teruggekaatst. De point cloud geeft direct een representatief beeld van een interieur of exterieur, maar is op zichzelf niet genoeg om de basis te vormen voor een accurate status quo van een gebouw. Pelser: “3D-onderleggers kunnen maken beperkt zich niet tot het aanschaffen van een 3D-laserscanner.”

COMBINATIES Pelser benadrukt dat het niet zozeer gaat om de meettechniek, als wel om de meetexpertise: “Meten is een vak. Geotechnische ingenieurs leren bijvoorbeeld tijdens hun studie uitvoerig hoe ze nauwkeurig moeten meten. Je moet ze echter geen gebouw laten opmeten.” Het is van belang te weten wat de producten zijn die met de meetgegevens geproduceerd kunnen worden. Daarbij is verstand van de bouwkundige kaders onontbeerlijk. Voor een tekening die de lagen laat zien waaruit bijvoorbeeld een wand is opgebouwd zal zowel vanbinnen als vanbuiten gemeten

‘Pointcloud’ van de hal van het oude postkantoor in Rotterdam

moeten worden. Het 3D-opmeten van gebouwen is het nauwkeurigst als gebruik wordt gemaakt van een combinatie van technieken. 3D-laserscannen is hier een van. Daarbij noemt Pelser nog vijf andere technieken die zijn bedrijf toepast. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk om met speciale

— Meten heeft geen aparte status in het ontwerpproces fotocamera’s beeld te koppelen aan meetgegevens. Dit kan relevant zijn voor het in kaart brengen van gebouwen met veel ornament zoals kerken. Het koppelen van meetpunten aan GPS-coördinaten zorgt ervoor dat vanuit meerdere standpunten gemeten kan worden. Alle data kunnen vervolgens omgezet worden naar digitale producten voor 3D-tekenprogramma’s als REVIT, Autocad en Rhino. Tijdens het inmeten van de hal van het oude postkantoor in Rotterdam werkte PelserHartman bijvoorbeeld nauw samen met UNStudio om te bepalen hoe de beschikbare meetgegevens tot bruikbare producten voor het architectenbureau konden leiden.

CLASH DETECTION EN NULMETING Nu komt het vaak voor dat er tijdens een proces, door middel van een zogenoemde clash detection snel gemeten moet worden of een element wel past in de beschikbare ruimte. Zo bracht PelserHartman bijvoorbeeld recent de kap van de voormalige conservatorium – en daarvoor Rijkspostspaarbank – in Amsterdam in kaart. Dit monumentale pand wordt momenteel verbouwd tot vijfsterrenhotel. Onder de kap bevinden zich in het ontwerp de luxe suites met een tussenvloer. Een precies 3Dmodel van de complexe kapconstructie bleek vereist voor zowel architect als constructeur. De snelheid van de techniek zorgde ervoor dat de overige werkzaamheden geen vertraging opliepen. Daarna is


Conservatorium Hotel

EP

Economie en Praktijk 3D-opmeten

een 3D-solid model van de constructie vervaardigd en binnen tien dagen als Autocad-bestand aangeleverd. Kitty Luiken, namens OIII-Architecten betrokken bij het ontwerpproces, beaamt dat het weliswaar fijn is dat de 3D-meettechnieken door hun snelheid desnoods nog tijdens het bouwproces kunnen worden ingezet, maar dat het wenselijker is om eerder in het proces over volledige onderleggers te beschikken. Pelser pleit er dan ook voor om her te ontwerpen gebouwen zo vroeg mogelijk in het proces volledig op te meten. De nulmeting blijft dan de basis om uit te putten voor producten omtrent planvorming, restauratie, beheer en exploitatie. Terugkeren naar het gebouw voor nametingen is hierdoor zo goed als uitgesloten. Tenzij het is om te kijken of de situatie gedurende het proces veranderd is. De nauwkeurigheid van de nulmeting garandeert dat alle betrokken partijen deze moeten accepteren. Aansprakelijkheden kunnen niet meer worden afgeschoven. Pelser: “Voor grote gebouwen is dit niet eens duurder. Bij kleinere projecten heb je meerkosten, maar je kunt het benodigde tekenwerk in delen uitvoeren. Zo haal je per fase de faalkosten eruit.”—

Boven Het voormalige conservatorium aan de Van Baerlestraat in Amsterdam Onder Het product van het meetwerk: een exacte 3D-solid van de houten kapconstructie ten behoeve van de architect en constructeur

91 — AWM 40


de architectuur voorbij

8 AWM’s voor maar € 69,-

nummer 40 6e jaargang maart 2011 — € 15,–

GUN JEZELF MEER INSPIRATIE Architectenweb Magazine Eclectisch Groninger M Museum Interview Paul de Ruiter Discuss sieplatform NHM Verslag Material Xperiience Functioneel Europese Ambassade Boomconstructie Le Carrefour Discipline e 3D-opmeten Energieneutraal Villa in Driebergen

www.architectenweb.nl/awm


Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 69,Ik neem een jaarabonnement voor € 105,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 69,-. Ik neem een jaarabonnement (8 nummers) voor € 105,– en ontvang als welkomstgeschenk het boek: Architectuur in Nederland Jaarboek 2009/10 ter waarde van € 39,50.

naam

m/v

bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats

Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 526 1400 VB Bussum

telefoon email handtekening

Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een btw-factuur in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.

...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm


94 — AWM 40

Techniek

BOEK

Gevels Boeken over de techniek van gevels zijn er genoeg. Het boek Gevels is daarom niet gericht op specifieke gevels, maar richt zich op de fundamentele principes van gevels. Het zet in feite een stap terug, om er vervolgens twee naar voren te maken. En passant nuanceert het boek het verschil tussen de woorden gevel en het meer oppervlakkige façade. Een bekend gezegde luidt: “Beoordeel een boek niet op zijn kaft.” Dit geldt niet voor de architectuur. Gebouwen worden voornamelijk beoordeeld op hun exterieur, hun gevels. Waar het gezegde duidt op de discrepantie tussen verschijning en inhoud daar liggen deze wat betreft architectuur veel dichter bij elkaar. Tenminste als je er, zoals de auteurs van het boek Gevels, van uitgaat dat gevels een integraal onderdeel van architectuur uitmaken. Gevels is vooral een handzaam boek. De auteurs, allen onderzoekrs binnen technische universiteiten, definiëren in het boek alle relevante geveltypes en bespreken deze aan de hand van beknopte teksten en schematische

tekeningen. Doorheen het boek komen ook steeds referentieprojecten aan bod. In het voorlaatste hoofdstuk worden tenslotte nog de gevels van vier projecten dieper beschouwd. Prikkelend is het overzicht ‘Van wand tot gevel’ die de historische ontwikkeling van geveltechniek behandelt. De auteurs plaatsen gebouwtypes als de Gotische kerk, het vakwerkhuis en het modernistische kantoorgebouw vanuit hun geveltechniek in een historisch kader. In het laatste hoofdstuk wordt dit kader gekoppeld aan een ‘blik op de toekomst’. De auteurs poneren hierdoor impliciet argumenten tegen het gebruik van historische motieven en ornament in gevels, ofwel façadearchitectuur. De auterus pleiten voor de relevante relatie tussen de prestatie van gevels en doeltreffende architectuur. Gevelontwerp dient niet losgekoppeld te worden van technische of historische relevantie. Wellicht werd daarom op het laatste moment de oorspronkelijke titel ‘Façades’ veranderd in ‘Gevels’. Gevels dienen volgens de auteurs bij te dragen aan de innovatie van architectuur en dat gaat veel verder dan enkel de verschijningsvorm die aan de oppervlakte ligt. In die zin verschillen houten vakwerkhuizen niet van modernistische gebouwen vol staal en glas; Beiden zijn bepaald door de tijdsgeest waarin ze zijn ontstaan en

innoveerden op dat moment de architectuur. De technische kennis die dat opleverde informeert nieuw te ontwikkelen gevels die aansluiten bij de actuele vraagstukken omtrent duurzaamheid, nieuwe materialen en hergebruik. Gevels zijn in deze zienswijze totaal niet oppervlakkig. (RJdK)

Ulrich Knaack, Tillman Klein, Marcel Bilow, Thomas Auer – SUN architecture – 2011 – paperback – 21 x 27 cm – 135 pagina’s – ISBN 9789461050458 – € 29,50 – Nederlands


T

STAALVEZELBETON

Dun en sterk Uitkragende betonnen delen die kunnen dienen als balkon zijn in de regel zo’n dertig centimeter dik. Pieters Bouwtechniek ontwikkelde voor een woningbouwproject in Delft samen met het Deense Hi-Con balkonplaten van slechts zes centimeter. Deze zijn gemaakt van staalvezelversterkt beton. De balkonplaten zijn specifiek ontwikkeld voor het woningbouwproject Amber in Delft van Mecanoo Architecten en CHANGE.NL. De betonnen elementen worden door Pieters Bouwtechniek en Hi-Con als nieuw product op de Nederlandse markt gezet. De nieuwe elementen zijn vervaardigd uit Compact Reinforced Composite (CRC). Dit is een zeer dichte, staalvezel versterkte

Techniek Korte berichten

betonsoort die sterk en duurzaam is. Het integreren van staalvezels betekent echter (nog) niet dat reguliere wapening overbodig is. De hoge dichtheid zorgt er tevens voor dat het beton minder snel vervuilt. Het Deense Hi-Con ontwikkelde CRC al in 1986. In Nederland zijn inmiddels ook enkele bedrijven gericht op de toepassingen van vezelversterkt beton. Waar Hi-Con werkt met geprefabriceerde elementen, wordt aan de Technische Universiteit Eindhoven geëxperimenteerd met de mogelijkheid om deze betonsoort in het werk te storten. Technisch is er veel mogelijk, het zijn echter de kosten die beperkend werken. Voorlopig is de inzet van CRC beperkt tot elementen die een specifieke bijdrage leveren aan de architectuur. Het kostbare CRC kan het op termijn concurreren met standaardoplossingen omdat het materiaalgebruik van de elementen die ermee gemaakt worden optimaler is dan van betonnen elementen.

95 — AWM 40

Omdat het de eerste keer is dat de balkons in Nederland worden toegepast moesten ze een belastingtest ondergaan. Hiervoor werd een betonnen tunnel neergezet. Aan deze constructie werd een balkon van zeven meter breed gemonteerd. Het element bevat vier nokken en is direct aan de ruwbouwvloer bevestigd. Grote zandzakken onderwerpen het element aan een hoge belasting. Het balkon doorstond de test vlekkeloos. Het weerstond 1.500 kg/m2, vijf keer de maximaal toelaatbare belasting. (RJdK)


96 — AWM 40

In de prefab-betonnen luifels zijn plantenbakken geïntegreerd

Groene smaragd, Delft Architectuurstudio BötgerOudshoorn Tekst Robert-Jan de Kort Fotografie René de Wit Architectuurstudio BötgerOudshoorn ontwierp tussen de jaren 60-flats in Delft een duurzaam zorggebouw waarin een draai gegeven is aan een aantal kenmerkende elementen uit de context. Het gebouw heeft in tegenstelling tot de orthogonale rangschikking van de gebouwen in de omgeving een zeshoekige plattegrond gekregen. De horizontaliteit van de veelvuldig aanwezige galerijflats werd vertaald in betonnen luifels met beplanting, die tevens het groene karakter van de wijk versterken. Het ontwerp van de gevel legt een directe link met de functies van het gebouw: een gezondheidscentrum op de onderste twee lagen met daarboven beschermd wonen. De betonnen luifels die rondom het gebouw 1,30 meter uitkragen leveren een

overganszone tussen buiten en binnen op. Gebruikers en bewoners ervaren hierdoor een aangename beschutting. Door in de luifels plantenbakken te integreren wordt een extra element toegevoegd aan deze zone. De hangende Hedera-begroeiing heeft door de seizoenen heen een andere groentint. In de zomer functioneert het weelderige groen tevens als extra zonwering. In de winter worden de planten teruggesnoeid, zodat zonlicht beter kan binnenvallen. De gevels bestaan uit transparante en gesloten delen. De laatste zijn in (lichtgroen) glas gematerialiseerd. Hierdoor reflecteren de gevels de beplanting en de omgeving en ‘fonkelt’ het gebouw volgens de architecten. De transparante delen zijn gevat in robuuste houten kozijnen, die achter het lichtgroene glas geplaatst zijn. Het hout is onbehandeld en zal daarom in de loop van de jaren vergrijzen. De luifels zijn van prefab-beton. De kwaliteit van het beton was van groot belang. Met name de onderkant, die volledig in het zicht is, moest glad ogen. De zoektocht naar een geschikte fabrikant leidde naar Goch in Duitsland. Daar

werd in overleg met de aannemer het bedrijf Bitter Beton Systeme gevonden dat werkt met hoogovencement. Het beton dat ervan gemaakt wordt, heeft de lichte kleur en de structuur die BötgerOudshoorn voor ogen had. Uitgerekend de onderzijden van de luifeldelen waren de stortzijde van de mal. Het oppervlakte aan de stortzijde is per definitie niet glad. Het beton is daarom feingeklettet behandeld, hetgeen inhoudt dat het na het ontkisten met de hand wordt geschuurd. Op de onderzijde van de luifels zijn de schuurcirkels nog licht zichtbaar. De luifels bestaan per verdieping uit twintig delen die niet onderling gekoppeld zijn. Voor de gehele luifel zijn slechts vier mallen gebruikt: één voor de rechte luifeldelen en drie voor de verschillende geknikte delen. Elk luifeldeel bestaat uit drie bakken. De twee ribben aan weerszijden van de middelste bak dragen het hele luifeldeel. De buitenste twee bakken zijn overstekken. Een 16 millimeter brede RVS-scheepsketting dient per deel als waterafvoer.—


Techniek Groene smaragd BötgerOudshoorn

T Geveldoorsnede ter plaatse van entree

97 — AWM 40

Een volledige luifel bestaat uit twintig betonnen delen

1 2

3 4 5

6

7

11

8

9

10

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

12

15 16 17 18 19 20 21

18 19

13 14 15 16 17 22

23

20 21 22 23 24 25 26

25

Opdrachtgever Woonbron, Delft Architecten Architectuurstudio BötgerOudshoorn, Den Haag Projectarchitecten Sechmet Bötger en Peter Oudshoorn Team Jing Qian, Oscar Arce Gonzalez Programma Gezondheidscentrum 1.481 m2 begeleid wonen, 21 woningen 1.495 m2 Adviseur constructie Pieters Bouwtechniek Delft Adviseur installaties Nelissen ingenieursbureau bv, Eindhoven Aannemer Baas Smits Bouwgroep, Zoetermeer Bouwkosten € 5.796.106,- (incl. installaties, BTW) Realisatie Augustus 2010

Horizontale doorsnede met bovenaanzicht luifel

3

24

aluminium daktrim noodoverstort 100×300mm prefab beton 150mm isolatie 180mm (2 x 90mm) geventileerde spouw 28mm geëmailleerd glaspaneel 8mm aluminium profiel 14mm anhydrietvloer 60mm breedplaatvloer 300mm breedplaat 50mm houten dorpel (guariuba) 67×114mm veiligheidsglas HR++ hedera-matten 50–60mm lichte substraatlaag 60–300mm geperforeerde gaaskokers diameter 160mm drainagelaag 25mm prefab-betonnen plantenbak, aangestort isolatie 110mm verdikte breedplaatvloer 500mm achterhout plafondhangers houten rabatdelen (louro preto) 18×116mm scheepsketting RVS 16mm PVC grondbuis grindkoffer doorvoerkanaal

4

5

12

26

23

17


98 — AWM 40

Van buitenaf: gevel en vensters vormen een homogeen geheel

Rationele diamant Voor een Indiase edelstenenhandelaar ontwierp SDeG een gebouw waarin de koopwaar te bewonderen is. Het oppervlak van een geslepen edelsteen vormde de inspiratiebron voor het gevelontwerp. De massief ogende gevel met terugliggende en uitstulpende vensters is gemaakt van het in Nederland in onbruik geraakte ferrocement. Tekst Robert-Jan de Kort Fotografie SDeG Voor winkels is het van belang dat de handelswaar goed zichtbaar is vanaf de straat. Is de koopwaar echter van zeer grote waarde, dan is de zichtbaarheid ervan, in verband met mogelijke inbraak,

Van binnenuit: per ruimte diversifiëren de vensters het zicht

minder wenselijk. Een handelaar in edelstenen zal om die reden zijn kostbaarheden nooit dag en nacht uitstallen. Bij het denken over een gebouw voor de verkoop van edelstenen valt daarom een typologie met grote etalages direct af. Bureau SDeG werd geconfronteerd met dit vraagstuk en ontwierp in Bangalore een gebouw, genaamd Jewel Box, dat met zijn opvallende gevel een link legt met de koopwaar. Jewel Box straalt uit dat het kostbaarheden bevat, zonder deze daadwerkelijk te tonen. SDeG nam een op kristallen geïnspireerde geometrie bestaande uit een patroon van onregelmatige veelhoeken als uitgangspunt voor het gevelontwerp. Vervolgens werd deze omwille van de maakbaarheid gerationaliseerd zodat alle openingen rechthoekig werden. Het resultaat is een massief ogende gevel met vensters van verschillende afmetingen en verhoudingen. Deze stulpen deels uit en lijken deels in de massa gedrukt te zijn. De vensters

zijn nauwkeurig geconfigureerd om het zicht vanuit de achterliggende ruimtes te diversifiëren. Soms raken ze de vloer zodat het zicht op de straat benadrukt wordt, dan zijn ze weer gericht op het verderop gelegen stadslandschap. Van buitenaf gezien vormen de vensters een homogeen geheel, waardoor het niet direct zichtbaar is hoe de achterliggende ruimtes zijn opgebouwd. De champangetint geeft het geheel glans. De hoofddraagconstructie van het gebouw bestaat uit een kern met trappen en liften en dragende kolommen in de gevel. De vloervlakken, per etage zo’n driehonderd vierkante meter, zijn hierdoor op elke etage vrij van constructieve delen. De massief ogende gevel is in werkelijkheid hol, relatief licht en hangt aan de hoofddraagconstructie. Het oppervlak is volledig naadloos uitgevoerd in ferrocement. De vorm van de gevel van de Jewel Box is gemaakt met een raster van stalen wapeningsstaven met een diameter


Techniek Jewel Box SDeG

T Detail venster

99 — AWM 40

Geveldoorsnede 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

ferrocement 60mm glas, gelamineerd 13.5mm metselwerk, 200mm gewapend beton stalen plaat 100x100x8mm stalen koker 40x40mm aluminium koker, 20x20mm aluminium profiel ISA 40 schroef wapeningsstaaf diameter 12mm 11 wapeningsstaaf diameter 8mm 12 kippengaas, gegalvaniseerd

2

7 8

9

1

10

11 12

acht (horizontaal) en twaalf (verticaal) millimeter. Daaroverheen is net van kippengaas gespannen. De zestig millimeter dikke laag ferrocement werd in situ aangebracht en afgewerkt met een coating. Ferrocement is een goedkoop alternatief voor staal. Het is bij uitstek geschikt voor het maken van gekromde vlakken en werd in het verleden ook gebruikt voor scheepsrompen. Het is zo sterk dat het bij extreme belasting eerder zal buigen dan scheuren of breken. Daarom wordt het in India, waar vaak aardbevingen voorkomen, veel toegepast. Omdat het aanbrengen van ferrocement zeer arbeidsintensief is, wordt het in Nederland niet veel meer toegepast. Dat is jammer. In India, waar de arbeidskrachten goedkoper zijn, kunnen opzienbarende hedendaagse gebouwen als de Jewel Box er nog wel mee gerealiseerd worden. SDeG laat in Bangalore zien dat het materiaal voor architectonische toepassingen zeker toekomst heeft.—

1

2

3 4 5 6

Opdrachtgever Mrs. Jogani, Bangalore Architect SDeG, Bangalore Aannemer (civiel) InCICon-AG, Bangalore Aannemer (gevel) JK Constructions Oppervlakte 1.350 m2 Realisatie 2010


100 — AWM 40

De bomen belichamen de krachtsafdracht

Op handen gedragen Twaalf stalen bomen verheffen in Leiden het nieuwe kantoor van Achmea negen meter boven het maaiveld.VVKH ontwierp deze uitgesproken draagconstructie zodat op de smalle binnenstedelijke locatie een groot vloeroppervlakte gerealiseerd kon worden met behoud van een over de kavel lopende weg. Tekst Robert-Jan de Kort Beeld Hennie Raaymakers/DAPh Kantoorgebouwen zijn zelden locatiespecifiek. Ze gedijen het best op een goed bereikbare plek met veel parkeerruimte. Of dit nu een locatie naast de snelweg is of bij een station; voor de vormgeving van het gebouw maakt het

weinig uit. De architectonische ingrediënten zijn in de meeste gevallen: (spiegelend) glas, industriële materialen en de bedrijfsnaam in grote letters op de gevel. Frivoliteiten in het ontwerp staan vaak ten dienste van de corporate identity van de eigenaar of huurder. In Leiden ontwierp VVKH Architecten in opdracht van de gemeente Leiden en projectontwikkelaar Eurocommerce een 180 meter lang kantoorgebouw genaamd Le Carrefour. Het gebouw heeft vijf dwarsvleugels van ruim 32 meter. Le Carrefour heeft alle kenmerken van een generiek kantoorgebouw: het is uitstekend bereikbaar per auto en openbaar vervoer, heeft optimaal vrije vloervlakken, kernen waarin liften en trappenhuizen gesitueerd zijn en een glazen gevel. Het gebouw is niet voor huurder Achmea ontworpen, waardoor specifieke frivoliteiten ontbreken. Eén aspect zorgt ervoor dat het nieuwe kantoor van Achmea de categorie standaard kantoorgebouwen ontstijgt: het gehele gebouw wordt negen meter boven het


T

Techniek Le Carrefour VVKH Architecten

101 — AWM 40


102 — AWM 40

De lange entreehal op de begane grond is gevat in glazen puien waardoor het spoor zichtbaar is

maaiveld verheven door een expressieve staalconstructie. Dit ‘optillen’ komt voort uit specifieke aspecten van de context. Het kantoorgebouw staat op de zogenoemde U-bocht-locatie. Deze wordt ingeklemd tussen twee kantoorgebouwen, het spoortalud en de toerit tot een tunnel. Het spoortalud en de aanwezigheid van een aantal belangrijke kabels en leidingen parallel aan de kavel legde beperkingen op aan de breedte van het gebouw dat op deze locatie kon verrijzen. Door het integraal op te tillen en aan een zijde te laten uitkragen werd het mogelijk om per verdieping een vloeroppervlak te realiseren dat groter is dan de voetafdruk van het gebouw. Zo kon tevens de Dellaertweg onder het gebouw gevoerd worden en optimaal aantakken op de ondergrondse parkeergarage.

Bomen VVKH ontwierp opvallende draagconstructieve elementen die bestaan uit een 95 centimeter brede staalkolom die op 4,5 meter hoogte vertakt in twaalf diagonale stalen buizen met een diameter van veertig centimeter. De ‘takken’ waaieren uit tot een breedte van 10,8 meter. Het bureau noemt deze elementen logischerwijs bomen. Le Carrefour staat in totaal op twaalf bomen. Boven op de bomen bevindt zich de eerste volledige (kantoor)vloer. Deze is gevat in een verdiepingshoog vakwerk dat, net als de takken, onder een hoek staat. Op deze verdieping is ook het bedrijfsrestaurant gesitueerd. Daarboven rust het generieke zes verdiepingen tellende kantoorvolume. De vrije overspanning is op deze lagen toegenomen tot 14,4 meter. Op een paar kolommen na bevinden alle constructieve elementen zich in

de gevel, hetgeen grote vrij indeelbare vloeroppervlakken oplevert. Alle krachten worden via de takken naar de stam afgedragen. Aan de spoorzijde staan vijf betonnen kernen op een rij. De kernen waarborgen de stabiliteit van de constructie. Het vakwerk dat rondom de gehele tweede verdieping loopt, is constructief verbonden aan zowel de kernen als de bomen. Horizontale belasting (wind) wordt via het vakwerk en de bomen afgedragen. De stammen van de bomen zijn hierdoor bestand tegen een hoog inklemmingsmoment. Handen VVKH had aanvankelijk zeer slanke ‘takken’ voor ogen die direct op de stam geconstrueerd moesten worden. Dit betekende automatisch dat de bomen zeer kostbaar waren. Een slanke constructie


Techniek Le Carrefour VVKH Architecten

T

103 — AWM 40

Dwarsdoorsnede 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

9

tunnel kabels en leidingen Dellaertweg parkeergarage entreehal kernontsluiting restaurant, vergadercentrum kantoor installaties spoortalud

Kern, vakwerk en de bomen vangen samen de horizontale en verticale belasting op 8

7

3

1

2

6

5

10

4

vereist namelijk dat er hoogwaardiger materiaal gebruikt moet worden en dat de wanden van de elementen dikker moeten zijn. Ook de verbindingen waren zeer complex. Dit zorgde voor bezwaren bij de uitvoerder. Aannemer Visser & Smit had vooral ervaring met betonconstructies. Deze omstandigheden zorgden ervoor dat de bomen gerationaliseerd werden. Constructeur Zonneveld ingenieurs berekende alle belastingen en bepaalde de diktes van de elementen. De stam bleef 95 centimeter breed, de vertakkingen werden dikker en verpakt in een stalen bak met daarop twaalf kokers. De bak is bovenaan ruim vier meter breed. Hierop werden de takken gelast. Zowel de stam als de bak werd daarna volgestort met zelfverdichtend beton. De bomen hebben door deze alternatieve oplossing meer weg van (twaalfvingerige) handen. Om

de massiviteit van de boomconstructie iets te breken heeft VVKH stalen vinnen op de stammen aangebracht. Hybride constructie Een heel gebouw op slechts twaalf constructieve elementen zetten betekent een enorm geconcentreerde krachtenafdracht. Elke boom staat dan ook op een negenpaals poer onder in de parkeergarage. Om constructiehoogte te sparen zijn de poeren geĂŻntegreerd in de laag onderwaterbeton. Een team van duikers werkte mee om de koppen van de funderingspalen schoon te maken en het wapeningsnet van de poeren op zijn plek te brengen. De geconcentreerde druk op de poeren en de opwaartse druk van het grondwater veroorzaken dat de keldervloer wil golven. Om dat te voorkomen zijn er maar liefst 450 trekpalen aan de

keldervloer bevestigd. De vijf kernen zijn volledig van beton. Het was wenselijk voor de logistiek op de bouwplaats dat de kernen zo snel mogelijk zouden verrijzen. De aannemer was bang dat er anders in de planning vertragingen zouden ontstaan. De kernen werden in het werk gestort en daarbij kunnen complicaties optreden. De stalen elementen werden geprefabriceerd en zouden snel gemonteerd kunnen worden. Het tempo van storten werd geoptimaliseerd door het inzetten van een glijbekisting. Deze glijdt elke dag 3,3 meter omhoog. Bijkomende complicatie was het feit dat elke kern op de tweede verdieping verbreedt. Tussen de tweede en de derde verdieping staan de wanden van de kernen onder een hoek. Precies dit deel van de kernen is verbonden aan het verdiepingshoge vakwerk. Aangezien dit hogere


104 — AWM 40

De expressieve constructie draagt een generiek kantoorvolume eisen stelt aan de wapening en deze bij glijbekisting in hoog tempo moet worden aangebracht koos de constructeur ervoor om het schuine deel van de wand traditioneel te storten. Hiervoor moesten wel zowel de wanden tot de eerste verdieping als de wanden van het bredere bovenste deel van de kern al overeind staan. De laatste zijn dan ook eerst volledig van de grond af gebouwd waarna – na storten van de schuine delen – het onderste deel weer is weggehaald. Ondanks deze kunstgreep zijn de kernen snel opgericht. Te snel bleek achteraf. Doordat de bomen nog tijdens het proces constructief herontwikkeld moesten worden, waren deze nog niet geproduceerd op het moment dat de kernen gereed kwamen. De vijf torens hebben daardoor een paar maanden solitair aan het spoor gestaan.

De stalen bomen zijn geprefabriceerd en op de bouwplaats volgestort met beton

Bouwen op hoogte Het optillen van het gebouw betekent ook dat het werk aan de kantoorvloeren pas op negen meter hoogte begint. Dit had veel consequenties voor de uitvoering. Positief was dat, bij gebrek aan extra ruimte, de vrij gebleven begane grond kon dienen als bouwplaats. Nadeel was dat het bouwen van hulpconstructies ten koste zou gaan van de broodnodige ruimte op de bouwplaats en door de hoogte toch al ingewikkeld zou worden. Zonneveld moest hierdoor meerdere oplossingen bedenken die de logistiek van de bouw ten goede zouden komen. Daarbij staan de ‘takken’ onder een hoek waardoor er bij opleggingen, bijvoorbeeld van kanaalplaten op een HD-randligger, een moment ontstaat. Op negen meter hoogte is het geen optie om kanaalplaten te onderstempelen zolang er nog geen druklaag is toegepast. De constructeur liet schotjes in de HD-randliggers lassen en plaatste een wig tussen de kanaalplaat en de ligger. Hierdoor gedroegen beide elementen zich als één constructief element. Zo was het mogelijk om op meerdere verdiepingen alvast kanaalplaten te leggen voordat de druklagen werden aangebracht.


T

Locatiespecifiek Le Carrefour is zowel in uitvoering als in verschijning een locatiespecifiek kantoorgebouw te noemen. De smalle kavelvorm gekoppeld aan het infrastructurele karakter van de omgeving veroorzaakten als het ware een gebouw dat boven zijn context uitstijgt. Op hoogte werd vervolgens meer ruimte gevonden om een aanzienlijke hoeveelheid kantooroppervlak te realiseren. Op de begane grond rijden, net als voorheen, auto’s en fietsers. Nu met directe toegang tot de parkeergarage. In de langsrichting van het gebouw is op de begane grond een entreehal gesitueerd. Doordat deze zowel aan de voorkant als aan de spoorzijde gevat is in hoge glazen puien biedt de hal een doorkijk naar de treinen. De ruimte onder het gebouw aan de stadszijde is licht. Het effect van het optillen van het gebouw zal daarom vooral vanuit de auto of vanaf de fiets voelbaar zijn.

Techniek Le Carrefour VVKH Architecten

Waar het gebouw naar de stad toe ontegenzeggelijk een royaal gebaar maakt, daar werpt het naar de spoorzijde een hoge muur op. De vijf kernen staan op nog geen drie meter van het spoor. De gevels ertussen zijn iets teruggelegd. Het contrast tussen de expressieve onderkant en de generieke bovenkant is groot. De plek zal ongetwijfeld goed functioneren door de goede aantakking op de infrastructuur. De bomen zijn vrachtwagenbestendig. Tests wezen uit dat de stammen een frontale botsing van een vrachtauto die 55 kilometer per uur rijdt, kunnen weerstaan. Hierdoor is dit deel van het gebouw toekomstbestendig. De bovengelegen kantoren lijken inwisselbaar. Wellicht dragen de bomen ooit nog eens een ander programma. Doordat de constructie berekend is op de relatief hoge veranderlijke belasting die gepaard gaat met kantooractiviteit is dit zeker mogelijk. —

De vijf kernen en de tussengelegen gevels werpen naar de spoorzijde een hoge muur op

105 — AWM 40

Opdrachtgever Gemeente Leiden (t/m VO) Eurocommerce BV, Deventer (vanaf DO) Architect VVKH architecten, Leiden Constructeur Zonneveld ingenieurs, Rotterdam Adviseur installaties Techniplan adviseurs, Rotterdam (t/m VO) Willems technisch adviesbureau, Duiven (vanaf DO) Aannemer Visser & Smit Bouw, Papendrecht Aannemer constructie CSM Steel Structures, Hamont Achel, België (t/m 2e verdieping) Oostingh Staalbouw, Katwijk (vanaf 2e verdieping) Oppervlakte 10.500 m2 parkeergarage, 35.000 m2 kantoorruimte Realisatie April 2011


106 — AWM 40

De flexibele lamellen kunnen zo gevouwen worden dat ze een expressief patroon vormen

Gespierde zonwering Zonwering in een dubbele glasgevel wordt vaak mechanisch aangedreven en is zelden expressief. Decker Yeadon uit New York ontwikkelde het zogenoemde Homeostatic Façade System: flexibele lamellen die door middel van elektriciteit van vorm kunnen veranderen. Tekst Robert-Jan de Kort Beeld Decker Yeadon LLC

In kantoorgebouwen komen dubbele (glas)gevels veel voor. Deze spelen vooral een belangrijke rol bij de klimatisering van de achtergelegen ruimtes. Door de transparantie van glas is zonwering vaak ook opgenomen in de spouw tussen de binnenste en de buitenste glazen pui. Dit is niet zelden een lamellensysteem dat handmatig of mechanisch geopend en gesloten kan worden. Ontwerp- en onderzoeksbureau Decker Yeadon LLC uit New York onderzocht de mogelijkheid om de zonwering bij dubbele glasgevels expressiever te maken en te bevrijden van mechanische beperkingen. Dit leidde tot een nieuw concept: het Homeostatic Façade System (HFS). Expressieve varianten op de standaard lamellen bestaan al. De Franse ar-

chitect Jean Nouvel werd wereldberoemd met zijn gevelontwerp voor het Institute du Monde Arabe in Parijs. In dit gebouw uit 1987 paste hij mechanische diafragma’s met verschillende afmetingen toe als zonwering. De diafragma’s zijn gevat in Arabische motieven. Het mechanisme om deze expressieve zonwering te openen en sluiten kampt al sinds de oplevering met mankementen. Het HFS bestaat uit flexibele lamellen die niet mechanisch worden bediend. De lamellen openen en sluiten door ze onder stroom te zetten. Ze zijn gemaakt van een materiaal dat uitrekt zodra het onder stroom gezet wordt; de zogenoemde dielectric elastomers. Decker Yeadon paste in het HFS het materiaal PolyPower van het Deense Danfoss toe.


T De dielectric elastomer van het HFS bestaat uit een siliconen kern met aan weerszijden zilveren elektroden met een dikte van 200 nanometer. Als de ene zijde positief en de andere zijde negatief geladen wordt zullen beide zijden elkaar aantrekken. Omdat het volume van het materiaal niet kan toenemen, zal het materiaal zich uitstrekken. Bij het ontladen van de electrische spanning zal het materiaal weer samentrekken. Decker Yeadon ontwikkelde lamellen van PolyPower. Door de lamellen onder stroom te zetten wordt het materiaal langer waardoor de lamel in uitgestrekte stand staat en maximaal daglicht binnenlaat. Zodra de stroomtoevoer gestopt wordt, trekt het materiaal, als een spier, samen waardoor de lamel een bolle lensvorm krijgt. De lamel houdt nu het zonlicht tegen. Het flexibele materiaal staat toe dat de lamellen gevouwen worden. Zo kan de zonwering een expressief element in de gevel worden. Deze vormvrijheid kan functioneel gemaakt worden door de lamellen ook in te zetten om luchtstromen in de dubbele glasgevel te geleiden. Doordat de lamel geen mechanische onderdelen bevat is het volgens Decker Yeadon minder onderhoudsgevoelig. Het HFS vraagt wel een relatief hoog voltage (2500 VDC), maar is zuinig in gebruik omdat het zeer weinig stroom consumeert. Decker Yeadon verwacht daarom dat het HFS zuiniger is dan conventionele mechanische zonweringssystemen.—

Techniek Homeostatic Façade System Decker Yeadon

Fragment van een lamel in open en gesloten toestand

stroom) naar gesloten (spanning verwijderd) Sequentie van open (lamel staat onder stroom

107 — AWM 40


BELGIUM

Kortrijk Xpo 5 - 6 m e i 2 0 11 5° editie - 10:00-20:00

F. I . L . L i è g e 2 6 - 2 7 m e i 2 0 11 2° editie - 13:00-20:00

Totaalevenement voor (interieur) architecten en voorschrijvers met focus op productinnovaties

W W W. A R C H I T E C TAT W O R K . E U In samenwerking met

Main Sponsor

inter national

architect meets innovations

ARCHITECT @WORK

Organisatie: Kortrijk Xpo T 0032 (0)56 24 11 11 belgium@architectatwork.eu


"

!!! "

Studenten betalen slechts

â‚Ź 49,50 per jaar

Het Stimuleringsfonds voor Architectuur werkt aan een stimuleringsprogramma stedenbouw

(51% korting)

STUDENTEN JAARABONNEMENT Word abonnee van AWM en ontvang acht keer per jaar een inspirerend magazine. Als abonnee krijg je bovendien toegang tot het digitale AWM archief, met daarin honderden eerder verschenen artikelen.

www.architectenweb.nl/awm

Subsidie aanvragen? Sluitingsdata 2011 Architectuur / Onderzoek en Ontwerp: 15 mrt, 15 mei, 15 aug, 15 okt Internationale Projecten: 1 mei, 7 aug, 7 okt Stedenbouw: 1 feb, 1 mei, 7 aug, 7 okt

www.architectuurfonds.nl


In volgend nummer

PRODUCT & MATERIAAL

Vloerafwerking ARCHITECTUUR

Drie woongebouwen, Apeldoorn Architectuurstudio HH

DBFMO De eerste ervaringen

DUURZAAMHEID

De levencyclus van bouwmaterialen

Interview Duzan Doepel en Eline Strijkers

Advertentie-index Architect@Work 108 BNA 13 Buva 8 Geror 109 Hewlett-Packhard 2 Materia Inspiration Centre 50

Nibe 9 Reynaers 36 SBR 11 Solarlux 12 Stimuleringsfonds voor Architectuur 109 Strikolith 111 TATA Steel 112 Total Active Media 10

Velux 3 Wienerberger 37

Ook adverteren? Neem contact op met Arjan Mark den Boer of Bart Sakkers via 035 69 93 050 of mail naar sales@architectenweb.nl


STRIKOTHERM Hydroactieve gevelisolatiesystemen zonder biociden

Nieuw in Nederland

www.strikotherm.nl/aquapura EF


TOT 40 JAAR GARANTIE

Tata Steel verstrekt de langste en meest uitgebreide garantie op Colorcoat®

Deze materialen voldoen aan de hoogste eisen van corrosieweerstand (klasse RC5) en UV- resistentie (klasse RU4).

De ‘total cost of ownership’ van een gebouw worden door toepassing van Colorcoat geminimaliseerd. Het is daarom niet voor niets internationaal het meest gespecificeerde gecoate staal voor gevels en daken. Colorcoat is leverbaar in vele standaard kleuren, metallics en op aanvraag ook in projectspecifieke kleuren.

De corrosiebestendigheid en het kleur- en glansbehoud worden met de Tata Steel Confidex® Garantie gegarandeerd, inclusief de snijkanten. Geen verplichte inspecties of onderhoud zijn vereist.

Voor meer informatie: T: +31 (0) 251 492 206 (NL) T: +32 (0) 70 233 009 (B) colorcoat.connectioneu@tatasteel.com www.colorcoat-online.com

Tata Steel levert met Colorcoat HPS200 Ultra® en Colorcoat Prisma® het meest duurzame gecoate staal voor gevels en daken dat momenteel verkrijgbaar is.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.