MBO-krant 60 (maart 2021)

Page 1

de MBO·krant

jaargang 14 • nummer 60

De Tweede Kamerverkiezingen zijn aanstaande. Wat willen de partijen met het mbo?

In deel 3 van een serie belichten we de MBO Agenda Amsterdam.

2 MBO Agenda Amsterdam

maart 2021

4

MBO Raad start mbohelden.nl

7

De Tweede Kamerverkiezingen

9

Fietsend het geluk tegemoet

BVMBO lanceert MBO Connect Het is bijna zover: de officiële opening van MBO

Connect vindt plaats op donderdag 18 maart door demissionair minister Van Engelshoven, maar vanaf 11 maart is de community al live. Het initiatief van BVMBO wil hét platform van, voor en door opleiders in het mbo worden.

“M

BO Connect is een online community en biedt opleiders alle mogelijkheden te verbinden en samen te werken. Opleiders kunnen bijvoorbeeld samenwerken in vakgroepen, makkelijk vakkennis delen, voorbeelden uitwisselen en dialoog voeren. Kortom: leren van elkaar, óók van collega’s van andere onderwijsinstellingen. Uit een landelijke raadpleging die BVMBO uitvoerde bleek dat hieraan een grote behoefte is binnen het mbo; de coronapandemie heeft dat alleen maar versterkt. Anderzijds is het vanuit scholen en organisaties niet eenvoudig om opleiders te bereiken met actuele informatie en verder te bouwen aan een sterk netwerk van mbo-opleiders. Dit geheel vraagt om een nieuw perspectief”, aldus BVMBO in een toelichting over MBO Connect.

Persoonlijk platform

Marjolein Held, voorzitter van BVMBO: “Online je vakgenoten ontmoeten en ervaringen of tips uitwisselen, dat doe je via MBO Connect. Je ontmoet er andere docenten, wisselt kennis en informatie uit, vraagt elkaar om hulp en je blijft op de hoogte van activiteiten en het laatste nieuws binnen het MBO. Het mooie van MBO Connect is dat je

” Marjolein Held

Online je vakgenoten ontmoeten en ervaringen of tips uitwisselen, dat doe je via MBO Connect

het helemaal kunt personaliseren; je geeft aan van welke onderwerpen je op de hoogte wilt blijven.”

Samen professionaliseren

Partijen uit de wereld van het mbo worden van harte uitgenodigd om zich aan te sluiten. Nu al heeft een flink aantal organisaties hun medewerking toegezegd. Ook zij zullen kennis delen of in gesprek gaan met opleiders in deze community. Onder meer MBO Today, Worldskills Netherlands, Stichting ‘Iedere mbo een practoraat’, NCP Eqavet, LOF, Leraar 24, Leerkracht,

Werkverband beroepspedagogiek mbo en ECBO zijn al van de partij. Marjolein Held: “MBO Connect fungeert daarmee óók als kennisbank; je kunt alle nieuwsberichten en artikelen rondom een thema altijd weer terugvinden. Zo draagt het bij aan de professionalisering van ons mooie vak.”

Lid worden

De community is vanaf donderdag 11 maart live en vanaf die datum kunnen alle opleiders lid worden van de community. Onderwijsinstellingen kunnen voor hun medewerkers een collectief

lidmaatschap voor deelname aan MBO Connect afsluiten. Heeft de onderwijsinstelling geen collectief lidmaatschap? Dan kan de opleider individueel lid worden. Opleiders van onderwijsinstellingen die nu bijdragen aan de ontwikkelkosten, krijgen tot aan de zomervakantie gratis toegang tot MBO Connect. Daarnaast krijgen leden van de BVMBO korting op het lidmaatschap van MBO Connect.

MBO Connect is ontwikkeld met hulp van een subsidie van het ministerie van OCW.

Wordt MBO Connect ook jouw link naar dialoog?


2 Agenda Beroepsonderwijs

de MBO·krant

Rekenangst ‘Wie denkt er last van dyscalculie te hebben?’ Ik tel het aantal handjes dat in mijn (digitale) klas omhooggaat. Ruim 60% van de aanwezigen reageert positief op deze vraag. Geen raar aantal, denk ik nog. Dit is al jarenlang behoorlijk gemiddeld voor de mbo-klassen die ik lesgeef. ’s Avonds denk ik nog een keer na over deze resultaten. Dit is toch wel echt heel erg hoog? Ik ga googelen en stuit op het ERWDrapport uit 2011. Hieruit blijkt dat 10% van onze studenten ‘ernstige rekenwiskunde-problemen’ heeft en er (gelukkig) slechts bij 2% sprake is dyscalculie. In mijn klas(sen) ligt dit dus 30 keer zo hoog! Tenminste, dat is de beleving bij mijn studenten. Ik proef sinds ik in 2010 rekenonderwijs verzorg op het mbo dat er sprake is van een soort ‘rekenangst’ bij onze studenten. De verhalen uit 11 jaar rekenonderwijs vormen een patroon. Die verhalen gaan over wisselende uitleg vanuit eerdere docenten, achterstanden die opgebouwd zijn vanuit de basisschool of het ontbreken van aandacht voor rekenen in de aansluiting tot het mbo. Per komende zomer zouden de ‘nieuwe’ rekenexamens in het mbo ingevoerd worden. In december werd echter duidelijk dat de invoering met een jaar is uitgesteld. Zo hebben zowel de projectgroep als de verschillende uitgeverijen (en andere belanghebbenden) nog extra tijd alles tot in de puntjes uit te werken. Extra tijd om (opnieuw) aandacht aan goed rekenonderwijs te geven. Ik ben blij dat het mbo ervoor gekozen heeft dat rekenen een belangrijk onderdeel van de opleiding is. Het wordt gezien als een basisvoorwaarde in het uitvoeren van hun (toekomstige) beroep. Zullen we er dan als mbo ook met z’n allen voor zorgen dat we het vak dan (weer) serieus nemen? Serieus in de zin van een gedegen scholing voor docenten die het vak geven. Oftewel: zorgen voor ‘echte’ rekendocenten en het dus niet zien als sluitstuk in de normjaartaak. Serieus ook in de zin van ervoor kiezen dat het vak rekenen structureel in het lesrooster voorkomt. Ik ben ervan overtuigd dat het aantal handjes dan de volgende keer als ik deze vraag stel een stuk lager is. Met vriendelijke rekengroet, Dirk Megens Leraar van het Jaar mbo MeneerMegens.nl

Simone Kukenheim

In het derde deel van een serie over MBO

Agenda’s, kijken we naar de agenda van Amsterdam. Amsterdam pionierde in 2014 met een beleidsagenda specifiek voor het mbo. De verantwoordelijke wethouder Simone Kukenheim deelt haar ervaringen en geeft adviezen aan gemeenten die ook een MBO Agenda overwegen. ‘Ik zou iedere gemeente aanraden om te investeren in het mbo.’

S

imone Kukenheim is wethouder zorg, beroepsonderwijs en sport in de gemeente Amsterdam. Sinds haar aantreden in 2014 heeft ze zich hard gemaakt voor het ondersteunen en verbeteren van mbo-opleidingen. Kukenheim twijfelt niet of specifiek beleid voor het middelbaar beroepsonderwijs nodig is. Ze beschouwt mbo-studenten als essentiële en onmisbare krachten voor een stad als Amsterdam. ‘Onze stad heeft zo’n 30.000 mbo-studenten. Naast dat het een belangrijke groep is voor de veerkracht van de stad, zijn het ook jonge mensen die vol in de ontwikkeling van hun leven staan. Het is daarom belangrijk dat er extra aandacht is voor deze studenten.’

Veerkrachtige stad

Eind 2014 schetste de gemeente samen met vakscholen en ROC’s de Amsterdamse MBO-Agenda. Het werd de allereerste beleidsagenda die specifiek gericht was op het mbo. De focus lag op het ondersteunen van kwetsbare studenten en onderwijsinnovatie. De huidige agenda borduurt nog steeds voort op deze principes, maar is meer toegespitst op de specifieke uitdagingen van de stad Amsterdam. ‘Amsterdam heeft een tekort aan mensen in de zorg en in het onderwijs. In de huidige coronacrisis zijn deze tekorten pijnlijk

Uitdagingen van de grote stad blootgelegd. Daarnaast hebben we in de toekomst meer mensen in de technische- en duurzame sector nodig. Bijvoorbeeld bij het realiseren van de energietransitie. De huidige Amsterdamse MBO-Agenda streeft ernaar om de vraag vanuit de arbeidsmarkt en het onderwijs nauwer op elkaar aan te sluiten. Zo creëer je meer baanzekerheid voor mbo-studenten én zorg je voor een veerkrachtige stad.’

Van passie naar samenwerking

Zes jaar meer aandacht voor het mbo: wat zijn de resultaten? Volgens Kukenheim is een belangrijk resultaat dat er een stevig netwerk is ontstaan tussen de gemeente, onderwijsinstellingen en de arbeidsmarkt. ‘Docenten en belangrijke actoren weten elkaar te vinden. Op een laagdrempelige manier monitoren we ontwikkelingen in het onderwijs en denken we na over innovaties. De gemeente Amsterdam is bereid om veel te investeren in het mbo-onderwijs, waardoor er ruimte is om ideeën daadwerkelijk uit te voeren. Dit zorgt voor veel energie bij betrokkenen. Docenten krijgen bijvoorbeeld veel vrijheid om hun vak te verbeteren en nemen die verantwoordelijkheid serieus. Met veel passie zijn er al meerdere practoraten opgezet en is het lesmateriaal verbeterd. Hierdoor is ook de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt verbeterd.’

Voorbij vakkennis

‘Een andere belangrijke winst is de zorgstructuur die we opgebouwd hebben voor kwetsbare studenten. In veel van de opleidingen staan nu ook vaardigheden centraal die verder gaan dan vakkennis. Denk

Zo creëer je meer baan­ zekerheid voor mbostudenten én zorg je voor een veerkrachtige stad.’

bijvoorbeeld aan vaardigheden in burgerschap, diversiteit en werknemer- of werkgeverschap. Deze skills zijn nodig om een veerkrachtige persoonlijkheid op te bouwen en deze in te kunnen zetten in een uitdagende arbeidsmarkt. Mbo’ers zijn gemiddeld tussen de 16 en 23 jaar en bevinden zich in fundamentele levensjaren. Daarbij komt ook dat Amsterdamse mbo-studenten die niet altijd de nodige steun vanuit huis meekrijgen. Het is een serieuze verantwoordelijkheid om deze relatief grote groep handvatten te bieden voor het betreden van de arbeidsmarkt. Dat begint met goed onderwijs bieden.’ De wethouder ziet het als een persoonlijke missie om het mbo beter op de kaart te zetten. ‘Nog te vaak kijken we op een hiërarchische manier naar het Nederlandse onderwijs. Dat is onterecht, want mbo’ers zijn onmisbaar. In Amsterdam, bijvoorbeeld, hebben we een sterke behoefte aan mensen die een connectie kunnen maken met verschillende doelgroepen en begrijpen hoe de grote stad werkt. Dat kunnen mbo’ers als geen ander.’

Adviezen voor andere gemeenten

Tot slot deelt Kukenheim lessen voor gemeenten die ook willen investeren in het mbo: ‘Zorg dat alle belanghebbenden om tafel zitten. Het beleid is het meest effectief als je mensen betrekt die dichtbij het mbo staan, zoals docenten. Wees daarnaast realistisch over het budget en durf te investeren. We hebben nog veel te winnen om de kwetsbaarheden in het Nederlandse onderwijssysteem aan te pakken. Investeren in het mbo is hiervoor cruciaal en ik zou het iedere gemeente aanraden.’


Skills 3

maart 2021

Docenten en scholen richten zich op Skills ’21-’22 Skills gaat dit jaar niet door. Er is een streep

gezet door het Nederlands kampioenschap (Skills The Finals) en het WK in Shanghai dat in oktober zou worden gehouden is verplaatst naar volgend jaar. Dat is begrijpelijk en verdrietig. Begrijpelijk, want we zitten in de coronacrisis. Verdrietig omdat nu studenten een heel jaar een groot podium missen om te laten zien wat zij kunnen. Toch houden docenten en scholen de moed erin, ook voor editie ‘21-22.

M

arcel van den Berkmortel van Bouw Infra Mensen Mierlo zegt: ‘Skills, dat is echt topsport. De studenten die voor onze ROC Ter AA meedoen, in de vakken Metselen en Tegelzetten, trainen gemiddeld 250 uur voor het Nederlands kampioenschap en 500 uur voor een internationaal toernooi. Het levert echt wel iets op. We hebben al tien jaar altijd in de top vijf gezeten bij zowel nationaal, Euroals WorldSkills.’

Goede baan

Nu de nationale en internationale kampioenschappen niet doorgaan, houdt Van den Berkmortel er toch de moed in. ‘Het is voor de scholen die meedoen en voor de leerbedrijven die met ons samenwerken vervelend dat het zo loopt. De mensen die voor ons mee hebben gedaan aan allerlei kampioenschappen, krijgen altijd een goede baan. Bedrijven weten dat ook, dus het is even vervelend dat we dit niet kunnen continueren. Volgend schooljaar weer nieuwe kansen.’

Shinen

Annemarieke Eemsing van de opleiding Onderwijsassistent bij Curio Zorg en Welzijn in Breda sluit zich hierbij aan. Eemsing vertelt dat haar opleiding voor het eerst zou meedoen. Daarom is het extra jammer. ‘Wij zijn starters voor de Skills en zijn er helemaal klaar voor. Ik ben sinds oktober 2020 betrokken bij de voorbereidingen en kende Skills nog niet. Maar ik vind het wel een prachtige mogelijkheid om de studenten van de Opleiding Onderwijsassistent te laten shinen.’

Creativiteit

Eemsing vervolgt: ‘Wij kunnen in een wedstrijd veel creativiteit kwijt.

Wat is de toekomst van het vak? Vanuit deze vraag organiseert WorldSkills Netherlands rondetafelgesprekken en hoopt zo de contouren van toekomstige Skills wedstrijden te schetsen. Voor verschillende wedstrijdrichtingen komen vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en onderwijs samen om hun visie op het vak te delen. Hoe ziet zo’n rondetafelgesprek eruit? En waarom zijn ze zo belangrijk? De MBO•krant ging op onderzoek uit.

altijd goed. Daarom hebben we veel motivatie, nog steeds. Als docent moet je wel met het Skillsvirus besmet zijn!’

Sterren

Didactiek, Pedagogiek, Nederlands, Wereldoriëntatie: alles komt bij elkaar en wordt verrijkt met de eigen inbreng van studenten. De finaleopdracht is echt het knooppunt waar alles samenkomt. Het doel is het maken van een mooie presentatie waarin de studenten kunnen laten zien wat ze in allerlei ontwikkelingsgebieden hebben meegekregen.’

Dit jaar geen WorldSkills, dus ook geen spetterende openings­ ceremonie zoals hier in 2019 in Kazan

Uitpakken met kennis

Rita Jansen van ROC Ter AA Business College werkt bij Financieel Administratieve Beroepen. Ze beaamt wat Eemsing zegt. ‘Metselaars en tegelzetters kunnen hun werk sowieso laten zien. Wij kunnen op een kampioenschap echt een keer “uitpakken”. Onze school scoort

Paul van Nieuwland, docent koken bij Curio/Cas Spijkers Academie, organiseerde dit jaar nog een voorronde bij hem op school. ‘Binnen de coronamaatregelen was dat te doen, al vereiste het wat aanpassing. Dat was echt heel leuk. De horeca is nu al meer dan 200 dagen dicht, dus voor de studenten was het ook een kans om hun kunde weer eens te etaleren.’

Synergie

‘Behalve het wedstrijdelement, is een Skills-vakwedstrijd een goede gelegenheid om te netwerken,’ stelt Van Nieuwland. ‘Het jammere is dat veel van onze studenten nu geen kans meer hebben op een vervolg na de voorrondes. Maar we blijven ons focussen op het ontwikkelen van vaardigheden. Hoewel de horeca stilstaat en studenten geen stages kunnen volgen laten wij de praktijklessen op school doorgaan. Gelukkig komen gastdocenten hiervoor naar ons. Dat werkt heel goed en is handig als de Skills na de zomer doorgaan.’

De Skills wedstrijden van de toekomst V

olgens WorldSkills Netherlands toetst een goede Skills wedstrijd ontwikkelingen in het vak en sluit de wedstrijd aan op de vraag vanuit de arbeidsmarkt. Om deze criteria te meten vonden er in januari en februari meerdere rondetafelgesprekken plaats. De diverse tafeldeelnemers discussieerden vanuit hun ervaringen over de toekomst van hun vak. Dit deden zij aan de hand van de 9 opgestelde parameters van WorldSkills Netherlands, waaronder arbeidsmarktrelevantie, innovatief vermogen en de duurzaamheid van het vak.

Beroepen van de toekomst

Eén van de rondetafelgesprekken richt zich op het vak Applicatie- en Mediaontwikkelaar. Deze sector ontwikkelt zich razendsnel en is zacht uitgedrukt aan verandering onderhevig. Volgens de MT Next Generation Leadership staan de applicatie- en mediaontwikkelaars zelfs in top tien van de ‘beroepen van de toekomst’. Bij het online rondetafelgesprek op een koude februarimiddag schuiven vertegenwoordigers van applicatiebedrijven, onderwijsprofessionals en enkele oudkampioenen aan. Ze buigen zich over

de centrale vraag: hoe beschouwen we de toekomstbestendigheid van het van Applicatie- en Mediaontwikkeling en hoe vertalen we dit naar kwalitatieve Skills wedstrijden?

Discussies over parameters

De tafeldeelnemers bespreken elke parameter kritisch. Op een aantal parameters zijn ze het snel met elkaar eens. Bijvoorbeeld bij het meten van de arbeidsrelevantie van het vak.

Daar waar het wringt tussen innoveren en behouden leggen de rondetafelgesprekken de uitdagingen bloot

De deelnemers twijfelen niet aan de aanhoudende vraag vanuit de arbeidsmarkt naar goede applicatieen mediaontwikkelaars. Zo is er in het bedrijfsleven een grote vraag naar stagiaires met deze opleidingsrichting. De vertegenwoordigers van het onderwijs merken ook dat hun studenten gemakkelijk een stageplek vinden. Op andere parameters ontstaat juist meer discussie over de toekomst. Bijvoorbeeld op het meten van de

meerwaarde van het vak voor de Nederlandse handelsstructuur. Met name of Nederlandse opleidingen ook voldoende internationale vaardigheden bieden. Leid je studenten op zodat ze meegroeien met de nationale of internationale arbeidsmarkt? Welke tools leer je hen, welke juist niet? De kennis van een bepaalde programmeertaal sluit mogelijk aan bij de Nederlands arbeidsmarkt, maar niet op de vereiste programmeertaal in de WorldSkills wedstrijden. Daar waar het wringt tussen innoveren en behouden leggen de rondetafelgesprekken de uitdagingen bloot.

Kennis delen en inspireren

De tafelgasten beamen en weerleggen elkaars standpunten en gebruiken beeldende voorbeelden uit eigen ervaringen. De rondetafelgesprekken halen hiermee niet alleen input op voor toekomstige wedstrijden, maar bieden ook een platform om kennis te delen. Tijdens de gesprekken tasten belangrijke schakels uit het onderwijs en bedrijfsleven markt- en onderwijsbehoeften af en laten zich inspireren door elkaars ervaringen. Door het gesprek op gang te houden blijven het vak én de Skills wedstrijden zich continu ontwikkelen.


4 Benchmark MBO

de MBO·krant

Benchmark als aanleiding voor een goed gesprek met de sector Het is een dinsdagmiddag in januari. Tijdens een online presentatie nemen bestuurders Johan Spronk (ROC Midden Nederland) en Oege de Jong (mboRijnland) de Kamerleden van de Vaste Kamercommissie Onderwijs mee in de belangrijkste financiële cijfers van mbo-scholen. Een verhaal van groei hier, daling daar en het studiesucces dat gemeten wordt. Het is allemaal te zien in heldere grafieken. Een enorm snelle vogelvlucht door een berg van cijfers die een verhaal vertellen over de hele mbo-sector. Het beschikbare half uur vliegt voorbij. Een enkel Kamerlid vraagt nog net naar een cijfer dat hem tegenvalt en dan is het al voorbij. Het Kamerwerk op afstand in tijden van corona is vluchtig en kort.

Ton Heijkants

T

on Heijkants van stichting Onderwijsgroep Tilburg waartoe ROC Tilburg behoort, was een voortrekker binnen het mbo bij het samenstellen van de eerste benchmarks. Die eerste benchmark leverde volgens Heijkants een misschien wel onmogelijk te lezen document op. ‘Eigenlijk kon je op dat moment niet veel zeggen van de cijfers die gepresenteerd werden. Maar het was een eerste stap naar een benchmark die passend is in een tijd waarin steeds meer resultaatgerichtheid gevraagd wordt van de sector. En het werd al wel snel duidelijk dat je aan de hand van de benchmark een goed gesprek kunt voeren met elkaar. Dat je vergelijkbare scholen kunt vinden om van te leren. In mijn geval kijk ik graag naar vergelijkbare scholen in Brabant. Tilburg is vergelijkbaar met Eindhoven of Nijmegen en niet met Den Haag of Veghel. Kijk dan goed met elkaar hoe we rekenen. Beschouwen we het ondersteunend personeel bijvoorbeeld als diensten of als onderwijs in de boeken?’

Eerste benchmark al in 2006

Waar komt de behoefte vandaan om inzicht te geven in zaken als financiën,

huisvesting en personeelsbestand? In het mbo is hiermee al gestart in 2006. Ter vergelijking: de bestuurders in po en vo hebben pas in 2019 besloten een Benchmark PO&VO te publiceren. Deze is afgelopen februari voor het eerst gedeeld. Waarom is het mbo hier al zoveel eerder mee begonnen? Ton Heijkants moet wel even graven in zijn herinneringen. ‘In mijn beleving komt het voort uit politieke druk die toen bestond. In 1996 werd de lumpsum financiering ingevoerd en kregen mboscholen meer zelfstandigheid. Enkele jaren later begon de Tweede Kamer en het ministerie op de rem te trappen toen enkele scholen failliet dreigden te gaan. Vanaf dat moment is de vinger meer aan de pols gehouden en kwam er vraag naar een degelijke benchmark. Niet zo gek als je bedenkt dat er in de Tweede Kamer maar één iemand een vinger hoeft op te steken en dan is de minister aan zet.’

Appels met peren vergelijken

Bij de publicatie van de benchmark bestaat altijd de kans dat er appels met peren vergeleken worden. Het blijft toch een heleboel data die buiten de context geplaatst, een vreemd beeld kunnen geven. Heijkant heeft een advies hoe je het beste een benchmark kunt bestuderen. ‘Je moet het zien als algemene branche-informatie en niet te snel zoeken naar de incidenten in een benchmark. Kamerleden willen nog wel eens reageren op een regionale situatie in de media. Die is zeer waarschijnlijk niet representatief voor de hele branche. Dat kun je op deze manier ook laten zien. Iedereen kan uit z’n studieboeken bedrijfskunde halen welke kengetallen belangrijk zijn voor een gezond bedrijf. Maar in een benchmark zegt het pas iets als je het vergelijkt met soortgenoten. Binnen het mbo zijn er natuurlijk grote verschillen. Een studentenpopulatie in een grote stad als Tilburg of Den Haag is anders dan die in Ede. En vakscholen hebben veel minder studenten dan een roc. Alle kengetallen die je kunt produceren moet je zien binnen de context van de school. Ik kijk voor ROC Tilburg naar de scholen die vergelijkbaar zijn.’

Voorzichtig

De vraag rijst voor wie het nou zo van belang is dat dit allemaal gedeeld wordt. Al die cijfers die ook nog eens met de nodige zorg en voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Het heeft wat weg van een verantwoording. Dat is het niet, volgens Heijkants.‘Voor de minister is het echt interessant want het zegt iets over de staat van de branche. Je kunt allemaal wel roepen dat je geld nodig hebt, maar je moet het zichtbaar maken en inzicht geven. Op deze manier kun je daar een meerjarige verwachting aan koppelen. Voor bestuurders en hun omgeving zoals de concern-controllers en raden van toezicht is de benchmark het middel om het goede gesprek en een oordeel over de kwaliteit van je organisatie te vormen.’

Benchmark MBO Begin dit jaar werd de Benchmark MBO aan de Vaste Kamercommissie onderwijs aangeboden. Een benchmark is een overzicht van kengetallen waarmee organisaties in een branche worden vergeleken. In de Benchmark MBO worden alle mbo-scholen van Nederland naast elkaar gelegd. Het is daarmee een belangrijk instrument voor de minister van Onderwijs, de Tweede Kamer maar ook voor bestuurders in het mbo en bijvoorbeeld een raad van toezicht. Deze benchmark werd alweer voor de 15e keer opgesteld aan de hand van de financiële gegevens van de mbo-scholen en cijfers van DUO over de studenten. Voor de eerste keer deelden alle 60 mbo-scholen alle financiële gegevens.

Dit jaar eerste benchmark in po en vo Vanaf 1 februari 2021 is de eerste Benchmark PO&VO openbaar. Met dit informatie-instrument hebben schoolbesturen in po en vo de mogelijkheid om op basis van betrouwbare data hun gegevens naast die van vergelijkbare besturen te leggen. Ook andere geïnteresseerden kunnen de Benchmark PO&VO raadplegen om inzicht te krijgen in het bestuur in het funderend onderwijs, bijvoorbeeld als het gaat om de inzet van middelen, medewerkers en onderwijsopbrengsten. De ontwikkeling van een benchmark komt voort uit de wens van zowel het primair- als het voortgezet onderwijs om beter te kunnen leren van elkaar, zich beter te verantwoorden richting de buitenwereld en om het verhaal van de sector beter te vertellen.


mbohelden.nl 5

maart 2021

Landelijke politici een mbo-held op interactieve kaart De MBO Raad heeft onlangs mbohelden.nl gelanceerd. Deze website is

een interactieve kaart waarin landelijke politici het verhaal vertellen van de vele mboberoepen waar de Nederlandse economie op drijft.

Deze website is ook de publieks­ vertaling van de inzet van de MBO Raad voor de Tweede Kamerverkiezingen later deze maand. Bij alle 20 politici die een beroep uitbeelden op de kaart wordt, naast informatie over het uitgebeelde beroep en de sector, ook een van de drie hoofdonderwerpen verteld waar de MBO Raad een nieuw kabinet adviseert straks aan bij te dragen:

1

Eén sterke beroepsroute – Pas na het 15e levensjaar een keuze voor een beroepsroute of een academische route

2 Leven Lang Ontwikkelen – Elk

talent moet kunnen doorgroeien, leerrecht maakt het mogelijk

3 Sociaal domein – Meer dan

300.000 mensen verdienen ook een opstap via het mbo Doelgroepen zijn de politici (waarvan een deel zichzelf letterlijk kan terugvinden in de publieksvertaling) en iedereen die leert en werkt in het mbo of beleid maakt dat het mbo raakt. Doel is het mbo te laten zien als onmisbaar onderdeel van de aanpak van maatschappelijke vraagstukken zoals energietransitie, duurzaamheid en personeelstekorten.

Bezoek mbohelden.nl en klik door naar alle politici en het verhaal dat ze vertellen over de sector en het mbo!

Mbo onmisbare schakel aanpak maatschappelijke vraagstukken


6 Uit de regio

de MBO·krant

Veelzijdiger in Beweging In de Achterhoek is een samenwerking ontstaan die inwoners meer wil betrekken bij de sportclubs. Docenten en studenten van de opleiding Sport en bewegen moeten met professionals en vrijwilligers uit het werkveld daarbij een verbindende rol spelen. Onder de naam ‘Veelzijdiger in Beweging’ ontstond een project dat inmiddels een RIF-subsidie heeft ontvangen. Ap te Winkel, senior opleidingsmanager bij het Graafschap College, is de projectleider.

H

et project is voortgekomen uit het regionaal ambitieakkoord ‘Bewegen en sport’ dat de 8 Achterhoekse gemeenten en een aantal maatschappelijke partners, waaronder het Graafschap College in de zomer van 2019 sloten. Onderdeel van de ambities zijn open sportparken en vitale sportclubs. Open sportparken zijn ook een essentieel onderdeel van ‘Veelzijdiger in Beweging’, vertelt Ap te Winkel. ‘Het gaat erom dat sportparken geen afgesloten park zijn, maar dat onderdeel van de wijk of het dorp waarin ze liggen. Dat het plekken zijn waar mensen en partijen samenkomen rondom het thema sport en beweging.’

Projectgroep

In januari 2020 startte een projectgroep van vijf mensen met de praktische invulling van ‘Veelzijdiger in Beweging’. ‘Binnen het project komen een aantal doelen samen. Jongeren motorisch vaardiger maken, eenzaamheid bestrijden en ouderen langer vitaal houden. Dit allemaal door (open) sportparken intensiever te gebruiken.’ Inmiddels zijn naast het Graafschap College 21 partners aangehaakt. Ze komen uit de wereld van sport en bewegen, maar ook uit domeinen als zorg, welzijn en onderwijs. Samen

Wil het project slagen, dan is vooral professionalisering nodig

Competenties

deden ze juli vorig jaar een aanvraag bij het Regionaal Investerings Fonds (RIF), die afgelopen najaar werd gehonoreerd.

Van start

1 januari van dit jaar startte het project. ‘In deze opstartfase voeren we verdiepende gesprekken over verwachtingen. Alle partijen moeten ervaren wat deelname aan het project betekent. We willen niet alleen dat ze studenten begeleiden, maar dat ze echt eigenaar zijn van het project. Dat vraagt veel overleg over wederzijdse verwachtingen. Er zijn inmiddels drie werkgroepen gevormd: Professionaliseren, Online Leren en Kennis delen. Dit eerste half jaar staat daarnaast vooral in het teken van onderzoek. Een RIF-project duurt niet voor niets 4 jaar.’

Professionalisering

‘Wil het project slagen, dan is vooral professionalisering nodig; binnen het onderwijs en in het werkveld’, vertelt Ap te Winkel. ‘In de Achterhoek is veel geïnvesteerd in sportparken. Maar de professionalisering staat nog in de kinderschoenen. Voor verenigingen is het lastig. Opleiden en innoveren is niet hun core business. Veel verenigingen draaien bovendien voornamelijk op vrijwilligers en daar is een tekort aan. Het is ook niet altijd eenvoudig voor clubs om de meerwaarde te zien van dit soort samenwerkingen. Daarom is één van de werkgroepen ook vooral bezig met kennisdeling.’ Om het sportlandschap toekomstbestendig

te maken is naast professionalisering ook innovatie nodig. Mede om deze innovatie te stimuleren is de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) aangeschoven vanuit de academie Sport en bewegen.

De aanpak in het project vraagt ook om andere competenties van het onderwijs. ‘Die competenties brengen we nu in beeld. Onderwijs, ook sport en bewegen, is meestal curriculum gestuurd, met klassikale instructiemomenten. Een deel van het onderwijsprogramma willen we verplaatsen naar de beroepscontext. In september zijn we daarmee gestart op 6 sportparken. Op de donderdagen zijn op elk sportpark 25 tot 35 eerste- en tweedejaars aan de slag onder begeleiding van twee docenten. Begeleiders uit het werkveld fungeren veelal als opdrachtgever. De studenten werken in kleine groepjes aan opdrachten. Zij zijn meer zelf in de lead en docenten zijn meer (leer)coach. Deze werkwijze vraagt ook andere vaardigheden van het werkveld. Een sportcoach is normaal bezig met de activiteit en minder met de leerdoelen van de student. Studenten moeten ook pro-actiever verbinding zoeken met andere doelgroepen om bij te dragen aan maatschappelijke doelen. En ze moeten hun activiteiten afstemmen op die doelgroepen. Dit vraagt om het onderhouden van een netwerk. Allemaal andere competenties dan het geven van trainingen. Maar dit is wel de toekomst: hier zitten de baankansen.’

Kernpunten Veelzijdiger in Beweging 1 Het ontwikkelen van de juiste competenties om studenten goed te begeleiden. 2 Methoden ontwikkelen voor innovatie manieren van beweging en om nieuwe doelgroepen te bedienen. 3 Een online-leeromgeving ontwikkelen om makkelijk good practices te delen zodat maatwerk mogelijk is. Bijvoorbeeld: wat vereist werken met verstandelijk beperkten? 4 Netwerkcompetenties: branche- en domeinoverstijgend kennisdelen en samenwerken.


Verkiezingen 7

maart 2021

De campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen was dit jaar kort en, in alle eerlijkheid, ook niet heel hevig. Het is en blijft vooral corona dat de klok slaat in de media. De verkiezingsprogramma’s van alle partijen verschenen niettemin onveranderd. De MBO•Krant spitte ze door op zoek naar (goede) plannen voor het mbo. De oogst was mager.

D

66 heeft nog de meeste aandacht voor het mbo. De partij heeft zelfs een apart vijfpuntenplan over voor het mbo. Maar net als veel andere partijen is ook de “onderwijspartij” niet altijd even concreet in haar wensen. Teksten als ‘we willen een einde maken aan rendementsprikkels in het mbo’ en ‘we bevrijden het mbo van de doorgeslagen bureaucratisering’ laten veel te raden over. GroenLinks heeft het over ‘de doorgeslagen concurrentie en het rendementsdenken’ terugdringen. Bij de PvdA ‘zijn opleidingen verantwoordelijk voor voldoende stageplaatsen en moeten zij daarover goede afspraken maken met bedrijven’. De PVV komt niet verder dan gemeenplaatsen als ‘kleinschalig onderwijs’ en ‘taal en rekenen weer centraal’. De VVD en het CDA richten hun pijlen op opleidingen met slechte baankansen. Maar bij het lezen van alle programma’s doemen regelmatig de bekende woorden van Arjan Lubach op: “Hoe dan?”

Verkiezingen: mbo komt er bekaaid vanaf

Hoger loon en leven lang ontwikkelen

GroenLinks legt in het programma de nadruk op minder werkdruk en hoger loon: ‘We verhogen de beloning van leraren en ondersteunend personeel in het vmbo en mbo en bieden meer mogelijkheden om door te stromen naar een hogere schaal. Mbo-docenten krijgen meer tijd voor het begeleiden van stages en het opzetten van praktijkgerichte opdrachten.’ De SP wil het aantrekkelijk maken om een leven lang bijscholingen te volgen. De socialisten willen daarnaast het mbo ‘alle ruimte’ geven om ‘goede beroepsopleidingen’ aan te bieden ‘die goed aansluiten op de arbeidsmarkt’. Het CDA wil samen met sociale partners komen tot een ‘ambitieuze aanpak voor een stelsel van leerrechten’. Als onderdeel van het systeem van leerrechten moet iedere werkende een persoonlijke APK kunnen aanvragen: een advies over de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en de mogelijkheden van scholing.

Schoolkosten en stages

Het verkiezingsprogramma van D66 bevat de nodige wensen voor het mbo. Zo wil D66 dat minderjarigen die een mbo-opleiding volgen geen schoolkosten betalen, een plan dat ook de PvdA in het verkiezingsprogramma heeft opgenomen. Verder wil D66 dat scholen verantwoordelijk worden voor de toewijzing van de eerste stageplaats van mbo-studenten, om

stagediscriminatie te voorkomen. Ook de PvdA vraagt aandacht voor stages. De sociaaldemocraten pleiten voor een ‘stagegarantie’ en een stagebemiddelingspunt. Scholen moeten van de PvdA meer geld krijgen voor studenten in achterstandssituaties en de partij wil meer investeren in de beroepsbegeleidende leerweg (leerbanen).

Baankansen

Waar partijen als D66 en GroenLinks in hun programma’s vooral pleiten voor minder ‘rendementsdenken’ in het onderwijs, houdt de VVD onverminderd vast aan financiële prikkels voor scholen. Zo wil de VVD dat mbo-scholen extra geld ontvangen als zij meer jongeren opleiden voor krappe sectoren als techniek en zorg. Studenten die kiezen voor zo’n opleiding zouden ook minder schoolgeld moeten betalen. Studies met een minder goed arbeidsmarktperspectief moeten juist werken met een numerus fixus. Als het arbeidsmarktperspectief slecht blijft, wil de VVD dit soort opleidingen zelfs stopzetten. Opmerkelijk is dat de VVD mbo-scholen wil verplichten om meer lessen online aan te bieden. Net als de VVD is het CDA kritisch over mbo-opleidingen waar weinig vraag

naar is op de arbeidsmarkt. In het verkiezingsprogramma zegt ook het CDA strenger te willen kijken naar dit soort opleidingen.

Niveau 5

Een creatief inhoudelijk voorstel komt uit de koker van ChristenUnie. De partij wil dat mbo-scholen de mogelijkheid krijgen zelf niveau 5-opleidingen te verzorgen. Sinds

Weinig nieuwe plannen en denkrichtingen in de plannen van de politieke partijen.

enkele jaren verzorgen hbo-scholen deze niveau 5-opleidingen (Associate Degree-programma’s). Voor veel mbostudenten is de niveau 5-opleiding een uitkomst: er is sprake van verdieping, maar ze hoeven geen volledige hboopleiding te volgen. De ChristenUnie pleit voor een pilot, waarbij mboscholen de ruimte krijgen een niveau 5-opleidingen te starten. De partij pleit wil ook een uitbreiding van het aantal meester-gezelplaatsen, de bbl-leerbanen, waarbij studenten vier dagen werken en één dag naar school gaan.

Tot slot

Wat is de totaalopbrengst? Weinig nieuwe plannen en denkrichtingen in de plannen van de politieke partijen. Veel van de ideeën worden al langdurig bepleit door de afzonderlijke partijen. Of het zal leiden tot veel koerswijzingen in een volgend kabinet valt dan ook te betwijfelen. De terugkeer van de basisbeurs wordt door steeds meer partijen bepleit en velen kiezen voor hogere lonen voor docenten. Maar of er (eindelijk) concreet werk wordt gemaakt van leerrechten of regelingen voor leven lang ontwikkelen en of stagediscriminatie daadwerkelijk tot het verleden gaat behoren valt sterk te betwijfelen.


8 Webinar

de MBO·krant

Webinar Gepersonaliseerd Leren

Kansen en uitdagingen Op 18 februari vond een nieuw webinar onder de vlag van de MBO Brigade plaats. In een bijeenkomst, die in samenwerking met mboRijnland tot stand kwam, stond gepersonaliseerd leren centraal. Een onderwerp met veel kansen en evenzoveel uitdagingen.

D

e animo is groot. Zo bleek al in de aanloop naar de bijeenkomst. Het maximaal aantal inschrijvers van 250 was in een mum van tijd bereikt. Het is dan ook een van de “hot topics” binnen het mbo. Na een korte introductie van Maartje Vedder (OCW) starten Klaske Apperloo (mboRijnland) en Marcel van Assen (hoogleraar operations management) het plenaire deel van het webinar. Van Assen bijt het spits af met een inleiding over het spanningsveld tussen maatwerk en standaardisatie. ‘Gepersonaliseerd leren betekent meer maatwerk. We willen graag dat studenten in hun eigen tempo en op hun eigen niveau aan de slag kunnen met hun persoonlijke leerdoelen. Maar dat staat snel op gespannen voet met het betaalbaar en realiseerbaar houden van het onderwijs.’

Vier vormen

Grofweg zijn er vier vormen van gepersonaliseerd leren,

bezig met de transitie van klassikaal leren naar gepersonaliseerd leren en zijn hier voorlopig ook niet klaar mee. Het vereist vanuit scholen en onderwijsteams dan ook tijd en inspanning om de transitie naar gepersonaliseerd leren waar te maken, maar het is zeker mogelijk!

waarbij de variatie en de hoeveelheid maatwerk toeneemt, en daarmee ook de druk op het (onderwijs)systeem, stelt Van Assen. ‘De eerste is “vertragen en versnellen” binnen een opleiding, de tweede is “verdiepen en verbreden” binnen een instelling, ten derde is er “configuratie kiezen”. Volledig vrij “sprokkelonderwijs” sluit de rij.’ Van Assen pleit ervoor dat scholen eerst bepalen welk doel zij nastreven met hun gepersonaliseerd onderwijs. Om vervolgens te analyseren wat de verschillende vormen betekenen voor ‘studeerbaarheid, doceerbaarheid, haalbaarheid en betaalbaarheid’ van het onderwijs.

Vertragen en versnellen

Klaske Apperloo vertelt vervolgens dat mboRijnland heeft gekozen voor vertragen en versnellen: ‘Bij ons zijn er vier momenten van instroom en uitstroom, vier intakegesprekken en vier diplomeringsmomenten. Studenten komen dagelijks – in elk geval meerdere keren per week – in een basisgroep bijeen met een studieloopbaanbegeleider. Iedere student volgt verder zijn eigen rooster. Dat rooster is juist standaard, anders is het niet te organiseren. De begeleider fungeert ook als coach. Iedere week bespreekt hij of zij met de student de leerdoelen van komende en afgelopen week.’

Enthousiast

‘Studenten zijn enthousiast’, vervolgt Apperloo. ‘Ze kunnen presteren op het niveau dat bij hen past en ze zijn meer eigenaar van hun studievoortgang, meer bewust van hun eigen invloed op succes.’ Gepersonaliseerd leren past in het moderne onderwijs volgens Klaske Apperloo. ‘Er zijn tegenwoordig meer mogelijkheden voor plaatsen tijdonafhankelijk leren, blended education en hybride

Urennorm

onderwijs. Met al die opties is het essentieel dat je goede keuzes maakt zodat het haalbaar en betaalbaar blijft.’ Maar zo sluit ze af: ‘Reduceren van kosten is zeker niet het doel, het gaat ons om optimaal onderwijs’.

Transitie

De deelnemers gaan vervolgens uiteen in vier deelsessies. Twee daarvan houden zich bezig met de transitie naar gepersonaliseerd onderwijs en wat dat betekent. Gepersonaliseerd leren is in elk geval niet hetzelfde als individueel leren, komt naar voren: scholen hoeven onderwijs niet op individueel niveau te organiseren. Het kan wel het startpunt zijn van een ‘transitie van top-down naar bottom-up-onderwijs’, zegt adviseur Dennis van Oeveren. ‘Start bij de leervraag van studenten, en koppel ze aan elkaar op basis van gedeelde leervragen. Dan heb je ook groepen (klassen), maar die komen tot stand vanuit die leervraag en niet omdat studenten toevallig in hetzelfde jaar aan een opleiding beginnen.’ Uit de goede voorbeelden die deelnemers hebben gedeeld over het gepersonaliseerd leren blijkt vooral: bij het zetten van de eerste stappen naar gepersonaliseerd onderwijs leiden er meer wegen naar Rome. De deelnemers die goede voorbeelden gedeeld hebben zijn op hun scholen al een aantal jaren

Een kwantitatieve urennorm verhoudt zich slecht met gepersonaliseerd onderwijs. Die conclusie trekken de deelnemers aan de sessie over begeleide onderwijstijd. Bij gepersonaliseerd leren doen onderwijsteams een beroep op de intrinsieke motivatie van de student. Intensieve coaching door betrokken docenten is cruciaal. Het onderscheid tussen begeleide onderwijstijd op school en uren voor beroepspraktijkvorming is bovendien vaak kunstmatig. Hoewel scholen ruimte hebben om af te wijken van de urennorm, worstelen veel onderwijsteams hiermee. Deze teams zouden een andere insteek bij de urennorm zeer verwelkomen, het maakt het organiseren van gepersonaliseerd

Er zijn tegenwoordig meer mogelijkheden voor plaatsen tijdonafhankelijk leren, blended education en hybride onderwijs. onderwijs makkelijker. Daarbij zou de kwaliteit van de begeleiding en het optimaliseren van de leeropbrengsten centraal moeten staan volgens de aanwezigen. Het goede nieuws is dat minister Van Engelshoven onlangs heeft aangekondigd te onderzoeken of de regels voor de urennorm moeten worden aangepast. Daarnaast deed het ministerie van OCW de oproep om ook nu al de ruimte die er wel is, zo goed mogelijk te benutten. Bijvoorbeeld op de manier waarop mboRijnland dit doet, waarbij – in overleg met de Inspectie – niet per uur maar per dagdeel de BOT-uren worden geregistreerd.

Digitalisering

De laatste deelsessie heeft digitalisering als thema. Digitalisering is een voorwaarde voor een goede organisatie van gepersonaliseerd leren, is daar de boodschap. Digitaal onderwijs voldoet bovendien aan een behoefte van studenten en maakt tijd- en plaatsonafhankelijk leren makkelijker. Maar ook in deze sessie is de conclusie helder: een goede begeleiding door een studiecoach is cruciaal om te voorkomen dat studenten gaan zwemmen.


Berghoef 9

maart 2021

Het is drie uur ’s middags en het schemert al. De donkere dagen voor kerst, wat heet. Over een half uurtje ben ik thuis, denk ik. Hoeveel kilometer heb ik eigenlijk gefietst? Ik kijk op de navigatie op het stuur van mijn racefiets. Het apparaat heeft het begeven. Ik kan het hem niet kwalijk nemen: zes uur regen heeft hij moeten doorstaan. En niet zo’n beetje ook... door Conrad Berghoef

W

hat was I thinking? Vanochtend om negen uur ben ik vertrokken, voor een fietstocht van 90 kilometer. Voorspellingen voor die 22e december: het zou een regenachtige woensdag worden, met zo’n acht graden. Geen fijn fietsweer. Maar mijnheer moest zo nodig. Enkele weken geleden liet mijn opleidingsmanager me weten dat ik nog behoorlijk wat budget kon opmaken. ‘Doe het wel, want in 2021 heb je het niet meer.’ Ik vroeg of ik er boeken voor mocht kopen, voor mijn studenten. Fijne leesboeken. Young Adult, maar ook boeken over de zorg. Hugo Borst bijvoorbeeld, en Tommie Niessen. Toegankelijke boeken voor mijn studenten, die vaak geen geoefende lezers zijn. Het mocht. En vanwege de lockdown liet ik dus zo’n dertig boeken bij me thuisbezorgen. ‘Zoek zelf maar een boekenplank’, zei mijn vrouw.

Omvallende boekenstapels

Maar dat was niet de bedoeling: die boeken moesten eruit, naar mijn studenten. En dus zat ik voor de webcam in mijn laatste lessen van 2020 als een soort reïncarnatie van Martin Ros verschillende boeken aan te

ken af en duwde onwillige boeken in brievenbussen. Dinsdag fietste ik naar Heerenveen, waar ik samen met de plaatselijke burgemeester – net als ik een wielerliefhebber en betrokken bij het onderwijs – boeken afleverde bij een aantal

Rondje Metslawier prijzen, met omvallende boekenstapels en al. ‘Maar mijnheer… ik wil dat boek van Hugo Borst over zijn moeder wel lezen, maar stuurt u het dan op? Want we komen niet meer op school hè’. Kijk, het antwoord op die vraag had ik voorbereid: ‘Lieve schat, ik kom dat boek brengen.’ En voor het dramatische effect lastte ik dan even een korte pauze in. ‘… op de fiets.’ In mijn voorbereiding bereidde ik me gniffelend voor op bewonderende kreetjes, openvallende monden en sceptische ‘ja ja’-reacties. Maar ja. Als ik die open doekjes al had mogen ontvangen, in een online les blijft daar niets van over. Op z’n best hoorde ik af en toe een microfoon opengaan en een aarzelend ‘echt?’ van een student. Maar toch, mijn volharding had enig succes. Via de mail, chat of Instagram kwamen wat verzoekjes. Voor boeken van John Green, Tommie Niessen of de Divergent-reeks. De eerste zondag van de kerstvakantie fietste ik door mijn woonplaats Drachten. Geen van de studenten was thuis, ik gaf boe-

studenten die mij de week vooraf landelijke bekendheid brachten door ‘het filmpje’. ‘Het filmpje’ (http://bit.ly/ ConradBedankt) leverde mij bijnamen op als ‘knuffeldocent’ (lief maar niet echt adequaat) en ‘jankdocent’ (niet lief en nog minder adequaat).

Allergelukzaligste glimlach

En dan vandaag. Ik fiets nu ter hoogte van Rottevalle, vlak boven Drachten. Tot op de laatste vezel nat, koud alsof er deze winter toch een Elfstedentocht van 1963-proporties plaatsvond. En automobilisten moeten zich afvragen wie die lachende wielrenner van middelbare leeftijd in de stromende regen toch is. Want ik lach. Sterker nog, ik lach mijn allergelukzaligste glimlach van 2020. Want ondanks het feit dat ik op zoek moest naar Metslawier (‘weet mijnheer wel waar dat ligt?’), het in Dokkum ophield met zachtjes regenen en ik tegen de oostenwind in tegen een muur van water opfietste, allerlei scenario’s bedenkend wat te doen bij wielerpech (bidden voor hulp, denk ik), heb ik de dag van mijn leven.

Nou ja, de mooiste dag van 2020 dan. Ik heb een bezoek gebracht aan Nynke, die samen met haar moeder in een verzorgingstehuis werkt en erg van lezen houdt. Ik zag Ivana, nieuwe studente in dit schooljaar, voor het eerst in levenden lijve. Ik zag Esther en Tjitske weer eens in het echt, na dik een jaar. Ik dronk een paar kopjes koffie buiten, en vooruit, ook binnen, waar mijn druipende wielerkleding hopelijk geen onherstelbare schade toebracht aan het laminaat. Ik zag dus studenten van

de vlakke klas weer, en ik bedacht dat ik nog steeds het mooiste beroep heb dat ik me voor kan stellen. En nu, terwijl ik de eerste hoogbouw van Drachten in het zicht krijg, hoop ik zo dat mijn rondje Metslawier een metafoor mag zijn voor deze hele pandemiecrisis en lesgeven in de lockdown. Vertrokken met tegenzin, eenmaal in het pleurisweer de dingen gedaan die ik moest doen, de weg kwijtgeraakt en weer gevonden, hartverwarmende lichtpuntjes tijdens een duistere tocht, en altijd weer de weg naar huis teruggevonden. Zoals de Friese troubadour Piter Wilkens zingt: ‘De ein fan elke reis is it paad werom’. Het eind van elke reis is de weg terug.

Ik zag dus studenten van de vlakke klas weer, en ik bedacht dat ik nog steeds het mooiste beroep heb dat ik me voor kan stellen


10 Opinie

de MBO·krant

Grote gebeurtenissen zoals een wereldwijde pandemie hebben hun weerslag op onze samenleving, economie en op stelsels. Zo ook op de manier hoe wij ons onderwijs verzorgen. De vraag luidt: gaan we nu het beroepsonderwijs revitaliseren? De druk zit er namelijk flink op. Bijvoorbeeld stage-, lerarentekorten, online onderwijsproblematiek, studievertraging, kansongelijkheid en tekort aan flexibiliteit en actualiteit. Met de toegezegde 8,5 miljard kun je veel doen, maar laten we niet alleen pleisters op serieuze incidenten plakken.

Doorpakken of pleisters plakken? E

Opleidings­ trajecten moeten veel meer vervlochten worden.

erst even terug naar hoe het nu is. Het beroepsonderwijs kent een vrij rigide leerroute en bereidt jongeren tussen 12 en 18 voor op een carrière in de verschillende werkvelden die wij kennen. Jongeren krijgen handvatten om zich in hun werkzame leven staande te houden. Hiertoe hebben we een stelsel van bekostigd onderwijs ingericht dat grofweg bestaat uit drie schoolsystemen: het systeem van vmbo, mbo en hbo. Het vmbo draagt zorg voor de voorbereiding, het mbo leidt starters op de arbeidsmarkt op en het hbo draagt zorg voor een deel van de hoger opgeleiden in het werkveld.

Belemmerend

Dit lijkt een stelsel van opleidingen dat een drempelloze leerweg uitrolt voor jongeren met de mogelijkheid van doorstroom, waardoor eenieder zijn of haar wensen met betrekking tot beroepsgericht functioneren tot werkelijkheid kan laten komen. Helaas,

de werkelijkheid is anders. Want niet iedereen wordt in staat gesteld om de opleiding te volgen van zijn keuze! Met regelmaat blijken de kosten en de mogelijkheid van doorstroom een belemmerende factor en blijkt dat alles vrij strak gereguleerd is. Een jongere wordt al na twee jaar vmbo voor de keuze gesteld om voor een beroepsgericht profiel te kiezen, verder te gaan met oriënteren of zich meer te richten op een algemeen vormende opleiding. Loopbaanoriëntatie heeft niet overal de positie die zij verdient. Het voorbereidend karakter van het vmbo is verwaterd. Bovendien, binnen de beroepsgerichte vmbo profielen gaat men vaak verder dan alleen het voorbereiden op de beroepsgerichte opleidingen in het mbo. Hierdoor ontstaan ongewenste overlappingen in het programma van het vmbo en het mbo.

Aansluiten

Blijven we pleisters plakken of willen we doorpakken en het beroepsonderwijs veranderen? Het kan als we zorgdragen voor een goede aansluiting door programma’s, didactiek en methodiek beter op elkaar te laten aansluiten.

Opleidingstrajecten moeten veel meer vervlochten worden. Structurele samenwerking waarbij programma’s in elkaar pakken, de uitvoering goede afstemming heeft bij start en vervolg en gezamenlijk gebruikgemaakt wordt van leslokaliteiten. Kortom, alles doorlopend en drempelloos maken.

Adaptief vermogen

Van belang blijft dat een student gediplomeerd raakt, maar maakt het uit op welke locatie, vmbo of mbo, het diploma behaald wordt? Hoe dienen leerwegen uitgezet te worden? Met tempodifferentiatie en soepel in elkaar overlopende leerwegen loop je geen achterstand op. Indien het vmbo niet leidt tot een startkwalificatie, hebben we dan een zwaar examentraject nodig? Dit kan veel adequater vormgegeven worden. In het mbo geldt dat er daarnaast eens kritisch gekeken moet worden naar de enorme differentiatie in opleidingen. Als we programma’s meer opbouwen uit flexibele onderdelen en een vaste kern, dan kan dit het adaptief vermogen van het beroepsonderwijs sterk verbeteren. Het enorme aantal kwalificatiedossiers en

crebo’s kan zo teruggebracht worden. Aansluiten bij allerlei ontwikkelingen in het bedrijfsleven is bovendien eenvoudiger vorm te geven wanneer de mogelijkheid bestaat om kleinere leseenheden, in een keuzestructuur, structureel onderdeel uit te laten maken van een opleidingstraject met civiel effect. De combinatie van leren en werken moet mogelijk zijn op het moment dat dit gewenst is, een switch tussen bol en bbl moet ook lopende het opleidingstraject optimaal gefaciliteerd worden.

Gelijktrekken

Dit is echter toekomstmuziek, want de onderwijssystemen sluiten nog onvoldoende aan. Opleidingen corresponderen niet voldoende met de beroepen waarvoor ze opleiden. Tel er bij op dat de wet- en regelgeving en de financiering ook nog eens apart geregeld is voor vmbo en mbo. Als je wilt doorpakken moet dit gelijk getrokken worden. Daarom is het nu tijd voor een stelselherziening, dat we loskomen van territoriumdiscussies en dat we ons nog meer richten op dat wat goed is voor de studerenden en daarmee voor de toekomst van onze economie. De overheid kan daar regelvrijheid voor creëren en er geld in investeren. Laten het beroepsonderwijs én het bedrijfsleven ook nog steviger de handen ineen slaan. Dan komen er meer geld en capaciteit vrij om beroepsonderwijs flexibeler, drempelloos en toekomstbestendiger te maken. Dit zijn allemaal geen nieuwe geluiden en op menig overlegtafel wordt hierover al gesproken. Maar laten we vaart maken en doorpakken nu het kan. Onze leerlingen, studenten en cursisten hebben er recht op. Michel Wouters, directeur Stichting Consortium Beroepsonderwijs


Mbo in 2030 11

maart 2021

MBO in 2030: op weg naar vraaggericht onderwijs Op 21 januari vond het tweede werkatelier plaats van de open aanpak die moet leiden tot een nieuwe strategische visie op het mbo. Zo’n 200 deelnemers, onder andere afkomstig van scholen, bedrijven en overheden, bespraken online de inzichten die vijf thematische werkgroepen het afgelopen jaar hebben ontwikkeld. ‘Het mbo trilt op z’n fundamenten.’

H

oe ziet het mbo er in 2030 uit? De De deelnemers hebben hier allemaal hun eigen, unieke gedachten over. Maar over enkele uitgangspunten lijken ze het wel eens te zijn. In 2030 staat de leervraag van de student meer centraal. Zoals een deelnemer zegt: ‘Ga weg van de instituten, zet de leervraag centraal, flexibiliseer de opleidingen.’ Of: ‘Erken wat al geleerd is, zorg voor meer regie over het leerproces, creëer mogelijkheden voor versnelling, op de persoon gericht.’ Voor een traditionele school met een vaste set aan opleidingen lijkt in 2030 minder plaats te zijn: ‘Het systeem zit vast en daar moeten we mee aan de slag. Het mbo trilt op z’n fundamenten.’ Het is duidelijk: als het aan de deelnemers van dit werkatelier ligt, is de beweging van aanbodgericht naar vraaggericht onderwijs niet meer te stoppen.

Verbindingen

In 2030 staat de leervraag van de student meer centraal

Het werkatelier van 21 januari is een vervolg op een eerdere bijeenkomst van ruim een jaar geleden. Tijdens die eerste bijeenkomst verkenden zo’n 150 aanwezigen mogelijke toekomstvisies op het mbo. Dit leidde tot vijf werkgroepen, die het afgelopen jaar elk een specifiek thema uitdiepten (zie kader). Tijdens dit tweede werkatelier zoeken de deelnemers vooral verbindingen tussen de werkgroepen. De aanwezigen verspreiden zich (online) over deelsessies, waarin in kleine setting thema’s besproken kunnen worden. Voortdurend terugkerende begrippen zijn ‘flexibili­ sering’, ‘individuele leerroutes’ en ‘gepersonaliseerd leren’. Ook komt de samenwerking met partners in de regio, het ‘regionale ecosysteem’, veel terug.

Rol van docenten

Duidelijk is dat ook de rol van docenten in 2030 anders zal zijn dan nu. Het gaat niet alleen meer om het overdragen van kennis, maar veel meer om het begeleiden van leren. Docenten ondersteunen leerprocessen, in de rol van coach. Ook het examineren zal op een andere manier plaatsvinden. Het gaat vooral om het valideren van de civiele waarde van opgedane kennis en vaardigheden. Het erkennen van wat eerder geleerd is, op school of tijdens werk, moet mogelijk zijn. Leren doen we op veel manieren en op verschillende plekken. Dat kan beloond worden met badges. Hoe kun je die badges op waarde schatten in het beroepsonderwijs?

VERANDERENDE ROL DOCENTEN

Hoe verder?

Wat heeft het werkatelier nu opgeleverd? ‘De droom is concreter geworden’, zegt een deelnemer, ‘maar we zijn er nog niet’. De volgende stap is: van denken naar doen. Via de website www.mboin2030.nl zijn alle ontwikkelingen voor iedereen te volgen. ONDERLINGE SAMENHANG VERANDERENDE

ROL DOCENTEN

Vijf werkgroepen Vijf thematische werkgroepen werken aan de bouwstenen voor de strategische toekomstvisie: - Regionaal ecosysteem - Centrum voor Innovatie en Beroep - Gepersonaliseerd leren - Veranderende rol docenten - Valideren

Kerngroep MBO in 2030 De kerngroep is eigenaar van het proces en bewaakt de principes van het werken in co-creatie. De kerngroep ondersteunt de werkgroepen waar nodig en organiseert de werkateliers. De leden van de kerngroep: Edwin van Dis (CGI), Karin Collombon (provincie Limburg), Riemie Zuiderveld (ROC Friese Poort), Cees Brouwer (voormalig bestuurder ROC RIVOR), Liesbeth van den Berg en Maartje Vedder (ministerie van OCW), Gemma van der Ploeg en Patricia Koster (KaapZ).

Meer informatie: www.mboin2030.nl

De vijf werkgroepen maakten voor het werkatelier elk een ‘praatplaat’ over hun bevindingen.


12 Tot slot

de MBO·krant

Verkiezing Leraar van het Jaar 2021

Fusiegolf en fusiejargon In mijn column van december besteedde ik al aandacht aan een aantal op handen zijnde fusies tussen ROC’s en/of AOC’s. Naast de Kop van Noord-Holland, Horizon College en Koning Willem I scharen zich nu ook het Friesland College (met Friese Poort) en de ‘zuidelijke AOC’s (Citaverde, Helicon en het Wellant College) in dat rijtje. Sta mij toe dat ik aangaande deze ontwikkeling een drietal opmerkingen maak.

1

Wie wordt de opvolger van Dirk Megens?

De drie mbo-docenten

die zijn genomineerd voor de verkiezing ‘Leraar van het Jaar 2021’ zijn bekendgemaakt. Wie wordt de opvolger van Dirk Megens?

De verkiezing van de Leraar van het Jaar gaat ditmaal tussen drie vrouwelijke mbo-docenten. Het ROC van Nijmegen maakt opnieuw kans de winnaar aan te leveren. Jori Tuinte is docent Nederlands bij het team Dienstverlening van de Nijmeegse school. Volgens de jury weet Jori studenten te inspireren en heeft ze altijd een positieve blik. De jury ziet in haar een echte mbo-ambassadeur die trots is op haar werk en haar studenten.

Concurrentie

Jori Tuinte krijgt onder andere concurrentie van Kirsten Cuppen van ROC Tilburg. Kirsten geeft net als Jori Nederlands. Daarnaast geeft ze les in rekenen en is ze ook loopbaanbegeleider. Volgens leidinggevenden, collega’s, studenten en ouders doet ze dat hartstikke goed. Kirsten zelf is ook enthousiast: ‘Ik ben er keiblij mee. Woehoe!’ De derde kanshebber is Susanne Langelaan, docent ‘Leisure & Hospitality’ aan het ROC Kop van Noord-Holland. In het Noordhollands dagblad zegt ze over studenten tijdens de coronacrisis: ‘Er mag best wat meer aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling en de mentale gesteldheid komen. Daar kom je eigenlijk pas achter nu ze het grootste deel van de tijd thuis zitten.’

Allereerst mijn verbazing over het feit dat het oorspronkelijke concept van de Regionale Opleidingencentra (ROC’s) blijkbaar achterhaald is. Door deze fusies ontstaan instellingen met een bereik tussen Sittard en Amsterdam, Den Helder en Aalsmeer. Straks is het land bedekt met uitsluitend monopolies. In de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (1995) werd de totstandkoming van de ROC’s en de AOC’s duidelijk gezien als een poging de regio’s te voorzien van adequate instellingen voor beroepsscholing en contractonderwijs. Daarbij was sprake van ruimte voor een zekere concurrentie. Citaat: ‘Dat door de overheid bekostigde instellingen elkaars concurrenten zijn, acht het kabinet binnen grenzen van redelijkheid geen bezwaar. Vraag en aanbod kunnen daardoor nauwer op elkaar betrokken raken.’

2

Dan het moment van de fusies. Ik was van plan het c-woord in deze column niet te laten vallen. Maar vanwege die fusies moet het toch even. Want je zou toch denken: hebben we niet wat anders aan ons hoofd? Is het niet verstandiger eerst maar even de eigen instelling ‘Post corona’ op de kaart te zetten? Weten we niet meer hoeveel energie een fusieproces kost? Kunnen we die aandacht niet beter besteden aan de innovatie van her-, bij- en omscholing en de uitbouw van een ‘Leven lang ontwikkelen’? Hebben juist nu de initiële studenten niet behoefte aan kleinschaligheid, een nabije sociale omgeving en een herkenbare school? Ik stel die vragen maar even. Vanwege mijn eigen verwondering, maar ook omdat ik in mijn omgeving de

verbazing en de twijfels opmerk bij wat iemand een ‘tegendraadse’ beweging noemde.

3

Ten slotte de terminologie van de fusie. Die kent twee elementen: de naamgeving van de nieuwe instituten en de mantra’s waarmee het fusieproces wordt begeleid. Neem de AOC-fusie. Het nieuwe instituut gaat per 1 augustus ‘Yuverta’ heten. Zeg het nog eens: ‘Yuverta’. Gaarne verwijs ik u naar het YouTube-filmpje (bit.ly/2NMhqCQ) om de betekenis te achterhalen. Maar naast ‘jeugd’ en ‘groen’ verwijst het blijkbaar ook naar ‘Thuis in de toekomst’. In zo’n fusieproces ontstaan

Weten we niet meer hoeveel energie een fusieproces kost? ook weer nieuwe mantra’s of termen om het proces te concretiseren. Zo wordt in dit geval gesproken van de ‘peilstok’-methode om van tijd tot tijd de gevoelens van het personeel te meten. Als ware het een motorblok. En mochten medewerkers suggesties willen doen, dan kan dat naar een e-mailadres beginnend met ‘nextlevel@‘. Daarmee de suggestie wekkend dat elk commentaar de voortgang naar een hoger niveau zal brengen! Ik help het ze hopen! Mochten bovenstaande opmerkingen getuigen van enige somberte, dan mijn excuses daarvoor. Corona beïnvloedt wellicht te veel mijn humeur en normaliter positief beoordelingsvermogen. Maar psychiaters bevelen aan om van je hart geen moordkuil te maken en zo depressie te voorkomen. Volgende keer – lente, gevaccineerd en cafébezoek achter de rug – zal ik weer de loftrompet steken over de kwaliteiten van het middelbaar beroepsonderwijs en de belangrijke bijdrage aan het komend virusvrije tijdperk! Coleta van Buren

Colofon Voor de tweede maal organiseren de BVMBO en de AOb de prijs voor het beste Onderwijsteam van het jaar. De prijs is bedoeld voor een team dat het afgelopen jaar een bijzondere prestatie heeft geleverd. Iedereen die betrokken is bij het mbo (docenten, studenten, bedrijven, ouders) kan voor 19 maart 2021 een team nomineren. Een beroepsjury van docenten selecteert de 10 meest opvallende inzendingen. Deze 10 teams krijgen de kans om door middel van een openbare online pitch te laten zien waar zij trots op zijn. Op basis van deze pitch zal een jury bestaande uit docenten, een student en een vertegenwoordiger van een leerbedrijf, de top 3 bekend maken. De winnaar wordt tijdens het ambassadeursgala op 17 mei 2021 bekend gemaakt.

De MBO•krant is een een uitgave van de Stichting Media Beroepsonderwijs en VOC Uitgevers. De uitgave is bedoeld voor iedereen die betrokken is bij het mbo. Concept: Ravestein & Zwart (R&Z) Vormgeving: Lauwers-C Redactie: Pieter van Megen (hoofdredacteur), Rutger Zwart, Twan Stemkens (TST Communicatie), Olaf van Tilburg en Jaap den Ouden. Tekst: Ravestein & Zwart, Rutger Zwart, Jaap den Ouden, Conrad Berghoef (9), Dirk Megens (12) en Coleta van Buren (12)

Beeld: WorldSkills Netherlands (3), Freepik. Druk: BDU, Barneveld Oplage: 15.000 Proefabonnement? Mail naar info@dembokrant.nl. Dan krijg je voor 10 euro drie nummers! dembokrant.nl mbo-today.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.