In de Tuin van Heden en Verleden

Page 1

De Leuvense schrijversgroep

stelt voor:

In de Tuin van Heden en Verleden


Op vrijdag 7 augustus 2015 kwamen we samen met de FNWP* voor een zomerse tuinschrijfdag bij Marlies en schreven we in de Tuin van Heden en Verleden Tijdens deze schrijfdag schreven we over twee schrijfopdrachten: We schreven een 101-tje, een verhaal/gedicht/tekstje van 101 woorden, over onze indrukken van het moment, het heden Als tweede schrijfopdracht kregen we elk een tekstje uit een theaterbrochure. De korte inhoud van de verschillende theaterstukken vormde ons decor voor een verhaal over heden of verleden.

* Wil je meer weten over de FNWP, kijk dan op onze website: http://fnwp.weebly.com of onze facebookpagina: https://www.facebook.com/pages/FNWP/1515544358689074?fref=ts


Ze schraapte haar tanden over de vlezige meloen, likte het sap van haar vingers en veegde ze droog aan haar rok. Ze besloot vanochtend te vertrekken, te reizen naar het land van Rijmenam. Waar poezen praten en vrouwen miauwen boven volgeschreven schriften op hun schoot. Ze haken lange woorden tot verhalen die ze dragen als de avond valt. Wanneer de zon het maisveld rood kleurt en krekels het einde van de dag inluiden, schudden de dames hun dekens uit. Verhalen rollen de tafel af, de grond op. Tot ze tussen de spleten van het terras wortel schieten en groeien tot herinneringen. Joke De Roeck


Vuurkring Marijke L.J. Declercq Vince keek naar zijn compagnon, Alan, hoe die moeizaam afsteeg en aan zijn achterwerk voelde. Zijn eigen billen waren ook murw gezeten na de lange tocht van Butte naar Hamilton. Hij knoopte de teugel aan een tak en sleurde de zadeltas van zijn paard. Hij liet die pardoes vallen, zo moe was hij. Moe van de rit door het saaie droge landschap, de hitte en de stomme runderen. En, ik bén het moe, wist hij. Maar wie ben ik als ik dit denk? Wie word ik als ik opstandig ben? Wat weet ik van een leven anders dan dit? Veertig jaar lang doe ik hetzelfde, en met gemak kunnen daar nog dertig jaar bij. Of kan ik mijn leven anders willen en daar naar handelen? Dat waren vragen die hij voorlopig voor zichzelf hield. Alan was na het hout sprokkelen al met een zinken emmer afgedaald naar de rivier die in de bocht een kreek werd waar muggen zich in een dansende wolk hadden verenigd. Vince dacht hoe de rivier nooit iets anders had gedaan dan stromen, van zijn bron in de Bitterroot Range naar de monding vijfhonderd kilometer verder in Great Salt Lake. Een waterader dwars door het dorre land, drinkwater voor mens en dier. Stel dat de rivier beslist niet meer te stromen, wat wordt de rivier dan, vroeg Vince zich af. Ook al weet ik er geen antwoord op, toch kap ik met dit leven. Het vuurde loeide, de inhoud in de kookpot pruttelde. De geur van vlees en wilde kruiden kwam in dampen vrij. ‘Alan?’ ‘Mm.’ ‘Ik was zo aan het denken…’ ‘Mm.’ Alan staarde in het vuur en slurpte uit zijn eetkom. ‘Het hoeft voor mij niet meer.’ ‘Wat?’ vroeg Alan. ‘Dit leven?’ ‘Welk leven had je anders gewild, Vince? Dit is het, nu en hier.’ ‘Ik verlang een bad! Een net pak! Een vork en een mes! Een fles wijn! Dat bedoel ik, man!’ ‘Oh,’ grinnikte Alan, ‘de stad, bedoel je.’ ‘Ja, een leven in de stad, me settelen, een vrouw, misschien zelfs een kind.’ Alan verslikte zich: ‘De zon heeft je gebeten, zeker?’ ‘Ik meen het,’ zei Vince, ‘een eigen bed, een eigen vrouw…’ ‘Doe niet zo belachelijk,’ riep Alan uit. ‘Dat kan jij toch helemaal niet, je settelen!’ Hij lachte uitbundig en Vince zweeg. De wind blies in het vuur, as dwarrelde rond. Vince wreef in zijn ogen en keek zwijgzaam naar zijn enige vriend, Alan, met wie hij al bijna veertig jaar dezelfde route reed van Fremont in Nebraska naar Springfield in Oregon met kuddes langhoornvee en soms met paarden.


Alan schraapte de pot leeg en boerde. ‘Ik boer goed,’ begon hij, ‘ik heb de stad nergens voor nodig.’ Hij zocht de whisky in zijn zadeltas. ‘Hier, dat zal je helpen om helder te denken, Vince.’ Hij reikte hem de fles aan, maar Vince bleef er gewoon mee in zijn handen zitten. Alan boerde nog eens luid en zei: ‘Eigenlijk begrijp ik er niets van. Dit is het echte leven…, het idee dat jij daar na al die jaren anders over denkt? Zelfs plannen maakt om anders te gaan leven… Ben je wel goed bij je hoofd?’ Vince keek hoe de vlammen bezit namen van een houtblok. ‘Maar als het dat is wat je wilt,’ vervolgde Alan, ‘mij niet gelaten. Wallace is niet ver meer. Morgen kan het je laatste traject zijn.’ Dat had Vince ook al bedacht, de laatste keer stof, gruis, hitte, adders, doornstruiken, gieren… en dan de pas over met in de brede vallei de nederzetting. Hij had het in gedachten al omgedoopt tot Wallace City, ook al was het geen zakdoek groot. Ze zadelden de paarden, laadden de laatste spullen aan leren riemen. Het vee loeide en stampte. Net voorbij de kam waaide een wind vol frisse groene geuren. Wallace was al zichtbaar als een bruin vlekje in het groen. Stapsgewijs daalden de paarden af. Het vee volgde traag, nog steeds lastig loeiend. Alan kwam naast Vince rijden. ‘Meen je het echt, wat je gisteravond zei?’ ‘Ja, ik heb beslist, dit is mijn eindbestemming.’ ‘Zeg me dat pas straks, in de saloon als je er zeker van bent dat je daar wilt blijven, okay?’ Een twintigtal runderen week van de route af. Alan riep snel en gedecideerd: ‘Vince, jij rechts. Zorg dat ze niet afdwalen tot het ravijn!’ Het ravijn lag op een tweetal kilometer oostwaarts. Vroeger bulderde in haar diepte een brede bergstroom, maar nu stond de bedding kurkdroog en leek de diepte nog peillozer. Vince porde zijn paard aan, galoppeerde links van de op hol geslagen dieren, dwars door doornstruiken, wegglijdend op schalie, wegzakkend in grint, tot hij de hoogste richel bereikte waar ook de dieren snuivend van spanning aarzelden. (wordt vervolgd)


Ik pluk deze heerlijke dag vol vruchten en zonneschijn vol vreugde om het weer samenzijn Ik geniet van deze heerlijke dag Ik schrijf, ik schrap, ik lees, ik lach beweeg mijn balpen over mijn blad En ook al weet ik dat ik het zo slecht niet had aan zee, op het topje van mijn duin veel liever nog zit ik hier in Marlies' schrijftuin een glas water met een schijfje citroen een bord vol partjes gele meloen de zomer is nu echt in 't land Maar zelfs al viel er vandaag enkel regen deze dag is en blijft een zegen

Laetitia Van Geirt


Lijkenpikker Lyne Uytterhoeven Voor hij tuinman werd op de Burg in Brugge en op de landerijen in de wijde omstreken de bomen, bloemen en struiken moest gaan verstoren in hun natuurlijke groeiproces, had Victor al ettelijke banen versleten. Op een daarvan, meteen de spannendste en lastigste baan, had hij haar voor het eerst gezien. Hij had zelf nog maar net de baard in de keel gekregen toen de doctor van de universiteit, zo noemde de man zichzelf, hem in Loven had geronseld voor nachtwerk. Overdag werd hij geacht rond te hangen bij de Vierschaar en openbare terechtstellingen bij te wonen. Dat was het lastige deel. Maar het maakte dat zijn gevoel afzwakte en hij onverschilliger werd tegenover wat hij ’s nachts moest doen. Op één van die terechtstellingen had hij het meisje gezien. Ze was zes à zeven jaar en toen al een schoonheid. Van haar vader, een lange man in het zwart met zwarte hoed en streng gezicht, moest ze blijven kijken hoe de moordenaar werd opgehangen, tot de benen van de man stopten met spartelen. Ze had de pop in haar handen stevig vastgeklemd, maar ze had niet één traan gelaten. Haar huid stak bleek af tegen haar rode jurkje en golvende blonde haren staken onder haar kapje uit toen ze, nadat de mensenmassa verdween, naar de dode man toe ging en een kruisteken sloeg. Victor was bevroren van verstomming om het kleine meisje dat een gebed opzei voor de gestrafte. De misdadiger, moordenaar, miskleun, schuldige. Victor moest hen zo noemen om zijn geweten te sussen. Die nacht was de moeilijkste van allemaal geweest. Victor sloop van schaduw naar schaduw, tot hij op het grote marktplein aankwam. Het was een donkere nacht, dus kon hij zonder veel moeite verder sluipen naar de gehangene. Het hout kraakte toen hij op het platform klom, hij dook ineen bij elk geluid. Net toen hij zijn mes tegen het touw legde, viel het hem op hoe gezwollen het gezicht van de dode was. Zijn lege ogen keken omhoog en Victor volgde ongewild zijn blik. Net op dat moment dreven enkele wolken uiteen en zag hij een enkele ster aan de hemel die zo helder straalde dat Victors adem stokte. Dit was fout, besefte hij. Waren het de helderblauwe ogen van het meisje, het gebed dat ze had opgezegd? Victor had dit al zo vaak gedaan, maar het was de eerste keer dat hij een mens zag hangen. Een man die niet enkel van zijn leven was beroofd, maar ook de waardigheid zou ontstolen worden om te mogen rusten in een graf. Het duurde langer dan ooit om het touw door te snijden en toen zijn slachtoffer met een doffe plof op het platform viel, voelde Victor de ster beschuldigend naar hem kijken. Het zou gemakkelijker zijn geweest als iemand hem die nacht betrapt had. Dan had hij niet met het lijk hoeven zeulen, zich meer dan ooit bewust van het gewicht en de starende ogen. Zodra hij de trekkar in het donkere steegje bereikte, schudde hij het lijk van zich af en haastte zich naar de universiteit. Na drie keer twee klopjes op de achterdeur deed de doctor open, zijn witte schort reeds om zijn middel gespannen. Hoewel hij hetzelfde werk deed als de slagers op de markt, was zijn schort altijd smetteloos schoon. Voor het eerst sinds hij voor de man werkte, rilde Victor van afschuw om wat de doctor met de lijken, met de dode mensen deed. ‘Waarom?’ vroeg hij. ‘Alles voor de wetenschap,’ zei de doctor met droge stem terwijl hij hem de zilveren munt toestopte. Het was de laatste keer.


We zijn allen vrouwen onderweg naar iets. Sommigen stuurloos als een meloen die bij iedere richting wijziging onder de autozetel rolt. Weg van de plek waar hij ligt. Sommigen doen denken aan ballerina’s: de haren opgestoken om hun blanke hals te tonen als een eenzaam kilometerlang zandstrand waar reuzenschildpadden komen. Ik dwaal af naar ananas, mango, avocado’s. Naar Guinee waar de Fransen lang weg zijn en ik nooit zal komen. Niet op haar berg, de Mont Loura, niet onder haar vijvenzeventig meter hoge waterval, niet in de kleine dorpen waar de achtergebleven grootouders maniok eten met hun handen.

Annemie Heeman


De familie Weston Gonda Van Der Vloet 'Voor mij mag hij wegblijven. Opgeruimd staat netjes!' riep Angel luid. Vier paar verschrikte ogen richtten zich op haar. 'Angel, darling, hoe kan je dat nu zeggen? Hij is je vader!' 'Mom, alsjeblieft, darling mij niet. Ik ben je dochter, niet je darling.' Boos sloeg ze haar ogen neer en friemelde met trillende vingers aan het broodje op haar bord. Mom leek te geschokt om meteen te reageren, dus deed grote broer Gavin dat, als een echte plaatsvervangende vader. 'Angel, wil je daarmee zeggen dat je Mom ook liever ziet vertrekken?' 'O, neen, neen. Mom, neen, dat bedoelde ik niet.' Ze keek haar moeder aan, en nu trilden ook haar lippen. 'Ik bedoel alleen maar,... Ik bedoel... dan kan hij ons niet meer op onze kop zitten.' 'Op jouw kop, bedoel je,' snibte Gavin terug. Angel zuchtte en kneep haar lippen op elkaar. Ze was de jongste, de mooiste, mogelijk ook de slimste, al was dat nog niet door een academische graad bewezen. 'Hmm...' Frances doorbrak de drukkende stilte, aarzelend, zoals altijd. Doordacht ook. Zij was de kalmste, de meest praktische en ook de meest diplomatische. Allemaal tilden ze hun hoofd op en keken haar aan. Verwachtingsvol. Want wat zij zei, sneed altijd hout. 'Misschien moeten we alles eens op een rijtje zetten. Te beginnen met: wie zegt dat Dad niet gewoon terugkomt? Hij is toch nog al een paar keer een dagje verdwenen?' Iedereen knikte, behalve Mom. In drie paar ogen glom weer iets van verwachting. Maar Mom sloeg haar ogen neer. Haar lange gekrulde wimpers, kundig aangelengd met Maybeline mascara, rustten op haar gepoederde kaken; 'Rustig, Susan,' zei ze tegen zichzelf, 'hou je in.' 'HĂŠ ja,' reageerde Donald, 'we moeten niet meteen het ergste denken.' Zijn grote blauwe ogen flitsten van het ene gezicht naar het andere. Hij was de liefste, de warmste, degene met het hoogste gehalte aan empathie. En zeker ook degene die altijd het best met Dad had kunnen opschieten. Secondenlang bleef het stil. Tot hij aarzelend aanvulde: 'Toch?' Niemand reageerde. Ze keken elkaar aan, elk met hun eigen gedachten. 'Euhm,' zei Frances, 'Mom, wat denk jij nu echt? En daarmee bedoel ik ĂŠcht echt. Is hij er vandoor?' 'Tja, lieverd, euhm, wat wil je dat ik zeg?' Ondanks zichzelf bloosde ze weer. 'Ik bedoel, Mom, jij kent hem het langst. Wat zegt je buikgevoel?' Susan haalde haar schouders op. Ze dacht aan de eerste keer dat ze Dad gezien had. Hij, de jonge beloftevolle professor achter zijn katheder, en zij, de even beloftevolle jonge studente. Ze had verwonderd naar hem opgekeken, want vanaf de eerste seconde had ze iets parallels in hem ontdekt: intelligentie, kracht, ambitie, een soort meedogenloosheid ook. Zijn ogen waren verveeld over de hoofden links, voor en rechts van hem gegaan. Dan waren ze teruggeflitst naar haar. En bijna onmerkbaar waren zijn wenkbrauwen naar omhoog gegaan. Toen had ze het al geweten, hadden ze het allebei al geweten: hier blijft het niet bij.


'Mom?' Frances riep haar weer tot de orde. 'Wat denk je, is er iemand anders?' 'Er is altijd iemand anders. Altijd zo geweest. Maar...' ze besefte dat ze zich op gevaarlijk terrein begaf. 'Maar hij houdt te veel van jullie om jullie zomaar in de steek te laten.' Ze zei het aarzelend, en haar ogen werden vochtig. 'Ons? Bedoel je dat hij jou dan wel in de steek zou laten?' 'Hij heeft me voortdurend in de steek gelaten!' riep ze uit, tot haar eigen schrik. Ze kon haar tong wel afbijten. Domme gans! Of toch niet zo dom? Misschien was het tijd om eindelijk open kaart te spelen. Om haar faรงade te laten vallen, haar zorgvuldig opgebouwde faรงade van Maybeline mascara, gemanicuurde handen en Donna Karen outfits. 'Jullie Dad en ik hadden een understanding. Het had geen effect op ons gezin.' De kinderen schuifelden met hun voeten in de ongemakkelijke stilte. Ze hadden het ergens wel geweten, aangevoeld, maar nu ze het zo klaar en duidelijk hoorden zeggen, voelden ze zich stuk voor stuk opgelaten. Het onherroepelijke van de situatie drukte op hen. De woorden waren gevallen, en konden niet meer teruggenomen worden. Ze keken hun moeder aan. Die slikte, en haar blik verhardde tot het ijsblauw van haar woedeaanvallen. Onwillekeurig trok Donald zijn hoofd tussen zijn schouders, bang van de bui die nu niet meer te stoppen was. De waterval van haar woede, die withete woede waarin ze alle controle verloor. 'Mom?' probeerde hij. Haar ogen flitsten naar hem. IJsblauw op warmblauw. Meestal kalmeerden zijn trouwe ogen haar, maar nu was ze te ver heen. 'Hij heeft verdomme zo goed als iedere studente in zijn groep geneukt!' Pas toen de woorden eruit waren, besefte ze hoe vulgair ze klonken. Heel erg un-Susan-like. Gavin was de eerste die rageerde. 'Mom, dat vermoedden we wel. Maar dat gaf jou toch ook de vrijheid?' Typisch Gavin. Ze wist al lang dat ook hij rondscharrelde van het ene langbenige blondje naar het andere. Een aardje naar zijn vaartje. 'Gavin! Je bent al net zo'n smeerlap als je vader!' Hij zweeg. Zijn gezicht werd langzaam donkerrood. Zijn lippen vormden een harde rechte lijn. Bloedeloos waren ze, van woede. Staalhard bliksemden zijn ogen in de hare. Een oorlog heen en weer over de tafel. 'Kom, kom, jullie allebei. Geen ruzie maken. We hebben het al moeilijk genoeg.' suste Frances. 'Ja, toe, Mom, Gavin, hou ermee op.' Susan leek zichzelf meteen weer onder controle te hebben. Voor haar was het makkelijker dan voor Gavin, want ze had er jarenlange ervaring in. 'Ja, goed liefje, je hebt gelijk.' Ze keek haar zoon aan, de oudste, de hardste, de sluwste, degene die het meest op zijn vader geleek. En ze kon niet langer van hem houden, van dat evenbeeld van de man die haar leven verknald had. Ze zuchtte. 'Jullie hebben er geen idee van wat dat allemaal voor mij betekende. De vernederingen, de onzekerheid, de grijnslachjes van onze kennissen, de blikken van die hoerige studentes van hem...' Ze knipperde met haar ogen om haar tranen in te houden, en dipte voorzichtig met de punt van haar servet in haar ooghoeken, om haar mascara niet te beschadigen. 'Mom, hebben jullie dan ruzie gehad?' vroeg Angel.


'Neen, zelfs dat niet. Dat was niet nodig, darling. We maakten al jaren geen ruzie meer. We hadden elkaar niets meer te zeggen wat niet al honderd keer gezegd was.' Weer vlamde haar woede op. Ze bonsde op tafel, eerst zachtjes, dan steeds harder tot het vaatwerk en het bestek rinkelden. Alle gramschap zat in haar vuisten, steeds meer, steeds luider. 'Mom, hou op, stil!' Donald smeekte bijna. Maar nu was de vloed niet meer te stoppen. 'De smeerlap, de bastard, de gore vetzak…' Gavin blokkeerde haar tirade. Zijn zware stem doorbrak de kadans van haar geklop. 'Mom, moet ik daaruit afleiden dat jij wel weet wat er gebeurd is?' Susan stopte met haar gebons en keek haar oudste aan, hoogrood onder haar laag make-up. Haar ogen bliksemden. Donald trok zijn hoofd in, terwijl Gavin het zijne net omhoog stak, Frances zoog haar adem naar binnen en Angel knipperde met haar ogen. Susan stond met een ruk op en gooide haar stoel achterover. Hij bonsde zwaar op het geboende parket en schoof dan een paar meter achteruit. Ze keek haar kinderen één voor één aan, hijgend met open mond. 'Mom, waar is hij dan?' drong Gavin aan. 'In hell, where he belongs!' tierde ze en beende meteen de kamer uit.


Voor altijd sappig Marlies Van Bouwel Het is bloedheet. De kinderen jengelen en huilen. Ze hebben dorst. Het water is lauw, het sinaasappelsap flauw. ‘Neem je de volgende afrit?’ vraag ik mijn man. “Narbonne, 45 kilometer”. Alsof ze borden kunnen lezen, begint de tweeling harder te schreeuwen. ‘Dit benzinestation,’ beveel ik. Manlief gehoorzaamt, parkeert in de schaduw van een boom. Tussen een berg watermeloenen zit een zigeunervrouw. ‘Douze francs.’ Ze snijdt een vrucht in mooie schijven. Voor het eerst eten de kleintjes zelfstandig, alleen. Sindsdien staat meloen voor hen symbool voor koelte in de hitte en voor zelfstandigheid, voor weer een stapje verder in het groter worden.


In de schaduw van de bomen Druppels zon op mijn papier Zachte bries over mijn huid Zo mag ik hier tot rust komen

Groene blaadjes in het water Gele citrus, lekker fris Fijn gezelschap, alles stil Schrijfsels horen is voor later

Klokgelui en bladgeruis Pennen schuiven op papier Licht gemiauw en poezenaai Ik voel me even thuis alhier

De poes klimt op de foute schoot De stilte breekt: ‘No, go away!’ Even verlamd, verafschuwd gezicht Gelukkig zijn er redders in nood

Een lach, een zucht, een kortverhaal Concentratie is ver zoek Worstelen met woorden en gekwetter Ieder spreekt zijn eigen taal

Lyne Uytterhoeven


De koning en de nar Laetitia Van Geirt Luid trompetgeschal luidt het einde van een tijdperk in. De hofnar kroont zichzelf tot koning. Zijn zotskap gooit hij over zijn schouder als een bruidsboeket. Ze belandt recht in de handen van de koning. Aan hem de eer om het mooie weer te maken aan de grote poort van het paleis. De nar, die kan nu beter even koning zijn. Grappen maken is nu niet aan hem besteed. Hij zou immers rouwen om zijn geliefde. En dat doet hij ook. Beeldschoon was ze, koningin Carolina. Beeldschoon en gracieus. Gracieus en beminnelijk. Beminnend ook. Hem beminnend. Zijn minnares. Zijn geliefde. Hem ontnomen door de koning, zijn baas, haar man. Nooit had hij zo van een vrouw gehouden, nooit had hij zo’n hartstocht beleefd. Zo'n passie, zo'n vuur, maar een gevaarlijk avontuur. Want de koning, hij wist ervan... In een vlaag van jaloezie - of wilde hij grappig zijn? - had hij de nar z'n trompet afgenomen en er luid mee in haar oor geschald. Haar trommelvlies was gescheurd, het bloed gutste uit haar gehoorgang over haar lichtblauwe zijden jurk. Ze stierf in de armen van de kok, die zo veel mogelijk van het bloed probeerde op te vangen om die avond bloedpens te maken. Met appelmoes. Het lievelingsgerecht van de koningin. Het mocht niet meer zijn. Met de vingers in de oren was de koning op de troon gaan zitten. Zijn oren floten nog na. Hij had het over een grap. Dan toch? Hij aasde op de job van nar, in een poging zo de koningin weer voor zich te winnen.



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.