6 minute read

Weermuziek – Meteorologische toonzetters

Harry Geurts (KNMI, voormalig persvoorlichter)

Wandelend door de binnenstad van Utrecht luister ik altijd met veel plezier naar het carillon van de Dom. De muziek die gespeeld wordt, is vaak een feest van herkenning, zeker als ik er ook een stille hint naar het weer in herken. Here comes the Sun van de Beatles hoorde ik ooit toen de zon begon door te breken. Toeval of toch niet? Ik denk het niet. Niemand kan zich immers een beter uitzicht over de wolkenlucht wensen dan de beiaardier hoog in de klokkentoren (Figuur 1). Als de carillonbespeler dan ook nog een weeramateur is, hoort de oplettende luisteraar complete weerberichten langskomen. Favorieten zijn de vier jaargetijden van Vivaldi, de Nieuwe Wereld van Dvorak en tal van andere klassieke stukken vooral van Bach. Ook repertoire uit het lichtere genre klinkt regelmatig in de winkelstraten zoals It’s raining again, Summertime en Don’t worry, be happy. Rond Kerst hoor je natuurlijk I’m dreaming of a White Christmas.

Advertisement

Beiaardier Auke de Jong die het carillon bespeelt van de Martinitoren in Groningen past zijn liedjes steevast aan bij het weer: “Is het prachtig dan speel ik evergreens zoals You are the sunshine of my life. Als het regent laat ik als grapje Singing in the rain of Raindrops keep falling on my head horen.” Je mag zelfs verzoekjes aanvragen, dus Groningers grijp je kans! (Bron: Marloes de Moor: Tussen Hemel en Aarde, Noorderland, cultuurmagazine, februari 2020).

Het repertoire is eindeloos, maar dat geldt zeker niet voor het bereik van het geluid. Een grote kerkklok kan met de wind mee een galmreikwijdte bereiken van zes kilometer (de helft met wind tegen!) maar het carillon hoor je het best in de omgeving van de kerktoren. Tijdens het Festival Oude Muziek zitten muziekliefhebbers in Flora’s Hof bij het Domplein aandachtig te luisteren naar de beiaardier van het Utrechts Klokkenluiders Gilde op de Domtoren. De ideale luisterplek in de binnenstad waar het geluid niet verwaait en je in alle rust kunt luisteren.

Figuur 1: Interieur toren met detail van het carillon op de vierde verdieping van de Grote of Sint Catharijnekerk in Brielle. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed via Wiki Commons: https://www.cultureelerfgoed.nl Beiaardier en weerman Een beiaardier die vanaf zijn toren het weer in de gaten houdt, is geen zeldzaamheid, uniek is wel klokkenist en organist Frederik Berghuys (1762 – 1835). Je zou hem ook een weerman kunnen noemen die tussen zijn meteorologische observaties door het carillon bespeelde. Een artikel in de pers over een inventarisatie van historische weerwaarnemingen leverde een reactie op van Laura Meilink-Hoedemaker, die onderzoek doet naar klokkenspel en beiaardiers. Ze bespeelt zelf het carillon, studeerde muziekwetenschappen en heeft tal van publicaties over het klokkenspel op haar naam staan, waaronder haar proefschrift Luidklokken en Speelklokken in Delft (1985). Hierin beschrijft ze de weerkundige waarnemingen van Berghuys met een volledige transcriptie van zijn aantekeningen.

Het oorspronkelijke dagboek met weerkundige notities over de jaren 1809 – 1829 van Frederik Berghuys is te vinden in het stadsarchief van Delft. In zijn functie als klokkenist beklom Berghuys minstens drie keer per dag de toren van de Nieuwe Kerk in Delft om het carillon te bespelen. Vanuit de toren hield hij de hele omgeving en het hemelgewelf nauwlettend in de gaten en beschreef hij het weer. In de toren had hij een telescoop opgesteld van de befaamde instrumentmaker van der Bildt uit Franeker. De musicus woonde aan de Voldersgracht, een van de oudste grachten in Delft uit de 14e eeuw. In zijn woonhuis hing een thermometer en een barometer waarvan hij regelmatig de standen noteerde. Maar vooral zijn algemene beschrijvingen van het weer zijn de moeite waard. Ze bevatten een schat aan informatie.

Lees maar mee wat Berghuys schrijft over april 1809: ‘t Begin van April zeer koud, een goore Paaschen. 3, 4, 5: sneeuw. Den 4 sneeuwde het zoo sterk dat de straaten geheel bedekt laagen; ook vroor het snagts zoo dat den 5 ‘t ijs in den emmer op onze plaats één drieguldens dik was, en des ‘s morgens als twee drieguldens dik. Ook was er toen ijs in de vaarten (volgens hooren zeggen).

En over 16 augustus 1817: ‘s Morgens uitneemend schoon, warm, stil weeder, zonneschijn. ‘s Middags betrok de lugt, ten 6 uur eenigen donderslagen hoog in de lugt. De lugt wierd zeer dik en donker. Vlak boven de stad, dog in ‘t Westen zeer ligt en helder, de wolken dreeven Zuid en onder begon het sterk uit het Noorden te waayen, de wind was dan Noord, dan Noordwest tot West en Zuidwest, en naderhand weer Noord; het begon te reegenen in één ogenblik, zoo sterk dat het waater storte; er was ook hagel …

Uitvinder gevoelstemperatuur We zouden Berghuys zelfs de eerste kunnen noemen die in 1814 de gevoelstemperatuur onder woorden brengt: “13 Maart en eenige volgende daagen: sterke O-wind en daarbij zoo geweldig koud voor het gevoel, eevenwel zakte

de thermometer niet laager als 28 gr.” Let wel, zijn thermometer bevatte de schaal van Fahrenheit en 28 graden op die schaal komt overeen met -2 graden Celsius. Hij citeert ook veel uit kranten of “volgens hooren zeggen” en schrijft ook over de marktprijzen en kwaliteit van onder meer brood, boekweitmeel, aardappels, vlees en allerlei groenten.

Al met al een waardevol document dat ons een kijkje geeft in het dagelijkse leven in het begin van de 19e eeuw. Frederik Berghuys verrichtte zijn weerkundige waarnemingen niet alleen uit persoonlijke interesse, maar ook uit religieus ontzag voor de hem omringende natuurverschijnselen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn notitie tijdens onweer op 29 juni 1809: “Ik ging naar den toorn en speelde op de klokken, dog begon met psalm 29, twee versen. Onder het speelen donderde het nog verscheidene malen. De stemme des Heeren is over de wateren, de Godt der eeren dondert: De Heere is op de groote wateren.”

Code oranje in de Middeleeuwen De kerkklok was in de Middeleeuwen ook te horen bij noodweer. Om het klokgelui als waarschuwing te laten klinken wordt de klok zover aangetrokken dat de klepel aan één kant de klokwand raakt. Het kleppen van de klok wordt dat genoemd. In afgelegen dorpjes in Italië laten kerkleiders de klokken nog altijd luiden tijdens onweer met hagel. Vroeger dacht men zelfs dat de geluidsgolven die de kerkklokken veroorzaken konden voorkomen dat zich grote hagelstenen vormden en de donderwolken zouden verdrijven. Dat bijgeloof is nog niet volledig uit de wereld verbannen maar de meeste geloofsgemeenschappen hebben inmiddels gebroken met dergelijke denkbeelden. Zo draagt de huidige klok van de Martinikerk in Bolsward het randschrift: storm en bliksem kan ik niet verdrijven. (Bron: D.J. Ronner. Alle weer is Gods weer, Rijksuniversiteit Groningen), zie Figuur 2.

Wat sommige klokkenluiders zich niet realiseerden is dat het handmatig luiden van de klok tijdens onweer levensgevaarlijk is. Kerktorens die meestal het hoogste punt van de omgeving vormen, worden bij voorkeur getroffen door de bliksem. De uitvinding van de bliksemafleider in de 18e eeuw heeft daar verandering in gebracht maar de invoering van dit beschermende wondermiddel liep in Europa vertraging op. Niet alle kerkgemeenschappen waren er om religieuze redenen van gediend. Maar er waren ook dominees die er juist alles aan deden om het nut van de bliksemafleider onder de aandacht te bren-

Figuur 2: Omslag D.J. Ronner. Alle Weer is Gods Weer, doctoraalscriptie vakgroep godsdienstwetenschap van D.J. Ronner. Een cultuursociologische optiek op de interpretatie van meteorologische verschijnselen. Rijksuniversiteit Groningen, Tweede druk, 1984. gen. Predikant Jacobus Uilkens (1771 – 1851) uit het Groningse Eenrum demonstreerde de werking tussen het kerkgezang door zelfs vanaf de kansel aan de hand van een door hem zelf gemaakt donderkerkje. Hij was dermate geïnteresseerd in het weer dat hij zelfs korte tijd dagelijkse waarnemingen heeft gedaan en andere dominees heeft gestimuleerd om ook het weer bij te houden. Hij baseerde zijn preken op de Katechismus der Natuur van de 18e eeuwse theoloog Johannes Florentius Martinet (1729 – 1795). Het weer in kerkmuziek Ook in kerkmuziek worden de weersomstandigheden vaak bezongen. Zo schreef Johann Sebastian Bach (1685 – 1750) de cantate Gleichwie der Regen und Schee vom Himmel fällt. De muziek gaat in grote sprongen en gebroken akkoorden omhoog en omlaag om duidelijk te maken waar het in deze cantate om gaat: vallende regen, sneeuw en zaaigoed en opkomend gewas.

This article is from: