De Bruidskist en de Onbereikbare Deur

Page 1

De Leuvense schrijversgroep

stelt voor:

De Bruidskist en de

Onbereikbare Deur


Op vrijdagavond 25 september 2015 kwamen we samen met de FNWP* en schreven we over De Bruidskist en de Onbereikbare Deur

Twee schrijfopdrachten gaven ons inspiratie voor enkele pareltjes van teksten:

Opdracht 1: We kregen onderstaand gedicht voorgeschoteld “In’t kasteel werd gevonden een stoffige kist met een deksel dat eerst niet van wijken wist Daar lag ze verbleekt en verdord tot skelet De schone getooid, met haar bruidskrans, te bed O, onder de maretak O, onder de maretak” Uit: ‘The Mistletoe Bough’ van Thomas bayly Uit: ‘De bruidskist en andere verhalen’ van Kate Mosse

Wie is de bruid en hoe kwam ze in de kist terecht?

* Wil je meer weten over de FNWP, kijk dan op onze website: http://fnwp.weebly.com of onze facebookpagina: https://www.facebook.com/pages/FNWP/1515544358689074?fref=ts


Opdracht 2: We kregen onderstaande foto van een onbereikbare deur


De bruidskist Gonda Van Der Vloet Lang nadat ze was weggedroomd, lang nadat de laatste lucht uit haar neus was ontsnapt, lang na dat alles, bleef ze hem roepen. 'Hier ben ik, Andreas, mijn lief. Kom me halen. We hebben onze bruidsnacht gemist. We hebben elkaar gemist. We missen elkaar. We zullen elkaar altijd missen, eeuwig missen.' De boodschap kwam nauwelijks verder dan de kist, en al helemaal niet tot aan de verborgen deur van de kleine hoekkamer. Andreas hoorde haar niet, voelde haar niet. Hij bleef zoeken, dagenlang, wekenlang, maandenlang. Eerst zochten alle bruidsgasten mee, dan kwamen de dienders en de dorpelingen die zich vrijwillig gemeld hadden. Een voor een vielen de zoekers af, tot hij alleen overbleef. Hij weigerde zijn bruidskostuum uit te trekken, weigerde afstand te doen van de laatste vleugjes van haar geur, na die laatste dans met haar, zijn sprankelende bruid. De adem van zijn leven. Hun families en vrienden probeerden hem los te trekken uit zijn verstarring. 'Andreas, toe, er komt een moment dat je het moet accepteren. Andreas, kom, leef verder. Ooit zal je het weten.' Hij hoorde hen niet, wilde hen niet horen. Hij wilde alleen haar horen, haar, zijn eeuwige bruid. Zelfs toen de zomer overging in de winter en ijskoude sneeuwvlagen het kasteel en de tuinen toedekten, bleef Andreas zoeken. Nu niet meer naar een levende Carlotta, maar naar haar lichaam. Hij wilde haar begraven, afscheid van haar nemen. Hij wilde een grafsteen waardoorheen hij met haar kon praten, waarop hij haar geliefde witte rozen kon zetten. Maar zelfs dat werd hem niet gegund. En ja, hij bleef leven, als je dat leven kon noemen, steeds wachtend op haar. Hij verstilde, verijlde, werd een wandelende geest, en probeerde zo contact met haar geest te zoeken. Soms kon hij haar bijna voelen, aanraken. Dan zweefde hij doorheen een enge donkere ruimte, waarin zij lag, haar bruidsboeket verwelkt en verdroogd naast haar, haar vingers tot op het bot afgeschraapt tegen de planken boven haar. Dan legde hij zich naast haar, op haar, tussen haar, in de smalle ruimte die hen gegund was, en voelde hij zich weer een met zijn Carlotta. Maar ongenadig moest hij nadien weer terug naar de echte wereld. Een wereld waarin Carlotta niet meer bestond. De jaren regen zich aan elkaar. Soms herkende hij in een voorbijsnellend meisje een lokje haar, een flikkering van een blauwe blik, een vleugje bloemengeur. Maar onveranderlijk zag hij die levende wezens weer verdwijnen in hun eigen bestaan, en bleef hij alleen, eeuwig alleen zonder zijn Carlotta. Toen ze uiteindelijk werd gevonden, door werklieden die het kasteel renoveerden, was hij een oud man. Grijs, gebogen, een geest die nauwelijks nog leefde. Men bracht hem haar gouden ring, en het verdroogde boeket, amper meer dan wat dunne stokjes met resten van bloemblaadjes eraan. Hij snikte en dankte tegelijk. Hij had haar weergevonden. Nu kon hij verder leven. Dit verhaal is geïnspireerd door het kortverhaal ‘De Bruidskist’ van Kate Mosse, waarin een bruid zich op haar trouwdag in een kist in een verborgen kamer van het kasteel van haar mans familie verbergt tijdens een spelletje verstoppertje. De kist valt dicht en ze wordt pas 300 jaar later ontdekt, in haar bruidsjurk en met haar verdorde bruidsboeket in haar handen.


Het bruidsboeket Laetitia Van Geirt ‘Een cosmopolitan voor de blonde dame en een mojito voor de hoogblonde dame.’ Met een vlotte flair plant de ober de drankjes op tafel. ‘14,60€ alstublieft.’ Marjan schuift een briefje van vijf en een briefje van tien euro over de tafel. ‘Laat maar zitten,’ glimlacht ze gul, ‘geen tijd voor wisselgeld.’ Ze hangt aan Lises lippen. Die nipt rustig tweemaal van haar cocktail. Dan neemt Marjan het glas van haar over en zet het een eindje verder op tafel. ‘En toen, Lise? Komaan, ga door… Er stond dus een ruiker bloemen op tafel? Waren het rozen?’ ‘Het, euh, ja. Het waren rozen… Ooit.’ ‘Ooit?’ ‘Ze waren verdroogd, het hele boeket.’ Lise aarzelt, peilt naar Marjans reactie. ‘Een ruiker verdroogde bloemen. Origineel is hij wel, die romanticus van jou. Hebben jullie dan zo’n dorre relatie?’ Marjan lacht wat om haar eigen flauwe mopje, maar wordt abrupt stil als ze Lises bedrukte blik ziet. ‘Lise, ik snap het niet,’ zegt ze nu bezorgd, ‘ik dacht dat je me kwam vertellen dat –‘ ‘Dat we zouden gaan trouwen? De familie Matthijs trouwt niet, Marjan, dat heb ik je toch al verteld? En na de recente gebeurtenissen al helemaal niet meer. Het kasteel is vervloekt.’ ‘Vervloekt! Omdat oma Matthijs drie dagen na de geboorte van Berts vader het hazenpad verkoos boven het gangpad naar het altaar? Ik zou menig kikkerprins een tong willen draaien als ik daarmee aan een huwelijk met Berts vader kon ontsnappen! Dan lijkt een leven in het bos tussen de hazen en konijntjes me veel aanlokkelijker. Een feministe avant la lettre, dat is ze, mevrouw Matthijs. Of een Sneeuwwitje après…’ Marjan slikt op de valreep een schertsende opmerking in over een harem en zeven dwergen. Lise is duidelijk niet in de mood voor wat gehoon over Berts rijkeluisfamilie. ‘Oma Matthijs is niet gevlucht,’ profiteert Lise van de gevallen stilte, ‘sterker nog, ze is altijd aanwezig geweest in het kasteel.’ ‘Hoezo? Leidt ze een dubbelleven in de ondergrondse gangen?’ vraagt Marjan sarcastisch. ‘Geen leven. Ze werd pas gevonden. Dood. Met haar bruidsjurk aan en haar bruidsboeket in de handen. Dat boeket staat nu bij ons op tafel.’


De bloedrode bruid Lyne Uytterhoeven Cynthia had zich voorgenomen nooit te trouwen. Al generaties lang stierven de vrouwen van haar geslacht al dan niet gewelddadig tijdens hun huwelijksnacht. De vloek was te traceren naar meer dan 200 jaar geleden, toen een tante van een voorvader was gestikt in de kist waarin ze zich verborg tijdens een partij verstoppertje op haar huwelijksfeest. Cynthia had besloten er niet aan mee te doen, als laatste vrouwelijke overlevende van haar bloedlijn. En nu stond ze hier, voor het altaar, in een bruidsjurk niet wit, maar rood als bloed om het lot te tarten. Mij krijg je niet! schreeuwde de kleur. Taylors bijpassende das en schoenen beaamden die boodschap. Ze hadden hun voorzorgen genomen. Enkel de dichte kring mocht op het trouwfeest aanwezig zijn, mensen die ze konden vertrouwen. Geen gif van een jaloerse vriendin in haar glas, zoals haar groottante Elisa overkomen was. Op het menu stond vis met een verscheidenheid aan groentepurees, zodat ze botte messen konden leggen. Tante Kate had een scherp exemplaar in haar rug gekregen. Bij de receptie werden enkel happen geserveerd, geen hapjes waarin iemand kon stikken, zoals haar oudste zus Lily. En het huwelijksbed‌ tja. Ze hadden de hotelsuite grondig doorzocht op scherpe voorwerpen, alle spiegels laten weghalen. Daar konden ze nog mee leven. Ook lakens als die waarmee haar jongste zus Jane zich had opgeknoopt, werden uit de kamer gebannen. Maar het bed hadden ze toch echt nodig, daar waren Cynthia en Taylor het over eens. Geen huwelijksnacht op een harde vloer, al waren ze wel wat meer gewend. Maar het was nog steeds hun huwelijksnacht. Ondanks de dreigende vloek was Cynthia dolgelukkig toen Taylor de ring rond haar vinger schoof en haar kuste. Ze had alleen maar oog voor hem. Hoewel ze zich had voorgenomen om eeuwig vrijgezel te blijven, was ze gezwicht voor de speciale jongeman met zijn ouderwetse manieren. Hij was hoffelijk zoals geen man tegenwoordig meer was. Hij plaatste haar op een voetstuk en noemde haar zijn prinses, zijn koningin zonder wie hij niet meer kon. Zijn huid stak schitterend bleek af tegen zijn zwarte bruidegomkostuum en zijn bloedrode schoenen. Als hij lachte, kon ze zijn scherpe hoektanden zien. Toen ze die had ontdekt, was ze nog zekerder van haar zaak en liet ze zich onderdompelen in zijn liefde. Zelfs een eeuwig leven in een lichaam van ijs was te verkiezen boven de vloek van de dood. Ze hadden afgesproken dat, mocht ze om de een of andere reden toch sterven, hij haar in de halsslagader moest bijten, zodat ze helemaal deel werd van zijn wereld. Daar zou het vroeger of later toch van komen, dus waarom niet meteen vannacht? Alle voorzorgen hadden ze genomen. Het huwelijksfeest verliep gemoedelijk in een aangename sfeer van vrolijkheid. Muziek, lekker eten en drank. Cynthia keek heimelijk op toen Taylors familieleden de vis voorgeschoteld kregen en had stil plezier om het optrekken van hun neuzen. Tegen die maatregel had Taylor zich het langst verzet, maar ook hij had moeten toegeven dat je zelfs het zachtste vlees moet snijden en dat vleesmoes niet meteen een feestelijk gerecht was.


De huwelijkstaart was al aangesneden toen hij werd binnengebracht met honderd kaarsen die op bevel van Cynthia razendsnel werden gedoofd. Ze zag in gedachten al het krantenartikel over het huwelijksfeest dat op een drama was uitgedraaid toen een van de gordijnen vlam had gevat en het hele hotel was afgebrand. Op de dansvloer eiste Taylor haar als enige danspartner op, zodat niemand haar kon laten vallen en ze haar nek niet zou breken op de danstegels. De gasten legden zich zuchtend neer bij de vele tradities die doorbroken werden. Haar familie begreep het, ze wilden haar evenmin verliezen. Zijn familieleden, die al eeuwenlang tradities hadden zien ontstaan en uitdoven, hadden er plezier in en verwelkomden haar nu reeds als een dochter. Ook toen de gasten vertrokken waren, en Cynthia en Taylor zich terugtrokken in hun ietwat kale huwelijkssuite, verliep alles goed. Ze konden niet snel genoeg uit de kleren gaan om elkaar lekker te verwennen, op een bloedrode kousenband na. Cynthia geloofde in de bescherming van de kleur. Toen ze eindelijk in slaap viel, dacht Cynthia: ik heb het gehaald! Ze rolde om van vreugde en merkte niet hoe de kousenband, die tijdens hun hevige huwelijksspel tot op haar enkel was gezakt, van haar voet afgleed. Het bloed stolde in haar aderen en tijdens haar slaap begaf haar hart het. Taylor, die nooit sliep, las een boek en zag het pas toen het te laat was.


Een skelet in een bruidsjurk Marlies van Bouwel

Er was eens in een land heel ver hiervandaan een prachtige prins zo mooi, zo lief en zo ondernemend zijn moeder vond hem te wild zijn vader te flauw maar alle jongens en meisjes in het land vonden hem adembenemend Vooral de meisjes waren fan het meest nog Hermina ze liep zich de sloffen uit het lijf ze maakte zich op trok haar mooiste kleren aan en leerde alle grapjes om maar in zijn gunst te komen Maar de prins merkte haar niet eens op hij wilde van Hermientje niets weten zijn vader en moeder trokken hun wenkbrauwen op hij zal toch niet‌? homofiel of erger wezen? wat dat erger wezen kon wisten ze niet Maar het had met kinderen te maken koningen kregen prinsen die op hun beurt voor nieuw nageslacht gingen zorgen en met Hermina kon dat geen problemen opleveren dus haalde het koningspaar Hermina aan ze nodigden haar uit op de thee of een pyamafeest, heel privÊ ze mocht mee naar de Balearen of zelfs kaapje varen maar dan nog wilde onze prins van Hermina niets weten


Hij had een andere liefde die niet zo per se in zijn gunst wilde komen zijn grote liefde liep niet hoog op met koningshuis of -kroon zij droomde niet van roze jurken glazen schoenen en paleizen Zijn grote liefde heette Poëtica ze maakte gedichten zo mooi als alleen zij dat kon en als ze daar aan de overkant van de grens in het vijandige rijk onderaan de berg naast de waterval haar gedichten proclameerde luisterde hij in het geheim en heel ingetogen verborgen in een ceder Poëtica wist eerst niet dat hij daar zat maar Hermina wel zij volgde meestal haar prins wanneer hij er weer eens tussenuit muisde om naar zijn muze te luisteren Oh wat was Hermina jaloers hoe kon ze toch voorkomen dat Poëtica het hart van de prins wilder deed kloppen? Ze probeerde het met zingen ze maakte prachtige schilderijen Ze breide een geweldig wandtapijt leerde Japans en Chinees in mandarijnen Maar zijn hart keerde zich nog altijd niet naar Hermina aan de waterval bleef Poëtica hem aantrekken als een magneet toch was Poëtica niet slank toch was Poëtica niet bijzonder mooi toch was Poëtica niet goed gekleed of zoetgevooisd de gedichten waren niet van zeem of suikerzoet haar teksten liepen eerder over van helden en andere moed


Hermina werd wanhopig maar ondertussen had Poëtica wel door wat er rondom haar gebeurde ze nam zelf het initiatief luisterde niet naar wat haar moeder of haar vader de vijandige koningin en koning beweerden maar raadde de prins aan: ‘Trouw met Hermina!’ Voor hij protesteerde legde ze haar vinger op zijn mond ‘Daarna mag je altijd van mij houden’ De prins volgde het plan van zijn geliefde die op de dag van de trouwerij precies dezelfde jurk droeg met kanten voile en ragfijn zijden ondergoed De prins kuste de zogenaamde Hermina aan het altaar en daarna onder de voorouderlijke kroon maar al een uur van tevoren legden Poëtica en hij Hermina in de kist die nacht bedreven ze de liefde en niemand die ooit van hun geheim afwist


De Onbereikbare Deur


De deur Marijke L.J. Declercq ‘Staat u daar al lang?’ ‘Al een hele tijd.’ ‘Kom dan toch binnen.’ ‘Hoe?’ vroeg ik. ‘Gewoon, de deur verder openduwen en binnenstappen,’ klonk de stem door de parlofoon. Ik duwde tegen de deur die knarsend van ouderdom openging, daarachter gaapte een leegte en een afgrond. Net op tijd zette ik geen stap over de drempel. Het tolde voor mijn ogen, maar ik viel niet. Ik hield me vast aan de deurpost en keek voorzichtig naar beneden. Onder mij speelde zich een bizar tafereel af. Voor een ronde danszaal speelde een orkest. Het was de wals. Wie geen botten gebroken had, danste zwierig, wie niet ongeschonden gevallen was, bleef wiegend liggen waar hij of zij lag. De dirigent had een gebroken been en leunde zwaar over zijn partituur. De eerste violist had twee gebroken benen, maar zat gelukkig op een stoel. Eigenlijk bleek elke muzikant wel iets te mankeren, wat niets afdeed aan de kwaliteit van de wals. ‘Komt u nog?’ ‘Euh…’ ‘Waar wacht u nog op?’ ‘Het is niet veilig,’ trilde mijn stem. ‘Nee, dat is het niet, maar het is uw enige kans. Strauss is er persoonlijk bij, zoals u ziet. U moet nu beslissen, het verleden, dan beleeft u niets, de toekomst, die kan best akelig zijn, of het nu. Het nu zoals u het droomde, kan van u zijn.’ Toen pas herkende ik hem, Strauss die zelf het orkest dirigeerde! Al jaren dans ik de wals, ik doe niets liever dan walsen. Hoe vaak was ik niet bij hem, in mijn dagdromen. En vanmorgen kreeg ik een bizarre uitnodiging: “An Maria Jüngfrau De Clercq, Zwei Kleine Wegen, Heberlee, Belgiën”…, voor een unieke dansavond in het gezelschap van Richard, Er selbst. ‘Ik kom,’ riep ik en sprong naar beneden midden in het dansende gezelschap. Voor een unieke wals met Richard had ook ik een paar gebroken botten over.


Ochtend Laetitia Van Geirt

Het is nog vroeg als ik de deur achter me dichttrek. Het is nog donker als ik de straat oversteek. In de verte hoor ik treinen razen. Ze trekken de ochtendspits op gang. Slalommend tussen rokende pubers en mantelpakjes op hoge hakken vindt mijn fiets de weg naar het station. Ik laat me verleiden door de geur van zoete broodjes, koop er twee en geef er één aan de clochard wat verderop. Denderend rolt mijn trein over de sporen en met een schokje houdt hij halt. De deuren glijden open, de deuren van een nieuwe wereld. Benieuwd stap ik binnen, nieuwsgierig kijk ik rond. Zo vertrouwd en toch zo anders. Zo normaal en toch speciaal. ‘Welkom op de trein met bestemming: Werk.’


De trap is weg Marlies van Bouwel Rozemarie probeert telepathisch te denken: ‘Niet wakker worden, Johannes. Blijf alsjeblieft slapen, lekker liggend in je bedje. Johannes, sla het dekentje niet van je af, blijf alsjeblieft in je bedje. Ik smeek je, Johannes, blijf liggen en sta niet op.’ Ze hadden Rozemarie bewusteloos geslagen en haar gekneveld achtergelaten op de grond. Haar handen waren achter haar rug aan elkaar vastgebonden, net zoals haar voeten. Op haar mond had een van haar vroegere trawanten een prop watten gelegd en dan de onderkant van haar gezicht ingetapet. Ze probeerde zich om te draaien, want ze moest zich loswrikken, ze moest zich zo snel mogelijk uit de touwen bevrijden zodat ze Johannes kon waarschuwen. Ineens lukte het, ze was omgerold en lag met haar gezicht in de richting van de dreigende deur. Die was gesloten. Ze wilde kunnen roepen als de ze zou opengaan en Johannes in het gapende gat zou verschijnen. Dan moest ze gillen dat hij daar moest blijven staan. Nu mocht ze geen geluid maken. Johannes mocht nu niet wakker worden, de deur openen en tien meter naar beneden vallen op de betonnen vloer. Had ze dit schamele huis maar niet gekocht! Maar ondanks alles wat ze had gedaan, was dit het enige dat ze kon betalen. Als ze voorzichtig was en altijd hard zou werken, kon het een erg mooi huis worden. De muren en de vloeren waren stevig, het huis was groot en degelijk. Ze kon er iets van maken, maar nu lag ze hier op de betonnen vloer en maakte elke kronkel van haar lichaam geluid. Haar knoken krasten, het touw aan haar handen en voeten zeurde, haar voetzolen kreunden over de vloer. Hoe kon ze voorkomen dat Johannes wakker werd en haar in deze benarde positie zag waardoor hij vast en zeker naar beneden zou stuiken? Ze rolde zich opnieuw om en wreef met haar kaken en kin over het beton, over de rafels waar de latten bij het storten van het cement gehaperd hadden. Die bramen aaide zij, maar de pleister kwam niet los. Ze draaide nog rapper met haar hoofd en trok haar kaak over het gekerfde beton. De pleister liet los. Hoorde ze daar iets? Ging de deur open? Ze rolde zich snel om. Ze hield bijtijds haar mond. De ‘Johannes, ga terug!’ bleef in haar keel hangen, want er was gelukkig nog geen Johannes, de deur bleef toe. Maar als Johannes de deur zou openen, zou ze nu kunnen roepen. Tijd om het touw tussen haar handen over de bramen in het beton te strijken, heen en weer, nog een keer. Loste het touw? Tussendoor keek ze omhoog. Bleef de deur gesloten?


Dan ging ze wilder tekeer. Ze wreef en wreef tot ze ervan hijgde. Ze draaide zich zo dat ze tegelijk het touw rond haar armen en dat van rond haar benen over de betonrafels kon trekken én de deur kon zien zodat ze bijtijds kon roepen. Ineens schoten de touwen los. De schreeuw schoot uit haar keel. Boven hoorde ze gestommel. Net op tijd schoof ze de trap terug tegen de deur. Johannes verscheen met waterige oogjes in een warrig warm hoofd bovenaan de trap. ‘Voorzichtig liefje. Johannes, kom maar kalm naar beneden. Je kunt het, je bent al een grote jongen.’ Er is niets aan de hand, wilde ze zeggen, maar ze verbeterde haar gedachten: er is niets méér aan de hand. Nu hoorde ze niet meer bij de bende. Omdat ze geen mensen meer wilde smokkelen, hadden ze haar gestraft. Voor het geld om dit huis te verbouwen, zou ze moeten gaan werken, maar vanaf nu was zij eindelijk vrij.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.