Magazinesite

Page 1

AC AC ‘16 Nr. ‘16

Magazine voor studenten Actuariaat, Magazine voor Econometrie & studenten Actuariaat, Operationele Research Econometrie & Operationele Research Magazine voor studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research

Eenpublicatie publicatievan van Een Een publicatie van

91

Editie Editie Volume 24 Februari2016 2016 Februari Februari Editie 2016 Februari 2016

AENORM AENORM AENORM SPECIAL

SPECIAL SPECIAL Lorem ipsum dolor dit is titel nummer een | Lorem SPECIAL ipsum dolor dit Vernieuwen is titel nummer twee | Lorem ipsum Het Vermogen tot Vernieuwen Vermogen tot Het Vermogen tot Vernieuwen dolor dit is een vierde titel |

Etc.

Interview Jeroen Breen | Vormgeving Interview metmet Jeroen Breen | Vormgeving haalbaarheidstoets dient | De haalbaarheidstoets dient hethet doeldoel nietniet | De opkomst Robot-adviseur: bedreiging opkomst vanvan de de Robot-adviseur: eeneen bedreiging actuariële professionals? voorvoor actuariële professionals?


Spreek als trainee de financiĂŤle wereld maar eens aan op verstrengelde belangen.

Werken in het zenuwcentrum van de economie? Bekijk de mogelijkheden voor trainees op werkenbijdnb.nl DNB zet je op scherp.


Voorwoord COLOFON

Beste lezer, Hoofdsponsoren

Laura Menting

De Nederlandse Bank

Eveline Duyster

MSG Global

Frank de Zwart

Verbond van Verzekeraars

Oplage 1600

Sponsoren Achmea

Design

AEMAS

United Creations, 2013

Deloitte Generali

Deze speciale editie

Keylane/leanapps

van de Aenorm wordt

Lens & Partners

verspreid onder alle

PGGM

studenten Actuariaat,

PWC

Econometrie en

Solid Professionals

Opretaionele Research

Sprenkels en Verschuren

van de Universiteit van Amsterdam. Tevens

Adres redactie

wordt het magazine

VSAE

verspreid onder alumni

Roetersstraat 11, E1.23

van de VSAE en de

1018WB Amsterdam

leden van het Actuarieel

Tel. 020 - 5254134

Genootschap. Website De artikelen in dit blad weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de mening van het VSAE

www.actuariaatcongres.nl

Met trots presenteer ik u het magazine behorende bij de zestiende editie van het Actuariaatcongres, georganiseerd door studievereniging VSAE (Vereniging Studenten Actuariaat en Econometrie). Zoals sommigen van u reeds weten, streeft het Actuariaatcongres ernaar een fijne lijn te bewandelen tussen het aanbieden van een inhoudelijk uitdagend congres voor zowel de actuariële professional, als tevens de eindfase-student actuariële wetenschappen. Een congres waarbij ervaring en kunde zich vrij mengt met frisse blikken, onder het toeziend oog van vooraanstaande en visionaire sprekers. Ik denk dat de commissie deze traditie uitmuntend heeft nageleefd en dat dit congres de sterke lijn voortzet, die het tot een gegeven hebben gemaakt in de actuariële wereld. Dit jaar zal het congres in teken staan van productinnovatie in de actuariële wereld. In navolg van de economische malaise moeten zowel pensioenfondsen als verzekeraars zich blijven vernieuwen om het hoofd boven water te kunnen houden. ‘Het Vermogen tot Vernieuwen’ zal hierbij essentieel blijken te zijn.Voor een dag zal het Theater Tuschinski te Amsterdam fungeren als platform waarop actuarissen te midden van het art deco hun meningen kunnen delen en discussiëren welke richting het beste ingeslagen kan worden. Na de afgelopen jaarwisseling is het nieuwe toezichtkader voor verzekeraars in Nederland van kracht geworden en dit zal met de nodige gevolgen gepaard gaan voor de productinnovatie in de verzekeringswereld. Daarnaast zal er ook aandacht besteed worden aan de individualisering van pensioenen. Zo zal er gekeken worden naar de vermindering in solidariteit door de toename van DC-regelingen en afschaffing van de doorsneepremie systematiek. De vraag is hoe productinnovatie bewerkstelligd kan worden na invoering van Solvency II en hoe de pensioenwereld zich zal ontwikkelen. Deze editie van de Aenorm zal middels artikelen en interviews voorbereidend werk bieden op een aantal van deze vragen. Daarnaast kunt u hier de relevante praktische informatie met betrekking tot het congres vinden. Ik hoop op uw kennis, gedachten en creativiteit te kunnen rekenen op 9 maart. U kunt zich aanmelden via www.actuariaatcongres.nl of via het inschrijfformulier achterin. Wessel Schouten, voorzitter Actuariaatcongres 2016

bestuur of de redactie. Niets uit dit blad mag worden gedupliceerd zonder toestemming van de VSAE.

3

VOORWOORD

Redactie


INHOUDSOPGAVE WERKEN AAN EEN BETERE TOEKOMST: VERSLAG 2015

PENSIOEN, WONEN EN ZORG: PENSIOEN ALS ONDERDEEL VAN INTEGRALE FINANCIテ記E PLANNING

MARK VERHAGEN PAGINA 8

CASPER VAN EEWIJK, NIELS KORTLEVE EN

DE TOEKOMST VAN DE ROBOT-AD- MICHAEL VISSER VISEUR: EEN BEDREIGING VOOR DE PAGINA 24 ACTUARIテ記E PROFESSIONALS LIEKE WERNER OVER DE SPREKERS PAGINA 13

PAGINA 33

VORMGEVING HAALBAARHEIDSTOETS DIENT HET DOEL NIET

ES VERSUS VAR: MUCH ADO ABOUT NOTHING

HANS STARING EN PASCAL JANSSEN PAGINA 16

CASPER G. DE VRIES PAGINA 38

IN GESPREK MET JEROEN BREEN

INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE

INTERVIEW DOOR WESSEL SCHOUTEN PAGINA 20

Magazine voor studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research

EDITIE 2016

Een publicatie van

4


EDITIE 2016 INNOVATIE IN DE VERZEKERINGSSECTOR: DIFFUSIE OF DISRUPTIE?

KENNIS IS MACHT: WIE BEGRIJPT ‘DE KLANT’ HET BEST?

LEENDERT VAN GASTEL PAGINA 42

JAN-HUUG LOBREGT EN MARCO VAN DER LANS PAGINA 55

CHAIN LADDER IN EVOLUTIE ROB STEUR PAGINA 48

OVER-THE-COUNTER TRADES IN LONGEVITY RISK TIM BOONEN PAGINA 59

OVER DE VSAE PAGINA 51

LOCATIE EN ROUTEBESCHRIJVING

OVER DE COMMISSIE

PAGINA 64

PAGINA 52

INSCHRIJFFORMULIER

INHOUDSOPGAVE

PAGINA 65

5



08:45 - 09:15

Ontvangst

09:15 - 09:30

Opening Congres en inleiding van het thema Wessel Schouten,Voorzitter Actuariaatcongres 2016 Jeroen Breen, Koninklijk Actuarieel Genootschap

09:30 - 10:20

Plenaire sessie 1 - Innovatie: aanleiding, actualiteit en adviezen Leo de Boer - Verbond van Verzekeraars

10:20 - 11:10

Plenaire sessie 1I - Vernieuwing van het perspectief op een verzekeraar Thijs van Woerden - De Nederlandsche Bank

11:10 - 11:30

Koffiepauze

11:30 - 12:20

Plenaire sessie III - Kennis is macht: Wie begrijpt ‘de klant’ het best? Jan-Huug Logbregt & Marco van der Lans - PWC

12:20 - 13:10

Plenaire sessie IV - Solidariteit tussen groepen in de pensioenwereld Tim Burggraaf - Mercer

13:10 - 14:15

Lunch

14:15 - 15:05

Interactieve sessies1-4: • Organiseren van innovatie: exploratie versus exploitatie Gijs Kloek - Achmea • Expected Shortfall versus Value-at-Risk Casper de Vries - Voorzitter commissie “Productinnovatie” • Risicodeling tussen generaties Miriam Loois - PGGM • De Nederlandse verzekeringsindustrie anno 2025 Marco Vet & Zeno Deurvorst - Deloitte FRM

15:05 - 15:20

Koffiepauze

15:20 - 16:10

Interactieve sessies 5-8: • Hoe om te gaan met langlevenrisico Merijn Schut & Jolanda Roos - Willis Towers Watson & Delta Lloyd • Impact van het Internet of Things Henk-Jelle Reitsma - Solid Professionals • Lifecycles en doorbeleggen Diede Panneman & Hugo Nieuwenhuijse - Sprenkels en Verschuren • In learning how to count, we forgot what really counts Carl Lens - Lens & Partners

16:20 - 17:00

Plenaire sessie V - Innovatie in een exponentiële wereld Alexandre Janssen - Deloitte innovation BV

17:00 - 17:30

Afsluiting van het congres Wessel Schouten,Voorzitter Actuariaatcongres 2016 Jeroen Breen, Koninklijk Actuarieel Genootschap

17:30 - 18:30

Borrel

7

SECTION DAGPROGRAMMA

DAGPROGRAMMA

Dagprogramma


Werken aan een betere toekomst: een verslag van het 15e Actuariaatcongres DOOR:

EVENEMENTVERSLAG

Woensdag 4 maart heeft de jubileumeditie van het Actuariaatcongres plaatsgevonden; al vijftien jaar lang een mijlpaal binnen de actuariële wereld. Als dat niet onmiddellijk hartverwarmend klinkt, dan is dat je vergeven. Actuariaat en met name pensioenactuariaat wordt veelal gezien als een relatief saai doorrekenen van kansen, interestvoeten en een intense haat(-liefde) relatie met excel, excel en nog eens excel (wellicht schuilt hier ook zeker een kern van waarheid in, ook al moet men zichzelf niet te veel voor de gek houden: more cases than not, excel is going to be your best friend... ook buiten het actuariaat).

MARK VERHAGEN

Laten we even kort stilstaan bij wat het nou precies betekent om een pensioenactuaris te zijn. De pensioenactuaris gebruikt levenstabellen, interestvoeten en nog honderd andere grootheden in het berekenen van premies en doet dit om te zorgen dat wij op onze latere dag genoeg knaken hebben om in meer of mindere mate te doen en laten wat we willen… Wat zei ik daar net? Knaken? Maar dat is interessant! Want laten we wel wezen: we zijn allemaal Hollanders... en knaken, onze knaken, die gaan ons aan! Dit is natuurlijk een beetje kort door de bocht, maar moge het duidelijk zijn: de pensioenactuaris is bezig in een tak van sport die werkelijk iedereen in Nederland aan gaat. Niet zoals het bestaan en subsidiëren van het Rijksmuseum via honderdduizend omwegen ook alle Nederlanders aan gaat, het gaat ons allen direct aan. Knaken, jongens en meisjes, die zalige knaken! Hoe is dat nu dan allemaal geregeld in Nederland? Één ding springt eruit; het is bijzonder onduidelijk geregeld in Nederland. Dat wil zeggen, men ziet door de bomen van regelingen het bos niet meer en alleen een actuaris kan nog enigszins het overzicht behouden (dit maakt actuaris ook een bijzonder stabiele en zekere carrièrekeuze). Het is zeker een mooi pensioenstelsel, waar elke promovendus trots op mag zijn, en het heeft ons ook zeker goed gediend de laatste jaren (we hebben behoorlijk lang de nr. 1 mogen zijn op Mercer’s wereldpensioenrangijst, een van ’s werelds meest prestigieuze ranglijsten), toch begint de complexiteit en de insteek van ons stelsel haar tol te eisen. Wij zijn zodoende ook de laatste drie jaar onze eerste plek kwijtgeraakt aan landen als Denemarken en Australië (ja, het is echt zo erg). Dan komt een van de prangende vragen naar boven; waar gaat het mis in een ogenschijnlijk wiskundig systeem? Komen de kansen niet overeen met de schattingen? Misschien.. Kloppen de levenstabellen niet helemaal? Dat sowieso! Maar een van de belangrijkste aspecten wordt veelal over het hoofd gezien; ook een wiskunde systeem vereist innovatie en een continue creatieve benadering om te blijven werken en zich aan te passen aan een

8


aan Nederland. Nu is een verslag van een groot evenement natuurlijk geen verslag van een groot evenement zonder ook toe te lichten hoe kut het was toen om half zes de wekker ging, ‘maar we er toen toch wel echt veel zin in hadden’. Dat is misschien om half zes zo, maar om kwart voor zes ga je je afvragen hoe je leven zo snel zo erg gedegenereerd is geraakt. Truth be told, na een aantal espresso gaat het al weer wat beter en wanneer je om zeven uur je partners in crime ontmoet voor de deur van het Koninklijk Instituut voor de Tropen en je ook hun verzopen gezichtjes de wanhoop nabij ziet zijn, dan sluit de warme deken van het collectieve slecht-gaan zich comfortabel om je heen. Na kort samen gehuild en gelachen te hebben over de teloorgang van dingen en het overlijden van hamster Snuffie op achtjarige leeftijd wat nooit écht goed verwerkt was (ja, ook dat is een commissie bij de VSAE) werden de laatste voorbereidingen getroffen en begonnen zo langzamerhand de eerste mensen binnen te druppelen. Deze editie van het Actuariaatcongres is ontworpen om de actuaris’ blikveld te verbreden en op een nieuw plan na te denken over ons pensioenstelsel. Wat voor elementen zouden erin moeten zitten, en welke moeten eruit. Hoe kunnen we terugkeren bovenaan de ranglijst en daarmee op de gastenlijst van de Dolly? Ervaring leert keer op keer dat het vrij moeilijk is om uit het niks te beginnen met het verbeteren van een systeem, zeker wanneer dat systeem eigenlijk het enige is wat we op dat moment kennen. Tuurlijk, deze kleine details kunnen beter, maar die details zullen ons pensioenstelsel als geheel niet plotseling weer ’s werelds beste maken. Zeker binnen de actuariële discipline is het zo dat een actuaris (en waarom zou hij ook anders) zich beperkt tot het begrijpen van het pensioensysteem waar hij/zij in werkzaam is en dat er weinig tot geen kennis is daarbuiten.

9

EVENEMENTVERSLAG

veranderende wereld. Dit is wat Denemarken en Australië hebben gedaan, terwijl Nederland in een roes op zijn lauweren heeft gerust; brak van haar zoveelste nr. 1 rankingsfeest in de disco dolly. Twee jaar geleden zijn wij echter van een koude kermis thuis gekomen, toen plotseling de Dolly vol met Denen en Australiërs zat en wij tot 2 in de rij hebben moeten staan en daarnaast de helft van onze ouders de helft van hun knaken niet meer hebben! Actuarieel geïnteresseerd Nederland ontwaakt (en dit zijn veelal mensen die niet noodzakelijkerwijs veel van de cijfers begrijpen) en er moet geïnnoveerd worden.. En nu komen we eindelijk wat dichter bij deze editie van het Actuariaatcongres. De realiteit van pensioenen is, zoals gezegd, dat het iedereen in Nederland aangaat en dat daardoor ook relatief veel mensen zich ermee bemoeien. Dit maakt het doodzonde dat de mensen die een intrinsiek begrip hebben van het werken van ons pensioenstelsel eigenlijk alleen maar de opgelegde regels en structuur van dit pensioenstelsel ten uitvoer brengen. Natuurlijk is het enerzijds niet de taak van de actuaris om hier verandering in te maken, maar anderzijds is er ook eigenlijk geen beginnen aan om op zo een conceptueel niveau na te gaan denken over een systeem.. in ieder geval niet moederziel alleen achter je bureau na een lange dag beunen bij Towers Watson. Om hierin tegemoet te komen is het thema van dit Actuariaatcongres vastgesteld: laten we nou eens een keer met zijn allen achter de schetstafel gaan zitten. Laten we een grondig blik werpen op ons stelsel, maar dat tevens doen voor stelsel van andere landen. Laten we onze belangen nu eens niet liniëren aan dat van de bedrijven waar we voor werken, maar om een zo goed mogelijk stelsel neer te zetten voor iedereen in Nederland. Met deze insteek is het uiteindelijke thema ‘Grenzen Vervagen’ geworden en hebben wij ons als doelstelling gesteld om een aantal concrete stappen te kunnen zetten naar een nieuw, beter pensioenstelsel. Een advies vanuit de actuariële professionele wereld


EVENEMENTVERSLAG

w Om het congress zo succesvol mogelijk te maken was het van essentieel belang dat het congres onmiddellijk de discussie en het perspectief van de dag op het gewenste niveau bracht en dat er op een conceptuele manier kon worden nagedacht over ons pensioenstelsel. Dat de actuaris uit haar ivoren toren getrokken wordt en met geodriehoek in de hand moet gaan sleutelen aan de fundamenten van ons systeem. Dit congres heeft in het teken gestaan van het bouwen van een systeem zonder geheugen, eentje waar vastgegroeide posities niet overheersend zijn en de instellingen te groot om te veranderen. Dit congres gaat over het beantwoorden van de vraag ‘Stel dat we ons pensioenstelsel van de grond af opnieuw konden bouwen, hoe zou het er dan uitzien?’ en dat betekent dat iedereen op een conceptueel niveau moet nadenken over ons stelsel en zich niet laat beperken door de status quo. Om die reden is het Actuariaatcongres begonnen (na een inspirerende toespraak van yours truly) met een sessie van Falco Valkenburg, waar een aantal van de meest uiteenlopende ensioenstelsels formeel uiteengezet zijn. Daarop volgend kwamen sessies van Martijn Vos en Jacqueline Lommen aan bod, welke zich respectievelijk bezig hielden met de manier waarop er internationaal eigenlijk omgegaan wordt met pensioenen (wederom komt hier het opvallende aspect naar boven dat wiskundige berekeningen in het Spaans toch echt anders zijn dan in het Nederlands) en ook de

10

invloed van Europese organen, met name EIOPA zijn uiteengezet (wie stuurt het veranderende actuariële landschap nu eigenlijk?). Vervolgens heeft Theo Kocken (‘el Tobacco’) een krachtig betoog gehouden waarbij vraagtekens gezet zijn bij de fundamenten van zowel ons pensioenstelsel, maar ook pensioendenken (ik wil wederom een uitspraak citeren die hij in een interview met Mumtaz en mijzelf gegeven heeft, omdat ik er bijzonder hard op ga: “ ‘Op de lange termijn komt het altijd goed’ is een beetje een sprookje in een wereld waar Japan al 25 jaar onderuit aan het gaan is”). Dit leek ons voldoende ‘bagage’ om vervolgens in het belangrijke tweede gedeelte van de dag te duiken, waarin de zaal door vieren gedeeld werd en er twee interactieve sessies plaats hebben gevonden. In de eerste sessie werd vanuit verschillende perspectieven een antwoord gezocht op de vraag ‘Hoe gaat het actuariële landschap er over vijf/tien jaar uitzien?’. Deze vraag werd vanuit juridisch, Europees, technisch en operationeel perspectief benaderd; welk veranderingen gaan er komen binnen de pensioenwereld en welke daarvan zijn wel en welke zijn niet relevant? De sessie van John Smolenaers (Deloitte) heeft zich bijvoorbeeld bezig gehouden met de rol die social media kunnen gaan spelen op het bepalen van iemands zorgpremie (let the untagging begin), terwijl die van Gabe Langerak en Gaston Siegelaer (Willis Towers Watson) de oude barrières van operationele efficiency opgezocht hebben die nieuwe technologieën overkoombaar maken.


De grote vraag is natuurlijk; is er iets uit gekomen!? Het antwoord daarop is ‘Ja’, maar het is nog een ‘work in progress’. Momenteel zijn Falco Valkenburg, Jeroen Breen en ikzelf bezig met het schrijven van een brief aan secretaris Kleinsma, welke onze bevindingen en advies zal bevatten op basis van de vijftiende editie van het Actuariaatcongres. Om nog terug te komen op het reilen en zeilen van de commissie tijdens deze wereldschokkende dag, ik geloof dat het uiteindelijk een soort van roes is geweest en dat wij ons een beetje mee hebben laten gaan met de flow van de dag (misschien komt dit ook deels door een gebrek aan discipline-opleggende-vaardigheden van de voorzitter in kwestie), maar uiteindelijk zijn we extreem voldaan in Pata Negra in de Utrechtsestraat beland, en dan weet je dat het allemaal goed is. Ook al gaat Japan al 25 jaar onderuit. Uiteindelijk is geen record overeind gebleken, massale opkomst, een boekwerk als magazine, een waslijst sponsoren.. Gaat dit Actuariaatcongres ooit nog overtroffen worden? Het lijkt me sterk, maar success!

11

EVENEMENTVERSLAG SECTION

SECTION

Uiteindelijk is het hele voorgaande dagprogramma ontworpen om te meanderen naar de finale interactieve sessie (nog steeds in vier groepen) en aanvullende discussie (plenair). In deze tweede sessie is namelijk ons huidige systeem grondig onder de loep genomen. Onder het toeziend oog van visionaire sprekers zoals Ronald Doornbos, Jos Berkemeijer, René van der Meer (als invaller voor de zieke Rajish Sagoenie) en Pieter Marres werden verscheidene stellingen geponeerd, welke vervolgens samen met de zaal geanalyseerd zijn. Deze zelfde vier sprekers (met uitzondering van René van der Meer, welke door John Smolenaers vervangen werd) hebben vervolgens aan de discussietafel plaatsgenomen om hun bevindingen te bespreken en te trachten een consensus te vinden over de meest essentiële stappen die Nederland moet ondernemen om weer top of the table te worden, of in ieder geval niet verder af te zakken. Deze discussie werd tevens geassisteerd door onze ‘Commissie van Repliek’, bestaande uit alle plenaire sessie sprekers (behalve Theo Kocken die naar London vertrokken was om wat meer schedels te verpulveren), Siert Jan Vos van de UvA en Sameer van Alfen van het Financieel Dagblad, welke geinstalleerd werd om de discussie zo alomvattend mogelijk te maken.



De opkomst van de Robot-adviseur: een bedreiging voor de actuariële professional? BY: ABOUT THE AUTHOR Lieke Werner Lieke Werner werkt sinds 2004 bij Keylane op de scheidslijn tussen pensioen en ICT. Als Solution Architect is ze verantwoordelijk voor het vinden van oplossingen, nieuwe productontwikkelingen en toepassingen binnen de pensioenwereld.

MSC-LEVEL | SPECIALTY

Ze heeft economie en econometrie gestudeerd op de Erasmus Universiteit in Rotterdam en is in 2013 Master of Actuarial Science geworden via het programma van TiasNimbas. Met haar Thesis was zij in 2014 mede genomineerde voor de Johan de Witt scriptieprijs waar zij eindigde als tweede met haar scriptie, ‘Equity Release to supplement pension: risk analyses of reverse mortgages’.

De verzekeringswereld verandert in hoog tempo door verschillende technologische revoluties. Digitalisering, Big data, advanced analytics en Straight Through processing. De technologische ontwikkelingen zijn niet tegen te houden, wat positief is omdat dit uiteindelijk bijdraagt aan verbeterde producten en pensioenregelingen voor toekomstige generaties. Vernieuwingen in de verzekeringswereld worden veelal gedreven door technologie. Hoewel de financiële sector niet de eerste sector is waar je aan denkt bij robotisering, is robot-advies wereldwijd in opmars. Robotadvies is ook in de Nederlandse pensioensector dichtbij en biedt nieuwe kansen en risico’s voor dewww sector.Technologie zal het financieel advies goedkoper maken, zodat grotere delen van de bevolking van de service gebruik zullen kunnen maken. Robot-advies, een term die betrekking heeft op computerprogramma’s die investerings-advies aanbieden, is met name in de Verenigde Staten in opmars. De robots werken met zogenoemde algoritmes.Wanneer een individuele klant zijn doelstellingen en risicoprofiel aangeeft helpt de computer bij het samenstellen van de optimale investerings-portfolio. Deze kan tevens automatisch worden ’gerebalanced’. In de Verenigde Staten beheren deze zogenaamde robot-adviseurs al een portfolio van ongeveer 6 miljard dollar. Robot-advies maakt het mogelijk ook het massa –market segment te voorzien van beleggingsadvies. In Nederland kennen een aantal derde generatie DC aanbieders ook een vorm van geautomatiseerde portfolio selectie (Centraal Beheer APF i en de Towers Watson PPI2) . Op basis van de individuele pensioendoelstelling, karakteristieken van de werknemer en de risicohouding wordt de optimale beleggingsmix bepaald. Hiervoor worden voor iedere deelnemer periodiek geautomatiseerd ALM studies gemaakt.

1. Centraal Beheer bouwt het pensioen van de toekomst, Pensioen Bestuur & Management januari 2016. 2 https://www.towerswatson.com/nl-NL/Services/Services/Innovatief-DC

13

ARTIKEL

LIEKE WERNER AAG SOLUTIONS ARCHITECT KEYLANE


geïntegreerd in software die is gericht op deelnemers (klanten). De actuariële professioneel wordt niet vervangen door de Robot, hij zal hem mede gaan creëren.

De software van Keylane is een begrip binnen verzekeringsland. Meer dan 90 verzekeraars en banken in binnen- en buitenland maken gebruik van onze oplossing. Onze projecten kenmerken zich door een snelle doorlooptijd en een hoge mate van complexiteit. Inmiddels hebben we vestigingen in Nederland, Duitsland, België, Engeland, Noorwegen en Zweden. Interesse in een carrière bij Keylane? Kijk op onze websitecareers.keylane.com voor meer informatie of neem contact op via 088 404 JOBS (5627).

-

3. TECHNOLOGY The rise of the robo-adviser, Published on Pensions World 4. https://innovate.fca.org.uk/

14

ARTIKEL

ARTIKEL

In het Verenigd Koninkrijk zijn de vrijheden en keuzes bij pensionering aanzienlijk verruimt. Deze nieuwe mogelijkheden bij pensioenregelingen, vereisen een actief beheer. De behoefte aan advies is daardoor toegenomen, maar slechts een kleine minderheid blijkt feitelijk een beroep te doen op (betaalde) adviesdiensten. Om deze “advice-gap” te kunnen overbruggen, verkennen meerdere aanbieders de mogelijkheden om middels het gebruik van technologie goedkoper en efficiënter, gereglementeerd advies te kunnen geven3. De Britse toezichthouder Financial Conduct Authority (FCA) heeft hiervoor inmiddels het pad geëffend. Robo-advice is daar een van de thema’s die worden onderzocht en gestimuleerd binnen het Project Innovate4. Een “Innovation Hub” opgezet door de FCA met als doelstelling nieuwe en gevestigde bedrijven in staat te stellen om innovatieve financiële producten en diensten op de markt brengen. Als gevolg van de verruimde wettelijke mogelijkheden voor DC-regelingen worden ook in Nederland de keuzemogelijkheden rondom pensionering binnenkort verruimd. DC-regelingen kunnen als gevolg van de mogelijkheden van doorbeleggen aanzienlijk worden verbeterd en bieden tevens meer flexibiliteit. Keerzijde hiervan is dat de complexiteit van de regelingen zal toenemen. Zowel voor de uitvoerder als vooral ook voor de deelnemer. Voor de deelnemer zit de nieuwe complexiteit vooral in de extra keuzemogelijkheden rondom de pensioendatum, als er gekozen moet worden tussen een vaste uitkering, een variabele uitkering met doorbeleggen, of een combinatie van beide. Waarbij vanwege het shoprecht waarschijnlijk tevens gekozen kan worden tussen verschillende uitvoerders. Deelnemers zullen bij deze keuzes nog meer dan voorheen moeten worden ondersteund met middelen en advies. Om de voordelen van de nieuwe mogelijkheden volledig te benutten mogen deze middelen niet te kostbaar zijn en moeten ze ook beschikbaar zijn voor deelnemers met lage pensioenen waarvoor extern betaald advies niet rendabel is. Ook hier zal de oplossing liggen in het optimaal benutten van technologie. Het (door)ontwikkelen van robot-advies zou wel eens een belangrijke factor kunnen worden voor het succes van deze nieuwe mogelijkheden en het vermogen tot vernieuwen van de pensioenwereld. Is Robot-advies een potentiele bedreiging voor de banen van de actuariële professional? Met Robotadvies worden ALM studies toegespitst op het individu en worden stochastische scenario’s niet alleen gebruikt voor interne risico-modellen. De werkzaamheden van de actuaris richten zich hiermee directer op de eindklant. De tools, methoden en modellen worden niet alleen gebruikt voor het bepalen van strategisch beleggingsbeleid, herstelplannen en risicoanalyses binnen de spreadsheets van het actuariaat maar zullen worden



Vormgeving haalbaarheidstoets dient het doel niet

De haalbaarheidstoets is onderdeel van de nieuwe pensioenwet en het nieuwe financieel toetsingskader die per 1 januari 2015 in werking zijn getreden. Doel van de haalbaarheidstoets is “om meer expliciete aandacht te krijgen voor verwachtingen over het pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden” (Memorie van toelichting, p.30). Een belangrijk doel, dat wij dan ook van harte onderschrijven. Het dwingt pensioenfondsen om vooraf na te denken over hun ambities en risicohouding en hier ook actief over te communiceren. Daarnaast menen wij dat het goed is dat pensioenfondsen achteraf verantwoording afleggen over het behaalde resultaat. Toch zien wij in de vormgeving van de haalbaarheidstoets elementen dIe verbeterd kunnen worden. In dit artikel geven we eerst de vier delen van de haalbaarheidstoets weer. Daarna beschrijven we vier kritiekpunten die we hebben op de vormgeving van de haalbaarheidstoets. We sluiten af met een aantal concrete verbeterpunten.

DOOR: HANS STARING & PASCAL JANSSEN 3. dat het fonds voldoende herstelcapaciteit

heeft om naar verwachting vanuit de situatie dat aan de vereisten voor het minimaal vereist eigen vermogen wordt voldaan, binnen de looptijd van het herstelplan aan de vereisten voor het vereist eigen vermogen te voldoen; en 4. dat het pensioenresultaat op fondsniveau in het slechtweerscenario niet teveel afwijkt van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau, waarbij het fonds hiervoor de maximale afwijking vaststelt. Onze kritiekpunten gaan over hoe fondsen hun ondergrens voor het eerste deel moeten bepalen en de voorschriften voor de berekeningen die gaan gelden.1

Haalbaarheidstoets kent vier delen Artikel 22 van het besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen bevat de vier delen van de haalbaarheidstoets. De aanvangshaalbaarheidstoets moet laten zien: 1. dat het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau boven de door het fonds te kiezen ondergrens voor dit pensioenresultaat blijft; 2. dat het premiebeleid over de gehele berekeningshorizon voldoende realistisch en haalbaar is;

1

Het verwachte pensioenresultaat is de mediaan van alle pensioenresultaten. Het slechtweerscenario het 5% percentiel.

16

ARTIKEL

ARTIKEL

Onder het nieuwe FTK moeten pensioenfondsen een haalbaarheidstoets uitvoeren. Het doel van deze toets is dat pensioenfondsen meer expliciete aandacht geven aan verwachtingen over het pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden.Wij zijn van mening dat een aantal wijzigingen noodzakelijk is om dit doel te bereiken. In dit artikel doen wij daarvoor suggesties.


ARTIKEL

Normen risicohouding worden vooraf onnodig ingeperkt De vormgeving van het eerste deel zorgt ervoor dat de norm voor de ondergrens onnodig wordt beperkt. Pensioenfondsen moeten zichzelf een norm opleggen over het pensioenresultaat dat zij willen halen en hun risicohouding daarbij. Zoals hierboven aangegeven vinden wij dat een goed idee. We begrijpen echter niet waarom de normen die fondsen zichzelf moeten opleggen vooraf al worden ingeperkt door de vormgeving van de haalbaarheidstoets. In onderstaand kader leggen we eerst de vormgeving voor het eerste deel uit.

17


Uniforme scenarioset op basis van Commissie Parameters kent slechts twee beleggingscategorieën Voor de berekeningen moet gebruik gemaakt worden van een uniforme scenarioset. Deze set is gebaseerd op de wettelijke parameters van de Commissie Parameters en zal eind maart door DNB worden gepubliceerd. Het gebruik van een uniforme set is logisch vanuit de gedachte dat de uitkomsten van verschillende pensioenfondsen vergelijkbaar moeten zijn. Probleem is dat de Commissie Parameters slechts onderscheid maakt naar twee beleggingscategorieën: aandelen en vastrentende waarden. De hele beleggingsmix van pensioenfondsen wordt op twee hopen gegooid. Dit maakt volgens ons de uitkomsten vooraf al discutabel. De werkelijke beleggingscategorieën kunnen voor wat betreft verwacht rendement en risico significant afwijken van de twee beleggingscategorieën uit de scenarioset. Wij denken niet dat het verstandig is om de risicohouding van pensioenfondsen te baseren op een model met deze sterk versimpelde aannames. Berekeningen over een horizon van 60 jaar zijn onbetrouwbaar De vormgeving schrijft voor dat er een analyse moet worden gemaakt over een horizon van 60 jaar. Het pensioenresultaat moet ook over die horizon worden berekend. Dit vinden we een veel te lange horizon. Het impliceert dat er in 1955 voorspellingen zouden zijn gedaan over het pensioenresultaat in 2015. Wij denken dat er op deze horizon geen betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan over de ontwikkeling van de economie of over de ontwikkeling van het pensioencontract.Wij zien 15 jaar vooruit als maximale horizon waarop nog iets gezegd kan worden over de economie of het pensioencontract. Met een horizon van 15 jaar zijn pensioenfondsen prima in staat om te laten zien wat de verwachtingen en risico’s voor het pensioenresultaat zijn.

Tabel 1: voorbeeldberekening voor een fonds met een dekkingsgraad boven het VEV

18

ARTIKEL

ARTIKEL

Formule 1 heeft tot gevolg dat het verwacht pensioenresultaat vanuit de beleidsdekkingsgraad dichter bij de betreffende ondergrens (b) moet liggen, dan het verwacht resultaat vanuit het VEV bij de ondergrens (a) ligt. Deze strakke normering geeft onacceptabele uitkomsten voor fondsen met een dekkingsgraad boven het VEV. We illustreren dit in tabel 1 met een voorbeeld. Als voorbeeld nemen we een fonds met een beleidsdekkingsgraad van 140% bij een VEV van 125%. Het verwachte pensioenresultaat vanuit de beleidsdekkingsgraad komt hoger uit dan de verwachting vanuit het VEV, respectievelijk 110% om 100%. Stel nu dat het fonds de ambitie heeft om vanuit het VEV minimaal een pensioenresultaat van 95% te halen (a = 95%). Ondergrens b moet in dat geval minimaal 105% zijn, om aan formule 1 te voldoen. Doet het fonds dit niet, dan kan zij niet slagen voor de aanvangshaalbaarheidstoets. Een jaar later is de dekkingsgraad door economische tegenwind gezakt naar 127%. Een dekkingsgraad nog steeds boven het VEV. Maar het verwachte pensioenresultaat komt nu uit op 102%. Het fonds zakt voor de jaarlijkse haalbaarheidstoets en moet hierover verantwoording afleggen. Het kan echter zo zijn dat het fonds met een uitkomst van 102% nog prima tevreden is. Het zakken voor de toets is hier niet zozeer een resultaat van de werkelijke ambitie en risicohouding van het fonds, maar van het moeten toepassen van formule 1. Dit is een zeer onbevredigende uitkomst en dient naar onze mening niet het doel. Om dit te voorkomen kunnen fondsen ervoor kiezen om hun normering (grenzen a en b) heel ruim te kiezen. Maar daarmee wordt vooraf al duidelijk dat het doel dat de staatssecretaris beoogt niet wordt gehaald. Dit voorbeeld geeft naar onze mening aan dat het beter is om deze verplichte koppeling te laten vervallen. We zien voor deze koppeling geen noodzaak en het geeft daarnaast ongewenste uitkomsten.


Niet meenemen van gemiste indexering geeft onrealistische uitkomsten In de berekening voor het pensioenresultaat mogen gemiste indexaties of doorgevoerde kortingen voor 1-1-2015 niet meegenomen worden. Verondersteld wordt dat deze niet aan de orde zijn. De logica hierachter ontgaat ons. Voor veel fondsen geldt dat door het missen van indexering of het doorvoeren van kortingen de achterstand ondertussen opgelopen is tussen 10 en 20%. Niet meenemen van deze achterstand kan een behoorlijke impact hebben op de uitkomsten, met name voor grijze fondsen. Conclusie In januari 2015 heeft DNB seminars georganiseerd waarin zij toelichting geeft op het nieuwe FTK. Daarin heeft DNB aangegeven open te staan voor suggesties uit de pensioensector. Daar maken we graag gebruik van. We zien de volgende verbeterpunten voor de haalbaarheidstoets die volgens ons ervoor zorgen dat het doel beter kan worden gehaald: • Verwijder de vaste koppeling tussen de ondergrens van het verwachte pensioenresultaat vanuit het VEV en de Beleidsdekkingsgraad. • Gebruik een scenarioset die meer recht doet aan de verscheidenheid aan beleggingscategorieën. • Gebruik een kortere, meer realistische horizon voor de berekeningen. • Neem gemiste indexeringen en kortingen voor 1-1-2015 mee in de berekeningen.

OVER DE AUTEUR Hans Staring Hans Staring MSc AAG is werkzaam bij PGGM als balansrisicomanager. Hij adviseert pensioenfondsen over ALM, de financiële opzet en wijzigingen in wetgeving. Hans studeerde Actuarial Science and Mathematical Finance aan de Universiteit van Amsterdam en voltooide de AEMAS aan de Amsterdam Business School. Pascal Janssen Pascal Janssen MSc AAG is werkzaam bij PGGM als senior balansrisicomanager. Hij adviseert pensionfondsen over ALM, de financiële opzet en wijzigingen in wetgeving. Pascal studeerde Quantitative Finance and Actuarial Science aan de Universiteit van Tilburg. Daarnaast heeft hij actuariaat gestudeerd aan het Actuarieel Instituut.

Referenties Advies Commissie Parameters (2014) Wet aanpassing financieel toetsingskader, memorie van toelichting, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 25 juni 2014

ARTIKEL

Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen Pensioenwet Regeling Pensioenwet

19


In gesprek met Jeroen Breen DOOR:

Kunt u een korte introductie over uzelf geven? Hoe bent u in de pensioenwereld terecht gekomen? “Ik heb wiskunde gestudeerd aan de TU in Eindhoven, na mijn studie wiskunde werd ik geattendeerd op het feit dat het beroep van actuaris ook bestond. Daar was ik uitermate in geïnteresseerd vanwege de praktische toepassing van wiskunde. Ik ben bij een actuarieel bureau gaan werken en tegelijkertijd met de studie actuariële wetenschappen begonnen. Op die wijze ben ik in de wondere wereld van het actuariaat terechtgekomen en daar ben ik nu nog steeds in werkzaam. De eerste 20 jaar van mijn carrière ben ik als consultant bij verschillende verzekeringsmaatschappij werkzaam geweest, onder andere als certificerend actuaris. Sinds 2011 ben ik directeur van het Koninklijk Actuarieel Genootschap en het Actuarieel Instituut.” Wat zijn uw ervaringen met innovatie? “Een paar weken geleden was er een discussie in de pers over een man met een dwarslaesie die een robotpak aangemeten kreeg en daardoor kon lopen. Het pak geeft signalen waardoor je benen automatisch stappen gaan maken. De man in kwestie was een autoverkoper die al een groot deel van zijn leven in een rolstoel zat. Ineens kon hij lopen en dus wilde hij dat pak niet teruggeven. Via crowdfunding heeft hij vervolgens 150.000 euro opgehaald om het pak aan te schaffen. Dan denk dat vind ik gaaf! Dat is ook meteen het bruggetje naar innovatie, vernieuwing en verandering, begrippen die heel dicht bij elkaar liggen. Innovatie is ontzettend belangrijk, want als je niet innoveert blijf je

WESSEL SCHOUTEN

stilstaan. Maar het is natuurlijk ook niet zo dat stilstaan per se slecht hoeft te zijn. Innoveren om te innoveren is natuurlijk ook niet de bedoeling. Je innoveert je; omdat je wilt veranderen. En waarom wil je veranderen, omdat je te maken hebt met een veranderende omgeving, omdat je moet anticiperen op die verandering. Als ik ik het heb over innovatie, dan denk ik daarbij vooral aan het voorbeeld waarover ik eerder sprak: iemand met een dwarslaesie die opeens kan lopen door een robot pak. Maar ook als we gaan nadenken over op welke wijze ik een deel van mijn hypotheek kan aflossen. Dan wordt het interessant, dan wordt het ineens wel innovatief.” In veel landen, waaronder ook Nederland, heeft regelgeving een remmende werking op innovatie. Is dit een slechte zaak en zou er meer opengestaan moeten worden voor innovatie? “Regelgeving is nodig. Elke sportwedstrijd heeft een scheidsrechter die de regels kent en deze naleeft en dus af en toe fluit omdat het anders chaos wordt. Alleen, regels zijn vaak tot stand gekomen in een bepaalde tijdsgeest. Zo is een paar jaar geleden is de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd naar 67 en gaat de AOW-leeftijd in stapjes omhoog. De belangrijkste reden voor deze aanpassing was dat wij te maken hebben met dubbele vergrijzing. Een andere reden is dat toen de AOW geïntroduceerd werd, iedereen ervan uit ging dat mensen na pensionering nog gemiddeld 15 jaar zullen leven. Maar dit is tegenwoordig veel langer. Dus dan is het goed dat de regels aanpast. Hetzelfde geldt voor de introductie van Solvency II waardoor er nu

20

INTERVIEW

INTERVIEW

Wessel Schouten, onze voorzitter, ging in gesprek met dagvoorzitter Jeroen Breen, directeur van het Koninklijk Actuarieel Genootschap. Hoe is hij in de pensioenwereld terecht gekomen? En hoe kijkt hij aan tegen innovatie in de actuariële wereld?


er moet gebeuren. Actuarissen kunnen op basis van de data risico’s voorspellen en of dat risico tot een bepaalde impact gaat leiden of niet. Simpel voorbeeld: je kunt meten hoeveel profiel er op je autobanden zit, dus je kunt ook meten wanneer die banden vervangen moeten worden. Stel je zit veel op de weg en je rijdt hard, er gebeurt veel met je banden, dan kan het best zijn dat je na een maand een signaal krijgt dat je banden slecht zijn. Dus als die persoon dadelijk op basis van die informatie naar de garage gaat en zijn banden laat repareren, dan voorkomt hij mogelijke schade. Verzekeraars gaan zich naar mijn mening de komende jaren bezighouden met het voorkomen van schade.”

“Er zou meer ruimte geboden moeten worden voor de verzekeringsbranche, maar uiteraard ook voor andere industrieën en ondernemers, om te kunnen experimenteren. Je zult een keer nee moeten krijgen en je moet een keer op je gezicht kunnen gaan. Daar leert een onderneming of een individu van. Van de 10 innovaties wordt er één een succes. Maar wat gebeurt er vandaag de dag, we hebben het huidige kader, de huidige regelgeving, en als het daar niet in past, dan is dat lastig.”

“En aan de andere kant, de pensioenwereld, wat heeft big data daar voor mogelijke impact? HR analytics bijvoorbeeld: bedrijven gaan analyseren wat het gedrag en de behoefte van medewerkers is. Neem als voorbeeld de arbeidsvoorwaarden. Vaak hebben organisaties 10 verschillende functies, dan zou je ook naar 10 verschillende arbeidsvoorwaarden kunnen. Je kunt namelijk meten op basis van HR analytics, wat behoefte zijn van mensen. En als je die werknemers met dat profiel bij elkaar stopt, kun je daar analyses op loslaten en kun je dus gaan clusteren en bundelen.”

Creativiteit is een belangrijke bouwsteen van innovatie. Wordt creatief denken genoeg gestimuleerd? “Creativiteit is natuurlijk een hele belangrijke. Ik ken zeker creatieve actuarissen, maar creativiteit is een skillset, die moet je ontwikkelen die wordt je niet gegeven. Als je naar buiten kijkt en je ziet mogelijkheden en je ziet dingen om te combineren, dat is creativiteit. Als je dan vervolgens gaat nadenken over hoe we dit kunnen vertalen naar een product waar behoefte aan is, ben je langzaam maar zeker risico aan het koppelen. De wereld is onzeker, risico wordt steeds belangrijker, de wereld verandert heel snel en wij weten niet hoe de wereld er over 5 jaar uitziet. We weten dat de wetenschap heel ver is met het vinden van een geneesmiddel tegen kanker, de kans is heel groot dat binnen 5 jaar daar stappen in gemaakt zijn. Maar de impact weten we niet. Dus er verandert heel veel, maar waar het om gaat is dat we in staat zijn om te anticiperen op de verandering op het moment dat je moet reageren. Ik kan nu niet een product verzinnen dat over 3 jaar op de markt is.Wat je kunt ontwikkelen, is die creatieve geest.” Waar ziet u de komende 5 jaar de grootste uitdagingen voor de actuariële beroepsgroep? “Als je kijkt naar de opkomst van alles wat met big data en digitalisering te maken heeft, en dan splits ik even de verzekerings- en de pensioensector, dan zie ik in de verzekeringswereld een enorme kans voor de actuariële competentie bij het analyseren en het voorspellen (predictive modelling). Het is bijvoorbeeld mogelijk om op basis van big data te voorspellen wat

21

Het pensioen wordt steeds individueler. De doorsneepremie gaat mogelijk verdwijnen. pensioenen worden DC-regelingen en solidariteit zal afnemen? Maar wellicht zijn er groepen die juist solidair met elkaar willen zijn maar niet meer met iedereen. In Nederland willen we het vaak met zijn allen doen, zoals bijvoorbeeld in de zorg en de belastingen. Moeten we dit risico dan niet met zijn allen delen? Hoe kijkt u hier als actuaris tegenaan? “Op dit moment heb je binnen de pensioenwereld nog een verplichte deelname aan pensioenregeling. Daarmee heb je een verplichte solidariteit geïntroduceerd. Stel je laat dit los dan betekent dit, dat het individueler wordt. Wat is het belangrijkste risico in de pensioenwereld? Dat zijn er twee: renterisico en langlevenrisico. En als individuen wil je het langlevenrisico niet zelfstandig lopen, dus daar heb je groepen voor nodig.Wanneer dit niet gebeurt, ga je terug naar een vorm van banksparen. Jij spaart voor jezelf op een rekening en op enig moment heb jij een bepaald bedrag en een bepaalde leeftijd en dit ga je omzetten in een annuïteit. Dat is ons kader nog op dit moment, en daar zullen we ook over na moeten denken. Waarom moet een pensioen op leeftijd worden omgezet tot een annuïteit? Omdat dat het stelsel is.. Maar laat het stelsel los. Ik zou niet graag 67 zijn op dit moment. Want dan moet ik mijn pensioen inkopen tegen de lage rente op dit moment. Daar word ik niet vrolijk van.”

INTERVIEW

INTERVIEW

op een volstrekt andere manier naar risico’s gekeken. Verzekeraars moeten sinds 1 januari 2016 hogere buffers aanhouden en moeten ze aan nog veel meer regels houden. Het kan alleen niet zo zijn dat je met al die regels geen slagkracht meer hebt. Je moet als verzekeraar wel de mogelijkheid hebben om risico’s te kunnen blijven nemen.Wat is nou het ondernemersrisico bij een verzekeraar; als je vanuit Solvency II alles hebt dicht getimmerd? Als je bijvoorbeeld praat over een innovatief verzekeringsproduct dan moeten daar hoge buffers voor worden aangehouden omdat er ook een behoorlijke mate van onzekerheid in zo’n product zit. Op zich is dat goed, maar het remt ook.”


“Verzekeraars maken gebruik van homogene risicogroepen. We stoppen homogene risico’s bij elkaar in een groep en dan kijken we naar het risico wat daarin zit en dan gaan we kijken naar de risico bepalende variabelen en die gaan we ombuigen tot een premie. Stel je woont in een huis met een rieten dak op het plattenland, dan zit jij in de ‘cel’ huizen met een rieten dak op het plattenland. Maar als wij op basis van big data bij wijze van spreken alles van het individu weten, waarom zou je dan nog willen differentiëren met anderen? Nu hebben we homogene risicogroepen. Laten we zeggen 100 individuen in een groep, de schade van die 100 individuen is bekend en er kunnen berekeningen op los gelaten worden. Maar als dadelijk alles van het individu bekend is, wat is dan nog de mate van verzekeren? Feitelijk is de premie die je dan betaalt de verwachte schade. Duurt nog wel even voordat we daar zijn, maar die kant gaan we natuurlijk wel op. Hoe meer informatie je geeft over jezelf of je omgeving, hoe meer correlaties er komen, hoe meer verbanden er kunnen zijn. Dat hoeft niet erg te zijn, want, en dat vind ik wel de kracht, uiteindelijk gaat het erom: waarom verzekert iemand zich? Nou, omdat er een kans is op een bepaald voorval dat negatief uitpakt voor mij. En als ik die risico’s weg kan nemen, waar verzeker je je dan nog voor? Betekent dit dan dat die verzekeraar van morgen en overmorgen, die zich gaan bezig houden met big data, veel meer bezig is met het voorkomen van schades. Maar als je schade voorkomt, dan zal de premie naar beneden gaan. Dit betekent dat het business model van de verzekeraar kan gaan veranderen en zullen verzekeraars veel meer in de dienstverlenende richting gaan.” 26-01-2016

05:31

Pagina 1

Heb jij dit studiejaar een scriptie voor de opleiding Actuariële Wetenschappen of een vergelijkbare kwantitatieve opleiding geschreven? Dan kun je in aanmerking komen voor de Johan de Witt prijs!

Johan de Witt scriptieprijs 2016 ✒ Eén prijs ter waarde van € 5.000. ✒ Jouw scriptie dient te bestaan uit een theoretische benadering en/of uit empirisch ✒ ✒ ✒

onderzoek en moet een reële bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het actuariële werkterrein. Bij de beoordeling van de inzendingen worden tenminste de volgende criteria in acht genomen: wetenschappelijk gehalte, relevantie en stilistische kwaliteit. De scriptie mag maximaal 50 pagina’s beslaan -exclusief bijlagen– en dient voorzien te zijn van een aparte samenvatting welke maximaal twee pagina’s (A4) bevat. Deadline voor inleveren is zondag 4 september 2016.

Deelnemers Studenten van het Actuarieel Instituut, studenten Bachelor of Science of Master of Science in Actuariële Wetenschappen of aanpalende disciplines (Econometrie, Bedrijfswiskunde), studenten HBO en niet-leden werkzaam in het actuariële werkveld.

Deelnemen aan de Johan de Witt prijs 2016? Ga voor meer informatie naar www.ag-ai.nl (AG-Johan de Witt prijs). Heb je vragen, stuur deze dan naar johandewittprijs@ag-ai.nl.

22

INTERVIEW

INTERVIEW

advJdW-A5-jan2016

Heeft u verder nog punten die u graag wilt delen in dit interview? “Innovaties zijn wat mij betreft noodzakelijk, niet alleen wenselijk. We moeten dan ook bereid zijn om echt anders te kunnen en willen denken en de infrastructuur moet dit mogelijk maken. Als jij een idee hebt voor een bedrijf, moet je het meteen financieel onderbouwen. Alleen als het winstgevend is kunnen we het eventueel overwegen. Ik geef het volgende voorbeeld: we hebben een heel traditioneel risico en dat risico wil ik verzekeren. Dus ik ga naar een verzekeraar en ik vraag wil je dat risico verzekeren. Op basis van de big data moeten we het omdraaien en kijken naar bepaalde correlaties. En dan kun je zeggen: deze vragen wil ik stellen. Daar kun je een product voor gaan ontwikkelen. Innovatie is absoluut noodzakelijk, dat vind ik heel belangrijk.”



Pensioen, wonen en zorg: Pensioen als onderdeel van integrale financiële planning OVER DE AUTEURS

ARTIKEL

Casper van Eewijk Casper van Ewijk is hoogleraar bij de Universiteit van Amsterdam, bijzonder hoogleraar van het instituut Gak en directeur van Netspar.

DOOR: Niels Kortleve Niels kortleve is momenteel werkzaam als innovatiemanager bij PGGM. Michael Kortleve Michael Kortleve is onderzoeker aan Tilburg University en voor Netspar. Ook is hij zelfstandig ondernemer via Pensioen GeMi.

Inleiding Nederland staat aan de vooravond van belangrijke veranderingen in het pensioenstelsel. Het kabinet heeft de aanzet gegeven tot een fundamentele bezinning op het pensioenstelsel. In 2015 zijn de hoofdlijnen van het toekomstige pensioenstelsel geschetst. Het nieuwe pensioenstelsel moet antwoord bieden op de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de toenemende behoefte aan meer maatwerk en keuzevrijheid en het vinden van een nieuwe balans tussen zekerheid en risico. Het pensioen van de toekomst is minder ‘one size fits all’ en houdt meer rekening met de situatie van de individuele deelnemer. We kunnen pensioen niet los zien van de andere pijlers van de oude dag: het woonkapitaal, het menselijk kapitaal, het zorgkapitaal en het sociale kapitaal. Een goede levensloopplanning vraagt een integrale benadering, waarin het pensioen een centrale rol inneemt. Dit vereist een nieuwe kijk op pensioenen en vraagt om innovatievermogen van diverse

CASPER VAN EEWIJK NIELS KORTLEVE MICHAEL VISSER

spelers in de pensioenmarkt. Als (toekomstig) actuaris kunt u daaraan een belangrijke bijdrage leveren, bijvoorbeeld via productontwikkeling over de domeinen wonen, zorg en pensioen heen. De afgelopen jaren is vooral op macroniveau al op meerdere plekken onderzoek gedaan naar de combinatie van wonen, zorg en pensioen. In een recent verschenen Netspar rapport ‘De routekaart naar een meer integrale benadering van wonen, zorg en pensioen’ presenteerden we een integraal economisch analysekader vanuit het perspectief van de behoeften van individuele huishoudens. 1 Het begrip financiële planning over de levensloop staat hierbij centraal. Welke knelpunten komen huishoudens tegen en welke algemene afruilen bestaan er bij verschillende innovaties voor verbinding tussen de domeinen wonen, zorg en pensioen? Die verbinding hebben we vooral bekeken vanuit het aanvullende pensioen (tweede pijler). Aandacht

voor persoonlijke financiële planning over de levensloop en een betere afstemming – ook in regelgeving – van de domeinen wonen, zorg en pensioen kan belangrijke welvaartswinst van 3-5,5% over de levensloop opleveren. Pensioen en levensloopplanning Het pensioen is te zien als een centraal onderdeel van de financiële levensloopplanning. Het pensioen dient om de bestedingsmogelijkheden op peil te houden nadat men met werken is gestopt. Maar pensioen is niet het enige. Recent onderzoek (Knoef et al. 2015) laat zien dat de bronnen van inkomen van gepensioneerden tamelijk divers zijn. Met name de eigen woning speelt een belangrijke rol naast het pensioen. Voor sommigen – bijvoorbeeld zelfstandigen – is sparen via de eigen woning belangrijker dan sparen via pensioen. Daar staat tegenover dat mensen die een woning huren in plaats van kopen juist vooral op pensioensparen zijn aangewezen. Naast pensioen

1. Zie Bart et al. 2016. De tekst van dit artikel is voor een belangrijk deel op dit rapport gebaseerd..

24


Optimale levenscyclus planning als analysekader Financiële planning speelt in op drie fundamentele behoeften van huishoudens via drie functies: 1. Sparen, lenen en ontsparen; 2. Verzekeren; 3. Beleggen. Sparen, lenen en ontsparen voorziet in het spreiden van consumptie over de tijd. Verzekeren helpt huishoudens zich in te dekken tegen idiosyncratische (individuele) risico’s. Beleggen maakt het mogelijk een optimaal profiel voor systematische risico’s te selecteren. Bestaande instituties combineren vaak de verschillende functies van financiële planning. Zo sparen mensen in een pensioenregeling bijvoorbeeld tijdens de werkende fase voor de periode na pensionering, maar het is tegelijkertijd vaak ook een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en een verzekering voor nabestaanden bij vroegtijdig overlijden. Bovendien beleggen pensioenuitvoerders het vermogen om systematische risico’s te spreiden en te profiteren van premies op deze risico’s. Na pensionering leidt de verplichting tot annuïtaire uitkering niet alleen tot een gedoseerd ontsparen, maar vormt het ook een langlevenverzekering. Een ander voorbeeld betreft de eigen woning met afgeloste hypotheek, die mensen indekt tegen huurinflatie en langlevenrisico doordat ze lagere woonkosten hebben. Mensen hoeven zich geen zorgen meer te maken of ze genoeg hebben gespaard om tot in lengte van dagen huur te kunnen betalen. Maar deze mensen kunnen het ook beschouwen als voorzorgbesparing om extra zorg of een plek in een privaat verpleeghuis te kunnen betalen. Via het verzilveren van hun woningwaarde kunnen zij eventueel ook een aanvulling op het pensioen krijgen. Figuur 1 brengt de behoeften, functies en voorbeelden van instrumenten samen.

Figuur 1: Financiële planning van huishoudens: behoeften, functies en instrumenten

Bestaande regelingen en instituties hebben vanuit de domeinen wonen, zorg en pensioen invloed op het besteedbaar inkomen, de totale vermogensopbouw, het afdekken van idiosyncratische risico’s en de blootstelling aan systematische risico’s. Datzelfde geldt voor keuzes rond werk en menselijk kapitaal, maar die laten we in deze bijdrage buiten beschouwing. We nemen het gevolgde levenspad rond onderwijs, werk, carrière en pensionering als gegeven. Trends Een aantal ontwikkelingen maken de integrale benadering van wonen, zorg en pensioen voor toekomst nog belangrijker. Zo is lenen voor de eigen woning in de afgelopen jaren moeilijker geworden door strengere leenvoorwaarden en de verplichting om 100% af te lossen (sinds 2013 voor nieuwe leningen als men nog hypotheekrente wil aftrekken). Dit beïnvloedt niet alleen de woonbeslissing, maar belast ook de bestedingsmogelijkheden en de liquiditeit van jonge huishoudens, waardoor zij minder makkelijk schokken kunnen opvangen. Verder zijn er toenemende risico’s waaraan huishoudens blootstaan. Het betreft onder andere de volgende individuele risico’s: • versobering verzorgingsstaat: verkorting WW-duur, beperking publieke arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en meer eigen betalingen in de zorg; • toenemende dynamiek op arbeidsmarkt: een steeds groter deel van de beroepsbevolking is niet verzekerd voor werknemersverzekering in de sociale zekerheid en neemt niet deel aan een verplichte pensioenregeling. Maar ook komen er meer systematische risico’s bij huishoudens terecht. Te denken valt aan risico’s: • van onzekere vastgoedprijzen, onder andere door het toenemende belang van de koopsector op de woningmarkt de afgelopen decennia;

25

ARTIKEL

MSC-LEVEL | SPECIALTY

beschikken huishoudens ook over spaargeld dat zij kunnen inzetten voor besteding op de oude dag. Financiële planning vindt in Nederland voor veel mensen plaats via verplichte deelname in uniforme regelingen. Die regelingenhouden maar beperkt rekening met de heterogeniteit in de behoeften en voorkeuren van huishoudens. Zo is de pensioenambitie in veel regelingen voor alle deelnemers alleen afhankelijk van inkomen. Er is echter een aantal andere kenmerken dat van grote invloed is op de optimale persoonlijke financiële planning. Denk daarbij aan de samenstelling van het huishouden, wel of geen kinderen, het wonen in een huurwoning of koopwoning (met hypotheek) en bezit van andere vermogensvormen. Ook gebeurtenissen in het leven waar mogelijk minder invloed op is, zoals ziekte of (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, spelen een belangrijke rol. Deze factoren beïnvloeden de afweging tussen consumptie nu en later, het verzekeren tegen onzekere gebeurtenissen en de behoefte aan liquiditeit over de levensloop.


ARTIKEL

Knelpunten De huidige instituties en regelgeving kunnen voor verschillende typen huishoudens in meer of mindere mate een optimale financiële planning belemmeren. Samen met de hiervoor besproken trends leidt dat nu al tot diverse herkenbare knelpunten. Het gaat om knelpunten door over- of ondersparen en om knelpunten door bestedings- en liquiditeitsbeperkingen. We bespreken hierna een concreet knelpunt in de werkfase en een knelpunt in de pensioenfase. Beperkte bestedingsruimte jongere werknemers Jongere huishoudens kunnen binnen de huidige instituties relatief veel druk ervaren op hun besteedbaar inkomen.Veel jonge huishoudens die niet in aanmerking komen voor sociale huur zijn aangewezen op het kopen van een woning of het relatief duur huren in de marktsector. Het aanbod in de vrije huursector is beperkt en de fiscale regels (hypotheekrenteaftrek) maken in het algemeen kopen aantrekkelijker dan huren. De nieuwe fiscale hypotheekregels zetten sinds 2013 aan tot volledige schuldaflossing. Werknemers met een eigen woning sparen dus niet alleen via hun pensioen maar ook via de eigen woning. Daarbij komt dat het doorsneepremiestelsel voor pensioen daarnaast ook een drukkend effect heeft op hun besteedbaar inkomen, omdat de werkgever namens hen een aanzienlijke pensioenpremie moet afdragen. Tot slot lijkt de timing van de besparingen niet altijd optimaal. Juist bij jonge huishoudens met kinderen lijkt de balans tussen consumptie nu en sparen voor later verstoord. Beperkte mogelijkheden om pensioenen woningvermogen na pensionering flexibel in te zetten Bepaalde groepen gepensioneerden lijken weinig mogelijkheden te hebben om te ontsparen. Bijvoorbeeld mensen met een eigen woning, een bescheiden pensioenvermogen en weinig (of geen) spaargeld. Het verzilveren van de woning blijkt in veel gevallen lastig (zie Taskforce verzilveren 2013 en Conijn et al. 2014) en men moet een levenslange annuïteit aankopen van het opgebouwde pensioenvermogen. Daarbij is er beperkt ruimte voor maatwerk, namelijk alleen via uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen,

hoog-laagconstructies (binnen bandbreedtes) en het vervroegen/uitstellen (inclusief overbruggen AOWgat) van pensioen. Doordat het vermogen in illiquide activa zit (huis en pensioen), betekent dit dat zij dit vermogen niet of nauwelijks kunnen aanspreken wanneer idiosyncratische risico’s zich manifesteren. Ze hebben weinig liquiditeit om onverzekerde schokken op te vangen. Innovatie vereist De pensioenhervorming biedt ruimte voor vernieuwing. Het belangrijkste knelpunt voor veel huishoudens is het niet optimaal kunnen afstemmen van de spaarambitie in de domeinen wonen, zorg en pensioen. Daarmee is het voor huishoudens lastig om inkomen en consumptie optimaal te spreiden over hun levensloop. Uit onderzoek blijkt dat huishoudens die 50 procent meer sparen dan nodig voor hun pensioen verliezen 3 procent aan welvaart over hun hele levensloop. Zij zouden beter af zijn geweest als zij eerder in het leven meer geld te besteden hadden gehad en na hun pensioen minder. Huishouders die 50 procent ‘te weinig’ sparen verliezen 5,5 procent aan welvaart (Van Ewijk et al. 2014). Zij hebben aan het begin van het leven te royaal geleefd en moeten dat bekopen met een sterke terugval in consumptie na het pensioen. Naast consumptiespreiding speelt ook het goed afstemmen van de blootstelling aan risico’s op individuele omstandigheden en voorkeuren een belangrijke rol, zeker nu steeds meer van deze risico’s neerslaan bij huishoudens. Wij hebben vanuit de behoeften van financiële planning van huishoudens gekeken welke innovaties – vooral vanuit het pensioendomein – kunnen bijdragen om de knelpunten te verminderen. Hierna volgt een lijst met oplossingsrichtingen. Oplossingsrichtingen 1 tot en met 5 zijn opties in het pensioendomein, oplossingsrichting 6 en 7 in het zorgdomein en oplossingsrichting 8 en 9 in het woondomein. Oplossingsrichtingen: 1. Flexibiliseren pensioeninleg en -opbouw A. Het toestaan van een (gedeeltelijke) eenmalige uitkering in opbouw- en/ of uitkeringsfase B. Keuzevrijheid ten aanzien van de timing van inleg, met gelijkblijvende ambitie (verschuiving van inleg over tijd) C. Keuzevrijheid ten aanzien van de inleg, zonder de verplichting hier op een ander moment voor te compenseren D. Een verlaging van de ambitie in collectieve regelingen 2. Actuariële (progressieve) premie voor uitkeringsregelingen 3. Inzetten pensioenpremie of -aanspraak voor aflossing hypotheek 4. Pensioenaanspraak als borg voor additionele

26

MSC-LEVEL | SPECIALTY

• van pensioen(beleggingen en langlevenrisico), doordat als gevolg van vergrijzing van het deelnemersbestand het premie-instrument bot is geworden en werkgevers zich steeds meer terugtrekken als risicodragers. Als laatste willen we wijzen op de verdergaande digitalisering, een stijgende opleidingsgraad en toenemende heterogeniteit als enkele relevante ontwikkelingen. Deze trends en ontwikkelingen lijken de behoefte aan differentiatie en afstemming op de individuele behoeften te vergroten.


ARTIKEL

Routekaart naar een meer integrale benadering van wonen, zorg en pensioen De eerste twee stappen die we zouden kunnen nemen, hebben vooral betrekking op het pensioendomein. Door het beter afstemmen van de pensioenambitie van huishoudens op de domeinen wonen en zorg en door het flexibiliseren van pensioen wordt het makkelijker om verbindingen tussen de domeinen te maken. A. Bepalen pensioenambitie in samenhang met zorg en wonen Een eerste verbinding van pensioen met wonen en zorg betreft de pensioenambitie. Daar zit een relatie met oplossingsrichtingen 1 en 2. De optimale hoogte van die ambitie hangt af van het overige vermogen (waaronder de woning), de gewenste uittreedleeftijd en de gewenste uitgaven tijdens de oude dag. De woonsituatie en de voorkeuren voor extra zorg (oplossingsrichting 6) en ondersteuning zijn daarin belangrijke factoren. Zorgkosten komen steeds meer bij huishoudens te liggen wat ceteris paribus zou moeten leiden tot een hogere pensioenambitie. Daarnaast betekent een afgelost huis lagere woonlasten en een appeltje voor de dorst dat mensen eventueel kunnen verzilveren (oplossingsrichting 8, eventueel gekoppeld aan 7). Dit betekent dat de pensioenambitie van huizenkopers ceteris paribus (beduidend) lager zou kunnen zijn dan die van huurders.Alle actieve deelnemers kunnen baat hebben bij een betere afstemming van de pensioenambitie op hun vermogensopbouw op andere domeinen (oplossingsrichting 3, 4 en 6 en eventueel ook 5). Voor ouderen en gepensioneerden zou deze mogelijkheid ‘te laat’ komen, maar kan meer flexibiliteit in de uitkeringsfase wel bijdragen aan een betere financiële planning. Het bepalen van de gewenste hoogte van de pensioenambitie per huishoudtype vergt meer onderzoek naar de gevolgen van ontwikkelingen op het gebied van zorg en wonen voor huishoudens. Dat onderzoek dient aandacht te besteden aan de toenemende verschillen tussen huishoudens en veranderingen over de levensloop.

B. Overgang naar persoonlijke pensioenvermogens maakt verbindingen en flexibilisering eenvoudiger Het kabinet heeft voorgesteld op termijn een begin te maken met het afschaffen van de doorsneesystematiek in uitkeringsregelingen. Dit faciliteert de overgang naar persoonlijke pensioenvermogens. Persoonlijke pensioenvermogens maken het makkelijker om vanuit het pensioen in de tweede pijler te kunnen bijdragen aan een betere consumptiespreiding over de levensloop, omdat men zo selectierisico’s kan voorkomen. Dit risico zou men nu ook al kunnen beperken door een actuarieel faire verrekening, maar dit zou de herverdelende elementen als gevolg van de doorsneesystematiek meer zichtbaar maken en daarmee het draagvlak onder de tweede pijler kunnen ondermijnen. Veel afruilen bij mogelijke combinaties van wonen, zorg en pensioen vallen nu negatief uit omdat de doorsneesystematiek leidt tot selectierisico’s als men deze keuzes niet actuarieel neutraal behandelt. Individuele keuzes ten aanzien van pensioen kunnen dan negatieve gevolgen hebben voor het collectief en de solidariteit binnen een pensioenregeling. Bij een overgang van de huidige uitkeringsregelingen naar premieregelingen (al dan niet met risicodeling) wordt flexibilisering en verbinding tussen de domeinen beter mogelijk. In welke mate bestaande (bijvoorbeeld hooglaagconstructies) en toekomstige keuzemogelijkheden daadwerkelijk tot selectie leiden is onbekend en het verdient aanbeveling om nader onderzoek te doen naar de omvang van selectierisico’s. Hierbij zou men ook de relatie tussen leeftijd en selectie moeten meenemen. Meer persoonlijke pensioenvermogens kunnen de tussentijdse uitruil met andere domeinen vereenvoudigen (bijvoorbeeld oplossingsrichtingen 3 en 4). Het kan daarmee een bijdrage leveren aan het oplossen van acute financiële problemen door onvoorziene omstandigheden, die de balans tussen geld nu en geld later beïnvloeden. Specifiek kan men denken aan huishoudens die ‘onder water staan’ en willen of moeten verhuizen en huishoudens die uit elkaar gaan. Het stellen van grenzen aan flexibiliteit lijkt wenselijk omdat te grote flexibiliteit te veel afbreuk kan doen aan de doelstelling van pensioenregelingen om deelnemers tegen kortzichtigheid te beschermen. Betere verbindingen tussen wonen, zorg en pensioen Een betere (financiële) planning over de levensloop en betere afstemming tussen de domeinen wonen, zorg en pensioen kan leiden tot een hogere welvaart. Wát kunnen we wanneer doen om betere verbindingen mogelijk te maken? Welke factoren spelen daarbij een rol, en hoe kunnen we ervoor zorgen dat bij de afruilen de voordelen opwegen tegen de nadelen?

2. Zie Bart et al. 2016 voor een uitvoerige bespreking van knelpunten en oplossingsrichtingen.

27

ARTIKEL

lening 5. Keuze/maatwerk in risicoprofiel 6. Kapitaalopbouw voor ouderenzorg 7. Zorgannuïteit 8. Verzilveren eigen woning 9. Beter managen vastgoedrisico’s en eigen woning Voor dit artikel voert het te ver om alle oplossingsrichtingen (in detail) te bespreken.2 Wij beperken ons hier tot een aantal voor de hand liggende oplossingsrichtingen in de onderstaande ‘routekaart naar een meer integrale benadering van wonen, zorg en pensioen’.


ARTIKEL

Een eerste voorwaarde voor een betere afstemming over de domeinen is bewustwording bij huishoudens. De overheid en werkgevers trekken zich terug als risicodrager en zowel verantwoordelijkheid als risico verschuift naar huishoudens. Het is belangrijk dat huishoudens zich meer bewust worden van hun rol in de financiële planning over hun levensloop. Zowel maatwerk als keuzevrijheid zijn mogelijke routes ten behoeve van een op maat gesneden pensioen, dat beter aansluit op individuele behoeften. Bij keuzevrijheid kiest het huishouden, bij maatwerk stemt de aanbieder het product af op de vrager. Bij beide liggen kansen, maar ook risico’s. Keuzevrijheid vergt meer inzicht en betrokkenheid van mensen dan maatwerk. In beide gevallen is het mogelijk dat op individueel niveau de uiteindelijke uitkomst geen verbetering of zelfs een verslechtering is ten opzichte van de uniforme regeling. Financiële beslissingen voor de lange termijn zijn complex en vanuit de gedragseconomie is bekend dat mensen keuzes maken die niet altijd in hun eigen belang zijn. Mensen hechten met name veel waarde aan geld nu, waardoor er steeds een reëel gevaar bestaat dat keuzevrijheid leidt tot te weinig sparen voor later. Daarnaast kunnen zowel maatwerk als keuzevrijheid ook de kans op fouten in de administratie vergroten; dit verergert bij eventuele overgangsregelingen. Maar met een weloverwogen vormgeving zullen de meeste huishoudens veelal net zo goed of beter af zijn. Voor de oplossingen in de routekaart (figuur 2)geldt dat sommige eenvoudiger of sneller te implementeren zijn dan anderen. Beschikbaarheid van data en aanpassing van bestaande regelingen spelen daarbij een rol. Naast uitvoeringskosten en uitlegbaarheid, kunnen ook politieke en ideologische voorkeuren een rol spelen in waar men op de routekaart wil uitkomen. Daarbij nemen we in acht dat mensen na hun pensionering grosso modo willen kunnen blijven leven zoals ze gewend zijn (zie ook waarden uit Hoofdlijnennota, ministerie SZW 2015).

Figuur 2: routekaart uniformiteit versus differentiatie en maatwerk versus keuzevrijheid

We hebben een routekaart getekend langs twee dimensies: hoeveel differentiatie willen we en wie maakt de keuzes? Meer differentiatie is niet altijd beter. Hoe meer differentiatie wenselijk is, hoe meer data nodig zijn om goede keuzes te kunnen maken (onafhankelijk of aanbieder of huishouden zelf de keuze maakt). Meer informatie is nodig over de specifieke huishoudsituatie en mogelijk ook over de behoeften en preferenties, om vervolgens het goede maatwerk (aanbieder) of de keuze (huishouden zelf) te kunnen bepalen. Een toenemende digitalisering draagt bij aan het beschikbaar hebben van de relevante informatie tegen steeds lagere kosten, waardoor de opties rechts in figuur 2 beter binnen bereik komen. Maar meer differentiatie gaat onvermijdelijk gepaard met kosten. De bepaling van de prijzen waartegen de differentiatie kan plaatsvinden is immers complex.Als de differentiatie geen ongewenste herverdelingseffecten mag hebben en niet de waardevolle risicodeling onder druk mag zetten, dan moet men daarmee rekening houden. De tweede as is wie de keuze bepaalt: maatwerk door de aanbieder of eigen keuze. Belangrijke factoren in de afruil tussen keuze door de aanbieder of het huishouden zijn wie de beste informatie heeft, privacy en vertrouwen in de uitvoerder versus vertrouwen in individuele keuzes, complexiteit en kans op fouten (ook in de administratie), keuzestress en zorgplicht. In de praktijk is er een spectrum van mogelijkheden, waaronder ook combinaties van maatwerk en keuzevrijheid, dat de eventuele nadelen zoveel mogelijk kan beperken. Een voorbeeld is een default regeling (maatwerk) met een opt out (keuzevrijheid). Een ander voorbeeld is dat de overheid of aanbieder een bandbreedte bepaalt waarbinnen het huishouden kan kiezen. Voor uitgebreider onderzoek naar het vormgeven van zorgplicht verwijzen we naar het recent verschenen rapport van de Netsparprojectgroep ‘Communicatie en Zorgplicht’ (zie Van Soest et al. 2015). C. Flexibilisering pensioenuitkering: beperkte eenmalige uitkering bij pensionering Voor mensen die al veel pensioen hebben opgebouwd, zijn er op kortere termijn al mogelijkheden om meer of andere vormen van flexibiliteit toe te staan. Dit kan vooral meer flexibiliteit bieden aan 50-plussers/ gepensioneerden met naast een aanvullend pensioen ook (veel) overwaarde in hun woning. Een eenmalige uitkering bij pensionering (oplossingsrichting 1A) – die bijna alle meeste Europese landen al mogelijk is – draagt bij aan verdere flexibilisering en geeft huishoudens mogelijkheden met een deel van hun pensioenvermogen bijvoorbeeld woningaanpassingen door te voeren of alvast een eigen spaarpot te vullen ten behoeve van toekomstige zorguitgaven (oplossingsrichting 7, eventueel samen met 6). Ook kan het helpen om op korte termijn individuele schokken op te vangen. Zo’n eenmalige uitkering kan men zien als een variant

28


29

ARTIKEL

MSC-LEVEL | SPECIALTY

op bestaande keuzemogelijkheden bij pensionering, zoals de hooglaagconstructie. Een eenmalige uitkering op een vrij te kiezen moment ná pensionering zou voor het individu nog betere mogelijkheden geven voor een optimale planning, maar vergroot het selectierisico en raden we daarom vooralsnog af. Een eenmalige uitkering óp pensioendatum is een beter alternatief. Een openstaande vraag is hoeveel mensen zouden moeten kunnen opnemen en of dat maximum beter een percentage van het opgebouwde pensioenvermogen kan zijn of een vast bedrag. D. Flexibilisering bij premieregelingen Premieregelingen bieden meer flexibiliteit om het risicoprofiel af te stemmen op het individu (bijvoorbeeld leeftijd en woonsituatie; oplossingsrichting 5). Sociale partners kunnen daar ook meer flexibiliteit in de regelingen inbouwen, bijvoorbeeld door via een cafetariamodel de keuze aan de deelnemer te laten of die een hogere pensioenopbouw wil (oplossingsrichting 1) of meer inkomen om bijvoorbeeld de hypotheek af te lossen (oplossingsrichting 3 of 4). Een nadeel is het risico dat de deelnemer nu meer consumeert en te weinig pensioen opbouwt en daarmee na pensionering een lagere consumptie moet accepteren, langer moet doorwerken of eventueel een beroep doet op collectieve arrangementen, zoals zorg- en huurtoeslag. Ook bij uitkeringsregelingen zijn wel enkele vergelijkbare mogelijkheden om te flexibiliseren binnen de pensioenregeling. Vaak kan al veel en is het kwestie van benutten van de reeds bestaande ruimte door aanbieders en sociale partners, door wat in de regeling te veranderen. Dit geldt met name voor het ambitieniveau en in mindere mate voor maatwerk in risicoprofiel. Maatwerk in ambitieniveau kan bijvoorbeeld vorm krijgen door het verlagen van de collectieve pensioenopbouw (oplossingsrichting 1D) en de vrijvallende premie aan de werknemer te geven of in een individuele regeling met veel flexibiliteit en gestructureerde keuzes (goede default, opt out etc.) onder te brengen. Een goed vormgegeven keuzearchitectuur kan het risico van ondersparen van lagere inkomens en huishoudens zonder een koopwoning beperken. Flexibilisering van premie-inleg kan verlichting bieden aan Box: zorgannuïteit jonge huishoudens met een laag vrij besteedbaar inkomen. Dit zelfde Een zorgannuïteit is een levenslange uitkering die geldt voor pensioendeelnemers die tijdelijk krap bij kas zitten. Oudere bijvoorbeeld rond pensioneringsdatum voor het werknemers met veel overwaarde in hun woning kunnen ervoor eerst uitkeert en die meer uitkeert naarmate er zich kiezen hun pensioenambitie op deze manier bij te stellen: (tijdelijk) meer gezondheidsbeperkingen gaan voordoen. Het minder premie inleggen kan ook helpen om individuele schokken op extra maandelijkse inkomen kan dienen om eigen te vangen (oplossingsrichtingen 1B en 1C). bijdragen te bepalen of eigen betalingen te doen voor E. Verzilveren woning voor extra pensioeninkomen, niet-vergoede zorg. Net als pensioen gaat het om een woningaanpassingen en zorg levenslange uitkering; het verschil met pensioen is dat Enkele van de knelpunten op de oude dag kan men verlichten door de annuïteit meer uitkeert bij gezondheidsbeperkingen. meer mogelijkheden te creëren om het in de woning opgebouwde Er bestaan twee modellen voor een zorgannuïteit: een vermogen te verzilveren (oplossingsrichting 8 en daarmee mogelijk die de werkelijke kosten voor zorg (tot een maximum) ook 9), bijvoorbeeld via een omkeerhypotheek of verkopen en vergoedt en een die een vast extra maandelijks bedrag terughuren. Idealiter stemmen mensen (op huishoudniveau) de uitkeert. Het eerste model is gangbaar in de VS als pensioenambitie af op het (op te bouwen) woningvermogen. Voor long-term-care (LTC) verzekering, het tweede model de groep ouderen met een relatief laag pensioeninkomen maar wel in veel andere landen, waaronder Frankrijk. een redelijk woningvermogen, zouden betere verzilvermogelijkheden kunnen bijdragen aan het spreiden van consumptie. Meer in zijn algemeenheid vergroot dit de mogelijkheden voor huishoudens om duurzame consumptiegoederen te financieren (denk aan een woningaanpassing) en incidentele (zorg)uitgaven mogelijk te maken. Box: omkeerhypotheek en verzilvervariant ‘verkoop en terughuren’ De omkeerhypotheek is een financieel product dat (vooral) ouderen in staat stelt om een hypothecaire lening af te sluiten met de overwaarde op de eigen woning als onderpand, terwijl de hypotheekverstrekker de rentelasten bijschrijft bij de lening en de rente over de schuld dus pas na verkoop int. Hierbij speelt het langlevenrisico een belangrijke rol: als de bewoners lang leven, kan de restschuld door de rentebijschrijving groter worden dan de woningwaarde. Bij verkoop en terughuur nemen mensen geen hypotheek op de woning, maar verkopen de woning met het recht om deze gedurende een bepaalde of onbepaalde periode terug te huren. Dit lijkt in de Nederlandse praktijk langzaam tot ontwikkeling te komen. Bij deze variant spelen net als bij de omkeerhypotheek het langlevenrisico en mogelijke andere marktimperfecties een rol. Een studie van Conijn et al. (2014) laat zien dat deze verzilvervariant veelal weinig financiële ruimte oplevert. Dit is mede een gevolg van het feit dat de belegger een veel hoger rendement vereist (circa 6%) dan de rente waarmee de verzekeraar werkt (nog geen twee procent bij een looptijd van 10 jaar). Dit verschil is erg groot waardoor de opbrengst van het verzilveren relatief laag is. Deels is het verschil het gevolg van de risicopremies aanbieders hanteert. Deels weerspiegelt het grote verschil onevenwichtigheden tussen de beleggingsmarkt en de kapitaalmarkt.


Tot slot We constateren toenemende verschillen tussen huishoudens wat betreft uitgangspositie en behoeften. In de nu gangbare pensioenregelingen is de huidige benadering vaak one size fits all, wat kan leiden tot welvaartsverliezen tot 3 tot 5,5 procent of meer doordat huishoudens hun consumptie niet altijd goed kunnen spreiden over hun levensloop en zich niet optimaal kunnen indekken tegen risico’s. Het bepalen van de gewenste uitkomsten is aan de maatschappij: huishoudens, sociale partners, overheid, politiek en andere belanghebbenden zullen moeten kiezen. Daarbij zullen mensen moeten kiezen tussen uniformiteit versus differentiatie enerzijds en maatwerk versus keuze anderzijds. Die laatste keuze hangt samen met voorkeur voor een meer libertair of paternalistisch beleid. Meer differentiatie kan bijdragen aan een hogere welvaart, maar gaat onvermijdelijk ook gepaard met hogere kosten, mogelijk ongewenste herverdelingseffecten en druk op de waardevolle risicodeling. Dat zijn de afruilen.

De gewenste mate van differentiatie is de eerste as waarop we (maatschappelijke) keuzes moeten maken. De tweede as is wie de keuze bepaalt: maatwerk door de aanbieder of eigen keuze. Wie dat het beste kan doen, hangt af van de vraag wie de beste informatie heeft, privacy en vertrouwen in de uitvoerder versus vertrouwen in individuele keuzes, complexiteit en kans op fouten (ook in de administratie), keuzestress en zorgplicht. Er zal vaak sprake zijn van een glijdende schaal tussen maatwerk en keuzevrijheid. Goede keuzearchitectuur in de vorm van combinaties van maatwerk en keuzevrijheid kunnen eventuele nadelen zoveel mogelijk beperken. Meer individuele keuzes faciliteren huishoudens in een betere planning met mogelijke welvaartswinsten en betere aansluiting op hun behoeften. Tegelijkertijd vergroot het de kans op foute keuzes en de selectierisico’s. Door foute keuzes kunnen mensen welvaartsverlies leiden door te weinig pensioenopbouw met als gevolg een lagere consumptie na pensionering en een groter beroep op collectieve arrangementen. Ook hier kan een goed vormgegeven keuzearchitectuur de risico’s beperken. Keuzearchitectuur en pensioen als onderdeel van integrale financiële planning zijn leidende thema’s bij de invulling van het pensioenstelsel voor de toekomst in Nederland. De pensioenhervorming in Nederland creëert nieuwe mogelijkheden voor innovatie en opent tegelijkertijd een belangrijke agenda voor onderzoek. Volop werk aan de winkel. Referenties • Bart, F., B. Boon, A.L. Bovenberg, C. van Ewijk, N. Kortleve, E. Rebers en M.Visser (2016), “De routekaart naar een meer integrale benadering van wonen, zorg en pensioen”, Netspar Occasional Paper, januari 2016. • Conijn, J., B. Kramer, J. Rouwendal en F. Schilder (2014), “Verzilveren van overwaarde. De mogelijkheden van het woningbezit in de bekostiging van Wonen, Zorg en Pensioen”, Netspar Discussion Paper DP 2014-034. • Ewijk, C. van, M.H.C. Lever, J.P.M. Bonenkamp en R.J. Mehlkopf (2014), “Pensioen in discussie. Risicodeling moeilijker / keuze binnen grenzen”, Netspar brief 1, oktober 2014. • Knoef, M., J. Been, K. Caminada en K. Goudswaard (2015), “Veel variatie in de pensioenopbouw van Nederlandse huishoudens”, Netspar brief 2, april 2015. • Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) (2015),“Hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel”, juli 2015. • Soest, A. van, B.Werker, B. Dellaert, S. van Hoogdalem, S. Lundbergh, O. Poiesz, M. Rijff, A. Sandtke, S. Schellekens, Y. van Straalen, M. Turlings (2015), “Zorgplicht voor pensioenproducten”, Netspar Occasional Paper, december 2015. • Taskforce Verzilveren (2013), “Eigen haard is zilver waard”, mei 2013.

30

ARTIKEL

ARTIKEL

Als in de toekomst – vanwege de fiscale stimulans om de hypotheek volledig af te lossen – meer huishoudens een “vrij” huis zullen hebben, worden verzilvermogelijkheden nog belangrijker, zeker voor groepen met weinig pensioen (zoals lagere inkomens en zzp’ers). Mogelijke combinaties tussen wonen en pensioen lijken vooralsnog meer voor de hand te liggen dan die tussen zorg en pensioen. Dit komt doordat de meeste door ons geconstateerde knelpunten betrekking hebben op het intertemporeel spreiden van de consumptie over de levensloop en de eigen woning daar als vermogenscomponent onderdeel van uitmaakt. Ook speelt een rol dat de zorg voor een groot deel collectief verzekerd is, waardoor de individuele kosten en risico’s voor huishoudens momenteel nog beperkt zijn. Mogelijk verandert dit in de toekomst. De pensioenambitie en de gewenste flexibiliteit van pensioen hangen af van de mate waarin huishoudens de zorgkosten en -risico’s in de toekomst zelf moeten dekken. In dit kader adviseren we om op het gebied van zorg meer onderzoek te doen naar het concept zorgannuïteit (oplossingsrichting 7), omdat dit huishoudens de mogelijkheid zou geven om zich beter te verzekeren voor (extra) langdurige zorg en hun zorgkosten en -risico’s te managen. Daarnaast is accommoderend beleid op de woningmarkt en in fiscaliteit in het algemeen belangrijk. Het lijkt aannemelijk dat een betere functionerende huurwoningmarkt en het niet volledig hoeven aflossen van de hypotheek om in aanmerking te komen voor hypotheekrenteaftrek, bijdragen aan het oplossen van de genoemde planningsproblemen bij huishoudens. Het idee is hierbij niet om de hypotheekrenteaftrek weer te vergroten, maar om de vormgeving ervan te veranderen.


Ontdekken dat je coach ook wat van jou kan leren Ook dat is #werkenbijpwc

De beste plek om je carrière te starten? Dat moet je vooral zelf bepalen. Wél vertellen we je graag wat werken bij PwC volgens ons zo bijzonder maakt. Dat is vooral de combinatie van een ambitieuze omgeving en echte aandacht voor jouw ideeën. Leergierig blijven en elkaar blijven uitdagen. Daar komen onze klanten en ons vak verder mee. En jij natuurlijk ook. We zijn benieuwd naar je.

Kom verder op werkenbijpwc.nl

The opportunity of a lifetime © 2016 PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 3412089) Alle rechten voorbehouden.



Over de sprekers Om u een beeld te geven van de presentaties die u kunt bijwonen, worden hieronder alle sprekers uitgelicht. Plenaire sessie I -Innovatie: aanleiding, actualiteit en advisen - Leo de Boer - Verbond van Verzekeraars Leo de Boer is directeur van het Verbond van Verzekeraars en is zijn carriere begonnen op de afdeling produktontwikkeling van een verzekeraar. Een onderwerp dat dicht tegen het thema van het congres aanligt: innovatie. En nu binnen het Verbond op zijn pad ligt. In juli 2015 opende het Verbond het InsuranceLab om het thema nog nadrukkelijker op de agenda bij de leden-verzekeraars te zetten. Ook of misschien wel juist in een jaar dat verzekeraars met grote zaken als solvency 2 bezig waren. In zijn inleiding zal leo de boer Ingaan op aard en scope van de term innovatie, de actuele drivers voor innovatie, de mening van verzekeraars zelf daarover en capita selecta als innovatie en solvency 2 (op weg naar 3?) en de binnenkort te verschijnen datavisie van het verbond.

Plenaire sessie II - Vernieuwing van het perspectief op een verzekeraar - Thijs van Woerden - De Nederlandsche Bank

SECTION

Plenaire sessie III - Kennis is macht: Wie begrijpt ‘de klant’het best? - Jan-Huug Logbregt & Marco van der Lans - PWC Jan-Huug Lobregt is partner binnen PwC en leidt de actuariële afdeling van PwC. JanHuug is een Actuaris AG, met een brede ervaring op het gebied van Solvency II, risicomanagement en actuariaat. Sinds het afronden van zijn studie Econometrie in 1996, heeft hij 20 jaar verzekeringservaring opgebouwd. Een belangrijk onderdeel van zijn werkzaamheden is het aansturen van de Europese actuariële afdelingen (vanuit zijn rol als European Actuarial Leader) en het aansturen van verschillende innovatie propositie voor verzekeraars. Vanuit deze rol weet Jan-Huug welke thema’s er bij verschillende grote verzekeraars spelen in de boardroom. Het thema innovatie staat daarbij hoog op de agenda aangezien men zonder het gebruik van innovatie achterop raakt.

33

OVER DE SPREKERS

Thijs van Woerden (44) is divisiedirecteur Toezicht Verzekeraars sinds oktober 2012. Hij heeft bedrijfseconomie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en heeft daarna 7 jaar bij Accenture gewerkt. Sinds 2005 is hij werkzaam bij DNB, eerst bij betalingsverkeer en vanaf 2007 bij toezicht, waar hij als afdelingshoofd toezicht beleid verzekeraars en pensioenfondsen begonnen. Thijs is tevens lid van de Board of Supervisors van EIOPA.


Marco van der Lans heeft Financial Econometrics gestudeerd aan de Erasmus Universiteit en heeft recentelijk het AEMAS programma afgerond. Hij is nu senior consultant bij PwC en is 5 jaar werkzaam in het actuariële veld, waarbij hij veel werkzaamheden verricht heeft op het gebied van Solvency II. Vanuit zijn werkervaring en interesses weet hij innovatieve technologieën te koppelen aan de huidige tariferingsprocessen bij schadeverzekeraars. Marco is namens PwC Nederland de afgevaardigde in PwC’s Actuarial Pricing Committee, waardoor hij op de hoogte is van gehanteerde innovaties en gebruikte technologieën bij verzekeraars in verschillende landen. Deze kennis en ervaring gebruikt hij om Nederlandse verzekeraars te kunnen ondersteunen en uitdagen bij het innoveren van hun tariferingsproces. De toekomstige rol van de actuaris/econometrist is volgens Marco van essentieel belang aangezien deze als geen ander in staat is om de analyse van (big) data te combineren met het ‘klassieke’ tariferingsproces van verzekeraars. Gezien de huidige ontwikkelingen op de verzekeringsmarkt verwacht hij op korte termijn grote veranderingen: “De noodzaak en de baten van het implementeren van nieuwe technologieën zullen dusdanig hoog zijn, dat (te) lang wachten met innoveren het voortbestaan van verzekeraars in gevaar brengt.”

Plenaire sessie IV - Solidariteit tussen groepen in de pensioenwereld - Tim Burggraaf - Mercer

OVER DE SPREKERS OVER DE SPREKERS

Tim is werkzaam bij Mercer als partner voor de line of business Retirement. Op de leeftijd van 21 jaar is Tim gestart bij een lokale verzekeringsmaatschappij. Vervolgens is hij bij Aon Consulting in 1993 in dienst getreden als pensioenconsultant. Na Aon, is Tim overgestapt naar Mercer in 2000, eerst als senior consultant, vervolgens als principal en nu als partner. Zijn cliënten zijn niet zo zeer te vangen in een specifieke branche, maar bestaan vooral uit de grotere bedrijven. Tim is afgestudeerd in de eerste fase van Recht aan de Erasmus Universiteit en heeft een Master degree van de Hermes Universiteit als Master in Pensioen en Levensverzekeringen. Ten slotte fungeert hij regelmatig als spreker bij bijeenkomsten in Europa, heeft twee boeken gepubliceerd (beide op het gebied van Defined Contributions) en een groot aantal artikelen.

Interactieve sessie I - Organiseren van innovatie: exploratie versus exploitatie - Gijs Kloek - Achmea Gijs Kloek coördineert vernieuwingsprojecten binnen het Centre of Synergy and Innovation van Achmea Reinsurance. Hiervoor was hij bij Achmea Reinsurance manager Risk Management en in die rol verantwoordelijk voor herverzekeringsanalyses, actuariële rapportages en integraal risicomanagement. Vóór zijn overstap naar herverzekeringen in 1997 heeft hij zes jaar gewerkt als portefeuillemanager vastrentende beleggingen bij verschillende organisaties. Gijs Kloek heeft algemene economie gestudeerd aan de Universiteit van Maastricht. Later heeft hij een MBA behaald aan de Rotterdam School of Management. Op dit moment doet hij naast zijn werk wetenschappelijk onderzoek op het gebied van catastrofeherverzekering aan de Universiteit van Amsterdam. De wereld van (her)verzekering verandert snel. Actuariële kennis speelt een cruciale rol om de juiste herverzekeringsoplossingen en procesverbeteringen te vinden voor deze veranderende omgeving. Gijs Kloek levert hieraan zijn bijdrage door op inhoudelijk gebied vernieuwingsprojecten binnen Achmea Reinsurance te begeleiden.

34


Interactieve sessie II - Expected Shortfall versus Value-at-Risk - Casper de Vries - Voorzitter commissie “Productinnovatie” Sinds 2015 bekleed ik de Witteveen leerstoel in de macro monetaire economie aan de Erasmus School of Economics; tevens heb ik zitting in de SER en WRR. Naast mijn interesse in de macro economie werk ik ook aan vragen over risico management en system risico door gebruik te maken van extreme waarden theorie, zoals die ook wordt gebruikt voor het berekenen van de dijkhoogten voor de deltawerken. Uit dien hoofde was ik programmaleider van het risico management programma bij de Duisenberg School of Finance. Vorig jaar heb ik de staatscommissie over de toekomst van verzekeraars geleid. Eén ding dat mij wel duidelijk werd is de noodzaak voor de sector om te vernieuwen. Het bijgaande artikel en het praatje bespreken een vernieuwing in de risico maatstaf die wordt gebruikt in het toezicht op banken. Mijn stelling is echter dat dit een onnodige innovatie is, die voor de verzekeringssector het zicht op de grote risico’s zelfs kan verminderen. Kortom, een actuele zaak voor jonge actuarissen.

Interactieve sessie III - Risicodeling tussen generaties - Miriam Loois - PGGM

Interactieve sessie IV - De Nederlandse verzekeringsindustrie anno 2025 - Marco Vet & Zeno Deurvorst - Deloitte FRM Marco Vet is Partner en Insurance Industry Leader bij Deloitte Nederland. Voor zijn start bij Deloitte was Marco Directeur Risk & Compliance binnen Achmea, voorzitter van het CRO Forum en voorzitter van het Actuarieel Genootschap. Zeno Deurvorst is Senior Manager bij de afdeling Financial Risk Management bij Deloitte. Hierbij focust hij zich op kapitaal- en businessoptimalisatie van verzekeraars. Verzekeraars worden geconfronteerd met een uitdagende markt die veel vraagt van hun aanpassingsvermogen. Wij hebben ervaren dat de grote en wat traditionele organisaties die verzekeraars zijn, daar – begrijpelijk - moeite mee hebben. De gevraagde veranderingen zijn echter onvermijdelijk en de koerswijziging is ingezet. Actuarissen zijn en blijven de experts op het gebied van de belangrijkste risico’s die verzekeraars lopen. Als zij erin slagen sneller te veranderen dan hun werkgevers, kunnen ze in deze processen een leidende rol spelen. Innovaties binnen de verzekeringsindustrie zullen vooral gaan over het herinrichten van het business model. Verder zullen verzekeraars hun digitale infrastructuur verder uitbouwen. Dit zal impact hebben op de gehele keten: van online sales, financiële projecties tot polis administratie.

35

OVER DE SPREKERS

Miriam Loois werkt als ALM-specialist bij PGGM en houdt zich daar onder andere bezig met de discussie rondom het nieuwe pensioenstelsel en ALM studies. Vernieuwen is een belangrijk thema binnen PGGM. Zo besteden we veel tijd aan de discussie rondom het nieuwe pensioenstelsel, en onderzoeken we of in de toekomst de thema’s wonen, zorg en pensioen met elkaar gecombineerd kunnen worden. De pensioenwereld is al hard aan het veranderen, met de komst van het nieuwe FTK en de oprichting van APF-en. Ik verwacht dat er ook op andere vlakken veel gaat veranderen, bijvoorbeeld een grotere focus op (kosten)efficiëntie, automatisering en big data.


Interactieve sessie V - Hoe om te gaan met Langlevenrisico - Jolanda Roos & Merijn Schut - Willis Towers Watson Jolanda Roos werkt sinds 2010 bij Delta Lloyd Leven op de afdeling Risico Management en heeft zich onder andere ontwikkeld als expert op het gebied van sterfte modellering en interne modellen. Merijn Schut is werkzaam bij de afdeling Risk Consulting van Willis Towers Watson sinds 2009 en richt zich voornamelijk op Risk & Value Management voor verzekeraars, zoals Solvency II en M&A. Naast een flinke doses ‘compliance’, geeft Solvency II verzekeraars de ruimte om te vernieuwen en innoveren. Keuzes in het aanbod van verzekeringsproducten hebben directe impact op de Solvabiliteit maar ook keuzes in het beheer van de portefeuille, zoals beleggingsbeleid en herverzekering. Wij denken dat dit komende jaren tot verdere innovaties zal leiden. Daarbij gaat de ingezette krimp van de verzekeringsmarkt, en de druk op ‘compliance’, naar verwachting verdere consolidatie bevorderen. Zo beloven het, in ieder geval op relatief korte termijn, interessante tijden te blijven voor actuarissen!

Interactieve sessie VI - Impact van het Internet of Things Henk-Jelle Reitsma - Solid Professionals

OVER DE SPREKERS OVER DE SPREKERS

Henk-Jelle Reitsma is Associate Partner bij Solid Professionals en sinds 2004 actief als managementadviseur, boardroomconsultant en projectmanager. Hij heeft ervaring met en kennis van de brede bedrijfsvoering; typische opdrachten zijn het ontwikkelen en inrichten van strategie en beleid, optimaliseren van risicomanagement, interpreteren van compliance vraagstukken, en implementeren van lean management. Van oorsprong met name bij banken, maar tegenwoordig in vele sectoren. Henk-Jelle spreekt en publiceert regelmatig over onder andere innovatie in de financiële sector. Een sector waar Big Data en vergaande technologie volgens hem sterke gevolgen zullen hebben voor het business model voor schade en leven. Ten gunste, met bijvoorbeeld real time pricing, maar ook in voor de sector minder positieve zin: wat te doen bij steeds langer levende mensen met minder aandoeningen? Wat te doen wanneer schades steeds minder voorkomen (door zelfrijdende auto’s en domotica)? Hij verwacht dat de actuaris van de toekomst meer een ‘coach van de technologie’ zal worden.

Interactieve sessie VII - Lifecycles en doorbeleggen- Diede Panneman & Hugo Nieuwenhuijse - Sprenkels en Verschuren Diede Panneman is sinds 1992 als actuaris werkzaam in de wereld van de pensioenen. Hij heeft het pensioenvak geleerd bij het befaamde actuarieel adviesbureau Brans & Co. Vanaf 2010 is hij verbonden aan Sprenkels & Verschuren, het andere actuarieel bureau. De actualiteit van de pensioenen heeft zijn bijzondere aandacht en hij schrijft daarover af en toe in De Telegraaf. Het werkterrein van Diede is divers te noemen. Naast de traditionele actuariële werkzaamheden voor bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen heeft hij onderzoeksopdrachten gedaan voor enkele Ministeries. Als voorbeeld kan genoemd worden een opdracht van Financiën die heeft geleid tot de A-factor en twee opdrachten voor Sociale Zaken, rekenregels voor collectieve waardeoverdrachten en sekseneutrale sterftetafels. De ontwikkelingen op het gebied van de verdergaande individualisering van de pensioenen en de afbrokkelende solidariteit volgt hij nauwgezet.

Hugo Nieuwenhuijse is sinds 2003 als investment consultant werkzaam en is sinds 2010 verbonden aan Sprenkels & Verschuren. Hij is adviseur van enkele beleggingscommissies van pensioenfondsen. In die hoedanigheid adviseert hij over het gehele beleggingsspectrum: van het vormen van de beleggingsstrategie (ALM), het opstellen van beleggingsplannen tot de monitoring en evaluatie van vermogensbeheerders. Het afgelopen jaar heeft hij bijvoorbeeld pensioenfonds klanten op strategisch niveau “nFTK-proof ” gemaakt. De ontwikkelingen op het gebied van alternatieve investeringen (met een focus op private equity) en de ontwikkeling van de DC markt volgt hij nauwgezet.

36


Interactieve sessie VIII - In learning how to count, we forgot what really counts - Spreker - Lens & Partners Carl Lens is managing partner with Lens & Partners a mid-sized Executive Search agency specialized in quantitative finance and ‘big data’. Based in Amsterdam and affiliated with Kennedy Executive, Lens & Partners provides ES services to companies throughout Europe. His workshop deals with ‘Engaged, what is it, is it useful and how do I get it?’ It comprises GE wisdom and Covey practice. “We feel that the present ‘quant’ is very well educated in his or her subject and at the same time we see a hunger for personal development that has not been met by the university years. We believe that in order to be truly successful in work and life, you need to balance knowledge with personal growth. In other words: the ‘Head’ needs to balance with the ‘Heart’ in order to have your ‘Hands’ do the right thing!’

Plenaire sessie V - Innovatie in een exponentiële wereld - Alexandre Janssen - Deloitte Innovation BV

OVER DE SPREKERS

AI-adv A5liggend-algemeen

Alexandre is manager bij en een van de grondleggers van de Deloitte Innovatie BV in Nederland. Binnen Deloitte Innovation leidt Alexandre het team dat verantwoordelijk is voor de interne innovatie programma’s. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor innovatie binnen Deloitte EMEA en helpt de 15 EMEA landen met hun innovatie programma’s. Hij heeft ruim zes jaar ervaring met verschillende innovatie methodologiëen zoals het Business Model Canvas, Deep Dives en Design Thinking. Alexandre staat geregeld voor groepen variërend van 10 tot 300 personen om diverse innovatie sessies te faciliteren. Alexandre heeft een Master in Communicatie, Beleid en Management 26-01-2016gevolgd 12:21aan Pagina 1 de Universiteit van Utrecht. Daarnaast geeft hij geregeld presentaties en lezingen over de opkomst van nieuwe technologieën en de impact daarvan op organisaties en onze maatschappij.

Actuarieel Instituut

Parttime HBO en WO opleidingen van het Actuarieel Instituut: Actuarieel Rekenaar (propedeuse HBO Bachelor Actuarieel Analist) 1 HBO Bachelor Actuarieel Analist 1 HBO Master Actuarial Analytics 1 Executive Master of Actuarial Science 1 Leergang Basisactuariaat voor financials 1 Opleidingen ook mogelijk In company 1 informatie over alle opleidingen: www.ag-ai.nl | Sandra Oudejans | 030 686 61 57 | sandra.oudejans@ag-ai.nl

37


ES versus VaR: Much ado about nothing BY:

ARTIKEL

We compare the Expected Shortfall (ES) risk measure with the Value-at-Risk (VaR) measure. Recently the Basle committee for banking regulation has proposed to switch from the VaR to the ES measure, since the VaR ostensibly lacks the subadditivity property. We argue that the VaR measure is nevertheless subadditive where it matters and that the Solvency regulation for insurers should not go down this risky road.

1 Introduction There are many differences between the regulatory frameworks for banks and insurers. An important di§erence stems from the different accounting principles that are used to value banks and insurers. Insurance companies are essentially valued on fair value market based accounting principles. Banks per contrast use historical cost accounting. To offset the distortions which this brings, bank capital is adjusted for the risks embedded in the loan portfolio. Much has been said and written on these fundamentally di§erent accounting approaches and the arbitrage temptations this triggers between the two sectors. The differences in accounting methods partly explain the di§erences between the regulatory frameworks for the two sectors. Banks have to obey the rules set by the Basle committee, while insurers have to adhere to the Solvency II principles. Nevertheless, both the Basle II and Solvency II frameworks do use the Value-at-Risk (VaR for short) concept as the prime risk measure for evaluating market risk. Recently, the Basle committee has proposed to use an alternative measure of risk: Expected Shortfall (ES for short).The VaR is a bankerís invention after the short lived crash of October 1987, the latter is a mathematicianís invention. The VaR risk measure and ES risk measure share three properties, notably homogeneity, monotonicity and translation invariance. A fourth property, called subadditivity, is not shared.The VaR measure is not subadditive, while the ES is. If a risk measure possesses all four properties, it is said to be coherent. If a risk measure is not subadditive, it is perhaps a short step to view the measure as being incoherent. But an antonym from every day language is not a good guide for deciding over regulatory frameworks. In particular, the question is whether the Solvency framework should adopt this innovation from bank regulation. To asnwer this question we study the subadditivity property. A measure is subadditivity if the risk of the sum of two exposures cannot exceed the sum of the risks of the individual exposures. We argue that the switch is an empty move, since the VaR measure is subadditive in the tail area in all important cases. While the VaR indeed is not subadditive

38

ARTKEL

CASPER G. DE VRIES


approximation, gives

For mean zero normally distributed risks, the ES equals the VaR q-level times the standard deviation. We can now readily show that the ES measure is subadditive. For a single risk exposure, we have Furthermore, for the sum of two independent identically mean zero normally distributed random variables it holds that due to the fact that the normal distribution is characterized by being linearly self additive. The distribution of the sum is equal to the distribution of one of the random variables with a standard deviation that is scaled up by the square root of two. To keep the probability at the level of the probability the quantile

2 Normal Distribution We start with the analysis of the normal distribution because of its prevalent use in finance and risk management. Risk management is primarily concerned with tail risk. The normal distribution does not have a closed form expression, but the tail probabilities

ARTIKEL

are well approximated by the classical Laplace expansion. Specifically, for a mean zero normal distribution with variance

The ratio of the density to the scaled quantile is asymptotic to the tail probability as tends to infinity (to show this, use L’Hospital’s rule). The expected shortfall measure is the expectation of the losses conditional on the loss level (note that losses are positive numbers)

For the normal distribution with mean zero and standard deviation , we know

of one of the two random variables, has to be increased with the . That is

Since , the expected shortfall increases less than proportionally. Turn to the VaR measure, which is just the quantile of the distribution at a certain high probability level p. By the same argument as above, to keep the probability level constant, the quantile for the sum , has to be scaled up with . It is immediate that the VaR measure is subadditive in the tail as well. Only if the quantile passes into the positive return area (is set beyond the mean), it is no longer the case that the VaR is subadditive in the case of the normal distribution. 3 Heavy Tails In reality many insurance risks are not normally distributed but follow distributions that exhibit heavy tails. The same observations applies by the way for most financial risk distributions such as the log equity returns. Before we obtain the subadditivity for the class of heavy tailed distributions, we need to define the class and state the crucial Feller convolution theorem. Regular Variation A distribution index if

Hence, by combining this expression with the above tail

39

varies regularly at infinity with

ARTIKEL

globally, it can be subadditive in the tail area. We show this is the case for the normal distribution and for all distributions that exhibit a heavy tail. The latter class is especially relevant for insurers, as many non-life insurance risks, such as commercial Öre insurance claims, exhibit the heavy tail phenomenon. What drives the result is the fact that the two alternative risk measures are one-to-one related in the tail area. Hence, knowing one measure, automatically gives the other measure. So the switch appears to be a rather cosmetic move. Moreover, because the conditional expectation of the losses in excess of the VaR is necessarily larger than the VaR itself, the security level in the proposal is lowered, so that the worst outcomes are downweighted and we are back to square one. It appears that the Basle committee, while often accused of regulatory capture by the banks, this time has been captured by mathematical beauty. We argue why this íinnovationíin bank supervision should not be copied into the next version of the Solvency regulatory framework for insurers. Part of this essay is based on earlier work, see Danielsson et al. (2006) and Danielsson et al.


An implication of regular variation is that, to a first order approximation, all distributions have a tail comparable to the Pareto distribution: for

and

Here means that the second order terms are of smaller order (can asymptotically be ignored), or may even be absent as in the case of the Pareto distribution. For distributions with regularly varying tails, moments of order hence the concept of heavy tailed distributions. To see this, consider

which tends to infinity as s tends to infinity if , otherwise the integral equals . The power readily verifies that Student-t distributions, among others, vary regularly at infinity, have degrees of freedom equal to the tail index and satisfy the above tail approximation. The celebrated Feller (1971, Ch. VIII, 8) convolution theorem states that if and are independent and identically distributed and have an upper tail that is regularly varying, such that at large quantiles then for the sum

ARTIKEL

Thus the probability of the sum is equal to the sum of the probabilities. Note that this only holds in the tail area at large quantiles . For risk management, fortunately, only the larger losses count. What does this imply for the VaR and ES measures? First consider the VaR measure, as this measure can now be easily analyzed and is most crucial for our claim. At the probability level The VaR is obtained by inversion

Since by Feller’s theorem say, the VaR becomes

for the sum of the two exposures

At the risk level of the individual exposures, the VaR changes by a factor since

This factor is less than 2, if . The tail index is larger than 1, if the mean is bounded. Thus for all heavy tailed distributions with Ă–nite mean, the VaR measure is again subadditive in the tail area. Since the risk of most market exposures is heavy tailed distributed in the above sense, so that the VaR is also subadditive, one wonders what has motivated the Basle committee in proposing to switch to the ES risk measure. Next, consider the ES measure. Again, we focus on the tail area and assume that the density in this area can be approximated by the derivative of the approximate tail probability . Suppose that . The expected loss conditional on the VaR loss level is

Thus the ES measure is just a linear re-scaling of the VaR measure ! It immediately follows that the ES measure is subadditive as well. Note, however, that the ES measure becomes unbounded if , since the mean is infinite in this case. The VaR measure, while not being subadditive in this case, it becomes superadditive, is nevertheless bounded for every . For example, consider the Pareto distribution with and on which has density . In this case the mean requires

to be evaluated at 1 and infinity; which in the latter case is infinite. For the same reason, the maximum order statistic in a sample from this Pareto distribution has no finite expectation and hence the ES measure is unbounded as well. But already the second order statistic in a sample of just two draws from this distribution has finite expectation, since the density of this theoretical VaR is , so that

In insurance it is known that non-life risks may in fact be so heavy tailed that . Thus the VaR measure, as long as it is not taken at the maximum, is in this sense robust, while the ES measure is not, because it always includes the maximum. This is at least one of the arguments against adopting the ES measure in the Solvency regulatory framework. Cont et al. (2010) and Danielsson and Zhou (2015) discuss the non-robustness of the empirical ES measure. One large outlier can heavily inĂĄuence an average such as the empirical counterpart of the ES measure.The empirical counterpart of the VaR measure

40


is just one of the empirical quantiles inside the tail area. It would only move up to the next order statistic if a new largest observation arrives. References Cont, R., Deguest, R. and Scandolo, G., Robustness and sensitivity analysis of risk measurement procedures, Quantitative Finance 10, 2010, 593-606. Danielsson, J., Jorgensen, B., Sarma, M. and de Vries, C.G., Comparing downside risk measures for heavy tailed distributions, Economics Letters 92, 2006, 202-208. Danielsson, J., Jorgensen, Samarodnitsky, G., B, Sarma, M. and de Vries, C.G., Fat tails, VaR and subadditivity, Journal of Econometrics 172, 2013, 283-291. Danielsson, J. and Zhou, C., Why risk is so hard to measure, SRC Discussion Paper No 36, 2015

OVER DE AUTEUR Casper de Vries Sinds 2015 bekleed ik de Witteveen leerstoel in de macro monetaire economie aan de Erasmus School of Economics; tevens heb ik zitting in de SER en WRR. Naast mijn interesse in de macro economie werk ik ook aan vragen over risico management en system risico door gebruik te maken van extreme waarden theorie, zoals die ook wordt gebruikt voor het berekenen van de dijkhoogten voor de deltawerken. Uit dien hoofde was ik programmaleider van het risico management programma bij de Duisenberg School of Finance.Vorig jaar heb ik de staatscommissie over de toekomst van verzekeraars geleid. EÊn ding dat mij wel duidelijk werd is de noodzaak voor de sector om te vernieuwen. Het bijgaande artikel en het praatje bespreken een vernieuwing in de risico maatstaf die wordt gebruikt in het toezicht op banken. Mijn stelling is echter dat dit een onnodige innovatie is, die voor de verzekeringssector het zicht op de grote risico’s zelfs kan verminderen. Kortom, een actuele zaak voor jonge actuarissen.

41

ARTIKEL

Feller, W., An introduction to Probability Theory and Its Applications,Vol. II, 2nd ed., 1971.


Innovatie in de verzekeringssector: diffusie of disruptie? DOOR: LEENDERT VAN GASTEL

Modellen voor Innovatie Om greep te krijgen op de situatie op de verzekeringsmarkt bespreken we kort twee bekende modellen voor innovatie. De eerste grijpt terug op Everett Rogers [Rogers, 1962] die inzag dat er een patroon was hoe een innovatie zich manifesteerde. Hij maakt een vergelijking tussen de verspreiding van een innoverend product onder de potentiele gebruikersgroep en het natuurkundige proces van diffusie (vermenging van eerst gescheiden gassen). De term diffusie is wel beeldend, en het benadrukt dat verspreiding vaak gaat van persoon op persoon, dus op deeltjes niveau. Maar vanuit natuurkundig perspectief is de analogie enigszins verwarrend omdat bij diffusie de hoeveelheid van de verschillende stoffen niet wijzigt, terwijl het bij het gebruik van innovatie gaat om de toename van nul tot aan de uiteindelijke gebruikersbasis. In het model van Rogers wordt een technologische vernieuwing ontwikkeld door pioniers en technici, en vervolgens opgepakt door early adopters, hoe onrijp en inefficiënt deze vernieuwing nog mag zijn. Dit eerste gebruik leidt wel tot een verbetering van het product, zodat het evolueert tot een bruikbaar product waarvan de meeste kinderziektes achter de rug zijn. De combinatie van de nieuwheid en de verwachting van meerwaarde leidt ertoe dat een early majority van gebruikers het product omarmt. Verdergaande ontwikkeling maakt het gebruik simpeler, beter aansluitend bij de gebleken behoeftes, en verbetert ook de dienstverlening eromheen. Op dat moment is het toppunt van de snelheid van de diffusie onder de potentiele gebruikers bereikt. Het product inclusief de support is klaar voor

42

ARTIKEL

ARTIKEL

Dreiging van big data - Vanuit het startpunt van twee sociaaleconomische modellen van innovatie beschouwen we de huidige situatie van de verzekeringssector. De concepten van diffusie en disruptie spelen daarbij een grote rol. De dreiging en de kansen die van “Big Data”, of in bredere zin, fintech voor verzekeraars, uitgaan, vormen een sprekend voorbeeld van een mogelijke disruptie. Het World Economic Forum heeft recentelijk een behartenswaardig rapport over de toekomst van financiële dienstverlening gepubliceerd met veel aandacht voor verzekeraars. Het WEF ziet innovaties door disruptieve technologieën dichterbij komen, met een grote impact op de inhoud en vormgeving van de diensten, en ook de manier van aanbieden en consumeren. Naast de technologische drijvende krachten, schenken we in deze bijdrage ook aandacht aan dieperliggende sociaaleconomische trends. In dit artikel schetsen we de mogelijke betekenis van deze trends voor de richting van de innovaties in de verzekeringssector.


Innovatie en Disruptie Joseph Bower en Clayton Christensen (1995) introduceren het begrip van disruptie. Het diffusiemodel waarbij product en markt samen evolueren kan plotseling ontwricht worden door een nieuwe technologie. Met een andere manier van werken, andere marktpartijen, zelfs een andere waardeketen verandert de hele marktstructuur en heeft zo’n disruptieve innovatie een significante sociale impact. Bij het voorbeeld van de auto was het niet zozeer de uitvinding zelf, maar pas in combinatie met de productie met de lopende band die de ontwrichting van de vervoersmarkt van koets, boot en trein mogelijk gemaakt hebben. Bij telefoons zien we hoe de mobiele telefoon geleid heeft tot een heel andere markt dan die van de vaste telefoon. Bower en Christensen zien als kenmerken van zo’n disruptie dat de technologie door outsiders geproduceerd wordt, eerst niet voldoende winstgevend is, en met hoge risico’s gepaard gaat, maar dat als het zich gaat verspreiden, dit gepaard gaat met een snelle penetratie en een hoge impact op de marktstructuur. Zo’n disruptie is natuurlijk een bedreiging voor de bestaande marktpartijen. Bower en Christensen stellen dat eigenlijk de enige manier is om zich als bedrijf te beschermen tegen de impact van disruptieve technologieën door nieuwe organisaties te creëren die volledig los staan van de mainstream bedrijvigheid. Omdat de technologie zo anders is, en op alle niveaus zo’n andere manier van denken gevraagd wordt, is het niet waarschijnlijk dat een disruptieve innovatie binnen de oorspronkelijke bedrijven plaatsvindt.

De visie van het WEF Het World Economic Forum heeft een visie gepubliceerd met de titel “The Future of Financial Services: How disruptive innovations are reshaping the way financial services are structured, provisioned and consumed” (WEF, 2015). Uit de visie spreekt de inschatting dat de geleidelijke innovaties langs de curve van Rogers achter de rug liggen, en dat er disruptieve innovaties in het vooruitzicht zijn. De drijvende krachten hierachter komen uit de informatietechnologie. Het gaat om data, algoritmen en netwerk. Het WEF verwacht dat de disrupties voor de bancaire sector dichterbij liggen, maar voor de verzekeringssector een grotere impact zullen hebben. Daar komt de dreiging vooral van de grote high-tech spelers die over veel informatie over klanten kunnen beschikken, een goed klantcontact hebben dankzij Internet, en over een ruime kapitaalpositie beschikken. Daarnaast is er sprake van een verandering van risico’s vanwege de introductie van nieuwe sensortechnologie. Bijvoorbeeld gaat het om draagbare sensoren die informatie over gezondheid en gedrag opleveren, en ook om sensoren die leiden tot autonoom rijdende voertuigen. Het WEF ziet een disruptief perspectief waarbij er sprake is van een disaggregatie van de huidige waardeketen en marktstructuur, en een wederopbouw met meer standaardisatie en securitisatie, met mega-spelers voor de standaardproducten en niche marktpartijen voor de bijzondere diensten. Deze structuur leidt tevens tot een grotere deelname van kapitaalverschaffers buiten de huidige verzekeraars om. Het WEF adviseert de huidige verzekeraars om te heroverwegen in welke kerncompetenties zij willen investeren om in dit speelveld competitief te blijven.Ten aanzien van de sensor- en netwerktechnologie adviseren zij om hiermee nauw samen te werken, en ondertussen aanvaardbare grenzen te definiëren om gebruikersdata te gebruiken. Opvallend is dat het WEF duidelijk de disrupties ziet aankomen, maar dat het adviezen afgeeft dit meer passen bij de geleidelijke diffusie van Rogers. Ondertussen zien we dat een aantal van ’s werelds grootste verzekeraars kapitaal reserveren om in startup bedrijven te investeren, hetgeen beter past bij het advies van Bower en Christensen. Entree van technologiebedrijven in de verzekeringsmarkt? Een sprekend voorbeeld voor de interesse van grote technologie-spelers is Google Compare for Auto Insurance, waarbij Google sinds maart 2015 een vergelijkingssite en webwinkel voor autoverzekeringen in Californië aanbiedt. Analisten zien als motivatie niet alleen de extra inkomstenstroom vanwege het overnemen van de intermediairrol, maar ook het verzamelen van informatie hoe verschillende verzekeraars hetzelfde risico prijzen. Als uiteindelijk een partij beschikt over veel gebruikersdata en geschikte algoritmen is

43

ARTIKEL

ARTIKEL

de late majority van de gebruikersgroep. Er zijn weinig redenen meer om het niet te gebruiken, het inzicht dat het praktisch is verspreid zich verder, en uiteindelijk dringt er zich ook een sociale norm op dat je achterblijft als je het product nog niet gebruikt. Uiteindelijk blijft er een kleine groep laggards (achterblijvers) aan gebruikers over, die wars zijn van vernieuwing of echt andere behoeftes hebben dan de meesten, en zich uiteindelijk pas schoorvoetend gewonnen geven. Mooie voorbeelden zijn de ontwikkeling en verspreiding van de auto of die van de telefoon. Rogers identificeert vijf kwaliteiten voor een snellere verspreiding: (1) perceptie van het te behalen voordeel; (2) compatibiliteit met bestaande waarden en praktijken; (3) eenvoud en gebruikersvriendelijkheid; (4) eenvoud van het uitproberen; en (5) waarneembare resultaten. Hij claimt dat het merendeel van de variatie in de verspreiding van een innovatie met deze karakteristieken te verklaren is. Behalve voor het begrip van innovatie, is dit model van Rogers waardevol omdat het een richtlijn oplevert hoe je als bedrijf met innovaties optimaal moet omgaan in termen van productontwikkeling en marketing.


ARTIKEL

Meer dan technologie alleen Niettegenstaande de enorme impact die technologische innovaties met zich mee kunnen brengen op premiestelling, kosten, distributie en andere aspecten van de bedrijfsvoering, spelen er mogelijk op de achtergrond dieperliggende sociaaleconomische trends mee. Een verzekering biedt mogelijkheid aan een particulier om zijn of haar risico op de markt te brengen tegen de marktprijs die normaal alleen voor grote bedrijven te verkrijgen is. De sociale functie van de verzekeraar is dan ook het aggregeren van deze risico’s waardoor deze toegang tot de marktprijs van risico ontstaat. Van minder belang is hoe de verzekeraar op zijn beurt de risico’s mitigeert, of dit nu herverzekering, securitisatie, hedging, of het aanhouden van kapitaalsbuffers betreft. Een tweede sociale functie is dat verzekeringen de premielast op solidaire wijze verspreid. Bijvoorbeeld bij ziektekosten is de verplichte premie niet afhankelijk van gezondheid van de verzekerde. In de setting van een mega-verzekeraar die hoofdzakelijk online standaardproducten aanbiedt tegen gepersonaliseerde premies is in principe goed geëquipeerd om deze sociale functies vorm te geven. Privacy Bij de individualisering van de premiestelling is de vraag welke informatie meegenomen kan worden. Relevant is hierbij de trend dat er sprake lijkt te zijn van een afnemend belang van privacy. Veel mensen zijn bereid om de scheidslijn anders te trekken als dit hen economisch voordeel oplevert. Er van uitgaande dat de totale hoeveelheid risico niet verandert, impliceert deze bereidheid dat er voor anderen economisch nadeel ontstaat. Als bijvoorbeeld alle niet-rokers bereid zijn om dit gedrag mee te laten wegen in de premiestelling van een overlijdensrisicoverzekering, zal de premie voor de rokers stijgen. Het is maar net de vraag over welke deelgroep de gemiddelde uitkering bepaald wordt. Maar ondertussen stimuleert dit wel beter gedrag, en kan er op deze manier een maatschappelijke revenu ontstaan. Bij autoverzekeringen kennen we al het bonus-malus systeem, maar door de combinatie van sensoren en de toestemming van het gebruik van deze data, kan er veel verdere verfijning plaatsvinden.

Herijking van solidariteit Naast het mindere belang dat aan privacy gehecht wordt, staat ook de solidariteit onder druk. In hoeverre is verandert de bereidheid om in de premiestelling tegemoet te komen aan omstandigheden waar individuen niet aansprakelijk voor kunnen worden gehouden, zoals bijvoorbeeld chronische ziekten, genetische factoren, etc. Er is geen technische reden om het reduceren van de deelgroep voor premiestelling te begrenzen bij gedragsaspecten. De vraag waar de scheidslijn ligt is een maatschappelijk vraagstuk. Vanwege het hierboven beschreven mechanisme waarbij er een druk ontstaat dat goede risico’s zich afzonderen, en zo de segregatie in de hand werken, kan al opspelen voordat er een maatschappelijk antwoord geformuleerd is. Het is mogelijk dat er een eindpunt opdoemt waarbij de sociale functie van solidariteit verdwijnt, en alleen de risico-overdracht tegen de marktprijs overblijft. Maar het kan ook zijn dat de politiek een antwoord vindt omdat dit eindpunt maatschappelijk niet wenselijk is. Van product naar dienst Een andere verschuiving die van belang kan worden is die van bezit naar dienst, van eigenaarschap naar gebruikerschap. De lease-auto is daar een voorbeeld van. Dit is nog een sterker voorbeeld als de leasemaatschappij ook de producent van de auto is. De klant neemt dus de dienst af van het gebruik van een werkend product, de aanbieder fourneert het product en ook het onderhoud en reparatie. Als er sprake is van een verzekering, dan is niet langer de klant degene die deze afneemt, maar de aanbieder van de dienst. Voor de verzekeraar verandert daarmee de structuur van de markt. De verzekering is niet meer een los product, maar wordt integraal aangeboden. Het is ook mogelijk dat de aanbieder zelf de risico’s ten aanzien van kosten van reparatie en vervanging draagt. Deze zal dan zelf de verzekeringsexpertise moeten opbouwen ten aanzien van de kansverdelingen van de risico’s. In elk geval zal een verhoogde druk ontstaan op de kwaliteit van de producten. Nieuwe markten, nieuwe risico’s Het WEF noemt dat ca. de helft van de wereldbevolking toegang heeft tot financiële dienstverlening. Terwijl de oude markten behoorlijk verzadigd zijn ten aanzien van verzekeringen, is dit nog zeker niet het geval voor de nieuwe, opkomende markten. Met het toenemen van het welvaartsniveau ligt hier op termijn een grote kans voor de sector. Ondertussen is het gevoel van onzekerheid, ook in de oude markten toegenomen. Het kan de moeite lonen om te onderzoeken of datamining op de Big Data behulpzaam kan zijn om deze onzekerheden kwantitatief toegankelijk te maken. Zodra de eerste paar momenten en kwantielen van de verdeling betrouwbaar zijn vast te stellen, is een onzekerheid in principe om te zetten in een verzekerbaar risico. Dan is ook groei mogelijk in de

44

ARTIKEL

een betere individuele risico-inschatting in principe mogelijk. Misschien gaat dit met geparametriseerde modellen, of met zelflerende neurale netwerken. In elk geval wordt het actuarieel een uitdagend vraagstuk. Als premiestelling op deze manier individueler wordt, zal er een dynamiek ontstaan waarbij eerst de klanten die een lagere premie kunnen krijgen zullen overstappen, en vervolgens de verzekeraars die geen premiedifferentiatie kunnen bieden de grotere risico’s overhouden, en dus premie moeten verhogen, en dus nog meer marktaandeel verliezen.


bestaande markten.

Referenties Bower, J., Christensen, C. (1995) Disruptive Technologies: Catching the Wave. Harvard Business Review. Google Compare for Auto Insurance, https://www.google. com/compare/autoinsurance

ARTIKEL

Rogers, Everett M. (1962). Diffusion of Innovations (first edition). Glencoe: Free Press. ISBN 0-612-62843-4. Diks, Cees, and Valentyn Panchenko. A Note on the Hiemstra-Jones Test for Granger Non-causality. Studies in Nonlinear Dynamics & Econometrics 9.4 WEF (2015), The Future of Financial Services, How disruptive innovations are reshaping the way financial services are structured, provisioned and consumed.

45

OVER DE AUTEUR Leendert van Gastel Leendert van Gastel (1961) heeft gestudeerd en is gepromoveerd in de zuivere wiskunde aan de Universiteit Utrecht. Nadien heeft hij gewerkt bij het NWO Expertisecentrum Computer Algebra Nederland, waar hij projecten gericht op vernieuwing met behulp van wiskundesoftware heeft geleid.Vanaf 1996 is hij als docent werkzaam bij Faculteit Natuurwetenschappen en Informatica van de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft nationale SURF-projecten geleid op het gebied van innovatie van wiskundeonderwijs en het gebruik van informatietechnologie, en daarnaast leiding gegeven aan de sectie Hoger Onderwijs van het AMSTEL instituut voor onderwijsvernieuwing. In 2012 heeft hij een overstap gemaakt naar de financiële sector, en werkt sindsdien bij De Nederlandsche Bank als toezichthouder. Daarnaast is hij voor 1 dag in de week verbonden aan de Universiteit van Amsterdam als universitair docent bij Actuariële Wetenschappen.

ARTIKEL

Conclusie Terwijl er weinig ruimte voor geleidelijke vernieuwing lijkt te zijn, zien we disruptie vanwege de technologie als onontkoombaar. Eerste tekenen zijn er al als we naar de investeringen van verzekeraars en Google kijken. Zo’n disruptie is onmiskenbaar een bedreiging voor de huidige verzekeraars en de marktstructuur in huidige vorm. Sociaaleconomische trendmatige verschuivingen zoals van product naar dienst, van solidariteit naar individualiteit kunnen de impact van de disruptie op de markt nog versterken. Maar in welke vorm de markt zich ook moge hervinden, de sociale functie van verzekeren, nl. het overnemen van risico tegen de prijs die hiervoor berekend wordt op de financiële markten, blijft bestaan. Sterker nog, toename van de mondiale welvaart maakt dat de toegang tot de dienst van het verzekeren kan stijgen, en daarmee ook de omvang van het verzekeringsbedrijf. De beschikking van verzekeraars over big-data kunnen perspectieven bieden op andere oplossingen voor risicodeling en solidariteit, op beloning van beter gedrag, op betere producten en service, en mogelijk ook de ontsluiting van nieuwe verzekerbare risico’s. Uiteindelijk ontstaat een beeld van een betere situatie voor polishouders, voor de maatschappij, en -in the end- ook voor verzekeraars als het stof van de disruptie is neergedaald.


Kunnen we jou een balans­ totaal van 100 miljard toevertrouwen?

Ben je al actuaris? Of studeer je voor actuarieel analist of actuaris? Dan maken we graag kennis met jou! Benieuwd naar de mogelijkheden?

Kunnen we jou onZe Klanten toevertrouwen?

AGIS AVÉ RO ACH MEA C E N T R A A L B E H E ER A C H M E A FBTO I N T E R PO L I S

Kijk op werkenbijachmea.nl

Z I LV E R E N K RU I S A C H M E A


Chain Ladder in evolutie DOOR: ROB STEUR

Figuur 1. Betaaldriehoek

Figuur 2. Gemelde schade aantallen driehoek

Er zijn echter een aantal belangrijke problemen waar Chain Ladder lastig mee om kan gaan in de praktijk. 1. Voor het schatten van in ons voorbeeld is maar een enkel datapunt aanwezig waardoor de schattingen voor 1. R.T. Steur, L.N. Usman and N.R. Valkenburg. From Double Chain Ladder To Double GLM. 42, 2015

47

ARTIKEL

ARTIKEL

De Chain Ladder methode is sinds jaar en dag een populaire manier, bijna traditiegetrouw, om reserves te schatten voor traditionele schadeverzekeringen. De meest simpele variant gebruikt alleen een driehoek van historische betalingen aan schades, welke op totaalniveau zijn ingedeeld naar het jaar i waarin de schades zijn ontstaan (schadejaar) en na hoeveel jaar j de schade is betaald (ontwikkelingsjaar). In Figuur 1 zien we een voorbeeld waarin betalingsdata voor motorschades te zien is tot aan kalenderjaar 2015. Op basis hiervan schat de Chain Ladder methode trends voor schadejaren en voor ontwikkelingsjaren zodat we toekomstige betalingen ofwel reserves kunnen schatten als voor en . Er zijn voldoende alternatieve methoden ontwikkeld om deze reserves te schatten, maar vanwege zijn eenvoud is Chain Ladder toch vaak de gebruikte keuze.1


Traditie vernieuwen Om genoemde problemen op te lossen zullen we het traditionele Chain Ladder framework stapsgewijs uitbreiden. Een reeds gevestigde uitbreiding is de Double Chain Ladder methode, welke onder andere probleem (3) oplost. Deze methode construeert een betaaldriehoek vanuit gemelde schade aantallen door de duur van schade afhandeling in acht te nemen. Dit is de tijd tussen melding en betaling van een claim met aanname dat deze met één betaling wordt afgehandeld. We zien een voorbeeld van gemelde schade aantallen in Figuur 2, waarin het ontwikkelingsjaar j het aantal jaar tot melding van de schade is. We passen Chain Ladder toe op zowel de gemelde schade aantallen als betalingen, dus we krijgen additionele trends en waarmee we toekomstige aantallen kunnen schatten als Vervolgens zullen we een afhandelingsverdeling toepassen op individuele cellen in de driehoek met schade aantallen, dus we gaan de meldingen verdelen over de opvolgende jaren waarin ze betaald gaan worden. Door de verdeling toe te passen op gemelde data resulteert een RBNS reserve en door de verdeling toe te passen op een resulteert een IBNR reserve, zie Figuur 3 voor een schematische weergave. We nemen voor elk datapunt in Figuur 2 dezelfde multinomiale verdeling aan voor de afhandeling van claim aantallen:

waar de aantallen betalingen zijn afkomstig van die na d jaar zijn afgehandeld, met de maximale afhandelingsduur van een claim in ons voorbeeld. De schadeclaims worden in verwachting dus afgehandeld over de opvolgende d jaar naar verhouding van vector

Figuur 3. Splitsing reserve en parameters binnen schadedriehoek

We hebben voorlopig schade aantallen verdeeld in betalingsaantallen, dus om op echte bedragen uit te komen moeten we deze aantallen nog vermenigvuldigen met een gemiddelde schadehoogte per claim, maar dit laten we hier buiten beschouwing. Kijken we dan ter illustratie naar het RBNS deel van in Figuur 1, dan is dit gelijk aan 9639 +995 . Dus proportie van 9639 gemelde claims wordt 2 jaar later afgehandeld in ontwikkelingsjaar 2, en proportie van 995 wordt 1 jaar later ook afgehandeld in ontwikkelingsjaar 2. Deze gemelde claims zijn te zien in Figuur 2. De parameters van de afhandelingsverdeling worden vastgesteld op basis van de geschatte parameters , , en . Het blijkt dat de totale geschatte reserve met Double Chain Ladder hierdoor bijna overeen komt met de uitkomst van Chain Ladder, dus we hebben hiermee een uitgebreide versie van originele methode. Om problemen (1) en (2) op te lossen is een verdere uitbreiding nodig van het model. Dit hebben we gedaan door Generalised Linear Models2 (GLM) te introduceren binnen het Double Chain Ladder framework. Double GLM In deze uitbreiding zullen we de data in de driehoeken modelleren met een GLM, ook wel een vorm van regressie. Voor een specifieke keuze van de GLM structuur resulteren dezelfde schattingen als bij Chain Ladder. We behouden dus de link met Chain Ladder, maar we hebben ook een meer algemene structuur om in te modelleren. Binnen een GLM kunnen we een extra verklarende variable toevoegen voor een trend in kalenderjaren i + j, zie Figuur 3. Met deze variabele kun je het effect van een betalingsversnelling

2. R.T. Steur, L.N. Usman and N.R. Valkenburg. From Double Chain Ladder To Double GLM. 43, 2015.

48

ARTIKEL

ARTIKEL

maar weinig zekerheid bieden; 2. Het is heel lastig aan de bedragen af te lezen of grotere betalingen worden veroorzaakt door inflatie, of bijvoorbeeld door een betalingsversnelling van de verzekeraar. Deze kan extra openstaande claims afgehandeld hebben ten opzichte van het normale patroon om een achterstand in te halen. Dit soort gedetailleerde data ontbreekt vaak, terwijl het wel belangrijk is voor een goede schatting. Chain Ladder zorgt in alle genoemde scenario’s voor een hogere schatting van de reserve, terwijl dit in het geval van een betalingsversnelling ongewenst is. In dat geval betekent het juist dat er in de toekomst minder claims resteren om af te handelen, dus wil je de schatting verlagen; 3. De methode maakt geen onderscheid in IBNR (incurred but not reported) en RBNS (Reported but not fully settled) reserves, terwijl dit wel gewenst kan zijn, bijvoorbeeld bij de toezichthouder. Vooral een incorrecte verwerking van een betalingsversnelling kan een groot effect hebben op de inschatting van de reserves, dus de standaard Chain Ladder methode is eigenlijk wel toe aan vernieuwing. Moeten we dan overstappen op compleet andere methoden? Of kunnen we de eenvoud van Chain Ladder behouden? Het antwoord is misschien te vinden in het midden. We zullen de nieuwe theorie globaal behandelen, waarbij we sommige afleidingen niet noemen.


Modellering betalingsversnelling We doen een nieuwe aanname voor de afhandelingsverdeling. Hier zien we dat het betalingspatroon p afhankelijk is van de diagonaal i + j in de driehoek en dus niet meer hetzelfde is voor elke :

We schatten de vectoren p met een type Momentschatters, gebaseerd op de parameters , , en . Het blijkt dat de oplossing van de Momentvergelijkingen voor iedere index simpel geschreven kan worden als uitdrukking van en de oude vector uit Double Chain Ladder . De oude vector p volgt uit soortgelijke Momentvergelijkingen. De nieuwe uitdrukking is ongeveer van de vorm: In ons voorbeeld hebben we echter alleen oplossingen uit de Momentvergelijkingen voor met omdat de data maar 3 kalenderjaren bevat. We krijgen dan dus in de eerste instantie een oplossingsvector van de vorm waarbij voor waarden voor bepaald kunnen worden als . We passen dus toe als correctie op het basispatroon . De waarden van sommeren al tot 1, dus als voor alle geldt dat , dan moeten we voor dus kiezen, zodanig dat de ook sommeren tot 1 en dus goed gedefinieerd zijn. Dit is precies de inverse extrapolatie voor zoals nodig en verwacht. De vervullen de rol van de toekomstige waarden van het kalender effect in de afhandelingsverdeling. Toekomst van Chain Ladder We zien dat de Double GLM methode niet heel ver afstaat van Chain Ladder, maar toch een aantal fundamentele problemen oplost. De methode is niet lastig te implementeren, en zal in structuur heel bekend aanvoelen vanwege zijn connectie met Chain Ladder. Dit kan een belangrijk voordeel zijn voor bijvoorbeeld verzekeraars die niet willen overstappen naar compleet andere schattingsmethodieken. Je kan een model dus stapsgewijs een kleine update te geven wanneer er weer nieuwe onderzoeksresultaten zijn in de markt. De meeste bestaande toevoegingen op Chain Ladder zijn overigens ook geschikt voor Double Chain Ladder, en de toevoegingen voor Double Chain Ladder eveneens voor Double GLM. We laten dus geen voordelen achter in de beoogde evolutie van Chain Ladder. Voor toekomstige uitbreidingen van Double GLM kunnen we bijvoorbeeld denken aan functionaliteiten die meer gedetailleerde data kunnen benutten, zoals schades uitgesplitst naar kwartalen, of zelfs op individueel schadeniveau. Ook de splitsing van kan zuiverder gemaakt worden door bijvoorbeeld het toevoegen van een driehoek met betaalde schade aantallen. Daarnaast biedt de GLM-structuur voor gemelde schade aantallen in combinatie met een afhandelingsverdeling wellicht

3. R.T. Steur, L.N. Usman and N.R. Valkenburg. From Double Chain Ladder To Double GLM. 21-23, 2015.

49

ARTIKEL

ARTIKEL

inschatten omdat dergelijke acties bij een verzekeraar vaak binnen een bepaald kalenderjaar plaatsvinden. Het toevoegen van deze parameter kan leiden tot significant andere, maar wellicht meer zuivere schattingen voor de reserves dan bij de standaard Chain Ladder methode. Tevens kunnen we in een GLM parameters groeperen over meerdere schadejaren en ontwikkeljaren, zodat we data uit meerdere schadejaren kunnen gebruiken voor schattingen in het meest recente schadejaar. We hoeven dus alleen nog te kijken naar probleem (2), het verwerken van een betalingsversnelling. We hanteren daartoe een multiplicatief model en we gebruiken specifiek voor de betaaldriehoek verklarende variabelen , en met identificatie Deze keuzes zorgen dan voor schatters Voor de aantallen kiezen we In ons voorbeeld wordt variabele in de GLM alleen geschat tot aan het meest recente kalenderjaar 2015 omdat de data per kalenderjaar maar tot zover strekt. Voor toekomstige jaren zal dus een trend in geĂŤxtrapoleerd moeten worden. We hebben nu een variabele voor trends in kalenderjaren, maar de vraag is hoe we deze toepassen bij de afhandelingsverdeling beschreven in het Double Chain Ladder framework. Variabele geeft informatie over bedragen , terwijl de vector p alleen iets zegt over de verdeling van betalingsaantallen. Een stijgende trend in en dus in , kan echter zowel een stijgende inflatie als een betalingsversnelling betekenen. Het onderscheid van deze twee gevallen is heel belangrijk omdat de extrapolatie van voor beide gevallen heel verschillend moet gebeuren. Een stijgende inflatie trend zal zich waarschijnlijk (maar niet per se) stijgend voortzetten,terwijl er bij een betalingsversnelling in de toekomst juist minder claims resteren om af te handelen. Er zou bij een betalingsversnelling dus een daling voor geĂŤxtrapoleerd moeten worden. De betalingsversnelling die een verschuiving van aantallen betreft is van belang voor de afhandelingsverdeling, dus deze inverse extrapolatiemethode zullen we daar moeten modelleren. Daartoe splitsen we eerst op in twee aparte trends: voor een trend in aantallen en voor een trend in inflatie zodanig dat voor elke index. Dit kan een verzekeraar doen op basis van expert judgement. Een simpele aanname kan zijn dat hele grote waarden voor waarschijnlijk niets met inflatie te maken hebben, dus in dat geval krijg je


een natuurlijke methode om een premiereserve te schatten door het simuleren van nieuwe schades. Er is dus genoeg vernieuwing aanwezig voor Chain Ladder, en ook voor Double GLM is nog genoeg te ontdekken. Hoog tijd om de evolutie van Chain Ladder door te zetten.

OVER DE AUTEUR

ARTIKEL

ARTIKEL

Rob Steur Na oorspronkelijk begonnen te zijn in de zuivere wiskunde en statistiek aan de Universiteit van Amsterdam, ben ik toch in het actuariaat beland. Ben na mijn bachelor Wiskunde begonnen als junior analyst bij Willis Towers Watson, en ben uiteindelijk naast mijn Master Stochastics & Financial Mathematics ook vakken gaan volgen bij de studie Actuarial Sciences and Mathematical Finance. Zodoende heb ik bij Willis Towers Watson ook mijn afstudeeronderzoek gedaan naar reserveringstechnieken voor traditionele schade verzekeringen, wat ik heb bekroond met de Double GLM methode. Daarna een mooie reis naar NieuwZeeland gemaakt om te genieten van andere dingen dan cijfers en ben inmiddels weer met veel plezier aan het werk en aan het kijken hoe ik mijn onderzoek kan inzetten in de praktijk.

50


Over de VSAE

De VSAE - Vereniging voor Studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research en Management – is sinds 1963 de studievereniging voor studenten kwantitatieve economie aan de Universiteit van Amsterdam. De VSAE biedt deze studenten de mogelijkheid zich zowel intellectueel als sociaal te ontwikkelen, zich te oriënteren op de arbeidsmarkt en door middel van participatie in extracurriculaire activiteiten zich te onderscheiden. Wij bieden een breed scala aan activiteiten en evenementen, variërend van kleine sociale bezigheden tot een onder andere een meerdaags evenement waarin de beste 30 universiteiten ter wereld een maatschappelijk vraagstuk kwantitatief oplossen en het Actuariaatcongres. Dit samen met de mogelijkheid te participeren in onze academy, de toegang tot onze vacaturewebsite en veel meer maakt dat wij unieke

waarde toe kunnen voegen aan niet enkel onze leden maar ook bijvoorbeeld aan u als actuaris door middel van dit congres. Innovatie vindt ook plaats bij de VSAE, niet in financiële producten maar in ons aanbod evenementen en services naar iedereen die relevant is voor ons. Als studievereniging balanceer je op het raakvlak van het bedrijfsleven, de academische wereld en het studentenleven. Hier balans in houden en gelijktijdig ook in weten te spelen op veranderingen in deze werelden vergt een dynamische mindset. Wij durven te stellen dat wij deze mindset hebben en hopen deze af te kunnen spiegelen op u middels het Actuariaatcongres 2016 en dit magazine. Namens de commissie achter dit congres, het bestuur van de VSAE en de rest van de vereniging wensen wij u een inspirerende dag toe! Roetersstraat 11, Kamer E1.32 1018 WB Amsterdam T: 020 - 525 4134 E: info@vsae.nl W: www.vsae.nl

51

OVER DE VSAE

Bestuur 2015, vlnr: Mark Verhagen, Marlou Beringer, Gwendolyn Stuitje, Simone Spierings, Sven van Dam


Commissie overzicht Wessel Schouten (22) is master student Econometrie en is dit jaar de voorzitter van het Actuariaatcongres. Hij neemt de leiding over de commissie en zorgt ervoor dat deze 16e editie van het van het Actuariaat congres succesvol zal zijn. Naast deze verantwoordelijke taak is hij tevens werkstudent bij Willis Towers Watson. Met zijn groeiende interesse in actuariaat en zijn kennis weet hij met zijn aanstekende enthousiasme de commissieleden aan te sturen.

COMMISSIE 2016

Sven van Dam (20) is dit jaar de coรถrdinator van het Actuariaatcongres. Hij is momenteel de penningmeester van de VSAE. Voor deze taak in het bestuur heeft Sven zijn bachelor Econometrie en Operationele Research tijdelijk onderbroken. Hij zal zijn in het bestuur opgedane vaardigheden benutten om samen met de rest van de commissie ook dit jaar weer een geslaagde editie van het actuariaatcongres neer te zetten.

Laura Ruis (22) is een derdejaars studente econometrie. Na al deel uit te hebben gemaakt van meerdere commissies bij de VSAE is ze nu samen met Robert verantwoordelijk voor de acquisitie van het Actuariaatcongres 2016. Laura kenmerkt zich door met veel enthousiasme en energie op haar verantwoordelijkheden te storten.

52


Robert Verschuren (20) is derdejaars bachelorstudent econometrie en is dit jaar samen met Laura Ruis verantwoordelijk voor de acquisitie. Hij is tevens werkstudent bij Sprenkels & Verschuren en heeft afgelopen zomer meegedaan aan de Netherlands-Asia Honours Summer School (NAHSS), waarbij hij een tijd in Hong Kong heeft gestudeerd. Omdat hij ook enkele actuariaatvakken volgt, hoopt hij tijdens zijn bijdrage aan het actuariaatcongres meer ervaring op te doen binnen dit vakgebied.

Eveline Duyster (19) is tweedejaars studente Econometrie & Operationele Research en ons jongste commissielid. Om kennis te maken met de actuariĂŤle wereld, leek het organiseren van het Actuariaatcongres haar een uitstekende gelegenheid hier voor. Binnen de commissie zal zij zich ontfermen over het vinden van de perfecte locatie en zal daarna de verantwoordelijkheid voor het magazine op zich nemen. Buiten de studie en het organiseren van het Actuariaatcongres om, is zij regelmatig op het water te vinden om te roeien.

Laura Menting (22) is master student Actuarial Science & Mathematical Finance en zij heeft dit jaar de leiding over de magazine. Laura heeft al veel ervaring met het organiseren van evenementen binnen de VSAE, zoals de Econometric Game in 2014. Ze is ook nog eens actief bij haar studentenvereniging en heeft dus vele verschillende kwaliteiten. Daarnaast is Laura natuurlijk gewoon super gezellig om erbij te hebben in de commissie!

53

COMMISSIE 2016

MSC-LEVEL | SPECIALTY

Frank de Zwart (23) was al in bezit van zijn propedeuse bedrijfskunde, maar koos toch voor de studie Econometrie. Hij heeft zijn bachelor afgerond en is begonnen met de master Financial Econometics. Dit jaar is Frank verantwoordelijk voor de sprekers van het Actuariaatcongres. Dit congres is Frank zijn eerste commissie binnen de VSAE en hij hoopt hiermee veel ervaring op te doen. Naast studeren houdt Frank van een potje voetbal en motorrijden


54


In learning how to count, we forgot what really counts. BY: CARL LENS LENS&PARTNERS

Personality This year I had the privilege of leading a workshop at the LED-2012 (Landelijke Econometristen Dag) about the Integrated Professional: the professional worker who is aware that a well balanced development of a professional career can not exist if the personality is not developed as well1. Someone is a well-balanced and integrated leader when personal issues don’t interfere with professional issues but at the same time, the personality is fully present at the workplace and acts as an instrument in exercising ones profession: the ‘Integrated Professional’. A bit ‘over the top’, but a clear example of integrated professionalism is found in Nelson Mandela who did not chose a road of bitterness and revenge after years of (unjust) imprisonment but instead overcame his urge and turned himself into an instrument of change for the good of all2. (Seen in this light: what do we think of the Managing Director who uses his position in the public housing sector to build a millionaire’s villa on an island in the Caribbean? Did he deal with his ‘personal issues’?) While conducting the workshop at the LED, I found out that during the formal education (Masters in Econometrics) at the university, none of the people present had ever spent one hour on Personal Development, Business Ethics or on some course in Philosophy. Everyone was thoroughly trained in hedging funds against given interest rates and uncertainties but no one was stimulated in thinking outside the technological boundaries of the profession. This appeared to be true for Dutch and foreign education. So everyone had ‘learned how to count’ but was, at least in a formal sense, understimulated in discerning what really counts. This statement is of course only valid if you, being the reader, think that ‘there is more to life then numbers’. Few people will deny this.The attraction however of an equation or a model that has been created to help people (governments, pension funds, public transport companies, IMF etc. etc. etc.) make decisions with far fetching influence, is very powerful and seductive even if the model is not perfect. The beauty of an equation that is not necessarily a fair representation of ‘real life’ can carry one away. This is dangerous territory and Albert Einstein warns us: ’We should take care not to make the intellect our god; it has, of course, powerful muscles, but no personality’. 1 www.lensandpartners.com/Documents/RAI7feb7127Leadership.pdf 2 ‘A long walk to freedom’, Nelson Mandela, 2008

55

ARTIKEL

Wwhile being educated in equations and laws of mathematics we don’t necessarily get a feel for what is really important: what really counts. As students we get in touch with science and through mastering science we get a grip on the world surrounding us. At the same time, while being assured on ‘what is real’ we forget that in as far the laws of mathematics refer to reality, they are not certain and as far as they are certain, they do not refer to reality (paraphrase of a quote of Einstein). In other words: in capturing reality mathematically we lose sight of a part of reality. It might be that this particular ‘lost part’ makes all the difference in how we add quality to life and make things worthwhile. Truth and reality come in many forms, an econometric model just being one.


ARTIKEL

Why should we take care? This is because the ‘personality’ makes all the difference. Without it we lose a big part of what makes life worthwhile. The personality in Einstein’s quote is ‘the head to which the body obeys’ or ‘the horseman riding the horse’. In my eyes the personality is the professional conscience that includes the ethical code and imagination a professional needs in discerning where to put the acquired knowledge to good use. The technological craftsmanship (the body/horse) is very powerful and left to itself will break lose. A fine but somewhat weighty illustration of this is the consults that were given to the Greek government by Goldman Sachs to enable the Greeks to enter the Eurozone3. Clearly technological craftsmanship ‘pur sang’ but broken lose and not headed by any personality but a (near?) criminal one. This of course, equals an underdeveloped or hardly existent personality. To end my thought cycle: I am convinced that the professionals that helped the Greek government satisfying the deadlines with regards to entering the Eurozone, were in majority hard working honest craftsmen ‘doing their job’ who believed that they were doing the right thing. In hindsight this is hard to understand. Clearly the head was loosened from the body and the satisfaction of working on such a big and complex task, of which every individual worker only saw a very small portion, was probably very satisfying. Like the Goldman Sachs consultants we take pride in our ability to create and we enjoy the power of intellectual labour. The intellectual satisfaction of capturing complex realities (thus being able to manipulate these same realities) can distract from day to day life where we have to put our conscience at work and listen to what it tells us as we see in the Greek example. This illustrates the need to develop ones own personality since it is here where conscience and discernment are seated. Stretching Stretching In his wonderful book “Economics of Good and Evil”4, Tomas Sedlacek stretches our views on what is true and what science can do for us: “Truth did not always have today’s ‘scientific’ form. Today’s scientific truth is founded on the notion of exact and objective facts, but poetic truth stands on an emotional consonance with the story or poem. If a poet writes, “she was like a flower,” from a scientific

point of view he is lying; every poet is a liar.The human female has almost nothing in common with a plant and what little it does have in common is not worth mentioning. Despite this, the poet could be right and not the scientist. Ancient philosophy, just as science would later, tries to find constancy, constants, quantities and inalterability’s. Science seeks (creates?) order and neglects everything else as much as it can. In their own experiences, everyone knows that life is not like that, but what happens if the same is true for reality in general? In the end poetry could be more sensitive to the truth than the scientific method. Tragic poems, in virtue of their subject matter and their social function, are likely to confront and explore problems about human beings and luck that a scientific text might be able to omit or avoid”.This gives room for exploration of other parts then just our intellectual capacity and raises the question whether emotions and character (part of the personality) have anything to do with our profession. A new era Present times witness the beginning and (although far from over yet) ending of a moral crisis we haven’t seen since ancient Rome. It all started with the crimes committed by Enron, MCIWorldcom, Ahold and Goldman- Sachs. The brutal spending of pension fund money by C-level management shocked the world for the lack of morality in leadership. In the Netherlands we have witnessed similar a-moral behaviour in semipublic organisations, somehow especially in semigovernment housing societies. In the first decade PM Balkenende tried to introduce ‘norms & values’ and it is only now that we slowly start to admit that there might be a hint of truth in his endeavour. My prediction is that in the decade to come, the discussion about values will grow in magnitude, relevancy and influence. Values have of course a lot to do with ‘personality’: it takes courage to say what needs to be said and to do what needs to be done. One needs stamina and conviction to overcome ‘personal issues’ thus ‘personality’. Why? We all have served the (capitalist) system to the point where it (almost) breaks. It is the sheer weight of the problems we are facing that makes the system in which we live, squeak: environmental issues, the social agenda (especially in countries where income-inequality is far above the Tinbergen norm. See also the work of Nobel prize winner Stiglitz5), ramshackle sovereign debt and

3. http://www.iol.co.za/business/business7news/goldman7sachs7role7in7greece7 Lens & Partners is a Trademark of Carl Lens Search Partners B.V. in the Netherlands Chamber of Commerce Registration 332-2488 Bank: F. van Lanschot, the Netherlands, Account Number 22.64.02.568, VAT L BTW Number NL118868822B01, IBAN: NL22FVLB0226402568, Lens & Partners fully owns operations in the Netherlands and Switzerland and is coLfounder of Talent First Inc. a Talent Management Consultancy with offices in Amsterdam, Bahrein, Barcelona, London, Madrid, Mainz, Milano, Paris, Sydney, Singapore, Shanghai, Zurich 4 ‘Economics of Good and Evil’ the quest for economic meaning from Gilgamesh to Wall Street, Tomas Sedlacek, Oxford University Press 2011 5 Stiglitz, Joseph (2012) The price of Inequality, http://www.economics.utoronto.ca/gindart/2012-06-05 Lens & Partners is a Trademark of Carl Lens Search Partners B.V. in the Netherlands Chamber of Commerce Registration 332-2488 Bank: F. van Lanschot, the Netherlands, Account Number 22.64.02.568, VAT L BTW Number NL118868822B01, IBAN: NL22FVLB0226402568, Lens & Partners fully owns operations in the Netherlands and Switzerland and is coLfounder of Talent First Inc. a Talent Management Consultancy with offices in Amsterdam, Bahrein, Barcelona, London, Madrid, Mainz, Milano, Paris, Sydney, Singapore, Shanghai, Zurich

56


the growing scarcity of natural resources, to name a few. The 1-th of November a special UN meeting is held in London. In order to address the gap between the economic reality of environmental issues and the average perception of Risk Managers, the United Nations Environment Program Finance Initiative (UNEP FI) and the Global footprint network (GFN), together with a number of institutional investors, investment managers, and information providers, have launched E-RISC6, or Environmental Risk in Sovereign Credit analysis.This happening is organised with a good reason: it will show how environmental criteria can be factored into sovereign-risk models and hence into the credit ratings assigned to sovereign bonds. And this is all too necessary. These environmental criteria have long been neglected but will become a major component in any new model with some saying power. I see this as an early sign of change towards a more ‘connected’ life where the question whether economy is about money or about people is answered by: ‘it’s the people stupid ’ To be able to ‘mend the system’ or, hopefully, avoid breakage, we need to be connected since the problems are too big too solve on a national level. We need to build bridges: between cultures, generations, continents, gender, and religions.To be able to do so one’s personality must be built and trained to become a stable, sound person who is able to build bridges. (An example of a bridge builder is Sadat in the 70’s when he signed a peace treaty with Israel, read his autobiography: thrilling7) So it all starts with ‘self’ and thus the mentioned personality.

leaders. A purely materialistic and selfish attitude can easily lead to a blind pursuit of maximising profits in the short term, sometimes to the detriment of others. It leads to excessive ambition and unbalanced decision-making.Thus a mass psychological intoxication can arise by which everyone is carried away, including the supervisors. A more spiritual attitude provides inspiration, more distance and more consideration towards employees, customers and other stakeholders. Also, the general interests such as environmental effects are better taken into account.” Witteveen is clearly advocating the development of your personality as a means of getting us out of the woods. A more spiritual attitude implies that the promise of money, ambitions and intellectual power don’t carry us away. Instead: “Strive not to be a success, but rather to be of value.” (Again, Albert Einstein.) Is it possible that this is exactly what we have forgotten: to be of value (to each other). So, in learning how to count we forgot to be of service and work for the good of all. Think about it when you distance yourself a bit from your day-today work.

The present crisis, unprecedented in its magnitude some say, asks for strong leadership.The way forward is not very clear, is subject to many disputes and demands of the politicians in charge, a courageous, bold attitude if we want to avoid protracted stagnation like the one that is battering the Japanese economy8 for over 20 years now. In order to drag us out of this situation H.J. Witteveen, former IMF President, pleads for a ‘more spiritual awareness with leaders- ’: ”The financial crisis has clearly demonstrated what the implications can be of the lack of spiritual awareness among business

5 Stiglitz, Joseph (2012) The price of Inequality, http://www.economics.utoronto.ca/gindart/2012-06-05 Lens & Partners is a Trademark of Carl Lens Search Partners B.V. in the Netherlands Chamber of Commerce Registration 332-2488 Bank: F. van Lanschot, the Netherlands, Account Number 22.64.02.568, VAT L BTW Number NL118868822B01, IBAN: NL22FVLB0226402568, Lens & Partners fully owns operations in the Netherlands and Switzerland and is coLfounder of Talent First Inc. a Talent Management Consultancy with offices in Amsterdam, Bahrein, Barcelona, London, Madrid, Mainz, Milano, Paris, Sydney, Singapore, Shanghai, Zurich 6. http://www.unepfi.org/work_streams/biodiversity/e_risc 7 Anwar Sadat, 1978, In Search of Identity 8 http://newamerica.net/sites/newamerica.net/files/policydocs/NAF99The_Way_Forward99Alpert_Hockett_Roubini.pdf 9 ‘De Magie van Harmonie’, een visie op de wereldeconomie, Gibbon 2012 Lens & Partners is a Trademark of Carl Lens Search Partners B.V. in the Netherlands Chamber of Commerce Registration 33292488 Bank: F. van Lanschot, the Netherlands, Account Number 22.64.02.568, VAT L BTW Number NL118868822B01, IBAN: NL22FVLB0226402568, Lens & Partners fully owns operations in the Netherlands and Switzerland and is coLfounder of Talent First Inc. a Talent Management Consultancy with offices in Amsterdam, Bahrein, Barcelona, London, Madrid, Mainz, Milano, Paris, Sydney, Singapore, Shanghai, Zurich

57

ARTIKEL

What have we forgotten?



Kennis is macht: Wie begrijpt ‘de klant’ het best? Niet Solvency II, maar de consument zorgt voor echte verandering

DOOR:

Verzekeren verandert. De markt dwingt verzekeraars hun klanten op een meer innovatieve wijze te bedienen en daarnaast zichtbaar en duurzaam waarde toe te voegen. Tegelijkertijd staat de winstgevendheid van verzekeraars onder druk en is het voor de verzekeraar belangrijk dat de aangegane contracten duurzaam waarde toevoegen. Technische ontwikkelingen, de toenemende vraag naar transparantie en de grotere keuzevrijheid voor klanten vormen zowel kansen als bedreigingen.

De markt is echter divers met vele soorten klanten – “De klant” bestaat immers niet – waardoor iedere klant een andere waarde toekent aan een aanbod. Waarde bieden aan klanten is voor verzekeraars dan ook maatwerk: sommige klanten zijn tevreden met de klassieke overdracht van risico aan een verzekeraar, maar anderen willen daarbij de zekerheid dat dit zo goedkoop mogelijk gebeurt of hebben juist behoefte om ontzorgd te worden door de verzekeraar. Dus niet verzekerd tegen autoschade, maar verzekerd van mobiliteit.

als ‘waardevol’ aan kunnen merken. Maar kennen verzekeraars hun klanten voldoende om dat te kunnen? Bij de genoemde initiatieven is niet altijd duidelijk in welke mate aan welk belang van welke klant precies tegemoet is gekomen. Het is immers niet eenvoudig om klant specifieke win-winsituaties te creëren in deze sterk veranderende markt. Om dit te kunnen doen moet een verzekeraar bekend zijn met: 1. de eigen strategie, proposities, tactiek en uitvoering; 2. waar verschillende klanten waarde aan ontlenen en daarmee hun preferenties; 3. welke risicoprofielen verschillende klanten hebben; 4. welke waarde verschillende klanten en/of productkarakteristieken genereren; 5. welke alternatieven klanten hebben en hoe die hun keuze beïnvloeden; 6. welke innovatieve technologie en wijze van communiceren gebruikt kunnen worden om klanten effectief te bereiken, winnen, bedienen en binden. Deze aspecten zijn met elkaar verbonden en dienen daarom gevat te worden in een heldere missie en strategie en moeten naar voren komen in de proposities en tactiek van de verzekeraar. De belangrijkste vraag daarbij is: hoe kunnen verzekeraars dit concreet realiseren, zeker waar een veelheid van (soorten) klanten bediend moeten worden?

Dit betekent dat verzekeraars nadrukkelijker op zoek moeten naar een klantspecifieke win-winsituatie met elke klant, zodat beide partijen de overeenkomst

59

ARTIKEL

ARTIKEL

Nu het Solvency II implementatietraject afgerond is kunnen verzekeraars zich richten op innovatieve technologieën en ideeën om in te spelen op de kansen die er zijn in de verzekeringsmarkt. Verzekeraars nemen al initiatieven om het klantbelang meer centraal te stellen.Voorbeelden hiervan zijn: 1. Verzekeringspolissen waarbij polishouders gebruik maken van ‘kastjes in de auto’, oftewel ‘telematics’, om zo door middel van veilig rijgedrag premiekorting te krijgen; 2. Usage Based Insurance (UBI), waarbij polishouders zelf dekkingen kunnen ‘inschakelen’ en ‘uitschakelen’; 3. Location-based advertenties om bijvoorbeeld reizigers te helpen herinneren tijdig een reisverzekering af te sluiten.

JAN-HUUG LOBREGT & MARCO VAN DER LANS


Om dit te bereiken is kennis van iedere specifieke klant nodig, zodat iedere klant optimaal bedient kan worden en zodoende (meer) waarde toekent aan het aanbod van de verzekeraar. Een voorbeeld van het creëren van een win-winsituatie met de klant is een verzekeraar waarbij het management vanuit eigen ervaring wist dat het moeilijk kan zijn voor klanten om een veilig gevoel te hebben in hun eigen huis na een inbraak. Door dit inzicht kwam het management op het idee een productaanpassing te maken. De klanten bleken grote waarde toe te kennen aan deze aanpassing, terwijl de kosten voor de verzekeraar zeer beperkt waren. Op deze manier werd een win-winsituatie gecreëerd voor zowel de verzekeraar als vele van haar klanten. De volgende stap in bovenstaand voorbeeld is het klantspecifiek maken van het aanbieden van de optie. Vragen die hier een rol bij spelen zijn: • Wat is de waarde van de optie voor verschillende klanten en hoeveel zijn zij bereid te betalen? • In hoeverre beïnvloed de optie de verkoop van de inboedelverzekering? • Wat is de invloed op de cross selling opportunies? • Welke type klanten neemt het aanbod wel aan en welke niet? • Wat is de invloed van de wijze van het aanbieden van de optie (opt-in of opt-out)? • Welke invloed heeft de optie op de reputatie?

Concreet betekent ‘customer analytics’ voor verzekeraars dat er, naast het formuleren van een heldere en passende strategie, kennis en data verzameld moet worden. Immers, hoeveel data wordt er door verzekeraars momenteel verzameld om te bepalen welke klanten hun aanbod wel of niet accepteren? Momenteel hebben vergelijkingssites als Independer hier meer inzicht in dan de verzekeraars zelf, terwijl deze data en de kennis die daaruit verzameld kan worden van groot belang zijn voor de prijsstelling van de producten van een verzekeraar. Enkele specifieke analyses die door iedere verzekeraar gebruikt kunnen worden om meer inzicht te krijgen en daardoor (meer) waarde te kunnen creëren voor hun klanten en voor zichzelf, zijn bijvoorbeeld: 1. Conjoint analyse: hoeveel is een (potentiële) polishouder bereid te betalen voor een product? 2. Waardering en beïnvloeding van risico’s van (potentiële) polishouders: hoe zijn huidige technieken te combineren met innovatieve technologieën? 3. Lifetime customer value & customer experience: Wat levert waarde op voor een klant, wat voor een verzekeraar en hoe kan deze waarde voor beiden gecreëerd worden? 4. Competitor analytics: Focus niet alleen op de prijs van de concurrenten, maar ook op hun model en wat dat betekent voor de eigen risico-analyses.

ARTIKEL

ARTIKEL

Het op meer continue basis verkrijgen van dergelijke kennis en inzicht vereisen het gebruik van de juiste analyses en innovatieve technologieën, die veelal worden aangeduid met de term “customer analytics”.

Deze analyses leiden op zichzelf staand echter niet tot een optimaal resultaat, omdat ook de eigen positie en die van concurrenten bepalend zijn. Een gestructureerde, ingebedde aanpak is daarom nodig om de activiteiten succesvoller te maken:

60


Wie begrijpt ‘de klant’ het best? Momenteel hebben de verzekeraars op sommige terreinen nog een voorsprong ten opzichte van grote technologie bedrijven door: 1. De grote hoeveelheid historische data die verzekeraars hebben, waardoor zij een kennisvoordeel hebben; 2. De huidige client base van klanten die nog vertrouwd zijn met de bestaande verzekeringsmerken. Het is echter de vraag of verzekeraars zich voldoende realiseren dat de klant zijn keuze voor een verzekering

ARTIKEL

OVER DE AUTEURS:

baseert op wat hij denkt dat het product waard is, en dat zijn perceptie daarvan snel verandert. Daarnaast neemt de hoeveelheid kennis bij andere partijen die nu nog buiten de verzekeringsmarkt staan snel toe, zowel door het verzamelen van data als door inhuren van experts uit de verzekeringsmarkt. Verzekeraars moeten dus aan de slag met het verder innoveren en verbeteren van hun product- en dienstaanbod. Hiervoor zijn uitgebreide analyses nodig die in andere sectoren al worden toegepast en vertaald kunnen worden naar de specifieke kenmerken van de verzekeringsmarkt. Het doel van deze analyses voor verzekeraars wordt om, beter dan hun concurrenten (inclusief de nieuwe toetreders), te begrijpen waar klanten waarde aan ontlenen en daarmee hoe een klant specifieke win-win situatie gecreëerd kan worden. Dat is essentieel voor hun voortbestaan.

Marco van der Lans Marco van der Lans heeft Financial Econometrics gestudeerd aan de Erasmus Universiteit en heeft recentelijk het AEMAS programma afgerond. Hij is nu senior consultant bij PwC en is 5 jaar werkzaam in het actuariële veld, waarbij hij veel werkzaamheden verricht heeft op het gebied van Solvency II. Vanuit zijn werkervaring en interesses weet hij innovatieve technologieën te koppelen aan de huidige tariferingsprocessen bij schadeverzekeraars. Marco is namens PwC Nederland de afgevaardigde in PwC’s Actuarial Pricing Committee, waardoor hij op de hoogte is van gehanteerde innovaties en gebruikte technologieën bij verzekeraars in verschillende landen. Deze kennis en ervaring gebruikt hij om Nederlandse verzekeraars te kunnen ondersteunen en uitdagen bij het innoveren van hun tariferingsproces. De toekomstige rol van de actuaris/econometrist is volgens Marco van essentieel belang aangezien deze als geen ander in staat is om de analyse van (big) data te combineren met het ‘klassieke’ tariferingsproces van verzekeraars. Gezien de huidige ontwikkelingen op de verzekeringsmarkt verwacht hij op korte termijn grote veranderingen: “De noodzaak en de baten van het implementeren van nieuwe technologieën zullen dusdanig hoog zijn, dat (te) lang wachten met innoveren het voortbestaan van verzekeraars in gevaar brengt.”

Jan-Huug Lobregt

Jan-Huug Lobregt is partner binnen PwC en leidt de actuariële afdeling van PwC. Jan-Huug is een Actuaris AG, met een brede ervaring op het gebied van Solvency II, risicomanagement en actuariaat. Sinds het afronden van zijn studie Econometrie in 1996, heeft hij 20 jaar verzekeringservaring opgebouwd. Een belangrijk onderdeel van zijn werkzaamheden is het aansturen van de Europese actuariële afdelingen (vanuit zijn rol als European Actuarial Leader) en het aansturen van verschillende innovatie propositie voor verzekeraars. Vanuit deze rol weet Jan-Huug welke thema’s er bij verschillende grote verzekeraars spelen in de boardroom. Het thema innovatie staat daarbij hoog op de agenda aangezien men zonder het gebruik van innovatie achterop raakt.

61

ARTIKEL

De gemene deler in bovenstaande innovaties is dat deze geen van allen gericht zijn op de eigen organisatie, maar juist op de klant/polishouder en de concurrentie. Dit is tevens het gebied waar verzekeraars het grootste risico lopen doordat dit juist de kracht is van potentiële concurrentie buiten de verzekeringsmarkt. Grote technologie bedrijven zoals Google, Apple, Facebook en ook allerlei FinTech start-ups hebben eerder reeds voor revoluties gezorgd op traditionele markten zoals telefonie (Whatsapp), taxi’s (Uber), hotels (Airbnb), betalingsverkeer (Google wallet), etc.



Over-The-Counter trades in longevity risk BY:

There is an increasing need for hedging non-marketed risk. Markets serve as mechanism to reallocate risk among firms. For longevity risk, however, there does not exist a well-functioning market. As an alternative, firms could benefit from risk sharing by trading OverThe-Counter. I examine the question how to design such a contract. Pension funds and insurance companies hold risky portfolios. These firms face a variety of risks such as inflation, interest and longevity risk. Generally, firms decide to hedge their risk in the market. For instance, for inflation and interest, there exists a well-functioning market so that prices exist. In this way, firms optimally compose their portfolio of financial assets in such a way that the exposure to these risks is acceptable. In this essay, I focus on longevity risk. For longevity risk, there exists no well-functioning market. Therefore, market prices hardly exist and classical asset pricing theory cannot be applied.This essay is based on Boonen et al. (2012) and Boonen (2015, 2016). Longevity risk is the risk that people in the population live longer or shorter than expected. I focus on the trend of mortality fluctuations over time. If people live longer than expected, a pension fund has to pay the promised pension benefits for a longer period of time. The liabilities, which are given by the value of the current pension promises, are therefore increasing if people live longer than expected. Longevity risk affects the liabilities of life insurers in a different manner. Life insurance is often obligatory if individuals buy a

mortgage. Moreover, mortgages are often repaid at the retirement age (via tax incentives) and, so, life insurance contracts terminates at this age as well. So, life insurers face mainly the risk of early death of its policy holders. Hence, a life insurer face the risk that people live shorter than expected. Exposure to longevity risk can be rather substantial for pension funds, as shown by, e.g., Hรกri et al. (2008). Lack of consensus regarding accurate pricing hampers trade. As a consequence, longevity-linked contracts are mainly traded Over-The-Counter (OTC). This implies that two firms trade directly without any supervision of an exchange. In the recent history, there have been only a few Over-The-Counter trades in this risk. As pointed out by Dowd et al. (2006), the market for Over-TheCounter longevity contracts is expected to grow fast. Firms can naturally hedge longevity risk by combining pension policies and life insurance policies, but there is little capacity in the market to do so. The conflicting exposure to longevity risk for pension funds and life insurers creates incentives for both firms to trade. I analyze the opportunities for a pension fund and a life insurer to benefit from bilateral risk redistribution via Over-The-Counter trade. Specifically, Over-The-Counter contracts describe a specific risk redistribution, i.e., in every possible scenario it is described a priori how much a firm pays or receives from the other firm.This implies that prices are determined implicitly.

63

ARTIKEL

ARTIKEL

TIM BOONEN


I consider the case where a pension fund and a life insurer redistribute risk in order to reduce the volatility of their Net Asset Value (NAV) at a prespecified future date T. The Net Asset Value is defined as the difference between the value of the assets and the value of the liabilities, i.e., (1) where firm i is either a pension fund or a life insurer, denotes the market value of the assets at time T and denotes the date-T value of the liabilities. In order to focus on longevity risk, I assume a deterministic return on assets r. The asset value on date T then follows from (2) for all t = 1, . . . , T, where denotes the (stochastic) liability payment of firm i at date t. The exact structure of the risky payment depends on the type of firm (pension fund or life insurance) and the policies themselves. Combining (1) and (2) yields (3)

ARTIKEL

where

(4) Thus, firm i’s Net Asset Value equals the initial asset value increased by the return on assets, and reduced by the random variable , where represents the sum of the present value of liability payments up to year T, and the present value of the date-T liability value of all payments beyond date T. It now remains to specify how the date-T liability value is determined. Because there is (not yet) a well-functioning liquid market for longevity-linked products, pension funds and life insurers cannot valuate their liabilities using market prices. Instead, I consider the case where the pension fund and the life insurer valuate their liabilities at the best estimate value. The best estimate value of the liabilities is defined as the discounted expected value of all future claims, i.e.,

(5) for all and where denotes the information available on date T (i.e., information regarding mortality rates). On date zero, the risk is uncertain due to uncertainty in the liability payments , for ,as well as due to uncertainty in the value of the remaining liabilities on date T, . Next, I discuss the preferences of the firms. A firm aims at a portfolio after redistribution with a high expected value and low risk. If both criterions conflict, the firm optimizes an appropriate trade-off. Risk

64


(6) where is the -quantile of risk X. The introduction of the Basel II regulation and the Swiss Solvency Test (SST) has increased the use of Expected Shortfall to evaluate financial or insurance risk. Expected Shortfall attempts to reflect business practices as it has been gaining practitioner interest. This leads to the following preference function for firm i: (7) where represents the relative weight to the risk instead of the expected value. Firm i prefers risk X over risk Y if and only if . I allow that firms use heterogeneous and . I consider optimal bilateral risk sharing of longevity risk between a pension fund (denoted as Firm 1) and a life insurer (denoted as Firm 2). The firms hold risk X1(T) and X2(T) respectively, which is specified in (1). Via an Over-The-Counter contract, both firms want to arrive at a risk redistribution such that they both benefit weakly, i.e., (8) and all risk is redistributed, i.e., (9) The risk redistribution takes place at date T; the date at which the realization of is known. A very intuitive criterion for a risk redistribution is Pareto optimality. Pareto optimal risk redistributions are defined as the ones such that there does not exist another risk redistribution that is weakly better for all firms and strictly better for at least one firm. Generally, there are still infinitely many Pareto optimal risk redistributions satisfying (8). It holds that is Pareto optimal if and only if with is Pareto optimal. Therefore, I first determine a Pareto optimal risk redistribution and, thereafter, a corresponding “side-payment” c. In two special cases, I obtain the following Pareto optimal risk redistributions: 1. if , a Pareto optimal solution is to shift all risk to the firm with the smallest ; II. if , a Pareto optimal solution is to shift all risk to the firm with the largest Particularly, 1. implies that if the risk measure is set by a (common) regulator, it is likely that there exists a firm that will be overexposed to longevity

risk. Note that I provide a non-unique Pareto optimal risk redistribution. If there are variable parameters and , there always exists a Pareto optimal risk redistribution that is given by a stop-loss contract on the aggregate risk with a given threshold. So, there exists a firm that buys deductible insurance, i.e., (10) for some threshold d. The other firm (not i) buys the rest of the aggregate risk, i.e., (11) Particularly for insurance risk, stop-loss contracts are often observed in Over-TheCounter trades. A Pareto optimal risk redistribution is provided in (10) and (11). This risk redistribution needs not be beneficial for both firms. Therefore, one firm might require a side-payment on top of this risk redistribution, which is a risk-free payment. There is a non-empty interval of possible prices satisfying also (8). A question left over to determine is the size of this side-payment in this interval that is perceived as “fair” by both firms. I propose to use a cooperative game-theoretic characterization of this side-payment. Next, I construct an example. I simulate the liabilities of both the pension fund and the life insurer using a realistic composition of the policyholders and a realistic underlying longevity distribution.The return on assets equals r = 3%. I here set T = 1, and show that the benefits from redistribution are significant even when the horizon is relatively short. Because firms are reluctant to engage in contracts with a long horizon, a one-year horizon is appealing. Moreover, in the future, firms are willing to hedge their longevity risk in the new policies again. It is sufficient to consider only the liabilities of both firms. The objective function of the pension fund is given by (7) with = 50% and = 3.The pension fund sets an ambition level, which is the expected value. Moreover, the risk measure is the expected value of all outcomes given that it is below the ambition level.The objective function of the life insurer is given by (7) with = 1% and = 1. This exactly meets the Swiss Solvency Test (SST) regulation for insurance companies. I display the prior and posterior date-1 value of the current liabilities in Figure 1. This figure displays that the risk reduction is significant. The life insurer has relatively volatile liabilities before redistribution, which is mitigated thereafter. The tail-risk of the aggregate liabilities is borne by the pension fund. Finally, I calculate the welfare gains from this risk redistribution. This is the relative price that firms would be willing to pay for the risk redistribution compared with the price of the prior liabilities. This is given by

65

ARTIKEL

is generally measured using a risk measure. I let this risk measure be Expected Shortfall. This risk measure focusses on worst-case possible realizations and is given by:


(12) The pension fund (resp. life insurer) is willing to pay 0.6% (resp. 6.2%) of its current liabilities for the risk redistribution. As there are no price involved in the risk redistribution, these percentages indicate the welfare gains. The life insurer gets larger welfare gains due to his relative volatile prior liabilities and due that the aggregate risk is small in states where the prior risk is large and vice versa. The percentages in (12) indicate that the potential for OTC trades is substantial and, therefore, I expect the market for longevity risk to grow fast.

Boonen, T.J. (2015) Competitive Equilibria with distortion risk measures. ASTIN Bulletin 45, 703-728. Boonen, T.J. (2016) Risk Redistribution Games with Dual Utilities. Under review. Dowd, K., D. Blake, A. J. G. Cairns, and P. Dawson (2006). Survivor swaps. Journal of Risk and Insurance 73, 1-17. H´ari, N., A. De Waegenaere, B. Melenberg, and T. E. Nijman (2008). Longevity risk in portfolios of pension annuities. Insurance: Mathematics and Economics 42, 505-519.

ARTIKEL

Figure 1: Prior (gray histogram) and posterior (black histogram) date-1 value of the current liabilities of the pension fund (above) and the life insurer (below). Note that liabilities are interpreted as losses instead of gains.

Recommended for readers of XXx-level

Recommended for readers of XXx-level

ARTIKEL MSC-LEVEL | SPECIALTY | SPECIALTY | NL

References Boonen, T.J., A. De Waegenaere and H. Norde (2012) Bargaining for OverThe-Counter risk redistributions: the case of longevity risk. CentER Discussion. Paper 2012-090.

Tim Boonen Tim Boonen heeft gestudeerd aan Tilburg University en is momenteel assistent professor in Quantitative finance and Actuarial Science aan de Universiteit van Amsterdam. Ook is hij onderzoeker voor Netspar.

66



Locatie

Oorspronkelijk ging de bioschoop Pathé Tuschinski onder de naam Theater Tuschinski en is voor het eerste geopend in 1921. Het theater werd in opdracht van Abraham Tuschinski gebouwd en is een ontwerp van architect Hijman Louis de Jong. Het theater is in enkele verschillende stijlen gebouwd waaronder Amsterdamse School, jugendstil en art deco. De oosters aandoende architectuur van de voorgevel had met zijn markante torens een adverterende functie: het was bedoeld om het publiek binnen te leiden in een illusoire wereld. In de periode 1998-2002 vond een ingrijpende restauratie plaats. Het uitgangspunt van deze ingrijpende en kostbare restauratie was het filmtheater zoals dat ten tijde van Abraham Tuschinski ontstond. De bioscoop heeft 6 zalen en samen met de naast gelegen Pathé de Munt zijn er in totaal 3850 stoelen.

68

ROUTE Openbaar vervoer Vanaf Amsterdam Centraal kunt u verschillende trams nemen. Trams 4, 9, 16 en 24 stoppen allemaal in de buurt van het theater. U dient uit te stappen bij het muntplein. Auto en parkeren U navigeert naar de reguliersbreestraat 26-34, 1017CN te Amsterdam. U kunt parkeren bij Parkeergarage Geelvinck (Singel 540), parkeergarage The Bank (Amstelstraat 12) of P1 Parking Waterlooplein (Valkenburgerstraat 238).

LOCATIE

LOCATIE

Het actuariaatcongres zal dit jaar worden gehouden in het spectaculaire Pathé Tuschinski. Tuschinski is een bioscoop in het centrum van Amsterdam en staat vooral bekend om de grote zaal, een van de mooiste bioscoopzalen van Nederland of zelfs van Europa. Deze grote zaal wordt vaak gebruikt voor film premières.


Inschrijfformulier Hoe kan ik mij inschrijven voor het congres? Heeft dit blad uw interesse gewekt en wilt u naar het congres komen dat op 9 maart 2016 gehouden wordt? Aarzel dan niet langer om in te schrijven. Inschrijven kan op twee manieren: via www.actuariaatcongres.nl/inschrijven of per post, vul onderstaand formulier in zijn geheel in en stuur het op naar: Studievereniging VSAE Roeterstraat 11, kamer E1.32 1018 WB Amsterdam

Inschrijfformulier Voornaam: Achternaam: Straatnaam en huisnummer:

Postcode en woonplaats:

(Mobiel) telefoonnummer:

E-mailadres:

Geslacht: o man o vrouw

Ik betaal: o per incasso (vul hieronder IBAN in) o per persoonlijke factuur o per factuur naar mijn werkgever

Ik ben (kies één van de volgende mogelijkheden): kosten (excl. btw): o Fulltime student aan de Universiteit van Amsterdam € 0,o Fulltime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 0,o Parttime student aan de Universiteit van Amsterdam € 50,00 o Parttime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 225,00 o Alumnus van de VSAE € 225,00 o Werknemer van een sponsorend bedrijf met recht op kortingskaarten € 200,00 (dit kunt u navragen bij de VSAE, via actuariaatcongres@vsae.nl) o werknemer van een niet-sponsorend bedrijf € 275,Werkgever:

IBAN rekeningnummer:

Hierbij machtig ik de VSAE om het verschuldigde inschrijfgeld van bovenstaande rekening te incasseren* * Indien u wilt betalen per incasso,

Datum:

Handtekening:

69

INSCHRIJVEN

Voor de interactieve sessies ligt mijn voorkeur bij de volgende sprekers (geef de onderdelen cijfers 1 t/m 4): Sessie 1 Sessie 2 Gijs Koek (Achmea) ... Merijn Schut & Jolanda Roos ... Casper de Vries ... (Willis Towers Watson) (Voorzitter commissie “Productinnovatie” ) Henk-Jelle Reitsma (Solid Professionals) ... Miriam Loois (PGGM) ... Diede Panneman & Hugo Nieuwenhuijse ... Marco Vet & Zeno Deurvorst ... (Sprenkels en Verschuren) (Deloitte FRM) Carl Lens ... (Lens & Partners)


70

INSCHRIJVEN



Wereldwijde Verzekeringskennis

De grootste uitdaging voor verzekeraars: één versie van de waarheid Succesvol zakendoen wordt steeds meer bepaald door de juiste

In 2014 is SAP Insurance Analyzer geïntroduceerd op de markt als een

informatie op de juiste plaats op het juiste moment. Bedrijven met

oplossing voor Solvency II richtlijnen en de IFRS boekhoudkundige

grote hoeveelheden gegevens zoeken naar de meest efficiënte

standaarden. Inmiddels is de functionaliteit van de software uitge-

manier om die data te ontsluiten en beter te benutten. Nergens is dit

breid met prestatieanalyses van klant- en productwinstgevendheid

zo duidelijk merkbaar als in verzekeringsbranche.

via Cost and Revenue Allocation for Financial Products, een oplossing voor zowel verzekeraars als banken.

Verzekeraars beschikken over grote hoeveelheden gegevens. De data ligt opgeslagen in soms honderden verschillende databanken.

SAP Insurance Analyzer krijgt nu al een centrale plaats in het

Om de data te ontsluiten koppelen verzekeraars hun oude systemen

systeemlandschap van een aantal van de grootste verzekeraars ter

aan nieuwe doelsystemen. Waar de integratie niet slaagt zijn vaak

wereld. Deze verzekeraars gebruiken SAP Insurance Analyzer voor

kostbare handmatige ingrepen noodzakelijk. Verzekeraars zijn zich

hun risicobeheer, verslaglegging en het ondersteunen van snelle en

terdege bewust dat deze manier van werken niet houdbaar is in een

strategische besluitvorming binnen hun organisaties.

wereld met snel veranderende marktomstandigheden en regelgeving. Bovendien zal een slechte ontsluiting van gegevens ook gemiste

“Klanten die SAP Insurance Analyzer gebruiken begrijpen de waarde

kansen betekenen.

van hun data en zien duidelijk de veranderende omstandigheden die dwingen tot een herdefinitie van de verslaglegging en het

Twee belangrijke ontwikkelingen baande een weg voor verzekeraars

risicobeheer.” aldus msg global CEO Bernhard Lang. “We wisten

om hun complexe dataprocessen en -analyses toekomstbestendig

dat dit een praktische oplossing is voor specifieke uitdagingen in

te maken: SAP HANA en de Integrated Finance and Risk Architecture

de verzekeringsmarkt, maar onze klanten vertellen ons ook dat de

(IFRA). SAP HANA is een plaform voor in-memory computing dat

geboden single version of truth leidt tot betere prestaties.”

verwerking van gegevens met zeer hoge snelheid mogelijk maakt. Voor de introductie van SAP HANA werd het verwerken van grote hoeveelheden data beperkt door wat technisch mogelijk was.

msg global solutions is een onderdeel van de msg-groep, een marktleider op het gebied van IT-oplossingen en -consultancy

SAP en msg global werken al lange tijd samen om producten voor

voor verzekeraars, herverzekeraars en banken wereldwijd en

de verzekeringsmarkt te ontwikkelen. Met de specifieke kennis van

heeft in de afgelopen 35 jaar een uitstekend reputatie ontwikkeld

msg global en hun dochteronderneming NEXONTIS op het gebied

als IT-specialist voor de financiële sector.

van verzekeren, risicobeheer en financiën creëerde SAP de SAP Insurance Analyzer. SAP Insurance Analyzer biedt verzekeraars

Voor meer informatie:

toegang tot een unieke, centrale bron van gestructureerde en

Peter de Bruijne | msg global solutions Benelux B.V.,

geharmoniseerde data. Hiermee kunnen zij snel en accuraat

Nieuwegracht 23, 3512 LC, Utrecht | Phone: +31 (0)30 – 850 0090

reageren op veranderde marktomstandigheden en aanpassingen

www.msg-global.com

in de verslaglegging.

.consulting .solutions .partnership


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.