TOM 4/2021

Page 1

TIJDSCHRIFT OUDE MUZIEK / 04 2021
OPGEWEKT KLAVECIMBELDUO | SOUND VAN KERSTMIS | MUZIEKCULTUUR MODERNE DEVOTIE

Het kerstverhaal

volgens Schütz & Distler

Maria, engelen, herders en drie wijzen uit het oosten: Heinrich Schütz’ Historia der Geburt Jesu Christi SWV 435 is een uiterst beeldende compositie met een rijke instrumentatie. Hugo Distler, diep onder de indruk van Schütz’ meesterwerk, nam het stuk als uitgangspunt voor zijn a capella Weihnachtsgeschichte, waarin het prachtige kerstlied Es ist ein Ros entsprungen het nieuwe leven aankondigt.

Concerten

Vrijdag

Apollo Ensemble

Elvire Beekhuizen & Agnes van Laar, sopraan

Franske van der Wiel & Rosina Fabius, alt

Falco van Loon & Francis Ng, tenor

Robbert Muuse & Bram Trouwborst, bas

David Rabinovich & Daphne Oltheten, viool

Jesse Solway, violone

Thomas Oltheten, dulciaan

Robert de Bree & Elisabeth Opsahl, blokfluit

Matthijs van der Moolen & Tim Dowling, trombone

Elisabeth Opsahl & Nicholas Emerson, cornetto

Marion Boshuizen, orgel

Info en kaarten:

www.apollo-ensemble.nl apolloensemble@planet.nl tel 0320-227718

10 december 20:00 De Hoeksteen EMMELOORD
Levend
Zaterdag 11 december 20:00
Water ALMERE PARKWIJK
Zondag 12 december 15:00 Grote Kerk DRACHTEN
Lourdeskerk DEN HAAG/SCHEVENINGEN
20:00 Klooster Nieuw Sion DIEPENVEEN
januari 16:00 Het Anker LELYSTAD
januari 14:30 Oosterkerk HOORN
Vrijdag 24 december 20:15 Waalse Kerk AMSTERDAM Zondag 26 december 15:00
Vrijdag 31 december
Zaterdag 1
Zondag 2

ZATERDAG 15 JANUARI

MUZIEKGEBOUW AAN ’T IJ IN AMSTERDAM

ZONDAG 16 JANUARI

CHARPENTIERDAG

ENSEMBLE CORRESPONDANCES / SÉBASTIEN DAUCÉ

RICERCAR CONSORT / PHILIPPE PIERLOT DUO SERENISSIMA

SKIP SEMPÉ

TIVOLIVREDENBURG IN UTRECHT KIJKVOORHET VOLLEDIGE

OUDEMUZIEK.NL/CHARPENTIERDAGPROGRAMMAOP

BLIJDE KLANKEN

VAN DE REDACTIE

De vreugdevolle openingstonen van Charpentiers

Te Deum, bekend als de Eurovisietune, hadden een treffende verklanking kunnen zijn van de opluchting die we voelden toen het Festival Oude Muziek inmiddels alweer twee maanden geleden van start kon gaan: eindelijk weer oude muziek op het podium! Met de fotoimpressie in het Vriendenhart kunt u volop nagenieten. Charpentiers muzieknoten worden daadwerkelijk tot klinken gebracht tijdens de componistendagen in januari, ons minifestival halverwege het Seizoen Oude Muziek waarover u in dit tijdschrift meer leest.

Nu de decembermaand in aantocht is, gaat Jan Van den Bossche op zoek naar de sound van Kerstmis. Wanneer klinkt iets eigenlijk kerstachtig? Met twee kersttournees in het seizoen kunt u kerst in de renaissance of de barok vieren. Meer verdieping is te vinden in het openingsartikel over de laatmiddeleeuwse muziekcultuur van de moderne devotie. En Pieter Dirksen laat zijn licht schijnen over de orgel- en kamermuziek van Buxtehude, de veelzijdige meester uit Lübeck aan wie Ton Koopman en La Rêveuse elk een concertprogramma wijden.

Waar het fenomeen pianoduo redelijk is ingeburgerd, is de duopraktijk voor klavecinisten minder gangbaar. Blader snel door naar pagina 42 voor een dubbelinterview met Yoann Moulin en Pierre Gallon, die de uitdaging aangaan. De rubriek ‘Instrumentaliteit’ staat in het teken van een zeldzaam zakviooltje uit het Rijksmuseum dat werd gebruikt om dansrepetities te begeleiden. Ook Johannes Vermeers schilderij De liefdesbrief behoort tot de collectie van het Amsterdamse museum. Thiemo Wind neemt dit doek onder de loep en komt tot een verrassende conclusie. Veel leesplezier! ■●

OM TE BEGINNEN OM TE BEGINNEN Blijde klanken 2 Van de redactie Minifestival rond een Franse barokreus CharpentierDag 16 Contactus speelt Machaut Ingenieuze muziek 20 Het beste medicijn tegen uw winterdip Early Music Television 31 RUBRIEKEN Instrumentaliteit 10 Muziekschatten in het Rijksmuseum Een zeldzame dansmeesterviool Vriendenhart 21 Met terugblik Festival Oude Muziek Cd-aanbiedingen 30 Achter de schermen 32 ‘Een vrij luxe leerschool’ Fenneke Maurice, hoofd productie Beeldspraak 40 Vermeer met andere ogen Een liefdesbrief of bange vermoedens? Uit de bron 46 Van Blankenburgs ‘Fuga obligata’ ‘Het most van verre komen om goed te zyn’ Cd-besprekingen 48 Seizoen Oude Muziek 52 Colofon 54

DEVOTE KLANKEN

De moderne devotie was de invloedrijkste spirituele hernieuwingsbeweging van de laatmiddeleeuwse Lage Landen. Ook mysticus Thomas a Kempis was eraan verbonden. Nog altijd staat deze stroming bekend om haar sprekende liedcultuur.

DE SOUND VAN KERSTMIS

Kerst heeft een eigen klank. Maar wanneer klinkt iets kerstachtig, en zijn er duidelijke verschillen aan te wijzen tussen kerstrepertoire uit de renaissance en de barok? Een ontdekkingstocht van paukenslag tot de uitroep ‘noé, noé’.

MEESTER UIT LÜBECK

Orgelfenomeen Dieterich Buxtehude wordt alom bejubeld als grootmeester van de stylus phantasticus. Is er ook iets van deze compositiemethode te vinden in zijn kamermuziek? Pieter Dirksen buigt zich over Buxtehudes oeuvre.

FOR TWO TO PLAY

Yoann Moulin en Pierre Gallon gaan in het Seizoen Oude Muziek op tournee met klavierrepertoire van Engelse meestertoetsenisten. We spreken het tweetal over klavecimbels, samenspelen en bijzondere ervaringen op het podium.

3 4
12 36 42

BEELD / Drie musicerende engelen met Jozef, Adriaen van Wesel, ca. 1475-ca. 1477

DEVOTE KLANKEN DE MUZIEKCULTUUR VAN DE MODERNE DEVOTIE

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
4
TEKST / Cécile de Morrée
5 DEVOTE KLANKEN / De muziekcultuur van de moderne devotie

De moderne devotie was de meest invloedrijke spirituele hernieuwingsbeweging die de laatmiddeleeuwse Lage Landen hebben gekend. In de loop van de vijftiende eeuw werden honderden kloosters en andere religieuze leefgemeenschappen gesticht die het modern devote gedachtegoed navolgden. Daaronder waren kloosters van Augustijner kanunniken en kanunnikessen, maar ook gemeenschappen van Tertiarissen of huizen van broeders en zusters van het gemene leven. De beweging vond weerklank in een groot gebied, van de Lage Landen tot in het huidige Noord-Frankrijk, Noord- en West-Duitsland en zelfs Noord-Zwitserland. Nog altijd staat de moderne devotie bekend om haar sprekende liedcultuur.

Navolgers van de moderne devotie streefden naar een verinnerlijking van de geloofsbeleving. Een persoonlijke spirituele ontwikkeling stond daarbij voorop. Zowel leek als kloosterling diende zich voortdurend in te spannen om vooruitgang te boeken in deze ontwikkeling. Dit kon op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het nastreven van nederigheid, soberheid en deugdzaamheid, of door onthechting – zich afkeren van alle aardse zaken. Moderne devoten dienden zich vooral innerlijk te ontwikkelen door het lezen, inprenten en reciteren van vrome teksten, zoals preken, gebeden, meditatieoefeningen of excerpten uit religieuze traktaten. Studie en meditatie werden beschouwd als de belangrijkste instrumenten op de weg naar spirituele groei.

Vele vertegenwoordigers van dit gedachtegoed waren dan ook intellectueel onderlegd. De grondlegger van de beweging bijvoorbeeld, Geert Grote (1340-1384), had in Parijs gestudeerd en kaartte de misstanden binnen de katholieke kerk aan met een opzienbarende boekverbranding in Deventer. De begaafde prediker Johannes Brugman (ca. 1400-1473) herdenken wij nu nog met de uitdrukking ‘praten als Brugman’. Treffend zijn ook de lotgevallen van Alijt Bake (1415-1455), die op jonge leeftijd vanwege haar intelligentie en leiderschap het gezag kreeg over het Galileaklooster te Gent maar binnen enkele jaren door de mannelijke kloosterleiding werd verbannen en een schrijfverbod kreeg opgelegd vanwege haar eigenzinnigheid. Tegenwoordig wellicht het meest bekend is Thomas a Kempis (1379/80-1471), een kanunnik uit het Agnietenbergklooster bij Zwolle wiens De imitatione Christi (Over de navolging van Christus) nog altijd wordt gelezen. Dit werk omvat een verzameling wijsheden en andere korte teksten die de innerlijke spirituele ontwikkeling kunnen ondersteunen. Het werd aangeraden om dit soort teksten voortdurend te bestuderen, te overdenken en te internaliseren.

6
Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
THOMAS A KEMPIS OP DE AGNIETENBERG Anoniem, ca. 1569. Stedelijk Museum Zwolle

De officiële dagelijkse gebedscyclus waarbij op acht gezette tijden een aantal psalmen wordt gereciteerd.

KLANKEN VAN DEVOTIE

Het overdenken van vrome teksten gebeurde niet in stilte. Hoewel in vrijwel alle kloosters en gemeenschappen strikte regels tot zwijgen golden, had devotie wel degelijk een klank. Deze klank kon variëren van het mompelen tot het opzeggen van vrome teksten, maar er werd ook veel gezongen. De modern devoten zongen bij de viering van mis en officie, maar ook ter meditatie en soms ter recreatie. Geert Grote, bijvoorbeeld, beschouwde zingen als een natuurlijke uiting van devotie. Het zingen van religieuze liederen werd ook een passende activiteit gevonden voor novicen: jonge of pas ingetreden broeders en zusters konden zich het gedachtegoed zo op een toegankelijke manier eigen maken. Liederen golden als een middel ter verheffing van het hart en ter ontwikkeling van de geest.

Muziek mocht zangers en luisteraars niet meevoeren

Hoewel het gedachtegoed van de moderne devotie inderdaad mocht gelden als modern, was haar muziek eigenlijk heel ouderwets voor haar tijd. De muziek was vrij sober en werd vaak genoteerd zonder ritme. De complexe polyfonie, die in die tijd geliefd was, werd door de modern devoten gemeden ten gunste van een traditioneler, eenvoudiger polyfone stijl. Bij complexe polyfonie werd de tekst namelijk niet door alle stemmen tegelijk gezongen, waardoor deze minder goed verstaanbaar was. Aangezien de modern devoten juist zo veel waarde hechtten aan het bestuderen van teksten, vonden zij dit niet acceptabel. Polyfonie werd daarom alleen toegestaan als de verstaanbaarheid niet in het gedrang kwam. In de praktijk betekende dit dat in alle stemmen gelijktijdig dezelfde tekst klonk. Daarbij werd bovendien zo veel mogelijk syllabisch gezongen, met één noot per lettergreep. Alleen in de viering van Kerstmis werd bij uitzondering een complexere vorm van polyfonie toegestaan, maar ook dan mochten de stemmen niet meer dan een paar opeenvolgende noten of lettergrepen uiteenlopen. De angst om afgeleid te worden van de tekst werd ook gevoed door de esthetische en emotionele waarden van muziek. De kerkvader Augustinus (354-430) schreef al met een mengeling van verrukking en afschuw over muziek. Soms, zo gaf hij toe, beroerde muziek hem zodanig, dat hij geen aandacht meer had voor de religieuze tekst. Om dezelfde reden pleitte ook Thomas a Kempis voor éénstemmige gezangen. Hoewel men het erover eens was dat de affectieve eigenschappen van muziek het proces van meditatie konden inleiden en ondersteunen, was vanwege diezelfde eigenschappen dus voorzichtigheid geboden: muziek mocht de zangers en luisteraars niet meevoeren – dat mocht alleen de tekst.

DE TEKST VOOROP

Omdat de inhoud en begrijpelijkheid van de tekst voorop stonden, zongen de modern devoten niet alleen in het Latijn, maar vooral in het Nederlands. Doorgaans werd geen nieuwe muziek gecomponeerd. In plaats daarvan dichtten zij een nieuwe tekst op een bestaande en meestal welbekende melodie. Dat konden melodieën zijn van Latijnse hymnen, zoals het bekende kerstlied

7 DEVOTE KLANKEN / De muziekcultuur van de moderne devotie
HET KERSTLIED DIES EST LAETITIAE Liederenhandschrift Berlijn 190, fol. 4r. Staatsbibliothek zu Berlin

Dies est laetitiae, maar ook van Nederlandstalige liedjes over –om maar wat te noemen – religieuze feestdagen, beroemde veldslagen, liefde of seks.

Veel devote liedverzamelingen bevatten dan ook geen muzieknotatie. Soms staat er niets bij, soms wordt enkel de beginregel van een ander lied dat op dezelfde melodie werd gezongen gegeven. Als dat andere lied bewaard is gebleven in een bron mét muzieknotatie kunnen we het alsnog zingen, maar anders blijft het gissen hoe het heeft geklonken. We hoeven dan overigens niet meteen te wanhopen: de relatie tussen een tekst en een specifieke melodie was niet exclusief. De middeleeuwse handschriften vermelden soms gevallen van teksten die op meerdere verschillende melodieën konden worden gezongen. Een enkele keer staat zelfs aangegeven dat de tekst ook gezongen mag worden op elke andere willekeurige passende melodie die men kan bedenken. Als het maar geen complexe polyfonie is, natuurlijk.

ANONIEME MUZIEK

Auteurs of componisten worden in de bronnen zelden vermeld. We kennen er dan ook maar enkele bij naam. Eén zo’n bijzonder geval betreft het lied Mi lust te loven hoghentlijc die reynicheit so pure van Dirc van Herxen (ca. 1381-1457). Hiervan zijn niet alleen de tekst en melodie, maar ook het verhaal over de totstandkoming ervan bewaard gebleven. Toen Dirc eens verbleef in het broederhuis te Doesburg, hoorde hij daar een dienstmeid een lied zingen met zo’n schunnige tekst dat het gezang hem irriteerde. Hij besloot voor dit lied een nieuwe tekst te schrijven, met een religieuze strekking en in het Latijn. Dit lied leerde hij aan de Doesburgse broeders. Toen de zusters van een van de vrouwengemeenschappen in dezelfde stad dit hoorden, vroegen ze hem of hij er geen Nederlandse vertaling van kon maken, zodat ook zij die het Latijn niet goed beheersten dit uitstekende lied zouden kunnen zingen. Hoewel dergelijke verhalen een geïdealiseerd beeld van de werkelijkheid kunnen bevatten, lijkt deze geschiedenis representatief voor de totstandkoming van veel van de liederen die de modern devoten zongen en verzamelden.

Er is geen sluitend bewijs dat Thomas a Kempis

zelf ook muziek componeerde

In de meeste gevallen is echter onzeker of deze liederen daadwerkelijk door aanhangers van de moderne devotie zijn geschreven. Thomas a Kempis, bijvoorbeeld, wordt vaak genoemd in verband met de modern devote muziekcultuur, zoals ik even hierboven al deed. Grondig onderzoek door Ulrike Hascher-Burger heeft uitgewezen dat er geen sluitend bewijs is dat Thomas zelf ook muziek componeerde. Hoewel hij eigenhandig meerdere manuscripten heeft geschreven, zijn juist de liederen en muzieknoten die daarin staan er later bij genoteerd door een andere persoon. De liederen die doorgaans met hem in verband worden gebracht, betreffen bovendien vrijwel alleen nieuwe teksten, gedicht op bestaande

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021 8
MI LUST TE LOVEN HOGHENTLIJC DIE REYNICHEIT SO PURE, DIRC VAN HERXEN Liederenhandschrift Berlijn 190, fol. 107r. Staatsbibliothek zu Berlin

OP PELGRIMSTOCHT MET THOMAS A KEMPIS

Le Miroir de Musique

do 10 feb / 20.00

Utrecht, Pieterskerk

vr 11 feb / 20.15

Deventer, Penninckshuis

za 12 feb / 20.00

Amsterdam, De Waalse Kerk

zo 13 feb / 15.00

Lelystad, Agora Theater, Van Wijnen Zaal

oudemuziek.nl/ miroirdemusique

melodieën, zoals gebruikelijk was in de modern devote muziekcultuur. Het is eveneens onzeker of we Thomas als dichter van deze liederen mogen beschouwen, zoals in het geval van Dirc van Herxen. De voornaamste reden om dit wel te doen, is dat meerdere liedteksten zinnen bevatten die letterlijk overeenkomen met passages uit De imitatione Christi. Thomas zou dus een aantal liederen kunnen hebben gedicht in het verlengde van zijn andere schrijfwerk. Daar staat echter tegenover dat De imitatione Christi en de Nederlandse vertaling ervan dusdanig bekend waren dat elke studieuze devoot deze teksten wel in een lied had kunnen verwerken. Belangrijker nog is dat we niet weten wat er ouder is: De imitatione of de liederen. Als de liederen ouder zijn, dan heeft Thomas mogelijk reeds bestaande liederen verwerkt in De imitatione, waarschijnlijk omdat deze liederen het modern devote gedachtegoed zo treffend uitdragen. Hascher-Burger wees erop dat dit niet vergezocht is. Hij heeft immers hetzelfde gedaan met gregoriaanse liederen: De imitatione staat vol ontleningen aan liturgische gezangen waarvan we zeker weten dat ze al bestonden voor Thomas’ geboorte.

HEMELSE MUZIEK EN INSTRUMENTEN

De grote waarde die de modern devoten hechtten aan tekst en verstaanbaarheid maakt het waarschijnlijk dat zij vaak zonder begeleiding zongen. Orgelmuziek was verboden – zowel tijdens de liturgische vieringen als daarbuiten – en ook de muziek in de handschriften geeft geen onmiskenbare aanwijzingen voor het gebruik van instrumenten. De muziek was dan ook in de eerste plaats vocaal. Zo vermeldt het Frensweger handschrift, waarin de moderne devoten de geschiedenis van hun eigen beweging gedeeltelijk documenteerden, dat het volmaakt stil was in het Hieronymusbergconvent te Hattem: er was niets anders te horen dan het geruis van spinnewielen en het gezang van de broeders. Toch zijn er ook enkele bronnen die wél instrumentale muziek beschrijven, al is die niet in genoteerde vorm bewaard gebleven. Het lijkt dan steeds te gaan om incidentele gevallen. Zo traden in de kerk van het Agnesklooster te Emmerich eens twee muzikanten op, in wier prachtige spel de devote zusters de resonantie van de hemelse muziek meenden te horen. Priester Jan Gielis begeleidde soms op een snaarinstrument het getijdengebed in het vrouwenklooster Bethanië te Mechelen. En lekenbroeder Timan speelde in het Zwolse broederhuis wel eens op een instrument dat hij vóór zijn intrede had gebruikt als straatmuzikant. Het kan in deze gevallen gaan om geïmproviseerde muziek, maar we weten niet welke instrumenten precies werden gebruikt. Hoewel een muzikale ondersteuning van het gezang dus niet mag worden uitgesloten, was instrumentale muziek waarschijnlijk niet structureel te horen in en rond de devote gemeenschappen.

Echte muzikale vernieuwers zijn de moderne devoten dan ook niet geweest. De teksten van hun liederen daarentegen klinken nog altijd verrassend eigentijds. ■●

SEIZOEN OUDE MUZIEK
9 DEVOTE KLANKEN / De muziekcultuur van de moderne devotie
THOMAS A KEMPIS GEKNIELD VOOR MARIA MET HET CHRISTUSKIND Hieronymus Wierix, 1617. Rijksmuseum Amsterdam

ZAKMUZIEK:

EEN ZELDZAME

DANSMEESTERVIOOL

MUZIEKSCHATTEN IN HET RIJKSMUSEUM

De Franse impressionistische kunstschilder Edgar Degas (1834-1917) beeldde in zijn schilderijen van balletrepetities vaak een violist af die de oefeningen van de dansers begeleidt. Tot het einde van de negentiende eeuw, toen de piano het standaardinstrument werd bij balletlessen, vormde de viool het dansbegeleidingsinstrument bij uitstek. Veel dansmeesters waren ook violisten en begeleidden hun leerlingen tijdens de lessen op het instrument. Tussen de zestiende en negentiende eeuw werd met dat doel voor ogen een slank type viool ontworpen: de dansmeesterviool, in historische Nederlandse bronnen ook wel ‘zakviool’ of ‘krijtertje’ genoemd.

In 1636 schreef de Franse geleerde Marin Mersenne in zijn Harmonie universelle dat dansleraren dergelijke kleine violen in hun jaszak meenamen, vandaar de Franse benaming pochette – een aanduiding die nog steeds in veel talen wordt gebruikt. De slechte geluidskwaliteit en het beperkte volume van het instrument maakten de dansmeesterviool ongeschikt voor

verfijnde muziekuitvoeringen en ensembles. Toch was deze kleine viool zeer praktisch om het ritme en de melodie tijdens privédanslessen aan te geven. Om deze reden was de dansmeesterviool behoorlijk populair, zoals blijkt uit het aantal instrumenten dat in musea en andere collecties bewaard is gebleven.

Dansmeesterviolen werden vanwege hun kleine formaat meestal een kwart, een kwint of zelfs een octaaf hoger gestemd dan een gewone viool. Omdat er maar weinig muziek speciaal voor deze zakviool werd gecomponeerd, speelde de uitvoerder voornamelijk vioolstukken, dansen, marsen en andere populaire deuntjes. Dansmeesterviolen werden gemaakt in verschillende modellen. Ze konden een smalle bootvormige klankkast hebben, een kleine vioolvormige omtrek, of een klankkast met rechte zijkanten. Aangezien ze voornamelijk onder de aristocratie en rijke klassen circuleerden, werden de instrumenten vaak versierd met gedetailleerd houtsnijwerk en weelderige materialen, zoals exotisch hout, ivoor en schildpad. Historische bronnen tonen

TEKST / Giovanni Paolo Di Stefano
INSTRUMENTALITEIT
BEELD / Dansmeesterviool Rijksmuseum, Amsterdam

aan dat minder verfijnde modellen ook door violisten met een lage sociale status werden gebruikt, evenals door rondreizende muzikanten die melodieën voor dans en muzikaal entertainment verzorgden.

Een van de elegantste modellen heeft een gelobde omtrek. Van dit type zijn drie exemplaren bewaard gebleven, waarvan één zich in het Rijksmuseum bevindt. Dansmeesterviolen met een dergelijke versierde omtrek werden gemaakt door Gaspar Borbon (1635-1710) in Brussel en door de beroemde Antonio Stradivari (1644/49-1737), van wiens hand tegenwoordig alleen nog een originele bouwtekening bestaat, die in het Museo del Violino in Cremona wordt bewaard. Op basis van overeenkomsten tussen de instrumenten werd

het anonieme exemplaar in het Rijksmuseum vroeger toegeschreven aan Borbon of Stradivari, maar beide toeschrijvingen zijn onjuist gebleken vanwege inconsistenties in afmetingen en materialen. Het fraaie bovenblad van het instrument is gemaakt van zeventiende-eeuws sparrenhout. Dendrochronologische analyses hebben uitgewezen dat de boom waarvan dit hout afkomstig is omstreeks 1648 is gekapt. De inleg op het boven- en onderblad zijn gemaakt van walvisbot, een materiaal dat zelden werd gebruikt door Italiaanse vioolbouwers, maar vaak wordt aangetroffen in Vlaamse en Nederlandse violen, zoals die van de Amsterdamse bouwer Pieter Rombouts (1667-1740).

Het bovenblad van de dansmeesterviool van het Rijksmuseum is rechtstreeks aan het onderblad bevestigd, waardoor het instrument een extreem slank uiterlijk heeft. Hetzelfde kenmerk is te vinden bij een anoniem exemplaar in het museum van het Royal College of Music in Londen. De bouwwijze, materialen en afmetingen van dit instrument zijn vergelijkbaar met het exemplaar in het Rijksmuseum. Beide instrumenten zouden daarom aan dezelfde hand toegeschreven kunnen worden. Nader onderzoek zal hopelijk meer informatie opleveren.

In de negentiende eeuw bevond de dansmeesterviool van het Rijksmuseum zich (compleet met strijkstok) in de collectie van de Nederlandse componist, dirigent en

muziekhistoricus Johan Coenradus Boers (1812-1896).

Het Rijkmuseum verwierf Boers’ opmerkelijke collectie vroege muziekinstrumenten in 1899. Vanwege lopend onderzoek is de dansmeesterviool momenteel niet te zien. Het instrument behoort tot de vele muziekschatten die onlangs naar het CollectieCentrum Nederland zijn verhuisd. Dit nieuwe depot en onderzoekscentrum in Amersfoort herbergt objecten uit de rijkscollecties van het Rijksmuseum, het Nederlands Openluchtmuseum, Paleis Het Loo en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. ■●

BALLETREPETITIE, 1873 door Edgar Degas. The Fogg Art Museum, Cambridge, Massachusetts

KARIKATUUR VAN

EEN DANSLERAAR, 1733-1792 door Jean Baptiste Guélard naar Christophe Huet

11

NOÉ, NOÉ!

De sound van Kerstmis

Het lijkt op een vraag uit een lifestyle magazine. Wat voor type bent u: kat of hond? Koffie of thee? Bergen of zee? Toch polsen we of u Kerstmis graag in de renaissance of liever in de barok wilt vieren. Met twee kersttournees in het Seizoen Oude Muziek nemen we de proef op de som. Het Portugese Officium Ensemble stelt een weelderige renaissancemis samen en Vox Luminis viert kerst met muziek uit het vroegbarokke Duitsland. Maar wanneer klinkt iets eigenlijk kerstachtig en wat zijn de overeenkomsten van kerstmuziek vóór en na het jaar 1600?

DE ‘SOUND’ VAN KERST

DETAIL

Domenico Ghirlandaio, de schilder van het tafereel, heeft zichzelf ook in de kerststal afgebeeld. De zwartgeklede geestelijke links naast hem is waarschijnlijk Francesco di Giovanni Tesori, de opdrachtgever van het schilderij.

Kerstmis heeft een eigen klank. Wanneer op 6 december de laatste pepernootkruimels worden weggeveegd, doen de arrenbellen of ‘jingle bells’ hun intrede. We zijn zodanig geconditioneerd door de Angelsaksische kerstfolklore dat zelfs de schelringen die aan het begin van Mahlers Vierde symfonie klinken ons aan de Kerstman doen denken. Ook in de oude muziek heeft kerst haar eigen sound. De paukenslagen waarmee Bachs Weihnachtsoratorium begint, Corelli’s concerto Fatto per la notte di Natale, de liederen In dulci jubilo en Es ist ein Ros entsprungen… Radio 4 weet ze elk jaar weer te vinden. En overal in het land duiken uitvoeringen van Händels Messiah op – een oratorium dat oorspronkelijk voor Pasen was bedoeld, want het tweede deel is volledig gewijd aan Jezus’ lijden, dood en verrijzenis. Desondanks hebben de onmiskenbare kerstklanken van het eerste deel het werk een vaste plek in de kersttraditie gegeven.

HET JAAR 1600

Het jaartal heeft 1600 heeft in de muziekgeschiedenis een magisch aura. Het was het jaar waarin zowel de vroegste proto-opera (de Euridice van Peri) als het eerste oratorium (Cavalieri’s Rappresentatione di Anima et di Corpo) het licht zag. De solozang met deels geimproviseerde begeleiding leek het over te nemen van het strenge lijnenspel van de polyfonie. Maar de barok verdrong de renaissance niet over één nacht. Lange tijd bleven de oude en nieuwe stijl naast elkaar bestaan, vaak beoefend door dezelfde componisten. De Portugese koning João IV nam rond 1650 nog hoogstpersoonlijk de pen ter hand om de expressieve kracht van de oude polyfonie en met name de muziek van Palestrina te verdedigen. Geen wonder dat het Officium Ensemble naast enkele bijzondere stukken van

12 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
TEKST /
BEELD / Domenico Ghirlandaio, Adorazione dei Magi, 1488. Florence, Ospedale degli Innocenti Jan Van den Bossche

SEIZOEN OUDE MUZIEK

KERSTMIS

IN DE RENAISSANCE

Officium Ensemble / Pedro Teixeira

ma 20 dec / 20.00

Almere, Goede Rede

di 21 dec / 20.15

Amsterdam, Muziekgebouw

aan ‘t IJ, Grote Zaal

wo 22 dec / 20.00

Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz

oudemuziek.nl/ officiumensemble

Portugese componisten als Duarte Lobo en Estêvão Lopes-Morago een werk van die grootmeester van de Italiaanse renaissance centraal stelt: Palestrina’s Missa Hodie Christus natus est, gebaseerd op het gelijknamige motet van zijn eigen hand, dat ook gezongen zal worden. Zowel het motet als de mis is dubbelkorig gecomponeerd. Muzikaal leider Pedro Texeira zegt daarover: ‘Je krijgt bijna het hele concert lang twee vierstemmige koren die op een zeer levendige manier met elkaar in dialoog zijn.’

We associëren meerkorigheid tegenwoordig vaak met het Venetië van Gabrieli en Monteverdi, maar de praktijk was in het Italië van de zestiende eeuw al redelijk ingeburgerd. Met name voor feestelijke gelegenheden als Kerstmis maakten componisten er graag gebruik van. Verder duikt in Palestrina’s motet veelvuldig de uitroep ‘Noé, noé’ op. Het lijnenspel van de renaissance en de expressieve kleurenrijkdom van de barok lijken zich dus aan weerszijden van het jaartal 1600 bevinden.

KRAAMVISITE

De barok is theatraal van aard. In schilderijen uit de renaissance worden doorgaans eeuwige waarheden verbeeld. De Heilige Drievuldigheid, de verrijzenis, het Laatste Oordeel: het zijn theologische principes die vaak encyclopedisch zijn afgebeeld en baden in het licht van de eeuwigheid. De engelen, herders en wijzen uit het oosten zijn soms tegelijkertijd te zien, en in enkele gevallen knielen zelfs de opdrachtgevers van het schilderij naast de kribbe neer. Op een barok schilderij van de geboorte van Jezus is het licht onderdeel van de handeling: het is avond of nacht en de drie wijzen komen net aan. En ook de herders, die in nabijgelegen velden hun kuddes bewaakten, komen op kraamvisite. Barokke figuren zijn vaak personages van vlees en bloed. In de schilderkunst gaven de wijzen uit het oosten vaak aanleiding tot prachtige doeken, waarbij kunstenaars zich te buiten konden gaan aan het schilderen van schitterende gewaden en luxueuze geschenken. In de kerstmuziek is een prominentere rol weggelegd voor herders en engelen. De engelen zijn de oorspronkelijke zangers van het Gloria in excelsis Deo, dat een vast onderdeel van de Latijnse kerstmis vormt en ook in talrijke kerstmotetten en -oratoria voorkomt. De herders zijn onderdeel van het kerstverhaal in het Lucas-evangelie, maar ook van de wereldwijde kerstfolklore. Hun aanwezigheid bij de geboorte is leidend voor het typisch pastorale karakter van veel kerstmuziek.

PASTORALE KLANKEN

Met name in de Italiaanse barok ontstond een ‘pastoraal’ muzikaal idioom dat specifiek met Kerstmis werd geassocieerd. Wiegende maatsoorten en zoete harmonieën doen deze pastorale stukken vaak aan slaapliedjes denken. De harmonieën zijn hoofdzakelijk gebaseerd op parallelle tertsen en sexten. Deze eenvoudige vorm van tweestemmigheid levert direct een gevoel van harmonie en schoonheid op. Zowel Brahms als ABBA grossierde hierin. Het zijn precies de kenmerken die we vinden in het laatste deel van Corelli’s Concerto fatto per la notte di Natale. Ook Bach maakte gebruik van dit idioom. In de tweede cantate van zijn Weihnachtsoratorium spelen de herders een belangrijke rol. Het stuk begint met een instrumentale sinfonia in de Italiaanse pastorale stijl en een wiegende 12/8-maat. Het pastorale karakter wordt versterkt door de klanken van de oboe da caccia en de oboe d’amore, dubbelrietblazers die traditioneel met herders worden geassocieerd. Datzelfde idioom vinden we terug in de Pifa uit

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021 14
OFFICIUM ENSEMBLE

SEIZOEN OUDE MUZIEK KERST VÓÓR BACH

Vox Luminis / Lionel Meunier

wo 15 dec / 20.15

Amsterdam, Muziekgebouw

aan ‘t IJ, Grote Zaal

do 16 dec / 20.00

Utrecht, Pieterskerk

vr 17 dec / 20.15

Deventer, Penninckshuis

za 18 dec / 20.30

Maastricht, Onze-LieveVrouwebasiliek

zo 19 dec / 14.00

Nijmegen, De Vereeniging, Concertzaal

oudemuziek.nl/voxluminis

het kerstgedeelte van Händels Messiah. Ondanks die titel, een verwijzing naar de schalmeien van de herders, gebruikt Händel geen blaasinstrumenten. Wel creëert hij met de strijkers een volks effect door de bassen een draailierachtige bromtoon te laten spelen. De draailier en musette (doedelzak) duiken vaak op in Franse barokke kerstmuziek wanneer het over de herders gaat.

FREUDE, FREUDE, FREUDE!

De Duitse muziek van de zeventiende eeuw was weliswaar grotendeels gebaseerd op Italiaanse modellen, maar componisten als Praetorius, Schütz, Scheidt en Schein gaven daar een typisch Duitse kleur aan. Het gebruik van de eigen taal was daarbij een cruciale factor. Zo bestond in het Duitse kerstrepertoire een grote voorliefde voor het inlijven van traditionele kerstliederen, met als meest bekende titels: In dulci jubilo en Es ist ein Ros entsprungen. Daarnaast vormde de piëtistische inslag van de teksten aanleiding tot veelvuldig gebruik van liefelijke, zoetsappige harmonieën.

De late renaissance en de vroege barok zijn naaste verwanten

In het motet Freude, Freude, große Freude van Andreas Hammerschmidt, dat bij Vox Luminis op het programma staat, zijn dergelijke liefelijkheden in overvloed aanwezig. Alleen al de verkleinwoorden in de tekst sturen de componist in een bepaalde richting. Het is moeilijk dissonanten te componeren bij een tekst als: Schlaf ein, du allerliebstes Jesulein, schlaf ein in meines Herzens Kämmerlein, mein Jesulein, mein Brüderlein, du, du bist mein Jesulein; so wiegen wir dich, mein Jesulein, eia, mein Jesulein, mein Brüderlein.

MUZIKALE BRUG

Al met al was 1600 in ieder geval wat betreft de kerstmuziek verre van een waterscheiding. We kunnen de zestiende en de zeventiende eeuw misschien beter als een uitgebreide en zeer hybride brug tussen de late middeleeuwen en moderne tijd beschouwen, een uitgestrekt landschap waar je doorheen kunt wandelen zonder in de gaten te hebben dat de flora en fauna langzamerhand veranderen. De late renaissance en de vroege barok zijn naaste verwanten. Vox Luminis en het Officium Ensemble presenteren in hun concerten allebei uitgebalanceerde polyfone constructies, liefelijke kleuren en uitbundige exclamaties die steevast een kerstgevoel oproepen. En daarvan krijgt een mens nooit genoeg. ■●

15 NOÉ, NOÉ! / De sound van Kerstmis
VOX LUMINIS Foto: Tom Blaton

CHARPENTIERDAG

MINIFESTIVAL ROND EEN FRANSE BAROKREUS

Waarom Marc-Antoine Charpentier (1643-1704) tot dusver niet op het erepodium van de barokmuziek is beland, is welbeschouwd een raadsel. De Franse componist was een briljant stilist met Franse diepgang en Italiaanse flair. Bijna zeshonderd parels schreef hij, in een waaier van genres. Tijdens de CharpentierDagen in Amsterdam en Utrecht staat de muziek van deze Fransman in de spotlight.

De enige die het ook maar waagde om de concurrentie aan te gaan met Jean-Baptiste Lully. Persoonlijke muzieksmid van het nichtje van de Zonnekoning. Meester van het klinkende clair-obscur. Toch verwierf Charpentier nooit een prestigieuze benoeming aan het hof van Lodewijk XIV, en werd zijn talent als operacomponist lange tijd weggewuifd door de jaloerse Lully, die meer strategische posten bekleedde en Charpentier bij leven overschaduwde.

Charpentier was echter zeker geen onbeduidend buitenbeentje. Doordat hij niet gebonden was aan het koninklijke hof, had hij een grotere artistieke vrijheid. In Parijs verwierf hij enkele belanghebbende muzikale posten en werkte hij voor invloedrijke opdrachtgevers. Zo was hij bijna twintig jaar lang in dienst van Marie van Lotharingen, beter bekend als Mademoiselle de Guise, in wier Hôtel de Guise hij als huiscomponist en zanger actief was. Een groot deel van zijn leven bekleedde Charpentier ook kerkelijke functies, onder andere als maître de musique van de prestigieuze jezuïetenkerk (Saint-Paul-)Saint-Louis en van de Sainte-Chapelle, de gotische kapel in het Paleis van Justitie.

Als twintiger reisde hij af naar Rome, waar hij kennismaakte met de Italiaanse muziek. Hoewel het Franse tijdschrift Mercure galant in februari 1681 vermeldde dat Charpentier drie jaar bij Carissimi studeerde, toont onderzoek aan dat het allerminst zeker is dat hij daadwerkelijk een directe leerling van Carissimi was. Dit neemt niet weg dat de componist in zijn jonge jaren kennisnam van allerlei soorten Italiaanse muziek en hij een eigen stijl ontwikkelde die Franse en Italiaanse elementen verenigde.

Charpentier raakte na zijn dood al snel in de vergetelheid en werd pas in de twintigste eeuw erkend als een van Frankrijks meest veelzijdige en begaafde componisten. In 1953 herontdekte de

16 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
BEELD / Marc-Antoine Charpentier MUZIEKGEBOUW AAN ’T IJ Foto: Marie Thérèse Hébert & Jean Robert Thibault TIVOLIVREDENBURG Foto: Sebastiaan ter Burg TEKST / Laura van den Boogaard

LIONEL MEUNIER

SKIP SEMPÉ

Foto: Marco Borgreve

DUO SERENISSIMA

musicoloog Carl de Nys Charpentiers Te Deum. Dit onbekende barokmotet genoot in een bewerking van Guy Lambert zoveel weerklank dat de European Broadcasting Union de openingsmaten adopteerde als herkenningstune van Eurovisie-uitzendingen. In deze vorm klinkt Charpentiers muziek tegenwoordig in vele huiskamers.

De CharpentierDag werpt nieuw licht op het werk van deze verfijnde vakman. Naast de Eurovisie-tune en een greep uit Charpentiers monumentale motetten door Ensemble Correspondances, wordt ook het intieme repertoire van deze veelzijdige componist bezocht door Duo Serenissima, Skip Sempé en het Ricercar Consort.

CHARPENTIERSCRATCH MET LIONEL MEUNIER

Marc-Antoine Charpentier blonk uit in vele genres, maar zijn tijdgenoten prezen vooral zijn composities voor koor. De CharpentierScratch nodigt uit om zelf te ervaren hoe is om muziek van Charpentier en zijn barokke tijdgenoten te zingen. Deze scratch voor amateurzangers staat onder leiding van Lionel Meunier, de artistiek leider van het ensemble Vox Luminis. Aanmelden voor de scratch kan tot 15 december. Luisteren naar de gratis toegankelijke presentatie kan natuurlijk ook.

SKIP SEMPÉ CHARPENTIERS INSPIRATIE

Het spel van klavecinist Skip Sempé kenmerkt zich door een mengeling van nonchalance en kracht. Bach, Froberger, Bull: Sempé heeft vrijwel alle goden van de klaviermuziek onder de vingers gehad. Vooral het Franse klavecimbelrepertoire is een kolfje naar zijn hand. Speciaal voor de CharpentierDag duikt hij in het oeuvre van Charpentiers voorgangers en tijdgenoten in Parijs en Rome. In de erehaag: Chambonnières, Couperin, Frescobaldi en d’Anglebert.

DUO SERENISSIMA

KONINKLIJKE KAMERMUZIEK

De lange schaduw van Jean-Baptiste Lully hield Charpentier uit de muzikale hofhouding van Louis XIV. Met zijn airs de cour scoorde hij niettemin bij dames en heren van stand, die zich de verfijnde liederen op geraffineerde poëzie lieten welgevallen. Tijdgenoot en snarenvirtuoos Robert de Visée stond wél op een goed blaadje bij de Zonnekoning. Duo Serenissima kiest de mooiste werken uit zijn meer dan tweehonderd composities tellende oeuvre, waaronder koninklijke gitaarmuziek met een gouden randje.

18 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021

PHILIPPE PIERLOT ENSEMBLE CORRESPONDANCES

Foto: Molina Visiuals

SEIZOEN OUDE MUZIEK

CHARPENTIERDAG

ZA 15 JAN / AMSTERDAM, Muziekgebouw aan ’t IJ

ZO 16 JAN / UTRECHT, TivoliVredenburg

10.30 uur

CharpentierScratch

12.00 uur

Skip Sempé

13.20 uur

Ensemble Conservatorium van Amsterdam

14.00 uur

Duo Serenissima

15.20 uur

Presentatie

CharpentierScratch

16.00 uur

Ricercar Consort / Philippe Pierlot

17.20 uur

Ensemble Conservatorium van Amsterdam

18.00 uur

Lezing Xavier Vandamme

RICERCAR CONSORT / PHILIPPE PIERLOT LIEFDESLIEDEREN EN KAMERMUZIEK

Charpentier staat voor rijke klanktapijten, royale harmonieën, extravagante versieringen en expressie in het kwadraat. Maar er is ook een andere Charpentier: die van het verfijnde air de cour. Het Ricercar Consort struint langs hoofse liederen van Charpentier zelf en tijdgenoten als Huygens, Lully en Lambert, om met concerten en suites van Monsieur de Sainte-Colombe en Louis Couperin bij de canon van het Franse gambarepertoire te belanden.

ENSEMBLE CORRESPONDANCES / SÉBASTIEN DAUCÉ

GROOTSE MOTETTEN VAN CHARPENTIER EN DU MONT

20.00 uur (Utrecht)

20.15 (Amsterdam)

Ensemble Correspondances / Sébastian Daucé

20.15 uur (Amsterdam)

20.00 (Utrecht)

Ensemble Correspondances / Sébastian Daucé Bekijk het volledige programma op oudemuziek.nl/ charpentierdag

Sébastien Daucé en Ensemble Correspondances zijn dé pleitbezorgers van Charpentiers oeuvre. Zes albums maakten zij al met muziek van de barokcomponist. Voor hun opname van Charpentiers Histoires Sacreés (2019) ontvingen de Franse musici onder meer een Diapason d’Or en een Choc de Classica. Met twaalf zangers en twintig instrumentalisten treedt Ensemble Correspondances tijdens de CharpentierDag aan voor het Te Deum – een van de weinige composities die zich in het midden van de vorige eeuw in het collectieve geheugen wist te nestelen. Charpentier componeerde dit ‘grand motet’ ter verheerlijking van koning Lodewijk XIV, waarschijnlijk om de overwinning bij Steenkerke in 1692 te vieren. Sébastien Daucé koppelt het werk aan een herdenkingsmis waarin de invloed van Charpentiers leermeester Carissimi doorschemert. Ook klinkt werk van Henry Du Mont, een tijdgenoot van Charpentier uit Maastricht die zich opwerkte tot hofcomponist van de Zonnekoning. ■●

19 CHARPENTIERDAG / Minifestival rond een Franse barokreus

INGENIEUZE MUZIEK

CONTACTUS SPEELT MACHAUT

Als liedcomponist en dichter behoort Guillaume de Machaut (ca. 1300-1377) verreweg tot de meest invloedrijke kunstenaars van de middeleeuwen. Het jonge ensemble Contactus gaat in december op tournee met een programma rond muziekstukken, brieven en geschriften van Machaut en liederen van middeleeuwse tijdgenoten.

Machaut is een voorname vertegenwoordiger van de ars nova (letterlijk ‘nieuwe kunst’), de nieuwe componeerstijl en kijk op muziek in veertiendeeeuws Frankrijk waarbij de notatie van de muziek belangrijk werd. Chromatiek en isoritmiek, de organisatie van de verschillende stemmen volgens ritmische patronen, werden aangewend in wat puur muziek mocht zijn in plaats van een afspiegeling

van de kosmische harmonie. Machauts muziek bevat dan ook ongekend ingenieuze en zelfs experimentele elementen.

Nog subtieler dan de ars nova was de ars subtilior, zoals te vinden in de Chantilly Codex (ca. 1390). Het was een tijd van grenzen verleggen, ontdekken wat er mogelijk was in expressie, tegen alle regels in. De ars subtilior onderscheidt zich in ritmische complexiteit en harmonische instabiliteit, met chromatische lijnen die altijd de onverwachte kant op gaan. Toondichters als Baude Cordier en Jacob Senleches noteerden hun muziek als kunstwerken voor het oog – zoals een stuk over een harp dat er op papier ook uitziet als een harp. Het is een uitdaging om dergelijke stukken vooral moeiteloos te laten klinken, want makkelijk zijn ze zeker niet.

Naast muziek van Machaut en stukken uit de Chantilly Codex dragen de musici van Contactus ook stukjes voor uit Machauts versroman Le livre du voir dit. Het ‘ware gedicht’ verhaalt over een affaire tussen een oudere dichter en een jong meisje. Machaut beschrijft alle stadia van de relatie: de eerste ontmoeting, het gelukkige samenzijn en de verdrietige verwijdering van elkaar. Brieven van de geliefden en composities kleuren het liefdesverhaal. Of deze vertelling nu autobiografisch is of niet, de pijnlijke, bitterzoete toon sijpelt er constant doorheen. ■●

SEIZOEN OUDE MUZIEK

MACHAUT: MIJN HART, MIJN KASTEEL, MIJN SCHAT

Contactus

do 9 dec / 20.15

Westzaan, Zuidervermaning

vr 10 dec / 20.00

Amsterdam, De Waalse Kerk

za 11 dec / 20.00

Utrecht, Pieterskerk

zo 12 dec / 11.00

Schokland, Kerkje op Schokland

oudemuziek.nl/contactus

TEKST / Maartje Stokkers BEELD / Joe Meijer Miron Andres en Angelica Monje
20

VRIENDENHART

Wat was het fijn om u afgelopen zomer te kunnen verwelkomen bij een volwaardig Festival Oude Muziek Utrecht. En wat voor een editie was het! Vrijwilligers raceten weer van vroeg tot laat door de stad, musici en sprekers stonden sinds tijden weer op het podium en we konden weer live genieten van heel veel oude muziek. Het thema retorica nodigde uit tot een bredere blik, die met de tentoonstelling Let’s act! ook naar historische acteertechnieken en beeldende kunst leidde.

Wie niet naar Utrecht kon komen, of simpelweg thuis nog verder wilde genieten, kon terecht op ons online festivalkanaal eMTV (Early Music Television). De streamingdienst trok in tien dagen tijd meer dan 18.000 kijkers vanuit 45 verschillende landen: van Australië tot Argentinië en van Zweden tot Zuid-Afrika.

De fotoreportage op de volgende pagina’s geeft een impressie van deze bijzondere veertigste editie van het Festival Oude Muziek. Op naar volgend jaar! ■●

21 VOORWOORD
TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2021 23
24 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2021 25
26 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2021 27
28 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2021 29

Bestel onderstaande cd’s via oudemuziek.nl/vriendenaanbiedingen of met de bon in dit tijdschrift.

ENIGMA FORTUNA: ZACARA DA TERAMO, COMPLETE WORKS LA FONTE MUSICA

O.L.V. MICHELE PASOTTI ALPHA 640 (4CD)

Michele Pasotti en zijn ensemble la fonte musica weten steeds opnieuw te overtuigen met een pakkende kijk op de middeleeuwen en renaissance. Na jarenlang zoeken en reconstrueren bieden zij nu een 360-graden blik op de belangrijkste componist van het Trecento: Antonio Zacara da Teramo. Zijn oeuvre krijgt op dit vierdelige album een sublieme, gedetailleerde lezing.

Normale prijs ca. € 42 Vriendenprijs € 33

THE MUSICAL UNIVERSE OF ANDREAS PEVERNAGE

UTOPIA ENSEMBLE

RAMÉE RAM 2006

De muziek van Andreas Pevernage was in de zestiende eeuw razend populair, maar is vandaag nagenoeg vergeten. Hoewel de Vlaamse zangmeester meer dan eens uit zijn woonplaats werd verdreven door de protestantse geuzen, hebben enkele religieuze chansons op dit album een protestants karakter. De madrigalen die het Utopia Ensemble ten gehore brengt zijn expressiever, met gewaagde dissonanten en scherpe melodische wendingen.

Normale prijs ca. € 23

Vriendenprijs € 19

THE DI MARTINELLI MANUSCRIPT EVA SALADIN, JOHANNES KELLER, SEBASTIAN WIENAND, DANIEL ROSIN  GLOSSA GCD 922521

Voor haar eerste soloalbum koos barokvioliste Eva Saladin acht sonates uit het archief van de Italiaanse familie Di Martinelli, dat in de universiteitsbibliotheek van Leuven wordt bewaard. De selectie bevat onbekend werk van onder meer Gian Carlo Cailò, Johann Christoph Pez, en een zekere N. Goor. Saladin toont zich een fraai technicus en een gevoelig speelster die samen met de continuogroep een heerlijk rijke klankwereld creëert.

Normale prijs ca. € 23

Vriendenprijs € 19

JOHANNES MARTINI: LA FLEUR DE BIAULTÉ  LE MIROIR DE MUSIQUE

O.L.V. BAPTISTE ROMAIN  HM 88985411772

Johannes Martini was bijna dertig jaar werkzaam aan het hof van hertog Ercole I d’Este. Baptiste Romain en Le Miroir de Musique ontsluiten Martini’s aandeel aan het zogenoemde Casanatense Chansonnier, een verzameling wereldlijke composities die werd samengesteld voor het huwelijk van Isabella d’Este met Gianfrancesco II Gonzaga in 1490.

Normale prijs ca. € 23

Vriendenprijs € 19

CARLOS PATIÑO: MUSICA SACRA

PARA LA CORTE

LA GRANDE CHAPELLE

O.L.V. ALBERT RECASENS

LAUDA LAU 021

De meerkorige psalmzettingen, hymnen en antifonen op dit album doen denken aan de Italiaanse barok. Toch ontstonden deze werken aan het Spaanse hof.

De muzikale overdaad van Carlos Patiño wordt stralend en trefzeker uitgevoerd door Albert Recasens en La Grande Chapelle. De eerste track zet meteen de toon: wie deze sprankelende versie van Lauda Ierusalem hoort blijft luisteren.

Normale prijs ca. € 23

Vriendenprijs € 19

JÉLIOTE, HAUTE-CONTRE DE RAMEAU

REINOUD VAN MECHELEN & A NOCTE TEMPORIS

ALPHA 753

Met hun haute-contre trilogie schijnen Reinoud Van Mechelen en a nocte temporis nieuw licht op een muzikaal universum waarvan Lully en Rameau slechts de geniale toppen waren. Het verrassende programma op deze tweede cd verklankt de carrière van Pierre de Jéliote, een achttiende-eeuwse zanger die moeiteloos de zwaarste rollen aankon.

Normale prijs ca. € 23

Vriendenprijs € 19

VRIENDENAANBIEDINGEN 30

EARLY MUSIC TELEVISION HET BESTE MEDICIJN TEGEN UW WINTERDIP

KIJKTIPS

Vox Luminis / Lionel Meunier Cavalieri’s Rappresentatione di anima e di corpo

In het vroegste nog bewaarde theaterstuk volledig voorzien van muziek bekvechten Lichaam en Ziel om het mooist. Zij worden bijgestaan door twaalf andere allegorische personages en diverse koorgroepen. Met echo-effecten, vocale pingpongspelletjes, knetterende ensembles, virtuoze sinfonia’s, koor én dansmuziek is elke minuut van Vox Luminis’ uitvoering er een om in te lijsten.

Dutch Baroque Orchestra & Oscar Verhaar / Gerard de Wit Van Fairy Queen tot Vergnügte Ruh: Purcell, Händel, Bach

Met repertoire van drie grootmeesters tekenen het Dutch Baroque Orchestra en countertenor Oscar Verhaar voor een barok bommetje. Op het programma: meeslepende muziek van Engelsman Henry Purcell, Thomaskantor Johann Sebastian Bach en ’s werelds eerste muziekmagnaat, Georg Friedrich Händel.

Erik Bosgraaf, Izhar Elisa, Allessandro Pianu The Dancing Master

Blokfluitist Erik Bosgraaf, gitarist Izhar Elias en klavecinist Alessandro Pianu laten het Londen van omstreeks 1700 weerklinken. Op het programma staan onder andere suites van de Napolitaanse vioolvirtuoos Nicola Matteis en melodieën uit John Playfords danshandboek The Dancing Master

Geen betere manier om de donkere winterse dagen door te komen dan met de mooiste oude muziek. Daarom staat eMTV – het online programma van het Festival Oude Muziek Utrecht 2021 –tot en met 31 januari online. Met concerten van onder meer Vox Luminis, Capriccio Stravagante, Gli Angeli Genève, Bob van Asperen, Erik Bosgraaf, het Ricercar Consort, Cantar Lontano, Claron McFadden, en het Pluto Ensemble, is eMTV de perfecte remedie tegen uw winterdip.

eMVT onder de kerstboom

Op zoek naar een origineel decembercadeau? Leg een eMTV passe-partout onder de kerstboom. Door een mail te sturen naar  kaartverkoop@oudemuziek. nl ontvangt u na betaling een waardebon met daarop een unieke code waarmee het volledige online programma onbeperkt te bekijken is tot en met 31 januari 2022.

Meer informatie

Kijk voor meer informatie en het volledige online programma op oudemuziek.nl/emtv ■●

31
TEKST / Juliëtte Dufornee BEELD / Foppe Schut

ACHTER DE SCHERMEN

FENNEKE MAURICE, HOOFD PRODUCTIE

‘EEN VRIJ LUXE LEERSCHOOL’

NAde portretten van Wilmer de Jong en Yvonne Postma, die als hoofd kaartverkoop en vrijwilligerscoördinator weliswaar veel achter de schermen doen, maar ook hoor- en zichtbaar zijn voor het publiek, gaan we ditmaal in gesprek met iemand die haar werkzaamheden vrijwel alleen achter de schermen uitvoert: Fenneke Maurice, hoofd productie van het Festival Oude Muziek Utrecht.

Fenneke studeerde cello aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Na het behalen van haar diploma was ze twee jaar actief als uitvoerend musicus, onder andere bij een van de musicals van theaterproducent Joop van den Ende. ‘Dat was een leuke periode, maar eigenlijk wist ik tijdens mijn studie al dat ik de organisatorische kant boeiender vind dan zelf musiceren. Daarna ben ik aan de slag gegaan als bedrijfsleider bij het Nederlands Dans Theater, overigens zonder dat ik daarvoor een diploma had, dat kon in die tijd nog. In 2003 ben ik overgestapt naar het Concertgebouw, waar ik ruim zestien jaar heb gewerkt als productieleider. Sinds drie jaar ben ik freelance producent.’

LUXE LEERSCHOOL

Als hoofd productie is Fenneke acht maanden per jaar in touw voor de Organisatie Oude Muziek. ‘Van 1 februari tot 1 oktober. Wanneer het programma zo goed als rond is, ga ik aan de slag.’ De samenwerking begon in februari 2020, precies de periode waarin het coronavirus zich wereldwijd begon te verspreiden. ‘Ja, het was een roerige start. Toen ik begon was er van afgelasting nog geen sprake, dus je gaat zo goed en zo kwaad als dat kan aan de gang met het organiseren van het festival zoals dat gepland is. In april hebben we besloten om het niet door te laten gaan. Mijn eerste grote klus werd daarmee het annuleren van het festival, dat had ik me natuurlijk anders voorgesteld. Hotels afzeggen, concertlocaties afbellen, enzovoorts. Toen dat allemaal geregeld was, viel het stil – tot het kabinet besloot om grote culturele organisaties, zoals ons festival, te helpen om musici en andere kunstenaars te steunen en opdrachten te verstrekken. Eind juni zijn we bij elkaar gekomen en gaan puzzelen. De belangrijkste vragen voor ons

FESTIVAL OUDE MUZIEK 2021
32 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
Foto: Foppe Schut BEELD / Marieke Wijntjes TEKST / Joost van Beek

waren hoeveel mensen we zouden mogen toelaten bij de concerten en of er ook effectief publiek zou komen opdagen. Uiteindelijk hebben we een compleet vervangend festival kunnen organiseren, niet alleen in Utrecht maar ook in tien andere Nederlandse steden, met uitsluitend Nederlandse musici.’ Hoewel Fenneke zich het begin van haar periode bij de Organisatie Oude Muziek anders had voorgesteld, ziet ze ook voordelen. ‘Eigenlijk heb ik een vrij luxe leerschool gehad. Ik heb veel tijd gehad om me rustig alles eigen te maken. Dat past ook bij me, als producent vind ik een goede voorbereiding zonder stress essentieel. Zo kun je ook het best anticiperen op eventuele calamiteiten. Tot nu toe vind ik dat mijn aanpak goed aansluit bij het Festival Oude Muziek, ik kom hier goed tot mijn recht.’ Lachend: ‘Gelukkig vindt mijn opdrachtgever dat ook.’

GEVOEL VOOR HUMOR

Als hoofd productie mag Fenneke haar team naar eigen voorkeur en inzicht samenstellen. ‘Dat doe ik wel in overleg met adjunctdirecteur Juliëtte Dufornee. De belangrijkste eisen die ik aan mijn teamleden stel zijn flexibiliteit, kalmte en gevoel voor humor. Zonder dat laatste kom je er bij mij echt niet in (lacht). Affiniteit met oude muziek is fijn, maar is geen absolute must. Het gaat erom dat je kunt organiseren. Dit jaar bestond het productieteam naast mijzelf uit vijf mensen. Drie daarvan hielden zich uitsluitend met de concerten bezig, één met het inhuren en inplannen van instrumenten als kistorgels en klavecimbels, en één met vliegtickets, hotels en het vervoer van de musici. Verder heb ik veel samengewerkt met vrijwilligerscoördinator Yvonne Postma. Normaliter is er tijdens het festival sprake van één grote kluit vrijwilligers, maar vanwege corona zaten alle teams deze keer in hun eigen bubbel. Zoiets heeft gevolgen voor de onderlinge communicatie. Dat de afdelingen kaartverkoop en marketing in TivoliVredenburg zaten terwijl het productieteam in de Utrechtse Muziekschool zat, vond ik evenmin ideaal. Tijdens een festival moet je snel kunnen schakelen, en als je dan alleen contact kunt hebben via de telefoon of Microsoft Teams, is de verbondenheid met elkaar niet optimaal. Het is toch het handigst als je een hoofdkwartier hebt waar iedereen van de organisatie dicht bij elkaar zit. Maar goed, onder deze omstandigheden was dit de beste oplossing.’

LAMPEN GEZOCHT

Hoe heeft Fenneke haar eerste echte Festival Oude Muziek verder ervaren? ‘Grote calamiteiten zijn er gelukkig niet geweest. Onze angst voor een corona-uitbraak is gelukkig niet bewaarheid geworden. Wel werden we twee keer gealarmeerd door een mogelijke besmetting, maar dat bleek vals alarm. Een ander spannend moment was toen het team van de productie AMOR eind augustus bij de Utrechtse stadsschouwburg aankwam. Toen bleek dat technische

34 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
‘Het gaat erom dat je kunt organiseren’
FESTIVAL OUDE MUZIEK 2020 Foto: Foppe Schut

DANSVOORSTELLING AMOR

Foto: Julien Lambert

apparatuur als beamers en lampen niet ingehuurd was. De schouwburg dacht dat wij die apparatuur zouden regelen, en wij dachten dat de schouwburg dat zou doen. Die miscommunicatie zie ik ook als een gevolg van het vele thuiswerken. Als productieteam hebben wij tot medio augustus bijna alleen maar thuisgewerkt, terwijl het mijn ideaal is dat een productieteam tijdens zowel de voorbereiding als het festival zo veel mogelijk fysiek bij elkaar zit. De situatie was overigens snel rechtgetrokken: de in te huren spullen waren binnen een uur in de schouwburg.’

Ondanks de overwegend positieve ervaringen ziet ze ook verbeterpunten. ‘Eerlijk gezegd zou ik liever wat eerder in het proces aansluiten, zodat ik meer inzicht heb in de achtergrond van het programma. Vooral bij ingewikkeldere producties, zoals de al genoemde voorstelling AMOR, kan dat nuttig zijn. Daar komt bij dat er in 2019 een nieuw administratief systeem is geïmplementeerd dat dit jaar voor het eerst door het productieteam werd gebruikt. Dat is lastig omdat je daar nog onvoldoende bekend en handig mee bent.’

Heb je nog een mooie slotopmerking voor de lezers?

‘Het mooiste van achter de schermen werken vind ik het als niemand merkt wat daar voor werk verzet wordt.’ Lachend: ‘Schrijf maar op dat het er eigenlijk niet toe doet wat er achter de schermen gebeurt.’ ■●

35 FENNEKE MAURICE, HOOFD PRODUCTIE / ‘Een vrij luxe leerschool'
Foto: Govert de Roos De Vuurtorenwachter vanaf 28 november www.barokopera.nl o.l.v. Frédérique Chauvet Purcell, Haendel, Monteverdi & Keltische muziek BarokOpera Amsterdam ADVERTENTIE

VEELZIJDIGE MEESTER UIT LÜBECK

Buxtehudes orgel- en kamermuziek

36 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
EEN
TEKST / Pieter Dirksen BEELD / Johannes Voorhout, Musicerend gezelschap, 1674. Hamburg, Museum für Hamburgische Geschichte

Inde winter van 1705-1706 reisde de jonge Johann Sebastian Bach naar Lübeck voor een soort afsluitende meestercursus bij Dieterich Buxtehude (16371707). Een hele onderneming! Waarom deed Bach dat? Voor de nieuwste trends op muziekgebied moest je indertijd je blik naar het zuiden richten. Buxtehude was met zijn muziek een kind van de zeventiende eeuw, en zijn werk was na zijn dood dan ook al snel verouderd. Berucht is de anekdote dat in een koude winter te Lübeck een grote hoeveelheid van zijn manuscripten werd opgestookt, omdat toch niemand er nog iets aan had. Dus wat zocht Bach eigenlijk in die noordelijke stad?

Over Buxtehude en zijn leven is niet veel bekend, en ook zijn uiterlijke verschijning is onzeker. Het enige portret dat we kennen staat op een schilderij van Johannes Voorhout uit 1674, waarop ook de Hamburgse organist Johann Adam Reincken is afgebeeld. Terwijl Reincken via een ander schilderij makkelijk te identificeren is als de klavecimbelspeler, dacht men lange tijd dat de knappe jongeman met het notenblad Buxtehude moest zijn. Totdat ontdekt werd dat de gambaspeler links met zijn vingers op de gambatoets de tonen D, B en H grijpt, wat Buxtehudes initialen vormen. Dit schilderij bevat ook de sleutel tot het mysterie van

Buxtehudes scholing, waarover geen documenten bekend zijn. Men vermoedde dat de in Denemarken geboren en opgegroeide jongen te Kopenhagen bij de befaamde organist Johann Lorentz les had. Maar het vel met de canon op het schilderij vermeldt nadrukkelijk dat Reincken en Buxtehude elkaar als ‘fratres’, dus als broeders, beschouwden. Het kan niet anders dan dat deze band gesmeed werd gedurende een gemeenschappelijke leertijd bij de Hamburgse organist Heinrich Scheidemann. We weten dat Reincken in de jaren 1654-1657 bij Scheidemann studeerde, dus Buxtehude moet ongeveer in dezelfde periode in Hamburg zijn geweest.

Orgelmuziek

Uit de aard van zijn orgelwerken is eigenlijk zonneklaar dat Buxtehude bij een lid van de NoordDuitse Sweelinck-school in de leer is geweest. Scheidemann was in Noord-Duitsland de meest creatieve en belangrijke van de vele organisten die bij Sweelinck hadden gestudeerd. Buxtehudes verbinding met Scheidemann is het duidelijkst in de koraalfantasie – een genre dat de Hamburgse Katharinenorganist had ‘uitgevonden’. In zijn jeugd schreef Buxtehude enkele stukken in deze trant die direct bij Scheidemanns werk aansluiten. Toen Buxtehude als opvolger van een andere vertegenwoordiger van de Sweelinck-school, Franz Tunder, in 1668 werd gekozen als organist van de Marienkirche in Lübeck, schreef hij als ‘visitekaartje’ zijn meesterwerk in dat genre: de grote fantasie Nun freut euch, lieben Christen gmein BuxWV 210.

Zo conservatief als Buxtehude in 1705 mocht lijken, zo vooruitstrevend ging hij als jonge organist en componist aan de slag, met name na zijn benoeming in Lübeck. Bij Scheidemann lag de nadruk op de koraalbewerking, met als culminatiepunt de koraalfantasie. Vrije stukken zijn bij hem veel schaarser en korter, en hebben meestal een inleidend karakter (dit geldt met name voor het praeambulum). Maar vanaf het midden van de eeuw wonnen de vrije genres aan belang. Matthias Weckmann speelde hierbij een belangrijke bemiddelende rol. Hij was waarschijnlijk de eerste die de nieuwe, zuidelijke klaviertraditie (Frescobaldi) in Hamburg introduceerde, met dank aan zijn contacten met Johann Jacob Froberger. Het was vervolgens Buxtehude die de nieuwe concepten (de toccata met Italiaanse kenmerken, de canzona) met het lokale praeambulum samensmolt tot iets geheel nieuws: het praeludium c.q. de toccata pedaliter, dat de belichaming werd van de Noord-Duitse orgelmuziek. Het obligate gebruik van het pedaal in de meeste praeludia bepaalde

37 Een veelzijdige meester uit Lübeck

zowel de vorm van de fugathema’s als de lay-out van de rapsodische partijen. Vanzelfsprekend werd ook verwacht dat de speler de drie of vier manualen van zijn orgel benutte en met elkaar contrasteerde. Deze synthese leidde tot een geheel nieuwe dialectiek in het componeren voor orgel. Het nieuwe praeludium (toccata) verving de koraalfantasie als het meest representatieve, virtuoze orgelstuk.

Stylus phantasticus

Buxtehude is altijd de voornaamste componist geweest die met de stylus phantasticus geassocieerd wordt, en terecht. Dit begrip wordt echter te pas en te onpas voor allerlei componisten uit de zeventiende eeuw gebruikt. Op de keper beschouwd is het een concept met een historisch gezien nogal beperkte reikwijdte. Het werd kennelijk gelanceerd door Froberger, die het als een verdere ontwikkeling van de traditionele contrapuntische fantasie beschouwde, en die zijn visie in Kirchers omvangrijke tractaat Musurgia Universalis (1650) liet publiceren. In Hamburgse/Lübeckse orgelkringen werd dit idee opgepikt en gebruikt voor ambitieuze instrumentale stukken voor met name klavierinstrumenten, zoals het nieuwe praeludium met meerdere contrasterende delen. Het is dus niet – wat weleens wordt beweerd – een aanwijzing of vrijbrief voor de uitvoering, maar eerder een compositieconcept. Gestreefd werd naar een goed geplande en geproportioneerde afstemming van ‘vrije’ (toccatische) en ‘gebonden’ (imiterende) delen.

Belangrijk in de stylus phantasticus was het retorische component van de ‘klankrede’. Het moet bij de leden van de Sweelinck-school bekend zijn geweest dat de retorische ‘forma’ een essentieel onderdeel vormde van gecomponeerde fantasieën, en Sweelinck hanteerde daarbij de ‘klassieke’ driedeling van de oratorische redevoering: exordium, medium en finis. Deze indeling is terug te voeren op Aristoteles. Ook bij Scheidemann is deze driedeling nog de regel, bijvoorbeeld in zijn praeambulae. Blijkbaar werd na hem – misschien als gevolg van de invloed van meerdelige stukken, zoals Frobergers hexachord-fantasia – een meer gedifferentieerd model gezocht en gevonden in het veeldelige Ciceroniaanse/Quintiliaanse schema, dat op zijn minst vijf onderdelen kent en veel flexibeler is, maar op onderdelen juist veel specifieker. De standaardindeling zag er als volgt uit:

1. exordium: het trekken van de aandacht van de luisteraar

2. propositio: het voorstellen van de stelling

3. confirmatio: het onderbouwen van de stelling

4. confutatio: het voorstellen en weerleggen van tegengestelde stellingen

5. peroratio: de conclusie

Deze ordening stond niet vast: de confirmatio en confutatio konden verwisseld dan wel naar believen herhaald worden. Veel van Buxtehudes orgelpreludia laten zich via deze weg beter begrijpen, zowel door de speler als de luisteraar.

Kamermuziek

Buxtehude paste deze compositiemethode ook toe in zijn kamermuziekstukken, die grotendeels in twee publicaties (1686, 1694) met sonates voor viool, gamba en continuo verschenen. De orgelmuziek van de componist bleef daarentegen alleen in manuscriptvorm bewaard. Dit had te maken met de gilde-achtige structuur van de Sweelinck-school: de waardevolle orgelcomposities werden alleen binnen de school aan leerlingen doorgegeven. Om dat te waarborgen noteerden ze deze muziek in de eigenlijk allang afgeschafte tabulatuurnotatie, die in deze kringen dus gehandhaafd werd als een soort geheimschrift.

Buxtehude gebruikte deze tabulatuurnotatie niet alleen voor zijn orgelmuziek, maar ook voor zijn vocale werken, bijvoorbeeld wanneer hij die naar Gustav Düben stuurde, een medelid van de Sweelinck-school. Wel publiceerde hij zeven klavecimbelsuites waarin de eigenschappen van de zeven planeten afgebeeld waren, maar deze zijn helaas verloren gegaan.

Opvallend genoeg bevatten de twee sonateboeken ieder zeven stukken, en staan ze dus misschien ook in verbinding met het planetenthema. De sonates gebruiken het concept van de stylus phantasticus met veel vrijheid. Het meest extreem in dit verband is de Sonate in d (Op. 1/6), dat uit een veelheid van korte gedeelten bestaat. Na de inleiding is er een regelmatige fuga (propositio), en daarna volgt al de confutatio met vele tempowisselingen. Een dansant vivace vormt de confirmatio, maar deze idylle wordt ruw onderbroken door een herhaling van fragmenten uit de confutatio. Daarna zet een gigue-achtig deel in en denkt de luisteraar:

38 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
Membra Jesu nostri BuxWV 75, door Buxtehude genoteerd in Duitse tabulatuur, 1680. Uppsala, Universitetsbiblioteket

ha, de conclusie! Maar de vrolijke beweging wordt plots onderbroken door een lamento-achtig ‘Poco adagio’. De herneming van de gigue wordt afgerond door een Lento dat, ontleend aan een eerdere confutatio-passage, een groot vraagteken bij de sonate plaatst. Dit soort retorische vrijheid stond haaks op de rationele kamermuziekstijl die in dezelfde periode in Italië door Corelli en anderen ontwikkeld werd, en die veel invloedrijker zou blijken. Buxtehudes originele aanpak moet Bach buitengewoon gefascineerd hebben. Bach streefde in zijn muziek altijd naar een element van onvoorspelbaarheid en rapsodische vrijheid à la Buxtehude. Toen hij in februari 1706 uit Lübeck terugkeerde, had Bach in ieder geval een kopie van Buxtehudes laatste (?) orgelwerk in zijn bagage: het Praeludium in fis BuxWV 146. Toen Buxtehude het jaar daarop overleed, componeerde Bach een ‘in memoriam’ waarin hij dat laatste orgelwerk als uitgangspunt nam: de schitterende Toccata voor klavecimbel in fis BWV 910. Het is een virtuoos werk vol Buxtehudecitaten en nog helemaal volgens de ideeën van de stylus phantasticus als een vijfdelige klankrede geconstrueerd. Het eindigt met een aangrijpende lamento-fuga die gebaseerd is op de eerdergenoemde passage uit Buxtehudes Sonate in d. ■●

SEIZOEN OUDE MUZIEK

MUSICA FANTASTICA

La Rêveuse / Florence Bolton & Benjamin Perrot

di 18 jan / 20.30

Zwolle, Academiehuis Grote Kerk

wo 19 jan / 20.15

Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ, Grote Zaal

do 20 jan / 20.15

Eindhoven, De Kapel

vr 21 jan / 20.30

Rotterdam, Laurenskerk

za 22 jan / 20.15

Westzaan, Zuidervermaning

zo 23 jan / 20.00

Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente

oudemuziek.nl/lareveuse

BUXTEHUDE:

MEESTER AAN HET ORGEL

Ton Koopman & Catherine Manson

wo 16 mrt / 20.00

Groningen, Martinikerk

do 17 mrt / 20.00

Utrecht, Nicolaïkerk

vr 18 mrt / 20.00

Zutphen, Walburgiskerk

za 19 mrt / 20.00

Amsterdam, De Waalse Kerk

zo 20 mrt / 15.00

Den Haag, Nieuwe Kerk

oudemuziek.nl/koopman

39
Een veelzijdige meester uit Lübeck
Benjamin Perrot & Florence Bolton Foto: Nathamiel Baruch Ton Koopman Foto: Foppe Schut

EEN LIEFDESBRIEF OF BANGE VERMOEDENS?

VERMEER MET ANDERE OGEN

De dienstmeid heeft de post zojuist bij mevrouw bezorgd, de brief zit nog in de verzegelde enveloppe. Dat er liefde in het spel is, lijkt wel zeker. De vrouw des huizes heeft een ‘cyther’ (cister) op schoot, een instrument dat in de zeventiende eeuw een amoureuze of seksuele connotatie heeft. Zoals een fluit het mannelijke geslacht symboliseert, zo representeren luit of andere snaarinstrumenten het vrouwelijke. Toch lijkt mevrouw er niet gerust op, getuige haar ronduit bezorgde, vragende blik. Wat is hier aan de hand?

MUZIEK IS IN DE

Schilderijen hadden vroeger zelden een officiële titel. Wat we tegenwoordig op de bordjes in musea lezen, is meestal een moderne interpretatie. Die stuurt onze manier van kijken, en misschien niet altijd in de juiste richting. Neem het schilderij van Johannes Vermeer (1632-1675) in de eregalerij van het Amsterdamse Rijksmuseum. Het heet ‘De liefdesbrief’. Maar klopt dat wel?

In zeventiende-eeuwse genrevoorstellingen schuilt de betekenis vaak in details. Kijk eens naar dat verfomfaaide blad met muzieknoten, rechtsonder. Het lijkt zelfs uit een muziekboek gescheurd en bezig weg te waaien. Muziek is in die tijd een symbool van huiselijke harmonie. Die lijkt hier aardig verstoord.

BEELDSPRAAK
ZEVENTIENDE EEUW EEN SYMBOOL VAN HUISELIJKE HARMONIE

Ook op schilderijen afgebeelde schilderijen geven vaak uitleg. Een mooi voorbeeld is een ander doek van Vermeer, ‘Brieflezend meisje’ in Dresden: na recente schoonmaak kwam achter de egale muur (een overschildering) een immense Cupido tevoorschijn. Op het schilderij in Amsterdam zien we achter het hoofd van de dienstmeid een schip op het water. Dit was destijds een gangbare metafoor, waarbij het schip staat voor de minnaar en de zee of het meer voor de liefde. Jacob Westerbaen begon een Bruylofts-gedicht als volgt: ‘De Vryers syn gelijck de Schippers, die de baeren / Van ’t ongestuyme diep des hollen Meyrs bevaeren: /

Het vryen is een Zee, waer in men storm, en wind, / En stille kalmt, so wel als in de golven, vindt.’

Twee briefschilderijen van Dirck Hals (1591-1656) kunnen als perfecte illustratie dienen. Het ene doek, in Philadelphia, laat een vrouw zien met een voldane blik na het lezen van een brief; het schilderij op de achtergrond toont een zeilboot op spiegelglad water. Het andere doek, in het Landesmuseum Mainz, toont een vrouw die een brief verscheurt; de schepen op de achtergrond hangen vervaarlijk scheef op de woeste baren.

AL MET AL IS ER AANLEIDING GENOEG DIT SCHILDERIJ

vreest de vrouw dat haar vrijer niet meer terugkomt. Al met al is er aanleiding genoeg dit schilderij een nieuwe naam te geven, ‘Bange vermoedens’ of iets van die strekking. ‘De liefdesbrief’ mag als titel wel overboord. ■●

Bij Vermeer is de weersgesteldheid minder eenduidig. Vermoedelijk was dit precies de bedoeling. Het schip zeilt op een briesje. Maar kijken we naar de wolken voor de boeg, dan is onheilspellende cumulonimbus zichtbaar, drie ‘bloemkolen’ in totaal. Onweer op komst! Waarschijnlijk

Dirck Hals, Zittende vrouw met een brief, 1633. Philadelphia Museum of Art
41
Dirck Hals, Zittende vrouw die een brief verscheurt, 1631. Landesmuseum Mainz TEKST / Thiemo Wind BEELD / Johannes Vermeer, De liefdesbrief, ca. 1669/70. Rijksmuseum Amsterdam
EEN NIEUWE NAAM TE GEVEN

FOR TWO TO PLAY

KLAVECIMBELDUO FOCUST OP ENGELAND

Klavierduo’s zijn er in verschillende vormen. Denk aan vierhandig piano of orgel, of aan de combinatie orgel en piano. Klavecimbelduo’s zijn in dit kader behoorlijk zeldzaam. Yoann Moulin en Pierre Gallon zijn zo’n duo. Tijdens dit Seizoen Oude Muziek gaan zij de uitdaging aan op een dubbele set toetsen, met het fantasievolle repertoire van de Engelse virginalisten als inzet. Tussen creatie, interpretatie en improvisatie komen de humor, tederheid, frivoliteit en contrapuntische spitsvondigheid van meestertoetsenisten als William Byrd, John Bull en Thomas Tomkins volledig tot hun recht.

Moulin en Gallon groeiden beiden op in Normandië en kennen elkaar van de muziekopleiding in Caen. Gallon: ‘We zijn al heel lang met elkaar bevriend en spelen sinds onze studietijd samen. Eerst alleen voor de lol in onze vrije tijd, en sinds een tijdje dus ook als concertduo. Wij zijn strikt genomen geen ensemble zoals een strijkkwartet of pianotrio, maar we grijpen wel elke mogelijkheid aan om samen muziek te maken.’ Klavecinisten zijn op het podium doorgaans alleen solistisch of als onderdeel van de basso continuo te bewonderen. Hoe ervaren de twee hun duopraktijk? Moulin: ‘Je zou kunnen zeggen dat twee klavecimbels klinken als één heel luid exemplaar, maar dat is gelukkig niet wat we van het publiek terugkrijgen. Het is voor ons niet precies duidelijk waarom, maar het publiek geniet er enorm van. In de eerste plaats, denk ik, vanwege de spatialisering, in de zin dat er een soort stereo-effect onstaat. Verder creëren twee klavecimbels een nieuw soort magisch instrument. Pierre en ik houden ervan om veel variatie aan te brengen in klankkleuren, zodat de totaalklank rijker en expressiever wordt. En ten slotte is er natuurlijk de interactie tussen ons als musici. Dit alles tezamen creëert een bepaalde energie waar we ons heel prettig bij voelen.’

Gallon vult aan: ‘Optredens als de onze zijn vrij zeldzaam en dat maakt het heel speciaal, zowel voor het publiek als voor onszelf. Niet alleen auditief, maar ook visueel valt er voor het publiek het nodige te genieten. En dan doel ik niet alleen op de interactie tussen Yoann en mij, maar ook op onze instrumenten als zodanig. Na een concert willen mensen de klavecimbels vaak even van dichtbij bekijken en een praatje met ons maken. Erg leuk!’ Moulin vervolgt: ‘Dat we tijdens onze concerten regelmatig van instrument

GROOT-BRITTANNIË in de Atlas Maior van Joan Blaeu, 1662
42 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
JOHN BULL BEELD / Yoann Moulin, foto: Nicolas Boutin / Pierre Gallon, foto: Antoine Valay TEKST / Joost van Beek

KLAVECIMBEL

wisselen is trouwens niet alleen vanwege het choreografische effect, maar ook om onszelf en het publiek even een adempauze te gunnen.’

HET INSTRUMENT

Het spreekt voor zich dat Gallon en Moulin het liefst op hun eigen klavecimbels spelen. Gallon: ‘Maar je begrijpt dat het niet altijd makkelijk is om die mee te nemen op reis. In de praktijk spelen we dan ook meestal op instrumenten die de concertlocatie voor ons regelt. Dat vraagt enige flexibiliteit van ons, maar dat hoort bij het vak. Soms treffen we het en krijgen we schitterende klavecimbels tot onze beschikking, maar er zijn ook wel eens onaangename verrassingen. We benijden onze pianisten-collega’s wel een beetje, die kort door de bocht gezegd altijd op dezelfde Steinway concerteren, van New York tot Singapore.’

Bij sommige pianostukken voor vier handen is sprake van een eerste (primo) en tweede (secundo) partij. Moulin: ‘Ons repertoire werkt niet op die manier. De muziek die wij spelen is heel contrapuntisch, elke stem is even belangrijk. We proberen ieder klavecimbel op z’n best te laten uitkomen. Als een instrument een fraaie bas heeft, kiezen we dat klavecimbel voor de baspartij. En als een instrument mooi klinkt in de hogere regionen, dan mag dat de boventoon voeren. Kortom, van hiërarchie tussen de instrumenten is geen sprake, maar elk klavecimbel heeft de rol die op dat moment het best past.’ Gallon, grijnzend: ‘Dat heeft speler nummer één heel mooi gezegd.’

FOR TWO TO PLAY

De muzikale voorkeur van Gallon en Moulin ligt overduidelijk bij onze overzeese buren. Moulin: ‘De Engelse componist Giles Farnaby schreef een werk met de titel For two to play. Die titel is een beetje ons motto geworden, van daaruit banen we ons een weg in dit repertoire. Gallon: ‘We baseren onze programma’s op onze wensen en voorkeuren, en dat zijn er nogal wat – deze periode in de muziekgeschiedenis is een ware goudmijn!’ Moulin vult aan: ‘Eerst houden we een stevige brainstormsessie, en dan gaan we dingen uitproberen. In onze manier van instrumenteren, bewerken en versieringen aanbrengen sluiten we graag aan bij hoe dat in de zestiende eeuw gebeurde – uiteraard voor zover we dat weten.’ Gallon: ‘Wanneer we een bepaald concept hebben bedacht maken we een selectie van werken, bepalen we de assen waarlangs het programma loopt. We streven daarbij een zekere coherentie na. Dat is niet altijd eenvoudig: het uitvoeren van een homogene cyclus als Schuberts Winterreise is wat dat betreft makkelijker. Maar nadenken over de architectuur van een programma is een boeiende aangelegenheid.’

44 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
‘We proberen
ieder klavecimbel op zijn best te laten uitkomen’
PIERRE GALLON Foto: Léonard de Serres Petrus Johannes Couchet, 1669. Rijksmuseum Amsterdam YOANN MOULIN Foto: Nicolas Boutin

Het In nomine is een instrumentaal genre dat populair was bij Engelse componisten uit de zestiende en zeventiende eeuw. Aan de oorsprong van het genre ligt een fragment uit de mis Gloria tibi Trinitas van John Taverner. Een deel uit het ‘Benedictus’ dat begint met de woorden ‘In nomine...’ werd uit de mis gelicht en ging als basis of cantus firmus fungeren voor zelfstandige composities.

A FANCY FOR TWO TO PLAY

Het is evident dat Moulin en Gallon veel plezier in hun gezamenlijke activiteiten hebben en gezegend zijn met een flink gevoel voor humor. Anekdotes zijn er dan ook te over. Moulin: ‘Zo hadden we een keer een bevriende violist gevraagd om de cantus firmus van een In nomine mee te spelen. Dat moest een verrassing zijn voor het publiek, hij zou vlak voor het begin van het concert opkomen, na ons. Dat liep echter compleet in de soep: het lukte onze vriend niet om op tijd aanwezig te zijn. Alleen waren wij daar niet van op de hoogte. Wij waren dus op het podium de tijd aan het doden met stemmen, kletsen, nog maar een keer door de muziek bladeren. Uiteindelijk zijn we maar begonnen en hebben we het betreffende stuk gespeeld zonder In nomine. Het publiek wist er natuurlijk niet van, maar wij hadden moeite om ons lachen te bedwingen.’ Gallon: ‘We kregen ook een keer vlak na het begin van een concert om de een of andere reden de slappe lach. Zo erg dat we moesten stoppen met spelen. Zonder te weten waarom wij zo moesten lachen nam een deel van het publiek het over, als een soort sneeuwbaleffect. Pure malligheid, maar het was fantastisch.’

SEIZOEN OUDE MUZIEK

A FANCY FOR TWO

wo 16 feb / 20.15

Muiden, Muiderslot

do 17 feb / 20.00

Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente

vr 18 feb / 20.30

Maastricht, Cellebroederskapel

za 19 feb / 20.15

Westzaan, Zuidervermaning

zo 20 feb / 11.00

Schokland, Kerkje op Schokland

oudemuziek.nl/moulin

Op de vraag hoe de twee zich tot elkaar verhouden, hoe hun persoonlijkheden en speelstijlen mengen, trekt Gallon een quasiernstig gezicht: ‘Een van de moeilijkste dingen tijdens het repeteren is om te vergeten hoezeer we elkaar niet kunnen uitstaan. Maar het concert moet doorgaan, dus een professionele opstelling is vereist.’ Moulin lacht er hartelijk om. ‘Gekkigheid van Pierre natuurlijk. Ik ben er zeker van dat er een bepaalde wederkerigheid zit in onze vriendschap, muzikaliteit en relatie tot het instrument. We zijn verschillende persoonlijkheden die min of meer dezelfde instelling hebben. Het is lastig te omschrijven, maar het werkt in ieder geval uitstekend!’ ■●

‘Er zit een bepaalde wederkerigheid in onze vriendschap, muzikaliteit en relatie tot het instrument’
FOR TWO TO PLAY / Klavecimbelduo focust op Engeland 45

‘HET MOST VAN VERRE KOMEN OM GOED

TE ZYN’

VAN BLANKENBURGS ‘FUGA OBLIGATA’

De organist, beiaardier en componist Quirinus van Blankenburg (1654-1739) publiceerde aan het einde van zijn lange leven een verhandeling onder de titel Elementa Musica, of Niew licht tot het welverstaan van de musiec en de bas-continuo. Behalve aandacht voor muziektheoretische en -praktische zaken biedt het boek ook enkele autobiografische inkijkjes. Aan het eind van het eerste deel maakt de auteur gewag van een opmerkelijk voorval dat hem ertoe heeft gedwongen in het boek een fuga van eigen hand op te nemen, die hij dan ook ‘Fuga obligata’ noemt.

Als ik over eenige jaren [enige jaren geleden] een stuk musiec van mijn maaksel plag te vertoonen, dan was ’t nooit prysbaar; het most van verre komen om goed te zyn: maar als ik in de plaats van myn naam van Blankenburg, Di Castelbianco, (’t welk ’t zelfde is) in ’t Italiaans daar boven zette dan was ’t uitstekend : ’t welk zo lang geduurt heeft tot ik ten laatsten het momaanzigt [masker] afdeed : maar toen begon weer d’eige historie. En zo is my eens in ’t end van december 1725 een voorschrift van 12 noten opgegeven met byvoeginge dat ik die fuga niet zoude konnen verhandelen : ik viel hier op aan ’t werk en leverde ze, met een klein briefje, den 3 January 1726. Tien jaren daar na heeft men hier van Londen een gedrukt werk genaamt Six Fugues de Mr. Handel in ’t licht gezien waar van de zesde was deze, welkers begin wy hier nevens voegen:

Ik was eerst genegen hier van niets te laten blyken maar werdende onder ’t schryven

UIT DE BRON

TEKST

van dit boek, nu (in Sept. 1738.) door iemand zo verre verkleint [gekleineerd] dat hy wedden wou dat myn werk by dat van d’Heer Handel niet meer als een kind by een man was te vergelyken, zo moet men ’t my vergeven dat ik, genoodzaakt zynde myn eer te verdedigen, myn bovengemelde stuk (’t geen ik, als daar toe uitgedaagd zynde, Fuga obligata heb genoemt) hier nevens heb doen drukken, om my te gedragen aan ’t oordeel van de heele wereld en ook zelfs aan dat van den Heer Handel die ik weet dat my niet zal verongelyken […].

Van Blankenburg heeft inderdaad werken onder het pseudoniem Di Castelbianco gepubliceerd. Johann Gottfried Walther maakt er in zijn Musicalisches Lexicon (1732) melding van: hij noemt twee gevarieerde Arietten en een toccata voor klavier. Deze werken zijn niet bewaard gebleven. Wat in het bijzonder intrigeert, is de geschiedenis rondom de fuga. Het fugathema (‘voorschrift’) van twaalf noten is bij Van Blankenburg inderdaad volkomen gelijk aan dat van Händel:

GEORG FRIEDRICH HÄNDEL

Portret toegeschreven aan Balthasar Denner, ca. 1726-1728.

Sommige musicologen beweren dat Van Blankenburg hier zijn grote collega Georg Friedrich Händel van plagiaat beschuldigt. Daar bestaat echter geen enkele aanwijzing voor. Geeft Van Blankenburg niet zelf aan dat hij het thema door iemand aangereikt had gekregen? Wel legt hij de nadruk op de jaartallen: ík kwam er al tien jaar eerder mee. Hier heeft hij buiten de latere muziekwetenschap gerekend. De 6 Fugues for the Organ or Harpsichord (HWV 605-610) zagen weliswaar in 1735 het licht bij de Londense muziekuitgever John Walsh, maar onderzoek heeft uitgewezen dat Händel de stukken al in 1720 of nog eerder componeerde. Het heeft er dus alle schijn van dat het thema van deze grootmeester is.

Met de overdreven aandacht die Van Blankenburg vestigt op de jaartallen, laadt hij de verdenking op zich dat hij zijn fugathema gewoon van Händel heeft gepikt en het werk dus na 1735 heeft gecomponeerd, om in zijn boek met een sappig verhaal te kunnen komen.

Wat een toeval: uitgerekend tijdens het schrijven van zijn boek was er iemand die Van Blankenburg wilde kleineren door op te merken dat zijn componeren kinderspel was vergeleken met het volwassen werk van Händel. De auteur durfde die confrontatie wel aan! En daarom zag hij het als een noodzaak zijn eigen fuga te publiceren, zodat de hele wereld zou kunnen vergelijken. Een waardeoordeel mag ieder voor zich vellen. Duidelijk is in elk geval dat de twee stukken ondanks hun gemeenschappelijke thema volkomen verschillend zijn. Händel gooit met een transparante orgelstijl de vensters open; de fuga van Van Blankenburg is dichter, ‘klavecimbeliger’ van structuur en klinkt mede door de versieringen Franser. De Fuga obligata en HWV 610: luister en vergelijk! ■●

Quirinus van Blankenburg, Elementa Musica, ’s-Gravenhage 1739 / facsimile: Amsterdam 1972. Beide werken zijn te beluisteren via Spotify, de Fuga obligata in een uitvoering door Jacques Ogg (uitgave: Globe). Zoek op Spotify onder Fuga obligata, als componist wordt abusievelijk Unico Wilhelm van Wassenaer vermeld. De fuga’s zijn in combinatie uitgegeven door Rudolf Rasch (Utrecht: Diapason Press, 1985).

47
/ Thiemo Wind BEELD / Portret van Quirinus van Blankenburg, afgebeeld in zijn Elementa musica, 1739.

CD’s

TEKST

Geerten Jan van Dijk (GJvD)

Albert Edelman (AE)

Eddie Vetter (EV)

Sinds haar oprichting in 1348 heeft de Universiteit van Praag zich vrij snel ontwikkeld tot een belangrijk centrum van kunst en wetenschap. Dankzij statuten en andere documenten is bekend op welke wijze studenten aldaar geacht werden deel te nemen aan liturgische diensten. Her en der in Europa was het de jongeheren tijdens hun academische scholing verboden op luide instrumenten te spelen en te zingen in een andere taal dan het Latijn. Maar het spreekt bijna vanzelf: ze deden wat ze niet laten konden.

SEPTEM DIES: SEVEN DAYS WITH MUSIC AT PRAGUE UNIVERSITY

SCHOLA GREGORIANA

PRAGENSIS O.L.V. DAVID EBEN

SUPRAPHON SU 4282-2

Deze opname van de Schola Gregoriana Pragensis is tot stand gekomen in het kader van het HERA-project Sound memories over het muzikale verleden in laatmiddeleeuws en vroegmodern Europa. De samenstellers van de cd proberen een beeld te geven van de muziek in Praagse universitaire kringen in die tijd. Het materiaal is geordend volgens de zeven dagen van de week. Op elke dag komt een specifiek thema tot uiting in muziek die binnen en buiten de kerk geklonken kan hebben, vocaal en instrumentaal, eenstemmig en meerstemmig. Een gevarieerd programma is het resultaat. Het repertoire beperkt zich niet tot Praag, maar is ook afkomstig uit de soms zelfs zeer wijde omgeving van de Tsjechische hoofdstad. Historische bronnen wijzen op een betrekkelijk internationale oriëntatie, waarbij Franse invloeden de boventoon voeren.

Elke dag begint met een portie gregoriaans, soepel en expressief ten gehore gebracht door de zeven zangers van de Schola Gregoriana Pragensis onder leiding van David Eben. Gezangen uit het officie en de mis wisselen elkaar af. Daarna volgt steeds niet-liturgische muziek, zoals een motet, een instrumentaal werk of een lied met instrumentale begeleiding. Corina Marti speelt op een clavicymbalum, een curieus instrument dat het midden houdt tussen een psalterium en een vroeg klavecimbel. Het is gereconstrueerd aan de hand van een beschrijving door de vijftiende-eeuwse Boheemse theoreticus Paulus Paulirinus en middeleeuwse fresco’s in de Sint-Joriskerk in Lovran, Istrië. De organisatoren van dit muzikale weekje Praag zijn afkomstig uit verschillende disciplines. Ze tonen aan hoe vruchtbaar een interdisciplinaire samenwerking kan uitpakken. In de fraai uitgegeven productie gaan de voorbeeldige uitvoeringen vergezeld van uitgebreide en verhelderende toelichtingen. EV

48 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021
/ Joost van Beek (JvB)

ENIGMA FORTUNA: ZACARA

DA TERAMO, COMPLETE WORKS

LA FONTE MUSICA

O.L.V. MICHELE PASOTTI

ALPHA 640 (4CD)

Veruit de meeste muziek op deze vier cd’s heeft u gegarandeerd nog nooit gehoord. Dat Antonio Zacara da Teramo (ca. 1350/60-1413) nu onverwacht zijn plek in de schijnwerpers terugverdient, is geheel te danken aan de obsessie van Michele Pasotti. Zijn ensemble la fonte musica weet al enige jaren ook in ons stukje Europa het publiek te overtuigen met een pakkende kijk op de middeleeuwen, renaissance en sinds heel kort ook de vroegste barok. En nu is hier, na jaren met man en macht zoeken en reconstrueren, het klinkende resultaat van Pasotti’s passie: een 360-graden blik op de belangrijkste componist van het Trecento, die bovendien één man bleek in plaats van een reeks Zacara’s – een verwarring veroorzaakt door een waaier aan spellingen. De muziek reikt van buitenaards virtuoos (de misdelen en motetten) tot compleet bizar (de liederen worden minder begrijpelijk naarmate Zacara’s carrière vordert), en krijgt hier een gedetailleerde, sublieme lezing. Een haast onvatbaar succes! AE

JOHANNES MARTINI: LA FLEUR DE BIAULTÉ LE MIROIR DE MUSIQUE

O.L.V. BAPTISTE ROMAIN

RICERCAR RIC 430

In de loop van de geschiedenis zochten legio muzikaal begaafde Belgen hun heil in Italië. Johannes Martini was een van hen. De componist werd omstreeks 1430 in Leuze (Henegouwen) geboren, was aanvankelijk actief in Konstanz, en reisde daarna door naar Milaan en Ferrara, waar hij op 23 oktober 1497 stierf. In de bijna dertig jaar dat hij werkzaam was aan het hof van hertog Ercole I d’Este, componeerde hij een omvangrijk oeuvre. Met dit album ontsluiten Baptiste Romain en Le Miroir de Musique Martini’s aandeel aan het zogenoemde Casanatense Chansonnier, een verzameling wereldlijke composities die werd samengesteld voor het huwelijk van Isabella d’Este met Gianfrancesco II Gonzaga in 1490. Naast enkele wat langere religieuze composities zijn het vooral de vocale en instrumentale chansons die opvallen. De middeleeuwse miniatuurtjes klinken onder Romain verfijnd en betoverend in een rijke variatie aan bezettingen: intieme combinaties van vedel, luit en organetto, maar ook assertievere instrumenten als pommer, schalmei en doedelzak. GJvD

THE MUSICAL UNIVERSE OF ANDREAS PEVERNAGE: CHANSONS, MOTETS, MADRIGALS

UTOPIA ENSEMBLE

RAMÉE RAM 2006

De muziek van Andreas Pevernage (ca. 1542-1591) was in zijn eigen tijd razend populair, maar is vandaag nagenoeg vergeten. De Vlaamse zangmeester werd als katholiek meer dan eens uit zijn woon- en werkplaats verdreven door de protestantse geuzen. Des te opvallender is het protestantse karakter van enkele religieuze chansons op dit album. Misericorde au povre vicieux is gebaseerd op Clément Marots berijming van Psalm 51 en de bijbehorende melodie uit het Genève van Calvijn. Het Utopia Ensemble brengt ook twee opmerkelijke beeldmotetten ten gehore: gravures met daarop bijbelse taferelen en kleine partituren. Deze beeldmotetten zijn ook afgedrukt in het cd-boekje. In zijn madrigalen kon Pevernage zich expressiever uiten, met gewaagde dissonanten en scherpe melodische wendingen. Een juweeltje is wat dat betreft Il dolce sonno, waarmee deze unieke cd wordt afgesloten. De uitvoering door de vijf zangers van het Utopia Ensemble is technisch accuraat en kenmerkt zich door een prachtig evenwicht tussen de stemmen. GJvD

CD’S

TAROT DE PARIS LUKAS HENNING, LUIT MUSICAMEMO

(EIGEN BEHEER HENNING)

Wat hebben tarotkaarten en muziek met elkaar gemeen? De jonge luitist Lukas Henning verbindt op deze cd composities van de zeventiendeeeuwse tijdgenoten Nicolas Vallet, John Dowland, Michelagnolo Galilei en Johannes Hieronymus Kapsperger met tarotafbeeldingen uit diezelfde tijd. Elke compositie heeft van Henning haar eigen tarotkaart meegekregen. Henning laat daartoe de in een kartonnen hoesje gestoken cd vergezeld gaan van een 256 pagina’s tellend boekwerkje van circa 7 bij 13 cm. Een originele presentatie, hoewel het opbergtechnisch niet ideaal is. Eerlijk gezegd vind ik de gemaakte koppeling een tikkeltje vergezocht. Of begrijp ik die gewoonweg niet?

Dat de leesbaarheid van de teksten vanwege lettertype en -grootte ernstig te wensen overlaat, helpt in ieder geval niet erg mee. Gelukkig maakt het spel van Henning alles goed. Zijn subtiele toonvorming, mooie frasering en heldere articulatie zijn een lust voor het oor. JvB

CARLOS PATIÑO: MUSICA

SACRA PARA LA CORTE

LA GRANDE CHAPELLE

O.L.V. ALBERT RECASENS

LAUDA LAU 021

Wie deze composities in stile concertato vol retorische figuren, afwisselende solo’s en dramatische wendingen hoort, denkt misschien de wereld van de Italiaanse barok binnen te stappen. De meerkorige werken – fraai gekleurd door trombones, cornetto’s en strijkers – ontstonden echter aan het Spaanse hof. De componist van deze verzameling psalmzettingen, hymnen (onder andere een fonkelend dubbelkorig magnificat) en antifonen is Carlos Patiño (1600-1675). De kwaliteit van de weldadig sprankelende muziek van deze onbekende Spaanse barokcomponist is verrassend hoog. En dat vond men destijds blijkbaar ook: in 1660 werd zijn verzoek om met pensioen te mogen afgewezen. Wel hij kreeg wel twee assistenten toegewezen. De muzikale overdaad van Patiño wordt stralend en trefzeker uitgevoerd door Albert Recasens en zijn vocaal en instrumentale ensemble La Grande Chapelle. De eerste track valt wat dat betreft met de deur in huis. Wie deze jubelende versie van Lauda Ierusalem (Psalm 147) hoort, blijft luisteren.

GJvD

THE DI MARTINELLI

MANUSCRIPT:

EVA SALADIN, JOHANNES

KELLER, SEBASTIAN WIENAND, DANIEL ROSIN

GLOSSA GCD 922521

De universiteitsbibliotheek van Leuven herbergt het archief van de familie Di Martinelli. De Italiaanse familie vestigde zich in de tweede helft van de zeventiende eeuw in het huidige België. Het archief bevat onder andere een manuscript met 31 complete vioolsonates plus een flard van een 32ste. De Nederlandse barokvioliste Eva Saladin koos acht sonates uit deze onbekende collectie voor haar eerste soloalbum. De selectie bevat werk van onder meer Gian Carlo Cailò, Johann Christoph Pez en David Petersen, maar ook van een zekere N. Goor, van wie zelfs de voornaam niet bekend is. Wie haar optredens afgelopen zomer heeft bijgewoond tijdens het Festival Oude Muziek weet het al: Saladin is een fraai technicus en een gevoelig speelster. Opmerkelijk: de continuogroep wordt regelmatig versterkt door een tweede klavecimbel. Volgens Saladin schijnt dat gebruikelijk geweest te zijn in de barokke kamermuziek. Het levert een heerlijk verzadigde en harmonisch rijke klankwereld op. GJvD

50 Tijdschrift Oude Muziek / 04 2021

APPENA CHIUDO GLI OCCHI:

SCARLATTI & CALDARA

GIUSEPPINA BRIDELLI & QUARTETTO VANVITELLI

ARCANA A487

De wereldlijke en geestelijke machthebbers in Rome hadden aan keuze geen gebrek als ze hun rivalen de ogen wilden uitsteken. Componisten profiteerden handig van hun rivaliteit, wat de Eeuwige Stad lange tijd tot hét brandpunt van de Europese barokmuziek maakte. Händel zakte niet voor niets tot hier af vanuit Noord-Duitsland. Alessandro Scarlatti en Antonio Caldara, de onderwerpen van Giuseppina Bridelli’s solo-cd, ontmoetten elkaar daar minstens één keer, in de vastentijd van 1708, toen ze beiden een nieuw oratorium in première brachten. Uit die werken horen we op dit album niets; wel klinkt van elke stercomponist een kamercantate – een genre dat in ideale, delicate handen is bij deze wendbare mezzo met verrukkelijke dictie. Minder miniopera’s dan extreem verfijnde kamermuziek: deze pijnlijke liefdescantates met soloviool (een prachtige Gian Andrea Guerra) barsten van de effecten en gestes die je echt met de gezongen tekst erbij tot je wilt nemen. Het Quartetto Vanvitelli vult aan met een moderne wereldpremière van Valentini. AE

JÉLIOTE, HAUTE-CONTRE DE RAMEAU

REINOUD VAN MECHELEN & A NOCTE TEMPORIS

ALPHA 753

Met zijn haute-contre trilogie bewijst Reinoud Van Mechelen de luisteraar een hoognodige dienst: niet alleen neemt hij overtuigend de fakkel over van oudere generaties, hij laat ons en zijn muzikanten ook kennismaken met een muzikaal universum waarvan Lully en Rameau slechts de geniale toppen waren. Pierre de Jéliote (1713–1797) moet een sensatie zijn geweest toen de al vrij oude Rameau zijn eerste opera Hippolyte presenteerde: een zanger met een stem van goud die bovendien moeiteloos de zwaarste rollen aankon. Jéliote reeg met successen als de titelrollen in Platée en Dardanus een carrière aaneen die van het grote publiek naar het kleine, van Parijs naar Versailles leidde. A nocte temporis verklankt deze carrière aan de hand van een prachtig samengesteld programma vol verrassende onbekenden, zoals Berton, Mion en een stuk van Jéliote zelf. Tot Van Mechelen zelf aan het componeren slaat, kunnen we alvast ontzettend dankbaar zijn voor zo’n mooi eerbetoon. AE

JOSEPH ANTON STEFFAN:

HARPSICHORD SONATAS

MITZI MEYERSON

GLOSSA GCD 92810

Tijdens een bezoek aan de Staatsbibiliotheek in Berlijn liep de Amerikaanse klaveciniste Mitzi Meyerson toevallig tegen manuscripten aan van de achttiende-eeuwse Boheemse componist Joseph Anton Steffan (1726-1797). Dat bleek een voltreffer: tijdens het doorspelen van de stukken werd Meyerson zodanig door deze muziek gegrepen dat ze besloot er een opnameproject aan te wijden. De klaveciniste typeert de sonates van Steffan als een soort missing link in de transitie van het klavecimbel naar de piano. Het is frisse muziek waarin invloeden van Mozart, Haydn en de jonge Beethoven te bespeuren zijn. Aan toonschildering doet Steffan ook. Zo duiken in de laatste sonate op het album ineens een zeer dissonant akkoord en een dalende tritonus op. Het bijschrift luidt: ‘Kattengezang. Miauw!’ Meyerson voert de vijf sonates met veel elan en overtuigingskracht uit op een fraai instrument van Michael Johnson uit 2009. JvB

CD’S

PRJCT AMSTERDAM / MAARTEN ENGELTJES VIVALDI, VIRTUOSO!

Countertenor Maarten Engeltjes en PRJCT Amsterdam laveren over kronkelende liefdespaden door bijna een eeuw barokmuziek. Vivaldi toont zich van zijn meest duistere kant in aria’s over verraad en wrok.

wo 24 nov / 20.00

Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente do 25 nov / 20.15

Westzaan, Zuidervermaning vr 26 nov / 20.15

Deventer, Penninckshuis za 27 nov / 20.00

Amsterdam, De Waalse Kerk zo 28 nov / 11.00

’s-Hertogenbosch, Willem Twee toonzaal

CONTACTUS

MACHAUT: MIJN

HART, MIJN KASTEEL, MIJN SCHAT

Het jonge ensemble Contactus vervlecht muziekstukken, brieven en geschriften van Guillaume de Machaut tot een bitterzoet liefdesepos. Is dit het ware verhaal van Machauts gebroken hart?

do 9 dec / 20.15

Westzaan, Zuidervermaning vr 10 dec / 20.00

Amsterdam, De Waalse Kerk

za 11 dec / 20.00

Utrecht, Pieterskerk zo 12 dec / 11.00

Schokland, Kerkje op Schokland

VOX LUMINIS / LIONEL MEUNIER KERST VÓÓR BACH

Omdat er naast het Weihnachtsoratorium nog zoveel briljante kerstmuziek is om donkere decemberdagen te verlichten, duikt Vox Luminis in liedrepertoire van vóór Johann Sebastian.

wo 15 dec / 20.15

Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ, Grote Zaal do 16 dec / 20.00

Utrecht, Pieterskerk vr 17 dec / 20.15

Deventer, Penninckshuis

za 18 dec / 20.30

Maastricht, Onze-Lieve-Vrouwebasiliek zo 19 dec / 14.00

Nijmegen, De Vereeniging, Concertzaal

OFFICIUM ENSEMBLE / PEDRO TEIXEIRA KERSTMIS IN DE RENAISSANCE

Uit muziek voor advent en kerst van topcomponisten uit alle windstreken stelt het Officium Ensemble een mis samen op maat van oudemuziekfanaten.

ma 20 dec / 20.00

Almere, Goede Rede di 21 dec / 20.15

Amsterdam, Muziekgebouw

aan ’t IJ, Grote Zaal wo 22 dec / 20.00

Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz

CHARPENTIERDAG MINIFESTIVAL

Met o.a. Skip Sempé, Ricercar Consort, Duo Serenissima en Ensemble Correspondances.

za 15 jan / hele dag

Amsterdam, Muziekgebouw

aan ’t IJ zo 16 jan / hele dag

Utrecht, TivoliVredenburg

VAN DE MAKERS VAN HET FESTIVAL OUD E MUZ IEK 2021 2022 52

LA RÊVEUSE / FLORENCE BOLTON & BENJAMIN PERROT MUSICA FANTASTICA

Bravo, bravissimo: La Rêveuse gooide hoge ogen met zijn drie Buxtehude-opnamen. We verwelkomen het kwartet in het seizoen voor een tournee met kamermuziek van het Deense orgelfenomeen en zijn collega Dietrich Becker.

di 18 jan / 20.30

Zwolle, Academiehuis Grote Kerk

Wo 19 jan / 20.15

Amsterdam, Muziekgebouw

aan ’t IJ, Grote Zaal do 20 jan / 20.15

Eindhoven, De Kapel

vr 21 jan / 20.30

Rotterdam, Laurenskerk

za 22 jan / 20.15

Westzaan, Zuidervermaning

zo 23 jan / 20.00

Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente

LE MIROIR DE MUSIQUE / BAPTISTE ROMAIN OP PELGRIMSTOCHT MET THOMAS A KEMPIS

De ziel verheffen door eenvoud en puurheid: dat was het devies van de moderne devotie. Met het werk van mysticus Thomas a Kempis als leidraad gaat Le Miroir de Musique op een muzikale ontdekkingstocht.

do 10 feb / 20.00

Utrecht, Pieterskerk

vr 11 feb / 20.15

Deventer, Penninckshuis

za 12 feb / 20.00

Amsterdam, De Waalse Kerk

zo 13 feb / 15.00

Lelystad, Agora Theater, Van Wijnen Zaal

YOANN MOULIN & PIERRE GALLON A FANCY FOR TWO

Wat is er fijner dan een recital door een klavierkunstenaar? Een recital van twee klavierkunstenaars natuurlijk! Yoann Moulin en Pierre Gallon gaan de ultieme uitdaging aan met het fantasievolle repertoire van de Engelse virginalisten op de lessenaar.

wo 16 feb / 20.15

Muiden, Muiderslot do 17 feb / 20.00

Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente vr 18 feb / 20.30

Maastricht, Cellebroederskapel za 19 feb / 20.15

Westzaan, Zuidervermaning zo 20 feb / 11.00

Schokland, Kerkje op Schokland

TON KOOPMAN & CATHERINE MANSON BUXTEHUDE: MEESTER AAN HET ORGEL

Een halve eeuw muzikale excellentie bracht Ton Koopman naar podia overal ter wereld. Aan de zijde van violiste Catherine Manson verkent de oudemuziekpionier retorische parels van Buxtehude en Habsburgers als Schmelzer en Biber.

wo 16 mrt / 20.00

Groningen, Martinikerk do 17 mrt / 20.00

Utrecht, Nicolaïkerk vr 18 mrt / 20.00

Zutphen, Walburgiskerk za 19 mrt / 20.00

Amsterdam, De Waalse Kerk zo 20 mrt / 15.00

Den Haag, Nieuwe Kerk

LOCATIES EN PRIJZEN

Normaal € 25 | Vriend € 21

CJP/student € 10

met uitzondering van: Almere, Goede Rede

€ 18 | Vriend € 15

CJP/Pas 65€ 12,50

Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ

Vox Luminis € 39 | Vriend € 31

Officium Ensemble € 36 | € 29

La Rêveuse € 34,50 | € 27,50

CharpentierDag: oudemuziek.nl

Den Haag, Nieuwe Kerk

€ 31 | Vriend € 28

Eindhoven, De Kapel

€ 23 | Vriend € 19

CJP/student € 10

Lelystad, Agora Theater € 15 | Vriend € 13

CJP/student € 12

Nijmegen, De Vereeniging € 32,50 | Vriend € 27,50

Rotterdam, Laurenskerk € 33 | Vriend € 26

CJP/student € 10

Schokland, Kerkje op Schokland € 15 | Vriend € 13

CJP/Pas 65 € 12

Utrecht, TivoliVredenburg € 34 | Vriend € 30

CharpentierDag: oudemuziek.nl

Bestel online via oudemuziek.nl of telefonisch via 030 232 9010 (ma-vr 10-16 uur). Kijk voor uitgebreide informatie op oudemuziek.nl.

53

COLOFON

Tijdschrift Oude Muziek

ISSN 0920-6649

jaargang 36 / nr. 4 – november 2021

verschijnt 4x per jaar

uitgave en productie

Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht

adres

Plompetorengracht 4

3512 CC Utrecht

+31 (0)30 232 9000 info@oudemuziek.nl www.oudemuziek.nl

vormgeving

Doretta Rinaldi

lay-out

Esther de Bruijn

drukwerk en bindwerk

BCM

coverbeeld

Plafondschildering Sainte-Chapelle Parijs

Foto: Simone Mascellari

redactie

Laura van den Boogaard, eindredactie

Xavier Vandamme

Jed Wentz

Juliette Dufornee

Wim van de Laak

medewerkers aan deze uitgave

Joost van Beek, Jan Van den Bossche, Geerten Jan van Dijk, Pieter Dirksen, Albert Edelman, Cécile de Morrée, Giovanni Paolo Di Stefano, Maartje Stokkers, Eddie Vetter, Thiemo Wind

heeft u vragen of opmerkingen?

bereik ons via info@oudemuziek.nl of 030 232 9000

adverteren

tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl

miniadvertenties voor particulieren, € 15 per 4 regels, 140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5

donateur worden

Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1000 aan de Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival Oude Muziek en onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen. Zie oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000.

Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486.

Het volgende nummer verschijnt medio maart 2022.

54

Weihnachts-Oratorium met Freiburger Barockorchester

DoReMiFaSol

o.l.v. Paul Van Nevel

Di Lasso’s Tranen van Petrus

i.s.m. Dance Company Nanine Linning

Matthäus-Passion met het Residentie Orkest

#uncut

de stem van een trans vrouw

Bestel nu uw kaarten voor het voorjaar en geniet van de rijkdom van koormuziek met de hoogste kwaliteit!

www.nederlandskamerkoor.nl

EARLY MUSIC TELEVISION: HET BESTE MEDICIJN TEGEN EEN WINTERDIP VUL DE DONKERE WINTERDAGEN MET MUZIEK EN BEKIJK HET BESTE WAT OUDE MUZIEK TE BIEDEN HEEFT KOOP EEN EMTV PASSE-PARTOUT VIA OUDEMUZIEK.NL/EMTVPP EN GENIET NA VAN HET FESTIVAL 2021
OOKZEERGESCHIKT ALSCADEAUONDERDEKERSTBOOM

Met Anne Azéma en haar Boston Camerata luister je naar kerstmuziek uit de middeleeuwen: gregorian chant meets ancient singer/songwriter. Andreas Staier brengt de duizelingwekkende noten van een van Bachs bekendste werken tot leven.

Deze nieuwe opnamen zijn verkrijgbaar in de store.harmoniamundi.com tegen eenmalige korting van 15 %. Vermeld bij afronding van uw bestelling de kortingscode TOM4dec2021. Tevens verkrijgbaar bij alle bekende webshops en klassieke zaken.

HMM 905339 HMM 902682.83 NL_200x150_Tijdschrift Oude Muziek.indd 1
WIN 5 CD’S VAN JANINE JANSEN ››› OKTOBER 2021 ››› JAARGANG 69 ››› NR. 758 WWW.LUISTER.NL PIANIST EN MENINGENMACHINE Igor Levit ROSANNE PHILIPPENS ››› Geen noot voor lief nemen DE ESSENTIE VAN MUZIEK VOLGENS celliste Harriet Krijgh Onbekende muziek en een krachtige boodschap DE INNERLIJKE DRIVE VAN LEA DESANDRE Vijfhonderdste ster aar van renaissancemeester Josquin des Prez JULIAN PRÉGARDIEN EN SCHUBERTS ZWANENZANG ››› BYRD EN BULL DOOR KIT ARMSTRONG ››› NIEUWE DOCUMENTAIRE JANINE JANSEN NR. 758 ››› SINDS 1952 ››› OKTOBER 2021 ››› PASSIE VOOR KLASSIEK ››› € 9.70 De magie van ‘play & direct’ 3 NUMMERS VOOR SLECHTS € 20,–GA SNEL NAAR WWW.LUISTER.NL/TOM E-MAIL NAAR ABONNEMENT@BCM.NL OF BEL 085-7600237 (dinsdag en vrijdag van 8.30-12.30 uur, lokaal tarief) VOLG ONS OP EN SCHRIJF JE IN VOOR DE NIEUWSBRIEF OP WWW.LUISTER.NL Luister is hét toonaangevende klassieke muziektijdschrift en verschijnt acht keer per jaar. Nu nog méér pagina’s vol interviews, recensies, beschouwingen en portretten van componisten en uitvoerenden!
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.