Fysiopraxis februari 2018

Page 1

Vakblad voor de fysiotherapeut - ledenblad KNGF

Nieuwe blik op gedragsverandering

fp01cover.indd 1

Arianne Verhagen naar AustraliĂŤ

jaargang 27 februari 2018

nr 1

Verhaal van Margareth uit Kenia

06-02-18 10:23


Bedrijfshuisvesting Universitaire Masterstudie

Evidence Based Practice in Health Care MSc/Drs Start 17e academisch jaar september 2018 Tweejarige universitaire deeltijd masterstudie tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker). Bridging health care and science ■ een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau ■ modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering ■ (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd ■ voor medici, paramedici, promovendi, verpleeg- en verloskundigen Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding: www.amc.nl/masterebp

Te huur: ruimte voor uw zorgpraktijk Zoekt u een nieuwe plek waar u uw zorg kunt verlenen? Overweeg ook De Kornalijn aan de rand van Delft (Harnaschpolder). Dit nieuwbouw woon-zorgcomplex heeft 18 zorgappartementen en 34 appartementen voor een woongroep gericht op 50-plussers. De ruimten zijn geschikt voor ondernemers in de zorg. Het complex is centraal gelegen en nabij uitvalswegen en goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Parkeren is gratis.

Kristalweg 27 A en B Delft r Netto

huurprijs: € 110,00 per m2 per jaar exclusief BTW

r Servicekosten:

€ 0,69 per maand

r Type: Bedrijfsruimte voor zorg praktijken r Oppervlakten:

217 m² en 213 m²

exclusief BTW

Meer informatie? Kijk op www.vestia.nl Interesse? Neem contact op: 088 124 30 00, bedrijfshuisvesting@vestia.nl

Wij zijn op zoek naar intervisiecoaches . . . HCA gaat vanaf 2018 i.s.m. het KNGF de totale organisatie rondom intervisie aanbieden. Voor onze huidige en nieuwe klanten zijn wij daarom op zoek naar enthousiaste en gedreven intervisiecoaches. Heb jij interesse om opgeleid te worden tot intervisiecoach of ben je reeds intervisiecoach? Ben jij een CKR geregistreerde fysiotherapeut met tenminste 5 jaar werkervaring en op zoek naar een nieuwe uitdaging? Ben jij toe aan wat meer afwisseling in je werk, enthousiast over je vakgebied en vind je het leuk om collega’s te inspireren en te motiveren?

Meld je nu aan en mail vòòr 15 maart je motiverende brief met cv naar HCA en richt deze aan: marjorie@healthcareauditing.nl

. . . dan is HCA op zoek naar jou! HCA biedt jou de unieke kans om je te laten opleiden tot KNGF intervisiecoach. Ben je al opgeleid tot KNGF intervisiecoach? Dan kun jij ook je diensten aanbieden aan HCA. Wij bieden aantrekkelijke voorwaarden.

www.healthcareauditing.nl | hca@healthcareauditing.nl | tel. 023 5452360


colofon

FysioPraxis is het officiële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 10 keer per jaar. Redactieadres

KNGF Postbus 248 3800 AE Amersfoort E: info@miekevandalen.nl Eindredactie

Mieke van Dalen E: info@miekevandalen.nl M: 06 502 43 735 Redactie

Adri Apeldoorn Saskia Bon (hoofdredacteur) Karin Haks Lidwien van Loon (specialistenkatern) François Maissan Caroline Speksnijder Advertenties

Dock35 Media Misha Stork E: misha@dock35media.nl T: 0314 355 832 I: www.dock35media.nl Abonnementen niet-KNGF leden Een particulier abonnement kost per jaar € 106 en buitenlandse abonnees betalen € 45 voor een digitale versie (prijswijzigingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op ieder moment starten en u betaalt aan het begin van het jaar voor het aankomend jaar. Beëindiging kan op elk moment, met inachtneming van één maand opzegtermijn. Er volgt een verrekening naar rato en teveel betaald abonnementsgeld wordt gecrediteerd. Abonnementen / adreswijzigingen

KNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort T: 033 467 29 00 E: ledenadministratie@kngf.nl Verantwoordelijkheid

De redactie beslist over de samenstelling van FysioPraxis. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het verenigingsnieuws. Auteursrecht © 2018 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd na schriftelijke toestemming van het KNGF en met bronvermelding. Voor overname voor commerciële doeleinden vragen we een passende vergoeding.

redactioneel

FysioPraxis vernieuwd In de lawine aan WhatsAppjes, mails en meldingen van social media is een telefoongesprek nu al vaak een uitzondering. Een tijdschrift op papier vereist nog meer aandacht: daar ga je even voor zitten, en het leest prettiger en meer ontspannen dan tekst op een beeldscherm. Als fervent aanhanger van geprinte media (hoe kan het ook anders?) juich ik mee als blijkt dat er weer een groeiende belangstelling is voor tijdschriften, naast alle vluchtige media. Zo besteden Nederlanders gemiddeld 55 minuten per week aan het lezen van magazines en leest 63% van de kinderen onder de 12 jaar een tijdschrift.* Uit het ledenonderzoek van het KNGF blijkt ook de bekendheid met (98%) en de waardering van FysioPraxis (77% tevreden). Na belangenbehartiging is ‘informatie laatste ontwikkelingen in het vak’ de belangrijkste reden om lid te zijn van het KNGF. Met deze informatie uit lezersonderzoek concludeerden we dat FysioPraxis sowieso 10 keer per jaar blijft verschijnen, met de volgende aanpassingen: een overzichtelijke lay-out, een combinatie van wetenschaps- en praktijkartikelen met meer concrete handvatten, minder tekstdichtheid, en een duidelijker link met het KNGF waarbij overzichtelijk aangegeven is wat het KNGF doet voor de leden. Het voordeel van digitale media ten opzichte van print is de snelle mogelijkheid tot interactie. Soms is dat een vloek. Zo gaan sommige onderwerpen snel viral; iedereen ventileert er zijn of haar mening over. Toch zijn digitale media ook vaak een zegen. Fysiotherapeuten leggen onder andere via mail en twitter contact met FysioPraxis. We ontvangen uw mening of uw vraag naar extra informatie of u stuurt een ingezonden artikel als reactie op eerder verschenen inhoud. Om letterlijk de link te maken naar meer informatie, plaatsen we QR-codes in het blad, om print en web dicht bij elkaar te brengen. Daarna is het, althans in mijn gedachten, slechts een kleine stap naar de mogelijkheden van Virtual Reality, met filmpjes en 3D-projecties. Zonder wens geen verandering! Scan de QR-code en bekijk hoe de nieuwe vormgeving van FysioPraxis tot stand is gekomen. * Bron: Nationaal Onderzoek multimedia (NOM)

Vormgeving / bladconcept

Jessica Dales, Dock35 Marketing Drukwerk Senefelder Misset B.V. Foto omslag

Saskia Bon Hoofdredacteur FysioPraxis

Stichting IISAH ISSN

0927- 5983

fysiopraxis@kngf.nl @FysioPraxis

FysioPraxis februari 2018 | 3

fp01redcol.indd 3

06-02-18 10:23


op de cover

John Mukoma

Rectificatie

De coverfoto is gemaakt in de behandelkamer van de praktijk van John Mukoma in Tanaka Physiotherapy Clinic in Busia (Kenia). Mukoma is fysiotherapeut en hoofd fysiotherapie van de provincie Busia. John Mukomo runt een kleine fysiotherapiepraktijk in een ziekenhuis in Busia (Kenia). Alhoewel zijn kliniek maar één behandelbank heeft en minimale oefenfaciliteiten, behandelt hij zijn patiënten met zorg en passie. Nadat hij zijn school had afgerond, hoefde

hij niet lang na te denken over de volgende stap. “Vele jaren geleden had mijn zus een probleem met haar knie”, vertelt hij. “Ik droeg haar op mijn rug naar het ziekenhuis, ze werd daar door een fysiotherapeut behandeld. Zijn werk fascineerde mij. Ik besloot dat ik

dat later ook wilde doen.” Wat Mukomo het mooiste vindt aan zijn werk, is de vooruitgang die patiënten maken wanneer hij hen behandeld heeft. “We hebben magische handen. Mensen komen hier in een rolstoel en verlaten lopend weer de praktijk, dat is een geweldig gevoel”, zegt hij lachend. Hij werkt nu al meer dan dertig jaar als fysiotherapeut en wil graag de volgende generatie opleiden. John gebruikt zijn lening van de stichting IISAH om zijn praktijkruimte uit te breiden en nieuwe fitnessapparatuur aan te schaffen. “Dat zal mijn praktijk zeker vooruithelpen”, zegt hij.

MEER LEZEN Artikel over fysiotherapie in Kenia op pag. 24-25

In het artikel ‘Gelijktijdige mictie- en defecatieklachten bij kinderen, vragenlijst voor ouders’, FysioPraxis 26(10):22-23, is bij drie auteurs de affiliatie niet correct. Dr. Esther M.J. Bols, dr. Caroline H.G. Bastiaenen en prof. dr. Rob A. de Bie zijn allen verbonden aan de vakgroep epidemiologie, Maastricht University.

OPROEP Wilt u zelf een artikel aanleveren? Wij nodigen u daartoe graag uit. Ga naar www.kngf.nl/fysiopraxis voor de auteursrichtlijnen. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen die niet aan de kwaliteitseisen van FysioPraxis voldoen, af te wijzen.

agenda

Februari 2018

8 maart

21 maart

26 maart

KNGF-lezing Richtlijn Nekpijn, Breukelen (Utrecht)

Presentatie Tijdig starten met stoppen, Spier

Lezing Maak kennis met het brein van je patiënt, Enschede

10 maart

22 maart

27 maart

KNGF-lezing Richtlijn Nekpijn, Heerenveen

Cursus SportFUNdamentals en RunningFUNdamentals, Hooglanderveen

Lezing Biochemie-Immunologie, Baarn

Maart 2018

12 maart

Lezing Voeding & gezond bindweefsel, Leusden KNGF-lezing Richtlijn Nekpijn, Urmond

20 februari

Cursus Aan de slag met eHealth applicaties, Leusden

22 februari

1 maart

Lezing Maak kennis met het brein van je patiënt, Arnhem

Lezing Behandeling van de patiënt met pijn aan de achillespees, Zwolle

6 maart

14 maart

Lezing Biochemie-Immunologie, Eindhoven

Lezing Heup- en knieprothese in dagbehandeling; kwestie van teamwork!, Zwijndrecht

7 maart • Interactieve lezing Inspiratie Meer flow in de fysiopraktijk, Amersfoort • Workshop Wkkgz Checkup, Spier

19 maart Lezing Behandeling van de patiënt met pijn aan de achillespees, Leiden

23 maart Cursus SportFUNdamentals en RunningFUNdamentals, Zwijndrecht

28 maart •L ezing Heup- en knieprothese in dagbehandeling; kwestie van teamwork!, Cuijk •W orkshop Wkkgz Checkup, Alphen aan den Rijn

• Informatie, inschrijven en meer scholingen, congressen, lezingen en trainingen van het KNGF: www.mijnkngf.nl • Het totale scholingsaanbod: www.fysionetwerken.nl - kalender

4 | FysioPraxis februari 2018

fp01inhoud.indd 4

06-02-18 10:24


inhoud

9 Studenten | Geschiedenis Stage-impressie Nicole Niessen | ‘Das Klappsche Kriechverfahren’

18 MTSS

Promotie Marinus Winters

21 Klinimetrie

10

Nederlandstalige versie van de Modified Low Back Pain Disability questionnaire

34 Preoperatieve training Promotie Karin Valkenet

VERDER: 7 8, 32 33 36 49

24

27

10 Gedragslenzen

16 Profiel

De fysiotherapeutische beroepspraktijk heeft dringend behoefte aan mogelijkheden om patiënten te ondersteunen bij het veranderen van gezondheidsgedrag. Het gedragsmodel ‘Persuasive by Design’, ontwikkeld door onderzoekers van de Hogeschool Utrecht, vertaalt principes over menselijk gedrag in vijf ‘Gedragslenzen’. Een casus met toelichting.

Ze kwam al vaker in Australië en vindt het een perfect land. Waar ze zich vooral op verheugt, is dat ze er veel kan leren; het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het bewegingsapparaat staat bijzonder hoog aangeschreven. Interview met Arianne Verhagen, kersverse hoogleraar in Sydney.

Column Jeroen van Egmond Boekbesprekingen In beeld Elfstedentocht Wetenschap - summary Jaaroverzicht 2017

37 Specialistenkatern

KNGF katern 42 KNGF Nieuws

24 Buitenland

Stichting IISAH helpt mensen met een lichamelijke beperking in Kenia door te investeren in fysiotherapeuten. Osborn Mabulu, fysiotherapeut in Kisumu, had er baat bij. Margareth, een van zijn patiënten, doet haar verhaal.

27 Bewegen na orgaantransplantatie

43 FysioWorks

Het fysieke activiteitenniveau na een orgaantransplantatie blijkt gemiddeld lager te zijn dan je zou verwachten op basis van de fysieke gesteldheid. Zelfs een expeditie naar de Kilimanjaro ging de ontvangers van een transplantatieorgaan net zo goed af als hun begeleiders. Hoe is dat lagere activiteitenniveau dan te verklaren?

44 Casus

inspiratie voor je droompraktijk

klacht grensoverschrijdend gedrag

46 Factsheets inzicht en overzicht

FysioPraxis februari 2018 | 5

fp01inhoud.indd 5

06-02-18 10:24


kort nieuws

Winnaar Valpreventie Award 2017

Kinesis Fysiotherapie uit Peize Afgelopen oktober vond de jaarlijkse Valpreventieweek van VeiligheidNL plaats. Meer dan 40 zorgverleners verzorgden activiteiten voor ouderen om extra aandacht te geven aan valpreventie en om ouderen in de benen te krijgen, zoals gratis proeflessen voor kracht- en balansoefeningen, informatiemiddagen, screenings en het checken van rollators. Kinesis Fysiotherapie in Peize is uit de 40 zorgverleners door de jury tot winnaar van de Valpreventie Award 2017 verkozen. Ouderen werden aangezet tot actie, en

konden een Gouden Tip geven voor het motiveren van deelnemers voor valpreventie. De praktijk organiseerde tijdens de Valpreventieweek drie inloopochtenden,

waarbij deelnemers werden geïnformeerd, gescreend en getest op het gebied van valpreventie. Ook konden ze een workshop Actie Reactie, In Balans of Beweeg je Zeker volgen. De prijs van 500 euro gebruikt de praktijk voor extra opleidingen, workshops en cursussen. Bron: VeiligheidNL

Congres Positieve gezondheid en revalidatie Op 21 maart organiseert studievereniging FSV Fysiek in samenwerking met de opleiding Fysiotherapie van de Hanzehogeschool Groningen een congres met als thema ‘Positieve gezondheid en revalidatie’. Positieve gezondheid zal een steeds grotere rol binnen de fysiotherapie gaan spelen. Spreker Carl Verheijen zal deze rol verduidelijken. Ook zijn er diverse bijdragen over het musculoskeletale, cardiorespiratoire, neurologische en communicatieve domein.

21 maart 2018 Inloop vanaf 13 uur, einde ca. 21 uur; gelegenheid tot napraten Wiebenga Complex, Petrus Driessenstraat 3, 9714 CA Groningen

MEER WETEN Meer informatie en kaartverkoop: www.fsvfysiek.nl/congres. Let op: er is een beperkte hoeveelheid kaarten beschikbaar.

6 | FysioPraxis februari 2018

fp01kort.indd 6

06-02-18 10:25


column

Liever bankhangen dan bewegen Ruim twee derde van de Nederlandse pubers verkiest chillen met vrienden en bankhangen boven sporten. Gemiddeld brengt de helft van de jongeren tussen de 10 en 18 jaar per dag 8 uur zittend door. Dit blijkt uit de Nationale Puberenquête onder bijna 2000 pubers. De enquête is uitgevoerd door Buro Bloei uit Amsterdam, een advies- en begeleidingspraktijk voor kinderen, pubers en ouders van orthopedagoog Mariëlle Beckers en ontwikkelingspsycholoog Sonja Borgsteede. Beckers en Borgsteede: “Bewegen voor pubers is zo belangrijk omdat ze daardoor een betere conditie krijgen, meer zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen ontwikkelen en minder vatbaar zijn voor stress en depressies. Daarnaast leidt bewegen bij pubers tot betere schoolprestaties.” Uit de Puberenquête blijkt dat 60% van de ouders niet weet hoe ze hun kroost in beweging moeten krijgen. Volgens orthopedagoog Beckers spelen ouders echter een sleutelrol in het beweeggedrag van hun puber. “Je motiveert je kind het beste door zelf te sporten en dat vol te houden. Wat je zeker niet moet doen, is je puber dwingen om in beweging te komen.” Uit eerdere cijfers van de Gezondheidsenquête (CBS2016) bleek dat ruim 70% van de jongeren tussen de 12 en 16 jaar niet voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, namelijk dagelijks minimaal een uur matig intensief lichamelijk actief zijn.

‘De moderne mens’ Beste collega, Vorige keer sloot ik af met een oproep tot verhalen vertellen. Ik wil daar zelf ook graag aan meedoen. Hieronder een kleine geschiedenis van de moderne mens. En, hoewel door mij verzonnen, wel gebaseerd op ware gebeurtenissen. De held? Wijzelf! En ja, het verhaal gaat dus (ook) over fysiotherapie. Oh, oh wat is het leven toch zwaar, de goden spelen met ons, we zijn overgeleverd aan hun grillen. Als dat toch eens zou stoppen, dan werd ons leven beter. Ah, ik zal helpen, zei Religie, er is namelijk maar één God, en die is liefde. Vertrouw mij maar, dan wordt je leven beter. Ja, ja zei Wetenschap, maar liefde kun je niet meten, het is maar de vraag of het bestaat, maar die God van jou, die toch zeker niet. Kijk nou eens goed naar wat we kunnen waarnemen, zie je die patronen? Als we die nou goed bestuderen, kunnen we onheil voorspellen en worden we minder kwetsbaar: dan kun je beter leven. Wat ook zou helpen, is iets meer geld, dat maakt het leven beter. Laat dat maar aan de markt over, zei Economie. Gewoon een kwestie van vraag en aanbod, goedkoop inkopen of maken en duur verkopen, dan word je rijk. Goedkoop? Daar heb ik wel ideeën bij, zei Management, gewoon een kwestie van stroomlijnen, weglaten wat feitelijk overbodig is. Efficiëntie is de weg naar beter leven. Maar hoe moet dat dan met z’n allen, hoe leven we beter samen? Dat is een kwestie van duidelijke afspraken maken, zei Politiek. Ja, en vooral rationeel blijven, voegde Wetenschap daaraan toe. Emoties in de onderbuik, daar kun je niet op bouwen. Weet je wat? Als iedereen nou gewoon zijn plicht doet, zei Moraal, dan wordt het leven beter. Maar soms doet het zo’n pijn. Daar heb ik wel wat voor, zei Geneeskunde. Als Wetenschap en Economie me nou even helpen, doet het straks echt wel minder pijn, leven we veel langer en kunnen we er ook nog iets aan verdienen, of ten minste de kosten in de hand houden. Beter leven vereist een bepaalde wijsheid, merkte Filosofie op, dat probeer ik al eeuwenlang te zeggen, maar het lijkt wel of niemand luistert. Toen bleef het even stil. Wat is dat toch, dat beter leven waar jullie het steeds over hebben, vroeg Ethiek ten slotte.

Vriendelijke groet, Jeroen van Egmond Voorzitter KNGF Ethiekcommissie

FysioPraxis februari 2018 | 7

fp01kort.indd 7

06-02-18 10:25


boekbespreking

Toepassing in de praktijk

NDT-concept Het Neuro-Developmental Treatment (NDT)-concept (ook wel: Bobath) is een wereldwijd toegepaste probleemoplossende onderzoeks- en behandelmethode voor patiënten met Centraal Neurologisch Letsel. NDT is gebaseerd op het systeemmodel voor motorische controle en is in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw ontwikkeld door het echtpaar Bobath. Sindsdien worden paramedici door intensieve cursussen tot gecertificeerde NDT-therapeuten opgeleid. Vijf delen Dit boek is ontstaan uit een vijfjarig project van de Neuro-Developmental Treatment Association, waaraan ruim dertig therapeuten hebben bijgedragen. Het boek bestaat uit vijf delen. Deel één bevat een uitgebreide beschrijving van filosofische fundamenten en theoretische aannames van het NDT-concept. In deel twee wordt het praktische model van onderzoekend behandelen – met de nadruk op houdings- en bewegingsstoornissen en analyse van de bewegingsuitvoering – uitgewerkt. Deel drie beschrijft de achtergrond van in NDT gehanteerde principes, zoals de Dynamische Systeem Theorie en de theorie van Neurale Groep Selectie, en behandelt aannames over neuroplasticiteit en herstel. Deel vier beschrijft de NDT-toepassing specifiek voor ergotherapeuten en logopedisten. Het laatste deel omvat vijftien casusbeschrijvingen bij verschillende diagnoses en fases van herstel. Dit deel wordt met fotomateriaal ondersteund.

Houdings- en bewegingspatronen Een van de pijlers van het NDT-concept is inzicht in en analyse van primaire en secundaire stoornissen in houdings- en bewegingspatronen. Het optimaliseren van deze bewegingspatronen en het beperken van compensatiemechanismen vormen de focus van de interventies. Dit wordt beoogd door taakgericht te oefenen, het geven van sensorische input en hands-on-technieken. Er wordt gebruikgemaakt van veel herhalingen en variatie van oefeningen gedurende intensieve en langdurige behandelperiodes. Weten-

schappelijk bewijs voor deze neuromusculaire plasticiteit en herstel van activatiepatronen door intensief oefenen is echter niet voorhanden en wordt ook niet als zodanig in het boek beschreven. Daarnaast worden evidence-based principes onvoldoende uitgewerkt, zoals ‘goal setting’ aan de hand van prognostische determinanten en inzicht in herstelmechanismen, selecteren van evidencebased interventies en het systematisch evalueren van uitkomsten.

Richtlijn Beroerte Dit boek geeft een beschrijving van het NDT-concept en zijn praktische toepassingen. Voor fysiotherapeuten werkzaam in de neurorevalidatie zijn de casusbeschrijvingen wellicht interessant. In de KNGF Richtlijn Beroerte wordt echter geadviseerd te kiezen voor een eclectische behandeling, waarbij een evidence-based interventie wordt geselecteerd. Deze nieuwe inzichten zijn in Nederland sinds 2008 geïmplementeerd in de post-hboscholingen ‘Neurorevalidatie-CVA’.

BOEKGEGEVENS

Judith C. Bierman, Mary Rose Franjoine, Cathy M. Hazzard, Janet M. Howle, Marcia Stamer. Neuro-Developmental Treatment, A guide to NDT Clinical Practice. Thieme, 2016. ISBN: 978-3-13-201911-9. 543 pagina’s, 287 illustraties, video’s online beschikbaar. € 79,99.

Voor fysiotherapeuten werkzaam in de neurorevalidatie zijn de casusbeschrijvingen interessant Jip F. Kamphuis, fysiotherapeut MSc, revalidatiegeneeskunde VUmc Amsterdam, docent Neurorevalidatie NPi.

8 | FysioPraxis februari 2018

fp01kort.indd 8

06-02-18 10:25


studenten | geschiedenis

De fysiotherapiestage van Nicole Niessen:

‘Divers, uitdagend en motiverend’

Wie ben je en waar studeer je? Ik ben Nicole Niessen. Ik ben 22 jaar oud en ik studeer fysiotherapie aan Zuyd Hogeschool in Heerlen. Daarnaast ben ik namens Zuyd Hogeschool de afgevaardigde voor de KNGF-studentenraad, waarbij ik in de social-mediacommissie zit.

Waar heb je stage gelopen en waar loop je nu stage? Mijn eerste stage was in de praktijk Kuijs Fysiotherapie in Beek, de tweede in het Laurentius ziekenhuis in Roermond. Momenteel loop ik mijn derde stage bij de praktijk Regtop Fysiotherapie in Heerlen.”

Wat heb je gedaan tijdens deze stages? In het ziekenhuis heb ik vooral behandeld op het gebied van activiteiten, zoals het maken van transfers en het activeren van patiënten door oefeningen te doen

of met hen te lopen, onder andere op de afdelingen orthopedie en long. In de praktijk ben ik nu vooral bezig met het opstarten en het afmaken van een volledige behandelreeks. De behandelingen bestaan onder andere uit oefentherapie en manuele verrichtingen. Op elke stageplaats heb ik verschillende groepen begeleid, zoals een COPD-beweeggroep en oncologie-revalidatiegroep.

Wat viel je op en/of wat is anders in de praktijk dan je op de opleiding hebt geleerd? Het verschil tussen een patiëntencasus die je op de opleiding krijgt en een ‘echte’ patiënt. Op de opleiding zijn deze casussen ontzettend duidelijk en geven deze veel informatie over bepaalde pathologieën. Toen ik stage ging lopen, viel het pas op hoe weinig patiënten zo zwart-wit zijn zoals de casussen tijdens de opleiding.

Wil je in dezelfde setting en met dezelfde patiëntengroep gaan werken? Zowel de praktijken als het ziekenhuis zijn mij heel goed bevallen! In het ziekenhuis vond ik de orthopedieafdeling ontzettend leuk. In de praktijk vind ik het juist fijn dat je de hele dag verschillende soorten patiënten ziet. Hierdoor heb ik op dit moment nog geen voorkeur. Het mooiste lijkt me om deze twee te kunnen combineren en hierdoor veel afwisseling te krijgen.

Hoe ben je aan je stageplek gekomen? Op Zuyd Hogeschool krijgt elke SLB*groep een lijst met stageplaatsen die onderling verdeeld worden. Hierdoor hoeven wij zelf niet op zoek te gaan naar een stageplaats.

Beschrijf je stageplek in drie woorden. Divers, uitdagend en motiverend. *studieloopbaanbegeleiding

Stichting Geschiedenis Fysiotherapie

Das Klappsche Kriechverfahren In 1889 verenigde in Nederland een groep gymnastiekleraren en heilgymnastische masseurs zich in het ‘Genootschap ter beoefening van de heilgymnastiek’.1 Wij blikken in deze rubriek terug op onderwerpen uit de periode na 1889.2 Nog heel wat fysiotherapeuten kunnen smakelijk vertellen over de verplichte lesstof over ‘Das Klappsche Kriechverfahren’ (letterlijk: de kruipmethode van Klapp). Professor Rudolf Klapp, chirurg in de Universiteitskliniek in Berlijn, was fel gekant tegen de agressieve operatieve aanpak vanuit de chirurgie en de passieve aanpak met korsetten. In 1905 ontwikkelde hij deze oefenmethode als alternatief. Zijn methode werd een standaardaanpak voor idiopatische scoliose en M. Scheuermann, maar raakte in de vergetelheid door de nogal militaristische manier van trainen. In Duitsland is de methode in 2017 weer opgedoken in de Universiteitskliniek van München.3

In Nederland blijft het stil rondom deze en andere oefenmethodes voor scoliose. In het proefschrift van orthopedisch chirurg Tom Schlösser, Adolescent idiopathic scoliosis (2014), komt oefentherapie als methode niet meer voor.4 Dr. Klapp gaf de heilgymnastiek en de latere fysiotherapie een podium door met oefenen een rol te spelen in de aanpak van scoliose, al was de uitvoering van de methode discutabel. Maar de fysiotherapie haakte af in de ontwikkeling van deze behandelmethode, zo blijkt uit het proefschrift van Schlösser. Is dit terecht of hebben we hierin kansen laten liggen?

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

FysioPraxis februari 2018 | 9

fp01studenten.indd 9

06-02-18 10:26


wetenschap – theorie

Een nieuw perspectief op gedragsverandering in de fysiotherapie

Gedragslenzen: theorie en toepassing

De fysiotherapeutische beroepspraktijk heeft dringend behoefte aan mogelijkheden om patiënten te ondersteunen bij het veranderen van gezondheidsgedrag. Het vermogen tot gedragsverandering blijkt in de dagelijkse praktijk namelijk behoorlijk tegen te vallen. Het gedragsmodel ‘Persuasive by Design’, ontwikkeld door onderzoekers van de Hogeschool Utrecht, vertaalt principes over menselijk gedrag in vijf ‘Gedragslenzen’. Aan de hand van een casus lichten de onderzoekers dit model toe en de toepassing hiervan in de beroepspraktijk van de fysiotherapeut.

Mensen bezitten de unieke capaciteit om hun gedrag te sturen in de richting van zelfgekozen doelen. Toch blijkt ons vermogen tot gedragsverandering in de dagelijkse praktijk behoorlijk tegen te vallen.1 Voor patiënten met obesitas is het lastig een dieet vol te houden na afloop van een leefstijlinterventie.2 Voor dertig tot zestig procent van de patiënten met chronische pijn is het niet mogelijk om de behandelinzichten na afloop van pijnrevalidatie vol te houden.3 En ook op het gebied van fysieke activiteit is een groot verschil te zien tussen de wil om meer te bewegen en het daadwerkelijke beweeggedrag.4 Uit een onlangs verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, ‘Weten is nog geen doen’, blijkt dat dit inzicht langzaam doordringt naar de praktijk.5

Tekst: Stefan Elbers, Sander Hermsen, Manon Bloemen, Reint Jan Renes en Harriët Wittink

Het weerbarstige karakter van gedragsverandering levert in de praktijk allerlei problemen op Het weerbarstige karakter van gedragsverandering levert in de praktijk allerlei problemen op. Er wordt enerzijds een steeds grotere rol verwacht van de zorgverlener bij het begeleiden van patiënten met chronische aandoeningen naar een gezonde leefstijl. Anderzijds is er steeds minder behandeltijd beschikbaar om aan deze behandeldoelen te werken.6 Met gemiddeld 10,5 behandelingen per patiënt kunnen we ons afvragen in hoeverre behandeldoelen die langdurige gedragsverandering omvatten, wel realistisch zijn.7 Een ander probleem is dat nieuwe inzichten over gedragsverandering slechts in beperkte mate doordringen in de fysiotherapeutische beroepspraktijk. Zo bieden de door het KNGF opgestelde beweeginterventies slechts beperkt houvast bij het volhouden van de verkregen fitheid na afloop van de interventie. Hoewel er enkele theorieën voor gedragsverandering worden toegelicht en vertaald worden naar een aantal algemene adviezen, bieden de beweeginterventies weinig handvatten om per individuele patiënt te analyseren welke gedragsverande-

ringsstrategieën in die situatie mogelijk zijn. Daarnaast houdt het geboden theoretische kader met name rekening met gecontroleerd, beredeneerd gedrag, maar niet met automatismen, zoals gewoontes en impulsen. En dat terwijl gedragswetenschappers de interactie tussen deze twee vormen van gedrag (gecontroleerd en automatisch) zien als een fundamenteel uitgangspunt bij het verklaren en voorspellen van gedrag.8-10 Kortom, de beroepspraktijk heeft dringend behoefte aan mogelijkheden om patiënten te ondersteunen bij het veranderen van gezondheidsgedrag. Wij denken dat hier geen generieke aanpak of methode, maar een model voor klinisch redeneren voor nodig is. Met dit model kan de beroepspraktijk iedere patiënt ondersteunen in het veranderen van zijn of haar gezondheidsgedrag op basis van de eigen context, mogelijkheden en beperkingen. Met de ontwikkeling van het gedragsmodel ‘Persuasive by Design’ hebben onderzoekers van de Hogeschool Utrecht daartoe een belangrijke stap gezet.11 Dit model integreert centrale principes over menselijk gedrag en het veranderen daarvan en vertaalt deze in vijf hoofdaspecten of ‘Gedragslenzen’.

De Gedragslenzen De vijf Gedragslenzen geven een evidence-based en volledig beeld van alle aspecten die bij gedragsverandering relevant zijn. Daarmee bieden ze de zorgprofessional een hulpmiddel om theorie en bewijs over gedragsverandering te koppelen aan ieder individueel behandelplan. Elke lens biedt daarbij een ander perspectief, een andere ‘blik’ op het probleem, het gewenste doelgedrag en de manier waarop de patiënt daarmee omgaat. Dat maakt het mogelijk om vanuit ieder van de vijf perspectieven ‘kansen’ en ‘uitdagingen’ te formuleren die passen bij het doelgedrag en de persoonlijke context van de patiënt. Een sterk punt van

10 | FysioPraxis februari 2018

fp01WKtheorie.indd 10

06-02-18 10:28


deze aanpak is dat er niet wordt geprobeerd een one-size-fits-all-gedragsinterventie op alle situaties te plakken, maar dat de Gedragslenzen juist een gepersonaliseerde aanpak ondersteunen. Aan de hand van een casusbeschrijving demonstreren we de achtergronden en toepassingsmogelijkheden van de Gedragslenzen en de integratie daarvan in de beroepspraktijk van de fysiotherapeut.

OVER DE VIJF GEDRAGSLENZEN

De casus Een 88-jarige vrouw woont samen met haar dochter in een eengezinswoning. Mevrouw heeft twee jaar geleden een totale knieprothese (links) gekregen. Mevrouw heeft recent een bezoek gebracht aan de geriater vanwege toenemende vergeetachtigheid. Uit neuropsychologisch onderzoek is een verminderd functioneren van het werkgeheugen geconstateerd. Omdat ze haar dag routinematig invult, ervaart ze hier weinig problemen mee in het dagelijks leven. Mevrouw is in huis zelfstandig mobiel. Buitenshuis gebruikt mevrouw twee elleboogkrukken en heeft ze een maximale actieradius van ongeveer 3000 stappen (circa 1500 meter), die beperkt wordt door kortademigheid en pijn in haar knieën. Ze maakt zich zorgen over haar pijnlijke knieën. Ze is met name bang dat haar poreuze botten op den duur zullen breken als ze deze te veel belast. De afnemende mobiliteit van mevrouw leidt tot sociale isolatie. Ze komt niet alle dagen meer buiten en is het grootste deel van de dag alleen. Ze haalde veel genoegdoening uit vrijwilligerswerk in de kerk, maar op dit moment voelt ze zich eerder tot last. Ze gaat nu nog maximaal één keer per maand helpen bij het koffieschenken na de kerkdienst. Haar dochter is mantelzorger en helpt mevrouw bij het doen van huishoudelijke taken. Zij heeft een fulltimebaan en heeft hier alleen in de avonduren tijd voor. De stemming van mevrouw begint te lijden onder deze beperkingen. Vanwege somberheidsklachten heeft ze contact opgenomen met de huisarts. De huisarts constateert dat het activiteitenniveau lager is dan te verwachten op basis van haar lichaamsfuncties als kracht en mobiliteit. Ze verwijst mevrouw door naar de fysiotherapeut voor een beweeginterventie. De fysiotherapeut kan met behulp van de gedragslenzen de gedragsaspecten van de casus analyseren. Aan de hand van deze analyse kan het behandelplan zodanig worden ingevuld, dat de fysieke fitheid van mevrouw niet alleen wordt opgebouwd, maar ook wordt volgehouden op de lange termijn. Hieronder geven wij de mogelijke resultaten van zo’n analyse weer. De fysiotherapeut kan deze inzichten met de patiënt bespreken om samen tot een plan van aanpak te komen.

De vijf Gedragslenzen belichten ieder een essentieel onderdeel van het proces van gedragsverandering: De lens Gewoonten en Impulsen zoomt in op automatismen en onbewust gedrag. De lens Weten en Vinden heeft betrekking op de kennis en de attitudes van de patiënt ten opzichte van het doelgedrag. De lens Zien en Beseffen is gerelateerd aan het (zelf)monitoren van gedrag en alle mogelijke vertekeningen die daarbij kunnen optreden. De lens Willen en Kunnen omvat motivatie en mogelijke kansen en obstakels om het doelgedrag uit te voeren. De lens Doen en Blijven doen heeft betrekking op het daadwerkelijk (blijven) uitvoeren van het doelgedrag. Als er met de gedragslenzen naar een specifiek proces van gedragsverandering wordt gekeken, kunnen er binnen ieder perspectief kansen en uitdagingen worden geformuleerd. Met behulp van deze set van aandachtspunten kan er vervolgens een geschikte strategie gekozen worden om de interventie zo goed mogelijk te implementeren in het dagelijks leven van de patiënt.

Lens 1: Gewoonten en Impulsen Het eerste centrale principe in het gedragsmodel ‘Persuasive by Design’ is dat onze gedragingen onder te verdelen zijn in automatisch (vaak ongecontroleerd of onbewust) gedrag en gecontroleerd (vaak bewust en intentioneel) gedrag. Bij complexe gedragingen zoals fietsen zijn vaak verschillende soorten gedrag aanwijsbaar: automatische (evenwicht bewaren), half-automatische (trappen, sturen, plotseling uitwijken) en gecontroleerde gedragingen (route plannen, schuilen wanneer het regent, fiets van het slot halen). Een groot deel van onze gewoonten zijn automatisch. Zo zijn staplengte, loopsnelheid en het moment van inzetten van een armzwaai over het algemeen onbewust en niet intentioneel. Een andere vorm van automatisch gedrag is impulsgedrag: het stoplicht staat op rood, dus stoppen we. De lens ‘Gewoonten en Impulsen’ geeft ons de

»

FysioPraxis februari 2018 | 11

fp01WKtheorie.indd 11

06-02-18 10:28


Lens 2: Weten en Vinden

» kans te onderzoeken in hoeverre er sprake is van automatismen en hardnekkige gewoonten, die het doelgedrag belemmeren of juist bevorderen. Op het gebied van gedragsveranderende strategieën biedt deze lens de fysiotherapeut de kans om na te denken over mogelijkheden op het gebied van nudging: gewenst gedrag automatisch laten plaatsvinden door situaties zo in te richten, dat het gedrag vanzelf volgt. Dit kan door het aanbrengen van prikkels die het gewenste gedrag veroorzaken (bijvoorbeeld door gezonde snacks zichtbaar neer te leggen), het weghalen van prikkels die leiden tot ongewenst gedrag (bijvoorbeeld door ongezonde snacks uit het zicht te bewaren), of door de automatische opvolging van prikkel en gedrag te verbreken (bijvoorbeeld door in de buis met chips iedere tiende chip een andere kleur te geven, zodat je je realiseert dat je de buis onnadenkend leeg aan het eten bent). Verder geeft deze lens de fysiotherapeut inzichten in mogelijkheden om behandeldoelen te koppelen aan bestaande gewoonten of omgevingscues. Uit onderzoek weten we, dat daar krachtige mogelijkheden liggen die het mensen gemakkelijker maken om een gezondheidsregime vol te houden. Zo hebben Stawarz en collega’s een studie gedaan naar strategieën van patiënten om medicatiegebruik vol te houden.12,13 Bij succesvolle strategieën werd er vaak een koppeling gemaakt tussen een omgevingscue en het gewenste gedrag, zoals het neerleggen van de medicatie op een zichtbare plek, of het koppelen van de medicatie-intake aan een dagelijks terugkerende handeling. Casus: kansen en uitdagingen Vanuit het perspectief van deze lens valt in eerste instantie de routinematige daginvulling van mevrouw op. Tot op heden is het niet gelukt om fysieke activiteit in te passen in haar dagelijkse routines. Mogelijk wordt mevrouw gedurende de dag onvoldoende herinnerd aan haar plan om te gaan wandelen. Hier liggen kansen op het gebied van nudging. Misschien helpt het om de wandelstok op een zichtbare plek in de woonkamer te bewaren. Misschien helpt het om een wandeling deel uit te laten maken van de dagelijkse routine. Een uitdaging binnen deze lens is het omgaan met de pijn die mevrouw tijdens het bewegen ervaart. Deze ‘prikkel’ is veelal geassocieerd met het automatisch stoppen en zoveel mogelijk vermijden van de pijnlijke activiteiten. Hoewel deze pijn waarschijnlijk niet te vermijden is, zijn er strategieën voorhanden om de impact van de pijnbeleving op het gedrag te verminderen. Zo wordt er bijvoorbeeld binnen Acceptance and Commitment Therapy (ACT) geoefend om gebeurtenissen zonder oordeel en in het moment te ervaren.14 Op termijn zal de pijn dan minder prominent geassocieerd zijn met gedachten aan vermijding en lichamelijke schade.

Lang niet al ons gedrag verloopt via automatismen. Wij hebben gelukkig ook de mogelijkheid om doelbewust gedrag gecontroleerd uit te voeren. Gecontroleerd gedrag kunnen we het beste vergelijken met een soort thermostaat: we vergelijken een zelfgekozen doel (de instelling van de thermostaat) met het huidige gedrag (de huidige temperatuur). Wanneer er genoeg motivatie, vaardigheden en kansen aanwezig zijn, proberen we vervolgens om het ervaren verschil tussen de huidige situatie en het doel op te heffen (het aanslaan van de cv-ketel).15 Na verloop van tijd evalueren we opnieuw, en passen we het gedrag zo nodig aan. Dit proces herhaalt zich tot het doel is bereikt. Het eerste relevante aspect binnen dit gedragsperspectief is de kennis over en houding ten opzichte van het doelgedrag. Zo kan in het geval van chronische pijn een puur biomedische kijk op de klachten bij een patiënt leiden tot doelen die sterk gefocust zijn op kortetermijn-pijnbestrijding.16 Een gedegen educatie over de gezondheidsconditie zal het conceptuele denkkader verbreden en is daarmee op zichzelf al een eerste stap om gedrag te veranderen.17 Casus: kansen en uitdagingen De ziektepercepties van deze patiënt, het idee dat haar botten de dagelijkse belasting niet aankunnen, zijn niet in overeenstemming met de daadwerkelijke conditie van haar knieën. Binnen deze lens kan de gevonden discrepantie gezien worden als een kans, waarbij biopsychosociale pijneducatie mogelijk zal leiden tot minder angst voor schade bij bewegen. Een uitdaging binnen deze lens is dat educatie in sommige gevallen ook een onbedoeld negatief effect heeft op patiënten; het nocebo-effect. Zo zijn er aanwijzingen dat uitleg met een sterke biomedische focus ertoe leidt dat patiënten zich meer zorgen gaan maken over hun klachten, angstiger worden en zelfs meer pijn ervaren.18,19 Het actief controleren of de boodschap goed is geïnterpreteerd door de patiënt (bijvoorbeeld met behulp van de teach-backmethode) is een van de mogelijkheden om deze uitdaging te ondervangen.20 Verder heeft mevrouw last van een verminderd kortetermijngeheugen, waardoor de pijneducatie – maar ook de behandeldoelen – mogelijk niet voldoende zullen beklijven. Het erbij betrekken van de mantelzorger of het gebruik van andere compensatiestrategieën, zoals een notitieboekje of een dictafoon, kunnen hierbij een oplossing bieden.21

12 | FysioPraxis februari 2018

fp01WKtheorie.indd 12

06-02-18 10:28


Lens 3: Zien en Beseffen

Lens 4: Willen en Kunnen

De volgende stap in de gedragsveranderingsthermostaat is het vergelijken van hun huidige gedrag met het gewenste doel. Mensen hebben hierbij vaak een vertekend beeld van hun eigen gedrag.22,23 Dit heeft onder andere te maken met het feit dat lang niet al het gedrag bewust wordt ervaren. Deze lens draait om het objectief inzichtelijk maken van het eigen gedrag en de gevolgen daarvan. Aangezien we in veel gevallen niet bewust zijn van ons automatische gedrag, heeft deze lens sterke dwarsverbanden met de lens ‘Gewoonten en Impulsen’. Ook heeft deze lens verbanden met de lens ‘Weten en Vinden’, omdat er vaak kennis over de gevolgen van het eigen gedrag ontbreekt. Het aanbieden van kennis over de gevolgen van het huidige gedrag kan dan helpen om het eigen gedrag beter in te schatten. Directe feedback op het eigen gedrag is een van de beste manieren om binnen de lens ‘Zien en Beseffen’ het doelgedrag te ondersteunen. Moderne technologische ontwikkelingen leveren een objectieve maat voor bewegen, die de patiënt direct, terwijl het gedrag optreedt, verder helpt. Zo geeft een stappenteller iedere dag ondubbelzinnig antwoord op de vraag of het behandeldoel is gehaald. Hierbij is het van belang dat de patiënt de relatie legt tussen de feedback (bijv. aantal stappen per dag) en het behandeldoel (bijv. meer zelfstandigheid). Een uitdaging is dat een te ambitieus doel demotiverend kan werken als de feedback tegenvalt.24,25 Zo valt een toename van 3000 naar 3200 stappen per dag tegen als er gestreefd wordt naar 5000 stappen.

Door deze lens beziet de fysiotherapeut de kansen en uitdagingen die te maken hebben met de motivatie van de patiënt om het gedrag te veranderen en de mogelijkheden die hij of zij daartoe heeft. Motivatie leidt tot betere resultaten, wat de motivatie weer verhoogt.26 Een gedegen (liefst intrinsieke) motivatie kan als vliegwiel voor de behandeling werken. Maar niet alleen motivatie is van belang, de patiënt moet ook nog in staat zijn het gewenste gedrag uit te voeren. Zijn de juiste vaardigheden voorhanden? Zijn er belemmeringen of drempels bij het uitvoeren van het gedrag? Verder is er een onderscheid te maken tussen verschillende soorten motivatie. Zo is in sommige omstandigheden autonomie en de eigen identiteit ten opzichte van anderen een grote motivator. In andere omstandigheden is juist saamhorigheid belangrijk.27 Senioren vinden vaak motivatie in een sociale inbedding van het gewenste gedrag.28 Met name wanneer de patiënt een verlies van sociale interactie ervaart, zoals in deze casus, is het koppelen van het gewenste gedrag aan een sociale context een sterke prikkel om het gedrag uit te voeren.

Casus: kansen en uitdagingen In deze casus is de patiënt zich hoogstwaarschijnlijk niet volledig bewust van haar actieradius, die ten gevolge van haar pijnklachten de afgelopen jaren geleidelijk is afgenomen. Daarnaast is het goed mogelijk dat mevrouw zich eveneens niet bewust is van de negatieve gevolgen van haar verminderde actieradius op haar spierkracht, cardiovasculaire gezondheid, sociale participatie en stemming. In de beschreven casus kan er daarom gewerkt worden met directe feedback op betekenisvolle subdoelen, waarbij het behaalde aantal stappen wordt omgerekend naar een belangrijke dagelijkse activiteit (op de koffie bij de buurvrouw, een brief posten, naar de bakker).

Casus: kansen en uitdagingen Het vaststellen van de achterliggende waarden bij de hulpvraag van de patiënt biedt mogelijkheden om haar motivatie om meer te bewegen, te verhogen.29 Zo heeft de patiënt aangegeven dat ze het liefste verder zou willen wandelen, omdat ze daardoor minder afhankelijk is van anderen. De achterliggende waarde ‘zelfstandigheid’ ligt daarmee ten grondslag aan de motivatie om meer te bewegen. Dit inzicht maakt het bijvoorbeeld mogelijk om feedback op de voortgang gedurende de behandeling uit te drukken in de toegenomen zelfstandigheid. Aan de andere kant is het mogelijk dat de motivatie zal afnemen als het toegenomen aantal stappen niet leidt tot meer zelfstandigheid. De patiënt kan bijvoorbeeld angstig zijn om te vallen en daarom alleen buiten willen lopen als ze samen met haar dochter is. In dat geval is het mogelijk om de behandeling te richten op het verminderen van de angst, zodat de waarde ‘zelfstandigheid’ alsnog kan dienen ter ondersteuning van de motivatie. Als deze route niet wenselijk is, bijvoorbeeld vanwege een reëel valrisico, dan kan de beweeginterventie in overleg met de patiënt ook worden gerelateerd aan andere belangrijke waarden, zoals ‘genieten van de natuur’ of ‘sociale verbondenheid’. Bij het stellen van een doel is het van belang vooruit te kijken naar mogelijke kansen en hindernissen. Als mevrouw bijvoorbeeld een vast moment op de dag kiest waarop ze gaat lopen, bedenk dan hoe ze zal omgaan met onverwacht bezoek, gladheid of pijnklachten. Dergelijke hindernissen vormen een reële bedreiging en kunnen een negatieve invloed hebben op de relatie tussen het doel en het uit te voeren gedrag.30 Daarentegen vormt het meelopen met de buurvrouw als zij haar hond uitlaat een kans om op vaste momenten beweging te integreren in haar dagelijks leven. Met behulp van een goed uitgewerkt actieplan, waarin het doel zoveel mogelijk wordt geïntegreerd in het dagelijks leven van de patiënt, kan er rekening worden gehouden met vooraf geïdentificeerde hindernissen.

»

FysioPraxis februari 2018 | 13

fp01WKtheorie.indd 13

06-02-18 10:28


» Lens 5: Doen en Blijven doen Het formuleren van een doel leidt niet automatisch tot het behalen van het gewenste eindresultaat. Gedurende de uitvoering kan er sprake zijn van conflicterende doelen, onvoorziene omstandigheden of ongewenste bijeffecten, die de uitvoering kunnen belemmeren. De laatste lens, ‘Doen en Blijven doen’, geeft inzicht in de mate waarin de patiënt het gewenste gedrag daadwerkelijk uitvoert en, vooral, blijft volhouden. Deze lens heeft sterke dwarsverbanden met de lens ‘Willen en Kunnen’, omdat in deze lens meestal de randvoorwaarden te vinden zijn om een interventie blijvend te doen slagen.

Casus: kansen en uitdagingen Doelen hebben een grotere kans om daadwerkelijk te worden uitgevoerd, wanneer we het ‘waar’, ‘wanneer’ en ‘hoe’ van de voorgenomen actie zo gedetailleerd mogelijk verwoorden.31 Als mevrouw aangeeft dat ze dagelijks, direct nadat ze zichzelf heeft aangekleed (wanneer), een wandeling door de wijk maakt (hoe en waar), creëert ze daarmee een directe relatie tussen het doel (‘ik wil meer bewegen’) en de specifieke context. Hiermee vergroot ze de kans dat de wandeling op den duur onderdeel wordt van haar dagelijkse routine, waarmee ze als het ware een gezonde gewoonte heeft gecreëerd. Een andere kans is de aanwezigheid van de mantelzorger, die zowel praktische als emotionele steun kan bieden bij de opbouw in de fysieke activiteit. Samen kunnen ze de voortgang bespreken en nieuwe betekenisvolle subdoelen stellen. Hierbij kunnen ze in eerste instantie zelf op zoek gaan naar mogelijkheden om het doel zo goed mogelijk te integreren in het dagelijks leven. Momenten van fysieke activiteit kunnen bijvoorbeeld van week tot

Figuur 2 Het PAD-model

Het aangepaste Physical Activity for persons with a Disability (PAD) model is een combinatie van het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) model en de Gedragslenzen. De rechthoek bovenaan (paars) is gevuld met de functionerings-as van de ICF en de rechthoek linksonderaan (blauw) bevat de omgevingsfactoren. De rechthoek rechtsonder (groen) heeft betrekking op de persoonsfactoren, waarin het gedragsperspectief is geoperationaliseerd met de Gedragslenzen.

14 | FysioPraxis februari 2018

fp01WKtheorie.indd 14

06-02-18 10:28


week worden gekoppeld aan praktische activiteiten die al gepland stonden, zoals het samen doen van boodschappen. Ook kunnen de mantelzorger en patiënt in eerste instantie samen evalueren hoe ze weer op het goede spoor komen, als er structurele problemen ontstaan in de uitvoering. Een fysiotherapeut kan samen met de mantelzorger en de patiënt bespreken hoe ze het beste om kunnen gaan met hindernissen en wat realistisch is met betrekking tot de prognose. Uitdagingen liggen met name in het omgaan met hindernissen; hoe pakt mevrouw het oude plan weer op wanneer ze een tijdje geveld is geweest door griep, of wanneer er sneeuw heeft gelegen? Zoals we hierboven al stelden, zijn sociale en emotionele steun een belangrijke succesfactor bij het volhouden van gewenst gedrag. De mantelzorger zou hierin een belangrijke rol kunnen spelen, door de patiënt na een moeilijke periode te helpen de routine weer op te pakken.

Discussie Bij iedere lens zijn enkele potentiële interventiestrategieën geschetst. Er is een groot instrumentarium aan technieken beschikbaar die gedragsverandering kunnen faciliteren.32 Echter, welke strategie je in welke context het beste kunt kiezen, is moeilijk te bepalen. Niet alleen verschilt dat per situatie, ook is er nog geen helder overzicht van alle mogelijke strategieën, hun inzetbaarheid en beperkingen. De aanpak met de Gedragslenzen maakt het de professional eenvoudiger om in te zoomen op de gedragsaspecten van een behandeling. Dit inzoomen heeft wel een risico, het blijft immers van belang om voldoende aandacht te blijven behouden voor de gezondheidssituatie en systemische factoren, zoals de woonsituatie en de mogelijkheden tot bewegen binnen de actieradius. Daarom is het belangrijk de lenzen te integreren binnen het in de fysiotherapie veelgebruikte ICF-raamwerk. Het ICF besteedt nu al ruim aandacht aan externe invloeden op activiteiten, zoals omgevingsfactoren, maar schiet nog te kort in het evalueren van gedragsaspecten. De Gedragslenzen bieden daarmee in combinatie met de externe factoren en gezondheidssituatie uit het ICF een volledig scala voor het klinisch redeneren binnen de fysiotherapie. Een uitwerking van deze integratie is het aangepaste ‘Physical Activity for persons with a Disability model’ (PAD-model; zie figuur 2). Dit analyse-instrument is ontwikkeld om het klinisch redeneren te ondersteunen en te komen tot een individueel afgestemd behandelplan. In het oorspronkelijke PAD-model worden de gedragsaspecten benaderd vanuit het ASE-model (Attitude, Sociale invloed en Eigen effectiviteit).33 Het aangepaste PAD-model heeft de gedragsaspecten verder uitgewerkt

met de vijf perspectieven van de Gedragslenzen. Een behandelplan gebaseerd op deze combinatie biedt in de meeste gevallen voldoende aanknopingspunten om de slagingskans van een behandeling op de lange termijn te verhogen. De Gedragslenzen zijn daarnaast ook geschikt als hulpmiddel bij het ontwikkelen van zorgtrajecten en interventies. Hiermee kan op systematische wijze worden getracht de interventie zoveel mogelijk te bestendigen in het dagelijks leven van het individu.

Onderzoeksprojecten Op dit moment lopen er drie onderzoeksprojecten in de gezondheidszorg, waarbij de lenzen worden ingezet om gedragsverandering te faciliteren. In het onderzoek ‘Active after Stroke’ wordt getracht om de fysieke activiteit te verhogen bij mensen die lijden aan de gevolgen van een beroerte. In het project ‘Wat Beweegt Jou?!’ werken onderzoekers samen met kinderen met beperkingen en hun ouders, kinderfysiotherapeuten, sport- en beweegaanbieders en buurtsportcoaches aan mogelijkheden om de deelname van kinderen met beperkingen aan beweegactiviteiten, zoals buitenspelen en sport, te vergroten.34 Bij de SOLACE-studie staat het optimaliseren van de langetermijneffecten van pijnrevalidatie centraal.

De Gedragslenzen ondersteunen een aanpak op maat

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

MEER WETEN? Lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein Lectoraat Leefstijl en Gezondheid

Stefan Elbers, Hogeschool Utrecht (HU), Lectoraat Leefstijl en Gezondheid; HU, Instituut voor Bewegingsstudies; Universiteit Maastricht, Faculty of Health, Medicine and Life Sciences, CAPHRI, afd. Revalidatiegeneeskunde. Sander Hermsen, HU, Lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein. Manon Bloemen, HU, Lectoraat Leefstijl en Gezondheid; HU, Masteropleiding Fysiotherapie, Specialisatie Kinderfysiotherapie. Reint Jan Renes, HU, Lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein. Harriët Wittink, HU, Lectoraat Leefstijl en Gezondheid. stefan.elbers@hu.nl FysioPraxis februari 2018 | 15

fp01WKtheorie.indd 15

06-02-18 10:28


profiel

‘Fysiotherapie zou ook in Nederland een universitaire opleiding moeten zijn’

Arianne Verhagen, hoogleraar in Sydney Ze kwam al vaker in Australië en vindt het een perfect land. De natuur en de no-nonsensementaliteit van de bewoners spreken haar aan. Maar waar ze zich vooral op verheugt, is dat ze er veel kan leren; het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het bewegingsapparaat staat er bijzonder hoog aangeschreven. Eind januari, vlak voor haar vertrek, sprak FysioPraxis met Arianne Verhagen, kersverse hoogleraar in Sydney.

Tekst: Mieke van Dalen

Waar ga je werken? Bij de Graduate School of Health van de University of Technology in Sydney. Bij deze faculteit is een aantal aan de gezondheidszorg gerelateerde opleidingen opgestart, waaronder de opleiding fysiotherapie. Dit is een jonge masteropleiding, die ongeveer vier jaar geleden is begonnen. Het curriculum is opgezet en de accreditatie is geregeld. De studentenevaluaties zien er goed uit; de studenten zijn tevreden. De opleiding staat.

Wat ga je precies doen? Ik ben gevraagd om een onderzoeksafdeling naast de opleiding op te zetten. Dat heb ik eerder ook bij Avans gedaan. Over een paar jaar, als de afdeling goed loopt, zal veertig procent van mijn werkzaamheden bestaan uit onderwijs, veertig procent uit onderzoek en twintig procent uit managementtaken. Onderwijs hoort er dus zeker bij, maar ik zal geen ‘standaard’ lessen verzorgen, maar vooral onderwijs geven in onderzoeksmethodologie. Dat doe ik nu ook al in Rotterdam, dat vind ik ook het leukst.

‘In Alice Springs ben ik verliefd geworden op het binnenland van Australië’

Is de opleiding in Australië anders dan in Nederland? Ja, het onderzoek maakt in Australië een groter deel uit van de opleiding. Bij de bacheloropleiding maar zeker ook bij de masteropleiding is het verplicht om een onderzoeksafdeling te hebben. Bij de accreditatie van de opleiding waar ik bij aan-

16 | FysioPraxis februari 2018

fp01interview.indd 16

06-02-18 10:29


Wat maakt het land zo mooi?

gesteld ben, is het opzetten van de onderzoeksafdeling als voorwaarde gesteld. Ik zou willen dat er in Nederland bij de opleidingen fysiotherapie ook meer aandacht voor onderzoek zou zijn. Dat heeft twee voordelen. Ik denk dat je als professional beter wordt in je vak, en dat je internationaal een grotere rol kan spelen. In alle andere landen met goede fysiotherapieopleidingen, namelijk de Verenigde Staten, Canada, Engeland, Australië en de Scandinavische landen, is fysiotherapie een universitaire opleiding.

Heeft Nederland op dit gebied wat in te halen? Ja, dat denk ik wel. Het is mijn droom dat over tien jaar drie of vier universiteiten in Nederland zowel een bachelor- als een masteropleiding hebben. Gefinancierd zoals alle masteropleidingen, dus

‘ De fysiotherapeut is een volwaardige professional binnen de zorg, net als de verplegingswetenschapper en de huisarts’ geen privéopleidingen; die weg moeten we niet gaan. De fysiotherapeut is een volwaardige professional binnen de zorg, net als de verplegingswetenschapper en de huisarts. Verpleegkunde, van origine een mbo-beroep, heeft vliegensvlug vaart gemaakt; bij vier universiteiten is er een afdeling verplegingswetenschap. Daar kun je als fysiotherapeut van leren.

Voor hoe lang ga je naar Australië? Mijn aanstelling is in eerste instantie voor drie jaar, ik heb een visum voor vier jaar. Dat is het minimum. Daarna blijf ik zolang als ik het leuk vind.

Ben je er al vaker geweest? Ja. Toen ik promovendus was in Maastricht, was er een Cochrane-colloquium in Adelaide waar ik heel graag heen wilde. Het onderzoek in Maastricht was sterk gericht op de Cochrane. Maar ik mocht er als promovendus pas heen als er een abstract van mij geaccepteerd zou worden voor een poster of lezing. Ik heb vier abstracts ingediend, en ze werden alle vier geaccepteerd; vier redenen dus om te gaan. Later ben ik tijdens een vakantie met mijn man en kinderen door Australië getrokken. In Alice Springs ben ik toen een beetje verliefd geworden op het binnenland van Australië. Verder heb ik in 2007 een subsidie gekregen om zes weken op The George Institute for Global Health in Sydney te werken. Dus ik ben er al verschillende keren geweest, en ik vind het een perfect land!

De natuur vind ik prachtig, maar ik vind de mensen ook prettig. Ze hebben een goede werk-privébalans, en ze hebben net als Nederlanders een no-nonsensementaliteit. Als je af en toe je Nederlandse wat botte communicatiestijl hanteert, vinden ze dat geen probleem. En wat ik vooral heel plezierig vind, is dat het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het bewegingsapparaat daar bijzonder hoog staat aangeschreven. Je kunt er een hoop leren. Recent hebben vooraanstaande wetenschappers er een initiatief gestart, het ANZMUSC-initiatief,* met als doel het aantal subsidies voor onderzoek op het gebied van het bewegingsapparaat te doen stijgen. Dat doen ze op allerlei manieren: door betere aanvragen te schrijven, door beter samen te werken en door de subsidiegever bewust te maken van het belang van het onderzoek. Dat sluit aan bij een subsidieaanvraag die ik nu voor de derde keer vanuit het Erasmus bij Europa heb ingediend. Het gaat om een Europese samenwerking om het onderzoek naar het bewegingsapparaat in een groot consortium samen te stellen. Als dat lukt, wat ik van harte hoop, hebben we een wereldwijd consortium. Vanuit Australië zou ik graag een brugfunctie willen hebben.

Wat ga je missen aan Nederland? Mijn kinderen en kleindochter. Vrienden en collega’s ook, maar er zijn gelukkig wel meer mogelijkheden dan twintig jaar geleden om contact te houden, zoals skypen. Dat gebeurt in Australië veel vaker en gemakkelijker dan in Nederland. We zouden dat ook in Nederland veel vaker kunnen doen.

BLOG UIT SYDNEY Vanaf het maartnummer van FysioPraxis zal Arianne Verhagen een blog schrijven over haar ervaringen in Australië.

Wanneer begin je? Op 5 februari. De meeste spullen zijn begin januari al de boot op gegaan. Wij vliegen eind januari; begin februari is de start van het academische jaar in Australië. * ANZMUSC: Australië, Nieuw-Zeeland, musculoskeletaal

arianne.verhagen@uts.edu.au

Dr. Arianne Verhagen is fysiotherapeut, manueel therapeut en klinisch epidemioloog. Ze is gepromoveerd aan de Universiteit Maastricht bij de vakgroep Epidemiologie. Daarna werkte ze bij de afdeling Huisartsgeneeskunde aan het Erasmus MC als projectleider voor het wetenschappelijk onderzoek binnen de onderzoekslijn van het bewegingsapparaat, en was ze lector bij Avans in Breda. Met ingang van februari 2018 is ze aangesteld als hoogleraar aan de University of Technology in Sydney (UTS), Australië.

FysioPraxis februari 2018 | 17

fp01interview.indd 17

06-02-18 10:29


wetenschap – promotieonderzoek

Makkelijk te diagnosticeren, moeilijk te managen

Mediaal tibiaal stress syndroom Het mediaal tibiaal stress syndroom (MTSS) kan betrouwbaar worden gediagnosticeerd op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek, aldus het promotieonderzoek van Marinus Winters. Het stellen van de diagnose MTSS lijkt redelijk ‘rechttoe rechtaan’. Het kiezen van de juiste behandeling voor een patiënt met MTSS is daarentegen zeer uitdagend: geen van de onderzochte interventies kan worden aanbevolen voor de fysiotherapeutische praktijk. De meest logische wijze van behandelen betreft educatie en een gradueel opbouwend belasting-belastbaarheidprogramma, bestaande uit oefentherapie of een hardloopprogramma.

Tekst: Marinus Winters

Inleiding MTSS is een veelvoorkomende blessure in rennende en springende sporters. De incidentie wordt geschat tussen de 4 en 19% in sportende populaties.1 MTSS wordt gedefinieerd als inspanningsafhankelijke pijn langs de binnenzijde van de tibia. Ook dient diffuse pijn aanwezig te zijn over een lengte van ten minste 5 centimeter bij het palperen van de posteromediale rand van de tibia.2 MTSS wordt vaak beschreven als een botoverbelastingsblessure, een periostitis of een fasciopathie, of een combinatie van een of meerdere aangedane structuren.1,3,4 Evidentie voor deze theorieën is echter geenszins sluitend. Dientengevolge wordt MTSS gezien als een pijnsyndroom.

Diagnose

De diagnose MTSS kan betrouwbaar worden gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek

De diagnose MTSS wordt gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. In de afwezigheid van een bekend pathologisch substraat is het maken van de diagnose MTSS op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek het meest logisch. Voor aanvang van dit promotieonderzoek was het echter onduidelijk of de diagnose MTSS betrouwbaar kon worden gesteld tussen verschillende (para)medici. De diagnose vormt een essentiële basis voor het inschatten van de prognose en het bepalen van de behandelstrategie. Het promotieonderzoek laat zien dat de diagnose MTSS op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek met bijna perfecte betrouwbaarheid kan worden vastgesteld tussen verschillende (para) medici. In een cross-sectioneel inter-beoordelaarsbetrouwbaarheidsonderzoek met 49 patiënten met niet-traumatische onderbeenpijn vonden we een Cohen’s Kappa 0,89 (95% betrouwbaarheidsinterval 0,74-1,00, p < 0,001). 32% van de atleten met MTSS had een co-existente blessure in het onderbeen. Desondanks waren artsen en fysiotherapeuten in staat om co-existente blessures betrouwbaar te identificeren.5 In het septembernummer (2017) van FysioPraxis beschreven we hoe de

diagnose MTSS gesteld kan worden door middel van een simpel 6-stappenplan.6

Behandeling Welke behandeling is het meest effectief voor het herstel van MTSS? Voor een groot aantal verschillende therapieën wordt effectiviteit geclaimd. IJsmassage, shockwavetherapie, kracht- en strekoefening, hardlooptechniektraining, dry needling, een gradueel opbouwend belastingprogramma, onderbeenbraces en corticosteroïden-injecties zijn enkele voorbeelden. Dit proefschrift laat zien dat geen van de onderzochte interventies bewezen effectief is door een hoog risico op systematische vertekening in de gevonden effectiviteitschattingen.7 Het bleek dat studies een inadequate methodologie hanteerden, of dat de methodologie onvoldoende werd beschreven. Hierdoor is er een hoog risico dat de schattingen van het behandeleffect in deze studies onbetrouwbaar zijn. Het proefschrift beschrijft tevens twee casussen die nadelige effecten ondervonden na pre-tibiale corticosteroïden-injecties: twee van onze patiënten hadden depigmentatie van de huid en atrofie van het subcutane vetweefsel rond de plaats van injectie.8 Wat is nu de meest logische behandeling voor de patiënt met MTSS in de fysiotherapiepraktijk, gegeven de afwezigheid van goed onderbouwde therapieën? Mijns inziens bestaat de kern van de behandeling van MTSS uit drie simpele strategieën. Indien deze strategieën goed worden uitgevoerd, kunnen we mogelijk langdurige pijnklachten voorkomen. Afstemmen van verwachtingen over het herstelproces – Het is belangrijk om de verwachtingen over het herstelproces voor aanvang van de therapie te bespreken. Er bestaat een grote diversiteit in klachtenduur bij atleten met MTSS. Een atleet met een korte klachtenduur, bijv. 2 tot 3 weken, kan in een paar weken van zijn/haar pijn af zijn

18 | FysioPraxis februari 2018

fp01MTSS.indd 18

06-02-18 10:30


www.shutterstock.com

en heeft mogelijk aan een paar simpele adviezen voldoende. Anderen hebben meer ondersteuning nodig. Veel atleten zijn te optimistisch over hoe lang het duurt voordat zij hun sport weer naar wens kunnen uitvoeren. Helaas is de blessureduur vaak lang bij patiënten met MTSS: studies geven aan dat het 90 dagen kan duren voordat de hardloper op een moderate intensiteit 20 minuten kan hardlopen, met minimale pijn.9,10 Het gewenste sportactiviteitenniveau zal voor de meeste atleten ambitieuzer zijn dan 20 minuten hardlopen. Vanuit klinische ervaring is een verwacht herstelproces van 9 tot 12 maanden realistischer voor een atleet die ongeveer 3 maanden last heeft van MTSS. Dit hangt uiteraard nauw samen met de persoonlijke doelen van de atleet. Meer onderzoek naar de prognose van MTSS is noodzakelijk, ook om vast te stellen welke factoren het herstel van MTSS bevorderen en welke factoren dit proces belemmeren of vertragen.11 Patiënteducatie en afstemmen belastingbelastbaarheid – Het is essentieel om goede voorlichting te geven aan de patiënt. Een recent kwalitatieve studie geeft aan dat patiënten met langdurige MTSS meer informatie over de blessure hadden willen ontvangen toen ze voor het eerst een fysiotherapeut of arts bezochten. Ze geven aan dat ze, net na het ontstaan van de blessure, een heel ander beeld hadden over de oorzaak, de verwachte herstelduur en hun eigen bijdrage aan het herstel.* Een uitleg aan de patiënt met MTSS zou het natuurlijke beloop van de blessure moeten bevatten, en welke factoren daarmee verband houden.

MTSS is zeer variabel in de mate van pijn en beperkingen; dit lijkt samen te hangen met hoe goed de atleet in staat is om de belasting af te stemmen op de belastbaarheid. MTSS komt vaak terug, of verergert, indien deze balans niet wordt gevonden. Recent onderzoek laat zien dat verandering in de sportbelasting onder de 10% per week moet blijven om het risico op blessures te minimaliseren.12 Dit lijkt tevens een goede richtlijn om aan te houden bij het blootstellen van de atleet met MTSS aan gradueel opbouwende belasting. Een runningapp of activiteiten-app kan de atleet helpen om zijn/haar belasting te monitoren, en om pieken of dalen in de belasting te voorkomen.

Educatie en een opbouwend oefenof hardloopprogramma lijken de beste aanpak bij MTSS

Opbouwend belastingprogramma met hulp van fysiotherapeut – Patiënten met langer bestaande scheenbeenpijn hebben aan advies mogelijk niet genoeg. Het strekt tot aanbeveling deze groep een opbouwend belasting-belastbaarheidprogramma aan te bieden. MTSS wordt gezien als een pijnsyndroom met enige, zeer gelimiteerde aanwijzingen dat het een botoverbelastingsblessure en/of een een crurale fasciopathie ter hoogte van de distale, postero*T osi C, Winters M, mediale tibia betreft. Met enige voorzichtigheid Barendrecht M. Welke lijkt het logisch de therapie te richten op de botomgangswijze hanteren remodellering in de tibia en het stimuleren van sporters met het mediaal de mechanische karakteristieken van de crurale tibiaal stress syndroom fascia. Recent onderzoek laat zien dat sportactivitijdens het herstel van hun teiten met hoge impact, zoals rennen en springen, blessure? Een kwalitatief de botremodelering bevordert.13 Eerder onderzoek explorerende onderzoeksin patiënten met plantaire fasciopathie laat zien studie. Ongepubliceerde dat langzaam uitgevoerde krachtoefeningen met masterscriptie, februari grote weerstand de pijn bij deze groep van patiën2017.

»

FysioPraxis februari 2018 | 19

fp01MTSS.indd 19

06-02-18 10:30


»

ten vermindert.14 Een combinatie van een gradueel opbouwend belastingprogramma en krachtoefeningen van de plantair flexoren is mogelijk het meest effectief voor patiënten met MTSS. Wanneer de atleet met MTSS zich presenteert in het beginstadium van de blessure, is de pijn vaak hevig. Het reduceren van de pijn en het in evenwicht brengen van belasting en belastbaarheid is dan noodzakelijk. Pijn kan worden gereduceerd met ijsmassage en het aanpassen van de belasting. Het wordt doorgaans aangeraden om tijdens het sporten de pijn niet over de grens van 3 op een 0-10-schaal te laten gaan. In het begin is een maximum van 1 of 2 mogelijk beter om de pijn onder controle te krijgen. De fysiotherapeut kan in deze fase de atleet begeleiden bij het onder controle krijgen van de pijn en het in balans brengen van belasting en belastbaarheid. Dit is ook

Marinus Winters

studeerde Fysiotherapie aan de Hogeschool Leiden, Manuele Therapie aan de Hogeschool Rotterdam (MSc) en Klinische Epidemiologie (MSc) in het AMC (UvA) in Amsterdam. Tussen 2012 en november 2017 was hij als promovendus verbonden aan het UMC Utrecht. Sinds mei 2017 werkt hij bij de Research Unit for General Practice in Aalborg, Denemarken. In zijn huidige rol focust hij zich op praktijkrelevant onderzoek naar musculoskeletale pijn bij adolescenten en jongvolwassenen. Titel proefschrift: Medial tibial stress syndrome; diagnosis, treatment and outcome assessment Promotiedatum: 20 november 2017, Universiteit Utrecht Promotieteam: Prof. dr. Frank J.G. Backx, dr. Eric W.P. Bakker, dr. Maarten H. Moen

Hoe bent u tot dit promotietraject gekomen? Als enthousiast baanatleet (800 en 1500 meter) met irreële ambities heb ik zeker vier keer te kampen gehad met MTSS. Ik had telkens veel moeite om het onder controle te krijgen. Het

een geschikt moment voor de fysiotherapeut om de patiënt over het gradueel opbouwend belasting-belastbaarheid-programma en krachtoefeningenprogramma te instrueren. Na een aantal sessies kan de atleet het programma zelfstandig uitvoeren, met een aantal follow-upafspraken om de voortgang te monitoren, het programma aan te passen en de atleet te coachen in de uitvoering. De patiënt en therapeut kunnen de MTSS-score gebruiken om de voortgang van de atleet te monitoren. De MTSS-score (zie de bijlage op de website) is een in dit proefschrift ontwikkelde en gevalideerde uitkomstmaat met goede validiteit, betrouwbaarheid en responsiviteit.15,16 Het is een simpel instrument, bestaande uit 4 items, die de ernst van de blessure meet vanuit het perspectief van de patiënt. De MTSS-score wordt zelfstandig door de patiënt ingevuld.

Conclusie Samenvattend kan de diagnose MTSS betrouwbaar worden gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. Het managen van MTSS is uitdagend. Het belangrijkst bij de behandeling van MTSS zijn het in balans krijgen en houden van de belasting en belastbaarheid enerzijds, en het blootstellen van de atleet aan oplopende belasting anderzijds.

mwinters@dcm.aau.dk

Bijlage en literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

kostte me gemiddeld 6 tot 8 maanden voordat ik weer aan wedstrijden kon deelnemen. Deze persoonlijke ervaring maar ook die van de patiënten in de fysiotherapiepraktijk motiveerden mij om deze blessure nader onder de loep te nemen.

Waarom dit onderwerp? Over MTSS was voorafgaand aan mijn thesis weinig bekend. Bovendien ontbrak het aan simpele middelen om patiënten duidelijkheid te bieden in de praktijk. We wisten niet goed hoe MTSS te diagnosticeren, te behandelen en er ontbrak een instrument om de voortgang bij atleten met MTSS te meten.

Hebben de conclusies u verrast? Ja. Meer dan 30% van de atleten met MTSS heeft een co-existente onderbeenblessure; dat was echt een verrassing. Desondanks zijn fysiotherapeuten en artsen heel goed in staat om de diagnose betrouwbaar te stellen op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. Gelet op mijn eigen ervaring met MTSS vind ik het gebrek aan evidentie voor de behandeling het meest stuitend. De bestaande onderzoeken hebben alle een grote kans op vertekening; daardoor kunnen we geen van de onderzochte behandelingen aanbevelen voor in de praktijk.

Het is opvallend dat de behandelstudies zich toespitsen op ‘niche interventies’ zoals shockwave- of lasertherapie, en dat er nauwelijks iets bekend is over basale interventies zoals het geven van educatie of oefentherapie.

Wat zou u doen met 1 miljoen euro onderzoeksgeld? Onderzoek dichter naar de praktijk brengen. De patiënt en behandelaar worden nu niet of nauwelijks betrokken bij het initiëren van onderzoek.

20 | FysioPraxis februari 2018

fp01MTSS.indd 20

06-02-18 10:30


wetenschap – klinimetrie

Betrouwbaarheid, validiteit en responsiviteit van de Nederlandstalige versie

De Modified Low Back Pain Disability vragenlijst Samenvatting van: The Modified Low Back Pain Disability questionnaire: reliability, validity and responsiveness of a Dutch language version. Denteneer L, Stassijns G, Truijen S, De Hertogh W, Meirte J, Deckers K, Van Daele U. Spine (Phila Pa 1976) 2017 Jun 27. [Epub ahead of print]

De Modified Low Back Pain Disability Questionnaire (MDQ) is een gemodificeerde versie van de Oswestry Low Back Pain Disability Questionnaire (ODI) en wordt gebruikt om de functionele status van een patiënt met lagerugpijn (LRP) te evalueren. Tot voor kort bestond de MDQ enkel als een Engelstalige versie. Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van de Nederlandstalige versie en de klinimetrische eigenschappen ervan.

Tekst: Lenie Denteneer, Gaetane Stassijns, Steven Truijen, Willem De Hertogh, Jill Meirte, Kristiaan Deckers, Ulrike Van Daele

Inleiding Patiënten met LRP rapporteren verschillende gezondheidsproblemen, maar de meest gerapporteerde gezondheidsproblemen blijken zich te situeren in het ICF-domein ‘activiteiten en participatie’.1 Dit benadrukt het belang van een adequate evaluatie van de functionele status van patiënten met LRP. Deze evaluatie wordt in de klinische praktijk en in wetenschappelijk onderzoek vaak uitgevoerd met behulp van vragenlijsten. Een vaak gerapporteerde vragenlijst is de ODI.2-7 De ODI is een goed onderzochte vragenlijst zowel in de Engelse als de Nederlandse taal en vertoont adequate klinimetrische eigenschappen.2,3,8-11 Er is echter een potentieel probleem met betrekking tot deze vragenlijst. De ODI bevat namelijk een vraag over het seksuele leven van de patiënt. Onderzoek heeft aangetoond dat deze vraag niet altijd van toepassing is en patiënten niet altijd bereid zijn hierop antwoord te geven. Hierdoor wordt de vraag soms helemaal niet of foutief ingevuld.12-14 De ODI-score wordt vaak gebruikt

om te bepalen of een behandeling wel of geen ervaren effect heeft gehad. Het is daarom belangrijk dat iedere vraag toepasbaar is voor de gehele populatie. Om een potentiële bias te vermijden, ontwikkelden Fritz en Irrgang12 een gemodificeerde versie van de ODI waarbij de vraag over seksuele beperkingen vervangen werd door een vraag over huishoudelijke of werkactiviteiten. Deze gemodificeerde versie werd de MDQ genoemd. De Engelstalige versie van de MDQ toont een goede betrouwbaarheid, validiteit en responsiviteit bij patiënten met acute LRP en kent dan ook een toename in Engelstalig wetenschappelijk onderzoek en in de praktijkvoering.5,13,15-22 Tot nu toe was er geen onderzoek uitgevoerd naar de klinimetrische eigenschappen van een Nederlandstalige versie van de MDQ. Deze studie beschrijft de ontwikkeling van de Nederlandstalige versie en daaraan gekoppeld de betrouwbaarheid, validiteit en responsiviteit bij patiënten met aspecifieke chronische LRP (CLRP).

Methode De studie werd goedgekeurd door de Medisch Ethische Commissie van de Universiteit Antwerpen. Voor de vertaling van de MDQ werden

vraag 1 tot en met 7 en 9 tot en met 10 van de originele Nederlandstalige ODI gekopieerd.11 De nieuwe vraag met betrekking tot de huishoudelijke en werkactiviteiten werd vertaald volgens 4 methodologisch correcte stappen (zie figuur 1 op pagina 22).23 De MDQ bestaat uit 10 vragen die elk een score krijgen van 0 tot 5. De totale score is een optelsom van deze 10 vragen en wordt daarna verdubbeld om tot een percentage te komen. Een hogere waarde impliceert een grotere ervaren functionele beperking. De deelnemende patiënten met aspecifieke CLRP tekenden allen een toestemmingsverklaring. Iedere patiënt vulde de volgende vragenlijsten in: de MDQ, visuele analoge schaal (VAS),24 Roland Morris Disability Questionnaire (RMDQ)25 en de 36-Item Short Form Survey (SF-36).26 Patiënten die geïncludeerd werden voor deze studie, kregen de keuze om deel te nemen aan een revalidatieprogramma. Indien zij deze revalidatie volgden, werden dezelfde vragenlijsten opnieuw afgenomen na een revalidatieperiode van 9 weken. Bijkomend werd de algemeen ervaren verbetering bevraagd met de Global Perceived Effect scale (GPE).27 Deze GPE-schaal heeft 7 mogelijke antwoor-

»

FysioPraxis februari 2018 | 21

fp01klinimetrie.indd 21

06-02-18 10:30


»

den, namelijk 1: ‘slechter dan ooit’, 2: ‘veel slechter’, 3: ‘een beetje verslechterd’, 4: ‘ongeveer hetzelfde’, 5: ‘een beetje verbeterd’, 6: ‘veel beter’, 7: ‘volledig hersteld’. Op basis van de GPE bepaalden we of patiënten wel of niet verbeterden (responder of nonresponder) na het volgen van de vooropgestelde therapie. Om dit te bepalen, volgden we richtlijnen gerapporteerd door Davidson en Keating,28 waarbij gesteld wordt dat een score van 3, 4 of 5 als een status quo gezien kan worden, een score van 6 of 7 als verbetering en een score van 1 of 2 als verslechtering. De vooropgestelde revalidatie bestond voornamelijk uit oefentherapie die wordt beschouwd als meest effectieve behandeling voor patiënten met aspecifieke LRP.29 Betrouwbaarheid werd onderzocht door het bepalen van de test-hertestbetrouwbaarheid aan de hand van een intraclass correlatiecoëfficiënt (ICC).30 Deze ICC werd berekend bij patiënten die na het volgen van de revalidatie een status quo in hun functionele status ondervonden. Een ICC die dicht bij de 1-waarde ligt, geldt als een excellente betrouwbaarheid.30 Validiteit werd onderzocht onder de vorm van een constructvaliditeit (convergente validiteit). Eerst bepaalden we de convergente validiteit op basis van de GPE-scores. Op basis van deze scores bepaalden we enerzijds het verschil in MDQ-scores tussen patiënten die na hun revalidatie een ongewijzigde functionele status rapporteerden en anderzijds tussen patiënten die wél een verbeterde functionele status rapporteerden.12 Als hypothese werd gesteld dat patiënten die een verbeterde functionele status rapporteerden, een progressieve daling in hun MDQ-score zouden noteren en anderzijds werd er verwacht dit niet te zien bij patiënten met een ongewijzigde functionele status. De convergente validiteit werd ook bepaald door de associatie te onderzoeken tussen de MDQ, RMDQ en de SF-36 waarvan verwacht werd dat het een vergelijkbaar construct zou meten.31 Associaties werden berekend aan de hand van correlatiecoëfficiënten. Een correlatiecoëfficiënt die dicht bij 1 ligt, vertegenwoordigt een excellente correlatie.32 Responsiviteit werd berekend aan de hand van drie verschillende meetinstrumenten. Eerst werd de responsiviteit

Figuur 1 Vertaling MDQ in fases

•D e vertaling van de Engelstalige MDQ naar een Nederlandstalige versie werd onafhankelijk uitgevoerd door twee mensen met Nederlands als moedertaal.

Stap 1:

Stap 2:

•D e twee vertalers kwamen tot een concensus betreffende de Nederlandse vertaling van de MDQ.

Stap 3:

Stap 4:

•D e Nederlandse consensusversie van de MDQ werd onafhankelijk opnieuw vertaald naar het Engels door twee mensen met zowel het Engels als het Nederlands als moedertaal.

Een expertcomité reviewde alle vertalingen en kwam uiteindelijk tot een consensus voor de definitieve Nederlandstalige versie van de MDQ.

berekend aan de hand van een area under the curve (AUC).33 Dit is een techniek waarbij men bepaalt in hoeverre een test een verschil kan maken tussen patiënten die een onveranderde of een verbeterde status rapporteerden. Een AUC die dicht bij 1 ligt, vertegenwoordigt een perfecte accuraatheid.34 Ten tweede werd responsiviteit berekend aan de hand van de minimal detectable change (MDC).35 De MDC geeft aan hoeveel een patiënt minstens moet verbeteren of verslechteren zonder dat er nog een kans is dat dit verschil te wijten is aan een meetfout van het meetinstrument zelf.36 Ten derde werd responsiviteit berekend aan de hand van de standarized response mean (SRM). Dit is een waarde die berekend wordt door het gemiddelde verschil in MDQ-scores te delen door de standaarddeviatie van de veranderde scores.37 Een waarde die hoger dan 0,8 is, representeert een hoge responsiviteit.38

Resultaten In totaal participeerden 80 patiënten in deze studie waarvan er 70 startten aan het revalidatieprogramma. Van deze 70 patiënten vielen er 16 uit vanwege diverse persoonlijke redenen. Aan het einde van de inclusieperiode hadden 11 patiënten de revalidatie nog niet afgewerkt. In totaal waren er dus 43 patiënten die na 9 weken revalidatie de vragenlijsten opnieuw ingevuld hebben. In totaal vonden 18 patiënten hun functionele status verbeterd, 23 patiënten vonden hun functionele status ongewijzigd en 2 patiënten rapporteerden een achteruitgang in hun functionele status. Test-hertest betrouwbaarheid werd excellent bevonden met een ICC van 0,89 (95% CI = 0,74-0,95). Convergente validiteit werd enerzijds bewezen aan de hand van een significant verschil (ANOVA-analyse: p = 0,02) tussen de gemiddelde MDQ-waardes van

22 | FysioPraxis februari 2018

fp01klinimetrie.indd 22

06-02-18 10:30


de ongewijzigde en verbeterde patiënten gebaseerd op de GPE-scores. Anderzijds werd de convergente validiteit bewezen aan de hand van een sterke correlatie tussen de MDQ met de RMDQ (r = 0,69; p = 0,00). Er werden eveneens sterke correlaties gevonden met enkele subschalen van de SF-36 vragenlijst; op voorhand werd ervan uitgegaan dat deze een sterke correlatie met de MDQ zouden hebben (fysieke functie en pijnsubschalen). Anderzijds werden zwakke correlaties gevonden met enkele subschalen van de SF-36 vragenlijst waarvan verwacht werd dat deze zwak zouden correleren met de MDQ (mentale en emotionele subschalen). Responsiviteit werd bewezen aan de hand van een AUC van 0,64, een MDC van 8,8 en een SRM van 0,65.

Discussie Test-hertestbetrouwbaarheid – Deze berekening was gebaseerd op patiënten die een ongewijzigde status in hun gezondheid rapporteerden volgens de GPE. In deze studie werd een ICC van 0,89 berekend. Dit is in overeenstemming met ICC-waarden die eerder werden berekend voor de Engelstalige versie van de MDQ. Zo berekenden Hicks en Manal13 een ICC van 0,92 bij oudere patiënten met subacute CLRP na 1 week follow-up en

validiteit werd ook berekend door Fritz en Irrgang12 voor de Engelstalige versie van de MDQ en zij vonden een vergelijkbaar resultaat. De huidige studie stelde bijkomend enkele hypotheses op voorhand vast om convergente validiteit van de MDQ al dan niet te kunnen bevestigen.41 Deze hypotheses werden opgesteld om een mogelijke bias te voorkomen in het uitleggen van bepaalde onderzoeksresultaten. Eerst werd er gesteld dat er een hoge positieve correlatie verwacht werd tussen de MDQ en de RMDQ, omdat zij beide geacht worden de functionele status van een patiënt met LRP te beoordelen. Daarna kopieerde deze studie de mogelijke hypothesen voorgesteld door Hicks en Manal13 betreffende een mogelijke associatie van de MDQ met de SF-36 subschalen. Alle op voorhand opgestelde hypotheses werden bevestigd, waardoor er sprake is van een goede convergente validiteit van de MDQ.

tie te geven aan een veranderde gezondheid, kon in totaal 44% van de patiënten geïdentificeerd worden met een positief effect. Dit wil zeggen dat de MDQ waarschijnlijk een correcte inschatting maakt van de proportie van patiënten met een mogelijke verandering in functionele status na het volgen van een revalidatieprogramma. Er moet wel opgemerkt worden dat niet is geëvalueerd of de 41% verbeterde patiënten op basis van de GPE ook dezelfde 44% patiënten waren die verbeterden op basis van de MDC-waarde van de MDQ. Tot slot is de SRM die in onze studie werd berekend (0,65), hoger dan de SRM berekend door Davidson en Keating28 (0,52). Een SRM van 0,65 wordt geïnterpreteerd als een gemiddelde waarde. Dit kan opnieuw uitgelegd worden door de chroniciteit van de geïncludeerde patiënten, waardoor de responsiviteit moeilijker te bepalen zal zijn.

Responsiviteit – De AUC in onze studie (0,64) is lager dan de AUC die Fritz en Irrgang12 rapporteerden (0,94) voor de Engelstalige MDQ. Het is belangrijk op te merken dat Fritz en Irrgang patiënten includeerden met klachten die minder dan 3 weken aanwezig waren, terwijl onze studie patiënten met CLRP includeerde. Fritz en Irrgang12 bediscussieerden dat

Conclusie

De MDQ wordt aangeraden voor gebruik bij Nederlandstalige patiënten met aspecifieke CLRP berekenden Fritz en Irrgang12 een ICC van 0,90 bij acute LRP na 4 weken follow-up. Wetenschappelijke studies stellen dat een kortere follow-up vaak een hogere betrouwbaarheid genereert, omdat men op dat moment nog beter herinnert hoe men een test of vragenlijst heeft ingevuld tijdens het eerste meetmoment.39,40 Onze studie hanteerde een 9 weken follow-up, wat betekent dat een ICC-waarde van 0,89 geïnterpreteerd kan worden als een zeer goed resultaat. Constructvaliditeit (convergente validiteit) – In deze studie werd de convergente validiteit eerst bewezen aan de hand van een ANOVA-berekening met een significante interactie. Convergente

bij de acute populatie makkelijker een klinisch belangrijk verschil te vinden zou zijn, wat zich dus zou vertalen in een hogere AUC-waarde. De meeste verbetering in LRP-klachten vindt namelijk plaats in de eerste 3 maanden na het ontstaan ervan.42 Dit wil zeggen dat men gemakkelijker hogere waarden voor de responsiviteit verwacht bij patiënten met acute LRP in vergelijking met patiënten met CLRP.12 De AUC in deze studie is dus representatief voor een goede responsiviteit. De MDC in deze studie komt overeen met 8,8 punten. Na de revalidatie gaf 41% van de patiënten aan een verbetering in hun gezondheid te hebben ervaren op basis van de GPE. Als de MDC-waarde echter gebruikt wordt om een interpreta-

De MDQ heeft een excellente test-hertestbetrouwbaarheid. De convergente en constructvaliditeit werden beide goed bevonden. De MDQ heeft een bewezen responsiviteit met een AUC van 0,64, een MDC van 8,8 punten en een SRM van 0,65. De MDQ vertoont bijgevolg goede klinimetrische eigenschappen en kan aangeraden worden voor gebruik bij Nederlandstalige patiënten met aspecifieke CLRP.

lenie.denteneer@uantwerpen.be

Lenie Denteneer (Dr., PT, MT), Ulrike Van Daele (Dr., PT, MT), Steven Truijen (Dr., MSc), Willem De Hertogh (Dr., PT, MT) en Jill Meirte (Dr., PT): Univ. Antwerpen, Fac. Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen + onderzoeksgroep MOVANT. Gaetane Stassijns (Dr., MD): Univ. Antwerpen Fac. Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen + Universitair Ziekenhuis Antwerpen. Kristiaan Deckers (MD): GZA Ziekenhuisnetwerk Antwerpen.

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

FysioPraxis februari 2018 | 23

fp01klinimetrie.indd 23

06-02-18 10:30


buitenland

Fysiotherapie maakt een groot verschil in ontwikkelingslanden

Verhaal van Margareth uit Kenia Stichting IISAH helpt mensen met een lichamelijke beperking in Kenia door te investeren in lokale fysiotherapeuten. In dit artikel komt het verhaal van Margareth aan bod, die veel baat had bij de hulp van fysiotherapeut Osborn.

Margareth zich kon ontspannen en eindelijk weer kon slapen. Maar dat was niet het enige. Osborn overtuigde Margareth en haar familie ervan dat ze, als ze voldoende zou oefenen, weer zou kunnen lopen. Iets wat Margareth nooit voor mogelijk had gehouden. Met de hulp van haar zoon deed ze dagelijks de oefeningen die Osborn haar had voorgeschreven. Ook regelde Osborn een looprek voor haar. De eerste keer dat Margareth weer op haar benen stond, kostte het haar een uur om een halve meter af te leggen, maar ze liep! Na verloop van tijd kreeg Margareth meer kracht in haar benen en kon ze zelfs weer aan het werk.

Dit is Margareth, een goedlachse 63-jarige vrouw uit een klein dorpje in de buurt van Kisumu, Kenia. In 2006 ging ze op reis naar familie in haar thuisland Oeganda, waar ze van de ene op de andere dag in een nachtmerrie terechtkwam: ze kreeg een hersenbloeding. Dankzij hulp van omstanders werd ze naar een lokaal ziekenhuis gebracht, waar ze drie dagen buiten bewustzijn is geweest. Gelukkig kreeg ze goede medicijnen toegediend en werd er goed voor haar gezorgd. Nadat ze uiteindelijk weer bij bewustzijn kwam, stond haar echter nog een schok te wachten: de linkerzijde van haar lichaam was verlamd. Toen ze weer thuis was, kon ze alleen maar op bed liggen. Slapen lukte haar niet. Op aanraden van de arts zocht ze contact met Osborn Mabulu, een fysiotherapeut in Kisumu. Deze ervaren therapeut hielp haar in eerste instantie door middel van massages, waardoor

Osborn Mabulu, fysiotherapeut in Kisumu, ontving in 2016 een lening van IISAH, en na terugbetaling daarvan nog een lening in 2017. Daarmee heeft hij de fitnessapparatuur kunnen aanschaffen en de fysiotherapiepraktijk kunnen uitbreiden, zodat patiĂŤnten, die vaak van ver komen, kunnen overnachten. Ook heeft hij orthopedische materialen kunnen aanschaffen. Hij behandelt meer dan 250 patiĂŤnten per jaar, die allemaal profiteren van de investering in zijn praktijk.

24 | FysioPraxis februari 2018

fp01buitenland.indd 24

06-02-18 10:35


Nu bezoekt ze Osborn nog regelmatig als ze klachten heeft aan bijvoorbeeld haar rug of knie. “Maar ik kan er nu lopend naar toe”, vertelt ze lachend. Juist bij het ouder worden is deze hulp onmisbaar. Al snel kregen ook anderen in de omgeving het verhaal van Margareth te horen. Een vrouw uit het dorp riep op haar aanraden de hulp in van Osborn, omdat haar man niet kon lopen. Na slechts twee behandelingen is er zo’n enorme vooruitgang, dat ook hij weer op de been is.

Tekst: IISAH/Sifra van der Kolk en Mieke Griffioen-Sytsma Beeld: Eva de Vries (www.storiesbyeva.com)

De VN wil gelijke kansen voor mensen met een lichamelijke beperking. Dat is belangrijk, want volgens de World Health Organization heeft tachtig procent van de mensen met een lichamelijke beperking in ontwikkelingslanden geen toegang tot de zorg die zij nodig hebben. De jonge stichting IISAH (Impact Investments to Support Access to Health), opgericht in maart 2015, helpt mensen met een lichamelijke beperking in Kenia, door te investeren in fysiotherapeuten. Dat doet de stichting door leningen te verstrekken (impact investments), met als doel de gezondheidszorg te verbeteren. “Onze droom is dat alle mensen toegang krijgen tot de zorg die zij nodig hebben.” IISAH zet zich actief in voor mensen met een fysieke beperking in Kenia door het ondersteunen van lokale fysiotherapeuten. IISAH is opgericht door de Zeeuwse Marieke Ponzo Dieu-de Pundert. Zij studeerde fysiotherapie en gezondheidswetenschappen. Tijdens haar stage in Ke-

Marieke Ponzo Dieu-de Pundert (oprichter IISAH) met Moses, fysiotherapeut in Kenia met wie zij tijdens haar stage heeft samengewerkt.

nia werd ze geconfronteerd met de moeilijke leefomstandigheden van mensen met een beperking. “De leefomstandigheden in ontwikkelingslanden vormen een uitdaging, maar voor mensen met een fysieke beperking is het leven extra zwaar. De impact van een beperking is enorm. Zo is een man met een gebroken been niet in staat om te werken en zijn gezin te onderhouden. Een kind met een klompvoetje kan niet naar school omdat hij niet kan lopen. Ik werd geraakt door die verhalen. Als deze mensen een goede behandeling krijgen, kunnen hun leefomstandigheden enorm verbeteren. Ze kunnen weer werken, deelnemen aan sociale activiteiten en onderwijs volgen. In Kenia kunnen we door goede fysiotherapie een groot verschil maken!” Stichting IISAH werkt op een duurzame manier, zodat de kwaliteit van zorg in Kenia ook op de lange termijn verbetert. IISAH verstrekt leningen aan fysiopraktijken in Kenia, tegen gunstige voorwaarden. Op die manier kunnen de praktijken meer mensen behandelen, zodat hun klachten verdwijnen of verminderen. Eén fysiotherapeut helpt jaarlijks gemiddeld 225 patiënten. Door vele fysiotherapeuten in Kenia te ondersteunen met kennis en middelen, kan het leven van al deze mensen veranderen. Zo creëert IISAH een duurzame beweging. Op termijn wil de stichting dit investeringsprogramma ook naar andere ontwikkelingslanden uitbreiden.

MEER WETEN? Kijk op www.iisah.org.

SUPPORTS QUALITY PHYSIOTHERAPY

FysioPraxis februari 2018 | 25

fp01buitenland.indd 25

06-02-18 10:35


ADVERTORIAL

Moderniseren om beter te kunnen helpen Open en eerlijk naar patiënten en kritisch naar zichzelf, zo beschrijft Fridtjof Egeler zichzelf. Deze waarden zijn verweven in het werk van Egeler als fysio-manueel therapeut. Elke dag werkt hij aan zijn doel om mensen zo goed als mogelijk te bedienen. Innovatie speelt daarin een belangrijke rol. Egeler runt, samen met compagnon Lex Drop, geen alledaagse fysiotherapie, zijn praktijk is multidisciplinair ingericht. De mens staat namelijk centraal en die bezit zoveel meer aspecten dan slechts fysieke. Een leven zonder sport en bewegen kan Fridtjof zich niet

conditie op. Fridtjof is open over de techniek achter de

voorstellen. Van jongs af aan is hij er al mee bezig. Na een

hoogtekamer, net als alle andere methoden in de praktijk

tijdje werken bij Defensie komt hij tot de conclusie dat het

zijn ze zichtbaar.

vak als fysiotherapeut dichtbij hem ligt. Fridtjofs passie voor sport en bewegen in combinatie met zijn wens om nauw

Het streven is altijd om een betrouwbare en solide

samen te werken met mensen komen mooi samen.

ondernemer te zijn, om eerlijk te zijn naar patiënten en andere betrokkenen. Niet alleen nu, maar ook in de

De stap om te ondernemen in de zorg komt als Fridtjof

toekomst. Dat ziet Fridtjof als een basis van waaruit een

concludeert dat hij zijn vak door en door verstaat.

onderneming beter wordt en verder wordt uitgebouwd.

Hij vindt dat hij meer kan bieden in en rondom de zorg,

Zijn pijlen staan inmiddels gericht op ijstraining, een

meer dan alleen het fysieke aspect. In zijn praktijk hebben

vernieuwende manier om naar vitaliteit en

podotherapie, bekkenfysiotherapie, revalidatie, logopedie,

gezondheid te kijken.

psychomotorische therapie en maatschappelijk werk ook een plaats. Een brede variatie aan specialismen die Fridtjof

Verandering is essentieel in de wijze waarop Fridtjof vorm

en de mensen met wie hij werkt in staat stellen om de

geeft aan de zorg. Het draait om de patiënt en gaat om de

mensen die het nodig hebben de beste zorg te bieden.

vraag hoe mensen redzamer kunnen worden. Maar er moet nog veel gebeuren, daarin is de fysio-manueel therapeut

De betrokkenheid die Fridtjof ervaart in de manier waarop

eerlijk en kritisch naar zichzelf. Hij staat pas aan het begin

ABN AMRO hem advies verleent ziet hij als een belangrijke

van een nieuwe revolutie in de gezondheidszorg.

voorwaarde om goed samen te werken. De bank is wel

ABN AMRO staat naast hem.

degelijk kritisch maar in de persoon van Rob Boelens ook enthousiast, hij snapt de passie van een ondernemer. Hij snapt dat modernisering in de zorg niet start bij de vraag of een nieuw product financierbaar is, maar bij de drive om dat product te gaan ontwikkelen en om daarmee dingen te veranderen, beter te doen. In die kritische mindset herkent Fridtjof zichzelf en daarom waardeert hij het. Hij weet dat je zo stappen maakt, zo moderniseert in de zorg. De hoogtekamer is een mooi voorbeeld van hoe een goede samenwerking leidt tot modernisering. Normaliter een ruimte waarin topsporters middels hoge inspanning hun conditie trainen, heeft Fridtjof dit principe toegepast op mensen die zulke hoge belastbaarheid niet aan kunnen. In de kamer brengt hij het zuurstofpercentage naar een lager niveau, zodat de patiënt het ervaart als de ijlere lucht in bijvoorbeeld de bergen, om ze vervolgens matig tot licht in te spannen. De patiënten bouwen op deze manier hun

ABN_AMRO_pagina_advertorial_Fridtjof-V2.indd 1

26-01-18 13:54


wetenschap – promotieonderzoek

Betere revalidatie hard nodig

Ontvangers van een transplantatieorgaan bewegen te weinig Hoe is het gesteld met het fysieke activiteitenniveau na een orgaantransplantatie? Welke factoren hangen samen met dit niveau? Deze vragen lagen ten grondslag aan het promotieonderzoek van Edwin van Adrichem. Hij ontdekte dat het activiteitenniveau gemiddeld lager is dan je zou verwachten op basis van de fysieke gesteldheid. Zelfs een expeditie naar de Kilimanjaro ging de ontvangers van een transplantatieorgaan net zo goed af als hun begeleiders. Hoe is het lagere activiteitenniveau te verklaren? Inleiding In de afgelopen decennia is een significante verbetering opgetreden in de kortetermijnoverleving na orgaantransplantatie. Als gevolg hiervan is de focus van klinische zorg en onderzoek aan het verschuiven van de kortetermijn- naar langetermijnuitkomsten. Hierdoor krijgen onder andere kwaliteit van leven, leefstijl en het fysieke activiteitenniveau in toenemende mate aandacht. Deze factoren krijgen vooral aandacht omdat ze waarschijnlijk beïnvloedbaar zijn door interventies. Het verbeteren van het fysieke functioneren is een belangrijk doel, omdat het functionele herstel na orgaantransplantatie minder goed is dan verwacht zou kunnen worden op basis van het herstel in orgaanfunctie na de transplantatie. De beschikbare kennis over het fysieke activiteitenniveau en de factoren die hiermee samenhangen na een transplantatie, is echter beperkt. Deze kennis is nodig om revalidatieprogramma’s of fysiotherapeutische interventies te ontwikkelen en om tot de juiste inhoud van deze programma’s te komen. Het doel van dit proefschrift was inzicht te krijgen in het fysieke activiteitenniveau na een orgaantransplantatie en in factoren die samenhangen met dit niveau.

Cardiovasculaire sterfte Uit eerder onderzoek is gebleken dat er een relatie bestaat tussen een laag activiteitenniveau en een verhoogd risico op overlijden door cardiovasculaire oorzaken en op algehele sterfte na een niertransplantatie.1 In de eerste studie, beschreven in mijn proefschrift, wordt deze relatie verder onderzocht. Het is wegens de hoge incidentie van cardiovascu-

Tekst: Edwin van Adrichem

laire aandoeningen na niertransplantatie aannemelijk dat een deel van de samenhang verklaard wordt door reeds bestaande hart- en vaatziekten in deze groep. In een groep van 540 ontvangers van een transplantatienier is het effect van hartschade, gemeten met biomarkers in het bloed, op de relatie tussen fysieke activiteit en sterfte onderzocht. Een laag fysiek activiteitenniveau en hoge waarden van de biomarkers MR-proANP, NTproBNP en Hs-TnT hadden alle een sterke relatie met zowel cardiovasculaire als algehele sterfte na een niertransplantatie. Desondanks was de relatie tussen de hoeveelheid fysieke activiteit en cardiovasculaire en algehele sterfte onafhankelijk van deze biomarkers. De biomarkers voor hartschade hadden wel een significant mediatie-effect op de relatie tussen fysieke activiteit en cardiovasculaire sterfte. Deze bevindingen wijzen erop dat reeds bestaande hartschade een tussenliggende stap is in het oorzakelijke verband tussen de mate van fysieke activiteit en cardiovasculaire sterfte in ontvangers van een transplantatienier.

Voorspellende factoren Om factoren te bestuderen die mogelijk het fysieke activiteitenniveau van ontvangers van een transplantatieorgaan beperken, is een cohortstudie uitgevoerd naar het functionele inspanningsvermogen na een longtransplantatie. Uit de analyses van de gegevens van 108 ontvangers is gebleken dat het submaximaal inspanningsvermogen (gemeten met de 6 minuten loopafstand) voorspeld kon worden door de tijd na transplantatie, de onderliggende diagnose, geslacht, m. quadriceps-kracht en

»

FysioPraxis februari 2018 | 27

fp01WKorgaan.indd 27

06-02-18 10:36


»

Kilimanjaro-expeditie, middenvoor Edwin van Adrichem (met witte muts)

knijpkracht, het geforceerde expiratoir secondevolume (FEV1, percentage van voorspeld) en de lengte van het verblijf in het ziekenhuis. Na transplantatie was de loopafstand eerst afgenomen ten opzichte van voor transplantatie, waarna deze weer sterk toenam richting 6 en 12 maanden na transplantatie. Gemiddeld genomen liepen mensen met cystic fibrose als onderliggend lijden verder en vrouwen minder ver. Een hogere m. quadriceps- en knijpkracht en FEV1 hingen samen met een grotere loopafstand. Een langere opnameduur hing juist samen met een minder grote loopafstand. De 6 minuten loopafstand nam aanzienlijk toe in de eerste 6 maanden na transplantatie, maar deze progressie verminderde sterk in de periode daarna. Twaalf maanden na longtransplantatie had 58% van de ontvangers niet de drempelwaarde bereikt die aangeeft of er een adequate loopafstand bereikt is voor de 6 minuten loopafstand (drempelwaarde = 82% van de voorspelde 6 minuten loopafstand). Aanvullende analyses (logistische regressie) toonden aan dat de ontslagwaarden voor het FEV1 in combinatie met de m. quadriceps-kracht of knijpkracht voorspellend waren voor het behalen van deze drempelwaarde.

Krachttraining van de m. quadriceps zou onderdeel moeten zijn van de fysiotherapeutische behandeling om het functionele inspanningsvermogen te verhogen. Interventies om het inspanningsvermogen verder te verhogen, zijn nodig rond 6 maanden na transplantatie, omdat we zien dat de progressie in inspanningsvermogen dan sterk afneemt en het gewenste niveau nog niet behaald wordt.

Ervaren barrières en motiverende factoren Het fysieke activiteitenniveau van ontvangers van een transplantatieorgaan kan mogelijk ook beïnvloed worden door verschillende ervaren barrières en motiverende factoren. Het aantal studies dat deze factoren heeft onderzocht, is beperkt en er zijn geen studies gedaan waarin ontvangers van alle soorten transplantatieorganen zijn onderzocht. Om de ervaren barrières en motiverende factoren te verkennen, werd een kwalitatieve studie met semigestructureerde diepte-interviews uitgevoerd. De belangrijkste ervaren barrières waren fysieke beperkingen (bijvoorbeeld onvoldoende spierkracht, snel verzuren), een gebrek aan energie, angst en het hebben van comorbiditeit. De meest genoemde motiverende factoren waren

28 | FysioPraxis februari 2018

fp01WKorgaan.indd 28

06-02-18 10:36


geslacht, leeftijd (niet lineair), niet werken of gepensioneerd zijn, het hebben van fysieke beperkingen, en het hebben van lage verwachtingen en een laag zelfvertrouwen. Voor leeftijd zagen we een laag activiteitenniveau in de groep met een lagere leeftijd en in de groep met een hogere leeftijd. Ontvangers rond de leeftijd van 55 tot 65 jaar hadden het hoogste activiteitenniveau. Factoren die significant samenhangen met minder sedentaire tijd, zijn een hogere zelfeffectiviteit voor bewegen (exercise self-efficacy) en niet werken of gepensioneerd zijn. Ontvangers die werken, hebben een hogere mate van sedentaire tijd. Ook werden meer uren sedentaire tijd gezien bij ontvangers met een hoog opleidingsniveau, hogere angst voor negatieve gevolgen en meer ervaren fysieke beperkingen. Zowel werkstatus als het opleidingsniveau hingen samen met de mate van sedentaire tijd: de actief werkenden en mensen met een hoger opleidingsniveau besteden meer tijd sedentair. De werkende groep heeft daarom zeer waarschijnlijk veelal een zittend beroep. Daarnaast is bekend dat mensen met een hoger opleidingsniveau vaak een beroep hebben met relatief veel sedentaire tijd. Ook ontvangers die hoger scoren op de motiverende factor ‘gezondheid en lichamelijke gevolgen’, hadden meer sedentaire tijd. Dit laatste lijkt tegenstrijdig, maar lijkt verklaard te kunnen worden door de hypothese dat deze motiverende factor waarschijnlijk het meest ervaren wordt door deelnemers met een hoger opleidingsniveau: er is

motivatie om fysiek actief te zijn, sporten of bewegen als onderdeel van de eigen copingstrategie, de gevolgen van (in)activiteit, routine/gewoonte, doelen/prioriteit in doelen en verantwoordelijkheid voor het getransplanteerde orgaan. Neutrale factoren die genoemd werden als barrière of motiverende factor waren zelfeffectiviteit en de expertise van het personeel. Ervaring met en kennis over de doelgroep van de zorgverlener werd ervaren als een stimulans, en onvoldoende kennis werd aangegeven als barrière en reden om te stoppen met trainen. Een vergelijking van de ervaren barrières en motiverende factoren tussen de verschillende transplantatieorgaangroepen leverde geen duidelijke verschillen op. Het type orgaan was dus niet bepalend voor de ervaren barrières en motiverende factoren.

Vragenlijst Een vragenlijst die gebruikt kan worden om barrières en motiverende factoren voor fysieke activiteit bij ontvangers van een transplantatieorgaan te meten, is de Barriers and Motivators Questionnaire.2 Om de toepasbaarheid in onderzoek en klinisch gebruik van deze vragenlijst te verhogen, werden de onderliggende dimensies van de vragenlijst onderzocht. Exploratieve principale componentenanalyses van cross-sectionele data van 591 ontvangers van een transplantatieorgaan resulteerden in een vierdimensionale structuur van zowel de barrièreschaal als de motiverende-factorenschaal. Voor de barrièreschaal waren dat: angst voor negatieve gevolgen, fysieke beperkingen, lage verwachtingen en een laag zelfvertrouwen, en gebrek aan motivatie of tijd. Voor de motiverende-factorenschaal waren dat: gezondheid en lichamelijke gevolgen, externe invloeden, groepsactiviteiten en financiële middelen, en psychologische uitkomsten. De vierdimensionale structuur vergroot de toepasbaarheid en de interpretatie van de uitkomsten van de vragenlijst voor onderzoek en in de klinische setting, in vergelijking met de totaalscores van de twee onderdelen van de vragenlijst.

Niet het type transplantatie maar de ervaren barrières, motiverende factoren en psychologische factoren lijken het fysieke activiteitenniveau te beïnvloeden meer kennis over gezondheid en lichamelijke gevolgen van inactiviteit aanwezig in deze groep. Het type transplantatieorgaan was voor geen van de uitkomstmaten van significante invloed. Bij het ontwikkelen van interventies om het fysieke activiteitenniveau te verhogen en de sedentaire tijd te verlagen, zal er aandacht moeten zijn voor fysieke beperkingen, angst voor negatieve gevolgen, lage verwachtingen en zelfvertrouwen, gezondheid en lichamelijke gevolgen en zelfeffectiviteit voor bewegen.

Beïnvloedende factoren Om de kennis over de hoeveelheid fysieke activiteit en sedentaire tijd van ontvangers van een transplantatieorgaan te verhogen en om te onderzoeken welke factoren met dit niveau samenhangen, is er een cross-sectionele studie met gegevens van 656 ontvangers van een transplantatieorgaan uitgevoerd. De resultaten van deze studie laten zien dat slechts 56% van de ontvangers voldoet aan de richtlijn voor fysieke activiteit ten opzichte van 75% van de algemene populatie (NNGB). Factoren die significant samenhangen met een laag fysiek activiteitenniveau, zijn het vrouwelijk

Tot grote hoogten NNGB: Nederlandse Norm Gezond Bewegen

Ondanks dat we hebben gezien dat het gemiddelde activiteitenniveau na orgaantransplantatie laag is, zijn er ook ontvangers die hoogactief zijn

»

FysioPraxis februari 2018 | 29

fp01WKorgaan.indd 29

06-02-18 10:36


»

en deelnemen aan competitieve sporten. Er is echter nog weinig bekend in welke mate ontvangers van een transplantatieorgaan fysiek uitgedaagd kunnen worden. Dit is onderzocht tijdens een expeditie naar de Kilimanjaro, waarbij we gekeken hebben naar de tolerantie voor zware fysieke activiteiten op hoogte na een orgaantransplantatie. Twaalf ontvangers van een transplantatieorgaan werden geselecteerd om deel te nemen (twee hart-, twee long-, twee nier-, vier lever-, één allogene-stamcel- en één dunnedarmtransplantatie). De leden van het medisch team en de meereizende familieleden fungeerden als controlegroep. Tijdens de expeditie zijn dagelijks cardiopulmonale uitkomsten gemeten (hartslag, saturatie, bloeddruk) en is de mate van hoogteziekte gescoord. Op drie momenten tijdens de expeditie en één keer na terugkomst zijn capillaire bloedanalyses gedaan. De cardiopulmonale uitkomstmaten en hoogteziektescores tijdens de expeditie lieten geen verschillen zien tussen de transplantatiegroep en de controlegroep. De tolerantie voor zware fysieke activiteit en de haalbaarheid van een expeditie naar grote hoogte waren vergelijkbaar voor zorgvuldig geselecteerde ontvangers van een transplantatieorgaan en controles.

Betere revalidatie hard nodig Ondanks de grote variatie in het fysieke activiteitenniveau tussen mensen na transplantatie, voldoet een substantieel deel van de ontvangers niet aan de aanbevolen hoeveelheid fysieke activiteit. Deze uitkomst benadrukt de noodzaak tot het ontwikkelen van een aanpak om het fysieke activiteitenniveau in deze groep te verhogen. Er zijn geen significante of relevante verschillen gevonden in fysieke activiteit tussen de verschillende transplantatiegroepen of in factoren die het fysieke activiteitenniveau kunnen beïnvloeden. Het ontwikkelen van interventies is voor alle transplantatiegroepen relevant. De inhoud van de revalidatie of fysiotherapeutische interventies kan grotendeels gelijk zijn. Niet het type transplantatie maar de ervaren barrières, motiverende factoren en psychologische factoren lijken het fysieke activiteitenniveau te beïnvloeden en moeten de leidraad zijn voor interventies. Gezien de interdisciplinaire aanpak in de zorg bij een transplantatie zouden alle zorgverleners samen moeten werken om het fysieke activiteitenniveau in deze populatie te verhogen. Zorgverleners zouden hun verantwoordelijkheid moeten nemen in het adequaat meten van het fysieke activiteitenniveau en de fysieke fitheid. Verder zal het vaststellen van potentiële barrières voor fysieke activiteit en de psychologische kenmerken van de ontvanger voldoende aandacht moeten krijgen, omdat ze duidelijk samenhangen met het fysieke activiteitenniveau.

WAT KAN DE FYSIOTHERAPEUT MET DE RESULTATEN VAN DIT ONDERZOEK? Trainings- en beweegadvies Op basis van de kennis, opgedaan in dit promotieonderzoek, wordt geadviseerd de revalidatie niet direct na de transplantatie te laten plaatsvinden, maar rond 6 maanden na ontslag uit het ziekenhuis. Op dat moment lijkt namelijk de (natuurlijke) progressie af te nemen. Dat betekent niet dat fysiotherapeutische begeleiding in de eerste fase na ontslag zou moeten uitblijven. Een uitgebreid assessment van het fysiek functioneren rond 6 maanden na transplantatie is aan te bevelen om op basis hiervan een gericht en gestructureerd trainings- en beweegadvies te kunnen geven. Het bleek dat het trainen van perifere spierkracht en in het bijzonder de onderste extremiteit bijdraagt aan het fysieke functioneren na transplantatie. Dit zou dus onderdeel moeten zijn van de revalidatie. Hulpmiddel Het is belangrijk ervaren barrières en stimulerende factoren om te bewegen, in kaart te brengen. De Barriers and Motivators Questionnaire met de daarbij horende dimensies kan hierbij een goed hulpmiddel zijn. Tijdens de behandeling kan hierop ingestoken worden, met als doel om zoveel mogelijk barrières weg te nemen en stimulerende factoren te benutten, om het beklijven van een actieve leefstijl waarschijnlijker te maken. Adequate begeleiding lijkt noodzakelijk, gezien veelvoorkomende barrières als fysieke beperkingen (bijvoorbeeld vroege verzuring) en angst. Door behandeling, bewegen en trainen zullen de fysieke barrières zo veel mogelijk weggenomen kunnen worden. Onder begeleiding kunnen ontvangers van een transplantatieorgaan ook hun fysieke grenzen leren kennen en mogelijke angst om te bewegen en trainen reduceren. Goede informatievoorziening en educatie zijn hierbij essentieel. Aanbevelingen Het assessment en het opstarten van het programma kunnen het beste vanuit een expertisecentrum plaatsvinden. Dit wordt met name geadviseerd vanwege de geografische verdeling van de ontvangers van een transplantatieorgaan, het toch nog beperkte aantal ontvangers en de mogelijke onervarenheid met deze specifieke doelgroep in de eerstelijnspraktijken. Na een adequaat assessment, bij voorkeur met een maximaaltest, kan een gericht programma worden opgesteld dat in de eerstelijnspraktijk voortgezet, gemonitord en bijgesteld kan worden.

Deze factoren kunnen mogelijk beïnvloed worden in revalidatie- of fysiotherapieprogramma’s. Zorgverleners moeten ontvangers van een transplantatieorgaan met een inactieve leefstijl begeleiden of doorverwijzen, om hun fysieke activiteitenniveau te verhogen en de negatieve gevolgen van inactiviteit te beperken.

Conclusies In dit promotietraject is het fysieke activiteitenniveau van ontvangers van een transplantatieorgaan onderzocht en is er gekeken naar factoren die hiermee samenhangen. Uit het onderzoek bleek dat 56% van de ontvangers van een transplantatieorgaan (> 12 maanden na transplantatie)

30 | FysioPraxis februari 2018

fp01WKorgaan.indd 30

06-02-18 10:36


voldeed aan de richtlijn voor fysieke activiteit (NNGB). Een hoger fysiek activiteitenniveau hing samen met een betere overleving na niertransplantatie, onafhankelijk van de mate van hartschade. In de relatie tussen het fysieke activiteitenniveau en overleving na niertransplantatie bleek hartschade wel een belangrijke tussenliggende stap: de invloed van fysieke activiteit op overleving lijkt voor een deel te verlopen via een betere cardiovasculaire gezondheid. Bij mensen die een longtransplantatie moesten ondergaan of al ondergaan hadden, bleek dat perifere spierkracht een belangrijke voorspeller van inspanningsvermogen was; een hogere spierkracht hing samen met een beter inspanningsvermogen. Verder bleek dat interventies rond 6 maanden na transplantatie nodig zijn om het inspanningsvermogen te verbeteren, omdat er op dat moment een duidelijke afname in progressie te zien was. Kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar barrières en motiverende factoren voor fysieke activiteit na transplantatie liet zien dat veel ervaren factoren vergelijkbaar zijn met die van de algemene populatie. Specifieke factoren na orgaantrans-

Edwin van Adrichem

studeerde bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen en daarna versneld Fysiotherapie aan de Hanzehogeschool te Groningen. Zijn promotieonderzoek voerde hij uit vanuit zijn aanstelling bij het lectoraat Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing en de opleiding fysiotherapie aan de Hanzehogeschool Groningen. Hij is momenteel werkzaam als onderzoeker en fysiotherapeut bij het Centrum voor Revalidatie van hetUMC Groningen. Titel proefschrift: Physical activity in recipients of solid organ transplantation Promotiedatum: 6 maart 2017, Rijksuniversiteit Groningen Promotieteam: prof. dr. C.P. van der Schans, prof. dr. P.U. Dijkstra, dr. R. Dekker

Hoe bent u tot dit promotietraject gekomen? Vrij snel nadat ik in het UMCG ging werken als fysiotherapeut, ben ik patiëntenzorg en onderzoek gaan

plantatie waren zorg om het nieuwe orgaan, bijwerkingen van medicatie en expertise van de behandelaar. In interventies moet aandacht besteed worden aan fysieke beperkingen, angst voor negatieve gevolgen, het bijstellen van te lage verwachtingen en zelfvertrouwen en zelfeffectiviteit voor inspanning (exercise self-efficacy). Tijdens een expeditie naar de Kilimanjaro is de tolerantie voor zware fysieke activiteiten na transplantatie onderzocht; deze bleek vergelijkbaar voor zorgvuldig geselecteerde ontvangers van een transplantatieorgaan en controles. Ondanks de grote variatie in het activiteitenniveau na transplantatie voldoet een substantieel deel van de ontvangers niet aan de aanbevolen hoeveelheid fysieke activiteit. Dit resultaat benadrukt de noodzaak voor interventies. Niet het type transplantatie maar de ervaren barrières, motiverende factoren en psychologische factoren zijn hierbij leidend. De uitkomsten van het promotieonderzoek dragen bij aan de evidence-based ontwikkeling van nieuwe revalidatieprogramma’s na transplantatie om het activiteitenniveau en leefstijl in het algemeen te verbeteren.

Referenties

1. Zelle DM, Corpeleijn E, Stolk RP, de Greef MH, Gans RO, van der Heide JJH, et al. Low physical activity and risk of cardiovascular and all-cause mortality in renal transplant recipients. Clin J Am Soc Nephrol 2011;6(4):898-905. 2. Goodman ED, Ballou MB. Perceived barriers and motivators to exercise in hemodialysis patients. Nephrol Nurs J 2004;31(1):23-29.

combineren. In gesprek met Cees van der Schans, die toen net hoogleraar bij de Revalidatiegeneeskunde was geworden, groeiden enthousiasme en ideeën uit tot een promotieonderzoek.

Waarom dit onderwerp? In mijn werk als fysiotherapeut in het UMCG heb ik me veel gericht op complexe patiëntengroepen, waaronder ook patiënten voor en na een orgaantransplantatie. Het enorme verschil in herstel na een transplantatie en de ervaringen met de follow-up op de polikliniek riepen bij mij veel vragen op.

Hebben de conclusies u verrast? Een deel van de resultaten bevestigden juist wat mijn collega’s en ik in het UMCG al langer dachten, andere resultaten waren juist weer erg verrassend en hebben veel inzicht gegeven, bijvoorbeeld dat jonge patiënten na transplantatie minder actief zijn dan de 50+’ers. Hier moeten we dus meer aandacht voor hebben.

Wat zou u doen met 1 miljoen euro onderzoeksgeld? De revalidatiepilot, die we nu doen met vijftig ontvangers van een donororgaan, verder uitbreiden. We beogen hiermee een zo specifiek mogelijk revalidatieprogramma neer te zetten. Ook zou ik graag een pre-revalidatieprogramma ontwikkelen, om de mensen Physical activity in vóór transplantatie zo recipients goed mogelijk voor te of solid organ transplantation bereiden op de ingrijpende operatie.

Edwin J. van Adrichem

FysioPraxis februari 2018 | 31

fp01WKorgaan.indd 31

06-02-18 10:36


boekbespreking

‘Je zult ook met jezelf aan de slag moeten!’

Mindfulness en fysiotherapie

Het boek geeft een heldere uiteenzetting en een uitgebreide, overzichtelijke weergave van wat mindfulness is. Het biedt veel handvatten voor fysiotherapeuten die werken met stress-gerelateerde problematiek, chronische pijn en musculo-skeletale pijn. Daarnaast wordt de effectiviteit van mindfulness met overtuigend wetenschappelijk bewijs aangetoond. Mindfulness gaat uit van bewust volgehouden aandacht in houding, beweging en adem, terwijl afleidende gedachten en emoties met een vriendelijke, geduldige mindful attitude geobserveerd worden. Mindfulness vraagt om een bepaalde mate van zachtheid en compassie voor jezelf. Het besef dat je geen perfect mens bent, maar wel perfect menselijk. De psychologische aspecten worden vanuit de Mindfulness Based Cognitive Therapy en de Mindfulness Based Stress Reduction uitgelegd en versimpeld aan de hand van metaforen, wat het lezen veraangenaamt.

Mindful bewegen De inhoud van het boek is mooi gestructureerd met een theoretisch wetenschappelijk deel en een praktisch deel. Je kunt tijdens het lezen gemakkelijk switchen tussen het theorie- en praktijkdeel. Het theoretische deel geeft een beschrijving van het begeleidingsproces en de (contra)indicaties. Het praktische deel beschrijft een les, zoals die door een fysiotherapeut gegeven kan worden. Het bevat een algemeen kader van de formele mindfulness-oefeningen en ook oefeningen gericht op mindful bewegen, wat het boek voor fysiotherapeuten extra de moeite waard maakt.

ness precies is en hoe het zorgt voor gunstige effecten op het gebied van bewegen, pijn, stress, emotieregulatie en gezondheidsklachten. Vervolgens beschrijft het praktische deel van het boek acht lessen van de mindfulness-based cognitive therapy. Dit is een bewezen format, toegepast op de fysiotherapie. Bijvoorbeeld door extra aandacht voor mindful bewegen.

In het praktische deel staan veel bruikbare instructies, zoals bodyscans, drie-minuten-ademruimte en mindful bewegen. Bij mindful bewegen wordt het bewegen met aandacht ervaren, door er vertraging in te brengen. Mindful bewegen geeft ruimte aan bewegingen die als vanzelf en gemakkelijk uitgevoerd kunnen worden, zonder overtollige spierspanning. Aan het einde van het boek wordt mindful bewegen heel nauwkeurig en uitgebreid omschreven, waardoor de uitleg voor de patiënt als veel en technisch ervaren kan worden en minder als vanzelfsprekend. De patiënt kan er veel bij na gaan denken. Zodra de patiënt veel in het hoofd gaat zitten, is er minder aandacht voor de adem. Het bewust en gemakkelijk doorademen tijdens mindful bewegen is even belangrijk als in rust. Dit wordt niet benoemd in het boek, maar is wel essentieel. Mindfulness en fysiotherapie opent met een theoretisch deel. Hier leert u wat mindful-

www.bsl.nl ISBN 978 90 368 0698 5 NUR 890

9

De auteurs Peter van Burken, Tjitske de Boer en Gordon Browne zijn fysiotherapeuten. Ze hebben jarenlange ervaring met het lesgeven aan fysiotherapeuten in mindfulness-based benaderingen.

Mindfulness en fysiotherapie

Mindfulness en fysiotherapie

Perfect menselijk

Dit boek geeft fysiotherapeuten handvatten om mindfulness toe te passen in hun praktijk. Daarnaast beschrijft en onderbouwt het boek wat de effecten van mindfulness zijn op het fysieke en psychische welzijn van patiënten. En dan met name bij patiënten met chronische pijn of stressgerelateerde aandoeningen. Mindfulness en fysiotherapie sluit aan bij het internationaal erkende en evidence-based onderzoek van de westerse mindfulness-training. Het dekt de basis van de opleiding tot mindfulness-trainer.

Van Burken e.a.

Mindfulness is een hype in de gezondheidszorg. Het boek Mindfulness en fysiotherapie speelt hierop in. Auteur Peter van Burken toont aan dat mindfulness een waardevolle behandelvorm is en gebruikt kan worden door Mindfulness en fysiotherapie de fysiotherapeut.

P. van Burken met medewerking van T.C. de Boer G. Browne

789036 806985

BOEKGEGEVENS

P. van Burken, m.m.v. T.C. de Boer en G. Browne. Mindfulness en fysiotherapie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2017. ISBN: 978-90-3680698-5. 337 pagina’s. € 37,50.

Zelf ervaren Mindfulness kan pas goed worden overgebracht indien je het zelf hebt ervaren en je in de zijn-modus kunt zijn. Ofwel: je kunt het pas overbrengen als je het zelf kunt belichamen. Dit aspect is onderbelicht in het boek. Aangezien fysiotherapeuten in het algemeen meer doeners zijn, kan dit een valkuil zijn voor het aan-

leren van bewegingstrucjes, waardoor de essentie wordt gemist. De mate van zachtheid en compassie voor jezelf en een ander is bepalend voor een duurzaam resultaat in mindfulness. Zowel de patiënt als de therapeut moeten hier voor openstaan. Dus collega’s, je zult ook met jezelf aan de slag moeten.

Yvonne Reurts, algemeen fysiotherapeut, ademontspanning-therapeut, Minding Movement therapeut, Noordwest Ziekenhuisgroep Alkmaar.

32 | FysioPraxis februari 2018

fp01kort.indd 32

06-02-18 10:25


in beeld

Elfstedentocht in Delft

Op 8 februari hielden de patiënten in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft een Elfstedentocht. Patiënten konden tijdens dit evenement een ronde in het ziekenhuis lopen langs alle elf steden. Deze Delftse Elfstedentocht is een initiatief van de ergo- en fysiotherapeuten van het Reinier de Graaf, die hiermee patiënten op een ludieke manier in beweging willen krijgen. Ook de diëtisten dragen hun steentje bij. Zij zorgen voor de koek en zopie tijdens de tocht. Patiënten konden tijdens dit evenement een ronde in het ziekenhuis lopen langs alle elf steden. Onder begeleiding van de ergo- en fysiotherapeuten legden patiënten een totale afstand af van ongeveer 300 meter (of een gedeelte hiervan). Sommige patiënten liepen zelfstandig, andere met behulp van een rollator en weer andere legden de route af met behulp van een rolstoel. Een van de deelnemende patiënten heeft de route zelfs vijf keer gelopen, voor elk van zijn kleinkinderen één rondje. De afdeling fysiotherapie is druk bezig met het promoten van bewegen tijdens opname in het ziekenhuis. Zo is er, naast de Elfstedentocht in de winter, een wandelvierdaagse in de zomer.

FysioPraxis februari 2018 | 33

fp01foto.indd 33

06-02-18 10:36


wetenschap – promotieonderzoek

Veerkracht patiënt belangrijk voor postoperatief herstel

Preoperatieve training Het is eigenlijk heel logisch: hoe beter je basisconditie is als je een zware operatie ondergaat, hoe groter de kans dat je herstel ongecompliceerd verloopt. Dit wordt ook bevestigd in meerdere onderzoeken. Maar of het verbeteren van je conditie voor een operatie door fysieke training ook leidt tot een beter herstel na een operatie, is minder goed onderzocht.

Tekst: Karin Valkenet

Door de vooruitgang in chirurgische technieken, anesthesie en perioperatieve zorg worden zwaardere en meer invasieve operaties steeds toegankelijker voor oudere en kwetsbare patiënten. Deze groep patiënten loopt echter meer risico op een ongewenst beloop na de operatie. Daarom wordt steeds meer aandacht besteed aan het optimaliseren van de gezondheidstoestand van deze groep patiënten voorafgaand aan een operatie. Dit wordt prehabilitation of preconditionering genoemd. Onder de verzamelterm preconditionering valt goede voorlichting, het verbeteren van de fysieke conditie en/ of het optimaliseren van de voedingstoestand van een patiënt voorafgaand aan een operatie. Preoperatieve training kan een onderdeel zijn van preconditionering en richt zich specifiek op het verbeteren van de fysieke conditie van een patiënt. Sterkere spieren, grotere aerobe capaciteit, beter fysiek functioneren en een grotere mate van zelfstandigheid bij het uitvoeren van dagelijkse taken zijn namelijk alle geassocieerd met betere postoperatieve resultaten.1-4

Trainingsvormen en effectiviteit Een preoperatief trainingsprogramma kan in grote lijnen vergelijkbaar zijn met een regulier revalidatieprogramma voor patiënten na een medische gebeurtenis, of zelfs hetzelfde zijn. Het vergroten van het uithoudingsvermogen en van de spierkracht zijn algemene doelen om de fysieke conditie van een patiënt te verbeteren. Voorbeelden van preoperatieve training zijn thuistrainingsprogramma’s die gericht zijn op het verbeteren van de

functionele capaciteit en op oefenen van houdingen en transfers die relevant zijn voor na de operatie.5 Ademspiertraining is een ander voorbeeld en een specifieke vorm van preoperatieve training met als doel het risico op longcomplicaties te verkleinen.6

Mogelijkheid tot aanpassing Een van de uitdagingen van preoperatieve trainingsprogramma’s en het grote verschil met reguliere revalidatiepro-

gramma’s is de beperkte tijd voorafgaand aan een operatie. Hoewel er studies zijn die aantonen dat preoperatieve oefenprogramma’s kunnen leiden tot verbeterde preoperatieve uitkomsten,8 zijn er ook studies waarbij voortgang van de preoperatieve fitnessniveaus uitblijft door de beperkte tijd in de preoperatieve periode.9,10 Een belangrijke voorwaarde voor een succesvol preoperatief trainingstraject is de veerkracht van een patiënt.11,12 Ofschoon veerkracht vaak geassocieerd wordt met lichamelijke conditie, omvat deze meer dan dat. De manier waarop mensen uitdagingen in het leven aangaan en omgaan met stressvolle gebeurtenissen, verschilt sterk tussen personen. Individuen die in staat zijn om deze uitdagingen aan te pakken, zullen waarschijnlijk minder stress ervaren en sneller herstellen

PREPARE studie Een belangrijk onderzoek in mijn proefschrift is de PREPARE studie.7 De PREPARE studie is uitgevoerd in 9 ziekenhuizen, in 4 verschillende landen. De training bestond uit een ademspiertrainingsprogramma op hoge intensiteit (BORG ≥7 [schaal 0-10]) voor patiënten op de wachtlijst voor een slokdarmoperatie. Patiënten kregen na één persoonlijke gesuperviseerde trainings- en scholingssessie een ademspiertrainer (Powerbreathe K3) mee naar huis. Volgens protocol moesten patiënten dagelijks 2 sessies van 30 ademteugen uitvoeren tot aan de operatie. De minimale trainingsduur bedroeg 2 weken. Om de voortgang te evalueren, werden patiënten na 3 dagen gebeld. Ging de training goed, dan werd de voortgang verder wekelijks telefonisch besproken. Ging de training minder goed, dan had de fysiotherapeut de mogelijkheid om een nieuwe afspraak te plannen en de instructie te herhalen.

Resultaten In totaal zijn er 241 patiënten geïncludeerd, van wie de helft de training heeft ondergaan en de andere helft niet. Patiënten waardeerden het trainingsprogramma met een rapportcijfer 8,3 en er zijn geen adverse events opgetreden. De ademspierfunctie (maximale inspiratoire kracht en inspiratoir duurvermogen) van de patiënten in de trainingsgroep ging significant meer vooruit ten opzichte van de patiënten in de controlegroep. Ondanks dat het merendeel van de trainingspatiënten op een lagere intensiteit heeft getraind dan was voorgeschreven, verdubbelde het duurvermogen van hun inspiratoire functie ten opzichte van de controlegroep. Desondanks heeft de training niet geresulteerd in een verbetering in de postoperatieve uitkomsten: het aantal longontstekingen tussen de groepen bleef gelijk. Ook was er geen verschil tussen de groepen wat betreft andere complicaties, ligduur, vermoeidheid of kwaliteit van leven. Daarom wordt het standaard voorschrijven van ademspiertraining aan patiënten op de wachtlijst voor een slokdarmoperatie niet aanbevolen.

34 | FysioPraxis februari 2018

fp01WKp2829.indd 34

06-02-18 10:37


WAT KAN DE FYSIOTHERAPEUT MET DE RESULTATEN VAN DIT ONDERZOEK?

dan mensen die daar minder toe in staat zijn. De persoonlijkheid van een persoon, zijn/haar sociale omgeving en de manier waarop iemand met een bepaalde situatie omgaat, bepalen dus mede de mate van veerkracht.11 Al deze factoren spelen een rol in het vermogen van een patiënt om zich aan te passen aan een nieuwe situatie. In het geval van een operatie krijgen patiënten in een korte tijd met pittige uitdagingen te maken. De veerkracht van de patiënt kan dus mede het succes van een preoperatief trainingstraject bepalen.

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

Karin Valkenet

Op dit moment richten preoperatieve trainingsprogramma’s zich vooral op het verbeteren en aanpassen van iemands lichamelijke conditie. Uit dit en ander onderzoek blijkt dat er waarschijnlijk meer gecombineerde inspanningen nodig zijn om postoperatieve resultaten te verbeteren. Een multidisciplinaire aanpak vergroot de impact van een preoperatieve interventie en is mogelijk effectiever in het voorbereiden van patiënten voor een operatie. Bij deze multidisciplinaire aanpak dient rekening te worden gehouden met de veerkracht van de patiënt door de hulpvraag van de patiënt goed uit te vragen, familie/naasten erbij te betrekken en goede voorlichting te geven over het traject. Fysiotherapeuten spelen een belangrijke rol in preoperatieve programma’s. Zij zijn de experts op het gebied van het in kaart brengen en verbeteren van fysieke fitheid en fysieke veerkracht van de patiënt. Fysiotherapeuten werken vaak al goed samen met andere disciplines en daarom zijn zij een goede partij om het initiatief te nemen voor een gezamenlijke, multidisciplinaire aanpak. Het evalueren van dergelijke initiatieven en kritisch blijven kijken naar het effect van het eigen handelen is echter ook van belang. Bespreek regelmatig de progressie met de patiënt en zijn of haar naasten en neem metingen op in het protocol om het effect van je trainingen te evalueren op patiëntniveau én op groepsniveau. Dit vergroot de transparantie in je handelen voor jezelf, voor de patiënt en voor andere zorgverleners.

studeerde Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit in Maastricht en Fysiotherapie aan de Hogeschool Zuyd in Heerlen. Sinds 2006 is zij werkzaam op de afdeling Revalidatie, Fysiotherapiewetenschap & Sport van het UMC Utrecht. Eerst fulltime als fysiotherapeut, later ook als onderzoeker. Dit heeft uiteindelijk geleid tot haar promotie op het gebied van preoperatieve training. Op 5 juli 2017 ontving zij in Kaapstad de PEDro award voor de beste RCT op het tweejaarlijkse wereldcongres Fysiotherapie (WCPT). Op dit moment is Karin werkzaam als postdoc met als aandachtsgebied fysieke activiteit tijdens een ziekenhuisopname.

Hoe bent u tot dit promotietraject gekomen?

Titel proefschrift: Preoperative exercise training to improve postoperative outcomes Promotiedatum: 6 april 2017, Universiteit Utrecht Promotieteam: prof. dr. Frank Backx, prof. dr. Richard van Hillegersberg, dr. Jaap Trappenburg

Hebben de conclusies u verrast?

Ik ben gestart als junior onderzoeker op een project over pre- en reconditionering bij ziekenhuisopname. Door de combinatie met mijn werkzaamheden als fysiotherapeut op een chirurgische afdeling, is het balletje al snel gaan rollen in de richting van preoperatieve training.

Waarom dit onderwerp? Een goede voorbereiding voor een operatie is heel erg belangrijk voor patiënten. Een goede voorbereiding is deels mentaal door goede voorlichting, en deels fysiek door training en leefstijlveranderingen. Als fysiotherapeut kun je in beide gevallen een belangrijke rol spelen.

Ja en nee. Ik geloof nog steeds in goede voorbereiding op een operatie. Maar door mijn onderzoek ben ik me er wel extra van bewust dat een goede multidisciplinaire aanpak cruciaal is om de impact van een interventie te vergroten in de beperkte tijd die je heb voorafgaand aan een operatie.

Wat zou u doen met 1 miljoen euro onderzoeksgeld? Een goede voorbereiding is voor iedereen anders. Ik zou meer inzicht willen krijgen in wat werkt voor wie, en waarom.

FysioPraxis februari 2018 | 35

fp01WKp2829.indd 35

06-02-18 10:37


wetenschap – summary

Body weight-supported bedside treadmill training facilitates ambulation in ICU patients: an interventional proof of concept study Juultje Sommers, Denise Wieferink, Dave Dongelmans, Frans Nollet, Raoul Engelbert, Marike van der Schaaf

Klinische vraag Kan een verplaatsbare lopende band met gewichtsondersteuning veilig worden ingezet voor looptraining bij patiënten op de intensive care (ic)?

Conclusie van de auteurs Deze pilotstudie laat zien dat looptraining op een verplaatsbare lopende band met gewichtsondersteuning haalbaar en veilig is bij patiënten op de ic. Voordelen van deze behandeling zijn dat monitoring van vitale functies en medische interventies zoals beademing, dialyse, medicatie toediening etc. kunnen worden gecontinueerd en dat patiënten met extreme spierzwakte toch kunnen lopen. Bovendien zijn patiënten erg enthousiast over de training op de lopende band.

Onderzoeksopzet

In een pilotstudie is de haalbaarheid en initiële effectiviteit onderzocht aan de hand van de volgende uitkomsten: veiligheid, benodigde tijd, personeel, patiënttevredenheid en het aantal patiënten dat niet had kunnen lopen zonder loopbandtraining. In deze studie ondergingen 20 patiënten 54 loopbandtrainingssessies. De 54 trainingssessies konden op 1 na volgens plan worden uitgevoerd. Er waren geen nadelige gevolgen (adverse events) en er hoefde geen apparatuur te worden losgekoppeld. De mediane duur van de training (inclusief voorbereiding en schoonmaak van de loopband) was 25 minuten (interkwartielafstand 20-30). De training werd door 2 personen uitgevoerd. In 74% (n = 40) van de sessies had de patiënt niet kunnen lopen zonder gebruik van de loopband in verband met de ernstige spierzwakte en FAC 0. De patiënttevredenheid was hoog (mediaan 5 in de range van 0-5 met een interkwartielafstand van 3-5). Kortom, de verplaatsbare lopende band met gewichtsondersteuning lijkt een waardevol hulpmiddel om vroegtijdig in het herstelproces van ernstig verzwakte patiënten op de ic te starten met lopen.

Pilot interventiestudie.

Onderzoekslocatie Een medisch-chirurgische ic van een academisch ziekenhuis.

SAMENVATTING Ongeveer 30 tot 65% van de patiënten die een periode van kritieke ziekte op een ic overleven, ontwikkelen ic-verworven spierzwakte. Deze patiënten houden langdurige beperkingen in het fysiek functioneren. Om de gevolgen van ic-verworven spierzwakte tegen te gaan, wordt geadviseerd op de ic al te beginnen met revalideren en mobiliseren. Echter, in de dagelijkse praktijk wordt het lopen met patiënten op de ic belemmerd door ernstige spierzwakte in combinatie met beademing, infuuslijnen en andere apparatuur. De onderzoekers ontwikkelden een verplaatsbare lopende band met gewichtsondersteuning voor het gebruik bij patiënten op de ic. Doordat de loopband naast het bed wordt geplaatst, hoeven beademing, infuuslijnen en andere apparatuur niet losgekoppeld te worden. Door een veiligheidsvest en een gewichtsdragende constructie kunnen ook patiënten met verminderde spierkracht lopen.

Juultje Sommers MSc, fysiotherapeut/promovendus dr. Marike van der Schaaf, senior onderzoeker/ bijzonder lector, afd. Revalidatie AMC en HvA Samengevat uit J Crit Care © 2017;41:150-155

The effects of oncology massage on symptom self-report for cancer patients and their caregivers Gabriel Lopez, Wenli Liu, Kathrin Milbury, Amy Spelman, Qi Wei, Eduardo Bruera, Lorenzo Cohen

Klinische vraag Wat zijn de effecten van een enkele massagebehandeling op zelf gerapporteerde symptomen, die door patiënten met kanker en mantelzorgers ervaren worden? Wat is het effect van de duur van de massage op de zelf gerapporteerde symptomen?

Conclusie van de auteurs Bij patiënten en mantelzorgers werden op de items pijn, vermoeidheid, angst, welbevinden en slaap van de Edmonton Symptom Assessment Scale (ESAS) kli-

nisch relevante verbeteringen gevonden, evenals op de subschalen algemene distress, fysieke distress en psychologische distress. Er werd geen verschil in effect van de behandeling aangetoond tussen een massage van 30 of 60 minuten.

Onderzoeksopzet Het studiedesign was een pre- en postmeting van een enkele massagebehandeling bij patiënten met kanker en mantelzorgers.

Onderzoekslocatie Een universitair ziekenhuis in de VS.

SAMENVATTING Patiënten met kanker en mantelzorgers kregen een (Zweedse) massage van 30 of 60 minuten door een massagetherapeut, aangepast aan de behoeften van degene die de massage onderging. Voor en na de massage werden klachten vastgelegd met de ESAS. Deze vragenlijst bevraagt pijn, vermoeidheid, misselijkheid, depressie, angst, slaperigheid, verminderde eetlust, verminderd gevoel van welbehagen, kortademigheid en slaap op een numerieke schaal van 0-10. Er was een extra item over spiritueel welzijn toegevoegd. Scores van de ESAS zijn verdeeld over 3 subschalen: algemene distress (alle items), fysieke distress (6 items), en psychologische distress (angst en depressie). De ESAS werd door 66% van de patiënten en 63% van de mantelzorgers ingevuld voorafgaand aan de massage en door resp. 49% en 47% zowel voor als na de massage. Uit de studie kan geconcludeerd worden dat er aanwijzingen zijn dat een enkele massage van 30 of 60 minuten effectief is om distress te verminderen. Effecten over langere termijn zijn niet onderzocht. Distress is een veelvoorkomende klacht bij patiënten met kanker en hun naasten. Massage kan overwogen worden als interventie-onderdeel van de fysiotherapeutische of complementaire behandeling door een gespecialiseerd massagetherapeut. Janine Hidding MSc, oncologie- en oedeemfysiotherapeut, hoofddocent Master oncology physical therapy, Avans+, Breda, onderzoeker Radboudumc. Samengevat uit Support Care Cancer © 2017;25(12):3645-3650

36 | FysioPraxis februari 2018

fp01summary.indd 36

06-02-18 10:38


specialistenkatern

Redactie: de Beroepsinhoudelijke Verenigingen Coรถrdinatie en eindredactie: Lidwien van Loon

NVMT

Tests bij nekpijn blijven onbetrouwbaar Systematische review

38

NVFK

Movakic: valide meetinstrument Kinderen met meervoudig complexe beperkingen

40 FysioPraxis februari 2018 | 37

fp01sk.indd 37

06-02-18 10:38


NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE

specialistenkatern

Systematische review

Tests bij nekpijn blijven onbetrouwbaar Na lagerugpijn is nekpijn de meest voorkomende klacht van het bewegingsstelsel. Om tot een gerichte interventie te komen, hanteren manueel therapeuten verschillende onderzoekstechnieken. Van belang is dat de klinische tests betrouwbaar zijn. Hiervoor is onderzoek nodig naar de reproduceerbaarheid ervan. Na 2007 is er echter geen enkele systematische review meer gepubliceerd over de inter- en intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van tests van de cervicale wervelkolom (CWK) bij personen met nekpijn. In de volgende samenvatting van een recente review naar de betrouwbaarheid van tests bij nekpijn blijken de resultaten nog geen houvast te bieden. Tekst: dr. Ilse Swinkels-Meewisse

Over de afkappunten van betrouwbaarheid van klinische tests, in dit geval van de CWK, lopen de meningen uiteen. In navolging van Landis & Koch zijn de kappawaarden boven het afkappunt (kappa > 0,80) aangehouden. Dit kan als uitstekend beschouwd worden. Er zijn echter indicaties dat een lager afkappunt (kappa > 0,40) voor de betrouwbaarheid van klinische tests ook acceptabel is. Dit is mede afhankelijk van de klinische situatie waarvoor de tests worden gebruikt. Uit eerdere onderzoeken bleek de betrouwbaarheid van klinische tests bij nekpijn te variëren van slecht tot redelijk. In de nu besproken systematische review is de literatuur onderzocht naar de betrouwbaarheid van klinische onderzoektests bij patiënten met nekpijn.

Methode en materiaal De review werd uitgevoerd conform de PRISMA-verklaring (Preferred Reporting Items for Systematic Reviews and Metaanalyses). De zoektocht werd verricht in PubMed, CINAHL en AMED tot mei 2016. Referentielijsten van voorgaande reviews werden ook onderzocht op relevante stu-

Segmentaal onderzoek van de cervicale wervelkolom

dies. Publicaties moesten origineel zijn en evaluatie van inter- of intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid betreffende mobiliteit of pijn. Patiënten moesten nekpijn hebben met/zonder uitstraling of hoofdpijn. Als uitkomstmaten werden actieve en passieve tests geïncludeerd om (intersegmentale) mobiliteit of pijn/gevoeligheid bij palpatie te onderzoeken. De Quality Appraisal of Reliability Studies Checklist (QAREL) werd gebruikt om de methodologische kwaliteit van de gevonden studies te beoordelen. Afhankelijk van de gerapporteerde betrouwbaarheidsmaten werden de interpretaties aangehouden die in de litera-

tuur waren aangeven. Een kappa > 0,4 werd als klinisch acceptabel aanvaard. Het percentage van overeenkomst en de betrouwbaarheidsintervallen werden eveneens gerapporteerd.

Resultaten Van de 985 gevonden publicaties werden er elf geïncludeerd; deze elf onderzochten de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Daarvan analyseerden er twee ook de intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid. Zeven hadden een hoog risico voor bias, drie een matig risico en van één studie werd risico voor bias als laag aangemerkt.

38 | FysioPraxis februari 2018

fp01sk.indd 38

06-02-18 10:38


Wat betreft de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bleek bij actieve tests voor mobiliteit een grote spreiding van de kappawaarden (0,05-0,88). Tests op pijn tijdens actief mobiliteitsonderzoek scoorden hoger op betrouwbaarheid (kappa 0,36-1,00). Gecombineerde bewegingen, bijvoorbeeld flexie-extensie, scoorden hoger op betrouwbaarheid (kappa 0,15-0,93). De studies voor passief bewegingsonderzoek lieten veel variatie zien in hun uitkomsten betreffende betrouwbaarheid. De betrouwbaarheid van palpatietests voor pijn gaven over het algemeen matige tot hoge betrouwbaarheid (kappa > 0,40). Wat betreft de intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid ging het om slechts twee studies. Een ervan onderzocht alleen het testen van de hoge CWK. Kappawaarden varieerden van 0,21 tot 1,0. De andere studie noteerde kappawaarden tussen de 0,51 en 0,88 voor passief bewegingsonderzoek en pijnpalpatie van niveau C2-3 tot C6-7. De betrouwbaarheidsintervallen waren echter erg breed.

Discussie De review toonde aan dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van mobiliteitstests op cervicale pijn erg variabel en inconsistent is. Actieve tests en palpatietests vertoonden nog de meest acceptabele betrouwbaarheid. De tests waarbij (mede) op pijn werd gescoord, waren over het algemeen goed wat betreft betrouwbaarheid. De auteurs geven aan dat de variatie van de kappawaarden dermate groot was, dat dit mogelijk meer veroorzaakt wordt door het design van de studie dan door de kwaliteit van de klinische tests. Passieve tests scoorden bijvoorbeeld lager op betrouwbaarheid, maar de methodologie van die studies was ook minder. Redenen voor meer betrouwbare pijnscoring kunnen zijn dat patiënten hun pijn makkelijker herkennen of dat er sensitisatie optreedt door herhaald testen. Dat het passief (segmentaal) bewegingsonderzoek een lage betrouwbaarheid had, wordt door de auteurs onder meer verklaard door het feit dat de betrouwbaarheid bij het vaststellen van het juiste segment over het algemeen laag is. Ook werd onderzocht of de ervaring of opleiding van de testers invloed had op de mate van betrouwbaarheid van de klinische tests. Een dergelijke invloed kan niet worden vastgesteld.

De belangrijkste beperking van deze systematische review was dat zeven studies een slechte beoordeling van de methodologie hadden met een hoge kans op bias, waardoor de resultaten met omzichtigheid moeten worden bekeken. Vanwege de variatie in betrouwbaarheid waarschuwen de auteurs om niet uitsluitend af te gaan op deze klinische tests. Ze adviseren ook Patient Reported Outcome Measures (PROMs) te onderzoeken en alleen tests te gebruiken met acceptabele betrouwbaarheid.

Bespreking Deze systematische review is een belangrijke studie voor iedereen die mensen met cervicale klachten behandelt. Vooral manueel therapeuten zullen na het lezen van deze studie enige omzichtigheid betrachten bij het doen van uitspraken na een passief segmentaal onderzoek van de CWK. Het uitsluitend starten van een behandeling op grond van een passief mobiliteitsonderzoek lijkt weinig betrouwbaar. Zeker wanneer de hulpvraag van de patiënt - vaak op het gebied van pijn - niet wordt meegewogen. De review geeft juist aan dat een combinatie van pijn- en mobiliteitstests hoger scoren op betrouwbaarheid, wat weer recht doet aan de hulpvraag van de patiënt. Vandaar ook dat de auteurs terecht adviseren PROMs mee te nemen in de beoordeling van een onderzoek en bij het instellen van een behandeling.

Omdat deze review gaat over de uitvoering van klinische tests, zou de betrouwbaarheid hiervan beïnvloed kunnen worden door de mate van opleiding of ervaring van de testers. De auteurs hebben in hun studie gekeken naar opleiding en ervaring van de testers, maar hadden onvoldoende informatie om hierover duidelijke uitspraken te doen. Men zou zeggen dat de mate van ervaring en/ of opleiding verschil maakt, maar uit de literatuur blijkt dat niet. Kortom, mensen met nekpijn kunnen het best onderzocht worden met behulp van een breed scala aan (betrouwbare) klinische tests in combinatie met PROMs, om een zo betrouwbaar mogelijk uitspraak te doen over de klacht en daarmee de hulpvraag van de patiënt. Deze review geeft een indicatie voor welke klinische tests gebruikt zouden kunnen worden. Ilse Swinkels-Meewisse is manueel therapeut en werkzaam voor Fysiotherapiepraktijk Coevering & Fit-impuls. Ze is bereikbaar via swinky@xs4all.nl.

NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE

specialistenkatern

BESPROKEN ARTIKEL Jonsson A, Rasmussen-Barr E. Intraand inter-rater reliability of movement and palpation tests in patients with neck pain: A systematic review. Physiother Theory Pract 2017;7;1-16.

NVMT-symposium 2018: Thoracic Park Op zaterdag 7 april 2018 organiseert de NVMT in Theater Gooiland in Hilversum haar jaarlijkse symposium. Het thema is de thoracale wervelkolom. Er zijn toonaangevende nationale en internationale sprekers uitgenodigd om te spreken over de veroudering van de wervelkolom, de invloed van (manuele) interventies aan zowel de thoracale wervelkolom als andere lichaamsregio’s, de veiligheid van thoracale manipulaties en andere aspecten van de dagelijkse praktijk. Keynotesprekers zijn: prof. dr. Ivan Bautmans, drs. John Bos, prof. dr. Joshua Cleland en prof. dr. Louie Puentedura. Dagvoorzitter is Erik Thoomes. Uiteraard wordt de NVMT Award uitgereikt met een korte presentatie van de posterwinnaar. In de volgende editie van FysioPraxis leest u meer over de achtergronden van het programma en wordt u van harte uitgenodigd om u in te schrijven. Kijk alvast op www.nvmt.nl/symposium.

FysioPraxis februari 2018 | 39

fp01sk.indd 39

06-02-18 10:38


NVFK | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR KINDERFYSIOTHERAPIE

specialistenkatern

Kinderen met meervoudig complexe beperkingen

Movakic: valide meetinstrument Bij kinderen met ernstige meervoudige beperkingen kunnen minieme verbeteringen van hun motorische mogelijkheden al zorgen voor meer zelfstandigheid en een betere kwaliteit van leven. Een objectieve methode om die veranderingen te meten, ontbrak nog. Kinderfysiotherapeut Sonja Mensch promoveerde op onderzoek naar Movakic, een nieuw meetinstrument dat goed toepasbaar blijkt.

Ze vertelt over Jeroen. Het lukte hem om zijn hoofd op te richten terwijl hij in zijn rolstoel zat, door met zijn arm af te zetten op de armsteun. Een kleine maar zeer relevante stap voor Jeroen: met zijn hoofd rechtop kon hij ook weer makkelijker eten. Helaas overleed Jeroen kort na zijn achttiende verjaardag als gevolg van een longontsteking.

Tekst: Yvonne Wilborts

Mensch geeft aan dat subtiele verbeteringen van de motorische mogelijkheden van kinderen als Jeroen kunnen leiden tot enige zelfstandigheid en meer kwaliteit van leven. Mensch: “In de praktijk is het beoordelen van het subtiele effect van fysiotherapeutische behandelingen subjectief. Uit mijn onderzoek bleken de huidige meetinstrumenten namelijk niet wetenschappelijk onderbouwd en ongeschikt voor de doelgroep. Daarom heb ik met een expertgroep van zes fysiotherapeuten en een ergotherapeut een nieuw beoordelingsinstrument ontwikkeld voor motorische vaardigheden, genaamd Movakic.” Movakic staat voor motorische vaardigheden van kinderen met ernstige meervoudige complexe beperkingen. Het instrument brengt veranderingen in kaart en evalueert ze. Het is een lijst bestaande uit 12 groepen met vragen die betrekking hebben op de motorische vaardigheden van het kind. De vragen gaan over het handhaven van de houding, het uitvoeren van activiteiten, het veranderen van lichaamspositie en het voortbewegen. Omdat de mogelijkheden en de hulpvraag per kind verschillen, hoe-

Eind november promoveerde kinderfysiotherapeut Sonja Mensch op onderzoek naar een methode die de motorische vaardigheden volgt van kinderen met ernstige, meervoudige en complexe beperkingen. Al voordat ze als fysiotherapeut werkte, raakte Mensch geïnteresseerd in deze kinderen. In haar proefschrift vertelt ze over Jeroen, een zoon van vrienden met het syndroom van West, bij wie de ontwikkeling stagneerde door epileptische aanvallen. Vanaf Jeroens eerste jaar werkte Mensch naast haar studie fysiotherapie bij Jeroen in de thuiszorg.

Mogelijkheden in plaats van beperkingen “Ik heb veel geleerd van deze mooie jongen,” vertelt Mensch, “zoals leren genieten van de kleine dingen in het leven en de betekenis leren ontdekken van zijn subtiele lichaamstaal. Kinderen met ernstig meervoudige beperkingen die met grote gezondheidsproblemen kampen, zoals Jeroen, zijn voor mij een uitdaging om mee te werken. Door te focussen op hun mogelijkheden in plaats van de beperkingen kunnen we hun motorische vaardigheden vergroten.”

Meetinstrument Movakic

ven alleen vragen beantwoord te worden over situaties die voor het kind relevant zijn.

Toepasbaar en betrouwbaar In een onderzoek naar de toepasbaarheid van Movakic gebruikten 26 fysiotherapeuten de vragenlijst bij 53 kinderen en 10 volwassenen. Deze fysiotherapeuten beoordeelden de meeste onderdelen van de methode als relevant en deden suggesties voor verbeteringen en volgden een uitgebreide training bij de methode. In vervolgonderzoek bij 60 kinderen bleek dat het instrument betrouwbaar was en bleek ook dat hogere scores in motorische vaardigheden gepaard gingen met hogere scores op de kwaliteit van leven. Kanttekening is wel dat de fysiotherapeut rekening moet houden met bijvoorbeeld medische incidenten en veranderingen in medicijngebruik, omdat dergelijke zaken de scores kunnen beïnvloeden. Op basis van haar onderzoek concludeert Mensch dat training nodig is om goed met het instrument te werken. In 2018 zijn er verschillende cursusdagen gepland in Zoetermeer. Yvonne Wilborts is als kinderfysiotherapeut werkzaam bij PMC Hoeksche Waard in Klaaswaal. Ook is ze lid van het NVFK-bestuur. Ze is bereikbaar via ywilborts@gmail.com.

MEER WETEN? Kijk op www.movakic.nl.

Over het onderzoek Sonja Mensch is kinderfysiotherapeut bij zorgorganisatie Ipse de Bruggen. Mensch deed haar promotieonderzoek aan de leerstoel Geneeskunde voor Verstandelijk Gehandicapten van het Erasmus MC. Ze werd hierbij begeleid door hoogleraar Heleen Evenhuis, haar promotor. Copromotoren waren dr. Michael Echteld, methodoloog en werkzaam bij stichting Prisma, en dr. Eugène Rameckers, verbonden aan de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen in Leuven en werkzaam bij Stichting Revalidatie Limburg. Stichting Ipse de Bruggen heeft de ontwikkeling van Movakic gefaciliteerd. Er is subsidie verkregen voor de valideringsstudie vanuit het Fonds Nuts Ohra. Het proefschrift van Sonja Mensch staat online (scan de QR-code).

Sonja Mensch met Jeroen

40 | FysioPraxis februari 2018

fp01sk.indd 40

06-02-18 10:39


43 FysioWorks: inspiratie voor je droompraktijk 44 Casus: klacht grensoverschrijdend gedrag 46 Factsheets: inzicht en overzicht

bewegen is

Kim

“De pijn werd steeds erger. Ik liep helemaal vast.”

vertel jouw verhaal over fysiotherapie

bewegenis.nl

bekijk onze film: bewegenis.nl/film

#bewegenis

FysioPraxis februari 2018 | 41 A2 KNGF camp_poster bewegenis 003.indd 1

fp01kngf.indd 41

15-11-17 15:45

06-02-18 10:40


kort nieuws

KNGF-webinars

Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) De invoering van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) op 25 mei 2018 heeft ook consequenties voor organisaties in de zorg. Organisaties moeten aantonen dat aan de AVG wordt voldaan. Als dat niet het geval is, bestaat het risico op een hoge boete van de Autoriteit Persoonsgegevens. KNGF organiseert webinars om u over de AVG te informeren. Extra maatregelen vereist Cliënten (ook potentiële), collega’s, medewerkers en wetgever gaan ervan uit dat ‘passende technische en organisatorische maatregelen’ zijn genomen om te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot hun persoonsgegevens. Extra maatregelen zijn vereist als dit medische gegevens betreffen (bijzondere persoonsgegevens).

AVG vervangt Wbp De General Data Protection Rules (GDPR) vervangen in alle landen tegelijkertijd de

bestaande privacywetgeving. Voor Nederland betekent dat, dat de in 2016 aangescherpte Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt vervangen door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Webinars KNGF-medewerker Rob Stadt organiseert webinars en brengt u op de hoogte over de achtergronden en de inhoud van de AVG, hoe u zelf vorm geeft aan de AVG en hoe u de informatiebeveiliging regelt op basis van een risicoanalyse.

MEER WETEN Informatie, data en aanmelden: www.kngf.nl/webinarib

Beroepscommissie Registratie zoekt nieuw lid De Beroepscommissie Registratie behandelt beroepszaken van fysiotherapeuten waarvan de (her)registratie in het CKR is geweigerd. De zittingstermijn van een van de leden is verstreken. Daarom zoekt de Beroepscommissie versterking, bij voorkeur in de persoon van een fysiotherapeut met enige procedurele/juridische kennis en beleidsvormende ervaring. Taken van de commissie

Belasting

• beoordelen van en doen van uitspraken over bezwaarschriften in het kader van herregistratie • inhoudelijk monitoren van het gevoerde beleid ten aanzien van herregistratie

Eens per jaar is er een overleg met het BOCK. Bij de herregistratie (eens in de vijf jaar) zijn er drie à vier vergaderingen over het behandelen van bezwaarschriften.

Achtergronden

Per vergadering een vacatie- en reiskostenvergoeding conform de geldende regeling.

• diploma fysiotherapie • ervaring met procedures/juridische kennis • bestuurlijke ervaring/ervaring in beleidsvormende organen • betrokkenheid bij het KNGF; onderschrijft de doelstellingen van het KNGF • indien fysiotherapeut: lid KNGF

Vergoeding

Reageren Vragen over de vacature en reacties met motivatiebrief en cv kunt u uiterlijk 28 februari a.s. sturen naar s.zondervan@kngf.nl.

Het Centraal Kwaliteitsregister stelt kwaliteitseisen aan fysiotherapeuten, die zijn vastgelegd in het Reglement van het Centraal Kwaliteitsregister. Het kwaliteitsregister bestaat uit een aantal deelregisters voor de algemeen fysiotherapeut en voor de verbijzonderde fysiotherapeuten. Daarnaast bestaan er aantekeningenregisters, waarvan er momenteel twee zijn ingesteld. Het beheer van het kwaliteitsregister valt onder het Beleidsorgaan van het Centraal Kwaliteitsregister (BOCK). Het Beleidsorgaan stelt op zijn beurt de Beroepscommissie Registratie in, die beslist in beroepszaken van fysiotherapeuten.

42 | FysioPraxis februari 2018

fp01kngf.indd 42

06-02-18 10:40


achter het nieuws

FysioWorks: inspiratie voor je droompraktijk

Naar slimmer ondernemerschap Hoe word - en blijf! - je een gelukkige fysiotherapeut? Je wilt verder met je praktijk, maar hoe? Grip krijgen op je klant, én medewerkers, kan dat? Bijna tachtig vakgenoten kwamen in november 2017 naar FysioWorks op de Brightlands Campus in Venlo. Voor een kijkje in de toekomst, om ideeën op te doen voor een betere praktijk, en om elkaar te ontmoeten voor een steviger netwerk. Tekst: Peter Bijkerk Ondernemen is ook netwerken.

Veel fysiotherapeuten zijn eigenlijk ondernemers. Daar komen ze gaandeweg achter. Enthousiasme en kundige behandelingen zijn niet meer genoeg om een praktijk succesvol op te bouwen. Weten wat je klant wil, ervoor zorgen dat de klant ook jóu kent (actieve marketing), samenwerken met ketenpartners, keuzes durven maken (maar welke), je bedrijfsvoering professionaliseren, zelf om hulp vragen (maar wanneer) - zomaar wat thema’s waar de hedendaagse fysiotherapeut mee te maken heeft.

Adapt or die Henk Jansen, bestuurder bij het KNGF, zegt het bij aanvang van FysioWorks onomwonden: “Onze beroepsgroep bestaat uit lieve mensen met alle zorg voor onze klanten. Echter, door veranderingen als directe toegankelijkheid wordt een meer zakelijke attitude gevraagd van de prak-

Eus Peters over wat goede hospitality kan opleveren.

tijkhouder. Stimulering van ondernemerschap is dan ook een vereiste.” En wil je overleven, zoals de ceremoniemeesters Fountainheads verkondigden, dan kun je je niet verstoppen. In hun energieke wake-upcall denderden ze door de snel veranderende wereld met verhalen van en voor ondernemende mensen. Welke technologische en maatschappelijke ontwikkelingen hebben effect op de beroepsgroep, waarom is innovatie belangrijk, en hoe doe je dat eigenlijk? Adapt or die was hun niet mis te verstane boodschap.

Praktijk die bij je past In diverse workshops kwamen actuele thema’s aan de orde. Allemaal gericht op het idee dat je door vrijheid van ondernemen dé (droom)praktijk kunt realiseren die bij je past.

‘De fysiotherapeut van vandaag is meer dan een behandelaar’

• Bas van Pelt traint en coacht ondernemers in de zorg na een harde leerschool. Als je je neus hebt gestoten (faillissement), leer je daarna snel van je fouten. Waardebeleving en tips over aansluiten op de behoefte van de klant leveren meer rendement op. • Peter Griffioen, manager van Fys’Optima, liet zien hoe je door slimme en efficiënte bedrijfsvoering een effectieve praktijkorganisatie kunt runnen. • Eus Peters, directeur Raad Nederlandse Detailhandel, toonde met zijn ervaring in de detailhandel wat goede hospitality kan opleveren. En benadrukte de behoefte van de klant centraal te blijven stellen. • Jamal Bourich en Heiko van Es van de VvAA bespraken in een heel concrete en interactieve sessie technische, maar niet minder belangrijke kwesties die je dwingen tot focus in je praktijk.

Handvatten Josette Driessen en Arjan Visscher, ledenadviseurs van het KNGF voor het rayon Zuidoost-Nederland, kijken terug op een goed event. “Er is behoefte aan handvatten om een praktijk professioneel te organiseren. Opleidingen zouden hier meer aandacht aan mogen geven. De fysiotherapeut van vandaag is immers meer dan een behandelaar. We hopen dat een event als FysioWorks positief bijdraagt aan slimmer ondernemerschap.”

FysioPraxis februari 2018 | 43

fp01kngf.indd 43

06-02-18 10:40


achter het nieuws

Een risico voor iedere fysiotherapeut:

Een klacht over grensoverschrijdend gedrag Wat kunt u in uw dagelijkse praktijk doen om het risico op klachten te beperken, in het bijzonder klachten over grensoverschrijdend gedrag? Wat zijn de normen en regels? Waar moet u op letten? Aan de hand van een casus laten we u zien welk risico u als fysiotherapeut loopt, ook als u naar eer en geweten handelt. We bespreken de normen om u houvast te bieden voor zorgvuldig handelen en geven u een aantal praktische tips.

Tekst: Annemarie Smilde en Betty Kroes

De casus U behandelt een vrouw vanwege lagerugklachten. De sessies vinden plaats in een goede sfeer, waarbij de vrouw open is over haar persoonlijke problemen. Zij zegt dat de behandeling haar goed doet en dat ze het contact met u als prettig ervaart. Zij laat u dit ook via WhatsApp weten. U reageert daar positief op. Ook als zij aangeeft dat zij uitkijkt naar de volgende behandelsessie. En zij u een paar keer een goede nacht wenst. Bij de zesde sessie vraagt de vrouw u of u iets kunt doen aan de enorme pijn die zij in haar bovenlichaam ervaart na een intensieve training dezelfde week. Bij lichamelijk onderzoek stelt u triggerpoints vast, met name in de borstspieren. U legt uit dat u deze triggerpoints kunt masseren, waardoor deze ontspannen. Als de vrouw aangeeft hiermee akkoord te gaan, vraagt u haar haar bh uit te doen. Een paar dagen na de sessie ontvangt u van de vrouw een mail, waarin zij u grensoverschrijdend en onprofessioneel gedrag verwijt. Zij deelt u mede dat zij van fysiotherapeut zal veranderen. U bent stomverbaasd en weet niet goed hoe u hierop moet reageren.

Gedragsregels Het juridische kader is helder. Een fysiotherapeut heeft net als andere zorgpro-

fessionals op grond van de WBGO een informatieplicht tegenover een patiënt: hij/zij moet een patiënt informeren over de aard en het doel van het voorgestelde onderzoek of de behandeling, de gevolgen en risico’s hiervan en over alternatieven. Het KNGF heeft daar, vanwege de risico’s op onbedoelde effecten van een behandeling, expliciet in zijn gedragsregels aan toegevoegd: een fysiotherapeut moet vooraf uitleg geven over handelingen die mogelijk als informeel of erotisch kunnen worden ervaren. Hierbij wordt nadrukkelijk bepaald dat de toestemming van de patiënt vervolgens moet worden afgewacht. Daarnaast bevatten de gedragsregels van het KNGF een regeling over het bewaren van professionele afstand tot de patiënt. Zo moet de fysiotherapeut zich tegenover de patiënt respectvol gedragen. Informaliteit die niet duidelijk gewenst is, moet achterwege blijven. Dit geldt ook voor verbale uitingen die mogelijk kunnen worden opgevat als te informeel of als erotisch bedoeld. Ook moet een fysiotherapeut volgens de gedragsregels van het KNGF alert zijn op het ontstaan van andere dan bij een behandelrelatie passende gevoelens. De fysiotherapeut moet in actie komen als deze gevoelens zich wederzijds, van zijn of haar kant of die van zijn of haar patiënt voordoen.

Uitspraken tuchtcolleges De uitspraken van tuchtcolleges over klachten betreffende grensoverschrijdend gedrag van fysiotherapeuten zijn eveneens helder. Handelingen moeten binnen de professionele beroepsuitoefening passen en functioneel zijn, en verricht zijn met professionele intenties. Als duidelijk is dat een bepaalde handeling functioneel en passend is, toetst het tuchtcollege of u voldoende uitleg hebt gegeven en toestemming voor de verrichting hebt verkregen. Zo is het bij het verzoek een bh of onderbroek uit te doen van belang, of duidelijk is dat dit nodig is voor het onderzoek of de behandeling. Als dat zo is, moet de fysiotherapeut uitleggen waarom dit zo is en hiervoor toestemming vragen. Bij klachten over een onprofessionele communicatie toetst het tuchtcollege of het gedrag van de fysiotherapeut past bij de behandelrelatie tussen een professionele beroepsbeoefenaar en een patiënt.

Terug naar de casus Tussen de fysiotherapeut en de vrouw is een informeel contact ontstaan. Als dit in overeenstemming met haar wens is, bestaat hiertegen op zichzelf geen bezwaar. Wel is en blijft de fysiotherapeut de professionele partij. Hij moet dus onder meer bewaken dat geen grenzen worden overschreden, bijvoorbeeld doordat

44 | FysioPraxis februari 2018

fp01kngf.indd 44

06-02-18 10:40


www.shutterstock.com

Praktische tips

hij of patiënte gevoelens ontwikkelt voor de ander. Belangrijk is hier de vraag of de fysiotherapeut patiënte wel voldoende heeft geïnformeerd. Daarbij gaat het niet alleen over de onbedoelde effecten van het masseren van de borstspieren op patiënte, maar ook over het feit dat voor de behandeling het bovenlichaam ontbloot moest worden. Daarnaast moet de fysiotherapeut kritisch kijken naar zijn WhatsApp-berichten. Uit de Beroepsethiek en de gedragsregels voor de fysiotherapeut volgt niet dat de communicatie via Whatsapp niet mag. Wel ligt bij het gebruik van dit communicatiemiddel het gevaar op de loer dat het contact te informeel wordt. De vraag is of de fysiotherapeut niet meer afstand had moeten bewaren, door niet te reageren op de berichten of uit te leggen dat hij als behandelaar professionele afstand moet bewaren. Wellicht had hij er alerter op kunnen zijn dat de communicatie via WhatsApp een informele omgang versterkt. Ook als de fysiotherapeut vindt dat hij met goede intenties heeft gehandeld en hem verder ook niets te verwijten valt, moet hij het verwijt of de onvrede van patiënte serieus nemen. Omgaan met dit soort signalen is een onderdeel van zijn professionele handelen. In dit geval doet de fysiotherapeut er goed aan open en toetsbaar op het signaal van onvrede te

• H oud bij het geven van uitleg over onbedoelde effecten van een behandeling of onderzoek zo veel mogelijk rekening met de achtergrond van een patiënt. Denk aan wensen in verband met de culturele achtergrond of persoonlijke ervaringen in het verleden met (para)medici of anderszins. • S tel in een intakeformulier vragen om dit soort gevoelige informatie boven tafel te krijgen. Houd hierbij rekening met uw doelgroep en de aard van uw behandelingen. Leg uit dat u deze informatie vraagt om hiermee rekening te kunnen houden bij de uitleg over en uitvoering van de behandeling. Dit laatste kunt u ook vermelden in een informatiefolder (ook online), waarin u patiënten in algemene zin uitleg geeft over de aard van de behandeling. Ook kunt u ingaan op gevoelige aspecten. • Overval een patiënt niet maar geef hem/haar de tijd om te bepalen wat hij/zij wil. Als u twijfel bespeurt, bespreek dit. • Wees er bij patiënten die informeel met u omgaan alert op, dat u de informatieplicht en het toestemmingsvereiste zorgvuldig naleeft. • Wees bij een informele omgang alert op de wijze en inhoud van de communicatie. Bewaar de professionele afstand. • Check tijdens en na de behandeling hoe de patiënt reageert. Geef eventueel nadere uitleg, pas de behandeling aan of stop deze. • Stel bij de evaluatie van de effecten van een behandeling de vraag hoe de patiënt de behandeling heeft ervaren. Verlaag hierbij de drempel voor de patiënt, zodat deze zich vrij voelt gevoelige ervaringen te melden. • Noteer in het dossier dat u patiënt heeft geïnformeerd over de onbedoelde effecten van het onderzoek of de behandeling en dat de patiënt daar toestemming voor heeft gegeven.

reageren, door aandacht te hebben voor de negatieve ervaring van patiënte en uitleg te geven over zijn handelen. Het aanbieden van een gesprek hoort hier ook bij. Gezien de aard van de klacht is het aan te bevelen dat hij patiënte uitnodigt hierbij een derde aanwezig te laten zijn of voorstelt een onpartijdige derde, bijvoorbeeld een klachtenfunctionaris, het gesprek te laten leiden. De fysiotherapeut kan de patiënte zeggen dat zij iemand mee kan brengen als zij daar behoefte aan heeft. Een tijdige, open, eerlijke reactie op de ervaring van de patiënte is bovendien in het belang van de fysiotherapeut zelf; hiermee kan hij de kans op escalatie in een procedure bij het tuchtcollege of de geschilleninstantie beperken. Mr. Annemarie Smilde, senior specialist gezondheidsrecht VvAA. Mr. Betty Kroes, adviseur belangenbehartiging bij KNGF.

MEER WETEN? Beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut

Uitspraken Regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg (tuchtrecht.overheid.nl) Groningen (24 juni 2014)

Groningen (19 juli 2016)

Amsterdam (25 juli 2017)

FysioPraxis februari 2018 | 45

fp01kngf.indd 45

06-02-18 10:40


KNGF katern

Inzicht en overzicht in fysiotherapie Hoe vaak komen aandoeningen voor, welke gevolgen hebben deze aandoeningen en wat kan fysiotherapie betekenen voor mensen die deze aandoening hebben? Het KNGF ontwikkelde in nauwe samenwerking met andere partijen en specialisten diverse factsheets. Deze factsheets beschrijven naast de prevalentie, zorgkosten, klachten, gevolgen en de risico’s per aandoening natuurlijk de meerwaarde van fysiotherapie.

U kunt deze factsheets downloaden via de QR-code en gebruiken in contact met uw patiënt en andere samenwerkingspartners, zoals verwijzers en gemeenten. Wij verspreiden deze factsheets bij onze contacten in de Tweede Kamer, bij zorgverzekeraars en landelijke samenwerkingspartners zoals de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de pers. Beeld: Peter Boots - Van de Inhoud

Factsheet Fysiotherapie bij Reumatoïde Artritis Ontwikkeld in samenwerking met Reumafonds, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie en Nederlandse Health Professionals in de Reumatologie (NHPR)

Factsheet Fysiotherapie bij heup- en knieartrose Ontwikkeld in samenwerking met Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), Reumafonds, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie en Nederlandse Health Professionals in de Reumatologie (NHPR)

Factsheet Fysiotherapie bij Claudicatio Intermittens (CI) Ontwikkeld in samenwerking met Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV), De Hart & Vaatgroep, ClaudicatioNet, Vereniging voor Hart-, Vaat-, en Longfysiotherapie

Factsheet Fysiotherapie bij (subacromiale) schouderpijn Ontwikkeld in samenwerking met RSI-vereniging, Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie (NVMT) en Schoudernetwerken Nederland

Factsheet Fysiotherapie bij COPD Ontwikkeld in samenwerking met Long Alliantie Nederland, Longfonds, Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT), Vereniging voor Hart-, Vaat- en Longfysiotherapie (VHVL)

46 | FysioPraxis februari 2018

fp01kngf.indd 46

06-02-18 10:41


Van onderzoek naar praktijk Inzichten uit onderzoek toepassen in de praktijk: dat is waar het programma Waarde van Kennis voor gaat. Met de uitkomsten van het door KNGF gefinancierde onderzoeksprogramma DO-IT kunnen fysiotherapeuten hun keuzes voor interventies beter onderbouwen en daarmee hun patiënten nog beter behandelen. Beeld: Christine van Dijk - C10 Ontwerp

Log in op kngf.nl om deze factsheets te bekijken.

Van de deeltrajecten zijn 4 factsheets gemaakt:

1. Comorbiditeit bij knieartrose, ontwikkeling en evaluatie van oefentherapie op maat Knieartrose is, naast heup- en handartrose, de meest voorkomende vorm van artrose in Nederland. Van de 594.000 personen met knieartrose heeft een groot aandeel één of meerdere andere aandoeningen (comorbiditeit) zoals diabetes mellitus type II, coronair lijden, hartfalen, COPD, overgewicht of depressie. Conclusies onderzoek: Voor patiënten met knieartrose is oefentherapie een effectieve behandeling in het verbeteren van fysiek functioneren, kwaliteit van leven, en het verminderen van pijn. Comorbiditeit kan echter een belangrijk obstakel zijn voor effectieve oefentherapie. Als de oefentherapie wordt aangepast aan de comorbiditeit en uitgevoerd door een daarvoor geschoolde fysiotherapeut, is de behandeling veilig en zeer effectief. Oefentherapie is dus een belangrijke behandeloptie voor patiënten met knieartrose en comorbiditeit.

2. Fysiotherapie bij COPD Chronic Obstructive Pulmonaire Disease (COPD) is een ongeneeslijke, progressieve aandoening, gekenmerkt door expiratoire luchtwegobstructie door chronische ontsteking van de luchtwegen (bronchitis/bronchiolitis) en parenchym-destructie (emfyseem). Naast kortademigheid en slijm ophoesten treedt als gevolg van de aandoening afname van inspanningsvermogen, spierkracht en kwaliteit van leven op. Wereldwijd is COPD de op twee na meest dodelijke aandoening. In Nederland hebben 600.000 mensen COPD en de verwachting is dat dit aantal de komende jaren sterk zal stijgen. Conclusies onderzoek: Bij behandeling van patiënten met COPD in (eerstelijns)fysiotherapiepraktijken moet in het bijzonder rekening worden gehouden met exacerbaties en comorbiditeit. Dit geldt voor het verwijzen van patiënten door artsen, het fysiotherapeutisch handelen, en voor de interpretatie van uitkomstmaten door fysiotherapeuten, patiënten en verwijzers. Bij het gebruik van de uitkomstmaten is het belangrijk om normwaarden te kiezen die passen bij de test zoals die in de praktijk wordt afgenomen.

3. Fysiotherapie bij kwetsbare ouderen Kwetsbaarheid is een complexe toestand van een verminderde reservecapaciteit, waardoor er een verhoogd risico bestaat op nadelige gezondheidsuitkomsten zoals een toename van beperkingen in activiteit, vallen, ziekenhuisopname en overlijden. Naar schatting waren er in 2008 tussen de 600.000 en 700.000 ouderen kwetsbaar en dit aantal neemt toe met de vergrijzing. Er is (nog) geen medische behandeling voor kwetsbaarheid. De belangrijkste aangrijpingspunten voor interventie lijken te liggen op het gebied van beweging en voeding. Conclusies onderzoek: Bij de fysiotherapeutische behandeling van kwetsbare ouderen is het essentieel om een goede inventarisatie en analyse van zowel de beperkingen als de mogelijkheden uit te voeren. Op basis daarvan kan met focus een betekenisvolle behandeling gegeven worden. De Coach2Move-strategie voorziet in deze elementen.

4. Inspanningstesten, inspanningsbeperking en training bij patiënten met Cystic Fibrosis Cystic Fibrosis (CF, taaislijmziekte) is een ongeneeslijke, erfelijke aandoening, gekenmerkt door taai slijm in longen en spijsverteringsorganen. Klinisch leidt CF tot toenemende luchtweginfecties met onomkeerbare schade aan longen en spijsverteringsorganen. Meer dan 500.000 mensen in Nederland zijn drager van het CF-gen en kunnen dit overdragen op hun kinderen. In Nederland is de incidentie 52 patiënten per jaar en de prevalentie 1530 patiënten (onder wie 650 kinderen). De gemiddelde levensverwachting is 40 jaar. Conclusies onderzoek: Verschillende mechanismen kunnen het inspanningsvermogen van patiënten met CF limiteren. Deze mechanismen zijn afhankelijk van de klinische status van de patiënt en zijn slecht in te schatten. Ze zullen moeten worden bepaald met inspanningstesten. Om de inspanningscapaciteit te verbeteren, is het essentieel het dominant inspanningslimiterende mechanisme te weten en te meten. Vervolgens is supervisie van de trainingsinterventie essentieel.

FysioPraxis februari 2018 | 47

fp01kngf.indd 47

06-02-18 10:41


Ciro Academy cursusagenda 2018

YVLOͲZwangerFit® Fysiotherapeut

11 - 13 juni en 19 - 21 juni: Pulmonary Rehabilitation Summer School (twee niveaus)

Deze 8Ͳdaagse opleiding start op 7 maart 2018 in Amersfoort Accreditatie: CKR Algemeen 123 Punten/ Keurmerk 102 KU

3 - 5 en 17 - 19 december: Fysiotherapie en revalidatie bij COPD (6 dagen)

YVLOͲBabymassage Deze cursusdag is op 14 april 2018 in Amersfoort Accreditatie: CKR Algemeen en Kinder 6 Punten/ Keurmerk 6 KU

Schrijf je in op

Kijk op yvlo.nl voor meer informatie

Finetuning van Motor Control legt de basis voor optimaal bewegen. T 010 416 93 93 E info@veldon.nl www.veldon.nl

www.ciro-horn.nl/agenda

www.PsychFysio.nl

Modulen 2018

Nieuws en cursussen voor fysiotherapeuten Werkt u al met het Veldon® concept?!

✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔

Pijn- en Stressmanagement -3 dagen wo 11/4, 25/4, 16/5. Dansante Fysiotherapie -8 dagen start vr/za 20/4. ACT bij pijn -3 dagen wo 23/5, 6/6, 27/6. Motiverende gespreksvoering+SFT -3 dagen di 29/5, 12/6, 3/7. De Mindful Fysiotherapeut -8 dagen start 4/9. Praktijk NLP -3 dagen wo 11/9, 25/9, 9/10. Opleidingen@PsychFysio.nl /06-21867046 / Nieuwegein

www.psychfysio.nl

SCCH

is een zeldzame ziekte

Master Fysiotherapiewetenschap Wat beweegt jou? Wil jij de kwaliteit van fysiotherapeutische zorg verbeteren? De wetenschappelijke kennis die daarvoor nodig is ontwikkelen? Werk en studie combineren? Dan is Fysiotherapiewetenschap iets voor jou! Tijdens deze tweejarige deeltijd master leiden we je op tot academicus die in staat is bij te dragen aan de ontwikkeling van fysiotherapeutische zorg vanuit wetenschappelijk perspectief. Ruim 80% van de afgestudeerden heeft binnen een jaar een functie die aansluit bij de opleiding. Meer weten? www.uu.nl/masters/fysiotherapiewetenschap

Zó zeldzaam, dat deze botaandoening helaas niet of (te) laat wordt gediagnosticeerd!

Sternocostoclaviculaire Hyperostosis (SCCH)

is een zeldzame, chronische botaandoening veroorzaakt door een steriele ontsteking van het borstbeen, de daaraan bevestigde sleutelbeenderen en de ribben. Andere delen van het skelet kunnen ook wel aangetast worden, bijvoorbeeld de wervelkolom.

Raadpleeg de website voor behandeling of doorverwijzing. Voor meer informatie: www.scch.nl

fysiopraxis-scch 171102.indd 1

02-11-17 13:49


jaaroverzicht

Inhoud FysioPraxis 2017 1-2017 februari

4 Op de cover: Janjaap van der Net 9 Boekbespreking: Philip 2016, Pelvic pain and dysfunction 10 Nieuwe praktijken: WKZ Sportief 14 FysioWijzer: KNGF-richtlijn Nekpijn 16 Casuïstiek, diagnostiek en behandeling: Enkelbandreconstructie met internal brace (Guus Gilsing e.a.) 21 Uit het veld: Cervicale vertigo (Roeland van Leeuwen e.a., met reactie Willem De Hertogh e.a.) 24 Achter het nieuws: Fysiotherapeuten en stress 26 Fysiotherapie in het UMC Utrecht 28 In de praktijk: Proms 2.0 – Computerized Adaptive Testing (Remco Arensman e.a.) 32 Systematische review: ACT bij chronische musculoskeletale pijn (Esther Beker e.a.) 36 Cross-sectional survey: Revalidatie bij lumbale spondylodese (Elle Scheijen e.a.) 40 Promotieonderzoek: Post-Intensive Care Syndroom (Daniela Dettling Ihnenfeldt) 43 Specialistenkatern: NVMT 46 Jaaroverzicht 2016

2-2017 maart

4 Op de cover: Anke Kornuijt 10 Fysiotherapie in het MUMC+ 14 Achter het nieuws: Uw invloed als KNGF-lid / ledenadviseurs 16 Casuïstiek, diagnostiek en behandeling: Intramusculaire vet reduceerbaar bij chronische lagerugpijn? (Eddo Wesselink e.a.) 22 Factsheet Fysiotherapie bij claudicatio intermittens 24 Dossier Leefregels na THP – Systematische review: Zijn luxaties van een THP te voorkomen door leefregels? (Walter van der Weegen e.a.) 30 Dossier Leefregels na THP – Prospectieve studie: Niet méér luxaties door minimale leefregels na THP (Anke Kornuijt e.a.)

34 Promotieonderzoek: Peerassessment, richtlijnen en PROMs (Simone van Dulmen) 39 Specialistenkatern: NVMT, NVFK, NFP, NVOF, VHVL

3-2017 april

Themanummer Knie Gastredacteur: dr. Camille Neeter 4 Op de cover: Camille Neeter 9 Boekbespreking: Johnson 2017, The Big Back Book 10 Opinie: Revalidatie na VKB-letsel (Camille Neeter) 14 Uit het veld: Doelmatige behandeling van meniscusletsels (Victor van de Graaf e.a.) 16 FysioWijzer: Evidence Statement Revalidatie na VKB-reconstructie (Robert van Cingel e.a.) 18 Achter het nieuws: Wkkgz/zzpmodelovereenkomst 20 Test en techniek in beeld: Kniesimulator (Sonja Voorn e.a.) 22 Casuïstiek, diagnostiek en behandeling: Multiligamentair letsel van de knie (Henk van der Hoeven) 26 Observationeel onderzoek: Nieuw protocol bij knieartrose (Joyce van Tunen e.a.) 29 Promotieonderzoek: Kraakbeenlaesies van de knie (Barbara Wondrasch e.a.) 32 Klinimetrie: Verbetering preventiestrategieën VKB-letsel (Ali Gokeler e.a.) 36 Exploratief onderzoek: Herbeschouwing ICF-schema (Yvonne Heerkens e.a.) 38 Promotieonderzoek: Preventie van hamstringblessures (Nick van der Horst) 43 Specialistenkatern: NVZF, NFP, NVMT

4-2017 mei

4 Op de cover: Hennie Rijken 9 Rondetafelgesprek praktijkhouders en stakeholders 12 Nieuwe praktijken: ZeroG, Sint Maartenskliniek 16 Achter het nieuws: Wkkgz 18 Fysiotherapie in het LUMC 24 Retrospectief onderzoek: SchouderNetwerk Amsterdam (Joost Nagelmaeker e.a.) 28 Promotieonderzoek: Kinderen met Cerebrale Visuele Inperking (Masoud Salavati) 32 Exploratief onderzoek: Chronische lagerugpijn bij werknemers (Guus Panken e.a.) 37 Onderzoeksmethodologie: Latent Class Growth Analysis (Guus Panken e.a.) 38 Promotieonderzoek: E-health-interventie bij patiënten met COPD (Sigrid Vorrink) 43 Specialistenkatern: NVMT, NVBF, NVFVG

5-2017 juni

4 Op de cover: Gert Kwakkel 10 Nieuwe praktijken: Geriatrische Revalidatiezorg tante Louise 14 Test en techniek in beeld: Lever sign – nieuwe diagnostische VKB-test (Guus Gilsing e.a.) 18 Fysiotherapie in het Radboudumc 22 Achter het nieuws: Golden Sports 24 In de praktijk: Functionele prognostiek op een ziekenhuis stroke unit (Gert Kwakkel e.a.) 28 Interview: Prof. dr. Bo Fernhall 32 Kwantitatief onderzoek: Nederlandse Dataset Pijnrevalidatie (Albère Köke e.a.) 38 Klinimetrie: Partieel belasten van het been (Remko van Lieshout e.a.) 43 Specialistenkatern: NVMT, NVFK, VHVL

» FysioPraxis februari 2018 | 49

fp01kngf.indd 49

06-02-18 10:41


jaaroverzicht

»

6-2017 juli/augustus Themanummer Oncologie

m.m.v. Theo Ruitenbeek 4 Op de cover: Annemarie Beintema 9 Patiëntverenigingen BVN en Hematon 10 Opleidingen oncologiefysiotherapie 12 State of the art: Bloed- of lymfeklierkanker (Gerben van Hinte e.a.) 16 In de praktijk: Twee praktijken oncologiefysiotherapie 19 Casuïstiek, diagnostiek en behandeling: AYA-team LUMC – osteosarcoom (Lucy Fremouw e.a.) 22 Test en techniek in beeld: Hoop en wanhoop palliatieve fase (Esther van Weele e.a.) 25 Interview: Dr. Caroline Speksnijder (vice-president IPT-HOPE) 26 FysioWijzer: Richtlijn Medisch-specialistische revalidatie bij oncologie (Jan-Paul van den Berg) 28 Theorievorming: Pijn na kanker (Jo Nijs e.a.) 30 Promotieonderzoek: Online interventie bij chronische vermoeidheid na kanker (Marije Wolvers) 32 Observationeel kwantitatief onderzoek: Slokdarmresectie bij slokdarmkanker (Maarten van Egmond e.a.) 36 Update: Weer fit worden en fit blijven bij kanker (Martijn Stuiver e.a.) 39 Specialistenkatern: NVOF, NVRF, NVFB, NVBF, NVZF, NVMT

7-2017 september

4 Op de cover: Lisette Heystee 10 Nieuwe praktijken: Elektrostimulatie bij dwarslaesie 13 In de praktijk: Frozen Shoulder (Eric Vermeulen e.a.) 18 Ingezonden: Herwaardering generalist (Wim Hullegie e.a.) 22 Achter het nieuws: Onderzoeksagenda Kennis van Waarde 25 Congreskatern Dag van de Fysiotherapeut 33 Ingezonden: Dry Needling in de KNGFrichtlijn Nekpijn (Carel Bron, met reactie Arianne Verhagen) 38 Promotieonderzoek: Fijnmotorische ontwikkeling bij slechtziende kinderen (Annemieke Reimer) 40 Cross-sectioneel onderzoek: Pijnsyndroom MTSS (Marinus Winters e.a.)

42 Inventariserend onderzoek: Is er wel voldoende aandacht voor het werk? (Nathan Hutting e.a.) 45 Promotieonderzoek: Spierziekte FSHD (Nicoline Voet) 51 Specialistenkatern: NFP, NVBF, NVMT

8-2017 oktober

Themanummer Knie- en heupartrose Gastredacteur: dr. Jesper Knoop 4 Op de cover: Willemijn van Leeuwen 10 Interview: Willemijn van Leeuwen (fysiotherapeut) en Winnyfred van den Berg (patiënt met artrose) 13 Actueel: Artrose in het basispakket 14 Interview: Dirk Jan Hofstee, orthopedisch chirurg 16 FysioWijzer: KNGF- en multidisciplinaire richtlijn knie- en heupartrose 18 Nieuwe praktijken: Stepped care artrose 20 Interview: Prof. dr. Sita BiermaZeinstra, hoogleraar artrose 22 Test en techniek in beeld: Klinische criteria voor knie- en heupartrose (Dieuwke Schiphof) 24 Factsheet Artrose 26 Onderzoeksgroepen knie- en heupartrose 28 Lopend artrose-onderzoek 30 Artrose in curriculum fysiotherapie HvA 32 In de praktijk: GLA:D (Denemarken) 34 Interview: Prof. dr. Lex Bouter, voorzitter WCF 38 Jaco den Dekker Afstudeerprijs 40 Promotieonderzoek: Knieartrose en comorbiditeit (Mariëtte de Rooij) 43 Promotieonderzoek: Optimalisatie fysiek functioneren bij THP (Ellen Oosting e.a.) 46 Klinimetrie: Vragenlijsten knieartrose (Els van den Ende e.a.) 49 Specialistenkatern: NVZF, NVRF, NVMT, NVOF

26 Validiteitsonderzoek: Nederlandse Kujala Patellofemorale Vragenlijst (Juliëtte Vogels e.a.) 30 Klinimetrie: Betrouwbaarheid Beightonscore (Ingrid Barelds e.a.) 34 Promotieonderzoek: Klinische toepasbaarheid cross-educatie (Tjerk Zult) 37 Promotieonderzoek: Preventieprogramma’s sportblessures (Joan Dallinga) 39 Specialistenkatern: NVBF, NFP, VHVL, NVFVG, NVMT

10-2017 december 2017/ januari 2018

4 Op de cover: Juultje Sommers 8 In beeld: Dag van de Fysiotherapeut 10 Hoe is het nu met…: vijf jonge fysiotherapeuten 15 Ingezonden: SchouderNetwerk Amsterdam (Maarten Teerhuis; met reactie Joost Nagelmaeker) 18 Fysiotherapie in het AMC 22 Test en techniek in beeld: Vragenlijst mictie- en defecatieklachten bij kinderen (Marieke van Engelenburg e.a.) 24 Ingezonden: KNGF-richtlijn Nekpijn en dry needling (Wim Hullegie e.a.) 27 Achter het nieuws: Arbeidsvoorwaarden vrijgevestigde praktijk 30 FysioWijzer: Richtlijn Parkinson 32 Promotieonderzoek: Mictie- en defecatieklachten bij kinderen (Marieke van Engelenburg) 35 Promotieonderzoek: Brace en/of neuromusculaire training? (Kasper Janssen e.a.) 41 Specialistenkatern: NVFB, NVMT, NVFK

9-2017 november

4 Op de cover: Sanneke Don 10 Fysiotherapie in het Erasmus MC 14 KNGF-service: Leergang jonge bestuurders / voordelen ondernemers 18 Test en techniek in beeld: Beightonscore voor hypermobiliteit (Ingrid Barelds e.a.) 21 Ingezonden: Whiplash Associated Disorder (Sanneke Don e.a.)

Op www.kngf.nl/fysiopraxis staat een compleet jaaroverzicht van alle artikelen in het Specialistenkatern, en van de samenvattingen in de rubriek Wetenschap - summary.

50 | FysioPraxis februari 2018

fp01kngf.indd 50

06-02-18 10:41


Masteropleidingen Alle masters leiden tot de titel Master of Science en zijn NVAO geaccrediteerd

Musculoskeletale Echografie • Aanvullende diagnostiek binnen het klinisch redeneren • Indicatie, toepassing én interpretatie van echografie • Skills gegeven door radiologen van het LUMC • Overleg met zorgverzekeraars over vergoeding voor afgestudeerde masters is gestart

Sportfysiotherapie

Manueel Therapie

Fysiotherapie in de Geriatrie

Bekkenfysiotherapie

• Bewegingsanalyse uitvoeren • Inzicht genereren aan de hand van sport clinics • Performance en trainingsleer gekoppeld aan return to sport • Behandelen en adviseren volgens innovatieve concepten en state of the art • Sportletsel: preventie, diagnostiek en revalidatie volgens EBP • Zeer geavanceerde kennis en vaardigheden op topniveau • Specialist in hoog-complexe gezondheidsproblemen • Praktijk en wetenschap gaan hand aan hand • Innovatief, competentie- en praktijkgericht onderwijs • Hoog niveau van rationeel, evidence-based klinisch redeneren

• Klinisch redeneren met integratie van ‘geriatrische reuzen’ • Handelen volgens de meest actuele inzichten • Kritische attitude op de beroepspraktijk • Bevordering van multidisciplinair werken • Multidisciplinaire aanpak van ouderen problematiek

• Leerlijnen: Urologisch problematiek - Gynaecologische en obstetrische problematiek - Gastro- enteralogische problematiek Seksuele problematiek - Pijn in de bekkenregio • Screening, diagnose, prognose, behandeling en preventie • Inwendig handelen • Hoogstaande mastercompetenties op praktijkniveau

Bacheloropleiding Leidt tot de titel van Bachelor of Science en is de eerste universitaire opleiding Fysiotherapie in Nederland • SOMT University of Physiotherapy biedt een excellent studieprogramma aan voor de fysiotherapeut van de toekomst • Kleinschalig onderwijs met topdocenten en persoonlijk aandacht voor onze studenten • Een unieke mix tussen wetenschappelijk en praktijk onderwijs

Lifelong Learning Nascholing bedoeld voor iedereen die reeds verworven beroepscompetentie wil onderhouden en uitbreiden SOMT Lifelong learning (LLL) verzorgt nascholingen binnen het musculoskeletale domein voor gespecialiseerde fysiotherapeuten, bachelor fysiotherapeuten en artsen.

Meer informatie? Kijk op www.somtuniversity.nl of bel ons op 033 - 456 0737


Over de rug van Chemodol

U kent Chemodol, de hypo-allergene afwasbare massage-olie. Maar Chemodis heeft meer massage-oliĂŤn. Zoals Chemotherm, een massage-emulsie met milde en verantwoorde warmtewerking. Het zuiver plantaardige Olivine, zonder conserveermiddelen en emulgatoren. Chemovine, speciaal voor de sterk behaarde huid. En, speciaal voor de overgevoelige huid, Chemoderm met natuurlijke werkstoffen en de ongeparfumeerde Baselin Emulsion met biologische eigenschappen. Uw leveranciers kunnen u er alles over vertellen. Of bel voor meer informatie: 0800-chemodis (0800-24 36 63 47). www.chemodis.nl

Dat ligt voor de hand

Chemodis B.V. | Para-medische Farmacie | Postbus 9160 | NL-1800 GD Alkmaar | Tel. +31 (0)72 - 520 50 83 |Fax +31 (0)72 - 512 82 14

Over_de_rug2.indd 2

28-02-17 09:10


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.