Nb2006 02

Page 1

NIEUWSBRIEF jaargang 7 - nummer 2 - 10 juli 2006

Foto: Peter Verschoor

In dit nummer: Cornelis avond in Vreeswijk

2

Van Fahnenflucht tot Cornelis Vreeswijk

4

3

Harmonie der sferen

5

Wandeling in Amsterdam

6

Zeeman op de pampa’s

7

door Marcel Noorlander

Cornelis avond in Vreeswijk door Rona Tammer

Tekst Ich will ’s nicht mehr schlucken…

3

Cornelis Vreeswijk Genootschap p/a Bas van Geel Ilpenstein 2 1121 GT Landsmeer genootschap@cornelisvreeswijk.nl

.

Swedish Chef

8

Oproepen

8

Stockholmreis november 2006

8

Bijlagen:Brieven aan Peter Schilling

Dit is een uitgave van het Cornelis Vreeswijk Genootschap. Het CVG is een vereniging voor liefhebbers van Cornelis Vreeswijk, en wil de herinnering aan Vreeswijk in Nederland levend houden. Het CVG organiseert daartoe bijeenkomsten, geeft een nieuwsbrief uit, onderhoudt een internetsite en steunt projecten die bijdragen aan de doelstelling van het genootschap


nieuwsbrief CVG - jaargang 7 - nummer 2 - pagina 2

Verslag van de Vreeswijkavond in Vreeswijk door Marcel Noorlander Soundchecks en een maaltijd Het eerste dat opvalt, als je bij het haventje van het dorp Vreeswijk (Nieuwegein) rondloopt, is de knusheid van de omgeving. Die knusheid is eigenlijk wel permanent. Het tweede is de hoeveelheid wind, die je bijna uit je laarzen en van de kade blaast; gelukkig is dat semi-permanent. Om een kennismaking met het diepe water van de haven echter te vermijden (het waait écht hard), is ‘t zaak snel naar Gasterij Sint Jan te gaan. De Gasterij is het restaurant waar deze avond de jaarlijkse Cornelis Vreeswijk muziekavond wordt gevierd. Bij binnenkomst is het eerste dat opvalt, dat het plafond is beplakt met kranten en posters, voornamelijk filmposters. Zowaar staat er zelfs nog een oude bioscoopprojector in de hoek van de zaal. Verder is het gewoon een gezellige kroeg, dat bestaat uit twee gedeelten. Vóór is er de tap (niet onbelangrijk) en het eigenlijke café, achter is er een ruimte waar men kan zitten, maar die ook als dansvloer kan dienen; maar belangrijker nog: het podium! En dáár zal het die avond moeten gebeuren. Nu maar hopen, dat de opkomst goed zal zijn. Voor het Eurovisie Songfestival hoeft niet gevreesd te worden, dat is elk jaar toch niks. Het weer kan echter nog parten spelen. liefhebbers meer interesse hebben voor datgene wat zich afspeelt in de zaal zelf.

Oorspronkelijk is gehoopt, dat Vreeswijk liefhebbers (in de breedste zin van het woord) nog een wandeling door Vreeswijk en over de Lekdijk kunnen maken, maar het weer is er duidelijk niet naar. Voor je plezier hoef je het in ieder geval niet te doen. Gevolg is wel, dat een ieder De Gasterij binnenvlucht, en midden in het geroezemoes en de drukte van de voorbereidingen voor de avond terechtkomt. En wat oorspronkelijk eigenlijk bedoeld is als soundcheck, wordt door de aanwezige gasten óók al Ofschoon Gasterij Sint Jan de sfeer uitademt van een oud Filmhuis (getuige de posters en de projector) komen we niet voor films, alhoewel er voor de liefhebbers wel iets te kijken valt. Lourdes Boasman heeft een stel DVD’s, met bekende, maar ook onbekende, opnamen van Cornelis Vreeswijk meegebracht. Deze kunnen in een stiller hoekje van het etablissement door liefhebbers worden bekeken op een draagbare televisie. Echter zal al snel blijken, dat de binnenlopende gasten en beloond met applaus: de stemming zit er dus al vlot in, terwijl de avond nog moet beginnen. Maar op zich is het natuurlijk al boeiend genoeg om de artiesten stuk voor stuk hun check te zien en horen doen.

gesmuld wordt, zullen Bas van Geel, Henk Bodde en Jan Deurloo het gesmak van de aanwezigen trachten te overstemmen met muziek en zang. Dit loopt echter niet helemaal zoals gepland. Eén en ander loopt namelijk al flink uit, maar naast de geluiden die de artiesten met hun soundcheck produceren, klinkt uit sommige hoeken van de zaal nu ook nog geborrel als extra begeleiding. De trek slaat toe, maar uit de keuken komt nog niets! Besloten wordt om éérst bovengenoemde tafeltroubadours van voedsel te voorzien, zodat zij in alle rust kunnen zingen en spelen, tegen de tijd dat de overige aanwezigen ook hun maaltijd wegwerken. Echter, als de keuken op gang komt, komt ze ook echt op gang. Onze drie zangers zitten nog aan de dis, als het eten voor de overige gasten al wordt aangevoerd. Dat is dus schrikken en daarna schrokken voor het al eerder genoemde trio. Gelukkig bestaat de maaltijd uit kipfilet…, géén botgevaar…! En terwijl de eters nog genieten van een heerlijke maaltijd, gegarneerd met een smakelijk toefje livemuziek, maken de eerste ‘avondgangers’ hun opwachting al, aanen binnengelokt door de melodieuze stem van Jan Deurloo. Wilt u echter ook nog weten hoe de muziekavond zelf is verlopen, dan kunt u dit weer lezen in het Vooraleer de avond echter werkelijk zal verslag van Rona Tammer, elders in beginnen, is er voor de liefhebbers nog deze Nieuwsbrief. de mogelijkheid om een “Vreeswijk”maaltijd te nuttigen. Dit zal worden Foto’s: Marcel Noorlander opgediend in dezelfde zaal en terwijl er

Jan Deurloo

Rik Lorenzo-Dros

Astrid Nijgh

Bas van Geel en Henk Bodde

Piter Wilkens

Ibo en de Alibi’s


nieuwsbrief CVG - jaargang 7 - nummer 2 - pagina 3

Verslag van de Vreeswijkavond in Vreeswijk door Rona Tammer Het avondprogramma begon een half uur later dan gepland was. Dit, omdat de mensen die het dagprogramma hadden gevolgd nog aan hun toetjes zaten. Voor de ‘avondgangers’ was dit geen enkel probleem. Jan Deurloo was met zijn Cornelis-vertolkingen voor de ‘die hards’ als een auditief dessert en voor de nieuwkomers als een voorafje. Twee vliegen in één klap, dus. Na de officiële opening van de avond door Lourdes Boasman, nam Rick Lorenzo Dros als presentator het woord over. Hij zong enkele liedjes van Vreeswijk, die niet alleen waren bedoeld voor de leden van het genootschap, maar ook voor zijn grootste fan: zijn dochter Tinka, die de rest van de avond geen stap van zijn zijde week. Als een niet te missen spin in het web, zong uiteraard Tonny Bik-Vreeswijk ook weer een aantal liedjes van haar broer. Hierop volgde een optreden van Astrid Nijgh, die een beetje kwaad was over de herrie die de niet bij het CVG behorende restaurantgangers maakten. Dit was niet te vermijden, omdat de beschikbare ruimte werd gedeeld door twee belangengroepen. Op zichzelf was Gasterij Sint Jan een prachtige locatie in juist dat oude stukje Nieuwegein (Vreeswijk), waar gezang, gelag(ch) en een goede maaltijd eigenlijk prima samen kunnen gaan. Dus zong Astrid maar wat harder. Na de pauze zong Piter Wilkens enkele Cornelis-liederen. Niet in het Zweeds, niet in het Nederlands, maar in het Fries. Het was een vreemde gewaarwording. Dit was geen Zweedse vertolking, noch een Nederlandse. Maar het klonk alsof er van beide talen wel iets vertegenwoordigd werd. Cornelis Vreeswijk op weg van Nederland naar Zweden. Ibo Bakker & de Alibi’s verzorgden het laatste optreden. Deze keer waren de Alibi’s weer eens compleet. Naast Ibo Bakker zelf (gitaar, zang, viool) stonden Izak Boom (mandoline, accordeon), Sybren van Doesum (trompet) en Sander Huiberts, de vervanger voor de vaste contrabasspeler Kees van Velthooven weer als altijd de sterren van de hemel te spelen. Ibo & de Alibi’s wisselden liedjes van Cornelis af met eigen repertoire, grotendeels van de CD Cocagne. Zelfs het nummer ‘Het laatste sprookje’, verschenen op de CD ‘Cornelis Vreeswijk, Een Hommage’ uit 2002, ontbrak niet. Dat de door Ibo Bakker & de Alibi’s vertolkte nummers van Vreeswijk en het eigen repertoire naadloos op elkaar aansluiten, bleek uit het publiek. Of men zong mee, of men gaf enige blijk van ritmische bewegingen. Na het laatste nummer werden Ibo Bakker & de Alibi’s teruggeroepen voor een toegift.

Met ‘Cocagne’ en ‘Kikkers aan de Kant’ Ich will ’s nicht mehr schlucken… wist het gezelschap zelfs twee dames het ’Ik wil het niet pikken’ swingpaleis binnen te sleuren. Van Cornelis Vreeswijk naar het Duits Na het overdonvertaald door Peter Schilling derende optreden van Ibo Bakker & de Alibi’s sloot Tonny Bik-Vreeswijk de Ich tu alle Tag meine Arbeit und denk, avond af met een in die Wieg kriegt ein jeder dasselbe Geschenk: gedicht. Alsof de Zweedse Kapital grad zum Leben, doch laufend traditie naar NederKredit, land is overgewaaid, zongen enkele leden bekommen ganz wenige, wie man so op het open podium nog gezamenlijk het sieht! lied ‘I natt jag drömde’. Tot zeker een uur Ich will ’s nicht mehr schlucken, aber na de optredens werd er nog gezellig wie weiβ ich nicht, nageborreld. Reden genoeg om te zeggen dat er weer das macht mich so traurig und wurmt mich und sticht. een geslaagde avond achter ons ligt. Foto’s: Marcel Noorlander

Uit: “In de plaats van ansichtkaarten”, 1974 door Cornelis Vreeswijk. Vertaald en voorgedragen op Cornelis Vreeswijk muziekavond door: Tonny Bik-Vreeswijk

Aan de grote meneer Ik heb een harpoengeweer. Dat richt ik op jou, meneer. Helaas, ik steek je in je maag. Dat ziet de overheid niet graag. Maar echt, dat kan mij niet bekoren. Laat heel de stad het horen. Kom je dichtbij? Je eigen schuld. Ik wacht op je, ik heb geduld. Want mijn waanzin die is kil. Kom dichterbij uit eigen wil. Kom dichterbij, kom, kom meneer En proef van mijn harpoengeweer. De oorzaak, die ligt voor de hand En mijn leven is precies een seconde meer waard dan dat van jou. ’t Is maar dat je het weet.

Ich will ‘s nicht mehr schlucken, doch ‘s bekommt mir nur schlecht – der kleine Mann kriegt doch von niemandem Recht! Bau niemals auf andre, sonst baust du auf Sand, das hatte mein Groβvater auch schon erkannt. Meine Oma kam mit den paar Kröten kaum rund, und sie lebten, wie ich, von der Hand in den Mund. Ich will ’s nicht mehr schlucken, aber wie weiβ ich nicht, das macht mich so traurig und wurmt mich und sticht. Ich will ‘s nicht mehr schlucken, doch ‘s bekommt mir nur schlecht – der kleine Mann kriegt doch von niemandem Recht! Setz ich mir ’nen anderen Hut auf als er, dann läuft der vorbei, und er grüβt mich nicht mehr, und sauf ich mir einen an, nur so zum trost, krieg ich Ärger daheim mit der Frau – na dann Prost! Ich will ’s nicht mehr schlucken, aber wie weiβ ich nicht, das macht mich so traurig und wurmt mich und sticht. Ich will ‘s nicht mehr schlucken, doch ‘s bekommt mir nur schlecht – der kleine Mann kriegt doch von niemandem Recht!


nieuwsbrief CVG - jaargang 7 - nummer 2 - pagina 4

Van Fahnenflucht tot Cornelis Vreeswijk door Marcel Noorlander

Het was in het jaar 1973 dat Peter op de radio iemand hoorde zingen, van wie hij direct onder de indruk was. Zeg maar dat hij fan werd op het ‘eerste gehoor’.Over die man wilde hij meer weten. Tegen zijn gewoonte in pakte hij de telefoon en ging bellen. ‘’Ik weet echt niet meer met wie ik allemaal gesproken heb. Het zou Joost den Draaijer kunnen zijn geweest, maar ook Gerrit den Braber. Hoe dan ook, uiteindelijk kreeg ik het telefoonnummer van de moeder van deze zanger die Cornelis Vreeswijk bleek te heten. Via zijn moeder kwam ik met hem in contact. Hij was in die tijd absoluut nog niet bekend in Nederland. Helaas kan ik mij niet meer precies herinneren welk liedje ik Fahnenflucht, ofwel desertie. In de destijds als eerste van hem heb Tweede Wereldoorlog hebben meer gehoord.” dan 100.000 Duitse soldaten een sprong in het ongewisse gemaakt en zijn gedeserteerd uit de Duitse Wehrmacht. Ongetwijfeld zullen er tienduizenden méér soldaten met dezelfde gedachte hebben rondgelopen, maar niet de moed hebben kunnen opbrengen om hun wens tot uitvoer te brengen. Denkende soldaten waren absoluut niet welkom in het Nationaal Socialistische Duitsland van Hitler en zijn trawanten. Want: een soldaat die nadenkt, was een slechte soldaat. Op desertie stond de doodstraf en als je als militair met zulke plannen rondliep, moest je wel heel sterk in je schoenen staan. Als de 83-jarige Duitser Peter Schilling, die in de Tweede Wereldoorlog Wehmachtssoldaat is geweest, niet was gedeserteerd, had hij waarschijnlijk nooit van Cornelis Vreeswijk gehoord. Na vele omzwervingen streek Peter Schilling na de oorlog uiteindelijk neer in Nederland. In de tijd dat hij hier nog op een woonboot woonde, hoorde hij voor het eerst de stem van Cornelis Vreeswijk op de radio. Zijn stem raakte hem diep. Die man moest en zou hij leren kennen - hetgeen hem ook is gelukt. Peter Schilling is actief als dichter en zanger onder de naam Peter d’ Almere, alwaar hij nu ook woonachtig is.

Waarschijnlijk zijn méér dan 30.000 Duitse deserteurs door het régime omgebracht. In de Eerste Wereldoorlog waren dat er slechts twintig. Tóch hebben tienduizenden jongemannen hun voornemen daadwerkelijk uitgevoerd. Deserteren was een hachelijke onderneming. Zolang als je het uniform van je land droeg, waren je makkers je kameraden. Trok je dat uniform echter uit, dan waren diezelfde makkers plotsklaps je doodsvijanden. Peter Schilling waagde de stap.

Peter Schilling

Toen Cornelis weer een keer in Nederland was, hebben Peter en hij elkaar voor het eerst ontmoet in hotel Américain in Amsterdam. “Kees bleek een heel amicale vent. Het werd dan ook een gezellig gesprek. Opeens werden we gestoord door twee meisjes, van ongeveer 20 jaar oud, die een heel enthousiaste conversatie met Kees aangingen, in een taal die ik absoluut niet begreep. Hij verontschuldigde zich voor de storing en vertelde hij dat hij weliswaar niet

bekend was in Nederland, maar des te meer in Zweden. Beide dames waren afkomstig uit Zweden en waren dolgelukkig om hun favoriete zanger in Amsterdam tegen het lijf te lopen.’’ Na het aangename samenzijn, namen Peter en Cornelis afscheid van elkaar. Tot Peters grote verbazing kreeg hij diezelfde avond alweer een telefoontje van Kees. ‘Hij was met de beide meisjes op stap gegaan en had verteld dat Peter op een woonboot woonde. De meisjes wisten nauwelijks wat een woonboot was. ‘’Kees vroeg of hij mijn boot aan de meisjes mocht laten zien. Het werd een heel gezellige avond met veel muziek. De sfeer was fantastisch. Cornelis zat, dik en vadsig als hij toen was, op de grond. Hij was toen in die tijd wel erg dik. Als hij in mijn kleine Honda Civic stapte, hing de auto echt schuin.’’ Het contact tussen Peter en Cornelis bleek blijvend, al liep niet alles altijd uit op een gezellige babbel. Toen Cornelis weer eens in Nederland was om op te treden voor studenten, ergens in het zuiden van het land, ging het een beetje mis. Blijkbaar had Cornelis het die dag zo gezellig gehad, dat hij een probleem had. “Hij was zo dronken, dat hij absoluut zijn teksten niet meer wist. Daarom vroeg hij mij, of ik in zijn plaats wilde optreden. Dat heb ik gedaan. Maar de studenten waren gekomen om Kees te horen zingen. Ze waren dan ook beslist niet blij!”. De laatste keer dat Peter Cornelis heeft gezien, was ook weer in Nederland. ‘’Ik ben zelf nooit in Zweden geweest. Ik vermoed, dat ons laatste gesprek in Leiden heeft plaatsgevonden, ongeveer een half jaar voor zijn overlijden. Ik kan mij dat echter niet meer precies herinneren. Wat wel altijd helder blijft, is dat Kees een markant figuur was. Een uniek mens en een troubadour die zijn weerga niet kent.’’


nieuwsbrief CVG – jaargang 7 nummer 2 - pagina 5

Harmonie der sferen door Peter Schilling

Twee ogen keken mij aan door het vierkante kijkgat in de poort. "Jij dus", zei hij en keurde me nieuwsgierig. "Ik had al dikwijls op je gerekend, maar er gebeuren soms vreemde, onverwachtse dingen." Ik haalde mijn schouders op. "Dat hangt er maar van af. Wat noem je dan vreemde dingen? Het leven is vol verrassingen. Soms denk je: nu heb je het eindstation bereikt en dan gaat de reis toch verder." Hij opende de poort en knikte. "Maar nu heb jij je doel bereikt. Dit is het eindstation." Ik keek om me heen. Alles was vol nevel, mistig. Ik wreef in mijn ogen, maar mijn blik werd niet helderder. Er heerste een diffuus licht, waarin onscherpe schimmen vormloos in elkaar vervloeiden. "Het is hier niet echt duidelijk", constateerde ik. "Waar ben ik eigenlijk? Is dit nu de hel of de hemel?" Hij keek me minzaam aan. "Steeds weer dezelfde vraag. Hemel en hel, dat zijn aardse uitvindingen. De een noemt het zus en de ander zo. Maar het is heel gewoon het eindstation van alleman." "Nou, dan ben ik wel benieuwd wie ik hier allemaal zal terugzien. Ontmoet ik hier iedereen, die vóór mij vertrokken is?" Hij knikte. "Hier zijn ze allemaal." "Allemaal? Ook die vervelende figuren die ik vroeger gemeden heb? Ook de schurken en hufters met wie ik helemaal niets te maken wilde hebben?" "Dit is het eindstation voor allemaal", zei hij. "Er is geen ander." Ik schudde mijn hoofd. "Dan is het hier het vagevuur, of niet soms? Nu ja, in vredesnaam, er is niets aan te doen. Ik moet kennelijk alles een keer meemaken." Hij keek me afkeurend aan. "Hoe kom je daarbij? Had jij je het vagevuur zó voorgesteld?" "Nee, natuurlijk niet. Hel of vagevuur - ik heb er helemaal niet over nagedacht. Maar nu wel, want dat is toch onbegrijpelijk. Uitgerekend in het hiernamaals moet ik dus al diegenen weer ontmoeten, die ik in het aardse leven altijd ontweken heb. Daar was ik nooit op gekomen. Dat lijkt me een duivelsstreek." Hij vertrok zijn gezicht. "Het hiernamaals is altijd achter de horizon, waar je geweest bent of waar je naartoe gaat. Deze heroriëntering is kennelijk een probleem voor de nieuwkomers. Nee, probleem is niet het juiste woord. Ze flakkeren onrustig, als dwaallichten. Maar dat is alleen in het prille begin zo. Dat is de overgang na het afzwaaien. Tijd en ruimte spelen hier

geen rol meer. Er is ook geen horizon en geen hiervoormaals of hiernamaals. Je kent toch wel Hölderlin: Als niet meer cijfers en figuren zinnebeeld zijn van creaturen..." Ik straalde. "Juist. Hölderlin hij moet er al lang zijn!" Onmiddellijk vormde zich een gestalte uit de mist en kwam met hartelijk uitgestrekte armen naar me toe: Hölderlin, zoals ik hem van de portretten in literaire werken kende. "Wat aardig, weer eens een kennis te ontmoeten", begroette hij me met een innige omhelzing. "Jij hebt wel vaker aan me gedacht en ook geciteerd: Een zomer maar, geeft me, u machtigen, en ook een herfst voor een volrijp gezang ..." "Ja", bekende ik verbaasd. "Mijn schietgebed, mijn innigste wens. Je weet kennelijk alles van me. Ik heb jouw gedicht steeds opnieuw in een bundel van Joseph Weinheber gelezen en diens variaties en transscripties op jouw poëtische smeekbede die ook de mijne is." Op dit moment naderde een tweede gedaante die ik niet kende. "Wie noemt er mijn naam. Juist, jij, jij bent het. Ik ben Weinheber." Ook hij omhelsde me. "Mijn andere gedichten heb je vaker met hoofdschudden en onbegrip gelezen. Die heb ik kennelijk niet voor jou geschreven. Alleen de Hölderlin-variaties waren van jouw gading." Hij glimlachte. "Je weet het zelf best: We raken niet altijd bij iedereen dezelfde snaren." Ik was verbijsterd en keek naar hem die me aan de poort had ontvangen. "Ik begrijp er niets van", bekende ik. "Uitgerekend Hölderlin en Weinheber zijn de eersten die ik hier ontmoet. Hoef ik dan alleen maar een naam te noemen en..." "Je hebt het al een beetje begrepen. Hier ben je met allen verenigd met wie jij je verbonden weet. Alleen met hen." "Niet te geloven!" Ik aarzelde een moment. "Is het onbescheiden als ik nog eens enkele namen opnoem?" Alledrie barstten uit in schaterlachen. "Hier bestaat geen onbescheidenheid of bescheidenheid. Je hoeft niet eens de namen te noemen. Zij zijn hier allemaal, hier en daar en overal." Nu zag ik ze en herkende iedereen duidelijk. De mist trok op. Cornelis Vreeswijk was er, en Friedrich Nietzsche en Bellman, Sartre en Vissotski, Chopin, François Villon en Beethoven, Ringelnatz en Ernst von Salomon, Walter von der Vogelweide en Heinrich von Kleist, Leadbelly en mijn moeder die zich kennelijk tussen de zeer verschillende

persoonlijkheden helemaal thuis voelde. Velen kende ik niet van gezicht, maar zij hoefden zich niet eerst voor te stellen. Van iedereen wist ik de naam voordat de schim zijn aardse naam genoemd had. "Ik wist niet eens dat jullie kennissen van elkaar zijn", zei ik verbaasd. "Hoe hebben jullie elkaar kunnen vinden?En wat doe jij, moeder, tussen deze merkwaardige schilderachtige bende? Het lijkt wel alsof je er plezier in hebt. En zelfs pa!" Ik herkende hem pas nu, verdiept in een gesprek met Goethe en Spinoza. "Uitgerekend hij in deze kring! Een onmogelijke ver-broedering!" "Waarom hoor ik niet thuis in een kring die bij jou hoort?", vroeg mijn moeder glimlachend. "Je hebt het nog niet helemaal begrepen," schoolmeesterde Ernst von Salomon. "Wij kenden elkaar helemaal niet. Wij zijn elkaar in deze samenstelling ook nooit eerder tegen-gekomen. Dat lag niet op onze weg, en dat is niet eens belangrijk. Jij kende ieder van ons, tenminste oppervlakkig, en zó heb je ons verenigd. Jij hebt ons als wegwijzers gebruikt. In jou is een deeltje van ieder van ons. Wij waren je gidsen en verleiders, onzichtbaar soms voor jezelf en voor anderen. Nu zijn wij herkenbaar om je heen en met je samen." "Lieve hemel, dan is dit wel het paradijs", schreeuwde ik geestdriftig. "Als dat de dominees wisten en de pastoors en al die andere betweters die in het hiernamaals gespecialiseerd zijn!" "Paradijs of niet, nu gaan we musiceren dat de wolken schudden," zei Vissotski en reikte me een gitaar aan. "Je hebt lang genoeg alleen naar mijn platen geluisterd nu zingen we een duet." "Nee, wij doen ook mee," riepen Cornelis Vreeswijk en Bellman. En zonder er lang over na te kunnen denken, liet ik me door hen meetrekken. Wij zongen in liederlijke veelstemmige harmonie en de sterren om ons heen begonnen te dansen. Een hemels vagantenkoor. Ik werd verdwaasd wakker en merkte dat de dag me tegenstond. Liefst was ik er nog langer gebleven. Hoe paradijselijk was het daar: met hen samen te musiceren, te kletsen, elkaar gedichten voor te lezen, en ook het proza dat in de prozaïsche alledaagsheid in de la van mijn bureau onder het stof raakt. Maar zó heb ik mijn geloof in een droom terug gevonden: het paradijs is de vereniging van het onverenigbare. Maar elke droom is een ongedekte lening.


nieuwsbrief CVG - jaargang 7 - nummer 2 - pagina 6

Rondwandeling in Amsterdam deel 1 vertaald vanuit het Zweeds door Henk Bodde

Ondanks het feit dat hij de Zweedse taal tot in de fijnste nuances beter beheerst dan de meeste Zweden, is Cornelis Vreeswijk geboren en getogen in Nederland, niet ver van Amsterdam. Hij vertelt hier liefdevol over de hoofdstad van zijn eerste vaderland. Een ding moet ik ter inleiding even rechtzetten: Het is niet mijn Amsterdam. Ik ben daar niet geboren en ik heb er maar bij tijd en wijle gewoond. Maar van de andere kant eigen ik me de stad eigenlijk wel toe. Ik voel me ertoe aangetrokken en ervaar een soort genegenheid wanneer ik er aan denk. Dan denk ik zoal: ‘Ja, ja, Amsterdam. Je bent een heerlijke stad... Maar zonder mijn thuishaven (en daaruit voortvloeiend gedeeltelijk door mij) zou je niet zijn wat je nu bent!... Jazeker!’ Laat het mij uitleggen. Mijn thuishaven heet IJmuiden en is gebouwd rond de eeuwwisseling en wanneer U, medeburgers, bent uitgevaren uit Götenborg en – naar wat ik begreep – goed verzorgd bent aan boord van de veerboot en een leuke zeereis van een dag hebt gehad, aankomt in Nederland, dan, medeburgers, is het eerste waar je mee wordt geconfronteerd mijn thuishaven IJmuiden. Ik ben daar eigenlijk zeer tevreden mee. Dat komt zo: tot aan het jaar 1900 had Amsterdam geen directe verbinding met de Noordzee. Men moest om de noordpunt van Nederland varen via de Zuiderzee – een binnenzee. In het jaar 1900 begon men het Noordzeekanaal te graven dat eindigde in Amsterdam en begon in IJmuiden, en dat is Nederlands voor Riviermonding. Als dan de veerboot tussen de pieren door is gevaren, door de toegang tot de haven en tot slot in de grote sluizen ligt, is dat mijn thuishaven waar U zich dan bevindt, medeburgers! Het is overigens mijn opa die de deuren naar de ‘Kleine Sluis’ heeft geconstrueerd. De eerste sluis dus. Anno 1905. Jazeker! Maar nu ben je dus in Nederland en we gaan op weg naar Amsterdam. Als we door de sluizen zijn gekomen, varen we daar door het kanaal naartoe. Je weet vast wel dat het land langs de kanaalbedding bijna 4 meter lager ligt dan de waterspiegel? Je kunt je voorstellen dat we er grappig uitzien! Uit het oogpunt van de automobilisten bedoel ik. Nu komen we bij de terminal en verlaten deze snel. Dit is niet Amsterdam maar alleen industriegebied. Neem de taxi of de bus en ga naar het Centraal Station. Dat zou ik doen als ik jullie was Medeburgers: Mijn Dame – ja, zij is er ook bij natuurlijk. En zij heeft Amsterdam nog nooit gezien – en wij zouden met onze rug naar het Centraal Station gaan staan. Dan wijzen onze

neuzen precies naar het hart van Amsterdam. En dan zeg ik tegen Mijn Dame: ‘Kijk, daar voor je ligt het hart van Amsterdam. Ik kan je niet precies zeggen waarom dat de hele tijd verplaatst. Maar in die richting ligt het. En elke keer als je je goed voelt en het bevalt je in Amsterdam, dan ben je in het hart. Begrijp je dat?’ ‘Ik denk van wel’ zegt Mijn Dame, ‘maar laten we gaan’. Dan lopen we over het plein voor het Centraal Station waar alle trams komen en gaan. En morgen, medeburger, kun je een tram nemen naar Artis. Of naar het Rijksmuseum en naar de schilderijen kijken. De Nachtwacht zien, en Rembrandt. Maar niet vandaag, omdat we vandaag naar het hart van Amsterdam gaan. En nu lopen we over de brug en komen uit op het Damrak, een brede Boulevard waarlangs aan de linkerzijde een heleboel rondvaartboten liggen aangemeerd. Die kun je morgen ook nemen. Het schijnt een leuke trip te zijn door de kanalen; duurt zo’n 2 uur. Maar niet vandaag, omdat …. En aan de rechterzijde van het Damrak zijn veel souvenirwinkels. En grote, pompeuze bioscopen, waar slechte oorlogsfilms draaien. En een hoop reisbureaus. Hier heb je b.v. American Express, waar alle langharige jeugd - zij die voorheen Hippies en Provo’s werden genoemd – zich verzamelen om een treinkaartje naar Parijs te ruilen tegen een stokoud Volkswagenbusje dat ze ter bezichtiging bij zich hebben. Of een goede slaapzak tegen contanten. Of ze staan te wachten op een cheque van Papa en Mama in Winscott, New Jersey, Amerika. Aan de linkerzijde ligt een immens warenhuis. Een mengeling van NK, Pub en Tempå/Domus. Wordt De Bijenkorf genoemd, een bezoek waard. Morgen. 'We gaan toch nog verder, hè?’ zegt ik tegen Mijn Dame. ‘Ja, dat is goed’, zegt zij. Dus dat doen we. Wanneer we zijn aangekomen aan het einde van de boulevard Damrak komen we bij het Koninklijk paleis. Daar staat aan de linkerkant een eerbiedwaardig, traditioneel, oud hotel: Krasnaposky. Ook staat er een reusachtig kathedraal uit de 17e eeuw, en daar gaan wij ook niet naar binnen. Ze zijn overigens bezig hem te restaureren. Hij is dus gesloten. Dat is ook niet het hart van Amsterdam. Zo nu en dan was het daar wel. Af en toe. Maar dat is een ander verhaal. ‘Nu!’, zeg ik tegen Mijn Dame, ‘komen we in de Kalverstraat, dat is een winkel-wandelstraat.’ De Kalverstraat is een winkel-wandelstraat en aan het begin liggen veel juwelierszaken waar je goedkoop diamanten kunt kopen. Dat wil zeggen, elders zijn ze duurder, slechts iets duurder, maar toch. Erg opwindend en mooi, vindt Mijn Dame, maar ze zijn toch zeker niet …..?

Dat zijn ze niet. ‘Maar!’ zegt ze resoluut, ‘het is hier gezellig!’ ‘Gemoedelijk is het juiste woord’, zeg ik. ‘Wil je winkelen? Of naar het Museum?’ ‘Welk museum?’ ‘Ja, het Amsterdams Historisch Museum in deze steeg tegenover dit feestelijke klokkenspel, wat een carillon wordt genoemd en dat elk kwartier vaderlandse liedjes speelt. Er is daarbinnen natuurlijk een hoop kunst..... Karel Appel en dergelijke..’ ‘Morgen’, zegt Mijn Dame. Dus gaan we verder en hier aan de rechterkant heb je Mme Tussaud, een wassenbeeldenmuseum en daar gaan we naar binnen. En daar hebben we veel plezier. En als we naar buiten gaan, worden we er op gewezen dat ze ons hebben gefotografeerd zonder dat we het wisten. We staan samen met Paus Johannes en Richard Nixon op de foto. Het is een leuke foto, dus we kopen hem. Aan het einde van deze mooie winkel-wandelstraat zijn we op het Rembrandtsplein en onze voeten beginnen moe te worden. Hier is het erg groen en Rembrandt staat op een sokkel omringd door bomen en terrasjes. Dus nemen we even een pauze in de zon en drinken koffie, en ik smeer haar een jenever aan, wat ze eigenlijk heel smerig vindt smaken, maar dat had ik haar ook wel van tevoren kunnen vertellen. Dat vind ik zelf namelijk ook. Ik begrijp die Nederlanders op dat punt niet. Jullie moeten weten dat het buitengewoon prettig is om alle exotische en/of hippe medeburgers voorbij te zien komen op Rembrandts eigen plein. De zon verwarmt. Dit is beter dan Parijs. Maar Parijs heeft dan ook geen hart (anders dan een stenen hart, natuurlijk). Maar Amsterdam heeft wel een hart. Ik weet het. Ik heb erover gelezen en er liedjes over gehoord en alhoewel ik nooit helemaal zeker van mijn zaak ben geweest, meen ik hier en daar de aanwezigheid ervan te hebben bespeurd. En we zoeken verder, zij en ik, dus misschien lopen we er een keer tegenaan? ‘Laten we een taxi nemen’, stel ik voor, ‘naar de Jordaan’. De Jordaan is wat de Amsterdammers al sinds de tweede helft van de 17e eeuw de jodenbuurt noemen [hier haalt Cornelis twee verschillende buurten door elkaar; HB]. ‘Onze joden’ zoals ze

liefkozend zeggen. Het is geen getto en ook nooit geweest. Het is erg pittoresk maar vandaag voelt het niet speciaal. Als we aankomen bij het huis van, Anne Frank, dat tegenwoordig museum is, voel ik ook niets. Er zijn alleen een hoop toeristen uit Salt Lake City, zo lijkt het wel. ‘Daar zijn ze toch Mormoon?’ zegt Mijn Dame ‘Ja ja …’ zeg ik. Maar we gaan niet naar binnen, alhoewel het maar ƒ 1,50 kost. ‘Misschien morgen?’ Deel twee in de volgende nieuwsbrief


nieuwsbrief CVG - jaargang 7 - nummer 2 - pagina 7

Zeeman op de pampa’s door Hans Westin Wat Cornelis Vreeswijk was, en nog altijd is, kon hij misschien alleen in Zweden worden, waar het lied een andere plaats inneemt dan in Nederland. In een serie artikelen schetst een van onze Zweedse leden een beeld van een land waar de poëzie wordt gezongen. Vierde deel: Zeeman op de Pampa’s. Wat maakt een troubadour? Soms wil het helpen om te kunnen zingen, gitaar spelen ook wel een beetje, maar wie zichzelf troubadour wil noemen moet eerst en vooral een verhaal hebben. Cornelis Vreeswijk begreep dat als geen ander en schiep daarbij de perfecte story: zichzelf. De wederwaardigheden van deze nonconformist vormden een haast onuitputtelijke bron om te doen wat een ballade doen moet: een verhaal vertellen. Toen in 1969 de volgende regels uit de Zweedse radio kwamen, was het ons dan ook meteen duidelijk over wie de zanger het had:

De jonge Evert liet vele talenten zien, waaronder vrij onopvallend het zingen van liederen. Zelf vond hij dat bijzaak, zijn hart ging uit naar schilderen en schrijven. Vader Taube erkende deze talenten wel, maar had toch liever dat zoonlief volgens familietraditie gewoon, degelijk zeeman werd. Schipperend tussen beide heeft Evert zijn late tienerjaren verdeeld tussen schilderslessen, mislukte pogingen om tekeningen en verhalen te verkopen en varen op diverse schepen, zowel kustvaart als verre vreemde landen. Tot hij aanmonsterde voor de reis die bepalend zou blijken voor zijn latere carrière. In 1910 arriveerde de twintigjarige avonturier in Argentinië. Daar ging hij aan wal en bleef hij vijf jaar, leerde Spaans, werd Argentijns staatsburger en bekleedde verschillende functies, waaronder afgezant voor de regering bij de grote landbouw- en irrigatieprojecten die in die jaren op de Pampa’s werden uitgevoerd. Hij leefde te paard, ontmoette talloze mensen, waarvan vele later in zijn liederen zouden figureren en, vooral niet te vergeten: hij kwam de tango tegen. Zoals Vreeswijk pas echt muzikaal volwassen werd toen hij in Brazilië de samba leerde kennen, zo is de dóór en door Zweedse Taube niet voor te stellen zonder de Argentijnse tango.

Het valt niet mee te komen met een lied op uw verzoek, zelfs God zou het betreuren U likt mijn hiel waar iedereen het ziet om met dezelfde tong mij te besmeuren Het valt niet mee te drinken van uw wijn dat doe ik slechts om vrede te bewaren Vanwege de Eerste Wereldoorlog keerde U mag dit feestje dan wel gaan betalen hij terug naar Zweden om in dienst te maar als ik weg ben noemt u mij een zwijn gaan. Na zijn ontslag in 1918 ging hij dan eindelijk werken aan wat hij als zijn Uit het leven gegrepen zou je zeggen. toekomst zag: als schrijver en kunstHet punt is alleen dat Cornelis dit niet zelf schilder. Op beide fronten had hij behad geschreven, al zong hij het over scheiden succes, kwam in de leer bij zichzelf. De dichter van dit lied, simpelweg verschillende kopstukken in beide bekend als de Zeventiende Ballade, was disciplines, maakte reizen en ontmoette Evert Taube (1890 – 1976), een naam die zijn latere echtgenote. En toen ging het in Zweden op eenzelfde eenzame hoogte mis, of juist helemaal goed. Net als staat als Carl Michael Bellman. En iemand Bellman vóór hem en na hem Vreeswijk, die, zelfs meer nog dan Bellman, een werd hij niet als schrijver ontdekt maar als directe voorganger en inspirator van zanger. Terwijl zijn romans en novelles Cornelis Vreeswijk was. meestal verlies voor de uitgever opleverden, gingen zijn liedbundels als warme Axel Evert Taube broodjes over de toonbank. En niet verwerd geboren op wonderlijk, hij had immers het belangrijkste het eiland Vinga attribuut van een troubadour: een verhaal voor de Zweedse om te vertellen. Daarnaast werd zijn westkust, waar zijn flamboyante, Zuiderse stijl aangevuld met vader vuurtoren- een gezonde dosis opstandigheid: wachter was. Toen deze later Want dit is waar, opperloods in en waarheid smaakt het best: Göteborg werd wie in dit land de zede wil verzaken verhuisde het gezin en eenmaal aangekomen in het nest naar een niet als de andere kippen wenst te kakelen ambtswoning bij de maar moeite doet zijn eigen weg te gaan Kustwerf daar, een en nare praat voor schoonheid te vergeten huis dat vandaag cultuurmonument is en wordt telkens door zo’n kakelkip verweten zelf onderwerp is geworden voor ballades. dat zo lichtzinnig kun je niet bestaan

Zelden is het leven in het hok zo genadeloos beschreven; zelden heeft elke kakelkip zo snel de beschrijver in het hart gesloten. Na zijn grote doorbraak, met de wals Calle Schewen, werd Evert Taube onmiddellijk de volgende volkstroubadour van Zweden, een soort gezinslid van iedereen. Hij bezat een vanzelfsprekende muzikaliteit, haalde zijn melodieën overal vandaan waar hij ze tegenkwam en voorzag ze van een typisch Scandinavische draai, zwevend tussen majeur en mineur. Zijn teksten verraden een geboren episch dichter, ellenlange verhalen worden dusdanig berijmd dat je ze nog uit het hoofd kunt leren ook. Veel van deze verhalen gaan over twee vaste personages. Zoals Bellman zijn Fredman, Mowitz en Ulla had om zijn liederen te bevolken, zo kent elke Zweed ook de jonge zeeman Fritiof Andersson en de charmeur-op-leeftijd Heer Rönnerdahl. Fritiof is een collage en een ideaalbeeld. Hij bestond in het echt, was Taubes scheepsmakker op de reis naar Argentinië, en moet een onovertroffen verteller van schippersverhalen zijn geweest. Elk wild verhaal dat honderd jaar geleden op de zeven zeeën de ronde deed komt langs, met Fritiof Andersson als verteller en/of in de hoofdrol, waarbij hij soms de schuilnaam is voor Taube zelf. Hij was de zeeman op de Pampa’s. Rönnerdahl staat dichter bij de werkelijkheid. Hij is de wat oudere Taube: een ploeterend artiest, be-dachtzame, licht naïeve schilder, bewoner van de wonderschone streek Roslagen in de scherenkust voor Stockholm, getrouwd en gezinsvader. Misschien ligt daar, naast alle overeenkomsten, het grootste verschil met Vreeswijk. Terwijl Cornelis al zijn huwelijken op de klippen zag lopen, wist Taube uiteindelijk zijn energie en eigenzinnigheid te temmen binnen een blijvende relatie: Ik sta hier eenzaam in dit feestgelag terecht, want zelf wil ik mijn weg bepalen Mijn doel staat scherp voor ogen elke dag ver achter deze flessen en bokalen Terwijl ik deze zilversnaren roer treft mij en stem die enkel dichters horen en al mijn gram is dan meteen verloren Ik drink met trots mijn edele muze toe!


nieuwsbrief CVG - jaargang 7 - nummer 2 - pagina 8

Zeeman op de pampa’s (vervolg) De muze heette Astri Bergman, later Taube. Zij was zelf kunstenares, beeldhouwster, en komt onder vele schuilnamen voor, zowel in de liederen als in het proza en de schilderijen van Taube. Haar rol is vaak onderbelicht, maar zelf vermoed ik dat het Zweedse volk deze vrouw oneindig dankbaar mag zijn. Wie Te koop bij Bol.com voor €5,99: weet was Taube zonder haar net zo Uit de serie ‘het mooiste van’ geëindigd als Cornelis: veel te jong en Hieronder de tracklist. eerder verteerd dan geïnspireerd door zijn 1 Veronica scheppingsdrang. Die dankbaarheid mag zij voor mij dan delen met Cornelis. Voor mijn generatie, hoe kon het anders, was Evert Taube een vrij verdacht figuur. Het grote idool immers van onze ouders, die kon in de jaren zestig niet deugen. Er was een troubadour uit den vreemde voor nodig om door dat vooroordeel heen te kijken en hoorbaar te maken hoe tijdloos relevant deze liefdeswalsen en zeemansballades nog altijd waren. Hij maakte er strijdliederen van. Toen de LP Cornelis sjunger Taube uitkwam, was Vreeswijk zo zenuwachtig als een schoolkind in examentijden. Voor hem was Taube de Meester, als hij de plaat zou afkeuren wou Cornelis wel inpakken. Hij had al besloten om desnoods de hoes te laten veranderen, die prachtige foto waar hij op een scheepsdek zit met zijn gitaar als enige kledingsstuk. Op een dag zitten ze tegelijk in hun beider stamcafé, Taube aan zijn vaste tafel bij het raam. Verderop in de zaal verontschuldigt Cornelis zich bij zijn tafelgenoten en loopt erheen. “Dag, Meester...” Waarop Taube opstaat, Cornelis in zijn armen sluit en op zeer on-Zweedse manier op beide wangen een zoen geeft. “Voor wat jij doet voor het lied en de troubadourkunst!” Ook al was Taube misschien vooral dankbaar om de enorme zak met BUMA-geld die de LP hem had opgeleverd, durf ik te stellen: dat was de dag waarop Cornelis Vreeswijk op weg ging om Meester Kees te worden. Volgende keer: de aanloop en de aanleg Voor dit artikel is, naast andere bronnen, met name gebruik gemaakt van de website “Biografi över Evert Taube” (www.abc.se/~m8169/ taube/taubebio), het notenapparaat van “Den Svenska Sångboken” (Albert Bonniers Förlag, 1997) en het boek “Cornelis – Scener ur en äventyrares liv" door Oscar Hedlund (Albert Bonniers, 2000). De coupletten uit de Zeventiende Ballade zijn vertaald door H.W. Het lied staat in het Zweeds op de CD "Cornelis Sjunger Taube".

2 Misschien Wordt Het Morgen Beter 3 De Nozem En De Non 4 Felicia 5 Bakker De Baksteen (Speedball Tucker) 6 Rietzeiler Blues (Opus 2) (Blues For Ingamaj) 7 De Haan En De Hen (Die Nog Maagd Was) 8 Autowasserij Blues 9 Marjolein (Opus 2) 10 Ik Wil 't Niet Pikken 11 Op Leeftijd (Age) 12 Hopeloos Blues 13 De Bekommerde Socialist 14 Damrak Blues 15 Daarom Noem Ik Je 'm 'n Liefste' In Een Lied

OPROEPEN Stockholm-reis in November 2006 Verwijzend naar een berichtje op pagina 6 van de Nieuwsbrief van 10 april jl. willen we de CVG-leden er nogmaals op attenderen dat we in november een reis naar Stockholm organiseren (heenreis op vrijdag 10 november; terugreis op maandag 13 november). Belangrijkste doel: het bijwonen op 12 november van het Herdenkingsconcert in de Katharinakerk. Heb je belangstelling om mee te gaan stuur dan een e-mail naar secretaris@cornelisvreeswijk.nl

Informatieboekje Skansen, Stockholm

Swedish Chef

Biff a la Lindström Ingrediënten: 1 eetlepel boter 2 eetlepels fijngehakte ui 500 gram rundergehakt 4 eierdooiers 1 eetlepels kappertjes 1 ½ theelepel zout Zwarte peper 2 theelepels witte azijn 1/8 l slagroom 4 eetlepels fijngehakte rode bieten 2 eetlepels boter 2 eetlepels slaolie 4-6 eieren naar keuze Smelt 1 eetlepel boter in de pan. Voeg daar de uien bij en bak ze in 2-3 minuten glazig. Haal ze uit de pan en meng deze met het gehakt, de eierdooiers, de kappertjes, het zout, peper en de azijn. Maak het vochtig met de room. Roer de gehakte bieten er doorheen. Vorm platte ballen en verhit de boter en de olie. Bak hierin de ballen bij een matig vuur 5 a 6 minuten aan alle kanten diep bruin. U kunt de ballen ook serveren met een gebakken ei er bovenop.

Heb jij op de Cornelisdag van 20 mei in Vreeswijk per ongeluk het boekje over openluchtmuseum Skansen in Stockholm meegenomen? Zou je dit dan willen opsturen naar: Tineke Jorissen Haardstee 244 1102 NP Amsterdam. Alvast bedankt!

Lidmaatschap: € 11,50 per jaar Familielidmaatschap: € 18,00 per jaar Postbankrekening: 3653447 tnv: Cornelis Vreeswijk Genootschap Jacob van Lennepkade 51 1054 ZG , Amsterdam

Nieuwe leden L. van der Ark M.W.G. de Beet Fam. Korf E. Kreté

Den Haag Diemen Oudeschoot Almere


Bijlage 1

In deze bijlage vind u kopieën van een tweetal brieven, door Cornelis aan Peter Schilling geschreven, toen hij een periode in de gevangenis doorbracht. Dat was naar aanleiding van een kloppartij tussen Cornelis en twee travestieten. Peter: “Van die gevangenisstraf wist ik niets. Maar opeens kreeg ik een brief van hem, met de opmerking, dat ik waarschijnlijk nog nooit een brief uit de gevangenis had ontvangen. Toen heb ik hem maar teruggeschreven, dat ik ooit zelf ook in de gevangenis had gezeten, vanwege desertie.” Cornelis heeft van dat voorval nog het lied ‘Ballad om Don Quixote Förvillelser’ geschreven, in het Nederlands bekend onder de titel ‘De ballade van Don Quichote’, zoals uitgevoerd door Jules Croiset in ‘De Troubadour van IJmuiden’.


Bijlage 2


Bijlage 3


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.