ZozoLala 159

Page 1

gratis tweemaandelijks onafhankelijk stripinformatieblad

|

april / mei 2008

159


COLOFON Redactie · Jef Nieuwenhuis, Hans van Soest, Toon Dohmen, Gerard Zeegers en Hans Pols.

Opmaak · Sigge Stegeman, Rogier van Neerven, Richard Bos. Vaste medewerkers · VLERK, Bert Meppelink, Peter de Wit, Mark Horemans, Pieter van Oudheusden, Arend Jan van Oudheusden, Lamelos, Paul van Gremberghen en Roel Daenen.

Ook werkten mee · Willy Linthout, Serge Baeken, Fabrice Parme, Anna Loos, Robert van Ginhoven, Gemma Groen, Jacques Post, Shaun Tan en Ronny Matton.

Druk & Afwerking · Drukkerij Wilco (Amersfoort). Distributie · Van Ditmar, Amsterdam (NL), Pinceel Stripverspreiding, Leuven (B).

Fantasia Gelderlandplein 203 1082 LW / 020 - 642 78 88 home.tiscali.nl/stripwinkelfantasia Gojoker Zeedijk 31a 1012 AP / 020 - 620 50 78 Lambiek Kerkstraat 132 1017 GP / 020 - 626 75 43 www.lambiek.net Nou moe!?! Lindenstraat 1 1015 KV / 020 - 693 63 45 ANTWERPEN Mekanik strip St. Jacobsmarkt 73 2000 / 03 - 234 23 47 www.mekanik-strip.be

Abonnementen · Een abonnement is mogelijk voor één jaar (€ 15,–), of voor twee jaar (€ 25,–) en gaat in na storting van het totaalbedrag op Postbank giro 3253937 (NL) of Postgirorekening 000 – 164840584 (B) t.n.v. Stichting Zet.EL te Bilthoven o.v.v. je eigen adres.

APELDOORN De vreemde zaak Asselsestraat 27 7311 EC / 055 - 576 10 02 www.devreemdezaak.nl

Copyright 2007 bij Stichting Zet.EL · Overname van artikelen, strips of illustraties enkel in overleg met de uitgever.

ARNHEM

Redactieadres · Postbus 344, 3720 AH Bilthoven, Nederland. Webstek · www.zozolala.com Koningstraat 43 6811 DH / 026 - 442 09 09 de-noorman@planet.nl

ISSN · 1382 8630

ENSCHEDE

PERRON 2 Sint Janstraat 9-c 4331 KA / 0118 - 61 41 84

GEEL

NIJMEGEN

Alfa strip Stationstraat 125 2440 / 014 - 58 43 80 GENT PopVille Oudburg 5 (Patershol) 9000 / 09 - 223 73 71 www.popville.be Pierke Frans van Rijhovelaan 312 9000 / 09 - 227 70 86 GOES

HASSELT Wonderland Paardsdemerstraat 17 3500 / 011 - 22 82 00 HOORN

ZozoLala is een onafhankelijk stripinformatieblad, uitgegeven door Stichting Zet.El, dat tweemaandelijks verschijnt. ZozoLala is gratis voor de klanten van nevenstaande stripwinkels.

BIJ DE VOORPLAAT Een origineel omslag van Peter Kuper.

BRUGGE

MIDDELBURG

De strip-aap Javastraat 22 7512 ZJ / 053 - 430 52 61 www.stripaap.nl

ASSEN Plok. strips en eh… dinges! Stationstraat 1 9401 KV / 0592 - 31 32 92 www.plok-strips.nl

Comic strips Hoogstraat 11 2800 / 0474 - 49 06 25 www.comic-strips.com De stripkever Bruulcenter, Bruul 79 2800 / 015 - 21 76 05 www.stripkever.be

Het paard van Troje Langevorststraat 2 4461 JP / 0113 - 21 46 91 www.paardvantroje.nl

E-mail · redactie@zozolala.com Oplage · 6.500 ex.

EINDHOVEN

Het gele teken Grote Oost 35 1621 BR / 0229 - 21 86 23 www.hetgeleteken.nl

Houtstraat 59 - 61 6511 JM / 024 - 36 08 181 www.senorhernandez.com ROTTERDAM Dick Bos Burgemeester Baumannlaan 119a 3043 AJ / 010 - 461 31 47 www.stripwinkeldickbos.nl Donner boeken Lijnbaan 150 3012 ER / 010 - 413 20 70 www.donner.nl Yendor Korte Hoogstraat 16 3011 GL / 010 - 433 17 10 www.yendor.nl SCHIEDAM ’t Centrum Korte Singelstraat 20a 3112 GB / 010 - 426 25 84

INTERNET SINT-KATELIJNE-WAVER Artobi Mechelsesteenweg 119 2860 / 015 - 55 61 97 www.artobi.be

Katelijnestraat 42 8000 / 050 - 33 71 12 www.striepclub.be DELFT Bul Super Breestraat 18 - 22 2611 RG / 015 - 212 60 97 www.bulsuper.nl DEN HAAG

KAMPEN

SINT TRUIDEN

De fantast Burgwalstraat 7 8261 HJ / 038 - 332 03 25 www.de-fantast.nl

De Galliër Beekstraat 58 3800 / 011 - 67 17 39 www.gallier.be

KORTRIJK

TILBURG

De Boekenwolf Meensesteenweg 18 8500 / 056 - 35 44 98 www.boekenwolf.be

De Stripfanaat NS Plein 10 5014 DA / 013 - 58 00 107 www.stripfanaat.net

LEEUWARDEN

ALKMAAR Bookers & Strippers Boterstraat 20 - 22 1811 HP / 072 - 512 19 16 Stripwinkel Paulus Verdronkenoord 62 1811 BG / 072 - 512 60 41 www.stripsenzo.nl

Aelix strips en comics Chasséstraat 71 2518 RW / 070 - 365 07 38 www.aelix.nl Walk in Herengracht 13 2511 EG / 070 - 364 63 36 www.walkin.nl DORDRECHT

De zwarte valk Voordam 4 1811 MA / 072 - 515 63 23 peter.schuurman@euronet.nl

De rat Voorstreek 83 8911 JL / 058 - 215 16 00 LEIDEN Dumpie Nieuwe Rijn 18 2312 JC / 071 - 512 64 04 www.stripwinkeldumpie.nl LEUVEN Gobelijn Mechelsestraat 35 3000 / 016 - 23 55 86 www.gobelijn.be MECHELEN

AMSTERDAM Het beeldverhaal Kinkerstraat 162 –164 1053 EH /020 - 685 51 00 www.het-beeldverhaal.nl

TURNHOUT Tistjen Dop Paterstraat 96 2300 / 014 - 42 88 29 www.tistjendop.be UTRECHT Piet Snot Vismarkt 3 3511 KR / 030 - 231 84 72 www.pietsnot.nl Strip en lektuurshop Oude Gracht 194 3511 NR / 030 - 233 43 57 www.stripart.nl ZWOLLE

Scheffersplein 1 3311 EJ / 078 - 614 20 12 www.stripwinkel-sjors.nl

De Boekenhalte Assendorperstraat 103 8012 DH / 038 - 422 10 77 www.boekenhalte.nl


Peter Kuper is – ten onrechte – slechts bekend bij een kleine groep stripkenners. Toch zal menigeen werk van zijn hand onder ogen hebben gehad. Sinds 1997 tekent hij voor Mad Magazine de bekende strip Spy vs. Spy, de strip die in de jaren ’60 al begonnen is door Antonio Prohias. Faam verwierf hij echter met zijn vrije werk. Meerdere keren werd hij er voor gelauwerd. Toch is hij nog vooral een ‘tekenaars tekenaar’. Tijd voor een doorbraak naar het grote publiek.

„Mijn werk is in hoge mate het resultaat van doorleefde en opgedane ervaringen. Het politieke klimaat in de Verenigde Staten is van grote invloed op mijn werk. Wat ik in mijn hoofd heb zitten, moet gebruikt worden. Met Spy vs. Spy verdien ik mijn brood. Maar dat is maar een deel van mijn stripwerk. Ik was verontwaardigd over de Golfoorlog en de motieven die daaraan ten grondslag lagen. Ik kan dan niet iets banaals maken. Mijn strips moeten gaan over wat mij bezig houdt.” Zijn politieke betrokkenheid treedt al veel eerder naar voren. In 1979 start hij samen met collega Seth Tobocman het blad World War III Illustrated, een verzameling korte stripverhalen met een nadrukkelijk politieke boodschap. Aan dat blad zal hij regelmatig een bijdrage leveren. „Ik maak mijn stripverhalen niet uit de losse pols. Ik kan niet zo maar iets uit de mouw schudden. Het moet wel ergens over gaan. En dan vooral over iets wat me bezig houdt. Ik heb 28 jaar aan World War III Illustrated meegewerkt, omdat ik me betrokken voelde. Het is ook niet vrijblijvend. Niet voor mezelf, maar ook niet voor anderen. Na de aanslag op de Twin Towers in New York was het nauwelijks mogelijk om nog kritische geluiden gepubliceerd te krijgen. Het was gewoonweg beklemmend. Omdat we in WW III Illustrated daar wel ruimte voor gaven en namen, steeg de verkoop van 7.000 naar 20.000 exemplaren. Veel mensen hadden blijkbaar wel behoefte aan een tegengeluid. Daar heb ik toen veel voldoening

uit gehaald. Het leek wel alsof we er met ons blad juist voor die gelegenheid moesten zijn. Het vervelende is dat politiek me niet alleen stimuleert om met mijn werk een tegengeluid te laten horen. Het belemmert me ook. Ik ben een conceptueel illustrator. Dat betekent dat ik niet gevraagd wil worden om mijn tekenstijl, maar om de onderwerpen die me bezig houden. Wanneer het onderwerp daarom vraagt, wissel ik van stijl. Dat voelt veel beter en zinniger aan. Zoals ik mij voel, zo teken ik. En ik kan alleen maar tekenen wat op dat gevoel aansluit. Door de komst van president George Bush jr. was ik niet meer in staat te tekenen wat ik wilde. Het lukte me bijvoorbeeld niet om een opdracht voor het illustreren van een kinderboek uit te voeren. Zijn verkiezing was een symptoom van een toenemend reactionair klimaat. Een klimaat waarin eerder een stripmaker als Mike Diana veroordeeld kon worden om de strips die hij maakt (zie kader, red.). Ik ben in die rechtzaak gevraagd als getuige-deskundige op te treden voor de verdediging. Ik had me grondig voorbereid en hield een betoog van een uur. Maar het maakte niets uit. Zoals bijna alle betogen ter verdediging van Mike Diana en het recht op vrije meningsuiting aan dovemansoren gericht waren. Ik vind dat erg verontrustend.” De afkeer voor het politieke klimaat en dat onder de huidige Amerikaanse president Bush in het bijzonder, was uiteindelijk zo groot dat Kuper met vrouw en tienjarige dochter naar Oaxaco in Mexico verhuisde. Daar geraakte de familie in zeker opzicht van de


regen in de drup. „We arriveerde perken. Ik krijg nooit een rood scraper board den kort na de plaatselijke gouwaas voor de ogen.” Bij de scraper board-techniek wordt zwart papier op (dikker) wit verneursverkiezing. Daarbij zou papier gelegd. Door op de juiste plaatsen het zwarte papier te vergefraudeerd zijn en uit protest wijderen, wordt als het ware een negatief getekend. Het resultaat waren de leraren gaan staken. is vergelijkbaar met linoleum- en houtsnedes. Omdat de techniek Langzaam maar zeker heeft de Hardhandig ingrijpen van politie bewerkelijk en tijdrovend is, wordt ze relatief weinig door stripgrafische roman zich een vaste en leger verergerde de situatie makers gebruikt. Een van de weinige Nederlandse stripmakers die plek veroverd binnen het strialleen maar en het conflict sleepregelmatig van die techniek gebruik maakt, is Maurice Hof (zie paanbod. Niet alleen de actie, te zich voort. Op een gegeven Acacialaan in ZozoLala 106). Ook auteurs als Matthias Lehmann en maar ook de belevingswereld van moment had ik bijna heimwee Thomas Ott hebben het tot hun handelsmerk gemaakt. de personages, kan onderwerp naar het ‘rustige’ New York. Ook zijn van een boeiende strip.Veel in mijn nieuwe thuis kon ik me van het werk van Peter Kuper niet aan de ellende onttrekken. valt onder de kwalificatie grapIk ben overal en altijd geïntereshic novel. Niet alleen door de onderwerpkeuze, maar ook door de seerd in de politieke situatie. Het viel me op dat de berichtgeving manier waarop Kuper daar vorm aan geeft. over de onrust bijna alleen maar plaats vond vanuit de optiek van „Ik ben een reiziger. Verandering van omgeving werkt verfrisde machthebbers.” send. Als je denkt dat je alles weet en begrijpt, houdt het zoeken Toch ziet Peter Kuper zich niet als een verbitterde politieke activist. op. Ik vind dat ik situaties moet creëren, waarin ik moet ontra-

„Creativiteit kan niet zonder humor. Politiek engagement ook niet. Humor is de beste manier om een politiek probleem te benaderen, vind ik. Daarom is Spy vs. Spy voor mij ook geen commercieel uitstapje dat verder niets met mijn andere werk van doen heeft. Ook in die strip wordt – verpakt in humor – politiek commentaar geleverd. De humor houdt mijn betrokkenheid ook een beetje binnen

Mike Diana is een Amerikaanse stripmaker uit Florida wiens werk stijf staat van schokkende afbeeldingen vol wrede agressie en seksueel geweld. Louter door dit soort strips in zijn tijdschrift Boiled Angel wordt hij in 1994 als mogelijke verdachte aangemerkt in een seriemoordzaak. Een DNA-test sluit hem echter van alle betrokkenheid uit. De echte dader wordt later gepakt, maar voor de locale autoriteiten blijft Diana een verdacht persoon. Voorwendend een (minderjarige) fan te zijn, bestelt een FBI-agent via internet een nummer van Boiled Angel. Daarmee is de stok gevonden om de hond te slaan. In 1994 wordt Diana gearresteerd. De aanklacht luidt dat hij obsceniteit propageert en x-rated materiaal aan minderjarigen verkoopt. Tijdens de daaropvolgende rechtzaak verklaart een jury hem schuldig aan het uitgeven en verspreiden van obsceen

felen, determineren. Je moet uitfilteren wat belangrijk is. Ergens anders zijn, heeft invloed op mijn werk en wat ik doe. Door mijn verblijf in Mexico verandert mijn werk. Als ik weer terug ga naar de Verenigde Staten, moet mijn verblijf in Mexico in mijn werk zijn terug te vinden. Sinds mijn verblijf in Mexico is bijvoorbeeld mijn kleurgebruik veranderd. Het licht is er anders, maar vooral de

werk. Diana wordt veroordeeld en moet toestaan dat zijn huis drie jaar lang zonder aankondiging of huiszoekingsbevel kan worden doorzocht op de aanwezigheid (of het maken) van aanstootgevend werk. Bovendien wordt het Mike Diana verboden contact te hebben met kinderen onder de 18 jaar, krijgt hij een forse geldboete en wordt hem een taakstraf opgelegd. Ondanks de steun van diverse verontruste groeperingen en instellingen, leveren twee beroepsprocedures weinig resultaat op. Alleen de aanklacht dat Diana obsceen materiaal zou aanprijzen, komt te vervallen. Mike Diana ontvlucht Florida en verhuist naar New York. Daar vervult hij zijn taakstraf als vrijwilliger bij The Comic Book Legal Defense Fund, een instelling die zich inzet voor de bewaking van het recht op vrije meningsuiting door stripmakers in de VS.


kleurrijke Mexicaanse muurschilderingen hebben me sterk beïnvloed. Ook gebeurtenissen en voorvallen kunnen belangrijk zijn. Aan de ene kant is er het politiek engagement, maar aan de andere kant de creatieve vertaling van opgedane indrukken. Zo kent de omgeving van Oaxaca een enorme vlinderpopulatie. In mijn jeugd was ik bijzonder geïnteresseerd in insecten, vooral kakkerlakken. Die entomologische interesse kwam in Mexico weer helemaal boven drijven. Ik vertaal dat dan gelijk grafisch. Zwarte kevers zijn bijvoorbeeld een prachtige metafoor. The Metamorphosis bijvoorbeeld, komt dan ook niet uit de lucht vallen. Je ziet daar twee belangrijke invloeden in mijn leven samen komen. The Metamorphosis is een stripbewerking van het gelijknamige boek van Franz Kafka en ik wilde daarmee een nieuwe weg inslaan. Het werk van Kafka spreekt me bijzonder aan. In Give it up! heb ik meer dan tien jaar geleden al een aantal korte verhalen van hem bewerkt. Zijn taalgebruik geeft veel ruimte voor visuele interpretatie. Voor het omzetten van tekst naar beeld is dat natuurlijk ideaal. Zijn teksten zijn ankers voor mijn tekeningen. In 2003 zat

grenzen aan die abstractie. Het moet op de een of andere manier wel leesbaar blijven, anders is het geen strip meer. Een toeschouwer kan per plaatje afhaken, maar een striplezer moet betrokken blijven.”

ik vast en ik voelde de behoefte nieuwe wegen in te slaan. The Methamorphosis bood me daartoe de gelegenheid. Bij het bewerken van de korte verhalen in Give it up! had ik al ontdekt dat ik door de ruimte in de teksten van Kafka het getekende verhaal abstracter kon uitbeelden. Dat was me zo goed bevallen, dat ik daar in de tweede Kafka-bewerking op voortborduurde. Er zijn natuurlijk

maak ik graag gebruik van de scraper board-techniek, omdat die een effect geeft dat goed aansluit bij de sfeer van de verhalen. Ik streef zowel in mijn illustratiewerk als in mijn strips naar veelzijdigheid. Dat houdt me scherp. Niet alleen de striplezer moet betrokken blijven, maar de stripmaker ook.” Jef Nieuwenhuis

Peter Kuper is in 1958 geboren in New Jersey. Kort na zijn geboorte verhuist het gezin naar Ohio waar hij opgroeit in Cleveland. Later zal hij ook een aantal jaren in Israël wonen. Met vrouw en dochter verhuist hij in 1977 naar New York. Tussendoor reist het gezin veelvuldig de wereld over. Het presidentschap van Bush jr. brengt hem er toe naar Mexico te emigreren. Ook zijn wens om zijn dochter kennis te laten maken met een andere cultuur en een andere taal speelt een rol bij die keuze. Behalve stripmaker is Peter Kuper ook een veelgevraagd illustrator voor kranten (o.a. The New York Times) en tijdschriften (o.a. Time en Newsweek). Vanaf 1986 is hij geruime tijd als docent ‘strip en illustratie’ verbonden geweest aan de School for visual arts in New York.

Door de laatste opmerking van Peter Kuper ontstaat een discussie over de grenzen van de strip en komt ook het illustratiewerk van Kuper ter sprake. „Ik schets veel. Op mijn vele reizen gaat ook altijd een schetsboek mee. Schetsen zijn bij mij nog wel eens art for art’s sake. Maar tussen illustraties en strips maak ik geen verschil. Illustraties zijn voor mij woordeloze strips in één plaatje. Alles wordt je in een keer aangeboden, maar ook een enkel plaatje lees je. De ogen bewegen zich als het ware door de tekening op zoek naar logische verbanden en de juiste volgorde. Het blijft sequentieel denken en kijken. Ik heb al eerder gezegd dat ik een conceptueel illustrator ben. Als ik geen verschil maak tussen illustratie en strip, geldt dat eigenlijk ook voor mijn stripwerk. Het onderwerp bepaalt de vorm en daardoor de gebruikte techniek. Bij de bewerking van de verhalen van Kafka

Peter Kuper timmert sinds de uitgave van het eerste nummer van zijn politiek striptijdschrift World War III Illustrated in 1979, nadrukkelijk aan de stripweg. Hoogtepunten uit zijn omvangrijk oeuvre zijn: » The Jungle – Verstripping van een verhaal van Upton Sinclair. » Stripped – Een autobiografische strip. » Give it up! – Verstripping van korte verhalen van Kafka. » The System – Tekstloze strip. » Sticks and Stones – Tekstloze strip. » The Metamorphosis – Verstripping van Kafka’s Die Verwandlung. » Speechless – Staalkaart van Kupers oeuvre op koffietafelformaat.


Space-opera in optima forma De fantasy-reeks Ythaq was al direct na verschijnen een commercieel succes. Hoewel dat in het Nederlandse taalgebied altijd nog een bijzonder relatief begrip is in vergelijking met Frankrijk, waar er van elk deel van deze stripreeks zo’n 75.000 exemplaren over de toonbank gaan. Reden misschien waarom tekenaar Adrien Floch wel even tijd wilde vrijmaken voor de Nederlandse markt, maar toch ook weer niet te veel. „Ik moet nu echt verder met deel zes.”

Ythaq is ontsproten aan het brein van een van de meest succesvolle Franse scenaristen van dit moment: Christophe (Scotch) Arleston. Hoe groot het succes van Ythaq dan misschien ook is, het is nog niets vergeleken met de verkoopcijfers van zijn andere fantasy-reeksen. Van een nieuw deel van Lanfeust van de sterren (het vervolg op de succesreeks Lanfeust van Troy, met tekeningen van Didier Tarquin) worden er in Frankrijk zo’n half miljoen strips verkocht, van de spin-off Trollen van Troy (tekenwerk Jean-Louis Mourier) toch altijd nog een slordige 180.000. In het heuse Lanfeust-universum dat de laatste vijftien jaar is ontstaan, liep Arleston op tegen de nog jonge Parijzenaar Adrien Floch (1977). „Ik had een kort verhaal voor zijn maandblad Lanfeust Mag getekend (Frans tijdschrift waarin uitgeverij Soleil haar meeste strips voorpubliceert. Arleston heeft het opgericht, red.). Blijkbaar viel dat bij hem in de smaak, want al snel daarna vroeg Christophe me of ik zin had om een nieuw project met hem op te starten. Daar hoefde ik niet lang over na te denken: ik verslind de meeste van zijn reeksen.” Christophe Arleston (1963) was journalist en toneelschrijver voordat hij zich eind jaren ’80 op het beeldverhaal stortte. Hij creëerde sindsdien een indrukwekkend aantal series in totaal verschillende genres, zoals de humoristische detective Leo Loden (met Serge Carrère), de kinderstrip Tandori (met Curd Ridel) en de ridder- annex fantasyreeks De cartografen (met tekeningen van Paul Glaudel) om er maar een paar te noemen. In 1994 verscheen het eerste album van Lanfeust van Troy, een fantasy-reeks met tekenwerk van Didier Tarquin. Oorspronkelijk was de reeks bedoeld als parodie op serieuze fantasy-strips, maar inmiddels is de strip door het succes met zoveel spin-offs uitgebreid dat hij zelf wordt geparodieerd door Trondheim en Sfar met hun Donjonstrips. Sinds 1998 is er ook een Lanfeust-maandblad. Arleston heeft al meer dan zestig albums op zijn naam staan.

Ythaq draait om drie mensen die schipbreuk lijden op de planeet Ythaq. Drie totaal verschillende karakters: de stoere en wulpse officier Graniet, de wat onhandige mecanicien Narvath en de gracieuze maar wat arrogante passagiere Callista. Gedrieën trekken ze

over de planeet op zoek naar andere overlevenden van het ruimteschip waarmee ze aankwamen. Onderweg maken ze kennis met de meest bizarre wezens. Zoals in alle scenario’s van Arleston dient het verhaal slechts als vehikel voor de botsende karakters van de hoofdpersonen. De almaar kijvende, plagende en verliefd wordende personages vormen het echte onderwerp van de reeks. Floch tekent in een moordend tempo aan Ythaq. In drie jaar tijd verschenen er in het Frans maar liefst vijf delen. De Nederlandse vertaling van het vierde deel verschijnt eerdaags. Veel tijd voor een interview heeft Floch niet. „Il est en train,” verzekert de perswoordvoerder van zijn Franse uitgeverij Soleil wanneer om een gesprek met Floch wordt verzocht. Hij is druk bezig. Jaagt zijn uitgever hem zo op? Floch moet lachen. „Nee hoor,” zegt hij. „De uitgever zit me echt niet achter de vodden. Of eigenlijk moet ik zeggen: zit ons niet achter de vodden. Want Arleston, de inkleurders en ik zijn een hecht team, dat gewoon gepassioneerd bezig is aan deze strip. We vinden het allemaal erg leuk waar we mee bezig zijn en dat geeft het project een eigen dynamiek.” Een verklaring voor het commerciële succes van Ythaq heeft de tekenaar niet zo snel. Al jaren verschijnt de ene na de andere nieuwe fantasy-reeks in Frankrijk. En lang niet allemaal slaan ze aan. „Geen idee waarom dat in ons geval wel zo is,” vertelt hij. „We investeren met z’n allen veel in deze reeks. Wij als auteurs,


maar ook de uitgeverij. Tot aan de drukkerij houden we alles in de gaten. Het is gewoon leuk om met een groep mensen samen te werken die allemaal vast van plan zijn er iets van te maken. Misschien dat je dát aan de strip kunt afzien. Maar waar de strip zich natuurlijk vooral in onderscheidt van andere fantasy-verhalen, zijn de scenario’s van Arleston. Zijn typische mix van humor, avontuur, actie maar ook emotie slaat aan. Dat heeft hij al met eerdere reeksen bewezen.” Hoewel Floch een fan was van de Lanfeust-strips, hebben die hem niet als voorbeeld gediend toen hij aan Ythaq begon. Daarvoor verschillen de reeksen toch te veel van elkaar. „Ythaq is veel meer een sciencefictionverhaal dan de andere strips van Arleston,” vindt Floch. De wereld in de verschillende Lanfeust-series typeert hij als ‘iets meer heroïc fantasy’. „In Ythaq zit ook minder humor dan in de Lanfeuststrips.” De samenwerking met de scenarist bevalt hem goed. Arleston geeft hem een ‘bijna volledige vrijheid’ om zijn ideeën in beeld te brengen. „Bijna, want zeker waar het gaat om hoe de personages er uit moeten zien, heeft hij als scenarist echt wel een eigen mening. Maar in principe kan ik me op grafisch gebied helemaal uitleven wanneer ik zijn verhalen krijg. Veel beperkingen heb ik niet. Net zoals het team inkleurders de vrijheid heeft om met mijn tekeningen aan de slag te gaan.” Hij werkt maximaal vier dagen aan een pagina. Daarbij leeft hij zich vooral uit op de bevallige poses van de vrouwelijke personages en op de natuur van Ythaq. „Vergeet niet dat de planeet waarop de personages stranden de eigenlijke hoofdpersoon van de serie is,” benadrukt hij. „Daar moet ik wel veel aandacht aan besteden. En het is heerlijk om te doen, omdat je al je creativiteit kwijt kunt in het ontwerpen van een fantasy-wereld.” Het tekenen van de interieurs van de ruimteschepen vindt hij daarentegen strontvervelend. Op fansites van de reeks constateren lezers dat Floch gaandeweg de albums steeds meer gebruik maakt van de computer bij zijn tekenwerk. Wanneer aan het eind van het interview de vraag gesteld wordt of hij dat doet om tijd te winnen, of de computer alleen gebruikt voor achtergronden die hij vervelend vindt om te tekenen, geeft hij geen antwoord meer. Door de enorme drukte met het zesde deel van Ythaq heeft hij ‘echt geen tijd meer’ om al onze vragen te beantwoorden. Met de nederigste excuses. Floch heeft geen specifieke grafische opleiding gevolgd. „Zoals de meeste striptekenaars ben ik er eigenlijk zo’n beetje ingerold,” vertelt hij. „Ik heb het vak geleerd in de praktijk, door vooral heel erg veel te tekenen. Als kind tekende ik al. Op de middelbare school wilde ik strips maken. Ik heb ze altijd gelezen en lees ze nog steeds graag.” Floch maakt aan het begin van zijn loopbaan wat reclamewerk en doet mee aan diverse striptekenwedstrijden op fes-

tivals. Op een van die festivals ontmoet hij scenarist JeanBlaise Mitildjian (Djian) met wie hij de reeks Fatal Jack opstart. Er verschijnen drie delen van. Met scenarist Ulrig Godderidge maakt hij de strip Slhoka, waarvan eveneens drie albums verschijnen alvorens hij zich op Ythaq stort. Heeft hij nooit zin gehad zijn eigen verhalen te verzinnen? „Nee, niet echt. Ik ben niet goed genoeg om zelf een scenario te schrijven. Niet omdat ik niet kan schrijven. Maar omdat ik weet dat ik toch te veel energie zou steken in het tekenwerk ten koste van een goed lopend verhaal. Ik ben nu eenmaal meer een tekenaar. Dat is mijn passie.” Van Ythaq staan negen delen gepland. „Arleston en ik weten al hoe het verhaal uiteindelijk zal aflopen. Maar het precieze verloop van het verhaal, staat nog niet vast. Christophe schrijft het stukje voor stukje. Ik ben de eerste die de stukjes te lezen krijgt. Telkens ben ik weer verrast door de nieuwe wendingen die hij aan het verhaal geeft. Het is net alsof ik naar een televisieserie kijk. Elke week zie ik hoe het verder gaat. Zo komt het scenario tot mij.” Bij het tekenen laat Floch zich inspireren door alles wat er aan televisieseries, films, schilderijen, boeken, strips, animatie en videospelletjes voorhanden is. „Ik ben een veelvraat,” vertelt hij. „Ythaq is een space opera en die kom je wel meer tegen wanneer je een boekhandel binnenloopt of een bioscoop bezoekt. Ik vind het daarom moeilijk aan te geven waar ik me nu precies door heb laten inspireren bij het tekenen van de strip. Nou, misschien dat ik toch iets kan noemen: Planet of the apes (sciencefiction-boek van Pierre Boulle dat meerdere keren werd verfilmd, de laatste keer in 2001 door regisseur Tim Burton, red.). Ik ben dol op het genre. Het geeft je als tekenaar totale vrijheid. Hetzelfde geldt voor een scenarist. Het enige wat je hoeft te hebben, is een goed basisidee waar je vervolgens een enorme fantasiewereld omheen kunt creëren. Je kunt in een goede space opera echt alles kwijt: tot aan decors of wezens die in niets meer op de werkelijkheid lijken. Dat is wat ik altijd al heb willen doen.” Hans van Soest


Nu is Serge Baeken (1967) voor veel striplezers nog een onbekende. Maar dat zal waarschijnlijk niet lang meer duren, want Baeken heeft erg veel in zijn mars. Zelf noemt hij zich een ‘grafisch huurling’. Het realistische The NO stories, het komische ZZZ en de vrije grafiek in De maagd van Antwerpen bewijzen zijn veelzijdige talent. Toch wil Serge Baeken niet de zoveelste, beloftevolle Vlaamse stripauteur zijn. Hij is kunstenaar en strip is voor hem ‘slechts’ een dankbaar en nuttig medium. Wel ligt het beeldverhaal hem al van jongs af aan na aan het hart. Met zijn broer – het bekende podiumbeest Vitalski – deelt hij een haast onbedwingbare drang om te vertellen en te scheppen.

„Ik teken al zo’n vijfentwintig jaar strips. Ik publiceerde vooral in punkachtige publicaties, fanzines eigenlijk. Die werden op school uitgegeven en bestonden meestal uit slechts één pagina. Het waren stuk voor stuk experimentele dingen. Hilaire Vandenbroeck, een vriend van mij, gaf Flux uit, het blaadje waarin ik mocht debuteren. Ik weet nog heel goed dat ik daarin mijn stripcarrière begon met een half geplagieerd soort detectiveverhaal. Mijn eerste echte werk gaf ik in 1984 zelf uit in een boekje dat Embryo heette. Daar zijn vijf edities van verschenen vol poëtische en artistieke stripverhalen, met werk van onder anderen Charles Jarvis, een muzikant die toen heel weirde comics tekende, een beetje à la Crumb. Vitalski maakte toen ook zijn stripdebuut met wat gagstrips en zo. We lieten Embryo drukken in Antwerpen. Met ons skateboard onder de arm liftten we van Turnhout naar de drukkerij, waar we onze tekeningen afleverden. Daar gingen we ook de dozen weer ophalen die we met onze skateboards naar de snelweg rolden en zo liftten we weer terug naar huis. We gingen er mee naar de rommelmarkt of naar de Stripdagen in Breda om onze waar heel agressief te verkopen. (lacht) Je hebt er wel een team voor nodig. The NO Stories Op den duur deed ik alles zélf, naast nog een heleboel andere dingen, zoals fuiven organiseren, klassieke gitaar spelen…” Je kwam uit een artistiek nest? „Ja, uit een heel artistiek gezin. Een van mijn voorvaders was Leonard Baeken, een beeldhouwer, die weer een voorbeeld was

voor mijn vader. Mijn vader besloot ook een artistiek bestaan op te bouwen en spiegelde zich aan Henry Miller. Hij begon met schrijven en haalde enorm veel boeken in huis. Wat wij het liefste deden op zondag, was de Standaard Encyclopedie nemen en dan kijken wat bijvoorbeeld de letter C bood voor die dag. Alleen maar kennis absorberen. Tegelijkertijd voerde mijn vader uitgebreide muzikale experimenten uit. Hij is een tijd een extreme Mozart-fan geweest en dan hoorden wij drie tot vier maanden lang van ’s morgens tot ’s avonds niks anders. Maar ineens was zoiets weer voorbij en hadden we dat ook weer gehad. Dan gingen we over op Haydn. Maar er waren ook nog The Beatles en sitarmuziek. Mijn vader heeft gelukkig wel een goede smaak en wij volgden dat allemaal van nabij. Hij schilderde ook een beetje: fauvistische, kleurrijke dingen. We kregen de voorliefde voor kunst met de vadermelk mee. (lacht)” Alleen klassieke kunst, of lazen jullie ook al strips in die dagen? „Strips, dat was mijn broer zijn ding. Hij verzon ter plekke een verhaaltje als hij bijvoorbeeld met wat smurfenfiguurtjes speelde en op den duur ging hij die ook tekenen. Als negenjarige kon Vital minder goed tekenen dan ik: ik ben drie jaar ouder en had dus wat voorsprong. Voor mij was wat hij deed allemaal redelijk primitief, en ik dacht: dat kan ik beter. Zo zijn we begonnen. Mijn broer Vital was mijn eerste leverancier van verhalen en is dat tot op de dag van vandaag gebleven met Studio Vitalski. Ik


ben als twaalfjarige Latijn gaan studeren, schappij niet echt plaats is voor mensen omdat ik dacht op die manier strips te als ik. Behalve als ik strips maak, want dat kunnen maken à la Asterix. (glimlacht) begrijpen mensen.” We lazen thuis alles van Dupuis, we hadden alle Kuifjes… Eigenlijk alles met The NO stories is een bundel met korte prentjes wat voorbij kwam. Zo hadden verhalen die allemaal vertrekken vanuit we een abonnement op Donald Duck, de idee dat er iets niet is, ergens iets ontEppo, Tina, Kuifje én op Robbedoes. We breekt. Vanwaar dat idee? begonnen met de goede strips. En na een „Ik heb deze strip getekend in de etalage halve week, als de leeshonger wat gestild van stripwinkel Mekanik in Antwerpen. was, gingen we verder met Oom Wim Ik wilde het publiek the making of van en dat soort dingen. Als puber gebeurde een strip laten zien. Ik had 22 dagen de er heel veel dingen op heel veel gebieden tijd. Met andere woorden: 22 dagen om die mijn leven beïnvloed hebben. Ten 44 pagina’s te vullen. Ik moest dus iets eerste veranderde het stripverhaal zélf: je hebben waar ik mee vooruit kon. Nadat kreeg auteurs als Moebius en Bilal, met de ik eerst het verhaal had verzonnen, wist generatie tekenaars van het fantastische ik dat ik met dat thema wel de rest van tijdschrift Métal Hurlant. Tegelijkertijd de maand in mijn etalage vooruit kon. leerde ik de punk kennen. Lokaal, bij ons De aanleiding van het experiment was Ongepubliceerde ode aan Moebius in Turnhout, was er opeens een heel inteeen tentoonstelling van mij op de eerste ressante punk-scene die onder meer gigs in kelders organiseerde en verdieping van Mekanik. Het was de bedoeling dat mensen zo – zo. Als veertienjarige inspireerde me dat enorm, onder andere tot met mij als lokvogel – zouden komen kijken. Nu viel het me wel het maken van Embryo. Ik leerde van de punkbeweging dat je om wat tegen, want er kwamen niet bepaald hele drommen dingen te veranderen zelf de handen uit de mouwen moest steken. voor de etalage staan… Nog een geluk dat er Sturm und Drang. Er ging een enorme dynamiek van uit.” recht tegenover de winkel een tramhalte was. (lacht) Maar ik ben wel blij dat Waarom ben je toen niet doorgegaan met strips? ik het gedaan heb. Anders had ik „Ik ben lang met strips bezig geweest, maar uiteindelijk een klein dit album vast nooit gemaakt. beetje afgedreven. (glimlacht) Ik probeerde hoe langer hoe meer Op een locatie zijn waarbij een verhaal in één beeld te vangen. Ik had van begin af aan grote je weet: nu moet ik dit interesse in, zeg maar, de alternatieve en kunstzinnige vormen van doen, het is me wat. het beeldverhaal. Auteurs als Moebius toonden heel overtuigend Eigenlijk is het pure aan dat het medium nauwelijks grenzen had. Ik ben dan ook vrije waanzin. Op voorhand grafiek gaan studeren, na mijn opleiding plastische kunsten. Tijdens krijg je een adrenalinedie studies raakte strip hoe langer hoe meer op de achtergrond. stoot, want je weet totaal Dat kwam misschien ook, omdat ik vond dat strips zich meer en niet wat je moet vertellen meer op elfjes en trollen toelegden en dat er steeds minder varien wat je gaat tekenen. atie bestond. Er verscheen niet veel meer wat ik interessant vond, En daar zat ik dan, met op wat boeken van Manara of Tardi na. Sinds een jaar of drie ben mijn eerste lege pagina’s. ik toch weer zelf begonnen met publiceren. Ik ben weer intensieJa, kadertjes tekenen, dat is ver met strips bezig. De stripscène zindert weer met mensen als altijd een goed begin. (lacht) Randall C., Brecht Evens en vele anderen. Plotseling zag ik een Om iets te kunnen creëren, heleboel mensen die een zelfde visie op strips hadden als ik. We moet je helemaal leeg zijn. hebben allemaal wel in de gaten dat de economische realiteit voor Je moet je laten meevoeren striptekenaars erg moeilijk is. Maar tegelijkertijd is er heel veel met je gedachten zonder die artistieke ambitie. En dat is behoorlijk zeldzaam, die combinatie. te sturen. En dan komen de Het feit dat het medium er is, en dat het kansen krijgt, is toch wel goede ideeën vanzelf. Maar iets dat ons allen voortdrijft en moed geeft.” ja, je moet even vergeten wat er allemaal al gedaan is. Als Je albumdebuut, het Engelstalige The NO stories, werd meteen met scheppend kunstenaar is dat de debuutprijs van Strip Turnhout onderscheiden. Wat doet dat met op zulke momenten pure baleen auteur? last.” „Ik vond het een hele verrassing dat ik die prijs kreeg. Die prijs is ook een soort van sleutel, die je kunt gebruiken of weer laten valIs er in jouw ogen een len. Toen ik mijn schoonmoeder vertelde dat ik een prijs gewononderscheid tussen een nen had, was dat toch wel iets voor haar. Ze begrijpt niks van het striptekenaar en een medium, maar eindelijk stelde ik iets voor als schoonzoon. (lacht) kunstenaar? Een heleboel mensen die niet wisten waar ik mee bezig ben, zijn „Er zijn tekenaars erdoor gerustgesteld. Het is dus écht een beroep en je kunt er die stellen dat het zowaar je brood mee verdienen. Tegelijkertijd ben ik geen typische voor hen geen artisstriptekenaar. Ik pas totaal niet in één vakje. Ik kan heel gemakketieke bezigheid is, lijk overspringen van het ene naar het andere medium. Ik ben in de eerder een ambacht. eerste plaats kunstenaar. Toevallig houd ik me de laatste jaren weer Ze tekenen voor hun iets vaker bezig met stripverhalen en illustraties. Het kunstenaarsdagelijks brood. Ik zit schap is op zich toch iets heel speciaals. Ik ben daar al zo lang mee er ergens tussenin. Ook bezig. Soms heb ik het gevoel dat er binnen onze huidige maatik maak dingen die niet

Prefab


als kunst bedoeld zijn. Met mijn website probeer ik aan potentiële opdrachtgevers te laten zien wat ik allemaal kan. Ik ben een grafisch huurling, en ik moet met heel verschillende opdrachten zien te overleven. Als er dus iemand is die graag leuke prentjes wil, dan zal ik die maken. Daarnaast vind je op mijn site ook artistiek werk dat bijvoorbeeld niet zou misstaan in een museum of een galerie. Ik houd van de veelzijdigheid van mijn leven. Zo heb ik onlangs een opdracht gehad waarbij ik de werking van de douane moest uitleggen. Dat is weliswaar heel onartistiek, maar toch best fijn. Ook geef ik workshops striptekenen in Mekanik. Ik kan me daar helemaal in geven. Al een tijd zocht ik een methode om over te brengen wat ik allemaal weet over de mogelijkheden van het stripmedium. Die cursussen dwingen me mijn eigen tekenmethodes onder de loep te nemen. Dat is leerzaam. Ik ben nu al een paar jaar bezig met het ontwikkelen van mijn eigen tekensysteem, en dat blijkt nu – eindelijk – vruchten af te werpen. Ik kan heel snel heel veel tekenen, en zelfs zo dat het bijna als vanzelf gaat.” Je schrijft op je website dat je door die cursussen het stripvirus wilt helpen verspreiden. Wat bedoel je daarmee? „Ja, ik ben als leraar begonnen met een programma dat acht weken duurde. Ik gaf de cursisten veel huiswerk op. Na die acht weken moesten ze een korte strip van vier tot zes pagina’s hebben gemaakt. Inmiddels pak ik het anders aan. Nu begeleid ik iedereen op zijn of haar eigen niveau. We beginnen van nul en gaan stap voor stap vooruit. Die meedogenloze manier van lesgeven, dat is nu voorbij. (lacht uitbundig) Het stripmedium is toch eigenlijk het mooiste medium dat er bestaat. Vergelijk het eens met film. Vooraleer je een film kunt maken moet je een ver-schrik-ke-lijke lijdensweg afleggen. Je moet van enorm veel mensen goedkeuring en geld krijgen, je hebt een cameraman, een geluidsman, een schminker en zo nodig. Voor strip hoeft dat allemaal niet. Je moet natuurlijk wel een beetje kunnen tekenen, akkoord, maar toch… Iedereen kan gewoon heel goedkoop iets creëren. Het is een heel toegankelijk en democratisch medium. Er zijn voorbeelden genoeg van slechte tekenaars die wel wat te vertellen hebben. En vergelijk strip eens met schilderkunst. Het voordeel van strip is dat je daarin wél beweging en tijdsverloop hebt. Die cursussen stellen me in staat een oude droom te verwezenlijken. Ik wil, zoals gezegd, een tekenmethode ontwerpen en verfijnen die een verhaal uit zichzelf vertelt. Als je bijvoorbeeld een figuurtje tekent en daar vervolgens op varieert, krijg je heel spannende resultaten. Ik wil iets ontwikkelen wat helemaal doet wat ik wil.” Je recente album De maagd van Antwerpen oogt niet zo spontaan als je nu propageert. „Ja, dat klopt. We hadden niet de totale vrijheid bij die opdracht, want die luidde: maak iets over het Atheneum (een van de grootste en oudste onderwijsinstellingen in het centrum van Antwerpen, red.). Ik wilde iets vertellen over de cultuur op die school. Ik denk dat er zo’n honderd verschillende nationaliteiten rondlopen. We waren vrij om de vorm van het verhaal te kiezen. Ik kon dus volop associëren, iets wat ik graag doe. Ik heb meestal wat moeite met het klassieke formaat van een stripverhaal. Ik kan niet zo maar een verhaal vertellen met op elke pagina een aantal kadertjes. Voor De maagd van Antwerpen had ik aanvankelijk alles losjes in een storyboard vastgelegd. Dat heb ik verder uitgebouwd tot een soort van associatieve lappendeken. De teksten zijn tamelijk dwingend, en je moet soms wat zigzaggen tussen de tekeningen door. Daardoor nodigen de pagina’s uit tot lezen, vind ik. Als je dat als auteur niet doet, haken veel mensen af. De meeste striptekenaars zijn vooral bezig om iets te maken dat zo mooi mogelijk is. Ik wil iets meer brengen.” Roel Daenen

In april verschijnt van Serge Baeken bij uitgeverij Xtra het boek Prefab, een bundel van vierhonderd pagina’s met duizenden schetsen. Bij uitgeverij Bries verschijnt eerdaags Sugar. Leven als kat – een biografie van een kat. Nog in de steigers staat Death and the girl, een ‘metafysische biografie van Egon Schiele’, waarvoor Baken nog een uitgever zoekt. Zie ook: www.SergeOnTheRocks.com www.bloggen.be/sergebaekenblog www.fotolog.com/serge_baeken


WAANZINNIGE HUMOR, EXCESSIEF GEWELD EN MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIE

DE WERELD VAN WARREN ELLIS Na wat marginaal gerommel voor Engelse tijdschriften en wat vingeroefeningen met weinig bekende superheldenstrips voor uitgeverij Marvel, is Warren Ellis sinds 1996 één van de grote smaakmakers van de nieuwe stroom serieus te nemen Amerikaanse comics. Na de eerste generatie grote vernieuwers, zoals Alan Moore, Frank Miller en iets later Neil Gaiman, is eind jaren ’90 een nieuwe groep schrijvers opgestaan met als voormannen Grant Morrison, Garth Ennis, Brian Vaughan en Warren Ellis. Voor deze mannen zijn comics niet synoniem met superhelden maar veel meer. Net als in Europa, is het een persoonlijk expressiemiddel om hun kijk op de wereld vorm te geven.

Transmetropolitan

Het werk van de in 1968 in Engeland geboren Ellis is verrassend, vernieuwend en zeer divers. In Nederland is hij – zoals zoveel scenaristen van Amerikaanse comics – onbekend. Zijn werk en visie verdienen echter alle aandacht. De afgelopen tien tot twaalf jaar heeft Ellis letterlijk honderden scenario’s geschreven. Veel te veel om te bespreken in dit artikel. Zijn superhelden- en meer mainstream verhalen blijven daarom buiten beschouwing, zodat alle aandacht uitgaat naar een deel van Ellis’ meer persoonlijke werk.

Transmetropolitan Het meest omvangrijke en ambitieuze werk van Warren Ellis is Transmetropolitan, dat liep van 1997 tot en met 2002. Hoofdpersoon Spider Jerusalem is een volledig onbehaarde (foutje van de automatische douche in deel 1) zwaar getatoeëerde guerrillajournalist die enkele jaren als kluizenaar in de bergen heeft geleefd. Omdat hij nog een contract heeft bij zijn oude uitgeverij, keert hij terug naar de stad, die gewoon City heet, om er de presidentsverkiezingen te verslaan. In Transmetropolitan komen alle kenmerken van het werk van Ellis samen. Persoonlijke politieke en maatschappelijke betrokkenheid in een wereld vol seks, geweld, corruptie en gemuteerde mensen en dieren (Spider houdt er zelf een kat met drie ogen en twee snuiten op na). Het verhaal wordt in beeld gebracht door Darick Robertson. Zijn gedetailleerde maar toegankelijke tekenstijl past perfect bij de waanzin die heerst in City. Ellis geeft zelf aan grote ambities te hebben met Transmetropolitan: „Mijn uiteindelijke doel is om een nieuw, interessant en hopelijk ook onthullend perspectief op de huidige

maatschappij te geven. Ik geloof erg in (de kracht van) sciencefiction zoals H.G. Wells die bedoelde: waarin de toekomst wordt gebruikt als instrument om het heden te verkennen.” En Ellis maakt zijn ambitie waar. Een enorm aantal thema’s die in onze tijd gewicht hebben, wordt van commentaar voorzien: vrijheid van meningsuiting, de hypocrisie van religie, de corruptie van politici, de uitwassen van de consumptiemaatschappij en ook sociale thema’s als armoede, racisme en zelfs kinderprostitutie. Losjes worden historische gebeurtenissen in het verhaal verwerkt. Van de studentenrellen op Amerikaanse campussen in de jaren ’60, via de impeachement van Nixon en de Lewinsky-affarire met Clinton, tot een letterlijke quote van George W. Bush over de vrijheid van meningsuiting: ‘there ought to be limits to freedom’ op de verkiezingsposter van een van de presidentskandidaten. Centraal thema is echter het compromisloos zoeken naar The Truth, de waarheid waar alles voor moet wijken en waarbij alle middelen geoorloofd zijn om ze te achterhalen. Bij vlagen gaat het echt om loodzware problematiek, maar door de waanzinnige wereld waarin hij Spider Jerusalem laat leven en het volkomen losgeslagen extreme gedrag van zijn hoofdpersoon, weet Warren Ellis elke verdenking van politieke correctheid te vermijden. Om assistente Yelena te parafraseren: Spider Jerusalem mishandelt zijn personeel, misbruikt op grote schaal drugs, beledigt, vloekt, scheldt, slaat, schopt en pleegt zelfs moorden (alleen uit zelfverdediging). En het slechte nieuws: ‘He’s the good guy.’

Andere thema’s Hoewel Ellis in Transmetropolitan veel kwijt kan, zit hij toch vast aan het format van de compromisloze journalist in een waanzinnige en corrupte wereld. Sommige thema’s zijn moeilijk in te passen in dat concept. En Ellis wil meer vertellen, over de ontwikkeling van comics bijvoorbeeld, over de macht van technologie en vooral over de psychologie van (super)mensen in extreme situaties. In het eerste van de drie delen Planetary, mooi realistisch getekend door John Cassaday, lijkt het te gaan om een doorsnee sciencefiction/avonturenverhaal. De drie helden vinden een supercomputer uit de nazi-tijd, levende dinosaurussen op een afgelegen eiland en een neergestort ruimteschip. Later in de serie


ontspint zich een complex maar intrigerend verhaal dat, net als Transmetropolitan, vol zit met verwijzingen naar populaire cultuur. Ook de helden zijn menselijker en kwetsbaarder dan in eerste instantie gedacht. Planetary is weliswaar minder uitzinnig dan Transmetropolitan, maar ook hier is voor Warren Ellis niets heilig. In het verhaal Night on earth vechten de drie leden van Planetary tegen en met verschillende incarnaties van Batman: de onkreukbare superheld uit de jaren ’40, de campfiguur uit de jaren ’60 en de wraakzuchtige oudere man uit de jaren ’80. Het is tegelijkertijd zowel een hommage als een pastiche en een serieus commentaar op de evolutie van een superheld. Ongeveer hetzelfde patroon volgt Global Frequency, dat in twaalf delen met verschillende tekenaars verschijnt. De 1001 anonieme leden van de Global Frequency worden wereldwijd ingezet bij crises die de autoriteiten niet de baas kunnen. Ogenschijnlijk losse episodes blijken deel uit te maken van een algemeen commentaar op het gebruik van moderne technologie. De opzet van Global Frequency is ambitieus en behoorlijk gecompliceerd: de serie werd oorspronkelijk bedacht voor televisie, maar werd wegens te moeilijk voor de kijkers nooit gemaakt. Het resultaat is op papier echter te wisselvallig om echt te overtuigen. Door de verschillende tekenaars, de complexe plotlijnen en het teveel aan hoofdpersonen is Global Frequency minder meeslepend dan veel ander werk van Ellis.

Gemuteerde broccoli Warren Ellis houdt zich niet alleen bezig met maatschappelijk relevante thema’s en getormenteerde helden. In Nextwave, Agents of H.A.T.E. (uit 2006 en 2007) neemt hij vijf bestaande maar totaal obscure Marvel-superhelden die als team in dienst zijn van de Amerikaanse overheid. Voor H.A.T.E. (Highest Anti-Terrorism Effort), werken ze aan antiterroristische acties. Althans, zo lijkt het even, al snel blijkt dat het een complot is en dat Nextwave feitelijk in dienst is van de terroristische organisatie die ze moeten bestrijden. De helden besluiten natuurlijk te rebelleren tegen hun werkgever. Klinkt vrij saai en rechtdoorzee, nietwaar? Ellis geeft aan dit idee echter een radicale draai. Het begint al met de tagline: Ministry of Space

Transmetropolitan

‘Nextwave, healing America by beating people up.’ Meteen stapelt de onzin zich in hoge vaart op. Het eerste monster dat de helden verslaan, is een groene draak in een paarse onderbroek. Het leger van de terroristen bestaat uit gemuteerde broccoli (wat zonder enige ethische bezwaren een bizarre body-count mogelijk maakt). Dick Anger, de nemesis van Nextwave, pleegt zelfmoord, maar wordt met een ‘zombie-chip’ in leven gehouden en zo wordt op vrijwel elke pagina het web van nonsens dichter. Van enige karakterontwikkeling of intelligente plot is geen sprake. De helden worden voor een situatie geplaatst en met excessief geweld en stoere one-liners zorgen ze voor een goede afloop. Voor mensen die de grap nog steeds niet door hebben, richt Ellis zich rechtstreeks tot de Marvel-lezers, die doorgaans weinig ironie in hun verhalen treffen: „If this actually made sense to you, tell your mommy or daddy to get you the special pills.” Zowel Ellis als tekenaar Stuart Immonen hebben duidelijk veel schik gehad in deze parodie op het Marvel-universum. Hulde aan Marvel dat ze het aandurfden het uit te geven. Min of meer tegelijkertijd met Nextwave werkt Ellis aan het buitengewoon sombere Fell, over een politieagent die wordt overgeplaatst ‘naar de overkant van de rivier’, het slechte deel van de metropool Snowtown. Agent Fell krijgt te maken met moord, kindermishandeling, drugmisbruik en nog veel meer ellende. Het verhaal wordt getekend door Ben Templesmith, in sombere kleuren en in een sobere indeling van meestal negen even grote plaatjes per pagina. Elk spoortje van ironie ontbreekt. Ellis lijkt terug te keren naar het idee achter Transmetropolitan, maar nu gesplitst in twee series: de humor belandt in Nextwave en de maatschappelijke thema’s in Fell.

Ander werk Niet alles wat Ellis schrijft, is natuurlijk briljant. Scars is een te lang uitgesponnen poging tot psychologische thriller waarin detective John Cain probeert een kindermoordenaar te vatten. Hoewel zeker geen slechte strip, heeft Scars nergens de relevantie, urgentie en diepgang van veel ander werk. Een ander minder goed gelukt experiment is Apparat. Ook hier is het idee interessant: Hoe zouden Amerikaanse strips er in de 21ste eeuw uitzien als de hele superheldenindustrie nooit van de grond was gekomen. Ellis werkt het idee uit in vier losse comics, met vier verschillende helden en door vier verschillende tekenaars. Het concept van Apparat is dat het zogenaamd steeds gaat om een ‘eerste deel van een nieuwe serie’. Juist daardoor komt het slecht uit de verf. Ellis heeft zoveel ideeën dat die simpelweg niet passen op een comic-formaat van 22 pagina’s met niet meer dan 5 of 6 plaatjes per pagina. Aparte aandacht verdient nog het boek Ministry of Space dat in drie delen tussen 2001 en 2004 verscheen en is getekend door Chris Weston. Het verhaal gaat uit van een alternatieve toekomst:


Beknopte bibliografie Het oeuvre van Warren Ellis beslaat honderden comics, van mainstream tot volkomen obscuur en alternatief. Hier volgt een zeer beperkte selectie van hoogtepunten en enkele ook in Nederland redelijk bekende (super)helden. Bij Marvel » Wolverine – nrs. 119 t/m 122 (1997 t/m 1998) met Leinil Francis Yu. » Ultimate Fantastic Four – nrs. 7 & 18 (2004 t/m 2005) » Iron Man – nrs. 1 t/m 6 (2005 t/m 2006) met Adi Granov. » Nextwave – nrs. 1 t/m 12 (2006 t/m 2007) met Stuart Immonen

de Engelsen (nadrukkelijk niet de Britten) hebben aan het eind van de oorlog de Duitse wetenBij Wildstorm schappers die in Peenemunde » Planetary – nrs. 1 t/m 26 (1999 t/m werkten aan de V2, in handen 2006) met John Cassaday gekregen. De Engelsen gaan » Global Frequency – nrs. 1 t/m 12 (2002) voortvarend aan de slag en al in met diverse tekenaars 1950 brengen ze de eerste mens » Desolation Jones – (sinds 2005) met in de ruimte. diverse tekenaars In 2001 komt uit dat de » Ocean – (2004 t/m 2005) met Chris Engelsen niet alleen Duitse Sprouse geleerden en techniek hebben buitgemaakt. Het Ministry of Bij DC Comics en Vertigo Space blijkt te zijn gefinancierd » Transmetropolitan – nrs. 1 t/m 60 (1997 met goud dat de nazi’s rooft/m 2002) met Darick Robertson den van de slachtoffers van de » Orbiter – (2003) met Colleen Doran concentratiekampen. Maar, zo » JLA Classified – nrs. 10 t/m 15 met verdedigt grondlegger van het Butch Guice Ministry zich, zonder dat goud Bij Image Comics had Engeland nooit kunnen » Ministry of Space – (2001 t/m 2004) met staan waar ze op dat moment Chris Weston staan: ‘I. MADE. YOU. » Fell – (sinds 2005) met Ben GREAT!’ is het woedende slot Templesmith van zijn betoog. Ellis plaatst zijn hoofdperBij Avatar Press sonen en daarmee de lezer » Scars – (2003) met Jacen Burrows voor mooie dilemma’s. Hij maakt in dit verhaal duidelijk dat aan elk succes een schaduwzijde zit.

Visie Het ontbreekt Warren Ellis niet aan fantasie en goede ideeën. Sterker, soms heeft hij moeite maat te houden en krijgt hij al zijn ingevingen niet op een nette manier in zijn verhalen verwerkt. De verhalen kunnen zich overal afspelen, in de meer of minder nabije toekomst, in een wereld die erg op de onze lijkt in een parallel universum of gewoon in Los Angeles in het heden. Wat de meeste verhalen van Ellis gemeen hebben, is zijn uitgesproken visie op de maatschappij en de mens. Zwakken en onschuldigen, vooral kinderen, moeten worden beschermd. Macht corrumpeert: politici en andere machthebbers zijn bijna per definitie niet te vertrouwen. Wees, bijna ten koste van alles, loyaal aan jezelf en je vrienden. Nadeel aan veel superheldenstrips, en ook bijvoorbeeld aan het werk van de buitengewoon succesvolle Garth Ennis, is dat geweld het enige middel is om een doel te bereiken en daarmee wordt geweld het doel in het verhaal. Dat wordt snel saai. In de verhalen van Ellis wordt ook veel geschoten, gevochten en doodgereden. Het verbale geweld is bij vlagen nog excessiever. Maar Ellis schrijft altijd vanuit een idee. Hij kiest een algemeen en relevant uitgangspunt, bedenkt wat hij wil vertellen, welke boodschap hij met zijn verhaal wil overbrengen en van daaruit werkt hij terug naar een uitgangssituatie. De boodschap van bijvoorbeeld Ministery of Space is eenvoudig, maar door 95 procent van het verhaal te focussen op de successen, de grootsheid, de welvaart en de vrede, en pas helemaal op

Nextwave

het einde de schaduwkant te belichten, komt die boodschap echt aan. De Amerikaanse stripcultuur is rijk en heeft een lange traditie en Ellis voelt zich geroepen om die te becommentariëren. Hij kiest er echter niet voor er een dik, academisch en onleesbaar studieboek aan te wijden. Hij geeft zijn commentaar terloops, door oude helden naast nieuwe personages te laten verschijnen. Voor de lezer die alleen een avontuur wil lezen, is dit leuk of in elk geval niet storend. Voor de lezer die verder wil kijken, is het de uitdaging om de puzzel op te lossen en de verwijzingen zelf te vinden en te duiden. Transmetropolitan zou met een betrouwbare, beschaafde hoofdpersoon een saaie betweterige strip zijn geworden. Juist omdat Spider Jerusalem een schoft is, kan Ellis politieke en maatschappelijke misstanden aan de kaak stellen. Als lezer word je gedwongen door het karakter van de hoofdpersoon heen te kijken en te constateren: ‘He’s the good guy.’ De verhalen van Warren Ellis zijn op verschillende niveaus te benaderen. Genesteld in de Amerikaanse superheldentraditie bieden vrijwel al zijn strips voldoende ontspanning voor de liefhebbers van rechtdoorzee avonturenverhalen. Tegelijkertijd durft Ellis zijn lezers uit te dagen met ongemakkelijke dilemma’s, scherpe commentaren en intelligente verhalen. Voor liefhebbers van de Europese strips, met een vooroordeel tegen de Amerikaanse comics, is een nieuwe wereld te ontdekken. Willem Lammerink Planetary


Kruistocht 1: Simoen dja Philippe Xavier & Jean Dufaux Uitg. Le Lombard; 51 pl.; kleur; slappe kaft; € 7,95 De kruistochten zijn een gewild decor voor diverse stripreeksen en daardoor bijna een subgenre. Deze rauwe periode in de geschiedenis biedt een scenarist voldoende stof voor een spannend verhaal vol actie, maar is evenzeer een bron voor beschouwingen over zowel de meest duistere als de meest verlichte kanten van de menselijke ziel. Een gelouterde scenarist als Jean Dufaux (o.a. Jessica Blandy, De Klaagzang van de Verloren Gewesten, Giacomo C.) zou daar dus wel raad mee moeten weten. Vreemd genoeg lukt dat echter niet. Vreemd genoeg, omdat Dufaux een verdienstelijk scenarist is en duidelijk weet waarover hij het heeft als het over de ‘bevrijding’ van het Heilige Land gaat. In de inleiding geeft hij een historisch verantwoord overzicht over de reeks kruistochten die in de loop van twee eeuwen het nabije oosten heeft geteisterd. Het drieluik Kruistocht gaat echter over een kruistocht die in de geschiedenisboeken niet is terug te vinden. Een door schande getekende Gregorius van Arcos wil de stad Hiërmus alem op Ab’doel Razim veroveren. In de loop van het verhaal wordt al snel duidelijk dat beide aanvoerders enkel marionetten zijn. Op de achtergrond beweegt de duivel de touwtjes. Met zijn scenario lijkt Dufaux commentaar te willen geven op het mensonterende karakter van deze (schijn)heilige middeleeuwse missie, en wellicht nobele oorlogen in het algemeen. Een mooie kapstok. Helaas vertilt de schrijver zich aan zijn voornemen. Om het verhaal snel op de rails te krijgen, ragt Dufaux de informatie erdoor. Soms is dat nodig en een getrainde striplezer kan daar wel mee uit de voeten. De scenarist wil echter te veel mededelen en weigert daar enige minder relevante subplots voor op te geven. Er wordt

Aya uit Yopougon 1 Marguerite Abouet & Clément Oubrerie Uitg. L; 112 p.; kleur; harde kaft; € 14,95 Strips van Afrikaanse auteurs zijn nog steeds zeldzaam, alhoewel er de laatste jaren druppelsgewijs wat verschijnen in het Frans. Zoals de strip Aya van de Ivoriaanse scenariste Marguerite Abouet, die twee jaar terug in Angoulême de debuutprijs won. Met de Nederlandse vertaling krijgt nu ook het Nederlandse publiek de kans kennis te maken met een ander Afrika dan dat van de televisie. In Aya draait het niet om hongersnoden of burgeroorlogen. Aya is gebaseerd op de (geromantiseerde) jeugdherinneringen van Abouet zelf die in de jaren ’70 opgroeide in Ivoorkust dat vlak na de onafhankelijkheid in rap tempo verwesterde. Het verhaal draait om de drie vriendinnen Aya, Bintou en Adjoua. Aya is een serieuze tiener, wier rol in het verhaal feitelijk beperkt is tot het kritisch aanschouwen van de gebeurtenissen om haar heen. Bintou en Adjoua daarentegen hebben flink te kampen met opspelende hormonen. Hoewel kampen niet het juiste woord is. Opspelende hormonen zijn in de sloppenwijken waar ze opgroeien namelijk geen enkel

dan ook allemachtig veel gekletst en bepaald niet kort en bondig. Dufaux is weliswaar een Belg, maar het gezwollen taalgebruik zou niet misstaan in een Franse strip. Door het topzware scenario komt veel druk te liggen op de schouders van de betrekkelijk onbekende Philip Xavier. Zijn stijl leent zich wel voor deze opgave. De gestileerde tekeningen geven wat lucht aan het in beton gegoten verhaal. Ook inkleurder Chagnaud houdt het gelukkig vrij rustig. Het ontbreekt de tekenaar Xavier echter aan voldoende kwaliteit. Wat hij aan heldere lijnvoering wint, verliest hij weer aan houterig getekende actiescènes en een hortend beeldritme. Xavier vertilt zich bovendien aan zijn eigen voornemens. Op driekwart van het boek werkt de tekenaar met twee tegenover elkaar liggende uitklappagina’s waarop de beslissende veldslag wordt uitgebeeld. De ambitieuze onderneming wordt te niet gedaan doordat de tekenaar met de mogelijkheid om groots uit te pakken eigenlijk niets doet. Een topzwaar scenario gecombineerd met lichtgewicht tekeningen raakt onherroepelijk uit balans. Kruistocht beklijft daarom niet. Een goede eerste indruk wordt al lezend geheel te niet gedaan. Jef Nieuwenhuis

probleem. Zolang alles maar in het geheim gebeurt, is de seksuele moraal er bijzonder vrij. Problemen ontstaan pas wanneer Adjoua zwanger raakt. Aya is in essentie typische chicklit met alle bijbehorende ingrediënten: giebelende vrouwen, seks en domme mannen. Kwalitatief hoogstaande chicklit, dat wel. Wat de strip zo bijzonder maakt, is dat Abouet niet alleen een leuk verhaal heeft willen vertellen maar ook een portret heeft geschetst van de maatschappij waarin ze opgroeide. De Ivoriaanse setting waarin de personages rondlopen, voelt authentiek. De personages in Aya zijn stuk voor stuk geloofwaardig, net als hun handelingen. Waar doorsnee chicklit strontvervelend is doordat de boeken het gemiddelde soap-scenario niet overstijgen met hun grootstedelijke saaiheid vol advocates en schrijfsters die niet weten wat ze met hun leven aanmoeten, daar boeit Aya door naturel te blijven. De strip wordt bevolkt door gewone mensen, met hun gewone dagelijkse besognes. Dat maakt het verhaal uiterst genietbaar. Tegelijkertijd geeft het een verrassend beeld van het alledaagse Afrika zoals we dat maar zelden zien. Dat Aya in beeld is gebracht door een Franse man, doet daar niet veel aan af. Oubreries slordige tekenstijl treedt nergens op de voorgrond en weet de sfeer goed over te brengen van het echte Afrika. Het resultaat is een vlot lezende strip, die mede door de goed gedoseerde humor weet te boeien en verrassen. Hans van Soest


Stijloefeningen, 99 manieren om een verhaal te vertellen Matt Madden Uitg. Strip Turnhout; 208 pl.; zwart-wit en kleur; harde kaft; € 18,00 In 1947 schreef Raymond Queneau een brief aan zijn uitgever waarin hij een nieuwe roman aanprees: „In zijn nieuwe roman, met de hem eigen virtuositeit gewrocht, heeft de beroemde romancier X, aan wie wij al zo veel meesterwerken te danken hebben, ernaar gestreefd de lezer slechts te confronteren met scherp getekende personages, wier handelingen plaatsvinden in een atmosfeer die voor ieder, groot en klein, begrijpelijk is. De intrige nu draait rond de ontmoeting, in een tram, van de held van deze geschiedenis met een tamelijk raadselachtige persoon, die ruzie maakt met de eerste de beste.” Na deze korte samenvatting steekt Queneau opnieuw de loftrompet over X, met wie hij uiteraard niemand anders bedoelde dan zichzelf. De ‘roman’ waarnaar hij verwijst, is Stijloefeningen: een boekje waarin een anekdote op 99 verschillende manieren wordt verteld. Met de aanprijzende brief aan zijn uitgever voegde hij er meteen een honderdste manier aan toe. Stijloefeningen werd een succes en bevestigde de toenmalige populariteit van de humorist Queneau. Het verscheen niet alleen in het Frans, maar werd ook (met heel wat hoofdbrekens) vertaald in onder meer het Nederlands (door Rudy Kousbroek) en het Engels. Ruim zestig jaar later doet Matt Madden het experiment over, maar nu met een pagina strip. In de inleiding van zijn boek schrijft hij: „Vanaf de allereerste keer dat ik Stijloefeningen las, dacht ik dat het leuk en uitdagend zou zijn om het concept toe te passen op een beeldverhaal, maar ik deed het af als een krankzinnig idee. Acht jaar geleden gaf ik me gewonnen en vatte ik de pen op.” Net als Queneau gaat ook Madden uit van een eenvoudige alledaagse gebeurtenis: een man is bezig op zijn werkkamer en staat even op om naar de koelkast te lopen. Onderweg daarheen wordt

er van bovenaf de trap gevraagd hoe laat het is. De man kijkt op zijn horloge en noemt de tijd. Hij doet de deur van de koelkast open en vraagt zich af wat hij er ook al weer kwam zoeken. Je kunt de verschillende versies van dit gegeven in chronologische volgorde lezen, maar ook kriskras door elkaar. Wat opvalt als je bij het begin begint, is dat de eerste uitwerking nog tamelijk sec in beeld is gebracht in acht plaatjes met louter beschrijving. Madden heeft het zelf de titel Sjabloon gegeven en in feite is het de blauwdruk voor alles wat volgt. In de eerste variaties experimenteert Madden vooral met de vertelvorm: hij gebruikt de monoloogvorm, vertelt vanuit het perspectief van de koelkast, in verschillende grammaticale tijden, als flashback, maar zijn tekenstijl verandert niet. Vanaf pagina 34 gaat hij ook daarmee variëren: hij vertelt de anekdote bijvoorbeeld in undergroundstijl, als manga, als een fragment van het tapijt van Bayeux , in de klare lijn, te veel om op te noemen eigenlijk. Hier en daar verkent hij zelfs de grenzen van het medium strip door het verhaal digitaal te vertellen, als grafiek, als advertentie en zelfs als landkaart. Heel geestig zijn de variaties op klassiekers als Krazy Kat en The yellow kid. Al die verschillende stijlen zijn voor de doorgewinterde striplezer een feest der herkenning. Maar terloops vertelt Madden op deze grappige manier niet alleen welke keuzes een striptekenaar kan maken, maar vooral hoe rijk en veelzijdig het medium strip is. Hans Pols

Inferno Marcel Ruijters Uitg. Oog&Blik; 128 p.; zwart-wit; pocket; € 14,95 Verstrippingen van literaire klassiekers leveren zelden iets interessants op. Het zijn meestal óf bloedeloze plaatjesboeken óf zouteloze parodieën. Marcel Ruijters heeft met zijn bewerking van de aller klassiekerigste klassieker – Dantes La divina commedia – godzijdank voor een heel eigen aanpak gekozen. Het resultaat, Inferno, mag er zijn. Het is met afstand Ruijters’ beste werk tot dusver. In het 14de-eeuwse La divina commedia beschrijft de dichter Dante Alighieri een reis door de hel. Het is vooral een politieke satire op de situatie in Florence uit die dagen. Dante wordt op zijn tocht vergezeld door zijn grote voorbeeld, de antieke dichter Vergilius. In de hel ziet hij hoe zondaars op de meest gruwelijke wijze worden gestraft. Via een reis door het vagevuur (de louteringsberg) komt hij uiteindelijk in de hemel terecht waar hij het goddelijke licht aanschouwt. In Inferno kiest Ruijters ervoor zich vooral op het eerste en bekendste deel van het boek te richten: Dantes

hel (Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt!). Het begin is nog redelijk authentiek, hoewel: de vrouwelijke Danta wordt in een donker woud (symbool voor een persoonlijke crisis) belaagd door wilde dieren, die op hun beurt weer symbool staan voor haar zonden lust (panter), hoogmoed (leeuw) en hebzucht (wolf). Virgillia redt haar en leidt Danta rond door de hel. Daar ziet ze als afschrikkend voorbeeld wat zondaars te wachten staat. In tegenstelling tot het oorspronkelijke boek kent Inferno echter geen goede afloop (de term ‘commedia’ werd destijds niet gebruikt voor humoristische boeken, maar voor verhalen met een happy end). Danta ontsnapt uit de hel en komt terecht in het purgatorium, waar ze terstond haar wijze lessen weer vergeet. Hoewel bovenstaande beschrijving anders doet vermoeden, is Inferno geen moralistisch boek. Integendeel. Inferno is een van de meest hilarische boeken van de laatste tijd. Ruijters’ bewerking is een groteske verdraaiing van het origineel. Zijn prachtige tekeningen die de spaarzame tekst begeleiden, staan boordevol visuele grapjes die aanhoudend doen gniffelen door hun hoge Tex Avery-gehalte. Ruijters heeft zich zichtbaar uitgeleefd op de meest gruwelijke martelmethodes en monsterlijke creaties waar de wat stuntelige Danta voortdurend overheen struikelt. Hij doet dat in de toegankelijke tekenstijl zoals hij die al hanteerde in zijn vorige boek Sine qua non: een stijl die doet denken aan middeleeuwse miniaturen en die prima aansluit bij Dantes klassieker. Het resultaat is ronduit verrukkelijk. Hans van Soest


Nachtdieren Brecht Evens Uitg. Oogachtend; 46 pl.; kleur; slappe kaft; € 12,00

Slaapkoppen Randall C. Uitg. Oogachtend; 106 pl.; kleur; slappe kaft; € 19,00

Randall C.

Traditiegetrouw wordt Vlaanderen gezien als de bakermat van de volkse strip, maar dat is slechts de halve waarheid. Boeken als Hic sunt leones met daarin de moderne Vlaamse strip in vogelvlucht, laten zien dat Vlaanderen barst van het creatieve talent, dat met uiterst eigenzinnig werk aan de weg timmert. Dankzij het Vlaams Fonds voor de Letteren is er voor hen de mogelijkheid om albums te publiceren. Nachtdieren en Slaapkoppen zijn er twee van. Randall Casaer is een jonge veertiger, die zijn brood verdient met het maken van illustraties. Strips van zijn hand verschenen onder andere bij de website pulpdeluxe. be en het tijdschrift Ink. Eind 2007 verscheen zijn debuut Als er lucht is moet ge ademen, met daarin verzameld werk. Slaapkoppen is zijn eerste lange stripverhaal. Het motief voor het boek staat achterop het omslag: Wat nu als je in een droom in slaap valt en droomt dat je in slaap valt en droomt dat… enzovoorts. Het album bestaat uit twee gescheiden, in episodes vertelde verhaallijnen, die verweven raken en weer uit elkaar drijven. De personages bevinden zich al die tijd in een surrealistische wereld, die verandert zodra ze in slaap vallen. Slaapkoppen draait niet zozeer om het plot, maar is vooral een persoonlijke en liefdevolle poging om de magie van het leven te bevatten. Het bevat vele humoristische momenten, maar gevoelens van verwondering, melancholie en fragiliteit overheersen. Niet in

de laatste plaats dankzij de tekeningen. De combinatie van potlood, pen en penseel oogt krasserig, maar toch zacht. Losjes, en toch aandachtig. De prachtige inkleuring met vergrijsde, monochrome tinten maakt het af. Brecht Evens is met zijn tweeëntwintig jaar een jong talent. Met zijn kortverhaal Een boodschap uit de ruimte, won hij in 2005 de V.O.S. stripdebuutwedstrijd. De liefdesgeschiedenis Vincent, uit 2006, verraadde nog wat vocht achter de oren, maar met – het overigens tekstloze – Nachtdieren lijkt dat wel opgedroogd. Het eerste verhaal vertelt over een meisje dat een vrouw wordt en zich laat verleiden tot een wilde nacht met fatale gevolgen. In het tweede zien we een man in een konijnenpak, op zoek naar zijn (blind) date. Maar het zijn niet de verhaaltjes die dit boekje zo bijzonder maken. Nachtdieren is een kruising tussen prentenboek en strip. De overvolle pentekeningen zijn zoekplaatjes vol fantastische wezens, weggelopen uit nachtmerries. Een vergelijking met Jeroen Bosch dringt zich op, evenals die met Lewis Carroll en Maurice Sendak (Max en de maximonsters). Maar de taferelen van Brecht Evens zijn geen plaatjes uit de hel, noch die uit een droom. Het zijn unieke sprookjes, waarin Evens, ondanks de citaten, altijd zichzelf blijft. Dat is niet alleen knap, maar levert ook een verbluffend fraai boekje op. Sigge Stegeman

Tovenarij 1: Het ballet van de oude wijven Juanjo Guarnido & Teresa Valero Uitg. Dargaud; 44 pl.; kleur; slappe kaft; € 5,25 Tekenaar Juanjo Guarnido is bekend van de reeks Blacksad, een hard boiled detectivestrip die zich afspeelt in de Verenigde Staten tijdens de jaren ’30. De personages worden vertolkt door dieren en dat is niet geheel toevallig, want Guarnido is een voormalig tekenaar van Disney animaties. Het is zijn stijl aan te zien en dat geeft Blacksad een buitengewoon aaibaar karakter. In contrast overigens met de verhalen, die politiek geladen zijn en waarin geweld niet wordt geschuwd. In Tovenarij tapt Guarnido uit een heel ander vaatje. In tegenstelling tot Blacksad wordt deze strip bevolkt door

mensen – of beter gezegd: fantastische wezens als heksen en feeën – en is het humor dat de klok slaat. Het verhaal draait om de heksen Sortilega, Brygia en Febris, die hun dagen slijten met kibbelen. Op een dag staat hun dochter op de stoep, na een verblijf van enkele jaren bij de mensen. Haar man is de vleesgeworden commercie, die ogenblikkelijk aan de slag gaat met het introduceren van de consumptiemaatschappij. Als de drie heksen daar hun handen al niet aan vol hadden, staat op een avond ook nog eens een feeënkind aan het raam. Brygia wil het kind adopteren, maar Sortilega peinst er niet over. Terwijl het kind de boel op stelten zet met haar toverkunsten, is in feeënland de pleuris uitgebroken over de vermissing. Het ballet van de oude wijven is een klucht, propvol thema’s waar de makers nog jarenlang humoristische verhalen mee kunnen vullen. Guarnido’s stijl komt goed tot zijn recht. Zijn plooibare, expressieve koppen toveren een grijns op je gezicht nog voor je een letter gelezen hebt. Tovenarij is leuk, maar toch zit je nergens hardop te lachen. De humor mist subtiliteit en vooral scherpte. Maar dat zal de makers niet deren. De serie is in eerste instantie bedoeld voor kinderen en die zullen zich ongetwijfeld goed vermaken. Sigge Stegeman

Brecht Evens


Southern Cross Laurence Hyde Uitg. Drawn & Quarterly; 255 p.; zwart-wit; harde kaft; $ 24,95 (import)

Graphic witness, four wordless graphic novels Frans Masereel, Lynd Ward, Giacomo Patri, Laurence Hyde Uitg. Firefly; 424 p.; zwart-wit (met rode steunkleur); slappe kaft; $ 29,95 (import) Houtsnedestrips waren lang tijd alleen nog te vinden in antiquariaten. De hemel zij geprezen dat enkele uitgevers dit veelal prachtige materiaal hebben herontdekt en heruitgegeven, zodat ook het grote publiek weer kan kennismaken met het werk van meesters als Lynd Ward en Otto Nückel. Zo werden Wards boeken Gods’ men en Mad man’s drum nog niet zo lang geleden heruitgegeven door Dover publications en Nückels beeldroman Schicksal door uitgeverij Imho onder de titel Destin. Omdat het gaat om tekstloze verhalen, kan iedereen ze zonder angst aanschaffen, ook al gaat het om uitgaves uit de VS en Frankrijk. Southern cross van Laurence Hyde is nu zelfs weer verkrijgbaar in twee verschillende heruitgaves. Het 118 houtsnedes tellende verhaal verscheen in 1951 en was sindsdien nauwelijks nog te vinden. Southern cross gaat over de Amerikaanse atoomproeven op de eilandjes rond Bikini in 1946. De inheemse bevolking werd van tevoren (onder dwang) geëvacueerd. Hyde vertelt het verhaal van de evacuatie. Wanneer een vrouw wordt verkracht door een dronken Amerikaanse marinier, slaat haar man de matroos dood. Ze vluchten met hun kind voor de Amerikanen. Maar kunnen ze ook ontsnappen aan de bom? Hyde (1914-1987) was een Engelsman die op jonge leeftijd emigreerde naar Canada. Daar maakte hij kennis met het werk van Lynd Ward dat hem erg beïnvloedde. Net als de meeste andere makers van houtsnedestrips, brengt Hyde in zijn tekstloze verhaal een universele boodschap over vrede en rechtvaardigheid – zie ook ZozoLala 147 voor meer informatie over het genre. Uitgeverij Drawn & Quarterly heeft het werk nu als zeer verzorgde facsimile op de markt gebracht. De oorspronkelijke uitgave is inclusief alle spelfouten in zijn geheel herdrukt. Wel is er nog extra tekst en uitleg aan toegevoegd. En dat alles op zwaar papier, opdat de illustraties goed tot hun recht komen. Hyde’s houtsnedes (niet te verwarren met houtgravures, zo legt hij de lezer in het voorwoord uit: snedes worden gemaakt met kleine gutsen, gravures met een harde pen) zijn erg verfijnd. Drie jaar werkte hij er aan. Waarschijnlijk was het enorm arbeidsintensieve proces er debet aan dat het bij deze ene beeldroman is gebleven. Hyde verdiende zijn geld vooral als illustrator.

Voor ongeveer hetzelfde bedrag (de dollar staat laag ten opzichte van de euro) kun je Southern cross ook lezen in een bundel op groter formaat: Graphic witness. Dan krijg je er direct nog enkele andere spectaculaire houtsnedestrips bij die tot dusver slechts moeilijk te vinden waren voor vaak veel geld. In de bundel Graphic witness vind je ook nog verzorgde herdrukken van Frans Masereels The passion of a man, Lynd Wards Wild pilgrimage en (heel spectaculair) Giacomo Patri’s White collar. De gekozen strip van Frans Masereel (1889-1972) was diens eerste beeldroman. De Belg maakte hem in 1918 en het slechts 25 prenten tellende werk had direct succes. Veel andere houtsnedestrips van zijn hand volgden, waaronder bekende boeken als Mon livre d’heurs, Le soleil en Idée. In Images de la passion d’un homme (in het Engels: The passion of a man) volgen we het leven van een jongen die opgroeit in armoede, opkomt voor zijn rechten en daar uiteindelijk de prijs voor betaalt. Dit socialistische thema komt telkens terug in het latere werk van Masereel. De Amerikaan Lynd Ward (1905-1985) werd geïnspireerd door Masereels werk. Zijn tekstloze houtsnedestrips kenden ook dezelfde thematiek. Wild pilgrimage uit 1932 was één van de zes beeldverhalen die hij maakte. Het verhaal is sterk beïnvloed door de tijdgeest: de economische recessie en de klassenstrijd. Het gaat over een arbeider die droomt van een socialistische heilstaat, een vredig paradijs, maar in werkelijkheid slechts haat en onbegrip op zijn pad treft. Zijn dromen (die zijn gedrukt in rode in plaats van zwarte inkt) vermengen zich steeds meer met de werkelijkheid. Wards beeltenissen zijn veel gedetailleerder uitgewerkt dat die van Masereel of Hyde. Met zijn voorliefde voor dramatische poses en verwrongen camerastandpunten is hij een regelrechte voorloper van latere stripmakers als Berni Wrightson en Andreas. De Italiaanse immigrant Giacomo Patri (1898-1978) ten slotte maakte zijn beeldroman White collar in 1938. Ook nu weer staat het leven van de arbeider centraal: dit keer dat van een kantoorklerk wiens sympathie voor de vakbond hem uiteindelijk zijn baan kost. Het boek was aanvankelijk ook bedoeld als reclame voor de vakbeweging. Dat maakt het verhaal er echter niet minder boeiend door. Patri graveerde niet in hout, maar in linoleum. Zijn tekeningen zijn gestileerder en minder melodramatisch dan die van Ward. Graphic witness wordt vooraf gegaan door een uitgebreide inleiding op de geschiedenis van de houtsnedestrip en geeft uitleg over de werkwijze van de artiesten. Het nawoord is van de Canadese stripmaker en liefhebber Seth. Daarmee is het een prachtige verzameling geworden van strips die veel hedendaagse lezers zal verrassen en bekoren. Hans van Soest


De adelaars van Rome. Eerste boek I Enrico Marini Uitg. Dargaud; 64 pl.; kleur; slappe kaft; € 7,95 Het oude Rome is sinds enige tijd weer helemaal ‘in’ als decor voor allerhande boeken, films en strips. Nadat eerder Hollywood de ouderwetse spektakelfilms herontdekte met kaskrakers als Gladiator, stofte ook de stripwereld het oude genre af dat sinds Jacques Martins Alex enigszins in de versukkeling was geraakt. Murena van Jean Dufaux en Philippe Delaby was direct een commercieel succes. Reden misschien waarom de populaire tekenaar Enrico Marini zich nu ook aan het genre waagt met de nieuwe reeks De adelaars van Rome. Locatie: een door veldslagen vernield landschap in het Germania van 9 jaar voor het begin van onze jaartelling. Op het slagveld leggen de Romeinen de overwonnen volkeren een verdrag op dat de rust in het gebied voor de komende jaren moet waarborgen. Als waarborg voor de afgedwongen vrede zal een aantal kinderen van de belangrijkste Germaanse leiders in Rome worden opgevoed. Het verhaal zoomt vervolgens in op de jonge Ermanamer, een heethoofdige blonde knaap die door een voormalige Romeinse veldheer zal worden opgeleid. Dat die gelijktijdig ook zijn eigen zoon de zelfde straffe discipline probeert bij te brengen, is vervolgens het belangrijkste gegeven van het eerste deel van de serie. Deze Marcus namelijk is een al even kort aangebonden jongeling, zodat de lezer verzekerd kan zijn van diverse schermutselingen tussen deze twee ‘koningszonen’. Maar, zoals vaker geschiedt bij jonge mannen die intensief gedrild worden, uiteindelijk vormen ze een onverbrekelijk duo dat voor elkaar door het vuur gaat. Of toch niet?

Cromwell Stone Andreas Uitg. Sherpa; 144 p.; zwart-wit/kleur; harde kaft; € 39,95 De trilogie Cromwell Stone is voor het eerst in een integrale versie uitgegeven; in een zeer verzorgde uitvoering die het magistrale magnum opus van stripmaker Andreas waardig is. Cromwell Stone is zowel de staalkaart als het hoogtepunt in het omvangrijke oeuvre van de Duitse Fransman. Dat komt doordat tussen de start van het drieluik en de afsluiting ervan een periode van twintig jaar ligt. Een periode waarin Andreas zich ontwikkelde tot een van de giganten onder de Europese stripmakers. Zowel inhoudelijk als tekentechnisch is die ontwikkeling in de trilogie op de voet te volgen. Het complexe verhaal laat zich moeilijk samenvatten. Cromwell Stone en het vervolg De terugkeer van Cromwell Stone sluiten inhoudelijk op elkaar aan. Maar het laatste deel Het testament van Cromwell Stone is ook goed zelfstandig te lezen. Aanvankelijk lijkt het verhaal zicht te ontwikkelen als een redelijk conventioneel horrorverhaal waaraan bovendien goed is af te zien dat het in delen is voorgepubliceerd in Le journal illustré (le plus grand du monde), een blad van uitgeverij Deligne. Al snel bloeit het verhaal op en ontvouwt zich de Lovecraftiaanse thematiek. Het verhaal gaat over dertien mensen die de zelfde schipbreuk hebben overleefd. Elk jaar komen ze bij elkaar, maar ook elk jaar komt een van hen om het leven. Met het ontrafelen van het geheim achter deze sterfgevallen, wordt het mysterie groter. Howard Phillips Lovecraft was een Amerikaanse schrijver met een op zijn zachtst gezegd fragiele geestelijke gezondheid. Rond de vorige eeuwwisseling schetste hij in een groot aantal korte verhalen een wereld waarin het individu slechts door een flinterdun laagje onwetendheid wordt gescheiden van een wereld vol gruwelen. Een duister universum waarin de mens slecht een onbeduidende

Zowel tegenstellingen als overeenkomsten zijn aanwezig om in het verdere verloop van de serie voor de nodige dramatiek te zorgen. De succesvolle tv-serie over het antieke Rome zal Marini, die ook zelf het scenario schreef, eveneens ter inspiratie hebben gediend. Evenzogoed heeft hij een vaardig verhaal in elkaar gezet en dat in aantrekkelijk ogende realistische tekeningen uitgewerkt. Met eerdere series als De aasgieren en De schorpioen heeft de Zwitser al aangetoond de striplezer aardig te kunnen pleasen met zijn gelikte tekenwerk. Ongetwijfeld zal dat ertoe bijdragen dat hij er met deze nieuwe serie in slaagt mee te liften op de huidige populariteit van het genre. Bert Meppelink

speelbal is. Hoewel bij Andreas de toon minder nihilistisch en hopeloos is, maakt hij gebruik van dezelfde thematiek. Zelfs hoofdpersoon Cromwell Stone, die zich redelijk staande weet te houden, moet zich schikken naar hogere machten. Het eerste deel is door de oorspronkelijke verschijningsfrequentie wat fragmentarisch. In De terugkeer van Cromwell Stone ontvouwt het complexe en gelaagde scenario zich echter in alle glorie. Het is echter niet alleen het doorlopende verhaal dat kracht geeft aan de vertelling. Het beeld wordt nadrukkelijk ingezet om de vertelling te ondersteunen en te verdiepen. Hier komt de – naast Lovecraft – tweede inspiratiebron van Andreas nadrukkelijk naar voren: de Amerikaanse striptekenaar Berni Wrightson. De stripopera doet zijn intrede. De exuberante wijze waarop Wrightson zijn personages liet acteren, zie je terug bij Andreas. Deze gaat echter nog een stap verder. Zijn bladspiegels acteren mee. Vooral in het tweede deel wordt de vormgeving daardoor een essentieel onderdeel van de vertelling. In het derde deel Het testament van Cromwell vormen het complexe scenario en de uitgewerkte pagina’s een gelaagde vertelling waarin de lezer zich keer op keer kan onderdompelen om steeds weer nieuwe ontdekkingen te doen. Jef Nieuwenhuis


Is er leven na het mega-epos Cerebus? Het antwoord leek lange tijd beperkt tot het fanzine Following Cerebus. Maar dit voorjaar trekt de even inventieve als controversiële Canadese auteur Dave Sim de registers vol open. Niet met één, maar met twee comics tegelijk. De eerste oogt als een luchtige satire op de modewereld, met tekenwerk in de stijl van Alex Raymond en Stan Drake: Glamourpuss. En de tweede is een loodzwaar historisch drama over de holocaust: Judenhass. Sim-lezers zetten zich alvast schrap, want die weten dat Sim resoluut zijn eigen weg volgt en zijn boodschap altijd heftig op papier slingert. Bekijk zelf de previews op www.glamourpusscomic.com en www.judenhass.com. TD

Judenhass

De trouwe lezer van dit blad zal het niet zijn ontgaan dat sommige redacteuren een bijzondere voorliefde hebben voor tekstloze houtsnedestrips uit het begin van de twintigste eeuw (zie ook Het Laatste Oordeel in dit nummer). Voor wie zich bovendien eens door een ander wil laten overtuigen van de pracht van het genre, verschijnt binnenkort het achtergrondboek: Wordless books: The original graphic novels. Auteur David Beronä gaat dieper in op het werk van onder anderen Frans Masereel, Lynd Ward, Milt Gross en William Gropper en op de invloed die zij

hebben gehad op latere stripmakers. Met een voorwoord van Peter Kuper. Uitgeverij Abrams, $ 35,00 (import). HvS Een handleiding voor strips. Dat is de vertaling van Thierry Groensteens nieuwe essaybundel La bande dessinée. Mode d’emploi. Het is een knipoog naar Georges Perecs magnum opus La vie mode d’emploie en snijdt op overtuigende manier een aantal aspecten aan van het beeldverhaal, of zoals hij het zelf noemt: ‘Un objet culturel non identifié’. Aan de hand van strippioniers als Winsor McCay en George Herriman, via klassiekers als André Franquin en E.P. Jacobs tot aan hedendaagse auteurs als Dave McKean en Baudoin fileert Groensteen moeiteloos een aantal prangende thema’s. Zo analyseert deze ex-directeur van het Musée national de la Bande Dessinée van Angoulême deelaspecten van het medium als kleur, taal, stijl (wat is de ‘klare lijn’?), enz. Het 224 pagina’s dikke boek wordt ongetwijfeld een nieuwe referentie voor iedereen die geïnteresseerd s in het medium, naast eerdere standaardwerken van auteurs als Benoît Peeters en Scott McCloud. Uitgeverij les impressions nouvelles, € 22,00 (import). RD Het levenswerk van Marc Sleen krijgt een thuis in de Brusselse Zandstraat, recht tegenover het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal. Het Nero-museum zal gehuisvest worden in het vroegere gebouw van de inmiddels niet meer bestaande

krant De Nieuwe Gids. Een historische locatie, want op die plek tekende Sleen in 1947 voor het eerst zijn eigenzinnige strip-

Nero

held. In het te openen Nero-huis wordt onder andere het archief ondergebracht van ‘de meest productieve striptekenaar ter wereld’, aldus het Guiness Book of Records. Onderzoekers en publiek zullen er in de loop van 2009 terecht kunnen om het werk van Sleen te bekijken. RD Net te laat voor de deadline van ons vorige nummer, maar te belangrijk om niet te melden voor de enkeling die het over het hoofd heeft gezien: de prijzen van het stripfestival in Angoulême. De prestigieuze grote prijs ging dit keer naar het duo Dupuy en Berberian, bekend van vooral Meneer Johan. De Australiër Shaun Tan won met zijn tekstloze beeldroman The arrival (in het Frans: Là où vont nos pères) de prijs voor beste album van het jaar (zie ZozoLala 155 voor meer informatie over de auteur en het boek). Andere albumprijzen waren er ondermeer voor de Israëlische Rutu Modan met Exit wounds (binnenkort in Nederlandse vertaling bij Podium), Catel & José-Louis Bocquet met Kiki de Montparnasse (publieksprijs), Isabelle Pralong met L’elephant (debuutprijs) en Cyril Pedrosa met Trois ombres (binnenkort ook in Nederlandse vertaling bij Silvester). Voor het volledige overzicht: www.bdangouleme.com. HvS Genoten van Wazems voortzetting van De Woestijnschorpioenen? Van Lupus en De bosduivel? Dan is de documentaire Bandes à part een aanrader. Regisseur Thierry Tripod portretteert daarin vijf stripmakers uit Genève: Wazem, Frederik Peeters, Baladi, Ibn al Rabin en Tom Tirabosco. Een uitgebreide versie van de documentaire verschijnt (waarschijnlijk zonder ondertitels) op dvd. Meer info: www.pointprod.ch TD


Tussen 1947 en 1977 verschenen er in de Verenigde Staten zo’n zesduizend Bouquetreeks-achtige stripblaadjes. De populariteit van het genre onder tienermeisjes was groot: in de jaren ’50 was één op de vijf verkochte comics in de VS zo’n mierzoet beeldromannetje. Het genre stierf echter uit toen fantasy en superheldencomics de markt overnamen. Dit voorjaar verschijnt bij uitgeverij McFarland het vuistdikke overzichtsboek Love on the racks. A history of American romance comics. Auteur Michelle Nolan gaat dieper in op het genre, de makers van de strips, de verklaringen van het succes en de teloorgang. Prijs: $ 49,95 (import) HvS Manu Larcenet heeft zojuist zijn alom bejubelde vierluik De dagelijkse worsteling afgerond. Op zijn lauweren gaan rusten boeit hem niet, zegt hij tegen het Franse stripblad Avant-Première. Larcenet bereidt momenteel een manga voor, met als werktitel Blast. „Een heel duister verhaal,” licht hij alvast een tipje van de sluier op. „Een

Manu Larcenet

soort afdaling in de hel. Ik probeer erin te analyseren hoe mensen ertoe komen dat ze nergens meer in geloven. In zekere zin is De dagelijkse worsteling een antwoord op de vraag: hoe kom je vooruit in het leven?. Mijn nieuwe boek beantwoordt precies de tegenovergestelde vraag: hoe zak je weg?” Volg het nieuws van nabij op Larcenets blog: www.manularcenet.com/blog. TD In het bloeiende alternatieve stripcircuit van Vlaanderen is Geert Peeten geen onbekende. Bijna tien jaar geleden verschenen van zijn hand al twee albums en plotseling lag daar op het bijzettafeltje van de ZL-redactie Ex Capite. Het album is in eigen beheer uitgegeven, maar oogt professioneel in vormgeving en uitvoering. Voor het eerst waagt Peeten zich aan een langer verhaal en dat doet hij zeer verdienstelijk. Zijn stijl kenmerkt zich door een krachtig gebruik van zwart en wit en doet sterk denken aan linoleum- of houtsnede. In Ex Capute sluit dat prima aan op de vertelling van een eenzame man en zijn hallucinatoire ontmoeting met een vrouwelijke kannibaal. Een prima album dat voor de prijs van

€ 13,50 per email kan worden besteld bij geert.peeten@ skynet.be. Volgens de auteur zal het boek binnenkort ook te verkrijgen zijn in een aantal Vlaamse stripwinkels. JN Strips op internet of webcomics zijn al lang geen nieuw fenomeen meer. Dus waarom ook niet meteen een heel stripboek op internet, zullen Michael Eitjes en Mark van den Anker gedacht hebben. Zij maakten het e-stripboek Vinnie en Matthijs, een verzameling grappen die eerder stonden in onder andere het Alkmaars Weekblad. Gratis te downloaden op www.bookworks.nl. HvS Van David Mazzucchelli hebben we sindszijn samenwerking met Paul Karasik voor het onvolprezen Broze stad niets meer vernomen. Hij hield zich vooral bezig met lesgeven aan de School of Visual Arts in New York. Komend najaar staat er echter een nieuw boek van hem aangekondigd bij uitgeverij Pantheon: Asterios Polyp. Mazzucchelli werkte er tien jaar aan. Het verhaal gaat over een architect die zijn verleden probeert te ontlopen, maar er gaandeweg achterkomt dat zijn toekomst er allang door is bepaald. HvS Wat is Jeff Smith eigenlijk gaan doen na zijn alom geprezen jeugdklassieker Bone? Vorig jaar startte hij voor DC Comics een bewerking van de antieke superheld Shazam. Maar hij maakt gelukkig ook nog oorspronkelijk werk. Bij Cartoon Books is inmiddels het eerste 32-pagina’s tellende deeltje van zijn nieuwe comic-serie Rasl verschenen. Rasl is een sciencefiction-strip over een kunstdief die door zijn gave om tussen verschillende dimensies te reizen, elk museum binnenkomt. Elke drie maanden moet er een nieuw deeltje verschijnen. Stukken minder lieflijk dan Bone, zo laat hij weten. „In Rasl kan ik mijn donkere kant kwijt. Ik ben inmiddels een stuk ouder geworden dan toen ik met Bone begon. Ik ga graag naar de kroeg, heb ook mijn minder mooie eigenschappen waar ik een uitlaatklep voor zoek.” Het is maar dat je het weet. Overigens heeft filmmaatschappij Warner Bros inmiddels de rechten verworven van Bone. HvS

Stripblad De Lijn is inmiddels aan zijn vierde nummer toe. In een opmaak die als hommage is bedoeld aan het ter ziele gegane stripblad Eppo (inclusief post- en puzzelpagina), heeft dit vierde nummer als thema ‘verslaving’. Zestien jonge auteurs laten zien wat ze kunnen. Peter de Wit maakte samen met Stephan Brusche een strip van acht pagina’s. De Lijn kost 5 euro en is verkrijgbaar in de stripspeciaalzaak of via www.dedigitalelijn.nl. HvS

De Lijn

Het aantal aangekondigde, weer afgeblazen en alsnog verschenen stripverfilmingen wordt te groot om elke keer bij stil te staan. Voor drie titels maken we echter een uitzondering, omdat ze de nieuwsgierigheid prikkelen: die van Akira, Adèle Blanc-Sec en Black hole. Voor de laatstgenoemde horrorklassieker van Charles Burns tekent regisseur David Fincher. Het verhaal is mede door Neil Gaiman tot filmscript bewerkt. Het zal naar verwachting nog twee jaar duren alvorens Black hole in de bioscoop draait. Akira komt al in 2009. Na de tekenfilmversie, komt er nu ook een live action-versie van deze moeder aller manga’s. Tekenaar Katsuhiro Otomo vond in


acteur Leonardo DiCaprio een geldschieter die meehelpt de strip te bewerken tot een tweeluik voor het witte doek. Hij zal zelf de hoofdrol op zich nemen van Kaneda, de leider van de motorbende. Regisseur wordt

Ruairi Robinson. Het decor wordt verplaatst van een toekomstig Tokyo naar een toekomstig New York. Wanneer de verfilming van Adèle Blanc-Sec (voor wie het nog niet weet: de Franse titel van Tardi’s feuil-

letonstrip Isabelle Avondrood) rondkomt, is nog onduidelijk. Wel heeft regisseur Luc Besson (die eerder al met Ravian-tekenaar Mezières werkte aan The fifth element) de rechten op het werk gekocht. HvS

In Memoriam Raymond Leblanc (1915-2008)

In Memoriam Dave Stevens (1955-2008)

Raymond Leblanc stond aan de wieg van de carrière van zeker drie generaties Belgische en Franse stripmakers. De Waalse ex-verzetsman haalde Hergé na de Tweede Wereldoorlog over mee te werken aan een tijdschrift voor ‘de jeugd van 7 tot 77 jaar’. Op 26 september 1946 rolde het eerste nummer van Kuifje/Tintin van de persen. Het weekblad bleef bestaan tot juni 1993 en bood een podium aan gevestigde namen als Hergé en Vandersteen, maar ook aan de toen nog relatief onbekende Edgar P. Jacobs, Jacques Martin en Paul Cuvelier. Leblancs uitgeverij Lombard bracht ook de albums uit. Latere auteurs als Greg, Graton, Vance, Van Hamme en Hermann – om maar een lukrake greep te doen in het fonds – konden binnen het concern rijpen. Leblanc stierf op Goede Vrijdag op 92-jarige leeftijd.

Na een lange strijd tegen leukemie is tekenaar Dave Stevens 10 maart dit jaar overleden. De Amerikaan was vooral bekend van zijn getekende pin-ups. Begin jaren ’80 begon hij met zijn retro-comic Rocketeer, waarvan ook in het Nederlands een album verscheen (Titanic-reeks). De strip was zo succesvol dat die in 1991 verfilmd werd.

Agenda Beurzen Op 19 en 20 april vindt in Arnhem weer een stripbeurs plaats. In Hotel Haarhuis aan het Stationsplein nummer 1 kun je er terecht voor diverse auteurs, onder wie Hermann, Paul Teng, Philippe Jarbinet en Erik Wielaert. De deuren zijn open van 10 tot 18 uur. Meer info: www.stripbeursarnhem.nl. Op zondag 27 april kan iedereen in Leuven terecht op de plaatselijke stripbeurs. Van 10 tot 17 uur zijn de deuren open. Locatie: Zaal KA Redingenhof, Redingenstraat 90, 3000 Leuven. Hopen op mooi weer. Op 4 mei wordt op de Markt in Gouda een stripbeurs gehouden. Van 10 tot 16.30 uur onder andere een markt, een veiling en het signerende Suske en Wiske-duo Luc Morjeau en Peter van Gucht. Zie ook: www. stripsopdemarkt.nl. In Kruibeke kun je op 11 mei terecht voor de jaarlijkse Mercatorstripbeurs. In cultureel centrum de Brouwerij aan het Onze Lieve Vrouwenplein 18 aldaar tref je onder anderen de volgende auteurs aan: Lucien de Gieter, François Walthery en Martin Lodewijk. Zie: www.mercatorstripbeurs.be.

Zet vast in je agenda: 6, 7 en 8 juni het tweejaarlijkse festival Stripdagen Haarlem. Centraal thema deze editie is de Waalse strip. Zie alvast: www.stripdagenhaarlem.nl.

Nog te zien t/m 28 juni: originelen van Dick Matena voor zijn Elsschotbewerking Kaas. In het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Gratis toegang. Meer info: www. kmska.be.

Exposities In het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal zijn nog de volgende tentoonstellingen te zien: tot 6 april Emmanuel Guibert en t/m 11 juni de expositie Het tijdschrift Robbedoes. Waar? Zandstraat 20 te Brussel (www.stripmuseum.be). De overzichtstentoonstelling van het werk van Ever Meulen is nog te zien t/m 13 april in Tweebronnen te Leuven. Zie ook: www.beeldbeeld.be. In het Singer Museum te Laren loopt nog tot 27 april de tentoonstelling Strip en kunst. Meer info: www.stripenkunst.nl en www.singerlaren.nl. De expositie Superhelden en sjlemielen. Joodse herinnering in de stripkunst loopt nog t/m 8 juni in het Joods Historisch Museum te Amsterdam. Info: www.jhm.nl.

ADVERTENTIE

Van 16 mei t/m 31 augustus in het Persmuseum te Amsterdam: een keuze uit acht jaar tekeningen van Willem voor HP/De Tijd. Meer info: www.persmuseum.nl. Strips uit Afrika! Van 26 april tot en met 31 augustus loopt een overzichtstentoonstelling met werk van negentien Afrikaanse stripmakers in het Afrika Museum te Berg en Dal. Voor een voorproefje kijk je op www.picha.nl, waar je alvast verrassend werk kan zien uit ondermeer Zuid-Afrika, Benin en Nigeria.

Diversen Stripwinkel Mekanik te Antwerpen organiseert voor de komende maanden weer de nodige cursussen voor stripmakers (‘rookies and professionals’). Voor de data in april en juni, zie www. mekanik-strip.be. De lessen worden gegeven door Serge Baeken (zie elders in dit nummer). Amsterdam. Meer info: www.persmuseum.nl.


Dit overzicht van te verschijnen strips is gebaseerd op door de uitgevers aangeleverde informatie. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het wordt samengesteld, komt het regelmatig voor dat de boeken in werkelijkheid pas later verschijnen. Houd voor de meest actuele informatie de webstekken van de uitgeverijen in de gaten. Achter elk album staan de prijs (in euro’s) en de uitvoering (slappe kaft/harde kaft) vermeld. Het cursieve commentaar is van de ZozoLalaredactie. Aanvullingen zijn van harte welkom op stripvoorspelling@zozolala.com.

Te verschijnen in april en mei 2008 Arboris — www.arboris.nl De as van de Katharen 10: De brandstapel (Jarbinet) sk. Spoorloos 8: Het offer (Vallée/Kraehn) sk.

Arcadia — www.arcadiastrips.be Benjamin 1: Lachen is een kunst (Hachel) 19,95; hk. Deel 2 in de Archiefreeks met vergeten strippareltjes.

Atlas — www.boekenwereld.nl Peanuts 3: De jaren 1960-1964 (Schulz) 15,00; sk. Verbeelde gedichten J.J. Slauerhoff (Diversen) 18,50; hk. Geïnspireerd door de Franse voorbeelden Baudelaire en Zola liet Atlas jonge Nederlandse en Vlaamse tekenaars enkele gedichten van Slauerhoff verstrippen. Bijdragen van o.a. Milan Hulsing en Judith van Istendael.

Bries — www.bries.be Het jaar van de olifant 5: Het belang van het detail (Linthout) 5,00; sk. Het jaar van de olifant 6: Verscheurde woorden (Linthout) 5,00; sk.

Casterman — www.casterman.com Fantastische avonturen 1: De goudkever (Thouard/Seiter) 5,75; sk. Eerste deel van een reeks strips naar verhalen van E.A. Poe. Golden dawn 1: Het genootschap van Socrates (Heurteau/Leclercq) 11,50; hk. Start van avonturenreeks rond de occultist Aleister Crowley. Hartendief 2: De zwarte roos (Duchêne/ Duchêne) 5,75; sk. Wild river 1: De raid (Wagner/Seiter) 11,50; hk. Nieuwe westernreeks van de makers van Mysteries.

Catullus — www.catullus.nl Fokke en Sukke lachen zich gek (Van Tol/Reid/ Geleijnse) 8,15; sk. Mevrouw de heks 1: Mevrouw de heks vliegt op (Turk) 7,50; sk.

Daedalus — www.uitgeverijdaedalus.be De druïden 2: Is de witte (Lamontagne/Istin/ Jigoutel) 7,95; sk.

Dargaud — www.dargaud.com Blake & Mortimer 18: Het heiligdom van Gondwana (Juillard/Sente) 7,95/20,00; sk/hk. Climax 1 (Brahy/Bracquelaire/Corbeyran) 5,75; sk. Vierdelige spin-off van Imago mundi. Cutie B. 1 (Li/Marazano) 5,25; sk. De heer der dolende zielen 3: De voorzienigheid (Bonhomme/Vehlmann) 7,95; sk. Vijf jaar na het verschijnen van deel 2 wordt de reeks dan toch voortgezet in het Nederlands. Het kruis van Cazenac 9 (Stalner/Siro/Boisserie) 7,95; sk. Voorlaatste deel van de reeks. Poison Ivy 3: Mazzel in Bir-Hakeim (Berthet/ Yann) 7,95; sk. Wayne Shelton 7: De speer van Longinus (Denayer/Cailleteau) 5,75; sk.

Dupuis — www.dupuis.com Buck Danny 52: Vermist (Bergêse) 5,25; sk. Cedric 22: Lelijk is ze! (Laudec/Cauvin) 5,25; sk. Damocles 1: Het leger van Sherwood (Henriet/ Callède) 5,75; sk. Nieuwe thrillerreeks over een groep Londense lijfwachten. De droom van Jeruzalem 2: De vuurproef (Marty/Thirault) 13,00; hk. GusGus 2: Papa Cool (Durieux/Englebert) 9,50; hk. Kinderstrip in de reeks Plukje. High security 3: Nieuwe meesters (Gihef/ Callède) 5,75; sk. Jojo 17: In beslag genomen (Geerts) 5,25; sk. Kogaratsu 11: Te vuur en te zwaard (Michetz/ Bosse) 5,75/10,40; sk./hk. De fans dachten al dat Michetz gestopt was. Na vijf jaar wachten weer een nieuw deel in deze samoeraireeks. Mooie navels 3: Vriendin aan het lijntje (Delaf/ Dubuc) 5,25; sk. De poort naar de hemel (Siccomoro/Makyo) 13,00; hk. Tweedelige thriller in de Vrije vluchtreeks van de makers van Koud vuur. De psy 15: Ik ben groots! (Bédu/Cauvin) 5,25; sk. Spookmaterie 3: Delta (Douay/Fléchard) 13,00; hk. Stoppeltje 3: Protest in de moestuin (Bailly/ Fraipont) 9,50; hk. Kinderstrip in de reeks Ukje. Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot 4: Dagboek van een fantast (Bravo) 7,95; sk. Bravo gaat terug naar de allereerste Robbedoesjaren met een verhaal dat zich afspeelt kort voor de Tweede Wereldoorlog.

Glénat — www.glenat.com Aldo Remy in opstand 2 (Tibet) 5,75; sk. Berserk 2 (Miura) 6,95; sk. Gewelddadige fantasy. Hoshin 1 (Fujisaki) 6,95; sk. Nieuwe 23-delige ‘shonen manga’ die zich afspeelt in het

mythische China van de 11e eeuw v. Chr. Marmalade boy 1 (Yoshizumi) 6,95; sk. Start van achtdelige, romantische meisjesmanga. One piece 2 (Oda) 6,95; sk. Een in Japan reeds lang lopende piratenreeks voor jongetjes.

Graton —www.michelvaillant.com De Labourdets 9: Spanning in Noirmoutier (Graton/Graton) 5,95; sk.


Lombard — www.lombard.be Avontuur zonder helden en Twintig jaar later (Dany/Van Hamme) 19,95; hk. Integrale uitgave van de twee verhalen aangevuld met vijf verbindende pagina’s. Bakemono 1: De eed van de Tengu (Sala) 7,95; sk. Nieuwe samoeraireeks. Bob Morane 44: De oevers van de tijd (Coria/ Vernes) 5,25; sk.

Lucky productions — www. luckyproductions.com Blunders van Rataplan 7 (Janvier/Fauche/ Leturgie) 5,95; sk.

Mezzanine — www.dupuis.com Sabbatini 4: Het Antikytheraprincipe (Morjaeu/ Du Caju) 4,50; sk.

Oog & Blik — www.oogenblik.nl Birma (Delisle) sk. Eindelijk een Nederlandse vertaling van het werk van de Canadese ‘stripdocumentairemaker’ Guy Delisle. Gus 2 (Blain) hk. Operatie Hanuman (De Jong/Hulsing) Avonturenstrip op scenario van de maker van Wat Fred niet wist. Voorgepubliceerd in het AD. Polonius (Tardi/Picaret) Herdruk van zeldzame Tardi-strip, die ooit bij Yendor verscheen. Terug op aarde 3 en 4 (Larcenet/Ferri) hk. Tomoyo: Hysterix flavour (Hendriks) sk.

Oogachtend — www.oogachtend.be Mira 2 (Ilah) sk. De tweede kus 3: Hanne (Conz) sk. Slot van het drieluik. Zinloos geweld. Tekeningen des tijds (Diversen) sk. Themabundel met bijdragen van o.a. Kim, Hanco Kolk en Ilah.

Sherpa — www.sherpa.nu

Kat en muis (Munnik) 7,90; sk. S1ngle 6: Party! (Kolk/De Wit) 12,50; sk.

De spiralen kooi (Davison) Al heel wat jaren verwacht: de vertaling van de imponerende autobiografie over hoe Davison heeft leren leven met zijn aangeboren handicap.

Kana — www.mangakana.com/nl

Silvester — www.silvesterstrips.nl

Deah note 7 (Obata/Ohba) 5,95; sk. Detective Conan 5 (Aoyama) 5,95; sk. Monster 8: Mijn naamloze held (Urosawa) 7,50; sk. Nana 6 (Yazawa) 5,95; sk. Naruto 11 (Kiskimoto) 5,95; sk. Shaman king 14 (Takei) 5,95; sk. Yu-gi-oh! 14 (Takahashi) 5,95; sk.

Arthur 9: Edrawt de verrader (Lereculey/ Chauvel) 14,95; hk. Slot van de reeks. Verschijnt tegelijk in een box met de delen 7 en 8. Commissaris Cremer 1 (Casanave/Vandermeulen) Het reactionaire, alcoholistische broertje van Maigret, gnuivend opgevoerd door de tekenaar van Baudelaire en de maker van Fritz Haber. Drie schimmen (Pedrosa) Duister sprookje in een losse, Craig Thompson-achtige penseelstijl. In Angoulême gekozen tot een van de zes ‘essentiële’ strips van 2007. Koning Snotneus 3 (Parme/Trondheim) 12,50; hk.

De Harmonie — www.deharmonie.nl

L — www.boekenwereld.nl Agent 327 20: Het Oranjecomplot (Lodewijk) 6,90/14,90; sk/hk. Boeddha 7: Prins Ajatasattoe (Tezuka)16,95; hk. Piet en Riet van de buis 4: Dom dom dom (De Kort) 12,50; sk. Ythaq 4: De schaduw van Khengis (Floch/ Arleston) 7,90/15,90; sk/hk. Zie elders in deze ZozoLala.

Standaard — www.standaard.com Bakelandt 21: De zwarte griffioen (Leemans) sk. FC de Kampioenen 52: De nies van de neus

(Leemans) sk. Figaro 1: Het masker van de wereld (Van Bael) Jump 3: De ijzervreter (Chambre) Kiekeboe 117: Drie bollen met slagroom (Merho) sk. Het laatste station 2: Roodkapjes bar (Wielaert/ Linthout) sk. Mieleke Melleke mol (Stallaert/Urbanus) sk. Sam 10: Aan de grond (Bosschaert/Legendre) sk. Urbanus 129: De 3D-bielen (Linthout/Urbanus) sk.

Niet aangekondigd toch verschenen Arch 4: Vierde voorontwerp (Maaik) Archmaaik. be; 18,99; hk. Arq 11: Zwarte meester (Andreas) Sherpa; 17,50; hk. Battle angel Alita 2 (Kishiro) Glénat; 6,95; sk. Bessy: De laatste bron (Wirel) Brabant Strip; 9,00. De dagelijkse worsteling 4: Spijkers inslaan (Larcenet) Oog&Blik; 14,95; hk. Slot van Manu Larcenets veelgeroemde vierluik. Elno: De stem van Sonara (Vervoort) BeeDee; 14,95; hk. Oud werk uit Sjors & Sjimmie Stripblad. Kaas (Matena/Elsschot) Athenaeum; 29,95/250,00; sk/luxe. Zie Agenda: gratis sneak preview in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (t/m 28 juni). Claire 18: Mannen zat! (Diversen) Divo; 4,95; sk. Alweer jaren verzorgd door een Spaanse tekenstudio. Ex capite (Peeten) 14,00. Debuut in eigen beheer van Geert Peeten. Gommaar en Balthazar 1 (Tillieux) Brabant Strip; 9,00. Het goud van Kampen (Van Vliet/Reichenbach) Pear Prod.; 5,90/10,90; sk/hk. Regiostrip. De grappen van Lambik (Vandersteen) Brabant Strip; 9,00. Kappie 3: Voor op de wc (Van der Meij) Sherpa; 9,95; sk. De Metabaronnen: Castaka 1, Dayal, de eerste voorouder (Das Pastoras/Jodorowsky) Arboris; 7,95; sk. ’n Net meisje (De Heij) Divina; 14,50; sk. Porno van de maker van Afgezaagd. Peanuts 2: De jaren 1955-1959 (Schulz) Atlas; 15,00; sk. Say hello to Black Jack 10 (Sato) Glénat; 6,95; sk. Het vervolg op De afdeling psychiatrie. Wok (Steehouwer) Syndikaat; 14,95; sk. De Zaak T.T.T. (Meulen) BeeldBeeld; 15,00; sk.

Uno Mundo wereldstrips In het buitenland verschijnen stapels prachtige strips die ons taalgebied amper bereiken. Kwaliteit kent echter geen grenzen. Daarom hieronder een selectie van de meest opvallende buitenlandse titels van de laatste twee maanden. De prijzen in euro’s vallen bij importtitels doorgaans wat hoger uit.


Tekstloos Metronome (Tanaka) NBM; $ 13.95; hk. Conceptuele manga van Véronique Tanaka. Warm aanbevolen door Jeff Smith en Bryan Talbot. The number 73304-23-4153-6-96-8 (Ott) Ed. Moderne; 19,80; hk. Liefde in de dodencel. Nieuwe thriller in schaafkarton van Thomas Ott.

Les bandes dessinées 1968-2008 (Tardi/Grange) Casterman; 18,00. It was 40 years ago, today… Album van de man die in ’68 zelf nog klappen van de politie kreeg, met cd gezongen door mevrouw Tardi. Achab 1: Nantucket (Mallet) Treize Étrange; 12,50; hk. De jeugd van de bezeten kapitein uit Melvilles literaire klassieker Moby Dick. Amères saisons (Schréder) Casterman; 12,95; sk. Op zijn eigen leven gebaseerd portret van een alcoholist. Door de maker van Het geheim van Coïmbra. Amour & désir (Diversen) La boîte à bulles; 25,00; sk. Stripbundel over… juist ja. Bijdragen van veelbelovende jonge auteurs als Cmax, Nancy Peña en Lucia Albon. Carlos Gardel. La voix de l’Argentine 1 (Muñoz/ Sampayo) Futuropolis; 16,00; hk. Eerste deel van stripbiografie over de legendarische tangozanger (1890-1925) door de Argentijnse makers van Alack Sinner en Joe’s bar. Bij dezelfde uitgever verscheen tegelijkertijd ook een mooie monografie gewijd aan beide auteurs: Conversations. Celle de ma vie, celle de mes rêves (Brito/ Fazenda) 6 Pieds Sous Terre; 16,00. Eigentijdse Portugese relatiekomedie. Collectif Québec (Diversen) Casterman; 12,75; sk. Franstalig Canada gezien door de ogen van o.a. Davodeau, Tripp en Moynot. Construire un feu (Chabouté/London) Vents d’Ouest; 13,00; hk. Stripbewerking van klassiek kort verhaal van Jack London. Contre la bande dessinée (Gerner) L’Association; 14,00; sk. De Gruwelijke Waarheid over het medium, vuistdik opgetekend door Jochen Gerner. Humphrey Dumbar, le croquemitaine (Civiello) Delcourt; hk. Vaders en moeders, sluit ramen en deuren: kinderstrip van horrorauteur Emmanuel ‘Kiem van de waanzin’ Civiello. Le livre des destins 1 en 2 (Biancarelli/Le Tendre) Soleil; 12,90; hk. Conceptreeks rond een mysterieus boek en zijn lezers, op scenario van de schrijver van Op zoek naar de Tijdvogel. Mai 68 (Franc/Bureau) Ed. Berg. Nog meer 40 years ago, today… Voor een voorproefje zie: www.mai68-labd.com. Mourir, partir, revenir. Le jeu des hirondelles (Abirached) Cambourakis; 19,00; sk. Autobio herinneringen aan de Libanese Burgeroorlog (1975-1990). Debuut van Zeina Abirached, die onmiskenbaar de strips van Marjane Satrapi bewondert.

L’oeil était dans la tombe (De Metter) Casterman; 14,95; hk. Hedendaagse thriller van de maker van Emma. Oh, les filles 1 (Lepage/Michel) Futuropolis; hk. Vrouwendrama getekend door de tekenaar van Een wereld zonder kwaad. Les pages noires (Wandrille) Warum; 16,00; sk. Houtsnedenstrip over Tunesië. Quand j’étais star (Peyraud/Villard) Casterman; 12,95; sk. Verstripte korte verhalen van de Franse schrijver Marc Villard. Quator (Catel/Diversen) Casterman; 17,95. Vier mannen gezien door dezelfde vrouw. Nieuwe strip van de maakster van het in Frankrijk tweemaal bekroonde Kiki de Montparnasse. Le rêve de Meteor Slim (Duchazeau) Éd. Sarbacane; 23,00. De langverwachte bluesstrip van de maker van Gilgamesj (zie ZozoLala 156).

Comix Apocalypse nerd (Bagge) Dark Horse; $ 13.95; sk. Wisselend ontvangen satire van de maker van Zeker Lezen-klassieker Hate. Holmes 1: Haydn’s head (Perez) AIT/Planet Lar; $ 12.95. Onverbloemde ‘gonzo’-blik op Sir Arthur Conan Doyles pijprokende detective. The master & Margarita (Klimowski/Schejbal/ Boelgakov) Self Made Hero; £ 16.99. Stripbewerking van Boelgakovs literaire klassieker door cultauteur Andrzej Klimowksi. A people’s history of America (Zinn/Buhle/ Konopacki) Metropolitan Books; $ 17.00; sk. Stripbewerking van Howard Zinns bestsellende aanklacht tegen de ‘American century’. Warm aanbevolen door Joe Sacco. Service industry (Bak) Bodega Distribution; $ 9.95. Punkrock, strips en beatschrijvers komen samen in dit boekdebuut van T. Edward Bak. The trial (Montellier/Mairowitz/Kafka) Self Made Hero; £ 12.99. En nog een bewerkte literaire klassieker, dit keer door de Franse cultauteur Chantal Montellier.

Neue Deutsche Welle Bar Miki (Setola); Ed. Moderne; 6,00; sk. Staalarbeider verliest greep op de realiteit. Debuut van de Italiaanse twintiger Michelangelo Setola. Das Leben von Klee (Badoux) Ed. Moderne; 19,80; hk. Opmerkelijk: biostrip over de modernistische schilder Paul Klee (1879-1940) in een Op zoek naar de verloren tijd-achtige klare lijn. Die Sache mit Sorge (Kreitz) Carlsen; 19,90; hk. Psychologische thriller over de Sovjetspion Richard Sorge in WO II-Tokio. Van de maakster van Die Entdeckung der Currywurst. Das Selbstexperiment (Gnehm) Ed. Moderne; 25,00; hk. Hoe functioneert het menselijk brein? Ambitieuze psychologische Krimi

van de jonge Zwitserse auteur van Tod eines Bankiers.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.