Notiziario Dante Utrecht jaargang 30 nummer 2 zomer 2020

Page 1

NOT I ZIARIO jaargang 30 nummer 2 zomer 2020

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di Utrecht Redactie: Ciska van der Glas | Roland Fagel E-mail: notiziario@danteutrecht.nl | telefoon secretariaat: 06-15828240

Inhoud Van de redactie 1 Apostrofo 70/Minne de Boer 2 Augusto De Angelis: Giobbe Tuama & C, Proloog/Prologo 3 Uit de geschiedenis van de Giallo 27/ Minne de Boer 5 Transnazionalità e Migrazione: Simposio 2020 Narrazioni e Memorie/ Ewelina Pawlowska, Simona Casadio 6 Francesca Caccini (1587-na 1637), een vroeg-barokke Florentijnse zangeres en componiste/Ignace Bossuyt 9 Racconti italiani, scelti e introdotti da Jhumpa Lahiri (recensie)/ Gandolfo Cascio 11 Italië vanaf je balkon − Op reis door het boekenaanbod/Dennis Smit 12 The New Pope: una via di mezzo?/Monica Jansen 14 Musea in Italië 16

Van de redactie Na het verschijnen van de vorige Notiziario heeft Europa, of eigenlijk de hele wereld, schokkende tijden doorgemaakt. Op de valreep plaatsten we achter in het laatste nummer een foto van Rome in de ban van corona – mondkapjes bij de Trevi-fontein –, kort daarop maakten wij ook in Nederland kennis met lockdown, thuisblijven en afstand houden en werd het uiterste gevergd van de gezondheidszorg. In Italië was een van de talrijke coronaslachtoffers pleitbezorger van de Arte povera Germano Celant: hij overleed eind april, tachtig jaar oud. Hij was bekend als kunstcriticus en curator van tentoonstellingen. Inmiddels is de lockdown zowel in Italië als in ons land wat versoepeld en heeft Italië aangekondigd dat vanaf begin juni ook de grenzen voor buitenlanders – toeristen! – weer open gaan. Toch zullen velen van u die gewend zijn ieder jaar wel een keer naar la bella Italia af te reizen daar nu maar van afzien. Met spijt in het hart natuurlijk, maar vervelende beslissingen kunnen nodig zijn. Het is te hopen – en ook wel te verwachten – dat de Italianen zelf in eigen land zullen blijven deze zomer: dan valt er voor allen die voor hun levensonderhoud op de toeristenindustrie aangewezen zijn tenminste nog wat te verdienen. Letterlijk broodnodig voor het land. Wij hopen dat deze Notiziario u enige troost kan bieden. Wij hebben ons best gedaan! Wat vindt u zoal? Om te beginnen een kleurrijke Apostrofo en ‘Giallo’ – die alles met elkaar te maken hebben – van Minne de Boer, Ignace Bossuyt – ja, ook

hij weer! – over de vroeg-barokke muziek in Florence rond 1600, een terugblik van twee studenten op het Simposio Narrazioni e Memorie dat in april dit jaar virtueel in Utrecht gehouden werd, Monica Jansen over de serie The Young Pope, een recensie van Racconti italiani van Jhumpa Lahiri door Gandolfo Cascio. En Dennis Smit levert opnieuw een overzicht van net uitgekomen of binnenkort te publiceren boeken die verband houden met Italië. De rubriek Tentoonstellingen in Italië hebben we maar omgedoopt tot Musea in Italië; tentoonstellingen die op het programma stonden zijn in veel gevallen afgelast of uitgesteld, net als in Nederland. Wij wensen u een bell’estate: er valt altijd wat van te maken, ook al blijft Italië dit jaar op afstand! Met een Italiaans boek – al dan niet vertaald – in de tuin of op het balkon kunt u het dichterbij halen. Én met de Notiziario natuurlijk.

Germano Celant, 1940-2020

KOPIJ VOOR HET HERFSTNUMMER GRAAG VÓÓR 15 AUGUSTUS

1


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

Apostrofo 70 ‘schouw’ en ‘bedaard’ nog een overblijfsel zijn van de eerste fase. De giardino pubblico heb ik als oud-Enschedeër meteen als Volkspark vertaald, zonder eerst via ‘openbare tuin’ te gaan; je neemt tenslotte je persoonlijke automatismen mee in je vertaalarbeid, en dan worden de viali, in plaats van het standaardequivalent ‘lanen’, meteen tot paden. Naar aanleiding van een opmerking van de redactie vond ik het wel in de rede liggen van de hoofdletter V(olkspark) een kleine letter te maken.

Waar het hart vol van is loopt de mond van over. En aangezien ik de laatste weken continu bezig ben geweest met een vertaalproject, kan ik in deze apostrofo moeilijk over iets anders spreken dan over vertalen. Ik zal daarom aan de hand van de bijgevoegde teksten uiteenzetten hoe ik dat aanpak. Mijn lezers kunnen dat zelf interactief bekijken door eerst een eigen vertaling te maken van de Prologo van Giobbe Tuama & C. – hierna opgenomen, zoals door mij vertaald en in de oorspronkelijke Italiaanse versie –, zonder naar mijn vertaling of naar de hier te volgen opmerkingen te kijken. Ze weten dan waarover we het hebben. In mijn vertaalpraktijk beschouw ik het hoofdstuk als het project voor de dag. Zo’n hoofdstuk bevat gemiddeld 3000 tot 5000 woorden, en kost mij zo’n zeven uur om het helemaal af te maken. De Prologo bevat ruim 1000 woorden en kan dus sneller gaan. Elk hoofdstuk ondergaat drie fasen: de eerste fase is gericht op tempo, de tweede op correctheid en de derde op verfijning. In de tempo-fase gaat het erom zo snel mogelijk een vertaling van de hele tekst te vervaardigen, waarbij vertragende factoren zo veel mogelijk uitgeschakeld worden. Het is een woord-voorwoord-vertaling, waarin alles wat niet onmiddellijk opgelost kan worden even genegeerd wordt. De bedoeling is dat er een tekst ontstaat die vervolgens bewerkt kan worden, maar al een globaal idee van de inhoud van het hoofdstuk geeft. De correctie-fase houdt zich bezig met zinsbouw en woordkeus. Wat de zinsbouw betreft: de werkwoorden worden op hun juiste plaats gezet, al te lange zinnen worden vereenvoudigd en woordgroepen met bepalingen worden vaak opgelost als samengestelde woorden. De algemene strategie is om de zinnen te laten klinken als natuurlijk Nederlands en niet als vertaald proza. Dat is een proces dat enkele herlezingen vereist, waarbij alle passages die steeds weer storend klinken geleidelijk weggewerkt worden. De woordkeus houdt in dat de woorden die opengelaten waren opgezocht en ingevuld worden, dat de betekenissen van de Italiaanse woorden zo nodig gepreciseerd worden en dat er gezocht wordt naar passender equivalenten. In de verfijnings-fase probeer ik enerzijds de tekst te laten klinken als het origineel, qua tekstopbouw en zinsritme; anderzijds zoek ik naar spannende vondsten, die er een mooie Nederlandse tekst van maken, die zich kan meten met het origineel. Dit alles klinkt misschien wat abstract; ik zal proberen het toe te lichten met voorbeelden, die ik zo veel mogelijk uit de Proloog haal. In de tempo-fase wordt placidità contemplativa meteen omgezet via de automatismen placido = bedaard en contemplare = beschouwen, wat dan ‘beschouwende bedaardheid’ oplevert (ook de volgorde van substantief en adjectief is zo’n automatisme voor de eerste fase). In de correctie-fase verandert de voorzetselconstructie con placidità in een bijwoord ‘bedaard’ en verbindt het werkwoord contemplare zich met het werkwoord interessarsi in een vorm van geïnteresseerd bekijken, waarvoor ik de uitdrukking ‘in ogenschouw nemen’ heb bedacht. En zo ontstaat er een prima Nederlandse zin waarin de elementen

Kinderen zijn bambini, maar niet in deze tekst. Hier wemelt het van de vormen van bimbo: mannelijk enkelvoud bimbo met meervoud bimbi en een vrouwelijk meervoud bimbe, dat nog weer een verkleinvorm bimbette heeft. Totaal negen attestaties in deze duizend woorden. Ze zijn in de kleuterleeftijd, maar ‘kleuter’ is geen bruikbare vertaling, want dat heeft geen vrouwelijke vorm. Verkleinwoorden dus maar, en bimbi worden jongetjes of kindertjes, afhankelijk van de specificatie van het geslacht. Maar wat dan voor bimbe? Meisjes hoeven niet klein te zijn, dus bimbe moeten wel ‘kleine meisjes’ worden. Maar dan valt bimbette volkomen buiten de mogelijkheden van de Nederlandse taal. In de derde alinea staan de bimbi tegenover wat De Angelis in zijn archaïsch taalgebruik fanciulli noemt, maar hoe graag ik ook des schrijvers stijl wil behouden, knapen krijg ik niet uit mijn pen. Hier schiet mij Bredero te hulp: ‘ook mensen, groot en klein’. Voor de volledigheid heb ik ook nog gecheckt of De Angelis bambino gebruikt. Ja, twee keer. De eerste keer als De Vincenzi tegen zijn vingerafdrukkenspecialist praat: gli parlava come a un bambino, per incoraggiarlo; de tweede maal als hij de ballatoi van de volkswoning waar Giobbe woont beschrijft: Panni tesi ad asciugare. Bambini mocciosi, seminudi, donne discinte. Un uomo in maniche di camicia a leggere il giornale. En zie eens hoe weinig woorden de auteur nodig heeft om een volmaakt beeld op te roepen. Soms is er geen equivalent. In deze passage betreft dat het Italiaanse woord spiazzo. Het duidt een open ruimte aan, al of niet omheind, die zowel in de stad als op het platteland onderscheiden kan worden. In dit boek komt het woord vier keer voor. In de twee attestaties van deze passage is het de plek waar de bokkenwagen staat, maar het is me niet duidelijk of die nog binnen of al buiten het park ligt. Het derde voorbeeld betreft een oude foto waar Giobbe met zijn kornuit Crestansen afgebeeld staat: Si vedeva un grande spiazzo brullo, davanti a una fattoria. Een stuk land dus voor een boerderij. En in het vierde voorbeeld lezen we: Era quella l’unica macchia luminosa aperta sulla nera fascia circolare della piazza, al centro della quale l’oscurità si faceva fonda sotto i pochi alberi dello spiazzo. Hier zou het een deel van het plein kunnen zijn, of misschien ermee samenvallen; dat wordt niet uitgelegd. Keer op keer moeten we ons een beeld vormen op grond van de hierboven gegeven definitie en de contexten, en dan dat beeld omzetten in een Nederlands woord: soms ‘plein’, soms ‘ruimte’, soms ‘plek’ en soms ‘terrein’: allemaal woorden waar al een ander Italiaans equivalent voor bestaat.

2


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

De verfijningsfase is de meest creatieve. Een paar voorbeelden. instantie stond er ‘sprong eraf en sprong over het hek’. Lelijk, Allereerst het liedje van de bimbe. Ik heb niet kunnen vinden lelijk! Oplossing: vervang het tweede ‘sprong’. of het een bestaand liedje is en het daarom maar beschouwd In het origineel moesten de geiten lachen. Misschien kan dat in als een vondst van de schrijver. Dan moet het opnieuw een het Italiaans, maar in het Nederlands hoor je meteen ha-ha-ha, liedje worden, met eigen ritme en en dat voor geiten?! Oplossing: maak rijm. Ecco l’ambasciatore: póm-pom.pom het abstracter: je lacht als je pret hebt. póm-pom póm-pom en het trallala En zo vond ik plotseling: ‘ze vonden het in ongeveer hetzelfde ritme. Die ook lollig’ en het stond als een huis. ambassadeur verpest het Nederlandse Heel Nederlands is het om je dialogen ritme, en daarom heb ik hem vervangen te vullen met kleine woordjes als door een directeur. En toen werd ‘wel’, ‘nog’, ‘ook’. Dat heb ik dan ook het onweerstaanbaar om een rijm regelmatig gedaan. En waar kon dat toe te voegen: trallaleur. Klankeffect beter dan in de laatste zin van deze belangrijker dan exacte weergave! Proloog? ‘En dan is het vandaag ook nog Een probleempje vormden de trilli. Er vrijdag!’ waren vier soorten geluid, maar om welk Een vertaling is nooit af. Zo zat ik geluid ging het hier. Misschien wel van nog met de boeman op Kerstavond, vogels. En toen kwam het: gekwinkeleer. die een Nederlandse lezer niets zegt. Daar hoeft verder niet meer over gedacht Maar om hier nou Zwarte Piet te laten worden. opdraven? Opnieuw naar aanleiding van ‘De man liep zig zag door.’ Dat staat commentaar van de redactie werd het er in het origineel. En iedere keer ‘kinderschrik’. bleef ik daar even haken. Oplossing: Ergens moet je je vertaling loslaten. Ik ‘zigzaggewijs’, en toen was het over. hoop dat u dat met mij eens bent. Nodeloze herhaling moet ook voorkomen worden. L’uomo discese con Minne de Boer Omslag van Giobbe Tuama & C., uitgeverij Sellerio (Palermo) un salto, varcò il cancello, … In eerste

Augusto De Angelis: Giobbe Tuama & C Proloog – De geitjes

Proloog – Le caprette

De man liep door de lanen van het volkspark en nam alles bedaard in ogenschouw. Hij bleef staan kijken naar de zwanen in de vijver, de pelikaan op het gras, de apen in hun kooien, de zeehond die plat op de oever lag. Ook naar de kinderen: de kleine jongetjes renden rond, de kleine meisjes liepen in afgemeten pasjes vooruit en zongen hand in hand: ‘Daar komt de directeur, trallalie trallaleur’. Hij had geen aandacht voor de mannen en de vrouwen op de bankjes, alsof voor hem alleen onschuldige zielen van belang waren – zwanen, een pelikaan, apen, een zeehond en kindertjes – en verder nog de bomen en het gras, het water en het spel van de zon tussen het gebladerte. Maar iedereen keek naar hem, terwijl hij langzaam over de paden liep. Met ironische blikken en afgemeten glimlachjes. En de kinderen, groot en klein, lachten opgetogen, knipoogden naar elkaar en lieten gesmoorde geluidjes horen. Een komisch type. Een masker voor carnaval. Een kinderschrik voor de kerstnacht. Zijn stijve hoed had platte ronde randen en was zwart, glom

L’uomo andava pei viali del giardino pubblico, interessandosi a tutto con placidità contemplativa. Si fermava a guardare i cigni nel laghetto, il pellicano sull’erba, le scimmie nella gabbia, la foca a piatto sulla riva. I bimbi, che giravano a tondo; le bimbe che a passetti misurati avanzavano e cantavano, tenendosi per le manine: “Ecco l’ambasciatore col trallarillallero...”. Non si curava affatto però degli uomini e delle donne sulle panchine, come se per lui non contassero che le anime innocenti – cigni, pellicano, scimmie, foca, bimbi – e anco gli alberi e l’erba dei prati, l’acqua e il giuoco del sole tra le fronde. Ma tutti guardavano lui, che passava lentamente pei viali. Erano sguardi ironici, brevi sorrisi. E i bimbi e i fanciulli mandavan franche risate e ammiccavano ed emettevano gridi repressi. Un buffo tipo. Una maschera di carnevale. Uno spauracchio da notte di Natale. Il cappello duro, a tese rotonde piatte, nero, lucido per la spazzola, era senza un grano di polvere. La giacca a coda, di taglio antico, di stoffa rigida e spessa, nera essa pure, appariva

3


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

lustra ai gomiti e alle bordure filettate di saia. I van al het geborstel en vertoonde geen greintje pantaloni neri, troppo lunghi e troppo stretti, che stof. Zijn ouderwetse pandjesjas, van een dikke, ricadevano a mantice sulle scarpe, gli fasciavano stijve stof, ook zwart, glom aan de ellebogen en le gambine sottili come quelle d’un uccello. E le had aan de randen een borduursel van saai. Zijn scarpe a punta quadra, opache, a elastici, dovevano zwarte broek, veel te lang en te nauw, hing als een avere almeno 42 di numero o forse più, un numero blaasbalg over zijn schoenen en omklemde zijn che non si trova nelle botteghe. dunne beentjes alsof het vogelpootjes waren. En Sotto le tese del cappello, un naso a clava, rosso, zijn schoenen, vierkant van voren, opzij gesloten dai fori tondi, aperti, irsuti di pelo nero. Una en met veters erin, waren minstens maat 42, of bocca larga, dalle labbra sottili, esangui. I pomelli misschien nog groter, een maat die in de winkel sporgenti, la mascella quadra e potente, una niet te koop is. mascella anglosassone, di quelle che Charlot ha Onder de randen van zijn hoed was een knots van Augusto de Angelis (met nichtje) preso per modello delle sue scarpe. Gli occhi een neus te zien, rood met open ronde neusgaten azzurri, piccini piccini, a succhiello, sotto le vol zwarte haartjes. Een brede mond, met smalle sopracciglia folte. E le orecchie ad ansa, coi lobuli carnosi bloedeloze lippen. Uitstekende jukbeenderen, een krachtige polputi paonazzi. vierkante kaak, zo’n Amerikaanse kaak die Charlie Chaplin Poiché il sole di maggio in quel pomeriggio senza nubi als model gekozen heeft voor zijn schoenen. Heel kleine, priemende blauwe oogjes, met daarboven dichte wenkbrauwen. riscaldava l’aria, l’uomo si toglieva di tanto in tanto il cappello, come se volesse dar respiro al cranio, e allora si vedevano i En afstaande oren, met vlezige oorlelletjes, dik en pioenrood. capelli tagliati corti, d’un nero assurdo, tendente al verde, Aangezien het meizonnetje op die wolkenloze namiddag il nero di una cattiva tintura o forse egli non adoperava per uitbundig scheen, nam de man af en toe zijn hoed af ter tingerseli che la cenere di sughero fissata con un oscuro verkoeling van zijn hoofd, en dan kon je zijn kortgeknipte processo di brillantina e di gomma. haar zien, van een raar soort zwart dat neigde naar groen. Het L’uomo doveva esser alto almeno un metro e settanta ed era resultaat van een inferieur verfje? Of misschien gebruikte hij magro, di ossa massicce. Un’impalcatura umana da specimen om zijn haar te verven de as van kurk die hij fixeerde met een of trogloditico. ander procedé van brillantine en gomma. Andava così pel giardino pubblico, con le mani dietro alla De man was lang en mager, minstens een meter zeventig, en schiena, il passo lento, guardando i bimbi e le bestie, le chiazze had stevige botten. Een menselijk bouwsel uit de tijd van de del sole sull’erba e sulla ghiaia, lo specchio dell’acqua che holenmens. rifletteva le piante. Passò davanti a una statua di bronzo e non En zo liep hij dan door het volkspark, met trage stappen, zijn la guardò, intento a osservare il pellicano, che allungava il collo handen op zijn rug, kijkend naar kinderen en beesten, naar de sinuoso, piluccando l’erba col lungo becco smisurato. Uscì sul vlekken van het zonlicht op het gras en het kiezel, en naar het Iargo spiazzo davanti alla latteria. Le panchine attorno erano water dat bomen en planten weerspiegelde. Hij liep voorbij een gremite. Tutta l’aria risuonava di gridi, di risate, di trilli, di voci. bronzen standbeeld, dat hij niet opmerkte, omdat hij gespannen Sotto un albero, la carrozzella delle caprette, vuota, attendeva keek naar die pelikaan die zijn kromme hals uitstrekte en het i suoi clienti minuscoli, fatta come un veicolo d’altri tempi, gras oppikte met zijn indrukwekkend lange snavel. Hij kwam con la serpa alta, il corpo centrale a giardiniera, un ultimo uit op de ruime open plek ter hoogte van de melkwinkel. De sedile posteriore. Tutta fiorita di trombette a pompa, dipinta di bankjes om hem heen zaten helemaal vol. De lucht weerklonk giallo, coi cuscini di cuoio sbiadito. van gegil, gelach, gekwinkeleer en het geluid van stemmen. L’uomo dal cappello duro procedeva diritto verso il centro dello Onder een boom wachtte een leeg bokkenwagentje op zijn spiazzo. A un tratto esitò. Si guardava attorno, dietro la schiena kleine klantjes. Het zag eruit als een voertuig uit oude tijden, batteva il dorso di una mano sulla palma dell’altra, con un moto met een hoge bok, dan de bak van de wagen en nog een zitje nervoso. Riprese qualche passo indeciso, procedette a zig zag. achterop. Het karretje had een mooi geel verfje gekregen en was opgesierd met knijptoeters en kussentjes van verbleekt leer. Vide la carrozzella delle caprette e vi si diresse, affrettandosi. Poi fece una cosa stupefacente. Salì in quella carrozzella De man met de stijve hoed liep meteen door naar het midden lillipuzziana, sedette nell’interno della giardiniera, che occupò van de open plek. Plotseling aarzelde hij. Hij keek in het rond, tutta. Per farlo, dovette piegare le gambe, rattrappendole ed sloeg achter zijn rug zenuwachtig met de rug van zijn ene hand ebbe le ginocchia sotto il mento. op de palm van de andere. Hij deed nog een paar onzekere Un mormorio gioioso di meraviglia si sollevò attorno a lui. stappen en liep zigzaggend verder. Hij zag de bokkenwagen − Qualche bimbo gridò e battè le mani. en ging daar snel op af. Il padrone delle capre intervenne, sollevando la frusta. Toen deed hij iets verbluffends. Hij stapte in dat L’uomo lo fissò con le sue pupille a succhiello, azzurro mare. lilliputterwagentje, zette zich midden in de bak − die vulde ‘Mi conduca a fare un giro!’ hij helemaal. Daarvoor moest hij zijn benen inklappen en zijn Lo stupore del padrone delle capre fu tale, che non proferì knieën optrekken tot onder zijn kin. parola. Een blij geroep vol verbazing klonk om hem heen. Een paar ‘Pagherò per quattro, poiché occupo quattro posti.’ kindertjes gilden en klapten in hun handen. E porse una moneta d’argento. De baas van de geiten begon zich er tegenaan te bemoeien en

4


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

Le capre protesero il muso barbuto, quel loro muso da poeta, fiutando e sollevando le labbra sui denti lunghi. Ridevano anch’esse. La carrozzella si mosse. Il mormorio attorno s’era fatto schiamazzo. La gioia dei bimbi scoppiava incontenibile. I grandi guardavano, senza comprendere. Un pazzo! Un numero d’attrazione di un circo da fiera. Qualcuno disse: ‘È una trovata pubblicitaria. Adesso, parlerà per magnificarci il Brill o per annunziare un nuovo film...’ Ma l’uomo non parlò. Si manteneva serissimo in volto. Fissava attorno a sé con gravità, quasi con preoccupazione. Dietro, la turba dei bimbi gridava, frenetica, in preda a una gioia irrompente. Le bimbette, tenendosi per la mano, cantavano: “Ecco l’ambasciatore col trallarillallero...”. Da una panchina all’altra s’inseguivano i commenti. Mamme e balie traversarono correndo i prati e i tappeti verdi, per assister da vicino allo spettacolo straordinario. I vigili bianchi dovettero intervenire a rattenere la gente. La carrozzella fece il giro dei viali principali. Quando si trovò davanti a uno dei cancelli, che si aprono su Piazza Cavour, l’uomo discese con un salto, varcò il cancello, traversò a passo rapido la piazza, salì sul primo tranvai che si fermava. Scomparve. Fino a sera il giardino pubblico fu pieno di commenti, di esclamazioni, di grida. Un signore, che aveva assistito alla scena, si ostinava a ripetere: ‘Non c’è nulla da ridere. Noi siamo stati spettatori di un dramma. Lo avete guardato negli occhi? Quell’uomo aveva paura...’ Gli altri alzavano le spalle. In fondo non era il primo pazzo in libertà che capitasse loro d’incontrare. Anche colui che parlava, del resto, completamente sano di mente non aveva da essere, perché toccava di continuo un cornetto di corallo che gli pendeva dalla catena dell’orologio e qualcuno lo udì mormorare: ‘E per di più oggi è proprio venerdì!’

hief zijn zweep op. De man keek hem met zijn zeeblauwe priemende oogjes aan. ‘Laat mij maar een eindje rijden!’ De geitenbaas was zo verbijsterd dat hij geen woord kon uitbrengen. ‘Ik betaal wel voor vier, want ik neem vier plaatsen in.’ En hij stak een zilveren muntje omhoog. De geiten staken hun bebaarde snuiten naar voren. Geiten hebben van die dichterlijke snuiten! Ze snoven en trokken hun lippen op tot boven hun lange tanden. Zij vonden het ook lollig. Het wagentje kwam in beweging. Het gemompel eromheen was uitgegroeid tot een groot lawaai. De vrolijkheid van de kindertjes kende geen grenzen meer. De volwassenen keken toe, begrepen er niets van. Een gek! Een circusnummer van de kermis. Iemand zei: ‘Dat is een reclamestunt. Zo meteen gaat hij vast wat zeggen om Brillcream aan te prijzen of om een nieuwe film aan te kondigen.’ Maar de man zei niets. Zijn gezicht stond nog steeds ernstig. Hij keek serieus, ja haast bezorgd om zich heen. Achter hem gilde de kinderschare onbedaarlijk, een mateloze vreugde had zich meester van hen gemaakt. De kleine meisjes hielden elkaar bij de hand en zongen: ‘Hier komt de directeur, trallalie trallaleur.’ Van bankje tot bankje volgde het commentaar. Moeders en kindermeisjes renden over het gras en de groene tapijten om van dichtbij naar dat bijzondere schouwspel te kijken. Verkeersagenten moesten de mensen tegenhouden. Het wagentje reed door de voornaamste lanen van het park. Toen het aangekomen was bij een van de hekken die op de Piazza Cavour uitkomen, sprong de man eraf, wipte over het hek, stak met gezwinde pas het plein over en stapte in de eerste tram die stopte. En zo verdween hij. Tot aan de avond klonk uit het volkspark gepraat, geroep, geschreeuw. Een meneer die dat alles gezien had zei steeds maar weer: ‘Hier valt niets te lachen. Wij hebben een drama gezien. Heb je die man in zijn ogen gekeken? Hij was bang.’ De anderen haalden hun schouders op. Tenslotte was dit niet de eerste loslopende gek die ze in hun leven waren tegengekomen. Ook de man die gesproken had kon toch niet helemaal in orde zijn, want hij raakte voortdurend een hoorntje van koraal aan dat aan zijn horlogeketting hing en iemand hoorde hem mompelen: ‘En dan is het vandaag ook nog vrijdag!’

Uit de geschiedenis van de Giallo 27 Het fragment dat ik hier, met vertaling, presenteer is het inleidende hoofdstuk van de roman Giobbe Tuama & C. van Augusto De Angelis, die ik momenteel aan het vertalen ben onder de titel Moord op de Boekenbeurs. Augusto De Angelis (1888-1944) was de briljante Italiaanse detectiveschrijver die in de jaren dertig vijftien romanzi gialli schreef en daarmee het genre ook een Italiaanse signatuur gaf. De C uit de titel is een

clubje diamantwinners in Zuid-Afrika, die daar in het begin van de twintigste eeuw huishielden, en detective-technisch de opvolgers zijn van de goudzoekers in Californië van de Engelstalige modellen. De man die in het stukje beschreven wordt was de penningmeester van dat clubje. In Amerika hebben ze vervolgens elkaar het leven zuur gemaakt en een van hen is daar in het gevang terechtgekomen, onder meer wegens

5


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

details. Zo zijn de gesprekken in de romans in wezen stukjes toneel, waarbij ons geen ‘ja’ en geen ‘nee’ bespaard wordt, zo kunnen de kenmerken van de personages precies zo opgenomen worden in de instructies voor de spelers, en zo wemelt het van de regieaanwijzingen, bijvoorbeeld ‘hij haalde de schouders op’, ‘zij sloeg haar handen voor haar gezicht’ of de vele schrikreacties, beschreven als trasalì of sussultò. Dit klinkt weleens wat overbodig en vermoeiend, maar als we de theaterachtergrond beseffen, stoort het wat minder. Of misschien moeten we wel denken aan de verbindende opmerkingen uit de stomme film, die in 1934 nog maar een recent verleden vormt. Niet voor niets is er een verwijzing naar Chaplin. De Proloog is een vast onderdeel van deze romans. Hij kan het beste gelezen worden als een virtuoze poging om de belangstelling voor het verhaal te wekken en de nieuwsgierigheid van de lezer op te wekken. Het staat in een woordenrijk, maar ook beeldend proza. Critici verwijzen naar D’Annunzio; wij zouden het tachtigerproza noemen. De Italianen van die jaren moeten kleine kereltjes geweest zijn. Immers, iemand van een meter zeventig wordt al een lange man genoemd. En schoenmaat 42 is de grootste die ze in de winkels hebben. De suggestie om in de vertaling de maat wat te vergroten heb ik maar verworpen; tenslotte behoort hij tot de couleur locale van die jaren. Wat verder opvalt is hoezeer dit inleidende hoofdstuk toch ook een eigen geheel vormt. Wat deze man precies voorstelt in de rest van de roman wordt ons niet meteen uitgelegd. Het eerste hoofdstuk, dat hierop volgt, beschrijft het optreden van Giobbe, maar dat dat dezelfde man is als de hier beschrevene wordt pas geleidelijk duidelijk. En de giardino pubblico, die ik als oud-Enschedeër met ‘Volkspark’ wilde vertalen, komt verder in het verhaal niet meer voor: het is er alleen maar om het plezier van de beschrijving. Het is de zesde roman van De Angelis in mijn vertaalproject. Ik hoop ze uit te geven bij Uitgeverij Epimetheus; details volgen wel bij een volgende gelegenheid.

gesjoemel met geld. De penningmeester, die daar geen prettige rol in heeft gespeeld, acht het dan beter de benen te nemen en vestigt zich in Milaan onder een nieuwe naam, namelijk Giobbe Tuama. Zo weet hij dertig jaar lang onzichtbaar te worden. Maar nu – de roman speelt in 1934 – heeft een oude makker hem teruggevonden, en ook nog iemand anders, die hem grote angst inboezemt. Daarom voert hij de capriolen uit die hier beschreven worden. Het zal hem niet helpen, want op de Fiera di Milano, waar hij een stand heeft als verkoper van Bijbels voor de Evangelisch Christelijke Bond, wordt zijn gewurgde lichaam gevonden tussen de boekenkisten. Veel medelijden hoeven we overigens niet met hem te hebben, want naast zijn vrome bezigheden speelt hij nog een dubbelrol als woekeraar, die de armoedige literatoren en uitgevers op de beurs met genoegen honderd lire uitleent en er dan tweehonderd voor terug wil hebben. Aan de detective van De Angelis, Carlo De Vincenzi, de taak om de moord op te lossen en de achtergronden van de diamantzoekers te achterhalen. Deze commissaris is door de schrijver bedoeld als tegenhanger van de sporensnuffelaars uit wat hij de Angelsaksische schrijvers van politieromans noemt. Hij is een groot boekenliefhebber, wat zijn Questore (die ik als Hoofdcommissaris betitel) de opmerking ontlokt: ‘eindelijk hebt u iets aan die passie van u’, en hij gaat psychologisch te werk, waarbij hij het milieu van de betrokkenen probeert te analyseren en uitvoerig nadenkt over wat hun beweegredenen kunnen zijn geweest. En zo zet hij zijn gesprekspartners klem, totdat hun schuld duidelijk wordt. De Angelis beschouwt de Giallo als een literair genre. En dus bouwt hij zijn verhaal zorgvuldig op, en leeft hij zich uit in de beschrijvingen. Beschrijvingen van personen, waarbij iedereen een aantal kenmerken toebedeeld krijgt, die dan als leidmotieven door het boek dartelen, beschrijvingen van gebeurtenissen, zoals hier de ontsnapping van Giobbe, die ons bijblijven door de bizarre details, en beschrijvingen van gesprekken. Want De Angelis begon zijn carrière als journalist – die zich ongetwijfeld de Boerenoorlog herinnerde, want Transvaalse schurken komen ook in andere romans terug – en als toneelschrijver, die we herkennen in talloze

Minne de Boer

Transnazionalità e Migrazione: Simposio 2020 Narrazioni e Memorie ‘MasterLanguage’ è una gamma di corsi master offerti congiuntamente dalle diverse università olandesi, un’opportunità offerta agli studenti master di aggiungere al loro curriculum un corso in una delle lingue europee. Tra i programmi offerti in italiano, Narrazioni e Memorie di un’Italia divisa e Transnazionale è un corso tenuto dalle professoresse dott. ssa Maria Bonaria Urban dell’Università di Amsterdam e dott. ssa Monica Jansen dell’Università di Utrecht. Il programma di quest’anno proponeva un approfondimento sulle narrazioni transmediali prodotte nell’ambito della cultura italiana che

hanno elaborato e continuano a elaborare in chiave letteraria e artistica una serie di ‘ferite aperte’ della storia italiana. La tematica delle narrazioni e memorie divise è stata affrontata da una prospettiva transnazionale, al fine di promuovere uno sguardo bidirezionale e dinamico dell’identità italiana. Fra i molteplici temi trattati, l’esperienza della migrazione, da e verso la Penisola, e il (post)colonialismo hanno occupato uno spazio determinante, così come l’eredità del fascismo e della Resistenza nella cultura italiana contemporanea. Ogni anno il corso si conclude con l’organizzazione di un

6


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

discorsivo che è in qualche modo ‘altro’: inquietante, intenso, incompatibile, contraddittorio o trasformante. Zinna ha concluso mostrando come nel libro di Dozzini la descrizione della quotidianità e l’umanizzazione del migrante tramite l’esposizione della sua soggettività occorra una volta che lo spazio è stato normalizzato e ‘ripulito’ dalle tensioni percepite. Se il video propagandistico delle notizie sociali si propone come un concentrato istantaneo della condizione del migrante in Italia, il romanzo, secondo Zinna, offre una prospettiva più ampia grazie alla diluizione del tempo e alla funzione puramente descrittiva del narratore.

simposio a cui partecipano, insieme a professori, studenti ed ex studenti, anche relatori ospiti internazionali (ricercatori, scrittori, registi). Solitamente tenuto all’Università di Amsterdam, quest’anno l’evento, a causa dell’emergenza COVID-19, è avvenuto on-line nella giornata del 24 aprile. Moderato dalla dottoranda presso Columbia University Beatrice Mazzi, dopo le presentazioni degli studenti sono intervenuti Giovanni Dozzini, giornalista scrittore italiano nato e cresciuto a Perugia, classe 1978, il cui romanzo E Baboucar guidava la fila ha costituito una lettura base del corso, la dott.ssa Emma Bond dell’Università di St. Andrews in Scozia e la dott.ssa Stefania Ricciardi dell’Università Cattolica di Lovanio in Belgio. E Baboucar guidava la fila è stato pubblicato nel 2019 da Minimum Fax. Affrontando il tema della migrazione e concentrandosi su ciò che viene dopo la traversata, il romanzo racconta 48 ore della vita di Baboucar, Yaya, Ousman e Robert, richiedenti asilo, nel loro tentativo di trascorrere una giornata al mare. Il ghiaccio è stato quindi rotto dalle tre presentazioni degli studenti iscritti al corso quest’anno. Innanzitutto, Simona Casadio, studentessa presso l’Università di Utrecht, attraverso la presentazione Corpi imprevedibili e potenzialmente normalizzante in E Baboucar guidava la fila: una contro-narrazione transnazionale ha esposto come il romanzo di Giovanni Dozzini possa essere considerato un esempio di narrativa che produce una rappresentazione della soggettività ibrida migrante transnazionale che è refrattaria alle descrizioni convenzionali. Mettendo in luce le problematiche che emergono nella rappresentazione del migrante nel contesto italiano, Casadio ha evidenziato come il romanzo resista e si opponga a pregiudizi e stereotipi spesso a lui associati. Secondo Casadio, E Baboucar guidava la fila costituisce una contro-narrazione alle retoriche dominanti, nel suo tentativo di offrire una normalizzazione del soggetto migrante. Inoltre, il potenziale di resistenza e opposizione del romanzo e la normalizzazione del soggetto migrante è conseguita tramite la descrizione della corporeità dei personaggi, delle modalità attraverso le quali i corpi si distinguono l’uno dall’altro, interagiscono, si muovono e si estendono. Il secondo intervento, presentato da Angelo Zinna dell’Università di Amsterdam, si è occupato anch’esso del romanzo di Dozzini E Baboucar guidava la fila. In Tra utopia ed eterotopia: lo spazio stazione in E Baboucar guidava la fila, Zinna per prima cosa ha mostrato come le narrazioni offerte dai social media presentino le stazioni ferroviarie come spazi pericolosi, spesso associati alla violenza e alla violazione dei migranti. È stato poi discusso il concetto di eterotopia, coniato da Michel Foucault, come spazio culturale, istituzionale e

L’ultima, fra gli studenti, a presentare è stata Ewelina Pawlowska dell’Università di Utrecht, con un intervento dal titolo La rappresentazione degli Africani in Tolo Tolo alla luce del discorso migratorio nell’Italia di oggi. La presentazione si è sviluppata dall’analisi delle attuali narrazioni anti-migranti che caratterizzano la stampa e il discorso politico italiano. Quindi, Pawlowska ha discusso come il film Tolo Tolo, scritto, diretto e interpretato da Checco Zalone, abbia offerto interessanti spunti di critica alla società italiana, attraverso, per esempio, l’esposizione del razzismo latente ma ancora radicato e l’amnesia nazionale sul passato migratorio del paese. Fin dalla sua uscita nel gennaio 2020 e ancora prima con il rilascio del trailer, Tolo Tolo ha infatti stimolato un’accesa discussione a causa del suo carattere satirico, incassando quasi 9 milioni di euro.

7


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

imperativi decolonizzanti spesso invocati da studi diasporici, postcoloniali e transnazionali. Il metodo proposto da Bond, definito ‘Transnational bricolage’, è la capacità di creare qualcosa di nuovo tramite la ricombinazione di ciò che si ha a portata di mano. In riferimento ai romanzi, ciò si traduce nella capacità di unire i frammenti dell’esperienza in accostamenti nuovi e creare qualcosa di sconosciuto, consentendo la convivenza di una pluralità indefinita di significati. Tramite questa strategia, i personaggi sono in grado di riorganizzare la propria esistenza, convertendo se stessi da oggetti a soggetti capaci di reazione e riacquistando, perciò, controllo sulla propria narrazione. Successivamente, la ricercatrice e professoressa Stefania Ricciardi ha presentato il suo intervento dal titolo ‘Saltare i muri’: Alessandro Leogrande, La Frontiera. Romanzo pubblicato da Feltrinelli nel 2015 e, in seguito, nel 2017, l’analisi ha voluto mettere in evidenza la commistione, operata dall’autore, fra i caratteri di fiction e non-fiction. Prendendo spunto dal naufragio del 3 ottobre 2013 avvenuto nei pressi delle coste di Lampedusa, Leogrande ha intrecciato i dati quantitativi, ricavati da articoli giornalistici e fatti di cronaca, e gli aspetti qualitativi, ovvero le testimonianze di alcuni superstiti e di chi ha prestato i primi soccorsi. Ricciardi sottolinea come la capacità di Leogrande di volgere il dato fattuale in forma letteraria porti con sé una conoscenza più sensibile e perciò efficace, restituendo a coloro coinvolti nella tragedia un’individualità spesso negata. Il ritorno alla soggettività, ovvero l’attenzione rivolta alla persona singola piuttosto che alla massa, è essenziale nell’opinione di Ricciardi, specialmente in riferimento al concetto di frontiera. Infatti, citando il romanzo, ‘saltare i muri è un’esperienza individuale’ (313), e quest’individualità appartiene al migrante, come allo scrittore che racconta la sua storia e al lettore che ne fa esperienza indiretta. E Alessandro Leogrande era pienamente consapevole di questa necessità: lo scrittore ‘non si poneva mai fuori dalla storia. Non si poneva mai sopra, non si poneva mai di fianco, neanche sotto. Alessandro stava dentro’ (Catozzella). Il simposio ha visto quindi la collaborazione e discussione fra studenti, professori ed esperti. Tramite l’adozione di prospettive differenti e l’analisi di svariate opere letterarie e cinematografiche, l’evento ha favorito un arricchimento reciproco e ha rinforzato la consapevolezza della delicata situazione del migrante nella società italiana contemporanea.

Interamente ambientato in Africa con l’eccezione della parte iniziale e finale, il film segue il viaggio che il protagonista compie insieme con alcuni migranti. Tuttavia, secondo Pawlowska, i protagonisti africani nel film mancavano di profondità emotiva, venendo principalmente usati come sfondo per raccontare la storia del protagonista bianco, Checco Zalone, interpretato dal regista e co-sceneggiatore Luca Pasquale Medici. Pawlowska ha concluso, quindi, che la rappresentazione stereotipata del migrante viene in verità implicitamente rinforzata, perpetuando per questo motivo i cliché legati ad esso. Successivamente, lo scrittore Giovanni Dozzini ha commentato le presentazioni degli studenti, sottolineando gli aspetti più interessanti e/o problematici e rispondendo a svariate domande emerse durante la discussione. In particolare, questa ha versato in primo luogo sugli intenti di E Baboucar guidava la fila, il principale dei quali è il tentativo di destabilizzare le convinzioni, spesso derivate da una società che si nutre di stereotipi, del lettore medio, ponendolo piuttosto in una posizione instabile ma fertile. Per raggiungere quest’obiettivo, Dozzini ha spiegato come abbia costruito una ‘storia senza trama’, riflettendo una normalità che non si nutre di grandi avvenimenti quanto di lievi sfumature e introspezione psicologica. Alimentando una tensione crescente che, tuttavia, non trova sfogo in un colpo di scena, l’autore rende il lettore consapevole delle proprie aspettative, svelando fino a che misura stereotipi e pregiudizi occupino ancora oggi uno spazio consistente nella nostra percezione della realtà. Articolo pioniere nella ricerca sul trans-nazionale in Italia, ‘Towards a Trans-national Turn in Italian Studies?’ costituisce ancora oggi un punto di riferimento per gli studi in quest’ambito. Sei anni dopo, è stato chiesto all’autrice Emma Bond, professoressa e ricercatrice all’università di St Andrews, di riflettere nuovamente sull’argomento. Da questa premessa è risultato l’intervento Wayward Methods: Metodi ‘ribelli’ per nuove letture transnazionali, tramite il quale l’autrice ha proposto modalità e strategie nuove nell’analisi del trans-nazionale. Ribadendo la necessità di sfuggire la prospettiva nazionale considerata limitata, Bond analizza romanzi, italiani e non, quali Il comandante del fiume (Cristina Ali Farah), Imperial Leather (Anne McClintock), Trieste (Daša Drndić) e The Shadow King (Maaza Mengiste), evidenziando come questi suggeriscano un’interconnessione culturale che risponde prontamente agli

8


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

In particolare, il taglio transnazionale che le analisi hanno deciso di mantenere ha mirato allo smantellamento delle retoriche, dei pregiudizi e stereotipi limitanti convenzionali, proponendo nuovi strumenti di analisi. L’obiettivo del simposio, come dei romanzi e dei film citati, è la condivisione e diffusione di una conoscenza e consapevolezza che, si spera, potranno tradursi sul piano pratico in una maggiore apertura nei confronti dell’’altro’, nella volontà di comprensione e accettazione.

Catozzella, Giuseppe. ‘La frontiera di Alessandro.’ Youtube, Feltrinelli Editore, 12 maggio 2018, https://www.youtube.com/ watch?v=5kR3-bmD9xo&feature=youtu.be. Dozzini, Giovanni. E Baboucar guidava la fila. Minimum Fax, 2018. Leogrande, Alessandro. La frontiera. Feltrinelli, 2015. Pasquale Medici, Luca. Tolo, Tolo. Medusa Film, 2020. Ewelina Pawlowska Master’s programme in Intercultural Communication, Università di Utrecht Simona Casadio Master’s programme in Comparative Literary Studies, Università di Utrecht

Opere citate

Bond, Emma. ‘Towards a Trans-national Turn in Italian Studies?’. Italian Studies, 69, 3, 2014, pp. 415-24.

Francesca Caccini (1587-na 1637), een vroegbarokke Florentijnse zangeres en componiste Van polyfonie tot monodie

de melodie verrijkt door een op- en neergaande beweging, die vaak was ingegeven door de inhoud (positief of negatief ) van de tekst. Naast de extreem dramatisch geladen monodie was ook het lichtvoetiger strofische danslied populair, de canzonetta, waarvan de uitwerking echter evenzeer bepaald kon zijn door de aard van de tekst. De muziek was immers niet alleen gericht op het opwekken van emoties (‘muovere l’affetto dell’animo’), maar evenzeer op het verrukken van de zintuigen. In functie van dit laatste stonden de vaak virtuoze versieringen, die echter werden gedoseerd en voorbehouden waren aan zorgvuldig uitgekozen plaatsen (op accentlettergrepen en aan het slot van een vers of een strofe).

De jaren rond 1600 zijn cruciaal geweest voor de verdere geschiedenis van de West-Europese muziek. Alles houdt verband met experimenten in de besloten kring van intellectuelen en kunstenaars, vooral in de zogenaamde Camerata in Florence. Tot op het einde van de zestiende eeuw werd de vocale muziek vooral gedomineerd door de hoogstaande (en veeleisende) kunst van de polyfonie, de meerstemmige muziek waarbij vier en meer zelfstandige melodische partijen tot een complex stemmenweefsel werden gecombineerd. In Italië was het boegbeeld van deze ars perfecta de Romeinse componist Giovanni Pierluigi da Palestrina (1525/26-1594). Tijdens de laatste decennia van die eeuw ontstond in Noord-Italië een tegentendens waarbij meer en meer de nadruk kwam te liggen op de retorische, dit is de expressieve en affectief geladen voordracht van de tekst, zodat de toehoorder emotioneel wordt geraakt. Centraal staat dan uiteraard de verstaanbaarheid van de tekst, wat in de polyfonie, waar de stemmen terzelfder tijd verschillende woorden zingen, onmogelijk te realiseren was. Vandaar de experimenten met de begeleide monodie, één solostem die harmonisch wordt ondersteund door een basso continuo, een constant actieve instrumentale baspartij die de melodie van de zangstem met onderliggende akkoorden aanvulde. Er ontstonden diverse genres, waarbij de muzikale uitwerking afhankelijk was van de aard van de tekst, zowel formeel (bijvoorbeeld strofisch of niet-strofisch) als inhoudelijk (lyrisch of dramatisch). Uit de extreme aandacht voor de tekst volgde als een van de basisprincipes van de monodie de imitatie van het gesproken woord, waarbij de muzikale declamatie het spreekritme volgde. Dit resulteerde in een melodische opbouw die gekenmerkt werd door de herhaling van dezelfde toon, waarbij bovendien de accentuatie werd gerespecteerd (een langere noot op een accentlettergreep). Zo ontstond de recitatiefstijl, in zijn eenvoudigste vorm bedoeld voor mededelingen en berichten van boden (zoals in de vroege operaberichten). Uiteraard werd

Giulio Caccini: Le nuove musiche (1602)

In 1602 verscheen in Florence de eerste publicatie met monodieën, onder de veelzeggende titel Le nuove musiche. De componist van deze spraakmakende muziekstukken was Giulio Caccini (1551-1618), tevens zanger, zangpedagoog en instrumentalist, verbonden aan het prestigieuze hof van de Medici en lid van de Camerata. Twee dochters van Caccini werden beroemde zangeressen aan het Florentijnse hof: Settimia (1591-ca.1660), maar vooral Francesca (1587-na 1637), die zich tevens profileerde als componiste van uitzonderlijk hoogstaande muziek. Uit 1618 dateert een bundel met overwegend monodieën (Il primo libro delle musiche) en in 1625 schreef zij de eerste bekende opera gecomponeerd Francesca Caccini, Il primo libro delle musiche, door een vrouw (La liberazione di Florence, 1618, titelpagina Ruggiero dall’isola d’Alcina, naar

9


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

Lodovico Ariosto). Heel wat werken gingen verloren. De verzameling monodieën bevat 19 geestelijke (Spirituali, waarvan zeven Latijnse) en 17 wereldlijke (Temporali) stukken.

liefde. Het is een echt pittig danslied, met een mooi metrisch en tempocontrast: tot en met regel drie is de maat 6/4, die verandert in C (4/4) in de verzen vier en vijf. In de slotverzen, die refereren aan de eerste twee, keert het beginmetrum terug.

Francesca Caccini: Chi desia di saper en Lasciatemi qui solo

Lasciatemi qui solo, Tornate augelli al nido, Mentre l’anim’e ’l duolo Spiro su questo lido Altri meco non voglio Ch’un freddo scoglio E’l mio fatal martire Lasciatemi morire.

De eerste van de vijf strofen van Lasciatemi qui solo, een liefdesklacht, luidt als volgt:

Ter illustratie selecteer ik twee werken: de dansante canzonetta Chi desia di saper en de dramatische aria Opdracht aan kardinaal Carlo de Medici, Lasciatemi qui solo. De strofische canzonetta is het meest die haar in 1616 in Rome als zangeres liet vertegenwoordigde genre in de optreden bundel (10 van de 17 Temporali). Twee werken zijn betiteld als aria, waaronder Lasciatemi qui solo. De term aria sloeg toen ook vaak op een luchtig strofisch lied (zoals het pastorale lied Al fonte, al prato van haar vader Giulio), maar in dit voorbeeld is het veeleer een dramatisch recitativisch werk, waarbij de baspartij per strofe dezelfde blijft, maar de melodie in de zangstem per strofe varieert (een toen vaak gebruikt procedé, bekend als strofische variatie).

Elke strofe is een combinatie van gekruist (abab) en gepaard rijm (ccdd), met als laatste regel het refrein Lasciatemi morire. De talrijke herhaalde tonen, als imitatie van het spreekritme, karakteriseren de dramatisch-declamatorische recitatiefstijl. De meeste verzen eindigen met een bescheiden versiering. De beperkte melodische ontplooiing accentueert het melancholisch karakter van dit prachtige, bewust ‘eentonige’ lamento. Live-uitvoering op youtube: 1. Chi desia di saper: https://www.youtube.com/watch?v=Z39HqtdNgzM (met

Hier van Chi desia di saper? de eerste strofe van de vier:

Engelse vertaling) Voor de volledige tekst, zie de partituur op imslp.org Voor de Engelse vertaling: zie de publicatie Dian Peacock Jezic, Women

Chi dira desio di saper, che cosa è amore, Io diro che non sia se non ardore, Che non sia se non dolore, Che non sia se non timore, Che non sia se non furore, Io diro che non sia se non ardore Chi desia di saper che cosa è amore.

Composers. The Lost Tradition Found, 2de uitg., New York, 1994, p. 22 (fragmenten vrij op internet te raadplegen) 2. Lasciatemi qui solo: https://www.youtube.com/watch?v=xFdrK8iJwqI (met Engelse vertaling) Voor de volledige tekst (met Engelse vertaling): https://classicalexburns. com/2019/01/17/francesca-caccini-lasciatemi-qui-solo-soften-my-weeping/ Voor de originele uitgave uit 1618, waaraan ook de drie afbeeldingen zijn ontleend: https://imslp.org/wiki/Primo_Libro_delle_Musiche_(Caccini,_Francesca)

Canzonetta Chi desia di saper (p. 90)

Elke strofe bevat zeven regels, met één enkel rijmwoord. De poëzie is volks, luchtig en humoristisch, een satire op (de kwellingen van) de

Francesca Caccini’s eerste optreden als zangeres aan het hof gaf zij in 1600, dertien jaar oud, ter gelegenheid van het huwelijk van Henri IV met Maria de’ Medici. Zij treedt daarna geregeld op aan het hof met een familie-ensemble, Concerto Caccini, samen met haar ouders, broer en zus, en ook in een sopranentrio samen met haar zus en de Romeinse diva Vittoria Archilei. Zij zingt en componeert niet alleen, zij is ook vermaard als virtuoos op luit, gitaar en toetsinstrumenten. Zij schreef ook zelf poëzie, in Toscaanse volkstaal en in het Latijn. In 1604 bevindt de hele familie zich aan het Franse hof. De

Lascatemi qui solo: p. 38 Chi desia di saper: p. 90

Ignace Bossuyt

koning wil Francesca, ‘La Cecchina’, daar graag houden, maar dat wijst de groothertog af, zoals hij in 1608 ook toestemming weigert om haar aan het hof van de Gonzaga’s in Mantua te laten zingen in de première van Arianna van Monteverdi. Kennelijk worden haar diensten al heel snel gewaardeerd. Ook na haar huwelijk in 1606 met de virtuoze zanger en componist Signorini blijft ze optreden aan het hof in Florence, terwijl haar echtgenoot in Rome woont. In 1618, het jaar waarin haar vader overlijdt en ze het Primo Libro publiceert, is ze een van de best betaalde hovelingen en verdient ze veel meer dan haar vader ooit heeft bereikt.

10


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

recensie

Racconti italiani scapigliatura piemontese nel ’53; mentre Calvino guardò alla fiaba (1993) e in tal modo aprì anche la strada ai Racconti di orchi, di fate e di streghe (a cura di M. Lavagetto, 2008). Dunque, a quanto pare, il racconto italiano non sta poi tanto male, nemmeno all’estero, anzi. Mi riferisco al Penguin Book of Italian Short Stories (Penguin, 2019) che può contare su ben due punti di forza: senz’altro la marca editoriale, potente e presente nel vasto mercato in lingua inglese; ma anche il credito di cui giustamente gode la curatrice, Jhumpa Lahiri, potrà contribuire alla diffusione di questo splendente oggetto. È inoltre incoraggiante che Guanda lo proponga in contemporanea nel mercato domestico dove a essere tradotte sono le brevi introduzioni ai diversi pezzi prescelti. L’allestimento include autori novecenteschi, o giù di lì; mentre la scaletta può apparire curiosa, perché propone un ordine alfabetico, ma inverso, che parte da Vittorini e arriva ad Alvaro. Tale disposizione schiva le gerarchie e scansa i capricciosi raggruppamenti tematici, e per di più ha provocato degli accostamenti arditi che mi hanno divertito, come, ad esempio, Il peripatetico di Bianciardi che precede Anna Banti; al contrario, l’alternanza Calvino-BuzzatiBontempelli sembra segnata da una certa aria fantastica. A ciò si aggiunga che le antologie, si sa, sono il luogo dove misurare l’intelligenza, il gusto, altre volte la prepotenza del raccoglitore; e pare siano state pensate per accendere polemiche sui promossi e sui bocciati. Anche in questo caso si potrebbe cominciare a elencare gli esclusi: Borgese, Comisso, Patti e Bassani, Tondelli, ma tant’è. Le lamentele servono a poco, anche perché quando si ha a che fare con diritti, eredi, agenti ecc. certe scelte si spiegano magari al di fuori delle intenzioni di chi porta avanti un impegno talmente complicato. Meglio allora dare notizia che ci sono Fantasticheria di Verga, La Signora di Lalla Romano, la Malinconia di Parise, Mio marito di Natalia Ginzburg: saggi di compiutezza narrativa che possono ancora tornare utili a chi vuole fare questo mestiere. C’è poi da dire che in questo caso si tratta di una collezione d’autore. Jhumpa Lahiri è prima di tutto una scrittrice e per questo il suo lavoro non dovrebbe essere interpretato come una storia letteraria né, tantomeno, come una proposta di canone.

Racconti italiani, scelti e introdotti da Jhumpa Lahiri. Guanda, Milano 2019, pp. 540, € 25 Breve riepilogo: nessuno, a quanto ci dicevano, acquista libri di racconti, perciò gli editori non li propongono, così chi li cerca ne trova pochi (i soliti noti) e dunque, visto che non si smerciano si decide di non pubblicarli. Insomma, un bell’esempio del cane che si morde la coda; finché, inaspettatamente, Alice Munro vince il Nobel (era il 2013) proprio perché, secondo la motivazione ufficiale, è un “master of the contemporary short story”. Allora, dato che ad affermarlo sono gli augusti accademici, la faccenda è stata presa un po’ più sul serio e, di punto in bianco, diverse case hanno ingentilito i propri cataloghi con titoli di singoli autori o con effervescenti miscellanee (ovviamente vanno a ruba quelle di gialli); mentre a Roma nel 2016 una banda di scapestrati s’è addirittura messa in testa di fondare la Racconti Edizioni che, per l’appunto, non fa altro che diffondere “storielle”. D’altra parte, piuttosto che guardare agli editori, andrebbero ripensati gli scrittori italiani che, oltre a vantare il primato di Boccaccio, durante i secoli hanno rivolto al genere grandi e gravi attenzioni, più che mai nel Novecento in cui parecchi – anche tra i poeti! – hanno scritto delle novelle, dei racconti o delle “scorciatoie”. Sovente ciò avvenne proprio nella delicata e formativa gioventù, e non a caso qualche volta queste prove furono degli esercizi per prepararsi alla temibile prova del romanzo, com’è stato per Cassola, Morante, Tomasi di Lampedusa; a volte invece alcuni testi brevi reggono perfino il confronto con i romanzi, e in questo caso penso a Pirandello, Primo Levi, Moravia, Pavese, per quanto in lui il discrimine tra racconto (lungo) e romanzo (breve) è difficile da determinare; mentre in qualche occasione, per Buzzati o Parise, le prose corte rappresentano proprio il meglio della loro opera. A rendere visibile e a interpretare questo patrimonio ci pensò Enzo Siciliano con quel monumento nella lussuosa collana mondadoriana che è Racconti italiani del Novecento (1983), volume fortunato che dopo nemmeno vent’anni venne ampliato addirittura in tre tomi (2001). C’è poi un côté speciale di cui si accorse Contini che compilò e commentò delle crestomazie da par suo: Italie magique nel 1946 e in seguito i Racconti della

11


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

In fondo è lei stessa a illustrare sia il metodo sia l’intento: «ho privilegiato le donne, gli autori trascurati e meno conosciuti e quelli che hanno interpretato con particolare passione e virtuosismo la forma breve. Il mio obiettivo è fornire un ritratto sincero dell’Italia» (p. 18), e a questo proposito può aiutare anche la Cronologia che mette in parallelo gli eventi storici e quelli letterari. Ecco, quelli dati da Lahiri mi paiono dei criteri sufficientemente buoni, ma oltre a questa giustificazione seria, io credo che se ne debba cercare un’altra, più privata, ovvero l’innamoramento per la nostra lingua e la sua letteratura. A quel richiamo la sventurata ha risposto, e questo libro altro non è che il resoconto di quella seduzione. Se ciò, tuttavia, non fosse (completamente) vero, il lettore avrà comunque tra le mani degli esempi superbi di stile; una varietà da capogiro di questionie situazioni, di trame e caratteri, di luoghi, spazi e classi; una serie quasi completa di ideologie e fedi. Parti che però, vorrei sottolineare, valgono più della loro somma e che vanno considerate, ognuna, per il personalissimo pregio. A leggere questa raccolta si corre tuttavia un rischio, uno di quelli grossi: e cioè di consumarsi di nostalgia per quel secolo ormai distante, che forse è stato feroce ma sazio di raffinatezze ormai impensabili. Gandolfo Cascio

Italië vanaf je balkon

Op reis door het boekenaanbod Een paar maanden geleden leek het me een goed idee om voor de Notiziario op zoek te gaan naar Italiaanse lichtpuntjes in lastige tijden. Ze lagen tussen alle ellende voor het oprapen – mensen zongen elkaar moed in vanaf balkons, het water van Venetië was eeuwenlang niet zo helder als nu, dieren gingen met vooruitgestoken borst op verkenning door stadscentra om al dat erfgoed eens goed in zich op te nemen. Naarmate de ernst van de situatie in alle opzichten ook in Nederland doordrong, bleek deze insteek rap achterhaald. Wat dan te doen te midden van alle grafieken en statistieken? Hoe kun je Italië nog proeven en ruiken vanaf een gazon in Groenekan of op de sofa in Overvecht? Boccaccio’s brigade in de Decamerone gaf het goede voorbeeld: verhalen uitwisselen tot het onheil is weggeëbd. Nederlandse acteurs lezen elke dag een van de honderd verhalen voor ‘als ode aan het leven‘. Mensen maken weer tijd om boeken te

lezen. Vergeten titels fonkelen weer, zeker als ze over dreiging en ziekte gaan. De pest van Albert Camus prijkt inmiddels weken hoog in de lijstjes met bestverkochte boeken en bokst moedig op tegen de dominantie van Lucinda Riley. Opvallend genoeg lijkt deze hang naar het bekende in onzekere omstandigheden te zijn voorvoeld door Nederlandse uitgevers. In de voorjaarscatalogi staan namelijk heruitgaven van Italiaanse klassiekers gepland. Hier volgen er enkele – plus een bredere greep uit het actuele aanbod aan Nederlandse vertalingen van Italiaans werk en andersom, en niet te vergeten Nederlands werk met de blik op Italië gericht. Met een kleine slag om de arm, want publicatie wordt soms opeens uitgesteld omdat ons leesgedrag daar om lijkt te vragen. Thrillers en boeken die ons een droomwereld voorschotelen worden naar voren gehaald, andere werken komen later in de etalage te liggen.

12


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

Klassieken

Het verdere aanbod

Schrijvende bèta’s

De Nederlandse blik op Italië

De Bezige Bij pakt uit met een gebonden editie van Claudio Magris’ magnum opus Donau (1986), in de vertaling van Anton Haakman. Magris schepte er haast een nieuw genre mee: de biografie van een rivier, met in Magris’ geval een ongekende reikwijdte qua tijd en plaats, van Ovidius tot Kafka en van Beieren tot de Zwarte Zee. Navolgers zijn bijvoorbeeld Peter Ackroyd met zijn biografie over de Theems en Martin Hendriksma die een boek schreef over de Rijn. Uitgeverij Wereldbibliotheek heeft een nieuwe druk van De woestijn van de Tartaren (1940) van Dino Buzzati uitgebracht, waarin hoofdpersonage Giovanni Drogo heel treffend een beroepsleven lang wacht op een onzichtbare vijand. Drogo’s toewijding aan zijn opdracht in een dorre omgeving, zijn hoop dat de vijand juist komt – anders is alles voor niets geweest – is even onbegrijpelijk als fascinerend. LJ Veen had eveneens een vooruitziende blik: in juni verschijnt de derde druk van Waarom zou je de klassieken lezen? van Italo Calvino. Vanuit vele invalshoeken en definities laat Calvino zien waarom de klassieken er nog steeds toe doen – zeker nu, is de logische gedachte. Bij Prometheus staat een volgende druk gepland van In de ban van mijn vader (2001) van Sandro Veronesi, van wie onlangs de roman De kolibrie verscheen. Na een film is De naam van de Roos van Umberto Eco nu ook omgewerkt tot een tv-serie – reden om een 61e druk van de Nederlandse vertaling uit te brengen.

We zien meer vertrouwde namen in de brochures. De tweeeenheid Domenico Starnone (Geintje) en Elena Ferrante (Het leugenachtige leven van volwassenen) mag niet ontbreken. In het prospectus heeft Wereldbibliotheek het bij Ferrante nog optimistisch over een aftelcampagne, een grote lancering, abri-posters en ‘blow-ups’. Opnieuw is Napels het toneel, wederom staat een tienermeisje centraal. Wie houdt van Venetië en misdaad zal niet worden teleurgesteld door Donna Leon, de Amerikaanse schepper van commissaris Brunetti die haar beproefde recept ditmaal loslaat op De troonopvolger. Van Francesco Recami is bij Serena libri een derde titel verschenen: de thriller Het geheim van Angela (vertaling: Carolien Steenbergen), waarin een lerares op zoek gaat naar een ontvoerde leerling en zich daarmee in een ongewis avontuur stort. De Bezige Bij is een van de weinige uitgevers die het aandurft een Italiaanse schrijver te laten debuteren voor een Nederlandstalig publiek, al had Claudia Durastanti in verschillende landen ondertussen een bekende naam. De vreemdelinge, vertaald door Manon Smits, werd heel positief ontvangen in Trouw (“Indrukwekkende memoires over het opgroeien bij arme, onbeschofte, excentrieke, dove ouders”) en de Volkskrant (“Fabuleus doorbreekt Claudia Durastanti de stilte van haar jeugd”). Het autobiografische werk is geschreven vanuit een bijzondere voorgeschiedenis: Claudia werd geboren in Brooklyn en emigreerde op jonge leeftijd naar de Basilicata.

Een andere rode draad in het aanbod is de liefde van uitgevers voor schrijvende Italiaanse bèta’s. Wiskundige Paolo Cognetti blijft trouw aan de bergen, getuige zijn laatste boek Zonder de top te bereiken. Natuurkundige Paolo Giordano, van de priemgetallen, kan niet om de coronacrisis heen. Zijn essay In tijden van besmetting verscheen begin april en werd vertaald door Pietha de Voogd. Alles staat op het spel, getuige de tekst op het omslag: “Ik ben niet bang dat ik ziek word. Waarvoor dan wel? Voor alles wat de coronabesmetting kan veranderen. Ik ben bang dat ik ontdek dat de beschaving die ik ken een kaartenhuis is. Dat alles wordt uitgewist. Maar ik ben ook bang voor het tegenovergestelde: dat als de angst straks weg is, alles bij het oude is gebleven.” Een deel van de opbrengst komt ten goede aan medisch onderzoekers. Guido Tonelli, medeontdekker van het Higgsdeeltje, publiceert Genesis, een boek met een titel van Harari-achtige allure over “het grote verhaal van de oerknal tot nu”. Het Algemeen Dagblad interviewde hem: hoe pers je miljarden jaren in een paar honderd pagina’s en hoe maak je ingewikkelde materie begrijpelijk en verteerbaar?

Van historici Pepijn Corduwener en Arthur Weststeijn wordt een dusdanig herziene versie verwacht van Proeftuin Italië – met als centrale these dat wat in Italië gebeurt de voorbode is voor ontwikkelingen elders – dat zelfs de titel moet veranderen: Het Italiaanse experiment. Jaap van Osta, oud-docent Italiaanse geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, komt dit jaar met een geactualiseerde versie van Een geschiedenis van het moderne Italië, alweer de 8e druk. Ditmaal geen Vespa’s op het voorplat, maar het suikerpaleis of de typemachine van Vittorio Emanuele II. Jan Brokken reist in zijn laatste boek Stedevaart verschillende malen af naar Italië. Hij neemt ons mee naar de botanische tuin van Cagliari, waar de moeder van Italo Calvino ooit directrice was. De in Italië populaire Brokken heeft zich door een vasthoudende bezoekster van zijn lezingen laten overtuigen om Bergamo te bezoeken, de stad waar operacomponist Donizetti stierf, en gaat in Venetië op zoek naar Bellini. In Bologna duikt hij in de geschiedenis van de schilder Giorgio Morandi, die met zijn zussen in een appartement woonde en het liefst altijd in de buurt bleef van zijn slaapkamer-atelier – een verhaal dat je anders leest in het licht van de huidige beperkingen.

13


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

Nederlands werk in het Italiaans

voetbalboeken de afgelopen jaren in Nederland hebben genomen slaat Italië niet over. Op Sicilië lagen Marco van Basten, Johan Cruijff en Ruud Gullit gebroederlijk naast elkaar. Wie op zoek is naar leestips voorbij het actuele aanbod, kan ik aanbevelen: https://www. ditisitalie.nl/beste-boeken-italie/

In Catania stuitte ik op Il disagio della sera van Marieke Lucas Rijneveld, die met de Engelse vertaling van De avond is ongemak op de shortlist van de International Man Booker Prize is beland. Mathijs Deen schreef Over oude wegen, dat in mei is verschenen bij Iperborea (Per antiche strade). In deze reis langs belangrijke doorgangswegen door de millennia heen leren we onder meer Bulla kennen, de struikrover die als een Robin Hood de rijken beroofde en slaven vrijkocht. Italiaanse lezers kunnen zich verheugen op Ingegneri di anime van Frank Westerman, eveneens verschenen bij Iperborea. En de hoge vlucht die

Dennis Smit

The New Pope: una via di mezzo? dell’attenzione verso questo Chi ha seguito The Young Pope segretario dello Stato Vaticano, (2016, HBO) è rimasto con costretto a condividere la sua l’ultima scena della serie posizione con quella di segretario televisiva prodotta per il canale personale coperta da Sister Mary Sky: papa Pio XIII è svenuto (o (interpretata da Diane Keaton) morto?) dopo aver pronunciato nella prima serie, ma grande a Venezia la sua omelia ai fedeli, costruttore di trame nell’oscurità in cui proponeva una chiesa quando non passava le sue serate dell’amore. Un punto a cui era intime a casa insieme al giovane arrivato dopo aver adoperato disabile Girolamo. durante il suo papato il ritorno Il primo episodio di The New della Chiesa ai suoi dogmi, The Young Pope ( Jude Law) e The New Pope ( John Malkovich) Pope, che ne conta nove invece attribuendo a se stesso il ruolo dei dieci di The Young Pope, si apre su un pontificato in pieno di interlocutore con Dio e rifiutando di svolgere quello di disfacimento, con Pio XIII in coma senza la speranza di comunicatore che gli viene richiesto dalla società dei media. risvegliare, e sul consulto surreale dei cardinali in un boschetto È l’artefice di diversi miracoli, con esiti benefici o mortali, e di bambù per decidersi sul da fare per la votazione di un si identifica con quegli artisti come Salinger, Bansky o Mina successore. Nonostante Voiello sembri avere il controllo della che creano il loro culto negando la loro immagine al pubblico. situazione il papa eletto, Tommaso che nella prima serie era Si autodefinisce una ‘contraddizione’ essendo un papa che il confessore di Pio XIII, ribalta in modo carnevalesco le forze non crede in Dio, e dopo essere stato eletto professa di avere di potere facendosi nominare Francesco II e minacciando di l’ambizione di scatenare una ‘rivoluzione’. Pio XIII – Lenny Belardo, con quell’aria ambivalente e affascinante tra arrogante, farla finita con i privilegi e le ricchezze accumulate, il che in brevissimo tempo gli viene a mistico ed empatico allo stesso costare la morte. Lo spettatore, tempo, viene interpretato alla abituato a una narrazione perfezione da Jude Law. La serie, incentrata su Pio XIII e sulle stando ai meme prodotti dai ambiguità e sull’ironia generate fan, ha generato soprattutto dalla sua presenza e dal suo un culto intorno al papa Jude agire, si trova inizialmente Law, mettendo un po’ in ombra spiazzato da questo inizio in cui l’altro protagonista, il cardinal i personaggi sembrano essersi Voiello, l’intrigante politico trasformati in macchiette, tifoso del Napoli interpretato con in cui il disordine creativo convinzione da Silvio Orlando. sembra andare nella direzione Dalle foto rilasciate dal regista di un ingrandimento della vena su Instagram per preannunciare grottesca, già presente in The la nuova serie, si poteva però Young Pope ma sempre entro i già intuire uno spostamento La delegazione vaticana va a trovare Sir John Brannox

14


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

che i genitori, chiusi nel loro limiti della verosimiglianza. lutto, lo hanno ripudiato. Per di più, vediamo il cardinale Questa condizione fa di lui un Voiello dialogare con il suo debole ricattabile e cedevole a doppio nello specchio, un’altra influenze compromettenti, pur deviazione dalla normalità permettendogli la sua ‘campana che sposta l’attenzione del di vetro’ in cui ritirarsi. ‘cinema di eccesso’, come è Mentre la situazione alla ‘corte’ stato caratterizzato quello papale degenera, a Venezia si di Sorrentino, all’elemento compie un altro miracolo: Pio alienante. Chi si era identificato XIII, idolatrato da un gruppo di con Lenny, grazie alla complicità cattolici oltranzisti che, vestiti creatasi con il pubblico con con felpe con la riproduzione lo strizzare dell’occhio ogni della sua immagine, pregano volta che faceva la sua ‘sfilata’ : L’‘ombra’ di Voiello (Silvio Orlando) ostinatamente per il suo nei crediti di apertura prima risveglio, risuscita dal coma, con grande sorpresa del suo di ogni episodio, viene ora costretto ad adattare lo sguardo a medico curante che lo accoglie nel suo palazzo finché non questa combriccola di porporati, pronti a mettere in scena una può tornare a Roma. Vediamo un Lenny Belardo diventato rivisitazione del ‘satyricon’ felliniano in chiave aberrante. Il paragone con Fellini è uno dei più frequenti quando si discute il più unidimensionale e meno potente. La sicurezza acquisita per aver visitato l’aldilà e per aver acquistato la preveggenza cinema del regista napoletano, a partire da La grande bellezza. dei santi, non gli serve per fungere da medium con Dio e Morto Francesco II la via sembra spianata, grazie alla per compiere miracoli a richiesta. Belardo è anche cosciente situazione d’emergenza, per reclutare un candidato che del fatto che è cambiato il suo statuto: non più regnante è corrisponda all’identikit di un pontefice di chiara fama, diventato l’idolo di un gruppo di fanatici, una forza che solo lui senza essere radicale come lo era Pio XIII e senza essere un saprà domare, per cui ritiene indispensabile il suo ritorno alla esaltato come Francesco II, ma uno che possa rappresentare carica per dare guida a una chiesa ‘in guerra’ con l’Islam. una chiesa moderata e allo stesso tempo manovrabile da chi Il ritorno di Lenny a Roma desidera uscire dall’ombra. Una crea una serie di situazioni delegazione guidata da Voiello che destabilizzano lo status quo e da Sofia (Cécile de France), affermatosi con un triangolo l’addetta alla comunicazione della immorale di potere, costituito Santa Sede, si sposta a Londra dal ministro delle finanze, per incontrare Sir John Brannox, il tesoriere del Vaticano e il interpretato da John Malkovich, cardinal Spalletta, che Giovanni un erudito aristocratico noto Paolo III ha nominato come per il suo saggio teologico sulla segretario personale per motivi ‘middle way’, la via di mezzo. legati al suo passato personale. Stuzzicata abilmente la sua L’incontro tra i due papi nella vanità da Voiello, riescono a Cappella Sistina risulta nel convincerlo e viene eletto quasi ritiro di Brannox nella sua all’unanimità – eccetto un voto La ‘tenerezza’ divina villa londinese dove i genitori per Lenny Belardo (che poi si lo riaccolgono perdonandolo, rivelerà essere stato il suo). Il mentre Pio XIII fa la sua rentrée neo papa Giovanni Paolo III, alla stessa maniera che nella prima serie: su una portantina che invece di una irriverente ‘contraddizione’ si presenta nella Cappella Sistina con la tiara in testa e il manto ricamato fragile come un ‘pezzo di porcellana’, sembra coprire il ruolo addosso ricoprendo così il suo ruolo di papa patriarca e da lui richiesto alla perfezione: con le sue abilità retoriche guerriero. La presa in ostaggio in una scuola di sei bambini convince subito i fedeli che la chiesa dell’amore abbia trovato e un prete sull’isola di Ventotene ha termine con la forza, il suo interprete ideale e rassicura i politici e politicanti che e i colpevoli non sono membri di un gruppo terroristico questo papa, contrariamente a Pio XIII, si lascerà guidare nelle islamico, ma invece proprio quei cattolici integralisti, a cui faccende mondane. Il nuovo papa preferisce infatti prenderne si era aggregata anche Esther, la donna a cui Pio XIII aveva le distanze per potersi dedicare in privato ai suoi svaghi regalato miracolosamente un figlio nella prima serie. Il papa, intellettuali e abbandonarsi al lusso e al contenuto segreto intransigente, fa arrestare tutti, e dopo la sua omelia a piazza della sua scatola d’argento. La nuova minaccia del terrorismo San Pietro, luogo che era stato attaccato nel suo cuore da un islamico gli impedisce però una rinuncia totale alla funzione attentato terroristico alla Pietà di Michelangelo, si mischia pubblica di padre spirituale di una comunità, e lo costringe a con i fedeli e si lascia trasportare nella basilica sdraiato sulle fare i conti con il fantasma che lo perseguita, il fratello gemello mani della folla, per finire, esanime?, sdraiato come il corpo di cui non ha potuto impedire la morte con la conseguenza

15


| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 30 – nummer 2 |

di Cristo, sullo zoccolo della statua michelangiolesca. Prima della chiusura della seconda serie vediamo Voiello vestito con il mantello papale: sarà lui il protagonista della terza? Vediamo anche il compiersi di una serie di esiti felici, come l’unione tra Sofia e Brannox e la gravidanza della moglie del medico. Tutti questi ingredienti sembrano in forte contraddizione con la cosiddetta ‘middle way’ che costituisce il fulcro della filosofia di papa Giovanni Paolo III, che nonostante il nome sembra avere più somiglianze con papa Ratzinger che non con papa Wojtyla. Analogia che salta in mente dopo il successo del film The two Popes di Fernando Meirelles in cui vediamo la messa in scena del contrasto ma anche dell’amicizia tra Papa Benedetto XVI e Papa Francesco. Mentre in The New Pope il papa inglese esalta la gentilezza dei benevoli e la fragilità dei diversi, i personaggi sembrano essere divorati a dismisura dai vizi dell’avarizia, della lussuria e della superbia. Non sembra esserci spazio per la mitezza e la tenerezza in un mondo

manovrato da forze irrazionali e occulte, come ci fa capire il personaggio diabolico di Bauer, divoratore di molluschi, e informante (o complice?) di Voiello nel trasformare ogni trama in complotto. Le donne protagoniste nella serie, Sofia e Esther, sono corpi desideranti, a cui la sessualità dà l’esercizio di dominio. Quando invece il sesso si trasforma in dipendenza esse perdono la loro facoltà di agire e vengono agite da altri. Forse la via di mezzo è proprio questa, la facoltà di fondersi con l’opposto che ci separa da ciò che desideriamo. E in questo risiede il ‘mistero’ della fede cattolica, come non smette di sottolineare Papa Pio XIII. Paolo Sorrentino, The New Pope, Sky Atlantic – HBO 2020, disponibile attraverso Lumière Series. Monica Jansen

Musea in Italië Net als in Nederland hebben ook in Italië de musea de deuren moeten sluiten ter beteugeling van het coronavirus. En net als in Nederland hebben ook veel van de Italiaanse musea het initiatief genomen om de huidige digitale media in te zetten om toch van zich te laten horen en vooral te laten zien.

Een hoogtepunt dit jaar in Rome zou zijn geweest de tentoonstelling gewijd aan de 500 jaar geleden overleden Rafaël, officieel Raffaello Sanzio. Het museum Le Scuderie del Quirinale, dat de tentoonstelling organiseerde, heeft nu een ‘tour video tra le sale’ beschikbaar gemaakt, te bekijken op: scuderiequirinale.it/media/unapasseggiata-in-mostra.

In Turijn is van een van de belangrijkste kunstbeurzen in Italië, Artissima, het initiatief uitgegaan voor een genealogie van hedendaagse kunstenaars: een aantal kunstenaars wordt uitgenodigd om twee collega-kunstenaars aan te wijzen met wie zij een bijzondere band ervaren: de ene omdat zij die zien als ideaal, als groot voorbeeld, de tweede als ‘navolger’, als ‘afstammeling’. Het idee is, op deze manier een soort stamboom op te stellen en op instagram te publiceren. Een mooie gelegenheid om te laten zien wat voor banden er bestaan in de wereld van de kunsten. Info: www.artissima.art Met dank aan Touring, maandblad van Touring Club Italiano

Foto: researchgate.net

Foto: casertaweb.com

16


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.