WIO25los_04

Page 1

De zaak Goudstikker

Jan Steen, Het offer van Iphiginia, 1671.

De zaak Goudstikker:

over de grootste kunstroof in Nederland Jacques Goudstikker was nu al enkele uren vermist. Van matroos Dekker, die op pad was gestuurd om de Joodse kunsthandelaar te zoeken, was eveneens niets meer vernomen. Het was aardedonker op het verduisterde schip dat eerder op die ochtend van de 14e mei 1940 heimelijk haar koers had gezet naar Engeland. De 250 vluchtelingen aan boord van de SS Bodegraven, waaronder 73 kinderen uit het Burgerweeshuis in Amsterdam, hadden Nederland op het allerlaatste moment verlaten. Ter hoogte van Scheveningen hadden ze een onheilspellende felle gloed aan de hemel gezien: Duitse Heinkel-bommenwerpers hadden Rotterdam in een vuurzee veranderd. Kapitein Ruigoort maande Goudstikkers vrouw Desi tot kalmte. In de ochtend zouden ze verder zoeken. Samen met hun driejarige zoontje Edo telde ze de minuten af tot de ochtendzon licht zou werpen op het fatale lot dat haar man, Nederlands bekendste en meest flamboyante kunsthandelaar van die tijd, had getroffen. Wat ze toen nog niet kon voorzien, was dat zijn dood aanleiding zou geven tot wat de Amerikaanse inlichtingendienst in 1944 al ‘het meest spectaculaire geval van geroofde kunst in Nederland’ zou noemen. 22

WERELD IN OORLOG

Door Aishlinn Bruinja Vele van Goudstikkers goede vrienden waren het land al ontvlucht. Maar Goudstikker had ondanks de naderende dreiging van Nazi-Duitsland moeite om huis en haard achter te laten. Eerdere vluchtmogelijkheden had hij laten schieten. “Toen het erop aankwam kon ik niet wegkomen van dit land, dat mij zoo boven alles lief is, en dat altijd goed voor mij geweest is”, schreef hij in een brief aan een goede vriend. En hij had het inderdaad goed in Nederland. De kunsthandel van zijn vader, Goudstikker NV, had hij opgebouwd tot de meest toonaangevende van Nederland. Zijn kunstcollectie, die bestond uit ruim 1100 schilderijen van toonaangevende kunstenaars als Breitner, Van


Gogh, Rembrandt, Van Ruysdael en Toorop overtrof die van menig museum. Goudstikker had de Nederlandse kunsthandel onmiskenbaar beïnvloed. “Hij was overal te vinden en werd in de officiële kunstwereld volledig geaccepteerd als een van de topdeskundigen van zijn dagen’, aldus drs. Ch. Wiethoff, kunsthistoricus en oud-conservator van het Rotterdams museum Boijmans van Beuningen. Naast de kunstcollectie was Jacques eigenaar van de buitenplaats Oostermeer in Ouderkerk aan de Amstel, het patriciershuis Herengracht 458 in Amsterdam en kasteel Nijenrode in Breukelen. Het laatste pand was regelmatig decor voor uiteenlopende culturele evene-

gelen genomen. Zo had hij een paar schilderijen naar Engeland gestuurd die als onderpand konden dienen en reisden Desi en hij voortaan naar hun werk met een tas vol sieraden, geld en luiers. Je wist maar nooit…

Op de vlucht Zo was het ook de ochtend van de 14e mei gegaan. De dag ervoor had koningin Wilhelmina de veiligheid in Engeland opgezocht. En ook heb kabinet was naar Londen vertrokken. “(…) toen we op de Herengracht aankwamen, wisten we het zeker: dit is de laatste vrije dag in Amsterdam. Er was geen ontkomen meer. Overal kwamen

zou het onbeheerd achterlaten van de zaak, de gemakkelijkste afhandeling van zaken garanderen. Zijn redenering was simpel. Als de Duisters zijn zaak zouden confisqueren, was dit oorlogsbuit. Wanneer de Duitsers de oorlog dan zouden verliezen, zouden ze de kunsthandel dus moeten terug geven aan de rechtmatige eigenaar. Het risico dat de Duisters de oorlog zouden winnen en hij alles kwijt zou raken nam hij voor zijn rekening. “Zorg goed voor de zaak”, was de enige instructie die Jacques zijn personeel meegaf voordat hij, Desi, Edo en Goudstikkers vriend, de conservator-generaal van de Belgische musea Van Puyvelde, in de auto stapten. Die raad zou door sommige leden

Goring met aanwinsten uit de collectie Goudstikker. Foto prive archief

Goring verlaat kunsthandel

Desi Goudstikker.

Goustikker. Foto uit het prive archief van Desi Goudstikker.

menten die door Goudstikker werden georganiseerd. Op 17 juni 1937 organiseerde hij een benefietavond voor uit Duitsland gevluchte Joden. En daar ontmoette hij voor het eerst de Weense zangeres Desi Von Halban. Het was liefde op het eerste gezicht. Nog datzelfde jaar trouwden ze en een jaar later was Desi in verwachting van hun eerste en enige kind, Edouard (Edo). Maar het geluk stond het jonge gezin maar kort terzijde. De dreiging uit Duitsland maakte dat Desi meermalen aandrong op een vertrek uit Nederland. Maar Goudstikker kon, of wilde niet uit Nederland wegkomen. Wel had hij, toen de dreiging van een bezetting alsmaar groter werd, enkele voorzorgsmaatre-

parachutisten neer, Rotterdam stond in brand,” zo herinnerde Desi zich. Het voltallige personeel van de kunsthandel stond buiten op de stoep toen Goudstikker aankondigde dat hij Nederland zou verlaten. Welbewust wees hij geen zaakwaarnemer aan. Hij wilde niemand die hij zelf bevoegdheden had gegeven achter laten in de handen van de vijand. Jacques had zich vaak afgevraagd in welke positie hij een zaakwaarnemer bracht, wanneer deze door de nazi’s al te zeer met zijn Joodse achtergrond zou worden geassocieerd. Het was een verantwoordelijkheid die hij niet wilde dragen. Bovendien, zo dacht Jacques met het oog op de toekomst,

van het personeel echter op geheel eigen wijze geïnterpreteerd worden.

Chaos in IJmuiden Jacques, Desi, Edo en het echtpaar Van Puyvelde hadden besloten een vluchtpoging per boot te doen, van IJmuiden naar Engeland. “De tocht naar IJmuiden werd akeliger en akeliger, we konden alleen stapvoets rijden omdat er allemaal auto’s voor ons stonden, er was een uittocht vanuit Amsterdam of waar dan ook, mensen die vanuit heel Nederland kwamen, die naar de haven wilden, mensen die op het laatste ogenblik allemaal weg wilden”, zo herinnerde Desi zich later. Doordat Van Puyvelde in het bezit was van een diplomatieke pas kreeg het gezelschap begeleiding van een soldaat en konden ze de haven van IJmuiden bereiken. In de opvallende Lincoln Zep-

WERELD IN OORLOG

23


De zaak Goudstikker

hut genomen, dan was Jacques haar daar komen opzoeken in plaats van over het dek te zwerven, had Desi later vaak gedacht. Jacques was op slag dood geweest. Dekker had, omdat hij op het lichaam van Jacques landde, meer geluk gehad. Matroos Keulen werd geroepen: “Jij kunt toch zeil naaien?, kom maar mee, dan heb ik een joppie voor je” had een leidinggevende tegen hem gezegd. Even later moest hij het stoffelijk overschot in zeildoek naaien. Goudstikker zou een zeemansgraf krijgen.

Afscheid nemen

Heraclitus en Democritus van Rembrandt.

hyr van Goudstikker reden ze zo ver als ze konden de kade op waar de SS Bodegraven lag aangemeerd. Het 127 meter lange schip was het laatste vrachtschip dat die dag de Nederlandse haven zou verlaten. Op de kade was het een chaos van menselijk leed. Fred Keulen, matroos op het schip herinnerde zich die dag nog goed. “Het was paniek aan de wal. Mensen die schreeuwden ‘neem mijn vrouw mee’. Die eenmaal aan boord de sleutels van hun auto’s terug gooiden naar mensen aan de wal, ‘neem ‘m maar, ik heb ‘m niet meer nodig’. Hij herinnerde zich ook de familie Goudstikker nog: “…een invloedrijke familie, dat kon je zo zien, al kende ik ze niet.“ Aan boord van de SS Bodegraven was plaats voor maximaal 200 mensen, het werden er veel meer. Daarom beval kapitein Ruigoort dat de vrouwen en kinderen plaats namen in de hutten en de mannen in de laadruimten benedendeks. Desi weigerde zich te laten scheiden van haar man en nam samen met Edo ook benedendeks plaats. Het was een beslissing waar ze de rest van haar leven spijt van zou houden.

Een noodlottige val Kapitein Ruigoort wist het schip veilig uit de haven van IJmuiden te manoeuvreren. Het schip zette koers richting Engeland, waar het een korte tussenstop zou maken, voor het verder zou

24

WERELD IN OORLOG

gaan richting Zuid-Amerika. Er stond de bemanning en de passagiers een reis van maar liefst twaalf weken te wachten. Maar slechts een uur onderweg werd het schip opgemerkt door een Duits jachtvliegtuig. Minutenlang werd er op het schip geschoten. Er was paniek alom, maar wonder boven wonder raakte niemand gewond. Na twintig minuten verdween het vliegtuig, waarschijnlijk terug geroepen nadat de Nederlandse opperbevelhebber Winkelman die avond de Nederlandse capitulatie had getekend. Op 15 mei bereikte de SS Bodegraven Dover, maar daar mocht niemand van boord. Dat was een grote teleurstelling voor Goudstikker en zijn gezin. Zij hadden daar de oorlog willen afwachten. “Vanaf nu ben ik een emigrant’, zei Goudstikker. Het was een van de laatste dingen die Desi hem heeft horen zeggen. Die nacht is Jacques waarschijnlijk om de benauwdheid benedendeks even te ontvluchten een luchtje gaan scheppen bovendeks. Toen hij daarvan niet terugkeerde, wendde Desi zich in paniek tot kapitein Ruigoort. De volgende ochtend leidde het hulpgeroep van matroos Dekker hen naar een ruim van 8 meter diep. Daar lag Dekker met een gebroken rug naast het levensloze lichaam van Jacques. Beide mannen was waarschijnlijk hetzelfde overkomen. In het donker hadden ze een openstaand ruim niet opgemerkt; ze waren gestruikeld over de rand en de diepte in getuimeld. Had ze maar een

Omdat men besmettingen vreesde, had men in die dagen liever niet dat er vanaf schepen overledenen aan land gebracht werden in Engeland. Ruigoort wilde liever ook geen onnodige vertraging oplopen door allerlei papierwerk op de toch al risicovolle reis. Maar Dekker had beslist medische hulp nodig, dus besloot Ruigoort toch de haven van Falmouth binnen te lopen. Na lang aandringen van Desi werd Jacques naar de ziekenboeg gebracht waar de scheepstimmerman een kist voor hem maakte. Aannemer T.J. Pye, die naast bouwwerkzaamheden ook compleet verzorgde begrafenissen aannam, werd door Desi benaderd om de begrafenis Notitieboekje van Goudstikker.


Graf van Goudstikker in Falmouth Engeland.

te verzorgen. Ze vroeg hem om een graf met uitzicht op zee en heel veel bloemen. Bij de plechtigheid, waar ze zelf niet bij aanwezig mocht zijn, omdat ze niet van boord mocht, moest hij Cole Porters Night and Day spelen. Na de korte tussenstop in Falmouth vervolgde de SS Bodegraven de reis richting Zuid-Amerika. Desi, nu weduwe, ging een lange reis en ongewisse toekomst tegemoet. In de binnenzak van Jacques had ze een notitieboekje gevonden dat ze die reis en de rest van haar leven zou koesteren. Het boekje omvatte een nauwkeurige omschrijving van zijn hele kunstcollectie en zou nog een heel belangrijke rol gaan spelen in de jarenlange strijd om de nalatenschap die Desi nog te wachten stond.

Ondertussen in Amsterdam Onder de mensen die Goudstikker en zijn gezin hadden uitgezwaaid waren Jan Dik sr., Jan Dik jr. en Arie ten Broeke. Dik sr. was Goudstikkers restaurateur. Hoewel hij niet de meest trouwe werknemer was - soms kwam hij dagen niet opdagen door zijn alcoholverslaving - leunde Jacques zwaar op zijn expertise. Zijn zoon, Jan Dik jr. werkte als manusje-van-alles in de kunsthandel. Hoewel zij onder Jacques leiding geen grote rol van betekenis speelden in de kunsthandel, zouden zij na diens vertrek een allesbepalende rol gaan spelen bij de systematische ontmanteling van de kunsthandel. Waarschijnlijk hadden de twee hun kans schoon geroken. Eerst zochten ze de Lincoln Zephyr van Jacques op, die ze op de kade aantroffen met de sleutel nog in het contact. Ze verkochten de auto en staken het geld in eigen zak. Daarna verspreidden de Diks het gerucht dat de kunsthandel Goudstikker NV in financiÍle moeilijkheden verkeerde. De kunsthandel zou nog veel schulden hebben uitstaan en onvoldoende liquide middelen bezitten om die af te lossen. Bovendien achtten zij het nodig een directeur aan te stellen. Waarmee ze geheel ingingen tegen Jacques’ besluit om na zijn vertrek geen opvolger aan

Salomon van Ruysdael, Gezicht op Herwen en Aerdt in Gelderland.

te stellen. Maar als de Duisters zouden komen, zouden ze de zaak direct inlijven. En met dat argument werden de overige betrokkenen overgehaald de voormalige boekhouder van de kunsthandel, Ten Broeke, aan te stellen tot nieuwe leidinggevende. Er werd dus alles in het werk gesteld om de zaak verkoopklaar voor de Duitsers te maken. En een koper zou al snel op de stoep staan.

Slimme zet van Alois Miedl Hoe de in Nederland woonachtige Duitse bankier Alois Miedl zo snel lucht had gekregen van de zaak is nooit bekend geworden. Maar het is duidelijk dat hij razendsnel heeft gehandeld. Jac-

WERELD IN OORLOG

25


De zaak Goudstikker

ques had het land koud verlaten en de nazi’s hadden de verlaten kunsthandel nog niet opgemerkt of Miedl had op 1 juli 1940 de hele handel opgekocht. De Diks en Ten Broeke wisten de notaris van Goudstikker over te halen met het argument dat dit de enige manier was om de handel veilig te stellen. Miedl kon nu optreden als verkoper aan de nazi’s. En de handel in de kunst was erg lucratief tijdens de Tweede Wereldoorlog. Veel nazi-prominenten verzamelden kunst. Zeker nadat op enig moment de Führer een verbod afkondigde op de handel in onroerend goed om zo voldoende liquide middelen beschikbaar te houden om de oorlogsmachinerie mee te financieren. Kunst werd een goede tweede investering. En daarbij waren Hitler en met name rijksmaarschalk Hermann Goring gepassioneerd kunstverzamelaars. Overal in de bezette gebieden zwermden inkopers van de twee rond om de beste kunstwerken op te sporen. Vaak werd kunst gewoon geroofd of in beslaggenomen. In andere gevallen hanteerden Göring en zijn inkopers dubieuze handelswijzen. Transacties werden vaak voorzien van officiële papieren en er werden ook bedragen uitgekeerd. Maar die bedragen lagen zonder uitzondering ver onder de werkelijke waarde van de ‘aankopen’. Eigenaren werden door hen onder druk gezet. Zouden ze niet meewerken aan de transactie dan Optreden Desi Goudstikker op Times Square New York.

26

WERELD IN OORLOG

gaven Göring en zijn inkopers aan dat ze niet wisten of ze wel voor hun veiligheid konden instaan. Miedl maakte dus een slimme zet door de handel op te kopen voordat de inkopers van Göring of Hitler gearriveerd waren. Minder slim was dat hij zijn nieuwe ‘aankoop’ openlijk was gaan vieren op een terras is Amsterdam. Hij vertelde aan wie het maar horen wilde, dat hij de zaak Goudstikker had ingelijfd. “Terwijl ik het zei, wist ik dat ik teveel gezegd had”, verklaarde hij later. Op het terras zat namelijk ook Hofer, Gorings eigen inkoper. Weldra daarna werd Miedl bij Göring op het matje geroepen en werd de koop teruggedraaid. Goring en Miedl kwamen een nieuw contract overeen. Göring nam het grootste deel van de kunstcollectie over en Miedl kreeg de restanten samen met het onroerend goed. Miedl was desondanks in zijn nopjes. Hij was

Jacob Corneliszoon van Oostsanen Drieluik, Het laatste avondmaal.

nu immers eigenaar van een kunsthandel die hij, nota bene onder de oude Joodse naam Goudstikker, goed zou uitbuiten om rijk van te worden. Van Ten Broek en de Diks werd na de verkooptransactie weinig meer vernomen, zij zouden de oorlog verder in weelde doorbrengen.

Goring en Hitlers gedeelde hobby “Goudstikker, dass bin jetzt Ich”, zou Göring na de koop van de Goudstikker-collectie gezegd hebben. Göring was heel tevreden met zijn ‘aankoop’, zo verklaarde hij later tijdens het proces van Neurenberg. Hij had immers een wereldcollectie voor minder dan


een derde van de geschatte waarde gekocht. Samen met Hitler was hij de grootste aanjager van kunstkopen. Hitler verzamelde de kunst voor zijn Führermuseum. De opening daarvan stond gepland voor 1951 en het moest de halve binnenstad van de plaats van zijn jeugd, Linz, innemen. ‘Oorlogen komen en gaan, slechts de werken der menselijke cultuur blijven bestaan,’ zou Hitler ooit gezegd hebben. Die daar op ten minste een punt op een lijn zat met zijn grote rivaal Churchill die eens op een voorstel om te bezuinigen op kunst en cultuur om de oorlogsmachinerie te kunnen betalen, had geantwoord: “Maar waar vechten we dan nog voor?” Göring was van huis uit geen kunstliefhebber, maar zijn vrouw Karin wel. Zij

Teruggevonden Goudstikker schilderijen in een naoorlogs depot in Berlijn. Foto Gemeentearchief Amsterdam.

bracht hem de liefde voor de kunst bij en door haar werd hij een verwoed verzamelaar. Toen zijn vrouw overleed, besloot hij hun landgoed om te bouwen tot een museum voor oude kunst aan haar nagedachtenis. De opening van zijn museum Karinhall stond gepland voor 1953, op zijn vijfenzestigste verjaardag. De Goudstikkercollectie zou de belangrijkste plaats in gaan nemen van zijn museum. Maar om de toorn van de Führer niet te wekken met deze mooie aankoop, schonk hij hem het beste stuk van de collectie, Herclitus en Democritus van Rembrandt. En Hitler was er verzot op.

Strijd om nalatenschap In Amerika hadden ondertussen begin 1941 de geruchten Desi bereikt dat Jacques’ kunsthandel aan de Duisters zou worden verkocht. Ondanks haar felle protesten als rechthebbend erfge-

name heeft ze het verloop van de geschiedenis niet kunnen beïnvloeden. Zelf had ze inmiddels een moeizaam bestaan opgebouwd als operazangeres. Als gevluchte Jodin had ze geen toegang tot de banktegoeden en schilderijen die Jacques vooruit had laten sturen. Ze kon, ondanks dat ze dus de erfgename was van een miljoenencollectie, maar met moeite het hoofd boven water houden. “Soms stond ik daar op het podium en kon ik plotseling geen geluid meer voortbrengen. Dan was het afgelopen. Zulke black-outs kon ik eenvoudigweg niet overwinnen,” verklaarde ze later tegenover een goede vriend. Na de bevrijding van Nederland keerde Desi begin 1946 terug naar Nederland. Daar stond het voltallige Goudstikker personeel, waaronder ook Jan Dik sr., Jan Dik jr. en Ten Broeke haar op Schiphol op te wachten. Nog onwetend over de volledige toedracht rondom de verkoop van Jacques’ kunsthandel en de dubieuze rol die het drietal daarin had gespeeld, begon ze een rechtszaak tegen de Nederlandse staat. Na de oorlog waren bij wet alle door de nazi’s geroofde goederen aan de Nederlandse staat vervallen, totdat de rechtmatige eigenaar of erfgenaam zich had gemeld of was opgespoord. Desi vroeg eerst dat deel dat Alois Miedl had ‘gekocht’ terug. In een tweede zaak had ze de kunstwerken die door Goring waren gekocht terug willen eisen. Helaas voor Desi was de overheid destijds van mening dat de kunsthandel op legale wijze was verkocht aan Miedl en dat Desi daar als erfgename geen aansprak meer op kon maken. Wat Jacques juist had willen voorkomen, was nu toch gebeurd. Gebroken en gedesillusioneerd gaf Desi in 1950 de strijd op. Ze trof een schikking in de zaak Miedl, maar behield zich de rechten in de zaak Göring nog voor. Er zouden nog vijftig jaar verstrijken voordat in die zaak wel recht werd gedaan aan de erfgenamen van Goudstikker. Desi en haar zoon zouden dat echter niet meer meemaken. Desi overleed in 1995 in haar woonplaats Bilthoven waar ze na het overlijden van haar tweede echtgenoot was gaan wonen. Edo overleed een jaar later aan de gevolgen van kanker. Zijn vrouw Marei Von Saher, en hun twee dochters Charlene en Chantal, waren de enige nog levende erfgenamen toen zij in 1997 een nieuwe rechtszaak tegen de Nederlandse staat aanspanden

om de schilderijen die destijds door Goring waren aangekocht, op te eisen. Bijna tien jaar later, op 3 februari 2006 zegeviert het recht alsnog wanneer zij in het gelijk worden gesteld en 202 schilderijen hun weg terug vinden naar de familie Goudstikker. Al die tijd hadden de kunstwerken gewoon als bruiklenen in de Nederlandse musea en overheidsgebouwen gehangen.

Profetische bespiegelingen Goudstikker was een ondernemer met een voortreffelijk gevoel voor de tijdsgeest. Dat maakte hem zo’n goede kunsthandelaar. Naast de oude werken wist hij ook heel goed nieuwe, relatief onbekende kunstwerken op waarde te schatten. Zijn aankopen bewezen in de toekomst dikwijls hun waarde. Ook in zijn besluit om geen zaakwaarnemer te benoemen, bleek hij de toekomst goed in te hebben geschat. Zijn gedachten bleken wel vaker profetische bespiegelingen te zijn… In een brief op 15 december 1939 aan het bevriende echtpaar Siegfried en Lola Kramarski vroeg hij zich af of een mens zijn lot kan ontlopen. “…En nu zitten jullie in Lissabon, en wij nog in Amsterdam en wachten wat het noodlot over ons beschikken wil. Ik begrijp het zoo goed dat je op een gegeven ogenblik op een boot gaat zitten, die het kan je eigenlijk niet schelen waarheen je gaat, alleen omdat je plotseling het idee hebt, dat je weg wilt, dat jij en je familie ergens anders veiliger zouden zijn, dan waar je toevallig bent. Ik ken het gevoel, ik heb ook enkele dagen met kaartjes voor de Bloemenfontein in mijn zak geloopen om eventueel via Lissabon naar Argentinië te gaan, nadat ik er zeer ernstig over na had gedacht met de Simon Bolivar te gaan”. Dit schip zonk bij de Theemsmonding bij Londen op een Duitse mijn. Honderden mensen kwamen daarbij om. “Kon een mens zijn noodlot wel ontsnappen”, vroeg Goudstikker zijn vriend tot besluit. Het antwoord op die vraag had Desi op 9 juni 1940 in handen. Ze had een brief ontvangen van T.J. Pye. Er zat ook een fotootje bij. Daaruit bleek dat hij zijn best had gedaan. Het uit twee kolommen en een schraag bestaande grafmonument bood inderdaad uitzicht op het water en was bedekt met een zee van bloemen. n

WERELD IN OORLOG

27


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.