Meteorologica september 2022

Page 1

METEOROLOGICA

Uitgave van de Nederlandse Vereniging ter Bevordering van de Meteorologie Jaargang 31 - nr. 3 - September 2022

KANS OP ZWARE ORKANEN

KNMI?

Uniek onderzoek bij het KNMI

Meteorologica 3 - 20222

Voor onze R&D vakgroepen zoeken we regelmatig onderzoekers, zowel OIO’s als post-doc’s, die een bijdrage willen leveren aan ons internationaal hoog gewaardeerde Kijkonderzoek.vooronze actuele vacatures www.werkenvoornederland.nl/knmi.op

Na elke gebeurtenis maken we de balans op. We plaatsen incidenten in een bredere context. We willen ervan leren en nieuwe kennis opdoen. Zodat we risico’s preciezer kun nen bepalen en onze kwaliteit als kennisinstituut kunnen waarborgen. Uniek aan het KNMI is de koppeling tussen operationeel en wetenschap. Praktijkervaringen kunnen meteen wetenschappelijk onderzocht worden. Kennis kan direct ingezet worden ten behoeve van de operationele diensten van het KNMI.

Werken bij het KNMI: the best place to be voor onderzoekers!

waarschuwen en adviseren In ons dichtbevolkte land van water, wind en dijken leven we al eeuwenlang met de elementen. Nu de aarde opwarmt, de zeespiegel stijgt en extreem weer vaker voorkomt, groeit de kans dat het weer ons onaangenaam verrast. De weerkamer van het KNMI staat 24/7 paraat om Nederlanders te waarschuwen als er gevaarlijk of extreem weer dreigt. Tijdig, gericht en met oog voor de impact van het verwachte weer.

In de R&D vakgroepen van het KNMI wordt gewerkt aan verbetering van het waarneemsysteem en van de modellen. Unieke expertise ligt op het gebied van satellietmetingen van de atmosferische samenstelling. Het KNMI heeft de wetenschappelijke leiding over het TROPOMI satellietinstrument dat in 2017 succesvol is gelanceerd. TROPOMI is de opvolger van OMI, en brengt de mondiale luchtkwaliteit in kaart. Ook wordt gewerkt aan innovatieve metingen met kleine sensoren op de grond. Op het gebied van modellering wordt gewerkt aan het HARMONIE hogeresolutie Werkenmodel.bijhet

Het weer is grillig, de bodem beweegt en het klimaat verandert. Voor onze veiligheid en welvaart moeten we weten welke risico’s en kansen dit oplevert. En: hoe we ons het beste kunnen voorbereiden. Die kennis heeft het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) in huis als het nationale kennis- en datacentrum voor weer, klimaat, oceanografie en seismologie. Betrouwbaar, onafhankelijk en gericht op wat Nederland nodig heeft. Voor een veilig Nederland dat voorbereid is op de invloed van weer, klimaat en Voorbereiden,aardbevingen.

Evalueren, onderzoek en wetenschap

Tropische

We laten deze vragen in dit herfstnummer rusten. Toch laten we de zomer niet helemaal los. Er was immers die tornado op 29 juni in Zierikzee, die je bijna zou vergeten na zulke hittediscussies. Yorick de Wijs en Adrie Huiskamp geven een uitgebreide analyse en filosoferen ook over de mogelijkheid van tornadoverwachtingen in Nederland. Een ander opvallend verschijnsel is dat (zomer)records gebro ken lijken te worden met flinke marges. Hylke de Vries en Iris de Vries (geen familie) proberen dit effect te duiden. Met een veranderend klimaat is er natuurlijk ook veel belangstelling voor tropische stormen en orkanen. Nadia Bloemendaal en Karin van der Wiel maken een schatting van tropische stormen voor nu en in de toekomst, met de nadruk op het Caribisch gebied. Hiervoor maken ze gebruik van een “synthetisch” model, waarmee je heel veel extra stormen kunt genereren, zodat je een goede statistiek krijgt.

28228

Veel leesplezier met dit herfstnummer van Meteorologica.

storing (later: hurricane Bonnie) nabij Curaçao, 29 juni 2022: True-Color beeld van NASA/NOAA's Suomi NPP satelliet. Bron: NASA Worldview.

Meteorologica 3 - 2022 3 4 Hoe groot is de kans op een tropische cycloon? Nadia Bloemendaal, Karin van der Wiel 8 Waarom langjarige hitterecords soms verpletterd worden Iris de Vries, Hylke de Vries 12 Case study: tornado in Zierikzee op 27 juni 2022 Yorick de Wijs, Adrie Huiskamp 18 Column – Spectraal Huug van den Dool 20 The Harry Otten Price for Innovation and Technology Bestuur NVBM 22 Weermuziek – Meteorologische toonzetters Harry Geurts 24 Lezing Sterrenwacht Sonnenborgh in Utrecht Harry Geurts 26 Een middag met Peter Duynkerke Diverse auteurs 28 Spitsbergen: een archipel op de rand van de Arctic Richard Bintanja 29 NVBM-excursie naar de Joint Meteorological Group op vliegbasis Woensdrecht Bestuur NVBM 30 Column – Nederland redden Thom Zwagers 31 Programma NVBM najaarssymposium 2022: Weer en gezondheid Bestuur NVBM 32 Diverse mededelingen Bestuur NVBM, Ben Lankamp 34 Column – It ain’t half hot, Mum Leo Kroon 35 NVBM Sponsors en Colofon 192AdvertentiesKNMIIMAU – Universiteit Utrecht 21 CaTeC 25 Wittich en Visser 27 Wageningen Universiteit 36 VoorkantInfoplaza

Inhoudsopgave

Dit was een zomer waarin weer en klimaat flink in de belangstelling hebben gestaan, met veel discussies in de sociale media en de mainstream media, met als thema’s: was er wel sprake van een hittegolf bij die ene hete dag van 35 graden (er was immers nog niet voldaan aan de definitie), of er de tweede keer eigenlijk wel sprake was van een superhittegolf (wat is dat eigenlijk?), of er echt wel droogte was (de neerslag neemt toch toe met de jaren?) en natuurlijk het grote discussiepunt: is dit nou echt een gevolg van de klimaatverandering?

Van de hoofdredacteur

De vraag in de titel wordt vaak gesteld door beleidsmakers die precies willen weten met welke risico’s ze rekening moeten houden in tropische kustgebieden. Maar deze vraag is nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden, omdat tropische cyclonen (lokaal bekend als orkanen of tyfonen) lokaal zeldzame fenomenen zijn en er overwegend geen (betrouwbare) historische informatie beschikbaar is over hun voorkomen in een bepaald kustgebied. Voeg daar nog de component klimaatverandering aan toe en de uitdaging lijkt wel haast onmogelijk. Synthetische modellen kunnen een uitkomst bieden in deze kloof tussen beleidsvragen en wetenschappelijke kennis.

Voor veel regio’s bestaat dus geen informatie over alle mogelijke tropische cyclonen die dat gebied zouden kunnen raken, in het bijzonder voor de meest extreme stormen. Gelukkig zijn er verschillende manieren om deze data-schaarste op te lossen. De meest logische manier zou bijvoorbeeld zijn om meer cyclonendata over langere tijdschalen te krijgen. Voor historische data zouden we dan bijvoorbeeld sedimentatie-analyses uit kunnen voe ren in kustgebieden, om zo meer te weten te komen over historische cyclonen die in dat gebied langs getrokken zijn. Het is echter onhaalbaar om zulke analyses langs de wereldwijde kustlijn uit te voeren, waarmee deze methode beperkt toepasbaar blijft. Een andere optie is om bijvoor beeld mondiale klimaatmodellen te gebruiken, die ook informatie over tropische cyclonen kunnen genereren. Echter zitten er vaak behoorlijke biases in deze data. De voornaamste oorzaak hiervan is dat de horizontale resolutie te laag is om de belangrijkste aspecten van een tropische cycloon, zoals bijvoorbeeld het oog en de piekintensiteit, goed te modelleren. Dit oog is soms maar tientallen kilometers groot, en “verdwijnt” dus al snel in klimaatmodellen met een typische resolutie van 50x50 km of 100x100 km.

Tropische cyclonen veroorzaken vaak grootschalige ver woesting wanneer ze aan land komen, en behoren hier mee tot de gevaarlijkste en duurste natuurrampen op aarde. In 2017 zorgden de orkanen Harvey, Irma en Maria gezamenlijk voor US$ 220 miljard aan schade, waarmee dat seizoen het duurste orkaanseizoen ooit werd. Om kustgebieden in de toekomst beter te beschermen tegen deze krachtige stormen, is het daarom cruciaal dat we gedegen risicoanalyses uitvoeren, zodat hiermee risicobe perkende maatregelen ontworpen kunnen worden.

beperkt zijn om een goede risicoanalyse uit te voeren.

Hoe groot is de kans op een tropische cycloon?

Nadia Bloemendaal (IVM, VU & LDEO, Columbia University), Karin van der Wiel (KNMI)

Meteorologica 3 - 20224

Synthetische modellen

We moeten ons daarom toespitsen op het efficiënt gebruiken van de data die we wel hebben. Zo kunnen we bijvoorbeeld de historische data (op een plausibele manier) verstoren, om zo te kijken hoe verschillende rea lisaties van dezelfde tropische cycloon eruit zouden zien. Met behulp van deze verstoringen zouden we bijvoorbeeld kunnen analyseren wat de impact zou zijn als Orkaan Irma (2017) in plaats van aan land te komen in de Everglades, pal over Miami zou trekken. De mogelijkheden met deze methode zijn echter vrij beperkt. Zo kunnen we eigenlijk alleen naar verschillende variaties van historische data kijken, en kunnen we geen stormen analyseren die totaal onverwacht gedrag vertonen (zoals bijvoorbeeld een cate gorie-5 tropische cycloon over Bonaire). Een andere, veel toegepaste mogelijkheid binnen zowel de academische als de commerciële sector is het zogenoemde synthetisch modelleren. Dit type modellen gebruikt informatie uit historische observaties (of klimaatmodellen) om hieruit nieuwe, theoretisch mogelijke tropische cyclonen te simu leren. De synthetische dataset die hiermee gecreëerd wordt bevat voor vele duizenden jaren aan tropische cyclo nen-activiteit onder dezelfde klimaatomstandigheden als de originele input dataset. Deze synthetische modellen zijn er in grofweg twee varianten: statistisch-dynamische

Zulke risicoanalyses moeten een duidelijk beeld geven van alle mogelijke tropische cyclonen op een bepaalde locatie, in het bijzonder van de meest extreme stormen (dat wil zeggen: stormen met een lage kans van voorko men, oftewel een hoge terugkeertijd). Het is soms echter lastig om een goede schatting te maken van al deze mogelijkheden wanneer men alleen naar historische gebeurtenissen kijkt. Historische data is hierin name lijk beperkt: er ontstaan wereldwijd ongeveer slechts 90 tropische stormen per jaar (± 10 stormen/jaar door natuurlijke variabiliteit), waarvan er gemiddeld zestien aan land komen met orkaankracht. Daarbij komt nog dat de tropische cyclonen die aan land komen, meestal in een relatief kleine kuststrook (< 500 km lengte) daadwerkelijk impact hebben. Bovendien zijn goede, wereldwijde, obser vaties van tropische cyclonen pas vanaf de start van het satelliettijdperk, in 1980, beschikbaar. Dit betekent dat er in de historische data kustgebieden zullen zijn waar geen tropische cyclonen aan land gekomen zijn, en waar dus ook geen informatie beschikbaar is over mogelijke kansverdelingen of impacts. En zelfs op plekken waar wel ‘landfalls’ geweest zijn, zal het totale aantal events te

Figuur 1 Kaart van het Caribisch gebied met de locatie van de zes eilanden.

3

STORM gebruikt informatie van tropische cyclonen als input en past vervolgens statistische methodes toe om zo een dataset van synthetische tropische cyclonen te maken, die equivalent is aan 10.000 jaar onder dezelfde klimaatcondi ties. Deze resulterende STORM dataset bevat een volledig overzicht van alle (theoretisch) moge lijke tropische cyclonen, inclusief extreme tropi sche cyclonen met een terugkeertijd van meer dan 1.000 jaar, ofwel een jaarlijkse kans van voorkomen kleiner dan 0.1%. De STORM dataset is 3-uurlijks en bevat onder andere informatie over de locatie van het oog van de tropische cycloon en de piekinten

Categorie Bonaire Eustatius Maarten 1980 - 2017 5 5 6 2 2 2 - 2050 4 - 7 4 - 7 5 - 7 2 2 2 1980 - 2017 9 9 9 4 4 4 - 2050 8 - 11 8 - 11 8 - 11 3 - 4 3 - 4 3 - 4 1980 - 2017 14 15 15 5 5 5 - 2050 12 - 16 12 - 17 13 - 17 4 - 6 4 - 6 4 - 6 1980 - 2017 26 27 29 10 10 10 - 2050 23 - 31 24 - 32 25 - 33 7 - 10 7 - 10 7 - 10 1980 - 2017 103 141 147 66 61 68 2015 - 2050 89 - 153 94 - 174 93 - 184 33 - 52 31 - 51 32 - 53

2

4

St

Figuur 2 Grafieken met de terugkeertijden van verschillende tropische cyclonen intensiteiten (maximale windsnelheid) voor het huidig (donkere lijn) en toekomstig klimaat (gearceerd) binnen 250 km van de eilanden. De breedte van de gearceerde delen toont de spreiding tussen de verschillende klimaatmo dellen die gebruikt zijn voor de toekomstig-klimaat-berekeningen.

Periode Aruba

5

siteit van de storm (windsnelheid en luchtdruk). Deze puntdata hebben een ruimtelijke resolutie van 0.1° (onge veer 10 km). In deze sectie worden kort wat aspecten van STORM besproken; voor details over en validatie van het model willen we de lezers graag verwijzen naar Bloemen daal et al. (2020a,b).

Curaçao St

Saba 1

2015

Tabel 1 Terugkeertijden (in jaren) van verschillende categorieën (op de schaal van Saffir-Simpson) van tropische cyclonen binnen 250 km van de eilanden. Dit is dezelfde data als in Figuur 2.

2015

Door de flexibele opzet van STORM is het mogelijk om voor verschillende periodes en/of onder verschillende klimaatscenario’s een synthetische dataset te genereren. Om bijvoorbeeld inzichten te krijgen in de risico’s in het huidig klimaat (hier gebruikten we de klimaatcondities over de periode 1980 – 2017), hebben we het STORM model gekoppeld met historische data (de zogenoemde IBTrACS dataset; zie Knapp et al., 2010). Daarnaast heb ben we een methode ontwikkeld, gebaseerd op de delta approach, om toekomstig-klimaatsimulaties met STORM mogelijk te maken (Bloemendaal et al., 2022). Hiervoor hebben we tropische cyclonen-data uit vier mondiale

modellen en volledig statistische modellen. In statistisch-dynami sche modellen wordt ofwel het pad, ofwel de intensiteit van de tropi sche cycloon via statistische rela ties (regressieformules) berekend, en wordt het andere deel met dyna mische simulaties gemodelleerd. Doordat ze veel informatie over de atmosfeer en oceaan bevatten, zijn deze modellen in staat om de natuurwetten te volgen en bevatten om die reden een goede fysische representatie van tropische cyclo nen. Hiervoor hebben ze echter wel een substantiële hoeveelheid inputvariabelen nodig, waardoor het lastig kan zijn om zulke model len toe te passen. Binnen de aca demische wereld bestaan er twee van zulke mondiale statistisch-dy namische modellen, namelijk het model van Emanuel et al. (2004) en het Columbia HAZard model (CHAZ; Lee et al., 2018). In de andere modelvariant, de volledig statistische modellen, worden zowel het pad als de intensiteit via regressieformules gemodelleerd. Deze modellen zijn daardoor doorgaans eenvoudiger en hebben minder inputvariabelen nodig, waardoor ze makkelijker toe- en aanpasbaar zijn. Hier staat wel tegenover dat complexe fysische processen vaak geparametriseerd of anderzijds versimpeld worden gemodelleerd. Hierdoor is het lastiger om een goede representatie van bijvoorbeeld de extratropische transitie van tropische cyclonen te krij gen. Er is op dit moment één academisch en mondiaal volledig statistisch model, het Synthetic Tropical cyclOne geneRation Model (STORM; Bloemendaal et al., 2020b).

2015

2015

Meteorologica 3 - 2022 5

Synthetic Tropical cyclOne geneRation Model (STORM)

De huidig en toekomstig klimaat STORM datasets kun nen vervolgens voor verschillende soorten risicoanalyses gebruikt worden. Zo kunnen we bijvoorbeeld de syntheti sche stormen gebruiken om tropische cyclonen-activiteit

Kader 1

Meteorologica 3 - 20226

klimaatmodellen gebruikt: deze modellen hebben een resolutie van 25 km x 25 km tot 50 km x 50 km en zijn allemaal in staat om een redelijke stormen-klimatologie te genereren (de modellen bevatten genoeg tropische cyclo nen verdeeld over de verschillende regio’s om statistieken van te herleiden). Als eerste wordt in deze methode het klimaatsignaal, gedefinieerd als het verschil tussen de huidig en toekomstig-klimaat data, voor de verschillende input-variabelen van het STORM model (zoals het aantal stormen, de plek van ontstaan en de minimale luchtdruk/ maximale windsnelheid) voor elk klimaatmodel herleid. Hierna wordt dit klimaatsignaal opgeteld bij de variabelen uit de historische data (IBTrACS), die gebruikt werden om de huidig-klimaat STORM dataset te genereren. Op deze manier wordt een toekomstig-klimaat versie van de his torische input dataset gecreëerd, die vervolgens dient als input voor STORM om zo voor elk mondiaal klimaatmodel een toekomstige STORM dataset te creëren met 10.000 jaar synthetische tropische cyclonen.

Risicoanalyses met STORM

in de buurt van kuststeden of eilanden te bekijken. Op deze manier kunnen we een uitspraak doen over wat de terugkeertijd (in jaren) is van bijvoorbeeld een zware tropische cycloon in de buurt van deze locatie, en hoe die terugkeertijd verandert onder klimaatverandering (hoog emissiescenario, SSP5-8.5, over de periode 2015-2050). We demonstreren hier zulke analyses voor de zes eilan den Bonaire, St. Eustatius en Saba (de BES-eilanden, bij zondere gemeentes van Nederland), en Aruba, Curaçao en Sint Maarten (landen in het Koninkrijk der Nederlanden) (zie Figuur 1). De resultaten zijn weergegeven in Figuur 2 en Tabel 1.

Een tweede voorbeeld van een risico-analyse met behulp van de STORM datasets, is het berekenen van risico’s voor de Small Island Developing States (de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten). Dit soort eilandnaties zijn bijzonder kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering, maar zijn vaak zo klein dat het lastig is om goede risicoberekeningen voor deze naties uit te voeren. Om te demonstreren hoe zulk soort risico berekeningen voor deze eilandnaties uitgevoerd kunnen worden, hebben we een modelketen opgezet (zie Kader 1, Bloemendaal & Koks, 2022) voor Fiji, een eilandnatie in de Zuidelijke Stille Oceaan (Figuur 3). De terugkeertijden van de windsnelheden in Figuur 3a zijn voor windsnel heden in de hoofdstad Nadi; deze zijn herleid met de 2D-windvelden (zie Kader 1). Figuur 3a laat duidelijk zien dat de kans op hogere windsnelheden toeneemt onder klimaatverandering (gearceerde curves; over de periode 2015-2050 voor SSP5-8.5). Deze sterke toename in het gevaar werkt vervolgens door in de schadeberekeningen; in Figuren 3b en 3c zijn deze windvelden gekoppeld aan informatie over gebouwen en infrastructuur en de bijbeho rende kwetsbaarheid, en is het wederom goed zichtbaar dat de kansen op (veel) schade substantieel toenemen

Uit Figuur 2 en Tabel 1 kunnen we afleiden dat de kans op een tropische cycloon van een bepaalde categorie ongeveer twee keer zo hoog (de terugkeertijd twee keer zo laag) is voor Saba, St. Eustatius en St. Maarten in vergelij king met de ABC-eilanden. Dit kan verklaard worden door de ligging van de eilanden ten opzichte van de typische beweegrichtingen van tropische cyclonen. In de Atlanti sche Oceaan beginnen tropische cyclonen, en dan vooral de zwaardere cyclonen, als lagedrukgebieden die vanaf de Afrikaanse kust de Atlantische Oceaan op bewegen. Ver volgens verplaatsen ze zich, onder invloed van de passaat winden, in west-noordwestelijke richting in de richting van en over de Caribische Zee. De kans is daarom over het alge meen groter dat een tropische cycloon dichter in de buurt komt van Saba en St. Eustatius, die noordelijker liggen in de Caribische Zee, dan in de buurt van de ABC-eilanden.

Als we kijken naar het effect van klimaatverandering (2015 – 2050) zien we eigenlijk nauwelijks veranderin gen in deze terugkeertijden in de komende decennia. De reden hiervoor is dat de veranderingen in het totaal aantal cyclonen in de Caribische Zee relatief klein zijn vergeleken met het huidige klimaat. Enkel voor St. Eustatius, Saba en St. Maarten zien we een robuuste verandering (voor alle vier de synthetische datasets op basis van de klimaatmo dellen), het gaat dan om een verhoging van de kans op de zwaarste Categorie 5 cyclonen, met windsnelheden groter dan 70 m/s (252 km/u).

Naast het uitrekenen van terugkeertijden (zie Figuur 2) kunnen synthetische stormen ook gebruikt worden om uitspraken te doen over maatschappelijke risico’s (bijvoor beeld financiële schade), en hoe deze veranderen onder klimaatverandering. Wiskundig gezien is het risico het product van de kans op het gevaar, de blootstelling, en de kwetsbaarheid. Het gevaar is hier de intensiteit van de tropische cycloon en met welke kans deze in een bepaald gebied voorkomt. Om dit te berekenen worden de synthe tische stormen gekoppeld met een 2D-parametrisch wind veld model, zodat de puntdata omgezet wordt in een 2D windveld. Door vervolgens van alle synthetische stormen deze windvelden te berekenen, kunnen we berekenen met welke kans een bepaalde windsnelheid voorkomt in een bepaalde gridcel. Voor de blootstelling kunnen we informatie verkrijgen uit datasets met de waarde van hui zen en andere gebouwen. De “beste” datasets hiervoor zijn de datasets van grote (her)verzekeraars, maar deze zijn helaas niet publiekelijk toegankelijk. Een goed alter natief hiervoor zijn bijvoorbeeld OpenStreetMap en de openbare LitPop dataset (Eberenz et al., 2021), waarin, op basis van satellietdata en het GDP van een land, een schatting wordt gemaakt van de waarde van gebouwen in een bepaalde gridcel van 1 km x 1 km. Als laatste heb ben we nog informatie nodig over de kwetsbaarheid van deze gebouwen (dat wil zeggen, welk percentage van het gebouw beschadigd raakt bij een bepaalde windsnelheid). Deze informatie kunnen we halen uit zogenoemde vulne rability curves (schadecurves), die de één-op-één relatie tussen windsnelheid en percentage schade weergeven. Wederom hebben (her)verzekeraars hiervoor doorgaans de beste informatie voorhanden, en wederom is deze data helaas niet publiekelijk toegankelijk. Academische voorbeelden van zulke schadecurves zijn Eberenz et al. (2021) en Emanuel (2011).

Referenties

Bloemendaal, N. & Koks, E.E. (2022) Current and future tropical cyclone wind risk in the Small Island Developing States. In Hurricane Risk in a Changing Climate. In Vol 2. J.M. Collins and J. Done, Eds., Springer.

Bloemendaal N, Haigh ID, de Moel H, Muis S, Haarsma RJ, Aerts JCJH. Generation of a global synthetic tropical cyclone hazard dataset using STORM. Scientific Data 2020b; 7: Bloemendaal40.N, de Moel H, Muis S, Haigh ID, Aerts JCJH. Estimation of global tropical cyclone wind speed probabilities using the STORM dataset. Scientific Data 2020a; 7: Bloemendaal377.

Holland GJ. An Analytic Model of the Wind and Pressure Profiles in Hurricanes. Mon Weather Rev 1980; 108: 1212-1218.

Als laatste stap kan de informatie uit Figuur 3d gebruikt worden om de gemiddelde jaarlijkse schade uit te rekenen (in het Engels wordt dit ook wel Average Annual Loss of Expected Annual Damage genoemd, en doorgaans uitgedrukt in US$). Dit is een belangrijke waarde voor o.a. verzekeraars, omdat veel premies op deze gemiddelde jaarlijkse schade gebaseerd zijn. De gemiddelde jaarlijkse schade wordt berekend door de oppervlakte onder de curve in Figuur 3d te berekenen. Voor Fiji betekent dit dat de gemiddelde jaarlijkse schade uitkomt op bijna US$ 4 miljoen in het huidige klimaat, en US$ 6.4 - 10 miljoen in het toekomstige klimaat. Graag verwijzen wij lezers naar Bloemendaal & Koks (2022) voor soortgelijke informatie en grafieken voor de andere Small Island Developing Sta tes.De datasets die gebruikt worden voor zulk soort risi coanalyses hebben ook hun beperkingen. Ten eerste wordt het 2D-windveld uit STORM simplistisch weergege ven; er wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het terrein en het effect hiervan op het windveld, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van bergen. Er bestaan modellen die hier wel rekening mee kunnen houden, maar deze modellen zijn vele malen complexer en kosten zoveel rekenkracht dat het opschalen naar 10.000 jaar aan mondiale data niet realistisch is op dit moment. Hiernaast is het ook zo dat tropische cyclonen ook substantiële schade kunnen aanrichten door overstromingen, veroor

Knapp KR, Kruk MC, Levinson DH, Diamond HJ, Neumann CJ. The International Best Track Archive for Climate Stewardship (IBTrACS) Unifying Tropical Cyclone Data. Bull. Am. Meteor. Soc. 2010; 91: 363-376.

Meteorologica 3 - 2022 7

Behalve voor risicoberekeningen, zoals in de voorbeelden in dit arti kel, kunnen synthetische model len ook voor een scala aan andere doelen gebruikt worden. Zo kunnen synthetische stormen bijvoorbeeld gebruikt worden om karakteristie ken en statistieken van cyclonen (die aan land komen) te bestude ren, en hoe deze veranderen onder klimaatverandering. Daarnaast kunnen de synthetische stormen gekoppeld worden aan een hydrodynamisch model om stormvloed en golven te simuleren en de bijbehorende overstromingsrisico’s te bepalen. Ook is het mogelijk om de synthetische data te gebruiken als input voor een 2D-regenveld model om zo de kans op extreme neerslag te kunnen berekenen.

Figuur 3. Terugkeertijden voor (a) maximale windsnelheden in de hoofdstad Nadi (in m/s); (b) per centage schade aan gebouwen in Fiji; (c) percentage schade aan infrastructuur in Fiji; (d) schade in Fiji (in US$).

Andere toepassingen van syntheti sche modellen

Eberenz S, Lüthi S, Bresch DN. Regional tropical cyclone impact functions for globally consistent risk assessments. Nat. Hazards Earth Syst. Sci. 2021; 21: 393-415.

zaakt door de stormvloed, golven, en neerslag. Hier komt ook nog zee spiegelstijging voor de toekomstige klimaatprojecties bovenop, inclusief de bijbehorende onzekerheden. Het STORM model houdt met deze com ponenten (nog) geen rekening. Voor de datasets voor blootstelling geldt dat ze vaak geen tot beperkte infor matie bevatten over de toekomstige implementatie van adaptatiestra tegieën, zoals het versterken van huizen of het aanleggen van dijken. Zulk soort aanpassingen zullen het risico doorgaans verlagen, maar het valt buiten het doel van deze studie om dit te analyseren.

Contact: nadia.bloemendaal@vu.nl

in de nabije toekomst. In Figuur 3d is ook de waarde van deze gebouwen en infrastructuur meegenomen om de terugkeertijden van financiele schades in Fiji te bepalen.

Eberenz S, Stocker D, Röösli T, Bresch DN. Asset exposure data for global physical risk assessment. Earth Syst. Sci. Data 2020; 12: 817-833.

N, de Moel H, Martinez AB, Muis S, Haigh ID, van der Wiel K, et al. A globally consistent local-scale assessment of future tropical cyclone risk. Science Advances 2022; 8: eabm8438.

Emanuel K, DesAutels C, Holloway C, Korty R. Environmental Control of Tropical Cyclone Intensity. Journal of the Atmospheric Sciences 2004; 61: 843-858.

Emanuel K. Global Warming Effects on U.S. Hurricane Damage. Weather, Climate, and Society 2011; 3: 261-268.

Lee C-Y, Tippett MK, Sobel AH, Camargo SJ. An Environmentally Forced Tropical Cyclone Hazard Model. JAMES 2018; 10: 223-241.

Op 19 juli 2022 werd het zeer warm in Nederland en in de landen om ons heen. De 39.5 ºC van Maastricht bleek te weinig om ons ‘piepjonge’ nationale hitterecord van 40.7 ºC (Gilze-Rijen, 2019) te verbreken, maar in onder andere Engeland gebeurde dat wel. Meestal worden langjarige records verbroken met een kleine marge. Maar soms worden ze echt ‘verpletterd’, met een graad of meer. In dit artikel blikken we terug op de recente hitte en proberen schattin gen te maken van de kans op recordverplettering. Hierbij zullen we zien dat deze nauw samenhangen met het tempo van de opwarming.

Anticyclonale golfbreking en Spaanse pluim Kortdurende intense hitte komt in Nederland bijna altijd uit het zuiden. Dat was ook het geval op 19 juli 2022, de dag dat het zeer warm werd in de Benelux, terwijl record hitte werd gemeten in delen van het Verenigd Koninkrijk (o.a. Londen) en Frankrijk (Figuur 1a). Enkele dagen eer der zuchtte Portugal al onder extreme temperaturen tot 47 ºC. Oorzaak van de hitte is een lagedrukgebied dat voor de westkust van Portugal/Spanje richting Engeland trekt. Aan de oostkant hiervan stroomt zeer warme lucht naar Nederland. Ook op hoogte (850 hPa) is de lucht over een groot gebied meer dan tien graden warmer dan normaal voor juli (Figuur 1b). De warme lucht is afkomstig van het Iberisch schiereiland; op weg naar het noorden schuift het van het 1000m hoge plateau af en warmt dan nog verder op door adiabatische compressie. Met een hoge drukgebied in de buurt van Nederland wordt het ook nog eens heel zonnig bij ons. Een typische ‘Spaanse pluim’ weersituatie, kortom, waarbij het zomaar tropisch warm kan worden. Ter hoogte van de tropopauze is het systeem ook goed zichtbaar als een afgesnoerd cold-core low met anomaal lage waarden van potentiële temperatuur (Figuur 2), en is onderdeel van een meerdaags anticyclonaal golf

brekingsevent. Ook in 2019 was anticyclonale golfbreking de voorbode voor recordhitte in Nederland.

Iris de Vries (ETHZ), Hylke de Vries (KNMI)

In één keer boven de 40 graden Het record werd dus niet verbroken op 19 juli 2022, maar in 2019 was het wél raak. Toen schoot op 25 juli het hitterecord in Nederland in één keer van 38.6 ºC (Warnsveld, 23 augustus 1944) naar ruim boven de 40 ºC (40.7 ºC in Gilze-Rijen). Of liever gezegd, bijna in één keer. Het langjarige record van 38.6 ºC werd namelijk verbroken op twee opeenvolgende dagen: 24 juli 39.3 ºC (Eindhoven), 25 juli 40.7 ºC (Gilze-Rijen). Omdat we in dit artikel kijken naar verbrekingen in jaarmaxima van de maximumtemperatuur noemen we dit toch “in één keer”. Het 75-jaar oude record werd die dag “verpletterd” met meer dan twee graden. 40 ºC was een waarde die weinig meteorologen op dat moment voorstelbaar achtten. Toch was het opeens de realiteit. Vorig jaar gebeurde in Noord west-Canada en -Amerika iets vergelijkbaars toen langja rige hitterecords op meerdere plekken met meer dan vijf graden verbroken werden. Ook hier waren meteorologen in eerste instantie verbijsterd. Sindsdien is er veel onder zoek naar deze en andere cases gedaan, waaruit blijkt

Waarom langjarige hitterecords soms verpletterd worden

Figuur 1. a: Druk op zeeniveau (contouren) en 2-meter temperatuur (kleuren) voor 19 juli 12 UTC 2022 uit de ECMWF deterministische verwachting an 18 juli 00 UTC, en weergegeven als anomalie ten opzichte van de gemiddelde juli-temperatuur en luchtdruk (1991-2020). b: Idem maar voor tem peratuur op 850 hPa drukvlak.

Meteorologica 3 - 20228

Op basis van de lange historische meetreeks in De Bilt kun nen we berekenen dat het huidige hitterecord (uit 2019) van 37.5 ºC voor De Bilt in het huidige klimaat een herha lingstijd heeft van rond de 30 jaar (onzekerheid 13-280 jaar). Hierbij volgen we de inmiddels welbekende “van Oldenborgh” GEV-methodiek waarbij de locatieparameter een functie is van de gladgestreken wereldgemiddelde temperatuur (zie Van Oldenborgh (2019) voor zijn analyse van de hittegolf van 2019, en Kew et al. (2020) voor meer details over de methode en een iets andere toepassing). Op dezelfde manier kunnen we het vorige record in De Bilt (35.6 ºC in 1947) in het huidige klimaat inmiddels eens in de 5 jaar verwachten (onzekerheid 3-10 jaar). Maar in het historisch klimaat van rond 1900 was zelfs 35.6 ºC zeer onwaarschijnlijk (herhalingstijd tenminste 150 jaar; dit is de ondergrens van het betrouwbaarheidsinterval).

Het huidige hitterecord was begin vorige eeuw vrijwel onmogelijk

klimaat. Met zo’n large ensemble is het mogelijk om (zeer) zeldzame gebeurtenissen met grotere zekerheid te duiden dan observaties toelaten, omdat de “echte” frequentie van dit soort zeldzame events met een factor 100 wordt vergroot door de 100 simulaties. In dit geval is het kli maatmodel CESM2 (Danabasoglou et al., 2020) gebruikt (~1°x1°, 1850 – 2100), geforceerd met het SSP370 scenario (Van Vuuren et al., 2017). In dit scenario is de klimaatopwarming enigszins gematigd door stabilisering van de uitstoot van broeikasgassen in de loop van de 21e eeuw door stagnerende economische groei, en de relatieve concentratie van niet-CO2 broeikasgassen en industriële aërosolen is groot in vergelijking met het

Meteorologica 3 - 2022 9

dat dit soort “onvoorstelbare” record shattering events in mondiale en regionale klimaatmodellen wel degelijk voorkomt.

Figuur 2. De “aanstichter” van de hitte op 18 juli 00 UTC 2022: Boven zee ten westen van Portugal ligt op het niveau van de tropopauze (2 PVU, potential vorticity units) een gebied met anomaal lage potentiële temperatuur. Ten oosten van dit systeem stroomt zeer warme lucht noordwaarts. (data: ECMWF verwachting van 2022-07-16 00 UTC).

De gemiddelde kans op recordoverschrijding is een com plexe functie van de lengte van de voorgaande reeks (en daarmee de hoogte van het vorige record), de overschrij dings-threshold, de trend in de data en de interjaarlijkse variabiliteit. Fischer et al. (2021) hebben, geïnspireerd op eerder werk van Rahmstorf en Coumou (2011), laten zien dat het veelal mogelijk is om een analytische uitdrukking voor deze kans op recordoverschrijding op te stellen. Voor Gaussische data zonder trend en met constante variabiliteit, neemt de kans om een vorig record te breken omgekeerd evenredig af met de lengte van de meetreeks n. Bij data met een lineaire trend is deze kans constant. Hoe sterker de trend, hoe hoger de kans. Voor een trend die geleidelijk toeneemt, zal de kans dus ook toenemen. Stopt de trend (en wordt het niet langer warmer op de wereld), dan zal een “naijl-effect” optreden, waarna de kans geleidelijk weer de 1/n curve zal benaderen.

Verpletteringskansen berekenen met een klimaatmodel De intuïtie dat weerrecords, en in het bijzonder hitte records, in recente jaren vaker en met grotere marges gebroken worden dan in de geschiedenis, kan worden gekwantificeerd met behulp van zogenoemde initial-condi tion large ensembles; 100 simulaties worden gegenereerd door één klimaatmodel, waarin dezelfde externe forcing wordt toegepast, maar elke simulatie minuscule variaties heeft in de beginconditie. Dit leidt vervolgens tot 100 plausibele realisaties van het historische (en toekomstige)

Kader 1 - de kans op record-overschrijding

Tx1dt > max(Tx1dt0, …, Tx1dt-1) + c

Figuur 3. a: Hoogste piektemperatuur per jaar (Tx1d) gemeten in De Bilt (groen) en gesimuleerd met 100 simulaties met het klimaatmodel CESM2 (dikke blauwe lijn is het 31-jaar rollend ensemble gemiddelde, de band de spreiding tussen alle simulaties). De dunne blauwe lijn geeft één van de honderd simulaties weer. b: jaarlijkse kans op recordverplet tering met tenminste 1ºC (lichtblauw) en tenminste 2ºC (donkerblauw), 31-jaar lopend gemiddelde.

Figuur 4. a: relatie tussen globale jaarlijkse temperatuuranomalie t.o.v. 1850-1950 op de x-as en jaarlijkse hoogste piektemperatuuranomalie (Tx1d-anomalie) in Nederland t.o.v. 1850-1950. De zwarte diagonale lijn geeft verhouding 1:1 weer. b: kans op recordverplettering met 1 en 2ºC als functie van de jaarlijkse toename in Tx1d in Nederland. De jaarlijkse Tx1d veranrdering is gebaseerd op 31-jarig lopend gemiddelde Tx1d van het 100-simulatie-ensemble.

Voor ieder jaar wordt de maximale dagelijkse piektem peratuur in Nederland bepaald in alle 100 simulaties; de grid boxes over Nederland worden geselecteerd en per jaar wordt gezocht naar de maximale waarde van dage lijkse piektemperatuur, effectief dus een spatiotemporeel maximum per jaar (1 gridbox en 1 timestep). Het resultaat hiervan bestaat uit 100 tijdreeksen (1 per simulatie) van jaarlijkse hoogste piektemperatuur (Tx1d) over Nederland. Om vervolgens de kans op het verpletteren van records te berekenen, wordt elk van deze tijdreeksen nagelopen op het breken van records: op iedere tijdstap t wordt getest of de waarde van Tx1d het record over de gehele voorbije periode overschrijdt met een marge c:

Meteorologica 3 - 202210

SSP245-scenario (met vergelijkbare opwarming).

Als dit het geval is voor grote waarden van c (bijvoorbeeld 1 ºC, of 1 standaarddeviatie), is er sprake van record shat tering (Fischer et al., 2021). De jaarlijkse kans op record shattering in % is simpelweg gelijk aan het aantal simu laties dat record shattering vertoont (want het ensemble bestaat uit 100 simulaties). Fischer et al. (2021) heeft aangetoond dat het zelfs vaak mogelijk is deze kans ana lytisch te bepalen (zie Kader 1).

Hoe harder het opwarmt, hoe sneller records sneuvelen In Figuur 3b zie je dat de kans op recordverplettering sinds 1980 systematisch toeneemt. Dit volgt direct uit

de snelle toename van de temperatuurstijging in de modelsimulaties (Figuur 3a). De toename van de kans op een verpletterend record begint rond het moment dat de richtingscoëfficiënt van de trend in Tx1d (blauwe lijn Figuur 3a) begint toe te nemen (rond 1980). Als de tem peratuurstijging constant is (lineair), is ook de kans op recordverplettering constant, echter, er zit enige vertraging in het systeem waardoor de recordverpletteringskans pas na enkele decennia stabiliseert. Dit zien we gebeuren rond 2060 (Figuur 3b, lijn vlakt af). We zien ook dat een afvlakking in de temperatuurstijging (rond 2070) leidt tot een afname in de recordverpletteringskans. Als de globale temperatuur zou stabiliseren op een hoger-dan -pre-industrieel niveau, zou er dus nog enige tijd een kans op recordverplettering zijn, maar zolang de temperatuur constant is, neemt de kans op een record ieder jaar af. In een klimaat met constante temperatuur is de kans op een record in jaar n+1 gelijk aan 1/n, waarin n het aantal jaar sinds het begin van de metingen is. Bij stabilisatie van het klimaat zal dus ook de recordkans steeds kleiner worden naarmate het klimaat langer stabiel is. Uiteindelijk zal de kans op hitterecords weer heel klein zijn, zelfs als het toekomstige klimaat meerdere graden warmer is dan het huidige klimaat.

De kans op recordverpletterende temperaturen waarbij records met 1ºC of meer verbroken worden, is volgens dit ensemble nu ongeveer 2 procent per jaar (eens in de 50 jaar) en loopt op tot rond de 3 procent per jaar (eens in de 30 jaar) rond 2060. In Figuur 3a is de tijdreeks van

De auteurs bedanken Frank Selten voor nuttige discus sies, en de reviewers en editor voor hun constructieve commentaren.Ditartikelis eerder in gewijzigde vorm verschenen op de KNMI website: nieuws/ieder-jaar-een-verpletterend-hitterecord.https://www.knmi.nl/over-het-knmi/

Contact: hylke.de.vries@knmi.nl en iris.devries@env.ethz.ch

Figuur 4 laat ondubbelzinnig zien hoe de lokale tem peratuurtrends bepalend zijn voor de kans op record verplettering. Over het algemeen is de globale stijging in temperatuurextremen in fase met de globale stijging in gemiddelde temperatuur, en ook lokale temperatuur trends zijn sterk gerelateerd aan de globaal gemiddelde temperatuurstijging. Er zijn echter variaties van regio tot regio, zoals de Figuur 4a toont. Op de x-as is te zien hoe de globale gemiddelde temperatuuranomalie van nul tot ongeveer vijf graden toeneemt in SSP370 ten opzichte van de referentieperiode 1850 – 1950, terwijl de Neder landse Tx1d in dezelfde simulaties van nul tot acht graden toeneemt. In Figuur 4b wordt duidelijk dat de actuele richtingscoëfficiënt van de lokale maximale temperatuur bepalend is voor de kans op recordverplettering: hoe gro ter de jaarlijkse toename in Tx1d (x-as), hoe groter de kans op recordverplettering. Dit is op te maken uit het feit dat de afvlakking van de recordverpletteringskans met tijd die we zien in Figuur 3b, niet meer te zien is als we de record verpletteringskans als functie van de lokale Tx1d-toename plotten. De afvlakking van de verpletteringskans aan het eind van de 21ste eeuw (in SSP370) kan dus inderdaad worden uitgelegd door een vertraging van de lokale opwar ming.

jaarlijkse Tx1d gemeten in De Bilt weergegeven (blauw groene dikke lijn), met recordverplettering van 1ºC als rode bolletjes. Ter illustratie is ook één enkele simulatie van het CESM-ensemble weergegeven, inclusief recordverplette ring in die simulatie (dunne blauwe lijn). In deze lijnen is het goed zichtbaar dat de jaarlijkse variatie in Tx1d over Nederland groot is, wat betekent dat het in de realiteit zo kan zijn dat een record in tien jaar twee keer verpletterd wordt, terwijl de kans “eigenlijk” maar 2% is. Eveneens kan een record heel lang niet verpletterd worden, terwijl de opwarming van het klimaat dicteert dat het wel zou moeten gebeuren. Desalniettemin is het verloop van de trend in Tx1d een indicatie van steeds extremere tempe raturen, die misschien niet altijd tot recordverplettering lei den, maar alsnog grote impact kunnen hebben op natuur en maatschappij.Inhetensemble worden in Nederland records soms met wel drie tot vier graden gebroken (niet in Figuur). Ter referentie, in Nederland is de interjaarlijkse variabiliteit (standaarddeviatie in de jaarlijkse maximum temperatuur) ongeveer 1.8ºC (bepaald voor de periode 1850 – 1950). Als een record met vier graden verbroken wordt, dan bete kent dit dus een overschrijding van het vorige record met ruim tweemaal de interjaarlijkse variabiliteit.

Conclusie

In een toekomst waarin klimaatopwarming steeds sneller gaat, zal de kans op recordverplettering blijven toene men. De geschiedenis laat zien dat het niet eenvoudig is om onze maatschappij en infrastructuur weerbaar te maken tegen toekomstige “onvoorstelbare” weer- en klimaatextremen: huidige hitteplannen, dijken en afwate ringssystemen, bijvoorbeeld, zijn vaak opgesteld aan de hand van een zogenaamd “100-jarig herhalingsniveau”, dat wil zeggen de hoogste waarde die eens in de 100 jaar voorkomt. Met ieder extra beetje opwarming verschuift de hoogte van het herhalingsniveau theoretisch naar boven, maar door het stochastische karakter van zeldza

Dankwoord

Meteorologica 3 - 2022 11

Referenties

Fischer, E.M., Sippel, S. & Knutti, R. Increasing probability of record-shattering climate extremes. Nat. Clim. Chang. 11, 689–695 (2021). https://doi.org/10.1038/s41558Kew,021-01092-9S.,Philip,S. en van Oldenborgh, G.J., 38 ºC boven de poolcirkel en langdurige Siberische warmte. Meteorologica 2020 (3), 26-27

me weer- en klimaatextremen is dit niet goed af te leiden uit de observaties. Aangezien we ook niet weten hoe de toekomstige klimaatopwarming zal gaan, zijn toekomstige herhalingsniveaus waarop kritische infrastructuur moet worden aangepast niet eenvoudig te voorspellen. Kortom, enkel het stoppen van klimaatopwarming is een safe bet om toekomstig leed ten gevolge van onvoorziene en onvoorstelbare natuurrampen te voorkomen.

Van Oldenborgh, G.J. De extreme hitte van eind juli 2019. Meteorologica 2019 (3), Rahmstorf,28-29. S. & Coumou, D. Increase of extreme events in a warming world. PrºC. Natl Acad. Sci. USA 108, 17905–17909 (2011)

Van Vuuren, D. P., Riahi, K., Calvin, K., Dellink, R., Emmerling, J., Fujimori, S., ... & O’Neill, B. (2017). The Shared SºCio-economic Pathways: Trajectories for human develop ment and global environmental change. Global Environmental Change, 42(January 2017), Danabasoglu,148-152.G.,Lamarque, J.-F., Bacmeister, J., Bailey, D. A., DuVivier, A. K., Edwards, J., et al. (2020). The Community Earth System Model Version 2 (CESM2). Jour nal of Advances in Modeling Earth Systems, 12, e2019MS001916. https://doi. org/10.1029/2019MS001916

Meteorologica 3 - 202212

Uit de CAPE, de convectiediepte en de effectieve ver ticale windschering kan de convectiemodus (de organi satiegraad van de bui) bepaald worden. CAPE staat voor Convective Available Potential Energy en is een maat voor de buoyancy (drijfvermogen) van een luchtdeeltje en zegt daarmee iets over de potentiële onstabiliteit. Verticale windschering is de verandering van de wind (zowel snel heid als richting) met de hoogte en wordt berekend als de lengte van de verschilvector van de wind op twee verschil lende hoogten. Met effectieve windschering wordt de wind schering bedoeld die relevant is voor/benut wordt door de bui, vaak ongeveer overeenkomend met de windschering in de onderste helft van de totale onstabili teitsdiepte. In een regi me met een CAPE van ca. 500 J/Kg en een effectieve windsche ring van ca. 30 kno pen (15-18 m/s), was de meest waarschijn lijke convectiemodus in deze situatie een “goed is.stijgstroom)cyclooneenistie“supercel”.devormendatnado’s(links).leidenmulticel”,georganiseerdezoalsafteisuitFiguur2Demeestetorvanhettypehierisopgetreden,zichechterbijconvectiemodusDedefinivaneensuperceleenbuiencelwaarinpersistentemeso(roterendeaanwezigInFiguur2(rechts)

Meteorologische achtergrond Maandag 27 juni bevond Nederland zich aan de oostflank van een lagedrukgebied boven de Atlantische Oceaan in een zuidwestelijke stroming. De aangevoerde luchtsoort was maritiem van oorsprong en de opbouw onstabiel tot ongeveer 8 km hoogte. Boven Het Kanaal bevond zich een bovenluchttrog die zorgde voor destabilisatie en stijgbe wegingen als gevolg van advectie van positieve vorticiteit. Aan de grond ontstond er in de loop van de ochtend een N-Z georiënteerde convergentielijn (vore), die in het zuid westelijk kustgebied de aanzet vormde tot het ontstaan van diepe convectie.

De hiervoor beschreven vore werd in de loop van de och tend al duidelijk zichtbaar als een windsprong, met een zuidwestelijke wind voor de vore uit en een west- tot noord westelijke wind aan de achterzijde. Rond 11:30 lokale tijd ontstond een eerste onweersbui net over de grens nabij Brugge, zoals te zien is in Figuur 3 (linksboven), om daar na langs de Zeeuwse kust noordoostwaarts te trekken.

Casestudie: tornado in Zierikzee op 27 juni 2022

is een schematische weergave van een supercel afge beeld. De radarecho is in het grijs afgebeeld, met een haakvorm (Engels: hook echo) aan de zuidflank van de bui en een typische V-vorm (V-notch) stroomafwaarts van de buiencel. Verder is te zien dat er sprake is van een mesoschaalciculatie, bij de haak en het ‘occlusiepunt’, waarbij de stijgstroom (updraft) gescheiden blijft van de dalende luchtstromen (downdrafts).

Yorick de Wijs, Adrie Huiskamp (KNMI)

Figuur 1: Foto’s van de tornadoslurf (links) en rondwervelende spullen, waaronder een trampoline (rechts), bron: Johan Cats, via beeldbank KNMI.

Waarnemingen & impact

Op maandag 27 juni 2022 rond 13:00 lokale tijd werd Zierikzee getroffen door een tornado. Er werd aanzienlijke schade aangericht aan gebouwen en negen mensen raakten gewond. Eén persoon overleefde het extreme weer niet. Niet alleen was de meteorologische situatie bijzonder, ook de overvloed aan beeldmateriaal maakt deze casus heel inzichtelijk en interessant. Waren er indicaties dat een dergelijke situatie zich voor zou kunnen doen? In hoeverre is het mogelijk om te waarschuwen voor een dergelijk fenomeen? In dit artikel gaan we daar verder op in.

Zoals is af te leiden uit Figuur 2 (links) bedraagt de windschering voor het ontstaan van een supercel idealiter 40 knopen of meer (20 m/s of meer). Het is echter niet onwaarschijnlijk dat er bij de convergentielijn in de kolom plaatselijk 40-50 kn (20-25 m/s) windschering beschik baar was, hetgeen terug is te vinden in de uitvoer van het hoge resolutie weermodel van het KNMI, Harmonie.

Figuur 3: evolutie van de buiencellen aan de hand van radarbeelden, met de windwaarnemingen (zwarte windvaantjes) en de positie van de convergen tielijn (gele stippellijn). Bron: wow.knmi.nl (bewerkt).

de buien was ongeveer 25-30 km/uur (7-8 m/s).

Meteorologica 3 - 2022 13

Hoewel de tornado niet direct is waargenomen op de automatische stations van het KNMI en Rijkswaterstaat, zijn er wel een paar interessante waarnemingen. Even voordat de tornado bij Zierikzee optrad, werd op het noor delijker gelegen RWS-station Oosterschelde-vier een wind stoot van 70 km/uur waargenomen uit westelijke richting. Het dichterbij gelegen RWS-station Stavenisse registreer de iets later een windstoot van 50 km/uur, eveneens

Figuur 2. Links: versimpeld hulpschema voor het bepalen van de convectiemodus, bron: NOAA, bewerkt door het KNMI. Rechts: schematische weergave van een supercel (RFD: rear flank downdraft, FFD: front flank downdraft, V: V-notch, U: Main Updraft, I: Updraft/Downdraft Interface, H: hook echo), bron: Wikimedia Commons.

Ongeveer een uur later ontstonden er meer buien op de langzaam noordoostwaarts bewegende convergentielijn en doofde de eerste buiencel geleidelijk uit. De noordelijk ste nieuwe cel trok vervolgens naar Zierikzee, waar deze rond 13:00 de tornado heeft geproduceerd. De betrokken cel bleef daarna nog ruim een uur noordwaarts bewegen parallel aan de kustlijn, terwijl de zuidelijker gelegen cel len oplosten en er verder naar het oosten op de conver gentielijn nieuwe cellen ontstonden. De treksnelheid van

Het is waarschijnlijk dat de plaatselijke aanwezigheid van meer windschering op de convergentielijn een sleu telrol heeft gespeeld bij de snelle ontwikkeling van de tornado. De daardoor al aanwezige rotatie in de bui heeft, in combinatie met een toenemende instroom en het uit

Dat het niet om een toevallige of oppervlakkige cir culatie ging maar om een goed en diep ontwikkelde mesocycloon, blijkt ook wanneer we de radiële snelheid op verschillende hoogtes bekijken. De radar scant onder verschillende elevatiehoeken, waardoor de hydrometeo ren (en ook kleine objecten zoals insecten) op verschil lende hoogten worden gereflecteerd. Door na te gaan tot op welke hoogte de rotatie nog zichtbaar is, kan worden geschat hoe diep de mesocycloon ontwikkeld was. In Figuur 5 staat de radiële windsnelheid (onder) afgebeeld voor vijf verschillende elevaties, waar uit af te leiden is dat de mesocycloon tot circa 3.5 km moet hebben gereikt.

Interpretatie van de radarbeelden

Meteorologica 3 - 202214

Dat het in Zierikzee om een tornado ging, werd al snel duidelijk door de vele videobeelden op internet, waarop duidelijk te zien is dat de slurf tot aan het aardoppervlak reikte. Er is allerlei rondvliegend materiaal te zien, ook gro tere objecten zoals tuinmeubels, een trampoline (Figuur 1, links), pallets, grote takken en delen van daken. Ook is te zien hoe een compleet dak van een gebouw wordt gerukt waaraan werkzaamheden plaatsvonden. De schade was groot, maar tevens zeer plaatselijk. Zeker 150 wonin gen raakten beschadigd of werden zelfs onbewoonbaar, waarvan vijf uiteindelijk gesloopt zouden moeten worden. Negen mensen raakten gewond en één persoon kwam om het leven door vallende dakpannen. Op basis van het schadebeeld en de videobeelden kan deze tornado waar schijnlijk worden geclassificeerd als een EF1 in de Enhan ced Fujita schaalverdeling. Bij een EF0 tornado blijft de schade geringer met voornamelijk rondvliegende takken en tuinmeubelen, bij een EF2 tornado is de schade groter met losgerukte daken en ontwortelde bomen (Zie Wikipe dia voor de definitie van de Enhanced Fujita schaal).

De ‘Zierikzee-bui’ kwam initieel langzaam op gang, maar daarna ontwikkelde snel een mesocycloon, zo’n 10-15 minuten voordat Zierikzee door de tornado werd getroffen. De circulatie is vervolgens vrij goed te volgen in de radar beelden en bevond zich aan de zuidzijde van de buiencel. Op de Dopplerradars in Herwijnen en Jabbeke (België) is duidelijk een signatuur in de radiële windsnelheid zicht

Daarnaast was er ook een duidelijke V-vorm zichtbaar in het reflectiviteitspatroon (Figuur 2, rechts) en had de buienkern een (naar rechts) afwijkende trekrichting ten opzichte van de stroming op 3 à 4 km hoogte. Door de vrij grote afstand ten opzichte van beide radars was een haak vormige echo minder goed zichtbaar. Na het optreden van de tornado behield de bui nog een uur lang de kenmerken van een supercel. Overigens was dit waarschijnlijk niet de eerste supercel; de bui die eerder vanaf West-Vlaanderen over de Westerschelde trok, vertoonde ook al tijdelijk de kenmerken van een supercel.

baar, die duidt op de aanwezigheid van een mesocycloon. In Figuur 4 zien we de reflectiviteit (boven) en de radiële windsnelheid (onder) voor vijf opeenvolgende tijdstappen tussen 12:39 en 12:59 lokale tijd. De rode en groene kleuren duiden tegengestelde windrichtingen aan. Wan neer er sprake is van rotatie, wordt er dus een zogenaamd ‘couplet’ zichtbaar met een maximum in tegengestelde richtingen dicht bij elkaar.

Figuur 4: Dopplerradarbeelden van Jabbeke (0,5° ~ 1 km hoogte) met de reflectiviteit (boven) en de radiale snelheid (onder), voor vijf verschillende tijdstappen tussen 12:39 en 12:59 lokale tijd. De gele pijl markeert de locatie van het ‘couplet’ op dat tijdstip. Bron: KNMI, bewerkt door Bram van ‘t Veen.

uit westelijke richting. Mogelijk waren deze windstoten RFD-gerelateerd (Figuur 2, rechts). Ook enkele nabijgele gen amateurweerstations (wow.knmi.nl en wunderground. com) registreerden windstoten. Ruim een uur later kreeg Rotterdam Airport nog te maken met een zware windstoot van 75 km/uur, maar die kan waarschijnlijk niet worden gerelateerd aan dezelfde buiencel.

Figuur 5: Dopplerradarbeelden van Herwijnen met de reflectiviteit (boven) en de radiale snelheid (onder), voor vijf verschillende elevaties (overeenko mend met ca. 1 km, 1,5 km, 2,2 km, 3,5 km & 4,6 km hoogte) rond 13:00 lokale tijd. De gele pijl markeert de locatie van het ‘couplet’. Bron: KNMI, bewerkt door Bram van ‘t Veen.

Meteorologica 3 - 2022 15

Voor het verwachten van convectieve fenomenen maakt het KNMI momenteel gebruik van de Harmonie modelver sies 40 en 43. Harmonie 40 is de bij het KNMI operatio nele versie. Harmonie wordt ontwikkeld binnen een van de Europese modelconsortia. Het is een niet-hydrostatisch model met een roosterpuntsafstand van ongeveer 2.5 km met 40 (Harmonie 40) of 65 (Harmonie 43) lagen. Derge lijke modellen zijn in staat convectie met schalen vanaf ongeveer de roosterpuntsafstand expliciet te beschrijven. Supercellen kunnen door het model worden beschreven, maar tornado’s niet omdat deze zich doorgaans op een te kleine schaal afspelen. Hiervoor moet de meteoroloog dus gebruik maken van afgeleide parameters, bijvoorbeeld voor het bepalen van de convectiemodus.

wat toenam. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door het van run op run toenemen van de convectiediepte. Vanaf de run van 0:00 UTC op 27 juni bedroeg deze ongeveer 8 km. De (meest onstabiele ) CAPE bedroeg in het model circa 500 J/kg, de effectieve verticale windschering lag tussen de 30 en 35 knopen (15 tot 18 m/s). Bij het bepa len van de effectieve windschering is het noodzakelijk de windschering direct stroomopwaarts van de convectieve cellen te gebruiken, omdat in een model dat convectie expliciet beschrijft het windpatroon in de verticaal sterk door de convectie zelf wordt beïnvloed. Een vrij robuust hulpmiddel is daarom de uitvoer van een model dat de convectie niet expliciet beschrijft, zoals het ECMWF-model, omdat hierin veel minder verstoring van het windpatroon optreedt. Anderzijds zullen lokale windscheringsmaxima op de convergentielijn juist weer veel beter door Harmonie worden opgepikt.

Om beter inzicht te kunnen krijgen in de verticale opbouw van de atmosfeer en de bruikbare CAPE en wind schering, kan de meteoroloog gebruik maken van een ‘progtemp’, een prognostisch radiosondeprofiel (Engels: sounding). Dit is een verticaal profiel van de modeluitvoer op één punt en tijdstip. In Figuur 6 zien we een progtemp van Harmonie voor Zierikzee om 11:00 UTC, waarbij aller lei (convectieve) parameters worden vermeld. Onderin valt af te lezen dat de CAPE op dit punt (rode rechthoek) een kleine 400 J/Kg bedroeg en de windschering (gele rechthoek) over 0-6 km 41 knopen (21 m/s), gezien de opgetreden onstabiliteitsdiepte overeenkomend met een effectieve schering van ca. 30 knopen (15 m/s).

rekken van de vorticiteit (Engels: ‘vorticity stretching’) in de stijgstroom, ervoor gezorgd dat de tornado (zo snel) tot stand heeft kunnen komen. Daarom zou deze tornado mogelijk ook kunnen worden gezien als een “hybride”, waarbij zowel factoren voor het ontstaan van een meso cycloon als ook factoren voor het ontstaan van een hoos (Engels: spout) een rol speelden. Waar de ontwikkeling van een tornado genoeg windschering vereist, is voor een hoos vooral sterke lokale convergentie/vorticiteit in de grenslaag belangrijk en juist weinig windschering. Ook de hoge luchtvochtigheid en daardoor vrij lage wolkenbasis (circa 700 m) speelden een rol. Niet alleen kan de rotatie van de mesocycloon dan makkelijker worden overgebracht naar het aardoppervlak, ook wordt de slurf zichtbaar omdat condensatie als gevolg van drukdalingen sneller optreedt.

Harmonie-model en verwachtingsmethodiek

In een ruimtelijke weergave van de neerslag (“syn thetisch radarbeeld”) van de Harmonie uitvoer was het patroon van goed georganiseerde multicellen zichtbaar (Figuur 7, rechts). Bij de in dit geval opgetreden tornado hoort een convectiemodus “supercel” of minimaal een

In de aanloop naar 27 juni was in de uitvoer van opeen volgende runs diepe convectie boven het zuidwesten van Nederland zichtbaar, waarbij de intensiteit per run steeds

In de Harmonie uitvoer waren bij de buien windstoten te zien met windsnelheden van 55 tot 75 km/uur (Figuur 7, midden). Hier trad van run op run een duidelijke sprei ding in de windsnelheid en locatie van de windstoten op. Atypisch hoge windstoten kunnen duiden op een hogere organisatiegraad van de buien in het model dan op basis van andere parameters valt af te leiden. De conclusie is dus dat op grond van de modeluitvoer een tornado mogelijk, maar niet zeer waarschijnlijk was. Vanwege de zeldzaamheid zijn statistische verwachtingsmethoden die gebruikmaken van modeluitvoer (“MOS”) niet toepasbaar bij het verwachten van tornado’s.

Meteorologica 3 - 202216

Vanwege de kleine ruimtelijke schaal en de onzekerheid of en waar een tornado optreedt is het niet mogelijk om hier deterministisch vooraf voor te waarschuwen. Voor waarschuwingen voor tornado’s zijn dus altijd (beschrij vende) kansverwachtingen die de waarschijnlijkheid van het optreden in een bepaald gebied en tijdvak aangeven. Voor het effectief afleiden van dergelijke uitspraken zijn behalve bovengenoemde parameters ook specifieke para meters nuttig, zoals de Updraft Helicity (UH), die vaak in de

De Updraft Helicity (UH) is de heliciteit van de stijgs troom, gedefinieerd als de verticale integraal van het product van de verticale snelheid en de verticale vortici teit tussen twee niveaus, en zegt iets over de rotatie van de stijgstroom. Met deze parameter zijn in de VS goede ervaringen. De SR(E)H (Storm Relative (Environmental) Helicity) geeft de mate weer waarin vorticiteit uit de omge ving van de convectieve cel op de stijgstroom wordt over gedragen, in de laag tussen 0-1 of 0-3 km. De SRH wordt berekend als de verticale integraal over het product van de windvector ten opzichte van de verplaatsing van de bui en de vorticiteit. Vooral de SRH is zeer gevoelig voor ver storing door de convectie zelf. Wel kunnen effecten van de convectie een significante bijdrage aan de SR(E)H leveren die relevant is voor een nieuwe cel die stroomopwaarts ontstaat. Een voorbeeld hiervan is convectieve uitstroom nabij het aardoppervlak die een significant effect heeft op de verticale windschering.

Bij het uitgeven van kortetermijnwaarschuwingen voor tornado’s gebruiken weerdiensten vrijwel altijd gegevens van Dopplerradars waarmee een mesocycloon gede tecteerd kan worden. Op grond van de verplaatsing van de buiencel wordt dan meestal met een kegelvormig gebied stroomafwaarts van de mesocycloon gewaar schuwd. Een mesocycloon impliceert echter niet dat er ook een tornado optreedt. Uit onderzoek is gebleken dat slechts 3 tot 25% van de mesocyclonen ook daadwer kelijk gepaard gaat met een tornado (Wakimoto et al., 1989, Jones et al., 2004; Trapp et al., 2005). Daarnaast

hybride tussen multicel en supercel. Het sterk convergen te windveld, dat waarschijnlijk een significante bijdrage aan de rotatie van de stijgstroom heeft geleverd en daarmee de kans op het ontstaan van een tornado, was duidelijk in de Harmonie uitvoer zichtbaar (Figuur 7, links). Deze bijdrage is alleen effectief wanneer de convergentie samenvalt met de stijgstroom. Dit zal vaak het geval zijn omdat de convergentie de convectie doorgaans initieert.

VS wordt gebruikt, of de SR(E)H (Storm Relative (Environ mental) Helicity).

Waarschuwingssystematiek

Figuur 6: Progtemp voor Zierikzee van de 00 UTC run van Harmonie versie 40 op 27 juni, om 11 UTC. Bron: Rutger Boonstra (KNMI), bewerkt.

Dankwoord

Bij het waarschuwen voor tornado’s is het tegelijk belangrijk te realiseren dat het een zeldzaam fenomeen is. De kans om door een tornado getroffen te worden is zeer klein. Ook bij doelgerichte waarschuwingen is het percen tage valse alarmen (onterechte waarschuwingen) groot.

letsel bij tornado’s. Omdat instorting van gebouwen pas optreedt bij tornado’s van een sterkte die in Neder land zelden optreden, is dekking zoeken vrijwel altijd effectief. Buiten kan men het beste dekking zoeken in een sloot of greppel en zich zo klein mogelijk maken.

Meteorologica 3 - 2022 17

Figuur 7: Windvaantjes (links), windstoten in knopen (midden) en neerslagintensiteit in mm/uur (rechts) van de 00 UTC run van Harmonie versie 40, om 12 UTC op 27 juni 2022. Bron: KNMI.

Contact: yorick.de.wijs@knmi.nl en Adri.huiskamp@knmi.nl

Of het KNMI in de toekomst ook vooraf voor tornado’s wil en kan gaan waarschuwen hangt vooral af van het mogelijke effect van de waarschuwing en niet zozeer van de technologische mogelijkheden. Voordat een dergelijke waarschuwing kan worden ingevoerd, moet vooraf ook uit gebreid overleg en afstemming plaatsvinden met betrok kenen in de veiligheidsketen.

Enhanced Fujita scale Wikipedia : https://en.wikipedia.org/wiki/Enhanced_Fujita_scale Wakimoto, R.M., and J.W. Wilson, 1989: Non-Supercell Tornadoes. Mon. Weather Rev., 117, 1113-1140.

Referenties

Om een waarschuwing effectief te laten zijn (het kunnen vermijden van letsel of schade), dient de ontvanger van de waarschuwing een handelingsperspectief te hebben. Dat wil zeggen: zodanig kunnen handelen dat er een reductie van het risico optreedt. Ten eerste is hiervoor noodzakelijk dat de ontvanger kennis heeft van het mogelijke effect van het fenomeen waarvoor gewaarschuwd wordt. Omdat tornado’s die schade of letsel veroorzaken in Nederland zeldzaam zijn, is deze kennis niet grootschalig aanwezig.

wordt o.a. in de Verenigde Staten ook gebruik gemaakt van getrainde, vrijwillige waarnemers (“spotters”) die tornado’s rapporteren aan de weerdienst. Voor het ver spreiden van de waarschuwing gebruikt men in de VS onder andere sirenes, speciale radio- en televisie-uit zendingen en pushberichten op mobiele telefoons. De detectie van de mesocycloon is een geautomatiseerd proces, maar wordt in Nederland nog niet toegepast op radarwaarnemingen. In de toekomst gaat het KNMI mogelijk op kleinschaliger niveau waarschuwen en zal dan ook van automatische detectie van convectieve feno menen, waaronder mesocylonen, gebruik gaan maken.

Dank aan Rutger Boonstra (KNMI) voor de visualisatie van de “progtemp” en zijn kritische bijdragen en aan Bram van ‘t Veen (KNMI) voor de visualisatie van de radarwaar nemingen.

Jones, T. A., K. M. McGrath, and J. T. Snow, 2004: Association between NSSL Mesocy clone Detection Algorithm-detected vortices and tornadoes. Wea. Forecasting, 19, Trapp,872-890.R.J., G. J. Stumpf, and K. L. Manross, 2005: A Reassessment of the Percentage of Tornadic Mesocyclones. Wea. Forecasting, 20, 680-687.

Handelingsperspectief bij waarschuwingen

Het vermijden van materiële schade is beperkt mogelijk en bestaat vooral uit het opbergen van voorwerpen die los kunnen raken, het binnen plaatsen van auto’s en het slui ten van ramen en deuren. Gezien de korte tijd tussen de uitgifte van de waarschuwing en het getroffen worden door de tornado moet de ontvanger van de waarschuwing snel handelen en de juiste keuzes maken. Hiervoor moet de ont vanger weten wat te doen en liefst ook geoefend hebben (vergelijk dit met bijvoorbeeld het gebruik van een AED).

Ten tweede dient de ontvanger maatregelen te kun nen nemen. In Nederland is dat in zekere mate mogelijk. De effectiefste maatregel is het dekking zoeken in een ruimte zonder ramen, bij voorkeur een kelder van een gebouw van voldoende constructieve sterkte (bijvoor beeld een huis of bedrijfsgebouw). Hierdoor verkleint men het risico dat men getroffen wordt door rondvlie gende voorwerpen of glas, een belangrijke oorzaak van

Waarschuwingen voor wind- en waterhozen of torna do’s worden in Nederland slechts uitgegeven op basis van visuele waarnemingen door derden. De verspreiding van de waarschuwing vindt via de in Nederland gebruikelijke kanalen plaats (website KNMI en sociale media). Een doelgericht verspreidingskanaal in Nederland zou een pushbericht naar mobiele apparaten kunnen zijn.

Spectraal

De invoering van spectrale modellen voor weersvoor spelling in ongeveer 1980 ging niet zonder slag of stoot. Sommige oudere wijze synoptici, en die hadden toen veel invloed, merkten op dat een depressie niet op een sinus of cosinus lijkt. Met het weerwoord dat zo ongeveer ieder weersysteem door een eindige reeks coëfficiënten maal orthogonale basisfuncties is voor te stellen, praatten we in feite langs elkaar heen. Ja, en een front? Fourier heeft geen enkel bezwaar tegen een eenvoudige discontinuïteit. Die synoptici zijn nu uitgestorven, we kunnen doen wat we willen.

Meteorologica 3 - 202218

Huug van den Dool

In de modelaanpak van Baer en Platzmann werd alles in de spectrale ruimte in termen van coëfficiënten uit gerekend. Feitelijk had men de modellen uit de periode 1980 – 2020 semi-spectraal moeten noemen, want van alles en nog wat werd toch weer op een rooster uitgere kend. Daar kwam de FFT dus extreem goed van pas voor een eindeloos heen en weer. Het transformatierooster kon gekozen worden vanwege bepaalde eigenschappen die wenselijk worden geacht. Vrij beroemd en bizar is het nonaliasing rooster dat pretendeert bepaalde interacties met onopgeloste schalen te verbieden of om energie gecon troleerd terug op de opgeloste schalen te projecteren. Het alias effect, ik voelde me meteen thuis vanwege de proefjes bij natuurkunde in Utrecht waar we de stroboscoop moch ten gebruiken. Mijn opleiding was dus ergens goed voor geweest, al had ik dat meestal niet in de gaten.

Door een lange reeks toevalligheden heb ik m’n hele carri ère intensief met spectrale methodes te maken gehad. Het begon als student in 1965 in Utrecht toen wiskundedocent Jan van Tiel, jawel, de latere KNMI-hoofddirecteur, op luide toon de Fourier transformatie aan ons uitlegde. Ik vermoed de toentertijd dat ik voor een carrière meteo zoveel mogelijk ‘toegepaste wiskunde’ moest leren en tot m’n geluk was er een groepje ambitieuze jongelui rond de uitstekende prof Bram van der Sluis van het nog vrij nieuwe Electronisch Reken Centrum in Utrecht. Ik werd spoedig gratis ‘inge huurd’ om voor hen als proefkonijntje ervaring op te doen met nieuwe dingen op een computer, zoals de FFT-methode die toen nog maar net was uitgevonden. Begeleid door dhr W.A.K. Maas probeerde ik de ins en outs van FFT te begrij pen, dat ging nog net. Pogingen om te begrijpen wat er tus senin gebeurde vond ik moeilijk. Maar ik kon wel onthouden dat FFT voornamelijk voordeel had als je bijvoorbeeld een tijdreeks ter lengte 2N had. In het land der blinden is eenoog koning; het had er alle schijn van dat ik iets wist. Echt plezier kreeg ik van m’n geringe kennis toen ik een nakan didaatstentamen turbulentie bij Schmidt moest doen. Dat ging toen zonder hoorcollege, ik bestudeerde op m’n eentje het boek van Lumley en Panofsky (Tennekes lag nog in de luiers), en maakte een afspraak met Schmidt om mij aan de tand te laten voelen. Ik was toen al wel een goed lezer. Turbulentie ligt in bed met spectrale methodes. De inertial subrange, schaal-interactie, de -5/3de wet, de effectieve afstand in tijd en ruimte tussen onafhankelijke waarnemin gen... je kunt er niet over redeneren zonder een spectrum in gedachten te hebben. Dit tekstboek zette me er trouwens ook toe aan in m’n eigen proefschrift aan dat soort dingen te werken, maar dan voor de grote quasi 2D-schaal. Welke eddies (dat wil zeggen welke schaal) verzorgen het impuls momenttransport van equator naar de pool? En dan viel ik in en op de -3 power wet vanwege hot-topic voorspelbaar heid door mij getest op zo’n beetje de eerste windgegevens uit Cabauw. “Spectrale structuren” staat als organiserend thema in de titel van m’n proefschrift uit 1975. Ik werd overigens (af?)geleid naar een oneindig aantal studies over maxima (pieken) in het power spectrum. Tallozen hebben een piek gezocht, overgeinterpreteerd, geleid door irrationeel optimisme, te korte reeksen waarneming enzo voorts. Hierbij speelt zelfs een rol hoe je een plot maakt, wat zijn de coördinaten? Op die manier is bijvoorbeeld het maximum van het zonlichtspectrum tegen golflengte (geel) of tegen frequentie (infrarood) fenomenaal verschillend.

Inmiddels had zich zonder mijn medeweten verreweg de belangrijkste ontwikkeling op spectraal gebied in mijn jaren voltrokken. De invoering van spectrale methodes, ongeveer 1980, zou de operationele NWP 40 jaar lang beheersen. Fons Baede zat in het kleine groepje op het voor-operationele ECMWF dat bekeek of spectrale metho des ‘haalbaar’ waren, dat wil zeggen snel en nauwkeurig genoeg in verband met andere methodes die toen beschik baar waren. De snelheid werd gehaald door FFT en iets dergelijks voor Legendre polynomen, zodat transformaties van een rooster naar bolfuncties en omgekeerd supersnel uitgevoerd konden worden. Dat men een veld met functies

kon voorstellen, in plaats van een stel getallen op een roos ter, was natuurlijk al lang ingezien, door Fourier zelve. Spec trale methodes voor weersvoorspelling als principezaak waren al in de jaren vijftig uitgeschreven, onder andere door George Platzman en Ferd Baer, de laatste mister spectral himself, die enige tijd mijn baas (en nog steeds m’n vriend) is geweest op de Universiteit van Maryland. Zelfs als je niet midden in de modelontwikkeling zat moest je van dit onderwerp wel een en ander weten. De analyses en de verwachtingen kwamen veelal beschikbaar in termen van coëfficiënten van een merkwaardig aantal bolfuncties, afgebroken volgens T30 of R40, en dat soort krankjorem in-house kreten. En je kon desgewenst als gebruiker ook supersnel eerste (wind) of tweede (vorticiteit) afgeleiden spectraal-analytisch bepalen. Baede et al. waren “fully suc cessful”. Blijf daar maar eens bescheiden bij.

Ik vermoed dat deze hands-on kennis over spectrale methodes nu voor een deel gaat verdwijnen. Modellen werken inmiddels alweer heel anders, geleidelijk aan ook operationeel. Voor het sluiten van de markt wil ik nog een kleinigheid, een empirisch resultaat met spectrale metho des, met u delen. Ik vond het resultaat zelf altijd heel bijzon der, en ook onverwachts, maar ik heb blijkbaar moeite om dat over te brengen; nooit heb ik hiermee iemand kunnen verbazen. Nooit heb ik iemand anders hier over horen pra ten. Het voorspelprobleem komt er spectraal gesproken op neer dat we amplitude en fase in de toekomst moeten ken nen. Maar wat blijkt: de amplitude van (anomalie) golven is vrijwel constant, de moeite van het voorspellen nauwelijks waard. Het voorspelprobleem gaat voornamelijk over de fase van golven. Ik vind dat onverwacht, merkwaardig, onverklaard.

Climate Physics

Master’s Programme at Utrecht University, The Netherlands

Meteorologica 3 - 2022 19

This Master’s programme offers a unique combination of theoretical courses and practical training in all aspects of the climate system. Physics, dynamics and chemistry of the atmosphere, the oceans, the glaciers and ice sheets and their interaction are the core of this programme. Our research fields: • Ocean Circulation and Climate • Physical Oceanography of the Coastal Zone • Atmospheric Dynamics and the Hydrological Cycle • Atmospheric Physics and Chemistry • Ice and Climate More information: Utrecht University, The Netherlands Institute for Marine and Atmospheric Research www.uu.nl/masters/climate

The endowment is governed by an independent board. The members of the board also form the jury that awards the prize. additional information please visit www.harry-otten-prize.org

25000 Euros for the best innovative idea in meteorology

Meteorologica 3 - 202220

Ideas for the prize may be submitted from 15 September 2022 until the closing date of 10 March 2023.

The Harry Otten Prize is a prize of 25000 Euros that is awarded every two years for the best innovative idea in Meteorology.

For

The prize encourages individuals and small groups (maximum of 3 individuals) to propose new ideas of how meteorology can, in a practical way, move society forward.

The next prize will be awarded during the meeting of the European Meteorological Society (EMS) in Bratislava (Slovakia) during the week 3 8 September 2023.

Harry Otten was the founder of MeteoGroup, a successful company providing meteorological services. He expressed his gratitude to the meteorological community by creating an endowment that supports the prize.

Meteorologica 3 - 2022 21 M E E T I N S T R U M E N T A T I E Complete weerstations Compacte Ultrasone Windmeter 2D WP Meetbereiken : WS 0... 75m/s - WR 0...360° Temperatuurbereik : -40 - +70°C Uitgangen : 0/4...20mA - 0/2...10V Interface : ASCII, Modbus, RTU, NMEA WV Compacte Ultrasone Windmeter 2D Meetbereiken : WS 0... 60m/s WR 0...360° Temperatuurbereik : -50 - +70°C Uitgangen : 4 - 20mA / 0-10V Ultrasoon compleet GBS Meteo Station - USM serie meetbereiken : 0... 60 m/s, 0 ... 360°, -30...+70°C, 0...100%RV, 300...1100 hPa, 0...150 kLux, 0...10mm/min neerslag analoge uitgangen : 0 ... 10V, 2...10V digitale uitgangen : RS485, RS422, ASCII, ModBus RTU Low Cost Meteo Station Compact - WSC11 meetbereiken : 0...40 m/s, 1...360°, -30...+60°C, 0...100%RV, 300..1100 hPa, 0...150 kLux uitgang : RS485 protocol : MODBUS RTU First Class serie - conventionele windopnemers meetbereiken : 0,3... 75 m/s, 0 ... 360°, -30...+70°C, 0...100%RV uitgangen : 0/4-20mA, 0-2/5/10V, 0-630Hz (ws) 2, 3, 4 bit Gray code (wr), 5 bit Gray code (wr) voeding : 12 ... 24V (afhankelijk van type uitgang) Compact serie - robuuste conventionele windmeters meetbereiken : 0,5 ... 50 m/s / 0 ... 360° uitgangen : 0/4-20mA, 0-2/5/10V, 0-630Hz (ws) 2, 3, 4 bit Gray code (wr), 5 bit Gray code (wr) voeding : 12 ... 24V (afhankelijk van type uitgang)

WEERMUZIEK

Meteorologische toonzetters

Beiaardier en weerman

Harry Geurts (KNMI, voormalig persvoorlichter)

Een beiaardier die vanaf zijn toren het weer in de gaten houdt, is geen zeldzaamheid, uniek is wel klokkenist en organist Frederik Berghuys (1762 – 1835). Je zou hem ook een weerman kunnen noemen die tussen zijn mete orologische observaties door het carillon bespeelde. Een artikel in de pers over een inventarisatie van historische weerwaarnemingen leverde een reactie op van Laura Mei link-Hoedemaker, die onderzoek doet naar klokkenspel en beiaardiers. Ze bespeelt zelf het carillon, studeerde muziekwetenschappen en heeft tal van publicaties over het klokkenspel op haar naam staan, waaronder haar proefschrift Luidklokken en Speelklokken in Delft (1985). Hierin beschrijft ze de weerkundige waarnemingen van Berghuys met een volledige transcriptie van zijn aanteke ningen.Het oorspronkelijke dagboek met weerkundige notities over de jaren 1809 – 1829 van Frederik Berghuys is te vinden in het stadsarchief van Delft. In zijn functie als klokkenist beklom Berghuys minstens drie keer per dag de toren van de Nieuwe Kerk in Delft om het carillon te bespelen. Vanuit de toren hield hij de hele omgeving en het hemelgewelf nauwlettend in de gaten en beschreef hij het weer. In de toren had hij een telescoop opgesteld van de befaamde instrumentmaker van der Bildt uit Franeker. De musicus woonde aan de Voldersgracht, een van de oudste grachten in Delft uit de 14e eeuw. In zijn woonhuis hing een thermometer en een barometer waarvan hij regelmatig de standen noteerde. Maar vooral zijn algeme ne beschrijvingen van het weer zijn de moeite waard. Ze bevatten een schat aan informatie.

Lees maar mee wat Berghuys schrijft over april 1809: ‘t Begin van April zeer koud, een goore Paaschen. 3, 4, 5: sneeuw. Den 4 sneeuwde het zoo sterk dat de straaten geheel bedekt laagen; ook vroor het snagts zoo dat den 5 ‘t ijs in den emmer op onze plaats één drieguldens dik was, en des ‘s morgens als twee drieguldens dik. Ook was er toen ijs in de vaarten (volgens hooren zeggen).

En over 16 augustus 1817: ‘s Morgens uitneemend schoon, warm, stil weeder, zonneschijn. ‘s Middags betrok de lugt, ten 6 uur eenigen donderslagen hoog in de lugt. De lugt wierd zeer dik en donker. Vlak boven de stad, dog in ‘t Westen zeer ligt en helder, de wolken dreeven Zuid en onder begon het sterk uit het Noorden te waayen, de wind was dan Noord, dan Noordwest tot West en Zuidwest, en naderhand weer Noord; het begon te reegenen in één ogenblik, zoo sterk dat het waater storte; er was ook hagel

Uitvinder gevoelstemperatuur

We zouden Berghuys zelfs de eerste kunnen noemen die in 1814 de gevoelstemperatuur onder woorden brengt: “13 Maart en eenige volgende daagen: sterke O-wind en daarbij zoo geweldig koud voor het gevoel, eevenwel zakte

Figuur 1: Interieur toren met detail van het carillon op de vierde ver dieping van de Grote of Sint Catharijnekerk in Brielle. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed via Wiki Commons: https://www.cultureelerf goed.nl

Wandelend door de binnenstad van Utrecht luister ik altijd met veel plezier naar het carillon van de Dom. De muziek die gespeeld wordt, is vaak een feest van herkenning, zeker als ik er ook een stille hint naar het weer in herken. Here comes the Sun van de Beatles hoorde ik ooit toen de zon begon door te breken. Toeval of toch niet? Ik denk het niet. Niemand kan zich immers een beter uitzicht over de wolkenlucht wensen dan de beiaardier hoog in de klokkentoren (Figuur 1). Als de carillonbespeler dan ook nog een weeramateur is, hoort de oplettende luis teraar complete weerberichten langskomen. Favorieten zijn de vier jaargetijden van Vivaldi, de Nieuwe Wereld van Dvorak en tal van andere klassieke stukken vooral van Bach. Ook repertoire uit het lichtere genre klinkt regelmatig in de winkelstraten zoals It’s raining again, Summertime en Don’t worry, be happy. Rond Kerst hoor je natuurlijk I’m dreaming of a White Christmas Beiaardier Auke de Jong die het carillon bespeelt van de Martinitoren in Groningen past zijn liedjes steevast aan bij het weer: “Is het prachtig dan speel ik evergreens zoals You are the sunshine of my life. Als het regent laat ik als grapje Singing in the rain of Raindrops keep falling on my head horen.” Je mag zelfs verzoekjes aanvragen, dus Groningers grijp je kans! (Bron: Marloes de Moor: Tussen Hemel en Aarde, Noorderland, cultuurmagazine, februari 2020).

Meteorologica 3 - 202222

Het repertoire is eindeloos, maar dat geldt zeker niet voor het bereik van het geluid. Een grote kerkklok kan met de wind mee een galmreikwijdte bereiken van zes kilome ter (de helft met wind tegen!) maar het carillon hoor je het best in de omgeving van de kerktoren. Tijdens het Festival Oude Muziek zitten muziekliefhebbers in Flora’s Hof bij het Domplein aandachtig te luisteren naar de beiaardier van het Utrechts Klokkenluiders Gilde op de Domtoren. De ideale luisterplek in de binnenstad waar het geluid niet verwaait en je in alle rust kunt luisteren.

gen. Predikant Jacobus Uilkens (1771 – 1851) uit het Groningse Eenrum demonstreerde de werking tussen het kerkgezang door zelfs vanaf de kansel aan de hand van een door hem zelf gemaakt donderkerkje. Hij was dermate geïnteresseerd in het weer dat hij zelfs korte tijd dagelijkse waarnemingen heeft gedaan en andere domi nees heeft gestimuleerd om ook het weer bij te houden. Hij baseerde zijn preken op de Katechismus der Natuur van de 18e eeuwse theoloog Johannes Florentius Martinet (1729 – 1795).

Meteorologica 3 - 2022 23

Code oranje in de Middeleeuwen

De kerkklok was in de Middeleeuwen ook te horen bij noodweer. Om het klokgelui als waarschuwing te laten klinken wordt de klok zover aange trokken dat de klepel aan één kant de klokwand raakt. Het kleppen van de klok wordt dat genoemd. In afgele gen dorpjes in Italië laten kerkleiders de klokken nog altijd luiden tijdens onweer met hagel. Vroeger dacht men zelfs dat de geluidsgolven die de kerkklokken veroorzaken konden voorkomen dat zich grote hagelste nen vormden en de donderwolken zouden verdrijven. Dat bijgeloof is nog niet volledig uit de wereld verbannen maar de meeste geloofsgemeenschappen hebben inmiddels gebroken met dergelijke denkbeelden. Zo draagt de hui dige klok van de Martinikerk in Bolsward het randschrift: storm en bliksem kan ik niet verdrijven. (Bron: D.J. Ronner. Alle weer is Gods weer, Rijksuniversiteit Groningen), zie Figuur

Al met al een waardevol docu ment dat ons een kijkje geeft in het dagelijkse leven in het begin van de 19e eeuw. Frederik Berghuys verricht te zijn weerkundige waarnemingen niet alleen uit persoonlijke interesse, maar ook uit religieus ontzag voor de hem omringende natuurverschijn selen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn notitie tijdens onweer op 29 juni 1809: “Ik ging naar den toorn en speelde op de klokken, dog begon met psalm 29, twee versen. Onder het speelen donderde het nog ver scheidene malen. De stemme des Heeren is over de wateren, de Godt der eeren dondert: De Heere is op de groote wateren.”

de thermometer niet laager als 28 gr.” Let wel, zijn thermometer bevatte de schaal van Fahrenheit en 28 gra den op die schaal komt overeen met -2 graden Celsius. Hij citeert ook veel uit kranten of “volgens hooren zeg gen” en schrijft ook over de markt prijzen en kwaliteit van onder meer brood, boekweitmeel, aardappels, vlees en allerlei groenten.

Het weer in kerkmuziek

Ook in kerkmuziek worden de weersomstandigheden vaak bezongen. Zo schreef Johann Sebastian Bach (1685 – 1750) de cantate Gleichwie der Regen und Schee vom Him mel fällt. De muziek gaat in grote sprongen en gebroken akkoorden omhoog en omlaag om duidelijk te maken waar het in deze cantate om gaat: vallende regen, sneeuw en zaaigoed en opkomend gewas.

Wat2.sommige klokkenluiders zich niet realiseerden is dat het handmatig luiden van de klok tijdens onweer levensgevaarlijk is. Kerktorens die meestal het hoogste punt van de omgeving vormen, worden bij voorkeur getrof fen door de bliksem. De uitvinding van de bliksemafleider in de 18e eeuw heeft daar verandering in gebracht maar de invoering van dit beschermende wondermiddel liep in Europa vertraging op. Niet alle kerkgemeenschappen waren er om religieuze redenen van gediend. Maar er waren ook dominees die er juist alles aan deden om het nut van de bliksemafleider onder de aandacht te bren

Figuur 2: Omslag D.J. Ronner. Alle Weer is Gods Weer, doctoraalscriptie vakgroep godsdienstwe tenschap van D.J. Ronner. Een cultuursociologische optiek op de interpretatie van meteorologi sche verschijnselen. Rijksuniversiteit Groningen, Tweede druk, 1984.

Figuur 3: Weerkaart voor de Elfstedentocht, Het Grote Werk door het Oost-Nederlands Kamertjeskoor onder leiding van Mariette Effing. Bron: Koor & Zo.

Effing voerde het werk een aantal malen uit onder andere in de voormalige akoestische hal van het KNMI met haar kamerkoor. Het koor zong een alternatieve Nederlands talige tekst geschreven door haar vader Johan Effing. De 87-jarige Effing is geen onbekende in de meteorologische wereld. Hij volgt het weer in zijn woonplaats Losser al vrij wel zijn hele leven op de voet en haalt regelmatig de pers met al zijn herinneringen en waarnemingen. Hij is onder de indruk van de vele barre winters die hij in het verre verleden meemaakte. Zijn versie van de Weather Forecast noemde hij Het Grote Werk, verwijzend naar een winterse weerkaart met transportkou en Elfstedenkoorts (Figuur 3). Wat zou het mooi zijn om dat nog een keer mee te maken, maar dan moet er in deze ‘bar’ warme tijden een wonder geschieden. Wie daar niet op wil wachten, kan de tekst van die weersverwachting voor de Elfstedentocht vinden op de site Koor & Zo: https://koorenzo.nl/het-gro te-werk-2/.

Ook in Engelse koorzang wordt prachtig over het weer gezongen zoals in een aantal zomerliederen van Frederick Delius (1862-1934): Summer Evening, Summer Night on the River en To be Sung on Summer Night on the Weather en in As Torrents in Summer van Edward Elgar (1857 – 1934).

Het Grote Werk kan beginnen Het origineelste koorwerk is The Weather Forecast van Geoff Keating, een gezongen weerpraatje compleet met meteorologische vocabulaire gebaseerd op de Shipping Forecast van de BBC. Het Engelse a capella koor The Mas ter Singers werd er bekend mee. Koordirigent Mariette

Bron: Free Choral Music

getoond. Samenwerking van kunstenaars met (klimaat) wetenschappers leidt niet alleen tot projecten waarbij oude muziek nieuw leven wordt ingeblazen, maar ook tot nieuwe muziek om de urgentie van het klimaatprobleem onder de aandacht te brengen. De lezing is van 20 tot 22 uur en wordt georganiseerd door de Sterrenkundige Kring Minnaert. De avond is in eerste instantie bedoeld voor leden van de vereniging, maar ook toegankelijk voor een beperkt aantal niet-leden. Belangstellenden dienen zich op te geven bij secretaris@kringminnaert.nl.

Bron: Eduard Hengel. Johann Sebastian Bach, vocale werken

Meteorologica 3 - 202224

So hearts that are fainting Grow full to o’erflowing, And they that behold it, Marvel, and know not That God at their fountains Far off has been raining!

As Torrents in Summer, Half dried in their channels, Suddenly rise, tho’ the sky is still cloudlesss. For rain has been falling. Far off at their fountains;

Contact: harry.geurts@xs4all.nl

Gleichwie der Regen und Schnee vom Himmel fällt und nicht wieder dahin kommet, sondern feuchtet die Erde und macht sie fruchtbar und wachsend .....

Op dinsdag 1 november geeft oud-KNMI voorlichter en weerman Harry Geurts een lezing bij Sterrenwacht Son nenborgh in Utrecht naar aanleiding van zijn onlangs ver schenen boek 'Weerspiegeld, het weer nader verklaard’. In deze lezing gaat de auteur onder meer in op de geschie denis van de weerwaarneming, de start van het KNMI op de Sonnenborgh door meteoroloog Buys Ballot en zijn passie voor weer en kunst. Het weer is een geliefd thema in de muziek en in de schilderkunst. Het boek is volledig geïllustreerd met weerkunst uit de collectie van het Rijks museum, waarvan een aantal voorbeelden zullen worden

Bekend is ook het koraal Sind Blitze, sind Donner in die Wolken verschwunden uit de Matthäus Passion van Bach waarin de noten klinken als bliksemschichten. Een geliefd religieus werk waarin heel veel weersverschijnselen weer klinken is zeker ook het oratorium Die Jahreszeiten van Joseph Haydn (1732 – 1809). De componist richt zich op de plattelandsbevolking en de jagers en verklankt de kringloop van de natuur, de lente om te zaaien, de herfst om te oogsten. Hitte, windvlagen, bliksem, onweer en regen, alles komt langs.

Harry Geurts (KNMI, voormalig persvoorlichter)

Lezing Sterrenwacht Sonnenborgh in Utrecht

Meteorologica 3 - 2022 25

Namens het IMAU heette Michiel van den Broeke de aanwezigen welkom, waarna hij het wetenschappelijke deel van de bijeenkomst opende. Hierbij deelde hij enkele foto’s van het Greenland Ice Margin Experiment (GIMEX) in 1991, een succesvolle wetenschappelijke expe ditie onder Peters leiding (zie Figuur 1). Maurice van Tiggelen (IMAU) gaf een mooie samenvat ting van Peters bijdragen aan de wetenschap van de interacties tussen ijs en klimaat: welke rol speelt atmosferische turbulentie bij het smelten van ijs? Daarna nam Piet Stammes (KNMI) ons in een levendige presentatie mee terug naar de tijd waarin Peter zijn onderzoek aan stralingstransport in wolken bij het KNMI deed. Margreet van Zanten (RIVM) en Step han de Roode (TUD) hadden een presentatie voorbereid over Peters deelname aan diverse internationale meetcampagnes op het gebied van grenslaagwolken. Een mijlpaal was de inter nationale workshop Clear and Cloudy Boundary Layers die hij in 1997 samen met Bert Holtslag (WUR) in Amsterdam organiseerde (zie Figuur 2) en die resulteerde in het boek met dezelfde titel. De volgende spreker was Harm Jonker (TUD), die Peters bijdragen aan fundamenteel onderzoek in atmosferische turbulentie memo reerde, maar ook de waarden die hij toepaste op onderzoek en supervisie: maak tijd voor discussie, wees ondersteunend en constructief, en last but not least: geniet van het doen van onderzoek! Het wetenschappelijke deel van de bijeenkomst werd afgesloten door Jordi Vila en Peters vrouw Karin, die enkele ontroerende gedachten met het publiek deelde.

Hierna was er ruim de tijd voor de aanwezi gen om herinneringen aan Peter uit te wisselen, onder het genot van een hapje en een drankje.

Met bijdragen van Bert Holtslag, Harm Jonker, Stephan de Roode, Michiel van den Broeke, Maurice van Tiggelen, Michiel van Weele, Jordi Vila en Margreet van Zanten.

Peter Duynkerke overleed zeer onverwacht op 18 januari 2002. Hij was enkele maanden daarvoor bevorderd tot gewoon hoogleraar Fysica en Chemie van de Atmosfeer bij het IMAU in Utrecht. Dit was een logische stap in zijn succesvolle wetenschappelijke carrière, waarin hij observationeel en theoretisch onderzoek deed naar de vorming en dissipatie van grenslaagwolken. Door hun uitgestrektheid en reflecterende eigenschappen vormen deze wolken een uiterst belangrijke component van het mondiale klimaatsysteem. Tegelijkertijd zijn ze nog slecht begrepen en gere presenteerd in klimaatmodellen, hetgeen leidt tot grote onzekerheden in klimaatprojecties. Peters originele en baan brekende onderzoek was internationaal vermaard. Bovendien was hij een zeer gewaardeerde collega, supervisor en docent, die altijd klaarstond om te helpen, van eerstejaars studenten tot hoogleraren. Om Peters wetenschappelijke nalatenschap twintig jaar na zijn overlijden te memoreren, kwamen op initiatief van Jordi Vila (WUR) tientallen familie leden, vrienden en collega’s op 10 juni ‘s middags bijeen in de botanische tuinen van de UU.

Figuur 2. Deelnemers aan de internationale workshop "Clear and Cloudy Boundary Layers" bij de KNAW in Amsterdam, augustus 1997.

Meteorologica 3 - 202226

Figuur 1. Peter op de ijskap in west Groenland, juni 1991.

Een middag met Peter Duynkerke

Meteorologica 3 - 2022 27 Bachelor of Science Soil, Water, Atmosphere Master of Science Meteorology and Air Quality Come and study Meteorology and Air Quality at Wageningen University Wageningen University Meteorology and Air MSc:BSc:Information:Michiel.vanderMolen@wur.nlMichielContact:http://www.maq.wur.nlQualityvanderMolenhttp://www.wur.nl/bbwhttp://www.wur.nl/mee

Toekomst

Metingen

Tientallen cruiseschepen doorkruisen elke zomer de archi pel van Spitsbergen. Iedereen wil nog een laatste glimp van het poolgebied opvangen, zo lijkt het, voordat het over de rand van de Arctic kukelt. De SEES-expeditie heeft een enorme hoeveelheid waardevolle gegevens opgeleverd, waar de diverse onderzoekers nog maanden- en jarenlang op zullen studeren, en die inzichten zullen geven in hoe--

verre het milieu het opwarmende klimaat kan bijbenen. Wellicht volgt over een aantal jaar nog een derde SEES-ex peditie, en daarna een vierde, een vijfde, enzovoorts. Deze zullen een onmisbare bron van kennis blijken te zijn in de hotspot van ons veranderende klimaat.

Sommigen zeggen dat het landschap er onherkenbaar is veranderd, zeker vergeleken met 50 jaar geleden, toen Ko de Korte en mede-expeditiegenoten op Edgeøya (het oostelijke eiland van Spitsbergen) een jaar lang ijsberen onder zochten. De archipel warmt 1 tot 2 graden per 10 jaar op (ruwweg tien keer zo snel als Nederland), en is daarmee de hotspot van klimaatopwarming, dus onverwacht zijn de veranderingen niet. Wel ongewenst, als je van polaire omstan digheden houdt. De eerste indrukken tijdens de Scientific Expedition Edgeøya Svalbard (SEES) in juli 2022, waarbij 50 voornamelijk Nederlandse wetenschappers onderzoek deden naar de veranderende omstandigheden op Spitsbergen, zijn duidelijk: grote verschillen vergeleken met 7 jaar geleden, de eerste SEES-expeditie (Figuur 1).

Figuur 2. Een eenzaam rendier begraast de toendra nabij de Hornsund, het fjord dat tot niet al te lang geleden volledig met gletsjers gevuld

Zelfs in de relatief korte tijdspanne van 7 jaar zijn de veranderingen onmiskenbaar: vegetatie die nauwelijks herkend wordt, ijsberen die het land in bezit hebben genomen omdat ze het terugtrekkende zee-ijs gemist heb ben, temperaturen ruim boven de 10 °C, afbrokkelende gletsjers. De landschappelijke veranderingen over een iets langere periode zijn volgens poolveteraan en SEES-deel nemer Ko de Korte zelfs dramatisch te noemen: gletsjers hebben zich tientallen kilometers teruggetrokken door de oplopende temperaturen van zowel de atmosfeer als de zeeën rondom Spitsbergen. Als gevolg hiervan zijn kakel verse eilanden tevoorschijn gekomen en ontstaan nieuwe scheepsroutes. Het zal niet lang meer duren voordat de Hornsund – een prachtig fjord in het zuiden van Spitsber gen – een bevaarbare doorvaart wordt, zodat schepen de omweg rond de zuidpunt van de archipel kunnen vermij den (Figuur 2). “We gaan geen uitstervende gletsjers meer bekijken,” zegt een geëmotioneerde expeditieleider bij het zoveelste afbrokkelende ijsveld.

Meteorologica 3 - 202228

Richard Bintanja (KNMI, RUG)

De wetenschappers aan de SEES-expeditie beoefenen een kaleidoscopische veelheid aan professies: recon structies van het verleden klimaat in meersedimenten, methaanmetingen in diezelfde meertjes, het micro-die renleven in het water en op land, vegetatie, rendieren, vogels, permafrost, gletsjers, afval op de stranden, ver spreiding van microplastics, luchtvervuiling, en ga zo maar door. Nagenoeg alle aspecten van het veranderende milieu worden nauwkeurig onderzocht, en, waar mogelijk, vergeleken met de resultaten van 7 jaar geleden. Voor de onderzoekers is Spitsbergen eigenlijk een ideaal “labora torium”, juist omdat de veranderingen zo snel gaan. Toch is de sfeer tijdens de SEES-expeditie ingetogen, onder de indruk van het kennelijke besef dat men het voorland van het Arctische gebied aanschouwt, en van het gegeven dat de nieuwverworven kennis wellicht al achterhaald is voor dat de meting überhaupt heeft plaatsgevonden.

Figuurwas.

1. Het SEES-expeditieschip de Ortelius te midden van smeltende ijsbergen.

Grote verschillen

Spitsbergen: een archipel op de rand van de Arctic

Op 10 juni 2022 waren we als NVBM te gast bij de Joint Meteorological Group (JMG) op de vliegbasis Woensdrecht voor onze excursie (Figuur 1). Paul Broekhuis, hoofd van de JMG, begon (na koffie met taart voor ons als gasten) de dag met een presentatie over de historie en de huidige status van de JMG. De JMG maakt veel operationele verwachtingsproducten voor de verschillende krijgsmachtonderdelen, waarbij de landmacht en marine de grootste afnemers zijn. Deze producten worden gemaakt voor Nederland, de overzeese gebiedsdelen en alle troepen op training en op missies over de hele wereld. Soms gaan meteorologische officieren ook mee op missies.

Figuur 1. Groepsfoto tijdens de excursie naar de Joint Meteorological Group van Defensie. Foto: Paul Broekhuis.

Na de lunch bezochten we de meteoroloog bij de luchtverkeersleiding op de vliegbasis, en werden we

NVBM-excursie naar de Joint Meteorological Group op vliegbasis Woensdrecht

Vincent Kartodikromo presenteerde vervolgens de recente ontwikkelingen op het gebied van space weather verwachtingen voor het functioneren van defensie wereld wijd, met name hoe diverse typen uitbarstingen op de zon (zonnevlammen, protonstormen) de communicatie en het functioneren van militaire systemen kunnen verstoren. Denk daarbij aan de radar en gps-navigatie bij precisie-wa pens. Space weather is een vrij nieuw onderwerp waarin de komende jaren zal worden geïnvesteerd, waaronder nieuwe menskracht.

geïnformeerd hoe hij/zij de verkeersleiding en de vliegers informeert over kritische weersaspecten bij starts en landingen. Ook kregen we een rondleiding langs de meetopstellingen bij de start- en landingsbanen. Vervolgens vertelde Willem-Pieter van der Laan over de verschillende typen opleidingen die de JMG jaarlijks geeft aan circa 130 studenten afkomstig uit een breed scala van achtergron den, van piloten binnen defensie tot de eigen meteorolo gen voor de JMG-weerkamer.

Op het dak van het JMG-gebouw kregen we uitleg hoe de studenten getraind worden in het opstellen van weer rapporten zoals voor horizontaal zicht, wolkengeslacht en -bedekking, en wolkenbasis. Daarna bezochten we de weerkamer en kregen we uitleg van Wouter Kooy over de producten die de weerkamer maakt voor alle troepen waar ook ter wereld, de structuur binnen de weerkamer, samenwerking met het KNMI, en de uitdagingen die ook bij defensie spelen om vacatures ingevuld te krijgen. We kijken terug op een geslaagde dag, die werd afgesloten met een borrel, en we danken de JMG voor haar gastvrij heid.

Meteorologica 3 - 2022 29

Naast de meer bekende producten – convectie, zicht, wind – maakt JMG ook producten zoals restzichtverwachtingen voor de inzetbaarheid van nachtkijkers, hitte- en kou destressverwachtingen voor troepen in het veld, en gren slaagverwachtingen voor drone-operaties. Ook begeleidt de JMG het solar team van de TU Twente. Met de nieuwe defensienota wordt er flink geïnvesteerd in defensie, waardoor er bij de JMG tal van mogelijkheden ontstaan voor toepassing van nieuwe technologie en voor banen als operationeel meteoroloog en voor productontwikkeling en toegepast meteorologisch onderzoek.

Bestuur NVBM

Thuis zet ik de neerslagradarbeelden op. Boven Frank rijk en België zijn daadwerkelijk flinke onweersbuien ontstaan. Boven Zuid-Nederland klaart het op en de temperatuur schiet omhoog. Mijn hartslag stijgt. Het gaat gewoon gebeuren. Alle trauma’s uit het verleden gaan vanmiddag weggevaagd worden. Mijn levensverwachting, die tijdens mijn meteorologencarrière zo erg omlaag ging dat ik in theorie niet eens meer geboren had kunnen zijn, neemt voor het eerst in jaren weer toe. Enorme zwarte radarecho’s komen full Gangnam style naar de zuidgrens gegaloppeerd.Tijdensde grenscontrole zakken alle buien in. Eind hoven Airport meldt even later een kwijlende cumul. Een grazende koe keek naar verluidt even verbaasd op. Mijn vriendin, huisarts, komt thuis van haar werk. “Hoe was het”, vraag ik. Ze had iemand met succes gereanimeerd en ik kreeg de zelfde vraag terug. “Ik heb bijna de rest van Nederland gered”. “Bijna”. Contact: thom.zwagers@knmi.nl

Het internet is inmiddels overgestapt op een letter grootte voor bijna-blinden als het gaat om het mogelijke onweer van vandaag. De eerste berichten met woorden als noodweer en weeralarm verschijnen online. Collega’s die vandaag vrij zijn melden dat ze de auto al gestart hebben om op plukken condens te gaan jagen. Weerfora ontploffen, de digitale CAPE is hoog. En ik? Ik ben vandaag Beaker uit de Muppet Show en het ergste is dat ik me daar ook van bewust ben.

Half 7 in de ochtend. Vroege dienst op het KNMI. De shiftleader van de nachtdienst draagt het weerbeeld over. Vandaag is er sprake van een klassiek conceptueel model: de Spaanse Pluim. Computermodel A denkt dat er in de middag zware onweersbuien komen in het westen van het land. Computermodel B gaat uit van de avond en het oosten. Het ensemble is breder dan een sumoworstelaar. Geen enkel model heeft echter de buienrestanten te pak ken die vannacht vanuit Frankrijk ons land binnen gelopen zijn. Ik weet genoeg. Het is voor meteorologische begrip pen zeldzaam duidelijk: vandaag komt er geen enkele weersverwachting uit.

“Ik heb een schitterend beroep”, herhaal ik mijn hoofd terwijl ik achter het bureau ga zitten. Tegelijkertijd klinkt het stemmetje van Gustav Hellmann in mijn hoofd. Gustav Johannes Georg Hellmann werd niet alleen geboren in het oprichtingsjaar van het KNMI, maar is ook bekend van het Hellmanngetal en de Hellmann regenmeters. Hij was lid van de zogenaamde Oostenrijkse school, een groep meteorologische onderzoekers. Deze groep vond weers verwachtingen maken “immoreel en schadelijk voor het karakter van de meteoroloog”. Hellmann voegde daar dan nog aan toe dat het “iets is voor romantici om zich voor te schamen”.Tijdens het inwerken gaat altijd de telefoon. Zo ook vandaag. Iemand uit Terneuzen wil weten of hij vanavond de avondvierdaagse door kan laten gaan. De drie woorden “kans op onweer” maken weinig indruk. Vorig jaar zaten we er ook naast, dus dat zou dit keer ook wel zo zijn. Triomfantelijk wordt mij ongevraagd medegedeeld dat ze zich sowieso niks zullen aantrekken van al die betuttelen de kleurtjes. “Fijne dag meneer”. De dienst is nog geen vijf minuten oud.

Nederland redden

Je bent professional dus je moet je zo ook gedragen. Om 10 uur is het overleg met het Expert Team gepland. Dit team bestaat uit meerdere personen met expertise op het gebied van computermodellen, klimatologie, com municatie en meteorologie. Op dat moment moeten alle kansinschattingen binnen zijn van de KNMI-weerkamer en de commerciële weerkamers. Bij een gemiddelde kans van minimaal 60% volgt in principe code oranje en een impactanalyse door het Weer Impact Team voor een even tueelDeweeralarm.kansinschattingen komen samen met de bijbeho rende argumentatie bij mij binnen. Het valt mij altijd op dat er heel veel convectieliefhebbers bestaan. Ik kan dat zien aan de lengte van de verhalen die men schrijft, vaak langer dan het volledige oeuvre van Agatha Christie. Veel gaat over de convectiemodus. Het zal de lezers van de

“Guidance Modelbeoordeling” niet ontgaan zijn dat daarin sinds een jaar of 10 veel gesproken wordt over supercel len. Een oud-collega belde mij daar ooit eens over op. “Wij noemden dat gewoon buien”, was zijn nuchtere constate ring.Om in de weerkamer van het KNMI te kunnen werken heb je eerst een universitaire opleiding met natuurkundi ge inslag nodig. Jarenlang los je differentiaalvergelijkingen op en reken je aan een elektron in een oneindig diepe potentiaalput. Omdat je daarmee niet kunt vertellen welke provincie op welk moment oranje wordt, krijg je op het KNMI een opleiding waar de Oostenrijkse school de neus voor ophaalt. Een deel van deze opleiding is het onderdeel convectie, ingebracht door jonge collega’s die hun kennis wilden delen. Al deze kennis zit in mijn hoofd, maar ik weet vooral dat al deze kennis me niet zal redden. Ik poog nog de Navier-Stokes-vergelijkingen analytisch op te lossen, spar uitgebreid met de modelexperts van het KNMI, maar mijn hoofd hangt al in de strop.

Meteorologica 3 - 202230

Thom Zwagers

Het Weer Impact Team adviseert om het bij oranje te laten. Er zijn weinig evenementen en de schoolvakanties zijn nog niet begonnen. De nieuwste run van computer model A is inmiddels veranderd naar geheel droog weer. De ervaring leert dat de eerste buien zich meestal pas aandienen tijdens de overdracht aan de late dienst, vanaf 14:30. Dit keer zal dat later zijn, want de buienrestanten van vanochtend hebben de opwarming vertraagd. Met piepende bandjes rijd ik om 15:00 naar huis.

Bij het overleg met het Expert Team ben ik als eerste aan het woord. Van mij wordt tijdens de beeldvorming verwacht dat ik het weerbeeld uiteenzet en vertel wat de kansschattingen hebben opgeleverd. Ik haal diep adem en zeg dat het gaat onweren. “Als computermodel A uit komt dan zijn Putin, corona en de boeren vanavond niet de journaalopener”, voeg ik daaraan toe. De kansschat tingen lopen uiteen van 10 tot 130%, gemiddeld 70%. Het Expert Team weet genoeg. Ik moet oranje gaan hangen. Ik besluit om de rest van de dag niet meer naar internet en tv te kijken. Tenzij het uitkomt.

Effect van koude en hitte op gezondheid en prestatievermogen

Pollenmonitoring in Nederland: welke informatie krijgt de allergiepatiënt nu en in de toekomst

11u00 Koffie/thee

Weer en gezondheid

10u00 Hein Daanen, Vrije Universiteit Amsterdam

Programma nvbm najaarssymposium 2022

9u55 Opening door voorzitter NVBM

12u15 Lunch

13u30 Michiel van Weele en Jos van Geffen, KNMI

Zonkracht, zonkrachtverwachtingen en de dagelijkse dosis vitamine D

11u30 Marion Koopmans of Reina Sikkema, Erasmus MC

15u00 Bert Brunekreef, Universiteit Utrecht

Luchtverontreiniging en weer

15u30 Joost van der Ree, RIVM

Gezondheidseffecten van klimaatverandering: uitgaan van het ergste of goed-weernieuws

11 november 2022

Locatie: Buys-Ballotzaal KNMI, Utrechtseweg 297, De Bilt (geldig ID-bewijs vereist!)

Gratis voor NVBM leden en studenten, niet-leden: € 50,00 (aanmelden kan tot 4 november 2022 via www.nvbm.nl of bestuur@nvbm.nl). NB: maximaal aantal deelnemers: 90.

14u00 Letty de Weger, LUMC

9u30 Inloop met koffie

Meteorologica 3 - 2022 31

12u00 Uitreiking NVBM scriptieprijs

Datum:Borrelvrijdag

14u30 Thee/koffie

16u00

10u30 Fedor Gassner, GGD regio Utrecht

Hittestress, een hot item gebaat bij integrale benadering

Muggenoverdraagbare virussen in een veranderende wereld

Bert Holtslag ontvangt Langerhuizen Oeuvreprijs

De podcast De Weerman werd genomineerd door de NVBM.

Daarnaast wordt Bert Holtslag beschouwd als een uit stekende coach en inspirator voor de jongere generaties door zijn rol bij het organiseren van workshops, zomercur sussen en andere coaching-activiteiten. Dit heeft onder meer geleid tot tientallen gepromoveerden op een divers scala van onderwerpen zoals de invloed van het landop pervlak op verdamping, wolkenvorming en neerslag, het weer en klimaat van de stad, en windenergie boven land en zee.Uithet legaat van Pieter Langerhuizen Lambertuszoon, overleden in 1918 en in leven directeur van de Holland sche Maatschappij der Wetenschappen wordt jaarlijks een oeuvreprijs (25.000 euro) en een onderzoeksbate in de natuurwetenschappen toegekend.

Meteorologica 3 - 202232

beluisterd zijn. Zowel het aantal producties als de inhoud en variëteit groeien continu. De Weerman is zeer nuttig voor alle geledingen van de samenleving, omdat thema’s flexibel zijn en antwoorden geven op veel vragen over weer en klimaat. De pedagogische waarde door “spraakcom municatie” vestigt de aandacht op enkel het menselijke “luister”-vermogen, vereist en inspireert de fantasie van de luisteraars. Het constante aanbod garandeert continu iteit en lijkt institutioneel en aantrekkelijk voor luisteraars en tot nu toe tijdloos.

2022 voor Aard- en milieuwetenschappen

NOS podcast “De Weerman” wint Outreach and Communication Award van de European Meteorological Society

Op 15 september heeft Bert Holtslag de Langerhuizen Oeuvreprijs 2022 voor Aard- en milieuwetenschappen van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Weten schappen in ontvangst genomen.

De podcast startte in oktober 2019 en er zijn intussen 30 afleveringen, die in totaal meer dan 300.000 keer

Hij ontvangt deze prijs vanwege zijn wetenschappelij ke bijdragen aan de meteorologie, zijn leiderschap in de atmosferische wetenschappen, en zijn grote bijdrage aan belangrijke toepassingen voor weer, luchtkwaliteit en kli maat. Bert Holtslag werkte aanvankelijk als KNMI-onder zoeker, en later ook als deeltijdhoogleraar Meteorologie bij het IMAU te Utrecht. Van 1999 tot zijn pensionering leidde Bert de leerstoelgroep Meteorologie en Luchtkwaliteit aan Wageningen Universiteit. Hij bekleedde daarnaast tijdelij ke onderzoekposities bij NCAR en bij diverse universiteiten in Europa en de VS.

Zijn onderzoek concentreerde zich op het begrijpen van de fundamenten van turbulentie in de atmosferische grenslaag en de land-atmosfeer interacties. Hij begon zijn carrière met het bestuderen en modelleren van de verspreiding van luchtverontreinigingen in de atmosfeer, onder andere aan de hand van waarnemingen van de KNMI Cabauwtoren. Later leidde hij de zogenaamde ‘GEWEX Atmospheric Boundary Layer Study’, die leidde tot een reeks benchmark-case studies voor het testen van numerieke modellen en geavanceerde theorieën om

de dynamiek van de nachtelijke stabiele grenslaag en de dagelijkse cyclus van de grenslaag tot in detail te begrij pen. En dit heeft daadwerkelijk geleid tot verbeteringen in operationele numerieke weer- en klimaatmodellen. De sleutel tot dit succes was Bert’s vermogen om nauwe banden op te bouwen tussen de internationale academi sche onderzoekgemeenschap en operationele weercentra zoals het ECMWF, Meteo-France, en het UK Met Office.

De hele collectie podcastafleveringen is onder andere te vinden op https://www.nporadio1.nl/podcasts/de-weer man en andere streamingsdiensten.

Op de EMS Annual meeting is op 8 september jongstleden de Outreach and Communication Award uitgereikt aan de NOS voor hun podcast De Weerman, welke wordt gehost door tv-weerman en poolonderzoeker aan het IMAU Peter Kuipers Munneke, nieuwspresentator Fleur Wallenburg en hun team. De podcast gaat over de mechanismen achter weersverschijnselen, over weersvoorspellingen en kli maatverandering. Het is gericht op een algemeen publiek zonder wetenschappelijke of meteorologische achter grond. Elke aflevering van de podcast behandelt een thema en de meteorologische processen worden uitgelegd in lekentaal om het grote publiek op een gedetailleerder niveau te informeren dan mogelijk is in reguliere nieuwsen weeritems op tv en radio. De podcast is een mix van leuke weetjes, wetenschap, impact en de relatie tussen klimaat en weer is verweven in de afleveringen.

De European Meteorological Society (EMS) heeft het Weather Observation Website (WOW) project geselecteerd voor de EMS Technology Achievement Award 2022 voor de open toegankelijkheid van bijna-realtime weerobservaties die de betrokkenheid van het algemene publiek stimuleert om deel te nemen aan weer- en klimaatwetenschappen. WOW werd in 2011 gelanceerd door het Britse MetOffice, in samenwerking met de Royal Meteorological Society. In 2016 is de website geüpgraded naar de huidige site, waarvan wow.knmi.nl het Nederlandse platform is. Het doel van de website is om een platform te bieden voor het delen van actuele weerwaarnemingen van over de hele wereld, ongeacht waar ze vandaan komen, welk detailniveau of de frequentie van rapporteren. WOW is een webapplicatie waar professionele en amateur-mete orologen observaties van hun privé-weerstations kunnen delen. Aan de ene kant worden deze gegevens in kaart gebracht en in een grafiek weergegeven op de WOW -website en ondersteunen ze realtime monitoring van het huidige weer, met een veel hogere dichtheid dan kan worden geleverd door professionele weerstations van de nationale weerdiensten. Aan de andere kant kunnen deze

De award is op 5 september jongstleden uitgereikt op de EMS Annual meeting in Bonn.

WOW werd gezamenlijk genomineerd door de NVBM en de Royal Meteorological Society.

EMS Technology Achievement Award 2022 voor de Weather Observations Website (WOW)

WOW heeft momenteel wereldwijd 30.033 gebruikers en ontvangt dagelijks meer dan 1 miljoen waarnemingen! Ook heeft WOW bijgedragen aan wetenschappelijke stu dies op het gebied van meteorologie, microklimaat, ener gievraagstudies, menselijke gezondheid aan analyses van gevaarlijk weer. WOW kan in de klas of thuis worden gebruikt om vele aspecten van het weer te verkennen. En het Met Office werkt samen met de Royal Meteorological Society om middelen te verstrekken die op scholen kun nen worden gebruikt.

Het KNMI heeft enkele jaren geleden een grote vernieu wing doorgevoerd in het Nederlandse neerslagradarnet werk. In 2016 werd de radar in Den Helder vervangen door een nieuwe radar met dubbele-polarisatietechniek. Dit type radar zendt zowel horizontaal als verticaal gepo lariseerde signalen uit, waardoor het mogelijk is om veel meer informatie te verkrijgen. Hierdoor is bijvoorbeeld betere ruisfiltering mogelijk en een schatting van de neerslagsoort (regen, sneeuw of hagel). In 2017 werd eenzelfde type radar in gebruik genomen in Herwijnen, ter vervanging van de radar in De Bilt. Het verplaatsen van de radar was noodzakelijk, door toegenomen storende bebouwing nabij Utrecht.

De nieuwe radars hebben niet alleen veel meer moge lijkheden, maar zijn ook gevoeliger en kunnen daardoor kleine verstoringen in de atmosfeer beter registreren. Op 29 juni 2022, 14.10 UTC (zie Figuur 1), zijn hiervan een aantal mooie voorbeelden te zien. Allereerst toont het beeld ongefilterde radarreflectiviteit, dus zonder opscho ning van bekende verstoringen (clutter). We zien hierdoor allerlei niet-meteorologische verstoringen, zoals grondruis en windparken (zie de westzijde van de Noordoostpolder en het hexagonale windpark Fryslân bij de Afsluitdijk). Van meteorologische aard is een kleinschalig fenomeen als een zwakke convergentielijn echter ook heel goed te zien.

Contact: ben.lankamp@knmi.nl

Ben Lankamp (KNMI)

en historische data gratis worden gedownload voor alle doeleinden, wat open data en open science ondersteunt. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan metadata over de bijdragende weerstations, wat resulteert in een kwaliteitsclassificatie van alle stations op basis van instru mentlocatie, lokale ruwheid en nabijgelegen obstakels en de mate van verstedelijking.

Ruwe radarbeelden maken zwakke convergentielijn zichtbaar

Figuur 1. Radarreflectiviteit van Den Helder en Herwijnen in één beeld.

Meteorologica 3 - 2022 33

In de Figuur is een dergelijk front te zien als gekromde lijn van Almere via Loosdrecht naar Rotterdam. Dezelfde convergentielijn is ook (zwakker) te zien bij Vlieland en Breezanddijk, halverwege de Afsluitdijk.

Contact: leo.kroon1952@gmail.com

Meteorologica 3 - 202234

column

Dat de Britten een bijzonder volk zijn, zal menigeen wel beamen. “Quintessentially British” is op veel zaken in Groot-Brittan nië van toepassing: van de eigen munt en de Britse humor tot het ritueel van de afternoon tea. Dat laatste kan van alles betekenen: van een eenvoudig kopje thee (“cuppa”) om een uur of vier tot een copieuze maaltijd met meerdere gangen. Afijn, voor degenen die het uitgebreid willen lezen raad ik Lia van Bekhovens boek “Klein Brittannië” van harte aan. Waarom ik de Britten hier nu noem is omdat hun gevoel voor temperatuur in enkele opzichten nogal afwijkt van wat we in ons land gewend zijn. Zo viel het mij namelijk al snel op dat de Britten blijkbaar vrij ongevoelig zijn voor kou. Wandelend met mijn vrouw in december in een koud en winderig London, het zal zo’n graad of 5 zijn geweest, waren wij gehuld in een winterjas met daaronder warme kleding. Desondanks vonden wij het toch nogal fris. Het verbaasde ons daarom elke keer weer als wij Engelse yuppen zagen die slechts alleen een dun overhemd met korte mou wen droegen. “Hebben die het dan niet koud?” vroegen wij ons verwonderd af. Je moet overigens ook niet gek opkijken als je dan zelfs nog af en toe jonge mannen met korte broeken voorbij ziet lopen. Met de jonge dames is het vaak al net zo. In Brigh ton zien wij ze, ook in de winter, op vrijdagen zaterdagavond in het centrum van de stad met spaghettibandjes en veel te korte rokjes. Wankelend op hoge hakken gaan ze, vaak in groepjes van een “hen party” (vrijgezellenavond) naar hun vertier om zo snel mogelijk dronken te worden. Nou is het natuurlijk wel zo dat het in Engeland in de winter, zeker aan de zuidkust, nooit écht koud wordt, daar zorgt de Golfstroom wel voor. Desondanks kunnen de Britten goed tegen de kou. Wellicht is dit een genetische erfenis van de Vikingen die het land ooit veroverden. Mocht het echt eens een paar dagen flink gaan vriezen dan hebben de sensatiebeluste tabloids het vreemd genoeg toch al gauw over een “killer winter”.

log in India en volgt de gebeurtenissen van een aantal soldaten die als entertainers voor het leger optreden. In de hele serie lij den de Britse soldaten onder de niet afla tende hitte en vochtigheid in India, dit tot vermaak van de Indiërs. Door de nabijheid van de alom omringende zee wordt het in Groot-Brittannië ook nooit echt warm. De Britse definitie van een hittegolf verschilt daarom nogal van de Nederlandse defini tie. Bij ons is de definitie voor een landelij ke hittegolf gerelateerd aan de maximum temperatuur in De Bilt. Als bijvoorbeeld alleen in Maastricht aan de definitie is voldaan dan spreken we van een regiona le hittegolf. Maar het is dan wel dezelfde definitie die wordt gehanteerd. De Brit se definitie is afhankelijk van de locatie in het koninkrijk. De officiële definitie voor een hittegolf is een periode van ten minste drie opeenvolgende dagen met een maximumtemperatuur boven een lokaal vastgestelde grenswaarde. Die grenswaarde verschilt per provincie (coun ty). Voor een achttal counties in en om London is momenteel de grenswaarde 28°C, maar voor veel andere counties, met name in Schotland, Wales, Noord- en West Engeland is de grenswaarde slechts 25°C. Deze grenswaarden worden in het Verenigd Koninkrijk elke 10 jaar aange past aan de meest recente 30-jarige kli matologie. Zo gold voor de klimatologie over 1961 – 1990 alleen voor centraal London een grenswaarde van 27°C, elders was die waarde minder. De wereldwijde opwarming blijkt hier maar weer uit. Door deze aanpassingen van de definitie zal het aantal hittegolven daardoor waarschijnlijk nauwelijks toenemen. Dit in tegenstelling tot Nederland waar in de hele 20e eeuw welgeteld 16 hittegolven werden geregi streerd en in de 21e eeuw tot nu toe al “Ohzomerhet4globaltemperatuurden.hetoverkwamlocatiesinrectielijsten/hittegolven).(www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/14Eenenandernacorvandetemperatuurmetingenomdatdeloopvande20eeeuwmethodes,enopstellingenzijnveranderd.DeBrittenwistendenkiknietwathentoenop19julivanditjaarvooreerstde40°CgrenswerdoverschreVolgenswetenschapperszoudezenooitgehaaldzijnzonderwarming.Hetzoudanzeker2totgradenminderwarmzijngeweest.Hoeookzij,demeesteBrittenzullendezemeerdaneensverzuchthebbenmoeder,watishetheet”.

Leo Kroon

De Britten kunnen dan wel goed tegen de kou, maar tegen de hitte is het een heel ander verhaal. Dit werd bijvoorbeeld op humoristische wijze duidelijk gemaakt in de BBC Tv-serie “It ain’t half hot, Mum” die in Nederland onder de naam “Oh moe der, wat is het heet” uitgezonden werd in de tweede helft van de jaren zeventig. De serie speelt tijdens de Tweede Wereldoor

It ain’t half hot, Mum

Het lidmaatschap van de NVBM kost 55,euro per jaar. Meer informatie hierover is te vinden op de NVBM website: www.nvbm. nl. Opzeggingen per email naar het bestuur (bestuur@nvbm.nl); hierbij geldt een opzegtermijn van drie maanden.

Lid worden van de NVBM

– Het plaatsen van advertenties in Meteorologica,

Alle leden van de NVBM zijn automatisch geabonneerd op Meteorologica. Ook nietleden kunnen zich abonneren door 31,- euro voor vier nummers over te maken naar IBAN: NL66INGB0000626907, BIC: INGBNL2A, ten name

Deze dienen uitsluitend digitaal (bijvoorbeeld per e-mail) te worden aangeleverd, als Word document met figuren apart. Uiterste inle verdata hiervoor zijn: 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november voor respectievelijk nummer 1, 2, 3 en 4. Voor meer informatie over de procedure, zie Vermenigvuldiging:Vormgeving:BuddePenningmeesterdeNederlandsevierMeteorologicatelijkewordenArtikelenmeteorologica/informatie_voor_auteurs/.http://www.nvbm.nl/uitMeteorologicamogenuitsluitendovergenomennavoorafgaandeschriftoestemmingvanderedactie.(ISSN0929-1504)verschijntmaalperjaareniseenuitgavevandeVerenigingterBevorderingvanMeteorologie(NVBM).enadministratie:Mike(penningmeester@nvbm.nl).Colorhouse,Almelo.Colorhouse,Almelo.

en uw adres.

Advertenties

“Abonnementonder6700PostbusNVBM-Meteorologicavan:464ALWageningenvermeldingvan:Meteorologica”

Meteorologica 3 - 2022 35

Adverteren in Meteorologica is moge lijk. Advertenties worden geplaatst op 3 formaten: A5, A4 of A3. Uiter ste inleverdata voor advertenties zijn: 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november voor respectievelijk nummer 1, 2, 3 en 4. Tarieven zijn op te vragen bij Richard Bintanja (e-mail: richard.bintanja@knmi.nl).

Artikelen en bijdragen

Abonnementen

Men kan sponsor worden van de NVBM. Een sponsorschap wordt afgesloten voor mini maal 1 jaar. Een sponsor heeft diverse rech ten, o.a.:

– Plaatsing van het firmalogo in het blad, – Het bijwonen van congressen e.d. georganiseerd door de NVBM. Voor meer informatie over het sponsorschap kunt u contact opnemen met Richard Bintanja of Mike Budde (zie boven).

Werken bij KNMI: the best place to be voor onderzoekers!

Sponsors van de Nederlandse Vereniging ter Bevordering van de Meteorologie

Colofon

Sponsorschap NVBM

Abonnementen worden telkens aangegaan voor een heel kalenderjaar; bij tussentijdse betaling worden de reeds verschenen num mers van dat jaar toegestuurd. Voor abon nees in het buitenland zijn de kosten 38,euro per jaar. Ook losse nummers kunnen op deze manier worden besteld (zolang de voor raad strekt) voor 10,- euro per stuk, onder ver melding van de gewenste jaargang en num mer(s). Instellingen betalen 65,- euro voor een abonnement. Een student-abonnement kost 16,- per jaar. Opzeggingen per email naar het bestuur (bestuur@nvbm.nl); hierbij geldt een opzegtermijn van drie maanden.

Redactie Hoofdredacteur: Richard Bintanja (e-mail: Redactieleden:richard.bintanja@knmi.nl).Wimvan den Berg, Aarnout van Delden, Robert Mureau, Rob Sluijter, Ben Lankamp en Lone Mokkenstorm.

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.