Editie 89

Page 1

Magazine voor studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research Een publicatie van VSAE

Nr. 89 Volume 23 December 2015

AENORM DEZE EDITIE: INNOVATIE Retirement age and life expectancy | Can fines really correct bad behavior? | De prijselasticiteit van verschillende soorten muziekevenementen Interviews met McKinsey en Capgemini | Verslag Beroependagen en ISP | VSAE’ers over innovatie


LOOKING FOR A JOB, INTERNSHIP OR STUDENT JOB IN THE QUANTITATIVE SECTOR?

WWW.CAREERS4QUANTS.COM VACANCIES IN THE QUANTITATIVE SECTOR TIPS FOR YOUR RESUME AND THE APPLICATION PROCEDURE ORIENTATION PLATFORM FOR DIFFERENT BRANCHES

www.facebook.com/Careers4Quants www.twitter.com/Careers4Quants


Innovatie Innovatie is een breed begrip. Volgens de Dikke van Dalen betekent het “invoering van een nieuwigheid”, maar vraag een willekeurig persoon naar zijn of haar definitie van innovatie en je krijgt waarschijnlijk een ander antwoord. Om ons heen wordt er vaak geïnnoveerd. Zo zijn er auto’s op de markt die automatisch sturen, snelheid bepalen, van rijbaan wisselen en parkeren en zijn zwarte pieten inmiddels al lang niet altijd meer zwart. Innovatie is ook tijdsgebonden. Iets wat nu als innovatief wordt gezien kan over een jaar al behoorlijk achterhaald zijn. Zo maakte ik in groep 8 de blits met mijn Nokia 3310, terwijl kinderen van 12 tegenwoordig raar aangekeken worden door hun leeftijdsgenoten als ze niet met de nieuwste iPhone rondlopen. Steve Jobs is, of eigenlijk was, in mijn ogen één van de meest toonaangevende personen ter wereld op het gebied van innovatie. Hij was niet alleen (mede)oprichter van Apple, maar ook had hij een flinke vinger in de pap bij Pixar Animation Studios. Daarnaast kwam hij met een systeem dat schoolboeken overbodig maakt, beter bekend onder de naam iTunes-U. Wereldwijd wordt deze service al enkele jaren gebruikt en ook in Nederland zien we deze vorm van lesgeven steeds vaker voorkomen. Het blijft natuurlijk altijd de vraag wat de toekomst – welliswaar zonder Steve Jobs – voor ons in petto heeft qua innovatie. Hoe dan ook, je komt tegenwoordig niet meer om innovatie heen. Elke topman en elke wereldleider heeft innovatie hoog in het vaandel. Innovatie is onmisbaar. Het wordt niet meer gezien als een luxe, maar als een noodzaak. Ook de VSAE is druk bezig met innovatie. Zo heeft de VSAE het afgelopen jaar onder andere geïnnoveerd met haar vacaturewebsite www.careers4quants.com en de Learning Academy. Op het moment dat jullie dit lezen is het nieuwe bestuur bekend, dat vast en zeker staat te springen om hun innovatieve ideeën werkelijkheid te maken. In deze editie kun je lezen op welke manier werknemers van McKinsey en Capgemini vinden dat er bij hun bedrijf geïnnoveerd wordt. Daarnaast zal opleidingsdirecteur Hans van Ophem zijn visie geven op innovatie en onderwijs en oud-VSAE’er Dirk Jonker zal een blik werpen op de manier waarop hij geïnnoveerd heeft de afgelopen jaren. Om maar af te sluiten met een quote van de almachtige: “Innovation distinguishes between a leader and a follower” – Steve Jobs.

COLOFON Hoofdredactie Marlou Beringer Ruben Spruit Redactie Morena Bastiaansen Fredie Haver Niels Heijenk Timna van der Horst Marit Sloof Maarten Uijen Arthur Zwartsenberg Oplage 800 De artikelen in dit blad zijn niet noodzakelijkerwijs de mening van het VSAE bestuur of de redactie. Niets uit dit blad mag worden gedupliceerd zonder toestemming van de VSAE.

Adverteerders Capgemini Careers4Quants McKinsey Towers Watson Design United Creations, 2013 Adres redactie VSAE Roetersstraat 11, Kamer E1.32 1018 WB Amsterdam Tel. 020 - 5254134

Marlou Beringer Hoofdredacteur Aenorm

KALENDER ACTIEVE LEDEN DINER BORREL JANUARI LED ACTUARIAATCONGRES

3

| | | |

18 DEC 19 JAN 2 FEB 9 MRT


INHOUDSOPGAVE HET ZWAARD ZONDER HEFT

INTERVIEW MCKINSEY

INNOVATIE EN ONDERWIJS

VSAE’ERS OVER INNOVATIE

BEROEPENDAGEN

PUZZELPAGINA

COLUMN | PAGE 05

BEDRIJFSINTERVIEW | PAGE 23

ARTIKEL | PAGE 06

VSAE ONDERZOEK | PAGE 25

EVENEMENTSVERSLAG | PAGE 07

PUZZEL | PAGE 26

ISP SINGAPORE

INTERVIEW DIRK JONKER

EVENEMENTSVERSLAG | PAGE 09

INTERVIEW | PAGE 28

ACTUARIAATCONGRESS

AENORM

COMMISSIE UITGELICHT | PAGE 12

COMMISSIE UITGELICHT | PAGE 30

UITWISSELING QUIRIJN OTTEN MET UNIVERSITY OF NEBRASKA

VACATUREPAGINA

INTERVIEW CAPGEMINI

DE PRIJSELASTICITEIT VAN VERSCHILLENDE SOORTEN MUZIEKEVENEMENTEN

VACATURES | PAGE 32

EXCHANGEVERSLAG | PAGE 14

INHOUDSOPGAVE

BEDRIJFSINTERVIEW | PAGE 17

DUTCH | ECONOMETRICS BSC-LEVEL | PAGE 34

FINTECH

ARTIKEL | PAGE 20

CAN FINES REALLY CORRECT BAD BEHAVIOR? ENGLISH | ECONOMETRICS MSC-LEVEL | PAGE 41

Magazine voor studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research Volume 23 December 2015

RETIREMENT AGE AND LIFE EXPECTANCY

Nr. 89

ENGLISH | ACTUARIAL MSC-LEVEL | PAGE 47

Een publicatie van

4


Het zwaard zonder heft Door: Arthur Zwartsenberg Innovatie. Je leest erover op het internet en hoort het gezegd worden op tv. Voor de mensen die niet meer weten wat een tv is: tv is een telecommunicatiemedium dat veel werd gebruikt eind 20e eeuw en werd populair rond het jaar 60 B.N. (Before Netflix), waarna het na een halve eeuw weer in de vergetelheid verdween. Politici lijken geen genoeg te krijgen van het woord en het wordt door velen gezien als het antwoord op een groot deel van onze actuele maatschappelijke vraagstukken. Chronische ziektes? Geneesmiddeleninnovatie. Te veel milieuvervuiling? Innovatieve energieproductie. Te veel vluchtelingen? Innovatie op het gebied van elektrocuterende hekken. Innovatie lijkt aantrekkelijk omdat wij als mensen fantaseren over de toegevoegde waarde ervan aan de maatschappij in het algemeen en aan ons eigen leven in het bijzonder.

herkenning verkrijgt en je de volgende episode kan opzetten door geluid te maken; je hoeft letterlijk niet meer te bewegen om een hele dag vermaakt te worden. Verdergaand dan dat kan innovatie ook voor negatieve doeleinden gebruikt worden. Kijk naar de Amerikanen, die extreem innovatieve manieren hebben gevonden om mensen in het Midden-Oosten op te blazen en hun eigen burgers te bespioneren. De Japanners zullen beamen dat het ook zeer innovatief was om het atoom te splitsen en de resulterende vrijgekomen energie aan te wenden om levens te nemen. Innovatie is dus eigenlijk een zwaard zonder heft; we proberen het te hanteren maar we snijden onszelf er vaak genoeg mee in de vingers. Innovatie heeft dus de potentie om zowel een positieve als negatieve invloed op ons leven te hebben. De vraag is hoe we hier mee om moeten gaan. Wij als jonge generatie studenten die over decennia de dienst gaan uitmaken staan voor deze uitdaging. Laten we innovatie ongebreideld zijn gang gaan met de mogelijkheid dat dit leidt tot rampspoed? We staan aan de wieg van de datarevolutie. Net zoals elektriciteit in de 19e en koolwaterstoffen in de 20e eeuw de vooraanstaande grondstoffen waren, is data dat in de 21e eeuw. Met een immer groeiende hoeveelheid persoonlijke data bestaat de kans dat er ethisch onverantwoorde dingen mee worden gedaan. Wij als econometristen, data scientists bij uitstek, staan voor de taak om dit soort ontwikkelingen in goede banen te leiden. Het zal niet gemakkelijk worden. Maar hey, als er geen uitdagingen in het leven waren, was er niks aan.

COLUMN

Innovatie is eigenlijk het logische gevolg van een reeks minuscule vernieuwstappen. Geen enkele ontwikkeling wordt terstond gedaan. We kijken naar de iPhone 23 (zo veel versies waren er toch?) en verwonderen ons over de geavanceerde technologie die het apparaat rijk is. We staan echter niet stil bij het feit dat dit technologische wonder het gevolg is van tientallen jaren vooruitgang op het gebied van elektronica. Zo ook in de farmaceutische hoek. We horen van het bestaan van een nieuw wondermiddel tegen een ziekte en vergeten dat dit medicijn te danken is aan wetenschappers die hun hele leven in een laboratorium hebben gestaan. We kijken alleen naar het resultaat maar vergeten het proces dat eraan vooraf ging. Desalniettemin is het ongelofelijk wat we met innovatie hebben bereikt en nog kunnen gaan bereiken. We kunnen in de nabije toekomst organen laten groeien buiten een menselijk lichaam om de niet-functionerende organen van een patiĂŤnt te vervangen. In een ander gebied zijn wetenschappers een transparant materiaal aan het ontwikkelen dat zichzelf kan repareren. Dus als je in benevelde toestand je iPhone 34 laat vallen met als gevolg een gebroken scherm kan het glas zichzelf herstellen; je hoeft niet langer de barst in het scherm te zien en herinnerd te worden aan deze beschamende gebeurtenis terwijl je kijkt of je nieuwe Tindermatches hebt. De mogelijkheden zijn ongekend. In het algemeen associĂŤren we innovatie met positieve dingen. De schaduwzijde van innovatie wordt echter minder frequent belicht. Denk aan de verloedering van onze productiviteit als door innovatie Netflix spraak-

Arthur Zwartsenberg, BSc is een tweedejaars student econometrie aan de Universiteit van Amsterdam.

5


Innovatie en onderwijs DOOR:

ARTIKEL

De redactie heeft Hans van Ophem gevraagd om een stuk te schrijven over innovatie in het onderwijs. Hans van Ophem is sinds september 2015 opleidingsdirecteur van de studie Actuariaat, Econometrie en Operationele Research.

HANS VAN OPHEM

De algemene opvatting onder economen, politici en vele anderen is dat economische ontwikkeling en in het bijzonder economische groei veroorzaakt wordt door innovatie. Joseph Schumpeter (1883- 1950) was een van de eerste economen die innovatie diepgaand analyseerde. Hij introduceerde het begrip ‘creatieve destructie’1. Hiermee wordt het proces bedoeld van voortdurende technische innovatie, dat er voor zorgt dat oude productietechnieken en producten worden vervangen door betere en goedkope alternatieven. Succesvolle innovaties dienen samen te gaan met tijdelijke marktmacht. Anders is R&D niet rendabel, en heeft als consequentie de opkomst en teloorgang van bedrijven. De overheid kan een belangrijke rol spelen in dit proces door innovaties aan te moedigen, maar Schumpeter geloofde niet in het ongericht pompen van geld in een economie2. Schumpeter zag wel een rol voor de overheid in het stimuleren van ondernemerschap. Hij geloofde dat de ondernemingsgeest de economie aan de gang houdt. In zijn latere werk kwam de nadruk veel meer te liggen op de invloed van grote bedrijven: zij beschikken over de middelen voor onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe producten in steeds duurder wordende tijden. De Nederlandse overheid probeert innovatie te stimuleren door het aanmoedigen van het vrije ondernemerschap, gerichte investeringen in topsectoren en het bouwen aan de infrastructuur van innovatie: onderwijs. De enorme groei van het aantal zzp’ers kan in dit licht worden gezien als een succes, maar het is zeer de vraag of juist zzp’ers enige relatie met innovatie hebben. Gerichte investeringen zijn veelal weinig rendabel. Het is erg lastig in te schatten welke sectoren in de nabije toekomst van groot belang zijn in de economische ontwikkelingen. Een voorbeeld met betrekking tot Nederland hierin is dat de plank volledig is misgeslagen in de windenergie-industrie. Deze sector wordt beheerst door Denemarken en Duitsland, ondanks het van oudsher grote belang van windenergie 1 2

in Nederland. Een ander anekdotisch voorbeeld is te vinden in de Back to the Future-films. Uit het midden van de jaren 80, waarin deel 2 zich deels heden ten dage afspeelt. Opvallend is het volledig ontbreken van mobiele telefoons. De stormachtige ontwikkeling van deze industrie was dus niet te voorspellen op het moment dat de eerste mobiele telefoons al ontwikkeld waren! Investering in onderwijs kan worden gezien als een ongerichte investering in innovaties en is daarmee waarschijnlijk een belangrijke drijfveer van innovaties. Hierbij speelt het universitaire onderwijs een cruciale rol omdat juist daar studenten moeten worden aangemoedigd om hun creativiteit te ontwikkelen en om buiten de gebaande paden te durven lopen. Het door de overheid aan universiteiten opgelegde rendementsdenken is hierbij een hinderpaal. Het afrekenen op hoge onderwijsrendementen resulteert in prachtige sprongen door voorgehouden hoepels, maar ook in besluitloosheid als er geen hoepel wordt voorgehouden en studenten dus zelf een oplossing moeten bedenken.

Hans van Ophem

Schumpeter was verre van een econometrist, maar in de periode 1940-1941 wel de voorzitter van de Econometric Society. Schumpeter en tijdgenoot John Maynard Keynes waren dus geen wetenschappelijke geloofsgenoten.

6


Beroependagen 2015 DOOR:

De Beroependagen 2015 vonden plaats op 29 en 30 september. Meer dan zevenhonderd inschrijvingenen en 33 bedrijven in meer dan tien zalen van het hotel ‘The Grand’. Bij het organiseren van een uniek project op een unieke historische locatie in Amsterdam komt heel wat kijken, waaronder tien commissieleden die een jaar lang hard werken en hun uiterste best doen om het evenement wederom tot een succes te brengen. Het was een jaar waarin veel moest worden overlegd, geregeld, onderhandeld en uitgevoerd. Een jaar dat niet alleen erg leerzaam was, maar vooral innoverend. Voorbereiding

halve werk. Zo blijkt ook als al om kwart over 8 de eerste bedrijven binnen komen lopen voor het voorbereiden van de individuele gesprekken. Nog snel een laatste check of echt alle zalen in orde zijn waarna even voor 9 uur de eerste studenten binnenstromen, klaar voor de individuele gesprekken met bedrijven zoals Aegon, Boer & Croon, Heineken en SNS. Daarnaast stonden er nog presentaties van Shell, Capgemini en het CBS op het ochtendprogramma, samen met verschillende workshops van onder andere Newcraft, Triple A Risk Finance en PwC. De ochtend verliep goed, het was druk en gezellig. Zo druk dat er een rij ontstond van ambitieuze studenten bij het uitreiken van de naambadges. Na een kleine aanpassing van de opstelling van de verschillende balies in de algemene zaal kon de rij efficiënt en snel weggewerkt worden. Gelukkig, de ochtend verliep gesmeerd, tijd om te lunchen! In de Admiralty zaal werd door The Grand een heerlijke algemene lunch geserveerd bestaande uit onder andere luxe broodjes, carpaccio en overheerlijke

December 2014, de commissie is compleet en wij kunnen nu officieel van start met de organisatie van de Beroependagen 2015. De eerste vergadering is gepland en de commissieleden staan te popelen om te beginnen. Wat gaan we dit jaar doen? Wellicht een nieuwe locatie? Het evenement naar een internationaal niveau tillen? Een andere naam? Allemaal vragen die tijdens de verschillende besprekingen naar voren kwamen en waar goed over nagedacht moest worden. Na meer dan veertig vergaderingen, tienduizend flyers en honderd posters stonden wij dan als commissie zijnde, samen met de besturen van de VSAE en FSA, op maandag 28 september de laatste voorbereidingen te treffen in het luxueuze Hotel Sofitel The Grand. Een kleine greep uit het assortiment van de werkzaamheden voor die dag: tientallen zalen controleren, 600 goodiebags vullen met meer dan tien artikelen en 700 naambordjes sorteren op alfabet. Kortom, het was een innoverende dag kunnen wij wel zeggen. Door het efficiënte werken van de commissie- en bestuursleden stonden wij een kleine drie uur later weer buiten en waren alle voorbereidingen voltooid. Klaar voor de twee grote dagen die ons te wachten staan, klaar voor de Beroependagen 2015.

De Beroependagen 2015 - Dag I De eerste dag van de Beroependagen begon voor de commissie- en bestuursleden al erg vroeg. Om 7 uur ’s ochtends stonden wij met zijn allen in ‘The Grand Boardroom’ van het hotel The Grand. Na een gezamenlijk ontbijt was het tijd om de eerste dag tot in de details door te spreken aan de hand van het draaiboek, een goede voorbereiding is natuurlijk het

7

EVENEMENTSVERSLAG

MITCHELL WANSINK


EVENEMENTSVERSLAG

wraps. Wederom zijn wij als commissie zijnde blij met de keuze voor Hotel The Grand als locatie voor de Beroependagen 2015. Niet alleen heeft het hotel een luxueuze uitstraling, de service die geleverd wordt door de medewerkers is van zeer hoog niveau. Naast de algemene lunch was het ook mogelijk voor een selecte groep ambitieuze studenten om te lunchen met bedrijven zoals ING, Capgemini en MIcompany. Een gezellige setting waarbij zowel de studenten als bedrijven optimaal kennis met elkaar kunnen maken. Na de lunch was het tijd voor de middagsessie. Nieuw dit jaar op de Beroependagen was de mogelijkheid om een professionele profielfoto te laten maken voor op LinkedIn. Dit werd gedaan in samenwerking met YoungFinancials en de Fotoacademie. Naast het maken van een professionele profielfoto, konden studenten ook bij YoungFinancials hun CV of LinkedIn-profiel laten nakijken voor de laatste tips en tricks. Dit bleek een geslaagde formule en er werd dan ook gretig gebruik van gemaakt. Daarnaast werd er dit jaar ook voor het eerst een training gegeven door Careerstarter. Bij deze training werden de studenten optimaal voorbereid voor het maken van een assessment. Zes presentaties, vijf workshops en 25 individuele gesprekken verder zat de eerste dag van de Beroependagen 2015 er alweer bijna op. Om de dag goed af te sluiten was er een borrel in de algemene zaal van het hotel, welke erg gezellig en druk bezocht was. Nadat de commissie- en bestuursleden om 7 uur de laatste studenten hebben uitgezwaaid voor de diners met ABN AMRO, Accenture, PwC en Strategy& konden wij nog snel even de voorbereidingen treffen voor de tweede dag. Zijn de zalen weer in orde? Check! Goodiebags in orde? Check! Waterflesjes aangevuld? Oeps‌ daar hebben wij er toch nog net iets te weinig van. Dat wordt nog even snel wat waterflesjes bijhalen.

en zo gezegd is zo gedaan, de waterflesjes zijn weer in grote aantallen aanwezig. Nu alleen de studenten nog. De tweede dag werd afgetrapt door de individuele gesprekken van Friesland Campina, ING en EY. Al snel kwamen ook de studenten binnen voor de presentaties en workshops van onder andere Deloitte, De Nederlandsche Bank, Optiver en de Belastingdienst. Wederom een geslaagde ochtend en alles verliep erg soepel. Ook de algemene lunch was weer zeer goed verzorgd en een klein aantal studenten had de mogelijkheid gekregen om deze lunch samen met Van Lanschot, Friesland Campina of ING te nuttigen. Het middagprogramma was dit keer erg druk, maar liefst 6 workshops tegelijk samen met 3 presentaties, 15 gesprekken en een training. De workshops waren dit jaar zo in trek, dat wij hebben besloten om een zaal extra te laten ombouwen om aan de vraag te kunnen voldoen. Ook de tweede dag werd afgesloten met een gezellige borrel. Dit betekende dan ook bijna het einde van de Beroependagen 2015. De laatste studenten gingen om 7 uur nog dineren met KPMG, Sprenkels & Verschuren, Towers Watson en Zanders, maar voor de commissie zat het avontuur er nog niet op. Het laatste en natuurlijk het leukste klusje van de dag was het opruimen. De overgebleven spullen moesten weer terug worden gebracht naar de thuisbasis van de verenigingen, maar hoe? De oplossing was dichterbij dan dat wij dachten. In een Car2Go (lees: een kleine elektrische Smart) past namelijk meer dan dat je denkt. Na twee uur waren alle spullen opgeruimd en het hotel weer aan kant. De Beroependagen 2015 zaten er dan nu toch echt op. De dag werd afgesloten door een gezamenlijk diner met de commissie- en bestuursleden, terugkijkend op een succesvol evenement. Een evenement waar de commissie een jaar lang hard aan gewerkt heeft, een evenement waar wij met zijn allen trots op mogen zijn.

Beroependagen 2015 – Dag 2 De tweede dag van de Beroependagen was aangebroken

8


International Study Project Singapore Op 2 november was het zo ver. Er stond een groep van 25 VSAE’ers op Schiphol, klaar om een week lang Singapore onveilig te maken.Voor zover Singapore onveilig te maken is...

DOOR: ISP COMMISSIE

Toen we op Schiphol stonden, konden we ons hier nog niet zoveel bij voorstellen. We waren vooral bang dat we bij aankomst in Singapore opgepakt zouden worden omdat we kauwgom, te veel sigaretten of te veel alcohol bij ons hadden. Gelukkig had 20 uur reizen voor een afgematte en zeker niet gevaarlijke uitstraling gezorgd en konden we zonder problemen de bus instappen richting het hostel. Hier aangekomen werden we meteen geconfronteerd met de Aziatische cultuur. Van een schreeuwende receptioniste kregen we de boodschap dat onze schoenen uit moesten. Dit resulteerde in een week lang klungelen met het aan- en uittrekken van ons schoeisel voor de deur van het hostel.

EVENEMENTSVERSLAG

Deze stad staat namelijk bekend om regeltjes waar hoge boetes aan verbonden zijn. Zo mag je op veel plekken niet roken, gooit iedereen zijn afval in de vuilnisbak, is kauwgom bij de wet verboden en wordt door rood lopen als een doodzonde gezien. In plaats van een tunnel vol graffiti is het onder de brug verlicht en hangen er afbeeldingen van de stad met een bordje: “Heb je iets aan te merken? Bel dan met de gemeentelijke schoonmaakdienst: 0…”. Je zou dan ook verwachten dat er op iedere hoek van de straat een politieauto staat, maar we hebben er welgeteld één voorbij zien rijden. Sportauto’s zijn daarentegen oververtegenwoordigd in het straatbeeld. En dat is ook niet zo gek, want de enige grondstof die Singapore bezit is geld. Veel geld. Shoppen is dan ook de nationale volkssport die uitgeoefend wordt in Orchard Street, een 2.5 kilometer lange winkelstraat met de duurste warenhuizen en belachelijk grote winkelcentra.


EVENEMENTSVERSLAG

Ons huis voor een week lag in Chinatown, de plek waar je voor nog geen 5 Singapore dollar een typisch Aziatische avondmaal kan krijgen. Door de jetlag die de hele week zou aanhouden, hadden we genoeg energie om direct na aankomst Chinatown in te duiken voor zo’n maaltijd en een goed glas Tiger bier. De eerste avond eindigde op een brug bij Clarke Quay, met een aantal blikken bier en uitzicht op de Singapore River. Op deze eerste avond braken we meteen een regel: je mocht op deze brug geen bier drinken. Je mag überhaupt na half 11 geen alcohol meer drinken op straat (we hadden eigenlijk meteen twee regels geschonden). De overheid probeert haar burgers hier aan te houden door na dit tijdstip in supermarkten geen alcohol meer te verkopen. De woensdag begon rustig, we hoefden pas om 15:00 uur bij ABN AMRO te verschijnen wat er toe leidde dat we de tijd hadden om rustig bij het hostel te ontbijten (toast en cornflakes - elke ochtend weer...) en de stad alvast een beetje te verkennen. Eenmaal bij ABN aangekomen konden we genieten van het uitzicht vanaf de 30e verdieping en 4 uiteenlopende presentaties. Zo zijn we meer te weten gekomen over onder andere het gedrag van Aziatische investeerders, hoe ABN een sustainable bank probeert te zijn en hebben we een inkijkje gekregen in het leven van een Nederlandse Trainee bij ABN Singapore. Na deze intensieve sessie hadden we geen seconde de tijd om bij te komen: rennen moesten we om op tijd aan te komen bij Accenture. Nog nahijgend begonnen we met een interactieve introductie waarin we alles konden vragen aan de Nederlandse managing director. Aansluitend vertelden een aantal consultants over de projecten waar zij momenteel mee bezig waren en de problemen waar zij tegenop liepen. In deze presentaties kwamen veel econometrische modellen en schattingsmethoden terug. Dit was een echte eye-opener, we zien namelijk niet vaak de stof die wij leren op de studie terug in de praktijk! De namiddag bij Accenture werd samen met de consultants afgesloten met een borrel in een nabijgelegen café. Omdat we, natuurlijk, onuitputtelijk waren, zijn we op aanraden van een consultant gaan eten bij de Thai om de hoek en zijn de onsterfelijken van de groep de avond voort gaan zetten bij Ladies Night in de F Club (de hele avond gratis wodka voor de vrouwen) of met een onvergetelijk uitzicht op een rooftop. De volgende ochtend gingen de wekkers vroeg: we moesten om 8 uur in de bus zitten richting de Hollandse Club voor een sessie met KLM. De Hollandse Club was alles wat de naam doet vermoeden. Hier komen Nederlandse expatkinderen voor zwem- en tennisles, verkopen ze hagelslag en komt Sinterklaas langs. KLM is een van de sponsoren van deze Hollandse Club en ontving ons dan ook met plezier op deze idyllische locatie. Nadat we meer geleerd hadden over wat wij als econometrist voor KLM en KLM Cargo kunnen doen, kregen we een heerlijke lunch aan het zwembad. Hierna hadden we een paar uur de tijd om uit te buiken voordat we vertrokken naar FactSet, een

10


Zaterdag, weekend. Ondanks dat we al veel door de stad hadden gereisd, hadden we nog niet genoeg tijd gehad om alle hoogtepunten echt goed in ons op te nemen. Hierom was het zaterdag tijd voor een echte stadstour met privé bus en Pricilla Ho als onze enthousiaste 60+ gids. Marina Bay Sands, Merlion, Chinatown, Botanic Gardens, Little India, alle hoogtepunten kwamen samen met inspirerende levenslessen van mevrouw Ho voorbij. Aan het eind van de tour werden we afgezet bij een lunchzaak in Little India om de rest van de dag naar eigen voorkeur in te richten. In de avond was het tijd om naar een échte club te gaan: club Kyo. Hier bracht de Duitse legende Matthias Meyer ons in een danstrance zoals we dat vroeger meemaakten in de Trouw.

Omdat taxi’s in Singapore extreem goedkoop zijn, de Asia Pacific Brewery (Tiger Beer/Heineken) op 1 uur en 45 minuten OV-afstand lag (1 km afstand van Maleisië) en we toch wel een beetje brak waren van de avond ervoor, hadden we besloten om vrijdag iets langer in ons bed te blijven liggen en met taxi’s naar deze brouwerij af te reizen. Hier kregen we een erg enthousiaste rondleiding en een presentatie over de operations research vraagstukken waar Heineken in Azië mee te maken heeft. Deze middag werd in de Tiger Tavern met, wederom, een borrel afgesloten. Na een tergende terugreis (taxi’s waren nergens te bekennen, dus we moesten met het OV) was het tijd voor het VSAE etentje bij Yummy Viet, een gezellige Vietnamees op loopafstand van het hostel.

Maandag, de dag van de terugkeer. Maar, voordat we het vliegtuig in stapten hadden we nog een laatste bedrijfsbezoek bij Mindshare. Mindshare probeert door middel van big data de juiste media en middelen te selecteren om de doelstellingen van haar klanten te realiseren. Onder het genot van een kop koffie en veel fijne ontbijtzoetigheid kregen wij inzicht in de technieken die zij hiervoor gebruiken en hebben we ons onder het motto “Creativity from Chaos: the diversity of Asia” verdiept in de Aziatische markt. Na de ochtend bij Mindshare hadden we nog een paar uur om Singapore gedag te zeggen voordat we in de taxi’s richting Changi International Airport stapten. Singapore, je was geweldig!

Zondag was een vrije dag waarop iedereen zelf kon kiezen wat hij of zij nog in Singapore wilde doen voordat we weer huiswaarts zouden keren. Strand, aquarium, winkelcentra, rooftops, Gardens by the Bay (enorme kassen met prachtige bomen, planten, bloemen en een waterval), kunstgaleries in oude legerbarrakken, het casino, de Arabische buurt; bij terugkomst in het hostel werden er massa’s verhalen uitgewisseld over een enerverende dag.

11

EVENEMENTSVERSLAG

multinational die financiële informatie en analytische software levert voor beleggingsprofessionals. Nadat verschillende werknemers over hun ervaringen met FactSet hadden verteld en wij inzicht in de door hun ontwikkelde financiële tool hadden verkregen, zijn we samen met de werknemers gaan borrelen. Deze borrel was niet zomaar een borrel, hij werd georganiseerd door de eigenaar van de enorme skyscraper waarin FactSet kantoor houdt. Dit resulteerde in een borrel die zelfs de VSAE borrels overstijgt: er was gratis bier en wijn, truffelpizza, burgers, saté, gefrituurde garnalen, muffins, en nog veel meer waar wij ons met liefde aan vergrepen. Helaas konden we hier niet voor altijd blijven, we moesten door naar Muddy’s Murphy, een Ierse Pub in Singapore voor de VSAE activiteit. We deden hier in 5 groepjes van 5 mee aan een pubquiz, die helaas door geen van ons is gewonnen. Dit verlies heeft ons niet verslagen, deze donderdag waren we wederom onuitputtelijk: we zijn direct naar club Canvas doorgegaan. Hier is het op donderdagavond Ladies Night: gratis entree en wodka mixjes voor de dames! Nadat er aardig wat wodka door ons bloed liep, is een klein groepje de bekendste rooftop van Singapore beklommen: Marina Bay Sands.


Commissie uitgelicht: Actuariaatcongres De Actuariaatcongrescommissie is zoals de naam al voorspelt de commissie die het jaarlijks terugkerende Actuariaatcongres organiseert dat op 9 maart plaatsvindt. Dit jaar is het thema: ‘Vermogen tot vernieuwing’. De commissie bestaat uit Wessel Schouten (voorzitter), Sven van Dam (coördinator), Laura Ruis, Robert Verschuren, Frank de Zwart, Eveline Duyster en Laura Menting. De Aenormcommissie heeft een aantal geniale vragen bedacht en heeft de antwoorden van de leden van de Actuariaatcongrescommissie op deze vragen weten te bemachtigen. Hieronder volgt het artikel.

DOOR: ARTHUR ZWARTSENBERG

COMMISSIE UITGELICHT

Hoe gaat het met de voorbereidingen?

Laura R: Goed. We zijn heel blij met de locatie, Pathé Tuschinski. Robert en ik zijn druk bezig met de acquisitie en vanmiddag ga ik een jurkje proberen te kopen met Eveline en Laura. Als ik op vorig jaar mag afgaan gaat dat nog lastig worden. Laura M: We vergaderen elke week en de taken zijn duidelijk verdeeld. Frank: De voorbereidingen gaan goed! Aan het begin moesten we even op gang komen, vooral omdat we van de zomer allemaal veel weg waren, maar we zijn er nu volop mee bezig. We hebben allemaal natuurlijk ook andere dingen zoals studie en werk, maar zitten nu goed achter de sprekers en sponsors aan. Het thema, de datum en locatie hebben we al rond.

Wordt deze editie spectaculairder dan vorig jaar?

Eveline: Natuurlijk, het liefst zouden wij de vorige jaren overtreffen! Robert: Absoluut, en ik heb maar drie woorden nodig om uit te leggen waarom: Tuschinski, vuurwerk en strippers. Frank: We hebben met Tuschinski een prachtige locatie en de ingang van Solvency II in januari maakt het congres in maart super actueel. Verder is het interessant voor zowel verzekeraars als voor de pensioenwereld, waardoor we meer mensen aanspreken en een diverser onderwerp hebben.

Hoe zijn jullie op het thema gekomen?

Eveline: In januari wordt Solvency II ingevoerd en het congres vindt in maart plaats, het lag dus voor de hand om hier wat over te vertellen. Wij hebben uiteindelijk gekozen om dieper op de invloed van Solvency II op productinnovatie in te gaan. Laura R: We weten dat de verzekeraars en ook de pensioenfondsen hun product moeten vernieuwen als zometeen Solvency II in gaat. De vraag is dus: wie heeft het vermogen tot vernieuwing?

12


Hoe verwerken jullie het thema in de uitvoering?

maar ook heel leerzaam! Laura M: We zijn echt een bij elkaar geraapt zootje, kenden elkaar allemaal niet goed en hebben nog nooit op deze manier met elkaar samengewerkt. Onder het genot van Wessels kookkunsten en een alcoholische versnapering kwamen we er achter dat dit zootje toch heel goed klikte!

Op welke manier gaan jullie innoveren?

Wat hoop je te leren door het organiseren van het Actuariaatcongres?

Eveline: Wij hopen ook zelf veel vernieuwingen in te brengen in het congres en het hopelijk nog specialer te maken dan de afgelopen jaren. Laura M: Ten opzichte van vorige jaren willen we het congres aantrekkelijker maken voor de studenten. We hopen dat wij jullie in grote getalen op 9 maart in Tuschinski zullen zien. Frank: We brengen een unieke groep samen die tot nieuwe inzichten zou kunnen komen.

Gaat het congres leiden tot veranderingen?

Robert: Na dit congres zullen de kansen die tot op heden niet geëxploiteerd zijn worden benut. Mogelijke vernieuwingen die niet gezien waren kunnen na het AC hun weg de wereld in vinden. Laura M: Het zal de pensioen- en verzekeringswereld meer ideeën geven over productinnovatie. Frank: Het gaat tot nieuwe inzichten komen die gebruikt kunnen worden in het bedrijfsleven.

Is het voor (niet-actuariaat) studenten leuk om langs te komen?

Eveline: Zeker, van het congres kan je veel leren en het geeft je meer inzicht in de wereld van actuariaat. Ook voor eerstejaars is het leuk, omdat velen nog geen idee hebben wat actuariaat precies inhoudt. Robert: Nu heb ik slechts twee woorden nodig: free lunch. (Vergeet de gratis borrel niet, red.) Frank: Ja dat is het zeker! Het gaat over veel meer dan alleen pensioenen of technische actuariële dingen.

Is er een leuk verhaaltje over jullie als commissie?

Eveline: De jurkjes voor de dames waren een drama om te vinden.We hebben uren met zijn drieën in de stad gelopen en toen we eindelijk een jurkje hadden, waren ze er niet in de goede maat en konden we ook niet bestellen. Uiteindelijk maar een jurkje online gekocht, nu hopen dat het goed zit! (Haha vrouwen..., red.) Laura M: Onze vergadering afgelopen vrijdag om 8 uur ‘s ochtends was wel heel bijzonder. Gelukkig had niemand een ochtendhumeur.

Waarom is de AC-commissie de op-de-Aenorm-na leukste commissie volgens jullie?

Eveline: Wij zijn de juiste mix tussen gezelligheid en professionaliteit. Het organiseren is voor ons heel leuk,

13

Robert: Om de grote lijnen van het congres zoals het thema en de sprekers goed te kunnen waarborgen zonder de vele kleine details uit het oog te verliezen. Laura R: Ik ben vooral benieuwd naar hoe het organiseren gaat op de dag zelf, zoiets heb ik nog nooit gedaan. Frank: Het hele proces van het organiseren van zo een congres. Van het bedenken van een thema tot de kleinste details.Verder ook het benaderen van bedrijven en het contact zo goed mogelijk onderhouden.

Als je over 50 jaar zal terugdenken aan jullie tijd in de AC-commissie, waar zal je dan aan denken?

Robert: De dag, 9 maart 2016, waarop al ons lange werk resulteerde in een onvergetelijke dag. Laura M: Ik hoop dat we dan terugdenken aan het geweldige congres dat we hebben neergezet in Tuschinski! Frank: Aan een geslaagd congres dat we samen tot stand hebben gebracht en waar we veel van hebben geleerd.

Nog laatste woorden voor de Aenormlezer?

Wessel: Kom! Eveline: Allemaal komen dit jaar! Robert: Zorg dat je er 9 maart bij bent! Laura R: Kom naar het congres! Laura M: Kom allen naar het Actuariaatcongres op 9 maart in Tuschinski! Voor studenten is het gratis en het zal voor zowel actuariaat- als econometriestudenten heel interessant zijn!

COMMISSIE UITGELICHT

Eveline: Wij zullen verschillende sprekers van gerelateerde bedrijven hebben zodat alle kanten van Solvency II op innovatie belicht kunnen worden. Frank: We gaan het vermogen tot vernieuwing oftewel de productinnovatie bespreken in zowel de pensioenals de verzekeringswereld.


Uitwisseling met University of Nebraska - Lincoln Lincoln - Nebraska, waar ligt dat? Dat is de eerste vraag die je krijgt wanneer ik vertel waar ik op exchange ben geweest afgelopen winter. Het ligt in centraal Amerika en heeft meer te bieden dan alleen maar graan! Daarom is de slogan van de mooiste staat van de Verenigde Staten ook: ‘Nebraska, the good life!’ .

DOOR: QUIRIJN OTTEN

EXCHANGEVERSLAG

Nebraska Nebraska ligt in het midden van deVerenigde Staten en heeft een landklimaat. Oftewel de winters zijn koud en de zomers zijn heet. Het heeft ongeveer 1.8 miljoen inwoners en een zodanig grote oppervakte dat Nederland er ruim vier keer in past. Nebraska bestaat uit eindeloze graanvelden met af en toe een uitgestrekte stad. Lincoln was de stad waar ik verbleef. Vooraf aan mijn vertrek naar Lincoln had ik besloten om op campus te gaan wonen. Ik had een verblijf gekozen waar geen internationale studenten zitten, zodat ik kennis kon maken met het Amerikaanse studentenleven. Mijn vooroordelen over Amerikanen (ze hebben geen kennis over de wereld) werden hier bevestigd. Zo kreeg ik vragen of we ook internet hebben in Nederland en opmerkingen dat ik naar de hel ga omdat ik niet in God geloof. Na een week vond ik een studentencomplex buiten campus met wat meer ruimdenkende studenten waar ik mijn Amerikaanse vrienden maakte. Hier ontmoette ik ook de vrienden waar ik mee naar Panama City Beach ben gegaan tijdens spring break.


In the States krijg je zoveel mogelijk vakantie tijdens je studie. Zo heb je 4 maanden zomervakantie, een maand wintervakantie en is er in februari... spring break! Tijdens spring break ga je een week feesten in Panama City Beach in Florida, ook wel “spring break capital of the world” genoemd. ’s Ochtends werd om 10 uur de “cirkel of life” van de Lion King gedraaid als startsein om te beginnen met drinken. Het komt er op neer dat je overdag de hele week bier staat te drinken, in de zon, met topless vrouwen en vreselijke hiphop muziek, die je na een tijd volledig mee kan rappen. Daarna verplaatst het feest zich ‘s avonds naar de clubs waar de muziek over gaat in bubbeling en waar jongens en meisjes staan te schuren, zoals je dat in de brugklas deed. Na een week feesten stap je weer de auto in om 20 uur terug te rijden naar Lincoln. Terug in Nebraska realiseerde ik me dat spring break eigenlijk je examenreis naar Chersonissos 2.0 is.

Colleges Amateur sportclubs bestaan niet in de Verenigde Staten. Je sport alleen op je school, universiteit of als professional. Zo is het football team van de universiteit van Nebraska Lincoln, de Huskers genaamd, extreem populair onder de gehele stad en worden de competitie wedstrijden door iedereen bekeken. Een wedstrijddag van the Huskers, ook wel “Game Day”, begint om 10 uur ‘s ochtends met “tailgating”. Dit is het feesten rond trucks met veel muziek en bier. Vervolgens ga je naar het stadion om de football wedstrijd te bekijken. Een football wedstrijd kan zo 4 uur duren omdat het vaak stil ligt. Waarom de Amerikanen het dan ook zo geweldig vinden snap ik nog steeds niet. Maar dat de stad tijdens Game Day helemaal op zijn kop staat vind ik wel geweldig. Dat college football belangrijk is in de Verenigde Staten zie je ook terug in de grootte van het

15

EXCHANGEVERSLAG

Spring break


EXCHANGEVERSLAG

stadion. In het stadion van de Huskers, the Memorial Stadium, passen dan ook 85.000 mensen. Het is dan ook indrukwekkend dat dit amateurteam een stadion heeft dat anderhalf keer groter is dan de Arena.

The Nebraska Culture Naast American football is er iets anders heel groots in de Verenigde Staten, namelijk: GUNS! Iedereen heeft een wapen en is daar ook heel trots op. Zodra je een Amerikaan vraagt welk wapen hij heeft, komt hij met tientallen foto’s van zijn geweren. Daarnaast zijn ze van mening dat meer wapens de wereld veiliger maakt. Er is zelfs een restaurant in de stad waar je 10% korting krijgt op vertoon van je pistool. Dit doen ze met de achterliggende gedachte dat het dan veiliger is. Als Europeaan, die nog nooit een wapen had vastgehouden, moest ik er uiteindelijk ook maar aan geloven. Op één dag heb ik alles geschoten wat je kunt bedenken: “shotguns”, “pistols” en “rifels”. Na 5 uur schieten, moest ik uiteindelijk toegeven dat schieten toch wel mooi is.

is daar te vinden. Aangezien het in maart nog wel eens kan sneeuwen in New York, hebben we helaas niet alles kunnen zien. Waar je natuurlijk niet omheen kan is Times Square; zowel dag als nacht is hier leven. Ook is New York bekend om haar Broadway shows. Zo hebben we de show Aladdin gezien. Leuke plekken om te eten mist New York ook niet, zo is hier en daar een rooftop bar waar je prachtig uitzicht hebt over de hele stad en kan je daarna het nachtleven in. Ook musea, zoals MOMA en andere toeristische trekpleisters mag je natuurlijk niet missen! Al met al was mijn exchange een ervaring die ik niet had willen missen, want zoals ik al eerder zei: “Nebraska, the good life”.

New York Tijdens mijn verjaardag ben ik een weekje naar New York City gegaan om hier af te spreken met mijn vriendinnetje Emilie. Het is een fantastische stad, die een enorme indruk achterlaat. Alles wat je zou willen

16


Bedrijfsinterview Capgemini Capgemini was op de afgelopen Beroepenagen aanwezig en heeft toen al laten zien dat het veel mogelijkheden biedt voor de econometrist. Morena en Marit zijn bij ze langs geweest voor een interview met Rutger Katz en Peter Paul Tonen om meer te weten te komen over de ‘Applied Innovation Exchange’.

Rutger: Ik zit nu 2.5 jaar bij Capgemini, sinds april zit ik bij de Applied Innovation Exchange. Dat is het internationale initiatief waar innovatie onder valt bij Capgemini. Mijn rol hier is die van innovatie architect. Ik houd me vooral bezig met de nieuwe technologieën en begeleid hierin ook studenten. Daarnaast heb ik veel contact met andere start-ups, zij leveren technologie aan en ik kijk dan hoe we daarmee samen kunnen werken. Dingen die wij het meest doen is met klanten praten over innovatie. Daarvoor bereiden we sessies voor. We doen hier geen Research and Development, we bouwen geen robots. Het toepassen van een robot binnen een organisatie doen wij als Capgemini. Peter Paul: Ik heb dit lab opgezet en werk al 32 jaar bij Capgemini. Ik heb al vele klussen gedaan bij Capgemini en dit is mijn laatste. Ik ben eigenlijk de baas van het lab. We zijn begonnen als innovatielab, maar we zijn een internationaal bedrijf en innovatie is dan ook internationaal op de agenda gezet bij Capgemini. Dat is nu ‘Applied Innovation Exchange’ genoemd. Het gaat om applied innovation, daarom is dit ook een betere naam dan ‘innovatielab’. Het is wat abstracter dan een echt lab. We hebben veel sectoren waar we in zitten, maar innovatie speelt overal een rol. De mensen die dit netwerk vormen zijn met vijftien tot twintig man. Het is een netwerk dat gemeenschappelijk probeert om innovatie werkelijkheid te maken.

Wat doet Capgemini? Wij zijn een IT adviesbedrijf. Wij maken geen IT, we bouwen geen hardware, maar we implementeren software van bijvoorbeeld IBM. Over het algemeen maken we specifiek software voor klanten en adviseren we onze klanten.We maken dus custom build software, niet een pakket. We zijn een Europees bedrijf. In Amerika zijn we relatief klein. Onze groeigebieden zijn

in Zuid-Amerika, daar groeien we hard. IT productie gebeurt in India.

Aan wat voor bedrijven bieden jullie zoal consultancy? We zijn IT marktleider in Nederland. Grote bedrijven doen het met grote bedrijven. Elk bedrijf dat je ziet als je de krant open slaat, daar werken we voor. Voorbeelden zijn Schiphol, KLM, NS, ABN AMRO, ING, Jeugdzorg en het Ministerie van Onderwijs. IT is een heel belangrijke component tegenwoordig en bij alle actuele dingen die zoal in de krant staan zijn wij dan ook meestal betrokken.

Wat maakt Capgemini een interessante werkgever voor de econometrist? Capgemini is een heel interessante werkgever voor de econometrist. Data Scientist is officieel het meest sexy beroep. Dit is ook iets wat je in de toekomst veel meer zal zien. Beschikbaarheid over data neemt enorm toe. Dat gaat heel snel en er gaat heel veel vraag komen naar mensen die goed met data kunnen omgaan, die data kunnen analyseren en interpreteren. Dat betekent dat jij je klanten veel gerichter kan bedienen. Een voorbeeld is de Connected Car. Er zitten heel veel sensoren in een auto. Tesla heeft sensoren in het remsysteem en dit meet 100 keer per seconde of de auto slipt. Dan moet er bijgestuurd worden en dat gebeurt dan automatisch. Dit soort automatisering gebeurt steeds vaker, maar om die analyse te kunnen maken heb je econometristen nodig. We hebben ook stageplekken voor econometriestudenten.

Capgemini is een groot bedrijf. Hoe proberen jullie zo goed mogelijk persoonlijk op het bedrijf aangepast een bedrijf te helpen? En hoe zie je dat terug in de klanttevredenheid? Kleine bedrijven kunnen ons niet betalen. We zijn

17

BEDRIJFSINTERVIEW

Kunt u uzelf even voorstellen?


gespecialiseerd in grote bedrijven. We zijn ook maar gewoon mensen. Je moet beseffen dat we wel een groot bedrijf zijn, maar uiteindelijk zijn wij als personen het bedrijf. De diensten die wij doen zijn mens gedreven, dus als ik advies geef dan geef ik advies aan jou. Ik ben niet onpersoonlijk, ik ben geen tweehonderdduizend man. We helpen wel start-ups, door ze te promoten bij onze klanten als de oplossing van deze start-up volgens ons goed bij een bepaalde klant past.

Wanneer is iets volgens u innovatief en niet gewoon iets nieuws? Iets innovatiefs is het als er ook een risico aan gebonden is. Het is innovatie als je niet zeker weet of het wel echt gaat landen, als je een onbekend pad op gaat. Innovatie is als je iets oppakt waarvan het resultaat onbekend is. Bijvoorbeeld iets onbekends doen bij onbekende klanten. Voor sommige klanten is iets heel innovatief wat voor ons niet meer nieuw is. Die definitie is heel erg afhankelijk van degene die ermee bezig is. In Kenia is betalen met je mobiel bijvoorbeeld heel normaal. Hier in Nederland niet. Dat is voor ons heel innovatief en voor hen heel normaal.

BEDRIJFSINTERVIEW

Hoe zorgen jullie er bij Capgemini voor dat jullie blijven innoveren? Wordt daar jaarlijks een budget voor opgesteld? Stel er komt een klant langs die zegt: ‘Ik wil innoveren op het gebied van technologie.’ Ze willen advies hebben over waar te beginnen met de inrichting van processen. Dan moet je de juiste mensen en infrastructuur hebben zodat die mensen kunnen werken aan een proces waarmee je gaat innoveren. Wij zitten dus meer in een adviesrol en kunnen bijvoorbeeld mensen leveren. We kunnen samen met die klant het innovatieproces op gang brengen. Je moet er een stukje governance neerzetten. Als je het te klein neerzet dan heb je dat

één keer gedaan en dan is het weg. Mensen worden weer ergens anders neergezet. Zeker bij grote bedrijven geldt dat wanneer iets niet winstgevend is het al snel weggesneden kan worden, daarom moet je er ruimte voor creëren. Laten zien dat het ook wel eens fout kan gaan en dat je daarvan kan leren en dan weet je dat het bij een volgende innovatie beter kan gaan. Bij dit soort dingen kunnen we allemaal adviseren en begeleiden. We hebben niet zoiets van: 10% van het budget gaat op aan innovatie. Waar we in geïnvesteerd hebben is het netwerk. Daar waar nodig maken we voor klanten voorbeelden en demo’s. Dit komt niet uit een vast budget.

Zijn jonge mensen innovatiever dan oudere mensen? Selecteren jullie hier op bij sollicitaties en hoe? Je hebt creatieve mensen en je hebt minder creatieve mensen. Die heb je van alle leeftijden, ik vind het dus meer persoonlijkheidsgebonden dan leeftijdsgebonden. Dat zie ik ook terug in de organisatie. Je hebt creatieve mensen en minder creatieve mensen en die heb je in alle leeftijden. Dat is echt persoonlijkheid. Jonge mensen kijken alleen maar op hun mobieltje en dat vind ik ook niet innovatief. Als je jong bent dan ben je wel scherper. Je hebt een mening en die mening is heel sterk. Ouderen zijn heel cynisch. Je ziet als je jong bent misschien wel meer mogelijkheden en je denkt dat alles kan. Als je ouder bent ben je voorzichtiger, maar dat betekent niet dat je de ideeën niet hebt. Je hebt veel start-ups van jonge mensen, maar daarvan is slechts 0.06 procent succesvol. Succesvolle start-ups zijn start-ups die uitgroeien tot een volwassen bedrijf. Innovatie betekent ook het juiste idee hebben op het juiste moment. Airbnb kwam bijvoorbeeld op het juiste moment. Het gaat om timing. Het ligt niet alleen aan creativiteit.

18


Header-solution the way we do it

Sander

Herkend

Ge誰nspireerd Gewaardeerd

Gemotiveerd

?

Uitgedaagd worden

www.werkenbijcapgemini.nl facebook.com/werkenbijcapgemini linkedin.com/company/capgemini/careers @Capgemini_banen


De toekomst van Econometrie ligt in FinTech DOOR:

ARTIKEL

Digitalisering neemt een grote vlucht nu technologieën in communicatie, big data, Internet of Things en Artificial Inteligence steeds meer mogelijk maken. Dat zij uiteindelijk alle industrieën raken, maar start nu bij de financiële industrie. Ondernemers en het durfkapitaal zien hier, in FinTech, de grootste kans op disruptie, het omverwerpen van de gevestigde orde, en daarmee geld verdienen. De impact hiervan op de economie en daarmee ook op het vak econometrie, is enorm. Alles wordt (of is) data gedreven, waarbij meteen de vraag opkomt: zijn mensen de beste processoren daarvan? Is econometrie niet bij uitstek een vak voor computers? Eerst een kijkje in de keuken van FinTech. FinTech was, als samentrekking van Financial en Technology, al jaren een term die voor IT leveranciers van de financiële industrie werden gebruikt. Noem IBM, Infosys etc. Grote bedrijven, die leverden kolossale software systemen aan grote banken, verzekeraars en asset managers. De afgelopen jaren is dit begrip echter op een nieuwe groep bedrijven gaan slaan: de nieuwe FinTech. Dit betreft relatief kleine, jonge bedrijven, veelal start-ups, die met een scherpe focus op een deelgebied van finance digitale diensten leveren aan de financiële industrie, of zelfstandig met een financiële dienst naar de eindgebruiker. Met name de toenemende ontslagen in de financiële sector, mede door de crisis, hebben ervoor gezorgd dat er veel relatief jonge mensen met ervaring in de sector op straat stonden, terwijl technologische voortuitgang het inmiddels mogelijk maakte dat ze zelfstandig konden concurreren met hun eerdere baan. Of hun eigen visie op financiële dienstverlening tot uitvoer brengen. De eerste groep betreft veelal deeloplossingen voor bestaande processen, zoals digitale services voor compliance, risk, processen binnen de instellingen, apps, klant acceptatie enzovoorts. Financiële instellingen kunnen nog niet gemakkelijk met deze orde van grootte bedrijven samenwerken, maar er is wel al steeds grotere interesse in de nieuwe oplossingen van deze FinTech bedrijven. De tweede groep FinTech bedrijven is een directe concurrent van bestaande financiële aanbieders. Denk hierbij aan crowdfunding, payment service providers, money transfer service. Het

DON GINSEL

speelveld is hier nog beperkt, omdat enerzijds wet- en regelgeving toetredingsbarrieres opwerpt voor nieuwe aanbieders van financiële producten. Anderzijds missen nieuwkomers de schaal om direct een groot publiek aan te spreken. Dat laatste is ook meteen de reden dat ook deze FinTech partijen steeds vaker met bestaande financiële instellingen samenwerken. Daarnaast staan nog de echte vernieuwers op, een groep ondernemers die kansen ziet het hele financiële stelsel te veranderen. Deze ondernemers komen met nieuwe oplossingen om de behoefte aan financiële dienstverlening in te vullen. Denk hierbij aan bitcoin als alternatief voor fiat geld en enkele concepten uit de “sharing economy”, die anders omgaan met vertrouwen en identiteit in transacties en daarom ook leiden tot ander soort financiële verhoudingen. Immers, een financiële transactie markeert meestal het einde van een relatie waarbij partijen over en weer vorderingen hebben, en aanhouden in vertrouwen. In het algemeen zien we dat Fintech partijen de markt met een andere blik beschouwen, dan traditionele financiële dienstverleners. De cultuur binnen fintech’s is er veelal op gericht om zaken anders aan te pakken en de beleving van de klant (User Experience) voorop te stellen. Deze manier van werken en denken, die enkele jaren geleden vanuit Silicon Valley zich over de wereld verspreidde, heeft grote impact op hoe dicht de gewenste oplossingen bij de beleving van de klant kunnen komen, door op de juiste wijze te experimenteren en testen.

20


21

UITGELICHT Don Ginsel is oprichter en CEO van Holland FinTech, een open leden-platform voor financiële innovatie, en brengt kennis van wereldwijde FinTech ontwikkelingen en een groot internationaal netwerk bijeen.

ARTIKEL

Iets wat bij grote financiële instellingen moeilijk in te bedden is in de bedrijfsvoering. Door de voortgang van de technologie kunnen financiële diensten en producten nu veel klantgerichter en efficiënter worden ingericht. Met name start-ups zijn bij uitstek in staat hier de laatste trends te volgen: de leeftijd van het bedrijf (en daarmee de leeftijd van de gebruikte basistechnologie) is vaak omgekeerd evenredig met de efficiency – denk aan de wet van Moore – waardoor de voorsprong van nieuwkomers steeds groter wordt. Want als de infrastructuur en de organisatie (inclusief CAO) zijn ingericht op een oud model, is het zeer lastig om de zelfde efficiëntie te behalen als nieuwkomers, die steeds minder personeel nodig hebben per toegevoegde waarde. Het belang van FinTech zit hem naast de mooie klantgerichte oplossingen en cultuur in het feit dat ze concurreren met de bestaande spelers. De concurrentie van FinTech bedrijven, die serieus wordt genomen sinds ze in 2014 opeens 15% van de wereldwijde venture capital investeringen wisten aan te trekken – drie maal zoveel als het jaar ervoor, lijkt grote veranderingen te kunnen brengen. Een gezond concurrentie speelveld, waarbij klantgerichte oplossingen cenraal staan, zullen snel kunnen leiden tot betere (transparantere, goedkopere, toegankelijke) financiële diensten, voor consumenten, bedrijven en overheid. We moeten ons vooral goed beseffen dat we vanuit een tijdperk van automatisering overgaan naar een tijdperk van digitalisering. Het verschil zit hem in de rol van technologie in de waardeketen. Voorheen werden alle menselijke actoren in de waardeketen van (digital) tools voorzien, om hun werk efficiënter in te richten. Dat noemen we automatisering. Met de toegenomen computing power, zien we dat de toegevoegde waarde van mensen in de waardeketen steeds kleiner, tot negatief wordt. Zeker in datagedreven werkzaamheden. Dat noemen we digitalisering en komt erop neer dat we niet medewerker tot medewerker automatiseren, maar dat we klanten zelf digitale tools geven om in hun eigen behoefte te voorzien. Ook op de econometrie, bij uitstek een datagedreven vak, zullen we zien dat algoritmes een steeds grotere rol gaan spelen in de werkzaamheden, en dat data processing meer en meer door computers zal worden gedaan. Daarmee zullen de werkzaamheden wellicht veranderen van het doen van analyses, naar het schrijven van algorithmes die analyses doen. Daarnaast zijn jullie vaardigheden steeds breder inzetbaar, omdat het omgaan met data voor alle sectoren en beroepen aan belang wint. Dat lijkt me in elk geval de moeite waard om mee te nemen, zeker als je nog aan het studeren bent. Veel succes met jullie studie en oriëntatie op de nu sterk veranderde arbeidsmarkt. In FinTech staan ze in elk geval te springen op mensen zoals jullie!


Don’t just come to work. Come to change. McKinsey Business Course Alpine University 28 feb t/m 04 mrt 2016 Kitzbühel, Oostenrijk

Geen flyers? Ga naar mckinsey.nl/events Meld je aan vóór 3 januari 2016. Voor meer info kun je contact opnemen met Jet Schoonderbeek: 020 - 558 5386 of jet_schoonderbeek@mckinsey.com


Bedrijfsinterview McKinsey Marlou en Mark zijn bij McKinsey langsgeweest voor een interview met oud-VSAE’er Jakob Blank. Jakob werkt als fellow bij McKinsey & Company en was onderdeel van het UvA-team van de Econometric Game 2014, waarbij de UvA een derde plaats wist te veroveren.

Kun je jezelf allereerst kort voorstellen? Mijn naam is Jakob Blank, ik ben vorig jaar september bij McKinsey begonnen als fellow; de startende consultant functie binnen McKinsey. Ik heb na mijn Bachelor eerst een bestuursjaar gedaan bij Integrand, waarna ik nog vier maanden vrij had vóór mijn master. Hier paste een stage perfect in, dus besloot ik stage te lopen bij McKinsey.

Ik denk dat de match voornamelijk zit in de manier van denken, in het structureren van vraagstukken, het analytisch nadenken. Het zijn vaak heel complexe problemen die je moet oplossen. Wij worden ingehuurd voor problemen waar de cliënt zelf niet uit komt of waar hij extra hulp bij nodig heeft. Gezamenlijk tot een oplossing komen herken ik heel erg uit de studie: met een groepje studenten urenlang problemen oplossen. Dat is de ene kant van de link: de manier van denken en het analytische. Het tweede is dat veel beslissingen tegenwoordig gemaakt worden met behulp van data analyses. Niet bang zijn voor getallen en snel kunnen rekenen helpt dan ook wel.

Werk je veel met quants? We hebben niet alleen maar kwantitatieve mensen, maar het zwaartepunt ligt daar wel vanwege het analytische denken. In mijn startgroep zitten mensen die geneeskunde hebben gestudeerd, rechten, conservatorium, kunstgeschiedenis, noem maar op. Alles loopt hier wel rond en dat maakt het werk ook zo leuk. Je merkt dat we elkaar versterken.

Het is heel eigen aan Strategy Consultants dat ze vanuit diverse achtergronden komen. Wat is de gemeenschappelijke deler tussen al die consultants? Wat ik heel erg herken in mijn collega’s en waarom ik het ook zo fijn vind om met ze samen te werken is een soort drive om iets te verbeteren, om hard te werken, om verder te ontwikkelen en dingen verder te brengen. De energie of de passie daarvoor is iets wat je in iedereen herkent. Dat is niet alleen in Nederland zo, maar over de hele wereld. Daarnaast is er altijd een soort bereidheid om te helpen. Collega’s met wie ik heb samengewerkt

23

BEDRIJFSINTERVIEW

Het ‘business’-aspect was een belangrijke keuze waarom je econometrie verkoos boven wiskunde, maar het blijven natuurlijk beide extreem kwantitatieve studies. Nu zit je in het epicentrum van het business vraagstuk. Hoe is de match met het quant-denken?


tijdens vorige projecten, met wie ik nu geen directe relatie meer heb qua werk, bel ik elke paar weken nog wel eens om wat assistentie te vragen of voor coaching. De telefoon wordt altijd opgenomen en er heerst een sfeer waarin mensen elkaar altijd helpen om verder te ontwikkelen.

Merk je dat er veel geïnnoveerd wordt binnen projecten van McKinsey? Wat ik heel erg heb ervaren is dat cliënten juist op zoek zijn naar innovatie en dat wij dat heel vaak brengen. Wat soms heel innoverend kan zijn is om met een oplossing te komen die al werkt in andere sectoren of industrieën. Het is super leuk als zoiets uiteindelijk echt blijkt te werken voor hun bedrijfsmodel. Ons idee is altijd om onze adviezen aan te passen aan de behoefte van de klant. Het is niet zo dat de klant al precies weet waar ze naartoe willen en wij worden ingehuurd om het uit te voeren. Dat is ook één van onze waarden: de onafhankelijke consultant. Soms heeft de cliënt van tevoren al een duidelijk beeld, maar wij zullen altijd onafhankelijk bekijken waar wij denken dat we de cliënt het beste mee kunnen helpen. We zullen er altijd voor zorgen dat er het beste uit komt. En daar horen heel vaak innovatieve ideeën en zaken bij.

BEDRIJFSINTERVIEW

Hoe verhoudt McKinsey zich in jouw optiek tegenover competitors, zoals BCG, Bain & Company of Strategy&?

vind het zelf perfect houdbaar. Voor mij is het heel belangrijk dat ik in de weekenden gewoon niet werk. Ik heb dit ook nog nooit gedaan, geen seconde. Ik heb een werktelefoon en die gaat in het weekend de kast in. Mijn laptop raak ik niet aan. Het weekend is gewoon voor mij en dat wordt volledig gerespecteerd. Hetzelfde geldt voor mijn vrijdagen. Ik vind het heel belangrijk om vrijdag hier op kantoor te zijn om met collega’s te werken en dit soort interviews te kunnen doen. Ik kan hier nu wel een uur voor vrijmaken en dat vind ik ook gewoon heel erg leuk om te doen.

Wilde je altijd al bij McKinsey of een Strategy Consultancy werken? Ik heb naast mijn studie bij een start-up gewerkt, bij Guidion. Ik ben daar vanaf het begin bij betrokken geweest. Eén van de oprichters heeft bij McKinsey gewerkt, een andere oprichter heeft bij OC&C gewerkt en een ander bij een Amerikaans Strategy Consultancy bedrijf. Daarvoor had ik er nog nooit van gehoord, behalve weleens in de krant of in een artikel. Zij hebben me er van overtuigd om in ieder geval te gaan kijken bij Strategy Consultants. Ik vond die mensen bij Guidion met name super inspirerend en het bedrijf is ook een heel groot succes geweest.Voor mijn gevoel hadden ze blijkbaar wel iets nuttigs opgestoken hier.

Ik heb daar zelf natuurlijk ook rondgekeken. Wat voor mij het grootste verschil was is dat wij heel erg een “one firm” zijn. We zijn één bedrijf, niet alleen in Nederland, maar globaal. Kennisdeling is bij ons volledig globaal geregeld. Je kunt iedereen op de wereld op elk moment bellen als je hulp nodig hebt. Ik kan me herinneren dat ik op een gegeven moment met een vraagstuk zat; een cliënt had iets aan mij gevraagd en ik had daar echt nog nooit van gehoord. Dan typ je in ons systeem de termen in en rollen er zo vier of vijf personen uit, waar dan ook ter wereld, bijvoorbeeld in São Paolo of Shanghai. Je belt hun assistentes op of je 15 à 30 minuten van hun tijd kunt krijgen en dan heb je zo een belletje met een expert. Als het heel belangrijk is, kan je hem of haar zelfs laten invliegen om een workshop te komen geven.

Strategy Consultancy schrikt soms wel eens af, met name bijvoorbeeld de work-life balance. Hoe ervaar jij dat? In alle eerlijkheid is het geen 9 tot 5 baan. Dat komt onder andere door de hoeveelheid reistijd, maar daar heb je zelf ook inspraak in. Ik kies ervoor om in het buitenland te werken en ben daardoor maandag tot en met donderdag in het buitenland. Dan kan je je vrienden of vriendin bijvoorbeeld niet zien, maar zoals ik al zei kies ik daar bewust voor. Ik heb ook veel collega’s die alleen maar in Amsterdam werken omdat ze hier een gezin hebben. De uren die wij maken zijn lang niet zo extreem als bijvoorbeeld binnen Investment Banking. Ik

24


VSAE’ers over innovatie DOOR:

De leden van de VSAE zijn jong, slim, hebben een frisse blik en een sterke mening. Hét recept voor innovatie, zou je denken. We hebben onze leden dan ook gevraagd om hun kijk op innovatie te geven en daar is een aantal verrassende resultaten uit voortgekomen.

Minder verrassend was het resultaat op de vraag wie volgens de leden de meest milieubewuste VSAE’er is. Onze knuffelvegetariër Sanne Berendschot krijgt met een ruime meerderheid van de stemmen dit label opgeplakt. Joosje Goedhart volgde op de tweede plek (Joosje zit bij de Triodos Bank, je kent het wel).

VSAE ONDERZOEK

Ze verspillen je tijd en duiken tegenwoordig als meeeters overal in de stad op: fietscoaches. Mannen in rode jassen die je vertellen waar je die dag je fiets mag parkeren. Elke Amsterdammer is er inmiddels al minstens een keer slachtoffer van geworden, maar wij als UvA-studenten krijgen een dagelijkse portie te verwerken. Wij vroegen jullie wat jullie vinden van dit vernieuwende geneuzel. De meesten van jullie antwoordden met ‘een hel’. Mark Verhagen is uit de bus gekomen als VSAE’er met de meest innovatieve ideeën. Met de onlangs gelanceerde QC Learning Academy waar Mark onderdeel van uitmaakt kwam dit voor de redactie dan ook niet als een verrassing. Overigens is ook uit de resultaten gebleken dat de meerderheid van de leden regelmatig gebruik denkt te gaan maken van de cursussen die deze Learning Academy aanbiedt. Opvallend was wel dat David Morskieft op de tweede plek is beland. Hoe dit heeft kunnen gebeuren is niet duidelijk.

MORENA BASTIAANSEN & NIELS HEIJENK Hoe zit het eigenlijk met vernieuwing bij de VSAE? Innoveert de VSAE wel genoeg? De leden vinden de nieuwe website een goede stap, maar duidelijk werd wel dat het volgens de VSAE’ers beter kan wat betreft innovatie binnen de studievereniging. Meerdere mensen hebben laten blijken dat zij vinden dat de vereniging te weinig diversiteit kent en dat er meer verschillende typen mensen dingen voor het zeggen zouden moeten hebben. Een ander antwoord in dezelfde hoek was dat de vereniging te veel in oude gewoontes blijft hangen. Ook kwam iemand met het geweldige idee om voortaan Gin-tonics te schenken op de borrels. Opvallend en enigszins verontrustend was het antwoord ‘HOEZO KON IK DAVID NIET KIEZEN ALS MEEST MILIEUBEWUST????????!!!!’. Volgens vele econometriestudenten kan het vak Wiskunde 3 wel wat innovatie gebruiken. De simpele colleges zouden niet van academisch niveau zijn. Ook over de toetsing op de tentamens van macro-economie zijn onze innovatieve studentjes niet te spreken. Een ander opvallend antwoord op de vraag welk vak wel wat innovatie zou kunnen gebruiken was ‘David Fokking Morskieft’.

We hebben de econometriestudenten ook gevraagd hoe zij anno 2015 nou eigenlijk op de hoogte blijven van de ontwikkeling van innovaties. Dit resultaat was erg duidelijk. Maar liefst 75% van de studenten heeft als antwoord ‘internet en social media’ gegeven. Ook vroegen we welke docent het meest innoveert. Noud van Giersbergen eindigde op de tweede plek. Op de eerste plaats stond David Morskieft.

25


Puzzelpagina Every row, column and cluster, including the fragmented pink cluster, must contain the numbers 1 to 9.

PUZZEL AENORM 89

57023

8 6 5 9 7 4 1 2 3

3 1 6 4 8 7 9 5 2

4 5 7 2 1 3 8 6 9

5 7 3 6 9 2 4 8 1

2 8 4 1 3 9 5 7 6

6 2 9 5 4 1 7 3 8

1 4 2 7 6 8 3 9 5

7 9 8 3 5 6 2 1 4

Op deze pagina is een uitdagende puzzel te vinden. Oplossingen kunnen tot en met 11 januari 2016 worden ingeleverd. Dit kan in de VSAE kamer (E1.32), per mail via aenorm@vsae.nl onder vermelding van “Aenorm puzzel 89” of per post naar de VSAE t.a.v. Aenorm puzzel 89 Roetersstraat 11, 1018 WB Amsterdam, Nederland.

© Praxis Professional Services Pty Limited, Australia

9 3 1 8 2 5 6 4 7

Er zal onder de correct ingezonden oplossingen een bol.com-waardebon ter waarde van €10,worden verloot.

www.sudokion.com

2946767

2 7 3 1 6 5 8 9 4

Hiernaast staat de oplossing van de puzzel uit de vorige editie van de Aenorm. De winnaar van de vorige puzzel is Irene Doelman! Gefeliciteerd. Er ligt een bol.com-waardebon op je te wachten in de VSAE kamer. Kan je geen genoeg krijgen van sudoku’s of wil je alvast oefenen voor de volgende Aenorm editie? Neem een kijkje op sudokion.com

8 6 4 5 1 9 2 7 3

9 1 2 7 4 3 5 6 8

www.sudokion.com

26

5 4 6 8 3 1 9 2 7

4 3 8 9 5 6 7 1 2

1 8 9 2 7 4 6 3 5

3 5 7 4 9 2 1 8 6

6 2 1 3 8 7 4 5 9

7 9 5 6 2 8 3 4 1

© Praxis Professional Services Pty Limited, Australia

PUZZEL

OPLOSSING PUZZEL AENORM 88


SCHATTINGSVRAAG AENORM 89 Tijdens sollicitatiegesprekken kunnen schattingsvragen gesteld worden om de manier van denken te observeren. Probeer door logisch redeneren tot een antwoord te komen op de volgende vraag: Hoeveel elektrische scheerapparaten worden er voor mannen in Nederland per jaar verkocht?

BEREDENERING SCHATTINGSVRAAG AENORM 88

Beredenering: 1. Wat is de oppervlakte van Amsterdam? 2. Waar staan bomen? (publieke en private grond) 3a. Publieke grond: straten - Hoeveel % van de oppervlakte van Amsterdam is bestrating? Hoeveel bomen per m² bestrating? parken - Hoeveel % van de oppervlakte in Amsterdam is park? Hoeveel bomen per m² park? 3b. Private grond: hoeveel % van de oppervlakte van Amsterdam is tuin? Hoeveel bomen per m² tuin? 4. Denk eventueel na over voorvallen dat het aantal bomen in Amsterdam kan vergroten of verminderen; kappen van bomen, storm, aanplanten.

27

PUZZEL

Vraag: “Hoeveel bomen staan er in Amsterdam?”


Interview Dirk Jonker DOOR:

Dirk Jonker (34) heeft ooit actuariaat gestudeerd en was actief lid bij de VSAE waar hij onder andere de studiereis naar Peking organiseerde. Na werkstudentschappen bij Aon en Deloitte is hij bij Towers Watson aan de slag gegaan, waarvoor hij op een gegeven moment naar Amerika verhuisde. Uiteindelijk richtte hij Focus Orange op, een leidend adviesbureau op het gebied van Human Resources (HR).

INTERVIEW

Hoe bent u op het idee gekomen om Focus Orange op te richten? Dat was toen ik voor Towers werkte in Amerika. Ik werkte daarmee aan een aantal reorganisatieprojecten waarbij grote hoeveelheden data bij elkaar kwamen. Er werd echter niks met de data gedaan, grote beslissingen werden gemaakt op een onderbuikgevoel terwijl de data gewoon beschikbaar was. Ik had hier laatst de HR-directeur van een farmaceutische multinational op bezoek, die me vertelde dat ze per jaar 12 miljard euro uitgaven aan menselijk kapitaal. Hij kon me echter niet vertellen of deze jaarlijkse investering optimaal was. Zo veel geld, maar toch zo veel onzekerheid. Voordat een nieuw medicijn op de markt verschijnt worden er uitgebreide investeringsanalyses gemaakt, maar over het belangrijkste kapitaal van een onderneming, het personeel, was er veel onduidelijkheid. Dat zo’n simpel concept zo veel toegevoegde waarde kon hebben, dat was gewoon een gat in de markt.

Hoe komt dit denkt u? HR is gericht op menselijke relaties. Veel mensen die werkzaam raken in HR hebben geen kwantitatieve achtergrond, bijvoorbeeld psychologie. Over het algemeen zijn deze mensen minder comfortabel met cijfers, en zien niet wat er met deze data gedaan kan worden.

Had u het gevoel dat u een groot risico nam door uw zekere baan op te zeggen? Je neemt een risico want je verruilt het zekere voor het onzekere. Dat is een afweging die je moet maken, zeker in New York. Maar dat is het mooie eraan. Het onzekere heeft een gigantische potentie, maar je moet wel zeker zijn dat je concept werkt. Dit concept test

ARTHUR ZWARTSENBERG & DAVID KRANENBURG

je op de markt. Op het moment dat je denkt dat je er wat mee kan maak je de stap. Dan valt een stukje onzekerheid weg en ga je erin geloven.Vooral dit geloof is belangrijk. Je zal namelijk genoeg momenten hebben waarop je overweegt om ermee te stoppen. Maar als je heilig in je concept gelooft en er passie voor hebt, dan kom je daar doorheen. Met een paar aanmoedigingen van vrienden, familie, feedback van bedrijven en wat geluk groeit het concept uit tot iets groots. Hoe groot? We hebben zojuist een kantoor in San Francisco geopend en zijn door Gartner uitgeroepen tot ‘Cool Vendor 2015’, als één van vijf bedrijven wereldwijd in Human Capital Management.

Dat klinkt inspirerend.Waar moet ik beginnen? Je moet een concept hebben, waar je dus heilig in gelooft. Op dat moment stap je naar een paar klanten en vraag je feedback. Zouden jullie dit kopen? Je kan het ze aanbieden voor een gereduceerd tarief, waardoor het niet erg is als het nog niet 100 procent werkt. Je wilt ze noemen als eerste klanten, waardoor je geloofwaardigheid in de markt verwerft en bovendien wil je veel feedback van ze. Door alle designiteraties heb je dan een beter product. Het belangrijkste is toch eigenlijk: gewoon doen. Als je concept werkt en je kan het toepassen moet je gewoon doorpakken. Als ik nu terugkijk, zou ik veel eerder veel groter hebben gedacht. Gelijk knallen.

U klinkt erg zelfverzekerd. Dat klopt ook. Het opzetten van een bedrijf en zien dat het een succes is geeft je een flinke dosis zelfvertrouwen. Bovendien word je handiger, je kan makkelijker kleine problemen van grote ambities onderscheiden. Nu ik dit bedrijf heb opgezet, heb ik het gevoel dat ik zo

28


Dat klinkt anders dan de geluiden die we horen over traditionele grote bedrijven? Dat is zo, en dat is eigenlijk onze core competentie: dat we kunnen innoveren. Innovatie is het allerbelangrijkst, maar dat zie je minder of niet bij grote bedrijven.Als iemand een briljant nieuw idee heeft moet het eerst door acht lagen management voordat het wordt goedgekeurd. Iedereen moet er zijn mening over geven en zo belanden de meeste nieuwe ideeën in de prullenbak. Grote bedrijven zijn dus heel star en rigide, blijven heel erg in hun eigen wereldje. Ze blijven daarom veel problemen maar vanuit hetzelfde perspectief bekijken. Het gevaar echter bestaat ook voor onze beroepsgroep. Als econometrist/actuaris leer je modellen maken, maar je gebruikt vaak dezelfde statistische methoden. Veel fenomenen zijn echter niet met deze klassieke methoden te beschrijven.Veel data is niet lineair te correleren.Wij laten er dan een computer op los die zelf het best passende model vindt. Dit lijkt best wel op het proces dat in de hersenen gebeurt: het vormen van neuronale connecties. We hebben dan ook laatst een neurochirurg als stagiair gehad. Dit is wat ons echt kenmerkt, het bekijken van problemen vanuit een unieke hoek, en dit zie je veel minder bij grote bedrijven. Ik denk ook dat het eigenlijk niet meer van deze tijd is om een groot bedrijf te hebben. Het gaat er tegenwoordig om dat je op een slimme manier schaalbare technologie ontwikkelt. Wij zijn juist heel flexibel in dat opzicht. Je ziet ons ook gewoon allemaal in t-shirt lopen.

29

Hoe ziet u het bedrijf dan over tien jaar? Om die reden weet ik dat dus niet. Als ik wel zou weten hoe het bedrijf er over tien jaar uit zou zien, zou ik dus niet genoeg geïnnoveerd hebben.

In hoeverre past u de kennis nog toe die u tijdens de studie hebt opgedaan? Ik denk dat ik bijna niks meer direct gebruik van de stof die ik heb geleerd, maar ik heb er wel een bepaalde manier van denken aan overgehouden. Toekomstige onzekerheden prijzen naar nu. De denkwijze pas je dus nog wel toe. Echter, door mijn studie actuariaat kon ik als werkstudent aan de slag. Dat heeft me veel opgeleverd. Je vergroot je netwerk en je leert hoe bedrijven van binnenuit werken. Dat is belangrijk, want dan kan je je goed verplaatsen in de klanten die je hebt. Ik denk overigens niet dat ik hier terecht was gekomen als ik een andere studie had gedaan. Econometrie/actuariaat is echt een sweet spot tussen wiskunde, programmeren, finance en onzekerheid in de toekomst. Bij weinig studies komt dat allemaal zo mooi bij elkaar.

INTERVIEW

een andere onderneming zou kunnen oprichten. Je leert ook hoe je mensen motiveert om samen met je in het schuitje te stappen. De eerste medewerkers nemen een risico, want je bent nog klein en hebt geen naam, maar toch moet je ze wel aan boord krijgen. Het vinden van goede mensen en het samenstellen van het perfecte team is wat belangrijk is aan het begin. Iedereen die hier werkt zou zelf ook een eigen bedrijf kunnen oprichten. Iedereen is ondernemer hier. Ze zijn ondernemer in het concept van het innoveren van hun eigen vakgebied. Daar hebben we ook budget en tijd voor. We werken samen met universiteiten, maken gebruik van nieuwe technologieën. We zijn coach bij ACE waar we al vijf jaar lang het winnende team hebben gecoacht en zijn in oktober naar Las Vegas geweest om een nieuw product op de markt te brengen. Als iemand een idee heeft zeggen we: maak een businesscase, zoek het uit. Dat is het mooie, alle initiatieven komen van de werknemers zelf af.


Commissie uitgelicht: Aenorm DOOR:

Onlangs is de Aenorm commissie samengekomen om onder het genot van een diner de vragen van deze commissie uitgelicht te beantwoorden.Tijdens deze gelegenheid grepen we de kans om elkaar nog beter te leren kennen. De avond vond plaats bij Ruben die, geïnspireerd door zijn Italiaanse huisgenoot, een uitgebreide Italiaanse maaltijd serveerde. Naarmate de avond vorderde werd het steeds gezelliger en werden de antwoorden op de vragen steeds inhoudslozer...

COMMISSIE UITGELICHT

Waarom zijn jullie eigenlijk bij de Aenorm gegaan?

Arthur: Het leek me wel leuk om wat stukjes te schrijven. Ik heb soms de behoefte om mijn gedachten op papier te zetten en hier een mooi verhaaltje van te maken. Zitting nemen in de Aenorm commissie leek me de uitgelezen kans om mijn innerlijke Bordewijk aan de wereld te tonen. Marit: Ik had altijd al een voorliefde voor de Aenorm. Eerst was alleen het uitpakken uit het folie al genieten en daarna las ik altijd alles. Nu ik in de redactie zit voelt het echt als je baby.

Wie is het grootste schrijftalent binnen de Aenorm?

Marlou: Eén van de commissieleden met veel talent en een onverzadigbaar verlangen om te schrijven is Arthur. Als het goed is hebben jullie ook zijn column voorbij zien komen, wat een kunstwerk op zich is. Ik heb wel veel van zijn stuk in moeten korten. Toen hij eenmaal begon met schijven was hij niet meer te stoppen… Ruben: Tijdens elke vergadering voor deze editie vond er telkens weer een verhitte discussie plaats tussen Arthur en Marlou over de lengte van de column. Binnenkort hoop ik overigens ook een artikel van (nog) onontdekt schrijftalent, Morena, te lezen. Morena: Ik kom eraan, mensen. Arthur: Lees mijn column en oordeel zelf ;).

AENORM COMMISSIE

De voorkant van deze editie was nogal een controversieel onderwerp tijdens afgelopen vergaderingen. Wat zijn nu jullie meningen erover?

Marlou: Ik vind hem mooi! Marit: Ik was voorstander van dit ontwerp, dus ik ben meer dan tevreden. De lamp die de vrouw vasthoudt refereert natuurlijk mooi naar het thema van deze editie en nadat als laatst nog de kleur van het t-shirt van zwart naar grijs is veranderd is het zeker een beauty. Fredie: Ik ben ook een groot voorstander! Ik vind in het algemeen dat de Aenorm altijd een erg stylische vormgeving heeft.

Afgelopen tijd zijn enquêtes rond gegaan. Hoe staat het met de toekomst van de Aenorm?

Marit: VSAE zonder Aenorm is als bier zonder alcohol of als een motor zonder benzine. Nou, dat werkt natuurlijk niet.Aenorm zal op wat voor manier dan ook zeker behouden worden. Morena: We gaan er gewoon voor vechten om de Aenorm te behouden. Het is een ontzettend mooi blad en ik denk dat dit onder andere met behulp van de juiste promotie ook duidelijk zal worden bij de abonnees. Wij als commissie gaan er alles aan doen om de Aenorm te behouden, meer gelezen te laten worden en te blijven verbeteren.

30


Moet de Aenorm nog wel als blad bestaan? Waarom niet een online versie?

Arthur: Voor de Aenorm geldt hetzelfde als tieten, leuk om te zien op een scherm, maar nog leuker om vast te houden. Om deze reden moet de Aenorm dan ook in bladvorm behouden worden. Niels (knikt instemmend): Ondanks dat het indesignen soms aardig wat werk kan zijn, is het zeker de moeite waard als we daarna het blad voor het eerst open mogen vouwen.

Deze olifant moet ik (Ruben) nu echt even uit de kamer hebben, Maarten, hoe oud ben je nou eigenlijk? En zie ik daar nou wat grijze haren op je hoofd?

Maarten: Hmm, wat zeg je? Arthur: Misschien moet je je gehoorapparaat aanzetten. Maarten: Oh ja, haha, hij stond uit. Nou, ik heb nog meegemaakt dat Nederland het EK won…

Een van de vragen die ook naar boven kwam: wat is je grootste fobie?

Maarten: Van alles kleiner dan een hond krijg ik rillingen. Morena: Ik ben echt een wijf wat spinnen en andere kruipende organismen betreft. Marit: Ik kan zeer slecht tegen bloed. Arthur: Ik heb soms nachtmerries over mijn grootste angst. Als ik deze nachtmerrie weer eens heb word ik bezweet en schreeuwend wakker waarna mijn huisgenoten de volgende ochtend uitgeput klagen over het lawaai van die nacht. Deze nachtmerrie is altijd hetzelfde. Ik heb deze diepgewortelde angst aan weinig mensen verteld, maar hier komt hij: ik zit in een weiland. Het zonnetje schijnt, de vogeltjes fluiten en een koel zomerbriesje golft door mijn lokken terwijl ik aan het schrijven ben in de schaduw van een grote wilg. Dan opeens, uit het niets, wordt het donker en hoor ik: “Je mag maar 650 woorden gebruiken voor je column”. Brrr… Ik krijg de rillingen als ik er aan denk.

Wat vinden jullie eigenlijk van het eten? Fredie: Mag ik het zout...

31

COMMISSIE UITGELICHT

De gezelligheid zat er goed in. Tijdens het spelletje ‘ik heb nog nooit’, merkte Timna op: “Hey ik vind het eigenlijk wel raar dat Arthur altijd verliest!”


VACATURES Alle vacatures zijn terug te vinden op www.careers4quants.com

Junior ICT Consultant

Om als Junior ICT Consultant jouw carrière te starten bij Capgemini vind jij het een uitdaging om, naast het adviseren van de klant, ook de techniek in de duiken.Vanaf dag één investeren we in jouw ontwikkeling. Bij de Capgemini Academy in Nederland én de Capgemini University in Parijs leer je de fijne kneepjes van het consultancyvak en volg je specialistische ICT trainingen. Als Junior ICT Consultant heb je vrijwel onbegrensde doorgroeimogelijkheden. Je kunt je verder specialiseren of juist een zijstap maken naar een ander bedrijfsonderdeel.

Bedrijf

Capgemini

Opleidingsniveau

(Bijna) afgeronde (technische) informatica-opleiding op HBO of WO niveau

Plaats

Utrecht

Market Risk Analyst

VACATURES

As Market Risk Analyst you play an important role in the daily measurement and control of market risk exposures of ING Bank’s trading books. A correct representation and analysis of the market risk profile is crucial for management decisions within ING Bank. Due to the nature of our activities you will be exposed to all types of financial instruments traded within ING Bank’s trading portfolios. As a result of volatile markets, frequently changing positions and a dynamic regulatory environment there is never a dull moment.

Company

ING

Education

University degree in (financial) economics or a quantitative field

Location

Amsterdam

Junior Option Trader

Junior Consultant Benefits & Pension Advisory

Junior Risk Manager

As a junior option trader you will join our young and ambitious team and be given concrete responsibilities from day one. After finishing our short but intense in-house training course, you will be trading in the actual market. In return for your hard work, we offer you a fun, informal and highly supportive work environment, in addition to a very competitive remuneration package.

Deloitte Benefits & Pension Advisory is dé adviseur op het gebied van employee benefits en pensioenen. Als adviseur binnen het Benefits & Pension Advisory team adviseer je middelgrote en grote ondernemingen over employee benefits en pensioenen op de volgende gebieden: Corporate Benefits Advisory, Mergers & Acquisitions, Accounting, Workforce Analytics en Tax/Legal – Collectief of Individueel.

De afdeling Risk Management is op zoek naar een junior risk manager die zich zal bezighouden met de rapportages betreffende de financiële risico’s, waarderingsvraagstukken van de derivatenportefeuille, en het beoordelen van de impact van nieuwe wet- en regelgeving op het kapitaalen liquiditeitsbeheer van de bank. Van uit deze activiteiten vindt veelvuldig contact met andere afdelingen plaats.

Company Scrocca Option Trading Education Academic degree in Economics, Finance, Science or equivalent Location Amsterdam

Bedrijf Deloitte Opleidingsniveau WO Plaats Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven

Bedrijf NWB Bank Opleidingsniveau WO Plaats Den Haag


De prijselasticiteit van verschillende soorten muziekevenementen De vraag die Nikki Wesselius in deze scriptie tracht te beantwoorden is: wat is de prijselasticiteit van een nonprofitpoppodium en welke factoren spelen een rol bij het verklaren van het aantal betalende bezoekers?

Can fines really correct bad behavior? Numerous studies have shown that people sometimes depicted even more bad behavior when that behavior is fined. In this thesis a general model to predict when fining bad behavior has an adverse effect is still lacking, is build and analyzed.

Retirement age and life expectancy Servaas Houben recommends the DNB to switch its approach from its focus on the number of pension funds, to an approach in which pension funds represent homogenous groups in society as this will limit the excess of subsidizing effects between subgroups especially between the well- and not-so–well-educated.


BSC-LEVEL | ECONOMETRICS

De prijselasticiteit van verschillende soorten muziekevenementen Naar een muziekevenement gaan kost geld, maar wat bepaalt hoeveel een kaartje voor een muziekoptreden kost? Is de prijsstelling zodanig dat het door de organiserende organisatie gestelde resultaat behaald wordt? Non-profitmuziekpodia, zoals Paradiso Amsterdam, geven een podium aan opkomende artiesten en zorgen voor betaalbare ticketprijzen voor bezoekers. Daarnaast moeten dergelijke non-profitorganisaties ervoor zorgen dat ze financieel gezond blijven. Zij moeten een balans zien te vinden tussen deze doelen. De relevante prijselasticiteit is daarbij interessante informatie. Indien optredens in een bepaald soort muziekgenre prijsinelastisch zijn en in een ander genre juist prijselastisch kunnen de prijzen daarop worden aangepast, zodat het aantal bezoekers van optredens wordt vergroot, terwijl de omzet niet hoeft te dalen. De vraag die in deze scriptie tracht te worden beantwoord is dan ook: wat is de prijselasticiteit van een non-profitpoppodium en welke factoren spelen een rol bij het verklaren van het aantal betalende bezoekers? 1 Theoretisch kader

DOOR: NIKKI WESSELIUS

Er zijn meerdere voorgaande studies gedaan over de prijselasticiteit van podiumkunsten. Deze onderzoeken ondersteunen de opbouw van dit onderzoek. Te beginnen met het onderzoek van Felton (1992) over de prijselasticiteit van podiumkunsten. Zij concludeert dat in het algemeen prijselasticiteit voor de vraag van podiumkunsten inelastisch is. Een ander recenter onderzoek is die van Pompe e.a. (2013) over de invloed van het programma van een symfonieorkest op het aantal bezoekers. Pompe, e.a. (2013) passen OLS-regressie toe en gebruiken voor het berekenen van de prijselasticiteit in hun model de dubbel logaritmische vorm. Zij constateren dat optredens van symfonieorkesten vaak prijsinelastisch zijn. Het laatst genoemde onderzoek is van Welki en Zlatoper (1999). Zij gebruiken zowel het Tobitmodel als een lineair regressiemodel voor het bepalen van het aantal aanwezige bezoekers tijdens een professionele American footballwedstrijd. Deze twee schattingen worden vervolgens met elkaar vergeleken, waarna wordt geconcludeerd dat deze verschillen nihil zijn.

34


2 Onderzoeksopzet

Waarbij:

Model Aan de hand van de theorie en de verkregen data wordt er een model gemaakt. In het onderzoek voor Paradiso wordt het model logaritmisch-lineair gespecificeerd. Er zijn 641 uitverkochte evenementen, dit is ongeveer 23 procent van het totale aantal events. Een uitverkocht evenement geeft een gecensureerd aantal bezoekers weer. Indien bij gecensureerde data OLS-regressie wordt uitgevoerd, levert dit inconsistente schattingen. Er wordt bij dit onderzoek daarom geschat aan de hand van het Tobitmodel. Een Tobitmodel heeft maar één waarde waarop gecensureerd wordt. Er wordt daarom in dit onderzoek gebruikgemaakt van het relatief aantal verkochte kaarten per evenement. De formule geeft het aantal verkochte kaarten gedeeld door de hoeveelheid kaarten die verkocht had kunnen worden, dit is de zaalcapaciteit minus het aantal niet-betalende bezoekers. Paradiso heeft voor alle evenementen in de periode januari 2012 tot en met december 2014 in totaal 42 verschillende zalen gebruikt met elk een andere capaciteit.Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van de capaciteiten van de zalen waarin 98 procent van de evenementen gehouden wordt. Wanneer het relatieve aantal verkochte kaarten gelijk is aan één, betekent dit dat het evenement is uitverkocht. Alle observaties kunnen nu in een keer in het Tobitmodel worden toegepast. Het model ziet er als volgt uit:

Met behulp van de afgeleide kan worden laten zien dat de coëfficiënt van de logaritme van de ticketprijs ook bij het relatieve aantal verkochte kaarten de prijselasticiteit is. Men neemt de algemen formule:

De afgeleide van

35

naar

is dan:

BSC-LEVEL | ECONOMETRICS

Aan de hand van de bovengenoemde onderzoeken wordt de onderzoeksopzet gevormd. Allereerst wordt er gekeken naar de data. De vertrouwelijke data van Paradiso Amsterdam bestaan uit een programma en een journaal. De programma bevat gegevens van alle evenementen van Paradiso van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014. Dit geeft in totaal een overzicht van 3255 evenementen. De data bevatten van elk evenement gegevens over de dag van de week, het totaal aantal betalende en niet-betalende bezoekers, de ticketprijs, of er lidmaatschap nodig is, de zaal, de soort muziek (dance, live of overig) en hoeveel kaarten er in de voorverkoop verkocht zijn. De soort muziek is door Paradiso gedocumenteerd voor Buma/Stermra. Hieruit blijft dat er ongeveer 70% van de evenementen dance events zijn, 25% live events en 5% overige events. De overige events worden verder niet beschouwd. Het programma wordt verder opgeschoond en wat overblijft is een steekproef van 2784 evenementen. In het journaal zijn slechts twee facturen belangrijk, namelijk die van de artiestengages en die van de marketinguitgaven. De gage- en marketinguitgaven worden verbonden aan de evenementen in het journaal. Er blijkt dat maar 67 procent van de evenementen artiestengage-uitgaven heeft en slechts 27 procent van de evenementen marketinguitgaven.


BSC-LEVEL | ECONOMETRICS

Een aantal variabelen in dit model vereisen een toelichting. Zoals waarom in het model gekozen is om de logaritme van alle marketinguitgaven te nemen. Er wordt aangenomen dat alle evenementen waarbij in de data geen marketinguitgaven staan, ze dat in werkelijkheid ook niet hebben. Volgens M. Minkman worden er slechts bij enkele evenementen aparte, evenementspecifieke marketinguitgaven besteed. Verder geeft hij aan dat de marketinguitgaven voor evenementen van Paradiso endogeen zijn. Indien er in de voorverkoop van de tickets niet genoeg kaarten zijn verkocht kunnen er, als reactie daarop, nog extra marketinguitgaven worden gedaan om de verkoop te stimuleren. Een andere nader te verklaren variabele is het lidmaatschap. Bij Paradiso heeft ongeveer 42% van de evenementen een verplicht lidmaatschap van €3.50 per maand of voor een jaar voor €25.-. Er is enkel gegeven of er voor een evenement lidmaatschap nodig is of niet. Op deze manier is het mogelijk om te kijken of een lidmaatschap bezoekers afschrikt. Er moet hierbij wel gelet worden op mogelijke correlatie tussen de variabele lidmaatschap met andere variabelen, zoals bepaalde zalen of type concerten waarvoor lidmaatschap nodig is. De volgende variabele is de hoogte van de artiestengage, deze geeft een indicatie van de populariteit van de artiest. Bij Paradiso wordt de hoogte van de gage op verschillende manieren vastgesteld. In sommige gevallen geldt dat de hoogte van de gage al is vastgezet voor het evenement. Het komt ook voor dat Paradiso afspreekt dat de artiesten slechts een deel van de gage met zekerheid ontvangen en dat de rest van het te ontvangen bedrag afhangt van de hoeveelheid verkochte eventtickets. Hierbij wordt rekening gehouden bij het bepalen van de hoogte van de ticketprijs. Omdat het aantal betalende bezoekers de hoogte van de gage beïnvloedt is er sprake van een endogene variabele. In tegenstelling tot de oningevulde observaties bij marketing, lijkt het er bij de artiestengage op dat deze waarden missen. Elke artiest krijgt een vergoeding, daarom kunnen de missende observaties niet de waarde nul krijgen. Een optie om de endogeniteit uit de gage mogelijk te laten verminderen en de missende variabelen te verwerken, is om te werken met dummy’s met verschillende bandbreedtes. Een andere mogelijkheid is om een dummy voor de missende gages te maken en de logaritme te nemen van de gages die wel gegeven zijn.

waarde gegeven. Tabel B beschrijft de frequenties van observaties van dummyvariabelen.

Tabel A: Samenvattende statistieken van de niet-dummyvariabelen

3 Resultaten en analyse

Tabel B: Samenvattende statistieken van de dummyvariabelen respectievelijk deel van de week, muzieksoort lidmaatschap en eventlocatie

Beschrijvende statistiek De tabellen A en B bevatten beschrijvende statistiek. Van de niet-dummyvariabelen zijn in tabel A het aantal observaties, het gemiddelde waarde, de standaardafwijking en de minimale en maximale

Empirische resultaten In de eerste analyse wordt het Tobitmodel geschat. De regressie wordt gedaan van alle variabelen genoemd in

36


significantie van de artiestengage beter verwerkt. De rest van de verklarende variabelen plus dummy’s voor alle zalen zijn als instrumenten voor de artiestengage gebruikt. Het idee hierbij is dat de verschillende soorten zalen gecorreleerd zijn met de artiestengage. Verwacht wordt dat artiesten die meer gage ontvangen in grotere zalen spelen dan artiesten die minder gage ontvangen. Met behulp van de maximum likelihoodschatter wordt het Tobitmodel gevormd dat gebruikmaakt van de instrumentele variabelen. De coëfficiënten van de variabelen van dit model zijn te zien in model 2 van tabel C. De coëfficiënt van de logaritme van de ticketprijs is bij het tweede model nog steeds negatief, maar is iets groter in vergelijking met de coëfficiënt bij het normale Tobitmodel. De waarde is nu -0.071 met een p-waarde kleiner dan 0.05. De prijs blijft dus negatief inelastisch. De coëfficiënt van de logaritme van de gage is nu negatief geworden met de waarde -0.034 en heeft een p-waarde groter dan 0.1. Dit betekent dat de variabele voor artiestengage minder significant is worden in vergelijking tot het eerste model. Tegen de theorie in daalt het relatief aantal verkochte kaarten als de artiestengage stijgt. Ook de dummy voor evenementen waarbij geen gage gegeven is, is niet meer significant. Het relatieve aantal verkochte kaarten in de

BSC-LEVEL | ECONOMETRICS

de modelopzet. De dummy variabele voor donderdag is niet significant. Daarom wordt in de rest van de schattingen events op donderdag opgenomen in de dummy voor events in het weekend. De waarden van het Tobitmodel zijn in het eerste model in tabel C te zien. Bij het Tobitmodel is de coëfficiënt van de logaritme van de ticketprijs -0.121 met een p-waarde kleiner dan 0.01. De variabele voor de logaritme van de artiestengage heeft een kleine positieve coëfficiënt die niet significant is. De coëfficiënt van de logaritme van gage is 0.018 met een p-waarde kleiner dan 0.1. In de modelopzet is gegeven dat de artiestengage mogelijk endogeen is. De dummy variabele, die de waarde één aanneemt indien bij het evenement in de data geen gage gegeven is, heeft een coëfficiënt van 0.142 met een p-waarde onder de 0.05. Een manier om de niet-significante, mogelijk endogene artiestengage in het model te verwerken, is om de methode die de artiestengages opdeelt in vier kwartieldummy’s plus een dummy voor missende gage toe te passen. Wanneer de regressie met alle eerder genoemde variabelen plus de 5 dummy’s voor artiestengage wordt uitgevoerd, blijkt dat de artiestengagedummy’s niet significant zijn. Daarom wordt er gekeken naar het gebruik van instrumentele variabelen, die mogelijk de endogeniteit en niet

Tabel C: Respectievelijk het Tobitmodel, het Tobitmodel met MLE, lineair model en iv-model

37


BSC-LEVEL | ECONOMETRICS

Tabel D: Box-Coxtransformatie voor aantal verkochte kaarten, artiestengage en marketinguitgaven

voorverkoop heeft, zoals verwacht, een zeer grote, positieve coëfficiënt, namelijk 2.363 met een p-waarde kleiner dan 0.01. Dit komt omdat het aantal in de voorverkoop verkochte kaartjes een deel is van het totaal aantal verkochte kaarten. De coëfficiënt van de logaritme van de marketingkosten neemt de waarde -0.011 aan met een p-waarde kleiner dan 0.01. Dit negatieve verband is te verklaren door de endogeniteit van de marketinguitgaven. De dummyvariabele voor weekend, donder tot en met zaterdag, neemt de waarde 0.157 aan en is zeer significant. De dummyvariabele voor lidmaatschap neemt de waarde -0.024 aan met een p-waarde groter dan 0.1. De variabele is niet significant maar heeft een coëfficiënt die overeenkomt met de theorie. De dummyvariabele voor dancemuziek neemt de waarde 0.480 aan met een p-waarde kleiner dan 0.01. Dit betekent dat wanneer een evenement een dance-event is, het relatief aantal verkochte kaarten significant toeneemt. Bij de Tobitmodellen zijn er van de 2709 observaties, 497 observaties rechts gecensureerd op de waarde nul en 2212 ongecensureerd. Het normale Tobitmodel bevat een sigma van 0.423, dit is vergelijkbaar met de wortel van de mean squared error van een OLSregressie. De Wald Chi-kwadraattest bij het Tobitmodel, dat geschat wordt met behulp van de maximum likelihoodschatter, toetst of er tenminste één van de regressiecoëfficiënten ongelijk is aan nul. De test maakt gebruik van de Chi-kwadraat verdeling met het aantal vrijheidsgraden gelijk aan het aantal onafhankelijke variabelen min de constante. Wald Chi-kwadraat(8) geeft de waarde 5495. Dit is gelijk aan een p-waarde kleiner dan 0.01. Hieruit kan worden geconcludeerd dat op zijn minst een van de variabelen een coëfficiënt ongelijk aan nul heeft. Bij het standaard Tobitmodel is er gebruikgemaakt van de LR Chi-kwadraattest die dezelfde conclusie trekt. Ook wordt er met behulp van de Waldtest voor exogeniteit gekeken of de variabele artiestengage endogeen is. De Chi-kwadraat(1) waarde is 4.93. Dit geeft een p-waarde van 0.0264. De test is significant. Dit houdt in dat er voldoende informatie in de steekproef is om de nulhypothese van exogeniteit

te verwerpen. Tot slot wordt er gekeken of de log-lineaire specificatie wel juist is. Dit wordt gedaan met behulp van de Box-Coxtransformatie, zie hiervoor tabel D. Als afhankelijke variabele wordt het relatief aantal verkochte kaarten genomen en als onafhankelijke variabelen de gage- en marketinguitgaven. Er is af te lezen dat zowel de lineaire als de lineair-logaritmische en de inverse modelspecificatie worden afgewezen met een p-waarde kleiner dan 0.01. Dit komt omdat de lambda zeer gevoelig is voor onder andere heteroskedasticiteit. Het Tobitmodel en het Tobitmodel geschat aan de hand van de maximum likelihoodschatter worden vergeleken met een standaard lineair model. Bij dit model wordt een regressie gedaan van dezelfde variabelen gebruikt in de vorige twee regressies. De schattingen van het model zijn te vinden in tabel C model 3. Bij de OLS-regressie is gekozen om de uitverkochte evenementen uit de steekproef te halen. Hierdoor wordt de schatting consistent. Om deze regressie te mogen doen, neem ik aan dat Paradiso van tevoren weet welk evenement wordt uitverkocht en welke niet. Indien Paradiso weet dat een evenement wordt uitverkocht, wordt er op een andere manier de ticketprijs vastgesteld. Bij een evenement dat zeker wordt uitverkocht hoeft de ticketprijs alleen maar te zorgen dat er geen verlies wordt gemaakt. Terwijl een event waarbij niet zeker is hoeveel kaarten worden verkocht de ticketprijs een risico moet opheffen. Bijna 77 procent van de evenementen is niet uitverkocht. Op deze 2081 evenementen wordt OLS-regressie toegepast. De prijselasticiteit van de OLS-regressie is inelastisch met een coëfficiënt van -0.168 met een p-waarde kleiner dan 0.01. De prijs is nu elastischer dan de Tobitmodellen. Verder hebben de dummy voor evenementen zonder gegeven artiestengage, de logaritme van gage, het relatieve aantal voorverkoop tickets en de dummy voor lidmaatschap iets kleinere coëfficiënten vergeleken het normale Tobitmodel (respectievelijk 0.090, 0.013, 2.330, -0.057, 0.516 ). De logaritme van de marketing, de dummy voor weekend, de dummy voor dance-events en de constante

38


Reflectie Het normale Tobitmodel geeft aan dat de prijs van muziekevenementen inelastisch is met waarde -0.12. Dit Tobitmodel geeft waarschijnlijk de beste schattingen, omdat alle observaties zijn toegevoegd en er rekening gehouden is met gecensureerde data. Het Tobitmodel heeft in vergelijking met het Tobitmodel geschat aan de hand van instrumentele variabelen significantere coëfficiënten voor de artiestengage. Wel geeft de Waldtest bij het Tobitmodel, geschat met behulp van maximum likelihood, aan dat de artiestengage significant endogeen is. De kleine, negatieve prijselasticiteit geeft aan dat de ticketprijzen kunnen worden verhoogd met als gevolg een stijging van de omzet, maar een daling van het aantal betalende bezoekers. Daarnaast komt uit het onderzoek dat het organiseren van evenementen in het weekend een positieve invloed heeft op het aantal bezoekers. Het verplichte lidmaatschap voor

een evenement in de Tobitmodellen een niet-significant effect. Bij de OLS- en iv-regressie is het effect van lidmaatschap op het aantal betalende bezoekers wel significant en de coëfficiënt negatief. Dance-events hebben daarentegen een zeer significant, positief effect op het aantal betalende bezoekers bij alle genoemde regressies.

4 Conclusie

Dit onderzoek heeft zich verdiept in de prijselasticiteit van Paradiso Amsterdam, een non-profit muziekpodium. Uit het onderzoek is gebleken dat de prijselasticiteit van Paradiso ongeveer -0.12 is. Om tot dit antwoord te komen zijn er Tobitregressies gedaan van de logaritme van het aantal verkochte kaarten op de logaritme van de prijs, de logaritme van de artiestengage, een dummy wanneer het evenement geen gegeven artiestengage heeft, het relatieve aantal in de voorverkoop verkochte kaarten, de logaritme voor marketing, een dummy voor het weekend, een dummy voor het lidmaatschap en een dummy voor de muzieksoort. Het Tobitmodel werd gebruikt om de gecensureerde data te kunnen verwerken. Ongeveer 23 procent van de evenementen was uitverkocht. Dit deel van de data is gecensureerd. Een belangrijke verklarende variabele voor het aantal betalende bezoekers was de ticketprijs. Hoe duurder een ticket, hoe minder mensen een ticket wilden kopen. Ook de artiestengage speelde een belangrijke factor bij het verklaren van het aantal betalende bezoekers. De artiestengage was een maatstaaf voor de populariteit van een artiest. Deze variabele was endogeen, daarom werd er gebruikgemaakt van instrumentele variabelen voor het schatten van een Tobitmodel met behulp van een maximum likelihoodschatter. Het relatief aantal voorverkoop verkochte kaarten had een zeer positief effect op het relatief totaal aantal verkochte kaarten. Dit is logisch, aangezien de kaarten verkocht in de voorverkoop een deel zijn van het totaal aantal verkochte kaarten. De marketinguitgaven hebben een negatief effect op het aantal verkochte kaarten. Theoretisch is dit niet juist, maar dit is te verwijten aan het feit dat de marketinguitgaven endogeen zijn. De dummy voor weekend had een positief effect op het relatief aantal verkochte kaarten. Terwijl de dummy voor lidmaatschap juist een negatief, maar klein effect had op het relatief aantal verkochte tickets. Danceevents hebben volgens de regressie een positief effect op het relatief aantal verkochte kaarten. Er kan geconcludeerd worden dat Paradiso kleine prijsstijgingen zou kunnen doorvoeren. Hierbij moet wel gedacht worden aan welk doel Paradiso, als non-profitorganisatie, heeft. Paradiso is een nonprofitorganisatie die deels afhankelijk is van subsidies en donaties. Daarnaast organiseert Paradiso Amsterdam evenementen, waarvoor al van tevoren verlies wordt ingecalculeerd. De omzet kan ook worden verhoogd

39

BSC-LEVEL | ECONOMETRICS

hebben een iets grotere coëfficiënt in vergelijking met het normale Tobitmodel (respectievelijk 0.013, 0.188, -0.007, 0.516, -1.604). De variabelen zijn allen significant, behalve de twee variabelen voor gage-uitgaven en die voor marketinguitgaven. De marketinguitgaven hebben een p-waarde kleiner dan 0.1. Ditmaal is de coëfficiënt van lidmaatschap wel significant met als waarde -0.057 en een p-waarde kleiner dan 0.05. De variabele voor de artiestengage heeft een positieve, zeer insignificante coëfficiënt. Daarom wordt er hier een two-stage least squares regressie gedaan met dezelfde instrumentele variabelen als bij het Tobitmodel. In het model, verkregen door de twostage least squares regressie, heeft de variabele voor artiestengage een coëfficiënt van -0.059. De schattingen van de iv-regressie zijn te zien in tabel C model 4. Die dummy voor evenementen zonder gegeven gage heeft een coëfficiënt van -0.397. De beide variabelen zijn al een stuk significanter in vergelijking met het standaard regressiemodel, met beide een p-waarde onder de 0.1. De prijselasticiteit is bij dit model -0.093 en is zeer significant. Verdere veranderingen met betrekking tot de coëfficiënten van de variabelen bij de iv-regressie in vergelijking tot de OLS-regressie zijn klein en niet noemenswaardig. Er wordt door middel van de Wu-Hausmantest getest of de artiestengage endogeen is of niet. Hier komt er een p-waarde uit van 0.0134. Dit betekent dat de nulhypothese van exogeniteit kan worden verworpen. Daarna wordt er aan de hand van de firststage regressie gekeken in welke mate de instrumentele variabelen verklarend zijn voor de endogene variabele. De F-statistic kijkt of de toegevoegde instrumentele variabelen wel significant de artiestengage verklaren. De p-waarde van de F-statistic is kleiner dan 0.01, dit betekent dat de dummy’s voor de zalen en de andere variabelen significant de artiestengage verklaren.


door middel van het verhogen van het aantal betalende bezoekers. Dit is mogelijk door zoveel mogelijk evenementen op de dagen donder- tot en met zaterdag te houden of meer dance-events te georganiseren.

5 Bibliografie

Felton, M. (1989). Major influenes on the demand for opera tickets. Journal of Cultural Economics, volume 13 pp. 53-65. Felton, V. (1992). On the assumed inelasticity of demand for the performing arts. Journal of Cultural Economics, volume 16 pp. 1-12. Paradiso Amsterdam Holland. (2015). Verkregen van website van Paradiso Amsterdam: http://www.paradiso.nl/ web/Over-Paradiso.htm

Nikki Wesselius Nikki Wesselius (22) is bachelorstudent Econometrie. In januari 2016 begint ze een extra minor in Barcelona. In haar vrije tijd reist ze het liefst de hele wereld over, speelt ze een potje hockey of gaat ze uit in Amsterdam. Onderzoek doen voor Paradiso was daarom een uitdaging die perfect bij haar past.

40

Recommended for readers of XXx-level

OVER DE AUTEUR

MSC-LEVEL | SPECIALTY

Welki, A. M., Zlatoper, T. J. (1999). U.S. professional football game-day attendance. Atlantic Economic Journal, volume 27 pp. 285-298

Recommended for readers of XXx-level

BSC-LEVEL | ECONOMETRICS | SPECIALTY | NL

Pompe, J. T., Tamburri, J. & Munn, J. (2013). Symphony concert demand: does programming matter? The Journal of Arts Managment, Law and Society, volume 43 pp. 215-228.


Can fines really correct bad behavior? The effect of psychological costs Numerous studies have shown that people sometimes depicted even more bad behavior when that behavior is fined, for example people pick up their kids too late more often from daycare when they are fined for doing so. Although the phenomenon has been widely studied, a general model to predict when fining bad behavior has an adverse effect is still lacking. In this thesis such a model is build and analyzed. It is found that fining bad behavior lead to adverse effect when the benefit of that behavior is much larger than the imposed fine. Even more remarkable, however, is that fining also can lead to chaotic behavior, where people change their behavior constantly without a clear pattern.

At the heart of economic theory lies the relative price effect, this effect says that when prices increase, the demand decreases and vice versa. So when a type of behavior becomes more expensive we will exhibit that behavior less (and of course vice versa). However, empirical evidence has shown that monetary incentives on behavior can sometimes lead to unexpected adverse effects. The best known example is that when a fine is emplaced on picking up kids too late at their daycare center parents actually are late more often. This phenomenon is often explained with the crowding-out theory (Frey and Jegen, 2001).This theory states that there are two types of motivation, intrinsic, which internal motivation like altruism or perception, and extrinsic, which is motivation from external incentives such as a fine. The crowding-out theory proposes that when extrinsic motivation is increased, by for example placing a fine on bad behavior, it crowdsout the intrinsic motivation. So although extrinsic motivation increases, intrinsic motivation decreases, making it possible for total motivation to decrease.This means that it is possible for an increase in extrinsic motivation to have a negative effect on behavior. However, with the existing literature it is still hard to predict when the net effect is negative, so that total motivation decreases, and when it is positive. This is because most studies are either build for a specific

SUSANNA TEULINGS

situation, and are therefore missing generality, or are not very explicit, making it impossible to predict results in reality. Missing is a general model that is able to predict in which situations an adverse effect is likely and in which cases it is not. In my thesis I therefore aim to build this general model. The remainder of this summary is organized as follows. In the next paragraph I will discuss my model. In paragraph 3 I state my main results and in the last paragraph I will present my conclusion.

2 The model

Two interesting, although not very explicit, models have already been formulated by Brekke et al. (2003) and Lin and Yang (2006). Both papers make use of intrinsic motivation to explain the effect a fine has on behavior, but they both use a different psychological base for the intrinsic motivation. Brekke et al. (2003) uses the idea that people have altruistic motivations, this model is called the social-responsible model. While Lin and Yang (2006) use the idea that people are only concerned with their image, this model is called the social-acceptance model. Both models are interesting, since both the altruism and the image motivator are identified as the two most important intrinsic motivators (Carpenter and Myers, 2010; BĂŠnabou and Tirole, 2006). Combining the two models to form a general model could thus give a good approximation of reality.

41

MSC-LEVEL | ECONOMETRICS

1 Introduction

BY:


2.1 A utility function

Both models are based on a general utility function with an extra psychological cost component, so when the psychological costs increase utility decreases. However, the utility functions that the two papers use does differ slightly from each other, with Brekke et al. (2003) not specifying how each component influences utility and with Lin and Yang (2006) not taking into account the effect the public good has on someone’s utility. So to be able to combine both models first a new utility function has to be specified. To do so I take the more specified utility function from Lin and Yang (2006) and add a public good component as proposed by Brekke et al. (2003). They assume that the proceeds of a fine are directly invested in the public good. Hence, when an incentive is being emplaced on certain behavior it does not only change the disposable income of an individual but also the money available for the public good. This gives following utility function:

MSC-LEVEL | ECONOMETRICS

(1) In which depicts the level of effort, so that when is 1 effort is high and when is 0 effort is low. then depicts the average level of effort in society and f the fine. The first part of the utility function then depicts disposable income, with i income and the fine that is paid. The second part depicts the amount of leisure someone can enjoy, with v the value of spare time and the percentage of free time. So that when someone is slacking it results in more free time for him. The third part is the value of the public good, with the importance assigned to the public good by the individual, the proceeds of the fines and the effect of effort on the public good. m represents a diminishing return factor, so that when m is small a doses extra effort will only have a small effect on the value of the public good. The last component, C, is the psychological costs which I will define next.

2.2 The original psychological cost functions

To determine how the psychological costs should be modeled, I first take a look at the cost functions of Brekke et al. (2003) and Lin and Yang (2006). Brekke et al. (2003) let the psychological costs be based on altruism motivators by assuming that people incur psychological costs when their behavior is not socially ideal. People determine the socially ideal level of effort by calculating, for each situation, how everyone should behave for total welfare to be maximal. Deviating from this ideal level leads to psychological costs. This gives the following cost function:

(2) In this equation is a scalar.

is the optimal level of effort and a

Recall that the paper of Lin and Yang (2006) uses image as the motivator, which means that people are motivated to behave in a certain manner in order to be perceived as “good� people. This image motivator is, according to Carpenter and Myers (2010) more susceptible to crowding out by extrinsic motivation than other motivators. Lin and Yang (2006) implement this by assuming that the psychological costs of not adhering to social norms diminishes when a monetary incentive is introduced. They also assume that social norms erode when less people adhere to them. If someone behaves badly it reflects less on their image when others do so as well, therefore they will experience less psychological costs. These assumptions give them the following cost function:

(3) In this model f stands for the fine and x for the percentage of people behaving badly. is an idiosyncratic sensitivity indicator, which says that some people are more sensitive for a certain social norm than others. This sensitivity indicator is uniformly distributed between 0 and 1 over the population. Lin and Yang (2006) next calculate , this is the for which people are indifferent between good and bad behavior. This means that for everyone with a smaller than , bad behavior yields a higher utility than good behavior, hence they exhibit bad behavior. Note that since is assumed to be uniformly distributed with a support on [0,1], is equal to the percentage of bad behavior, so = x, which can be used to find the steady states to which the percentage of bad behavior converges.

(4) In order to combine the above mentioned cost functions into a single model a few problems need to be solved. First off the cost functions need to be made compatible. Next the cost functions need to be combined in one model and lastly the models need to be completely defined.

2.3 Making the cost functions compatible

To make the cost functions compatible I first assume that effort is either 1 or 0, so someone either behaves good or bad.This means that the average level of effort, , is now equal to one minus the percentage of bad behavior, x, and both models can be made dependent on the same variable. The next thing to do is splitting the scalar a in the model of Brekke et al. (2003) into a constant c and an idiosyncratic sensitivity indicator, in order to solve the model in a similar way as the model of Lin and Yang (2006). Next it is necessary to look at the optimal level

42


(5) Here n is the population size, which I assume goes to infinity. This means that the calculated optimal level of effort goes from minus infinity to plus infinity, while real effort can only be zero or one. This is solved by rescaling the optimal level of effort, so that it is either 0 or 1.

(6) Now let’s calculate , which is the a for which an individual is indifferent between good and bad behavior, just like is done by Lin and Yang (2006) for , so that both models are compatible.

give the percentage of bad behavior when people are of the social-acceptance type and of the social-responsible type respectively. Now assuming that people use last periods average behavior to determine their own behavior this period gives the following model:

(8) 2.5 Defining the cost functions

In order to be able to perform calculations and generate output it is necessary to give a possible specified cost function for both types. These models are not based on any data, since that is outside the scope of this thesis, instead they are chosen in such a manner that the models have the same properties as in the articles on which they are based. For the social-responsible model this means a value for the constant c needs to be chosen, which I set at 3. The social-acceptance model has until now only been represented by c(f; x). Keeping in mind all the properties set by Lin and Yang (2006) I define the following cost function.

(7) 2.4 A model for the mixed society

The next order of business is combining the two compatible models into one model. To do so I assume that a percentage, p, is of the social-acceptance type, and thus has an image motivator, while 1-p percent is of the social-responsible type and has an altruism motivator. The total percentage of bad behavior, x, can then be described as a linear combination of the percentage of bad behavior by the social-acceptance type and the percentage of bad behavior by the socialresponsible type. Now recall that in (4) and in (7)

(9) Now that a complete model is specified it can be plotted for different values of the parameter to get a first impression what kind of effect a fine has on behavior. So let’s assume that v = 0.7, = 0.9, m = 3 and p = 0.7, so the model can be plotted for different fines in Figure 1 and its bifurcation diagram in Figure 2. It can be seen that the initial increase of the fine will shift the model upwards, leading to more bad behavior. Until the fine reaches 0.35 after which the model decreases again until the fine reaches 0.53. For fines larger than 0.53 chaotic dynamic exists.

Bifurcation diagram of mixed society

Figure 1: for f = 0 (blue), f = 0.175 (green), f = 0.35 (red), f = 0.525 (light blue) and f = 0.7 (purple)

Figure 2: Bifurcation diagram with

43

= 0.1 of the mixed society

MSC-LEVEL | ECONOMETRICS

of behavior, . Recall that should maximize total welfare given the average level of effort of the rest of society. This gives the following optimal level of effort:


3 Results

Two situations can thus be distinguished in which the derivative of is smaller than zero and an increase in the fine leads to more effort.

MSC-LEVEL | ECONOMETRICS

3.1 The effect of a fine estimated

Now that a model has been postulated the next step is analyzing it. Recall that for this thesis I am interested in how the percentage of bad behavior changes in a society when a fine is introduced or raised. Normally the model is analyzed by calculating the steady states. Unfortunately this model can not be solved analytically for , therefore steady states can only be found numerically. However it is possible to say some general things about the model. First it is important to note that is bounded. This can intuitively be understood by the fact that it is not possible to have more than 100% and less than 0% of bad behavior. Because is bounded there exists at least one steady state (that is not necessarily stable) and can not diverge. So the model either converges to a steady state or k-cycle or the model gives chaos. Second, is always increasing except when = 0 and the derivative of is equal to minus infinity. The fact that there is a point on the graph for which the derivative goes to minus infinity means that there is not always a stable steady state. This is only the case when there is just one steady state and it is equal to , which is the x for which = 0 and has the following function:

(10) 3.2 The effects of a fine in case of stability

Now let’s first assume that the model has a stable steady state. To see what the effect is of an increase in the fine on the level of effort, the derivative of to f is calculated.

(11)

Table 1: Effect the increase of a parameter has on

,

I am interested in which situations an increase in the fine leads to more bad behavior and in which it does not. Therefore I need to know how the parameters influence the effect a fine has, and thus how parameters influence the sign of the derivative of x to the fine, f. To analyze for which parameters the first scenario occurs is pretty straight forward. The second scenario, however, is more difficult.To see in which situations this scenario takes place the derivative of and to different parameters are analyzed. In Table 1 all the effects are summarized. Here the first column shows the effect an increase of each parameter has on the value of , the second column shows the effect is has on the first derivative of and the last column shows whether an increase of the parameters lead to higher likelihood that scenario 2 occurs, so that the first derivative is negative and an increase of the fine leads to more effort.

3.3 Effect of the parameters on complicated dynamics

Now let’s look at how the parameters influence the likelihood of stability. Recall that there is no stability when is the only steady state. Because it is not possible to calculate the steady states exactly it is impossible to say under which circumstances is the only steady state. However, it is possible to determine under which circumstances it is more likely that this is the case. First of all for to be a steady state, should lie between 0 and 1, since the percentage of bad behavior is always between 0 and 1. Now recall from (10) that . So for to be larger than zero but smaller than one, there

and the likelihood that

44

<0


The most common bifurcation is when there is a stable steady state in the second part of the graph, so that it is larger than , and when f increases the graph shifts downward.This downward shift leads to a tangent bifurcation, with which the stable and a unstable steady state disappear. Complicated dynamics then arise. This dynamic can also be seen in the exemplary bifurcation diagram in Figure 2 for f = 0.53. Because this bifurcation can only happen for a downward shift in the graph, the stable steady state is already decreasing in value before it loses stability. Furthermore this bifurcation can only occur for a large fine, because only then the graph shifts downward. The other common bifurcation is when there is complicated dynamics and the graph shifts upward after an increase in f. It is then possible for a stable steady state to occur in the second part of the graph. When looking closely at the bifurcation diagram in Figure 2 it can be seen that for f = 0.01 this bifurcation appears. Because this bifurcation occurs via an upward shift of the graph, the stable steady state will increase in value after its appearance when the fine is further increased. Also, because an upward shift can only happen for a low fine, this bifurcation always happens somewhat at the beginning of a bifurcation diagram and thus will always appear before the bifurcation mentioned above. Note that this bifurcation is already less likely than the first bifurcation that I discussed since complicated dynamics are far more likely for large values of the fine (as can be seen in Table 2).

4 Conclusion

Table 2: Effect the increase of a parameter has on the likelihood of complicated dynamics

3.4 Shape of the bifurcation diagram in a more general setting

Now that we know how the parameters influence the likelihood of complicated dynamics and the values of the steady states, it is now useful to look at what the bifurcation diagram can look like. Recall that in Figure 2 a possible bifurcation diagram is given, but that this only holds when the parameters take up those exact values. To understand what the bifurcation diagram can look like, I need to investigate how complicated dynamics can appear and disappear. There are four possible bifurcations, some more likely than others. The four possibilities are a combination of whether the stable steady state exists in the first or in the second part of the model and whether the model shifts upward or downward with an increase in the fine, f. In this summary I will only discuss the two most common bifurcations.

In my thesis I addressed the effect an increase (or installment) of a fine has on the percentage of bad behavior. I have built a general model that is able to predict the effect a fine has in different situations. With this model I found that an increase of a fine can have very different effects. Most notably, since this has not be considered by other scholars yet, I found not only that a fine can have a negative effect but that it is also possible for behavior to turn chaotic when a fine is introduced. With my model three general conclusions can be made. First of all, an adverse effect of a fine, where a higher fine leads to more bad behavior, is only likely when there is a high net personal benefit from shirking, v - f, and a large percentage of social-acceptance type of people, p. In other words not putting in any effort should lead to large (and highly valued) time savings and only low (monetary) punishments. On top of that most people should be concerned with their image instead of total welfare of society. Second of all, the likelihood of complicated dynamics increase when the effect of effort on the public good has a large diminishing return, so m is low, when there are a lot of social-responsible people, so that p is also low, and when the net personal benefit, v - f, is also low.

45

MSC-LEVEL | ECONOMETRICS

are two requirements that need to be fulfilled. First , so that and is thus smaller than one. Second, the diminishing return factor, m, should be small, so that the negative value of the second part does not become too negative, making < 0. From all these requirements it follows that the diminishing return factor, m, and the value of spare time, v, should be small and that the importance of the public good, , and the fine, f, should be large, to ensure that complicated dynamics can arise. Especially the requirements for m is important, since this can not be counter balanced by other parameters. Secondly when is between zero and one, it should also be the only steady state. Now recall that is the x for which the model makes a drop in value, so that the derivative is equal to minus infinity. Also remember that every other part of the model has a positive derivative. This means that when the drop is large, the change of the graph crossing the x = y line on any other point than is very small. This drop becomes larger when the first part of the graph increases more than the second part of the graph or when the first part of the graph decreases with less than the second part.Therefore it is again useful to look at the derivatives of the model to different parameters. The effect different parameters have on the size of the gap, and thus on the likelihood of complicated dynamics are given in Table 2.


This means that a lot of people need to be invested in maximizing total welfare, while the behavior that benefits total welfare changes from period to period, in order to get complicated dynamics. Lastly, an increase in the fine will lead to more effort, just like the classical economic theory predicts, when the effect of effort on the public good has little diminishing returns, so m is high and the personal benefit of shirking, v - f, is low. Summarizing the results it becomes clear for a fine to have the desired effect it needs to be proportionally large compared with the benefit of bad behavior. Although, if most people are of the social-responsible type this increases the probability of chaotic dynamics, which might in some circumstances be even more undesirable.

Bibliography

Brekke, K. A., Kverndokk, S., and Nyborg, K. (2003). An economic model of moral motivation. Journal of Public Economics, 87:1967-1983.

Frey, B. S. and Jegen, R. (2001). Motivation crowding theory. Journal of Economic Surveys, 15(5):589-611. Lin, C.-C. and Yang, C. (2006). Fine enough or don’t fine at all. Journal of Economic Behavior and Organization, 59:195-213.

ABOUT THE AUTHOR Susanna Teulings Susanna Teulings (24) has graduated this summer from the master Econometrics – Mathematical Economics. During her studies she also took numerous courses in Political Theory and Political Behavior, where she found the inspiration for her thesis published here. The thesis was written under supervision of mw. dr. M. M. J. W. van Rooij and was graded with an 8.5. Susanna will now start working for a consultant firm.

46

MSC-LEVEL | SPECIALTY

Carpenter, J. and Myers, C. K. (2010). Why volunteer? evidence on the role of altruism, image, and incentives. Journal of Public Economics, 94(11):911-920.

Recommended for readers of XXx-level

Recommended for readers of XXx-level

MSC-LEVEL | ECONOMETRICS SPECIALTY | SPECIALTY | NL

Bénabou, R. and Tirole, J. (2006). Incentives and prosocial behavior. American Economic Review, 96(5):1652-1678.


Retirement age and life expectancy BY: SERVAAS HOUBEN

Background and scope

Due to the increase in life expectancy, the focus of discussions on a suitable pensionable age, has been limited to an age-discussion: as longevity is setting in, everyone is expected to retire at a later moment during their lifespan. However, in the entire discussion, issues around the expected years after retirement have not been tackled: a well-known issue for pension funds that don’t insure a homogeneous set of policyholders is that the lower educated members with a lower expected life expectancy may subsidize their higher educated fellow policyholders. Thus, is the increase in life expectancy a trend which is applicable throughout the entire population or are there specific groups which mainly profit from this trend? How can pension funds and regulators take into account these differences between participants without harming the principles of risk-sharing, and collectivity, and without discriminating against certain sub-groups?

Gender dependent state retirement age within the OECD

In the Dutch pension system, no differentiation is applied for the accrual of state pension benefits between men and women. Although the state based pension (AOW) was in first instance only provided for men1, the same rights apply for male and female from 1985 onwards. Also when in 2013 it was decided to increase the pensionable age stepwise to the age of 67, a similar approach was taken for males and females. 1. http://www.svb.nl/int/nl/over_de_svb/wie_zijn_we/de_historie/regelingen_oud/

47

MSC-LEVEL | ACTUARIAL

The desire from the Dutch regulator (DNB) to reduce the number of Dutch pension funds from its current level of 300 to about 100, has been mainly inspired by reducing both the cost of supervision and the sustainability of supervision: too many pension funds may lead to an overstretch in which proper oversight might become problematic. Although this approach might suit the regulator’s interest, and even that of the pension funds (as larger funds will reduce their administration expenses), this approach might overlook important differences between policyholder subgroups. Servaas Houben recommends the DNB to switch its approach from its focus on the number of pension funds, to an approach in which pension funds represent homogenous groups in society as this will limit the excess of subsidizing effects between subgroups especially between the welland not-so–well-educated.


However, this equivalent setup is not embedded yet entirely in all OECD countries (let alone the rest of the world). In the OECD 2012 dataset2, 14 out of 34 countries applied a different retirement age for males than females: in all these cases the female pensionable age was less than the male pensionable age.

expectancy during retirement. On the other hand, for the female part of the population there is a weaker pattern:

Figure 2: Retirement age and life expectancy from age 65 for females

MSC-LEVEL | ACTUARIAL

Table 1: Retirement age across 34 OECD countries

Besides a couple of Eastern European countries, which might still have to further develop their pension system after years of Soviet influence, there are also some more “developed� countries which apply a different pensionable age for male and female such as Australia, Italy and the UK. Furthermore, there does not always seem to be a very clear link between the official retirement age, the life expectancy at birth and the life expectancy at age 65. The OECD uses the latter as a benchmark for expected pensionable years, as most countries from the dataset still have 65 as their official pensionable age, although some countries have already been increasing their retirement age since 2012. When looking at the relationship between male life expectancy at birth and from age 65, and the official retirement age, the pattern looks as follows:

The female part of the population shows a lower correlation between both the retirement age and the life expectancy at age 65 (0.38) and between the retirement age and the life expectancy at birth (0.31). This result makes sense as some countries are currently catching up by increasing their female retirement age to the same level as the male retirement age. However when combining the male and female data sets a rather different picture emerges:

Figure 3: Retirement age and life expectancy from age 65

Figure 1: Retirement age and life expectancy from age 65 for males

The male population shows a positive relationship between retirement age and life expectancy during retirement (0.61). The relationship between life expectancy at birth and retirement age is slightly weaker (0.51) which seems to make sense as choosing an appropriate retirement age mainly depends on the number of years in retirement. So apparently within the OECD countries, there is a fairly good connection between the male official retirement age and male life

The data set shows a surprisingly consistent result: for males all the squared scatter points are below the circle ones implying that retirement age is relatively high compared to life expectancy at age 65. For females the relationship is less strong. The lack of a clear relationship between life expectancy at age 65 and retirement age is reflected in the correlation of 0.07 showing significant subsidizing effects between males and females. Some of the more extreme examples are shown in the table below:

Table 2: Pensionable age and life expectancy for a subset of OECD countries

2. https://data.oecd.org/healthstat/life-expectancy-at-birth.htm

48


Legal limitations for insurance companies

Despite clear differences in life expectancy between male and female, on 1 March 2011 the European Court of Justice has ruled out any price differentiation by insurance companies based on gender. This ruling implies that from 21 December 2012 onwards unisex premiums are applicable for new insurance contracts for both men and women. Looking at the data in Figure 3, it does seem rather odd that gender discrimination is not allowed for insurance companies, while a considerable amount of OECD countries, of which some are part of the European Union, are still applying gender discrimination in their state pension benefit scheme. Although this does not imply that differentiation in retirement age by pension funds is prohibited, it does not seem likely this will be applied anytime in the near future.

Life expectancy and SESÂł factors

Jan-Willem Bruggink has performed a considerable amount of research in the Netherlands on the effects of SES factors on life expectancy. Especially for the effect of education on life expectancy, several studies have been published. One of his studies is for the period between 2005 and 2008 showing the following results:

Table 3: Llife expectancy and education level

Both for males and females there is a substantial gap between life expectancy for the higher educated compared to the lower educated. Furthermore, when assuming a standard retirement age of 65, the gap is even more emphasized:

Table 4: Life expectancy from 65 and education level

The OECD 2013 report4 confirms the significant impact that education can have on life expectancy: for males the average OECD impact between primary education and tertiary education at age 30 was 7.8 years for males, with extremes up to 16.8 years, while

for women the average was 3.8 with a maximum of 8.5. The level of education has hence a substantial influence on life expectancy. However, there haven’t been any pension systems yet, which have recognized its effect by making the retirement age dependent on the level of education.

Nudge

Despite the quite significant difference in life expectancy between Social Economic groups, there are some severe practical restrictions implementing these theories in practice. Poor physical health or bad habits (such as smoking) result in lower life expectancy and hence from a theoretical point of view should result in a higher benefit payment. However when people are actually benefiting from bad habits, this might result in the wrong nudges in which people decide to make decision increasing their pension benefits, but decreasing their health prospects and increasing their old-age costs to society. Furthermore, it seems rather harsh to consider aspects as education as a purely nurture choice of individuals instead of a nature element one is born with. So even when the SES factors do provide clear evidence of differences in life expectancy, there are several social economic constraints which limit these from being implemented in practice.

Homogenous risk groups

Throughout this article we have been made aware of the difference in life expectancy between different parts of the population. Gender, education, and social habits have a clear and material impact on the expected benefits one is expected to receive during his retirement.The legal framework and social preferences, may limit the reflection of these findings into the actual benefits paid to different groups. However, a more simple and practical solution would be to reflect the heterogeneous composition of the population into the scope of pension funds: although there are several Dutch pension funds that limit their scope to a certain part of the insured population (e.g. notaries, dentists, medical specialists), this is not the standard approach. Instead the two biggest pension funds (APG, PGGM) consist of a heterogeneous set of policyholders ranging from highly educated to people with a limited educational background. The current focus of DNB is to increase the size of pension funds to simplify supervision and reduce administration expenses: the latter occurs as bigger funds can benefit from economies of scale and hence reduce their administration and investment expenses. As (administration) expenses have a compounding effect on the funds funding ratio, this seems like a sensible policy, however this one-size-fitsall approach overlooks the important differences in clients that pension funds have, thus resulting in intergroup subsidy. Also in the creation of the Dutch general pension fund (APF) the focus has been on reducing

3. SES: Social Economic Status 4. Health at a Glance

49

MSC-LEVEL | ACTUARIAL

Due to the overall weak link between the official retirement age and expected years during retirement, one can wonder if a system of substantial inter-group subsidy is both desirable and sustainable in the long run.


References Arie Slotje and Servaas Houben, Zijn pensioenfondsen too big to fail?, De Actuaris, 1 April 2015

ABOUT THE AUTHORS Servaas Houben Servaas Houben is managing the Cees Diks actuarial department of ENNIA in Cees Diks is professor of DataWillemstad, Curacao. He studied analysis and Economic Statistics at econometrics in the Netherlands and the University of Amsterdam. He is worked there for the first 4 years of his an expert on non-linear time series career. Thereafter, Servaas worked in analysis, a new field at the order Dublin and London. Besides actuarial, between non-linear dynamical systems Servaas completed the CFA and FRM and statistical data-analysis. Within his qualifications. Servaas regularly writes research in the Center for Nonlinear for his blog, CFA digest, and (actuarial) Dynamics in Economics and Finance magazines. (CeNDEF) he focuses on detecting and modelling nonlinearities, which often arise in systems with boundedly rational economic agents.

Bruggink J.-W., Ontwikkelingen in (gezonde) levensverwachting naar opleidingsniveau, Bevolkingstrends 2009; 57(4):71-75. Hans de Mik, Gelijke verzekeringspremies voor mannen en vrouwen, De Actuaris, March 2012 Kardal, M., B.J.H. Lodder en M.J. Garssen, 2009, Levensverwachting stijgt, maar verschil tussen laag- en hoogopgeleiden blijft groot, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 2009, blz. 153:A689. OECD, Health at a Glance 2013, 2013 Richard Thaler, Cass Sunstein, Nudge – Improving decisions about health, wealth and happiness, 8 April 2008 Stam, S., M.J. Garssen, M. Kardal en B.J.H. Lodder, 2008, Hoogopgeleiden leven lang en gezond. In: Hilten, O. van, en A. Mares (red.), Gezondheid en zorg in cijfers 2008, blz. 9–19. CBS, Den Haag/Heerlen.

50

MSC-LEVEL | SPECIALTY

To avoid the issue of excess subsidizing altogether, DNB could consider limiting the scope of pension funds on sets of policyholders with similar backgrounds, and hence similar life expectancy. While focusing on purely gender might be a social undesirable goal, as one does not choose its gender, creating sub-groups based on other criteria such as profession or educational background might be a more practical solution. While the creation of more homogenous pension funds will reduce the diversification effects within funds, and might make the funds more vulnerable for trends for specific sub-sets of policyholders, this will result in a fairer premium and expected benefit level for all as one is paying premium more in line with one’s expected benefit payment. Furthermore, pension funds themselves could consider creating subfunds consisting of policyholders with similar backgrounds. This would enable them to still profit from the economies of scale regarding administration expenses and investments costs, but would allow them to provide a better combination of paid premium to received benefit level for their clients. Nevertheless, the current tunnel vision of reducing the number of Dutch pension funds resulting from a pure cost perspective is not in line with the more heterogeneous nature of most pension funds, and hence the pension fund members’ interests.

Recommended for readers of XXx-level

Recommended for readers of XXx-level

| SPECIALTY | NL MSC-LEVEL | ACTUARIAL

administration expenses and creating subfunds based on risk preference, not the expected years of benefit during retirement.


Study Career Learning Academy Social

QC Learning Academy Analyst Pool The QC Learning Academy combines quantitative thinking with essential skills that are necessary to fully unleash the possibilities of Econometrics. Interested in developing yourself above and beyond the curriculum at the university? Apply now for the analyst pool of the QCLA! As an analist, you will receive trainings by some of the most innovative and influential firms in the world on presentation, project structuring, mind mapping and many, many more aspects. You will also take these skills into real-life problems by helping cultural and non-profit firms with creating a quantitative strategy. Currently, four teams are helping the Stedelijk Museum and the large theaters of Amsterdam with optimising their processes.

Application deadline for the second semester is February 4th. Participate now and develop yourself from a student to a future leader!


Hi, I’m

Anthony I work at Towers Watson, and today I did something extraordinary.

yourexpectations. You’ve nearly completed your degree, and you’re ready for what’s next: a job that will inspire you, make you think and put your skills to the best use. But don’t you really want more than that? Go beyond your expectations at Towers Watson.

QR Code goes here

If you join us, you’ll often be challenged to do something extraordinary. From the start, you’ll team with senior associates to learn on the job and interact with clients on projects that help improve their business. And along the way, you’ll be in charge of your own career, working with your manager to decide what’s next and how to get there. Sound good? Then plan to Go Beyond at Towers Watson.

Towers Watson. A global company with a singular focus on our clients.

Benefits Risk and Financial Services Talent and Rewards Exchange Solutions towerswatson.com

52


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.