FysioPraxis september 2022

Page 1

De rol van psychologische factoren bij revalidatie Trainen met VR na een beroerte Sporten en bewegen: iedereen kan meedoen! Vakblad voor de fysiotherapeut - ledenblad KNGF jaargang 31 september 2022 nr 7 01 FP 2022-07.indd 1 19/08/22 3:28 PM

“Tapen doe ik met Leukotape”

Han Tijshen, NEC

02 Ad.indd 2 01/09/22 4:43 PM

FysioPraxis is het o ciële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 10 keer per jaar.

Redactieadres

KNGF

Postbus 248, 3800 AE Amersfoort

E: fysiopraxis@kngf.nl

Coördinatie en eindredactie Liesbeth Immink

E: fysiopraxis@kngf.nl

T: 033 467 2953

Redactie

Saskia Bon (hoofdredacteur)

Sander van de Hoef Corelien Kloek

Niek Koenders

Judith de Rooij

Advertenties

Cross Sjaak Bruins

E: sjaak@cross.nl

Thijs de Koning

E: thijs@cross.nl

T: 010-760 73 26 www.cross.nl

Adreswijzigingen KNGF-leden www.mijnKNGF.nl

Abonnementen niet-KNGF-leden

Een particulier abonnement kost per jaar € 109 en buitenlandse abonnees betalen € 50 voor een digitale versie (prijswijzigingen voorbehouden).

Abonnementen kunnen op ieder moment starten en je betaalt aan het begin van het jaar voor het aankomend jaar. Beëindiging kan op elk moment, met inachtneming van één maand opzegtermijn. Er volgt een verrekening naar rato en teveel betaald abonnementsgeld wordt gecrediteerd.

KNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort

E: ledenadministratie@kngf.nl

T: 033 467 29 29

Verantwoordelijkheid

De redactie beslist over de samenstelling van FysioPraxis. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het KNGF-katern.

Auteursrecht

© 2022 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd na schriftelijke toestemming van het KNGF en met bronvermelding. Voor overname voor commerciële doeleinden vragen we een passende vergoeding.

Bladconcept Jessica Dales, Dock35

Vormgeving en drukwerk Cross

Foto omslag Wiep van Apeldoorn

ISSN 0927- 5983

redactioneel

Grensgebied

“Kunnen we dit fysiotherapie noemen?” Regelmatig discussiëren we tijdens de redactievergaderingen of een binnengekomen onderwerp binnen ons vakgebied valt. Onderwerpen als taping en dry needling, maar ook medicatiegebruik of het aanbieden van fietsmetingen door fysiotherapeuten passeren de revue. De afbakening van ons vakgebied is uiteraard niet aan ons als redactie; hiervoor kunnen we terugvallen op de KNGF-standpuntenlijst en het vorig jaar vernieuwde Beroepsprofiel van de fysiotherapeut.

Toch zijn er altijd grensgebieden waarin de rol van de fysiotherapeut niet zo zwart-wit te bepalen is. Een voorbeeld is beweeg- en sportparticipatie van mensen met lichamelijke beperkingen. Over de rol van de fysiotherapeut hierin – én de rol van andere disciplines – vertelt lector Jasmijn Holla (pagina 8) ons in dit nummer meer. Holla bepleit dat ‘gewoon’ bewegen, ook in het geval van lichamelijke beperkingen, niet binnen de zorg thuishoort, maar juist genormaliseerd moet worden.

Als binnen beweeg- en sportparticipatie de grens tussen belasting en belastbaarheid is overschreden en er peesblessures, zoals achillesof patella tendinopathie optreden, zal iedereen beamen dat dit binnen ons vakgebied valt. Anton Slagers (pagina 20) heeft onderzoek gedaan naar de relaties tussen dergelijke blessures en psychologische (herstelbelemmerende) factoren. Hij concludeert dat we alert moeten zijn op blessuregerelateerde cognities, zoals het vertrouwen van patiënten in zichzelf, hun herstel en eigen prestaties. Deze visie past ook helemaal in het denken vanuit het bio-psychosociale model.

Maar toch rijst dan weer die vraag: hoe ver gaan we als fysiotherapeut in begeleiding op dat psychische stuk? Waar stopt ons vakgebied en moeten we het stokje doorgeven aan, in het geval van psychologische herstelbelemmerende factoren, bijvoorbeeld de sportpsycholoog? Voor dit soort grensgebieden blijft dan toch het adagium ‘onbekend is onbekwaam is onbevoegd’ gelden.

Veel leesplezier!

Namens de redactie, Corelien Kloek

fysiopraxis@kngf.nl

@FysioPraxis

FysioPraxis september 2022 | 3
colofon
03 FP 2022-07.indd 3 18/08/22 3:14 PM

Foto: Wiep van Apeldoorn

Esther Heesters

Wie ben je?

Ik ben Esther Heesters en inmiddels al 14 jaar als fysiotherapeut werkzaam bij Revant Revalidatiecentrum Breda. Ik ben gespecialiseerd in het behandelen van revalidanten met neurologische problemen, amputaties en loopproblemen.

Waar is de coverfoto gemaakt?

Op de GRAIL bij Revant Revalidatiecentrum Breda. De GRAIL (Gait Real-time

Analysis Interactive Lab, red.) is een geavanceerd VR-loopbandsysteem, dat naast de behandeling ook wordt ingezet om loopanalyses te maken.

Ik lees FysioPraxis…

… zelden. In onze instelling is het blad aanwezig en we laten het circuleren. Als er iets in staat op het gebied van neurologie, amputatie of gangbeeldanalyses lees ik die artikelen.

Ik ben er trots op dat…

… ik als fysiotherapeut deel uitmaak van het interdisciplinaire team en dat ik een belangrijke schakel mag zijn in het revalidatieproces.

Ik heb gekozen voor fysiotherapie omdat… … dat in lijn lag met de sportopleiding die ik aanvankelijk heb gevolgd. Ik merkte al snel dat ik lesgeven aan grote groepen niet echt leuk vond en fysiotherapie leek

toen een logische vervolgstap. Het paste perfect bij mij als persoon en ik doe het nu al jaren met veel plezier.

Valt je iets op, heb je een opmerking of aanvulling? We horen het graag! Reacties kun je sturen naar: fysiopraxis@kngf.nl @FysioPraxis

OPROEP

Wil je zelf een artikel aanleveren?

Wij nodigen je daar graag toe uit. Ga naar www.kngf.nl/fysiopraxis voor de auteursrichtlijnen. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen die niet aan de kwaliteitseisen van FysioPraxis voldoen, af te wijzen.

Lees meer over de toepassing van de GRAIL voor het trainen na een beroerte in het artikel op pagina 13.

op de cover
Waar ren jij mee? Ga naar rentegenkanker.nl 04 FP 2022-07.indd 4 01/09/22 4:47 PM

inhoud

8 Inclusie en participatie

Jasmijn Holla, lector Kracht van Sport en Bewegen aan de Hogeschool Inholland in Haarlem, sprak op 23 juni haar lectorale rede uit, getiteld ‘Iedereen kan meedoen!’ Holla richt in haar onderzoek een groot deel van haar aandacht op mensen die achterblijven op het gebied van sporten of bewegen. Inclusie, participatie en leefstijlinterventies zijn belangrijke thema’s in haar werk. FysioPraxis vroeg haar wat de raakvlakken zijn met fysiotherapie.

11 Een veilig gevoel

Door de spierziekte myotone dystrofie heeft Henriëtte regelmatig wat ondersteuning van een fysiotherapeut nodig. Een gevoel van veiligheid is daarbij voor haar van groot belang. Bij (bekken)fysiotherapeut Laura Spaan zat dat vanaf dag één al goed. Bij haar kon Henriëtte de stress-urine-incontinentie (SUI), waar ze al jarenlang mee rondliep, bespreken en e ectief aanpakken. Lees in Patiënt in beeld het verhaal van Henriëtte.

13 Trainen met VR

Na een beroerte ervaren veel mensen moeilijkheden met lopen. Moeilijkheden die vaak leiden tot problemen in het dagelijks leven. Geavanceerde loopbandtraining met virtual reality (VR) biedt mogelijkheden om het lopen te trainen op een uitdagend niveau in een veilige omgeving. In dit artikel lees je meer over het e ect van loopbandtraining met VR op loopvaardigheid en beperkingen in het dagelijks leven van mensen die een beroerte hebben gehad.

20 Meer dan een pees

Bij patiënten met blessures aan de voorste kruisband is al redelijk veel onderzoek gedaan naar de psychologische reacties tijdens het revalidatietraject. Maar hoe zit dat met de revalidatie van achilles tendinopathie, patella tendinopathie en achillespeesruptuur? In zijn promotieonderzoek dook Anton Slagers dieper in dit onderwerp: welke rol spelen psychologische factoren tijdens revalidatie van peesblessures in de onderste extremiteit?

VERDER

6 Studenten

7 Kort nieuws

7 Column Jeroen van Egmond

17 Wisselcolumn: Martijn Pisters

25 Ingezonden: Xandra van Dam

26 Wetenschap: samenvatting

28 Incidenten en uitspraken

Specialistenkatern

30 NVMT: de relevantie van specifi eke manipulaties bij spinale pijn

32 NVBF: jubileumcongres en lustrumreis

33 NVFK: kinderen met een beperking in 2040 de gezondste ter wereld?

34 NVOF: embouchureproblematiek: hoe herken en behandel je het?

KNGF-katern

37 In het zonnetje: Ramin Rezaie

38 KNGF kort

39 KNGF-scholingen

40 Nieuwe bestuursleden: Marloes Meurs en Ellen Toet

FysioPraxis september 2022 | 5
08 11 20 13 05 FP 2022-07.indd 5 19/08/22 4:22 PM

studenten

Fysiotherapie en topsport

Hoe is het om een topsportcarrière te combineren met je studie? We vroegen het Stijn Deamen (22), die aan Zuyd Hogeschool in Heerlen met zijn afstudeerjaar bezig is. “Mijn grootste passie is wielrennen, in het bijzonder wedstrijdwielrennen. Dat combineer ik met mijn studie Fysiotherapie.”

Nieuw studentlid KNGF Consilium

Het Consilium is binnen het KNGF een onafhankelijk adviesorgaan dat gevraagd en ongevraagd advies geeft aan het KNGF-bestuur. Naast verschillende fysiothera peutische beroepsgroepen worden ook studenten in het Consilium vertegenwoordigd. Studentlid Laura de Haas (25) droeg deze zomer het stokje over aan haar opvolger Romy Toussaint.

Hoe ziet jouw topsportcarrière eruit?

“Ik heb in augustus 2021 een stagecontract gekregen bij inter marché Wanty Gobert, een World Tour-ploeg. Dat is het hoogste niveau binnen het wedstrijdwielrennen. Ik zit dicht tegen de top aan en wil er dan ook alles uit halen wat erin zit. Door een ver velende en hardnekkige knieblessure is alles wat anders gelopen dan ik voor ogen had. Momenteel rijd ik bij BEAT Cycling, een continentale ploeg. Dit houdt in dat ik wedstrijden met de profs mag meerijden, maar daarnaast ook nog een stapje eronder koers. Omdat het een Nederlandse ploeg is, rijden wij vooral in Nederland en België, maar soms ook verder van huis.”

Waarom de opleiding Fysiotherapie?

“Ik wist al vroeg dat ik fysiotherapeut wilde worden. De reden hiervoor is dat ik veel met sport bezig ben. Daarnaast ligt mijn interesse bij het fit houden van het bewegingsapparaat en vind ik het super om mensen te helpen hun doelen na te streven. Mijn vriendin is ook bezig met de opleiding, we delen dezelfde passie voor sport en fysiotherapie.”

Hoe is het om topsport met een opleiding te combineren?

“In de eerste twee jaar van de opleiding kreeg ik van Zuyd Hogeschool op een flexibele manier de ruimte om invulling te geven aan mijn topsport. Nu ik bezig ben met mijn stage valt het me zwaarder en is de flexibiliteit vanuit de opleiding wat beperkter.”

Toekomstplannen?

“Mijn grootste droom is nog altijd mijn brood verdienen met wiel rennen. De topsport is een harde wereld en de toekomst onzeker, dat maakt het een mooie uitdaging. Maar eerst ga ik mijn studie succesvol afronden.”

“Ik heb de afgelopen drie jaar als studentlid in het Consilium meege dacht over beleidgerelateerde zaken en advies gegeven aan het KNGFbestuur. Ik ben er ingerold vanuit de KNGF-studentenraad, waarin ik de HAN vertegenwoordigde. In het Consilium zitten leden met veel ver schillende achtergronden, waardoor er veel perspectieven zijn. Ik heb me met name geconcentreerd op de belangen van studenten, die zijn de toekomst en dat mag niet vergeten worden. Op de KNGFwebsite zijn alle adviezen die we aan het bestuur hebben gegeven terug te vinden. Precies twee jaar geleden ben ik afgestudeerd en daarom maak ik nu plaats voor het nieuwe studentlid Romy.”

“Ik ben Romy Toussaint (20) en ik begin in september aan m’n derde studiejaar aan Hogeschool Utrecht. Ik speel rugby, hou van reizen en ben geïnteresseerd in politiek. Op mijn hogeschool volg ik het honourspro gramma, waarin ik onder andere met de onderwerpen innovatie en pre ventie bezig ben. Ik vind het belang rijk om de kloof tussen het onderwijs en de praktijk te dichten en onderwerpen die bij studenten leven aan het bestuur voor te leggen. Ik verwacht veel te leren over de fysiotherapie als beroepsgroep, maar ook op inhoudelijk vlak. Om studenten zo goed mogelijk te kunnen vertegenwoordigen probeer ik in mijn directe omgeving onder studenten geluiden op te vangen die mogelijk van belang zijn. Daarnaast sluit ik aan bij vergaderin gen van de KNGF-studentenraad, waarin elke hogeschool door een student vertegenwoordigd is. Dus heb je als student een onderwerp waarvan je het belangrijk vindt dat het onder de aandacht komt? Neem dan contact met me op via de KNGF-website.”

Rectificatie: In het juninummer van FysioPraxis stond per abuis dat de tekst ‘Hardlopen van Nijmegen naar Enschede’ geschreven was door Femke Waardenburg. Deze tekst was echter geschreven door Krijn Polder.

6 | FysioPraxis september 2022
06 FP 2022-07.indd 6 18/08/22 3:18 PM

kort nieuws Actieonderzoek

Innovatieve Zorg: 11 nieuwe projecten

Om de zorg goed, toegankelijk, betaal- en bemensbaar te houden, investeert ZonMw in het leer- en verbeterpotentieel in zorgorganisaties. Elf actieonderzoeken gaan experimente ren met vernieuwing van zorgprocessen waarin wordt samen gewerkt tussen zorgorganisaties. Het gaat om optimaal op de wensen van de patiënt afgestemde zorg, die aansluit bij de capaciteiten van zorgprofessionals en past binnen de kaders van bestuurders, verzekeraars en overheid.

Bekijk hier de 11 onderzoeken

Bron: ZonMw

Onderhandeling cao fysiotherapie hervat

Nadat de onderhan delingen over een cao voor de eerste lijnsfysiotherapie –tussen werkgevers vereniging WVF en Fysiovakbond FDV – waren gestaakt, bleef het een tijdje stil. De WVF gaf in juni op de site aan dat WVF en FDV sinds 1 juni met wederzijds vertrouwen de onderhan delingsgesprekken weer hebben hervat.

Bron: Werkgeversvereniging Fysiotherapie

Worden vrouwen bij de dokter net zo goed geholpen als mannen?

Het mannelijk lichaam was lange tijd hét referen tiekader voor de gezondheids zorg. Biomedisch wetenschapper/ onderzoeker Aranka Ballering van het UMC Groningen legt in een podcast uit hoeveel vrouwen nog last hebben van dit probleem.

Beluister hier de podcast

Bron: Universiteit van Nederland

Variatie?

Beste collega,

Een aanleiding voor de herziening van de richtlijn Lage Rugpijn en LRS is het verminderen van praktijkvariatie (zonder toelichting wat dat is en waarom die slecht is). Ik denk dat ik wel snap wat de schrijvers bedoelen, ik ben het er zelfs mee eens. Tegelijk ben ik zeer bewust van de invloed van taal, zeker waar die ongemerkt reductie van de complexiteit van ons werk lijkt te legitimeren. Ik denk dat we op onze woorden moeten passen, of positiever: dat we moeten zoeken naar taal waarmee we genuanceerd kunnen aangeven wat we bedoelen als we het over onze kwaliteit hebben. Het eerste is dat er ‘ongewenste’ praktijkvariatie bedoeld wordt. Iedereen zal het er immers mee eens zijn dat veel variatie in hulpverlening te verwachten en zelfs nodig is, omdat het handelen een onderhandeling vergt tussen evidentie, kenmerken van patiënt, therapeut en de situatie. Variatie is dus ook op te vatten als kénmerk van kwaliteit! De richtlijn is gemaakt voor en door fysio- en oefen therapeuten, dus daar neemt de variatie af. Nou is er op het niveau van visie op houding, beweging en goede zorg best een verschil. Heel jammer als dat verschil uit beeld raakt, als bijwerking van de opvatting dat visie er niet toe doet en alleen evidentie telt(!). Dat is natuurlijk toch ook een visie, gelukkig wel een waar steeds meer kritiek op komt. Praktijkvariatie betreft vooral getallen over bijvoorbeeld behandelaantallen en incidenten. Dat is zonder meer belangrijk, maar ook een reductie van waar het in de zorg om gaat. Nogmaals: er staat iets op het spel, de aandacht is terecht, maar ik lees zo weinig over de andere (alleen vertel bare) kant van kwaliteit. Het nieuwe Kwaliteitshuis Fysiotherapie baseert zijn definitie van kwaliteit op de domeinen van het gezaghebbende Institute of Medicine: veiligheid, effectiviteit, patiëntgericht heid, tijdigheid, efficiëntie en toegankelijkheid. Helaas worden in een opsomming van kernwaarden de onderlinge spannin gen en tegenstrijdigheden weggelaten. Vreemd genoeg is patiëntgerichtheid misschien wel de minst goed uitgewerkte waarde in het spanningsveld waar de variatie ontstaat. Het woord praktijkvariatie is dus een normatief geladen woord. Het is de moeite waard om, in concrete casuïstiek, te onderzoeken waar het naar verwijst, welk wereldbeeld erachter schuilgaat, wie de betrokkenen zijn en met welke normen en waarden. De oplettende lezer heeft het al gezien: dat is precies wat je doet in een moreel beraad.

Collegiale groet, Jeroen van Egmond docent fysiotherapie en zorgethicus

FysioPraxis september 2022 | 7 column
j.van.egmond3@hva.nl
07 FP 2022-07.indd 7 18/08/22 3:19 PM

Lector Jasmijn Holla over inclusie en participatie bij sport en beweging Iedereen kan meedoen!

Jasmijn Holla sprak op 23 juni in Haarlem haar rede Iedereen kan meedoen! uit als lector Kracht van Sport en Bewegen aan de Hogeschool Inholland. Holla richt een groot deel van haar aandacht op mensen die achterblijven op het gebied van sporten of bewegen. Inclusie, participatie en leefstijlinterventies zijn belangrijke thema’s in haar werk. We vroegen haar waar zij en haar collega’s in haar lectoraat mee bezig zijn en wat de raakvlakken zijn met fysiotherapie.

Sport heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het leven van Jasmijn Holla. Na het Montessori Lyceum in Amsterdam koos ze bewust niet voor een weten schappelijke studie. “Toen ik jong was heb ik veel gevoetbald en aan wildwaterkanoën gedaan en zat ik op judo en jazzballet. Ik ben toen de Academie voor Lichamelijke Opvoeding gaan doen, rich ting Speciaal Onderwijs. Toen al wilde ik iets betekenen voor kinderen die extra uitdagingen hebben.” Holla studeerde vervolgens Bewegingswetenschappen en specialiseerde zich in revalidatie. “Ik koos weer voor een groep mensen die het min der makkelijk heeft. Om praktijkervaring op te doen ging ik aan de slag als sport medewerker bij Reade in Amsterdam en werkte ik onder andere met kinderen en volwassenen met reuma.”

Bij Reade kon Holla promotieonderzoek doen naar het beloop van het functione ren van mensen met een vroeg stadium van knie of heupartrose. Nog voordat ze haar promotie had afgerond begon zij als docent onderzoeker bij de opleiding Sportkunde van Inholland. “Sport en bewegen worden hier ingezet als middel om gezondheid en welzijn van mensen te bevorderen. Dat trok mij. Van daaruit ben ik het lectoraat ingerold. De focus ligt hier niet alleen op mensen met een chronische aandoening of een beperking. We richten ons ook op sport en leefstijl bevordering in de wijk of op het werk. Ook mensen met een lage sociaal economi sche status hebben onze aandacht. Ook dat is een groep die achterblijft in het sporten en bewegen. Overigens werk ik

Tekst: Brenda van Dam
uit het veld 8 | FysioPraxis september 2022
08-10 FP 2022-07.indd 8 19/08/22 4:26 PM

nog altijd één dag in de week als onder zoeker bij Reade.”

Inclusiestatement

Holla geeft een aantal voorbeelden van haar projecten. Als eerste noemt ze Sport Empowers Disabled Youth (SEDY II), een vervolg op een eerder Erasmus + project, waarbij samengewerkt wordt met part ners uit Finland, Litouwen en Portugal. “Het doel is om de sport en beweeg participatie van jongeren en kinderen met een beperking te vergroten. In deze tweede versie van het project zijn we vooral bezig met inclusie. We willen eerst eens goed kijken wat inclusieve sport voor deze kinderen precies betekent. We hebben in de verschillende landen gesprekken gehouden met kinderen en jongeren, met hun ouders en sportmedewerkers. Van daaruit hebben we een inclusiestatement gemaakt. Voor deze kinderen betekent inclusie in sport: het écht hebben van een keuze, het gevoel hebben dat je erbij hoort, dat je gelijke kansen en gelijke rechten hebt. En erkennen dat iederéén uniek is.” Holla benadrukt het belang van het hebben van een keuze. “Er zijn mensen die graag een aangepaste paralympische sport beoefenen, maar er zijn ook mensen die regulier willen sporten. Beide vormen zijn goed. Het gaat erom dat je iets kunt kie zen wat bij je past. Dat betekent ook dat niet iedere sportvereniging aanbod voor jou moet hebben. Zolang er maar in jouw omgeving voldoende en gevarieerde sportmogelijkheden zijn.”

Samenwerken en technologie

Het lectoraat is ook betrokken bij het LOFIT project van het Amsterdam UMC.

“In dit project zijn leefstijlloketten in zie kenhuizen ingericht, waarbij we onder andere gaan onderzoeken hoe zo’n leefstijlloket goed kan samenwerken met bijvoorbeeld fysiotherapeuten en andere aanbieders van leefstijlonder steuning in de eerste lijn en in het soci aal en sportdomein.” Het project iTLC is een voorbeeld van samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam, waarbij gekeken wordt naar de inzet van tech nologie door leefstijlcoaches om cliënten te helpen hun leefstijl te verbeteren en het zelfmanagement te vergroten. “We hebben een online omgeving ontwikkeld die leefstijlcoaches ondersteunt bij het

Figuur 1

met een chronische aandoening én lichamelijke beperking

met een lichamelijke beperking

met een chronische aandoening

zonder aandoening of beperking

Voldoet aan beweegrichtlijnen Sport wekelijks

Bron: Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor CBS i.s.m. RIVM 2021

inzetten van technologie. Er zijn allerlei apps en activity trackers om patiënten naar een gezonde leefstijl te begeleiden, maar welke moet je nu kiezen en hoe zet je die in? Nog maar weinig leefstijl coaches maken gebruik van e health of m health.”

WHEELS is een leefstijlapp speciaal voor rolstoelgebruikers, ontwikkeld in co crea tie met professionals, rolstoelgebruikers en kennispartners uit het Centrum voor Aangepast Sporten Amsterdam. “Deze app wordt nu doorontwikkeld. Samen met partners van de VU, het Amsterdam UMC, de HvA en Reade doen we prak tijkrelevant onderzoek naar aangepast sporten en brengen we wetenschappe lijke kennis naar de praktijk. Bijvoorbeeld door themabijeenkomsten te organiseren en wetenschappelijke ondersteuning te bieden aan coaches en trainers.”

ben daar vragenlijsten voor klaarliggen en willen verdiepende interviews houden, zowel met mensen met ontstekings reuma als met zorgverleners. We hebben de ambitie om daarna een grote aan vraag te doen om te kijken wat precies de gezondheidseffecten zijn van hardlopen in een niet therapeutische setting.”

Beperkt (in) bewegen

Voor mensen met een beperking of een chronische aandoening blijkt het extra lastig om te voldoen aan de richtlijnen voor sport en bewegen. Cijfers uit 2021 laten opnieuw zien dat participatie onder deze groep achterblijft (figuur 1). Vooral mensen met een chronische aandoe ning én een motorische beperking halen de richtlijnen niet. Slechts 20 procent beweegt voldoende of sport wekelijks. Deze mensen ervaren op verschillende niveaus belemmeringen, ziet Holla. “Het sport en beweegaanbod sluit bijvoor beeld niet altijd goed aan op mensen met een lichamelijk beperking. Het aanbod is bijvoorbeeld onvoldoende toegan kelijk. Maar ook op individueel niveau kunnen zaken spelen. Denk aan pijn, vermoeidheid, weinig zelfvertrouwen. Op organisatieniveau zie je dat er niet altijd voldoende aanbieders zijn die voldoende expertise hebben om deze mensen goed te kunnen begeleiden. Tot slot kan ook transport om naar een vereniging te gaan een probleem zijn.”

Hardlopen met reuma Holla is recent gestart met een onderzoek naar hardlopen met reuma, in samenwer king met onder meer fysiotherapeuten en podotherapeuten. “Bij hen willen we informatie ophalen over hardlopen door mensen met een vorm van ontstekings reuma. Vinden zij het wel of niet goed als deze mensen gaan hardlopen en waar zou je extra op moeten letten? Veel men sen met reuma hebben vragen over hard lopen en er wordt heel verschillend over geadviseerd door zorgverleners. We heb »

Voldoen aan de beweegrichtlijnen en wekelijkse sportdeelname Nederlanders ≥12 jaar
FysioPraxis september 2022 | 9
20% 20% 42% 34% 45% 49% 50% 60%
08-10 FP 2022-07.indd 9 19/08/22 4:26 PM

»

Meerdere leefstijlproblemen

De gevolgen van achterblijven in sport en bewegen kunnen aanzienlijk zijn. Bij men sen met een chronische aandoening of beperking spelen bovendien vaak meer dere leefstijlproblemen en leefstijlgevol gen. “Naast minder bewegen of sporten zien we bij deze mensen ook vaak een ongezond voedingspatroon, slaapproble matiek, roken, stress of alcoholgebruik. Ook komen overgewicht en vroegtijdig overlijden vaker voor. Van de mensen met een dwarslaesie bijvoorbeeld ontwikkelt zo’n 75 procent na de revalidatie overge wicht. Bij mensen met ernstige psychia trische problematiek draagt een onge zonde levensstijl er – samen met andere factoren – toe bij dat mensen 15 tot 20 jaar korter leven!”

Kansenongelijkheid

De gezondheidseffecten van sport en bewegen liggen niet alleen op het fysieke vlak. “Wij kijken ook naar kwaliteit van leven. Door te sporten is er bijvoorbeeld een lager risico op depressieve gevoelens. Sport en bewegen kan zelfvertrouwen geven en bijdragen op allerlei terreinen. Ook de omgeving kan een rol spelen. We zien dat mensen met een lage sociaaleconomische status in wijken wonen waar de omgeving minder uitnodigt om gezond te leven. Juist daar zien we relatief veel mensen met chronische ziekten of beperkingen. Er is dus ook gewoon sprake van kansenongelijkheid in Nederland en die neemt alleen maar toe.”

Sociaal-maatschappelijke waarde

Holla benadrukt dat de sociaal maat schappelijke waarde van sport en bewe gen niet onderschat moet worden. “Sport is een middel om mensen met elkaar te verbinden. Bij een sportvereniging leren mensen met verschillende achtergronden elkaar kennen. Daardoor leer je beter met elkaar omgaan. Die sociale contacten kunnen bovendien weer nieuwe mogelijk heden bieden om ook op andere plekken mee te doen. Sport kan bovendien leiden tot persoonlijke groei. Door te sporten leer je bijvoorbeeld doelen stellen. Dat helpt je allemaal verder om mee te doen in het leven.”

Zorgverleners

Hoe kunnen we er dan voor zorgen dat mensen met een aandoening of beper

king meer gaan participeren? Daar heb je meerdere disciplines voor nodig, legt Holla uit. “Als iemand van de cardioloog hoort dat het belangrijk is om meer te bewegen, dan is iemand eerder geneigd om dat ook te gaan doen. Zorgverleners kunnen mensen dus motiveren. En ook doorverwijzen, naar een Sport en beweegloket of naar een fysiotherapeut bijvoorbeeld. Dat verschilt per situatie. Moet iemand het bewegend functioneren verbeteren, dan past dat bij een fysio therapeut. Gaat het gewoon om meer bewegen, dan hoeft het niet per se een therapeut te zijn. Ik denk dat je bewegen juist uit de zorg moet trekken, je moet het normaliseren.”

Welzijnswerkers!

Holla refereert aan Engels onderzoek waarbij mensen met een lichamelijke beperking gevraagd werd wie hen zou kunnen begeleiden bij het bewegen. “Daar kwam uit dat sociaal werkers geschikt zouden zijn om het gesprek aan te gaan en te helpen met doorverwijzen. Dat zou in Nederland ook kunnen. In Haarlem zie je bijvoorbeeld dat sociaal werkers gaan wandelen met mensen met een aandoe ning of beperking. Ook andere stakehol ders kunnen zo’n rol hebben.”

Buurtsportcoaches

De professional die bij uitstek geschikt is om mensen naar sport en bewegen te leiden, is volgens Holla de buurtsport coach. “Zij hebben echt de rol om sport met onderwijs en zorg te verbinden. Als binnen een gemeente voor een bepaalde groep te weinig mogelijkheden zijn om te bewegen, kunnen buurtsportcoaches daar iets voor ontwikkelen.” Met subsi die van de overheid kunnen gemeenten buurtsportcoaches inzetten op sociale plekken binnen de gemeente of in zorgin stanties. “Sommige sportcoaches richten zich puur op het aangepast sporten door mensen met een beperking, anderen zijn verbonden aan zorginstellingen en richten zich bijvoorbeeld op ouderen. En dan zijn er ook sportcoaches die contact hebben met scholen en sportverenigin gen om de jeugd te ondersteunen.” Ook Sport en beweegloketten zijn op steeds meer plekken te vinden: bij instellingen voor revalidatie, bij ziekenhuizen of in gemeenten. Deze zullen steeds meer omgebouwd worden naar leefstijlloketten.

Doen en doorverwijzen

Wat zijn volgens Holla goede strategieën om mensen met een chronische aan doening of beperking aan het sporten of bewegen te krijgen. “Het begint met goed luisteren. Wat wil iemand nu echt? De een wil met lotgenoten sporten, de ander juist niet. Betrek mensen met een aandoening of beperking bij het komen tot het aanbod. Denk niet voor hen, maar doe het echt samen, laat ze ook meebe sturen. Ga op zoek naar rolmodellen en sleutelfiguren die mensen kunnen inspire ren. Dat hoeven echt geen topsporters te zijn. Let ook op de sociale omgeving. Zorg dat iemand voldoende steun heeft om stappen te zetten en het vol te houden.”

Toekomst

De komende jaren zal Holla zich blijven richten op het verhogen van sport en beweegparticipatie van groepen die achterblijven. “Ik wil een leefstijlinter ventie ontwikkelen voor mensen met een motorische beperking die buiten de reguliere GLI vallen. Echte gedragsveran dering duurt lang. Dat past niet binnen de medisch specialistische revalidatie. Ook in de eerste lijn weet men niet goed wat men met deze groep aan moet; omdat inclusiecriteria niet aansluiten bijvoor beeld. Daar doen we onderzoek naar en ook naar hoe we technologie kunnen inzetten bij leefstijlondersteuning aan deze groep. Bij mensen met een ernstige motorische beperking maken we een start in de medisch specialistische revali datie, maar dan moet je door in de eerste lijn, in het sociaal en sportdomein. Die samenwerking op de thema’s sport en leefstijl vind ik héél interessant.”

MEER INFORMATIE:

www.inholland.nl/ dekrachtvansportenbewegen Filmpje over inclusie: https://www.inholland.nl/onderzoek/ onderzoeksprojecten/sport empowers disabled youth sedy 2/ www.fondsgehandicaptensport.nl www.unieksporten.nl www.harteraad.nl

10 | FysioPraxis september 2022
08-10 FP 2022-07.indd 10 19/08/22 4:26 PM

patiënt in beeld

Henriëtte:

Ik ben al voor verschillende lichamelijke klachten bij Rembrandt Fysiotherapie & Revalidatie onder behandeling geweest. Omdat ik bekend ben met de spierziekte myotone dystrofie, heb ik regelmatig wat ondersteuning van een fysiotherapeut nodig.

Voor mij is het belangrijk dat ik me veilig voel bij een fysiotherapeut. Bij Laura had ik dat gevoel meteen. Dat bleek ook wel uit de verschillende gesprekjes die we hadden over de stress-urine-incontinentie die ik ervoer na twee bevallingen. Het viel me vroeger het meeste op dat ik wat urine verloor als ik met mijn peuter op de trampoline aan het springen was. Ik ben me er toen aan gaan aanpassen, stopte met trampolinespringen en lette wat meer op als ik moest hoesten of een niesbui had.

Maar tijdens de overgang (ik ben inmiddels 74 jaar) werden de klachten te hinderlijk. Met een interne doorverwijzing kwam ik bij Laura terecht. Door het uitvoeren van specifieke oefeningen en het opvolgen van haar adviezen kreeg ik mijn klachten weer onder controle. Ik durfde het bijna niet te geloven.

Ik denk niet dat ik al weer op de trampoline durf, maar gelukkig hoeft dat ook niet meer. Gewoon zonder ‘ongelukjes’ op pad zijn is al een hele verbetering!

Verderop in dit nummer geeft de fysiotherapeut van Henriëtte een toelichting op de aanpak (zie pag. 19). Foto: Wiep van Apeldoorn
FysioPraxis september 2022 | 11
11 FP 2022-07.indd 11 18/08/22 3:21 PM

YVLO-ZwangerFit® Opleiding

In 3 maanden tijd word je allround YVLO-ZwangerFit® Trainer.

KRF NL: 98 Accreditatiepunten Algemeen en Bekken

YVLO-Postpartum Problematiek

KRF NL: 19 Accreditatiepunten Algemeen en Bekken

YVLO-ZwangerFit® Mindful Ademen en Ontspannen Ademen en ontspannen volgens methode van Dixhoorn.

KRF NL: 7 Accreditatiepunten Algemeen en Bekken

Kijk voor

op yvlo.nl.

de data en meer informatie
13 accreditatie punten bijhet Keurmerk Fysiotherapie Onze missie Alle spierziekten bij kinderen verslaan Ook jij kunt je gezonde spieren inzetten voor zieke spieren! Kom in actie Word vrijwilliger Word partner Organiseer een actie! www.sportenvoorspieren.nl/doneren/kies Redefining the future Physiotherapy/orthopaedic technology www.medica.de/PHYTECH2 2022-09-01 Medica 2022_Niederlande_PHYTECH_90 x 268_Fysiopraxis_4c_9851 Leading International Trade Fair DÜSSELDORF, GERMANY 14–17 NOVEMBER 2022 Member of Fairwise bv Zeestraat 100 2518 AD Den Haag Tel. 070-350 1100 info@fairwise.nl _ www.fairwise.nl 2022-09-01 Medica 2022_Niederlande_PHYTECH_90 x 268_Fysiopraxis_4c_9851.indd 1 11.08.22 10:20 12 Ad.indd 18 02/09/22 9:00 AM

Participatie en loopvaardigheid na een beroerte

Het effect van geavanceerde loopbandtraining met gebruik van virtual reality

Na een beroerte ervaren veel mensen moeilijkheden met lopen. Deze moeilijkheden leiden vaak tot problemen in het dagelijks leven. Geavanceerde loopbandtraining met virtual reality (VR) biedt mogelijkheden om het lopen te trainen op een uitdagend niveau in een veilige omgeving. Deze studie onderzocht het effect van loopbandtraining met VR op loopvaardigheid en beperkingen in het dagelijks leven van mensen met een beroerte.

Tekst: Ilona de Rooij, Ingrid van de Port, Jan-Willem Meijer en Anne Visser-Meily

In Nederland krijgen jaarlijks ongeveer 40.000 mensen een beroerte.1 Een beroerte kan leiden tot ernstige beperkin gen in lichamelijke en mentale functies, zoals een verminderde spierkracht en coördinatie, vermoeidheid en een vermin derd cognitief functioneren. Een groot deel van de mensen met een beroerte herstelt zodanig dat zij weer zelfstan dig kunnen lopen. Ondanks dit herstel ervaren veel mensen moeilijkheden bij het lopen in het dagelijks leven, zoals bij het lopen in een drukke omgeving en het lopen over ongelijke ondergronden.2 Door deze problemen met lopen worden men sen beperkt bij het uitvoeren van dage lijkse activiteiten en het maatschappelijk participeren. Voor participatie is het van belang dat mensen het lopen kunnen aanpassen aan de omgeving en de taken die zij willen uitvoeren.3 Dit vermogen om het lopen aan te passen is na een beroerte vaak verminderd. Het is daarom belangrijk om situaties en omgevingen te variëren tijdens de training, zodat men sen het lopen leren aan te passen. De afgelopen jaren is er steeds meer wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het inzetten van VR in de revali datie na een beroerte.4 Met behulp van bewegingsregistratie kan men inter acteren met de omgeving en omge

vingssituaties. Op een geavanceerd VR-loopbandsysteem zoals de Gait Realtime Analysis Interactive Lab (GRAIL) kunnen mensen in een veilige omgeving worden uitgedaagd om het lopen aan te passen aan onverwachte situaties zoals obstakels, verstoringen of dubbeltaken. De GRAIL bestaat uit een tweedelige loopband, een systeem voor het regis treren van beweging (Vicon) en een 180 graden scherm waarop driedimensionale virtuele omgevingen worden geprojec teerd (figuur 1). Tijdens het trainen op de GRAIL dragen mensen een veiligheidshar nas, wat het mogelijk maakt om taken te trainen die nog niet veilig geoefend kun nen worden in het dagelijks leven. Er zijn gunstige effecten gevonden voor het verbeteren van balans en loopfunctie na een beroerte door middel van inzet van verschillende VR-systemen.5-9 Bij deze voorgaande onderzoeken werden weinig vervolgmetingen gedaan en werd het lopen niet gemeten op het niveau van activiteiten en participatie.4,5,10 Het is daarom nog onbekend of geavanceerde loopbandtraining met VR kan zorgen voor een verbetering van loopvaardigheid en een vermindering van participatie beperkingen bij mensen die een beroerte hebben gehad. Het doel van deze studie was om het effect van VR-training op de GRAIL te onderzoeken op beperkingen in het dagelijks leven van zelfstandig wonende mensen binnen de zes maan

den na een beroerte. Daarnaast wer den de ervaringen van mensen na een beroerte met de VR-loopbandtraining onderzocht.

Methode

De Virtual Reality Training After Stroke (ViRTAS) studie was een gerandomi seerd onderzoek dat werd uitgevoerd bij mensen tussen twee weken en zes maanden na een beroerte.11 Deelnemers konden zelfstandig lopen (Functional Ambulation Category ≥ 3), ervaarden zelfwaargenomen moeilijkheden met lopen, woonden zelfstandig en hadden een leeftijd vanaf 18 tot en met 80 jaar. Deelnemers werden willekeurig ingedeeld in looptraining met VR (VR-groep) en looptraining zonder VR (controlegroep). Beide trainingsinterventies bestonden uit 12 sessies van 30 minuten verdeeld over 6 weken. De metingen vonden plaats op drie momenten: bij de start van de inter ventie (baseline), na de laatste trainings sessie en drie maanden na de laatste training.

Interventies

Beide trainingsinterventies werden gege ven door ervaren fysiotherapeuten in de neurorevalidatie. Op basis van klini sche ervaring bepaalden zij per persoon de intensiteit en opbouw gedurende de training. De loopbandtraining met VR werd gegeven op een interactief

wetenschap – kwantitatief onderzoek
FysioPraxis september 2022 | 13
» 13-16 FP 2022-07.indd 13 18/08/22 3:22 PM

»

loopbandsysteem, de Gait Real-time Analysis Interactive Lab (GRAIL; Motek Medical, Amsterdam). Door middel van reflectieve markers die op het lichaam geplakt worden, kan de persoon op de loopband interactie hebben met de virtuele omgeving en directe feedback krijgen op de uitvoering van bewegingen. De loopband bestaat uit twee delen die apart van elkaar kunnen versnellen en vertragen. Daarnaast kan de loopband in zijn geheel voor- of achterwaarts kan telen en zijwaarts verplaatsen. Hierdoor kunnen mensen hellingen op en af lopen en balansverstoringen tijdens het lopen ervaren. Tijdens de training droegen deelnemers een veiligheidshar nas zonder gewichtsondersteuning. De fysiotherapeut maakte een keuze uit de verschillende VR-omgevingen op basis van de individuele revalidatiedoelen. Bijvoorbeeld gericht op het trainen van balansverstoringen of dubbeltaken.

De controle-interventie bestond uit looptraining zonder VR op een reguliere loopband (10-15 minuten) en functionele loopoefeningen (15 minuten). Training op de loopband werd opgebouwd door het aanpassen van de duur, de snelheid en de hellingshoek van de loopband en het

verminderen van ondersteuning van de handrails. De functionele loopoefeningen bestonden uit zes oefeningen, die werden afgewisseld gedurende de trainingen (bij voorbeeld lopen van een slalom en lopen over een oneffen oppervlak). De fysio therapeut stemde de oefeningen af op de persoon door de moeilijkheid aan te passen, zoals het aantal herhalingen, de afstand, de hoeveelheid variatie en het aantal dubbeltaken.

Uitkomstmaten en data-analyse De primaire uitkomstmaat van de stu die was participatie gemeten met de Beperkingenschaal van de Utrechtse Schaal voor Evaluatie van RevalidatieParticipatie (USER-P). Deze schaal vraagt naar de ervaren participatiebeperkingen in het dagelijks leven en resulteert in een score tussen 0 en 100 (hogere score komt overeen met minder ervaren beperkin gen). Ook de Frequentieschaal (voor het meten van de frequentie van participatie) en Tevredenheidsschaal (tevredenheid met participatie) van de USER-P werden meegenomen. Daarnaast werd het effect van loopbandtraining met VR onderzocht op secundaire uitkomstmaten, waaronder loopafstand gemeten met de 6-minuten looptest, functionele mobiliteit gemeten

met de Timed Up & Go Test, dynamische balans gemeten met de Mini Balance Evaluation Systems Test (Mini-BESTest) en valangst gemeten met de Falls Efficacy Scale International. De dagelijkse loop activiteit van de deelnemers werd op de drie meetmomenten gedurende vijf dagen gemeten met een activiteitenmo nitor (Dynaport MM, McRoberts BV, Den Haag). De resultaten van de activiteiten monitor werden geanalyseerd met behulp van een beroerte-specifiek algoritme.12

Met behulp van het algoritme kon de loopactiviteit weergegeven worden in: het aantal stappen per dag, het aantal minuten loopactiviteit per dag en de stap frequentie (aantal stappen per minuut).

Alle uitkomsten werden geanalyseerd met behulp van analysis of covariance linear mixed-effects models. Het model bestond uit effecten voor baselinescore, tijd (in maanden), groep (looptraining met VR of looptraining zonder VR) en de interactie tussen tijd en groep. De interactie tussen tijd en groep geeft weer of deelnemers aan de looptraining met VR meer verbe teren dan deelnemers aan de looptraining zonder VR.

Ook zijn de ervaringen van de deelnemers met de VR-training onderzocht door middel van semigestructureerde inter

De opstelling bij geavanceerde loopbandtraining met virtual reality op de Gait Real-time Analysis Interactive Lab
14 | FysioPraxis september 2022
13-16 FP 2022-07.indd 14 18/08/22 3:22 PM

Waardes zijn weergegeven als n (%) of mediaan (25e-75e percentiel)

Demografische karakteristieken

Looptraining met VR (n = 28)

Looptraining zonder VR (n = 24)

Totale groep (n = 52)

Leeftijd, jaren 65 (57–70) 61 (53–71) 63 (55–70)

Geslacht Man Vrouw 18 (64,3) 10 (35,7) 18 (75,0) 6 (25,0) 36 (69,2) 16 (30,8)

Klinische karakteristieken

Tijd sinds beroerte, dagen 84 (69–110) 66 (51–103) 76 (54–110)

Type beroerte

Ischemisch Hemorragisch 24 (85,7) 4 (14,3) 20 (83,3) 4 (16,7) 44 (84,6) 8 (15,4)

Locatie beroerte

Linker hemisfeer Rechter hemisfeer Hersenstam

15 (53,6) 10 (35,7) 3 (10,7)

12 (50,0) 10 (41,7) 2 (8,3)

27 (51,9) 20 (38,5) 5 (9,6)

Eerdere beroerte, ja 4 (14,3) 2 (8,3) 6 (11,5)

Functional Ambulation Category score 3 4 5

3 (10,7) 4 (14,3) 21 (75,0)

0 (0,0) 9 (37,5) 15 (62,5)

3 (5,8) 13 (25,0) 36 (69,2)

Gebruik van hulpmiddelen buitenshuis, ja 14 (50,0) 11 (45,8) 25 (48,1)

Eén poot stok of kruk 3 (10,7) 5 (20,8) 8 (15,4)

Rollator 8 (28,6) 7 (29,2) 15 (28,8)

Vierpoot stok (eifel) 2 (7,1) 0 (0,0) 2 (3,8)

Rolstoel 1 (3,6) 1 (4,2) 2 (3,8)

Scootmobiel 2 (7,1) 1 (4,2) 3 (5,8)

Gebruik van enkel-voet orthese, ja 5 (17,9) 8 (33,3) 13 (25,0)

Demografische en klinische karakteristieken van de 52 deelnemers.

views. De interviewer vroeg deelnemers aan de VR-training naar de ervaringen en hoe deze training de loopvaardigheid en participatie van de deelnemers had beïn vloed. De interviews werden opgenomen, uitgeschreven en daarna geanalyseerd met thematische analyse.

Resultaten

Er namen 55 mensen met een beroerte deel aan de studie waarvan 28 mensen werden ingedeeld in de VR-groep en 27 mensen in de controlegroep. In de con trolegroep zijn drie deelnemers voor het tweede meetmoment uitgevallen, één deelnemer was niet meer bereikbaar na inclusie en twee deelnemers kregen een nieuwe beroerte. De gegevens van 52 mensen (36 mannen en 16 vrouwen) werden meegenomen in de analyses (tabel 1). De meerderheid van de deel nemers volgde poliklinische revalidatie (n = 39) of fysio- en/of ergotherapie in de eerste lijn (n = 8) naast de training voor het onderzoek. De intensiteit van de

trainingssessies bleek vergelijkbaar voor beide groepen op basis van het gemid delde aantal stappen per training (1305 stappen in VR-groep versus 1271 stap pen in controlegroep) en het verschil in Borgscore tussen het begin en einde van de training (2,91 in VR-groep versus 3,21 in controlegroep).

Effectmetingen

Deelnemers ervaarden na het volgen van de trainingsinterventies significant minder participatiebeperkingen. De resultaten voor alle deelnemers samen, ongeacht trainingsgroep, laten zien dat de USER-P Beperkingenscore 2,53 punten (95%-betrouwbaarheidsinter val 1,52-3,54, p < 0,001) vooruit ging per maand. Ook verbeterde de USER-P Frequentiescore 1,05 punten per maand (95%-BI 0,50–1,61, p < 0,001) en dyna mische balans gemeten met de MiniBESTest 0,62 punten per maand (95%BI 0,33–0,91, p < 0,001). Loopafstand (6-minuten looptest), functionele mobi

liteit (Timed Up & Go Test), valangst (Falls Efficacy Scale International) en dagelijkse loopactiviteit (activiteitenmo nitor) verbeterden niet significant. Er werden geen significante verschillen gevonden in maandelijkse verbetering van participatie tussen looptraining met VR (3,11, 95%-BI 1,74–4,49) en looptrai ning zonder VR (1,88, 95%-BI 0,44-3,33). Hoewel niet significant, ging de VR-groep gemiddeld 1,23 punten per maand (95%BI -0,76-3,23, p = 0,221) meer vooruit op participatie dan de controlegroep. Ook de resultaten van de Mini-BESTest, 6-minu ten looptest, Timed Up & Go Test, Falls Efficacy Scale International en activitei tenmonitor lieten geen significante ver schillen zien tussen looptraining met VR en looptraining zonder VR over de tijd.

Patiëntervaringen

Uit interviews met 16 deelnemers blijkt dat patiënten de VR-training ervaren als plezierig, uitdagend en intensief. De meest genoemde voordelen van de »

Tabel 1 FysioPraxis september 2022 | 15
13-16 FP 2022-07.indd 15 18/08/22 3:22 PM

training waren de veilige trainingsom geving en de mogelijkheden om dubbel taken, reactietijd, balans en obstakels te trainen. Daarnaast waardeerden deelnemers de variatie in oefeningen, de spelelementen en de hoge intensiteit van de training. Nadelen waren het ontbre ken van echte objecten om overheen te stappen en technische storingen van het systeem. De meerderheid van de patiën ten gaf aan dat de VR-training het lopen positief had beïnvloed. Zij bemerkten met name verbeteringen in balans, het uitvoeren van dubbeltaken, het nemen van opstapjes, het lopen op ongelijk ter rein, de reactietijd en de loopsnelheid. Daarnaast benoemden veel deelnemers dat het vertrouwen tijdens het lopen in het dagelijks leven was verbeterd.

Discussie

De studie laat zien dat mensen, die een beroerte hebben gehad, tijdens VR-looptraining een maandelijkse ver betering van participatie rapporteerden, maar niet meer dan de controlegroep. Beide looptrainingen zorgen voor een verbetering van participatie bij mensen die weer zelfstandig konden lopen na een beroerte. Verder werd VR-looptraining overwegend positief ervaren. Ook de secundaire uitkomstmaten voor balans, loopafstand, loopactiviteit en valangst laten geen significant verschil zien tussen de groepen.

De resultaten suggereren dat beide trai ningen kunnen worden toegepast voor het verbeteren van participatie na een beroerte, rekening houdend met de indi viduele revalidatiedoelen, mogelijkheden en wensen van de patiënt. Deelnemers aan de loopbandtraining met VR hebben verschillende aspecten van het lopen getraind in diverse VR-omgevingen, afhankelijk van de revalidatiedoelen. Door deze diversiteit in de trainingen weten we niet voor welke aspecten VR-looptraining het meeste meerwaarde heeft. Eerder onderzoek laat enkele gun stige effecten zien van VR-looptraining voor reactieve balans (het reageren op onverwachte balansverstoringen tijdens het lopen).13 We verwachten daarom dat VR-training het meest van toege voegde waarde is wanneer de training is gericht op specifieke aspecten van het lopen, zoals het trainen van dubbelta ken of balansverstoringen. Meer onder

zoek is van belang om te bekijken voor welke patiënten en revalidatiedoelen VR-training het meeste meerwaarde heeft en hoe VR-training zich vertaalt naar oefeningen en activiteiten in het dagelijks leven.

Naast training kunnen geavanceerde VR-systemen mogelijkheden geven om het lopen te analyseren in verschillende situaties. Door het lopen te bekijken in een veilige omgeving die veel van iemand vraagt en die ter plekke aangepast kan worden, kan zowel de patiënt als de fysiotherapeut, in relatief korte tijd, meer inzicht krijgen in de moeilijkheden bij het lopen. Verstoringen en obstakels kunnen bijvoorbeeld worden toegepast om te kijken hoe goed iemand kan reageren op onverwachte situaties. Deze aspecten kunnen vervolgens tijdens de looptrai ning extra aandacht krijgen waardoor het lopen verder geoptimaliseerd kan worden. Hoewel dit onderzoek werd uit gevoerd op een geavanceerd VR-systeem zijn er ook minder kostbare systemen voor extended reality beschikbaar die ingezet kunnen worden voor het meten of trainen van specifieke aspecten van het lopen. Denk bijvoorbeeld aan het trainen van stapaanpassingen door mid del van projecties op de grond of op een reguliere loopband.

Een voorzien aandachtspunt van de studie was dat deelnemers gedurende het onderzoek poliklinische revalida tie of fysio- en/of ergotherapie in de eerste lijn volgden. De totale duur van therapieën gericht op lopen naast het onderzoek blijkt niet verschillend tussen de groepen. De invloed van neveninter venties zal daarom beperkt zijn. Verder hebben we gekozen voor de USER-P Beperkingenschaal als primaire uit komstmaat omdat we naast het lopen juist wilden kijken naar het effect van loopbandtraining met VR op ervaren beperkingen in het dagelijks leven. De Beperkingenschaal bevat ook onderdelen die niet direct te relateren zijn aan lopen, maar het is een goede maat voor partici patie in het geheel.

Geavanceerde loopbandtraining met VR kan een aanvulling zijn op de bestaande therapieën vanwege de mogelijkheden om loopvaardigheid te trainen in een uitdagende maar veilige omgeving met directe feedback. Bij mensen die zelfstan dig kunnen lopen na een beroerte kan

loopbandtraining met VR specifiek wor den ingezet voor het trainen van het aan passingsvermogen van het lopen (zoals balansverstoringen en dubbeltaken) en het verbeteren van zelfvertrouwen. De expertise en het inzicht van de fysiothe rapeut wordt gevraagd om te bepalen of het inzetten van VR-looptraining passend is bij de revalidatiedoelen en kenmerken van de patiënt.

Dankzegging

Wij willen graag de mensen met een beroerte bedanken die aan het ViRTASonderzoek hebben deelgenomen. Ook bedanken we Michiel Punt, Pim Abbinkvan Moorsel, Michiel Kortsmit en Ruben van Eijk voor hun bijdragen aan de data verzameling en analyse en het schrijven van het artikel in Physical Therapy. Het onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door Stichting Revant Innovatie.

Dit artikel is een samenvat ting met praktische vertaal slag van het artikel zoals in mei 2021 gepubliceerd in Physical Therapy

Ilona de Rooij PhD, onderzoeker bij Revant medisch specialistische revalidatie

Ingrid van de Port PhD, onderzoeker en adviseur bij Revant medisch specialistische revalidatie en bij De Hoogstraat Revalidatie

Jan-Willem Meijer MD en PhD, raad van bestuur en revalidatiearts bij De Hoogstraat Revalidatie

Anne Visser-Meily MD en PhD, hoog leraar Revalidatie, medisch afdelings hoofd Revalidatie, Fysiotherapieweten schap en Sport bij UMC Utrecht en hoofd Kenniscentrum Revalidatiegeneeskunde Utrecht

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

16 | FysioPraxis september 2022
» 13-16 FP 2022-07.indd 16 18/08/22 3:22 PM

wisselcolumn

Integreren van e-coachingtechnologie

Van Emmylou Beekman kreeg ik de vraag: “Wat levert het gebruik van zorginnovaties en integratie van technologie in de zorg op voor de gezondheid en zelfregie van patiënten?” Uit onderzoek weten we dat het succes van fysiotherapie sterk afhankelijk is van de mate waarin patiënten adviezen over hun oefen- en beweeggedrag opvolgen. Ook weten we dat een groot deel van de mensen onvoldoende of in beperkte mate deze adviezen opvolgt. Zelf de regie nemen over je gezondheid is makkelijker gezegd dan gedaan.

Laat staan het komen tot duurzame verandering in gezondheidsgedrag.

Niet iedereen beschikt over de juiste kennis, vaardigheden en motivatie om zelf gezond gedrag aan te leren of ongezond gedrag te veranderen. Dit vraagt om advies en coaching op maat. Van ons als fysiotherapeut vraagt het om gedegen kennis en vaardigheden in het toepassen van gedragsanalyses, gedragsveranderingstechnieken en communicatievaardigheden voor het stimuleren en

verbeteren van zelfmanagement. Het integreren van innovatieve monitoring en e-coachingtechnologie in de fysiotherapie om oefen- en beweeggedrag te stimuleren is hierbij veelbelovend. Naar verwachting kan e-coaching fysiotherapeuten ondersteunen in het coachen van cliënten naar duurzame verandering in oefen- en beweeggedrag en cliënten ondersteunen bij het nemen van de regie over hun gezondheid. Vooralsnog zien we in onderzoek de daadwerkelijke toegevoegde waarde van het integreren van e-coachingtechnologie nog niet in termen van (kosten)e ectiviteit, ondanks positieve gebruikservaringen vanuit patiënt en fysiotherapeut. De ontwikkeling van e-coachingtechnologie die patiënten kan ondersteunen om zelf de regie te nemen staat binnen de fysiotherapie echter nog in de kinderschoenen en verschillende onderzoeken naar veelbelovende interventies lopen nog. De sleutel naar succes wijst in de richting van ondersteunende

e-coachingtechnologie die meer gepersonaliseerde coaching op het juiste moment mogelijk maakt. Oftewel coaching op maat, bij de juiste mensen op het juiste moment. Ik wil de pen graag doorgeven aan Bart Staal, lector Werkzame Factoren in Fysiotherapie en Paramedisch Handelen aan de HAN University of Applied Sciences met de vraag: “Kunnen hulpmiddelen voor risicostratificatie bijdragen aan betere fysiotherapeutische zorg?”

Martijn Pisters is lector Empowering Healthy Behaviour bij het lectoraat Health Innovations & Technology van Fontys Hogeschool en Associate Professor Fysiotherapiewetenschap bij UMC Utrecht-Universiteit Utrecht. Daarnaast coördineert hij de Academische Werkplaats eerstelijns Fysiotherapie (Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra, Hogeschool Utrecht, Fontys Hogeschool en UMC Utrecht-Universiteit Utrecht) en is hij programmacoördinator van de masteropleiding Fysiotherapiewetenschap (Universiteit Utrecht).

ADVERTEREN IN FYSIOPRAXIS?

FysioPraxis september 2022 | 17
Neem dan contact op met Sjaak Bruins 010-760 73 29 sjaak@cross.nl
17 FP 2022-07.indd 17 01/09/22 5:00 PM

IT FITS YOUBIOCIRCUIT

Technogym heeft zich altijd ingezet voor de bevordering van een gezonde levensstijl en het belang van lichaamsbeweging als een doeltreffende vorm van ziektepreventie enbehandeling. Dankzij de Biodrive™-technologie biedt Biocircuit een doeltreffende en wetenschappelijk bewezen trainingsoplossing voor alle doelgroepen.

Technogym has always been committed to promoting a healthy lifestyle, leveraging the importance of exercise as an effective form of disease prevention and treatment. Thanks to Biodrive™ Technology, Biocircuit offers an effective and scientificallyproven training solution for elderly people.

Discover more at technogym.com

Ontdek meer op: technogym.com

BIODRIVE™ TECHNOLOGY De gepatenteerde Biodrive™ technologie van Technogym is een intelligente aandrijving die gebruik maakt van revolutionaire ruimtevaarttechnologie voor het beste gevoel en de beste biomechanica ooit. Technogym’s patented Biodrive™ is an intelligent drive that uses revolutionary aerospace technology for the best feeling and biomechanics ever. BIODRIVE™ TECHNOLOGY
18 Ad.indd 16 01/09/22 5:02 PM

patiënt in beeld

Fysiotherapeut Laura Spaan: Stress-urine-incontinentie (SUI) is het verliezen van urine (druppels, scheutjes, gehele blaasinhoud) bij een drukverhogend moment zoals hoesten, niezen, springen en/of een onverwachte beweging. SUI kan ontstaan door een verminderde functie van de bekkenbodemspieren. Bij SUI schiet het mechanisme dat de urethra afsluit tekort door een combinatie van niet goed functionerende sluitspieren van de blaas en urethra (qua kracht, coördinatie en timing van aanspanning), niet-stabiele positie van de urethra in het kleine bekken en niet-waterdichte afsluiting door de urethrale mucosa.

De grootste risicofactoren voor SUI zijn een zwangerschap en bevalling. Overige risicofactoren zijn onder andere: postmenopauzale status (urogenitale atrofie), urogenitale prolaps, eerdere operaties in het kleine bekken, frequente intra-abdominale drukverhogingen, zoals bij chronisch hoesten.

Henriëtte kwam bij mij onder behandeling voor SUI. Door specifiek lichamelijk onderzoek te doen, gericht advies te geven en oefentherapie toe te passen heeft ze haar klachten weer onder controle gekregen. Ze weet nu hoe ze de bekkenbodem kan inzetten als er aandrang is, neemt de juiste toilethouding aan en traint haar bekkenbodemspieren. Hierdoor heeft ze geen ongelukjes meer en hoeft ze niet meer uit voorzorg naar het toilet. Mijn tip? Maak deze klachten als fysiotherapeut bespreekbaar. Er heerst nog een te groot taboe op. Door gericht onderzoek te doen en de juiste adviezen te geven, is er echt wat aan te doen!

Meer weten over de aanpak? Neem contact op met Laura Spaan (lspaan@pmirembrandt.nl)

vervolg van pag. 11 Laura Spaan, algemeen fysiotherapeut en bekkenfysiotherapeut i.o. bij Rembrandt Fysiotherapie & Revalidatie in Amerongen en Veenendaal Foto: Wiep van Apeldoorn
FysioPraxis september 2022 | 19
19 FP 2022-07.indd 19 18/08/22 3:23 PM

Psychologische factoren

Revalidatie van peesblessures in de onderste extremiteit

In de afgelopen decennia is het algemene perspectief op gezondheid en sportblessurerevalidatie verschoven van een eendimensionaal biomedisch perspectief naar een multidimensionaal biopsychosociaal perspectief. Bij patiënten met blessures aan de voorste kruisband is al redelijk veel onderzoek gedaan naar de psychologische reacties tijdens het revalidatietraject. In dit promotieonderzoek onderzocht ik de rol van psychologische factoren tijdens revalidatie van achilles tendinopathie, patella tendinopathie en achillespeesruptuur.

Deelname aan sportactiviteiten heeft veel voordelen voor de gezondheid, maar brengt ook het risico met zich mee om een blessure op te lopen. Een voorste-kruisbandruptuur is één van de meest voorkomende sportgerelateerde blessures aan de knie.1 Hoewel het kun nen terugkeren naar sportactiviteiten na een voorste-kruisbandreconstructie voor patiënten vaak de belangrijkste uitkomstparameter is, wordt het behan delsucces in onderzoek met name bepaald door klinische uitkomstmaten, gericht op fysieke beperkingen (bijvoor beeld kracht, mobiliteit, lenigheid en stabiliteit).2,3 Veel atleten keren echter niet terug naar het sportniveau van voor de blessure ondanks goede resultaten op deze uitkomstmaten.4-9 De afgelopen jaren hebben psychologische factoren en hun impact op revalidatie, herstel en terugkeer naar sportdeelname meer aandacht gekregen.10 Aangetoond is dat psychosociale factoren zoals blessureen prestatiegerelateerde angsten, gedachten, gevoelens en zelfvertrouwen de revalidatie resultaten kunnen beïn vloeden.11 Het is erkend dat de fysieke en psychologische gereedheid om de sport te kunnen hervatten na een blessure niet altijd gelijktijdig optreden.12 Dit is

wetenschap – promotie 20 | FysioPraxis september 2022
20-24 FP 2022-07.indd 20 22/08/22 10:07 AM

1

Minimaal belangrijke verandering (MIC) en kleinste detecteerbare verandering (SDC) van de ACL-RSI en I-PRRS bij individuele patiënten. ACL-RSI: anterior cruciate ligament – return to sport after injury; I-PRRS: injury psychological readiness to return to sport

waarom aan zowel fysieke en psychologi sche gereedheid aandacht moet worden besteed tijdens de revalidatieperiode. Hoewel er in de voorste-kruisbandlitera tuur al meer onderzoek is verricht, is bij patiënten met een achilles of patella ten dinopathie een gebrek aan studies naar de rol van psychologische factoren bij het herstel. Verder is er een leemte in de literatuur over de rol van psychologische factoren bij het herstel van een achilles peesruptuur. Het algemene doel van dit proefschrift is het vergroten van de kennis over psychologische factoren tijdens reva lidatie van achilles tendinopathie, patella tendinopathie en achillespeesruptuur en het beoordelen van de validiteit, betrouw baarheid en responsiviteit van patiënt gerapporteerde uitkomstmaten (PROMs) die de psychologische gereedheid en het vertrouwen in sportterugkeer beoordelen.

Psychologische gereedheid en vertrouwen in sportterugkeer

Het eerste deel van het proefschrift richt zich op het naar het Nederlands vertalen

van Engelstalige vragenlijsten voor het meten van psychologische gereedheid en vertrouwen in sportterugkeer. Verder zijn de klinimetrische eigenschappen van deze Nederlandstalige vragenlijsten geevalueerd. De Anterior Cruciate Ligament - Return to Sport after Injury (ACL-RSI) schaal is een ziektespecifieke PROM die de emoties van atleten, het vertrouwen in de prestaties en de risicobeoordeling met betrekking tot terugkeer naar sportactivi teiten na een voorste-kruisbandblessure meet. De Injury-Psychological Readiness to Return to Sport (I-PRRS) schaal beoordeelt de psychologische gereedheid van geblesseerde sporters om weer deel te nemen aan sport, ongeacht het type blessure, en biedt zo de mogelijkheid om verschillende patiëntengroepen met elkaar te vergelijken. Om de vragenlijsten te kunnen gebruiken bij Nederlandstalige patiënten, zijn valide en betrouwbare Nederlandse versies nodig. Beide vragenlijsten hebben wij volgens internationale richtlijnen vertaald van het Engels naar het Nederlands.13-15

Aangezien er geen gouden standaard bestaat voor het construct ‘psychologi sche gereedheid voor terugkeer naar de sport’, werd de constructvaliditeit van beide vragenlijsten bepaald door factoranalyse en door vooraf opgestelde hypo thesen te testen.16, 17 In totaal werden 241 patiënten van 18 jaar en ouder, 3 tot 16 maanden na een voorste-kruisband reconstructie, gevraagd zes vragenlijsten in te vullen met betrekking tot psycholo gische gereedheid om terug te keren naar de sport (ACL-RSI, I-PRRS), knie-specifiek fysiek functioneren (Knee Injury and Osteoarthritis Outcome Score (KOOS))18, International Knee Documentation Committee Subjective Knee Form (IKDC))19, bewegingsangst (Tampa Schaal voor Kinesiofobie (TSK))20, 21 en beheersingsoriëntatie (Engels: locus of control – Multidimensional Health Locus of Control Scales (MHLC)).22 Verder werd de betrouwbaarheid beoordeeld op de elementen interne consistentie, meetfout en test-hertestbetrouwbaarheid. Voor dat laatste werd de deelnemers gevraagd

FysioPraxis september 2022 | 21 »
Figuur
20-24 FP 2022-07.indd 21 22/08/22 10:07 AM

de ACL-RSI en I-PRRS na een interval van twee weken opnieuw in te vullen. Bij beide vragenlijsten werden ruim voldoende vooraf gedefinieerde hypo thesen met betrekking tot correlaties tussen ACL-RSI en I-PRRS en de andere vragenlijsten bevestigd (ACL-RSI 90%, I-PRRS 100%), wat wijst op een goede constructvaliditeit. De ACL-RSI (NL) ver toonde een goede interne consistentie (Cronbach’s alpha 0,94) en test-hertest betrouwbaarheid (intraclass correlation coefficient (ICC) 0,93). De standaardfout van het gemiddelde (SEM) was 5,5 en kleinste detecteerbare verandering (SDC) was 15. Ook de I-PRRS-NL-schaal ver toonde een goede interne consistentie (Cronbach’s alpha 0,94) en test-hertest betrouwbaarheid (ICC 0,89). De SEM was 4,2 en de SDC was 11,6. De Nederlandse ACL-RSI en I-PRRS zijn voldoende valide en betrouwbaar gebleken om de psy chologische gereedheid om weer te gaan sporten bij Nederlandstalige patiënten na ACL-reconstructie te beoordelen.14,15

Om te bepalen of de Nederlandse ver sies van de ACL-RSI en I-PRRS geschikt zijn om klinisch belangrijke verande ringen in de tijd te detecteren, is er een studie uitgevoerd om de responsiviteit van deze twee vragenlijsten te onder zoeken. De responsiviteit van vragenlijs

ten is bestudeerd door 70 patiënten na voorste-kruisbandreconstructie, met een tussenliggende periode van twee maan den, beide vragenlijsten te laten invul len. Hierbij is gebruikgemaakt van een ankervraag om verandering in vertrouwen met betrekking tot sporthervatting te kunnen kwantificeren. Responsiviteit is onderzocht met zowel de methode die op distributie gebaseerd is als de methode die op logistische regressie (anker) geba seerd is.23 Bij de ACL-RSI was de mini maal belangrijke verandering (Minimal Important Change (MIC)) 2,6 (95% betrouwbaarheidsinterval (BI) -11,6 tot 21,9), SDC voor een individu 15,3 en SDC voor een groep 1,5. Bij de I-PRRS de MIC 0,5 (95% BI -3,9 tot 6,8), SDC voor een individu 11,6 en SDC voor een groep 1,1. De relatie tussen de MIC- en SDC-waarden bij de ACL-RSI en I-PRRS-scores worden gevisualiseerd in figuur 1 en 2. Bij indivi duele patiënten na ACL-reconstructie lijkt de responsiviteit van de ACL-RSI- en I-PRRS-schalen onvoldoende om veran deringen te detecteren. Bij zowel de ACLRSI als de I-PRRS is de SDC groter dan de MIC waardoor belangrijke veranderingen niet onderscheiden kunnen worden van de meetfout (figuur 1).24 Verbetering groter dan de SDC, dat is 15 punten voor de ACL-RSI-score en 11,6 punten voor de I-PRRS-score, zijn statistisch significant

en kunnen worden onderscheiden van de meetfout bij individuele patiënten. Op groepsniveau lijkt de responsiviteit wel voldoende (figuur 2). Veranderingen bij de ACL-RSI > 2,6 en I-PRRS >1,1 zijn statistisch significant en relevant voor de groep patiënten, zodat beide schalen kunnen worden gebruikt om de effectivi teit van interventies op groepsniveau te onderzoeken.

Psychologische factoren tijdens de revalidatie

Het tweede deel van het proefschrift heeft tot doel verschillende psycholo gische factoren te bestuderen tijdens de revalidatieperiode van patiënten met achilles tendinopathie, patella tendinopathie en achillespeesruptuur. Eén studie betreft een cross-sectioneel onderzoek naar de samenhang van psy chologische factoren tijdens de revalida tie met de ernst van de tendinopathie, sportdeelname en prestatie en de tevre denheid met het activiteitenniveau en peesfunctie.25 In deze studie werden bij 119 patiënten, met de diagnose achilles of patella tendinopathie, een aantal PROMs voor psychologische factoren en functionele uitkomsten afgenomen. Psychologische gereedheid en vertrou wen om weer te gaan sporten (gemeten met de I-PRRS)15 en catastroferen van pijn (Pain Catastrophizing Scale (PCS))26 waren significant geassocieerd met de ernst van de tendinopathie (gemodi ficeerde Victorian Institute of Sports Assessment (VISA))27,28, sportdeelname (Oslo Sports Trauma Research Center – Overuse (OSTRC-O))29,30 en tevreden heid. Bewegingsangst (gemeten met de TSK)20,21 en het belang dat patiënten hechtten aan een terugkeer naar het acti viteitenniveau van vóór het letsel waren significant geassocieerd met sportdeel name en tevredenheid. Deze studie leert ons dat psychologische factoren een rol lijken te spelen tijdens de revalidatie van patiënten met achilles en patella tendinopathie. De meeste onder zochte psychologische factoren waren geassocieerd met de ernst van de tendi nopathie, functie, participatie en tevre denheid. Longitudinale cohortstudies zijn nodig om de voorspellende waarde van psychologische factoren op functioneren en sportdeelname op langere termijn te onderzoeken, evenals de effectiviteit van interventies op dit vlak.

» Minimaal belangrijke verandering (MIC) en kleinste detecteerbare verandering (SDC) van de ACL-RSI en I-PRRS bij patiënten in groepsverband. ACL-RSI: anterior cruciate ligament – return to sport after injury; 22 | FysioPraxis september 2022 I-PRRS: injury psychological readiness to return to sport
Figuur 2 20-24 FP 2022-07.indd 22 22/08/22 10:07 AM

Om inzicht te krijgen in de veranderin gen in psychologische factoren tijdens de revalidatie na achillespeesruptuur en om de associatie tussen die psy chologische factoren en de functionele uitkomst 12 maanden na achillespees ruptuur te onderzoeken, hebben we een multicenter prospectieve cohortstudie uitgevoerd.31 Vijftig patiënten die klinisch gediagnosticeerd waren met een achil lespeesruptuur voltooiden PROMs op 3, 6 en 12 maanden na het letsel waarin psychologische factoren werden onder zocht (zoals psychologische gereedheid van geblesseerde sporters om weer deel te nemen aan sport (gemeten met I-PRRS),15 bewegingsangst (TSK),20,21 beheersingsoriëntatie (MHLC)22 en een niet gevalideerde vragenlijst betreffende verwachtingen en motivatie van deelne mers met betrekking tot terugkeer naar het activiteiten-niveau van vóór de bles sure32). Bovendien werden er op 3, 6 en 12 maanden functionele uitkomstmaten (zoals de symptomen en fysieke activiteit na achillespeesruptuur (Achilles tendon Total Rupture Score (ATRS)33,34 en sport deelname (Oslo Sports Trauma Research Centre-overuse injury questionnaire (OSTRC-O)29,30 gemeten en werden er op 12 maanden na het letsel functionele testen afgenomen (single-leg heel rise test35,36 en single-leg hop for distance37). Alle psychologische factoren, behalve motivatie, verbeterden significant tussen 3, 6 en 12 maanden na een achillespees ruptuur.

Figuur 3 is een grafische weergave van PROMs, waarbij de werkelijke scores zijn getransformeerd naar een schaal van 0 tot 100, waarbij 100 staat voor het meest positieve resultaat. De score op motivatie was vanaf het begin hoog, veranderde niet significant over de tijd en was sterk geassocieerd met sportdeelname en prestatie. Psychologische gereedheid na 6 maanden toonde significante associa ties met sportdeelname en prestaties 12 maanden na het letsel (β = -0,88; 95% BI −1,48 tot −0,28). Bewegingsangst 6 maanden na letsel was significant geas socieerd met symptomen en fysieke acti viteit 12 maanden na het letsel (β = 1,28; 95% BI 0,31 tot 2,25).31

Geconcludeerd kan worden dat psycho logische factoren veranderen tijdens de revalidatie na achillespeesruptuur. Fysiotherapeuten en andere behande

Figuur 3

100

Mediaan

80

60

40

20

0

3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Maanden na Achillespeesruptuur

Verloop van psychologische en functionele PROMs-scores na achillespeesruptuur31 PROMs zijn getransformeerd naar een schaal van 0 tot 100, waarbij 100 staat voor het meest positieve resultaat.

I-PRRS: Injury-Psychological Readiness to Return to Sport, TSK: Tampa Scale for Kinesiophobia, Motivatie 1: Mogelijkheid om terug te keren naar het activiteitenniveau van vóór het letsel Motivatie 2: Het belang om terug te keren naar het activiteitenniveau van vóór het letsel Motivatie 3: Bereidheid om zich in te spannen om terug te keren naar het activiteitenniveau van vóór het letsel, ATRS: Achilles Tendon Rupture Score, OSTRC-O: Oslo Sports Trauma Research Centre-overuse injury questionnaire

laars kunnen een belangrijke rol spelen bij het herkennen van patiënten met min dere motivatie, verminderde psychologi sche gereedheid om terug te keren naar sport en/of hoge mate van bewegings angst 6 maanden na achillespeesruptuur. Interventies om de motivatie en psycho logische gereedheid om terugkeer naar sport te verbeteren en om bewegings angst te verminderen, moeten worden ontwikkeld en bestudeerd om voor toe komstige patiënten met een achillespees ruptuur de revalidatie te optimaliseren.

Discussie

Voor zover bij ons bekend, waren dit de eerste studies waarvan het primaire doel was de rol van psychologische factoren bij patiënten met achilles of patella ten dinopathie en na achillespeesruptuur te onderzoeken. Dit proefschrift toonde aan dat psychologische factoren van belang zijn tijdens de revalidatie van deze patiëntengroepen. In alle onderzoeken van dit proefschrift vertoonden patiënten beperkingen in de scores op de psycho logische vragenlijsten en er werden asso ciaties gevonden tussen deze scores en klinische uitkomstscores zoals ernst van

klachten, dagelijks functioneren en parti cipatie in sportactiviteiten. Daarnaast is er na dit promotieonderzoek een valide en betrouwbare Nederlandstalige ziek te-specifieke (ACL-RSI) en ziekte-gene rieke (I-PRRS) vragenlijst beschikbaar om de psychologische gereedheid om spor tactiviteiten te hervatten te meten. Door het cross-sectionele en prospectieve cohort-studieontwerp kunnen we de richting van de associatie tussen psycho logische factoren en de functionele uit komsten niet bepalen. Het blijft daarom onduidelijk of er sprake is van een directe, omgekeerde of bi-directionele causaliteit. Bovendien, vanwege het cross-sectionele studieontwerp konden we geen inzicht krijgen in de associaties tussen psycholo gische factoren en klinische resultaten op de lange termijn.

a.j.slagers@umcg.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

FysioPraxis september 2022 | 23 I-PRRS TSK Motivatie 1 Motivatie 2 Motivatie 3 ATRS OSTRC-O

score
20-24 FP 2022-07.indd 23 22/08/22 10:08 AM

WAT KAN DE FYSIOTHERAPEUT MET DE RESULTATEN VAN DIT ONDERZOEK?

Binnen de revalidatie van peesaandoeningen van de onderste extremiteit moet er meer aandacht komen voor het evalueren van psychologische factoren, zodat patiënten die het risico lopen op een minder goede functionele uitkomst vroegtijdig herkend worden en de behandeling mede hierop (bij)gestuurd kan worden. Hiermee lijkt het mogelijk de behandelresultaten te verbeteren en terugkeer naar sport te optimaliseren. Ik hoop dat (sport)fysiotherapeuten gedurende de revalidatie al in een vroeg stadium met hun patiënt in gesprek gaan over blessure-gerelateerde cognities (zoals zelfvertrouwen en vertrouwen in het herstel van de blessure, sporthervatting en prestatieniveau), emoties (zoals angst voor een recidief, pijn en het niet kunnen behalen van prestatieniveau) en gedrag (zoals motivatie en het vermijden van activiteiten). De vragenlijsten die in dit proefschrift zijn vertaald en onderzocht kunnen hiervoor ingezet worden.

Anton Slagers rondde in 1990 zijn bachelor Fysiotherapie af aan de Twentse Academie voor Fysiotherapie (Saxion Hogeschool) in Enschede. Na een jaar begon hij als fysiotherapeut op de afdeling Revalidatiegeneeskunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Na het beha len van zijn masterdiploma werd een promotietraject binnen de Rijksuniversiteit Groningen en UMCG opgestart. Anton is nu werkzaam als fysiotherapeut binnen de afdeling Revalidatiegeneeskunde UMCG.

Titel proefschrift: Beyond the tendon. Psychological factors during rehabilita tion of lower limb tendon injuries Promotie: 22 november 2021, Rijksuniversiteit Groningen Promotieteam: prof. dr. J. Zwerver, dr. I. van den AkkerScheek, prof. dr. J.H.B. Geertzen (promotores), dr. I.H.F. Reininga (co-promotor).

Hoekwamjetotditpromotietraject? Tijdens de afstudeerfase van de mas ter Sportfysiotherapie verschenen enkele artikelen over de rol van psycho logische factoren tijdens de revalidatie bij patiënten na voorste-kruisbandlet sel. In de wetenschappelijke literatuur met betrekking tot andere sportaan doeningen was hier nog nauwelijks aandacht voor geweest. Ook in ons Universitair Sportmedisch Centrum, een expertisecentrum voor tendinopa thieklachten, was in verschillende promotietrajecten nog geen onderzoek verricht naar de rol van psychologische factoren gedurende het revalidatietra ject. Na een eerste klinimetrische stu die tijdens het mastertraject werd een

promotietraject opgesteld, dat aan vankelijk volledig in eigen tijd en later met zeer beperkte financiële middelen werd uitgevoerd.

Waaromditonderwerp?

Het ultieme doel van geblesseerde sporters is veelal dat ze kunnen terug keren naar de sport en het prestatieni veau van voor de blessure. Er bestaan al langere tijd biopsychosociale model len binnen de sportgeneeskunde die veronderstellen dat revalidatieresul taten (bijvoorbeeld mobiliteit, kracht, uithoudingsvermogen, herstelsnelheid) worden beïnvloed door fysieke, psy chologische en sociale of contextuele factoren. Van psychologische facto ren wordt aangenomen dat ze een wederzijdse relatie hebben met de fysieke en sociale/contextuele facto ren. Aangezien er binnen de sportfysio therapie nog weinig onderzoek werd verricht naar de rol van de psycholo gische factoren op de uitkomsten en sporthervatting, werd ik geprikkeld om dit op een wetenschappelijke manier te benaderen.

Hebbendeconclusiesjeverrast?

Dat de psychologische factoren een rol spelen gedurende de revalidatie en dat deze deels geassocieerd zijn met de uitkomsten heeft me niet verrast, maar het is goed dat dit nu in weten schappelijk onderzoek is aangetoond. Gedurende het traject ben ik me steeds meer gaan realiseren dat fysiothera peuten ideaal gepositioneerd zijn in de gezondheidszorg om naast fysieke ook psychologische factoren te monitoren tijdens revalidatie van sportletsels.

Watzoujedoenmet1miljoenaan onderzoeksgeld?

We bevinden ons in de beginfase van onderzoek naar de rol van psychologi

sche factoren bij patiënten met een tendinopathie of achillespeesruptuur en er is meer onderzoek nodig naar deze factoren, inclusief de factoren die nog niet zijn onderzocht. Verschillende onderzoeks methoden kunnen wor den gebruikt om verder onderzoek te doen naar de rol van psychologische factoren bij sportblessures. Door gebruik te maken van kwalitatief onderzoek, bij voorbeeld door gebruik te maken van focusgroepen of semigestructureerde interviews, zouden emoties, cogni ties en gedragsfactoren, evenals de meningen en visies van patiënten over revalidatie verkend kunnen worden. Voor patiënten met tendinopathie zijn prospectieve longitudinale cohortstu dies nodig om meer inzicht te geven in de veranderingen in psychologische factoren tijdens de revalidatie, de associatie van psychologische factoren met klinische uitkomsten. Voor patiën ten na achillespeesruptuur moeten de bevindingen van de longitudinale studie vanuit dit proefschrift bevestigd worden in meerdere onderzoeken. Deze longitudinale onderzoeken bij patiën ten met achilles tendinopathie, patella tendinopathie of achillespeesruptuur moeten bij voorkeur worden uitgevoerd met grote aantallen patiënten, waar door subgroepanalyses mogelijk zijn. Subgroepanalyses in deze onderzoeken zouden kunnen zijn: mannen versus vrouwen, topsport versus competitief/ recreatief niveau of kortdurend klach tenbeloop versus chronische recidi verende klachtenbeloop. Daarnaast zullen interventies ten aanzien van de psychologische factoren ontwikkeld moeten worden die de fysiotherapeut kan inzetten in de praktijk.

24 | FysioPraxis september 2022
20-24 FP 2022-07.indd 24 22/08/22 10:08 AM

Ingezonden brief van een kinderfysiotherapeut

De macht van de zorgverzekeraars

Bijna depressief zaten we in april bij elkaar; het was de week van de webinars waarin de zorgverzekeraars de contracten voor 2023 presenteerden. Drie bevlogen kinderfysiotherapeuten met gezamenlijk ruim 50 jaar werkervaring. We doen aan bij- en nascholing, we netwerken ons suf, steken energie in het voorbereiden van behandelingen en verslaglegging, werken samen met andere disciplines en geven presentaties op basisscholen en consultatiebureaus. En o ja, we behandelen kinderen en dat doen we het allerliefst! Maar na een week aanhoren wat de zorgverzekeraars hebben bedacht voor de Zorginkoop 2023 zakt de moed ons steeds verder in onze schoenen.

Boven ons werk hangen donkere wolken: de macht van de zorgverzekeraars. De afgelopen jaren hebben we als praktijk bewust gekozen voor onszelf en onze patiënten. Liever een lager tarief met meer rust, minder stress en meer werkple zier dan een hoger tarief met meer ver plichte regels en administratie. Maar de tijd haalt ons nu in. Om het hoofd boven water te houden zullen we enigszins mee moeten met de verplichtingen van zorg verzekeraars. Helaas gaat wat ons betreft alle sores die met deze verplichtingen samenhangen ten koste van de kwaliteit van ons werk en tijd voor onze patiënten.

Het is toch niet meer te volgen? Het is allereerst niet meer te overzien wat al die verschillende zorgverzekeraars van ons verwachten en eisen. Er zijn ver schillende categorieën waaraan verschil lende tarieven zijn gekoppeld. De precieze eisen van de categorieën zijn echter nog niet geheel duidelijk dus als we tekenen voor een contract weten we niet eens waarvoor we tekenen. Eerst moesten we mee in de marktwerking waarbij het accent lag op jezelf onderscheiden van andere praktijken of fysiotherapeuten. Nu wordt hiervan afgestapt en wordt de nieuwe te bevaren koers: regionalisering (dit houdt in: regionale samenwerkings verbanden met andere fysiotherapeuten waarbij gezamenlijke zorgplannen

ontwikkeld moeten worden). Wat betreft het samenwerken: er wordt al jaren samengewerkt met andere prak tijken doordat we deelnemen aan IOF’s. Daarnaast werken we altijd al samen met andere betrokken disciplines, zoals leerkrachten, psychologen, artsen en gezinsbegeleiders. Zonder samen te wer ken kunnen we ons werk helemaal niet doen! Zorgverzekeraars leggen ons met hun plannen verplichtingen op om zoge naamd de kwaliteit van ons functioneren te verbeteren, maar dit zorgt voor een verhoogde werkdruk, een vergrote admi nistratieve last en het komt de kwaliteit van ons werk en de tijd voor onze patiën ten helemaal niet ten goede.

Laat ons gewoon ons werk doen! Hoe passen al deze werkzaamheden in een parttime of fulltime werkweek? Of mogen wij geen weekend, geen sociaal leven en geen nachtrust meer hebben? Wanneer moeten wij patiënten zien als we de berg verplichtingen, administratie en neventaken alleen maar hoger zien worden?

Deze week werd tevens besproken dat de tarieven niet worden aangepast aan de inflatie en dat de tarieven al jaren onge wijzigd blijven, ondanks het terugkerende signaal dat het tarief ondermaats is. We dokken zelf voor bij- en nascholing om onze patiënten beter te kunnen behan delen en daarvan zien we niks terug in de tarieven.

Ook hoor en zie ik om me heen dat er steeds meer tekort is aan fysiotherapeu ten. Afgestudeerden haken na korte tijd af en als er niets verandert vrees ik dat ook ervaren collega’s met jarenlange ervaring verloren gaan. Dan zijn het niet langer de juist afgestudeerde fysiothe rapeuten die het bijltje erbij neerleggen, maar ook de oude rotten in het vak. Wanneer stopt de macht van de zorgver zekeraar? Wanneer kunnen wij gewoon weer ons werk doen en energie steken waar we goed in zijn in plaats van onze tijd en energie steken in zaken die niks bijdragen aan de behandeling van onze patiënten?!

Xandra van Dam, kinderfysiotherapeut bij Kinderfysiotherapie Hans van Beek in Eindhoven
ingezonden FysioPraxis september 2022 | 25
xandra@kinderfysiotherapiehansvanbeek.nl 25 FP 2022-07.indd 25 19/08/22 4:45 PM

Johanna de Boer, Anita Feleus, Arlette Hesselink, Petra Siemonsma, John Verhoef en Maarten Schmitt

Klinische vraag

Welke belemmerende en bevorderende factoren zijn er binnen de context van pa tiënten met een chronische aandoening belangrijk voor het realiseren van duur zaam gezond beweeggedrag?

Conclusie van de auteurs

In dit onderzoek is met storytelling inzicht verkregen in onbewuste en ervarings kennis die van invloed is op duurzaam gezond beweeggedrag. Storytelling is een narratieve onderzoeksmethode waarin gefocust wordt op het perspectief van de deelnemers. Vanuit de patiënten kwam naar voren dat de zorgprofessi onals aandacht zouden moeten geven aan het oppakken van bewegen na een tijdelijke onderbreking. Verder vinden zij het belangrijk om rekening te houden met een mogelijke afkeer van patiënten jegens sport. Zorgprofessionals vinden het belangrijk rekening te houden met de gezondheidsvaardigheden van de patiënt.

Onderzoeksopzet

Kwalitatief onderzoek.

Onderzoekslocatie

Eerstelijnsgezondheidszorg.

SAMENVATTING

Het aantal mensen met een chronische aandoening, zoals hart- en vaatziekten, diabetes en kanker, is aanzienlijk en neemt wereldwijd toe. Door gezond beweeggedrag te integreren in het dage lijks leven wordt het risico op het ontwik kelen van een chronische aandoening verkleind en wordt de ernst van klinische kenmerken verminderd. Met deze studie werd door middel van storytelling infor matie over belemmerende en bevorde rende factoren rondom duurzaam gezond beweeggedrag in de eerstelijnszorg opge haald bij 11 zorgprofessionals en 12 patiën

wetenschap – samenvatting

ten. Belangrijke thema’s zijn ‘vertrouwen in de eigen capaciteit’, ‘vertrouwen in de zorgprofessional’ en ‘gezondheidsvaar digheden’. Motivatoren zijn: beweging op maat, bewustwording, sociale aspec ten van bewegen, zinvolle doelen, succeservaringen en het omgaan met tijdelijke onderbreking. Belangrijke rand voorwaarden om patiënten te onder steunen zijn interprofessionele samenwerking en de aanwezigheid van financiële middelen of materialen. Meer aandacht voor mogelijke tijdelijke onderbrekingen en minder focus op sportdeelname zijn belangrijke elemen ten bij het ontwikkelen van gepersonali seerde begeleidingsprogramma’s voor duurzaam gezond beweeggedrag in de eerstelijnsgezondheidszorg.

Johanna de Boer, docentonderzoeker Kenniscentrum zorginnovatie, Hogeschool Rotterdam

j.j.de.boer@hr.nl

Samengevat uit: BMJ Open. 2022;12(3):e057236. doi: 10.1136/bmjopen-2021-057236

Met name de beperkte kennis over en samenwerking met in arbeid gespeciali seerde professionals is een aandachts punt voor verbetering van fysiothera peutisch handelen.

Onderzoeksopzet

Kwalitatief onderzoek.

Onderzoekslocatie

Eerste lijn en tweede lijn.

SAMENVATTING

Wiebke Oswald, Inez Ummels, Tamara Raaijmakers, Paul Baart, Bart Staal, André Bieleman, Ria Nijhuis - van der Sanden, Yvonne Heerkens en Nathan Hutting

Klinische vraag

Hoe bieden ergo-, fysio- en oefenthera peuten arbeidsgerichte zorg aan bij wer kende patiënten met musculoskeletale klachten en welke barrières en behoeften ervaren zij hierbij?

Conclusie van de auteurs

De deelnemende therapeuten vonden het belangrijk om aandacht te beste den aan werkrelevante factoren. De meeste therapeuten lieten het al dan niet inventariseren hiervan afhan gen van de hulpvraag van de patiënt.

In veel richtlijnen wordt therapeuten aan bevolen het hervatten van werk of blijven werken te faciliteren. Het belang van aandacht voor werkfactoren is duidelijk voor therapeuten, maar het blijkt een uit daging deze aandacht voor werk in prak tijk te brengen. Deelnemers (n=16) aan de focusgroepen (n=3) in deze kwalita tieve studie gaven aan onvoldoende kennis te hebben over in arbeid gespecia liseerde professionals, inclusief gespecia liseerde fysiotherapeuten. Meer kennis over en samenwerking met het arbocura tieve domein was een van de behoeften van de deelnemers. Hierbij is het belang rijk om de samenwerking te verbeteren en, indien nodig, patiënten eerder door te sturen naar de arbeids-of bedrijfsfysio therapeut. Andere behoeften waren meer kennis over wet- en regelgeving en vaar digheden om het werk van de patiënt op een goede manier te kunnen integreren binnen de behandeling. Daarnaast werd aangeven dat de rol van de patiënt belangrijk is. De hulpvraag van de patiënt bepaalt namelijk vaak de richting van de therapeutische aanpak. Toch hebben patiënten niet altijd voldoende inzicht in de rol van het werk op het ontstaan of in stand houden van de klachten. Vraag daarom tijdens de anamnese gericht door naar werkfactoren en neem werkspecifieke handelingen mee in je fysiotherapeutische interventie.

Wiebke Oswald, docent, HAN University of Applied Sciences, Nijmegen

Wiebke.oswald@han.nl

Samengevat uit: BMC Musculoskelet Disord. 2021;22(1):923. doi: 10.1186/s12891-021-04806-4

Therapists’ experiences and needs with regard to providing work-focused care: a focus group study
Using storytelling methodology to identify barriers and facilitators of sustained physical activity in patients with a chronic disease: a qualitative study
26 | FysioPraxis september 2022 26 FP 2022-07.indd 26 19/08/22 3:20 PM

The 3-month effectiveness of a stratified blended physiotherapy intervention in patients with nonspecific low back pain: cluster randomized controlled trial

Tjarco Koppenaal, Martijn Pisters, Corelien Kloek, Remco Arensman, Raymond Ostelo en Cindy Veenhof

Klinische vraag

Wat is de kortetermijneffectiviteit van gestratificeerde blended fysiotherapie vergeleken met face-to-facefysiotherapie op het fysiek functioneren van patiënten met aspecifieke lage rugpijn?

Conclusie van de auteurs

Gestratificeerde blended fysiotherapie is niet effectiever dan face-to-facefysiothe rapie bij patiënten met aspecifieke lage rugpijn in het verbeteren van het fysiek functioneren na 3 maanden. Beide groe pen laten een klinisch relevante vooruit gang zien in het fysiek functioneren.

Onderzoeksopzet

Multicenter cluster gerandomiseerde studie.

Onderzoekslocatie

Achtenvijftig eerstelijnsfysiotherapie praktijken.

SAMENVATTING

Voorlichting, oefentherapie en beweeg adviezen zijn aanbevolen behande lingen voor patiënten met aspecifieke lage rugklachten volgens nationale en internationale klinische richtlijnen. De effectiviteit van de behandeling wordt echter beïnvloed door de zelfmanage mentvaardigheden en therapietrouw van patiënten. Het integreren van een app in de fysiotherapeutische face-to-facezorg, oftewel blended zorg, biedt kansen om zelfmanagementvaardigheden en thera pietrouw positief te beïnvloeden.

In dit onderzoek is bij 208 mensen met aspecifieke lage rugklachten onderzocht of blended fysiotherapie effectiever is dan face-to-facefysiotherapie op het fysiek functioneren (bij aanvang en na drie maanden) gemeten met de Oswestry Disability Index. Na drie maanden was er een klinisch relevante en statistisch signifi cante verbetering in fysiek functioneren voor zowel de blended groep (gemiddeld verschil

wetenschap – samenvatting

−11,48/100, 95% betrouwbaarheidsinter val −15,06 tot −7,91) als de face-to-face groep (gemiddeld verschil −11,22/100, 95% betrouwbaarheidsinterval −14,64 tot −7,80). Er was geen statistisch significant of klinisch relevant verschil tussen de twee groepen (gemiddeld verschil -1,96/100, 95% betrouwbaarheidsinterval -4,47 tot 0,55). Secundair vonden we een statis tisch significant voordeel in de blended fysiotherapie groep voor pijngerelateerde angst en de patiëntgerapporteerde thera pietrouw. Het is mogelijk blended fysiothe rapie voor patiënten met aspecifieke lage rugklachten in de dagelijkse praktijk te gebruiken, waarbij het noodzakelijk is meer inzicht te krijgen in de langetermijn effectiviteit en kosteneffectiviteit.

Tjarco Koppenaal, docent-onderzoe ker Empowering Healthy Behaviour, Lectoraat Health Innovations and Technology, Fontys Paramedische Hogeschool

t.koppenaal@fontys.nl

Samengevat uit: J Med Internet Res. 2022;24(2):e31675. doi: 10.2196/31675

Generic PROMIS item banks in adults with hemophilia for patient reported outcome assessment: feasibility, measurement properties and relevance

Isolde Kuijlaars, Lorynn Teela, Lize van Vulpen, Merel Timmer, Michiel Coppens, Samantha Gouw, Marjolein Peters, Marieke Kruip, Marjon Cnossen, Jelmer Muis, Evelien van Hoorn, Lotte Haverman en Kathelijn Fischer

Klinische vraag

Wat zijn de toepasbaarheid, meeteigen schappen en relevantie van negen Patient Reported Outcomes Measurement Information System (PROMIS®) Computer Adaptieve Testen (CATs) en PROMIS verkorte lijsten (short forms) voor Nederlandse patiënten met hemofilie?

Conclusie van de auteurs

PROMIS CATs over ‘fysiek functioneren’, ‘belemmeringen door pijn’, ‘tevreden

heid met sociale rollen en activiteiten’ en ‘vermoeidheid’ zijn goed toepasbaar en betrouwbaar voor volwassenen met hemofilie. De PROMIS CAT over ‘fysiek functioneren’ is het meest relevant.

Onderzoeksopzet

Cross-sectioneel observationeel onder zoek.

Onderzoekslocatie

UMC Utrecht, Erasmus MC en Amsterdam UMC.

SAMENVATTING

PROMIS-lijsten kunnen worden afgeno men via de computer met CATs of als ver korte lijst. Welke vragen een patiënt moet beantwoorden wordt bij CATs door de computer bepaald op basis van de ant woorden die iemand geeft. Bijvoorbeeld: als iemand heeft geantwoord dat hij geen 100 meter kan lopen, dan is de vol gende vraag of hij kan staan en niet of hij 100 meter kan rennen. Hierdoor hoeft iemand minder vragen te beantwoorden. Aan dit onderzoek hebben 142 volwasse nen met hemofilie deelgenomen. De PROMIS-lijsten hebben we vergeleken met bekende vragenlijsten voor volwas senen met hemofilie, zoals de Hemofilie Activiteiten Lijst (42 vragen) en de RAND36 (36 vragen). Het gemiddelde aantal vragen voor de PROMIS CATs varieerde tussen de vijf en negen. Ondanks het gemiddelde kleine aantal vragen zijn de PROMIS CATs over ‘fysiek functioneren’, ‘belemmeringen door pijn’, ‘tevredenheid met sociale rollen en activiteiten’ en ‘ver moeidheid’ goed toepasbaar en betrouw baar met lage vloer- en plafondeffecten. Omdat volwassenen met hemofilie het vaakst beperkingen bij ‘fysiek functione ren’ scoorden (38%), lijkt dit het meest relevante domein. We raden aan de PROMIS CATs te gebruiken bij volwasse nen met hemofilie.

Isolde Kuijlaars, fysiotherapieweten schapper en onderzoeker, Van Cre veldkliniek, UMC Utrecht, Universiteit Utrecht, fysiotherapeut bij Centrum voor Fysiotherapie Ramaekers in Weert

isoldekuijlaars@gmail.com

Samengevat uit: Res Pract Thromb Haemost. 2021; 5(8):e12621. doi: 10.1002/rth2.12621

FysioPraxis september 2022 | 27 27 FP 2022-07.indd 27 18/08/22 4:24 PM

Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Uitspraak: 26-04-2021

Gepubliceerd: ECLI:NL:TGZRGRO:2021:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen 2020/153\ Overheid.nl | Tuchtrecht

Dossierplicht

De casus betreft een 24-jarige patiënte, dochter van klager, die ten gevolge van een acute longembolie is overleden. Patiënte was vanwege pijn in de achillespezen in behandeling gekomen bij de fysiotherapeut.

Wat is er gebeurd?

Verweerder wordt verweten dat hij niet adequaat heeft gere ageerd op het pijnlijke en dikke onderbeen van de patiënte. De door de patiënte gepresenteerde klachten en de anamnese gaven volgens verweerder geen reden voor zogenoemde rode vlaggen, zoals het mogelijk ontstaan van trombose. De toetsing van het handelen van verweerder moet plaatsvinden in het licht van wat hem op het moment van zijn handelen bekend was en bekend kon zijn. Daarbij gaat het erom of de wijze waarop hij tot zijn conclusies is gekomen en welke gevolgen hij daaraan heeft verbonden in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam beroepsgenoot mag worden verwacht. De behandeling van verweerder wordt vervolgens getoetst aan de richtlijnen. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt waarom verweerder voor een bepaalde behandeling heeft gekozen en verweerder heeft ook ter zitting onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom hij bepaalde keuze heeft gemaakt. Voorts staat vast dat verweerder is gebeld door de (zeer) bezorgde moeder van de patiënte. Verweerder heeft ter terechtzitting ver klaard dat hij de echtgenote van klager heeft geprobeerd gerust te stellen en haar instructies heeft gegeven om de tape in te knippen en bij toename van de pijn de huisarts te bellen. Van dit contact met de moeder van de patiënte heeft verweerder geen aantekening gemaakt in het dossier.

Bevinding van het college

Het college meent dat het op de weg van verweerder had gelegen om de patiënte zelf aan de telefoon te vragen en/ of haar (via haar moeder) te vragen om naar de praktijk te komen om de situatie te beoordelen. Het feit dat de patiënte meerderjarig is doet hier niets aan af. Het beroepsgeheim en/ of de privacy van de patiënt staat in beginsel niet in de weg om te luisteren naar de bezorgdheid van ouders en daar zono dig actie op te ondernemen richting de patiënt. Verweerder

heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de patiënte te behandelen met circulaire tape zonder deugdelijke verantwoor ding voor die keuze en het niet actief benaderen van de patiënte naar aanleiding van het telefonisch contact met de moeder. Dit klachtonderdeel is derhalve deels gegrond. Het klachtonderdeel is ongegrond wat betreft het verwijt dat verweerder onderzoek naar trombose had moeten (laten) doen.

Het tweede klachtonderdeel betreft de kwaliteit van de voort gangsrapportage. Goede dossiervoering dient de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening, vergemakkelijkt de eventuele gegevensoverdracht naar andere zorgprofessionals of de over dracht of voortzetting van de behandeling naar een collega binnen een groepspraktijk. Bovendien vergemakkelijkt adequate dossiervoering in voorkomende gevallen van (mogelijke) inci denten de reconstructie van de toedracht.

Ten slotte stelt het de fysiotherapeut in staat – waar nodig –verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid. Indien een goede verslaglegging ontbreekt, kan het handelen van zorgverleners niet goed worden beoordeeld. Uit het overgelegde dossier blijkt dat de dossiervoering door verweerder niet voldoet aan de richtlijn en op sommige punten tekortschiet. Het een en ander klemt des te meer omdat verweerder met de ingezette behandeling is afgeweken van de professionele standaard (de richtlijnen). Volgens vaste rechtspraak mag er worden afgewe ken van richtlijnen indien dit in het belang van de patiënte is en dit goed onderbouwd is. De argumentatie voor het afwijken van de binnen de beroepsgroep algemeen aanvaarde behandeling ontbreekt in het dossier. De dossiervoering van verweerder is daarom onzorgvuldig. Verweerder heeft in strijd gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van de dochter van klager behoorde te betrachten, zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Maatregel

Het college legt de maatregel van een waarschuwing op.

Meer informatie over dossiervorming is terug te vinden in de Beroepscode voor de Fysiotherapeut: www.kngf.nl/beroepscode

incidenten en uitspraken 28 | FysioPraxis september 2022
28 FP 2022-07.indd 28 18/08/22 4:24 PM

specialistenkatern

Redactie: de Beroepsinhoudelijke Verenigingen Coördinatie & Eindredactie: Liesbeth Immink

FysioPraxis september 2022 | 29
32 30 33 34 NVBF NVMT NVFK NVO F Jubileumcongres en lustrumreis De relevantie van specifieke manipulaties bij spinale pijn In 2040 de gezondste van de wereld? Embouchureproblematiek: hoe herken en behandel je het? Kinderen met een beperking of chronische aandoening in Nederland Komt een blazer bij de dokter Mythe of realiteit? 30 jaar NVBF 29 FP 2022-07.indd 29 19/08/22 4:49 PM

Mythe of realiteit?

De relevantie van specifieke manipulaties bij spinale pijn

Bron: Nim CG, Downie A, O’Neill S, et al. The importance of selecting the correct site to apply spinal manipulation when treating spinal pain: Myth or reality? A systematic review. Sci Rep. 2021;11(1):23415. doi: 10.1038/s41598-021-02882-z

Het concept dat uitkomsten van spinale manipulatietherapie (SMT) optimaal zijn wanneer deze gericht zijn op een kli nisch relevant gewricht wordt gezien als een essentieel onderdeel van de manuele therapie, zowel binnen de klinische praktijk als in de opleiding. Klinische richtlijnen bevelen SMT vaak aan als interventie, maar er wordt niet specifiek benoemd op welk gebied de interventie gericht moet worden.1,2 De richtlijn specificeert dit dus niet, hoewel deze gedachte wel dominant is in de beroeps groep van manueel therapeuten.3

Tijdens de opleiding en behandeling wordt er veel aandacht besteed aan technieken om zo specifiek mogelijk een manipulatie toe te passen voor optimale klinische uitkomsten. Daarom wordt SMT gezien als een zeer complexe vaardig heid, die je alleen beheerst met heel veel oefening. Maar wat is het bewijs voor deze benadering van SMT? We weten dat er geen goede klinische testen zijn die een afwijkende functie in een vertebraal gewricht kunnen lokaliseren.4,5 Aan de andere kant weten we uit dierenstudies dat biomechanische effecten specifiek aanwezig zijn op de weefsel- en celstruc turen van het specifieke gewricht waarop SMT is toegepast. Bijvoorbeeld: stijfheid in een gemanipuleerd gewricht nam snel ler af ten opzichte van andere gewrichten in de buurt.6 Daarnaast werd er meer activatie van de spierspoeltjes gevon den op het gemanipuleerde gewricht ten opzichte van een gewricht aan een aangrenzend niveau.7 Het is echter ondui delijk of deze resultaten ook te zien zijn bij mensen en of het klinisch relevant is. Als de effecten bij de mens inderdaad

30 | FysioPraxis september 2022 specialistenkatern NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE
30-31 FP 2022-07.indd 30 18/08/22 4:27 PM

specifiek zijn op het betreffende gewricht en daarmee klinisch relevant zijn, dan zou je verwachten dat de uitkomsten anders zouden zijn als SMT op een andere plek in de wervelkolom wordt toegepast. Daarom onderzoekt deze systematische review of specifieke SMT gericht op de klinisch relevante locatie (candidate site) superieur is boven SMT toegepast op een andere locatie dan de candidate site (non-candidate site) als er wordt geke ken naar klinische uitkomsten.

Methode

Er wordt gekeken naar de verschillen tussen de groepen op pijnintensiteit en beperking. Secundaire uitkomstmaten betroffen objectieve metingen zoals de pressure pain detection threshold (PPDT) en range of motion (ROM). Er werden alleen studies geïncludeerd waarbij SMT werd toegepast als high velocity low amplitude thrust (HVLA). Daarnaast moesten deze technieken dóór mensen en óp mensen toegepast zijn om geïn cludeerd te worden. De auteurs hebben ruim beschreven hoe ze de risk of bias en methodologische kwaliteit in kaart heb ben gebracht.

De onderzoekers vergeleken de candidate sites voor SMT met de volgende drie vor men van non-candidate sites:

1. SMT op de candidate site vergeleken met SMT op de contralaterale kant van de candidate site.

2. SMT op de candidate site vergeleken met SMT op een andere plek in dezelfde spinale regio (cervicaal, thoracaal of lumbaal).

3. SMT op de candidate site vergeleken met SMT op een ver gelegen spinale regio.

Resultaten

In totaal zijn tien studies meegenomen in de analyse die tussen 2003 en 2020 gepubliceerd zijn.8-16 Vier onderzoeken gaven aan financiering te krijgen. Zeven auteurs gaven aan dat er geen ‘conflict of interest’ aanwezig was.

Omschrijving van studies

De grootte van de populatie was tussen de 39 tot 186 participanten. De patiën tenpopulatie in de tien verschillende studies was een mengelmoes: zes studies over patiënten met cervicale pijn, vier over lumbale pijn, vijf over chronische pijn, twee over acute pijn en drie arti kelen die onduidelijk specificeerden. De

hoeveelheid sessies waarin SMT werd toegepast varieerden tussen de één en tien sessies. Bij zes studies werden de uitkomsten direct na de manipulatie in kaart gebracht. Negen van de tien studies gebruikten patient reported outcome-metingen. Zeven studies rap porteerden between group-metingen, met name PPDT (n=3). Om deze reden hebben de auteurs besloten alleen effect sizes van de gerapporteerde within-group verschillen te berekenen.

Methodologische kwaliteit en risk of bias

De studies kunnen worden gezien als kwalitatief hoogwaardig. Eén studie had een hoge RoB, vier een matige RoB en vijf studies hadden een lage RoB.

Samenvatting van resultaten

De auteurs hebben uiteindelijk 31 uit komstmaten van de between groupverschillen geëxtraheerd uit de tien studies. Negen van deze studies rap porteerden geen statistisch significante between group-verschillen (laag/matige RoB, acceptabele kwaliteit). Maar één studie vond een statistisch gunstig resul taat voor SMT gericht op de candidate site ten opzichte van een non-candidate site voor nekpijn. Maar dit was de enige studie met een hoge RoB.

Conclusie

Geen van de hoogwaardige studies (negen van de tien) rapporteerde statis tisch significante verschillen. Met andere woorden: er is geen bewijs dat SMT gericht op het ‘correcte niveau’, zoals vastgesteld door de therapeut, zorgt voor betere uitkomsten dan een minder gerichte en specifieke behandeling. In totaal werd er naar 31 uitkomstmaten gekeken, zoals pijn en beperking.

Opmerkingen auteur

François Maissan en Edwin de Raaij stel den in een artikel in FysioPraxis dat er meer onderzoek gedaan moet worden naar de effecten van fysio- of manueel therapeutische interventies of behan delingen, om die te gaan onderzoeken in een praktijkgerichte context.17 Eerder mogen we volgens deze auteurs niet beoordelen of er op basis van evidentie een paradigmashift plaats moet vinden wat betreft het nut van manipulaties. Hoewel het waarschijnlijk is dat er sprake is van specifieke lokale biomechanische

effecten, weten we ook uit andere litera tuur dat er nog heel weinig bekend is over de daadwerkelijke werking hiervan op mensen.6,7,11,18-21

De manuele vaardigheid van de manu eel therapeut wordt hoog ingeschat en ook vaak gezien als de trots van het vak, aangezien het een vaardigheid is waarvoor veel training en tijd nodig is om het fingerspitzengefühl te krijgen en de technieken te beheersen. Ook binnen de opleiding manuele therapie wordt er uitgebreid aandacht besteed aan het zo specifiek toepassen van een manipulatie. Dit artikel brengt op zijn minst de pilaren van deze filosofie in beweging, maar zal het niet gelijk tot instorten brengen. Er moet eerst meer onderzoek gaan plaats vinden.

Het is logisch dat je met een manipulatie specifiek zou willen zijn; gevoelsmatig wil je als therapeut de juiste dosering SMT toepassen op je patiënt in plaats van er op los te manipuleren. In de studie van Emiel van Trijfel blijkt dat het niet goed mogelijk is om de ROM op segmentaal niveau vast te stellen.22 We moeten dus ook kritisch gaan kijken en onderzoeken hoe precies die manipulatie zijn werk doet (of niet doet) op het betreffende segment dat we beogen. We weten dat een manipulatie anal getische effecten heeft.23 Niet alleen op lokaal niveau, maar mogelijk op het gehele zenuwstelsel worden pijninhibe rende processen in gang gezet op het moment dat een manipulatie plaats vindt.24,25 Deze systematische review laat zien dat de werkzaamheid van de biome chanische component van deze analge tische effecten minder specifiek werken dan we tot dusver dachten. Interessant is ook om bij toekomstige studies te kijken in hoeverre het effect ook verklaarbaar zou kunnen zijn vanuit centrale processen die invloed hebben op het gehele lijf.

Mark de Waard PT MSc, SMC Rijnland Fysiotherapeuten

mark@smc-rijnland.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

specialistenkatern FysioPraxis september 2022 | 31 NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE
30-31 FP 2022-07.indd 31 18/08/22 4:27 PM

specialistenkatern

Jubileumcongres en lustrumreis

Tekst en beeld: NVBF-bestuur

Werk voorziet in autonomie, een sociaal netwerk en inkomen. De gevolgen van langdurige uitval zijn vaak groot. Veel mensen komen bijvoorbeeld in een iso lement terecht. Door zo vroeg mogelijk gericht in te grijpen kunnen we voorko men dat de afstand tot de arbeidsmarkt moeilijk te overbruggen valt. Het doel van arbeidsrevalidatie is snelle en duurzame terugkeer naar werk. Door middel van een persoonlijke en doelgerichte aanpak wer ken multidisciplinaire teams gericht aan het opheffen of beheersbaar maken van geconstateerde beperkingen. Zo wordt deelname aan het arbeidsproces niet langer gehinderd.

Lezingen, discussies en een blik op de toekomst Paul Kuijer en Daniël Strijbos gaven in de lezing ‘Vele handen maken licht werk’ inzicht in beïnvloedende factoren voor de terugkeer naar werk bij het krijgen van een knieprothese en het Back At work

After Surgery (BAAS) multidisciplinaire zorgpad voor werkenden met een knie prothese. Van Paul Kuijer leerden we dat zowel overgewicht als hurken en knielen op het werk belangrijke risicofactoren voor artrose zijn en dat het gebruik van Goal Attainment Scaling (GAS) resulteert in een hogere tevredenheid bij het uitvoe ren van werkactiviteiten. Daniël Strijbos vertelde over het BAAS-zorgpad, waarbij arbeidsgerichte en medische zorg wor den geïntegreerd. De patiënt wordt met beweegmonitoring gevolgd en met GAS worden werkgerichte behandeldoelen gesteld.

In de sessie ‘Een gerichte “work”-out voor iedere fysiotherapeut’ lichtte Pauline de Boer de multidisciplinaire arbeidsrevalidatie toe aan de hand van trainingsprincipes, methodes en casu istiek. Arbeidsrevalidatie valt onder medisch-specialistische revalidatie (MSR) en bevat fysieke en mentale trai ning, een werkcoach en empowerment. Werkgerichte revalidatie en revalideren in een werkgerichte revalidatiegroep heeft een bewezen positief effect op de terugkeer naar werk, dat aanhoudt op lange(re) termijn. Bovendien benadrukte Pauline de waarde van de Functionele Capaciteits Evaluatie (FCE) bij zowel de intake als het monitoren van de voort gang tijdens de arbeidsrevalidatie.

Met de prikkelende titel ‘Toekomstvisie Arbeidsrevalidatie: The Good, the Bad and the Ugly’ nam Michiel Reneman ons eerst mee terug in de tijd naar het eerste militair revalidatiecentrum in Nederland. Hoe we van verzorgingsstaat naar parti cipatiesamenleving gingen, maar ook de sluiting van de arbeidsgerichte afdelingen binnen revalidatiecentra. Daartegenover staat een goede evidence-base voor de effectiviteit van arbeidsrevalida tie maar is er nog onduidelijkheid met betrekking tot dosering (hoe veel, hoe lang, waarom?). Daarnaast werden we gewaarschuwd voor nocebo’s binnen de fysiotherapie en ergonomie. Als laatste schetste Michiel zijn toekomstvisie voor de arbeidsrevalidatie met als ondertitel ‘Er ligt heel wat moois in het verschiet’. En bij dezen: vanuit de NVBF dragen we graag ons steentje bij aan de 12 genoemde punten!

Als afsluiting leidde Erik Saathof de paneldiscussie waaraan de sprekers en de voorzitters van de NVRF en NVBF deelna men. Er werd stevig gediscussieerd over het verloren gaan en weer terugwinnen van de aandacht voor arbeid binnen de revalidatiezorg én over het gewicht van bio-psycho-sociaal in het biopsychosoci aal model voor arbeidsrevalidatie.

College op de Waddenzee

Na afsluiting van het congres in Thialf konden de NVBF-leden deelnemen aan de lustrum-/studiereis, die zeilend op Oudhollandse Klippers plaatsvond. Er was een uitdagend beroepsinhoudelijk pro gramma waarin het begrip belasting-be lastbaarheid op diverse manieren terug kwam onder enthousiaste leiding van Tinus Jongert (NPi). Er is vooral veel aan dacht besteed aan de werkende patiënt met een lage sociaal-economische status en aan gedragsveranderingsprocessen.

Graag willen we de NVRF hartelijk danken voor de mooie samenwerking. Ook dank aan alle collega’s die zich in hebben gezet om zowel het congres als de reis tot een groot succes te maken.

Op donderdag 19 mei jl. vierde de NVBF haar 30-jarig jubileum. Samen met de Nederlandse Vereniging van Revalidatie Fysiotherapeuten (NVRF) organiseer den wij het congres Arbeidsrevalidatie in Nederland in IJsstadion Thialf te Heerenveen.
32 | FysioPraxis september 2022
NVBF | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR BEDRIJFSEN ARBEIDSFYSIOTHERAPEUTEN
30 JAAR NVBF 32 FP 2022-07.indd 32 18/08/22 4:27 PM

Kinderen met een beperking of chronische aandoening in Nederland In 2040 de gezondste van de wereld?

Een persbericht op 20 mei 2020, in het kader van de Gezonde Generatie, stelt: ‘NOC*NSF, Nederlandse Loterij en twintig gezondheidsfondsen bundelen de krachten: Jeugd in Nederland in 2040 de gezondste van de wereld’. De NVFK gaf daar in oktober 2021 tijdens het 35-jarig jubileumcongres een aanvulling op: ‘Jeugd in Nederland met een beperking/ chronische aandoening in Nederland in 2040 de gezondste van de wereld’.

Tekst: Raoul Engelbert, Eugene Rameckers en Manon Bloemen

Het lijkt misschien ambitieus, maar wij vinden dat kinderen en adolescenten met een beperking en/of chronische aandoening zeker moeten worden meegenomen in de doelstelling van de Gezonde Generatie. Eén op de vijf jongeren in Nederland heeft immers een chronische aandoening. Veel van hen zijn onder behandeling van een kinderfysiotherapeut met hulpvragen op het motorische domein, fysiek functioneren en participatie in bewegen en sport.

Intensievere samenwerking

Het vraagt veel creativiteit, kennis en doorzettingsvermogen om dit doel te realiseren. Met een denktank van 40 kinderfysiotherapeuten, samen met en ondersteund door de NVFK, hebben we een onderzoeksnetwerk opgericht waar gepromoveerde kinderfysiotherapeuten en promovendi samenkomen om dit thema uit te werken in concrete doelen en acties. Daarnaast is afgesproken de patiëntenzorg, het wetenschappelijk onderzoek en het onderwijs beter te stroomlijnen en wordt er nagedacht over regionalisering van de kinderfysiotherapie: meer intensieve samenwerking tussen (academische) kinderziekenhuizen, revalidatiecentra, eerste lijn en maatschappij (school, welzijn en sport). Hierdoor gaan we binnen de kinderfysiotherapie nog scherper definiëren hoe we onderling in de regio samenwerken.

Leerplatform

Eenduidig naar kinderen met een chronisch probleem kijken en onder-

ling afstemmen is essentieel. Daarom ontwikkelen we een online leerplatform op wetenschappelijk niveau en met praktische toepassing. Hierin delen we onder andere kennis over relevante modellen (zoals Positieve Gezondheid Kinderen en Fun, Family, Function, Fitness, Friendship) en functie en functioneren (meetinstrumenten, zowel capacity als performance, met uitleg en zo mogelijk referentiewaarden). Verder faciliteren we het klinisch redeneerproces met als belangrijk thema training, trainbaarheid en integratie van gedragsverandering om tot daadwerkelijke participatie te komen. We verdiepen binnen het thema kind, ouders en context met kennis van samenwerkingsverbanden rondom gezin, school, (buiten)spelen en sport. We richten ons op kinderen van 6 tot 18 jaar, met de nadruk op fysiek functioneren naar participatie en sport, waarbij de hulpvraag van kind en ouders leidend is. Deze visie en realisatie start als pilot in Amsterdam, Utrecht, Maastricht en Apeldoorn en rollen we uiteindelijk landelijk uit. De (regionale) ziekenhuizen, revalidatiecentra en eerste lijn betrekken we hierbij met behulp van onderwijs en lectoraten.

Partners en medestanders

Ons initiatief is met veel externe partners besproken (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, Kenniscentrum Sport en Bewegen, Esther Vergeer Foundation, KNGF, Revalidatie en Kinderrevalidatie Nederland, Stichting Fitkids, NOC*NSF, Johanna Kinderfonds en de gezamenlijke gezondheidsfondsen, als ook kinderpatiëntenvereniging en Special Heroes). Naast enthousiasme zijn er nog vragen over de uitwerking, logistiek, inhoud en financiën. Inmiddels hebben we diverse subsidieaanvragen ingediend en op het congres van de Kindergeneeskunde en Kinderrevalidatiegeneeskunde was deze ambitie een leidend thema.

Stap voor stap Samenwerken, chemie creëren en haalbare doelen stellen die we interprofessioneel gaan uitwerken, maar ook goed

intern en extern communiceren: er is genoeg te doen. Naast de communicatie met kinderfysiotherapeuten via de NVFK-nieuwsbrief en sociale media zijn we ook het land ingegaan met gedreven kinderfysiotherapeuten en NVFKbestuursleden. We reisden twee dagen door Nederland om met collega’s in het werkveld van gedachten te wisselen. Daarnaast discussieerden we online met 90 kinderfysiotherapeuten en hebben we interviews gehouden. We hebben nu 200 van de 2.000 kinderfysiotherapeuten gesproken en geleerd van hun ideeën en gedachtes. Een enorme operatie met een groot doel.

Op dit moment schrijven we een plan van aanpak op hoofdlijnen en met subdoelen en zoeken we aanvullende financiering in subsidievoorstellen en via gesprekken met externe stakeholders en financiers. Op termijn willen we 20 webinars maken en praktijkscholing organiseren over de inhoud en het gedachtegoed van de kinderfysiotherapie rondom dit grote thema. Een dergelijk project kan je alleen maar samen doen!

Mede namens Eline Bolster, Ellen Hemler, Sascha van der Velden, Mona Maghsudi, Emma Verwaaijen, Maaike Brienne, Wendy Scholtes-Bos, het bestuur van de NVFK en zeer veel andere betrokken collega’s.

Prof. dr. Raoul Engelbert, bijzonder hoogleraar Kinderfysiotherapie, Universiteit van Amsterdam

Prof. dr. Eugene Rameckers, professor Pediatrie en revalidatiewetenschappen Hasselt (B) en UHD Universiteit Maastricht

Dr. Manon Bloemen, onderzoeker Lectoraat Leefstijl en Gezondheid, hogeschoolhoofdocent masteropleiding Kinderfysiothrapie, Hogeschool Utrecht en bestuurslid NVFK

r.h.h.engelbert@hva.nl

specialistenkatern FysioPraxis september 2022 | 33
NVFK | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR KINDERFYSIOTHERAPIE
33 FP 2022-07.indd 33 18/08/22 4:28 PM

Komt een blazer bij de dokter Embouchureproblematiek: hoe herken en behandel je het?

Hij ontvangt ons in het ruim drie eeuwen oude monumentale pand Lyndenstein in het chique Friese dorpje Beetsterzwaag, waar de adel eeuwen lang het aanzien van het dorp bepaalde. Nu is locatie ‘Lyndenstein’ onderdeel van Revalidatie Friesland, een revali datiecentrum waar kinderen, jongeren en volwassenen terechtkunnen voor (poli)klinische revalidatie. Kees Hein Woldendorp is er revalidatiearts en promoveerde in 2019 op het onderzoek naar fysieke klachten bij musici, onder andere blazers: ‘Musculoskeletal pain & dysfuntions in musicians’.

Zijn krappe spreekkamer staat in schril contrast met de monumentale uitstraling van het pand, maar dat lijkt hem niet te deren. Met aanstekelijk enthousiasme vertelt Woldendorp over zijn onderzoek en het belang daarvan voor orofaciale therapeuten. Want om meteen maar met de cijfers te komen: 5% van de Nederlanders bespeelt een blaasinstru ment, professioneel of als amateur en 40 tot 60% daarvan ervaart klachten in het mondgebied, ook wel embouchurepro blematiek genoemd. Hoe herken je die, waar moet je als therapeut op letten en welke behandeling is daarvoor geschikt?

Wat maakte dat u op dit onderwerp wilde promoveren?

“Ik heb mijn leven lang al muziek gemaakt en als revalidatiearts weet ik hoe belangrijk het houdings- en bewe gingsapparaat is. Dus heb ik werk en hobby gecombineerd, want ik kreeg al snel de vraag van musici of ik eens naar hun houding wilde kijken, en of die misschien de oorzaak was van hun klachten. Bij de start van het onderzoek dacht ik oprecht dat die klachten te maken zouden hebben met de relatie tussen verhoogde spierspanning en een verkeerde houding, want veel musici zit ten natuurlijk ook vaak asymmetrisch achter hun muziekstandaard. Dat dacht ook iedereen in het werkveld, maar ik kon het gewoon niet aantonen. Beide hadden totaal geen relatie met de klachten. Je kunt gewoon 24 uur per dag onderste boven in de boom hangen en contrabas spelen, maar er is geen enkele aanwijzing dat je dan meer kans op klachten hebt. Kortom, ik moest iets anders bedenken. Al snel bleek toen dat er geen meet instrumenten waren om de specifieke motorische taken bij musici vast te kun nen stellen, dus ik wist dat ik iets moest ontwikkelen. En daar komt de orofaciale therapeut om de hoek, want dan gaat het niet alleen over handen of de alge mene houding, maar vooral over embou chure. Dat laatste is het proces dat nodig is om een toon uit een blaasinstrument te krijgen.”

Komt een blazer…

“Ik ben zelf een snarenmens, maar toen kwam er ineens een blazer met klachten.

Die zei: ‘Daar achter het mondstuk heb ik last…’ En ik dacht: hoe moet ik hier in vredesnaam als dokter naar kijken,

want er is geen enkel boek waar dat in beschreven staat. Daarna heb ik heel Nederland en Europa afgestruind naar kennis over embouchure, maar vond het niet. Uiteindelijk vond ik in Spanje een dokter die een instrument had ontwik keld die embouchure in beeld kon bren gen. Hij had een stroboscoop gemaakt waardoor je met lichtflitsen de bewe gende monddelen in beeld kon brengen en op een televisie tonen. Dat moet ik hebben, dacht ik! We mochten het van hem één-op-één nabouwen, maar wij kregen absoluut geen scherp beeld. Ik dacht, hier klopt iets fundamenteel niet aan het concept, dus ging ik naar Hans Boschma. Met hem werkte ik al tien jaar samen, hij was fysiotherapeut en wereld kampioen koperblazen. Die begon heel hard te lachen en zei: ‘Joh, embouchure werkt helemaal niet zo! Het werkt totaal anders.’ Dat was voor mij de opmaat om een internationaal congres te houden over dit onderwerp. Er kwam zelfs iemand voor één dag uit Japan, zo weinig is er over het onderwerp te vinden. Pas na dat congres ben ik me echt gaan verdiepen in het construct embouchure en heb in de jaren erna zo’n 60 items bedacht die de basis werden voor ons nieuwe meetinstrument: de Code of Embouchure. Daarvoor hebben we via de Delphitechniek wereldwijd consensus gevonden. En dat meetinstrument is nu ook voor oro faciale fysiotherapeuten beschikbaar.”

Metafoor kraan en tuinslang

Woldendorp: “Voor de adem gebruiken we vaak de metafoor van de kraan en de tuinslang. Om de planten met een tuin slang water te geven, moeten we eerst de kraan openzetten. Als er een plant verder weg staat, draai je het mondstuk

Kees Hein Woldendorp: ‘Ons meetinstrument Code of Embouchure is nu ook voor orofaciale fysiotherapeuten beschikbaar’
34 | FysioPraxis september 2022 specialistenkatern NVOF | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR OROFACIALE FYSIOTHERAPIE
34-35 FP 2022-07.indd 34 19/08/22 4:54 PM

aan, waardoor je een harde gerichte straal krijgt waarmee je ver komt. En als je het mondstuk helemaal openhoudt, krijg je een slappe straal met weinig druk die zo voor je voeten terechtkomt. Met blazen is het ook zo. De lage tonen zijn die slappe brede straal en de hoge tonen zijn een heel gerichte straal waar bij je met je mond die beweging moet maken. Dit is eigenlijk de basis waar de hele embouchure op gebouwd is. Bij een slappe ademsteun betekent dit dat het mondgebied van de blazer al snel moet gaan compenseren om toch een sterke luchtstroom in het instrument te krij gen. Je kunt je voorstellen dat dat extra persen van negatieve invloed is op de orofaciale structuren. Het bijzondere is dat deze blaastechniek tot op het hoog ste niveau wordt uitgevoerd. Het is dan niet verwonderlijk dat er zo veel – vaak onnodige – embouchureproblemen zijn. Met een beetje boerenverstand kan elke orofaciaal fysiotherapeut mijns inziens dan veel betekenen voor deze doelgroep.”

Orofaciale praktijk John Woudt en Jurjen Ament, beiden oro faciaal fysiotherapeut, krijgen met regel

maat musici via Kees Hein Woldendorp ter behandeling. Ze hebben net als Woldendorp een muzikale achtergrond, spelen diverse instrumenten, John heeft zelfs een conservatoriumopleiding gehad en hebben dus ook een goed muzikaal gehoor. Over de meerwaarde van het onderzoek zijn ze uitgesproken.

John: “Het allerbelangrijkste vind ik dat hij geneeskunde voor musici op de medisch-wetenschappelijke kaart heeft gezet, met name op het thema van embouchure. Daarnaast weet hij mensen bij elkaar te brengen, te verbin den en natuurlijk zelf allerhande musici te behandelen. We zijn beiden lid van de Nederlandse Vereniging voor Dansen Muziekgeneeskunde (NVDMG). Woldendorp zit in het bestuur en brengt er veel energie in. Dat is mooi voor musici, want ik krijg soms te maken met schrijnende materie op dat vakgebied.”

Jurjen: “Blazers misten een rode draad om hun embouchure en vooral om pro blemen daarmee aan te pakken en op te lossen. Het ontbrak vooral aan eendui digheid over embouchure en hoe weet je nu wat werkelijk helpt? Sowieso is het van enorm belang dat Woldendorp embouchure en de kennis over embou chure in beeld heeft gebracht via zijn uit gebreide map met foto’s. Zijn onderzoek is een eerste opzet van wat embouchure nou eigenlijk is en hoe we dat kunnen testen.”

En in jullie eigen praktijk?

Jurjen: “Als een blazer bij mij komt, vraag ik altijd om meteen bij het eerste bezoek het instrument mee te nemen. Als oro faciale fysiotherapeutische behandeling helpt het soms om met myofeedback inzicht te bieden in het ontwikkelen van te veel of te weinig spanning tijdens het spelen. Ook helpt het om kauwspieren of faciale spieren te detoniseren als er sprake is van hypertonie. Daardoor breng je vaak een ontspannen gevoel terug in het gezicht en lukt het de musicus beter de juiste blaastechniek toe te passen. Toch ligt de essentie in het geven van aanwijzingen en oefeningen van de juiste houding en zo stapje voor stapje toe werken naar het optimale resultaat van klachtenvrij spelen.”

John: “Bij het eerste consult begin ik met een nieuwe anamnese op orofaciaal gebied. Ook maak ik een spelanalyse, wat betekent observeren, uitvragen en embouchure checken. Dat is elke keer een casus op zich. En ja, doordat je ook spel analyse moet doen, kost het vooral meer tijd. Bij de een is het embouchurepro bleem een temporomandibulair (TMD) probleem, bij de ander een techniek- of ademsteunprobleem, en daar gaan we dan samen aan werken.”

Bekijk hier het door Kees Hein Woldendorp ontwikkelde meetinstrument de Code of Embouchure

Jurjen Ament: ‘Woldendorps onderzoek is een eerste opzet van wat embouchure is en hoe we het kunnen testen’
John Woudt: ‘Ik begin met een nieuwe anamnese op orofaciaal gebied en maak een spelanalyse, wat betekent observeren, uitvragen en embouchure checken’
specialistenkatern FysioPraxis september 2022 | 35 NVOF | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR OROFACIALE FYSIOTHERAPIE
34-35 FP 2022-07.indd 35 19/08/22 4:54 PM
Hallo fysiotherapeut Vertel jij je patiënt over de voordelen en nadelen van elke behandeling? Beslis samen met je patiënt welke zorg het beste past. Ga voor meer tips naar www.begineengoedgesprek.nl 20210715_SB_Paramedie.indd 3 23/07/2021 09:48 36 Ad.indd 2 19/08/22 3:15 PM

KNGF kort

KNGF stuurt brandbrief over onhoudbare situatie in fysiotherapie

verstuurde naar zorgverzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland, de Nederlandse Zorgautoriteit en de minister van VWS.

Van Woerkom: “De situatie in de fysiotherapie is echt nijpend. We voeren constructieve gesprekken met alle partijen om ervoor te zorgen dat fysiotherapie beter toegankelijk wordt vanuit de basisverzekering voor iedereen die deze zorg nodig heeft. Het draagvlak daarvoor groeit, door de belangrijke bijdrage die fysiotherapie kan leveren om passende zorg te leveren. Tegelijkertijd verlaten fysiotherapeuten gemiddeld al na 11 jaar het vak en jonge starters vaak zelfs al na 3 jaar. Hierdoor ontstaan tekorten aan personeel, met een gigantische werkdruk bij fysiotherapiepraktijken als gevolg.

Podcast ‘Passende Zorg in Beweging’

Passende Zorg in Beweging is een serie gesprekken over de zorg, het zorgstelsel en de positie van fysiotherapie daarin. In elke aflevering gaat KNGF-voorzitter Guido van Woerkom met een beslisser uit de zorg de diepte in. Gespreksleider Wouke van Scherrenburg staat garant voor de nodige scherpe vragen en verrassende wendingen. Inmiddels zijn er diverse afleveringen verschenen.

Een goede cao voor eerstelijnspraktijken is vooralsnog niet haalbaar en betaalbaar gebleken. Op dit moment vergoeden zorgverzekeraars rond de 30 euro per behandeling, terwijl uit onderzoek blijkt dat de normatieve kostprijs voor een behandeling ruim 40 euro is. En dan is de huidige torenhoge inflatie daar nog niet bij gerekend.”

Van Woerkom roept zorgverzekeraars daarom op om te investeren in fysiotherapie: “Als ze dat niet doen, dan wordt de situatie onhoudbaar en komt passende zorg voor patiënten in het geding.”

Download de brandbrief aan zorgverzekeraars

In de eerste aflevering wordt Guido geïnterviewd door Wouke van Scherrenburg. Het gesprek gaat over zijn visie op de zorg, het zorgstelsel en de positie van de fysiotherapeut daarin.

Dianda Veldman, directeur/bestuurder van de Patiëntenfederatie, schoof aan voor de tweede aflevering. Onder leiding van Wouke van Scherrenburg belichten Guido en Dianda de visie van de Patiëntenfederatie op de zorg, het zorgstelsel en de positie van fysiotherapie daarin. Onderwerpen die ook in de volgende afleveringen, steeds met een andere beslisser uit de zorg, aan de orde komen.

Luister de podcast op Spotify

Foto: Frans Kanters KNGF-voorzitter Guido van Woerkom uitte onlangs zijn grote zorgen over de onhoudbare situatie in de fysiotherapie, in een brief die hij
38 | FysioPraxis september 2022 38 FP 2022-07.indd 38 18/08/22 4:31 PM

Scholingen KNGF najaar 2022

Focus jij je op je patiënten, dan focussen wij ons op jou. Wil jij ‘gewoon goed en compleet’ bijgeschoold worden? Dat kan! Met de scholingen vanuit jouw eigen beroepsvereniging. Onze scholing houdt jou in beweging. In het najaar organiseren we onder andere de volgende scholingen voor je.

Inleiding op neuromusculaire ziekten

11 oktober/17 november/20 december

Deze online lezing informeert je over de diagnostiek en behandeling van neuromusculaire ziekten.

Accreditatie (2 punten) aangevraagd voor het KRF NL basisregister Algemeen Fysiotherapeut en/of het beroepsgerelateerde deel.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €25,00

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €60,00

Inzicht in data met LDF-dashboard

27 september

Werk je al met de Landelijke Database Fysiotherapie (LDF) en lever je al data aan? Deze workshop gaat dieper in op de data en de mogelijkheden.

Accreditatie (2 punten) toegekend voor het KRF NL beroepsgerelateerde deel.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €30,00

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €70,00

Aanbevelingen voor de veilige toepassing van dry needling

29 september

In deze online lezing leer je meer over het minimaliseren van de kans op de belangrijkste complicaties, incidenten en calamiteiten bij dry needling.

Accreditatie (1 punt) aangevraagd voor het KRF NL basisregister Algemeen Fysiotherapeut en/of het beroepsgerelateerde deel.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €12,50

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €30,00

Herkenning en behandeling van axialeSpa (M. Bechterew)

3 oktober

Leer door deze online lezing meer over het herkennen en behandelen van een patiënt met axSpA.

Accreditatie (2 punten) aangevraagd voor het KRF NL basisregister Algemeen Fysiotherapeut en/of het beroepsgerelateerde deel.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €25,00

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €50,00

KNGF-richtlijn COPD

4 oktober

Hoe behandel je mensen met COPD optimaal? Krijg met deze online lezing inzicht in de belangrijkste wijzigingen van de KNGF-richtlijn COPD.

Accreditatie (2 punten) toegekend voor het KRF NL basisregister Algemeen Fysiotherapeut en/of het beroepsgerelateerde deel.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €25,00

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €60,00

KNGF-richtlijn Oncologie

12 oktober/15 november

Duik met deze online lezing in de KNGFrichtlijn Oncologie en leer meer over de fysio- en oefentherapeutische behandeling van mensen die leven met of na kanker.

Accreditatie (2 punten) toegekend voor het KRF NL basisregister Algemeen Fysiotherapeut en/of het beroepsgerelateerde deel en voor het register Oncologie.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €25,00

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €60,00

Tijdig starten met stoppen 12 oktober

Ben je van plan tussen nu en 5 jaar te stoppen met jouw praktijk, dan is deze bijeenkomst voor jou!

Let op: alleen toegankelijk voor leden met een ‘compleet’ lidmaatschap.

Deze presentatie is niet geaccrediteerd.

KNGF-lid compleet €55,00

KNGF-richtlijn Lage rugpijn en LRS 13 oktober

Fris je kennis op over het behandelen van patiënten met lage rugklachten en lumbosacraal radiculair syndroom (LRS).

Accreditatie (2 punten) toegekend voor het KRF NL basisregister Algemeen

Fysiotherapeut en/of het beroepsgerelateerde deel.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €25,00

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €60,00

KNGF-richtlijn Zelfmanagement

27 oktober/24 november

In deze online workshop staat de toepassing centraal van de aanbevelingen uit de KNGF-richtlijn Zelfmanagement (2022).

Accreditatie (3 punten) toegekend voor het KRF NL basisregister Algemeen

Fysiotherapeut en/of het beroepsgerelateerde deel.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €30,00

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €70,00

KNGF-richtlijn Reumatoïde artritis 23 november

Meer weten over de praktische toepassing van de KNGF-richtlijn Reumatoïde Artritis 2018? Volg dan deze online workshop.

Accreditatie (2 punten) aangevraagd voor het KRF NL basisregister Algemeen Fysiotherapeut en/of het beroepsgerelateerde deel.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €30,00

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €70,00

KNGF-richtlijn Fysiotherapeutische dossiervoering 7 december

Deze online workshop biedt inzicht in de eisen voor dossiervoering volgens de KNGF-richtlijn Fysiotherapeutische dossiervoering 2019.

Accreditatie (2 punten) toegekend voor het KRF NL basisregister Algemeen Fysiotherapeut en/of het beroepsgerelateerde deel.

– KNGF-lid compleet/studentlid: €30,00

– KNGF-lid zonder korting/standaardprijs: €70,00

Inschrijven voor deze of andere scholingen, congressen, lezingen en trainingen van het KNGF: www.mijnkngf.nl

FysioPraxis september 2022 | 39

Bijblijven in je vak en werken volgens de laatste richtlijnen?
39 FP 2022-07.indd 39 19/08/22 4:59 PM

“Ik wil meer verenigen en minder ‘ver-enigen’ ”

kansen voor ons mooie vakgebied worden benut.”

En waarom zo specifiek fysiotherapie?

“Omdat fysiotherapie wat mij betreft een belangrijke schakel is in een zinvol en prettig leven. Bewegen is daarvoor essentieel. Dus fysiotherapeuten leveren een heel erg wezenlijke bijdrage aan de kwaliteit van leven. Daar zit dat zinvolle weer in. Kinderfysiotherapie vind ik belangrijk omdat het gaat over de start van het leven. Het is complex, met veel vertakkingen naar neurologie.

Die motorische ontwikkeling moet goed gaan. Daar heb je maar één kans voor. Je behandelt, maar je overlegt ook veel met specialisten. Daarnaast kan ik ook mooie projecten doen, bijvoorbeeld met het UMCG en voor kinderen met obesitas. Recent is mijn subsidieaanvraag gehonoreerd door het Zorginstituut, daarbij gaan we kinderen bevragen wat zij willen, op basis van het principe ‘Samen Beslissen’.”

Er was een jaar ontwikkelingswerk voor nodig om haar te laten bese en dat het motto van haar opvoeding – ‘zorg dat je leuke dingen doet’ – niet voldeed.

Na een harde confrontatie met de oneerlijke werkelijkheid in India trok Marloes Meurs de conclusie dat ze iets zinvols met haar leven wilde doen. Het voelde goed om als fysiotherapeut te werken, maar ze zocht meer uitdaging. Inmiddels is ze kersvers bestuurslid van het KNGF.

“Ik maak me niet zozeer zorgen over fysiotherapie en de zorg in het algemeen, maar het is belangrijk dat we de zorg toegankelijk en betaalbaar houden voor iedereen. Dan bedoel ik noodzakelijke zorg, dus zeker ook fysiotherapie.”

Marloes specialiseerde zich tot kinderfysiotherapeut en is eigenaar van een drukke praktijk voor kinderfysiotherapie. Ze studeerde af in Evidence Based Medicine en deed er een MBA-master (bestuurs- en bedrijfskunde) bovenop. Ze

heeft in diverse besturen gefunctioneerd, waaronder het Regionaal Genootschap Fysiotherapie (RGF).

Wat geeft je de gedachte dat je een goed bestuurslid voor het KNGF zou zijn?

“De motivatie moet zijn dat je het doet voor de fysiotherapie en de fysiotherapeuten. Voor mij is dat echt zo. Dat is mijn drive. En zonder op m’n borst te kloppen; Ik breng natuurlijk wel wat ervaring en bagage mee. Ik wil me inzetten voor het belang van de fysiotherapie bij alle veranderingen waar we voor staan. Dat de

Fysiotherapeuten leveren dus een wezenlijke bijdrage. Hoe zit het dan met de waardering?

“We hebben enorm veel kansen met fysiotherapie. Fysiotherapeuten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de oplossing van maatschappelijke uitdagingen in de zorg. Denk bijvoorbeeld aan de werkdruk bij huisartsen. Die kunnen we verlichten. Dat gaat niet van vandaag op morgen. Dat moet in overleg en misschien stapje voor stapje, maar daar ligt een belangrijke taak voor het KNGF.

Als zoiets lukt dan verandert de positie van fysiotherapie en dus uiteindelijk ook de waardering voor onze rol.

Volgens mij moet je ook niet meer denken in termen van tarief-per-zitting, maar in de waardering van onze meerwaarde en daar staat een bepaalde beloning tegenover. Dat betekent overigens niet: meer en meer. We moeten ook nadenken of we slimmere zorg kunnen leveren, zodat we meer financiële ruimte krijgen.”

achter het nieuws KNGF-bestuurslid Marloes Meurs:
40 | FysioPraxis september 2022 40-42 FP 2022-07.indd 40 18/08/22 4:32 PM

achter het nieuws

Past het principe van Samen Beslissen daar ook niet bij? “O ja zeker, we komen sneller tot een resultaat als we samen bepalen wat belangrijk is en wat we daarvoor gaan doen. Overigens heeft het KNGF daar de laatste tijd niet echt toe uitgenodigd. Het gevolg is dat de ledenbetrokkenheid laag is. Daar moeten we echt wat aan doen. Samen oplossingen zoeken. Ik ga graag in gesprek met collega’s over waar zij tegenaan lopen en welke oplossingen zij zien. Er is zoveel diversiteit binnen onze beroepsgroep; dat moeten we benutten. Nou wil het toeval dat ik als nieuw bestuurslid van het KNGF verenigingszaken in m’n portefeuille heb, dus er wacht me een schone taak.

Ik snap best dat de leden niet echt bezig zijn met hun beroepsvereniging en ik geloof ook niet dat ze zitten te wachten op een lobby om lid te worden. Eigenlijk zou iedereen automatisch lid moeten zijn. Zodoende krijgen alle fysiotherapeuten up-to-date informatie, kunnen ze vragen stellen, worden ze geholpen als er pro-

KNGF-bestuurslid Ellen Toet:

blemen zijn en kunnen ze meedenken en -beslissen over de toekomst van ons vak. Iedereen zal het belangrijk vinden dat we als fysiotherapeut ons werk kunnen blijven doen. Je bent fysiotherapeut, dus bent je lid van jouw KNGF.

Daarom wil ik ook veel leden gaan spreken. Hun mening horen, maar ook gewoon om ze te ontmoeten en signalen op te vangen. Met ze te discussiëren. En dan is luisteren het belangrijkste. Ik wil meer verenigen en minder ‘ver-enigen’. Dat ga ik als bestuurslid oppakken.”

Hoe ga je dat doen?

“Een bestuurslid moet de grote lijnen aangeven. Strategisch kijken. Het gaat om het einddoel. Dus niet alleen op de actualiteit werken, maar met je blik op de horizon langs de lijnen die we met elkaar hebben uitgezet. En – uitdrukkelijk –, dat zijn lijnen die een vertaling zijn van de mening van de leden. We hebben een belangrijk vak, waar we trots op mogen zijn. Tijdens de corona-

Vier heldere doelen van Marloes Meurs Gevraagd naar de opdracht die ze zichzelf meegeeft als bestuurslid van het KNGF, aarzelt Marloes geen moment.

Ziehier haar agenda:

1. benutten van de diversiteit in de beroepsgroep;

2. een bijdrage leveren aan maatschappelijke vraagstukken;

3. digitalisering op het gebied van bewegen naar ons toetrekken;

4. fysiotherapie in handen van fysiotherapeuten houden.

epidemie zijn we door de overheid gerangschikt onder de medisch noodzakelijke beroepen. Dat is toch geweldig?

Dat biedt kansen die we moeten grijpen.

En daarbij acteren we niet alleen, we moeten ons willen inleven in de belangen van een ander om onze eigen belangen te kunnen behartigen.”

“Ik zal duidelijk zijn over verwachtingen”

Ellen Toet, geboren in Scheveningen (“daarvan heb ik een bepaalde felheid geërfd”) en getogen in Rhoon, specialiseerde zich na haar studie in de kinderfysiotherapie. Via de GGD kwam ze in aanraking met patiëntjes met astma. Ze studeerde aan de Open Universiteit Arbeidsen Organisatiepsychologie en maakte de opleiding Hart-, Vaat- en Longfysiotherapie af. Ze heeft – hoewel niet als zodanig geregistreerd – ook alle papieren voor psychosomatisch fysiotherapeut. Ze onderhandelde met succes met het Zorginstituut over COPD in de basisverzekering en ze besloot om te solliciteren naar de functie van KNGF-bestuurslid op de laatste dag van de sollicitatietermijn: “Ik dacht, ik ga het toch doen!”

Waarom ben je fysiotherapeut geworden?

“Mijn vader verbood me om op de markt te gaan staan, omdat hij dat te koud voor mij vond in de winter. Daarom kon ik alleen maar in het plaatselijke verpleeghuis een bijbaantje krijgen. Dat was leuk! De wijsheid van ouderen, dat verzorgende. Ik moest daar patiënten naar de afdeling Fysiotherapie brengen. Daar zag ik fysiotherapeuten aan het werk. De rest is geschiedenis. Ik word

blij van de verbintenis met een patiënt.

Ik help graag.

Al snel na mijn start als fysiotherapeut in een eerstelijnspraktijk heb ik me aangesloten bij het toenmalige RVVF, een voorloper van het Regionaal Genootschap Fysiotherapie. In die tijd kon je nog met zorgverzekeraars overleggen over het vestigings- en spreidingsbeleid en zelfs over tarieven. De vier muren van een praktijk waren toen al te beperkt voor me, dus

was ik actief daarbuiten. Dat verrijkt, zoals dat ook gebeurde tijdens m’n studie. Ik switchte van de opleiding in Rotterdam naar de opleiding in Arnhem. De eerste was een soort vooropleiding tot manuele therapie en de tweede ging veel meer uit van het psychosociale model. Dat gaf een heel andere kijk op fysiotherapie. Maar de beleidskant van alles wat ik doe heeft me altijd geïnteresseerd. In m’n RGF-tijd heb ik daarom ook veel cursussen gedaan op dat vlak. Toch heb ik destijds bewust gekozen voor de patiëntenzorg. Dat vond ik het leukst. Dat ondernemen kon ik wel kwijt in mijn eigen praktijk: de fysiotherapie zien als onderneming. Inmiddels heb ik drie praktijken. Dat is natuurlijk geweldig, maar als je in de fysiotherapie werkt, dan is de fysiotherapie of de gezondheidszorg het enige dat je kent. Daar zijn dan die vier muren weer. Daarom wil ik met andere mensen en organisaties in aanraking komen. Het KNGF ligt in het

FysioPraxis september 2022 | 41 40-42 FP 2022-07.indd 41 18/08/22 4:33 PM

het nieuws

verlengde van de fysiotherapie natuurlijk, maar het is een heel andere wereld. Dat trekt me aan en daarom wilde ik met mijn kennis en ervaring, graag bestuurslid worden.”

Je zegt dat je graag zorgt en helpt. Wat zegt dat over je inzet als KNGF-bestuurslid?

“Ik ben heel blij dat ik een vak heb gekozen waar ik nog steeds enthousiast over ben. Ik wil graag dat anderen dat ook voelen en hun werk leuk kunnen blijven vinden. Ik zie dat dat onder druk staat. Daar wil ik wat aan doen. Kijken hoe we allemaal met elkaar –fysiotherapeuten, zorgverzekeraars en andere organisaties in de zorg – naar de positieve kant kunnen stappen. Zonder duwen en trekken, omdat er kennelijk altijd een verliezer en een winnaar moeten zijn. We moeten uit het vijandschap wegkomen en dan hoef je geen vrienden te zijn, maar je moet elkaar wel respecteren. Binnen en buiten de beroepsgroep.

Als beroepsgroep hebben we nog steeds last van het Calimero-syndroom, zijn we aan het navelstaren, bezig met onszelf en hoe oneerlijk het allemaal is. Dat ontneemt je je zelfrespect.

Elke bedrijfstak heeft zo zijn problemen. De fysiotherapie is echt niet de enige. Ik wil er voor zorgen dat dat beeld, die houding kantelt.”

Wat vind je van het KNGF?

“Het KNGF, de beroepsvereniging, moet in de gaten houden dat ze het ‘voor de leden’ doet. De deur moet open. Het KNGF moet relevant zijn voor de leden. Dat gevoel moeten ze hebben. Het KNGF is heel erg bezig met de fysiotherapie en dat is geweldig, maar te weinig met de fysiotherapeut.”

En jouw rol daarin?

“Mijn ervaring inzetten. En dat is ook mijn ervaring dat als ik iets aanpak, het ook lukt. Ik hoef niet alles te kunnen, want er zijn bij het KNGF veel mensen die erg goed

zijn op bepaalde terreinen. Ik moet en wil mensen samenbrengen, een boodschap overbrengen. En dat kan ik ook. Net zoals ik een grote lijn kan vasthouden. Ik wil de vertaalslag maken van alle complexe zaken die binnen het KNGF aan de orde zijn, naar wat ze betekenen voor de dagelijkse praktijk in de fysiotherapie. Daarvoor moet ik en dus ook het KNGF eerst weer de relatie met de leden opbouwen. Daarvoor wil ik vindbaar zijn voor leden. Iedereen mag m’n 06-nummer hebben (hierbij: 0655800709, maar - lachend - graag wel alleen op maandag en donderdag bellen!).

Ik zal in ieder geval duidelijk zijn over verwachtingen. Een voorbeeld? Wat veel fysiotherapeuten willen is teruggaan naar een tijd die echt voorbij is. Dat die tijd voorbij is, is een harde boodschap, maar wel de realiteit. Aan de andere kant: 10% minder in de tweede lijn is 80% meer in de eerste lijn. Daar liggen onze kansen!”

achter
42 | FysioPraxis september 2022 40-42 FP 2022-07.indd 42 18/08/22 4:33 PM

U kent Chemodol, de hypo-allergene afwasbare massage-olie Maar Chemodis heeft meer massage-oliën. Zoals Chemotherm, een massage-emulsie met milde en verantwoorde warmte werking. Het zuiver plantaardige Olivine, zonder conserveer middelen en emul gatoren. Chemovine, speciaal voor de sterk behaarde huid

En, speciaal voor de overgevoelige huid, Chemoderm met natuurlijke werkstoffen en de ongeparfumeerde Baselin Emulsion met biologische eigenschappen. Uw leveranciers kunnen u er alles over vertellen. Of bel voor meer informatie: +31 (0)72 - 520 50 83 www.chemodis.nl CHEMODIS Dat ligt voor de hand Chemodis B.V Para-medische Farmacie Postbus 9160 NL-1800 GD Alkmaar Tel. +31 (0)72 520 50 83 E-mail: sales@chemodis.nl Over de rug van Chemodol. Chemodis_Adv_Rug_A4_FC.indd 1 22/01/2020 16:08 43 Ad.indd 43 01/09/22 5:04 PM
Wilt u meer informatie of advies? Neem dan contact op met onze diëtisten van Nutricia Medische Voedingsservice: 0800-022 33 22 (gratis, op werkdagen van 8.30 tot 17.00 uur) • medischevoeding@nutricia.com • www.nutricia.nl Nutricia Nederland B.V. Postbus 445, 2700 AK Zoetermeer FortiFit® Energy is een voeding voor medisch gebruik. Dieetvoeding bij ziektegerelateerde ondervoeding met spierverlies. Uitsluitend te gebruiken onder medisch toezicht. 1. Rondanelli M et al. J Cachexia Sarcopenia Muscle. 2020;11(6):1535-1547 Scan de QR-code voor meer informatie ZET HERSTEL KRACHT BIJ! 1 LEUCINE VITAMINE D 100% WEI-EIWIT 44 Ad.indd 44 01/09/22 5:07 PM
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.