FysioPraxis -2- maart 2018

Page 1

Vakblad voor de fysiotherapeut - ledenblad KNGF

Fysiotherapie in VU medisch centrum

fp02cover.indd 1

jaargang 27 maart 2018

nr 2

Ervaren Kwaliteit van MSG Science Netwerk Leven na trauma Fysotherapie

05-03-18 13:10


Over de rug van Chemodol

U kent Chemodol, de hypo-allergene afwasbare massage-olie. Maar Chemodis heeft meer massage-oliĂŤn. Zoals Chemotherm, een massage-emulsie met milde en verantwoorde warmtewerking. Het zuiver plantaardige Olivine, zonder conserveermiddelen en emulgatoren. Chemovine, speciaal voor de sterk behaarde huid. En, speciaal voor de overgevoelige huid, Chemoderm met natuurlijke werkstoffen en de ongeparfumeerde Baselin Emulsion met biologische eigenschappen. Uw leveranciers kunnen u er alles over vertellen. Of bel voor meer informatie: 0800-chemodis (0800-24 36 63 47). www.chemodis.nl

Dat ligt voor de hand

Chemodis B.V. | Para-medische Farmacie | Postbus 9160 | NL-1800 GD Alkmaar | Tel. +31 (0)72 - 520 50 83 |Fax +31 (0)72 - 512 82 14

Over_de_rug2.indd 2

28-02-17 09:10


colofon

FysioPraxis is het officiële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 10 keer per jaar. Redactieadres

KNGF Postbus 248 3800 AE Amersfoort E: info@miekevandalen.nl Eindredactie

Mieke van Dalen E: info@miekevandalen.nl M: 06 502 43 735 Redactie

Adri Apeldoorn Saskia Bon (hoofdredacteur) Karin Haks Lidwien van Loon (specialistenkatern) François Maissan Caroline Speksnijder Advertenties

Dock35 Media Misha Stork E: misha@dock35media.nl T: 0314 355 832 I: www.dock35media.nl Abonnementen niet-KNGF leden Een particulier abonnement kost per jaar € 106 en buitenlandse abonnees betalen € 45 voor een digitale versie (prijswijzigingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op ieder moment starten en u betaalt aan het begin van het jaar voor het aankomend jaar. Beëindiging kan op elk moment, met inachtneming van één maand opzegtermijn. Er volgt een verrekening naar rato en teveel betaald abonnementsgeld wordt gecrediteerd. Abonnementen / adreswijzigingen

KNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort T: 033 467 29 00 E: ledenadministratie@kngf.nl Verantwoordelijkheid

De redactie beslist over de samenstelling van FysioPraxis. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het KNGF-katern. Auteursrecht © 2018 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd na schriftelijke toestemming van het KNGF en met bronvermelding. Voor overname voor commerciële doeleinden vragen we een passende vergoeding.

redactioneel

Wetenschap en praktijk In deze uitgave van FysioPraxis vindt u twee interessante interviews met docenten en initiatiefnemers van de universitaire master Fysiotherapiewetenschap en het MSG Science Netwerk Fysiotherapie. De geïnterviewden hebben het loffelijke streven om onderzoeksresultaten snel en efficiënt naar de beroepspraktijk te vertalen en om klinische vraagstellingen om te zetten naar wetenschappelijk onderzoek. Uit persoonlijke ervaring weet ik dat dit niet eenvoudig is. Zo bleek onlangs dat een specifieke tapetechniek bij schouderpijn waarmee ik bij mijn patiënten vaak (> 50%) goede resultaten boek, geen meerwaarde heeft boven fysiotherapie zonder tape. Betekent dat nu dat ik deze tapetechniek niet meer moet toepassen? Een mogelijke verklaring voor de tegenvallende resultaten van ons onderzoek naar de tapetechniek vond ik in het afgelopen septembernummer van FysioPraxis. In dat nummer geven Hullegie et al.* aan dat fysiotherapeuten en onderzoekers nog te veel vasthouden aan de ‘sorteerbakken’ functies, activiteiten en participatie. Door in onderzoek traditiegetrouw voornamelijk te meten op deze drie niveaus, wordt volgens de auteurs “geen recht gedaan aan de dynamiek van de interacties tussen het acteren en participeren van de patiënt in de wereld”. De bijdrage van dr. Stevens over onderzoek naar de Patiënt Specifieke Goal setting-methode (PSG) in dit nummer focust op het inventariseren en prioriteren van activiteiten die belangrijk zijn voor de patiënt. Uit haar onderzoek blijkt dat de PSG goed bruikbaar is in de praktijk. Hullegie et al. waarschuwen dat het focussen op ervaren probleemactiviteiten weinig te maken heeft met het door Huber e.a. geïntroduceerde concept van gezondheid. Patiënten blijken over het algemeen een brede kijk te hebben op het begrip gezondheid. Het is belangrijk hierop aan te sluiten. Fysiotherapie kan daarom een belangrijke slag maken door het begrip gezondheid werkelijk te begrijpen, te omarmen en toe te passen in zowel de praktijk als in de wetenschap. *Hullegie W, Bosga-Stork IM, Bosga J. ICF-Functioneringskonijn uit de hoge hoed getoverd! Herwaardering generalistische vakman. FysioPraxis 2017(26);7:18-20.

Vormgeving / bladconcept

Jessica Dales, Dock35 Marketing Drukwerk Senefelder Misset B.V. Foto omslag

Namens de redactie, Dr. Adri Apeldoorn

Wiep van Apeldoorn ISSN

0927- 5983

fysiopraxis@kngf.nl @FysioPraxis

FysioPraxis maart 2018 | 3

fp02colred.indd 3

05-03-18 13:11


op de cover

Marc Rietberg

Viel u iets op, hebt u een opmerking of aanvulling? We horen het graag! Reacties kunt u sturen naar:

Wie bent u? Paramedisch manager, fysiotherapeut en onderzoeker neurorevalidatie op de afdeling Revalidatiegeneeskunde VUmc en VUmc MS centrum Amsterdam.

In de poliklinische oefenzaal van de afdeling Revalidatiegeneeskunde VUmc.

Ik lees FysioPraxis vooral… … omdat het een prettig en toegankelijk blad is dat informeert over ontwikkelingen op het gebied van zorg en onderzoek in fysiotherapieland.

@FysioPraxis Foto: VUmc

Waar is de coverfoto gemaakt?

fysiopraxis@kngf.nl

OPROEP

uit een enorme intrinsieke gedrevenheid het verschil willen maken voor de patiënt, of dat nu op het gebied van zorg, onderzoek of innovatie is.

Ik ben trots op…

Ik heb gekozen voor fysiotherapie omdat…

… mijn collega’s van de afdeling Revalidatiegeneeskunde VUmc, die elke dag weer van-

…. ik het geweldig vind om me met de problemen van de bewegende mens bezig te

houden en om vanuit goede diagnostiek te begrijpen wat er aan de hand is en dit in verband te brengen met de hulpvraag van de patiënt. Ik zie het als een uitdaging om ons handelen als fysiotherapeut op deze manier te kunnen uitleggen aan onze omgeving.

Wilt u zelf een artikel aanleveren? Wij nodigen u daartoe graag uit. Ga naar www.kngf.nl/fysiopraxis voor de auteursrichtlijnen. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen die niet aan de kwaliteitseisen van FysioPraxis voldoen, af te wijzen.

agenda

Maart 16 maart

Regionaal symposium De waarde van Fysiotherapie!, Bathmen

19 maart • KNGF Ledenraadpleging voorjaar 2018, Zwolle • Lezing Behandeling van de patiënt met pijn aan de achillespees, Leiden

23 maart Cursus SportFUNdamentals en RunningFUNdamentals, Zwijndrecht

26 maart

27 maart Lezing Biochemie-Immunologie, Baarn

10 april

28 maart

KNGF Ledenraadpleging voorjaar 2018, Amersfoort

• Lezing Heup- en knieprothese in dagbehandeling; kwestie van teamwork!, Cuijk • Workshop Wkkgz Checkup, Alphen aan den Rijn

Presentatie Tijdig starten met stoppen, Spier

22 maart • Lezing Voeding & gezond bindweefsel, Leusden • KNGF-lezing Richtlijn Nekpijn, Urmond

5 april • KNGF-lezing Richtlijn Nekpijn, Assen • Lezing Voeding & Gezond bindweefsel, Berkel en Rodenrijs

Lezing Maak kennis met het brein van je patiënt, Enschede

20 maart

21 maart

• (Kinder)fysiotherapeut in de VG; van alle ‘markten’ thuis, Nijkerk (GLD)

April 3 april

• Cursus Blessurepreventieve hardlooptechniek, Breukelen (UT)

• Cursus HRM voor de fysiotherapiepraktijk, Amersfoort • Lezing Biochemie-Immunologie, Berkel en Rodenrijs

11 april Personeelsmanagement: Functioneringsgesprekken voeren, Amersfoort

12 april • KNGF-lezing richtlijn Nekpijn, Deventer • Lezing Zo pas je voetentraining toe in jouw praktijk, Alkmaar

13 april Festival FysioXperience, Nijmegen

20 april en 21 april (Blijf) uit de burn-out, Berg en Dal

• •

Informatie, inschrijven en meer scholingen, congressen, lezingen en trainingen van het KNGF: www.mijnkngf.nl Het totale scholingsaanbod: www.fysionetwerken.nl - kalender

4 | FysioPraxis maart 2018

fp02agendainh.indd 4

06-03-18 09:07


inhoud

6 Studenten | Geschiedenis

Stage Caroline Tan | Kneippse begieting

22 Goal setting

Promotie Anita Stevens

8

13

30 Ervaren KvL na trauma Promotie Nena Kruithof

VERDER: 7 29 29 34

19

26

8 VU medisch centrum

13 Lectorale rede

Hekkensluiter in de reeks ‘Fysiotherapie in het umc’ is het VUmc, in het bijzonder gespecialiseerd in de centrale neurologie. Informatietechnologie zal er een steeds grotere rol gaan spelen. Binnenkort start een experiment met beweegsensoren. Ook kunstmatige intelligentie ligt in het verschiet, om de fysiotherapeut te helpen bij het nemen van de vele dagelijkse, complexe beslissingen.

19 Interview

De Master Fysiotherapiewetenschap aan de Universiteit Utrecht bestaat vijftien jaar. Reden voor een lustrumsymposium én een interview met programmamakers Cindy Veenhof en Martijn Pisters. De master beoogt wetenschappelijk onderzoek te laten aansluiten op de spreekkamerwerkelijkheid van de fysiotherapeut. En dat lijkt aardig gelukt: de master slaat een brug tussen praktijk en onderzoek, met onderzoeks- en innovatieprojecten.

Steeds meer zullen paramedische en verpleegkundige professionals worden geconfronteerd met hulpvragen als gevolg van kanker of de behandeling daarvan. De zorgverleners van de toekomst moeten goed voorbereid zijn op hun rol bij het begeleiden van mensen met kanker, aldus dr. Martijn Stuiver. In deze ingekorte versie van zijn lectorale rede bespreekt hij de gevolgen van kanker voor het functioneren en de rol van bewegen bij kanker.

Column Jeroen van Egmond Boekbespreking Column Arianne Verhagen Wetenschap - summary

35 Specialistenkatern

26 Nieuwe praktijken

Ook het MSG Science Netwerk Fysiotherapie wil wetenschap en praktijk dichter bij elkaar brengen. Dit netwerk is gelieerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de MSG-groep, een samenwerkingsverband van vijf beroepsinhoudelijke groepen van het KNGF. “We proberen niet alleen om fysiotherapeuten en praktijken betrokken te krijgen bij het uitvoeren van onderzoek, maar ook onderzoeksresultaten snel en efficiënt terug te vertalen naar de beroepspraktijk.”

KNGF katern 41 KNGF Nieuws 42 FSHD

Zeldzame spierziekten deel 1

FysioPraxis maart 2018 | 5

fp02agendainh.indd 5

05-03-18 14:08


studenten | geschiedenis

De fysiotherapiestage van Caroline Tan

Durf te leren!

Wie ben je en waar studeer je? Ik ben Caroline Tan, 21 jaar, opgegroeid in Enschede. Voor mijn studie fysiotherapie aan de Hanze Hogeschool ben ik verhuisd naar het mooie en gezellige Groningen. Ik zit nu in het vierde jaar van mijn opleiding. Vanaf februari start ik met mijn afstudeertraject.

Waar heb je stagegelopen? Mijn eerste stage heb ik gelopen bij verschillende locaties van ZuidOostZorg in Drachten. Ik liep mee op de reactivering/ revalidatie en psychogeriatrieafdelingen. Mijn tweede stage was bij Fysio PFP, een eerstelijnspraktijk in Assen en Groningen.

Wat heb je gedaan? Tijdens mijn eerste stage maakte ik deel uit van een multidisciplinair team. Vaak was het fysiotherapeutisch proces gericht op het verbeteren of onderhouden

van functionele activiteiten. Zo heb ik veel loop- en transfertrainingen gegeven. Daarnaast begeleidde ik 50+-oefengroepen. Het was interessant om te zien hoe mensen op verschillende manieren oud kunnen worden, variërend van zieke ouderen tot heel fitte ouderen. Bij mijn tweede stage in de eerste lijn zag ik volwassenen met rugklachten en nek-schouderklachten. Dit was schakelen; het tempo van het fysiotherapeutisch proces ligt hoger in de eerste lijn. Het uitvoeren van een screening en een complete fysiotherapeutische anamnese zonder verwijzing had ik lang niet meer gedaan. Toch is er veel blijven hangen van de eerste drie jaar van de opleiding.

Wat viel je op en/of wat is anders in de praktijk dan je op de opleiding hebt geleerd? Het werd allemaal echt! Ineens ben je geen student meer maar een fysiothera-

peut in opleiding. Alles meteen kunnen en snappen? Ik heb gemerkt dat dat helemaal niet hoeft! Stage is een veilige omgeving waar je veel kan leren.

Wil je in dezelfde setting en met dezelfde patiëntengroep werken? Ik vond beide stageplekken heel erg leerzaam. Het samen met andere discliplines werken met een geriatrische cliënt vond ik het leukste. Een combinatie van werken in de eerste lijn en de tweede lijn lijkt mij perfect!

Hoe ben je aan je stageplek gekomen? De opleiding zorgt voor de stageadressen. Je bent verzekerd van een stageplek, de vraag is alleen nog waar. Dat houdt het spannend, toch?

Beschrijf je stageadres in drie woorden. Durf te leren!

Stichting Geschiedenis Fysiotherapie

Kneippse begieting In de jaren negentig van de vorige eeuw raakte ons vak in een stroomversnelling door de opkomst van het evidence based handelen (EBP). Sommige behandelingen verdwenen daardoor. Werd het kind met het badwater weggegooid? We blikken terug op de ‘Kneippse begieting’ van Sebastian Kneipp. Tekst: Huub Vossen PT, MMT en dr. Anton de Wijer

De ‘Kneipsse begieting’ als onderdeel van de hydrotherapie verdween uit het opleidingscurriculum in de jaren tachtig, en later ook uit de tweede- en derdelijnsinstellingen. Bij de begieting werd kortdurend een prikkel toegediend door een koude waterstraal, als therapeutisch middel bij vaatstoornissen, artritis e.d. De therapiemethode (indicatiestelling en het verklaringsmodel) paste echter niet meer in het EBP-handelen. Toch verdween de Kneipsse begieting niet

helemaal. In vrijwel elk kuuroord heeft deze behandeling een revival doorgemaakt als preventiemiddel. In de wetenschappelijke literatuur is het lang stil gebleven rond deze behandelmethode. Maar sinds 2017 verschijnen er jaarlijks studies naar de effecten van de Kneippse begietingen, zoals bij osteoarthritis van knie en heup. De eerste resultaten lijken gunstig. Meer onderzoek is nodig.1-4 Daarbij zijn we afhankelijk van buitenlandse studies waar deze methode niet in de vergetelheid is geraakt. Hebben we iets weggegooid

Kuuroord De Schouw, Zeeland

zonder te toetsen wat de daadwerkelijke werking is? stgefy@kpnmail.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis. Kijk voor een filmpje over de Kneippse begieting op YouTube (scan QR-code).

6 | FysioPraxis maart 2018

fp02studenten.indd 6

05-03-18 13:22


kort nieuws

Een steeds groter probleem

Antibioticaresistentie Steeds meer soorten bacteriën worden resistent tegen antibiotica. Tijd voor een aanpak om antibioticaresistentie tegen te gaan. Antibioticagebruik is de motor achter de resistentieontwikkeling: hoe meer antibiotica, hoe meer resistentie. Er sterven nu al jaarlijks meer dan 25.000 mensen in Europa aan de gevolgen van antibioticaresistentie. Wanneer de verspreiding van resistentie in hetzelfde tempo doorgaat, zullen in 2050 jaarlijks tien miljoen mensen overlijden als gevolg van infecties met (multi)resistente bacteriën. In Nederlandse ziekenhuizen ligt het onjuist gebruik van antibiotica op twintig tot vijftig procent en vergelijkbare getallen gelden voor de huisartsenpraktijk.*

Maatregelen Dit probleem wordt zó groot, dat zowel internationaal als binnen Nederland maatregelen nodig zijn. Een project van verschillende organisaties in opdracht van het ministerie van VWS pakt de antibioticaresistentie in verpleeghuizen aan. Dit programma is bedoeld om het bewustzijn van bestuurders en professionals te verhogen en wenselijk hygiënisch gedrag van professionals, bewoners en familie te bevorderen en zo de hygiëne te verbeteren.

Handhygiëne Programmaleider Van Vliet: “We ontwikkelen verschillende hulpmiddelen voor de werkvloer. Uitgangspunt is steeds dat de middelen effectief, betaalbaar en eenvoudig toepasbaar zijn én aansluiten bij de belevingswereld en de praktijk van verpleegkundigen, verzorgenden, fysiotherapeuten en andere behandelaren. Maar daarop wachten hoeft niet, want iedere zorgverlener weet dat handhygiëne het allerbelangrijkste is als het gaat om voorkomen van besmetting met ziektekiemen.” * Prins JM, van der Poll T. Procalcitoninebepaling nuttig bij luchtweginfecties? NTvG 2016;160:D957

MEER WETEN?

column

Geraffineerd? Beste collega, Fysiotherapeuten willen graag goed doen, maar in de complexe praktijk is dit goede vaak niet vanzelf duidelijk. We moeten dus zoeken naar wat werkt, kaf en koren scheiden, het raffineren tot we de essentie hebben gevonden. Eén manier om tot het goede te komen, is het weglaten van wat niet van belang is (of lijkt). Vergelijk dit met rijst: een grote droge witte korrel, dát is goed. In veel organisaties staat dit bekend als lean. Een andere manier is te vergelijken met het raffineren van suiker, je houdt dan een essentie over die je naar hartenlust aan andere zaken kunt toevoegen. Een witte jas en een stethoscoop geven bijvoorbeeld vertrouwen, dus zie je veel reclames waar deze ingrediënten aan toegevoegd zijn. Sex sells werkt net zo. Nog een andere manier is kijken naar groepen. Je kunt wetenschappelijk vaststellen dat mensen die meer bewegen, beter herstellen. Het is dan logisch om in een richtlijn te schrijven dat het advies om te gaan bewegen, een bewezen goede interventie is. Daarnaast is er onderzoek waarin geprobeerd wordt alleen het (verondersteld) werkzame bestanddeel te variëren, alsof ceteris paribus in onze praktijken haalbaar is. Al deze zoektochten hebben echter bijwerkingen, vooral doordat wat van nature met de essentie meekomt, verloren blijkt te gaan. Bij rijst bleek het harde bruine velletje eigenlijk best belangrijke stoffen te bevatten. Adviezen gebaseerd op kennis over cohorten, missen het ingrediënt van de fysiotherapeut die aansluit bij de ‘n=1’-betekenis van bewegen en die de belemmeringen en/of mogelijkheden daartoe kwalitatief onderzoekt. Het zoeken op de manier die voor medicijnen is bedoeld, maakt twee voor óns werk belangrijke essenties ‘verdacht’: de hulpverlener zelf en het placebo-effect. Om met de laatste te beginnen: vriend en wetenschapper zijn het erover eens dat het een groot deel van ons effect bepaalt, het werkt! Het is echter niet als suiker aan van alles en nog wat toe te voegen of ervan af te halen. Het heeft geen substantie, maar ontstaat in interactie tussen mensen. Je moet dus wel íets doen om het te kunnen benutten. Deze kritiek geeft hulpverleners een ethisch dilemma: is het goed om een verrichting waarover je zou kunnen (of: moeten, want het kan altijd) twijfelen zó in te zetten, dat je weet dat het (placebo-)effect maximaal zal zijn? Dat zou wel erg geraffineerd zijn, om niet te zeggen manipulatief. Dat voelt niet goed, niet oprecht, en dat vinden we toch een van de essenties van hulpverlener zijn?

Aanpak antibioticaresistentie verpleeghuizen

Overzicht huidige kennis over het verminderen van antibioticaresistentie in verpleeghuizen Of google op ‘antibiotica verpleeghuizen’

Vriendelijke groet, Jeroen van Egmond Voorzitter KNGF Ethiekcommissie j.van.egmond@hva.nl

FysioPraxis maart 2018 | 7

fp02kort.indd 7

05-03-18 13:26


fysiotherapie in het umc

Fysiotherapie in VU medisch centrum

Focus op centrale neurologie Het VU medisch centrum staat centraal in dit achtste en laatste deel van de FysioPraxisserie over fysiotherapie in de universitair medische centra. Revalidatiegeneeskunde binnen VUmc, waar fysiotherapie is ondergebracht, richt zich met name op de centrale neurologie. Daarnaast zijn oncologie en ketenzorg binnen netwerken aandachtsgebieden. En de toekomst? Beweegsensoren en text mining dienen zich aan.

Deze tekst is een samenvatting van uitgebreide schriftelijke antwoorden door de paramedisch managers fysiotherapie van VUmc op vragen van de redactie.

Tekst: VUmc, bewerkt door Mieke van Dalen

CF: cystic fibrosis

De afdeling Revalidatiegeneeskunde is georganiseerd in multidisciplinair samengestelde units, waarin onderzoekers, revalidatieartsen en paramedici samenwerken aan het uitvoeren van de academische kerntaken (zie het kader op pag. 12). Onder de vijftig paramedici bevinden zich 31 fysiotherapeuten. De units worden geleid door een paramedisch manager, revalidatiearts en hoogleraar. De klinische bewegingsanalyse is ondergebracht in de unit bewegingslaboratoria en ondersteunt de andere units. De afdeling revalidatiegeneeskunde biedt poliklinisch voornamelijk topreferente zorg, en daarnaast tweedelijnszorg als onderdeel van de behandeling door andere medisch specialismen in VUmc.

HIPEC: Hypertherme Intraperitoneale Chemotherapie In deze serie in verschenen eerder in FysioPraxis: UMCG 2016;25(10):14-16 UMCU 2017;26(1):26-27 MUMC+ 2017;26(2):10-13 LUMC 2017;26(4):18-21 Radboud UMC 2017;26(5):18-21 Erasmus MC 2017;26(9): 10-13 AMC 2017;26(10):18-21

Ga voor de hele serie naar www.kngf.nl/FysioPraxis-umc of scan de QR-code

Spreekuren en zorgpaden De fysiotherapeuten werken multidisciplinair in de vele gezamenlijke spreekuren en multidisciplinaire zorgpaden. Zo werkt de fysiotherapeut op de traumapoli samen met de traumachirurg, op de poeppoli met de kinderarts en psycholoog, op de Downpoli met de kinderarts, op de CF-poli met de kinderlongarts, op het spalkenspreekuur met de revalidatiearts en orthopedisch instrumentmaker, en op het Gezamenlijk Medisch Consult Neurologie voor mensen na een minor stroke met de neuroloog, CVA-verpleegkundige en de ergotherapeut. Bij de zorgpaden longchirurgie, oesophaguscarcinoom en HIPEC wordt de patiënt gezien door de oncologisch chirurg, verpleegkundig specialist, diëtist en fysiotherapeut.

Zorgnetwerken Voor CP, MS, CVA, oncologie en patiënten na een trauma zijn onderzoeks- en/of zorgnetwerken opgericht, waarin de afdeling Revalidatiegeneeskunde een voortrekkersrol heeft. Zo is het Netwerk Traumarevalidatie VUmc opgezet om de zorg voor patiënten na een ongeluk verder te verbeteren. Om dit te realiseren, zit de fysiotherapeut bij alle poliklinische spreekuren naast de traumachirurg. Samen bepalen zij de prognose van het functionele herstel tot aan het volgend polibezoek. De ziekenhuisfysiotherapeut stemt dit af met de behandelend fysiotherapeut in de eerste lijn. De collega in de eerste lijn stelt op basis van de informatie van de ziekenhuisfysiotherapeut een behandelplan op, voert dit uit en koppelt voorafgaand aan het volgende polibezoek van de patiënt aan het ziekenhuis zijn of haar bevindingen en eventuele vragen terug. Vervolgens herhaalt deze cyclus zich. Fysiotherapeut en gezondheidswetenschapper Suzanne Wiertsema hoopt in 2018 op de resultaten van dit onderzoek te promoveren. Gezien het succes van dit project wordt deze aanpak landelijk

8 | FysioPraxis maart 2018

fp02VUmc.indd 8

05-03-18 13:32


Foto: Wiep van Apeldoorn Input voor dit artikel is geleverd door: (v.l.n.r.) drs. Rosalie Huijsmans (paramedisch manager, fysiotherapeut en epidemioloog), dr. Marc Rietberg (paramedisch manager, fysiotherapeut en bewegingswetenschapper), Edwin Geleijn (fysiotherapeut en coördinator zorginnovatie), drs. Els Spaargaren (paramedisch manager, ergotherapeut en ergotherapiewetenschapper), dr. Erwin van Wegen (universitair hoofddocent)

geïmplementeerd, waarbij KNGF op verschillende manieren ondersteunend is. Het MS Netwerk Groot Amsterdam wil de toegankelijkheid en kwaliteit van diagnostiek, behandeling en begeleiding voor mensen met MS uit Amsterdam en omgeving optimaliseren. Dit zorg- en kennisnetwerk is een initiatief van zorgverleners uit fysiotherapiepraktijken (eerste lijn), ziekenhuizen (tweede lijn) en het MS Centrum Amsterdam (derde lijn). Binnen het multidisciplinaire netwerk is de groep fysiotherapeuten het sterkst vertegenwoordigd. CP-Net heeft als ambitie dat vanaf 2020 alle mensen met een CP-zorgvraag in de eigen regio volgens de laatste stand van zaken kunnen worden behandeld. CP-Net werkt met de ‘knowledge-brokermethode’. Eén zorgverlener per deelnemende zorglocatie is de kennismakelaar (organisator en aanjager) tussen kennisbezitters via

www.msnetwerkamsterdam.nl

CP-Net en kennisgebruikers in de eigen zorginstelling. Door het volgen van netwerkbijeenkomsten delen zij de laatste evidentie en ondersteunen ze veranderingen in de uitvoering van de CP-zorg in de dagelijkse praktijk. CP-Net is beheerder van het nationale CP-register, waarin de belangrijkste CP-behandelingen en uitkomsten worden opgenomen. Momenteel voeren Annemieke Buizer (projectleider) en Janneke Hazelhoff (projectmanager) in VUmc het CP-registeronderzoek uit. Ze doen dit samen met BOSK, de vereniging van mensen met een aangeboren lichamelijke handicap. Het onderzoek moet inzicht geven in het aantal mensen met CP in Nederland, de aard van hun CP en van de behandelingen die zij ontvangen. Een register maakt het mogelijk de kwaliteit van de zorg continu te verbeteren en maakt wetenschappelijk onderzoek volgens good clinical practice mogelijk.

»

FysioPraxis maart 2018 | 9

fp02VUmc.indd 9

05-03-18 13:32


» Tot slot hebben het VUmc en het Antoni van Leeuwenhoek aan de wieg gestaan van het landelijke Onconet. Dit netwerk biedt een kwaliteitscyclus voor fysiotherapeuten, gebaseerd op scholing, bijscholing en toetsing. Onconet heeft nauwe banden met de NVFL en NPi.

www.onconet.nu (zie ook de lectorale rede van Martijn Stuiver in dit nummer, pag. 13-17)

Kennis uitdragen Werken binnen een academische structuur betekent dat je de mogelijkheid maar ook de verantwoordelijkheid hebt om mee te werken aan het transparant maken van de meerwaarde van in dit geval fysiotherapie. Onderdeel daarvan is om kennis, opgedaan in patiëntenzorg en onderzoek, uit te dragen via publicaties, netwerken, NPI of als extern docent aan een masteropleiding. Daarom wordt er veel waarde gehecht aan een goed contact met de opleidingen. Het is nodig dat het werkveld regelmatig de gewenste beroepsinhoud bepaalt en dat opleidingen de behoefte van het veld integreren in de opleiding. Daarnaast wordt er steeds vaker gezamenlijk onderzoek gestart, bijvoorbeeld de multicenter RCT ‘beter voorbereid’. In dit onderzoek krijgen patiënten een app om zich beter voor te bereiden op de

operatie. Doordat bij aanvang al vier ziekenhuizen en 250 eerstelijnsfysiotherapeuten betrokken zijn, zijn de resultaten ook makkelijker te implementeren. En waar er nog geen resultaten zijn, zet het VUmc zelf studies op om het effect van onze bijdrage aan het medisch proces te evalueren. Een mooi voorbeeld hiervan is het project Mijlpaal. In dit project is aangetoond dat vroegtijdig postoperatief mobiliseren van klinisch opgenomen patiënten op de afdeling oncologische chirurgie leidt tot een kortere ligduur en tot bijna de helft minder antibioticagebruik voor pulmonale problemen. Helaas is het nog steeds lastig om deze bijdragen aan het medisch proces goed bekostigd te krijgen.

Hogescholen, umc’s en de beroepsvereniging moeten blijven werken aan kenniscreatie en kennisverspreiding

Lopende projecten centrale neurologie EPOS (stroke) Fysiotherapeuten Ingrid Burgers en Muriel Koolstra verrichten een groot deel van hun werkzaamheden binnen het multidisciplinaire behandelteam op de stroke-unit van de afdeling neurologie van VUmc. Het vroegtijdig starten van fysiotherapie zorgt ervoor dat de patiënt sneller herstelt. Tijdens de behandeling staat intensieve en taakspecifieke training centraal op diverse domeinen, waaronder armhandvaardigheid. Het blijkt dat het herstel van arm-handvaardigheid al in de eerste drie tot vier weken na de beroerte vastligt. Uit de resultaten van het EPOS-onderzoek blijkt dat je op basis van vingerextensie van de paretische hand al vroeg na de beroerte met grote zekerheid kunt voorspellen of de patiënt wel of geen arm-handfunctie zal hebben op zes maanden. Gegevens uit lopend onderzoek geven aan dat het waarschijnlijk is dat er snel moet worden geïntervenieerd om tot een optimale arm-handfunctie te komen.

PROFITS (stroke) Onder leiding van dr. Carel Meskers, dr. Erwin van Wegen en prof. dr. Gert Kwakkel, in een samenwerking tussen VUmc, diverse ziekenhuizen en revalidatiecentra en de TU Delft vindt er een landelijk onderzoek plaats naar het ontwikkelen van herstelprofielen na een beroerte. Het is een voortzetting van het Europese programma 4D-EEG (zie FysioPraxis 2017;26(5):24-27). Dit prospectieve onderzoek met het acroniem PROFITS wordt gefinancierd door ZonMw. Een accurate voorspelling van de uitkomst op basis van vroege, gestandaardiseerde beoordeling en inzicht in onderliggende pathofysiologie is cruciaal voor het selecteren van het juiste behandeltraject. PROFITS combineert ‘state of the art’ voorspellingsmodellen voor herstel na een beroerte met een gestandaardiseerde en geavanceerde neurofysiologische beoordeling van het motorisch herstel. PROFITS: precision profiling to improve prognosis post stroke

TREFAMS-ACE (MS) Om meer inzicht te krijgen in de effecten van de verschillende elementen van de multidisciplinaire behandeling van MS, is de multicenter TREFAMS-ACE-studie opgezet (zie FysioPraxis 2015;25(10);4244). Het TREFAMS-ACE-onderzoeksprogramma gaf antwoord op de vraag wat het effect is van aerobe training, cognitieve gedragstherapie en energiemanagement op vermoeidheid bij MS. De resultaten tonen aan dat cognitieve gedragstherapie de beste aanpak is om vermoeidheid bij patiënten met MS te verminderen op de korte termijn. Het is onduidelijk hoe dit effect op lange termijn behouden kan worden. Deze vraag staat centraal in een studie die binnenkort gaat starten. Dit laat natuurlijk onverlet dat het trainen van mensen met MS door fysiotherapeuten voor andere doeleinden goed kan zijn. TREFAMS-ACE: TREating FAtigue in Multiple Sclerosis: Aerobe training, Cognitieve gedragstherapie, Energieconservatiemanagement

EPOS: Early Prediction of Functional Outcome

10 | FysioPraxis maart 2018

fp02VUmc.indd 10

05-03-18 13:32


Foto: Wiep van Apeldoorn

»

Fysiotherapeut Ingrid Burgers instrueert een deelneemster aan de MS-trainingsgroep voor het optimaliseren van lopen en balans.

BEWARE (Parkinson) De afgelopen jaren hebben Erwin van Wegen, Cees de Goede en Ingrid Burgers samen met de afdelingen Psychiatrie en Psychologie van VUmc een multidisciplinaire behandeling ontwikkeld voor patiënten met Parkinson met wearing-off-gerelateerde stress. De ziekte van Parkinson gaat namelijk gepaard met zowel motorische als niet-motorische symptomen, die na verloop van tijd in ernst en aanwezigheid gaan fluctueren. Tot nu toe waren de beschikbare behandelmethoden ontoereikend, omdat deze zich richtten op alleen de motorische of alleen de niet-motorische symptomen, waardoor de interactie die deze symptomen met elkaar hebben, buiten beschouwing bleef. Omdat de ziekte progressief is en veel symptomen uiteindelijk niet weg te nemen zijn, zou de focus moeten liggen op het omgaan met de fluctuaties en symptomen. Hiervoor is de BEWAREinterventie ontwikkeld, die fysiotherapie met psychotherapie (Acceptance & Commitment Therapie) combineert. Een pilotstudie heeft uitgewezen dat deel-

nemers aan de BEWARE-interventie een verbeterd emotioneel welzijn, een betere sta-balans en een afname in vermijdingsgedrag laten zien ten opzichte van de patiënten die alleen fysiotherapie ontvingen. Een multicenter vervolgonderzoek (Vumc, Zuyderland Heerlen en St. Anthonius Nieuwegein), gefinancierd door de Hersenstichting, moet de komende jaren gaan uitwijzen of deze nieuwe groepstherapie geïmplementeerd kan gaan worden in de praktijk. BEWARE: Body-awareness in the treatment of WeAring off RElated anxiety (www.parkinson-beware.nl)

PETE (CP) Het VUmc Expertisecentrum Cerebrale Parese is een landelijk door de NFU erkend expertisecentrum voor bilaterale spastische parese. Hier wordt wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar stoornissen onderliggend aan de beperkingen en problemen die in de groei kunnen ontstaan. Dit expertisecentrum maakt ook de vertaalslag van deze onderzoeksresultaten naar effectieve en efficiënte revalidatiebehandelingen. Een

mooi voorbeeld hiervan is het PETE-onderzoek, uitgevoerd door kinderfysiotherapeut Eline Bolster. Dit onderzoek beoogt het energieverbruik tijdens lopen en/of het uithoudingsvermogen in kaart te brengen. Voor veel kinderen en jongeren met een lichamelijke beperking kost bewegen meer energie. Dit betekent dat bijvoorbeeld lopen vaak als vermoeiend wordt ervaren. Vermoeidheid kan ook komen door een slechte conditie, waardoor het meer moeite kost om dagelijkse activiteiten uit te voeren. Om hier inzicht in te krijgen, wordt de zuurstofopname gemeten tijdens het lopen en/of tijdens een maximale inspanningstest op de fiets. De resultaten van dit project geven inzicht in de behandelmogelijkheden om loopproblemen te verminderen door de rol van loopefficiëntie en fitheid met inspanningsanalyse in kaart te brengen en de effecten van gerichte behandeling te meten. In 2018 hoopt Bolster op dit project te promoveren. PETE: Pediatric Exercise TEsting in Rehabilitation

FysioPraxis maart 2018 | 11

fp02VUmc.indd 11

05-03-18 13:32


» Toekomst De rol van de ziekenhuisfysiotherapeut is de afgelopen jaren aan het veranderen van behandelaar van klinisch opgenomen patiënten naar casemanager op het gebied van het bewegend functioneren bij ziekenhuisopname. Voor de electieve chirurgie betekent dit dat we, vanaf het eerste moment dat er sprake is van een operatie, de voorwaarden voor functioneel herstel optimaliseren. Voor acuut opgenomen patiënten proberen we zo snel mogelijk inzicht te krijgen in de prognostiek voor functioneel herstel. Samen met de collega’s uit de eerste lijn proberen we daarvoor de voorwaarden te creëren. Hiervoor moeten we wel een steviger wetenschappelijk fundament creëren dat uitmondt in transmurale zorgpaden, die integraal ingekocht kunnen worden door de zorgverzekeraar. Een voorbeeld is de facultatieve prestatie ‘Transmuraal fysiotherapeutisch zorgtraject volgend op een trauma’, die in 2017 toegekend werd door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). We zien een toenemende integratie van informatietechnologie (IT) voor, tijdens en na ziekenhuisopname. Binnenkort gaan we experimenteren met het aanbieden van beweegsensoren om activitei-

ten tijdens de ziekenhuisopname beter in kaart te brengen en zo onze behandeling te kunnen sturen. Verder gaan we kunstmatige intelligentie (text mining) inzetten voor continue kwaliteitsmonitoring en het geven van beslisondersteuning aan de fysiotherapeut, door gebruik te maken van informatie uit het EPD. Door uit te gaan van ‘eigen kracht’ heeft de beroepsgroep de afgelopen jaren een zeer professionele wetenschappelijke infrastructuur opgebouwd met een groot aantal hoogleraren en lectoren. Maar de zo opgebouwde kennis vindt nog maar mondjesmaat zijn weg naar de patiënt. Hogescholen, umc’s en de beroepsvereniging moeten blijven werken aan kenniscreatie en kennisverspreiding. Niet alleen via onderwijs, richtlijnen en kwaliteitsbeleid, maar ook via de nieuwe IT-mogelijkheden als hulp bij de complexe klinische beslissingen die de fysiotherapeut dagelijks maakt.

Genoemde artikelen in FysioPraxis over 4D-EEG en TREFAMS-ACE: www.kngf.nl/fysiopraxis

VU Medisch Centrum VUmc is een relatief jonge organisatie in vergelijking met de andere umc’s. In 1964 opende het als het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit zijn deuren en vonden de eerste operaties plaats, en in 1966 volgde de officiële opening van het VU ziekenhuis. In 2001 ontstond VUmc door het samengaan van de medische faculteit van de Vrije Universiteit en het academisch ziekenhuis. VUmc heeft ruim 6.000 medewerkers. Sinds februari 2011 zijn de raden van bestuur van AMC en VUmc met elkaar in gesprek over een intensievere samenwerking. Begin september 2017 heeft de Autoriteit Consument en Markt de fusie tussen AMC en VUmc goedgekeurd. De umc’s verwachten in 2018 bestuurlijk samen te gaan. Net als bij de andere umc’s zijn de drie kerntaken patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek, en onderwijs en opleiding. VUmc richt zich daarbij met name op vijf ‘zwaartepunten’, namelijk kanker en afweer, hersenen, hart en vaten, extra- en transmuraal, en bewegen. Het MS Centrum Amsterdam, het VUmc Alzheimercentrum en het VUmc

Expertisecentrum Cerebrale Parese staan bekend als toonaangevende centra voor onderzoek, zorg en opleiding. Geschiedenis VUmc

MS Centrum Amsterdam

VUmc Alzheimercentrum

Fysiotherapie is ondergebracht bij de afdeling Revalidatiegeneeskunde. De afdeling heeft als belangrijkste aandachtsgebied centrale neurologie, en daarnaast oncologie en ketenzorg binnen netwerken. De afdeling is georganiseerd in drie multidisciplinair samengestelde units gericht op een patiëntengroep of thema: • n eurorevalidatie – centraal-neurologische aandoeningen zoals MS, CVA en ziekte van Parkinson; • k inderrevalidatie – kinderen met CP, obstetrisch plexus brachialis letsel (OPBL), spina bifida (SB), het syndroom van Down, cystic fibrosis en prematuur geborenen; • inspanning & bewegingsapparaat – oncologie, ic, trauma, hart- en longrevalidatie (onder meer pulmonale hypertensie en hartfalen).

VUmc Expertisecentrum CP

12 | FysioPraxis maart 2018

fp02VUmc.indd 12

05-03-18 13:32


wetenschap – lectorale rede

Functioneel herstel bij kanker

Kanker: niets om bij stil te staan? Steeds meer zullen paramedische en verpleegkundige professionals worden geconfronteerd met hulpvragen als gevolg van kanker of de behandeling daarvan. De zorgverleners van de toekomst moeten goed voorbereid zijn op hun rol bij het begeleiden van mensen met kanker, aldus dr. Martijn Stuiver. In deze ingekorte versie van zijn lectorale rede bespreekt hij de gevolgen van kanker voor het functioneren en de rol van bewegen bij kanker. Ook vertelt hij over de vele ontwikkelingen in de oncologische zorg.

Tekst: Martijn Stuiver

Inleiding Kanker; er was een tijd dat die diagnose vrijwel onvermijdelijk betekende: afscheid nemen van het leven. Nu, in 2017, is dat voor veel vormen van de ziekte niet meer het geval. Afhankelijk van stadium en type kanker is steeds vaker een behandeling mogelijk die gericht is op genezing. Maar ongeacht de prognose betekent de diagnose kanker nog steeds: afscheid nemen van het leven zoals het was. Dat begint al met het acute verlies van schijnzekerheden als ‘mij overkomt dat niet’. En het vervolgt met het ondergaan van een vaak zware behandeling: een operatie, chemotherapie, bestraling, hormoontherapie of immunotherapie, en in veel gevallen een combinatie van die mogelijkheden. Het lichaam wordt overgeleverd aan de dokter, de verpleegkundigen, de ondersteunende zorgverleners. In plaats van beter voelen velen zich door de behandeling alleen maar zieker. De nevenschade van de behandeling kan aanzienlijk zijn. De periode van functioneel herstel duurt vaak net zo lang als die van de behandeling en soms langer. Conditie, kracht en vitaliteit moeten worden herwonnen. Rollen die eerder altijd zo vanzelfsprekend werden vervuld – die van ouder, partner, werknemer of ondernemer – moeten weer worden opgepakt. En soms moet worden geleerd om te gaan met blijvend functieverlies of blijvende beperkingen. Wanneer een behandeling gericht op genezing niet mogelijk of niet succesvol is, dan rest palliatieve zorg. Die zorg is dan gericht op het afremmen van de onvermijdelijk voortschrijdende ziekte of het onderdrukken van symptomen, en vooral op het zo goed mogelijk behouden van

kwaliteit van leven, voor zolang als dat redelijkerwijs lukt. Het lijkt misschien een beetje vreemd om in zo’n situatie nog te spreken over functioneel herstel. Er is immers sprake van achteruitgang en zelfs verlies van lichaamsfuncties. Maar door het optimaliseren van wat nog wél gaat en het zoeken naar een nieuwe balans, kan het toch lukken betekenisvolle activiteiten te blijven uitvoeren, of weer te leren uitvoeren, binnen de grenzen die de ziekte oplegt. Leren omgaan met of herstellen van kanker vraagt veel levenskunst. Niet iedereen kan dat zonder hulp. Gelukkig is de aandacht voor het belang van goede ondersteunende zorg de afgelopen decennia sterk toegenomen. De instelling van het lectoraat Functioneel herstel bij kanker aan HvA is daarvan een voorbeeld.

De groeiende zorgvraag door kanker Ongeveer 1 op de 3 mensen in Nederland krijgt ooit in zijn of haar leven de diagnose kanker. Jaarlijks wordt bij meer dan 100.000 mensen de diagnose kanker gesteld. Er waren in 2016 bijna 1,4 maal zoveel mensen in leven bij wie in de afgelopen 5 jaar de diagnose kanker was gesteld, als in 2006. Deze stijgende trend zal naar verwachting de komende jaren doorzetten.1 Dit betekent dat ook paramedische en verpleegkundige professionals in toenemende mate zullen worden geconfronteerd met hulpvragen als gevolg van kanker of de behandeling daarvan.2 Naar schatting een derde van de mensen met kanker heeft behoefte aan een vorm van gespecialiseerde nazorg, bijvoorbeeld in de vorm van professionele psychosociale hulp of een beweegprogramma van een fysiotherapeut. Bij zo’n 5% is zelfs sprake van dermate complexe problematiek, dat multidisciplinaire revalidatiegeneeskundige zorg noodzakelijk is.3 Kanker is een divers ziektebeeld; het omvat meer

» FysioPraxis maart 2018 | 13

fp02WKlectoraal_alt.indd 13

05-03-18 13:37


» dan 100 verschillende aandoeningen. Ook de medische behandelingen worden steeds meer divers. De consequenties die kanker of de behandeling daarvan heeft voor het functioneren van mensen, zijn dan ook zeer uiteenlopend. Van alle mensen met kanker is ruim 70% boven de 60 jaar. Bij 7 op de 10 mensen is naast kanker sprake van een andere aandoening, en 4 op de 10 heeft zelfs meer dan één andere aandoening.2 Het leveren van goede zorg vraagt, kortom, nogal wat van de kennis en vaardigheden van een zorgverlener. Wij doen er dus goed aan om de huidige zorgverleners op dit punt verder te professionaliseren, en de zorgverleners van de toekomst goed voor te bereiden op hun rol bij het begeleiden van mensen met kanker.

Gevolgen van kanker voor het functioneren Het door Huber e.a. geformuleerde concept van gezondheid, ‘Het vermogen zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven’,4 lijkt goed uit te drukken waarop de ondersteunende zorg bij kanker zich zou moeten richten. Huber e.a. doen een appèl op zorgverleners en patiënten om niet alleen te kijken naar wat stuk is en beperkt, maar vooral naar wat nog wél kan en hoe dat optimaal benut kan worden. Dat gezichtspunt doet recht aan de ongelooflijke veerkracht die veel mensen blijken te hebben en waarover ik mij in de 20 jaar dat ik in de oncologie werk steeds opnieuw heb verwonderd.

Steeds opnieuw heb ik me verwonderd over de ongelooflijke veerkracht die mensen blijken te hebben Het is niet moeilijk voor te stellen dat de diagnose en behandeling van kanker een forse impact hebben op alle dimensies die in het concept van positieve gezondheid van Huber worden onderscheiden. Lichaamsfuncties worden aangetast of bedreigd, zowel door de ziekte als door de behandeling. Veel toegepaste chemotherapeutica bijvoorbeeld zijn schadelijk voor het hart, de longen of het zenuwstelsel. Anti-hormoonbehandeling kan leiden tot overgewicht, afname van spiermassa of afname van de botdichtheid. Chirurgie en radiotherapie kunnen leiden tot zenuwletsel, slikklachten of lymfoedeem. Bijna alle mensen met kanker ervaren vermoeidheid, en bij ongeveer een derde van de patiënten is ernstige vermoeidheid een chronisch probleem. Afgenomen lichamelijke fitheid is eerder regel dan uitzondering. Al deze functiestoornissen

kunnen het dagelijks functioneren ernstig hinderen. Psychologische problemen zoals depressie en angst komen naar schatting onder mensen met kanker twee keer vaker voor dan bij de algemene bevolking, en mensen kunnen worstelen met vragen als: waarom ik? en: hoe nu verder? De afstand tot de arbeidsmarkt is na een diagnose kanker dramatisch vergroot. De kwaliteit van leven wordt tijdens de behandeling aangetast en niet bij iedereen herstelt zich dit tot op het oude niveau. Binnen het lectoraat Functioneel herstel bij kanker zullen we ons vooral richten op de gezondheidsdimensies ‘lichaamsfuncties’, ‘dagelijks functioneren’, ‘sociaal-maatschappelijke participatie’ en ‘kwaliteit van leven’, en op de manier waarop paramedici en verpleegkundigen daaraan een positieve bijdrage kunnen leveren door de aanpassing van patiënten te ondersteunen en de eigen regie van de patiënten waar mogelijk en wenselijk te bevorderen. Daarbij zal een sterke focus liggen op de rol van bewegen en het bewegend functioneren.

De rol van bewegen bij kanker Op PubMed is een van de oudste publicaties die gevonden kan worden met de zoekopdracht ‘exercise AND cancer’ een manuscript getiteld: Ample exercise and a minimum of food as measures for cancer prevention? Deze publicatie is verschenen in 1945, een jaar eerder dan de eerste publicaties over de toepassing van mosterdgas voor de behandeling van lymfomen, die de springplank vormden voor de ontwikkeling van chemotherapie, en twaalf jaar eerder dan de eerste publicaties over de toepassing van chemotherapie voor niet-hematologische kanker. Maar in mijn opleiding tot fysiotherapeut (1996) kwam kanker nauwelijks ter sprake en werd al helemaal met geen woord gerept over kanker in relatie tot bewegen. Vanaf 2000 verschenen er steeds meer wetenschappelijke publicaties over de positieve rol van lichaamsbeweging bij kanker, die werden samengevat in het in 2007 geïntroduceerde Physical Activity and Cancer Control Framework.5 Sindsdien wordt aan bewegen en beweeginterventies een plaats toegedicht in alle fasen van ziekte en behandeling. Kanker is, zo bezien, dus inderdaad niets om bij stil te staan. Na de diagnose, voorafgaand aan de behandeling, moet inactiviteit vermeden worden. Fitte en actieve patiënten lijken minder complicaties te hebben en sneller te herstellen na chirurgie. Vlak na een chirurgische ingreep, dus al in de klinische fase, is voldoende bewegen van belang om het functioneel herstel te bevorderen. Ook tijdens de behandeling, bijvoorbeeld met chemotherapie, kan bewegen helpen de negatieve impact van de behandeling te beperken. De PACESstudie die wij in het AVL hebben uitgevoerd heeft dat laten zien voor mensen met borstkanker.6

14 | FysioPraxis maart 2018

fp02WKlectoraal_alt.indd 14

05-03-18 13:37


In de PACES-studie toonden we aan dat een tamelijk intensief kracht- en duurtrainingsprogramma tijdens de chemotherapie, onder leiding van een fysiotherapeut, zorgt voor het behouden van uithoudingsvermogen en kracht bij patiënten met borstkanker. Het heeft bovendien positieve effecten op kwaliteit van leven en symptoomlast, waaronder vermoeidheid. Ook een minder intensief programma, gecoacht door een verpleegkundige, had positieve, maar kleinere effecten. Deelnemers die trainden bij de fysiotherapeut kregen driemaal minder vaak een bijstelling van de voorgeschreven chemotherapie. Hanna van Waart promoveerde vorig jaar op dit onderzoek. In een follow-upstudie onderzoeken we nu bij overlevenden van borstkanker, die deelnamen aan de PACES-studie of aan de vergelijkbare PACT-studie die in het Juliuscentrum van het UMC Utrecht is uitgevoerd, wat het beschermend effect is van training tijdens chemotherapie op het optreden van hartschade. Dit vormt het promotieonderzoek van Willeke Naaktgeboren.

Beweeginterventies na afloop van de behandeling voor kanker blijken over het algemeen positieve effecten te hebben op onder meer vermoeidheid, rol-functioneren, kwaliteit van leven, stemming en terugkeer naar werk.7,8 En meer bewegen is, bij mensen die kanker hebben gehad, geassocieerd met een betere overleving en, voor sommige tumoren, een kleiner risico op terugkeer van de ziekte.9 Zelfs in de palliatieve fase lijkt er een plaats voor beweeginterventies.10

In het VEERKRACHT project, uitgevoerd door het AVL en VUmc, werd, op basis van kwalitatief onderzoek, vragenlijstonderzoek en systematisch literatuuronderzoek, een handreiking opgesteld die structuur geeft aan de intake en fysiotherapeutische begeleiding van patiënten met uitgezaaide borstkanker. Het programma, dat gericht is op het verbeteren van kwaliteit van leven door het verbeteren van lichaamsfuncties en dagelijks functioneren, wordt op dit moment in een pilotstudie geëvalueerd op haalbaarheid door fysiotherapeut-onderzoeker Marieke ten Tusscher en post-doc Wim Groen.

Maar alle wetenschappelijke ontwikkelingen ten spijt, moeten we toch erkennen dat er nog vele onbeantwoorde vragen zijn ten aanzien van beweeginterventies bij kanker. Het meeste onderzoek is gedaan bij een beperkt aantal vormen van kanker, met borstkanker als grootste groep. Gelden die resultaten voor alle vormen van kanker? Zijn beweeginterventies voor alle mensen met kanker haalbaar en in alle fasen van de zorg? Sommige vormen van kanker hebben bijvoorbeeld heel specifieke gevolgen voor de bij het bewegen betrokken orgaansystemen. Andere behandelingen hebben zoveel bijwerkingen, dat bewegen bepaald niet het eerste is dat bij patiënten opkomt.

Gelijktijdige chemo- en radiotherapie voor kanker in het hoofd-halsgebied kan leiden tot problemen met slikken, een extreem droge mond, ontstekingen van de slijmvliezen, pijn en vermoeidheid. Mensen verliezen vaak ook veel spiermassa, wat een negatief effect heeft op hun functioneren en mogelijk ook op hun vermogen de behandeling vol te houden. Een beweeginterventie zou zinvol kunnen zijn om de functionele uitkomsten te verbeteren. Een standaard beweegprogramma blijken deze mensen in de praktijk echter moeilijk vol te houden. In een samenwerking tussen het AVL en het UMC Utrecht onderzoeken we de haalbaarheid van een specifiek voor deze groep ontworpen trainingsprogramma, dat als doel heeft de spiermassa en functie zoveel mogelijk te behouden tijdens de behandeling. Dit onderzoek is onderdeel van het promotieonderzoek van verpleegkundige Ellen Passchier (AVL) en diëtist Annemieke Kok (UMCU).

Er is wel geopperd dat een diagnose kanker een ‘teachable moment’ is dat kan leiden tot positieve veranderingen in gezondheidsgedrag.11 Maar dat geldt zeker niet voor iedereen.12 Na de diagnose komt er zoveel op iemand af, dat gedragsverandering, zeker in de acute fase, niet altijd iets is wat daar nog bij kan. Zo blijken mensen met kanker in de klinische praktijk vaak weinig belangstelling te hebben voor het deelnemen aan prehabilitatieinterventies. Daarbij spelen emoties een rol en financiële drempels, maar soms is men ook niet overtuigd van het nut. Dat laatste is overigens ook nog niet onomstotelijk bewezen, in deze context. Meer onderzoek is daarom nodig, niet alleen om te achterhalen welke uitkomsten van prehabilitatie haalbaar zijn, maar ook: wat acceptabel is voor mensen die het moeten ondergaan.

AVL-fysiotherapeut Carla Agasi-Idenburg onderzoekt onder andere de perspectieven van oudere mensen met darmkanker op prehabilitatie, als onderdeel van haar promotieonderzoek.

Natuurlijk heeft niet iedereen die kanker heeft gehad de hulp van professionele zorgverleners nodig om in beweging te komen of te blijven. Maar een steuntje in de rug kan bijna iedereen wel gebruiken. Omdat regelmatig bewegen lang moet worden volgehouden om er de vruchten van te kunnen plukken, en omdat duurzame gedragsverandering tijd kost, moet dat steuntje in de rug ook lang beschikbaar zijn. Hier kan e-health misschien wel uitkomst bieden.

»

FysioPraxis maart 2018 | 15

fp02WKlectoraal_alt.indd 15

05-03-18 13:37


» In het AVL onderzoeken we, samen met het UMC Utrecht en Ziekenhuis Rijnstate, wat het effect is van het beschikbaar stellen van een interactiefwebportaal dat mensen die succesvol zijn behandeld voor borstof prostaatkanker, helpt bij het ontwikkelen van een actieve leefstijl. Ook onderzoeken we wat de toegevoegde waarde is van laagfrequente extra ondersteuning door een fysiotherapeut. Dit promotieonderzoek wordt uitgevoerd door Hester van de Wiel.

Beweeginterventies zijn vaak gericht op het verbeteren van de leefstijl, bijvoorbeeld door mensen gericht te adviseren over het belang van voldoende beweging. Maar mensen bewegen niet altijd met als doel om te bewegen. Vaak is bewegen een bijproduct van andere betekenisvolle activiteiten van het dagelijks leven, zoals werken, tuinieren, of van A naar B komen. Als mensen als gevolg van kanker of de behandeling daarvan die activiteiten niet meer kunnen uitvoeren zoals voorheen, kunnen ze daardoor onbedoeld ook minder actief worden. Om mensen dan weer in beweging te krijgen, kunnen we ons – in plaats van alleen op motivatie – beter (ook) richten op het beperken van of leren omgaan met symptomen zoals pijn, vermoeidheid, bewegingsbeperkingen, of lymfoedeem. Of op het wegnemen van barrières die voortkomen uit de omgeving of niet-helpende gedragspatronen. Dergelijke interventies behoren niet alleen tot het domein van de fysiotherapie, maar ook tot dat van de ergotherapie, verpleegkunde en psychosociale zorg. Toekomstig onderzoek zal meer inzicht moeten geven in welke interventies van welke disciplines hierbij het meest effectief zijn.

Oncologische zorg in beweging Het zorglandschap binnen de ondersteunende zorg voor kanker is volop in beweging. Vragen als: wie moet wat doen en wanneer, hoe helpen we de patiënt met kanker de juiste zorg op het juiste moment te vinden, waar moet die zorg plaatsvinden, hoe bewaken we de kwaliteit van zorg en hoe houden we die betaalbaar, houden de gemoederen van zorgverleners, zorginstellingen, beleidsmakers en verzekeraars flink bezig. Onconet, ooit opgezet ter ondersteuning van de PACES-studie, telt inmiddels meer dan 400 fysiotherapeuten, die voldoen aan specifieke criteria voor scholing, nascholing, en toetsing. Met het netwerk proberen we bij te dragen aan de kwaliteit van fysiotherapeutische zorg ter ondersteuning van fitheid bij kanker, en de toegankelijkheid van die zorg te bevorderen. Die toegankelijkheid wordt natuurlijk ook door gebrek aan vergoeding beperkt. Onconet werkt samen met het AVL en het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) aan projecten om hier verandering in te brengen. Misschien dat de opkomst van

value based healthcare, het nieuwste concept in de gezondheidszorg dat belooft de zorg tegelijkertijd goedkoper en beter te maken, kansen biedt.13 Een van de voorgestelde oplossingen binnen value based healthcare is immers om financiering niet meer te koppelen aan verrichtingen van individuele zorgverleners, maar aan complete pakketten van zorg. Het in één pakket samenbrengen van tweedelijns chemotherapie met eerstelijns ondersteunende fysiotherapie past daar volgens mij naadloos in. Beweegprogramma’s worden tegenwoordig beschouwd als een onmisbaar onderdeel van oncologische revalidatie, maar ‘beweegprogramma’ en ‘revalidatie’ zijn natuurlijk geen synoniemen. Medisch-specialistische revalidatie bij oncologie is, volgens de landelijke multidisciplinaire richtlijn die hierover gaat, wenselijk als er sprake is van meerdere of complexe, met elkaar samenhangende functioneringsproblemen als gevolg van kanker. De onderliggende gedachte is dat de onderlinge afstemming en centrale aansturing van het behandelplan door een revalidatiearts leiden tot een grotere (kosten)effectiviteit van de behandeling. Objectieve criteria om vast te stellen wanneer die centrale aansturing nu nodig is en wanneer niet, ontbreken echter. Bovendien zijn er nauwelijks goede studies voorhanden die de aanname van toegenomen kosteneffectiviteit staven.14 Ook dit zijn belangrijke kennishiaten die we de komende jaren moeten proberen te vullen.

In het AVL bieden we medisch-specialistische oncologische revalidatie aan voor mensen met hoofd-halskanker als integraal onderdeel van de medische zorg, voor alle mensen die dat nodig hebben.15 In een aantal studies doen we onderzoek naar de organisatie, inhoud en kosteneffectiviteit van dit programma en naar vraagstukken ten aanzien van landelijke implementatie van deze aanpak, als onderdeel van het promotieonderzoek van Ellen Passchier en arts-onderzoeker Ann-Jean Beck.

Voor de meeste patiënten volstaat wat door de richtlijn Medisch-Specialistische Revalidatie bij Oncologie wordt aangeduid als: ‘monodisciplinaire zorg door meerdere hulpverleners van verschillende disciplines’. Een wat cryptische omschrijving waarmee vooral wordt bedoeld dat er geen sprake is van een door een revalidatiearts gecoördineerd behandelplan. Maar dat betekent niet dat bij dit soort (vaak eerstelijns) zorg afstemming en interdisciplinaire samenwerking overbodig zijn. KWF Kankerbestrijding stelde in een recent rapport vast, dat voor zorgverleners in de eerste lijn de mens met kanker centraal staat en niet de aandoening of de specifieke klachten. Toch valt uit het rapport ook op te maken dat de blik van de zorgprofessionals vooral gericht is op de mogelijkheden van de eigen beroepsgroep en minder op interprofessionele sa-

16 | FysioPraxis maart 2018

fp02WKlectoraal_alt.indd 16

05-03-18 13:37


menwerking.2 Dit zal voor een deel het gevolg zijn van het huidige zorgstelsel, dat organisatorisch en financieel niet goed is ingericht om optimale eerstelijns nazorg te bieden aan mensen die behandeld zijn of worden voor kanker. Ook hier liggen dus kansen voor value based healthcare. Maar los daarvan: weten zorgverleners van verschillende disciplines wel voldoende wat ze elkaar te bieden hebben in de zorg voor mensen met kanker en weten ze elkaar te vinden als het erop aankomt? De waarde leren inzien van, en vormgeven aan interprofessionele samenwerking en het ontwikkelen van een professionele blik die de grenzen van het eigen vakgebied overstijgt; daar liggen taken voor het (initieel) beroepsonderwijs, en dat is iets waaraan ik de komende jaren een positieve bijdrage hoop te kunnen leveren.

Dr. Martijn M. Stuiver is lector Functioneel herstel bij kanker aan de Hogeschool van Amsterdam, faculteit Gezondheid (HvA). De instelling van dit lectoraat is mogelijk gemaakt door het Antoni van Leeuwenhoek (AVL), Nederlands Paramedisch Instituut (NPi), VU medisch centrum (VUmc), en de master Evidence Based Practice in Healthcare van het Academisch Medisch Centrum (AMC). Martijn studeerde in 1997 af als fysiotherapeut aan de HvA. Van 2005 tot 2007 volgde hij de master EBP van het AMC die hij cum laude afrondde. In 2014 promoveerde hij aan de UvA op een proefschrift over morbiditeit na lymfklierdissectie. Naast zijn lectorschap is Martijn als onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Kwaliteit van Leven van het AVL, en als universitair docent aan de universitaire master Evidence Based Practice in Healthcare. Als thema-expert is hij nauw betrokken bij de leerlijn oncologie van het NPi. Ook is hij bestuurslid van stichting Onconet.

De leeropdracht aan het lectoraat Functioneel herstel bij kanker is het verstevigen van het wetenschappelijk fundament waarop paramedici en verpleegkundigen hun handelen baseren, door voort te bouwen op het onderzoek, waarvan ik enkele voorbeelden heb aangehaald. Waar mogelijk zullen we dit doen met de inzet van studenten en docent-onderzoekers van de HvA en masterstudenten van de universitaire master Evidence Based Practice van het AMC. Natuurlijk zoeken we daarbij ook de samenwerking met andere lectoraten binnen kenniscentrum ACHIEVE (HvA) en daarbuiten – in het bijzonder met de Faculteit Bewegen Sport en Voeding (HvA). Een tweede opdracht is de vertaling van wetenschappelijke inzichten naar de huidige beroepspraktijk, waaraan ik onder meer invulling zal geven door het verder ontwikkelen van de oncologische leerlijn van het NPi. De derde opdracht is het goed voorbereiden van de toekomstige zorgprofessionals op de toegenomen zorgvraag als gevolg van kanker. Voor hen is kanker immers wel degelijk iets om bij stil te staan. De HvA heeft dan ook besloten oncologie een meer prominente plaats te geven in het onderwijs. Daarbij willen we niet alleen inzetten op kennisoverdracht ten aanzien van kanker, maar ook op het ontwikkelen van zorg en het bieden van die zorg door studenten en docenten, in een interprofessionele context. Ik hoop en verwacht dat de HvA hierbij niet alleen kan profiteren van de kennis en ervaring die we in de afgelopen jaren onder andere in het AVL hebben opgebouwd, maar dat er ook nieuwe kennis kan worden ontwikkeld waar alle bij het lectoraat betrokken instellingen hun voordeel mee kunnen doen. En precies daar ligt de komende jaren mijn persoonlijke uitdaging: het maximale halen uit de samenwerking tussen HvA, AVL, AMC, VUmc en NPi, die met de instelling van het lectoraat Functioneel herstel bij kanker is bekrachtigd.

Foto: Marit van den Berg Photography

Vooruitblik

m.m.stuiver@hva.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis Volledige tekst lectorale rede (ISBN 978-94-6301-156-3): scan de QR-code.

FysioPraxis maart 2018 | 17

fp02WKlectoraal_alt.indd 17

05-03-18 13:37


www.PsychFysio.nl

Modulen 2018

Nieuws en cursussen voor fysiotherapeuten ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔

Pijn- en Stressmanagement -3 dagen wo 11/4, 25/4, 16/5. Dansante Fysiotherapie -8 dagen start vr/za 20/4. ACT bij pijn -3 dagen wo 23/5, 6/6, 27/6. Motiverende gespreksvoering+SFT -3 dagen di 29/5, 12/6, 3/7. De Mindful Fysiotherapeut -8 dagen start 4/9. Praktijk NLP -3 dagen wo 11/9, 25/9, 9/10.

Finetuning van Motor Control legt de basis voor optimaal bewegen. T 010 416 93 93 E info@veldon.nl www.veldon.nl

Werkt u al met het Veldon® concept?!

Opleidingen@PsychFysio.nl /06-21867046 / Nieuwegein

www.psychfysio.nl

TE KOOP AANGEBODEN wegens pensionering:

Fysiotherapiepraktijk te Rotterdam Goedlopende praktijk, betreft een fulltime baan. Brieven met motivatie en cv naar: C. Ketelaars cpjmketelaars@gmail.com Pyramidedreef 18 4851 BK Ulvenhout

Universitaire Masterstudie

Evidence Based Practice in Health Care MSc/Drs Start 17e academisch jaar september 2018 Tweejarige universitaire deeltijd masterstudie tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker). Bridging health care and science ■ een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau ■ modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering ■ (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd ■ voor medici, paramedici, promovendi, verpleeg- en verloskundigen Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding: www.amc.nl/masterebp

Master Fysiotherapiewetenschap Wat beweegt jou? Wil jij de kwaliteit van fysiotherapeutische zorg verbeteren? De wetenschappelijke kennis die daarvoor nodig is ontwikkelen? Werk en studie combineren? Dan is Fysiotherapiewetenschap iets voor jou! Tijdens deze tweejarige deeltijd master leiden we je op tot academicus die in staat is bij te dragen aan de ontwikkeling van fysiotherapeutische zorg vanuit wetenschappelijk perspectief. Ruim 80% van de afgestudeerden heeft binnen een jaar een functie die aansluit bij de opleiding. Meer weten? www.uu.nl/masters/fysiotherapiewetenschap


interview

Master Fysiotherapiewetenschap bestaat vijftien jaar

Opleiding tot kennisontwikkelaars

Gewapend met een kritische blik investeren ze drie jaar in het wetenschappelijk onderbouwen van hun vak. Werken ze aan een blijvende verbetering van de fysiotherapeutische zorg en tegelijkertijd aan een glansrijke carrière. De cijfers liegen er niet om: de master Fysiotherapiewetenschap aan de Universiteit Utrecht geeft een boost aan je carrière als fysiotherapeut. Je moet er wel wat voor doen, maar dan heb je ook wel wat, zeggen de programmamakers trots. “Daarom hebben we alle reden om ons vijftienjarig lustrum te vieren.”

Met het studiejaar 2002-2003 klonk het startschot voor de universitaire master Fysiotherapiewetenschap. In 2006 mochten de eerste afgestudeerden zich Master of Science en doctorandus in de fysiotherapie noemen. Fysiotherapeuten die dankzij wetenschappelijke competenties kunnen bijdragen aan de ontwikkeling, verspreiding en integratie van wetenschappelijke kennis ten behoeve van de fysiotherapeutische zorg.

Slingers Zo stond het vijftien jaar geleden op papier en die ambitie is ook waargemaakt. Afgestudeerden werken niet alleen mee aan de onderbouwing van het vak fysiotherapie. Vrijwel alle studenten Fysiotherapiewetenschap (92%) maken na of zelfs al tijdens hun opleiding een flinke stap in hun carrière. Uit een enquête onder alumni (2017) blijkt namelijk dat 46% doorstroomt in een promotietraject (PhD), 21% een leidinggevende functie krijgt, 42% terechtkomt in het onderwijs en 32% overstapt naar een beleidsfunctie (het totaal is meer dan 100% vanwege dubbelfuncties). Daar zijn programmaleider prof. dr. Cindy Veenhof en programmacoördinator dr. Martijn Pisters zeer tevreden over. Ze hebben er met hun team hard voor gewerkt, evenals hun voorgangers. Daarom vinden ze het tijd voor een feestje. Op 23 maart worden de slingers opgehangen bij een lustrumsymposium met workshops en interessante lezingen, waarna alumnivereniging Scientia Fundus de feeststemming verhoogt met een borrel, een diner en een goed feest.

Spreekkamerwerkelijkheid Pisters is er al vanaf het begin bij, als student van de eerste lichting en inmiddels als docent en coördinator van het programma. Veenhof stapte een

Tekst: Lidwien van Loon

paar jaren geleden in als hoogleraar Fysiotherapiewetenschap. Ze vertellen over de aanleiding voor oprichters Nico van Meeteren en Paul Helders om een wetenschappelijke master te ontwikkelen. Er bleek behoefte in het onderzoeksveld om fysiotherapeuten specifiek op te leiden als onderzoeker zodat het onderzoek in de fysiotherapie dichter bij de vraag uit de praktijk kwam te staan en daarmee klinisch relevant werd. De master Fysiotherapiewetenschap moest wetenschappelijk onderzoek laten passen bij de spreekkamerwerkelijkheid van de fysiotherapeut. “Het eigen vakgebied verder vooruit helpen door te onderbouwen en te innoveren”, vat Veenhof de doelstelling samen. “En dat is ons gelukt: we hebben nu meer onderzoekers in het veld gekregen die deze klinische oriëntatie hebben. Kijk je naar professional masters, dan leveren deze opleidingen betere fysiotherapeuten af op een goed werk- en

Master Fysiotherapiewetenschap 80% slaagt voor premaster 86% slaagt binnen 2 jaar voor master 37% van de mastertheses internationaal gepubliceerd 91,4% vindt betaalde functie aansluitend bij opleiding 7,3 gemiddeld eindcijfer masterthesis 8,1 rapportcijfer dat studenten aan opleiding geven

»

FysioPraxis maart 2018 | 19

fp02interview.indd 19

05-03-18 13:38


» denkniveau die in staat zijn te innoveren. De wetenschappelijke master Fysiotherapiewetenschap daarentegen leidt op tot kennisontwikkelaars: fysiotherapeuten die bijdragen aan het doen van wetenschappelijk onderzoek. Natuurlijk zijn we daarin niet de enige opleider. Wel hebben we in de afgelopen vijftien jaar bewezen dat we afgestudeerden afleveren die zowel de fysiotherapeutische praktijk heel goed kennen en daaruit relevante onderzoeksvragen kunnen ophalen, als onderzoek in die praktijk kunnen doen. En de kennis die ze met het onderzoek verzamelen, kunnen ze terugleggen in die klinische praktijk.”

Klinisch relevant Pisters: “Met Fysiotherapiewetenschap zijn we er goed in geslaagd om de brug tussen praktijk en onderzoek te slaan, onder meer met onderzoeksen innovatieprojecten. De studenten staan hierbij onder supervisie van ervaren onderzoekers binnen het fysiotherapeutische werkveld die ook als docent binnen de opleiding optreden. Onze alumni maken zo echt het verschil.” Veenhof benadrukt de klinische relevantie van de opleiding. “Om de slag van wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk te maken, besteden we bijvoorbeeld aandacht aan implementatie van richtlijnen van het KNGF en van eHealth-applicaties. De studenten gaan aan

Veenhof: ‘We houden ons onderwijs bewust kleinschalig. Hierdoor zijn we in staat om excellente studenten af te leveren’ de slag met een real life implementatievraagstuk en een opdracht vanuit bijvoorbeeld het KNGF, ze doen onderzoek naar doelgroepen en werken strategieën uit voor planning en kosten, vormgegeven in concrete producten. Zo staat er inmiddels een eHealth-applicatie op thuiszorg.nl, wat een resultaat is van het werk van een van onze werkgroepen.”

Mentoring Volgens Pisters is een van de succesfactoren dat de opleiding ruimte biedt voor persoonlijke ambities en thema’s waar studenten zelf mee komen. “Neem een van onze studenten, werkzaam in de geriatrie. Ze heeft zowel haar casestudy in het eerste jaar als het systematische literatuuronderzoek in het tweede jaar als haar afstudeeronderzoek in het laatste jaar vormgegeven rondom be-

20 | FysioPraxis maart 2018

fp02interview.indd 20

05-03-18 13:38


weeggedrag bij mensen na een beroerte. Voor het afstuderen hebben we haar in contact gebracht met een internationaal expert op dit gebied in Australië, waar ze haar afstudeeronderzoek in samenwerking met de opleiding heeft uitgevoerd. De vraag van de student was hierbij leidend.” “Een deel van de studenten doet onderzoek binnen de speerpunten van het UMC Utrecht. Daarnaast werken we met een aantal preferred partners. Dit zijn gedegen onderzoeksgroepen met wie we nauw samenwerken. Stel dat een student onderzoek wil doen bij mensen met Parkinson, dan werken we hiertoe samen met het Radboud MC. Op die manier doet de student zijn of haar afstudeeronderzoek bij een internationaal gerenommeerde onderzoeksgroep.”

Pisters: ‘Met Fysiotherapiewetenschap zijn we er goed in geslaagd om de brug tussen praktijk en onderzoek te slaan, onder meer met onderzoeks- en innovatieprojecten’ “Hiermee faciliteren we onze studenten in de ambitie waar ze na de opleiding terecht willen komen”, gaat Pisters verder. “We investeren daarom stevig in mentoring: hoe wil je je met de opleiding gaan profileren en hoe kunnen we je daar als opleiding in ondersteunen? Dit wordt enorm gewaardeerd, en we zien ook het resultaat: vrijwel alle studenten hebben meteen een baan in het verlengde van de opleiding.”

Academisch denken De grootste uitdaging zit volgens Pisters misschien wel in het eerste jaar, in de premaster. Daarin moeten de studenten de slag zien te maken van het klinisch redeneren zoals ze hebben geleerd tijdens hun opleiding tot fysiotherapeut, naar wetenschappelijk redeneren. “In de afgelopen jaren startten er gemiddeld 35 studenten met de premaster, 25 ervan vervolgden de master in het tweede jaar. Er vallen dus best veel mensen af in het eerste jaar. Maar de studenten die het tweede jaar halen, studeren vrijwel allemaal succesvol af, leert de praktijk.” Dit zeggen ook de studenten, als je de kritische reflectie ten behoeve van de heraccreditatie van de Masteropleiding Klinische Gezondheidswetenschappen 2017 erop naleest. Veenhof beaamt dat het eerste jaar inderdaad een zwaar jaar is. “Het is veel stof en op een academisch denkniveau, en dat is echt anders dan de studenten tijdens hun

bacheloropleiding hebben geleerd. Het is een parttime opleiding van 20 uur per week waarvoor ze één dag naar de universiteit komen. Veel studenten werken er 4 dagen naast terwijl we hooguit 3 dagen adviseren. Ze combineren dit meestal ook nog eens met een gezin. Het is pittig, maar dat bindt de studenten wel, de groepen zijn ook klein. We houden ons onderwijs bewust kleinschalig. Hierdoor zijn we in staat om excellente studenten af te leveren.”

Goede sfeer Het veelbelovende carrièreperspectief wordt bevestigd in de alumni-enquête. In dit onderzoek zeggen alumni dat ze de opleiding een goede basis vinden voor hun ontwikkeling tot onderzoeker op wetenschappelijk niveau. De opleiding is van hoog niveau en biedt een gevarieerd programma, in een prettige en open opleidingssfeer. Bovenal waarderen ze de brugfunctie die ze kunnen vervullen tussen zorg en de daadwerkelijke impact van onderzoek. Redenen genoeg voor een feestje, vinden Veenhof en Pisters. “Ons lustrumsymposium is gericht op de toekomst die we met Fysiotherapiewetenschap voor ogen hebben, met sterke thema’s als ‘personalized care & technology’, ‘physical literacy’ en ‘interprofessioneel werken en leren’. We werken aan een internationale variant en wellicht een fulltime variant”, vertelt Veenhof. “De sprekers van het lustrumsymposium komen uit eigen huis, aangevuld met een gastspreker uit Australië”, besluit Pisters. “De lustrumlezing wordt verzorgd door een van de grondleggers van de opleiding. Ook zijn er presentaties van alumni over het werk dat ze nu doen.” Pisters nodigt iedereen uit voor het symposium. “Het wordt volle bak!”

MEER WETEN

Op www.uu.nl/masters/fysiotherapiewetenschap vertellen studenten in een filmpje waarom ze voor Fysiotherapiewetenschap hebben gekozen en wat de opleiding hun heeft opgeleverd.

Lustrumsymposium ‘Is the future of physiotherapyscience behind us?’ 23 maart 2018 Vanaf 12.45 uur UMC Utrecht Aanmelden voor het lustrumsymposium kan nog steeds (scan code of check website).

FysioPraxis maart 2018 | 21

fp02interview.indd 21

05-03-18 13:38


wetenschap – promotieonderzoek

Actievere rol voor patiënt

Van PSK tot PSG: doel- en cliëntgerichte fysiotherapie Een deel van deze tekst is eerder gepubliceerd in Nederlands Tijdschrift voor Reumatologie 2017;4:15-18 onder de titel ‘De Patiënt Specifieke Goal setting methode (PSG): een “nieuwe” methode om patiënten te betrekken in de fysiotherapie’.

Hoe kan het proces van doelen stellen in de fysiotherapie verbeterd worden met behulp van het veelgebruikte meetinstrument de Patiënt Specifieke Klachten (PSK)? In haar promotieonderzoek ontwikkelde Anita Stevens de originele PSK door tot de Patiënt Specifieke Goal setting-methode (PSG), een cliëntgerichte methode waarmee de patiënt actief wordt betrokken bij het gehele proces van doelen stellen. Tekst: Anita Stevens

Bij het bieden van cliëntgerichte en doelgerichte zorg zijn de individuele problemen en doelen van de patiënt het uitgangspunt van de behandeling. Voor de fysiotherapeut betekent dit dat de behandeldoelen en het behandelplan samen met de patiënt worden opgesteld. Een persoonlijke afstemming van behandeldoelen is vooral belangrijk bij mensen met een chronische en/of complexe aandoening, omdat zij vaak problemen ondervinden bij dagelijkse activiteiten en langdurige behandeling nodig hebben.

Goal setting Het proces van doelen stellen - in het Engels goal setting - is meer dan alleen ‘doelen stellen’. Het gehele proces bestaat uit een aantal stappen, zoals is weergegeven in figuur 1.1 De eerste stap begint al tijdens het eerste consult bij de probleemverheldering van de patiënt. Van hieruit worden in stap twee de specifieke behandeldoelen opgesteld. In de volgende stap, de planning, wordt een passend behandelplan gemaakt. Ten slotte worden de doelen en het plan geëvalueerd. Wanneer de doelen nog niet zijn bereikt of er nieuwe doelen zijn ontstaan, kan dit cyclische proces worden herhaald. In dit cliëntgerichte praktijkmodel voor goal setting wordt de patiënt in elke stap actief betrokken en gestimuleerd om mee te denken en mee te beslissen.

Figuur 1 Praktijkmodel goal setting

Sociale context en omgeving Alle doelen bereikt

Doelen bereikt

4. EVALUATIE Hoe ging het, ........ wat komt nu? Evalueer uitvoering w.b. actieplan en vooruitgang w.b. doelen

ACTIE ‘OK -Doen!’ Voer het plan uit

Doelen niet bereikt

3. PLANNING Hoe ga ik dit bereiken? Schrijf een ACTIEPLAN voor deze doelen: Wat ga je doen, wanneer, hoe vaak? Denk na over COPINGPLAN: Wat staat je in de weg? Hoe kun je dit vermijden?

1. PROBLEEM VERHELDEREN Hier ben ik <--> hier wil ik naartoe Bespreek specifieke problemen en mogelijke doelen

2. DOELEN STELLEN Dit is wat ik wil bereiken Denk aan eigenschap doelen: -Specifiek -Moeilijk -Toegewezen of zelf opgesteld?

Hoeveel vertrouwen heeft de persoon om dit ACTIEplan succesvol uit te voeren? Scoor vertrouwen: 0 ... 7-10

22 | FysioPraxis maart 2018

fp02WKStevens.indd 22

05-03-18 13:40


Foto: Wiep van Apeldoorn

Wanneer de patiënt actief wordt betrokken in het opstellen van behandeldoelen, heeft dit een positief effect op de therapietrouw, motivatie en tevredenheid van de patiënt.2,3 In de praktijk is patiëntparticipatie echter niet altijd vanzelfsprekend, zijn patiënten niet altijd bewust van hun mogelijke actieve rol4 en willen en/ of kunnen zij deze rol niet aannemen.5 Fysiotherapeuten vinden het bovendien moeilijk om samen met de patiënt doelen te stellen door beperkte tijd en vaardigheden.6 Het inzetten van patiëntspecifieke meetinstrumenten kan dit proces ondersteunen, omdat de patiënt hierin persoonlijk relevante problemen kan identificeren waaraan hij/zij vervolgens kan gaan werken in de therapie.7,8

Meetinstrument voor goal setting In de fysiotherapie in Nederland wordt het patiëntspecifieke meetinstrument de PSK9 frequent gebruikt en aanbevolen in meer dan 70% van de behandelrichtlijnen.10 Het doel van de PSK is het identificeren van activiteiten waarmee de patiënt problemen heeft ten gevolge van zijn of haar aandoening en deze te monitoren gedurende de behandeling. De PSK bestaat uit vier stappen: 1. identificeren van activiteiten die belangrijk zijn voor de patiënt, maar moeite kosten; 2. prioriteren van deze activiteiten in de mate van belangrijkheid voor de patiënt; 3. scoren van de uitvoering op een schaal van 0-10 (0 = het kost helemaal geen moeite, 10 = onmogelijk om deze activiteit uit te voeren); 4. evalueren van de activiteiten, tussentijds en aan het einde van de therapie. De PSK kan het proces van goal setting, zoals beschreven in figuur 1, ondersteunen, maar het is onbekend hoe de PSK in de praktijk wordt gebruikt en wat de ervaringen van patiënten en fysiotherapeuten ermee zijn.

Goal setting en PSK in de praktijk Om het proces van goal setting in de dagelijkse praktijk te analyseren en te onderzoeken hoe de PSK hierin wordt gebruikt, werd een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Hierbij werden 23 (initiële) consulten in de eerstelijnspraktijken geobserveerd. Daarnaast werden 23 patiënten en 10 fysiotherapeuten geïnterviewd

over hun ervaringen met de PSK in het algemeen en voor de fysiotherapeuten ook nog specifiek ten behoeve van het goal-settingproces.11,12 De voornaamste bevindingen waren dat het goal-settingproces vooral gericht is op de probleemverheldering en minder op doelen stellen en behandelplan maken. Er wordt überhaupt weinig (concreet) gesproken over doelen en plan, en met name de fysiotherapeut neemt hierin de beslissingen. De PSK wordt op veel verschillende manieren ingezet, waarbij er weinig uitleg wordt gegeven aan de patiënt over het doel ervan. Bovendien vormt de PSK geen onderdeel van het totale fysiotherapeutisch methodisch handelen (FMH), dat wil zeggen dat hij als los meetinstrument gebruikt werd. Patiënten waren over het algemeen positief over de PSK. Een deel van hen vond dat ze daarmee meer bewust werden van hun eigen functioneren en eigen inbreng hadden in de therapie. Andere patiënten vonden het moeilijk om activiteiten te benoemen en sommigen hadden geen idee waarvoor de PSK gebruikt werd. Zij vonden het dan ook prima dat de fysiotherapeut bepaalde wat er ging gebeuren. De fysiotherapeuten vonden de PSK een gemakkelijk instrument dat hun proces ondersteunde en waarmee zij de patiënt meer konden betrekken in de therapie. Ze gaven echter ook eerlijk toe dat ze de PSK vaak gebruikten om aan de

meetverplichting van de zorgverzekeraar en externe audits te voldoen. De mogelijkheid van de PSK voor ondersteuning van het goal-settingproces werd op deze manier dan ook niet optimaal benut.

Verbeterproces PSK Aan de hand van een user-centered design,13 die bestond uit drie fasen, werd de PSK verbeterd samen met deskundigen, fysiotherapeuten én patiënten (figuur 2). 1. In de eerste fase werden, op basis van de analyse van het gebruik van de PSK in de praktijk, verbeterpunten geformuleerd. Deze waren, samengevat in vier thema’s: a. een duidelijke procedure van afname; b. g eïntegreerd gebruik in het FMH; c. c ommunicatievaardigheden van de fysiotherapeut om patiënten te activeren tot participatie; d. een cliëntgerichte attitude van de fysiotherapeut. 2. In de tweede fase werd, samen met fysiotherapeuten én patiënten, een testversie ontwikkeld. 3. Deze testversie werd in de derde fase in verschillende rondes in de praktijk getest, geëvalueerd en aangepast. Uiteindelijk is het meetinstrument PSK doorontwikkeld tot een geïntegreerde methode, de Patiënt Specifieke Goal-setting-methode (PSG).14 Om de fysiotherapeuten te leren de PSG in de praktijk toe

»

FysioPraxis maart 2018 | 23

fp02WKStevens.indd 23

05-03-18 13:40


» te passen, werd een cursus ontwikkeld. Deze cursus bestaat uit drie dagdelen en is eveneens getest en geëvalueerd in fase drie.

Figuur 2 User-centered ontwikkelproces Fase 1: Inventarisatie verbeterpunten

Verbeterpunten

Fase 2: Ontwikkeling testversie

Testversie

Fase 3: Evaluatie in de praktijk

PSG methode

Procesevaluatie

PSG De belangrijkste aanpassingen van de PSG ten opzichte van de originele PSK zijn als volgt. De PSG bestaat uit zes stappen. Een extra stap ‘doelen stellen’ en een stap ‘behandelplan maken’ zijn toegevoegd aan de PSK. De PSG kan daarmee geïntegreerd worden afgenomen in het FMH (figuur 3).

Figuur 3 De 6 stappen van de PSG, geïntegreerd in het FMH

PSG FMH

Identificeren

De PSG is verder gebaseerd op het theoretisch gefundeerde en cliëntgerichte goal-setting-praktijkmodel.1 Elementen van shared decision making15 zijn geïntegreerd in de stap ‘behandelplan maken’. De fysiotherapeut zet cliënt-activerende communicatievaardigheden in om de patiënt meer te betrekken in het goal-settingproces. Elke stap wordt bij de patiënt geïntroduceerd en de reden ervan uitgelegd. De wijze van scoren is omgedraaid, dat wil zeggen dat de patiënt nu de ‘mogelijkheid tot uitvoeren’ scoort, in plaats van de ‘moeite met uitvoering’. Een hogere score betekent dus beter functioneren. Daarmee legt de fysiotherapeut de nadruk op de mogelijkheden van de patiënt en sluit daarmee beter aan bij de positieve benadering van gezondheid.16 De afname van de PSG staat beschreven in een duidelijke handleiding voor de fysiotherapeut. Hierin wordt het hoe en waarom van elke stap uitgelegd en geïllustreerd met enkele praktische toepassingen en voorbeeldvragen.14

Anamnese

Prioriteren Scoren

Onderzoek

Doelen stellen

Analyse en diagnose

Behandelplan maken

Behandelplan

Behandeling

Evaluatie

Evaluatie

Voordat onderzoek kon worden gedaan naar de effectiviteit van de PSG en vóór bredere implementatie, moest duidelijk zijn of de methode überhaupt hanteerbaar c.q. uitvoerbaar is in de eerstelijnsfysiotherapiepraktijk.17 Daarvoor is een procesevaluatie gedaan.18,19 Bij een procesevaluatie is onder meer van belang of de methode volledig kan worden toegepast zoals deze bedoeld is, en worden de ervaringen van patiënten en fysiotherapeuten en eventuele barrières voor verdere implementatie inzichtelijk gemaakt. Daarnaast is onderzocht wat de mogelijke impact van de PSG is op de cliëntgerichtheid van de fysiotherapeut. Er werden vier groepen fysiotherapeuten (n = 53) uit 18 verschillende praktijken geschoold gedurende drie maanden.19 Uit de procesevaluatie bleek dat de afzonderlijke stappen van de PSG werden uitgevoerd, echter niet in voldoende detail. Met name het betrekken van patiënten en het formuleren van behandeldoelen en behandelplan konden beter. Patiënten waren over het algemeen tevreden; zij voelden zich betrokken en waren bewust van hun behandeldoelen en behandelplan. De fysiotherapeuten waren ook overwegend positief. Zij vonden dat ze met de PSG meer doelgericht konden

werken en daarbij ook de patiënt meer betrokken. Ook werden zij zich bewust van hun overwegend dominante rol en werd het belang van een goede dialoog, in plaats van alleen informatie verzamelen, hierbij extra onderschreven. Een belemmering voor het gebruik in de praktijk was, dat de methode niet was opgenomen in het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). De mogelijke impact van de methode ligt hierin, dat patiënten beter geïnformeerd en gestimuleerd worden en een actieve rol toebedeeld krijgen in het samen opstellen van behandeldoelen en behandelplan.

Discussie Sterke punten van dit onderzoek waren de systematische en formatieve aanpak, waarbij de resultaten van de afzonderlijke studies werden gebruikt als input voor de daaropvolgende studies. De PSG is samen met fysiotherapeuten én patiënten ontwikkeld en in de praktijk getest. Dit droeg bij aan het draagvlak van de methode. Bij het ontwikkelproces hadden meer patiënten betrokken kunnen worden. Ook was de tijdspanne van de scholing te beperkt om de vereiste gedragsverandering bij de fysiotherapeuten te verkrijgen om de methode volledig te kunnen uitvoeren.

Conclusie Het veelgebruikte meetinstrument de PSK is doorontwikkeld tot een geïntegreerde patiënt-specifieke goal-settingmethode, de PSG. De PSG biedt de eerstelijnsfysiotherapeut een handvat om meer doelgericht en cliëntgericht te werken binnen het FMH en patiëntparticipatie te stimuleren. Om de volledige potentie van de methode beter te kunnen benutten, is meer tijd nodig en een ‘ware cliëntgerichte attitude’, waarbij de fysiotherapeut en de patiënt ook écht samen beslissen.

Hoe nu verder? Verdere implementatie in de praktijk en in het fysiotherapie-onderwijs is noodzakelijk, opdat de fysiotherapeut helemaal klaar is voor goal setting. Implementatie in de praktijk kan gefaciliteerd worden door de PSG op te nemen in de huidige fysiotherapeutische EPD’s en hierin de stap ‘doelen stellen’ meer expliciet te maken als aparte stap vóór het behandelplan. Hiervoor is overleg nodig met

24 | FysioPraxis maart 2018

fp02WKStevens.indd 24

05-03-18 13:40


softwareontwikkelaars. Voor fysiotherapeuten is bewustwording van de huidige manier van communicatie en cliëntgericht werken een belangrijke stap. Dit kan gefaciliteerd worden door peer-feedback en peer-assessment. Ook patiënten kunnen met de PSG meer getriggerd worden om te participeren, ook al vóór het eerste consult. Bij aanmelding kunnen ze bijvoorbeeld al gestimuleerd worden tot nadenken over de reden waarom ze bij de fysiotherapeut komen en wat ze willen bereiken met de therapie. Implementatie in het onderwijs kan door de PSG te integreren in de huidige fysiotherapieopleidingen en post-hbo-opleidingen en -cursussen. Vanaf het eerste jaar zal de fysiotherapiestudent daarbij doordrongen moeten worden van een cliëntgerichte attitude van de fysiothe-

Anita Stevens

studeerde fysiotherapie aan de Zuyd Hogeschool te Heerlen en werkte als (kinder)fysiotherapeut in het Academisch Ziekenhuis te Maastricht. In 2006 studeerde zij cum laude af als gezondheidswetenschapper aan de Universiteit Maastricht. Sindsdien werkt ze aan de faculteit Gezondheidszorg van de Zuyd Hogeschool als onderzoeker bij het lectoraat Autonomie en Participatie van chronisch zieken, en als senior docent aan de opleiding Fysiotherapie. Titel proefschrift: Ready for goal setting? From a patient-specific instrument to an integrated approach in physiotherapy Promotiedatum: 29 september 2017, Maastricht University Promotieteam: prof. dr. S. Beurskens, prof. dr. T. van der Weijden, dr. A. Köke Hoe bent u tot dit promotietraject gekomen? Dit promotieonderzoek maakt deel uit van een groot RAAK-PRO-project: het gebruik van meetinstrumenten in de dagelijkse zorgpraktijk. Als onderzoeker bij Zuyd had ik reeds ervaring opgedaan met implementatie van

rapeut. Het geïntegreerd gebruik van de PSG in het FMH kan doorgetrokken worden naar alle meetinstrumenten en levert een bijdrage aan het doelgericht gebruik van meetinstrumenten in de fysiotherapie. Onderzoek naar de effectiviteit van de PSG is een volgende stap, omdat de impact van cliëntgerichte methodes en goal setting tot op heden nog onduidelijk

is.20,21 Daarnaast blijken training en evaluatie van interventies die gericht zijn op communicatie en gedragsverandering, een uitdaging.22-24

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

WAT KAN DE FYSIOTHERAPEUT MET DE RESULTATEN VAN DIT ONDERZOEK? Voordat de PSG verder wordt geïmplementeerd, kan het onderliggende gedachtegoed van de PSG al meteen in de praktijk worden toegepast. Hierbij is goede communicatie het sleutelwoord. Informeer de patiënt waaróm je iets doet, bijvoorbeeld waarom je een bepaald meetinstrument toepast, en wat je vervolgens met de resultaten gaat doen in je behandeling. Dit is een goed begin voor het betekenisvol en doelgericht gebruik van meetinstrumenten in de fysiotherapie.

meetinstrumenten, samenwerken, communicatie en cliëntgerichte zorg. Dit onderwerp, waarbij het meetinstrument, de PSK, verder doorontwikkeld zou worden tot een cliëntgerichte methode voor goal setting, was mij dan ook op het lijf geschreven. Waarom dit onderwerp? Dit onderzoek gaat over het doelgerichter en efficiënter inzetten van meetinstrumenten ten behoeve van het proces van goal setting, met het accent op patiëntparticipatie. Deze thematiek sluit perfect aan bij de actuele ontwikkelingen in de gezondheidszorg ten aanzien van het bieden van cliëntgerichte zorg én het nieuwe beroepsprofiel van de fysiotherapeut.

worden over en betrokken worden bij de behandeling, in tegenstelling tot wat fysiotherapeuten vaak beweren. Bemoedigend vond ik dat alle deelnemende fysiotherapeuten enthousiast waren over de PSG, vooral om patiënten een actievere rol te geven.

Hebben de conclusies u verrast? Ik moet eerlijk toegeven dat ik aan het begin van mijn project verwacht had dat de PSG sneller kon worden opgepikt door de fysiotherapeuten. Gaandeweg het project leerde ik echter dat vele factoren een rol spelen in een eerstelijnspraktijk, waardoor deze ‘nieuwe’ methode niet volledig kon worden toegepast. Verrassend vond ik dat patiënten veel waarde hechten aan het geïnformeerd

Wat zou u doen met 1 miljoen onderzoeksgeld? Ik zou de PSG integreren in de bestaande fysiotherapie-opleidingen en post-hbo-cursussen. Hiertoe zou ik de betrokken docenten scholen en op deze manier het gedachtegoed van de PSG verder uitdragen.

FysioPraxis maart 2018 | 25

fp02WKStevens.indd 25

05-03-18 13:40


nieuwe praktijken

Onderzoek en praktijk dichter bij elkaar

MSG Science Netwerk Fysiotherapie Hoe betrek je fysiotherapeuten bij wetenschappelijk onderzoek en hoe vertaal je onderzoeksresultaten naar de praktijk? Het MSG Science Netwerk Fysiotherapie, verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam, is in 2015 in het leven geroepen om die vragen te kunnen beantwoorden. Prof. dr. Michel Coppieters, dr. Wendy Scholten-Peeters en dr. René Castien vertellen hoe zij met het netwerk een brug willen slaan tussen wetenschap en de praktijk van musculoskeletale fysiotherapie.

Tekst: Brenda van Dam

Het MSG Science Netwerk Fysiotherapie is gelieerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de MSG-groep (een samenwerkingsverband van vijf beroepsinhoudelijke groepen van het KNGF, actief op het terrein van de musculoskeletale fysiotherapie). “De MSG-groep wilde graag klinisch relevant onderzoek faciliteren en heeft samenwerking gezocht met de door het KNGF gefinancierde Leerstoel Musculoskeletale Fysiotherapie van de Vrije Universiteit Amsterdam”, vertelt Michel Coppieters die de Leerstoel bekleedt en tevens opleidingsdirecteur is van de master Musculoskeletal Physiotherapy Sciences. Het initiatief tot de oprichting van een science netwerk is volgens Coppieters heel natuurlijk tot stand gekomen. “Vanuit de faculteit

MSG Science Netwerk Fysiotherapie in het kort Het netwerk is een samenwerkingsverband tussen: • De MSG-groep (vijf beroepsinhoudelijke verenigingen van het KNGF: NVMT, NVFS, NVOF, NVBF en NFP) • D e Leerstoel Musculoskeletale Fysiotherapie aan de Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam • F ysiotherapeuten in het werkveld (leden van beroepsinhoudelijke verenigingen) Het netwerk wordt financieel ondersteund door de beroepsinhoudelijke verenigingen. De Vrije Universiteit Amsterdam ondersteunt het netwerk in natura. Leden van het netwerk moeten lid zijn van minstens een van de beroepsinhoudelijke verenigingen van de MSG-groep en wetenschappelijk geschoold zijn. Het is een landelijk open netwerk. Geïnteresseerde fysiotherapeuten kunnen zich aanmelden via www.msg-sciencenetwerk.nl.

hadden we behoefte om het werkveld dichter bij het onderzoek te betrekken en waren we op zoek naar praktijken waar we onderzoek konden uitzetten. Daarnaast was er in de beroepspraktijk behoefte aan wetenschappelijke inbedding.”

Wisselwerking onderzoek en praktijk “Het netwerk werkt twee kanten op”, legt manueel therapeut en senior onderzoeker Wendy Scholten-Peeters uit. “We proberen niet alleen om fysiotherapeuten en praktijken betrokken te krijgen bij het uitvoeren van onderzoek, maar ook onderzoeksresultaten snel en efficiënt terug te vertalen naar de beroepspraktijk.” Het netwerk heeft inmiddels 102 leden, die werkzaam zijn bij 82 fysiotherapiepraktijken door heel Nederland. “Leden zijn altijd aangesloten bij een van de

Scholten-Peeters: ‘Via het netwerk kunnen de leden in lopende projecten participeren’ beroepsinhoudelijke verenigingen van de MSGgroep”, vertelt René Castien, manueel therapeut, onderzoeker en coördinator van het netwerk. “De informatie en voorkeuren van die leden en praktijken zijn samengevat in een database. We zijn dus op de hoogte hoe groot de praktijk is, wat de instroom aan patiënten is en aan welke projecten ze willen meewerken.” Scholten-Peeters legt uit wat leden bij het netwerk zoeken. “De leden zijn wetenschappelijk geschoold. Ze hebben vaak de ambitie om deel te nemen aan wetenschappelijk

26 | FysioPraxis maart 2018

fp02NPscience.indd 26

05-03-18 13:45


V.l.n.r.: Michel Coppieters, Wendy Scholten-Peeters en René Castien

onderzoek, maar hebben niet de mogelijkheid om een onderzoek zelf op te zetten of te draaien. Via het netwerk kunnen zij in lopende projecten participeren en betrokken blijven bij onderzoek.”

Actief meedraaien in het netwerk Via de stuurgroep van het netwerk kunnen onderzoeksvragen worden ingebracht. “De stuurgroep evalueert of een onderzoeksvraag uitvoerbaar is en of die uitgezet kan worden binnen het science netwerk. Als dat akkoord is, ondersteunen en begeleiden we het project en dan kan het netwerk geraadpleegd worden.” Castien: “We verwachten van leden dat zij actief participeren in een of twee projecten. De praktijken worden actief benaderd om dat te doen. We beseffen dat het meewerken aan onderzoek extra inspanning vergt. We faciliteren dat door accreditatiepunten voor deze activiteiten aan te vragen.” Scholten-Peeters: “Het voordeel van een netwerk waar mensen een wetenschappelijke attitude hebben, is dat ze bereid zijn om daadwerkelijk patiënten te includeren. Meedoen met wetenschappelijk onderzoek kost toch extra tijd: je moet patiënten goed informeren, vertellen wat er van hen wordt verlangd en wat eventuele risico’s zijn. Als praktijken daartoe bereid zijn, bevordert dat de haalbaarheid van het onderzoek enorm.” Castien: “Om die reden bieden we het komende jaar leden scholing aan in het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek in de klinische praktijk.”

Onderzoek in de praktijk Coppieters: “De meeste onderzoeksprojecten vinden plaats in praktijken die aangesloten zijn bij

ons netwerk. Het onderzoek kan door verschillende personen worden uitgevoerd. Dat kunnen clinici zijn die in de praktijk werkzaam zijn, master-studenten van onze opleiding Musculoskeletal Physiotherapy Sciences die onderzoek doen voor hun afstudeerscripties, of onze promovendi en docent-onderzoekers. Kortom: door iedereen die praktijken nodig heeft om een deel van zijn onderzoeksvragen te beantwoorden.” De onderzoeksvragen binnen het netwerk zijn heel divers”, vertelt Coppieters. “Er zijn therapeuten bij die wetenschappelijk geschoold zijn, sommige promovendi staan ook in de praktijk, die weten hoe wetenschappelijk onderzoek werkt. Anderen weten dat minder en realiseren zich vaak niet dat een op het eerste gezicht eenvoudige onderzoeksvraag, eigenlijk meerdere proefschriften behelst! Onze taak is dan om dit in goede banen te leiden.”

Aanvragen van buiten Amsterdam? “Het ultieme doel is om de fysiotherapie naar een hoger niveau te tillen, vandaar dat dit netwerk ook openstaat voor onderzoekers uit andere instellingen. Er zijn al diverse projecten met andere universiteiten en hogescholen”, vertelt Coppieters. “Ook onderzoekers die niet aan de Vrije Universiteit Amsterdam verbonden zijn, kunnen van het MSG Science Netwerk gebruikmaken, mits hun onderzoek past binnen de onderzoekslijnen* van de Leerstoel Musculoskeletale Fysiotherapie, de doelstellingen van de MSG-groep en uiteraard past binnen het netwerk. Vandaar dat we alle onderzoeksvoorstellen in de stuurgroep bespreken en evalueren.”

*o.a.: optimalisatie van diagnostiek en behandeling van patiënten met musculoskeletale aandoeningen en persisterende pijn, en het in kaart brengen van pathofysiologische processen en werkingsmechanismen van interventies

»

FysioPraxis maart 2018 | 27

fp02NPscience.indd 27

05-03-18 13:45


» Terugkoppelen van de resultaten Onderzoeksresultaten worden teruggekoppeld in de vorm van Capita Selecta-lezingen en symposia. Niet alleen de eigen onderzoekers, maar ook onderzoekers uit andere instellingen en landen lichten toe hoe de wetenschappelijke resultaten van projecten vertaald kunnen worden naar de praktijk. “We zijn een nog jong netwerk”, licht Castien toe. “We voeren voornamelijk meerjarenprojecten uit; de meeste projecten bevinden zich daarom nog in de beginfase. Uiteindelijk streven we naar een cyclus waarbij onderzoekers die een onderzoek zijn gestart, enkele jaren later de resultaten kunnen presenteren op een lezing of symposium. We zitten nu halverwege die cyclus.” “Tijdens de Capita Selecta-lezingen vragen we onderzoekers niet alleen naar hun resultaten, maar ook naar de moeilijkheden die zij ondervonden hebben”, vult

Coppieters: ‘Het ultieme doel is om fysiotherapie naar een hoger niveau te tillen’

Castien: ‘Komend jaar bieden we leden scholing aan in het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek in de klinische praktijk’ Scholten-Peeters aan. “Waar liep je tegenaan, met welke tegenslagen heb je te maken gekregen, hoe heb je die opgelost? Die dingen lees je niet in wetenschappelijke artikelen, maar zijn juist heel leerzaam voor fysiotherapeuten met wetenschappelijke ambitie.”

Patiënten rekruteren en behouden In de praktijk is het rekruteren van proefpersonen vaak lastiger dan vooraf ingeschat. “De verwachtingen zijn niet altijd reëel”, legt Scholten-Peeters uit. “Als we bijvoorbeeld patiënten met acute nekklachten willen includeren, geven leden soms aan dat zij wekelijks veel van deze patiënten in hun praktijk zien. In werkelijkheid blijkt dit aantal tegen te vallen, de patiënten moeten ook nog voldoen aan de vooropgestelde criteria én mee willen werken. Bovendien schiet het aanleveren van proefpersonen er soms bij in doordat de werkdruk van fysiotherapeuten vaak hoog is.” “Rekrutering is een moeilijk en tegelijkertijd cruciaal onderdeel bij het in de praktijk uitvoeren van onderzoek”, beaamt Castien. “Daarin willen we ondersteuning bieden door zowel de onderzoekers als de therapeuten te scholen in communicatie en andere vaardigheden die daarbij kunnen helpen.” Coppieters noemt nog een ander struikelblok: “Een goede follow-up is ook essentieel. In de praktijk kom je bijvoorbeeld tegen dat een patiënt vijf succesvolle behandelingen heeft gekregen, maar de zesde (laatste)

keer niet komt opdagen. Als fysiotherapeut neem je dan vaak aan dat de behandeling succesvol is afgerond, maar als onderzoeker heb je dan het probleem van ontbrekende data en zul je alsnog moeite moeten doen om die patiënt nog eens naar de praktijk te krijgen. Onvolledige data moet je zien te beperken en daar kunnen sommige therapeuten nog wel een slag in maken. Maar natuurlijk is het een samenwerking tussen onderzoekers en therapeuten.” Scholten-Peeters beaamt dit en stelt dat onderzoekers zich ook actief moeten opstellen naar de leden en de praktijken die samen met hen de data verzamelen. “De onderzoeker kan niet achter zijn computer blijven zitten afwachten tot de data binnenstromen. Hij moet actief ondersteuning bieden en een oplossing zoeken bij eventuele problemen. Het is echt een samenwerking! Dat is juist zo mooi.”

MEER WETEN? www.msg-sciencenetwerk.nl

Projecten Momenteel zijn er vijftien projecten uitgezet binnen het MSG Science Netwerk. Hieronder enkele lopende projecten waarvoor leden van het netwerk zich nog kunnen aanmelden voor deelname. Back2Action E-health-programma voor fysiotherapeutische behandeling, gericht op psychosociale factoren voor herstel. Diverse psychosociale risicofactoren belemmeren het herstel bij patiënten met rug- en/of nekpijn. Onderzocht wordt wat de aanvullende waarde is van het e-health-programma ten opzichte van usual care bij mensen met nek- en rugkklachten. Go4Safe Onderzoek naar de validiteit en betrouwbaarheid van het IFOMPT screeningsdocument voor complicaties na manuele therapie in de nekregio. Doel van het onderzoek is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van het IFOMPT Framework te bepalen. Het effect van (ge)Conditioneerde Pijn Modulatie (CPM) bij acuut enkelletsel Onderzoek gericht op het beter begrijpen van pijnmechanismen bij acuut enkelletsel. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of het geconditioneerde pijnmodulatiemechanisme is aangedaan bij mensen met acute pijn.

28 | FysioPraxis maart 2018

fp02NPscience.indd 28

05-03-18 13:45


column | boekbespreking

Zitten is het nieuwe roken Zitten is het nieuwe roken. Dat nemen de mensen in Sydney uiterst serieus lijkt het. Een groot verschil met tien jaar geleden, toen ik hier ook een aantal weken was, is de enorme hoeveelheid fietspaden en aparte wandelpaden. De burgemeester van de binnenstad van Sydney (Sydney heeft meerdere burgemeesters, vergelijkbaar denk ik met de deelraden in Amsterdam) heeft bedacht dat auto’s in de binnenstad geen goed idee zijn. Mensen worden nu door het aanleggen van tramlijnen, aparte busstroken, fietspaden en loopbruggen/ paden gestimuleerd om veel actiever te worden. In een land waar overgewicht en inactiviteit een groot probleem is, is deze verandering in lokale infrastructuur een actie die fysiotherapeuten helpt bij het adviseren van patiënten in een meer actieve leefstijl. Ik ben hier nu ruim een week, en het eerste dat opvalt is de grote hoeveel-

heid mensen in sportoutfit die aan het lopen, rennen of fietsen is. Zeker dat laatste schijnt niet in je normale kledij te kunnen. Ook rennen mensen hard met een gewone rugzak. Eerst dacht ik dat dat een manier was om de training zwaarder te maken, maar nee: ze rennen naar het werk! Ook rennen mensen achter buggy’s naar de kinderopvang. Dat is nog eens een manier om het nuttige met het aangename te combineren! Deze week ben ik begonnen met werken, en vanuit mijn Airbnb-huisje is het veertig minuten lopen naar de universiteit. Met de bus is het dertig minuten. Het liefst zou ik, echt Nederlands, gaan fietsen. Mijn fiets staat nu nog op de boot hierheen, maar door

Handboek over SOLK:

State of the art Dit handboek geeft een overzicht van fundamentele vraagstukken over SOLK, zoals verklaringsmodellen, diagnostiek en behandeling. Zowel de fysieke kant als de gedragsmatige kant worden besproken en vertaald naar praktische handvatten voor de kliniek. Een gemêleerde groep auteurs uit alle betrokkenen disciplines nemen de lezer mee in wetenschap maar ook kliniek, waarbij de auteurs antwoord geven over wat ze weten, maar ook aangeven welke vraagstukken nog open zijn. De vraagstukken onderbouwen ze met de praktijk, bijvoorbeeld met casuïstiek of informatie over lopende onderzoeksprojecten. Het betrekken van het gehele zorgnet-

werk rond SOLK biedt de kans voor een patient centered care. Anders dan in eerdere boeken of richtlijnen wordt de rol voor de fysiotherapeut beschreven in het zorgnetwerk. Er zijn voldoende aangrijpingspunten voor de algemene en de gespecialiseerde fysiotherapeut om mensen met SOLK te begeleiden en/of door te sturen naar anderen in het zorgnetwerk.

mijn collega’s wordt me sterk afgeraden te gaan fietsen in de stad. Het ziet er ook inderdaad af en toe uit als een ware kamikazeactie, vooral heuvel af. Daar denk ik dus nog even over na. Ik weet nog niet waar we definitief gaan wonen, maar het kan maar zo zijn dat ik binnenkort ook met een rugzak naar het werk jog. En de burgemeester? Het zou me niet verbazen als zij een fysiotherapeut in de familie of vriendenkring heeft!

In elk nummer van FysioPraxis schrijft Arianne Verhagen een column over haar verblijf in Australië, waar zij sinds februari van dit jaar hoogleraar is aan de University of Technology in Sydney (UTS). arianne.verhagen@uts.edu.au

BOEKGEGEVENS

Jaap Spaans, Judith Rosmalen, Yanda van Rood, Henriëtte van der Horst, Sako Visser. Handboek behandeling van somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. Lannoo Campus, 2017. ISBN 978 94 014 3749 3. 492 pagina’s. € 49,99.

Concluderend dekt het boek af wat je minimaal moet weten van de populatie SOLK om in de praktijk de patiënten te herkennen en te begeleiden en/of door te sturen.

Selma May, docent Fysiotherapie, Master Fysiotherapie in de psychosomatiek, Hogeschool Utrecht FysioPraxis maart 2018 | 29

fp02boek.indd 29

05-03-18 14:04


wetenschap – kwalitatief onderzoek

Gebrek aan adequate nazorg

Ervaren Kwaliteit van Leven na een trauma Patiënten kunnen als gevolg van een trauma op fysieke, psychische en sociale aspecten veranderingen ervaren. Wat de invloed hiervan is op de ervaren Kwaliteit van Leven (KvL) is echter grotendeels onbekend. In deze focusgroepstudie zijn de ervaren veranderingen in KvL na een trauma in kaart gebracht. Tekst: Nena Kruithof, Marjan Traa, Maria Karabatzakis, Suzanne Polinder, Jolanda de Vries, Mariska de Jongh

Inleiding Een trauma is een andere benaming voor een lichamelijke verwonding. De toedracht van een trauma kan heel divers zijn, zoals een auto-ongeluk of een val binnenshuis. Van alle patiënten met een trauma komt in de Nederlandse ziekenhuizen 2% gedurende de ziekenhuisopname te overlijden.1 Een groot deel van de patiënten krijgt te maken met fysieke en/ of psychische beperkingen die van grote invloed kunnen zijn op het dagelijkse leven. Onder KvL verstaan we de tevredenheid van een persoon met zijn functioneren. KvL is een multidimensioneel begrip dat de algehele KvL en gezondheid, fysiek functioneren, psychologisch functioneren, sociale relaties en omgevingsfactoren omvat.2 In de literatuur is er weinig informatie bekend over welke aspecten een rol spelen bij de verandering van KvL na een trauma. Uit onderzoek blijkt dat veel oudere patiënten een jaar na een heupfractuur nog steeds pijnklachten en een verminderde mobiliteit ervaren.3 Daarnaast gaven patiënten aan dat ze zich wanhopig voelden omdat ze niet volledig hersteld waren. Al deze factoren hadden een negatieve invloed op de ervaren KvL.3 Ander onderzoek laat zien dat bij ernstig gewonde patiënten met een traumaletselernst het aangedane lichaamsdeel of de lengte van het revalidatieproces niet de KvL bepalen.4 Factoren die wel een rol spelen, zijn de aanwezigheid van comorbiditei-

ten, sociodemografische kenmerken (zoals geslacht en leeftijd) en het niet kunnen hervatten van werkzaamheden. Volgens de onderzoekers spelen blijvende fysieke en psychische beperkingen na een trauma een belangrijke rol in de ervaren KvL.4 Het doel van dit kwalitatief onderzoek was om inzicht te krijgen in de ervaren veranderingen van KvL na een trauma vanuit het perspectief van de patiënt.

Methode Dit kwalitatieve onderzoek is goedgekeurd door de Medisch Ethische Toetsingscommissie Brabant, projectnummer NL50258.028.14. Dit onderzoek is onderdeel van een grotere studie, namelijk de Brabant Injury Outcome Surveillance (BIOS).5 Het doel van de BIOS is om meer inzicht te krijgen in het leven en functioneren van patiënten gedurende twee jaar na een trauma. Deelnemers – Patiënten met een trauma die in 2014 opgenomen werden in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (Tilburg), werden uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Deelnemers werden geselecteerd op basis van geslacht, leeftijd, type en ernst van het letsel. Patiënten met ernstige verwondingen, ernstig hersenletsel en/of onderste-extremiteitletsel werden uitgenodigd. De ernst van een trauma wordt bepaald aan de hand van de internationale letselclassificatieschaal, de Abbreviated Injury Scale (AIS).6 Op basis van de AIS wordt vervolgens de Injury Severity Score (ISS) berekend.7 De ISS geeft de totale ernst van alle letsels samen weer; hoe hoger de ISS, des te ernstiger de verwondingen zijn.

De minimale en maximale ISS-scores zijn respectievelijk 0 en 75. Wanneer een patiënt een ISS van 16 of meer heeft, wordt volgens de internationale definitie de patiënt als ernstig gewond beschouwd. Patiënten met ernstige verwondingen hebben meestal meerdere letsels (bijv. fracturen, rupturen, bloedingen), verdeeld over meerdere lichaamsregio’s (bijv. hoofd, buik of onderste extremiteit). Verder werden patiënten van 75 jaar of ouder met een letsel expliciet gevraagd om deel te nemen. Patiënten met ernstige cognitieve stoornissen (bijv. dementie) en patiënten die de Nederlandse taal onvoldoende beheersten, werden geëxcludeerd. Procedure – In een focusgroep spraken en discussieerden deelnemers over hun eigen ervaringen over een specifiek onderwerp. Verzadiging (datasaturatie) is een belangrijk criterium in kwalitatief onderzoek om uitspraken te kunnen doen over een populatie. Indien datasaturatie is bereikt, treden er geen nieuwe inzichten meer op voor de onderzoeker tijdens de analyse van (of de verzameling van) data.8 Voorafgaand aan de focusgroepen tekenden alle deelnemers een toestemmingsformulier. De volgende vragen kwamen tijdens de focusgroepen aan bod: 1. Wat betekent de term KvL voor u? 2. Welke korte- en langetermijngevolgen heeft u ondervonden (of ondervindt u nog steeds) na uw trauma? 3. Welke aspecten of facetten bepalen uw KvL na uw trauma? Data-analyse – Tijdens de focusgroepen werden er audio-opnames gemaakt, die

30 | FysioPraxis maart 2018

fp02WKKruithof.indd 30

05-03-18 13:49


vervolgens volledig werden uitgetypt in transcripten. Twee auteurs (NK en MK) lazen en codeerden onafhankelijk van elkaar de transcripten. Open coderingen (toekennen van steekwoorden aan de tekst) werden gebruikt om veranderingen van KvL in kaart te brengen. Vervolgens werden deze coderingen gegroepeerd in categorieën. Ten slotte werden deze categorieën gegroepeerd in thema’s.9 Eventuele verschillen in coderingen werden opgelost door overleg tussen de twee auteurs of door het raadplegen van een onafhankelijke derde auteur (MT).

Resultaten Deelnemers – Er werden 98 patiënten met een trauma uitgenodigd. Van deze groep konden 21 patiënten telefonisch niet bereikt worden. Van de 77 patiënten die telefonisch gesproken werden, waren er 29 patiënten niet geïnteresseerd om deel te nemen en 12 patiënten vonden het te confronterend om deel te nemen aan de focusgroep. Eén patiënt was inmiddels overleden, 9 patiënten hadden een te slechte fysieke en/of mentale conditie om deel te nemen en 6 patiënten gaven een andere reden aan dan hierboven staat vermeld. Datasaturatie inachtnemend werden er twee rondes van ieder twee focusgroepen georganiseerd. In totaal namen 20 (26%) patiënten met een trauma deel aan een van de vier focusgroepen. De groep bestond uit 12 patiënten met ernstig hersenletsel, 5 patiënten met ernstige verwondingen en 3 oudere patiënten met een trauma. Tabel 1 geeft een overzicht van de demografische kenmerken van alle deelnemers. Definitie KvL volgens patiënten met een trauma – Allereerst werden patiënten gevraagd een omschrijving te geven van de term KvL. Deelnemers benadrukten dat KvL een subjectief fenomeen is: [KvL], het is maar net hoe je dat zelf ervaart. man, 28 jaar, verkeersongeval, ernstig hersenletsel Volgens de deelnemers betekende een goede KvL dat je onafhankelijk bent van anderen, dat je kunt genieten van de kleine dingen in het leven en dat je in staat bent om zelfstandig ADL-activiteiten uit te voeren.

Tabel 1 Demografische kenmerken van de deelnemers Leeftijd (jr.)* Dagen opname ziekenhuis Maanden tussen trauma en deelname focusgroep Kenmerken Geslacht - man - vrouw Opleidingsniveau - universiteit - hbo - mbo - vmbo Samenstelling huishouden - alleenstaand - meerdere personen Oorzaak trauma - verkeer - val - werk - sport Opname intensive care - ja - nee Momenteel werkzaam - ja - nee

Gemiddelde (±SD) 55 (±16, spreiding 28-81) 18 (±19, spreiding 2-86) 17 (±2, spreiding 13-21) n (%) 12 (60%) 8 (40%) 4 (20%) 5 (25%) 6 (30%) 5 (25%)

6 (30%) 14 (70%) 11 (55%) 7 (35%) 1 (5%) 1 (5%)

16 (80%) 4 (20%)

10 10

*ten tijde van het trauma; SD: standaarddeviatie

Gevolgen en veranderingen in KvL na een trauma – Gedurende de focusgroepen was er een overlap in antwoorden tussen de vragen ‘Welke korte- en langetermijn gevolgen heeft u ondervonden (of ondervindt u nog steeds) na uw trauma?’ en ‘Welke aspecten of facetten bepalen uw KvL na uw trauma?’ Om die reden zijn de resultaten van beide vragen samengevat in onderstaande alinea’s. Algehele KvL en gezondheid Vrijwel alle patiënten rapporteerden ongeacht de ernst van het trauma of hun leeftijd vrijwel dezelfde veranderingen op de verschillende aspecten van KvL. Verscheidene fysieke, psychologische, sociale en omgevingsproblemen werden genoemd. Volgens bijna alle patiënten was hun KvL veranderd na het trauma.

Vrijwel alle patiënten vertelden dat in de eerste maanden na het trauma hun gevoelens (bijv. boosheid of droevigheid) en eigen verwachtingen van grote invloed waren op het herstel. Acht patiënten gaven expliciet aan dat het gevoel controle te hebben over de situatie, een positieve invloed had op het herstel. Een van de patiënten meldde het volgende: Ik zat in de put en op een gegeven moment heb ik de knop voor mezelf omgezet. Verdorie, kom op! Zie het van een ander perspectief! Vanaf dat moment maakte ik grote stappen voorwaarts. man, 46 jaar, val in huis, ernstig gewond Op de lange termijn ondervonden patiënten problemen met het accepteren van de blijvende gevolgen van het trauma en het daarbij behorende nieuwe leven. Drie patiënten gaven uitdrukkelijk aan dat ze niet wilden dat het ongeval een grote rol zou spelen in de rest van hun leven. Maar de meeste patiënten concludeerden dat de gevolgen van het trauma een negatieve impact hadden op de rest van hun leven: Ik moet naar het hier en nu kijken… Ik denk vaak aan de dingen die ik voor mijn ongeval kon, het zal nooit hetzelfde worden zoals toen. Dus laat het gaan en probeer te genieten van de kleine dingen in het leven, maar dat is veel makkelijker gezegd dan gedaan. man, 43 jaar, verkeersongeval, ernstig hersenletsel Vergeleken met andere patiëntgroepen rapporteerden patiënten met ernstig hersenletsel meer psychosociale problemen zoals persoonlijkheidsveranderingen. Twee oudere patiënten met een trauma concludeerden daarnaast dat de KvL sterk gerelateerd is aan leeftijd. Voor ouderen zijn er vanwege het natuurlijke verouderingsproces in toenemende mate gezondheidsproblemen en functieverlies. Daarnaast gaven ouderen aan een groter risico te hebben om van anderen afhankelijk te worden. De drie oudere patiënten rapporteerden om die reden minder functionele beperkingen maar meer beperkingen op het activiteiten- en participatieniveau.

»

FysioPraxis maart 2018 | 31

fp02WKKruithof.indd 31

05-03-18 13:49


Fysieke gezondheid Alle deelnemers bespraken uitgebreid de fysieke problemen als gevolg van het trauma. Een belangrijke oorzaak van lichamelijke beperkingen was (blijvende) pijn. Alle deelnemers zeiden dat ze graag onafhankelijk wilden zijn; ze wilden het liefst zoveel mogelijk zelfstandig ADL-taken uitvoeren zoals douchen of aankleden. Veel patiënten rapporteerden daarnaast een lager energieniveau en een verminderde werkcapaciteit. Alle patiënten met hersenletsel rapporteerden frequente vermoeidheids- en slaapproblemen, moeilijkheden met prikkelverwerking en geheugenproblemen. Psychologische gezondheid Patiënten rapporteerden vooral veel negatieve psychische gevolgen. Angst om opnieuw een trauma te krijgen speelde bijvoorbeeld een belangrijke rol voor de meeste patiënten. Het trauma had daarnaast ook een negatieve invloed op het emotioneel welbevinden van patiënten. Het leven van sommige patiënten veranderde drastisch, omdat ze niet in staat waren om weer te functioneren zoals vóór het ongeval. De nieuwe leefsituatie leidde voor vrijwel alle deelnemers tot acceptatieproblemen. Daarentegen was er in iedere focusgroep ten minste één deelnemer die sprak over de positieve aspecten als gevolg van het trauma. Deze patiënten vertelden meer te kunnen genieten van de kleine dingen in het leven. Daarnaast voelden patiënten zich gedwongen om op een positieve manier te denken: Mijn leven nu is veel beter dan mijn leven vóór het ongeval. Altijd bezig zijn en 100.000 dingen tegelijkertijd willen doen… op dit moment kan ik dat niet meer. vrouw, 64 jaar, verkeersongeval, ernstig hersenletsel Alle patiënten met hersenletsel ervoeren nog steeds veel psychische gevolgen van het trauma. Verhoogde prikkelbaarheid werd beschouwd als belangrijkste en meest storende klacht. Sociale relaties De aanwezigheid en hulp die familie en vrienden aanboden gedurende het herstelproces, werd als zeer prettig ervaren

door vrijwel alle patiënten. Net na het trauma maar ook lange tijd daarna kregen veel patiënten veel steun vanuit hun omgeving. Slechts één patient met ernstig hersenletsel voelde zich in de steek gelaten door zijn naasten. De gevolgen van een trauma beperkten zich niet alleen tot de patiënten zelf. Met name bij patiënten met hersenletsel hadden de fysieke en psychologische gevolgen ook een impact op hun naasten. Alle patiënten met hersenletsel gaven verder aan dat ze het lastig vonden om hun gezondheidstoestand keer op keer uit te leggen aan anderen. Omgeving Verschillende veranderingen in het omgevingsdomein (bijv. kwaliteit van de gezondheidszorg) werden besproken. Volgens alle deelnemers hebben communicatieve vaardigheden en een goed inlevingsvermogen van de zorgverlener een positieve invloed op het herstelproces en de ervaren KvL. Negen patiënten vonden echter dat ze niet goed geïnformeerd waren over hun trauma. Daarnaast benoemden alle patiënten het belang van goede nazorg. Nazorg werd echter vaak niet aangeboden, terwijl patiënten wel vonden dat ze dit nodig hadden. Het ontbreken van een goede nazorg had een negatieve invloed op de KvL: Ik had graag gehad dat de orthopeed had gezegd: ‘We plannen een afspraak over een half jaar, we maken een nieuwe foto en we kijken hoe je functioneert’. Dat is er niet! man, 79 jaar, val in/rondom huis Acht patiënten met een trauma ondervonden dat de huidige wet- en regelgeving van overheidsinstanties en gemeentes niet paste bij hun gezondheidssituatie. Patiënten hadden moeite met omslachtige procedures en het onbegrip van instanties, bijvoorbeeld bij het aanvragen van een invalideparkeerkaart. Beperkte financiële middelen kunnen de KvL eveneens negatief beïnvloeden. Zo hadden twee patiënten moeite met het aanschaffen van medische hulpmiddelen zoals een rollator of beugels voor de badkamer. Alle patiënten die voor het ongeval werkzaam waren, ervoeren problemen met het hervatten van hun werkzaamheden.

Dit was met name het geval bij patiënten met ernstig hersenletsel. Patiënten met een trauma waren het erover eens, dat goede transportfaciliteiten het makkelijker maken om actief en sociaal te zijn. Negen patiënten waren in de eerste maanden na het trauma lange tijd afhankelijk van anderen om deel te kunnen nemen aan sociale activiteiten. Dit had een negatieve invloed op de ervaren KvL en dit aspect was vooral belangrijk voor de oudere patiënt met een trauma.

Discussie Deze studie toont aan dat een trauma de KvL op verschillende gezondheidsdomeinen beïnvloedt. Veruit het merendeel van de vele gerapporteerde fysieke, psychische, sociale en omgevingsproblemen was hetzelfde voor alle patiënten ongeacht leeftijd, type of ernst van het trauma. Tijdsduur –Tijdsduur na het trauma speelt een belangrijke rol bij de ervaren KvL. Patiënten vertelden dat in de eerste maanden na het ongeval hun eigen gevoelens en verwachtingen van grote invloed waren op het herstelproces en de KvL en vice versa. De meeste patiënten gaven aan dat het gevoel controle te hebben over de situatie, een positieve invloed had op het herstel. Vroeg in het herstelproces overheersten fysieke beperkingen, afhankelijkheid van anderen, pijn en angst. Later in het herstelproces ondervonden patiënten problemen met het accepteren van hun blijvende klachten en beperkingen. Gedurende het herstelproces beseften patiënten dat sommige gevolgen een negatieve invloed zouden hebben op de rest van hun leven. Bij sommige patiënten had het trauma echter ook een positieve uitwerking; ze konden nu makkelijker van de kleine dingen in het leven genieten. Veranderingen in KvL bij patiënten met een trauma, zoals acceptatieproblemen, komen overeen met veranderingen in KvL bij andere patiëntgroepen.10-12 Levensfase – Deze studie toont aan dat de levensfase waarin een patiënt zich bevindt een belangrijke rol speelt in de ervaren KvL na een trauma. Oudere patiënten met een trauma geven aan dat hun verwachtingen ten aanzien van functionele beperkingen (zoals pijn of

32 | FysioPraxis maart 2018

fp02WKKruithof.indd 32

05-03-18 13:49


mobiliteit) sowieso lager zijn vanwege de leeftijd. Voor werkenden was terugkeer naar het werk een belangrijk aspect en deze bevinding komt overeen met eerder onderzoek, waaruit bleek dat het verlies van inkomen dat geassocieerd is met werkverlies, een negatieve impact had op patiënten met ernstige verwondingen.13 Sociale steun – De resultaten van dit onderzoek tonen in overeenstemming met eerdere studies aan, dat sociale steun van groot belang is voor het herstelproces en de KvL van patiënten met een trauma.4,14,15 Zoals ook in eerder onderzoek aangetoond is, hadden de patiënten in de focusgroep vaak het gevoel dat ze aan

komen in de zorg om de KvL van patiënten met een trauma verder te verbeteren, aangezien een trauma een grote impact op verschillende gezondheidsdomeinen kan hebben. Patiënten benadrukten het belang van passende nazorg om problemen te kunnen identificeren. Recent onderzoek toont aan dat een casemanager of een gespecialiseerd verpleegkundige van grote meerwaarde is bij de begeleiding van patiënten behandeld voor oncologie en patiënten met niet-aangeboren hersenletsel.18,19 In de traumazorg zou een casemanager ook als eerste aanspreekpunt kunnen fungeren voor de patiënt. Daarnaast is het noodzakelijk om de standaard nazorg uit te breiden om zo

Ook in de traumazorg kan een casemanager het eerste aanspreekpunt voor de patiënt zijn hun lot werden overgelaten als gevolg van wet- en regelgeving. Evenals bij andere patiëntgroepen12,16 ervaren sommige patiënten met een trauma financiële moeilijkheden om medische hulpmiddelen aan te schaffen. Overheidsinstanties zouden daarom de bestaande richtlijnen moeten herzien om patiënten beter te kunnen helpen, om zo de KvL indirect te verbeteren. Gezondheidszorg – Kwaliteit van de gezondheidszorg was een belangrijk aspect in de ervaren KvL. Ook eerdere studies bij verschillende patiëntgroepen toonden aan dat een kwalitatief goed gezondheidszorgsysteem van grote invloed was op de ervaren KvL.14,16,17 De fysiotherapeut kan een belangrijke rol spelen in het herstelproces van patiënten met een trauma.14 Patiënten met een trauma komen vaak in contact met een fysiotherapeut wanneer ze zich in een belangrijke fase van het herstel bevinden. In deze periode zijn patiënten vaak onzeker en maken ze zich zorgen over hun toekomst. Fysiotherapeuten blijken goed in staat patiënten met een trauma te helpen met het herstelproces door hen te informeren en te adviseren.14 Nazorg – De resultaten van deze studie tonen aan dat er meer aandacht moet

beter te kunnen screenen op resterende problemen, bijvoorbeeld de ontwikkeling van een posttraumatische stress-stoornis. De fysiotherapeut kan een belangrijke rol spelen bij het signaleren en melden van problemen, omdat de fysiotherapeut patiënten met een trauma over het algemeen vaak en langdurig behandelt. Een verpleegkundig specialist kan extra nazorg bieden wanneer een patiënt door een medisch specialist is uitbehandeld. Deze nazorg kan echter ook extramuraal (bijv. door een huisarts) aangeboden worden. Beperkingen van het onderzoek – De belangrijkste beperking van dit onderzoek is het kleine aantal patiënten dat bereid was om deel te nemen. Hierdoor kan er response bias opgetreden zijn. De gerapporteerde KvL kan onderschat zijn omdat diverse patiënten het te confronterend vonden om deel te nemen of niet in staat waren om deel te nemen vanwege hun slechte gezondheidstoestand.

gen, afhankelijkheid, pijn en angst. Later in het herstelproces hebben patiënten moeite met het accepteren van blijvende gevolgen. Daarnaast speelt het sociale netwerk van de patiënt met een trauma en de kwaliteit van de gezondheidszorg een belangrijke rol in de ervaren KvL. Het ontbreken van passende nazorg heeft een negatieve invloed op de ervaren KvL. Eigen verwachtingen van de patiënt zijn van grote invloed op de ervaren KvL. Er is daarom meer onderzoek noodzakelijk om te achterhalen welke informatiebehoefte en verwachtingen patiënten hebben wat betreft het trauma en het herstel, zodat er informatieprotocollen ontwikkeld kunnen worden.

We danken Lieke Meuleman, Rubén Amanturi en Bonnie Biesbroeck voor hun bijdrage aan dit onderzoek. Dit onderzoek is gefinancierd door ZonMW, projectnummer 80-8420098-14225.

N. Kruithof MSc, fysiotherapeut en bewegingswetenschapper, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, afd. Trauma TopZorg. Dr. M.J. Traa, medisch psycholoog, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, afd. medische psychologie; Tilburg University, Center of Research on Psychological and Somatic Disorders, afd. Medische en Klinische psychologie. M. Karabatzakis Msc, medisch psycholoog, ElisabethTweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, afd. Trauma TopZorg. Dr. S. Polinder, gezondheidseconoom, Erasmus MC, afd. Maatschappelijke gezondheidszorg. Prof. dr. J. de Vries, GZ-psycholoog en hoogleraar Kwaliteit van Leven in de medische setting, ElisabethTweeStedenziekenhuis, Tilburg, afd. Trauma TopZorg en afd. medische psychologie; Tilburg University, Center of Research on Psychological and Somatic Disorders, afd. Medische en Klinische psychologie. Dr. M.A.C. de Jongh, epidemioloog, Netwerk Acute Zorg Brabant, Tilburg; Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, afd. Trauma TopZorg.

Conclusies Dit focusgroeponderzoek (20 deelnemers, gemiddelde leeftijd 55 jaar) toont aan dat de gevolgen van een trauma de KvL op verschillende gezondheidsdomeinen beïnvloeden, en dat dit door de tijd heen kan veranderen. In de eerste maanden na het ongeval overheersen fysieke beperkin-

n.kruithof@etz.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

FysioPraxis maart 2018 | 33

fp02WKKruithof.indd 33

05-03-18 13:49


wetenschap – summary

Clinical classification criteria for nonspecific low back pain: a Delphi-survey of clinical experts Vincent Dewitte, Robby De Pauw, Kayleigh De Meulemeester, Wim Peersman, Lieven Danneels, Katie Bouche, Arne Roets, Barbara Cagnie

Klinische vraag Welke klinische criteria, afgeleid uit de anamnese en het klinisch onderzoek, gebruiken fysiotherapeuten om patiënten met niet-specifieke lagerugpijn (NSLBP) te groeperen op basis van de onderliggende pijnmechanismen?

Conclusie van de auteurs Er bestaan criteria die fysiotherapeuten kunnen helpen om het dominante disfunctiepatroon (DP) op te sporen in de heterogene groep van patiënten met NSLBP. Door deze criteria te clusteren en inzicht te verwerven in (de evolutie van) het dominante onderliggende pijnmechanisme, kunnen clinici hun diagnose en aanpak bijsturen tijdens het behandeltraject. Verder onderzoek naar de betrouwbaarheid en validiteit zal moeten aantonen of dit redeneermodel resulteert in betere behandelresultaten.

Onderzoeksopzet Focusgroep en online Delphi-studie.

Vervolgens werd aan de hand van een online Delphi-studie bij 15 klinische experten uit België en Nederland nagegaan welke criteria een dominantie van een van de voorgestelde DPn doen vermoeden. 22 ‘articulaire’, 20 ‘myofasciale’, 21 ‘neurogene’, 18 ‘centrale’ en 11 ‘sensorimotorische controle’ criteria bereikten het vooropgestelde ≥ 80% consensusniveau. De resultaten van deze studie leveren een set klinisch relevante criteria aan, die de fysiotherapeut kan helpen om een gefundeerde beslissing te nemen over het dominante pijnmechanisme, onderliggend aan de NSLBP. Vincent Dewitte, Robby De Pauw, Kayleigh De Meulemeester, prof. dr. Lieven Danneels en prof. dr. Barbara Cagnie. Spine Research Unit, Vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie, Universiteit Gent, België. Samengevat uit Musculoskelet Sci Pract © 2018;34:66-76

Effectiveness of subgroup-specific pain rehabilitation: a randomized controlled trial in patients with chronic back pain

Onderzoekslocatie

Martin Verra , Felix Angst, Roberto Brioschi, Suzanne Lehmann, Thomas Benz, André Aeschlimann, Rob de Bie, Bart Staal

Universiteit Gent, Vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie.

Klinische vraag

SAMENVATTING Na overleg binnen een focusgroep van 10 academische experts werd een ‘dynamische classificatie’ met 5 disfunctiepatronen (DPn) geformuleerd die onderscheiden kunnen worden bij patiënten met NSLBP, namelijk: articulair DP, myofasciaal DP, neurogeen DP, centraal DP, sensorimotorische controle DP. Dynamisch verwijst hier naar het feit dat verschillende DPn samen kunnen voorkomen en dat DPn kunnen veranderen in de tijd. Vandaar dat de onderzoekers verkozen om op zoek te gaan naar criteria die kenmerkend zijn voor de dominantie van een welbepaald patroon. Wanneer initieel een dominant myofasciale disfunctie vermoed wordt, zal de aanpak immers anders zijn dan wanneer uit herevaluatie blijkt dat de klachten veeleer als een sensorimotorisch controleprobleem geïnterpreteerd moeten worden.

Hoe effectief is een op een classificatiesysteem gebaseerd revalidatieprogramma bij patiënten met chronische rugpijn?

Conclusie van de auteurs Subgroep-specifieke pijnbehandeling gebaseerd op het Multidimensional Pain Inventory (MPI)-classificatiesysteem bij patiënten met chronische rugklachten is niet effectiever in het verbeteren van het functioneren dan een standaard-pijnrevalidatieprogramma.

Onderzoeksopzet RCT met 1 jaar follow-up.

Onderzoekslocatie Revalidatiecentrum ‘RehaClinic’, locaties Bad Zurzach en Braunwald, Zwitserland.

SAMENVATTING De zoektocht naar classificatiesystemen

die in staat zijn om homogene subgroepen van patiënten met niet-specifieke rugklachten te onderscheiden die goed reageren op een subgroep-specifieke pijnbehandeling, staat al meer dan 20 jaar op de internationale onderzoekagenda. Tot nu toe zijn de effecten van slechts een paar op classificatie gebaseerde interventies in verschillende settings onderzocht. In dit project hebben we een classificatiesysteem onderzocht dat patiënten met rugpijn – op basis van hun omgang met de pijnklachten – indeelt in drie voornamelijk psychosociale subgroepen. Voor aanvang van de behandeling werden patiënten in de experimentele groep geclassificeerd volgens het MPI-classificatiesysteem, met als doel het aanbieden van subgroep-specifieke fysiotherapie en psychotherapie. De primaire uitkomstmaat was functionele beperkingen bij de uitvoering van ADL gemeten met de Oswestry Disability Index (ODI; score 0-100) op 1, 3 en 12 maanden na randomisatie; secundaire uitkomstmaten waren pijn, geobserveerde functionele beperkingen, angst en depressie, pijn catastroferen, zelfeffectiviteit, en psychosociale aspecten van pijn. 12 maanden na randomisatie werd een geblindeerde intention-to-treat-analyse uitgevoerd. In totaal werden 139 patiënten gerekruteerd. Er konden geen significante verschillen tussen de experimentele en controlegroep vastgesteld worden. Vergeleken met de 8-10 punten die als minimal clinical important difference voor de ODI wordt beschouwd, waren ook de effecten binnen de groepen klein. Ook voor de vergelijkingen met secundaire meetinstrumenten waren er geen significante of klinisch relevante verschillen. Zowel in ons onderzoek als in de meeste andere studies leiden op classificatie gebaseerde interventies niet automatisch tot grotere effecten. Niettemin kunnen subgroepclassificatie en subgroep-specifieke interventies - rekening houdend met de verwachtingen van de patiënt en de ervaring van de fysiotherapeut - een gelijkwaardig alternatief bieden voor de conservatieve behandeling van chronische pijn. Martin Verra PhD, MPTSc, directeur Institut für Physiotherapie, Inselspital, Universitätsspital Bern, Insel Gruppe, Bern, Zwitserland. Samengevat uit Eur J Phys Rehabil Med © 2017; Aug 29 [Epub ahead of print]

34 | FysioPraxis maart 2018

fp02WKsummary.indd 34

05-03-18 14:00


specialistenkatern

Redactie: de Beroepsinhoudelijke Verenigingen Coรถrdinatie en eindredactie: Lidwien van Loon

NVMT

Symposium Thoracic Park Stuwing vaatstelsel veroorzaakt rugklachten Review naar radiculopathie

36 37

NVOF

Mimetherapie levert optimaal resultaat Carien Beurskens over haar loopbaan

38

NVRF

Iemand op het goede been zetten Boek over amputatie en prothesiologie

39

VHVL

Mobiliserende technieken verminderen sputumretentie Uitgangspunten effectieve behandeling

40 FysioPraxis maart 2018 | 35

fp02SK.indd 35

05-03-18 13:59


NVMT-symposium 2018: THORACIC PARK Interessante internationale sprekers en veel interactie tijdens het jaarlijkse NVMT-symposium: THORACIC PARK. Het symposium vindt plaats op zaterdag 7 april in Theater Gooiland in Hilversum. Het symposium draait om de thoracale wervelkolom. U bent van harte welkom! Tekst: Marloes Thoomes, Rik Kranenburg en François Raymaker (NVMT-congrescommissie)

Vrijwel iedere fysio/manueel therapeut heeft dagelijks te maken met mensen met thoracale pijnklachten. Toch is het de eerste keer dat we aan deze klachten een geheel symposium wijden. De thoracale regio is een belangrijk gebied, omdat pijn niet alleen vanuit deze regio kan ontstaan, maar ook vanuit aanliggende gebieden of zelfs organen. Op het symposium komen de toppers in dit vakgebied aan het woord: prof. dr. Cleland en prof. dr. Puentedura uit de Verenigde Staten.

Theater Gooiland, Hilversum

NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE

specialistenkatern

Onderwerpen die tijdens het symposium aan bod komen, zijn: veroudering van de wervelkolom, invloed van (manuele) interventies aan de thoracale wervelkolom zelf en op andere lichaamsregio’s, neuroscience en andere aspecten van de dagelijkse praktijk.

Symposiumprogramma 7.30 uur Ontvangst en inschrijving 8.00 uur Ontbijtsessie met koffie en croissants: ‘Is het klinisch redeneerproces in RCTs bij patiënten met aspecifieke nekpijn volledig?’ door François Maissan MSc 9.30 uur Inleiding door dagvoorzitter Erik Thoomes en NVMT-voorzitter Gerard van der Wees 9.55 uur ‘De ouder wordende wervelkolom: de biomedische effecten en praktische gevolgen van thoracale veranderingen’ door prof. dr. Ivan Bautmans 10.55 uur Pauze 11.25 uur ‘Don’t miss the “bio” within the biopsychosocial model’ (Nederlandstalig) door drs. John Bos 12.25 uur Lunchbuffet, informatiemarkt en inhoudelijke postersessies 12.35 uur Lunchsessie ‘Don’t miss the “bio” within the biopsychosocial model; in de praktijk aan de hand van casuïstiek’ door Ben Koppen en Ton Ringleven 13.50 uur Uitreiking NVMT Award met een korte presentatie door de posterwinnaar 14.00 uur ‘The thoracic spine: the influencer of other regions (cervical, shoulder and organs) pain and it’s workingmechanism’ door prof. dr. Joshua Cleland 15.00 uur Pauze 15.30 uur ‘The thoracic spine a special region: pain-neuroscience and it’s vegetative response (and the treatment effect and risks of a spinal thoracic manipulation)’ door prof. dr. Louie Puentedura 16.30 uur Afsluiting door de dagvoorzitter 16.45 uur Borrel met hapjes 17.30 uur Einde symposium

Voldoende te zien en te horen Voor het eerst bieden we ontbijt- en lunchsessies aan waardoor u deze dag optimaal kunt benutten om uw kennis verder uit te bouwen. Uiteraard wordt er weer een informatiemarkt georganiseerd en ook de posterwedstrijd ontbreekt niet. Er valt dus ook tijdens de pauzes voldoende te zien en te horen. Het symposium is bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in de thoracale wervelkolom. Traditiegetrouw zijn er veel docenten manuele therapie aanwezig die inspiratie opdoen voor hun lessen, maar u ontmoet ook studenten en bevlogen collega’s. Voor clinici is het prettig dat de dag echt de diepte in gaat, zodat u volledig wordt bijgeschoold in de laatste inzichten in de thoracale wervelkolom. Klinische relevantie gaat hierin voorop. De congrescommissie van de NVMT nodigt u van harte uit.

MEER WETEN Het symposium kost € 255 all-in, NVMT-leden betalen € 110 en studenten € 55. Er is accreditatie verleend voor de registers algemene fysiotherapie, manuele therapie, orofaciale fysiotherapie, psychosomatische fysiotherapie en sportfysiotherapie. Kijk voor meer informatie op www.nvmt.nl/symposium.

36 | FysioPraxis maart 2018

fp02SK.indd 36

05-03-18 13:59

is di


Review naar radiculopathie

Stuwing vaatstelsel veroorzaakt rugklachten Rugklachten met radiculopathie door stuwing van de interne vertebrale veneuse plexus (IVVP) is een weinig bekend fenomeen in de fysiotherapiepraktijk. Voor veel fysio/manueel therapeuten en ook medici zijn de klachten moeilijk of niet te herkennen, of te onderscheiden van andere rugklachten met of zonder uitstraling (radiculopathie). We stellen dat stuwing van de IVVP kan leiden tot (patho)fysiologische processen die resulteren in uitzetting van venen door overvulling van de thoracolumbale IVVP. Tekst: Huub Vossen PT, MMT, Nienke Dokter PT, MT, MSc, Nellyanne Rijneveld PT, MT en prof. dr. Piet Hoogland

De IVVP maakt deel uit van het vertebrale veneuse systeem (VVS). De IVVP is naast het vena-cavasysteem de belangrijkste alternatieve route van het veneuze bloed naar het hart. De IVVP kan een belangrijke rol vervullen als bypass van het venacavasysteem.1 De IVVP loopt over de lengte van de gehele wervelkolom.2,3 Stuwing van het IVVP-systeem kan rugklachten met uitstraling veroorzaken door de druk die de uitgezette venen kunnen uitoefenen op de spinale zenuwen op de plek waar ze het wervelkanaal verlaten. De klachten doen zich voor wanneer er compressie optreedt van het vena-cavasysteem en in de omgeving van de vertebrale veneuze plexus, door bijvoorbeeld zwangerschap, tumoren, thrombose, spinale stenose en anatomische anomalieën (figuur 1).4-9 Inferior facet Vertebral body Spinous process Intervertebral disk Vertebral venous plexuses

Figuur 1. Anatomie van de vertebrale veneuze plexus uit Grays Anatomy

Aanleiding

Discussie

Anatoom prof. dr. Piet Hoogland heeft onderzoek gedaan naar de werkingsmechanismen van de IVVP.1,2,5 Hij ontdekte dat bij zwangere vrouwen rugklachten konden ontstaan door stuwing van de IVVP. Deze klachten verdwenen onmiddellijk als de vrouwen op handen en knieën gingen zitten. In deze positie wordt de druk van de zwangere uterus op de vena cava inferior opgeheven, wordt de vena cava inferior weer doorgankelijk en wordt de vertebrale veneuze plexus ontlast als alternatieve veneuze route. Dit motiveerde ons om een literatuurstudie uit te voeren. Aangezien het ook voor de fysio/manueel therapeut moeilijk is om tekenen en symptomen van stuwing van de IVVP te herkennen, zoals rugpijn met radiculopathie, kan kennis van de klinische anatomie van dit veneuze systeem zeer nuttig zijn.

De publicaties tonen aan dat de IVVP een zeer kwetsbaar veneus systeem is. Mogelijk speelt deze kwetsbaarheid een rol bij vaatlaesies die soms kunnen optreden na manipulatie van de wervelkolom. In de literatuur wordt beschreven dat dissectie van een bloedvat een gevolg kan zijn van een vaatmisvorming of van een vaattumor, hoge bloeddruk, hart- en vaatziekten, bloedstollingsstoornissen (bloedverdunners; bloedstollingsziekten als leukemie en leverziekten), zwangerschap en mechanische factoren (bewegingen van de wervelkolom) of situaties die aanleiding geven tot acute drukverhoging binnen het wervelkanaal (hoesten, niesen, tillen, persen, braken, etc.).6 Geen van deze theorieën wordt echter gesteund door anatomische, histologische of statistische bewijsvoering.6

Methoden In ons onderzoek hebben we naast zwangerschap ook andere oorzaken van stuwing geïncludeerd, zoals tumoren, stenoses en Hernia Nuclei Pulposi (HNP). We hebben gezocht in Medline (Pubmed), Cinahl en Researchgate op basis van de hypothese dat stuwing van de IVVP leidt tot (patho)fysiologische processen die resulteren in uitzetting en uitbreiding van de thoraco-lumbale IVVP. De zoekopdracht luidde: stuwing van de interne vertebrale veneuze plexus.

Resultaten We vonden slechts negen publicaties waarin een verband werd beschreven tussen de IVVP en symptomen vergelijkbaar met lumbale hernia of spinale stenose als gevolg van stuwing van de IVVP.1-9 Uit de literatuurstudie bleek dat het opzwellen van de IVVP kan leiden tot (patho)fysiologische processen die resulteren in uitzetting en expansie van de thoraco-lumbale IVVP. Het in verband brengen van tekenen en symptomen door deze pathofysiologie door de fysio/manueel therapeut is lastig. Uit de literatuur werd niet duidelijk welke specifieke symptomen zich onderscheiden van reguliere rugklachten met of zonder radiculopathie.

NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE

specialistenkatern

Conclusie Ondanks de beperkte en verouderde literatuur en bewijsvoering zijn we van mening dat kennis van de anatomie en pathofysiologie van de IVVP relevant is voor de fysio/manueel therapeut om zich ervan bewust te zijn dat bij rugklachten met radiculopathie het vaatstelsel mogelijk een rol speelt bij het ontstaan van deze klachten. Er is nader onderzoek nodig om kennis en inzicht te vergroten op het gebied van de pathofysiologie van de IVVP in relatie met rugklachten en radiculopathie. Huub Vossen is als fysio/manueel therapeut werkzaam bij Heliomare revalidatie in Wijk aan Zee. h.vossen@heliomare.nl

Literatuursearch en referenties: www.kngf.nl/fysiopraxis

Met dank aan dr. Judith Velzen, onderzoeker R&D Heliomare, voor het kritisch lezen van het abstract en prof. dr. Henk van Mameren, klinisch anatoom, voor het becommentariëren van de inhoud van dit artikel.

FysioPraxis maart 2018 | 37

is dit straks leesbaar

fp02SK.indd 37

05-03-18 13:59


N V O F | N E D E R L A N D S E V E R E N I G I N G V O O R O R O FA C I A L E F Y S I O T H E R A P I E

specialistenkatern

Carien Beurskens over haar loopbaan

Mimetherapie levert optimaal resultaat In het themanummer Revalidatiefysiotherapie van FysioPraxis vertelde dr. Carien Beurskens over mimetherapie. Deze therapie heeft ze verder ontwikkeld in Nederland. Ze verzorgt er ook cursussen over, onder meer in België en Spanje. Half december 2018 gaat Beurskens met pensioen. Hoe kijkt ze terug op haar carrière?

psycholoog. Daarin heeft de KNO-arts de leiding. “Ik ben heel trots op ons team omdat de behandeling van mensen met aangezichtsverlamming zo goed van de grond gekomen is. Wat we in Nederland doen, is uniek.” Het team heeft één keer in de maand spreekuur voor mensen met complexe klachten. Ze worden naar het spreekuur verwezen door de huisarts of een specia-

Actief na pensioen Helemaal loslaten zal ze haar werk nooit. Ze vertelt: “De komende tijd ben ik sowieso nog bezig met het geven van cursussen. Het is ook zonde als al die kennis verloren gaat, daar moet ik iets mee blijven doen. Alhoewel ik wel alle vertrouwen heb in mijn opvolger die het heel goed doet. Ik kan het met een gerust hart achterlaten.”

Tekst: Jessica Florentinus

De carrière van Beurskens begon in een particuliere praktijk die ze al binnen een jaar verruilde voor een plek bij het Radboudumc. Ze begon er op de afdeling longziekte. Er lagen destijds nog mensen met cystic fibrosis in het ziekenhuis. Over de aandoening wisselde ze nationaal en internationaal kennis uit. In die tijd ontstond ook haar belangstelling voor de aangezichtsverlamming. En nu is de tijd aangebroken dat Beurskens bijna de pensioenleeftijd heeft bereikt. Ze kijkt niet tegen haar pensioen op. “Ik heb zeker zin in mijn vrijheid maar ik ga de vele aardige en bekwame collega’s wel missen!”

Vrijwel altijd resultaat Beurskens kwam met mimetherapie in aanraking toen ze een lezing van mimespeler Jan Bronk bijwoonde. Beurskens: “Ik zag mensen met aangezichtsverlamming worstelen, er was eigenlijk nog geen therapie voor deze patiënten. Ik wilde iets voor hen doen. Toen ik een presentatie over mimetherapie bijwoonde, dacht ik: ‘Wat interessant om op zo’n manier met patiënten bezig te zijn.’ Je moet weten dat veertig jaar geleden alleen nog elektrotherapie werd gebruikt als behandeling voor aangezichtsverlammingen. Dit is inmiddels al lang niet meer het geval. Mensen met aangezichtsverlamming zijn bijzonder gemotiveerd om te oefenen, want iedereen kijkt direct naar je gezicht. De impact van verlamming is groot. Je bereikt dus vrijwel altijd resultaat.”

Multidisciplinair team Momenteel opereert Beurskens in een multidisciplinair facialisteam, bestaande uit een KNO-arts, een plastisch chirurg, een logopedist, een fysiotherapeut en een

‘ Mensen met aangezichtsverlamming zijn bijzonder gemotiveerd om te oefenen, want iedereen kijkt direct naar je gezicht’ list in de periferie. Het gehele team komt vervolgens samen met de patiënt tot een behandelplan. Daarnaast komen er patiënten op controle, bijvoorbeeld voor botox of na een dynamische reconstructie. Als mimetherapie onvoldoende helpt bij synkinesen, kan er nog gebruik worden gemaakt van botox. Dit kan rondom de ogen worden gespoten om ervoor te zorgen dat het ooglid minder meebeweegt bij mondbewegingen. Botox moet om de drie à vier maanden worden herhaald.

Naast zaken die gerelateerd zijn aan fysiotherapie, heeft Beurskens genoeg andere hobby’s om druk genoeg te blijven als ze met pensioen is. “Ik ben nog verbonden aan de HAN, ik houd van beeldhouwen, reizen, koken met vrienden, bridgen, lezen en ik ga nog proberen om in ontwikkelingslanden cursussen te geven. Ook doe ik in Nederland vrijwilligerswerk en ga ik volgend jaar met een team verpleeghuizen visiteren.”

Promotiestudie

Tot slot wil Beurskens graag haar collega’s een boodschap meegeven. “Probeer ergens heel goed in te zijn. Het hoeft maar een heel klein gebied te zijn. Dat brengt je heel veel.”

“De meeste patiënten ondervinden veel last bij het tonen van emoties”, aldus Beurskens. “Een aangezichtsverlamming resulteert in een verlamming van een gedeelte van het gezicht. Vaak beweegt dit deel van het gezicht niet meer mee. Al lacht iemand, toch kunnen anderen de indruk krijgen dat de persoon chagrijnig is. Dit maakt het voor patiënten heel lastig om emoties te tonen.” Volgens Beurskens verricht mimetherapie geen wonderen en gaat verlamming niet over, maar de therapie haalt wel het beste eruit. Dit heeft ze met haar promotiestudie in 2003 bewezen: mimetherapie levert wel degelijk een positieve bijdrage. Volgens eigen zeggen haar grootste succes in haar carrière. Beurskens geeft jaarlijks een cursus in mimetherapie in Nederland en in het buitenland, onder andere in België, Spanje, Portugal, Italië en Koeweit. Momenteel is Beurskens bezig met haar 27ste cursus.

Boodschap

Jessica Florentinus is contentmanager bij Centraal Beheer en freelance tekstschrijver.

jessicaflorentinus@gmail.com

Artikel themanummer Revalidatie: Grace van den Dobbelsteen. Mimetherapie bij aangezichtsverlamming, Interview met dr. Carien Beurskens. FysioPraxis 2016;25(10):52.

38 | FysioPraxis maart 2018

fp02SK.indd 38

05-03-18 13:59


specialistenkatern

N V R F | N E D E R L A N D S E V E R E N I G I N G VA N R E VA L I D AT I E F Y S I O T H E R A P E U T E N

Boek over amputatie en prothesiologie

Iemand op het goede been zetten Al in de oudheid werd met succes geamputeerd. Dit blijkt uit archeologisch onderzoek en historische bronnen. De ontwikkeling van amputaties en prothesiologie is sindsdien niet gepaard gegaan met grote verschuivingen, op de intrede van narcose in de negentiende eeuw na. Tot nu. Nieuwe technologische ontwikkelingen als robotica, 3D-scannen en -printen, en nieuwe operatietechnieken hebben grote impact. Deze ontwikkelingen stellen nieuwe eisen aan behandelaren. Is de revalidatiefysiotherapeut van de toekomst ook een specialist in robotica? Tekst: Ruud van der Veen MSc en Erik Prinsen PhD

Een actueel voorbeeld van innovatie is de osseointegratie-prothese, ook wel klikprothese. Hierbij wordt een prothese met een metalen pen in het bot van de stomp bevestigd. Dit biedt een mogelijke uitkomst voor mensen met kokergerelateerde problemen. Osseointegratie wordt sinds een aantal jaren toegepast in het Radboudumc in Nijmegen. In 2017 is het Erasmus MC in samenwerking met Rijndam Revalidatie gestart met het Osseointegratie Centrum Rotterdam.

Beenamputatie In Nederland zijn door vergrijzing steeds meer mensen met aandoeningen als arteriosclerose en diabetes mellitus. Deze aandoeningen kunnen uiteindelijk leiden tot een amputatie. Daarnaast vinden er

multidisciplinair revalidatietraject. Recent is het boek Amputatie en prothesiologie van de onderste extremiteit onder redactie van Geertzen en Rietman na 15 jaar geheel herzien, en gepubliceerd onder de nieuwe titel Revalidatie na een beenamputatie. Hierin leggen de auteurs een relatie tussen de chirurgische procedures ten aanzien van amputaties en de revalidatie van de persoon met een amputatie. Naast epidemiologische aspecten worden eerst de chirurgische aspecten uitvoerig beschreven vanuit de vaatchirurgische, traumatologische en oncologische benadering. Daarna wordt in het boek uitgebreid aandacht besteed aan revalidatiegeneeskundige, para- en perimedische, prothesetechnische en biomechanische onderwerpen.

Arm-amputatie Ook binnen de revalidatie bij arm-amputaties en aangeboren defecten van de arm en hand nemen technologische ontwikkelingen de laatste jaren een vlucht. Een voorbeeld van een nieuwe operatietechniek is Targeted Muscle Re-innervation (TMR). De armzenuwen die bij de amputatie zijn doorgesneden en waarvan de functie verloren is gegaan, worden hierbij omgeleid en gekoppeld aan spieren in de amputatiestomp of de schoudergordel. Deze gere-innerveerde spieren functioneren vervolgens door een EMG-signaal als biologische versterkers voor de motorsignalen. Hierdoor wordt een intuïtieve bediening van geavanceerde prothetische armen vergemakkelijkt.

Dankzij 3D-printen is het mogelijk om tegen relatief lage kosten producten op maat te maken amputaties plaats ten gevolge van ongevallen, kwaadaardige tumoren en infecties. Een relatief kleine groep mensen heeft bij de geboorte een aanlegstoornis aan één of beide benen: een congenitaal reductiedefect. Mensen met een amputatie gebruiken vaak een prothese, voorgeschreven tijdens een - meestal langdurig -

Dankzij de ontwikkeling van 3D-printen is het onlangs mogelijk geworden om tegen relatief lage kosten producten op maat te maken. Het wereldwijde open source project e-NABLE, waarbij een netwerk van vrijwilligers arm- en handprotheses 3D print, laat de potentie zien van 3D-printen voor de prothesiologie.

BOEKGEGEVENS

Jan H.B. Geertzen, Hans S. Rietman (red.). Revalidatie na een beenamputatie. Van Gorcum, 2018. ISBN 9789023255338. 440 pagina’s. € 60.

Ruud van der Veen MSc is fysiotherapeut bij Rijndam Revalidatie, locatie Erasmus MC in Rotterdam. Erik Prinsen PhD is senior onderzoeker bij Roessingh Research & Development, Enschede. Beiden zijn ook bestuurslid van de NVRF.

rvdveen@rijndam.nl

Rectificatie

In het Specialistenkatern van juliaugustus 2017 stond op pagina 41 bij het artikel ‘Medisch specialistische revalidatie bij oncologie’ de ondertitel ‘Richtlijn Oncologische Revalidatie’. Dit kan ten onrechte de indruk hebben gewekt dat het artikel is geschreven namens de richtlijnwerkgroep.

FysioPraxis maart 2018 | 39

fp02SK.indd 39

05-03-18 13:59


V H V L | V E R E N I G I N G V O O R H A R T - , VA AT - E N L O N G F Y S I O T H E R A P I E

specialistenkatern

Sputum-mobiliserende technieken

Verminderen sputumretentie van levensbelang Een gezonde long maakt mucus (slijm) aan. Het wordt door trilharen (cilia) getransporteerd richting de pharynx, waar het wordt opgehoest of weggeslikt. De mucociliaire werking is een belangrijke bescherming tegen infecties in de longen. Ernstige luchtwegschade kan leiden tot respiratoire insufficiëntie. Sputum-mobiliserende technieken hebben op korte termijn een positief effect op sputumretentie. Tekst: dr. Lianne van der Giessen en Sandra Jongenotter-Vermeulen

Door verminderde werking van de cilia is er meer ophoping van mucus in de longen. Hierdoor vermindert de bescherming tegen bacteriën en neemt de kans op luchtweginfecties toe. Veel longaandoeningen gaan gepaard met sputumretentie en dus met vergrote kans op een luchtweginfectie (zie kader). De infectie zorgt voor irreversibele schade aan het luchtwegepitheel die zich uit in bronchiëctasieën. Ernstige luchtwegschade kan op den duur leiden tot respiratoire insufficiëntie. Verminderen van sputumretentie is voor mensen met luchtweginfecties van levensbelang. Sputummobiliserende technieken of airway clearance-technieken (ACT) zijn een mogelijkheid voor het behandelen van sputumretentie (tabel 1 op www.kngf.nl/fysiopraxis).

Aandoeningen met vergrote kans op sputumretentie

laten toenemen. Er komt zo lucht achter het mucus. De inspiratie moet hierbij aan twee voorwaarden voldoen: maximale inademing en tijd. De lucht heeft namelijk druk (volume) en tijd nodig om zich over de luchtweg met de verhoogde weerstand te verplaatsen.

Expiratoire flow Als de cilia minder functioneren, kan het toegenomen mucustransport verbeteren door meer expiratoire flow. Bij een verhoogde flow ‘scheurt’ de luchtstroming het mucus van de luchtwegwand los

Houding Door te wisselen van houding kan de ventilatie in delen van de longen worden bevorderd. Ook de zwaartekracht kan een bijdrage leveren in het mucustransport. Waarschijnlijk werkt de zwaartekracht alleen effectief op de mucociliaire klaring wanneer er sprake is van veel en dun sputum.3 Bij de positie van Trendelenburg, met name in rugligging en rechterzijligging, neemt de kans op gastro-oesophalgale reflux dusdanig toe, dat deze houding gecontra-indiceerd is.4

ACT hebben op korte termijn effect op toegenomen mucustransport waarmee het naar de centrale luchtwegen kan worden getransporteerd.1 Een veel gemaakte fout is dat patiënten te harde flows genereren met collaps van luchtwegen als gevolg. Het tegenovergestelde wordt dan bereikt, namelijk obstructie van de luchtwegen. De (kinder) fysiotherapeut kan patiënten technieken leren waarmee mucus wordt verplaatst zonder dat er collaps optreedt.

Trilling Door het geven van trilling met een frequentie van >22 Hz kan sputum zich verdunnen.2 Dunner sputum kan makkelijker worden opgehoest.

• • • •

stma a bronchiëctasieën COPD luchtweginfecties o.a. bij neuromusculaire aandoeningen, tracheamalacie • p rimaire ciliaire dyskinesie

Aanbevelingen ACT hebben op korte termijn effect op toegenomen mucustransport. Er is geen evidentie voor de lange termijn.5,6 Uit onderzoek blijkt dat er weinig evidentie is voor een voorkeursgebruik van ACT ten opzichte van andere technieken.7 PEP (positive expiratory pressure) ten opzichte van The Vest® geeft mensen met taaislijmziekte minder exacerbaties.8 PEP heeft bij sommige patiënten de voorkeur.9 NIV (Non-Invasive Ventilation) kan de behandeling van mensen met taaislijmziekte tijdens ACT ondersteunen.10 Zijligging in combinatie met rustige huff-technieken bij mensen met bronchiëctasieën lijkt zinvol.11

Dr. Lianne van der Giessen is docent en kinderfysiotherapeut bij Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Sandra Jongenotter-Vermeulen is fysiotherapeut bij het Erasmus MC in Rotterdam.

Inspiratoir volume In luchtwegen met meer mucus is de luchtweerstand doorgaans verhoogd. Als de cilia minder goed werken, bij infectie of taai mucus, heeft verplaatsen van mucus meer lucht nodig. Mensen met afgesloten luchtwegen kunnen de lucht beter verdelen door het inspiratoire volume te

l.vandergiessen@erasmusmc.nl

CT-scan met uitgebreide bronchiëctasieën (zwarte ronde gaatjes) in met name de rechterlong (linkerzijde foto)

Literatuur en tabel: www.kngf.nl/fysiopraxis

40 | FysioPraxis maart 2018

fp02SK.indd 40

05-03-18 13:59


KNGF kort

Wat u beweegt

Zorg en technologie

Innovatiefestival FysioXperience

Om ervoor te zorgen dat u makkelijker uw benodigde informatie kunt vinden, hebben we afgelopen periode mijnkngf.nl op vele punten aangepast.

√ Waar vind ik mijn behaalde studie-

punten CKR? mijnkngf.nl >> Mijn gegevens >> CKR en punten >> MijnCKR en Punten

√ Hoe kan ik studiepunten aanvragen/ bij laten schrijven? mijnkngf.nl >> Mijn gegevens >> CKR en punten >> Toevoegen punten (scholings)activiteiten

√ Waar kan ik regelen dat mijn lidmaatschap per automatische incasso verloopt? Dit kan via een digitaal formulier op www.kngf.nl/incasso

√ Ik ben een factuur kwijt, hoe kom ik

aan de factuur of facturen? mijnkngf.nl, op de navigatiebalk onder kopje ‘mijn Facturen’

Op 13 april a.s. vindt de eerste FysioXperience plaats in Nijmegen. Een festival vol innovaties en technologische vernieuwingen die ons vakgebied nu maar ook in de toekomst gaan ondersteunen. Locatie is Novio Tech Campus, een innovatieve hotspot met start-ups en bedrijven in de health- en hightechsector. Tijdens FysioXperience kunnen de festivalgangers (fysiotherapeuten, studenten, onderzoekers en betrokkenen uit het werkveld) kiezen uit het ruime aanbod van inspiratiesessies, workshops, demonstraties en games op het Futurelab. Met collega’s de laatste ‘stand van de techniek’ delen en samen de interactie tussen mens en machine ervaren. FysioXperience is dan ook een uitgelezen kans om nieuwe kennis op te doen en met elkaar een kijkje te nemen in de toekomst. Motto is Next step into the future.

Vrijdag 13 april 208 Van 15 tot 21 uur Novio Tech Campus Nijmegen € 45 voor early birds (i.p.v. € 75) Info: www.kngf.nl

Handige checklists en regelhulp

Is uw praktijk klaar voor de AVG? Vanaf 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Dat betekent dat vanaf die datum dezelfde privacywetgeving geldt in de hele Europese Unie (EU). De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geldt dan niet meer. Handleiding en checklists De overheid heeft een handleiding gepubliceerd waarin de belangrijkste bepalingen uit de AVG en de daarop betrekking hebbende uitvoeringswet worden toegelicht. Met handige checklists over de plichten van de ‘verwerkingsverantwoordelijke’ en

de verwerker (bijvoorbeeld uw EPD-leverancier), wat in de verwerkersovereenkomst met uw EPD-leverancier moet zijn opgenomen en welke informatie u aan de betrokkene (uw patiënt) moet geven. Google op AVG handleiding of scan de QR-code.

Regelhulp Ook de Autoriteit Persoonsgegevens is met de site www.hulpbijprivacy.nl een

campagne gestart over de invoering van de AVG. Verwerkingsverantwoordelijken krijgen met een speciale Regelhulp in tien stappen een beeld wat te doen om goed voorbereid te zijn op de AVG. Google op regelhulp AVG of scan de QR-code voor de interactieve versie

FysioPraxis maart 2018 | 41

fp02KNGF.indd 41

05-03-18 13:57


achter het nieuws

Fysiotherapie bij zeldzame spierziekten - deel 1:

Facioscapulohumerale dystrofie (FSHD) Fascioscapulohumerale dystrofie (FSHD), ook wel de ziekte van Landouzy Dejerine, is een erfelijke spierziekte waaraan ongeveer 2000 mensen lijden in Nederland. Het beloop van FSHD is progressief, maar kan verschillen per patiënt. Kenmerkend is de asymmetrische spierzwakte, vaak beginnend in het gezicht en/of rond de schouders.

Scapulaire dyskinesie is een opvallend klinisch kenmerken van FSHD. Hierdoor ontstaan schouderklachten die een belangrijk onderdeel zijn van de ervaren beperkingen. Anke Lanser lijdt zelf aan FSHD en vertelt: “Het hebben van FSHD beïnvloedt de manier waarop je beweegt,

Foto: Wiep van Apeldoorn

Tekst: Mitchell van Doormaal, Charlotte van Esch

Schouderproblemen

42 | FysioPraxis maart 2018

fp02KNGF.indd 42

05-03-18 13:57


werkt, leeft en hoe andere mensen tegen je aankijken. Hulpmiddelen werken bij een patiënt niet altijd zoals de therapeut voor ogen had, onder andere omdat compensatiebewegingen dan lastig worden.”

Diagnostiek en behandeling Diagnostiek van patiënten met FSHD vindt plaats bij de neuroloog. Aanvullende diagnostiek en behandeling van patiënten met FSHD vinden plaats in het expertisecentrum waar de patiënt eenmalig of periodiek komt. Vanuit het expertisecentrum kunnen gespecialiseerde revalidatie(adviezen) worden gegeven. Dit kunnen zowel hulpmiddelen als oefentherapie zijn. Patiënten wordt geadviseerd een zo actief mogelijke leefstijl te hebben en enkele keren per week

aeroob te trainen. Op spierkracht trainen kan ook, maar dit heeft minder duidelijk effect. Daarnaast is coördinatietraining een goede optie om de positionering van de scapula te verbeteren. Daphne Maas, fysiotherapeut in het Radboudumc, gespecialiseerd in neuromusculaire aandoeningen: “Samen met de patiënt kom je tot mogelijke behandelinterventies. Dit kunnen hulpmiddelen of ortheses zijn, maar ook bijvoorbeeld longvolume-recruterende technieken. Fysiotherapie als monodiscipline vindt bij voorkeur plaats in de eerste lijn.”

kunnen lokale interventies ondersteuning bieden; mobiliseren, detoniseren, of compenseren. Soms is het echter ook een kwestie van accepteren dat bepaalde klachten of beperkingen aanwezig zijn.” Volgens Daphne Maas is samenwerking tussen de eerste lijn en het expertisecentrum essentieel: “Eerstelijnsfysiotherapeuten kennen de patiënt het beste en hebben vaak snel door als er ergens een probleem zit. Maar ook andere voorinformatie horen wij graag van de eerstelijnsfysiotherapeut als er een consult in het expertisecentrum volgt.”

Eerste lijn

Brochure

Fysiotherapie in de eerste lijn heeft als voordeel dat de fysiotherapeut de patiënt goed leert kennen en er hierdoor meer concreet samen naar oplossingen gezocht kan worden. Anke Lanser: “In een vertrouwde, veilige omgeving kun je het beste zoeken naar oplossingen van specifieke problemen waar je als patiënt tegenaan loopt. Mijn fysiotherapeut, Anne, luistert zonder oordeel en stelt per keer voor wat we tijdens de behandeling gaan doen.” Anne Kraaijeveld, fysiotherapeut: “In de samenwerking met Anke heb ik continu geprobeerd mijn kennis als professional in te zetten op de vlakken waar Anke op dat moment problemen ervaart. Het is altijd zoeken naar de balans tussen belasting en belastbaarheid. Hierin kan gekozen worden voor het vergroten van de (lichamelijke) belastbaarheid, maar ook het bewust in kaart brengen van belastingen en een energiegestuurde agenda behoren tot de mogelijkheden. Verder

De brochure ‘Fysiotherapie bij FSHD’ was nog niet beschikbaar toen Anne en Anke de behandeling startten, maar bevestigde voor hen wel dat in de behandeling de juiste keuzes gemaakt werden. Anne Kraaijeveld: “Anke was mijn eerste patiënt met FSHD en dat heb ik ook direct aangegeven. Om de behandeling destijds vorm te geven, heb ik mij na de intake verdiept in de aandoening door gebruik te maken van verschillende bronnen.” Anke Lanser: “Als advies aan fysiotherapeuten zou ik willen meegeven dat je het dan ook altijd moet benoemen als je onbekend bent met de aandoening. Vervolgens kun je samen toewerken naar de beste behandeling. De brochure ‘Fysiotherapie bij FSHD’ kan hier zeer goed bij helpen.” Mitchell van Doormaal MSc, beleidsmedewerker KNGF. Charlotte van Esch MSc, medewerker Kwaliteit van Zorg, Spierziekten Nederland.

Brochures voor de fysiotherapeut Spierziekten Nederland heeft in samenwerking met het KNGF vier brochures ontwikkeld om fysiotherapeuten te ondersteunen in de behandeling en begeleiding van patiënten met zeldzame spierziekten. De volgende brochures zijn beschikbaar: -F ysiotherapie bij facioscapulohumerale dystrofie (FSHD) -F ysiotherapie bij postpoliosyndroom (PPS) -F ysiotherapie bij hereditaire spastische paraparese (HSP) en primaire laterale sclerose (PLS) - Kinderfysiotherapie en fysiotherapie bij spinale musculaire atrofie (SMA) Scan de QR-code of kijk op www.kngf.nl/spierziekten voor deze brochures met bijbehorende filmpjes.

FysioPraxis maart 2018 | 43

fp02KNGF.indd 43

05-03-18 13:57


TAPE VOOR PROFESSIONALS

PINO BEHANDELTAFELS & PROFESSIONELE PRAKTIJKKRUKKEN HANDGEMAAKTE TOPKWALITEIT MADE IN GERMANY vanaf 119,90 € excl. BTW. ELEKTRISCHE BEHANDELTAFEL vanaf 999,– € excl. BTW.

PINO OEFENMATERIAAL PROFESSIONELE PRODUCTEN ZOALS: Gymnastiekballen Weerstandsbanden Matten Fascia rollen en nog veel meer!

WWW.PINOSHOP.NL WEST-NEDERLAND Bel: +31 (0) 6 11 73 46 56 AZ_PINO_fysiopraxis_U4_03_18_rz.indd 1

OOST-NEDERLAND Bel: +31 (0) 6 46 82 07 73 12.02.18 17:30


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.