TOM 2/2021

Page 1

TIJDSCHRIFT OUDE MUZIEK / 02 2021

dbd RETORIEK ALS BASIS VAN HET MUSICEREN dbd INTERVIEW MET ARTIST IN RESIDENCE EVA SALADIN dbd AKOESTIEK HAGIA SOPHIA WEERKLINKT IN TIVOLIVREDENBURG dbd BACHS KAFFEEKANTATE ALS EMANCIPATIESPEL dbd EN NOG VEEL MEER ...


2021

MEER DAN 90 CONCERTEN DOOR HEEL NEDERLAND BEKIJK HET VOLLEDIGE PROGRAMMA OP OUDEMUZIEK.NL/SEIZOEN

2022



OM TE BEGINNEN MUZIEK SPREEKT VAN DE REDACTIE

OM TE BEGINNEN Muziek spreekt Van de redactie

2

De omslag van uw vertrouwde tijdschrift laat er geen twijfel over bestaan: dit nummer staat in het teken van het Festival Oude Muziek Utrecht. De editie van deze zomer welteverstaan. We kunnen niet wachten om u vanaf 27 augustus te verwelkomen en de muziek weer te laten spreken. Festivalprogrammeurs Jed Wentz en Xavier Vandamme wijzen u in het openingsinterview de weg in de wereld van de retoriek, het centrale festivalthema waarbij muziek vooral moet beroeren en overtuigen.

De verloren stem van de Hagia Sophia Iconen van klank

16

Simon-Pierre Bestion Op zoek naar Schütz’ evangelist

20

Het orgel als retorisch instrument Alle registers open?

22

Bachs Kaffeekantate Verslaving en verlangen

28

We maken kennis met artist in residence Eva Saladin, een jonge barokvioliste met een duidelijke visie op de historische uitvoeringspraktijk. Simon-Pierre Bestion vertelt hoe zijn zoektocht naar een evangelist voor Schütz’ Historia der Auferstehung Jesu Christi hem naar de Byzantijnse traditie leidde. En Sofie Taes beschrijft hoe Cavalieri de grenzen van het muziekdrama verlegde tot vlak voor de opera. Ook is er aandacht voor de ‘natte’ akoestiek van de Hagia Sophia in Istanboel, die tijdens het slotconcert wordt gereproduceerd in de Grote Zaal van TivoliVredenburg.

Psallentes evoceert getijdendag Muzikaal reciteren van ochtend tot nacht

Uiteraard is er ook ruimte voor de vaste rubrieken. ‘Instrumentaliteit’ zoomt in op een rijkelijk versierde piano die is ontworpen door de architect van het Rijksmuseum. En in ‘Achter de schermen’ maken we nader kennis met hoofd kaartverkoop Wilmer de Jong, met wie u ongetwijfeld al eens contact heeft gehad.

Instrumentaliteit Muziekschatten in het Rijksmuseum Pierre Cuypers’ piano

14

Beeldspraak Uit het Materi-Boeck van Gesina ter Borch Meisje met viool

26

Vriendenhart Cd-aanbiedingen

31 33

Achter de schermen ‘Waar vind je zoiets als het festival?’ Wilmer de Jong, hoofd kaartverkoop

42

Uit de bron Een satirische brief uit 1741 (2) Kreupelbeenen in de muzyk

52

Cd-besprekingen Colofon

56 60

Cavalieri’s revolutionaire proto-opera Van ziel, zinnen en zaligheid

40

46

Stephan MacLeod over Schütz en Schein De weg van het woord 54

RUBRIEKEN

Veel leesplezier gewenst – geniet alvast vooruit. ■●


3

4

RETORIEK ALS BASIS VAN HET MUSICEREN Het Festival Oude Muziek Utrecht 2021 staat in het teken van de retorica. Maar wat is welsprekend musiceren? En welke principes liggen hieraan ten grondslag? Festivalprogrammeurs Jed Wentz en Xavier Vandamme vertellen er meer over.

10

INTERVIEW EVA SALADIN De Nederlandse barokvioliste Eva Saladin is deze zomer als artist in residence veelvuldig te horen. Een gesprek over haar concerten, historische speeltechnieken en improvisatie.

36

LA PELLEGRINA De intermedi bij het toneelstuk La Pellegrina behoren tot de spectaculairste creaties van het machtige Medici-hof. Skip Sempé en zijn renaissanceorkest voeren ze uit.

48

DANSVOORSTELLING Choreografe Michèle Anne De Mey balanceerde op het randje van de dood. Samen met haar partner Jaco Van Dormael maakte ze er een intieme voorstelling over: Amor.


4

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

TEKST /

BEELD /

Caspar van den Bergh

De school van Athene, fresco van Raffaello Sanzio, 1509-1510.

RETORIEK ALS BASIS VAN HET MUSICEREN DE PROGRAMMEURS OVER HET FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021


RETORIEK ALS BASIS VAN HET MUSICEREN / De programmeurs over het Festival Oude Muziek Utrecht 2021

5


6

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

Het Festival Oude Muziek Utrecht 2021 gaat over retoriek als basis van elk musiceren in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Goed musiceren, of het nu componeren, spelen of zingen is, betekent in de eerste plaats welsprekend musiceren. Het doel is niet om mooie muziek te maken, maar om de toehoorder emotioneel te raken en te overtuigen. Koste wat het kost…

M

et de twee festivalprogrammeurs Xavier Vandamme en Jed Wentz hebben we het daarom niet in de eerste plaats over het repertoire dat tijdens het komende festival zal klinken, maar over de principes die aan de klinkende muziek ten grondslag liggen, of zouden kunnen liggen. De titel van het festival, Muziek spreekt – Let’s talk, lijkt daarbij een uitnodiging: laat ons vooral snel aan de slag gaan. Zijn de uitgangspunten van deze festivaleditie dan zo nieuw en experimenteel?

JED WENTZ EN XAVIER VANDAMME Foto: Susanne Vermeulen

Vandamme: ‘Ja en nee. De oudemuziekbeweging van na de Tweede Wereldoorlog heeft retorisch musiceren altijd naar voren geschoven als het ultieme vertrekpunt. Respect voor de retorische kwaliteiten van de muziek die ons is overgeleverd: dat is wat oude muziek in de jaren ’60, ’70 en ’80 onderscheidde van zijn muzikale Umwelt. Nikolaus Harnoncourt noemde het Musik als Klangrede, en alle groten, van Gustav Leonhardt en Sigiswald Kuijken tot Philippe Herreweghe, hadden en hebben het steeds over barokke composities als zorgvuldig opgebouwde redevoeringen die de toehoorder willen inpalmen en overtuigen. Aandacht voor tekst en retoriek vormt al meer dan een halve eeuw de grondhouding van de oude muziek. Tot daar niets nieuws onder de zon.’ Wentz: ‘De historische bronnen geven de oudemuziekpioniers overigens helemaal gelijk in hun basisopvatting: een muziekstuk beschouwen als een pakkende speech, dat is de centrale metafoor die ook in die tijd werd gebruikt. De volgende vraag is echter of we het retorische functioneren van barokmuziek wel goed hebben begrepen. Wie is nu werkelijk verantwoordelijk voor de overtuigingskracht van de muziek? Is het de componist die de muziek schrijft? Of is er ook een actieve taak weggelegd voor de uitvoerder die de muziek speelt? Ligt de impact vervat in de noten zoals ze zijn neergeschreven, en kan de uitvoerder volstaan met wakker te kussen wat er staat? Of moet de musicus ook zelf een duit in het zakje doen en zijn krachten bundelen met die van een componist die eeuwen geleden leefde?’ Vandamme: ‘In de klassieke retorica worden vijf zogeheten canons onderscheiden. Het gaat om de vijf fasen die, volgens Cicero en later Quintilianus, aan een goede redevoering ten grondslag liggen. Alles begint met inventio, het bedenken van goed basismateriaal voor de redevoering. De brainstormfase, zo je wil. Daar-


RETORIEK ALS BASIS VAN HET MUSICEREN / De programmeurs over het Festival Oude Muziek Utrecht 2021

7

na volgt de dispositio, het ordenen van die ideeën, zodat een sterke en overtuigende opbouw ontstaat. Fase drie is de elocutio, de verwoording van het geordende materiaal. Daar komen zaken bij kijken als toon, humor, stijlfiguren en literaire kwaliteiten.’ Als je een parallel trekt met de muziek, dan zijn de eerste drie fasen het werk van de bedenker en schrijver van de muziek, de componist.

CICERO Capitolijnse musea Foto: Liam Clarkson-Holborn

Wentz: ‘Juist. Maar daarmee is de retorische arbeid niet af. Er blijven namelijk nog twee canons over. De vierde fase heet memoria, een hoofdstuk apart, want dit gaat over het van buiten leren van de redevoering. En van andere redevoeringen, die je al improviserend kunt combineren tot nieuwe argumentaties. Op muzikaal vlak gaat het dan over het memoriseren van honderden of zelfs duizenden zinswendingen, formules, versieringen en cadensen: de hele basis van de muzikale improvisatiekunst. Maar waar het in deze festivaleditie echt om draait is de vijfde en laatste retorische canon: de actio, ofwel het performen van de redevoering. We weten allemaal dat tachtig procent van je overredingskracht als spreker niet ligt in wát je zegt, maar in de manier waaróp je het zegt. Hier horen aspecten bij als stemgebruik, lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen. De actio is voor de redenaar het moment van de waarheid.’

‘Wie is verantwoordelijk voor de overtuigingskracht van de muziek? De componist of de uitvoerder?’

DE VIJF CANONS VAN DE KLASSIEKE RETORICA I. inventio (vinding) II. dispositio (ordening) III. elocutio (verwoording) IV. memoria (geheugentraining) V. actio/pronuntiatio (voordracht)

Vandamme: ‘En dat is waar dit festival een nieuw accent aanbrengt. Want zowel de retorische inzichten uit de oudheid als de hedendaagse communicatiewetenschap leren ons dat het brengen van de redevoering de cruciale fase is. Toegepast op muziek valt de actio helemaal buiten het bereik van de componist: het is het terrein van de spelende en zingende musicus. In zeventiende- en achttiende-eeuwse bronnen lees je dat goede musici vaak veel beter in staat waren om de kracht van een compositie naar voren te brengen dan de schepper ervan. Dat kan raar klinken, maar het hoeft niet te verwonderen. Kijk naar het theater, daar kunnen we veel makkelijker accepteren dat een goede acteur de cruciale instantie is die een tekst leven inblaast. De acteur vervolledigt het werk van de toneelschrijver, hij maakt het af.’ In de oude muziek worden musici die de aandacht te veel op zichzelf vestigen al snel afgedaan aan aanstellers… Wentz: ‘De musicus heeft in het waardensysteem van de naoorlogse oudemuziekbeweging vaak de rol toebedeeld gekregen van een bijna neutraal doorgeefluik. Zeker in de jaren meteen na de oorlog was er een uitgesproken aversie tegen schreeuwerige grootspraak op het podium. Er werd gepleit voor een objectievere speelstijl, waarbij je jezelf als uitvoerder zoveel mogelijk ondergeschikt maakt aan de vermeende wil van de componist. Jezelf


8

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

gaan opdringen tussen Bach en het publiek is in zo’n optiek pretentieus en zelfs misplaatst.’ Vandamme: ‘De welsprekendheid van de muziek werd gezien als iets wat in de compositie besloten ligt. Het was de taak van de uitvoerder om de retorische opbouw te begrijpen en te laten horen, zo transparant mogelijk. Sterker nog: de uitvoerder moest zelf transparant worden, alsof zoiets al mogelijk zou zijn. Maar inzichten evolueren. Voor een optimale overdracht van affect, of heftige emotie, is de bijdrage van de musicus onmisbaar. Het is aan hem of haar om het volle potentieel uit de muziek te halen, om de emotiemachine die een compositie is aan de praat te krijgen en haar werk te laten doen. Wat dat dan concreet betekent, en hoe een uitvoerder daarbij te werk gaat, is natuurlijk de volgende vraag. Een musicus moet net als een redenaar kunnen declameren en daarbij emoties kunnen overdragen. Maar hoe dan? Daar hebben we niet meteen een antwoord op.’ JEAN-FRANCOIS DE TROY, LA MORT DE CRÉÜSE, ca. 1745 Toulouse, Musée des Augustins. Foto: Daniel Martin

Is dat waarom jullie ook een tentoonstelling maken met aandacht voor oude acteer- en declamatietechnieken? Vandamme: ‘Precies. We willen het blikveld verruimen en andere retorische kunstdisciplines – in de barok zijn ze dat eigenlijk allemaal – erbij halen. Van het theater kunnen we wellicht het meest leren. Theater is echt spreken voor publiek; dit is het origineel dat in de muziek wordt nagebootst. Spreken in het theater gaat gepaard met erg uitgebreide technische voorschriften omtrent gebruik en toonhoogte van de stem, en poses van de acteurs met aandacht voor benen, voeten, armen en handen. Ook gezichtsuitdrukkingen worden in de strijd gegooid, een traditie die blijft voortbestaan tot de stille film. We geloven dat er in het theater fundamentele inspiratie te vinden is om de canon van de actio voor musici te helpen invullen. Onze tentoonstelling draagt niet voor niets de titel Let’s act…’

‘De Grieks-Romeinse wortels van het festivalthema zijn het fundament van ons verhaal’ Wentz: ‘In de expositie komt schilderkunst aan bod, want ook dat is een retorische kunstdiscipline, gericht op het overweldigen en overtuigen van de kijker. De link tussen schilderkunst en theater was trouwens erg sterk: acteurs werd aangeraden om naar schilderkunst te kijken, en schilders werd aangeraden om vaak het theater te bezoeken. Eigenlijk willen wij stiekem onze musici en onze festivalbezoekers van allebei laten proeven.’


RETORIEK ALS BASIS VAN HET MUSICEREN / De programmeurs over het Festival Oude Muziek Utrecht 2021

9

Wanneer ik het festivalprogramma doorloop, zie ik veel concerten met uitgesproken retorisch repertoire, of met muziek die op een bijzondere manier interageert met tekst. In de lijn van de voorbije festivaledities is er ook uitgebreid aandacht voor verdieping en duiding. Het thema retoriek, met zijn oorsprong in de antieke oudheid, vraagt daar ook om, veronderstel ik.

PLATO EN ARISTOTELES zoals afgebeeld op De school van Athene, Raffaello Sanzio, 1509-1510. Palazzo Apostolico, Vaticaanstad

CO-CURATOR FRITS VAN OOSTROM Foto: Brian Smeulders

Wentz: ‘De Grieks-Romeinse wortels van het festivalthema zijn het fundament van ons verhaal. Deze retorische traditie werkt de hele middeleeuwen door, en wordt met het humanisme extra uitvergroot. Welsprekendheid is cruciaal in het maatschappelijke functioneren en daarmee ook in de culturele productie van de renaissance en de barok. En ook daarna, tot ver in de twintigste eeuw, blijven de retorische beginselen overeind. De wereldoorlogen, en met name fascisme en nazisme, zetten dit op zijn kop: theatrale welsprekendheid in combinatie met demagogie kunnen zoveel kapotmaken dat we bijna een eeuw later nog steeds met een onverteerbaar verleden zitten.’ Vandamme: ‘Retoriek had overigens altijd al een wisselende reputatie. Bij Plato lezen we over retorica als een ronduit immorele bezigheid. Is goed spreken een gevaarlijk wapen dat regelrecht leidt tot manipulatie? Of is het een waardenvrije kunst of kunde, die tot ieders beschikking staat en die ten goede of ten kwade kan worden gebruikt? We hebben gelukkig weer leren genieten van dikke bloemlezingen met historische speeches, van Martin Luther King en John F. Kennedy tot Churchill, Mandela en Obama. En we lazen de voorbije weken uitgebreid in de kranten over de retorische trucs van onze minister-president, over wat voor een wonderbaarlijke debater hij is, en hoe hij een teflonlaag van woorden creëert waarbij het maar weinigen is gegeven om daar krasjes in te kerven… Het onderwerp is brandend actueel.’ En daar komt co-curator Frits van Oostrom om de hoek kijken!

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 TENTOONSTELLING LET’S ACT Janskerk vr 27 aug / 09.30-20.00 za 28 aug / 10.30-20.00 zo 29 aug / 13.00-20.00 ma 30 aug / 10.30-20.00 di 31 aug / 10.30-20.00 wo 1 sep / 10.30-20.00 do 2 sep / 10.30-20.00 vr 3 sep / 10.30-20.00 za 4 sep / 10.30-20.00 oudemuziek.nl/ tentoonstelling

Wentz: ‘De retorische wortels van onze westerse samenleving zijn oud en graven diep. Frits van Oostrom kent deze dossiers erg goed, en hij kan als geen ander geschiedenis inzichtelijk maken voor mensen van nu. Tijdens het festival gaat hij in een reeks talkshows historische informatie koppelen aan maatschappelijke thema’s van vandaag. Zijn gasten hebben erg uiteenlopende achtergronden, maar het doel is steeds om het thema retoriek in te bedden en toehoorders zich bewust te laten worden dat retoriek overal terug te vinden is, en niet alleen in oude muziek.’ ■●


10

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

OVER VIOLEN, TECHNIEK EN IMPROVISATIE EVA SALADIN IS ARTIST IN RESIDENCE

DE

Nederlandse violiste Eva Saladin is deze zomer als artist in residence veelvuldig te horen tijdens het Festival Oude Muziek Utrecht. Ze geeft drie concerten, luistert de Let’s talkshow! van co-curator Frits van Oostrom muzikaal op en neemt zitting in de jury van het Internationaal Van Wassenaer Concours. De 34-jarige barokvioliste heeft een uitgesproken mening over de historische uitvoeringspraktijk en wil op verschillende manieren recht doen aan de zeggingskracht van de muziek die ze speelt. Eva Saladin groeide op in Arnhem. Met een pianist en contrabassist als vader en een pianospelende moeder die ook in het Groot Omroepkoor zingt, was het vanzelfsprekend dat Eva een instrument ging bespelen. Ze was vijf toen haar ouders de viool voor haar kozen. Hoewel uitgerekend zij degenen waren die haar afraadden om beroepsmusicus te worden, besloot ze zich toch in te schrijven voor de vooropleiding aan het Conservatorium van Amsterdam. Ze haalde er haar bachelor en master viool bij Kees Koelmans en studeerde er barokviool bij Lucy van Dael. Saladin vervolgde haar barokvioolstudie aan de prestigieuze Schola Cantorum Basiliensis in Bazel, waar ze in 2013 summa cum laude afstudeerde.

DIVERSE VIOLEN GEBOUWD DOOR DANIEL FRISCH

TEKST / Maartje Stokkers

Aan het Conservatorium van Amsterdam begon je met de studie moderne viool. Later kwam daar de barokviool bij. Waarom maakte je deze keuze? ‘Op de moderne viool heb ik me nooit helemaal thuis gevoeld. Ik begreep nooit waarom de viool als een verlengstuk van de stem werd beschouwd. Pas toen ik barokviool ging spelen, snapte ik die vergelijking. Om barokviool te kunnen spelen moet je trouwens wel eerst een goede techniek opbouwen met modern vioolonderwijs. De weinigen die geen moderne technieken hebben geleerd, krijgen later vaak technische problemen omdat ze te weinig snel, hoog en moeilijk hebben gespeeld. Hierdoor is de linkerhand weinig flexibel. Ik vind het overigens wel interessant om erover na te denken hoe je van iemand die geen moderne viool heeft gestudeerd toch een barokke virtuoos zou kunnen maken.’

BEELD / Foppe Schut



12

EVA SALADIN IS JURYLID VAN HET INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS, DAT DIT JAAR IN HET TEKEN STAAT VAN BAROKREPERTOIRE. Saladin: ‘Sommige groepen spreken alle details van hun uitvoering van tevoren af. Ik vind het ook belangrijk dat ensembleleden iets in de muziek ter plekke laten ontstaan. Ik ga vooral letten op de stilistisch aanpak van de deelnemers. Als ze zich als barokspelers profileren, moeten ze er ook helemaal voor gaan. Dat kan als violist bijvoorbeeld niet zonder te improviseren of door alleen met een standaard barokstok te spelen. Ze hoeven heus geen acht strijkstokken met zich mee te slepen, zoals ik, maar ik vind het wel belangrijk dat ze er onderzoek naar doen. Strijkstokken kunnen namelijk zo verschillen: vroegere stokken waren nog korter dan achttiende-eeuwse varianten en spreken heel anders aan, dus daar moet je een andere techniek voor leren. Ik hoop dat ik musici hoor die uitdagingen aangaan.’

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

Een van de dingen die direct opvallen is dat je je viool laag vasthoudt, op okselhoogte tegen de borst. Dat is voor hedendaagse violisten een onnatuurlijke houding... ‘In eerste instantie voelt het inderdaad heel oncomfortabel. Daarom doen de meesten het niet. Maar eigenlijk is deze lage houding juist heel natuurlijk: het is relaxter in de schouders en je hoeft de elleboog van de strijkende arm niet omhoog te houden. Bovendien zijn er tamelijk veel aanwijzingen dat de viool op deze manier werd vasthouden: van vioolspelende engelen op kerkelijke fresco’s tot notities in manuscripten van componisten. Francesco Geminiani geeft bijvoorbeeld technische aanwijzingen hoe je kunt spelen met de viool onder het sleutelbeen en hij geeft hier ook oefeningen voor.’

Eva Saladin & Johannes Keller Foto: Elam Rotem

INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS – BAROQUE EDITION wo 1 sep, 10.00-16.30 uur TivoliVredenburg, Hertz Halve finale vr 3 sep, 10.00-16.30 uur TivoliVredenburg, Hertz Finale

Wat is voor jou het grootste verschil tussen het bespelen van een moderne viool en een barokviool? ‘De moderne vioolhouding, met schoudersteun, hoge rechterelleboog en omhoogkomende schouders, heeft voor mij iets zenuwachtigs. Dat bedoel ik niet negatief, ik heb zelf ook lang zo gespeeld. Het past bij het moderne vioolonderwijs, met snel vibrato en een strijkstok die van boven tot onder even zwaar is. Hierdoor kun je de hele stok gebruiken en sneller strijken. Barokmuziek heeft geen snel vibrato of snelle stok. Het is daardoor heel natuurlijk om de schouders laag te houden. Daarnaast spreekt een barokviool ook anders aan: de dikke darmsnaren worden bespeeld met een stok met een andere gewichtsverdeling. De barokstok is niet overal even zwaar en heeft een bepaald punt waarop hij het best werkt. Op dat punt ben je steeds aan het spelen, en dat is makkelijker wanneer je de viool laag houdt. Voor mijn gevoel kun je met die houding over het geheel genomen ook evenwichtiger spelen.’ Het Festival Oude Muziek Utrecht staat dit jaar in het teken van de retorica. Hoe komt dat thema terug in jouw concertprogramma’s? ‘Retoriek is een heel breed begrip. In dit geval is de vraag: hoe breng je een muzikale boodschap over? In mijn concerten met Ensemble Odyssee, Il Profondo en de klavecinist Johannes Keller doen we dat met het instrumentarium, de instrumentatie en met improvisatie. In het derde deel van het klavecimbelconcert BWV 1052 van Johann Sebastian Bach (met Ensemble Odyssee, red.) zit een cadens die


OVER DE BAROKVIOOL, TECHNIEK EN IMPROVISATIE / Violiste Eva Saladin is artist in residence

Bij consortmuziek wordt er gespeeld op instrumenten met verschillende toonhoogten uit dezelfde familie. Elke stem wordt door één persoon gespeeld en het aantal stemmen is flexibel. Vier- tot zesstemmige bezettingen komen echter het meest voor. De violisten van Il Profondo spelen op violen en altviolen van dezelfde bouwer, Daniel Frisch.

13

niet authentiek is. Er is al veel onderzoek gedaan naar de authenticiteit en de herkomst van het concert. We vinden het interessant om te kijken of we toch nog iets nieuws kunnen ontdekken. Het is bijvoorbeeld bekend dat Bach geïnspireerd was door de muziek van Antonio Vivaldi. Met dat in het achterhoofd kun je toch bepaalde elementen toevoegen die het stuk net een ander karakter geven. Zo spelen we passages soms een octaaf hoger en voegen we dubbelgrepen of een cadens toe. Normaal gesproken werden cadensen geïmproviseerd, maar Bach schreef ze juist graag uit. Dat werpt de vraag op hoe we moeten omgaan met de niet-authentieke cadens in Bachs klavecimbelconcert. Zo ben je altijd op zoek naar een middenweg. Dat is heel leuk werk.’

‘Improvisatie is een vorm van retoriek’

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 EVA SALADIN artist in residence Ensemble Odyssee zo 29 aug, 15.00 uur Geertekerk Een verloren Bach gereconstrueerd Eva Saladin & Johannes Keller di 31 aug, 11.00 uur TivoliVredenburg, Hertz Compositie versus improvisatie Il Profondo do 2 sep, 15.00 uur Geertekerk Virtuoos vioolconsort Let’s talkshow! Janskerk za 28 aug, 12.30 uur ma 30 aug, 12.30 uur di 31 aug, 12.30 uur do 2 sep, 12.30 uur za 4 sep, 12.30 uur oudemuziek.nl/saladin

Met Il Profondo speel je consortmuziek van de Oostenrijkse componist Romanus Weichlein (1650-1706) en zijn voorgangers. ‘De muziek van Weichlein is spectaculair. Het is ongelooflijk virtuoos, echte showmuziek. Je maakt sámen klank, maar biedt ook tegen elkaar op. Dit past goed bij het thema retoriek omdat een consort echt als een orgel kan klinken, als een blok van klanken. Aan de andere kant kun je die stemmen uit elkaar trekken, met contrapunt spelen en dialogen aanbrengen.’ In het recital met klavecinist Johannes Keller improviseer je op Nederlandse en Engelse liederen. Hoe heb jij leren improviseren? ‘Improvisatie is een vorm van retoriek, omdat je je in een andere taal – in dit geval de baroktaal – probeert uit te drukken. Ik dacht altijd dat ik dat niet kon, maar het bleek er toch in te zitten. Ik denk dat iedereen dit vermogen heeft, maar je moet het er op een of andere manier uit zien te krijgen. Het is wel noodzakelijk om technisch onderlegd te zijn, bepaalde akkoordgrepen in je systeem te hebben, en te weten wat het ritme en het harmonisch verloop van bijvoorbeeld een gavotte is. Mijn viooldocente Lucy van Dael begon haar lessen altijd met een improvisatieoefening. Dan zei ze “speel voor mij een gavotte” terwijl er tien andere leerlingen toekeken. Ik zei dan dat kan ik het niet kon, maar zij zei: “Dat kan je wel.” Ze speelde dan een frase om me op ideeën te brengen. Toen merkte ik dat het inderdaad lukte. In Van Daels lessen ontdekte ik dat muziek zomaar uit mijzelf kan komen.’ ■●


INSTRUMENTALITEIT

PIERRE CUYPERS’ PIANO MUZIEKSCHATTEN IN HET RIJKSMUSEUM

Het grootste kunstwerk van het Rijksmuseum is absoluut het gebouw zelf. Het is ontworpen door Pierre Joseph Hubert Cuypers (1827-1921), een Nederlandse toparchitect wiens honderdste sterfdag dit jaar wordt gevierd. Cuypers werd als fervent katholiek geïnspireerd door de gotische architectuur. Met zijn vele gebouwen, waaronder ook het Centraal Station van Amsterdam, gaf hij de neogotiek in Nederland een impuls. Een van zijn persoonlijkste creaties is een rijkelijk versierde buffetpiano. Cuypers creëerde het instrument in 1859 als huwelijksgeschenk voor zijn tweede vrouw, Antoinette Cathérine Thérèse Alberdingk Thijm, die zelf ook enigszins bijdroeg aan het ontwerp. De decoraties op de piano weerspiegelen het geloof van het paar en hun opvattingen over het leven en huwelijk. Antoinette was zeer katholiek: voordat ze na enige aarzeling met Cuypers trouwde, had ze overwogen om non te worden. Ook was Antoinette een getalenteerde pianiste en zangeres: haar passie voor muziek en haar christelijke toewijding


15

TEKST / Giovanni Paolo Di Stefano BEELD / Piano van Pierre Cuypers, Roermond 1859. Rijksmuseum Amsterdam

brachten Cuypers ertoe deze piano voor haar te ontwerpen. De bekende pianobouwer Antoine Bord (1814-1888) uit Parijs maakte het instrument en stuurde het onversierd naar Cuypers. Vervolgens kon de architect het meubel zelf vormgeven in zijn atelier in Roermond. Het door Cuypers ontworpen eikenhouten meubel bevat sculpturen, houtsnijwerk en een serie schilderingen met bijbelse onderwerpen. De twee hoekstijlen aan de achterzijde van het instrument worden bekroond door houten beeltenissen die Cuypers en zijn vrouw Antoinette moeten voorstellen. De twee middelste schilderijen aan de voorzijde van de klankkast illustreren episoden uit het leven van St.-Cecilia, een duidelijke verwijzing naar zowel Antoinettes innerlijke strijd tussen het klooster- en huwelijksleven als haar liefde voor muziek. Tussen de twee afbeeldingen bevindt zich een houder met een kleine relikwie van de heilige. Volgens de legende werd Cecilia, een jonge Romeinse vrouw van adel die haar maagdelijkheid aan God had gezworen,

uitgehuwelijkt aan de heidense Valeriaan. Hij bekeerde zich tot het christendom, maar de twee werden vanwege hun geloof door de Romeinen onthoofd. In de middeleeuwen werd Cecilia naast een christelijke martelares ook de beschermheilige van de muziek. De beeltenissen van de Benedictijner monnik Hucbald en Pythagoras – twee muziektheoretici – op de voorkant van de klankkast benadrukken deze status van Cecilia als patrones van de muziek. Op de achterkant van de klankkast is de maagd Maria afgebeeld. Om haar heen verzamelen zich musicerende engelen, heiligen en componisten, onder wie koning David, St.-Cecilia, St.-Gregorius de Grote, Karel de Grote, Orlandus Lassus en Palestrina. Schenking aan het Rijksmuseum Antoinette overleed in 1898. In 1920 gaf Cuypers in een gesprek met Barthold van Riemsdijk, de toenmalige directeur van het Rijksmuseum, aan dat hij bezorgd was over de toekomst van de geliefde piano van zijn vrouw. De architect besloot het

instrument en het kabinet waarin Antoinette haar partituren bewaarde aan het museum te schenken; deze twee artefacten had hij immers in dezelfde stijl vormgegeven. Hoewel het museum op dat moment geen eigentijdse meubels verzamelde, nam Van Riemsdijk het geschenk aan en plaatste hij de piano en de kast in Cuypers’ voormalige werkkamer in het Rijksmuseum, een ruimte die niet toegankelijk was voor bezoekers. Inmiddels behoren de piano en het kabinet tot de topstukken van de negentiende-eeuwse zalen van het Rijksmuseum (zaal 1.15). ■●


16

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

ICONEN VAN KLANK DE VERLOREN STEM VAN DE HAGIA SOPHIA IN TIVOLIVREDENBURG

H

et project Icons of Sound, een samenwerking tussen de Universiteit van Stanford en Cappella Romana, gaat over de interactie tussen de menselijke stem, architectonische akoestiek en de denkbeeldige goddelijke reactie daarop. Doel is om de beroemde Hagia Sofia in Istanboel zijn stem terug te geven. In 1935 veranderde de Turkse president Kemal Atatürk het bouwwerk in een museum en sindsdien werd er niet meer gezongen in de van oorsprong Byzantijnse kathedraal. Sinds juli 2020 is het gebouw weer in gebruik als moskee. Tijdens het komende Festival Oude Muziek Utrecht reproduceert Cappella Romana de akoestiek van de Hagia Sophia in de Grote Zaal van TivoliVredenburg.

CAPPELLA ROMANA

Zingen is feitelijk het uitademen van lucht of pneuma. Dit Griekse woord staat voor zowel ‘adem’ als de Heilige Geest. Deze dubbele betekenis maakt dat zingen inspireert en leven geeft. De fysieke aspecten van zingen versterken deze ervaring alleen maar: de uitgestoten adem is energie die zich in de ruimte voortplant en die wordt verwerkt door de materiële oppervlakken en lichamen in de ruimte. Zingen creëert iconen van klank, hoorbaar en tastbaar, aangezien de energie van klank zowel door de oren wordt gehoord als door de huid wordt gevoeld. De beelden die de muziek oproept zijn niet altijd zichtbaar. De monumentale mozaïeken in de Hagia Sophia ondersteunen deze zogenoemde ‘aniconische’ esthetiek. Ze tonen alleen meetkundige en plantaardige motieven, geen menselijke figuren. Deze originele decoratie creëert, in combinatie met de marmeren ornamenten, een interieur waarin het goddelijke abstract wordt. Hier worden klank en licht de primaire kanalen waardoor de bezoeker het metafysische kan ervaren. ‘NATTE’ AKOESTIEK De Hagia Sophia is gebouwd in een zeer kort tijdbestek, van 532 tot 537, in opdracht van keizer Justinianus I (527-565). Het gebouw overweldigt door zijn enorme interieur. De koepel heeft een maximale diameter van bijna 32 meter en torent ruim 56 meter boven de vloer uit. Daarmee worden de interieurs van de hoogste middeleeuwse kathedralen van West-Europa ruimschoots overtroffen (hun torens uiteraard niet meegerekend). De ‘Grote Kerk’, zoals het bouwwerk werd genoemd, kon een talrijk publiek huisvesten – meer dan 16.000 mensen – was dan een groots podium voor openbare ceremonie en religieus ritueel.

TEKST / Bissera V. Pentcheva

BEELD / Erich Lessing / Art resource New York



18

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

Het immense schip heeft een inhoud van 255.800 kubieke meter en is bekleed met marmer. Dat geeft de ruimte een bijzonder genereuze akoestiek: frequenties in het bereik van de menselijke stem kunnen tot wel twaalf seconden doorklinken. Veel galmrijker of ‘natter’ dan de gemiddelde concertzaal dus, waar vier seconden al als uitzonderlijk wordt beschouwd.

MARMER IN DE HAGIA SOPHIA Foto: Bissera V. Pentcheva AMBO VAN DE HAGIA SOPHIA zoals afgebeeld in BAV Vat. gr. 1613, p. 34.

Paulos Silentiarios was een Byzantijnse dichter en ambtenaar onder keizer Justinianus I de Grote (527-565), de bouwheer van de Hagia Sophia in Constantinopel.

BEELD VAN HET GODDELIJKE Het gezang van het toenmalige kathedrale koor werd gekenmerkt door een overdadig gebruik van melismen en intercalaties. Deze versieringen versluieren de betekenis van de gezongen tekst en maken het begrijpen van die tekst een uitdaging. De weelderige akoestiek versterkt het proces van onscherpte, dat de taal als het ware buiten het register van de menselijke spraak duwt. Het interieur weerspiegelt en versterkt deze klankfenomenen. Marmer, goud en zonlicht maken het goddelijke zichtbaar, zonder dat het gebonden is aan vermenselijkende figuratie of een vaste en herkenbare vorm. Ze creëren glitter, schaduw en het paradoxale effect van ontstoffelijking van steen – veroorzaakt door gestold licht. Verder hebben we hier te maken met de esthetiek van glinsterend water of, in het Grieks, marmarygma. De stam marmar- treffen we aan in zowel marmaron (marmer) als marmarygma (glitter). We zien dit verschijnsel terug in de muurbekleding en het plaveisel. De duifkleurige steen van Prokonnessos (de vroegere naam van het Turkse eiland Marmara) is opengekerfd waardoor zijn aderen een ononderbroken contour vormen die doet denken aan de golven van de zee (afb. 2). De glitters van het gouden mozaïek maken de marmar-esthetiek compleet en voegen tijdelijkheid en levendigheid toe aan de statische ontwerpen. Het symbool van de golvende zee sluit fraai aan bij de ‘natte’ akoestiek van de Hagia Sophia. We weten dat de indruk van ‘waterig’ geluid en glinsterende straling destijds een beeld van het goddelijke opriep. De vijfde-eeuwse theoloog en filosoof Pseudo-Dionysius associeert in zijn analyse van de liturgie (De caelesti hierarchia, Boek 7, Hoofdstuk 4) de aanwezigheid van God met het ‘geluid van vele wateren’ en met het schijnsel van een krachtige lichtstraal. Het decor en de akoestiek van de Hagia Sophia gaven deze conceptuele theofanie een zintuiglijke werkelijkheid. HEMELSE SFEREN In zijn zesde-eeuwse beschrijving van de kathedraal geeft de Byzantijnse auteur Paulos Silentiarios aan hoe het gezang van het koor de menselijke stem (phōnē) deed vermengen met de goddelijke openbaring (omphē), waardoor Christus auditief aanwezig was – als een klinkend icoon: ‘In het midden [geven] godvrezende koorzangers (hymnopoloi) van Christus [met] hun stem [gestalte] aan het goddelijke geluid (omphē) van onberispelijke adem/Geest die de menselijke geboorte van Christus onder de mensen verkondigde’ (Descriptio ambonis, ll 30-32). Omphē is een Homerisch woord; het duidt de bovenzinnelijke, onbegrijpelijke stem aan die het menselijke spraakregister te boven gaat. De akoestiek van de Hagia Sophia, die als reflector werkt, en het gezang met zijn rijke melismen en intercalaties, zou deze goddelijke omphē kunnen simuleren. De metafysische associatie van de resonerende ‘stem’ van de kathedraal kan worden begrepen uit de term die wordt gebruikt om de koorzangers aan te duiden: hymnopoloi. Poloi kan worden


ICONEN VAN KLANK / De verloren stem van de Hagia Sophia

19

vertaald als ‘zangers’, maar ook als ‘universele assen’ waar de aarde of andere hemellichamen omheen draaien. Zo bracht het gezang de zogenoemde musica mundana of muziek van de hemelse sferen tot leven.

Tekening van het interieur van de Hagia Sophia

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 zo 5 sep, 20.00 uur TivoliVredenburg, Grote Zaal Cappella Romana / Alexander Lingas Hagia Sophia in Utrecht MET NAGESPREK oudemuziek.nl/hagiasophia

ENGELENKOREN De belangrijke rol van het elitekoor werd benadrukt door zijn plaats: de ambo. Deze podiumachtige constructie, gemaakt van albast of onyx, bevond zich onder de oostelijke rand van de koepel. Het ellipsvormige platform werd ondersteund door acht pijlers en had twee trappen die langs de oost-west-as van het gebouw liepen. Om de ambo en de trappen heen liep een gang; zo konden de zangers (psaltai) en geestelijken zich rond het podium bewegen en er om beurten gebruik van maken. De psaltai beklommen de trap al zingend. Door hun adem te laten opstijgen produceerden ze een ‘kolom’ of polos van klinkende energie, die van de aarde naar de hemel rees, en die de akoestiek van de koepel activeerde. Deze koepel verspreide de geluidsgolven vervolgens over een veel groter oppervlak. Vooral het hoogfrequente geluid werd in de ruimte weerkaatst en versterkt. De koepelvorm kon de geluidsenergie zowel concentreren als verspreiden. Alles bij elkaar ontstond een synesthetisch effect: de akoestische reflectie ging gepaard met de visuele reflectie van licht door het gouden mozaïekoppervlak van de koepel. Zo werkte de sonische en visuele helderheid in de Hagia Sophia als een spiegel die de imaginaire pracht van engelenkoren weerkaatste. ■●

Bissera V. Pentcheva is hoogleraar aan het Departement Kunst & Kunstgeschiedenis van Stanford University (VS). Ze is een van de initiatiefnemers van het project Icons of Sound.


20

OP ZOEK NAAR SCHÜTZ’ EVANGELIST SIMON-PIERRE BESTION VINDT ZIJN SOLIST IN DE BYZANTIJNSE TRADITIE

schillende taferelen van het verhaal te schilderen, wilde ik er geestelijke madrigalen van Schein aan toevoegen.’

Simon-Pierre Bestion

Met zijn ensemble La Tempête voert Simon-Pierre Bestion tijdens het Festival Oude Muziek Utrecht de Historia der Auferstehung Jesu Christi van Heinrich Schütz uit met een onwaarschijnlijke evangelist: de Libanese zanger Georges Abdallah. Een modieuze, politiek correcte keuze of is er meer aan de hand? Bestion neemt over het algemeen uitgebreid de tijd om zijn projecten te ontwikkelen. Zo ook bij het programma

Tranen van de wederopstanding, waarin hij de Historia der Auferstehung van Schütz lardeert met delen uit Johann Hermann Scheins Israelis Brünnlein ‘Het is zoals wijn, die moet rijpen voordat hij gedronken wordt. Ik laat ideeën evolueren. Het begint meestal met de liefde voor een partituur, die ik vervolgens langzaam naar mijn eigen hand zet. Ik houd erg van de Historia, maar Schütz’ componeerwijze is erg streng. Om die strengheid te doorbreken en de emoties van de ver-

De kunst van het reciteren Bestion wil in de eerste plaats een verhaal vertellen. De historische uitvoeringspraktijk is daaraan ondergeschikt. ‘Ik ben niet Duitstalig en vroeg me af hoe ik de essentie van de evangelistenpartij kon overbrengen op een Franstalig publiek. Het reconstrueren van Schütz’ praktijk volstaat dan niet, je moet een list verzinnen. De verteller bij Schütz kan niet alleen maar een interpreet zijn: hij is een getuige van Jezus’ verrijzenis. Je hebt zangers die de partij prachtig zingen, maar dan als een acteur die een rol speelt: mooi, maar niet aangrijpend. Ik wilde iemand die werkelijk gelooft wat hij zingt, zodat hij echt een getuigenis kan afleggen. Ik had ook een Franse benedictijn kunnen vragen, maar die zingen allemaal gregoriaans volgens de

‘IK ZOCHT IEMAND DIE WERKELIJK GELOOFT WAT HIJ ZINGT’


21

TEKST / Jan Van den Bossche BEELD / Albane De Labarthe

GEORGES ABDALLAH LA TEMPÊTE Foto: Hubert Caldagues

negentiende-eeuwse school van Solesmes. Dat werkt voor mij niet. Dan mis ik de bezieling.’ De vacature moest dus worden ingevuld door iemand die de kunst van het reciteren verstaat en tegelijkertijd de religieuze cultuur in zich draagt. Deze samensmelting vond Bestion bij de christenen van het Oosten. Specifieker: in de persoon van Georges Abdallah, een Libanese zanger uit de Byzantijnse traditie die hij op YouTube ontdekte. ‘Abdallah was aanvankelijk erg terughoudend. Hij vroeg zich af of hij wel de juiste persoon was om deze partij te zingen.

In Libanon had hij alleen traditionele muziek gestudeerd en hij was naar Frankrijk gekomen om zich in Westerse muziek te verdiepen. Vanaf de eerste repetitie klonk het echter heel natuurlijk. De melodieën van Schütz resoneerden met iets dat hij kende en hij voegde al snel versieringen toe uit zijn eigen orale traditie. We werkten natuurlijk ook met een taalcoach, die overigens af en toe wanhopig werd. Maar beetje bij beetje werd Georges losser en vrijer, vooral toen hij echt begon te begrijpen wat hij zong.’ Boodschap van schoonheid Bestion is zelf niet per se gelovig, maar religieuze muziek trekt hem erg aan. ‘Ik benader het religieuze repertoire als een boodschap van schoonheid, een aspiratie naar het ontastbare. Ik ben katholiek opgegroeid, maar de teksten zeiden me weinig in mijn jeugd. Nu keer ik er vaak naar terug. Ik ontdek steeds meer betekenissen en symboliek. Religieuze muziek is meestal gelinkt aan de liturgie, aan rituelen die de gemeenschap kunnen verbinden. Er is vaak sprake van een trance of een bezwering die het onzichtbare naar boven brengt. We beste-

den veel zorg aan de enscenering van onze concerten. De zangers maken simpele gebaren, in het verlengde van de tekst die ze zingen.’ Kunnen we de naam van het gezelschap ook in dit licht interpreteren? Hoewel zijn ensemble ‘La Tempête’ (de storm) heet, ziet Bestion zichzelf niet als een beeldenstormer. ‘Toen we een naam zochten, waren we net met The Tempest van Shakespeare bezig. De naam ‘La Tempête’ past ook wel bij wat we doen: de boel een beetje opschudden in een vastgeroeste muzikale wereld, met name in Frankrijk. Maar onze naam staat ook voor wat er na een storm komt: opleving en nieuwe bloei.’ ■●

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 wo 1 sep, 20.00 uur Jacobikerk La Tempête / Simon-Pierre Bestion Schütz en Schein: tranen van de wederopstanding MET NAGESPREK oudemuziek.nl/latempete


22

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

ALLE REGISTERS OPEN?

Het orgel als retorisch instrument

V

ol op het orgel, alle registers open: uitdrukkingen die hun oorsprong vinden in ‘de koningin onder de instrumenten’, zoals onze oosterburen het orgel plegen te noemen. Het zijn zegswijzen die een link hebben met retorica, zij het niet per se met de subtiele variant daarvan, of je ze nu overdrachtelijk of – als organist – letterlijk interpreteert. Hoe dan ook, wie benieuwd is naar de retorische mogelijkheden van het kerkorgel kan zijn of haar hart ophalen tijdens het komende Festival Oude Muziek Utrecht.

ORGEL NICOLAÏKERK UTRECHT Foto: Gerco Schaap

TEKST / Joost van Beek

De reguliere reeks avondconcerten wordt namelijk aangevuld met een parallelle programmalijn voor orgelliefhebbers. Vijf organisten, allemaal van eigen bodem, kiezen de meest retorische muziek die ze op hun repertoire hebben, en maken daarmee elk op hun eigen manier een muzikale reis die begint bij Sweelinck en eindigt bij Bach. Die reis verloopt niet altijd in een chronologische lijn. Soms kiest de speler een omweg, om via bijvoorbeeld Brahms bij Bach uit te komen. Of de reis begint op een later moment in de tijd en doet pas daarna Sweelinck aan. De vijf uitverkoren organisten zijn Léon Berben, Leo van Doeselaar, Jan Hage, Dorien Schouten en Bernard Winsemius. Het zijn spelers die in stijl en interpretatie dusdanig van elkaar verschillen dat de festivalbezoeker zeker geen eenheidsworst krijgt voorgeschoteld.

BEELD / Orgel Domkerk Utrecht. Foto: Marco van der Werf



24

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

Leo van Doeselaar trapt de serie af in de Nicolaïkerk. Deze zogenoemde ‘huisorganist’ van de Nederlandse Bachvereniging is gepokt en gemazeld in de oude muziek, hoewel zijn muzikale belangstelling daar beslist niet ophoudt. Daarna gaat, wederom in de Nicolaïkerk, de beurt naar Bernard Winsemius. Als organist van de monumentale historische orgels in de Amsterdamse Nieuwe Kerk was Winsemius jarenlang de collega van Gustav Leonhardt. Ook Jan Hage verruilt zijn vaste orgel, dat van de Domkerk, tijdens het festival voor het Marcussen-orgel van de Nicolaïkerk. Hage geniet in het bijzonder bekendheid als een warm pleitbezorger van hedendaagse orgelmuziek en als een briljant improvisator, maar hij interpreteert ook zeer overtuigend in oude(re) muziekstijlen. Dorien Schouten sluit de estafette in de Nicolaïkerk af. Deze jonge organiste is sinds 2019 cantor-organist van de Utrechtse Tuindorpkerk. Voor het slotconcert van de orgelreeks neemt Léon Berben – de laatste leerling van Gustav Leonhardt – plaats op de orgelbank van de Domkerk. Zijn enorme kennis van vroege historische uitvoeringspraktijken maakt hem tot een van de leidende figuren in zijn generatie van oudemuziekspecialisten.

Vijf topspelers op twee orgels van de buitencategorie

LEO VAN DOESELAAR BERNARD WINSEMIUS JAN HAGE DORIEN SCHOUTEN LEON BERBEN Foto’s: Marco Borggreve, Klaas Doornbos en Lutz Voigtlaender

‘Deftige toon’ Waar de vijf spelers flink van elkaar verschillen, geldt dit niet minder voor de twee bespeelde orgels: het Bätz-orgel van de Domkerk en het Marcussen-orgel van de Nicolaïkerk. Allebei zijn het iconische instrumenten, maar met een heel verschillend klankconcept. Het Dom-orgel is warm en grondtonig, het Nicolaï-orgel helder en boventoonrijk. Hoewel het orgel in de Dom vaak geassocieerd wordt met romantische muziek, stamt een derde van het pijpwerk uit de zestiende eeuw: renaissancepijpen van Peter Janszoon de Swart vullen bijna het hele rugwerk. De rest dateert uit 1831 en is afkomstig uit de werkplaats van de gebroeders Johan en Jonathan Bätz. Bij de eindkeuring werd met waardering gesproken over ‘de ronde toon, de doordringende kracht en de mannelijke en deftige toon van het pedaal’. Een andere Utrechtse orgelbouwer, J. de Koff, voegde in 1911 een zwelkast toe: onontbeerlijk als je Franse symfonische muziek wilt spelen en ideaal bij het begeleiden van koorzang. Kortom, je kunt veel muziek kwijt op dit schitterende instrument. ‘Hier staat de Deen’ Het grote Marcussen-orgel in ‘de Klaas’, zoals de Nicolaïkerk in de volksmond heet, is van een totaal ander kaliber. Dit is het Nederlandse paradepaardje van de uit de Orgelbewegung voortvloeiende neobarokke orgelbouw. Dit naoorlogse concept was een reactie op de vaak inferieure fabrieksinstrumenten uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Met toepassing van elementen uit de bloeitijd van de orgelbouw, zeg maar de tijd van Schnitger en Hinsz, wilde men een nieuw, eigentijds orgeltype realiseren. De Deense firma Marcussen & Søn was een van de pioniers op dit gebied en had in de Utrechtse organist Lambert Erné een groot bewonderaar. Erné trad op 1 april 1942 aan als organist van de Nicolaïkerk; zes jaar later benaderde hij – geheel op eigen houtje – Marcussen met de vraag om een ontwerp voor een nieuw orgel


ALLE REGISTERS OPEN? / Het orgel als retorisch instrument

25

ORGEL NICOLAÏKERK UTRECHT Foto: Gerco Schaap

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 ORGELCONCERTEN zo 29 aug, 20.00 uur Nicolaïkerk Leo van Doeselaar Sweelinck tot Bach I: stravaganza europea ma 30 aug, 20.00 uur Nicolaïkerk Bernard Winsemius Sweelinck tot Bach II: alle registers open do 2 sep, 20.00 uur Nicolaïkerk Jan Hage Sweelinck tot Bach III: fantasia / inventio vr 3 sep, 20.00 uur Nicolaïkerk Dorien Schouten Sweelinck tot Bach IV: praeludium / fuga za 4 sep, 20.00 uur Domkerk Léon Berben Sweelinck tot Bach V: manualiter / pedaliter MET NAGESPREKKEN oudemuziek.nl/orgel

te maken. Het kerkbestuur was niet meteen enthousiast, maar Erné zag zijn wens in vervulling gaan. In januari 1957 werd het nieuwe orgel in gebruik genomen. Het zal geen verbazing wekken dat de reacties niet louter positief waren. Erné en Marcussen hadden een flinke steen in de Nederlandse orgelvijver laten plonzen en daarmee de nodige beroering veroorzaakt. Ruim vier jaar na de ingebruikname schreef Erné een tweestrofig puntdicht in het gastenboek van de Klaaskerk. De eerste strofe luidt: Hier staat de Deen Zo scherp als dit, ge vindt er geen! Al gaat het u door merg en been Voor ons blijft het nummer één! Een overduidelijke sneer naar alle ‘deskundigen’ – zoals Erné ze spottend noemde – die het nieuwe instrument maar niks vonden. Stilaan veranderde echter de visie van orgelbouwend Nederland; het Nicolaï-orgel werd zelfs toonaangevend, en is dat nog steeds. En ondanks het specifieke klankbeeld kan het veel meer aan dan muziek uit de (neo)barok.

De kunst van het weglaten De serie samengevat: vijf topspelers op twee orgels van de buitencategorie. Evenveel ambassadeurs van de rijke Nederlandse orgelcultuur, die ook buiten onze landsgrenzen hoog in aanzien staat. En of u alle registers (tegelijk) open zult horen? Nee. Registreren is de kunst van het weglaten. Niet het vele is goed, maar het goede is veel. En draait het ook in de retorica niet juist daarom? ■●


BEELDSPRAAK

MEISJE MET VIOOL UIT HET MATERI-BOECK VAN GESINA TER BORCH

Ze staat in de leegte van het vel papier. Het licht komt van rechts, haar ogen lijken voorzichtig gericht naar een publiek dat buiten de tekening valt (haar ouders, een leraar?). Haar instrument is beschilderd: wit met een decoratie van bloemen. Het vioolspelende roodharige kind is gekleed in het blauw met een witte schort, en op haar hoofd een mutsje met veren. Het is een van de vroege tekeningen van Gesina ter Borch, het zesde van dertien kinderen in een kunstenaarsgezin.

Geesken, zoals ze zichzelf noemde, werd geboren op 15 november 1631 in Deventer en op 13 december gedoopt in Zwolle, waar ze haar verdere leven woonde. Ze was dochter van Gerard ter Borch de Oude en zijn derde vrouw

Wiesken Matthys. Vader Gerard ambieerde in zijn jeugd een carrière als schilder, maar werd uiteindelijk ambtenaar in Zwolle. Zijn passie voor kunst bracht hij over op zijn kinderen en hij gaf zijn zonen tekenles.

Gerard ter Borch, de oudste zoon, was de succesvolste; zijn broer Moses was misschien de meest getalenteerde, maar hij koos voor een militaire loopbaan en overleed jong. In deze wereld, aangespoord door haar omgeving, maar wel op eigen kracht – de meisjes in het gezin kregen geen tekenles – ontwikkelde Gesina zich als portrettist van de Zwolse burgerwereld. Dat er zoveel werk van Gesina bewaard is, komt door haar eigen toewijding: ze bracht de creaties van haar familieleden en zichzelf samen in drie ‘boeken’ met gedichten, liederen en tekeningen. Het oudste, het Materi-Boeck, bevat haar jeugdwerk uit de jaren 16461650. Ook de jonge violiste is daarin te vinden. In de jaren daarna werkte ze aan haar Poëzie-album, opgezet als een mooi gekalligrafeerd liedboek. In 1660 begon ze aan de omvangrijkste verzameling: het Familie-plakboek met werk van broers en zussen, en met tal van liederen en gedichten. Hierin verzamelde ze ook werk dat herinnerde aan haar gestorven broer Moses. Het familieplakboek wordt daarmee een herinneringsboek, iets wat ook spreekt uit andere bijdragen.


27

TEKST / Johan Oosterman BEELD / Vioolspelend kind (1650) uit het Materi-Boeck van Gesina ter Borch, 1646-ca. 1650. Rijksmuseum Amsterdam

De muziek is in deze boeken met liederen nooit ver weg, al zijn de tekeningen waarop gemusiceerd wordt niet zo heel talrijk. Er zijn wat pastorale scènes met herderinnen en herders, waarvan er één fluit speelt. Ook in huiselijke scènes wordt soms gemusiceerd. En in het familieplakboek, waar de herinnering aan de gestorvenen zo’n nadrukkelijk plaats heeft, staan een paar dodendansen.

WAS DE TEKENING EEN HERINNERING AAN DE KLEINE GEESKEN DIE LEERDE SPELEN OP EEN KLEINE VIOOL? De wat naïeve tekening van het vioolspelende meisje roept wel vragen op: wie is zij, wat speelt ze, en wat voor viool bespeelt ze? Om met dat laatste te beginnen: vooral de beschildering valt op. Dergelijke violen zijn zeldzaam. Het Geigenbaumuseum Mittenwald liet weten dat zulke violen tegenwoordig nauwelijks nog bekend zijn: ‘Es war offensichtlich nicht häufig.’ Het enige historische voorbeeld dat ik tegenkwam, is

een beschilderde pochette uit het midden van de achttiende eeuw die in 2011 in Erlangen werd geveild. Deze kleine ‘dansmeesterviool’ is aan de voor- en achterzijde voorzien van galante scènes. De viool op Gesina’s tekening is minder verfijnd beschilderd, maar zal even klein zijn geweest als een pochette. Een kinderviooltje. Maar misschien ook wel bruikbaar als instrument voor de dansmeester. Het musicerende meisje heeft rood krullend haar, net als Gesina op de portretten en zelfportretten die er van haar bestaan. In het gezin Ter Borch werd gemusiceerd en gezongen. Was de tekening een herinnering aan de kleine Geesken die leerde spelen op een kleine viool? In elk geval zal het een voorstelling zijn uit het dagelijks leven in zeventiende-eeuws Zwolle. De wereld die Gesina tekende lag dicht bij het huis in de Sassenstraat waar ze woonde. Het meisje beslaat minder dan de helft van het blad, en dat lijkt ook de bedoeling. Het roept vragen op over de context van deze voorstelling en even hoop je dat de woorden die links bovenaan de tekening zijn geschreven, een sleutel bieden. Het twee-

ZELFPORTRET (1659) VAN GESINA TER BORCH in cartouche uit haar Poëzie-album, 1652-ca. 1680. Rijksmuseum Amsterdam

regelige rijmpje luidt: ‘Soo u iemant kust sonder reden / Geef se hem weeder en weist te vreden.’ Naast de tekening, die toch vooral onschuld uitstraalt, roepen deze woorden nieuwe vragen op. Ze passen bij de speelse liefdesliedjes en gedichten die Gesina kalligrafeerde, teksten die vaak dilemma’s en vragen opwerpen voor een vrolijke discussie. Misschien moeten we dit blad uit het Materi-Boeck dan ook zo opvatten, als een uitnodiging tot een gesprek over liefde en muziek. ■●

Literatuur Marjan Brouwer, De Gouden Eeuw van Gesina ter Borch. Zwolle: Uitgeverij Waanders, 2010. De pochette is op 8 oktober 2011 geveild bij Auktionshaus Bergmann, en werd verkocht voor €1300. Zie https://www.auktion-bergmann.de/ ufItemInfo.aspx?i_id=295148


28

VERSLAVING EN VERLANGEN

BACHS KAFFEEKANTATE ALS EMANCIPATIESPEL

Thomas Höft

Johann Sebastian Bach was een begenadigd verteller. Als Thomaskantor in Leipzig vertelde hij vooral over het lutherse geloof, over lijden, hoop en verlossing. Dit betekent echter niet dat hij niets anders te melden had. Er waren genoeg verhalen over het leven van alledag, over liefde en plezier, zelfs over verslaving en verlangen. Een bijzonder mooi voorbeeld hiervan is zijn Kaffeekantate. Regisseur Thomas Höft brengt het stuk samen met bariton Dietrich Henschel, countertenor Philipp Mathmann en het collectief ĀRT HOUSE 17 in een scenische uitvoering op de planken tijdens het komende Festival Oude Muziek Utrecht. In dit artikel licht hij een tip van de sluier op.

Café Zimmermann aan de Katharinenstraße 14 in Leipzig was niet alleen een plaats om lekkere koffie te drinken, het was ook een bekende concertzaal. Elke week gaven leden van het plaatselijke Collegium Musicum, dat nog door Georg Philipp Telemann was opgericht, hier gratis toegankelijke concerten – in de koelere jaargetijden in een grote zaal en in de zomer in een gastentuin aan de rand van het stadscentrum. Van 1729 tot 1739 leidde Johann Sebastian Bach de concerten en componeerde hij er nieuwe stukken voor. Sommige van deze composities passen totaal niet in het beeld dat tegenwoordig bestaat van de religieuze, serieuze meester van het contrapunt. De Kaffeekantate is hiervan misschien wel het beroemdste voorbeeld. Bach met een lach Voordat we de cantate nader bekijken, is het belangrijk om te beseffen hoe ver Bachs muziek van ons verwijderd is geraakt. Niet alleen is de muziek zo’n drie eeuwen geleden gecomponeerd, ons zicht wordt vooral vertroebeld door de geniecultus van de negentiende eeuw, de Bachtraditie


29

TEKST / Thomas Höft BEELD / Stefan Flach

binnen de oude muziek en de mythische vormen die Bachs status heeft aangenomen. Het aureool rond de componist maakt het vaak moeilijk om Bachs werken persoonlijk te benaderen, wat nodig is om ze speelbaar en tastbaar te maken. Een kunstwerk in de Berlinische Galerie heeft me enorm geholpen om dichter bij Bach en zijn muziek te komen. Het draagt de titel Bach, von seinen Kindern gestört en is gemaakt door de Duitse schilder Johannes Grützke (1937-2017). Het schilderij toont Bach zittend aan het klavecimbel, met een typische wit gepoederde, golvende pruik op zijn hoofd. Om hem heen heerst louter

chaos. Een groep luidruchtige kinderen dartelt rond zijn voeten, schreeuwt, huilt en toetert in elkaars oren. Het schilderij geeft ons het gevoel dat er een andere kant van de mythe bestaat die geheel aards, geheel tastbaar is. Het laat zien dat je op een ontspannen manier kunt lachen om het onderwerp Bach en helemaal niet hoeft te verstijven van ontzag. Voor Bachs Kaffeekantate is een ontspannen lach nodig. Bachs librettist Picander, die ook teksten schreef voor vele andere cantates en de Matthäus-Passion, publiceerde zijn kleine scène in 1732. De hoofdpersonen zijn het jonge meisje Lieschen en haar vader, Herr Schlendrian. Lieschen is verslaafd aan koffie. Haar vader probeert zijn dochter met allerlei trucs, chantage en verleidingen van haar ondeugd af te brengen. Niets helpt. Pas als hij haar een echtgenoot belooft, zegt Lieschen het drankje af te zweren. Maar sluw als ze is, laat Lieschen in de stad weten dat ze zal aandringen op een huwelijkscontract dat haar het recht geeft om elke dag koffie te drinken.

PHILIPP MATHMANN ALS LIESCHEN Foto: Emmanuel De Pryker POP-UP OPERA IL CIARLATANO, FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2019 Foto: Anna van Kooij

‘Ei! wie schmeckt der Coffee süße’ De muziek voor dit ironische stuk is een meesterwerk op zich en een parodie op Bachs eigen stijl in het bijzonder. In het koffiehuis van de Kaffeekantate ontmoeten we een tenor als verteller die, in de stijl van een evangelist, nu niet vertelt over het lijden van Christus maar over het heimelijk handelen in een klein gezin. Bach maakt optimaal gebruik van retorische componeertechnieken: de verzuchting ‘Ei! Wie schmeckt der Coffee süße’ klinkt als een liefdesverklaring, het gestommel van de knorrige Schlendrian is in ritmische sprongen gezet, en als climax klinken de regels ‘heute noch’ en ‘ach, ein Mann, ach, ach,


30

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

THOMAS HÖFT Foto: Marieke Wijntjes

ein Mann’ in Lieschens aria ‘Heute noch, lieber Vater, tut es doch’ zo erotiserend dat het lastig is om te geloven dat Bach dit in grote intervallen als sexten en septiemen heeft gecomponeerd. Lieschen is een slimme, geëmancipeerde jonge vrouw zoals er tegenwoordig vele zijn, daarom voel je je niet ongemakkelijk bij haar. En toch ontbreekt er iets als het stuk op de gebruikelijke manier wordt gespeeld. De frivoliteit, het aanstootgevende, de moed en de humor die Bach en Picander hun personages gaven, komen niet meer over. Bachs ingenieuze retoriek sorteert geen effect, de scherpe grap dooft uit.

Een ander perspectief Hoe kan de gedurfde kant van de Kaffeekantate weer wat meer naar de voorgrond worden gebracht? Die vraag werd urgent toen het idee ontstond om Bachs Kaffeekantate tijdens het Festival Oude Muziek in een scenische versie uit te voeren. De uitvoeringspraktijk serieus nemen betekent voor mij dat je de context van een werk onderzoekt en probeert om de directheid van het stuk terug te brengen, zodat het weer tot de verbeelding gaat spreken en de luisteraar kan beroeren. In de periode dat ik hierover nadacht ontmoette ik Philipp Mathmann. Mathmann is gezegend met een hoge sopraanstem en een opmerkelijk acteertalent. Technisch is hij in staat de rol van Lieschen te vervullen. Daarnaast is hij net als ik en andere mensen uit ons ensemble een voorvechter van een gelijke behandeling van mensen met uiteenlopende seksualiteiten. Dat bleek een aanknopingspunt. Wat als, zo vroegen we ons af, Lieschen geen jonge vrouw was maar een jonge man? Zonder iets aan de muziek of de tekst te veranderen, zou toch alles anders zijn. Het hele stuk zou nieuw, fris en ongebruikelijk klinken. Het gesprek tussen Lieschen en zijn vader over het vinden van een man zou nu ook een kwestie van een coming-out worden. En het grote verlangen naar een man zou plotseling het verhaal worden van een gediscrimineerd verlangen. We voelden ons verlicht door dit idee en slaagden erin een team om ons heen te verza-

melen dat grotendeels uit dezelfde mensen bestaat als de groep die tijdens het festival in 2019 Pergolesi’s Il Ciarlatano opvoerde. In onze nieuwe productie zingt Dietrich Henschel de rol van Schlendrian, voegt Adrian Schvarzstein de nodige pit toe met zijn anarchistische humor en laat de acrobaat Didac Cano zien hoe je een café op stelten zet. Samen met de klavecinist Michael Hell vullen we Bachs mini-opera aan met een ‘talentenpodium’ waarop behoorlijk verrassende uitvoeringen te zien zullen zijn. In de achttiende eeuw hadden Bachs gasten in het koffiehuis van Zimmermann veel plezier. En dat is precies wat we ook willen bewerkstelligen bij ons Utrechtse publiek. ■●

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 KAFFEEKANTATE! ĀRT HOUSE 17 Paardenkathedraal di 31 aug, 11.00 uur wo 1 sep, 11.00 uur do 2 sep, 11.00 uur vr 3 sep, 11.00 uur za 4 sep, 11.00 uur zo 5 sep, 11.00 uur oudemuziek.nl/ kaffeekantate


VOORWOORD

31

VRIENDENHART XAVIER VANDAMME festivaldirecteur

Na een jaar extra voorbereidingstijd waarin we de programmering nog verder konden aanscherpen, zijn we blij de invulling van het veertigste Festival Oude Muziek Utrecht nu aan u te presenteren. De nieuwe festivalbrochure ontvangt u bij dit tijdschrift en het gehele programma is ook te vinden op oudemuziek.nl. Het festival is gewijd aan retorische gebaren van welke soort dan ook: vocaal, instrumentaal, fysiek, muzikaal, gesproken en gezongen. We leggen verbindingen tussen verleden en heden, tussen muziek en andere kunstvormen, en tussen musici en publiek. Maar bovenal draait het van 27 augustus tot en met 5 september om de emotionele overtuigingskracht van muziek. Dit nieuwe festival zou er niet zijn zonder u. We kunnen onze erkentelijkheid voor uw steun niet vaak genoeg benadrukken, zeker niet in deze tijd. Bedankt en hopelijk tot ziens in Utrecht! ■●


32

VRIENDENHART

VRIENDENCONCERT FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT a nocte temporis & Chœur de Chambre de Namur / Reinoud Van Mechelen Clérambault: dramatisch genie maal drie vrijdag 3 september 2021, 20.00 uur TivoliVredenburg, Grote Zaal In een festivaleditie gewijd aan de retorica kan de emotierijke muziek van Louis-Nicolas Clérambault niet ontbreken. De jonge tenor Reinoud Van Mechelen en zijn ensemble a nocte temporis wonnen talloze prijzen met hun opname van Clérambaults cantates in een kleine bezetting. Voor hun concert tijdens het Festival Oude Muziek kiezen de musici werken met een aanzienlijk grotere omvang. Samen met het Chœur de Chambre de Namur presenteren ze de hymne Te Deum, de wereldlijke cantate La muse de l’opéra, en het oratorium L’histoire de la femme adultère. Maak u op voor een staaltje ‘barok-extra-large’. Let’s talk: na afloop van het concert schuift Reinoud Van Mechelen aan voor een nagesprek over de artistieke keuzes en creatieve processen die aan het concert vooraf zijn gegaan.

KORTING VOOR VRIENDEN Wij nodigen u als Vriend graag uit om bij dit concert van het Festival Oude Muziek Utrecht 2021 aanwezig te zijn, en bieden u een aantrekkelijke korting aan: ◆ Als Vriend betaalt u slechts € 29 (rang 1) of € 27 (rang 2) per kaart in plaats van het reguliere tarief van € 39 / € 37 per ticket. ◆ Bestel kaarten via oudemuziek.nl/vriendenconcert of het bestelformulier in de festivalbrochure. ◆ Vanwege de coronamaatregelen is het aantal beschikbare stoelen beperkt. Koop tijdig uw kaarten. ◆ Indien het Vriendenconcert is uitverkocht, kunt u zich op de wachtlijst laten plaatsen. Mochten er stoelen beschikbaar komen, dan worden die toegekend op volgorde van aanmelding. ◆ Het Vriendenconcert wordt live uitgezonden via ons platform eMTV. We bieden onze Vrienden deze livestream gratis aan. NB: Vrienden die € 160 of meer doneren, hebben een aparte uitnodiging voor twee personen ontvangen.


VRIENDENAANBIEDINGEN

VOORVERKOOP FESTIVAL OUDE MUZIEK

33

Bestel onderstaande cd’s eenvoudig via oudemuziek.nl/vriendenaanbiedingen of via de bestelbon in dit tijdschrift

HOLLANDSE FRAGMENTEN: EARLY DUTCH POLYPHONY DISKANTORES O.L.V. NIELS BERENTSEN MUSO MU 042 Het restaureren en reconstrueren van een reeks manuscriptfragmenten van omstreeks 1400 was een monsterklus, maar het resultaat mag er zijn. De vier zangers van Diskantores laten horen welke muziek zes eeuwen geleden in Den Haag en Utrecht kan hebben geklonken. Interludes van Jacques Meegens op het Van Straten-orgel in het Orgelpark completeren dit veelzijdige album.

De algemene kaartverkoop voor het Festival Oude Muziek Utrecht 2021 start op donderdag 1 juli, maar als Vriend kunt u al eerder kaarten bestellen.

Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19

De voorverkoop start op: di 15 juni om 10.00 uur voor Vrienden die € 80 of meer doneren di 22 juni om 10.00 uur voor Vrienden die € 40 doneren Kaarten bestelt u eenvoudig via oudemuziek.nl. Houd uw Vriendencode bij de hand. Deze unieke code is u per e-mail toegestuurd en staat ook vermeld op uw nieuwe Vriendenpas. De Vriendenkorting is geldig voor twee kaarten per concert. Kijk voor meer informatie over het bestelproces op oudemuziek.nl/kaartverkoop. Heeft u nog vragen? Neem dan contact op via vrienden@oudemuziek.nl of 030 232 9010 (ma-vr, 10.00-16.00 uur). ■●

BOYER: CHANSONS À BOIRE ET À DANSER, AIRS DE COUR RATAS DEL VIEJO MUNDO RAMÉE RAM 1910 Als hofcomponist schreef Jean Boyer airs de cour om koning Lodewijk XIII en zijn gasten te amuseren. Maar hij publiceerde ook bundels met drink- en dansliederen. De teksten daarvan zijn soms goed fout, stammend uit een tijd waarin politieke correctheid nog niet aan de orde was. De musici van Ratas del viejo Mundo brengen deze aanstekelijke muziek met de nodige schwung voor het voetlicht. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19


34

VRIENDENAANBIEDINGEN

Bestel onderstaande cd’s eenvoudig via oudemuziek.nl/vriendenaanbiedingen of via de bestelbon in dit tijdschrift

SEPTEM VERBA & MEMBRA JESU NOSTRI ENSEMBLE CORRESPONDANCES O.L.V. SÉBASTIEN DAUCÉ HARMONIA MUNDI HMM 902350.51 Op deze dubbel-cd gaan Sébastien Daucé en zijn Ensemble Correspondances op een muzikale excursie naar de oevers van de Oostzee. Tussen Lübeck en Stockholm ontdekken ze lutherse muziek vóór Bach: van Dieterich Buxtehude, Heinrich Schütz en de zelden gehoorde Lüdert Dijkman. Deze passiemuziek weerspiegelt een mystiek universum met een mysterieuze schoonheid. Naast Schütz’ Die sieben Worte klinkt Buxtehudes Membra Jesu nostri, een passiecyclus met zeven cantates

die elk een ander deel van Christus’ gekruisigde lichaam centraal stellen. Deze opname, gemaakt in de middeleeuwse Abbaye aux Dames in Saintes, vormt het perfecte voorproefje op het openingsconcert van het aankomende Festival Oude Muziek Utrecht waarin, artists in residence Daucé en Ensemble Correspondances Buxtehudes cyclus zullen uitvoeren. Normale prijs ca. € 26 Vriendenprijs € 18

GABRIELI: DIALOGHI MUSICALI LIUWE TAMMINGA & LEO VAN DOESELAAR PASSACAILLE PAS 1082 Als organist van de San Petronio-basiliek van Bologna had Liuwe Tamminga twee van de mooiste Italiaanse orgels ter beschikking. Deze instrumenten uit 1471-1475 en 1596 zijn recht tegenover elkaar geplaatst en daardoor uitermate geschikt voor het dubbelkorige orgelrepertoire van Giovanni Gabrieli. De vertolkingen van Tamminga en Leo van Doeselaar zijn helder, levendig en vol ritmische finesse. Deze opname uit 1994 bleef vele jaren op de plank liggen maar was het wachten meer dan waard. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19

TARTINI: VIOLIN CONCERTOS MILLENIUM ORCHESTRA O.L.V. EVGENY SVIRIDOV RICERCAR RIC 414

ADVERTENTIE

DESPREZ: STABAT MATER CANTICA SYMPHONIA O.L.V. GIUSEPPE MALETTO GLOSSA GCD P31909

De fabuleuze violist Giuseppe Tartini schreef ruim 130 concerten voor viool en strijkorkest. Vijf van deze concerto’s beleven hun discografische wereldpremière in deze opname van het Millenium Orchestra. Het manuscriptonderzoek dat de jonge violist Evgeny Sviridov ter voorbereiding uitvoerde, leverde verrassende vondsten op en geven het album extra cachet: van twee hoorns bij een een strijkersbezetting tot versieringen van de vioolvirtuoos Pisendel.

Cantica Symphonia herdenkt de vijfhonderdste sterfdag van Josquin met een nieuw album. Deze overtuigende opname bevat naast Josquins bekende Stabat Mater, Salve Regina en Ave Maria ook instrumentale chansons en de motetcyclus Vultum tuum deprecabuntur, die doorgaans a capella wordt uitgevoerd. Met hun verfrissende instrumentatie geven de musici van Cantica Symphonia de motetten extra kleur.

Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19

Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19

TE KOOP AANGEBODEN Door overlijden te koop Vlaams klavecimbel naar Ruckers, 1991 Hugo van Emmerik. Mail voor meer info: ger.hanna.vangalen@ gmail.com


BERICHT

35

bericht

IN MEMORIAM LIUWE TAMMINGA De Nederlandse organist Liuwe Tamminga is woensdag 28 april jl. plotseling overleden op 67-jarige leeftijd. De organist van de San Petronio-basiliek van Bologna stond internationaal bekend als specialist van de Italiaanse orgelmuziek uit de zestiende en zeventiende eeuw. Organist Marco Mencoboni haalt herinneringen op. ‘De eerste keer dat ik Liuwe zag was in oktober 1983, in de bibliotheek van het Conservatorio Giovanni Battista Martini in Bologna. Het was mijn eerste jaar als student van de orgelklas aldaar, en een bezoek aan de bibliotheek, een van de belangwekkendste ter wereld, was een absolute must. Liuwe was altijd in de bibliotheek te vinden, aan dezelfde tafel, in dezelfde houding, omgeven door stapels oude boeken. Ik wist niet wie hij was, waar hij

vandaan kwam of wat hij daar deed. Hetzelfde gold voor mijn klasgenoten, die zelfs weddenschappen afsloten omtrent de identiteit van dit bijzondere individu met dikke haarbos en minuscuul brilletje, dat door het bibliotheekpersoneel met de grootste egards werd behandeld… Voor ons was hij een groot mysterie. Dat mysterie werd in augustus van het jaar daarop onthuld. Onze orgelprofessor Umberto Pineschi had geregeld dat we les konden krijgen van Luigi Ferdinando Tagliavini. Tagliavini was een fenomenaal improvisator. Op een dag klom hij niet zelf naar de orgeltribune, maar gaf hij beneden uitleg over het instrument, terwijl boven aan het zestiendeeeuwse orgel van het Ospedale de haarbos verscheen van de mysterieuze heer uit de bibliotheek. Op Tagliavini’s verzoek begon hij te spelen. Onze monden vielen open, en we bleven allen stomverbaasd naar boven turen, luisterend naar de fantastische improvisaties van Liuwe Tamminga, van wie we op dat moment ontdekten dat hij een uitzonderlijk musicus was. Tussen die geweldige tijd – we waren weinig meer dan jongelui – en nu zijn vele jaren verstreken, maar Liuwe en ik zijn elkaar nooit meer uit het oog verloren. In 1987 nodigde ik hem uit om een recital te ge-

TEKST / Marco Mencoboni BEELD / Marco Caselli Nirmal

ven tijdens mijn orgelfestival, en terwijl ik de bladzijden van de muziek voor hem omsloeg, probeerde ik te begrijpen hoe hij zo’n sterke en toch zo’n zuivere klank uit het instrument tevoorschijn wist te toveren. Het leek wel alsof hij samen ademde met de balgen van het orgel. Op eenzelfde manier ademde hij in en wachtte hij even met antwoorden wanneer je hem iets vroeg. De laatste jaren ontmoetten we elkaar tijdens festivals overal ter wereld. De laatste keer dat ik hem zag was op 18 september 2019. Liuwe was bezig met de afhandeling van een donatie aan de Tagliavinicollectie die hij beheerde in de San Colombano-kerk van Bologna. Hij toonde me, niet zonder trots, alle boeken van Tagliavini en Oscar Mischiati, netjes gecatalogeerd en uitgestald. Ik kreeg sterk het idee dat de boeken waren opgesteld als twee orgels op twee balkons tegenover elkaar: Tagliavini en Mischiati, de twee reuzen van de Italiaanse orgelwereld. Een derde naam die voor altijd met hen verbonden zal zijn, is die van Liuwe Tamminga. Ook al zo’n reus.’

Het laatste album van Liuwe Tamminga, Dialoghi Musicali, kwam uit in de zomer van 2020. Op deze cd speelt hij samen met Leo van Doeselaar werken van Giovanni Gabrieli. Zie p. 34 voor meer informatie.


36

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

LA PELLEGRINA EN DE GEBOORTE VAN DE OPERA De Medici-intermedi van 1589

TEKST / Skip Sempé

DERDE INTERMEDIO Il combattimento pitico d’Apollo

EERSTE INTERMEDIO L’armonia delle sfere

VIJFDE INTERMEDIO Il canto d’Arione, met componist Jacopo Peri als Arion

DERDE INTERMEDIO Il combattimento pitico d’Apollo

BEELD / Kostuumontwerpen voor La Pellegrina, getekend door Bernardo Buontalenti, 1589.


La Pellegrina en de geboorte van de opera

37

den van een vrouw. Op 2 mei 1589 trouwt hij met Christine de Lorraine, een kleindochter van Catharina de’ Medici, de moeder van de koning van Frankrijk. Zoals gebruikelijk bij Europese hoven gaat de bruiloft gepaard met groots opgezette festiviteiten, de ene nog uitbundiger dan de andere, om het imago van de nieuwe monarchie te bekrachtigen. Het hoogtepunt van de feestelijkheden is een opvoering van het toneelstuk La Pellegrina.

V

anaf 1539 ontwikkelde de Medicidynastie een uitvoeringstraditie van intermedi, of intermezzi, die onderdeel waren van toneelstukken – komedies, pastorales of tragedies. Deze muzikale en scenische intermezzi dienden het publiek te vermaken tussen de verschillende akten, die hierdoor niet met pauzes en een gesloten toneeldoek afgebakend hoefden te worden. Onovertroffen zijn de intermedi voor het toneelstuk La Pellegrina, die tijdens het komende Festival Oude Muziek Utrecht worden uitgevoerd. Florence, 19 oktober 1587: Francesco de’ Medici, de groothertog van Toscane, en zijn vrouw overlijden onder verdachte omstandigheden. Francesco’s broer Ferdinando erft de titel en verlaat met seculiere aspiraties het klooster waar hij op dat moment verblijft. Een van zijn doelen is het vin-

De traditie van de Medici-intermedi Diepgaande studie en kennis van de muzikale vormen in de intermedi van 1589 zijn noodzakelijk voor een wezenlijk begrip van de vroege opera, in het bijzonder van Monteverdi’s L’Orfeo. Het fenomeen opera ontstond toen de intermedi belangrijker werden dan het toneelstuk dat ze moesten begeleiden. Dit keerpunt kwam feitelijk door de reactie van het publiek, dat de combinatie van muziek en toneel al snel in het hart sloot. La Pellegrina is de belangrijkste creatie van het Medici-hof en kan worden beschouwd als een van de laatste voorbeelden van renaissancistisch muziektheater. Nog geen tien jaar later werd het operagenre geboren. De componisten van de muziek voor La Pellegrina gaven de aanzet tot de eerste opera’s van Peri, Caccini en Monteverdi. L’Orfeo van laatstgenoemde was de eerste opera die leunde op het grote en kleurrijke ‘intermedio’-orkest. Naarmate de zestiende eeuw vorderde, werden de intermedi steeds uitgebreider, met toneelspel, enscenering en dans. De intermedi van 1589 zijn verreweg de weelderigste en meest complexe ooit gemaakt. Zowel wat podiumkunst als wat muzikale complexiteit betreft kunnen ze worden gerekend tot de belangrijkste toneelwerken van de zestiende eeuw. De intermedi erfden de titel van de komedie die ze vergezelden: La Pellegrina van Girolamo Bargagli. Dit toneelstuk was al in 1564 in opdracht van Ferdinando de’ Medici gemaakt, maar ging pas in 1589 in première. Het creatieve team van 1589 De intermedi voor La Pellegrina bevatten muziek van verschillende componisten. Dat doet echter niets af aan de artistieke waarde of het belang ervan. Ze waren juist bedoeld als een gezamenlijke inspanning. De constante afwisseling die de verschillende componeer- en uitvoeringsstijlen en esthetische doelen van de betrokken componisten en muzikanten boden, werd als een positief kenmerk beschouwd. De dichters en musici in de entourage van graaf Giovanni de’ Bardi, die zich bezighielden met een heropleving van de oudheid, vertaalden de esthetische en muzikale aspiraties van het klassieke Griekse refrein bijvoorbeeld in


38

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

‘ONDERZOEK VAN ABY WARBURG LEVERDE EEN VERBAZINGWEKKENDE SCHAT AAN INFORMATIE OP’

De uitvoering tijdens het festival Een uitvoering van La Pellegrina vraagt om een omvangrijk leger van vocale en instrumentale krachten. In plaats van een historische gebeurtenis te reconstrueren, blazen we een verhalende speelstijl nieuw leven in. De nadruk komt te liggen op de gedurfde, virtuoze gebaren van deze uitbundige muziek – van monologen tot zesstemmige madrigalen tot twaalf-, vijftien-, achttien- en dertigstemmige muziek. Het Capriccio Stravagante Renaissance Orchestra is het grootste en rijkst bezette gezelschap ooit als het gaat om de uitvoering van meesterwerken uit deze gouden eeuw van muzikale creativiteit. Het orkest beschikt over een uitgebreid arsenaal aan violen, vedels, blokfluiten, zinken, baroktrombones, kromhoorns, schalmeien, luiten, harpen, klavecimbels, virginalen, orgels en slagwerk. Bovendien gaat het orkest een bijzondere samenwerking aan met het solisten-ensemble Voces Suaves en het Nederlandse kamerkoor Cappella Amsterdam. ■●

Capriccio Stravagante Renaissance Orchestra

Bronnen en souvenirs Eind jaren 1890 ontdekte de Duitse kunsthistoricus Aby Warburg een reeks kostuumontwerpen in Florence. Deze waren eerder toegeschreven aan Giorgio Vasari, maar Warburg koppelde ze aan Bernardo Buontalenti, de ontwerper van de intermedi voor La Pellegrina. Verder onderzoek van Warburg leverde een verbazingwekkende schat aan materiaal op, waaronder theater- en kostuumontwerpen, tekeningen, aquarellen, verslagen, periodieken, kasboeken, poëtische teksten en muziek.

Skip Sempé Foto: Wouter Jansen

de toen gangbare traditionele homofone componeerstijl waarin de tekst in alle stemmen tegelijk klonk. De recitatieven, niet-homofone texturen en instrumentale muziek vertegenwoordigden daarentegen de idealen van de componisten van de nuova maniera.

Net als in de Elizabethaanse masque-traditie is het overgeleverde muzikale materiaal uit de Italiaanse intermedio-traditie over het algemeen erg schaars. Van intermedi vóór 1589 is bijna geen muziek bekend, met uitzondering van enkele stukken uit 1539. Het muzikale bewijs voor de Engelse masques is zelfs volledig verdwenen of heeft slechts fragmentarisch de tand des tijds doorstaan. Van de intermedi van La Pellegrina, zoals opgevoerd in 1589, is bijna alle muziek bewaard gebleven. Het muzikale materiaal, in 1591 door de organist-componist Cristofano Malvezzi voor publicatie gereedgemaakt, geeft veel informatie over de instrumentatie.

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 ma 30 aug, 20.00 uur TivoliVredenburg, Grote Zaal Capriccio Stravagante Renaissance Orchestra, Voces Suaves & Cappella Amsterdam / Skip Sempé La Pellegrina MET NAGESPREK oudemuziek.nl/pellegrina


Decorontwerp voor het zesde Intermedio van La Pellegrina zoals afgebeeld in een platenalbum van het huwelijk van Ferdinando de’ Medici en Christine van Lotharingen. Gravure van Epifanio d’Alfiano naar een tekening van Bernardo Buontalenti, 1589-1592.


40

MUZIKAAL RECITEREN VAN OCHTEND TOT NACHT PSALLENTES EVOCEERT WAALSE GETIJDENDAG

Al eeuwenlang worden in de christelijke liturgie psalmen gezongen. De honderdvijftig liederen uit het psalmboek vormen de kern van het officie of getijdengebed: de officiële dagelijkse gebedscyclus, waarbij op acht gezette tijden een aantal psalmen wordt gereciteerd. Dit vaste gebedsschema geeft structuur aan het kloosterleven. Met een zestal concerten tussen dauw en schemering geeft het Vlaamse ensemble Psallentes deze zomer een muzikale impressie van het dagritme van een middeleeuwse kloosterling.

Dat dagritme heeft zich sinds de vroegste christelijke tijden ontwikkeld. Focus van de week was de zondag, de dag van de opstanding van Christus. Aan de vooravond van de zondag werd een vigilie of wake gehouden. Omdat de liturgie (alle teksten die worden uitgesproken of gezongen) steeds verder uitdijde, werd deze vigilie opgesplitst in een gebedsdienst bij zonsondergang (vespers), bij nacht (metten) en bij zonsopgang (lauden). Met toevoeging van de ‘kleine uren’ overdag (priem, terts, sext, none) en de completen bij het slapengaan

ontstond een dagschema dat sinds de middeleeuwen in grote lijnen onveranderd is gebleven. Het geheel van liturgisch materiaal voor zo’n dag noemen we een officie. Benedictus van Nursia legde dit alles aan het begin van de zesde eeuw vast in zijn kloosterregel. Hij creëerde onder meer een schema waarmee het hele psalmboek binnen een week gelezen kon worden. Zoals mensen tegenwoordig alle afleveringen van hun favoriete Netflix-serie in een korte tijd bingewatchen, zo werd het voor de middeleeuwse kloosterling mogelijk de 150 psalmen elke week allemaal te zingen. Muzikale formules De kern van het gregoriaanse repertoire is het zingend voordragen van tekst, oftewel reciteren. De christelijke liturgie is in die zin erg cerebraal, zelfs ronduit intellectueel. De evangelist Johannes geeft het toe: ‘In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.’ Teksten worden traag en goed verstaanbaar voorgedragen, zodat iedereen op hetzelfde ritme liturgie kan vieren.


41

TEKST / Hendrik Vanden Abeele

PSALLENTES Foto: Wouter Van Vaerenbergh

BEELD / Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, ms. 70E4, fols. 93v-94r

Door de ontwikkeling van vrij monotone formules werd het gemakkelijk om psalmen gezamenlijk te reciteren. Volgens deze formules worden psalmverzen op één toon uitgesproken. De hoofdletter aan het begin van een vers wordt met een melodisch opstapje benadrukt en de versregel komt door middel van een dalende melodie bij de punt tot rust. Op deze manier kunnen we zinnen en woordgroepen goed van elkaar onderscheiden. Deze praktijk kreeg een gouden randje door voor en na elke psalm een antifoon te zingen; een groep zangers aan de ene kant van de kerk zet het gezang in, een groep zangers aan de overkant antwoordt hierop. Zo weerklinkt deze wisselzang tegenover elkaar: anti-fonaal. Getijdendag Psallentes Het Vlaamse ensemble Psallentes presenteert op het Festival Oude Muziek Utrecht een getijdendag rond het typisch Luikse feest van het Heilig Sacrament, in de Waalse regio bekend als ‘La Fête-Dieu’. De instelling van het feest in 1246 danken we aan de heilige Juliana.

HET OFFICIE VAN JEAN DE CORNILLON IS SOEPEL, VERZORGD EN EXPRESSIEF

Dertig jaar eerder had zij in een visioen een onvolledige maan gezien. Dit werd uitgelegd als een teken dat de liturgische cyclus nog onvolledig was en er een feest rond het Heilig Sacrament ontbrak. De jonge monnik Jean de Cornillon gaf dit nieuwe feest met een officie gestalte. Een prachtige bron voor het officie van Jean de Cornillon is een Vlaams handschrift uit Tongeren dat rond 1300 is vervaardigd en in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag wordt bewaard (ms. 70E4). Het manuscript bevat in zorgvuldig hoefnagelschrift uitgeschreven antifonen en responsoria, en ook een hymne en een sequens — alles wat we nodig hebben om, samen met de voorgeschreven psalmen, een gregoriaanse getijdendag te evoceren. Het officie van Jean de Cornillon is soepel, verzorgd en expressief, en heeft een

snelle verspreiding gekend in het bisdom Luik en in de richting van Duitsland, Moravië en Polen. Nog in dezelfde eeuw schreef Thomas van Aquino echter een ander officie voor Sacramentsdag. Dat werd het universele officie van Corpus Christi, maar Jeans officie werd in de Luikse SintMaartensbasiliek zeker tot in de zestiende eeuw gezongen. Binnenkort weerklinkt het in Utrecht. ■●

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 GETIJDENDAG PSALLENTES za 4 sep, Willibrordkerk 7.00 uur / Lauden bij zonsopkomst 9.00 uur / Priem & terts kleine uren I 12.00 uur / Mis 14.00 uur / Sext & none kleine uren II 18.00 uur / Vespers bij zonsondergang 21.00 uur / Completen bij het slapengaan oudemuziek.nl/getijdendag


42

Tijdschrift Oude Muziek / 01 02 2021

ACHTER DE SCHERMEN

WILMER DE JONG, HOOFD KAARTVERKOOP

‘WAAR VIND JE ZOIETS ALS HET FESTIVAL?’

IN

de eerste aflevering van deze nieuwe rubriek kon u nader kennismaken met Clairy Polak. Als lid van de Raad van Toezicht van de Organisatie Oude Muziek staat zij – zoals dat hoort – op enige afstand van de dagelijkse praktijk. Dat kan niet worden gezegd van Wilmer de Jong, die als hoofd kaartverkoop een spilfunctie vervult in het operationele reilen en zeilen van de organisatie. De Jong werkt alweer sinds 2002 voor de organisatie. ‘Er is in de tussentijd natuurlijk veel veranderd. Van het toenmalige team is iedereen weg. Verder is de samenwerking tussen de verschillende afdelingen verbeterd: er is geen sprake meer van een eilandje marketing, een eilandje productie, enzovoorts.’ De functie van hoofd kaartverkoop bestaat nog niet zo lang. ‘Eerst was de administrateur eindverantwoordelijk voor alles wat met de kaartverkoop te maken had, ik viel toen zogezegd onder hem. In de huidige situatie ben ik meer betrokken bij alle processen en heb ik daar ook meer invloed op. De helft van het jaar beman ik de afdeling kaartverkoop in mijn eentje. Vanaf maart, wanneer eerst de verkoop voor het nieuwe Seizoen Oude Muziek begint en daarna die voor het Festival Oude Muziek, krijg ik gaandeweg meer assistentie. Tijdens het festival stuur ik zo’n vijftien mensen aan.’

CD-VERKOOP TIJDENS HET FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT Foto: Foppe Schut

TEKST / Joost van Beek

Het takenpakket van De Jong beslaat naast de kaartverkoop ook de vriendenservice en de cd-verkoop. ‘Bij de vriendenservice kun je denken aan het verwerken van donaties van de Vrienden Oude Muziek. Verder regel ik de Vriendenaanbiedingen in het Tijdschrift Oude Muziek (zie pagina 33-34) en de cd-verkoop voor de concerten in het seizoen en festival. Tijdens het festival hebben we zelfs onze eigen cd-winkel, die door veel bezoekers als een soort snoepkraam wordt ervaren. We verkopen dan echt duizenden cd’s.’

BEELD / Marieke Wijntjes



44

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

En toen kwam de coronapandemie… ‘Ja, dat was wel even wennen, van vier dagen op kantoor naar vier dagen thuis werken. Wat ik vooral mis is het onderlinge contact, sommige collega’s heb ik al meer dan een jaar niet gezien. Dat neemt niet weg dat we ons snel hebben aangepast aan de situatie. Voor mijn afdeling scheelt het ook dat we tegenwoordig vooral met e-tickets werken, daarvoor hoef je niet per se op kantoor te zijn. Trouwens, hoeveel concerten er ook worden afgelast, het is opvallend hoeveel mensen hun kaarten blijven doneren en daar soms ook nog een bemoedigende opmerking aan toevoegen. Daar mogen we heel dankbaar voor zijn.’ Aan welk aspect van je functie beleef je het meeste plezier? ‘Het is vooral de afwisseling die me bevalt. Het ene moment ben je bezig met technische werkzaamheden aan het kaartverkoopsysteem, dan weer met het bestellen en versturen van cd’s, en intussen moet je klaarstaan om per mail en telefoon een helpende hand te bieden. Hoewel ik het seizoen ook erg belangrijk vind, is het festival natuurlijk het hoogtepunt van het jaar, wanneer mensen zich vanuit alle hoeken van de wereld komen onderdompelen in wat wij voor hen hebben georganiseerd. Als iemand je dan na afloop met tranen in de ogen komt bedanken, realiseer je je hoe bijzonder het is om voor deze organisatie te werken. De breedte van de festivalprogramma’s van de laatste jaren spreekt me ook aan, je kunt een thema dan op heel veel verschillende manieren belichten. In mijn eerste jaren bij de Organisatie Oude Muziek had één festival vier verschillende thema’s, dan kun je toch minder op een bepaald onderwerp inzoomen.’

‘Als iemand je met tranen in de ogen komt bedanken, realiseer je je hoe bijzonder het is om voor deze organisatie te werken’

JOHANNES BRAHMS (1833-1897) JOHANN SEBASTIAN BACH (1685-1750) geportretterd door Elias Gottlieb Haussmann, 1748 MAURICE RAVEL (1875-1937) Parijs, ca. 1920

Het concertrepertoire van het Festival en Seizoen Oude Muziek reikt van de middeleeuwen tot ver in de barok en soms zelfs de romantiek. Ook qua stijl en omvang is het palet kleurrijk: van religieus gezang tot groots barokspektakel en van intieme luitliederen tot markante blaasmuziek. Waar houd je zelf het meest van? ‘Mijn onbetwiste nummer één is Johann Sebastian Bach. Hij stelt nooit teleur, zijn muziek is zo allesomvattend. Ook kan ik erg genieten van de Italiaanse late renaissance en vroege barok, met componisten als Monteverdi en de Gabrieli’s. Nadat ik tijdens de studie muziekwetenschap mijn muzikale activiteiten deels verlegd had van de piano naar het orgel, ben ik zelf ook meer oude muziek gaan uitvoeren, onder andere als continuospeler. Maar ik focus me beslist niet alleen op oude muziek. Zo houd ik ook erg van Brahms en Ravel. De eerste helft van de twintigste eeuw vind ik bijzonder boeiend, er gebeurde in die tijd zo veel en in zo’n rap tempo, op alle terreinen van de kunst.’


WILMER DE JONG, HOOFD KAARTVERKOOP / ‘Waar vind je zoiets als het festival?’

45

Heb je nog ambities of wensen voor de toekomst? ‘Het is een open deur, maar voor de korte termijn hoop ik net als iedereen dat we weer op een normale manier concerten kunnen organiseren en bezoeken. Het zou mooi zijn als het festival deze zomer door kan gaan zoals het is bedacht, want het programma is echt prachtig. De onzekerheid over wat wanneer kan en mag maakt de kaartverkoop nu trouwens wel extra spannend. Zoals het er nu naar uitziet, doen we die in fasen: bij iedere versoepeling gaat het aantal beschikbare kaarten omhoog. Deze aanpak brengt wel met zich mee dat we alle kaarten ongeplaceerd verkopen.’ Lachend: ‘Stel je toch eens voor dat er straks duizend mensen TivoliVredenburg in mogen en dat die allemaal vrije plaatskeuze hebben… Maar we zullen er uiteraard alles aan doen om dat in goede banen te leiden.’

WILMER DE JONG BEGELEIDT DE MONTEVERDISCRATCH 2020 OP HET ORGEL Foto: Danielle Daoukayeva

‘De onzekerheid wat wanneer kan en mag maakt de kaartverkoop nu wel extra spannend’ ‘Voor de langere termijn vind ik dat we het aan onze stand verplicht zijn om niet alleen op artistiek gebied maar ook bij alles daaromheen een hoge kwaliteit te leveren. Daar blijf ik me graag voor inzetten. Plannen om te verkassen heb ik op dit moment niet, hoewel ik hier al bijna twintig jaar werk. Dat is natuurlijk best lang, zeker voor hedendaagse begrippen. Maar waar vind je zoiets als het festival?’ ■●

Wilmer de Jong als continuospeler met Giulio Prandi bij de MonteverdiScratch Foto: Jeanette Loeb


46

VAN ZIEL, ZINNEN EN ZALIGHEID

CAVALIERI’S REVOLUTIONAIRE PROTO-OPERA RAPPRESENTATIONE DI ANIMA E DI CORPO

‘De Liefde’ meert als eerste Nederlandse schip aan in Japan. Francis Bacon ziet het levenslicht. Sebald de Weert legt het bestaan van de Falklandeilanden vast. 1600 was een jaar van ontdekkingen en nieuwe hoofdstukken. Ook in de muziekgeschiedenis staat het geboekstaafd als een kantelpunt: het jaar waarin Emilio de’ Cavalieri de grenzen van het muziekdrama verlegde tot vlak bij de opera.

TEKST / Sofie Taes BEELD / Oratorio di Santa Maria in Vallicella, Rome

Cavalieri’s creatie kwam uiteraard niet uit de lucht vallen. Muziek en theater vormden al een duo in het antieke Griekenland, en uit de middeleeuwen en renaissance is een veelheid aan mengvormen bekend. Directe voorlopers van de barokopera waren de experimenten van de Camerata Fiorentina, een groep kunstenaars en intellectuelen in Florence die droomde van een ‘dramma per musica’ met tekst, muziek en expressie in volmaakte symbiose. Toch was het Cavalieri, een Romeinse intellectueel, die een van de belangrijkste mijlpalen in de wordingsgeschiedenis van de opera plantte.

Strijd tussen Ziel en Lichaam Rappresentatione di Anima e di Corpo is nog geen volbloed barokopera maar een mix van liturgisch spel, entertainende entr’acte, humanistisch toneel en contrareformatorisch oratorium. Toch dicht het werk de laatste centimeters van de kloof met het volledig geïntegreerde, scenische muziekdrama: dit is het vroegste nog bewaarde theaterstuk volledig voorzien van muziek en de eerste gepubliceerde compositie met gezongen recitatieven. Er zijn nog meer bijzonderheden op te tekenen: Rappresentatione behoort tot de eerste gedrukte voorbeelden van een becijferde bas en bevat speelaanwijzingen die een uniek beeld schetsen van de uitvoeringspraktijk anno 1600. De tekst is vermoedelijk van Agostino Manni, een dichter uit de kringen van de Congregazione dell’ Oratorio di San Filippo Neri. In drie akten en een kleine honderd (vaak erg korte) nummers wordt de strijd beslecht tussen Ziel (Anima, sopraan) en Lichaam (Corpo, tenor). Zij worden bijgestaan door twaalf andere allegorische personages, zoals Piacere (Genot), Intelletto (Verstand) en diverse


47

‘Festa’, finale van Cavalieri’s Rappresentatione di Anima e di Corpo VOX LUMINIS Foto: David Samyn

koorgroepen (waaronder de Hemelse engelen en de Gedoemde zielen). Ter discussie staan de verlokkingen van het aardse bestaan tegenover de hemelse genoegens die enkel zijn weggelegd voor wie de verleidingen kan weerstaan. Lichaam en Ziel vinden elkaar aan het einde van de tweede akte en zeggen het wereldlijke leven vaarwel. De laatste akte plaatst de hemelse beloning tegenover eeuwige verdoemenis. Swingende sinfonia’s De variatie waarmee Cavalieri tegenwicht weet te bieden aan het enigszins strikte keurslijf van Manni’s rijmende coupletten is wonderlijk. Wervelende, dansante passages breken de overwegend ernstige atmosfeer en qua vocale schriftuur schippert de muziek tussen lyrisch arioso, ‘droog’ recitatief, dynamische ensembles en meer dan twintig (!) koorsecties die nu eens contrapuntisch, dan weer homofoon zijn getoonzet. De eerste en tweede akte besluiten met swingende sinfonia’s, die met hun contrasterende secties en motivische verwantschappen vooruitwijzen naar de klassiek-

romantische symfonie. Als slot biedt Cavalieri de keuze tussen een gechoreografeerd lied voor vijfstemmig koor en een achtstemmige koorclimax, te gebruiken op locaties zonder ruimte voor dans. Nieuw soort muziekervaring Ondanks zijn moraalles, religieuze inspiratie en dito uitvoeringscontext (het Oratorio di Santa Maria in Vallicella, Rome) is Rappresentatione geen bloedeloze zondagspreek. Zo zou het werk oorspronkelijk op drie podiumniveaus – hemel, aarde en hel – zijn uitgevoerd, zorgden kleurrijke kostuums en veel actie voor visueel spektakel, en werd van de zangers een breed scala aan retorische gestes verwacht. Ook het uitvoerderscollectief is weelderig: sommige zangpartijen zijn dubbel bezet en het voorwoord tot de eerste uitgave verzoekt om ‘een groot aantal instrumenten’. Met echo-effecten, virtuoze uithalen en duizelingwekkende vocale pingpongspelletjes trekt Cavalieri de dramaturgie door tot diep in de notenbalken. Het resultaat is een heel nieuw soort muziekervaring

die onbeschaamd op de emoties van de toehoorder mikt. Ondanks het indrukwekkende aantal ‘eerstes’ dat Rappresentatione kan claimen, is het werk nooit tot de toplaag van de klassieke canon doorgedrongen. Dat heeft mogelijk te maken met de enige categorie waarin Cavalieri geen maximumscore behaalt: de schriftuur, die enigszins traditioneel is en minder verrassend dan pakweg die van Monteverdi’s L’Orfeo. Het hoeft de pret niet te drukken: dit is muziek uit de eredivisie die zichzelf moeiteloos bewijst. ■●

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 do 2 sep, 20.00 uur TivoliVredenburg, Grote Zaal Vox Luminis / Lionel Meunier Cavalieri: Rappresentatione di Anima e di Corpo MET NAGESPREK

oudemuziek.nl/cavalieri


48

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

LIEFDE IN HAAR PUURSTE VORM EEN BIJNA-DOODERVARING IN BEELD, KLANK EN BEWEGING

DE

Belgische danseres en choreografe Michèle Anne De Mey had enkele jaren geleden op een Canadees vliegveld een bijna-doodervaring. Samen met haar partner, cineast Jaco Van Dormael, maakte ze er een zeer intieme solovoorstelling over: Amor. Bart Naessens en zijn ensemble BachPlus dragen zorg voor de muzikale component.

HET INCIDENT Winter 2016. Michèle Anne De Mey en haar gezelschap beginnen aan een tournee door Noord-Amerika. De eerste halte is Toronto. Na de laatste voorstelling, een matinee, maakt ze met haar partner en een aantal vrienden een prachtige maar wellicht net iets te lange wandeling op het strand van het Ontariomeer. De temperatuur zakt bij wijlen tot -38°C. Zonder zich ervan bewust te zijn, loopt De Mey ondanks de speciale kleding een thermische shock op. Na een moeizame nacht wordt ze de volgende dag in de vertrekhal van de luchthaven onwel. In de rij voor de incheckbalie gaat ze op haar koffer zitten. Ze glijdt op de grond en raakt kortstondig in coma. Tien minuten lang balanceert ze op de grens tussen leven en dood.

ONTARIOMEER CANADA Foto: Camera Eye Photography

TEKST / Jan Van den Bossche, met dank aan Katrien Steyaert/Gent Festival

Ze beschrijft haar ervaring als volgt: ‘Er was een fel wit licht, extreem helder en zacht tegelijkertijd. De ruimte was groot en ongedefinieerd. Al mijn dierbaren waren er, zelfs degenen die overleden waren of nog geboren moesten worden. Het waren geen echte mensen maar intense verschijningen die ik duidelijk kon identificeren, ook Jaco en mijn kinderen. Ze straalden een krachtige liefde uit die mij omhulde, me overspoelde en door me heen ging. Onmetelijke liefde, liefde in haar puurste vorm. Het leek veel werkelijker dan de werkelijkheid. Op een bepaald moment hoorde ik stemmen, maar ze versmolten met elkaar. Ik herkende Jaco’s stem en dan een andere “Michèle Anne, knijp in mijn hand, Michèle Anne, kom terug.” Ik begreep niet wat er gebeurde, of eerder, ik begreep dat Jaco in beide plekken was, ik moest terugkeren, de plek verlaten. Maar dat was erg moeilijk. Ik wilde blijven waar ik was. Dat licht, die schoonheid, die warmte… Het was als een shot van liefde.’

BEELD / Julien Lambert



50

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

VOOR EN NA De hele ervaring duurde bij elkaar slechts tien minuten, maar voor De Mey creëerde dit korte vertoeven op de grens van leven en dood een keerpunt in haar leven, een keerpunt dat ze met haar publiek wilde delen in een nieuwe voorstelling. ‘Het was zo’n kapitale gebeurtenis dat het zich simpelweg opdrong. In mijn leven is er echt sprake van een ‘voor’ en een ‘na’. Ik wilde dat artistiek markeren, en de timing was juist. Onze twee eerdere voorstellingen waren in collectief gemaakt, en ik had er behoefte aan om opnieuw alleen op de bühne te staan. Omdat ik stilaan richting de zestig ging, wilde ik het bovendien graag hebben over het verglijden van de tijd, over jeugd, vrouwelijkheid en herinnering. Dat kon allemaal in Amor.’

MICHÈLE ANNE DE MEY JACO VAN DORMAEL Foto: Michiel Hendryckx

De Mey vroeg haar partner Jaco Van Dormael, met wie ze eerder al twee succesvolle producties had gemaakt, of hij ook deze voorstelling wilde regisseren. Hij was getuige van het hele incident en kon als buitenstaander het ideale contrapunt bieden voor het extreem intieme verhaal dat ze in de voorstelling wilde vertellen. Van Dormael liet zich inspireren door de beelden die De Mey had gezien en die ze zeer concreet kon beschrijven. Maar ze doken ook de wetenschap in en voerden intense gesprekken met een neuroloog die al jaren bijna-doodervaringen bestudeert. Met al die ingrediënten maakten ze samen een voorstelling waarin ook een belangrijke rol is weggelegd voor magie en verbeelding, want daar ligt als kunstenaars hun kracht. De Mey: ‘Het publiek ziet wolken, bossen, landschappen: allemaal dingen die de schoonheid benaderen van wat ik in mijn Canadese coma gewaarwerd. Amor is geen documentaire, geen letterlijke reconstructie van mijn ervaring. Die fungeert alleen als opstap naar een totaalbeleving waarmee we het thema en zelfs de werkelijkheid willen overstijgen. Anders kan het ook niet bij anderen resoneren, en daar draait het toch om.’ Wat De Mey boven alles voelde tijdens haar bijna-doodervaring was een overweldigende liefde. Na afloop was ze blij om in leven te zijn en een zekere angst had haar verlaten. Daar wilde ze van getuigen. Amor maakt dan ook veel los bij mensen. ‘De reacties zijn zeer positief. Ik krijg lange brieven, van mensen die verward zijn nadat ze zelf een bijna-doodervaring hebben gehad, maar ook van anderen die in Amor iets van zichzelf terugvonden. Dat doet me enorm plezier.’ LIVEMUZIEK Een groot deel van de muziek van Amor is barokmuziek: werk voor soloviool van Westhoff en Biber, aria’s van Vivaldi en Alessandro Scarlatti. Een belangrijke rol is weggelegd voor ‘Dido’s Lament’ (‘When I am laid in earth’) uit Purcells Dido and Aeneas. Het stuk komt vier keer voor, op verschillende manieren gezongen. Aanvankelijk klonk de muziek vanaf een opname, maar toen Amor vorig jaar werd uitgenodigd door Gent Festival van Vlaanderen stond directeur Veerle Simoens erop dat de muziek live uitgevoerd zou worden. De Belgische klavecinist en dirigent Bart Naessens werd gevraagd om met zijn ensemble BachPlus plaats te nemen in de bak van de Gentse opera. Bart Naessens: ‘Dat was een prachtige uitnodiging. Ik werd meteen getriggerd door de thematiek van de voorstelling, maar ook


LIEFDE IN HAAR PUURSTE VORM / Een bijna-doodervaring in beeld, klank en beweging

51

door het vooruitzicht met Michèle Anne De Mey te mogen werken. Zij is voor mij een soort van godin. En dan ook nog met Jaco Van Dormael! Vanaf onze eerste ontmoeting in mijn kleine kantoortje in het Brusselse conservatorium verliep de samenwerking fantastisch. Ze hebben allebei een groot respect voor uitvoerende musici. Het is een aparte uitdaging om in een bestaande productie te stappen. De zoektocht is al geweest en de belangrijke beslissingen zijn genomen. Je gaat dan op zoek naar alle sporen van creatie en stelt je dienstbaar op.’ BIZARRE LIJST MUZIEKSTUKKEN De muzikale dramaturgie van de voorstelling lag al vast, Bart Naessens stapte inderdaad in een rijdende trein. ‘Toen ik het repertoire opgestuurd kreeg, begreep ik er aanvankelijk niet veel van,’ vertelt hij. ‘Ik ging op zoek naar de rode draad, maar het leek vooral een bizarre lijst van stukken die weinig met elkaar te maken hadden. Maar toen ik een opname van de productie bekeek, werd alles meteen duidelijk. De muziek sluit naadloos aan bij het choreografische concept van Michèle Anne en bij het verhaal dat ze vertelt. Daar kun je echt niks aan veranderen, al stond ze wel open voor een paar minimale aanpassingen. Ik moest een aantal dingen herschrijven en aanpassen aan de bezetting van ons ensemble. Daar gaan we de komende maanden ter voorbereiding van de uitvoering in Utrecht nog wat aan werken.’

BART NAESSENS

‘Het is zeer indrukwekkend hoe ze in haar eentje vijfenzeventig minuten lang de hele show draagt’

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 za 28 aug, 20.00 uur zo 29 aug, 17.00 uur Stadsschouwburg Utrecht Michèle Anne De Mey & Jaco Van Dormael BachPlus / Bart Naessens AMOR oudemuziek.nl/amor

Voor Naessens en zijn musici werd het een bijzonder project. Het intieme verhaal van De Mey ging hen niet in de koude kleren zitten. ‘Het is voor ons een indringende ervaring. Het onderwerp is op zich al aangrijpend, maar om haar dat verhaal van het leven en de dood te zien dansen, wetende dat ze het zelf heeft meegemaakt, dat is uniek. Het is ook echt een solovoorstelling. Het is zeer indrukwekkend hoe ze in haar eentje vijfenzeventig minuten lang de hele show draagt. Je merkt dat ze enorm geïnspireerd wordt door het werken met livemuziek. Maar ook de beelden op het scherm zijn zeldzaam mooi. De signatuur van Jaco is duidelijk aanwezig. Amor is zonder overdrijven een van de mooiste dingen die ik mijn leven gezien heb. Ik kijk ernaar uit om het in Utrecht opnieuw uit te voeren, en daarna hopelijk nog vele malen.’ ■●


UIT DE BRON

KREUPELBEENEN IN DE MUZYK EEN SATIRISCHE BRIEF UIT 1741 (2)

duidelijk een muziekkenner, en zijn schrijfstijl verraadt een Duitstalige achtergrond. In dit tweede en laatste artikel: het demasqué van de virtuoos. Het eerste artikel stond in het teken van een moeizame aanloop tot het musiceren en de complete chaos waarvan A. D. E. en zijn vriend getuige waren. Uiteindelijk zal het niet lukken met het door Roger gedrukte concerto op de lessenaar. Net als de soloviolist bezig is met halsbrekende arpeggio’s knapt een van zijn snaren. Er komt verzet. De verreezene Hollandsche Socrates, zo luidt de titel van een weekblad dat in 1741 dertig maandagse afleveringen heeft gekend. Later dat jaar verschenen ze ook gebundeld. Vermoedelijk zijn de bijdragen het werk geweest van een collectief. Ronduit hilarisch is de in briefvorm gestelde aflevering van 10 april, waarin een zekere A. D. E. vanuit Utrecht levendig verslag doet van de manier waarop een collegium musicum een huiskamer onveilig weet te maken. De auteur is

De Altist was de eerste der Opposanten, met de volgende verklaring: Ik schei ’er uit, een ander kan de partye opneemen. Ik heb al lang gewenscht dat dat drommels Consert uit was, en ik ben waarachtig bly, dat het eer geschied als ik verwacht; ’t is zoo moejelyk en zoo vreemd om in de maat te blyven, dat ik niet weet wat men toch heeft aan zulke bedroefde voddens en prullen, te speelen. Laten wy liever een Consertje van Schikhard maken. Daar steekt noch zang in, riep een ander; die geduurende het voornoemde

Consert met een onstelde Viool had gespeelt, en werkstellig was dezelve op zyn toon te brengen. Wat heb je ook aan Schikhard? liet zich een Derde hooren, wy zyn hier in geen Comedies of Kermis spullen, daar men zulk Janpotgies muzyk hoort speelen; als je doch verändering hebben wil neem Albinoni! dan zelje eerst hooren waar dat Compositie in steekt; hoe elke party wat te haspelen heeft; en hoe zy door malkander werken: dan moest ik die eerst bestudeerd hebben! riep de principalissimo concertino Violist; Een eigen symfonie Deze vermeende virtuoso verklaart muziek eerst tot in details te willen kennen, zelfs zo dat hij de noten uit het hoofd kan spelen. Dus nu geen Albinoni. Of hij de compositie van daarnet ook heeft bestudeerd, vraagt de vriend van A. D. E. tussen neus en lippen. Wel wis! myn Heer. Dan haalt de vriend uit zijn zak een symfonie van eigen makelij, die nog niemand kent, verdekt met een versierde Italiaansche naam, om des te beter een yders gevoelen en oordeel daar over te hooren. Die gaan ze proberen. Als


53

TEKST / Thiemo Wind BEELD / Titelpagina De verreezene Hollandsche Socrates

gastaanvoerder kan de vriend kiezen uit zeker twaalf violen die hem vanuit het ensemble worden aangeboden. En waarlyk hy en elk voldeed zoo wel aan zyn party, dat ’er niemand eene fout beging, of aan noot of snik haperde, behalven de Virtuoso: die men in ’t begin een maat of tien had hooren mêespelen, maar vervolgens geen de minste streek zien doen; hoewel hy noch naarstig over de hondert maten moest tellen, wanneer men aan een volgende Adagio zou beginnen. By dit en dat! heb je van je leven vervloekter streeken gezien? riep onze deftige Baas, die zoo rood als een Kalkoensche Hane-kam in zyn troni wierd, ik moest maar

twintig maten tellen, en daar staat een eentje met potlood voor gezet! dat ’s geen eerlyke lui, maar Schelmen werk, dat men een Meester, als ik met reputatie ben, op zulk een wys zoekt te misleiden en te affronteren. […] De gewezene Principalissimo was al te zeer gestoord, weshalven zyn Viool aanstonds verdween in een segryne en met fluweel gevoerde kast en zyn Perzoon in een ogenblik uit de kamer en buiten ons gezigt eclipseerde, onder een boven maten gelag en gejou, van het gantsche gezelschap. Zoo zeer als de Virtuoso van de hoogste C in de sifflet 1. voet tot de laagste C in de præstant 32 voet was nedergedaalt, zo wierd in tegendeel

Concert in Cambridge, juni 1767. Gravure van Abraham Hume naar een tekening van Thomas Orde.

myn Vriend in den hoogsten top gevyzeld, wegens de meesterlyke behandeling eener voortreffelyke Simphoni; die wel haast door eenige andere van denzelven meester wierd vervolgt, tot dat de klok van negen uuren, de gewoonelyke tyd van scheiding, de Heeren leden en ons waarschoude te vertrekken, gelyk wy dan ons afscheid van den Heer … en het Gezelschap namen en na myn logiment gingen, alwaar wy, onder een pyp tabak en glas wyn, subrosa, onze gedachten elkander mededeelden, wegens de hoogmoed en gewaande ervarentheid, die men hedendaags vind by veele elendige Kreupelbeenen in de Muzyk, die met groot geschreeu geen klein en goet geluit kunnen voortbrengen. Onze aanmerkingen, die wy daar by maakten, waren zoo onäardig niet om, by gelegenheid, aan het gemeen op te öfferen. In die meening heb ik de vryheid genoomen van u deze, als een voorloper, toe te zenden. ■●

Bron De verreezene Hollandsche Socrates, ‘s-Gravenhage: Johannes de Cros, [1741], 113-120. Volledig online raadpleegbaar via Google Books: bit.ly/HollandscheSocrates


DE WEG VAN HET WOORD

STEPHAN MACLEOD OVER SCHÜTZ EN SCHEIN

In de twee eeuwen die 1523 en 1707 van elkaar scheidden, vanaf de publicatie van Luthers Duitse bijbelvertaling tot aan de dood van Buxtehude, maakte de muziek in Duitsland een buitengewone ontwikkeling door. Luther wilde vooral dat het woord (of beter: het Woord) voor het gewone volk zo begrijpelijk mogelijk was. Begrip van de taal, haar betekenis en reikwijdte, en inzicht in de helderheid van de tekst stonden daarom centraal in de lutherse leer. Daar komt bij dat Luther de muziek een hoofdrol toekende in de liturgie. Dat verklaart waarom de verstaanbaarheid van de tekst een belangrijk uitgangspunt was voor alle grote Duitse musici van de zestiende en zeventiende eeuw, ongeacht hoe hun stijlen en technieken zich ontwikkelden.

Heinrich Schütz en Johann Hermann Schein importeerden aan het begin van de zeventiende eeuw vrijwel gelijktijdig de Italiaanse stile nuovo in Duitsland. De theoloog en kerkhervormer Martin Luther speelde in dat proces een belangrijke rol. Tijdens het komende Festival Oude Muziek Utrecht schetst Gli Angeli Genève hoe de overgang van de ‘oude’ naar de ‘nieuwe’ stijl in Duitsland verliep. Muzikaal leider Stephan MacLeod licht het programma zelf toe.

Ons programma De weg van het woord: van Schütz tot Schütz focust op deze ontwikkeling. We kiezen vier symbolische lutherse teksten uit de liturgie en de feesten van de lutherse ritus en bekijken die door de bril van verschillende componisten uit soms uiteenlopende tijdperken. Op die manier onderzoeken we hoe dezelfde tekst in verschillende composities wordt behandeld


55

TEKST / Stephan MacLeod BEELD / Heinrich Schütz, geportretteerd door Christoph Spetner ca. 1660

en of daar een zekere ontwikkeling in zit. Enkele vragen die we samen met het publiek willen beantwoorden: • Gesteld dat de desbetreffende componisten de vorm en de middelen perfect beheersten, wat horen we dan als we drie of vier toonzettingen van dezelfde tekst vergelijken? Wat ervaren we? Zijn de verschillen alleen stilistisch? Zijn ze gerelateerd aan klanktexturen? Zijn er andere zaken die opvallen? • Kunnen we achterhalen door welke specifieke aspecten van een bepaalde tekst, zin of woord de componist zich liet leiden? Wat voedde zijn expressieve verlangen? Wat benadrukt de een en ziet de ander misschien over het hoofd? Of blijft het allemaal ondoorgrondelijk en mysterieus? • Welk effect doet het meest op welk moment en in welke instrumentatie? Muzikale aardverschuiving Dit soort vragen is waarschijnlijk van alle tijden. Maar om de centrale rol van Schein en Schütz in de Duitse muziek aan het begin van de zeventiende eeuw te begrijpen, is het belangrijk om te proberen tot

MAARTEN LUTHER Geschilderd door Lucas Cranach de Oude, 1529 STEPHAN MACLEOD Foto: Foppe Schut

antwoorden te komen. Beide componisten importeerden min of meer tegelijkertijd de madrigaleske stijl van Claudio Monteverdi en zijn tijdgenoten. Giulio Romolo Caccini had de stile moderno gecreëerd, waarin de begeleiding zich plooit naar de tekstuele affecten; Monteverdi had als bedenker van de seconda prattica de regels van dissonantie en contrapunt op hun kop gezet. Deze nieuwe aspecten hadden in de muzikale prosodie (gericht op ritme, klemtoon en intonatie, red.) een aardverschuiving veroorzaakt. Ze zorgden namelijk voor een enorme toename van mogelijkheden om de betekenis, geest, stijl en bestaansreden van een gezongen tekst te benadrukken. In een paar decennia tijd hadden de Italianen zodoende de veel ‘bravere’ kunst van Palestrina van de troon gestoten. Schütz en Schein gingen op onderzoek uit: in hoeverre zou de Duitse taal zich voor een dergelijke muzikale benadering lenen? In ons programma vertegenwoordigen Johann Walter en Michael Praetorius de periode die aan de muzikale omwenteling voorafging. Schütz en Schein fungeren vervolgens als overgangsfiguren. Ten slotte tonen Matthias Weckmann en Dieterich Buxtehude ons de

weidse muzikale vergezichten die de nieuwe stijl biedt. Nog een laatste opmerking over de plaats van het orgel in het programma. Bijzonder aan de Duitse barok is dat de componisten niet langer uitsluitend zangers waren, maar steeds vaker ook grote organisten. Misschien was dat nodig om de heftige reacties die hun muziek teweegbracht met succes te beteugelen en te structureren. ■●

FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021 GLI ANGELI GENEVE / STEPHAN MACLEOD Schein: Israelis Brünnlein do 2 sep, 17.00 uur Domkerk De weg van het woord: van Schütz tot Schütz za 4 sep, 20.00 uur TivoliVredenburg, Grote Zaal MET NAGESPREK oudemuziek.nl/gag


56

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

CD’s

G.F. HÄNDEL: BROCKES-PASSION ARCANGELO O.L.V. JONATHAN COHEN ALPHA 644

TEKST / Joost van Beek (JvB) Geerten Jan van Dijk (GJvD) Albert Edelman (AE) Eddie Vetter (EV)

Der für die Sünde der Welt gemarterte und sterbende Jesus: Barthold Heinrich Brockes’ passietekst, die voor het gemak zijn naam draagt, mag gelden als een van de meer succesvolle baroklibretti. Niet minder dan vier prominente componisten gingen ermee aan de slag, waarschijnlijk op warme uitnodiging van de rijke Brockes zelf. Hun werken vulden steevast Hamburgse kerken – letterlijk, want de concerten konden jaren aaneen tijdens een soort Brockes-vierdaagse tot wel duizend bezoekers trekken. Hoe die populaire stukken tot stand kwamen, is voor Telemann, Keiser en Mattheson gemakkelijk na te gaan; zij speelden immers allemaal op enig moment een belangrijke rol in de machtige havenstad. Voor Brockes’ relatie met Händel moeten we helemaal terug naar diens studiejaren in Halle, voordat hij in Italië de mosterd ging halen en lang voordat hij in Londen uitgroeide tot dé operacomponist van zijn tijd. Daar in de Britse hoofdstad zette Händel Brockes’ tekst waarschijnlijk in 1716 op muziek voor hij het naar Hamburg stuurde. Het handschrift is nog niet teruggevonden, maar gelukkig zijn er bronnen te over want de passie bleef ook na Händels dood een ware hit in zijn adoptieland. Aan cd’s met Händels Brockes-Passion is trouwens ook geen gebrek. In 2019, driehonderd jaar na de eerste uitvoering van het werk, brachten maar liefst drie ensembles hun versie op de markt: Academy of Ancient Music, Concerto Copenhagen en Händel-Festspiele Göttingen. En ook Arcangelo nam in dat jaar op, ware het niet dat Alpha die productie pas in aanloop naar Goede Vrijdag 2021 publiceerde. Was het de moeite van het wachten waard? Toch wel, want Arcangelo scoort op vrijwel alle vlakken het hoogst: van solisten tot sfeer en van koorklank tot opnamekwaliteit. Jonathan Cohen en zijn musici duwen nergens door, laten het drama zich in zijn felle kleuren ontvouwen. Het piëtistische libretto brengt je oog in oog met Jezus’ lijden en zo klinkt deze opname ook, dicht op de huid. Naast een fabuleus koor zingen Sandrine Piau als allegorische Tochter Sion, Stuart Jackson als evangelist en Konstantin Krimmel als Jezus, die bij Brockes allerlei prachtige arioso’s krijgt. AE


CD’S Cd’s

57

HOLLANDSE FRAGMENTEN: EARLY DUTCH POLYPHONY DISKANTORES O.L.V. NIELS BERENTSEN MUSO MU 042

DESPREZ: STABAT MATER CANTICA SYMPHONIA O.L.V. GIUSEPPE MALETTO GLOSSA GCD P31909

BOYER: CHANSONS À BOIRE ET À DANSER, AIRS DE COUR RATAS DEL VIEJO MUNDO RAMÉE RAM 1910

In de vijftiende eeuw waren de Lage

Hij was in 2005 nog een van de kans-

Aan deze oude muziek kunnen luiste-

Landen voor heel Europa hofleveran-

hebbers voor de titel ‘De Groot-

raars van nu nog veel plezier beleven.

ciers van componisten, maar boven

ste Belg’, maar uiteindelijk haalde

Jean Boyer was onder meer in dienst

de Moerdijk was het armoe troef in

Josquin Desprez de nominatielijst

van het Franse hof. Daarvoor com-

de muziek. Overgebleven zijn slechts

niet eens. Toch wordt deze Frans-

poneerde hij ‘airs de cour’, verheven

enkele fragmenten. Ze zijn voor

Vlaamse componist gezien als een

liederen uit de nadagen van de hoofse

een deel gerestaureerd door Eliane

van de grootste componisten van de

liefde om koning Lodewijk XIII en

Fankhauser en, waar nodig, gerecon-

renaissance, of nog krachtiger ver-

adellijke gasten te amuseren. Maar hij

strueerd door Niels Berentsen. Het

woord: de grootste componist vóór

heeft ook bundels met drink- en dans-

resultaat is een aantrekkelijk pro-

Bach. Dit jaar herdenkt de wereld zijn

liederen gepubliceerd. De teksten

gramma, zorgvuldig uigevoerd door

vijfhonderdste sterfdag. In die con-

daarvan zijn soms goed fout, stam-

de vier zangers van Diskantores en

text verschijnt deze nieuwe overtui-

mend uit een tijd waarin politieke

de organist Jacques Meegens. De

gende Josquin-cd van het ensemble

correctheid nog niet aan de orde was.

meeste nummers zijn anoniem en

Cantica Symphonia. De opname bevat

Sommige zijn zeer expliciet (zoals

volgen de muzikale smaak van die

naast

het

Donne-moi ton pucelage) of zetten

tijd. Martinus Fabri was verbonden

Stabat Mater en Ave Maria, onder

aan tot een vrolijke dronk. Kwaad-

aan het hof van Holland in Den Haag.

andere de omvangrijke motetcyclus

spreken van wijn: beestachtig is het.

Van hem klinkt hier zowat het volledi-

Vultum tuum deprecabuntur. Deze

Thee? Te vies voor woorden. Water is

ge overgeleverde oeuvre: slechts drie

Maria-motetten worden afgewisseld

alleen goed om de handen te wassen.

liederen, waarin hij met subtiele poly-

door

instrumenta-

Cider is voor de Normandiërs, bier

fonie

bezingt.

le chansons. De instrumenten wor-

voor de Vlamingen. Laat het maar

Hubertus de Salinis is geboren in

den ook ingezet bij de motetten, die

aan de zangers en instrumentalisten

Frankrijk en nooit in Nederland ge-

doorgaans a capella worden uitge-

van Ratas del viejo Mundo over om

weest, maar composities van hem

voerd. Het geeft de muziek van Jos-

deze muziek aanstekelijk en met de

zijn aangetroffen in Utrechtse bron-

quin levendigheid en kleur. Met name

nodige schwung voor het voetlicht te

nen. Wie wil weten welke muziek zes

het droefgeestige chanson Nimphes,

brengen. EV

eeuwen geleden in Den Haag en

nappés komt zodoende erg fraai uit

Utrecht kan hebben geklonken, is

de verf. GJvD

de

hoofse

liefde

hier aan het goede adres. EV

de

bekende

meerstemmige

stukken,


58

Tijdschrift Oude Muziek / 02 2021

LAULA! KADRI TEGELMANN, MIKE FENTROSS & MAARTEN ORNSTEIN ZEFIR RECORDS ZEF 9679

MUSICALISCHE EXEQUIEN: GERMAN FUNERAL MUSIC OF THE 17TH CENTURY VOCES SUAVES O.L.V. JOHANNES STROBL ARCANA A483

LA FAMILLE RAMEAU JUSTIN TAYLOR ALPHA 721

‘Zing!’ roept de mezzosopraan Kadri

In 1635 stierf prins Heinrich Post-

Bij de Rameaus ging het zoals in vele

Tegelmann ons wat bruusk toe. Ze

humus von Reuss. Zijn koperen doods-

muzikale families: stapte er een in

blijkt een vrouw met vele stemmen

kist werd voorzien van vierentwintig

het ambacht, dan volgden er vanzelf

en is daarom een ideale partner voor

gegraveerde bijbelteksten over de

meer. Justin Taylor, briljant aanvoer-

de immer nieuwsgierige snarenman

dood en het eeuwige leven. Niemand

der van de jongste generatie his-

Mike Fentross en klarinettist Maarten

minder dan Heinrich Schütz kreeg de

torische toetsenisten, koos naast

Ornstein, beiden nauw betrokken bij

opdracht deze teksten te verwerken

muziek van de broers Jean-Philippe

de Amsterdamse broedplaats Splen-

in muziek voor zijn begrafenis. Het

en Claude (geboren in 1683 en 1690)

dor. Voor dit thematische album ‘over

resulteerde in een van de indrukwek-

zelden gespeelde stukken en stukjes

het leven’ zochten ze materiaal uit

kendste composities die we van deze

van Claude-François (zoon van Jean-

de volkse Estse traditie (en uiteraard

Duitse componist kennen: de Musika-

Philippe, 1727) en Lazare Rameau

een stukje Pärt) die Tegelmann van

lische Exequien. Kleurrijke complexe

(zoon van Claude, 1757). Het is een

binnenuit kent. Deze liederen gaan in

koordelen worden afgewisseld door

fascinerend tijdsbeeld dat Taylor

dialoog met renaissance- en barok-

solo’s en lutherse koralen waarbij

schetst, maar als het een wed-

stemmen van De Rore, Huygens,

de ernstige Noord-Duitse sfeer ge-

strijd was, dan won innovator Jean-

Purcell en anderen. Wat een feest is

regeld wordt verlicht door flamboy-

Philippe onvermijdelijk toch. Variaties

deze mid-lockdown opname gewor-

ante Italiaanse invloeden. De orga-

op Les sauvages van Jean-François

den! De klank is fantastisch, de mix

nist en dirigent Johannes Strobl weet

Tapray tonen Jean-Philippes faam

van oud en nieuw verrast en over-

deze treurmuziek met zijn Voces

bij leven, en de toevoeging van

tuigt, en vooral de twee fusion-tracks

Suaves even indringend als transpa-

Debussy’s Hommage à Rameau (op

waarin Estse liederen een plek krij-

rant neer te zetten. De begrafenis-

een prachtige Érard) onderstreept

gen op de muziek en thema’s van

muziek van Schütz wordt aangevuld

hoe invloedrijk Jean-Philippes harmo-

Merula’s bekende slaapliedje Canzo-

met zeven andere composities van

nische experimenten waren, zelfs

netta spirituale en Dowlands ‘Flow

tijdgenoten als Schein en Rosen-

voor zijn verre muzikale erfgenamen.

my tears’ zijn ontroerend. Bij uitstek

müller, maar ook minder bekende col-

Het vijfde ‘personage’ op dit familie-

geschikt als cadeau om vrienden en

lega’s als Gleich, Ebeling en Kessel.

portret is trouwens het historische

familie de wereld van de oude muziek

Het zijn allemaal vocale juweeltjes

klavecimbel dat in Assas wordt be-

binnen te lokken. AE

die typerend zijn voor de muziek van

waard en wellicht ooit door Rameau

Schütz en zijn tijdgenoten: de bete-

père is beroerd. Taylor raakte er

kenis van de tekst staat centraal en

blijkbaar zo door geïnspireerd, dat

de muzikale verklanking hiervan is

we hem geregeld mee horen ‘suizen’

sober maar uiterst expressief. GJvD

met de muziek. AE


CD’S

59

TARTINI: VIOLIN CONCERTOS MILLENIUM ORCHESTRA O.L.V. EVGENY SVIRIDOV RICERCAR RIC 414

CONCERTO BAROCCO SELDOM SENE & MATTHIAS HAVINGA BRILLIANT CLASSICS 96181

BRAHMS 4 HANDS WYNEKE JORDANS & LEO VAN DOESELAAR PASSACAILLE PAS 1089

Als violist leverde Giuseppe Tartini

De blokfluit is in sommige kringen

Als er twee pianisten goed op elkaar

met zijn fabuleuze techniek een zeer

wellicht nog steeds niet helemaal van

zijn ingespeeld, dan zijn het wel Wy-

belangrijke bijdrage aan de ontwikke-

haar schoolse imago af, maar gelukkig

neke Jordans en Leo van Doeselaar.

ling van het vioolspel. Als componist

heeft het eens zo populaire instru-

Nu pakken ze Brahms aan, van zijn

werd hij vooral beroemd vanwege zijn

ment diverse ambassadeurs die de

jonge jaren – toen hij in een baan

Duivelstrillersonate, waarvan hij de

nalatenschap van baanbrekers als

rond de Schumanns bewoog – tot

noten naar verluidt door Satan zelf

Frans Brüggen hooghouden en verder

zijn latere successen bij het grote pu-

kreeg ingefluisterd. Daarnaast pro-

uitbouwen. En met succes, de blok-

bliek. Speciaal de moeite waard zijn

duceerde Tartini ruim honderddertig

fluit krijgt zelfs aandacht in prime-

de sfeervolle variaties op een thema

concerten voor viool en strijkorkest.

time televisieprogramma’s. Tot de

dat Schumann net voor zijn dood

Vijf van deze concerto’s beleven hier

hedendaagse pleitbezorgers behoort

componeerde,

hun discografische wereldpremière,

ook

Seldom

gedragen aan diens jonge dochter

in uitmuntende uitvoeringen door

Sene. Op hun nieuwste plaat krijgen

Julie, misschien wel om samen met

de jonge Russische violist Evgeny

de vijf dames gezelschap van de or-

Clara uit te voeren (de weduwe vond

Sviridov en het in Namen resideren-

ganist en klavecinist Matthias Havin-

het blijkbaar maar een pijnlijk pro-

de Millenium Orchestra. De selectie

ga. Samen spelen ze bewerkingen

ject). De cd opent en sluit met Brahms’

stukken onderstreept de status van

van composities van Scheidt, Bertali,

normaal gezien platgespeelde Hon-

Tartini als overgangsfiguur: in de

Vivaldi, Bach en Händel. Hun frisse

gaarse Dansen. Jordan en Van Doe-

concerto’s D55 en D85 spreekt Vivaldi

en aanstekelijke manier van musice-

selaar geven deze ronduit exuberan-

nog een stevig woordje mee, terwijl in

ren is regelrechte reclame voor de

te muziek extra effect door nét een

D48 de galante stijl al flink rondwaart.

blokfluit. En voor wie zich afvraagt

beetje in te houden op hun Blüthner-

Het vooraf door Sviridov verrichte

of een ensemble van vijf blokfluiten

vleugel uit 1867, een parel in de col-

manuscriptonderzoek heeft verras-

wel voldoende variatie in klankkleur

lectie van Edwin Beunk. Als iemand

sende vondsten opgeleverd, zoals

kan bieden: jazeker! In een canzone

nog een argument zocht voor histori-

de toevoeging van twee hoorns aan

van Scheidt, waar het kwintet ‘solo’

sche instrumenten… Wauw! AE

de strijkersbezetting (D24) en door

speelt, verbeeldde ik me zelfs even

de Dresdener vioolvirtuoos Johann

naar een draaiorgeltje te luisteren.

Georg Pisendel aangebrachte versie-

Heerlijk! JvB

ringen (D85). Dat geeft deze cd extra cachet. JvB

het

blokfluitkwintet

door

Brahms

op-


60

Colofon

COLOFON

Tijdschrift Oude Muziek ISSN 0920-6649 jaargang 36 / nr. 2 – juni 2021 verschijnt 4x per jaar uitgave en productie Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht adres Plompetorengracht 4 3512 CC Utrecht +31 (0)30 232 9000 info@oudemuziek.nl www.oudemuziek.nl vormgeving Doretta Rinaldi lay-out Esther de Bruijn drukwerk en bindwerk BCM coverbeeld Foppe Schut redactie Laura van den Boogaard, eindredactie Xavier Vandamme Jed Wentz Juliette Dufornee Wim van de Laak medewerkers aan deze uitgave Hendrik Vanden Abeele, Joost van Beek, Caspar van der Bergh, Jan Van den Bossche, Geerten Jan van Dijk, Albert Edelman, Thomas Höft, Stephan MacLeod, Marco Mencoboni, Johan Oosterman, Bissera V. Pentcheva, Skip Sempé, Giovanni Paolo Di Stefano, Maartje Stokkers, Sofie Taes, Eddie Vetter, Thiemo Wind heeft u vragen of opmerkingen? bereik ons via redactie@oudemuziek.nl of 030 232 9000 adverteren tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl miniadvertenties voor particulieren, € 15 per 4 regels, 140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5 donateur worden Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1000 aan de Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival Oude Muziek en onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen. Zie oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000. Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486. Het volgende nummer verschijnt medio augustus 2021.


N

LINKE

K DOOR T F J I L IE B

KING D

CHEN EEN S

N, KINGE N E H C N OF S E T A G M LE L F NEE OVER O N N E ZIEK.N E T U T E A M W G E E D MEER N@OU K.NL/L E E I D Z N U E WILT U I EM VR P OUD P VIA O O K S J I N K MET O T C A T CON 9010. 2 3 2 0 OF 03



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.