Wereld in Oorlog nr. 41 | 2014

Page 1

in wereld

OORLOG

l l l l l

Schilders in dienst van het vaderland Joodse begraafplaats Weissensee Medisch congres in Scheveningen De Airborne Pathfinders De blauwe heuvels

Nr. 41 | 2014 â‚Ź 7,95 WWW.WERELDINOORLOG.COM

en nog veel meer... WERELDOORLOG 1 EN 2

I N W O O R D E N B Ewereld E inLoorlogD 1


nr.1

nr.2

nr.7

nr.3

nr.8

nr.4

nr.5

nr.10

nr.9

nr.6

nr.11

nr.12

Uitgever:

Hans van Maar

Redactieadres:

Wereld in Oorlog info@justpublishers.nl

Auteurs en medewerkers zijn o.a.: Edwin Ruis, Evertjan van Roekel, Henk Hofland, Peter Kimenai, Maurice Laarman, Paul Schilperoord, Eric Wils, Frans van den Muijsenberg, Vincent van der Veen, Sytze van der Zee, Alex Dekker, Jan Bueninck, Coen van Maar, Sjoerd de Boer, Stephan van Meulebrouck, Max van der Schriek, Henk Hofland, Enno van der Eerden, Kevin Prenger en Kees Bangma Vertalingen: Correctie: Fotografie:

nr.13

nr.14

nr.16

nr.15

llen? Nabeste n e-mail e Stuur e l. naar: shers.n stpubli info@ju er nummer osten p nrK nr.20 0,z.1ij9n E 1 pakking r e v l. c (in ). en porto

nr.17

nr.18

Hannah Vernster, Jan Bernhard Jansen Raymond Van Haelst BC, Bundesarchiv, B Corbis, IWM, MC, Novosti, Saldo Opera Mundi, US Army Photo Archives, Leger-museum Delft.

Vormgeving:

Studio Marcato, Meppel www.studio-marcato.nl

Omslag:

Een soldaat van de Franse SS-divisie Charlemagne

Marketing en advertenties:

info@justpublishers.nl

ISSN1878-3481

nr.22

nr.21

nr.23

nr.24

wereld in

nr.26

wereld in

OOrlOG

l l l l

roosevelt Jr. in de grote oorlog extreem rechts Verdinaso de zaak goudstikker de Monuments Men Kindsoldaten in Het rode leger

l l Nr. 26 | 2012 € 7,95

l l

WWW.WERELDINOORLOG.NL

wereld in

I N W O O R D E N B Ewereld E inLoorlogD

l l l l

de raadsels van woeste Hoeve de strijd in de Vogezen in 1914-1915 Twee jonge vrouwen in woii Het rome van il duce Verborgen bewijzen van de Holocaust

n voor nachrichten Chemische wapens in wo ii ontsnappingspoging met Hr. Ms. endeh de Bruine Zuster Pia Mysterie massamoordenaar Heydrich eindelijk verklaard

WERELDOORLOG 1 EN 2

1

nr.31

nr.32

OOrlOG

l

nr.30

nr.29

4

Kort Nieuws

Oude nummers zijn na te bestellen via ons adres: info@justpublishers.nl

7

Schilders in dienst van het vaderland De Section Artistique

Voor opgave en vragen over abonnementen: Abonnementenland, Postbus 20, 1910 AA Uitgeest Tel. 0900-ABOLAND of 0900-226 52 63 (E 0,10 per minuut). Zie ook www.bladenbox.nl voor abonneren of www.aboland.nl voor adreswijzigingen en opzeggingen.

16 26

Joodse begraafplaats Weissensee

28

Vraag & antwoord met Robert Kershaw

31

Medisch congres in Scheveningen

35

Airborne Pathfinders

44

De blauwe heuvels

51

Column van Edwin Ruis

Nr. 27 | 2012 € 7,95 WWW.WERELDINOORLOG.NL

I N W O O R D E N B Ewereld E inLoorlogD 1

WERELD IN

nr.33

nr.34

l l l l

Guy Gibson, icoon van Bomber Command Russische troepen aan het Westelijk front Hitler zegt ‘nee’ tegen de Volkenbond Nr. 33 | 2013 € 7,95 Gevechten op de Maas, mei 1940 Strijden als een Werwolf

l l l l

WWW.WERELDINOORLOG.COM

WWW.WERELDINOORLOG.NL

l

l

en nog veel meer...

en nog veel meer...

wereld in

nr.35

OOrlOG

OORLOG

Nr. 31 | 2013 € 7,95

de strijd om les Éparges in de schaduw van ‘The Few’ Six Medal warby der Marsch zum Führer nudisme in nazi-duitsland

WERELD IN

WERELDOORLOG 1 EN 2

I N W O O R D E N B Ewereld E inLoorlogD 1

l l Nr. 35 | 2013 € 7,95

l l

WWW.WERELDINOORLOG.COM

l

en nog veel meer...

WERELD IN

nr.37

WERELD IN

l l l l l

WERELDOORLOG 1 EN 2

1

WERELD IN

OORLOG

OORLOG l

nr.38

I N W O O R D E N B EWERELD E INLOORLOGD

nr.39

WERELD IN

OORLOG

OORLOG

nr.40

l

I N W O O R D E N B Ewereld E inLoorlogD 1

OORLOG

ls al

40

inmidde

De missie Albanië, 1914 Sedan, in het brandpunt van drie Frans-Duitse oorlogen Het wonderlijke kerstbestand van 1914 €Nr.7,9536 | 2013 V2-lanceerbases in Frans-Vlaanderen Benjamin Ferencz De laatste getuige, Rochus Misch

WERELDOORLOG 1 EN 2

WERELD IN

WWW.WERELDINOORLOG.COM

I N W O O R D E N B EWERELD E INLOORLOGD

rs

numme 1

l

De vuurdoop van George Patton Denen aan het Westfront Vlucht onder het oog van de nazi’s Ver van huis 344 dagen in de duisternis Andries van der Veen, verzetsheld of grote mond?

l l l l

en nog veel meer...

Schilders in dienst van het vaderland Joodse begraafplaats Weissensee Medisch congres in Scheveningen De Airborne Pathfinders De blauwe heuvels

Nr. 41 | 2014 € 7,95 WWW.WERELDINOORLOG.COM

l l Nr. 37 | 2014 € 7,95

l l

WWW.WERELDINOORLOG.COM

l

WERELDOORLOG 1 EN 2

Ferdinand Foch, geallieerd opperbevelhebber Overleven in het hart van nazi-Duitsland Interview met Helmut Ortner Nr. 38 | 2014 De wolf van Hr. Ms. 0 16 € 7,95 Slagveldarcheologie Kunstschatten in Altaussee

l l l

WWW.WERELDINOORLOG.COM

l l

en nog veel meer...

I N W O O R D E N B EWERELD E INLOORLOGD 1

WERELDOORLOG 1 EN 2

Het geheim van Hitlers Volkswagen Dulce et decorum Zeppelins boven Vlieland Vught in de beklaagdenbank Van Reichsparteitage tot Rolling Stones

l Nr. 39 | 2014 € 7,95

l l

WWW.WERELDINOORLOG.COM

l l

en nog veel meer... I N W O O R D E N B EWERELD E INLOORLOGD 1

WERELDOORLOG 1 EN 2

‘Balloonbuster’ Frank Luke Hitlers privé-chauffeur Julius Schreck Maisy Battery De bewaker van het Duitse luchtruim BunkerArt

Hoflands Oorlog

Editorial # 41 De Grote of Eusebiuskerk bepaalt al meer dan vijf eeuwen het stadsgezicht van Arnhem. Tijdens Market Garden werd de kerk als een van de eerste gebouwen getroffen: in de nacht van 19 op 20 september 1944 brandde ze volledig uit. Na de oorlog werd het nog overeind staande stenen karkas herbouwd. De kerk staat nu symbool voor de dramatische geschiedenis van de Slag om Arnhem, de daarop volgende massale evacuatie van de burgerbevolking, hun terugkeer naar huis en de wederopbouw van de stad. Onlangs werd in de kerk de kleine expositie Onvoltooid Verleden geopend. Deze geeft een beeldverslag dat inzoomt op de gevolgen van de strijd voor de burgers van Arnhem en de wederopbouw van stad en kerk daarna. De ware attractie van de Eusebius was voor mij echter de voor Europa unieke glazen panoramalift in de slanke klokkentoren. Deze voert naar een uitzichtpunt op 73 meter hoogte. Via een wenteltrap was een nog hoger gelegen uitzichtpunt te bereiken. Met – heel toepasselijk – de vuistdikke pil Een brug te ver van Cornelius Ryan in de hand had ik een fantastisch uitzicht over de voormalige slagveldterreinen in de gemeenten Arnhem, Renkum en Overbetuwe.

Voor mij is de klassieker Een brug te ver, ondanks de prachtboeken die er dit herdenkingsjaar verschijnen, nog steeds hèt boek over Market Garden. De kracht van Ryan ligt niet alleen in zijn filmische schrijfstijl, maar ook in het feit dat hij de toenmalige betrokkenen en ooggetuigen zelf sprak. Allemaal mensen die er nu niet meer zijn. Net als Ryan zelf overigens. Hij overleed, slechts 54 jaar, kort na de voltooiing van A bridge too far, in 1974 aan kanker. In deze Wereld in Oorlog is er veel aandacht voor Market Garden: naast Kort nieuws is er een interessant artikel van Peter Gijbels over de Pathfinders en een interview dat Frans van den Muijsenberg maakte met auteur Robert Kershaw. Zie ook Lezersacties. Daarnaast treft u mooie stukken aan over Nederlanders in Narva, Frontschilders in WO1 en een opvallende aflevering van Maurice Laarmans Glashelder in beeld. Wegens ruimtegebrek vervalt Frontberichten. Maar dat maken we helemaal goed, in Wereld in Oorlog # 42 komt een dubbele aflevering. Zegt het voort dat u ook deze Wereld in Oorlog met veel belangstelling leest, nieuwe abonnees zijn zeeeeer welkom. Hans van Maar, uitgever

en nog veel meer... l

WERELDOORLOG 1 EN 2

nr.36

Wereld in Oorlog geeft een speciale nieuwsbrief uit. Hierin treft u o.a. aan nieuws over de verschijning van het blad, maar ook informatie over nieuwe uitgaven, tentoonstellingen, exposities en manifestaties. U kunt u gratis aanmelden op www.wereldinoorlog.nl.

OORLOG

en nog veel meer... WERELDOORLOG 1 EN 2

Verantwoording: Deze uitgave is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Uitgever en auteurs aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die voortvloeit uit handelingen en beslissingen die gebaseerd zijn op informatie uit de in dit magazine geplaatste artikelen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotocopie, microfilm, digitale bestanden of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Just Publishers BV.

en nog veel meer...

en nog veel meer...

WERELDOORLOG 1 EN 2

nr.28

OOrlOG l

l

nr.27

Deze geposeerde foto staat in bijna ieder boek over de Slag om Arnhem. Hoewel de uniformen geen duidelijkheid geven over hun specifieke units, kunnen de mannen geïdentificeerd worden als gliderpiloten. Het Britse leger verordonneerde dat piloten na de landing als infanteristen moesten opereren. Met hun rang van sergeant, werden ze het Sergeantenleger genoemd. Sergeant Mike Lewis maakte de foto op 23 september 1944 in een verwoeste stal naast Hartenstein aan de Utrechtseweg in Oosterbeek. Het was de 7e foto van het 4e rolletje dat hij tijdens Market Garden volschoot. Lewis maakte deel uit van de Film and Photographic Unit (AFPU). Zijn groep embedded fotografen, filmcameramensen en journalisten werd samen met de 1st British Airborne Division bij Arnhem gedropt.

Wereld in Oorlog verschijnt tweemaandelijks. Prijs per nummer is E 7,95.

Beëindigen abonnement: Opzeggingen (uitsluitend schriftelijk) dienen 8 weken voor afloop van de abonnementsperiode in ons bezit te zijn. Prijswijzigingen voorbehouden.

nr.25

Sergeant Mike Lewis

I N W O O R D E N B EWERELD E INLOORLOGD 1

Nr. 40 | 2014 € 7,95 WWW.WERELDINOORLOG.COM

en nog veel meer... I N W O O R D E N B EWERELD E INLOORLOGD 1

WERELDOORLOG 1 EN 2

I N W O O R D E N B EWERELD E INLOORLOGD 1

wereld in oorlog

3


Stuur uw nieuws naar: wionieuws@gmail.com

KORTE BERICHTEN

Dinsdag 16 september 2014 Herdenking Mierlo War Cemetery Op dinsdag 16 september vond een herdenking op de Mierlo War Cemetery in Mierlo plaats. Op deze begraafplaats liggen 664 militairen uit het Gemenebest begraven. Daarnaast rusten hier één Nederlander van de Prinses Irene Brigade en één Britse medewerker van de Commonwealth War Graves Commission. De grond waarop deze begraafplaats is gelegen is als een blijvende rustplaats geschonken door het Nederlandse volk.

WO2Actueel.nl Op de website WO2Actueel.nl kunt u terecht voor alle berichten met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. Actueel nieuws, achtergronden, persberichten, aankondigingen, reportages en agenda’s zijn hier allemaal te vinden. Natuurlijk delen we dit alles ook graag met de lezers van Wereld in Oorlog. In dit nummer brengen we negen dagen met Operation Market Garden herdenkingen in beeld. Alle fotoverslagen zijn terug te vinden op WO2Actueel.nl. Zaterdag 13 september 2014 Luchtlanding Round Canopy Parachuting Team in Veghel Op zaterdag 13 september sprong het Round Canopy Parachuting Team boven Veghel. Nadat het in het begin nog rustig was langs de dropzone, liep het al snel vol met veel publiek. De schattingen gaven ongeveer 5.000 bezoekers aan. Een enorme opkomst wat voor de nodige verkeersproblemen zorgde. Er werd gesprongen uit de Dakota ‘What's Up Doc’. Na de eerste keer laag overgevlogen te zijn, werd er in twee shifts net na elf uur gesprongen.

Foto: Jeroen Koppes | STIWOT

Woensdag 17 september 2014 Herdenking Airborne monument Oosterbeek Op woensdag 17 september werd, net als in voorgaande jaren, op de woensdagmorgen voor het Airborne Weekend een herdenking gehouden bij het Airborne monument tegenover het Airborne Museum in Oosterbeek. Dit jaar viel deze woensdag precies op 17 september, op de dag af 70 jaar na de start van Operatie Market Garden. Bij de plechtigheid waren traditiegetrouw enkele veteranen en vele schoolkinderen aanwezig.

Foto: Jeroen Koppes | STIWOT

Foto: Arjan Vrieze | STIWOT

Zondag 14 september 2014 Colonne Operation Market Garden 2014 Route Zuid Op zondag 14 september vertrok de colonne van Operation Market Garden 2014 voor het rijden van Route Zuid vanuit Borkel en Schaft naar het basecamp in Veghel. Na het vertrek vanuit Borkel en Schaft om negen uur werden onder andere Valkenswaard, Aalst, Eindhoven, Son en St. Oedenrode aangedaan. Rond drie uur ’s middags arriveerde de colonne bij het basecamp in Veghel. Uw reporter maakte de verplaatsing embedded vanuit een halftrack mee. Foto: Jeroen Koppes | STIWOT

Maandag 15 september 2014 Aankomst colonne Liberation Task Force in Valkenswaard Naast de colonne van Operation Market Garden 2014, trok ook de colonne van de Liberation Task Force onder de vlag van Historical Tours door Nederland. De colonne van 150 voertuigen bestond onder meer uit 15 stuks gepantserde rupsvoertuigen waaronder tanks, tankdestroyers en mobiele artillerie. Op maandag 15 september kwam deze colonne aan in Valkenswaard en veroorzaakte in het centrum een complete verkeersopstopping. Foto: Jeroen Koppes | STIWOT 4

wereld in oorlog

Donderdag 18 september 2014 Luchtlanding 82nd Airborne Division Groesbeek Op dezelfde locatie waar hun voorgangers van het 508th PIR, 82nd Airborne Division op 17 september 1944 landden, deden leden van de huidige 82nd Airborne Division dit op donderdag 18 september nog eens over. Springend vanuit vijf Hercules vliegtuigen en een Douglas C-47 Dakota kwamen ongeveer 350 parachutisten van de 82nd Airborne Division 70 jaar na dato neer op het terrein van landgoed Den Heuvel.

Vrijdag 19 september 2014 Mars over de John Forst brug in Arnhem Op vrijdag 19 september om 6 uur ’s avonds marcheerden The Pipes & Drums of The Royal British Legion, the Netherlands over de John Frostbrug op weg naar de herdenking op het Airborneplein in Arnhem. In hun kielzog volgden The Dutch Military Pipes & Drums en de vaandeldragers. Met dit gebaar herdenken zij de heroïsche strijd van John Frost en zijn mannen van het 2nd Parachute Battalion en toegevoegden op en rond de brug in september 1944.

Foto: Wilco Vermeer | STIWOT

Foto: Wilco Vermeer | STIWOT

wereld in oorlog

5


Stuur uw nieuws naar: wionieuws@gmail.com

Zaterdag 20 september 2014 Luchtlandingen Ginkelse Heide in Ede Op zaterdag 20 september vond op de Ginkelse Heide in Ede de Airborne Herdenking en een Mass Drop plaats op de locatie waar in 1944 de parachutisten van de 4th Parachute Brigade landden. Helaas begon de dag mistig en konden de eerste sprongen uit een Dakota pas rond half drie plaatsvinden. Vervolgens vond onder het toeziend oog van 70 veteranen en 60.000 belangstellenden de Mass Drop met 500 parachutisten plaats. Foto: Arjan Vrieze | STIWOT

Schilders in dienst van het vaderland

Zondag 21 september 2014 Ticker Tape Parade in Brunssum Naast alle activiteiten rondom Operation Market Garden in Brabant en Gelderland viert men deze week op verschillende plekken in Zuid-Limburg de bevrijding. Zo ook in Brunssum waar de festiviteiten werden afgesloten met een Ticker Tape Parade door het centrum. Voorafgegaan door militairen uit veel verschillende landen van het Allied Joint Force Command Brunssum vormden onder andere voertuigen van Keep them Rolling een colonne door de stad. Foto: Jeroen Koppes | STIWOT

WO1-paviljoen Huis Doorn Op donderdag 4 september opende prinses Beatrix op het terrein van Huis Doorn het nieuwe ‘Paviljoen Nederland en de Eerste Wereldoorlog’. De prinses werd bij de opening vergezeld door een paard uit de theatervoorstelling War Horse. Ook de Landweer reenactmentgroep ‘Nederland Neutraal 1905-1918’ gaf acte de présence. Vorig jaar nog werd de subsidie voor het museum gehalveerd, maar met de opening van het paviljoen hoopt Huis Doorn voldoende bezoekers en sponsors te trekken om zijn bestaan voor de komende jaren veilig te stellen. Het landgoed op de Utrechtse Heuvelrug was de laatste woonplaats van de Duitse exkeizer Wilhelm II, die er ook ligt begraven. Wilhelm kocht het huis in 1920 buiten medeweten van de autoriteiten om, nadat hij eerst twee jaar bij Godard graaf van Aldenburg Bentinck had gelogeerd op het nabij gelegen Kasteel Amerongen. Daarmee is Huis Doorn een van de weinige authentieke herinneringen aan de Eerste Wereldoorloggeschiedenis in Nederland. De regering heeft het daarom officieel tot ‘Plaats van Herinnering van de Eerste Wereldoorlog in Nederland’ benoemd. Alhoewel meer musea (tijdelijk) iets doen met de Grote Oorlog is het de bedoeling dat Huis Doorn dé plek wordt waar men de komende jaren meer te weten kan komen over Nederland in de jaren 1914-1918. De tentoonstelling bevindt zich in het voormalige garagegebouw dat is uitgebreid met een mooie glazen aanbouw. Visueel topstuk is op dit moment de auto van ex-keizer Wilhelm, een Mercedes-Benz Type Nürnburg 500 uit 1933, dat in bruikleen is van het Haagse Louwman Museum. Ook anderen zoals het Alkmaarse WO1-museum ‘Le Poilu’ hebben objecten en/of kennis aan de tentoonstelling bijgedragen. De vaste tentoonstelling heet ‘Tusschen twee vuren’ en is gewijd aan het neutrale Nederland, dat tussen 1914 en 1918 ingeklemd ligt tussen de oorlogvoerende partijen. Het verhaal wordt verteld aan de hand van vijf thema’s: vluchtelingen, mobilisatie, economie & schaarste, publieke opinie en democratie. Het paviljoen is fraai ingericht, maar is qua omvang bescheiden. Het moet dan ook vooral worden gezien als een mooie aanvulling op Huis Doorn zelf, dat hiermee als daguitje aan aantrekkingskracht wint. 6

wereld in oorlog

Door Raymond Van Haelst In het kleine stukje frontgebied aan de IJzer waren tijdens de Eerste Wereldoorlog vele Belgische schilders actief. Het unieke schouwspel van de oorlog betekende voor hen een haast onuitputtelijke inspiratiebron waar zowel in binnen- als buitenland belangstelling voor bestond. Eenmaal de oorlog beëindigd, verdwenen de meeste kunstwerken in kelders, op zolders of in opslagplaatsen van musea. De voorbije honderd jaar ging de belangtelling meer uit naar wat Belgische kunstenaars in ballingschap produceerden dan naar wat aan het eigen front tot stand kwam. Jammer. Want het werk van de frontschilders is van een verrassende “schoonheid”, soms onverwacht kleurrijk, dan weer somber, schrijnend en intiem. Zevenentwintig van hen vormden een aparte schildersafdeling van het Belgische Leger: de Section Artistique.

Schilders in dienst van het vaderland:

De Section Artistique Foto boven: “Passerelle”, werk van Henri Dupont. (©Privé collectie Guido Dirix).

wereld in oorlog

7


Schilders in dienst van het vaderland

België herleeft achter de IJzer

Ontstaan van de Section Artistique

wee maanden na de Duitse inval op 4 augustus 1914 plooit het Belgische Leger zich terug achter de IJzer. In de nacht van 21 oktober 1914 besluit de Legerleiding een Middeleeuwse tactiek toe te passen: ze openen de sluizen in Nieuwpoort en laten de polders overstromen. Tijdens de daarop volgende nachten worden de sluizen bij vloed opengezet en bij eb gesloten, zodat het volledige poldergebied blank komt te staan. Het blijkt een geniale zet te zijn. De Duitse opmars wordt gestuit en voor de hele duur van de oorlog zal het land achter de IJzer vrij en onbezet in Belgische handen blijven. Aan beide oevers graven soldaten zich in loopgraven in. Er ontstaat een nieuwe oorlogssituatie: één van weinig beweging en relatieve rust. Het Belgische koningspaar (Albert I en Elisabeth)

In de lente van 1916 wordt onder toezicht van de Legerleiding een artistieke afdeling opgericht waarin een aantal kunstenaars wordt opgenomen. De afdeling krijgt de naam: “Section documentaire artistique de l’armée de campagne” (later kortweg Section Artistique genoemd). Het is moeilijk te achterhalen wie de precieze initiatiefnemers tot het stichten van deze afdeling geweest zijn. Kunstschilders Alfred Bastien en Léon Huygens waren er zeer vroeg bij betrokken en ook Koningin Elisabeth, die kunst een warm hart toedroeg, wordt meermaals als stimulerende factor vernoemd. Ook voor 1916 waren er schilders actief achter het IJzerfront, maar deze mochten niet overal komen, hadden niet altijd toelating om schetsen te maken en ondervonden nogal eens moeilijkheden om aan het benodigde schildersmateriaal te geraken. Met de

T

Koning Albert I (1875-1934) aan het IJzerfront (derde van links).

en de Krijgsgeschiedenis, Inv Nr KLM-MRA: 69100025)

besluit om in het klein stukje Vrij België aanwezig te blijven. De impact van hun aanwezigheid betekent voor de soldaten en de bevolking een enorme morele ondersteuning. Dankzij het zich stabiliserende front maakt de vrees voor een totale overgave voorzichtig

Schilders van de Section Artistique De Section Artistique telde 27 leden. Zoveel mogelijk in chronologische volgorde van toetreding: Alfred Bastien (mei 1916) Leon Huygens (mei 1916) Maurice Wagemans (juli 1916) Charles Houben (juli 1916) Fernard Allard l’Olivier (juli 1916) James Thiriar (juli 1916) Henri Dupont (september 1916) André Lynen (september 1916) Jules Berchmans (september 1916) Victor Thonet (oktober 1916) Jean Le Mayeur (november 1916) Henri Anspach (eind 1916) Jozef Verdegem (eind 1916) Médard Maertens (maart 1917) Georges-Emile Lebacq (maart 1917) Pierre Paulus (juni 1917) Achiel Van Sassenbrouck (september 1917) Adolphe Renson (oktober 1917) Louis Loncin (november 1917) Joe English (februari 1918) Anne-Pierre De Kat (april 1918) Marcel Canneel (juli 1918) Armand Massonet (juli 1918) Albert Célis (augustus 1918) Marc-Henri Meunier (1918 ?) Iwan Cerf (?) Félix Fontaine (?)

8

wereld in oorlog

“Appelmarkt in Veurne”, aquarel van André Lynen. (©Koninklijk Museum van het Leger

plaats voor hernieuwde hoop. In die sfeer ontplooit zich achter de frontlinie langzaamaan een cultureel leven dat de bedoeling heeft om de dagelijkse sleur en spanning van de oorlog even te doen vergeten. Vanaf 1915 vinden concerten, theatervoorstellingen en

Henri Dupont (1890-1961) Antwerpenaar Henri Dupont behoorde lange tijd tot de minst gekende frontschilders van de Section Artistique. Tot voor een paar jaar waren er nauwelijks werken van hem bekend. Zelfs over zijn naam bestond lang verwarring. Van 1909 tot 1913 studeerde Dupont aan de Antwerpse Academie. Tijdens de eerste oorlogsjaren was hij vrijwillig als frontsoldaat actief in de omgeving van Ieper. Dupont was goed bevriend met Joe English. Die vriendschap resulteerde o.a. in een tekening van English waarop hij Dupont met helm in profiel afbeeldde.

literaire avonden plaats. Ook op het gebied van de schilderkunst komt één en ander in beweging. Fotografie is nog niet helemaal ingeburgerd. Schilders en tekenaars trekken op pad en gaan met penseel en potlood aan de slag

om de dagelijks veranderende beelden van de oorlog vast te leggen. Hun werk wordt tijdens tentoonstellingen aan het publiek getoond of siert de muren van legerkantines, hospitalen en openbare gebouwen.

Leger, waarna hij naar Londen vlucht. Daar meldt hij zich als oorlogsvrijwilliger en krijgt o.m. de opdracht om grote tekeningen te maken van de frontlijn. Vanaf 1916 wordt hij gedetacheerd naar de Section Artistique. Thiriar zou vooral naam maken als topograficus, tekenaar en schilder van legeruniformen. Hij was tevens verantwoordelijk voor een grote tentoonstelling van Belgische schilders in 1917 te Londen.

Loopbrug in Nieuwpoort (©Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Inv Nr KLM-MRA: 804001).

Zonder titel (©Privé collectie Guido Dirix).

James Thiriar (1889-1965) Als lid van de Brusselse burgerwacht neemt hij in de herfst van 1914 deel aan de veldtocht van het Belgische

Thiriair en Dupont bleven met elkaar in contact tot de dood van laatstgenoemde in 1961. Ieder jaar stuurde Thiriair een eigen geschilderd nieuwjaarskaartje met een tafereel dat refereerde naar hun oorlogstijd aan de IJzer. (©Privé collectie Guido Dirix)

Achiel Van Sassenbrouck (1886-1979) Bruggeling Achiel Van Sassenbrouck is 28 wanneer hij in 1914 in Diksmuide gestationeerd wordt. Een jaar later verliest hij zijn linkeroog. Door zijn handicap is hij niet meer in

staat om als soldaat aan de gevechten deel te nemen. Als schilder bij de Section Artistique vindt hij een nieuwe zinvolle activiteit. Net als zijn collega’s kunstenaars schildert hij wat hij ziet en meemaakt. De heldere fauvistische stijl van zijn oorlogstaferelen vormen het artistieke hoogtepunt van zijn oeuvre. Joe English (1882-1918) Joe English was de zoon van een Ierse vader. Hij volgde van 1901 tot 1908 een kunstenaarsopleiding aan de Academie te Antwerpen waarna hij zich tot Belg liet neutraliseren.

wereld in oorlog

9


Schilders in dienst van het vaderland

Koningin Elisabeth van België (19761965) bleef tot het einde van haar leven melomaan en kunstliefhebster. De vermaarde vierjaarlijkse “Koningin Elisabethwedstrijd” voor piano, viool en zang is naar haar genoemd.

oprichting van de Section Artistique kwam er een gestructureerd kader tot stand waarin schilders van een officieel statuut binnen het Belgische Leger, konden genieten. Vanaf nu kregen de leden van de Section Artistique meer vrijheid dan andere schilders om zich aan en achter de frontlinie te verplaatsen. Via de organisatie konden zij gemakkelijker aan doeken, verf, penselen en andere benodigdheden

Alfred Bastien (l) en Leon Huygens (r)

“De Panne”, potloodtekening van Alfred Bastien. (©Koninklijk Museum van het Leger

aan het IJzerfront. (©Colours of the War)

en de Krijgsgeschiedenis, Inv Nr KLM-MRA: 71100017).

werd in 1916 lid van de Section Artis-

geraken. Meestal gebruikten ze doeken van bescheiden afmetingen omdat die makkelijker te transporteren waren in hun niet al te grote schilderkoffertjes. In een reglement dat op 25 juni 1916 officieel van kracht werd, stonden de voorwaarden waaraan de schilders dienden te voldoen. In principe kon-

tique, maar bleef tot het einde van de

den alle schilders een aanvraag tot toetreding indienen. Zij moesten wel zelf in hun eigen onderhoud blijven voorzien en bleven onderworpen aan bevelen van de legerleiding. Ten allen tijde behielden zij het eigendomsrecht van hun kunstwerken maar voor de

Marc-Henri Meunier (1873-1922) Als zoon van een schilder en graveur was Marc-Henri Meunier al van in de wieg voorbestemd om als kunstenaar door het leven te gaan. Op twintigjarige leeftijd wint hij een gouden medaille op de tentoonstelling in Limoges. Aan het front is hij actief als brancardier. Zijn oorlogstaferelen zijn krachtig en kleurrijk en benaderen vaak een lyrische abstractie. Zijn werk behoort tot het spectaculairste van de Section Artistique.

Zonder titel (©Privé collectie Guido Dirix)

Broederliefde (©Privé collectie Guido Dirix). Nieuwpoort: loopgraaf langs de spoorweg (©Koninklijk Mu-

Tijdens de oorlog hield hij zich als soldaat achter het front o.a. bezig met het illustreren van boeken, het tekenen van prentkaarten en het organiseren van tekencursussen. Het Heldenhuldekruis, dat later als ontwerp voor de IJzertoren zou dienen, is een creatie van zijn hand. Minder dan drie maanden voor het einde van de oorlog, overleed hij in een legerhospitaal aan de gevolgen van een blindedarmontsteking.

Henri Dupont (tekening van Joe English)

seum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Inv Nr KLM-MRA: 805951)

Henri Anspach (1882-1979) Henri Anspach was lid van het Belgische team van schermers dat in 1912 de gouden medaille won op de Olympische Spelen in Stockholm. Hij studeerde aan de academie

Belgische Staat gold wel een aankoop-, publicatie- en reproductierecht. Zij waren vrij in de keuze van hun onderwerpen. Het kon wel gebeuren dat ze van de legerleiding welbepaalde schildersopdrachten kregen, die ze dan ook ver-plicht waren om uit te voeren.

van Luik bij Léon Fréderique. Eenmaal afgestudeerd was hij vaak in Parijse kunstenaarskringen te vinden. In 1914 nam hij vrijwillig dienst bij het Belgische Leger waar hij vanaf 1916 lid werd van de Section Artistique. Na de oorlog organiseerde hij met twee andere leden van de Section Artistique, Iwan Cerf en Jules Berchmans, een retrospectieve met tekeningen en schilderijen in Luik.

Anne-Pierre De Kat (1881-1968) Anne-Pierre De Kat is de enige Nederlander bij de Section Aristique. Hij studeert aan de academies te Delft (zijn geboortestad) en Den Haag. Vanaf 1901 vestigt hij zich in België waar hij zich vervolmaakt in sculptuur (Gent) en schilderkunst ( Brussel). Hij raakt bevriend met Rik Wouters. Net als bij Wouters worden Grenadier Van de Bulcke voor zijn schuilzijn werken gekenmerkt plaats in de eerste linie (©Koninklijk Museum door een kleurrijke van het Leger en de Krijgsgeschiedenis,

oorlog ook vrijwillig soldaat. (©Privé collectie Guido Dirix)

Gezien de oorlogssituatie dienden zij, vooraleer ze hun werken tentoon stelden, de goedkeuring van de censuur

fauvistische stijl. Als de oorlog in 1914 uitbreekt meldt hij zich als vrijwilliger. In 1915 raakt hij gewond en wordt naar een Engels hospitaal overgebracht. Na zijn herstel keert hij terug naar het front. Armand Massonet (1892-1979) Gemobiliseerd in 1914, leert Massonet als brancardier de gruwel van de oorlog van zeer nabij kennen. Hij maakt o.a. tekeningen voor de frontblaadjes Claque à fond en Mechelen aan ‘t front. De weken verlof die hij krijgt, brengt hij door in Parijs waar hij in de Ecole des Beaux-Arts les volgt in het atelier van Fernand Corman, die o.a. Vincent Van Gogh, Henri Matisse en Henri de Toulouse-Lautrec onder zijn leerlingen had. Massonet zal vooral na de oorlog bekendheid verwerven als schilder, illustrator en ontwerper van affiches.

Affiche. (©Privé collectie Guido Dirix)

Inv Nr KLM-MRA: 75100060) 10

wereld in oorlog

wereld in oorlog

11


Schilders in dienst van het vaderland

te krijgen. Een niet onbelangrijk voordeel voor de schilders van de Section Artistique was dat ze, ondanks het feit dat zij een echte legerafdeling vormden, vrijgesteld waren van soldatentaken zoals wacht lopen, militaire oefeningen of deelname aan gevechten. Het gaf hun een status van “vaderlandse plicht vervullen zonder vorm van discipline”. Alhoewel verschillende onder hen, zoals Henri Dupont en Jozef Verdegem, vrijwillig kozen om ook soldaat te zijn.

Schilderen aan het front In het eerste jaar (1916) traden 13 schilders toe tot de Section Artistique. In de twee daarop volgende oorlogsjaren vervoegden nog 14 kunstenaars de groep. Naast de Section Artistique waren natuurlijk ook nog veel andere

tijd­verdrijf, op stukjes papier of karton, soms buitengewone kunstwerkjes tot stand brachten. De meeste schilders van de Section Artistique probeerden om kort in de buurt van het front te verblijven. Bastien, Lynen, Wagemans en Huygens richtten in de kelder van een zwaar beschadigd huis in Nieuwpoort, vlakbij het front, een atelier in dat vlug als “Sardientjeskelder” bekend zou worden. Bij goed weer maakten zij dankbaar van het koertje gebruik om te werken of te relaxen. Voor het overige leefden ze er op enkele vierkanten meter want de rest van het gebouw was één grote puinhoop. Het belette echter niet dat verschillende bekende figuren

de kunstenaars een bezoek brachten. Onder hen koning Albert I die verscheidene keren langskwam. Over één van die konin­klijke bezoekjes vertelde Bastien later dat Zijne Hoogheid verwonderd was over het feit dat de schilders in de kelder over brandhout beschikten terwijl in het koninklijk verblijf te De Panne geen houtspaander te vinden was. “Het komt van de tuin”, verontschuldigde Bastien zich, “we hebben het bij mekaar gesprokkeld na een bombardement waarbij de bomen als vanzelf uiteen gespleten werden.” Ook de pianist Paul Collaer kwam er op bezoek net als Emile Claus, de bekendste Vlaamse luminist, die naar Engeland gevlucht was, maar op ver-

zoek van Koningin Elisabeth een paar maanden terugkeerde en zijn collega schilders een hart onder de riem kwam steken. Dichter Emile Verhaeren die het schuiloord in 1917 bezocht noteerde “vooral respect voor de moed van de schilders”. Nochtans beoordeelde de Algemene Commissie van het Vuurkruis na de oorlog, precies deze kelder als een té luxueuze werkomgeving om Bastien het ereteken van het Vuurkruis te kunnen toekennen. In het dorpje Lo, dat zich eveneens vlakbij het front bevond, vonden Henri Anspach, Jules Berchmans, Victor Thonet en Pierre Paulus een stek in het leegstaand huis van de plaatselijke brouwer, om er te werken. Marcel Canneel, Médard Maertens en Anne-Pierre DeKat (de enige Nederlander in de Section Artistique!) stockeerden hun schilderijen in een klein boerderijtje, dat na een bombardement helemaal in de vlammen zou opgaan. Andere schilders zoals James Thiriar en Henri Dupont werkten apart maar correspondeerden wel met elkaar. Van een algeheel groepsgevoel, of onderlinge artistieke beïnvloeding was echter nooit sprake. Ieder werkte op zijn eigen manier, in zijn eigen stijl en met zijn eigen inzicht.

Tentoonstellingen De missie van de Section Artistique was in de eerste plaats, op een beeldende wijze getuigenis af te leggen van hetgeen waar mensen, soldaten zowel als burgers, dagelijks mee werden geconfronteerd: ruïnes van kapotgeschoten gebouwen, desolate landschappen van onder water gelopen gebieden, scènes uit loopgraven, verpleegsters in een ziekenboeg, volkse cafétaferelen, inslaande bommen, portretten enz. Geen beelden van strijdende soldaten, bloedige veldslagen of ophitsende militaire propaganda. Het werk van de Section Artistique valt op door zijn realisme, eerlijke betrokkenheid en technische vaardigheid. Het is een ooggetuigenverslag van op de eerste rij. De toeschouwer die deze werken vandaag aanschouwt, beleeft en voelt precies hetzelfde wat mensen honderd jaar geleden ervoeren. Op die wijze wilden de kunstenaars door middel van tentoonstellingen respect, erkenning en financiële steun verwerven in binnen- en buitenland. Door hun pretentieloze en

De ruïne van het huis waar Bastien, Huygens, Wagemans en Lynen hun atelier in onderbrachten. Rechtsboven: Gedenkplaat te Nieuwpoort die herinnert aan de "Sardientjeskelder" (Foto: RVH)

schilders actief in het kleine stukje Vrij België. Een belangrijke tegenhanger van de Section Artistique was de cultuur­ vereniging De Belgische Standaard, die kunstenaars aantrok via prijskampen en tentoonstellingen. Ook de kunstenaarskring Kunst aan den IJzer zou het kunstleven achter de IJzer in belangrijke mate stimuleren. Verschillende schilders kozen er echter voor om op een onafhankelijke basis in eigen beheer te blijven verder werken. En dan waren er ook nog de ontelbare anonieme kunstenaars die, bij wijze van

“Loopgraaf in Nieuwpoort”, aquarel, gouache en potloot van Marcel Canneel. (©Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Inv Nr KLM-MRA: 805956)

intieme werken onderscheiden de leden van de Section Artistique zich in opvallende mate van de opdrachtwerken van Franse, Engelse en Canadese officiële schilders die de voorkeur gaven aan heroïsche en geïdealiseerde taferelen. De eerste grote tentoonstelling in eigen land, na de oprichting van de Section Artistique, vond plaats van 15 tot 31 maart 1917 in 3 zalen van de bibliotheek van De Panne en kende een groot succes. In totaal werden niet minder dan 307 kunstwerken aan het publiek tentoongesteld. In het BullePortret van Jules Berchmans (lid van de Section Artistique) door Médard Maertens. “Maertens weet uit hetgeen hij ziet het gevoel van het moment, de ziel der dingen te halen, dat maakt van hem een kunstenaar die later met Van Gogh zal kunnen rivaliseren”. (©Collectie LenainMaertens)

tin des gens de Lettres et artistes Belges au front van juni 1917 staan lyrische commentaren te lezen. O.a. over de jonge Jozef Verdegem: “Dat trilt, dat beweegt, dat is echte kunst die het hart verwarmt.” Médard Maertens wordt er zelfs vergeleken met Vincent Van Gogh: “Maertens weet, uit hetgeen hij ziet: het gevoel van het moment, de ziel der dingen te halen, dat maakt van hem een kunstenaar die later met Van Gogh zal kunnen rivaliseren met bovendien de verdienste van een grotere individualiteit.” Over Allard l’Olivier noteert de verslaggever: “Het straalt een warmte uit die aan de Spaanse school doet denken.” Enkele maanden eerder, van 16 februari tot 2 maart 1917, exposeerden 10 leden van de Section Artistique in de Georgian Hall te Londen tijdens een tentoonstelling die werd aangekondigd als Exhibition of Belgian Art at the Front being a Collection of Paintings and Articles made by Soldiers in the Trenches. Deze manifestatie stond onder leiding van prinses Napoleon (dochter van de in 1909 overleden Belgische koning Leopold II). Voor de organisatie stond James Thiriar in, die toen zelf al deel uitmaakte van de Section Artistique en met 12 werken de grootste bijdrage leverde. Later in het jaar organiseerde de Belgische mecenas Octave Maus in het neutrale Zwitserland een rondreizende tentoonstelling met uitsluitend werken van de Section Artistique (171 in totaal) die achtereenvolgens in Bern, Genève, Zürich en Bazel te zien was. Van verschillende werken werden affiches en

Het leven in de loopgraven door de ogen van Henri Dupont. (©Privé collectie Guido Dirix)

12

wereld in oorlog

wereld in oorlog

13


Schilders in dienst van het vaderland

Alfred Bastiens monumentale meesterwerk: Panorama van de Slag van de IJzer In de Section Artistique neemt de naam van Alfred Bastien een prominente plaats in. Hij was de eerste ingeschreven schilder van de in totaal 27 leden, en alhoewel er geen doorslaggevend bewijs voor gevonden is, wordt aangenomen dat hij de grote bezieler en initiatiefnemer bij het oprichten van deze kunstenaarsafdeling was. Bastiens werk werd erg gewaardeerd door het koninklijk echtpaar. Koningin Elisabeth kocht tussen 1916 en 1918 verschillende werken van zijn hand. En het was koning Albert I die hem reeds in 1914 voorstelde tot het schilderen van een panoramisch oorlogsschilderij over de Slag van de IJzer die van 16 tot 31 oktober 1914 had plaatsgevonden. Tijdens de oorlogsjaren maakte Bastien talrijke voorbereidende schetsen en studies maar aan de uiteindelijke realisatie van zijn meesterwerk kon hij pas in 1920 beginnen. In het Brusselse Jubelpark werkte hij er tezamen met twee medewerkers, Charlie Léonard en Charles Swyncop, gedurende 340 dagen aan. De gigantische afmetingen overtroffen iedere verbeelding: 14 meter hoog en 115 meter lang, het grootste schilderij ooit over de Eerste Wereldoorlog. Het Panorama van de Slag van de IJzer bestaat uit acht taferelen en is bijgevolg geen momentopname maar vertelt een heel verhaal. Het eerste tafereel toont een Rode Kruispost, Franse cavalerie, Duitse Krijgsgevangen en koningin Elisabeth in gesprek met Belgische officieren. Het tweede brengt de IJzermonding te Nieuwpoort in beeld. Het derde heeft de sluizen van het kanaal van Passendale als thema. In de vierde sequentie wordt de artillerie in gereedheid gebracht, terwijl op het vijfde deel de polders in Tervaete onder water worden gezet. Op het zesde tafereel zijn de verwoestingen te Diksmuide te zien en op het zevende de brand in de hallen van Ieper. Het laatste beeld brengt weggevoerde Duitse krijgsgevangen in De Panne in beeld. Het kan bijna niet anders dat een schilderwerk met zulke buitensporige afmetingen een bewogen geschiedenis kent. Nadat het kunstwerk tot 1924 in een speciaal daarvoor gebouwde carrousel in de Lemonnierlaan te Brussel te bezichtigen was, verhuist het naar een rotonde in Oostende. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Panorama van de Slag aan de IJzer zwaar te lijden onder vochtproblemen in het gebouw. In 1950 wordt het doek door geniesoldaten overgebracht naar het Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis te Brussel. Het kunstwerk is dan al zwaar beschadigd en telt meer dan 400 scheuren en gaten. Na een provisorische restauratie waarbij ook Bastien betrokken is, wordt het opgehangen in de grote Luchtvaarthal. De slechte klimatologische omstandigheden van de hal brengen het werk echter almaar meer zichtbare schade toe. In 1982 besluit het museum Panorama van de Slag van de IJzer in drie stukken te zagen en op te bergen in afwachting van een grondige en broodnodige restauratie. Daar bevindt het zich waarschijnlijk vandaag nog altijd. (De hier getoonde fragmenten zijn afkomstig van oude prentkaarten en zijn mogelijk geen goede kleurweergave van het originele werk.)

prentkaarten gedrukt waarvan de opbrengsten voor humanitaire doeleinden werden aangewend. In de begeleidende brochure waarin de schilders één voor één voorgesteld worden, schrijft Maus: “Het zijn de werken van kunstenaars – kunstenaars die soldaat werden en die de oorlog onophoudelijk voorziet van nooit eerder geziene ervaringen en sensaties, zodat hun nieuwsgierigheid nooit de kans krijgt om te verslappen.”

Het einde van de Section Artistique In mei 1918 vindt nog één grote tentoonstelling plaats die door De Belgische Standaard georganiseerd wordt en waar door een kleine delegatie (7 leden) van de Section Artistique wordt aan deelgenomen. Vanaf september 1918 kondigt het eindoffensief van de geallieerde troepen zich aan wat meteen ook het einde van de Section Artistique betekent. Sommige leden hernemen hun oorlogswerk in retrospectieve exposities, maar de meesten concentreren zich vanaf nu op andere thema’s. Omdat de schilders van de Section Artistique zich zelden of nooit aan vernieuwende experimenten waagden, zich voornamelijk toelegden op een realistische weergave van de werkelijkheid en ze als groep op geen enkele wijze

een baanbrekende stroming vorm­den, raakte hun werk na de oorlog snel in de vergetelheid. Daarenboven werd frontkunst ten onrechte vooral gezien als bron van historische informatie en veel minder als kunstwerken. Het belandde in kelders, op zolders en in kisten die zelden nog geopend werden. Als bij wonder overleefden vele kunstwerken toch de tand des tijds. Bij mondjesmaat zien zij vandaag, ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van het begin van de Groote Oorlog terug het levenslicht. En wat blijkt? Een eeuw later hebben zij nog niets van hun

Zonder titel, aquarel en inkt van Henri Dupont. (©Privé collectie Guido Dirix)

zeggingskracht verloren. Integendeel, hun beeldende getuigenis, meestal ter plaatse geschilderd, is van onschatbare waarde want: “zo was het, zo zag het er uit en zo voelde het aan”. ■ De auteur dankt de heren Guido Dirix en Frank Moreels voor hun hulp en het vrijwillig ter beschikking stellen van nooit eerder gepubliceerde illustraties.

Het panoramagebouw in Oostende waar Panorama van de IJzer van 1924 tot 1950 tentoongesteld werd.

14

wereld in oorlog

wereld in oorlog

15


Joodse begraafplaats Weissenseee

Zicht op het hoofdgebouw vanaf de begraafplaats. © Heidiho / Panoramio

Joodse begraafplaats Openluchtmuseum over Weissensee voorspoed, ondergang en Door Kevin Prenger

herrijzing van Joods Berlijn

Verweerde grafstenen en imposante praalgraven bevinden zich in een groene zee van klimop, varens en opgeschoten boompjes. Zonnestralen komen ’s zomers nauwelijks door het dichte bladerdek van hoge bomen heen, waardoor op de schemerige begraafplaats een mystieke sfeer heerst. Het plotselinge zicht op de Berlijnse televisietoren, die een paar kilometer verderop naar de hemel reikt, contrasteert met de sprookjesachtige omgeving. Midden in de agglomeratie van de Duitse hoofdstad vormt de uitgestrekte Joodse begraafplaats Weissensee, met circa 115.600 graven, een wereld op zich, die getuigt van een rijke Joodse geschiedenis, maar ook van de ondergang van de Berlijnse Joden tijdens het nazitijdperk. Voorspoed

1

869 was een heugelijk jaar voor de Joden in Pruisen en andere staten van de toenmalige Noord-Duitse Bond (1866-1871). Vanaf dat jaar

waren ze volgens de wet gelijkgesteld aan christenen. De jaren van bloei van de Joodse gemeenschap in Berlijn braken aan, waar zich met 170.000 stervelingen in 1925 de grootste Joodse gemeenschap van Duitsland bevond.

Geholpen door hun nieuwe vrijheden beklommen veel Joden in razend tempo de maatschappelijke ladder en profileerden ze zich in onder meer de wetenschap, cultuur en zakenwereld. Het was bijvoorbeeld de Joodse handelaar Adolf Jandorf die in 1907 in Berlijn het KaDeWe opende, het tegenwoordig nog altijd bekendste warenhuis van Duitsland. Niet minder prominent was de Joodse wijnhandelaar en gastronoom Berthold Kempinski, wiens herinnering voortleeft in de door hem opgerichte internationale hotelketen. De Joodse gemeenschap had voorafgaand aan 1880 al de beschikking over twee begraafplaatsen, maar vanwege ruimtegebrek volgde dat jaar een derde in het net buiten Berlijn gelegen dorp Weissensee (tegenwoordig een stads-

deel in het district Pankow). Het toenmalige dorp ontleende zijn naam aan het meertje dat zich op ongeveer een kilometer afstand van de begraafplaats bevindt. De ontwerper van de begraafplaats was de gerenommeerde Duitse architect Hugo Licht die zelf niet van Joodse afkomst was. Het circa 42 hectare grote terrein (ongeveer 80 voetbalvelden) werd door hem verdeeld in tientallen met wandelpaden begrensde kavels in de vorm van driehoeken en vierkanten. Hoewel elke kavel een eigen letter en cijfer kreeg en dus gemakkelijk terug te vinden zou moeten zijn, doet de indeling sterk aan een doolhof denken, wat tegenwoordig nog versterkt wordt door de dichte begroeiing.

bijvoorbeeld de in 1918 overleden filosoof Hermann Cohen, één van de belangrijkste Joodse denkers van de twintigste eeuw. Ook sigarettenfabrikant en sportsponsor Josef Garbáty, uitgever Samuel Fischer en de oom en tante van Albert Einstein liggen hier begraven.

Van integratie naar uitsluiting Behalve de pracht en praal die veel graven tentoonspreiden, valt nog iets anders op: de inscripties op veel stenen zijn in het Duits en niet in het Hebreeuws en loven soms de Duitse nationaliteit van de dode. “Een oprechte Duitse Jood van de nobelste afkomst”, zo staat bijvoorbeeld op een grafsteen te lezen. Met kennis van de misdaden die uit naam van de Duitse natie tegen het Joodse volk werden gepleegd, is het een wrange tekst, maar gedurende de Wilhelminische tijd (1888-1918)

Deze arcadegang geeft toegang tot de rouwruimte. © Heidiho / Panoramio

waren veel Joden zo geïntegreerd dat ze zich meer Duits dan Joods voelden. Een voorbeeld van die integratie vormen de ongeveer 120.000 Joodse soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog dienst deden in het Keizerlijke leger. Van de om en nabij 12.000 Joden die in Duitse krijgsdienst sneuvelden, werden er 400 begraven op een apart ereveld op Weissensee. In 1927 werd door de Rijksbond van Duitse Frontsoldaten bij de militaire graven een monument opgericht, waar tot in 1936 jaarlijks een herdenking plaatsvond. Na de machtsovername door de nazi’s in 1933 verslechterde de positie van Joden in de Duitse samenleving ingrijFragment van een kaart van Berlijn uit 1932 met daarop de locatie van het meer “Der Weisse See” en de begraafplaats. © www.alt-berlin.info

Dat de Joden in Berlijn voorspoed kenden, is op de begraafplaats nog altijd goed zichtbaar. Welvarende Joodse families leken te wedijveren om wie het grootste en duurste graf bezat. Zo kostte het uit gepolijst graniet opgetrokken praalgraf van de in 1915 overleden bankier en ondernemer Sigmund Aschrott 500.000 Rijksmark. Het bombastische mausoleum is ook tegenwoordig nog het grootste in Berlijn. Behalve de eerder genoemde ondernemers Jandorf en Kempinski, respectievelijk gestorven in 1932 en 1910, vonden ook andere Joodse prominenten een laatste rustplaats op Weissensee. Onder hen

Foto boven: Klimop tiert nog altijd welig op de Joodse begraafplaats Weissensee in Berlijn. © Heidiho / Panoramio 16

wereld in oorlog

wereld in oorlog

17


Joodse begraafplaats Weissenseee

Imposante praalgraven zoals deze zijn op

Het praalgraf van bankier en ondernemer

de begraafplaats volop te vinden.

Sigmund Aschrott. © Heidiho / Panoramio

© Heidiho / Panoramio

pend. Niet langer gold de gelijke behandeling die hen in 1869 was verleend en uitsluiting viel hen ten deel. Net als de Joden zou de Joodse begraafplaats Weissensee afglijden naar een bestaan in de marge. Al eerder was hier een einde gekomen aan de tijd van dure praalgraven, een gevolg van de Grote Depressie die ook de Joden in Berlijn getroffen had. Ook het uiterlijk van veel bestaande graven veranderde nadat in de zomer van 1938 metalen onderdelen, vooral hekwerk, verwijderd werden om omgesmolten te worden voor gebruik in de oorlogsindustrie. Dat gebeurde overigens eveneens met

metaal op christelijke begraafplaatsen. Uitgezonderd was de metalen of bronzen belettering op de grafstenen. Hoewel volgens het Joodse geloof cremeren eigenlijk niet toegestaan is, werden urnen sinds 1926 ook toegestaan op de begraafplaats. Voorafgaand aan de deportatie van de Berlijnse Joden in 1941 arriveerden hier vanuit verschillende concentratiekampen in totaal ongeveer driehonderd urnen met de asresten van Joodse kampgevangenen. Om kosten te besparen en als laatste vernedering van de overleden persoon waren deze urnen gemaakt van papier-

maché. De urnen werden bijgezet op de begraafplaats, waar een deel in de jaren zeventig zou wegspoelen als gevolg van wateroverlast. Tegenwoordig worden de namen van de gestorven Joodse kampgevangenen, die in Weissensee hun laatste rustplaats vonden, genoemd op een herdenkingsmuur op de begraafplaats.

Deportatie In oktober 1941 vertrok vanuit Berlijn de eerste trein met Joden naar het Oosten, waar het merendeel van alle gedeporteerden vermoord zou worden in kampen en getto’s. Op dat moment leefden nog 70.000 Joden in de Duitse hoofdstad, nadat tienduizenden anderen geëmigreerd waren om te ontsnap-

pen aan discriminatie en vervolging. Tot januari 1945 zouden vele transporten volgen, maar al die tijd bleef de Joodse begraafplaats Weissensee in bedrijf, maar wel met steeds minder personeel. In het midden van de jaren twintig telde de begraafplaats nog bijna zeventig begrafeniswerknemers plus circa tweehonderd onderhoudsmedewerkers en arbeiders in de groente- en bloementuin op het terrein, maar in 1942 was dit teruggelopen tot in to-

taal honderd personeelsleden. Op het einde van de oorlog waren nog slechts twaalf medewerkers overgebleven, die onder leiding stonden van de hier in juni 1943 aangestelde rabbijn Martin Riesenburger. Allemaal, inclusief Riesenburger, waren ze dankzij hun gemengde huwelijk met een Arische partner uitgezonderd van deportatie. Waarom bleef de begraafplaats na het begin van de deportaties ook geduren-

Na uitsluiting volgde vanaf 1941 deportatie en uitroeiing van Joden in Duitsland. De Duitse Joden op deze foto worden afgevoerd naar Riga. © Yad Vashem

de de rest van de oorlog geopend? Vermoedelijk was dat om dezelfde redenen als waarom het Joodse hospitaal eveneens onder nazi-toezicht gedurende de oorlogsjaren in bedrijf bleef (zie Wereld in Oorlog nr. 38). Joden die door hun beschermde huwelijk uitgezonderd waren van deportatie hadden niet enkel een ziekenhuis nodig om verpleegd te kunnen worden, maar ook een begraafplaats om hun doden te begraven. Zo werd voorkomen dat een Jood op dezelfde plek begraven zou worden als een Ariër, wat volgens de nazi-ideologie uit den boze was. Verder werd er door het openhouden van het hospitaal en de begraafplaats een schijn van normaliteit opgehouden, die zowel de Joden zelf als de niet-Joodse Berlijners moest geruststellen. Als de nazi-overheid het toestond dat de Joden een eigen ziekenhuis en begraafplaats hadden in de hoofdstad van het Derde Rijk, dan zou hun lot in het Oosten vast meevallen.

Zelfmoorden Een van puin vrijgemaakte straat in het door geallieerde bombardementen verwoeste Berlijn. De Joodse begraafplaats Weissensee kwam het oorlogsgeweld naar verhouding goed door. Na lange tijd van integratie volgde na de nazimachtsovername uitsluiting van Joden. Op de foto zijn SA-leden te zien die Duitsers

Ondanks dat het aantal Joden in Berlijn vanaf 1941 als gevolg van de deportaties steeds verder afnam, bleven er begrafenissen plaatsvinden in Weissensee. Het waren onder andere Joden

© Imperial War Museum.

oproepen niets te kopen bij een warenhuis in Berlijn met een Joodse eigenaar. © Bundesarchiv 18

wereld in oorlog

wereld in oorlog

19


Joodse begraafplaats Weissenseee

Soldaten van het Rode Leger tijdens de Slag om Berlijn. Op 23 april 1945 arriveerde de eerste Sovjetmilitair op de Joodse begraafplaats.

Al in 1945 vond de eerste herdenking van Joodse Holocaustslachtoffers op de Joodse begraafplaats plaats. © Deut-

uit gemengde huwelijken en ouderen die nog niet gedeporteerd waren, die hier na 1941 begraven werden. Een andere groep die hier een laatste rustplek vond, waren Joden die zelfmoord hadden gepleegd. Moedeloos geraakt door de onheilspellende geruchten over het lot dat hen boven het hoofd hing, kozen ze zelfdoding als uitweg. Van de 2.556 begrafenissen in 1941 ging het in 254 gevallen om zelfmoord; in 1942 was dit toegenomen tot 811 op 3.230. Een tragisch geval van suïcide is dat van de echtelieden Charlotte en Leopold Jacob, die allebei al in 1940, op 21 mei, zelfmoord pleegden. Charlotte deed dat toen haar man niet voor de avondklok voor Joden teruggekeerd was van een familiebezoek. Ze was radeloos en in de veronderstelling dat haar man door de Gestapo opgepakt was, maakte ze een einde aan haar leven. Toen hij later alsnog thuis arriveerde en ontdekte wat zijn vrouw gedaan had, sloeg de zwaar aangeslagen Leopold ook de hand aan zichzelf. Charlotte zou twee dagen later 49 zijn geworden en Leopold was de vorige dag 67 geworden, wat ook de reden was van zijn familiebezoek. Het echtpaar werd in Weissensee begraven, waar pas vijftig jaar later een steen werd geplaatst door hun drie kinderen die de oorlog overleefden.

20

wereld in oorlog

Oase De Joodse begraafplaats was tijdens de oorlogsjaren niet enkel een plek van ellende. Op het terrein klonk vanaf juni 1942 geregeld het opgewekte geluid van sportende kinderen. Een groep 13 tot 15-jarige scholieren was er tewerkgesteld nadat alle Joodse onderwijsinstellingen gesloten waren. Ze moesten hier in de zomer helpen met het onderhouden van het groen en in de winter met sneeuwschuiven. De sterkere jongeren werden ingezet bij het delven van graven. Ter ontspanning vermaakten ze zich met atletiek en voetbal, wat ze op het terrein konden doen zonder lastig gevallen te worden door nazi-plaaggeesten. Ondanks dat een begraafplaats geen alledaagse habitat is van pubers verklaarden meerdere van de hier in hun jeugd tewerkgestelde Holocaustoverlevenden dat ze goede herinneringen bewaren aan hun tijd hier. De begraafplaats was voor hen een oase van rust en veiligheid in een vijandige buitenwereld.

schen Fotothek

seph Schwarz. Hans Radziewski was één van degenen die op de begraafplaats meerdere nachten een veilig heenkomen vond. Hij kende de plek op zijn duimpje, omdat hij in de jaren 1939-1940 had gewerkt in de tuin op het terrein waar Joden agrarische

Tijdens de oorlog was de begraafplaats

Veiligheid was ook de reden waarom Joodse onderduikers hun toevlucht zochten op de begraafplaats. Een opmerkelijke onderduikplek was het via het dak toegankelijke mausoleum van de in 1926 overleden operazanger Jo-

een oase van rust en veiligheid voor de kinderen die hier tewerkgesteld waren. Tegenwoordig straalt het dichtbegroeide begrafenisterrein nog steeds een aangename sereniteit uit. © Heidiho / Panoramio

scholing volgden voor emigratie naar Palestina. Naar eigen zeggen verstopte hij zich na de Fabrikaktion, de grootscheepse razzia van februari 1943, “een dozijn keren” in holle ruimtes onder grafstenen, waar nog niemand begraven lag. “Ik had daar twee dekens en iets te eten. Op die manier had ik een plek waar ik wat kon slapen.” Zonder risico was het onderduiken niet, aangezien de SS naast de begraafplaats een vestiging had en SS’ers bij luchtalarm via het terrein de kortste weg volgden naar de schuilkelder. Behalve voor mensen werd de begraafplaats ook benut als verstopplek voor iets anders. 538 thorarollen, die eigenlijk bestemd waren voor een nazi-expositie over het Jodendom, werden hier in het voorjaar van 1943 door begraafplaatsdirecteur Arthur Brass en zijn staf verstopt. Een niet-Joodse verhuizer had geholpen met het vervoeren van deze perkamenten rollen die uit handen van de nazi’s waren gered. Een deel ervan werd bij een geallieerd bombardement beschadigd en daarna begraven, zoals de Joodse religieuze wetten voorschrijven. De ongeschonden exemplaren zouden na de oorlog worden geschonken aan heropgerichte Joodse gemeenschappen in Duitsland.

Behalve soldaten uit het Rode Leger en

Botten in de modder

het Amerikaanse leger wonen ook Duitse

In 1943 en 1944 vonden respectievelijk nog 931 en 244 begrafenissen plaats onder leiding van rabbijn Riesenburger, ook al had propagandaminister Joseph Goebbels in mei 1943 verklaard dat er in Berlijn geen Joden meer waren. Riesenburger zorgde dat daarbij de Joodse wetten zoveel mogelijk eerbiedigt werden en leidde als laatst overgebleven Joodse geestelijke ook religieuze diensten op de begraafplaats. Begrafenissen werden nauwelijks bezocht, omdat Joodse rouwenden dan het risico liepen opgepakt te worden. Met de kleine staf die hem tot beschikking stond, lukte het de rabbijn ook niet langer om het omvangrijke terrein

schien werden ze hiertoe verplicht).

militairen de herdenking in 1945 bij (mis© Deutschen Fotothek

fatsoenlijk bij te houden, waardoor de verwaarlozing, die zich gedurende het DDR-tijdperk zou voortzetten, intrad. Net zoals het Joodse hospitaal kwam ook de begraafplaats in Weissensee de oorlog betrekkelijk ongeschonden door. Dit in tegenstelling tot de twee andere Joodse begraafplaatsen in Berlijn. Die aan de Schönhauser Allee, aangelegd in de eerste helft van de negentiende eeuw, werd bijna compleet vernietigd bij geallieerde bombarde-

wereld in oorlog

21


Joodse begraafplaats Weissenseee

op de vijf. Nadat in West-Berlijn in 1955 de nieuwe Joodse begraafplaats Heerstrasse in de wijk Charlottenburg geopend werd, nam het aantal begrafenissen in Weissensee af tot hoogstens tien per maand. Met de aanleg van de Muur zou dat verder dalen. Het communistische tijdperk deed de begraafplaats in Weissensee geen goed. Met een geslonken Joodse gemeenschap en een nalatige overheid viel de begraafplaats ten prooi aan vandalisme en verwaarlozing. Graven raakten overgroeid, grafstenen vielen om en de uit kalksteen opgetrokken mausolea werden aangetast door zure regen.

menten. Grafstenen werden tijdens de Slag om Berlijn gebruikt bij het aanleggen van barricades. De oudste Joodse begraafplaats, gevestigd aan de Grosse Hamburger Strasse en in gebruik tussen 1672 en 1827, werd al in 1943 in opdracht van de Gestapo met de grond gelijk gemaakt. Onder het terrein werden schuilkelders gebouwd, waarbij grafstenen gebruikt werden ter versteviging van de muren. In april 1945 werden op de voormalige begraafplaats massagraven aangelegd voor militairen en burgers die sneuvelden tijdens gevechten in Berlijn. Daarmee vergeleken vielen de circa 4.000 beschadigde graven en de vernieling van de rouwzaal en de tuinkassen op de begraafplaats in Weissensee mee. Ondanks dat de schade relatief beperkt bleef, moet de aanblik van de begraafplaats na bombardementen gruwelijk geweest zijn. “Bommen waren gevallen op sommige van de velden en hadden grote kraters veroorzaakt en graven blootgelegd”, aldus een getuige. “Het was schokkend om botten in de modder te zien liggen.” Meerdere graven zouden na de oorlog worden hersteld, hoewel er op sommige delen van de begraafplaats nog steeds bomschade zichtbaar is.

Bevrijding Op 23 april 1945 arriveerde de eerste soldaat van het Rode Leger op de begraafplaats, terwijl de Slag om Berlijn nog in volle gang was. “Het was drie uur in de middag”, zo herinnerde rabbijn Riesenburger zich die dag, “en door de poort van onze begraafplaats kwam de eerste Sovjetsoldaat binnengelopen! Hij liep fier rechtop. Ik had het gevoel dat hij met elke stap een stukje van de verafschuwde swastika plattrapte.” Nadat Duitse troepen zich op 7 mei 1945 in Berlijn hadden overgegeven en er een einde was gekomen aan de oorlog in Europa, werd op 22 mei de 28-jarige Sovjetsoldaat Michael Bodjana door Riesenburger begraven naast het ereveld van de Eerste Wereldoorlog. De militair was enkele dagen eerder aan zijn verwondingen overleden in het Joodse hospitaal. Op zijn grafsteen prijken zowel de Sovjetster als de Davidster.

22

wereld in oorlog

Kranslegging tijdens de herdenking in 1945. © Deutschen Fotothek

Al in september 1945 werd door de Joodse gemeenschap in Berlijn, die om en nabij 8.000 overlevenden vertegenwoordigde, bij de ingang van de begraafplaats een herdenkingsplaquette ingewijd ter herinnering aan de slachtoffers van de Holocaust. Op 27 januari 1992, 47 jaar na de bevrijding van Auschwitz, werd op de begraafplaats in Weissensee een urn geplaatst met asresten uit de crematoria van het kamp. Een belangrijke plechtigheid vond plaats op 11 september 1949 toen de Joodse verzetsman Herbert Baum werd herbegraven. Hij was de aanvoerder van een Joodse verzetsgroep die op 18 mei 1942 een aanslag pleegde op een antisemitische en anticommunistische propaganda-expositie in Lustgarten in Berlijn. Hij en meerdere anderen werden enkele dagen later door de Gestapo gearresteerd en ter dood veroordeeld. De dertigjarige Baum stierf op 11 juni 1942 in de Moabit-gevangenis, waar hij zwaar mishandeld was, en werd begraven in Weissensee. Een gedenksteen op de begraafplaats herinnert aan hem en 26 andere terechtgestelde leden van de verzetsgroep, inclusief zijn vrouw Marianne. In 1951 werd de Lothringenstrasse, de toegangsweg tot de begraafplaats, omgedoopt tot HerbertBaum-Strasse.

Communistische tijdperk In het door de geallieerde overwinnaars in bezettingszones verdeelde Berlijn maakte de Joodse begraafplaats Weissensee deel uit van de Sovjetzone en vanaf 1949 van Oost-Berlijn in de DDR. Voordat de Muur in 1961 dat onmogelijk maakte, trokken veel Joden weg uit Oost-Berlijn. Bevond in 1946 nog één op de drie Berlijnse Joden zich in Oost-Berlijn, in het midden van de jaren vijftig was dat nog slechts één Portrettekening van de Joodse verzetsman Herbert Baum. Op 11 september 1949 werd hij op de Joodse begraafplaats herbegraven. © Bundesarchiv

Vanaf de jaren tachtig, toen de Koude Oorlog allang over zijn hoogtepunt was, werd er meer aandacht geschonken aan de begraafplaats, die na al die jaren van verwaarlozing in een wildernis was veranderd. Via naar het westen geëmigreerde Joden die in Weissensee het graf van hun naaste hadden bezocht, kregen internationale media hoogte van de erbarmelijke staat waarin de begraafplaats zich bevond. Om nog meer slechte publiciteit te vermijden, werden er opschoonacties georganiseerd door onder meer christelijke bewegingen en de FDJ, de communistische jeugdbeweging. Dankzij de persoonlijke interventie van DDR-leider Erich Honecker werd in de jaren tachtig voorkomen dat een zesbaansweg de begraafplaats in tweeën zou delen. In 1990, het jaar na de val van de Muur, bracht de West-Duitse bondskanselier en vroegere burgemeester van WestBerlijn Richard von Weizsäcker een beHet graf van Herbert Baum in 1982. © Bundesarchiv

zoek aan de begraafplaats. Hij noemde het een Duitse plicht om de Joodse graven te onderhouden.

Kranslegging in 1956 bij het Holocaustmonument op de Joodse begraafplaats. © Bundesarchiv

Werelderfgoed “Ik leid een museum, geen begraafplaats”, aldus Ron Kohls, de tegenwoordige directeur van de begraafplaats. De plek geeft een weergave van de Joodse geschiedenis in Berlijn vanaf de 19e eeuw. De indrukwekkende praalgraven tonen de voorspoed van de Berlijnse Joden gedurende de Wilhelministische tijd, terwijl de graven van de slachtoffers van nazi-vervolging getuigen van de ondergang van de Joodse gemeenschap in Berlijn. Hoewel, helemaal verdwenen zijn de Joden in de Duitse hoofdstad nooit. Tegenwoordig kent de stad weer een bloeiende Joodse gemeenschap, voor een groot deel bestaand uit emigranten vanuit voorma-

wereld in oorlog

23


Joodse begraafplaats Weissenseee

Het Holocaustmonument op de begraafplaats in 2010. © OTFW / Wikipedia

pen jaren gerenoveerd, waarbij voorrang gegeven is aan de meest kwetsbare en belangrijke. Bij het onderhoud van de begraafplaats is er hulp van onder andere het Duitse leger. Beroepsmili-

lige Sovjetrepublieken. Daarmee toont de begraafplaats tevens de herrijzenis van de Joden in Berlijn. Veertien voltijdspersoneelsleden zijn tegenwoordig werkzaam op de begraafplaats, waar jaarlijks ongeveer veertig begrafenissen plaatsvinden. Vrijwilligers, scholieren, studenten en

ingehuurde professionals doen hun best om de begraafplaats zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke staat terug te brengen, uitgezonderd de delen die vanwege de aanwezigheid van zeldzame planten en vogels zijn aangewezen als natuurreservaat. Meer dan vijftig tombes werden gedurende de afgelo-

niet enkel uit de opvallende artistieke schatten, maar ook de onlosmakelijke link met de geschiedenis van de Berlijnse Joden”, zo verklaarde Hermann Simon, de directeur van de Nieuwe Synagoge en het Centrum voor Joodse geschiedenis en cultuur in Berlijn, in 2011 aan persbureau AFP. “Als ik over de begraafplaats loop, word ik eraan

herinnerd dat ik deel uitmaak van een lange geschiedenis die beëindigd had kunnen worden, maar standhield.” Een Duitse en Israëlische militair leggen samen een krans tijdens de herdenking. Ze worden gevolgd door generaals van beide strijdmachten. © Bundeswehr / Bucurescu

De Joodse begraafplaats Weissensee is geopend voor bezoekers, uitgezonderd op zaterdag (sabbat). Het adres is: Herbert-Baum-Str. 45 (S-Bahn station Greifswalder Straße). Wie niet wil afreizen naar Berlijn, maar zich vanuit de luie stoel verder wil verdiepen in de begraafplaats en haar geschiedenis, kan de prachtige documentaire “Im

Duitse militairen tijdens de herdenking bij

Himmel unter der Erde” uit 2011 van Britta Wauer bekijken, verkrijgbaar bij Duitse webshops. Ook het bijbehorende boek (ISBN: 9783814801728) met fraaie foto’s van Amélie Losier geeft een goede indruk van deze unieke plek in de Duitse hoofdstad. Zowel het boek als de documentaire vormde een belangrijke bron voor dit artikel. ■

het monument voor gesneuvelde Joodse soldaten uit de Eerste Wereldoorlog. © Bundeswehr / Bucurescu

tairen en reservisten bekommeren zich in het bijzonder om de graven op het ereveld. Jaarlijks organiseert de Bundeswehr bij het Joodse oorlogsmonument bovendien een herdenking van de Joodse soldaten die sneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Joodse begraafplaats Weissensee, de grootste nog in bedrijf zijnde Joodse begraafplaats in Europa, is voorgedragen bij UNESCO als werelderfgoed. “Het unieke belang van Weissensee bestaat

Fragment uit de documentaire “Im Himmel, unter der Erde”. Een naar Amerika geëmigreerde Jood bezoekt voor het eerst het graf van zijn grootmoeder.

Kevin Prenger (1980) is sinds 2003 projectleider van Go2War2.nl. Voor deze website schrijft hij recensies en artikelen over onderwerpen die meestal betrekking hebben op de Holocaust. Go2War2.nl is een project van STIWOT (Stichting Informatie Wereldoorlog Twee). Reacties op dit artikel kunnen worden verzonden aan: kevin@ go2war2.nl of via Twitter: @Kevin_Prenger.

© www.imhimmelunterdererde.de Een recent gerestaureerd graf. Het hek is in de oorspronkelijke kleuren geverfd. © Heidiho / Panoramio 24

wereld in oorlog

wereld in oorlog

25


Oorlogsseks Op het ogenblik dat ik dit schrijf zijn er op z’n minst twee oorlogen aan de gang: de strijd tussen de Oekraïners en de separatisten, gesteund door hun Russische bondgenoten, en de oorlog tussen de IS, de islamitische staat en het Westen. Dat alles zien we iedere avond op de televisie. Steden veranderd in puinhopen, rookpluimen van ontploffingen en wanhopige vluchtelingen. De IS heeft er iets aan toegevoegd: videotapes, filmpjes van twee onthoofdingen. Daden van barbaarsheid die in het Westen diepe verontwaardiging hebben gewekt en misschien de grondslag zijn voor een nieuwe politiek tegen het moslim extremisme. Oorlog is een inconsequent bedrijf. Na de aanval op de Twin Towers in New York op 11 september 2001 door terroristen van al-Qaeda, gevolgd door de geweldige brand en de zelfmoord van honderden die op de hogere verdiepingen gevangen waren en radeloos in de diepte sprongen, maakte zich ook een diepe verontwaardiging van het Westen meester. Daarop volgden de oorlogen in Afghanistan en Irak. Ik ga nu niet in op de strategische verdiensten daarvan. De Amerikanen stichtten in Irak een speciale ‘penetiaire instelling’, Abu Ghraib, waarin de gevangenen systematisch vernederd en gemarteld werden. Daarna kwam Guantanamo Bay op Cuba waar men zich specialiseerde in een soortgelijke behandeling. Water boarding werd een begrip. Het slachtoffer gelooft op het punt van verdrinken te staan. Een jaar of drie geleden brak de burgeroorlog in Syrië uit. Opnieuw op de televisie zijn we er van het begin af

26

wereld in oorlog

getuige van hoe de partijen daar het land stelselmatig verwoesten, terwijl er tienduizenden doden zijn gevallen en honderdduizenden gevlucht. Toen kwam de strijd tussen Hamas en Israel, met een paar duizend doden aan Palestijnse kant en tussen de 60 en 70 aan de Israelische. En hoe merkwaardig dat ook mag klinken, aan de niet eindigende golf van oorlogen zijn we gewend geraakt. Door de media, nu vooral door die we de ‘sociale’ noemen en de televisie is de oorlog op afstand deel van ons dagelijks leven geworden. Maar het zijn altijd oorlogen als een schouwspel. Geweldige ontploffingen, onafzienbare puinhopen, verminkte lijken, wanhopige nabestaanden, tanks, schietende kanonnen. Alles is in twee dimensies en je kunt het geluid afzetten. Dat geldt ook voor de twee onthoofdingen. Maar er is een verschil. Want hier wordt een grens doorbroken. Dit gruwelijke doodmaken valt van begin tot eind te volgen. Dat is principieel iets anders dan wat we iedere avond op het journaal zien. Met de onthoofdingen is een grens doorbroken. De oorlog is daar geen schouwspel meer. Er is één eigenschap van de oorlog als zodanig, ongeacht wie tegen wie vecht, die meestal ongenoemd blijft. Behalve moordend en verwoestend is hij ook een bevrijdende kracht. Ik heb dat als jongen van zeventien jaar ervaren in de Hongerwinter, toen na Dolle Dinsdag, 5 september 1944 de geordende samenleving van de Randstad snel instortte. De scholen werden gesloten, het openbaar vervoer staakte, de radio werd verboden, we hadden geen telefoon meer. De voetbalcompetitie heeft het nog een maand

volgehouden maar toen moest ook dit laatste overblijfsel van de gevestigde orde het opgeven. Mijn vrienden en ik voelden ons bevrijd van alle regelmaat. Rovend en plunderend trokken we door de stad. De enige macht waarmee we rekening moesten houden was die van de bezetter, maar dat was een verachtelijke macht waaraan je je zoveel mogelijk moest onttrekken. Het mag paradoxaal klinken maar sinds de Hongerwinter heb ik me niet meer zo vrij gevoeld, d.w.z. bevrijd van alle conventies, de normale dagelijkse discipline. Dat gevoel heb ik vele jaren later in mijn column in Wereld in oorlog beschreven, en daarbij o.a. Erik Hazelhof Roelfzema geciteerd. Roelfzema is beroemd geworden, als verzetsstrijder, Engelandvaarder, Mosquitopiloot. Na de oorlog werd hij voor de televisie geinterviewd. Tot slot zei hij: ‘Ja, die oorlog, dat was een verdomd leuke tijd.’ Ik slaakte een zucht van verlichting. Deze onverdachte held was het met me eens! Een van de menselijke activiteiten die onder normale omstandigheden in de geordende maatschappij aan een systeem van strenge regels en wetten is gebonden, is de sexualiteit. Overigens worden op geen enkel ander gebied de officiele voorschriften op zoveel manieren zo consequent ontdoken. Bordelen, de Walletjes, contactadvertenties in de dagbladen en op internet voorzien in een permanente behoefte. Er bestaat sinds eeuwen een romantische literatuur en de filmindustrie heeft er mede zijn bestaan aan te danken. Huwelijkstrouw is daar vaak een hindernis die voor de voortgang van de handeling uit de weg moet worden geruimd. Zou de oorlog geen invloed op de sexualiteit hebben? In 1621 is het eerste deel van Nederlantsche Oorloghen, beroerten, ende Borgerlijcke oneenichheyden verschenen.

Geschreven door Pieter Bor, de Loe de Jong van de Tachtigjarige Oorlog. Negen delen, geillustreerd met gravures. In dit eerste deel wordt de Beeldenstorm, 1566, behandeld. Op de illustraties zien we hoe in Antwerpen de katholieken tegen de hervormden tekeer gaan. Vrouwen worden aan hun borsten opgehangen, mannen met

speren in hun geslachtsdelen gestoken. Toch zijn deze gruwelen niet meer dan een variatie van wat Franciscus Goya (1746-1828) in zijn Los disastros de la guerra heeft vastgelegd. Goya’s werk biedt een staalkaart van alle wreedheden die mensen elkaar kunnen aandoen, in gravures haarscherp in beeld gebracht. Dit is allemaal gebeurd

tijdens de Napoleontische invasie in Spanje tussen 1810 en 1814. In de negentiende eeuw was aan oorlogen geen gebrek, maar om de een of andere reden is heeft de krijgskundige kant alle aandacht gekregen terwijl wat ik nu voor het gemak de andere humanitaire aspecten noem aan de algemene aandacht ontsnapten. Vom Kriege, het standaarwerk van Carl von Clausewitz, is in 1831, na zijn dood verschenen. Voor geboren vechtersbazen is het nog altijd onmisbare vakliteratuur. Een psycholoog zal er veel wetenswaardigs over de militaire confrontaties in vinden maar niets over het leven van de soldaat buiten het slagveld. In 1929 is van de arts, sexuoloog en schrijver Magnus Hirschfeld het boek Sittengeschichte des I.Weltkrieges verschenen, meer dan 600 pagina’s, verdeeld over 22 hoofdstukken, met 680 illustraties waaronder 22 kleurenplaten. Een grondige aanpak mag het wel genoemd worden. In het hele boek wordt niet gerept over de techniek of de aanblik van de krijgsverrichtingen. Het gaat uitsluitend over wat de soldaten doen als ze niet vechten. In de oorlog worden tienduizenden, zoniet honderdduizenden jongemannen tegenover elkaar gezet, met de bedoeling dat de ene partij de andere zal ‘verslaan’. De partij die erin slaagt, de meeste tegenstanders dood te maken, te verminken, ‘buiten gevecht te stellen’ heeft gewonnen. Maar wat doen al die jonge kerels als er niet wordt gevochten? Dat is door Hirschfeld met een ongelofelijke grondigheid beschreven, gekatalogiseerd en vooral van pakkende illustraties voorzien. Zo zie je soldaten in de rij staan voor een paar treinwagons. Dat is een frontbordeel. Veel vrouwen, half of helemaal uitgekleed, in gezelschap van een officier die zijn uniform nog aan heeft maar al in een verregaand likkebaardende toestand is. Een kleurenplaat van vier vrouwen met naakte borsten en in het midden een soldaat die zijn pickelhaube nog op heeft. Weer een bordeel waarin een zeer luchtig gekleed jong meisje juist door een soldaat is gevangen. Hij heeft zijn arm om haar middel, zij heeft het

glas wijn nog in haar hand. Bij deze selectie laat ik het. Weinig is eentoniger dan het beschrijven van erotische scenes. De eerste druk is verschenen toen de nazi’s al aan een onstuitbare opmars waren begonnen. Goebbels beschouwde het boek als staatsvijandig; het was een van de eerste boeken die op de brandstapel terecht kwam. Na de oorlog is het boek twee maal herdrukt. Het eindigt op pagina 602 met een houtsnede van Frans Masareels, een dichte drom in mantels gehulde geraamten. Onderschrift: ‘Dit is geen droom’. Waaraan de schrijver heeft toegevoegd ‘dat de gesneuvelden zijn gesneuveld opdat een afgrijselijke oorlog niet opnieuw zal beginnen.’ Vergeefse hoop dus. Hoewel de preutsheid in en na de Tweede Wereldoorlog snel verloren is gegaan, is er nadien geen vergelijkbaar boek geschreven. Ik heb alleen mijn persoonlijke herinneringen. Na de Duitse capitulatie vestigden de Amerikanen radiostations in Frankfurt, München en Stuttgart, The American Forces Network. Aan de aankondigingen van de muziek werd af een toe een waarschuwing toegevoegd. VD walks the street. Penecillin fails, once in seven times. Rotterdam, waar ik woonde, was leave centre geworden, met de dancing l’Ambassadeur als een van de attracties. Ik was 18, werd ik daar verliefd op een hoer, Maria. Ik heb een gedicht voor haar geschreven en het haar laten lezen. Ze vond het mooi, en ze vertrok met een Amerikaanse soldaat. ■ Hendrik Johannes Adrianus Hofland (1927) is een Nederlandse journalist en columnist.

wereld in oorlog

27


Interview met Robert Kershaw

Vraag & antwoord met…

Robert Kershaw

Na een indrukwekkende carière als militair – hij diende o.a. als paratrooper in Ierland en als instructeur in Duitsland, ging de geharde militair Robert Kershaw (1950) boeken schrijven. De militair-historische boeken van Robert Kershaw worden echter niet gekenmerkt door een militair-strategisch perspectief, maar vooral door de bijna sociologische bril waarmee de omstandigheden worden beoordeeld. Zijn meest recente boek ‘De Straat’, over de ervaringen van de gewone soldaat aan Britse en Duitse kant en van de omwonenden aan de Utrechtseweg tussen Oosterbeek en Arnhem bij de mislukte operatie Market Garden, is daar een perfecte illustratie van. Deze opzet is ook te vinden in eerdere werken: ‘Tank men’ (2008) over de ervaring van tankbemanningen in oorlogssituaties, ‘Never Surrender’ (2009) over de karaktereigenschappen van de Britse generatie die WO2 meemaakte en ‘Sky Men’(2010) over de oorlogservaringen van para’s. Ter gelegenheid van de publicatie van ‘De Straat’ was Robert Kershaw voor een kort bezoek in Nederland. De eerste vraag die waarschijnlijk bij iedereen opkomt: wat moet dit boek nog toevoegen aan alle boeken die al over Market Garden en vooral over de Slag om Arnhem zijn geschreven? Zoals bij alle grote veldslagen is ook rond de Slag om Arnhem een hele toeristische industrie ontstaan, waarin honderden mensen actief zijn en hun boterham verdienen. Daar horen ook de uitgevers en alle schrijvers bij, inclusief mezelf. Ik heb namelijk al in 1989 een boek over Arnhem geschreven over de Duitse kijk op Market Garden (FvdM: de auteur refereert aan “It never snows in september”; er is na 25 jaar een Nederlandse uitgave in de maak). Toen ik Duitsland werkte, had ik dus dat eerste boek al geschreven over het Duitse perspectief, wat in Engeland een opzienbarende publicatie was omdat men daar nooit geïnteresseerd is geweest in de Duitse zienswijze. Toen ik nog in actieve dienst was, kwam ik vaak in Arnhem voor allerlei herdenkingsceremoniën en behalve dat ik daar met veel Britse veteranen contacten legde, sprak ik ook veel Nederlanders die indertijd de gevechten hadden meegemaakt. Ik vroeg me toen al af of ooit

28

wereld in oorlog

vanuit die invalshoek was gekeken naar de operatie. Het was me ook al opgevallen dat bijna elke militair die ik over Market Garden sprak, steeds de Utrechtsestraat, zoals de Utrechtseweg toen nog heette, noemde. Het bleek dus dat zo ongeveer elke Britse soldaat en ook veel Duitse militairen op enig moment in de veldslag op deze straat waren geweest. Ik realiseerde me toen dat ik een unieke opzet zou hebben als ik de operatie zou beschrijven door alleen weer te geven wat er op deze straat gebeurde en wat de ervaringen waren van degenen die dat toen hebben meegemaakt. Al het andere in de operatie is dus weggelaten. Geen gevechtshandelingen bij de Rijnbrug in de Arnhemse binnenstad. Het heeft ook het voordeel dat het verhaal niet al te veel hoeft in te aan op allerlei militairstrategische vragen. Ook degenen die daarin niet of niet erg goed in thuis zijn, kunnen nu een goed beeld krijgen van wat zo’n veldslag betekent en vooral wat het betekent dat zo’n oorlog bij jou in de achtertuin wordt uitgevochten. Dat beeld sluit trouwens mooi aan bij de Britse belevingswereld, die ooit mooi is samengevat: ‘my home is my castle’. Hier zag iedereen met eigen ogen dat de prachtige huizen, winkels en hotels langs deze weg vernietigd

door Frans van den Muijsenberg werden en dat dus in feite levens verwoest werden. Ik heb zelf in Noord-Ierland en Bosnië gezien welke enorme impact een oorlog heeft op het dagelijkse leven van de bewoners. Het boek heeft steeds het gezichtspunt van de drie partijen: de Britten, de Duitsers en de Nederlanders. Zij daarin verschillen te zien? Het zijn eigenlijk vier perspectieven, want ook de Polen werden geïnterviewd. Ze waren korter in Arnhem en niet met heel grote aantallen, dus ze komen veel minder aan bod. Er zijn twee opvallende overeenkomsten. De Britse soldaten wisten heel erg weinig van wat nu eigenlijk de militaire plannen waren, de Poolse soldaten wisten nog veel minder en de Duitsers en Nederlandse bevolking wisten helemaal niet wat hen overkwam. Eigenlijk vroeg iedereen zich af wat er in hemelsnaam aan de hand was. Er was een tweede opvallende overeenkomst. Zowel de Britten als de Duitsers vertrouwden de Nederlanders niet helemaal. Van de Duitsers was dat logisch, die wisten na vier jaar wel dat ze bij de Nederlandse bevolking niet erg geliefd waren. Ze hadden dan ook weinig compassie met de bevolking. Als ze een bepaalde woning voor hun verdediging nodig hadden, werd simpelweg de deur ingetrapt en de hele inventaris verwoest. Voor de Duitsers gold natuurlijk ook dat de gevechten nu aan hun grens plaatsvonden. Er was hen veel aan gelegen te verhinderen dat de geallieerden makkelijk hun land zouden binnenvallen. Angst voor wat met hen en hun vaderland ging gebeuren speelde een grote rol. De Britten zaten comfortabel ver van huis en hadden de zekerheid dat ze in de oorlog aan de winnende hand waren. Dan kun je je veroorloven beleefder te zijn. De meesten van hen waren namelijk zo beleefd eerst te vragen of ze binnen mochten komen, omdat ze de woning voor hun militaire plannen nodig hadden. Vaak werd eerst ook nog het meubilair keurig aan de kant gezet. De Britten werden echter ook

wat overvallen door het grote enthousiasme van de Nederlandse bevolking. Voor hun vertrek vanuit Engeland was hen verteld dat de meeste Nederlanders op de hand van de Duitsers waren en dat zeker het Nederlandse verzet niet vertrouwd mocht worden omdat dat door Duitsers of NSB’ers zou zijn geïnfiltreerd. De troepen merkten natuurlijk snel dat die informatie niet klopte en het wantrouwen was dan ook snel verdwenen, maar het was er in het begin wel degelijk. Kunt u iets meer vertellen over de houding van de Nederlandse bevolking? Wel, de Utrechtsestraat was ook toen al een chique straat met veel grote woningen en welgestelde families. Net als iedereen in Nederland had men verwacht dat als er toch weer een nieuwe oorlog zou uitbreken, Nederland opnieuw als neutraal land buiten de oorlog zou kunnen blijven. Toen in mei 1940 de Duitsers toch binnenvielen was dat een shock, maar iedereen bleef wel gewoon thuis. In België en Frankrijk, waar de ervaringen van vorige oorlogen wel in het collectieve geheugen waren opgeslagen, sloeg de bevolking massaal op de vlucht. In Nederland was sinds de dagen van Napoleon niet meer gevochten, men wist simpelweg niet wat te verwachten

en bleef gewoon thuis. En in mei 1940 liepen de Duitse troepen ook gewoon geordend over de Utrechtsestraat naar het westen. Overigens, het was opvallend hoe weinig informatie ik te pakken kon krijgen over de gemoedstoestand van de omwonenden in 1940. In de eerste hoofdstukken van het boek die over de voorgeschiedenis gaan, komt de Nederlandse gevoelswereld er dus bekaaid van af. Vier jaar lang zouden de bewoners eigenlijk niet al te veel van de oorlog merken. Toen in september 1944 de gevechten begonnen, bleef men vanzelfsprekend opnieuw thuis, maar al snel zat iedereen gevangen in zijn eigen woning. Men kon echt geen kant meer op en woonde letterlijk en figuurlijk in de vuurlinie. Het is opvallend dat een ex-militair als u zo weinig aandacht in zijn boeken heeft voor de militairstrategische kant en vooral naar de menselijke kant kijkt. Bovendien valt de grote diversiteit van onderwerpen op. Als schrijver wil ik natuurlijk dat mijn boeken door zowel militairen als niet-militairen gelezen worden en gelukkig

history’, die willen weten hoe de hoofdpersonen het ervaren hebben. Het moet vooral gaan over gedachten en emoties, niet over technische zaken, plannen en operaties. Verder, na mijn militaire carrière had ik moeiteloos een goedbetaalde, vaste baan als militair adviseur kunnen krijgen. Ik wilde echter onafhankelijk zijn en de dingen doen die me interesseren. Ik zoek dus ook niet de onderwerpen die commercieel aantrekkelijk zijn, maar behandel de onderwerpen die me interesseren. Dat vervolgens die boeken goed verkopen is natuurlijk geen onaantrekkelijke bijkomstigheid. Maar ik schrijf dus ook over de Slag bij Waterloo (1815) en over de Battle of the Little Big Horn (1876). Mijn volgende boek, waarvoor ik nu onderzoek doe, zal gaan over de Slag bij de Somme (1916). Ik heb me er eerder nooit toe kunnen zetten om te schrijven over de Eerste Wereldoorlog, want het betekende in mijn beleving te moeten schrijven over steeds maar weer duizenden doden om een paar meter terreinwinst te halen. Het is een grote intellectuele uitdaging om die zinloze vernietiging van miljoenen jonge levens uit te leggen. Bij het boek over de Somme ga ik dezelfde procedure volgen als bij mijn boek over de Slag bij Waterloo. Daar volgde ik gedurende één dag wat Britse, Franse, Nederlandse en Pruisische troepen meemaken terwijl zij in die 24 uur over het slagveld trekken. De eerste dag van de Slag aan de Somme wordt algemeen gezien als de meest catastrofale gebeurtenis in de Britse militaire geschiedenis. Het was een iconische gebeurtenis, die onmiddellijk een geweldige impact had op de Britse samenleving. Vanaf die dag besefte iedereen dat deze oorlog nog erg lang zou duren en nog veel slachtoffers zou vergen. De grote vraag is waarom die toenmalige bevelhebbers, mensen toch met grote intellectuele gaven, geen betere oplossing dan deze zinloze veldslag wisten te verzinnen. Het boek “Sky Men” over parachutisten in oorlogstijd lijkt het dichtst bij uw eigen militaire ervaringen te staan.

Robert Kershaw

gebeurt dat ook. Er zitten in mijn boeken altijd wel een paar passages waarin het plan wordt aangegeven en toegelicht, maar de meeste mensen willen helemaal niet te veel details horen over legeronderdelen, rangen, plannen en materialen. Die willen ‘human

Ja, maar ook hier is het ‘human history’. Het onderzoek begint bij de Tweede Wereldoorlog, dan een aantal koloniale oorlogen, met onder meer de Franse nederlaag bij Dien Bien Phu, tot en met de oorlog in Afghanistan waar de Russen worden verdreven en later het Westen zijn


Medisch congres in Scheveningen

glashelder in beeld

intrede doet. Uit het onderzoek komt naar voren dat er grote verschillen zijn in de instelling van de Amerikaanse, Russische, Duitse, Britse en Franse militairen. Die verschillen zie je nog steeds terug, momenteel erg sterk in wat er gebeurt in de Krim en Oekraïne. Wat het allemaal interessant maakt, is het gegeven dat mensen vanuit hun verschillende achtergrond, belangen en overtuigingen uiteindelijk toch tot dezelfde conclusie komen. ‘Logic is an human condition’, dus ook in Rusland zal op enig moment steeds sterker de vraag opkomen of men echt de economische voorspoed van het land op het spel wil zetten om wat extra grondgebied te veroveren. Bij de Krim, met zijn lange Russische traditie, is nog wel sprake van een situatie waarmee men in het Westen en ook in Oekraïne kan leven. Als Poetin het daarbij had gehouden, had iedereen dat voldongen feit wel geaccepteerd. Bij Oekraïne ligt dat echter anders, in het Westen maar ook bij de Russische bevolking. Voorlopig zal de onrust nog wel voortduren, maar de logische conclusie zal straks ook bij de Russen zijn dat de Oekraïne met rust gelaten moet worden. Die logische conclusie is onvermijdelijk. Komt u uit een familie van historici? Er zijn namelijk een paar Kershaws die over de Tweede Wereldoorlog hebben geschreven, Ian Kershaw

30

wereld in oorlog

met een biografie van Adolf Hitler en Alex Kershaw over het Ardennenoffensief. Maar ik kan me ook voorstellen dat u juist uit een familie van militairen komt. Ik kom zeker niet uit een familie van historici, de beide andere Kershaws zijn geen familie van me. Ik kom ook niet uit een familie van militairen. Mijn vader was weliswaar een van de mannen die op D-day op de stranden van Normandië landde, maar er waren meer beroepsmilitairen aan de kant van mijn Duitse moeder dan aan de kant van mijn Engelse vader. Mijn Duitse grootvader kreeg zowel in de Eerste als Tweede Wereldoorlog een IJzeren Kruis-onderscheiding en een broer van mijn moeder is als Duits soldaat aan het Oostfront gestorven. Vanuit die familieachtergrond ben ik altijd erg geïnteresseerd geweest wat de ‘Krauts’, zoals ze in Engeland altijd werden genoemd, dachten. Wat zijn voor uw werk de grote inspiratoren geweest? Cornelius Ryan is natuurlijk een belangrijke inspiratiebron geweest, eigenlijk een standaard voor goed historisch werk. Zijn journalistiek invalshoek beviel me erg goed. Journalisten verstaan simpelweg erg goed de kunst om een goed verhaal te brengen, tamelijk essentieel als je een boek

Het overgrote deel van de luchtlandingstroepen weet tijdens Market Garden de brug over de Rijn niet te bereiken, waardoor generaal Roy Urquhart gedwongen is zijn hoofdkwartier te vestigen in hotel ‘Hartenstein’ in Oosterbeek.Op en rond het gebied worden zware gevechten uitgevochten waarbij aan beide kanten veel doden en gewonden vallen. Op 21 september moeten uiteindelijk de troepen bij de verkeersbrug opgeven. Pas op 26 september, als de overgebleven geallieerde troepen zich terugtrekken over de Nederrijn, wordt ‘Hartenstein’ verlaten. Het gebouw blijft zwaar beschadigd achter.

wilt schrijven. Hij had natuurlijk wel het enorme voordeel dat hij mensen tamelijk kort na de gebeurtenissen kon interviewen. Na zeventig jaar wordt het enorm lastig om nog ooggetuigen te vinden en dan moet je vervolgens maar afwachten hoe betrouwbaar hun geheugen nog is. Mensen hebben ook erg de neiging alleen de goede dingen te onthouden en de ellende eerst weg te duwen en die na een aantal jaren helemaal te zijn vergeten. John Keegan is ook een inspiratiebron geweest, iemand die erg analytisch is maar de menselijke context nooit uit het oog verliest. Deze twee zijn stilistisch erg belangrijk voor me geweest.

Door Maurice Laarman

Medisch congres in Scheveningen Het gezegde ‘een vliegende kraai vangt altijd wat’ gaat op voor veel verzamelaars die het internet actief afspeuren. Zo vergaat het ook onze vaste medewerker en Kriegsmarineverzamelaar, Maurice Laarman. Op de Duitse Ebay wordt in 2001 een opvallende menukaart voor een Duits diner in Scheveningen aangeboden. Maurice is geïntrigeerd. Na betaling wordt de kaart keurig opgestuurd en belandt ze op zijn bureau. En dan begint voor Maurice Laarman een jarenlange speurtocht naar de precieze herkomst. Dit is zijn verhaal.

E

en historisch voorwerp op zichzelf is interessant, en zeker deze menukaart door de binding met Nederland. De echte meerwaarde ontstaat natuurlijk pas als je meer over de achtergronden weet. De kaart heeft het formaat van een ansichtkaart, welke men open kan vouwen. De tekst aan de voorkant luidt:

Foto boven: Het Kurhaus, circa 1900. Een heel verschil met het huidige beeld, hoewel het Kurhaus zijn charme heeft behouden staat het tussen voornamelijk lelijke nieuwbouw, en bij mooi weer ligt het strand er propvol. Bron: Library of Congres.

Ärztlich-wissenschaftliche Tagung des Sanitätsamt der Marinestation der

wereld in oorlog

31


Medisch congres in Scheveningen

Voor en achterzijde van de menukaart voor Dr.Scheunemann.

Foto genomen bij de Ärztlich-wissenschaftliche Tagung; de derde persoon van links is Fregattenkapitän d.R. Carl Christiansen, naast zijn broer rechts in

Nordsee in Den Haag – Scheveningen. Er staat een naam en rang vermeld, en wel van Marineoberassistenarzt Dr.Scheunemann. Erboven staat een kleine foto van een Schnellboot. Aan de binnenkant staat het menu: Schwedenplatte (schotel met verschillende soorten vis), Tomatensuppe, Spargel nach höllandischer Art, Wienerschnitzel mit jungen Erbsen und Salzkartoffeln, Eisomelette, Erdbeeren en Mokka double.

Schot in de roos In 2001 kwam ik in kontakt met Dr. Hartmut Noldeke. Sommigen zullen hem kennen van de zeer informatieve boeken over de Sanitätsdienst in de Kriegsmarine(*) Door zijn medische achtergrond, en zijn ervaringen in de

32

wereld in oorlog

Kriegs,-en Bundesmarine, leek hij de aangewezen persoon om meer informatie over de kaart te geven. En dat was een schot in de roos! De Tagung, oftewel het congres, vond plaats in het Scheveningse Kurhaus van 25 tot 28 juni 1941. Hoofddoel was de medische kennis op peil te houden en informatie uit te wisselen. Elke dag werden er lezingen en toespraken gehouden. Niets ongewoons, zulke congressen vinden nog steeds plaats. Vooral in de medische wereld is het van belang up-to-date te blijven, de ontwikkelingen gaan snel.

Slechte invloed Een paar jaar later, in 2007, wordt mij door boekhandel Oskam & Neeven een boekje aangeboden, van juist dit specifieke congres in 1941. Het boekje is verschenen in 1942. De uitgever is het Marinemedizinalamt im Oberkommando der Kriegsmarine. De uitgave zelf is geen gezellig leesvoer voor op de bank, zeker niet voor iemand die niet medisch onderlegd is zoals ik (iemand is dik, niet adipeus). Maar, samen met de kaart en de foto die ik al heb, vormt het een leuk groepje.

(*) Der Sanitätsdienst in der deutschen Flotte im Zweiten Weltkrieg / Leichte Seestreitkräfte; Der Sanitätsdienst in der deutschen Flotte im Zweiten Weltkrieg / Schwere Seestreitkräfte; Der Sanitätsdienst in der deutschen U- Boot- Waffe und bei den Kleinkampfverbänden. Geschichte der deutschen U- Boot- Medizin. Deze boeken zijn verschenen bij Mittler Verlag. (dezelfde uitgever als het boekje uit 1942). Het deel over U-Boten is niet meer leverbaar, en getuige de vraagprijzen op internet een gewild boek.

het wit; Wehrmachtsbefehlshaber i.d. Niederlanden General der Flieger Friederich Christiansen. (foto uit de collectie van Dr.med. Hartmut Nöldeke)

In het boekje is een overzicht van de lezingen opgenomen. Hiermee krijgen we een goed beeld van wat er indertijd besproken werd. Op woensdag 25 juni 1941 opende Admiralarzt Dr. SchulteOstrop met een begroetingsrede. Hij verwelkomde de 300 aanwezigen, en noemde het doel van deze bijeenkomst: het uitwisselen van praktische ervaringen, bespreken van nieuwe methodes, en deze vergelijken met de ervaringen uit de Eerste Wereldoorlog. De thema’s waren gericht op de ervaringen aan het front en de behandeling van ‘verse’ verwondingen. Onderwerpen zoals typische aandoeningen van U-Bootsoldaten, schotwonden van de nieren, amputatievragen, en nicotineschade aan de maag kwamen aan bod. In dat

laatste artikel stelt men dat al genoegzaam bekend is dat nicotine een slechte invloed heeft op hart en aderen. (UBootkommandant Wolfgang Lüth verbood zijn mannen te roken voor het ontbijt). Men kwam er langzaam achter dat het ook kwalijke effecten op de maag en spijsvertering kon hebben. Volgens de arts geen wenselijke situatie, omdat mannen maagklachten kregen door gebruik van een genotsmiddel. Niet elke arts legde de link tussen roken en deze klachten, tevens zorgde dit ervoor dat gezonde mannen ongeschikt raakten voor

wereld in oorlog

33


Medisch congres in Scheveningen

De Airborne Pathfinders

dienst. In het bericht wordt verder vermeld dat ´der Führer und Oberste Befehlshaber der Wehrmacht angeordnet, dass die Verteilung von Rauchwaren an Wehrmachtangehörigen nach Gesichtspunkten zu erfolgen hat, die die Aberziehung des Rauchens unterstützt´ (OKW Erlass 7.4.1941). Gezien het feit dat pas in de jaren 60 de tabaksfabrikanten erkenden dat roken schadelijk was, een opmerkelijke passage. Wat verder opvalt, is het nicotinegehalte van 1 sigaret, destijds 5 tot 10 milligram. Op mijn pakje Camel blue staat dat dit 0,7 mg is.

Kurhaus

Deel van de ddelnemerslijst aan het congres.

De laatste pagina’s van het boekje zijn gevuld met de namen van de deelnemers aan het congres. Interessant als men zou willen weten welke arts verbonden was aan specifieke eenheden, want behalve de gebruikelijke lazaretten, staan er ook Marineartillerieabteilungen, Marineflakabteilungen, Schiffstammabteilungen (opleidings-

eenheden), en staven in. Ook komen we onze vriend Scheunemann tegen, die op dat moment verbonden was aan de Marine Hafenabteilung Rotterdam. De lokatie waar het congres plaats vond hebben we waarschijnlijk allemaal wel eens bezocht, het Kurhaus in Scheveningen. Het pand staat er nog steeds, een eenzame getuige van vervlogen tijden, omringd door moderne appartementencomplexen. Waarschijnlijk is het daar best aangenaam wonen, maar als ik oude foto’s bekijk hoe de situatie was in 1941, met het Palace hotel, Grand hotel en de seinpost, is mijn gevoel dat het er niet op vooruit gegaan is. De eerlijkheid gebiedt verder te zeggen, dat terwijl Dr.Scheunemann bezig was met mensen te genezen, zijn collega’s het aanzien van Scheveningen ingrijpend gewijzigd hebben. Op de boulevard werden bunkers en een tankmuur gebouwd, het strand stond vol palen, er lagen mijnen en gedeeltes van de stad werden afgebroken om een vrij schootsveld te creëren. Bunkerbouwers en projectontwikkelaars, beide zijn ze niet goed voor het aanzicht van een stad! ■

Wereld in Oorlog Lezersactie De Straat In deze aflevering van Wereld in Oorlog veel aandacht voor operatie Market Garden. Het meest interessante boek dat recent over de mislukte luchtlanding uitkwam was De straat van voormalig beroepsmilitair Robert Kershaw. Centraal staan zware huis-aan-huis gevechten die de voorheen zo voorname huizen aan de Oosterbeekse Utrechtseweg tot ruïnes maakten . Wereld in Oorlog mag van uitgeverij Balans acht exemplaren verloten onder de lezers van Wereld in Oorlog. Stuur vóór 1 december een (voldoende gefrankeerd) kaartje naar: Wereld in Oorlog, t.a.v. Lezersactie # 41 (onder vermelding van De Straat), Zuideinde 57, 7941 GE Meppel. Hitlers hoofdkwartieren In een nieuwe reeks Oorlog in foto’s zijn inmiddels de eerste delen verschenen. Het betreft Hitlers hoofdkwartieren en Het Ardennenoffensief. In deze boeken boordevol foto’s uit verschillende archieven worden per thema de fraaiste en meest indrukwekkende foto’s gebundeld. Telkens wordt e.e.a. voorzien van deskundig commentaar en achtergrondinfo. Uitgeverij BBNC stelde acht exemplaren beschikbaar. Wilt u in aanmerking komen voor een gratis exemplaar? Stuur dan vóór 1 december een (voldoende gefrankeerd) kaartje naar: Wereld in Oorlog, t.a.v. Lezersactie # 41 (onder vermelding van Oorlog in foto’s), Zuideinde 57, 7941 GE Meppel.

De Airborne Pathfinders – 21st Independent Parachute Company

Door Peter Gijbels

I

In de jaren voor WO2 experimen- Britse Airborne eenheden durende 1942 werden er nieuwe pateerden de Russen en Duitsers n september 1941 werd rachute en luchtlandingseenheden gede 1ste Parachutisten Bri- formeerd en werd de basis gelegd voor met legereenheden die per gade opgericht en enkele de 1ste Britse Airborne Divisie, welke parachute werden gedropt. Nadat maanden later volgde de tijdens operatie Market Garden in Nede Duitsers succesvolle parachu1ste Lucht Landing Bri- derland actief zou zijn. In 1943 werd te-operaties uitvoerden (o.a. in gade Groep. De luchtlan- er een zuster divisie geformeerd, de 6de Nederland, mei 1940), startten dingseenheid bestond dus Airborne Divisie welke deel zou nemen de Britten met het trainen van enerzijds uit parachutisten aan de gevechten in Normandië. en anderzijds uit reguliere infanteriespeciale commando-eenheden als parachutisten. In 1941 namen eenheden die getraind werden om 21st Independent per zweefvliegtuig naar het slagveld Duitse luchtlandingseenheden getransporteerd te worden. Naast Parachute Company Kreta in. Hierbij werden grote manschappen vervoerden deze zweef- - Pathfinders verliezen geleden en besloot men vliegtuigen tevens het materieel van de nog slechts op kleine schaal luchtlandingseenheden en dat van de Met de ontwikkeling van de luchtlanlicht gewapende parachutisten. dingseenheden ontstond een behoefte luchtlandingstroepen in te zetten. Met de groeiende productie van zweefaan een gespecialiseerde parachutistenDe Britten daarentegen raakten vliegtuigen ontstond er eveneens een eenheid die moest landen voordat de steeds meer overtuigd van het nut groeiende behoefte aan zweefvliegtuig- vliegtuigen van de divisie boven hun van luchtlandingstroepen en bepiloten en in december 1941 werd het drop- en landingzones zouden aankosloten op te schalen in het trainen Glider Pilot Regiment opgericht. Ge- men. Eenmaal op de grond hadden ze van parachutisten. Foto boven: Pathfinders op vliegveld Fairford voor vertrek naar Nederland, 17 september 1944 (collectie P. Gijbels).

34

wereld in oorlog

wereld in oorlog

35


De Airborne Pathfinders

Majoor John Lander oprichter van de 21st Independent Parachute Company en pionier van luchtlandingstroepen (collectie P. Gijbels).

de taak om de zones te ontdoen van eventuele obstakels en vijanden en te voorzien van visuele herkenningstekens en radarbakens zodat de piloten van aankomende vliegtuigen de zones eenvoudig zouden kunnen vinden. Nadat de compagnie klaar was met het markeren van de landingszones en de Airborne divisie was geland zou de eenheid onder bevel van de divisiegeneraal komen en worden gebruikt voor speciale opdrachten, veelal als een trouble shooting capaciteit. De naam van de eenheid werd de 21st Independent Parachute Company maar al gauw kregen ze de bijnaam 'Pathfinders’ omdat ze als eerste hun weg moesten vinden in vijandelijk gebied.

De compagnie moest bestaan uit drie pelotons van elk 50 man en een hoofd-

Grote trots

‘Independent by name and independent by nature’ In juni 1942 werd Majoor John Lander aangesteld om de Pathfinder eenheid vorm te geven.

36

wereld in oorlog

kwartier van ca. 35 man. De totale sterkte van de eenheid zou ten tijde van de slag om Arnhem uit 6 officieren en 180 manschappen bestaan. Aangezien de compagnie niet vast verbonden was aan een parachutisten- of luchtlandingsbataljon, kreeg ze het woord ‘Independent’ in haar naam. Deze ‘onafhankelijke’ houding was een wezenlijk onderdeel van het selectie en trainingstraject. Om de Pathfinder-taken, die vrijwel zeker plaats zouden moeten vinden in vijandelijk gebied, uit te kunnen voeren was een zeer hoog niveau aan opleiding en training nodig. Generaal Browning gaf daarom Majoor Lander volledig de vrije hand in het selecteren van geschikte mannen. Lander's ideeën t.a.v. de discipline binnen de compagnie waren de meeste officieren van zijn tijd ver vooruit. Uiteraard was een hoog niveau van discipline onontbeerlijk, maar hij realiseerde zich dat de man die hij wilde stimuleren bij de compagnie te komen over een ondernemend en avontuurlijk karakter en een bovengemiddelde intelligentie moest beschikken. Deze ‘onafhankelijke’ eigenschappen mochten niet belemmerd worden door onnodig tijdverdrijf aan kazerne drills en parades. Iedere Pathfinder moest beschikken over een natuurlijke discipline om zichzelf, zijn wapens en zijn uitrusting in tip top conditie te houden en om orders slim en correct op te volgen met een minimum aan begeleiding.

Draagbaar Eureka baken (Eureka III) (collectie P. Gijbels)

Om dit te bereiken zorgde Lander ervoor dat de soldaten zouden beschikken over een intense trots op de eenheid en zichzelf. Alle vrijwilligers die zich aanmeldden voor het selectie- en trainingstraject moesten een rang inleveren om bij de eenheid te mogen dienen. Zo moesten korporaals hun strepen inleveren om te dienen in de rang van soldaat en werden kapiteins als pelotonscommandant, in de rang van luitenant, ingezet. Diegenen die niet aan de hoge normen konden voldoen zou de vernedering van RTU moeten ondergaan. RTU stond voor "Terug naar Eenheid" (Return to Unit) en hield in dat afgewezen vrijwilligers teruggestuurd werden naar de eenheid waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. RTU werd gevreesd onder

Pathfinders met Lander’s kitbags (collectie P. Gijbels)

alle luchtlandingstroepen aangezien zij hun oorspronkelijke eenheid vrijwillig hadden verlaten om zich als parachutist, zweefvlieger of glider-infanterist te kwalificeren. De eerste lichting vrijwilligers werd gerekruteerd onder zweefvliegtuigpiloten. Lander was zelf een fervent zweefvliegtuigpiloot en wist dat deze Glider Pilots zeer strenge medische- en intelligentietests hadden moeten ondergaan. Bovendien beschikten ze over kennis van vliegtuigherkenning, kaartlezen, radiocommunicatie en Morsecode. Zijn gedachte was dat mannen die het Glider Pilot selectietraject succesvol hadden doorlopen maar ongeschikt bleken te zijn als zweefvliegers, wellicht prima zouden kunnen voldoen in zijn eenheid. Bovendien, zo redeneerde hij, zouden deze ‘rejected pilots’ zeer gemotiveerd zijn voor een selectietraject bij de compagnie. Al was het maar om niet de vernedering van RTU te moeten ondergaan.

In 1942 en 1943 vond verdere selectie en parachutetraining plaats. Hierbij werden de nieuwe rekruten persoonlijk uitgekozen en geïnterviewd door Major Lander. Onder hen was ook zijn ‘second in command’ Majoor B.A. ‘Boy’ Wilson. Ook hij moest een rang inleveren om als kapitein in de Pathfinder compagnie te kunnen dienen.

Duitse Joden en ‘enemy aliens’ Wilson had in de eerste oorlogsjaren gediend als officier in een Labour Company van het Pioneer Corps. Deze eenheid had onder andere tot taak om lichamen van gesneuvelde soldaten op de slagvelden te verzamelen en te begraven. De officieren en sergeanten waren Britten en alle lagere rangen werden ingevuld door buitenlandse soldaten. Deze ‘vreemdelingen’ werden vaak ‘enemy aliens’ of ‘aliens’ genoemd en waren veelal Duitse en Oostenrijk-

se Joden die gevlucht waren uit hun thuisland en met de Britten tegen het nazisme wilden vechten. Om toegelaten te worden tot de Britse legereenheden werden zij uitvoerig gescreend door de inlichtingendienst, MI5. Maar zelfs nadat ze ‘akkoord waren bevonden’ werden ze niet vertrouwd door de Britten en slechts ingezet in niet-gevechtsfuncties. Dit tot grote frustratie van de ‘vreemdelingen’. Wilson had echter goede ervaringen met deze buitenlandse krachten en wist dat zij vaak hoog opgeleid en zeer gemotiveerd waren om te vechten tegen de Duitsers. Bovendien spraken ze Duits wat goed van pas kon komen bij het ondervragen van krijgsgevangenen en het afluisteren van de vijand. Wilson wist dan ook dat een uitnodiging om te solliciteren aan zijn oude eenheid beantwoord zou worden met de nodige aanmeldingen. Er volgden zo'n zeventig sollicitanten waaruit een officier en 27 soldaten werden onderworpen aan een aanvullende screening door MI5 en een gesprek met Majoor Lander. Het oorlogsdagboek vermeld hierover: “Ze waren van een hoog niveau van onderwijs en intelligentie; velen zijn Joods, de meeste spreken Duits en een of twee Italiaans. Maar er is ook een Rus, een Belg en een Tsjech bij”. De ‘vreemdelingen’ werden snel opgenomen in de compagnie en werden als een welkome aanvulling gezien. Om te voorkomen dat zij in geval van gevangenschap door de Duitsers geëxecuteerd zouden worden, veranderden ze hun Duitse namen in Engelse. Een opvallend aantal ‘aliens’ koos een Schotse naam. Wellicht klonk de toevoeging ‘Mac’ hen goed in de oren. Maar er was er ook één die de naam aannam van een bekende Engelse cricketspeler. Ook na de oorlog zouden de overlevende ‘aliens’ hun Engelse of Schotse naam met trots blijven gebruiken. Uiteindelijk zou ongeveer een derde deel van alle vrijwillige aanmeldingen geselecteerd worden en de trainingen doorstaan.

Experimenteren en ontwikkelen In 1942 en 1943 bevond de ontwikkeling van materialen en systemen t.b.v. parachute droppings en zweefvliegtuiglandingen zich nog in een experimen-

wereld in oorlog

37


De Airborne Pathfinders

tele fase. Onderdeel van het werk van de Pathfinders was dan ook het ontwikkelen van verschillende soorten navigatiehulpmiddelen. Het belangrijkste doel van deze middelen was om piloten eenvoudig naar de landing en dropping zones te kunnen leiden en deze goed herkenbaar te maken vanuit de lucht. Voor dit doel gebruikten de Pathfinders zowel zichtbare als niet-zichtbare navigatiehulpmiddelen. Voor landingen overdag werden zichtbare hulpmiddelen ontwikkeld. Deze bestonden uit rookpotten en witte nylon panelen van ca. een meter breed en vier meter lang, verzwaard met stalen staven. Vier of vijf van deze panelen waren nodig om een herkenningsletter van de landing zone (LZ) of drop zone (DZ) te vormen. Een tweede letter werd in de vorm van een T uitgelegd. Deze diende om piloten de windrichting te wijzen. Met name voor zweefvliegtuigen was dit van belang omdat deze tegen de wind in moesten landen. De panelen werden aaneengesloten naast elkaar gelegd wanneer de zone niet onder vijandelijk vuur lag. Was

dit wel het geval, dan werden de herkenningspanelen los van elkaar gelegd zodat vanuit de lucht waargenomen kon worden dat inkomend vuur te verwachten was. Voor nachtlandingen waren de panelen ongeschikt en moest geschikte verlichting gevonden worden die kon dienen als herkenningsteken. Dit was een proces van trial en error. Talrijke soorten lampen werden uitgeprobeerd maar de meeste bleken niet te voldoen. De verlichting moest op enkele honderden meters hoogte goed waarneembaar zijn door vliegtuigpiloten zonder dat het licht zich horizontaal verspreidde. Bovendien moesten de lampen en bijbehorende batterijen draagbaar en licht van gewicht zijn. Uiteindelijk werd er een lamp met statief ontwikkeld wat door de firma Hollophane in productie werd genomen. Het Eureka-Rebecca radarsysteem was een niet-zichtbaar navigatiehulpmiddel. In eerste instantie was het systeem ontworpen voor het bevoorraden van verzetsgroepen in bezet Europa. Het

systeem bestond uit een zender, Eureka, die in het midden van de LZ of DZ werd opgesteld en een ontvanger, Rebecca, die werden geplaatst in de vliegtuigen die als eerste boven de LZ of DZ moesten komen. De ontvanger in de vliegtuigen kon het signaal van de Eureka zender op enkele kilometers afstand ontvangen waarna de piloot recht op de zender, en dus de drop- of landingszone, af kon vliegen. Boven de zone gekomen kon deze geïdentificeerd worden middels de letters welke met panelen of lampen werden aangeduid. De Pathfinders gebruikten de draagbare versie (Eureka III) welke bestond uit een zender met een telescopische antenne en een batterijen set. Het geheel kon in een harnas rond de taille van de parachutist gedragen worden. De werkingstijd van het baken was beperkt tot zo’n drie uur. Het Eureka-Rebecca systeem was voor deze tijd zeer ‘high tech’ en uitermate geheim en daarom voorzien van een zelfvernietigingsmechanisme wat geactiveerd kon worden om te voorkomen dat het in Duitse handen kon vallen.

Vanuit de behoefte om grote hoeveelheden materiaal ‘op de man’ te vervoeren deed Lander een even simpele als effectieve uitvinding. Het bleek namelijk onmogelijk om alle navigatie equipment, wapens en voorraden aan parachutisten vast te sjorren en vervolgens uit een vliegtuig te springen. Om dit probleem op te lossen experimenteerde hij met een grote plunjezak of ‘kitbag’ die d.m.v. een touw werd verbonden aan het parachuteharnas. Tijdens de sprong kon de parachutist vervolgens de ‘kitbag’ laten zakken waardoor deze zo’n 20 meter onder de parachutist bungelde. Op deze manier was de parachutist in staat tot zo’n 40 kg aan materiaal met zich mee te brengen en hierover te beschikken zodra hij geland was. Het gebruik van de ’leg-kitbag’ had nog twee opmerkelijke voordelen. Doordat het gewicht bungelde aan het einde van een touw onder de parachutist, werd de kans op oscillatie van de parachutist aanzienlijk kleiner en vanwege de plotselinge gewichtsafname als de zware last de grond raakte werd de landing verzacht. Tot op de dag van vandaag wordt de ‘leg-kitbag’ of “Lander’s-bag’ toegepast bij militaire parachutesprongen.

De eerste operaties Eind mei 1943 werd de compagnie verplaatst naar Noord Afrika. De gevechten hier waren reeds beëindigd en de compagnie had haar kamp opgeslagen in Sousse in Tunesië. De dagelijkse bezigheden bestonden uit parachute trainingen met Britse para-brigades en het perfectioneren van de navigatie hulpmiddelen. Maar de Pathfinders hoefden niet lang meer te wachten op hun eerste vuurdoop. In juli 1943 werden 16 mannen geselecteerd om deel te nemen aan operatie Husky, de invasie van Sicilië. Zij werden opgedeeld in kleine teams en verbonden aan respectievelijk de 1st en 2nd Parachute Brigade en de Special Air Service (SAS). De teams die verbonden waren aan de para-brigades moesten landingzones markeren om vervolgens zweefvliegtuigen binnen te loodsen. De zone waarop zij sprongen stond echter volledig in brand en de para’s leken bij de landing terecht te zijn gekomen in Dante’s Inferno. Het

Landingzone ‘S’ nabij Wolfheze. Naast de gelande zweefvliegtuigen zijn de markeringspanelen welke uitgelegd zijn door de Pathfinders, duidelijk waarneembaar. (collectie P. Gijbels)

markeren van deze landingzones had dan ook geen zin omdat piloten hun landingsgebied ook zonder herkenningstekens vanuit de lucht konden waarnemen. De Pathfinders pasten zich echter gemakkelijk aan en namen vervolgens deel aan de gevechten bij de brug over de Simeto, nabij Primasole. De teams die verbonden waren aan de SAS eenheden verging het al niet veel beter. Door onervaren Amerikaanse piloten werden zij op een te grote hoogte gedropt waardoor ze verspreid van elkaar en ver van de dropzone aan de grond kwamen. De Pathfinders zagen zich genoodzaakt om hun geheime Eureka baken te vernietigen en zich individueel naar de geallieerde linies te begeven. Maar de compagnie had nog een an-

dere tegenvaller te verwerken. Haar commandant, Majoor John Lander, maakte zelf geen onderdeel uit van de Pathfinder-teams maar wilde de door zijn mannen aangelegde herkenningstekens vanuit de lucht observeren. Tijdens deze observatievlucht werd zijn vliegtuig door afweervuur getroffen en stortte ter aarde. Met de dood van Lander verloor de compagnie niet alleen haar commandant maar ook een pionier van de luchtlandingstroepen. Kapitein Boy Wilson werd hierna gepromoveerd tot Majoor en nam het bevel over van Lander. In september 1943 werd de gehele compagnie verplaatst naar Italië waarna de eenheid als verkenningsgroep werd ingezet voor de 78ste Infantry

Een laatste grap en sigaret voordat deze Pathfinders aan boord stappen van de wachtende Stirling bommenwerpers. Bestemming Nederland. (collectie P. Gijbels). 38

wereld in oorlog

wereld in oorlog

39


De Airborne Pathfinders

Division. In deze hoedanigheid voerden ze jeep-patrouilles uit en namen ze deel aan de bevrijdingsacties van onder andere Bari, Foggia en Barletta. In januari 1944 werd de compagnie per schip vervoerd naar Engeland waar verdere training volgde en de eenheid werd aangevuld tot haar volle sterkte van 186 manschappen.

Operatie Market Garden Operatie Market Garden was een gecombineerd lucht- en grondoffensief. ‘Market’ was de codenaam voor de luchtlandingen van de Amerikaanse 101ste Airborne Divisie bij Eindhoven, de 82ste Airborne Divisie bij Nijmegen en de Britse 1ste Airborne Divisie bij Arnhem. Deze luchtlandingsdivisies moesten de weg van Eindhoven tot Arnhem

Beschadigde huizen aan de Utrechtseweg in Oosterbeek. Pathfinders van het 3e peloton hielden deze huizen bezet totdat de Duitsers hen met gemechaniseerd geschut en mobiele Flak-wagens verdreven. Divisie hoofdkwartier Hartenstein lag in het centrum van de defensieve perimeter in Oosterbeek. (Foto D. Renes, collectie Gelders Archief)

snelle opmars langs de voorgenomen route zou moeten maken om eenmaal over de Rijn bij Arnhem gekomen naar Duitsland af te buigen.

Op deze foto’s is de chaos van de strijd rond de ‘crossroads’ in Oosterbeek duidelijk waarneembaar. De foto boven toont hotel Vreewijk en de foto onder hotel Schoonoord. Beide hotels dienden als noodhospitaal. (Bundesarchiv Koblenz, PK Seeger: 590-2330-18A/21A)

40

wereld in oorlog

vrijmaken en de vitale bruggen bezet houden voor de grondtroepen die deelnamen aan operatie ‘Garden’. Deze bestond uit XXX Corps, die een

In juni 1944 moest de compagnie met lede ogen aanzien dat niet zij maar de 6de Airborne Divisie en de Pathfinder- zustercompagnie, de 22nd Independent Parachute Company, deel zou nemen aan de campagne in Normandië. De frustratie van het niet betrokken zijn bij de invasie en een reeks van gecancelde operaties in de hierop volgende maanden, zorgden ervoor dat de mannen van de 1ste Airborne Divisie klaar waren om te gaan, ongeacht de risico's. Omwille van de talrijke Flak batterijen die zich in de regio Arnhem bevonden werden landing- en dropzones

toegewezen ten westen van de stad, de verste zo’n 14 km verderop. Deze afstand, in combinatie met een gespreide aankomst van de divisie over meerdere landingen, deed afbreuk aan het fundamentele uitgangspunt van luchtoorlogvoering, namelijk het verrassingselement.

De landing- en dropzones Op zondag 17 september 1944 vetrokken de Pathfinders in twaalf Stirling bommenwerpers van het vliegveld in Fairford. Het was de eerste keer dat ze zouden springen uit Stirlings. In plaats van de zijdeur van de hen bekende Dakota, zouden ze de vliegtuigen moeten verlaten via een doodskist-vormige opening in de bodem van de romp. Vanuit elk vliegtuig zouden tenminste

vier mannen springen met een ‘Landers-bag’ met zwaar materieel, zoals de Eureka-toestellen en hun batterijen. De volgorde in de ‘parachute-stick’ was erop gericht dat de mannen met de zware lading als eerste het vliegtuig zouden verlaten. In het midden en aan het einde van elke stick werd een onderofficier geplaatst om te zorgen dat de groep snel geformeerd kon worden na de landing. Onderweg naar Nederland haalden de snellere Stirlings, de transportvliegtuigen van de divisie in, zodat de Pathfinders ruim vóór de armada zouden arriveren. Om 12.40 uur ging in de bommenwerpers het rode licht aan zodat de Pathfinders zich klaar konden maken voor hun sprong. Kort hierop volgde het groene licht waarna ze naar buiten stapten door het gat in de romp. Het hoofdkwartier en het 3e peloton landden bij de Reijerscamp in Wolfheze (LZ ‘S’) en het 1e en 2e peloton bij de Telefoonweg in Heelsum (respectievelijk DZ ‘X’ en LZ ‘Z’).

wereld in oorlog

41


De Airborne Pathfinders

Ommershof en de drie pelotons groeven zich in en vormden een defensieve positie op het landgoed van het huis. Door de aanhoudende artillerie en mortierbeschietingen leed de compagnie aanzienlijke verliezen. Met name door granaten die ontploften in de bomen werden mannen in hun schuttersputten door scherven getroffen. Maar Ommershof bleek een uitstekende defensieve positie te zijn. Het lag op een heuvel en had een vrij schootsveld naar het noorden en westen. En de oostflank werd bovendien afgedekt door eenheden van het King’s Own Scottish Border regiment. Ondanks zware aanvallen van Duitse infanterie eenheden, ondersteund door gemechaniseerd geschut, behielden de Pathfinders hun positie. Uit dagboeken en persoonlijke verhalen blijkt dat de compagnie gedurende de drie dagen

Duitse soldaten groeperen zich voor een aanval op de perimeter.

De landing verliep zonder incidenten en binnen 10 minuten waren de Pathfinders gereed met het uitleggen van de nylon panelen in de vorm van de herkenningsletters en hadden ze de Eureka bakens opgesteld. Rond 13.00 uur arriveerden de eerste Dakota’s met parachutisten, gevolgd door de zweefvliegtuigen met het zwaardere materieel en de troepen van de Airlanding Brigade. De landingen waren uitermate succesvol en de diverse eenheden vetrokken met goede moed naar hun doelen. Majoor Wilson vestigde zijn hoofdkwartier in een boerderij in Wolfheze, genaamd de Reijerscamp. Terwijl hij de boerderij naderde zag hij een aantal Duitsers die de wapens op hem richtten. Wilson riep: "Wat in Godsnaam denken jullie dat je aan het doen bent, schieten op Britse officieren?" Hierop gaven de Duitsers zich zonder verder verzet over wat de hoop deed groeien dat er geen doorgewinterde gevechtseenheden in de buurt waren.

De tweede dag Op de tweede dag, 18 September, kreeg de compagnie een drietal opdrachten. Het 1e peloton moest een

42

wereld in oorlog

voorraaddropping binnenloodsen op dropzone ‘L’, op het terrein van het huidige Papendal. Het 2e peloton moest de parachute dropzone ‘X’ van de vorige dag markeren, nu echter voor zweefvliegtuiglandingen. En het 3e peloton moest de signaleringen op de Ginkelse Heide in gereedheid brengen voor de parachute dropping van de 4de Parachute Brigade. De Pathfinders waren niet op de hoogte van het slechte weer in Engeland waardoor het vertrek van de tweede ‘lift’ was uitgesteld. Rond 10.00 uur werd hun aandacht getrokken door het geluid van vliegtuigmotoren en rekenden zij er dan ook niet op dat Duitse jachtvliegtuigen de landingszones beschoten. De door de compagnie aangebrachte herkenningsletters bleken ook door Duitse vliegers uitstekend waarneembaar. Het is dan ook een klein wonder dat er tijdens deze beschietingen geen doden of gewonden zijn gevallen. Uiteindelijk klaarde het weer op in Engeland en wisten de vliegtuigen in de middag de diverse landingszones te vinden. Het verrassingseffect was echter inmiddels verdwenen en de Duitsers verwelkomden de aankomende vliegtuigen met een regen van luchtafweervuur.

dat ze op de locatie Ommershof verbleef een tweetal doden en tiental gewonden te betreuren had. De verliezen aan Duitse zijde bedroegen een gemechaniseerd geschut, een veldgeschut, een vrachtwagen en tientallen doden en gewonden. Door de toenemende druk op de perimeter werden de Britten genoodzaakt de linies te hergroeperen. De Pathfinders moesten daarom hun goede positie in het noorden van de perimeter verruilen voor een aantal huizen in de nabijheid van een drietal noodhospitalen in het centrum van Oosterbeek. De Britse noodhospitalen waren gevestigd in de hotels Schoonoord, Vreewijk en de Tafelberg. De manschappen werden verdeeld over de huizen die grensden aan de hospitalen en de toegangswegen hiernaartoe.

Verdediging van de perimeter Op de derde dag van de operatie zouden de mannen van het 1e peloton succesvol de zweefvliegtuigen van de Poolse Brigade op landingzone ‘L’ binnenloodsen. Echter ook nu waren de Duitsers voorbereid en werd er zware schade toebracht aan de landende zweefvliegtuigen. Met de aankomst van alle troepen en versterkingen zaten de Pathfinder-taken van de compagnie er grotendeels op. De eenheid zou nu als infanterieeenheid verder vechten. De missie van de 1ste Airborne Divisie kwam nu echter in gevaar omdat de bataljons die eerder nog vol goede moed vertrokken van de drop- en landingzones, vastliepen in de buitenwijken van Arnhem. De manschappen onder leiding van Kolonel Frost die de noordzijde van de verkeersbrug in handen hielden konden hierdoor niet versterkt worden. De restanten van de divisie werden teruggetrokken op Oosterbeek waar een defensieve positie rondom het hoofdkwartier, Hotel Hartenstein, werd gevormd. De 21st Independent Parachute Company kreeg een positie in het noorden van de perimeter toegewezen. Het hoofdkwartier nam zijn intrek in huize

Straatgevechten Wat volgde waren 4 dagen van bittere staatgevechten waarbij de Duitsers met gemechaniseerd geschut en mobiele Flak-wagens trachtten de Pathfinders te verdrijven uit hun huizen en loopgraven. De kruising Utrechtseweg/Stationsweg, door de Britten ‘the crossroads’ genoemd, lag onder continu vuur van beide zijden en was het centrum van deze zware strijd. Op 26 september, na negen dagen van zware gevechten, was de 1ste Airborne Divisie genoodzaakt om dat wat er nog over was van deze trotse divisie, terug te trekken over de Rijn. Na aankomst in Engeland maakte majoor Wilson de balans op. De 21st Independent Parachute Company was met 186 man ten strijde getrokken. 120 man waren veilig teruggekeerd naar Engeland. De compagnie had 20 doden te betreuren en 46 mannen waren krijgsgevangen genomen. Onder de krijgsgevangenen bevonden zich de gewonden die zich voor behandeling in een van de noodhospitalen hadden moeten laten opnemen. In de zomer van 1945 reisde de compagnie af naar Noorwegen om de overgave van Duitse troepen te faciliteren. Tijdens dit verblijf zou een zevental Pathfinders terugkeren naar Nederland om een rol te spelen in de film ‘Theirs is the glory’. Van oktober 1945 tot september 1946 verbleef de eenheid in Palestina. Hier werd de Pathfinder unit uiteindelijk ontbonden.

Leading The Way To Arnhem Leading The way To Arnhem vertelt het verhaal van de 21st Independent Parachute Company. Op basis van oorlogsdagboeken en unieke ooggetuigenverslagen wordt de historie van de eenheid beschreven. Het hoofdstuk m.b.t. Market Garden omvat 70 pagina’s en beschrijft de acties van de Pathfinders in groot detail. Zie voor verdere informatie: www.leadingthewaytoarnhem. com

Arnhem ’44 Het boek Arnhem ’44 (eerder uitgegeven met de titel De heksenketel van Arnhem / Engelse titel The Cauldron) is een geromantiseerd, maar zeer realistisch, verslag van de straatgevechten in Oosterbeek. De auteur die schreef onder het pseudoniem Zeno was zelf een Pathfinder en nam dan ook actief deel aan de gevechten. In de romanfiguren zijn duidelijk de door Peter Gijbels in dit artikel beschreven personen te herkennen.

Heden ten dage beschikt zowel de Britse als de Nederlandse krijgsmacht weer over een gespecialiseerde Pathfinder eenheid. Beide zijn weliswaar kleiner van omvang (peloton i.p.v. compagnie) maar voeren nog steeds soortgelijke taken uit als de Pathfinders tijdens die septemberdagen van 1944. Peter Gijbels is auteur van Leading The Way To Arnhem. Na jaren van research en contacten met veteranen van de 21st Independent Parachute Company heeft hij de ooggetuigenverslagen en compagnie-files verwerkt tot een uniek document over deze unieke eenheid.

wereld in oorlog

43


De blauwe heuvels

Max van der Schriek In de zomer van 1944 was Narva de meest oostelijk gelegen stad die Hitler-Duitsland nog in handen had. De Nederlandse soldaten van het SS-Freiwilligen Panzergrenadierregiment 48 ‘General Seyffardt’ ondergingen hier hun grootste nederlaag. Wie vandaag de dag het oude slagveld bezoekt zal een totaal andere herdenkingssfeer aantreffen dan in de West-Europese landen: Rusland wordt nog altijd beschouwd als de grootste vijand van de Baltische staten.

DE BLAUWE HEUVELS

De Slag om Narva 1944 en de ondergang van ‘General Seyffardt’ Leningrad

T

oen Operatie Barbarossa op 22 juni 1941 van start ging had Heeresgruppe Nord de opdracht om zo snel mogelijk de Baltische staten te veroveren en op te rukken naar Leningrad. Het Finse leger begon 3 dagen later aan zijn opmars. Finland voerde echter een defensieve oorlog wat inhield dat na het heroveren van de in de Winteroorlog (19391940) verloren gegane gebieden, de soldaten niet verder oprukten. Toen Leningrad eenmaal was omsingeld ging de vaart uit het offensief en verzande de opmars aan dit deel van het front in een stellingenoorlog. Omdat Hitlers prioriteiten aan het Oostfront elders lagen werd Leningrad al snel een buitenbeentje. Er werden vrijwel geen versterkingen meer aangevoerd en bij de generaals leefde steeds

44

de angst dat er meer troepen werden weggehaald. In juli waren hier bijvoorbeeld alle tankeenheden verdwenen. Zowel de Russen als de Duitsers hadden niet genoeg kracht de tegenpartij alhier uit te schakelen.

Noch Hitler, noch Stalin gaven veel om de stad. Hitler was niet van plan Leningrad in te nemen. De bevolking moest worden uitgehongerd, de stad zelf moest van de aardbodem verdwijnen en na de oorlog zou het gebied aan

Foto boven: Narva. Links de Hermannburcht en rechts, aan de overzijde van de grensrivier, het zusterkasteel in Ivangorod (Foto

Boven: Een Spaanse vrijwilliger verzorgt het graf van een gesneuvelde kameraad.

auteur). Daaronder: Overzichtskaart van het front bij Leningrad 1941-1944 (wikipedia).

Daaronder: Aan het front bij Narva.

wereld in oorlog

wereld in oorlog

45


De blauwe heuvels

Europese vrijwilligers

Een Tigertank wordt in stelling gebracht.

Eén van de eerste vrijwilligerseenheden die bij de strijd aan het Oostfront werd ingezet was de 250 División Española de Voluntarios, bijgenaamd División Azul, ofwel ‘Blauwe Divisie’ bestaande uit falangistische vrijwilligers. De divisie stond onder bevel van generaal Agustín Muñoz Grandes (*27.01.1896 – †11.07.1970). Het besluit tot oprichting van deze eenheid werd vijf dagen na de start van Operatie Barbarossa in Madrid genomen. Hier werd de Sovjet-Unie nog altijd als de hoofdaanstichter van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) beschouwd. Ook Berlijn herinnerde de Spaanse regering eraan dat ze na de verkregen Duitse steun in de vorm van het Condorlegioen nog een ereschuld in te lossen hadden. De Spanjaarden ondergingen hun training in Beieren en werden vervolgens naar Novgorod gestuurd. In 24 uur tijd vielen er 2.525 slachtFinland worden toegewezen. Maar ook Stalin hinderde het niet dat de bevolking onnoemelijk leed. Omdat er veel ‘verdachte’ Westerse elementen in de stad waren kwam de uithongering hem goed uit. Bovendien was op dit tijdstip van de oorlog de verdediging van Moskou belangrijker. De voedselvoorziening in Leningrad verliep rampzalig. Het opgeslagen voedsel lag niet verspreid over de stad maar was allemaal op één punt verzameld. Al snel werd juist dit depot door de Duitse artillerie geraakt waarna de rantsoenen drastisch omlaag werden gebracht. De evacuatie over het bevroren Ladogameer verliep ook corrupt. Kinderen vielen vaak uit de vrachtwagens op het ijs waar ze stierven van de kou en men moest de chauffeurs omkopen om überhaupt een zitplaats te krijgen. In december 1941 waren op een bevolking van 2,28 miljoen 514.000 personen geëvacueerd en 620.000 gestorven, grotendeels door verhongering. Bij temperaturen van -40°C bleven de

doden vaak in de ijskoude kamers liggen zodat de rest van de familie gebruik kon blijven maken van de rantsoenkaart. Wie op straat stierf bleef liggen waar hij lag. Ook kannibalisme kwam steeds vaker voor waarbij een administratief verschil werd gemaakt tussen ‘lijkeneterij’ (het eten van reeds gestorvenen) en ‘menseneterij’ (het doelbewust vermoorden van anderen met als doel ze op te eten). Ten tijde van het Beleg van Leningrad bevond er zich in de Estse stad Narva

een belangrijk militair hospitaal van de Duitsers. Na de eerste winter zou de situatie voor de inwoners van Leningrad verbeteren. Het beleg eindigde echter pas na 880 dagen op 27 januari 1944, de dag dat de laatste Duitse granaat op de stad viel. Het Rode Leger drong het 16e en 18e Duitse Leger in slechts drie weken tijd terug naar de Estse grens maar pas in juli 1944 braken de Russen door de verdedigingslinie rondom Narva ten koste van enorme verliezen.

offers maar de troepen hielden stand. In 1941 was de Blauwe Divisie met 17.909 manschappen de grootste vrijwilligerseenheid. Toen de krijgskansen keerden haalde Franco zijn troepen in april 1944 terug. Minstens 192 Spanjaarden bleven echter vrijwillig aan het Oostfront vechten. Na de inval van de Sovjet-Unie deed de Waffen-SS een beroep op buitenlandse vrijwilligers. Hieronder zaten overtuigde nazi’s maar ook anticommunisten en avonturiers. Omdat de overwinning langer op zich liet wachten dan gedacht was aanvulling van de inmiddels uitgedunde rijen noodzakelijk. De vrijwilligers werden allereerst gezocht in de ‘Germaanse landen’ waaronder Noorwegen, Denemarken en Nederland. Binnen de 11.SS-Frw.Pz.Gr. Division ‘Nordland’ diende zelfs een compagnie bestaande uit Zweedse vrijwilligers, de ‘Schwedenkompagnie’. Bij Narva vocht met zekerheid ook één Zwitserse vrijwilliger mee.

Niet veel later werden er ook vrijwilligers aangenomen uit andere landen. Estland leverde zeker 70.000 vrijwilligers en dat op een bevolking van slechts 1 miljoen. Van de zogeheten ‘Germaanse’ landen leverde Nederland verhoudingsgewijs de meeste troepen voor de Waffen-SS. SS-Obergruppenführer Felix Steiner (*23.05.1896 – †12.05.1966) sprak zelfs over 55.000 vrijwilligers wat vrijwel zeker te hoog is. De huidige schatting ligt op circa 20.000. Wellicht dat Steiner ook de uitval meerekende: een groot aantal Nederlanders werd als untauglich bestempeld en teruggestuurd. In september 1942 waren dit er al 2.387. Zeker één Nederlandse vrijwilliger, een zekere Oppermann, bleek half-joods te zijn en moest het legioen verlaten. De Nederlandse vrijwilligers zouden deel uit gaan maken van het III. Germanisches SS Panzerkorps. De meeste vrijwilligers werden toebedeeld aan de Heeresgruppe Nord ter

Het monument voor de vrijwilligers te Sinimäe (Foto auteur).

Duitse loopgraven van de voormalige ‘Tannenberg-Stellung’. In deze sector werden onder andere Noorse, Deense en Nederlandse vrijwilligers ingezet. (Foto auteur).

46

wereld in oorlog

wereld in oorlog

47


De blauwe heuvels

De sinds 1999 heringerichte Duitse oor-

Hoeve Vaivara, 2010. De boerderij raakte bij de gevechten van 1944 zwaar

logsbegraafplaats van Toila. Individuele

beschadigd en werd nooit meer herbouwd (Foto auteur).

graven ontbreken. De begraafplaats werd in 1944 aangelegd voor de gesneuvelden van het front bij Narva (Foto auteur).

versterking van het Leningradfront. Al snel groeide dit deel van het front uit tot een waar Europees vrijwilligersfront. Naast Nederlanders dienden hier ook Vlamingen, Noren, Denen en Spanjaarden. De eerste stelling die de Nederlanders moesten innemen lag ten zuiden van de stad bij Selo Gora. Er werd een positie ingenomen tussen het Ladoga- en Ilmenmeer. Hun vuurdoop volgt op 2 februari 1942 wanneer de onervaren soldaten tijdens een transport door de Russen onder vuur worden genomen. Half maart slaagden de Duitsers er in om het leger van Andrej Vlassov

(*01.09.1900 – †01.08.1946) te omsingelen. Het zijn de Nederlanders die generaal Vlassov in juli in handen krijgen. Gedesillusioneerd door het uitblijven van hulp keert de generaal zich tegen Stalin en richt een Russisch bevrijdingsleger op. In september werd de 4. SS-Freiwilligen-Panzer-Grenadier-Brigade ‘Nederland’ naar Kroatië overgebracht om uit te rusten en aan te sterken. Hier worden de soldaten ingezet tegen de partizanen. De Brigade bestond inmiddels uit drie regimenten, het SS-Freiwilligen Panzergrenadierregiment 48 ‘General Seyffardt’, het SS-Freiwilligen Panzer-

grenadierregiment 49 ‘De Ruyter’ en het SS-Freiwilligen-Artillerieregiment 54, elk bestaande uit drie bataljons. Half december 1943 was de Brigade nog alles behalve op sterkte. Zo was er een tekort aan geschut, waren de soldaten van de Flak-Batterie en het artillerieregiment nog in opleiding en beschikte de Aufklärungs Kompanie over geen enkele verkenningswagen. De Brigade was slechts voor circa 10% gemotoriseerd. Ondanks herhaalde pogingen van de commandant om verplaatsing naar het Oostfront op te schorten tot het moment dat het ontbrekende materieel en wapentuig was gearriveerd kregen de manschappen van ‘Nederland’ vlak voor Kerst te horen dat ze wederom naar het Oostfront zouden vertrekken. Het doel is opnieuw Heeresgruppe Nord. De Nederlanders arriveren hier in januari 1944 in de stilte voor de storm. Hun positie bevindt zich aan de noordrand van de Oranienbaumkessel. Op 14 januari barst een nieuw Sovjetoffensief los. In minder dan een uur tijd worden er 104.000 granaten op de stellingen van het III. Germanisches SS Panzerkorps afgeschoten. De aanval heeft op meerder plaatsen succes, vooral dáár waar onervaren Luftwaffe-Felddivisionen zijn ingezet. De Nederlanders worden ingezet bij de tegenaanval. Steiner is vol lof over hun inzet: “Ich spreche der Kampfgruppe Rühle,

SS Pz. Gren. D. ‘Nederland’, eine ganz besondere Anerkennung für die vorzüglichen Leistungen am heutige Tage aus. Ich bin stolz darauf, eine solche Truppe im Germanischen Korps zu haben.” Om de vijand te misleiden wordt de Brigade als een divisie bestempeld, een status die de vrijwilligers pas later zullen krijgen. Deze divisie kwam echter nooit boven brigadesterkte uit. Hun inzet mocht echter niet baten. Eind januari trekken de troepen zich terug op de ‘Panther-Stellung’ bij Narva met de Russen op hun hielen. Deze nieuwe defensieve linie werd aangelegd met behulp van zo’n 50.000 arbeiders die uit de plaatselijke bevolking waren gerekruteerd. De stelling bestond onder andere uit 40 kilometer loopgraven en tankgrachten, 6.000 bunkers en circa 200 kilometer prikkeldraadversperring tussen het Peipusmeer en het Pskovmeer.

Sinimäe Om het front te stabiliseren wordt op 4 februari 1944 de Armeegruppe Narva opgericht waar onder andere de Nederlanders, de 11. SS-Freiwilligenpanzergrenadier-division ‘Nordland’ en de Estse 20. Waffen-Grenadierdivision der SS (estnische Nr. 1) deel van uit maken. De Brigade ligt nu in stelling ten oosten van de stad Narva aan beide oevers van de gelijknamige rivier. Omdat be-

langrijke toevoerwegen, waaronder de brug over de Narva, waren afgesloten kwamen de vrijwilligers met een munitietekort te zitten. Op 8 maart worden de stellingen van de Nederlanders opnieuw aangevallen maar men houdt stand. Hierna stabiliseert het front. Tot de zomer is het in deze sector betrekkelijk rustig. Toch zijn de verliezen van de Brigade ‘Nederland’ aanzienlijk: tussen januari en half april 1944 loopt het aantal manschappen terug van 9.342 tot 6.305. Nieuwe aanvallen zijn steeds moeilijker af te weren maar de adempauze zorgt er tenminste voor dat de voorraden kunnen worden aangevuld. Op 23 maart wordt Narva tot een ‘Festung’ uitgeroepen: de stad moest op bevel van Hitler tegen elke prijs behouden worden. De stad wordt een symbool voor de strijd tegen het Bolsjewisme. Op deze plek versloeg de 17-jarige Zweedse koning Karl XII in 1700 een Russische overmacht. Narva is nu het meest oostelijke punt aan het front waar Hitler nog troepen heeft staan. Inmiddels heeft het Rode Leger zijn aandacht verlegt naar Heeresgruppe Mitte en start hier Operatie Bagration op 22 juni 1944. Door de ineenstorting van dit front komt ook Heeresgruppe Nord in de problemen en omsingeling dreigt. Op 12 juli begint een nieuw Sovjetoffensief met als doel de verovering van de Baltische staten.

Sonnenschein, een voorpost van Narva, wordt om 19:06 uur door het Rode Leger ingenomen. Om middernacht is de plek heroverd en zijn verdere Sovjetaanvallen succesvol afgeslagen. Dit zal één van de laatste successen van het Duitse leger zijn. Wederom is Steiner zeer te spreken over de inzet van de Nederlanders: “Die vortreffliche Haltung der Truppe und die sichere Führung des Kommandeurs der Brigade ‘Nederland’ verdient die uneingeschränkte Anerkennung. Ich spreche beiden für die bisher tapfere Haltung meinen Dank aus.” ‘Festung Narva’ is behouden gebleven maar tegen een hoge prijs. De alhier geleden verliezen kunnen niet meer worden aangevuld. Op 24 juli beginnen de Russen aan hun volgende reeks offensieven. De Europese vrijwilligers houden ondanks munitietekorten en een grote overmacht verbazingwekkend genoeg stand tegen de aanhoudende aanvallen van het Rode Leger. Toch nemen de verliezen toe en er worden voorbereidingen getroffen voor een terugtocht op de ‘Tannenberg-Stellung’. Terwijl de Russische eenheden rouleren bloeden de Duitse troepen leeg. De aftocht naar de nieuwe verdedigingslinie wordt gedekt door de Nederlanders van het SSFreiwilligen Panzergrenadierregiment 48 ‘General Seyffardt’.

De groots opgezette militaire begraafplaats van Narva. Aan de overzijde van de rivier ligt Rusland (Foto auteur). 48

wereld in oorlog

wereld in oorlog

49


De blauwe heuvels

Dit betekent de ondergang van het regiment. Tijdens de terugtocht verliest ‘Seyffardt’ contact met de andere eenheden en raakt men verdwaalt in een moerasgebied. Al snel zijn de soldaten omsingeld door de Russen. Er is geen andere keuze meer dan een frontale uitbraak. Bij Sinimäe, ofwel ‘De Blauwe Heuvels’, worden de Nederlanders weggevaagd. Slechts een handjevol overlevenden weet de ‘TannenbergStellung’ te bereiken. In de ochtend van 27 juli krijgt het peloton onder leiding van SS-Rottenführer Derk Elsko Bruins (*20.03.1923 – †05.02.1986) bevel om het vermiste regiment te gaan zoeken. Bij de daarop volgende gevechten schakelen ze 12 Russische tanks uit. Hiervoor krijgt Bruins als tweede Nederlandse vrijwilliger het Ridderkruis toegekend.

Narva In de Baltische staten wordt de Tweede Wereldoorlog totaal anders herdacht dan in de rest van Europa. Waar voor ons de Duitse bezetting in 1945 ophield begon voor die landen de Russische bezetting die tot 1991 zou duren. De in 1920 verworven onafhankelijkheid raakte men twintig jaar later alweer kwijt. Geen wonder dat de Duitse soldaten hier als bevrijders werden binnengehaald. De Russische bezetting heeft diepe wonden nagelaten voor de Esten. Nog altijd ligt het bevolkingsaantal lager dan vóór de oorlog als gevolg van de executies, deportaties en al dan niet gedwongen emigraties. Sinds de ineenstorting van de SovjetUnie worden de Duitse militaire begraafplaatsen opgeknapt. De begraafplaats te Tallinn werd bijvoorbeeld lange tijd gebruikt als oefenterrein voor Russische tanks. Individuele graven zijn niet meer aanwezig, inmiddels zijn er wel nieuwe naamplaten neergezet. Ook staat hier pal bij de ingang een opmerkelijk oorlogsmonument: GEDENKSTÄTTE FÜR DIE IN DEN ABWEHRSCHLACHTEN ESTLANDS 1944 TEILGENOMMENEN TRUPPENEINHEITEN. Alle eenheden die in dat jaar in Estland hebben gevochten worden genoemd, ook de Nederlanders nemen een prominente plaats in op het monument.

50

wereld in oorlog

Columm Edwin Ruis

Russisch massagraf nabij Sinimäe (Foto auteur).

Het geheel ligt er in opmerkelijk goede staat bij. Sinds april 2007 staat een soortgelijk monument op de hoogste top van de Blauwe Heuvels. Naast een gestileerde loopgraaf zijn er drie stèles geplaatst: één voor de Esten, één voor de Walen die hier ook gevochten hebben en één voor de Nederlanders: TER NAGEDACHTENIS AAN DE GESNEUVELDE, VERMISTE EN IN GEVANGENSCHAP OMGEKOMEN NEDERLANDSE FRONTSOLDATEN, VERPLEEGSTERS EN HELPERS DIE TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG IN OOST-EUROPA 1941-1945 TROUW HUN PLICHT VERVULDEN. Het is vreemd om op een dergelijk afgelegen plek opeens Nederlands te lezen. Het is te merken dat 95% van de bevolking van Narva Russisch is: het graniet zit vol gaten van hamerslagen en de zuilen zijn al herhaaldelijk afgebroken. De Esten herstellen het monument evenzo vaak. Wie zal deze strijd winnen? In het nabijgelegen oorlogsmuseum ligt de nadruk ook op de heldhaftige strijd van de Duitse eenheden en de daaropvolgende onderdrukking door de Russen. Nadat de Duitsers waren verdreven zijn veel plaatselijke bewoners geëxecuteerd of gedeporteerd. Vrijwel alle tentoongestelde objecten zijn in de omliggende moerassen gevonden. De hoeveelheid materiaal op het oude slagveld is onvoorstelbaar.

Het slagveld heeft een grote aantrekkingskracht op hobbyisten met een metaaldetector, zowel uit binnen- als buitenland. Geheel zonder gevaar is dit niet want de zompige bossen liggen bezaaid met blindgangers. Narva zelf is tijdens de gevechten met de grond gelijk gemaakt. Nadien is van de middeleeuwse stad alleen de vesting herbouwd. Vanaf de Hermannburcht heeft men een goed uitzicht op de burcht van Ivangorod in Rusland aan de overzijde van de rivier. Lang hoeft men niet te zoeken naar sporen van de oorlog in Estland. Langs de kant van de weg zijn dikwijls ruïnes van boerderijen te zien. Deze werden verwoest tijdens de gevechten van 1944 en zijn nooit meer herbouwd. Pal buiten de stad, langs de rivier met een goed uitzicht op Rusland ligt een grote militaire begraafplaats. Deze werd al in 1943 door het Duitse leger aangelegd maar wordt sinds 1999 uitgebreid. Hier probeert men zoveel mogelijk soldaten een individueel graf te geven, een zeldzaamheid op begraafplaatsen langs het voormalige Oostfront. Er liggen opvallend veel Esten, Deense namen vallen daarna nog het meeste op. Nederlanders moeten hier ook begraven liggen maar zijn minder prominent aanwezig. Russische begraafplaatsen zijn er vanzelfsprekend ook. Over het algemeen liggen deze op minder opvallende plekken – de Esten wilden de doden van de nieuwe bezetter liever niet teveel in het zicht hebben. De gesneuvelden van het Rode Leger liggen anoniem in massagraven met daarop een Sovjet-

monument. Slechts een enkele keer hebben familieleden naambordjes met foto’s van hun geliefden neergezet die in de omgeving van Narva moeten zijn gedood. Wanneer men verder de rivier afzakt krijgt men de geschiedenis van Estland in een notendop gepresenteerd. Op een verlaten civiele begraafplaats kan men de namen lezen van Baltische Duitsers die hier tot het einde van de Tweede Wereldoorlog al honderden jaren woonden. Ook is er een Estse militaire begraafplaats van de onafhankelijkheidsoorlog (1918-1920) aanwezig, de graven zijn echter allemaal verwoest door de Russen. Het centrale monument is inmiddels wel hersteld. Iets verderop is eveneens het monument voor koning Karl XII opgeknapt. Dichtbij staat een Russische T-34/85 tank opgesteld. Op dit punt drong het Rode Leger Ests grondgebied binnen. De tank werd pas in 1970 uit de rivier gehaald. Nabij de kust, dicht bij de stad Sillimäe (die tijdens de Koude Oorlog op geen enkele kaart mocht worden afgebeeld van de Russen) liggen in een van muggen vergeven bos nog de restanten van de ‘Tannenberg-Stellung’. De houten beschoeiing van de loopgraven is op veel plaatsen nog aanwezig maar in niet al te beste staat. Deze loopgraven zijn vermoedelijk door concentratiekampgevangenen aangelegd. Deze sector bleef gedurende de slag (25 juli 1944 10 augustus 1944) betrekkelijk rustig. Niet ver hiervandaan, op een steen aan het strand heeft een Estse soldaat zijn naam achtergelaten – een groet uit het verleden: Roland Löoke Rannavalve Post nr. 2 10 Sept. 1943 Max van der Schriek (1985) studeerde aan de VU Amsterdam zowel archeologie als erfgoedstudies waarbij hij zich specialiseerde in erfgoed en herinnering van conflicten van de 20ste eeuw. Na zijn afstuderen heeft hij gewerkt als wetenschappelijk onderzoeker aan de VU waarbij hij zich richtte op de verdere ontwikkeling van conflictarcheologie in Nederland. In september 2014 is hij in Amsterdam begonnen aan zijn promotieonderzoek, Buried Landscapes of War. The archaeology and heritage of the Second World War in The Netherlands.

Column Herinnering 1914 ‘In vollen zomer brak oorlogsonwéer los, En dank de wijze zorg van onze overheid, Stond in een spanne tijds, tot afweer sterk bereid, Aan grens te land en zee, het leger en zijn tros. Ons land ontving met liefde d’ ontelbre vluchtelingen, Die overal krachtdadige hulp ontvingen; Zoo blijv’ dan Nederland voor oorlogsvuur gespaard, In werk des Vredes groot, ten volle vrijheid waard.’ Dit anonieme gedicht heb ik van een herinneringsbord dat de Nederlandse neutraliteit viert. Het is inmiddels 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken. Het zal u niet zijn ontgaan. In al onze buurlanden en daar voorbij werd en zal de Grote Oorlog veelvuldig worden herdacht. De EU-leiders deden dat zelfs al op 26 juni in Ieper, twee dagen voor de aanslag op Frans Ferdinand, ruim voor het begin van de oorlog in 1914 en de zomervakantie in 2014. Gezien de omvang van deze door kortzichtige politici en vorstelijke dwazen teweeg gebrachte ramp, is al die belangstelling niet vreemd. Op veel van de deelnemende landen heeft de Eerste Wereldoorlog een veel diepere historische impact gehad dan de tweede. Hier in Nederland zal men er niet zo veel van merken. Wij waren immers neutraal of ‘onzijdig’. En dat is blijkbaar geen grote herdenking waard. Wel heeft de regering gemakshalve Huis Doorn tot ‘Plaats van Herinnering van de Eerste Wereldoorlog in Nederland’ benoemd en een subsidie gegeven voor een bescheiden tentoonstelling in nota bene de garage van de Kaiser. Eigenlijk is dit gebrek aan echte betrokkenheid vreemd, want de onzijdigheid was een van de allerbeste beslissingen genomen door een Nederlandse regering ooit. Daar mogen we best trots op zijn. Neutraliteit is geen wandeling in het park, om maar eens een mooie Engelse uitdrukking te gebruiken. Jezelf neutraal verklaren is één, door de vechtersbazen als dusdanig worden erkend is twee. Daar kunnen de Belgen over meepraten. Bovendien lag ons land vlakbij het belangrijkste strijdtoneel: het Westelijk Front. Op een goede dag, of slechte eigenlijk, kon je in het zuiden des lands het kanongebulder horen. Soms vergiste een vliegenier zich weleens en liet een bom op Nederland val-

len. De Scandinavische landen hadden het makkelijker in de noordelijke periferie van Europa. De Nederlandse neutraliteit moest daarentegen constant worden verdedigd. Alhoewel Nederland als land dus onzijdig was, had de bevolking zo haar eigen voorkeuren. De Nederlandse politieke en culturele elite van 1914 was veelal ‘Deutschfreundlich’. Haar leden hadden vaak in Duitsland gestudeerd en keken tegen Duitsland op als het land van de ‘Kultur’ met een hoofdletter. Daar kwamen immers de diepzinnigste filosofie, de hipste klassieke muziek en belangrijke wetenschappelijke inzichten vandaan. Engeland en Frankrijk, ofwel het Westen, waren de landen van de ‘Zivilisation’: de oppervlakkigheid en het uiterlijke vertoon. Een groot deel van het gewone volk daarentegen was, aangevoerd door De Telegraaf, tegen Duitsland; tot zover men niet voor zijn brood van Duitsland afhankelijk was. Vooral de Duitse oorlogsmisdaden tegen de Belgen waren daar debet aan. Het zal niet de eerste of laatste keer zijn geweest dat het volk de zaken nuchterder zag dan de elite met haar hooggestemde idealen en particuliere belangen. Herdenken doen we eigenlijk alleen oorlogen waar we slachtoffer van zijn geworden. Met oorlogen die ons bespaard zijn gebleven doen we niets. Wat mij betreft houden we daarom een eenmalig herdenkingsfeest, waar we vieren dat onze voorouders verstandig genoeg waren om zich niet mee te laten slepen in wat men de ‘Oercatastrofe van de 20e eeuw’ noemt. Terwijl in de ons omringende landen miljoenen gesneuvelden worden herdacht, herdenken wij in Nederland de vele mannen die niet zijn gestorven. Mannen die niet met een kogel in hun buik, hangend in het prikkeldraad of stikkend in gifgas een ellendig einde hebben gevonden en als dank veelal anoniem in een massagraf liggen. En daarbij onthullen we op een prominente plek in vredesstad Den Haag een Nationaal Monument ter ere van de regering Cort van der Linden, die ons langs het bloedvergieten heen loodste en haar volk zo een hoop ellende bespaarde. Als tegenhanger van het nationale fallussymbool op de Dam, stel ik voor dat dit monument een poort wordt. Onzijdig zijn we als land immers allang niet meer.

wereld in oorlog

51


nu verkrijgbaar in de boekwinkel:

Ook

bij www bol.co . m

Over opperrechter Freisler Moordenaar in toga

Een absolute klassieker! Rotterdam, mei 1940

Compleet en ongecensureerd Frontkameraden

Arnhem, september 1944 Een brug te ver

Het gezicht van het kwaad Heydrich

Spionage vanuit Nederland Spionnennest

70 jaar The Dambusters In zoeklicht en afweervuur

De strijd om de Rijnbruggen Arnhem ’44

- door Helmut Ortner

- door Cornelius Ryan

- door Guy Gibson

Routegids langs de slagvelden Onder ogen zien

- door Steven Slos en Bart de Beer

52

- door Aad Wagenaar

- door Mario R. Dederichs

- door Zeno

Authentieke memoires De laatste getuige - door Rochus Misch

- door Sven Hassel

- door Edwin Ruis

Een fascinerende ontdekking Hitlers Volkswagen - door Paul Schilperoord

De man of de mythe Rommel, een biografie - door Philip Remy

Wereld in Oorlog 42 verschijnt in december

wereld in oorlog


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.