Eerlijke en duurzame handel in Tanzania

Page 1

TRADE FOR DEVELOPMENT

EERLIJKE EN DUURZAME HANDEL IN TANZANIA 1


Verantwoordelijke uitgever Carl MICHIELS COÖRDINATIE Piezo - Samuel Poos (BTC) REDACTIE Dan AZRIA CONCEPT Julie RICHTER Foto cover Max HAVELAAR © BTC, Belgisch ontwikkelingsagentschap, april 2010. Alle rechten voorbehouden. De inhoud van deze publicatie mag enkel vermenigvuldigd worden mits toestemming van BTC en mits bronvermelding. De inhoud van deze publicatie van het Trade for Development Centre vertegenwoordigt niet noodzakelijk het standpunt van BTC.

2


Algemene inleiding

Joab Jonadav Keki, initiateur du projet

Tanzania is vermaard om zijn uitzonderlijk gevarieerde fauna en om de Kilimanjaro die “het dak van Afrikaâ€? wordt genoemd. Het land kent al tientallen jaren een politieke stabiliteit waardoor het zich onderscheidt van veel van zijn door etnische of religieuze conflicten geteisterde buren. Na een moeizaam begin en enkele socialistische experimenten met rampzalige gevolgen kozen de Tanzaniaanse regeringen voor een menselijke ontwikkeling door de nadruk te leggen op gezondheidszorg en het onderwijs. Maar ondanks de natuurlijke rijkdommen die het land herbergt en zijn daadkrachtige leiders blijft Tanzania arm. De economie steunt nog te veel op de landbouwsector, in het bijzonder op het verbouwen van koffie, thee en katoen. De levensstandaard van miljoenen mensen hangt dus af van grondstoffen met onvoorspelbare en wisselvallige koersen. Bovendien moet Tanzania, zoals zoveel ontwikkelingslanden, in moeilijke omstandigheden en met weinig middelen omgaan met de gevolgen van de klimaatverandering en met de milieuproblemen die zijn natuurlijke rijkdommen ondermijnen (ontbossing, bedreigde biodiversiteit, vervuiling van de watervoorraden enz.). In die context kan eerlijke en duurzame handel een reĂŤle boost betekenen voor de ontwikkeling van Tanzania, waardoor het land zijn verankering in de wereldeconomie kan versterken zonder dat de bevolking en het milieu eronder lijden. De acties die wij hieromtrent in Tanzania zagen, zijn in dat opzicht erg opmerkelijk, zowel door hun lange geschiedenis als door hun originaliteit. In deze brochure bekijken we enkele initiatieven inzake eerlijke en duurzame handel van nabij, van de Grote Meren tot in Zanzibar.

3


WONDEREN EN ONTWIKKELING IN TANZANIA

5

KOFFIE IN TANZANIA

7

EERLIJKE HANDEL: KETENS, ACTOREN EN ORGANISATIES

10

DE GROTE INTERNATIONALE KOEPELORGANISATIES VAN DE EERLIJKE HANDEL

13

EERLIJKE HANDEL IN TANZANIA

15

INITIATIEVEN VOOR EERLIJKE HANDEL IN TANZANIA

16

TAFAT – De Tanzanian Federation for Alternative Trade

17

DE SECTOR VAN DE EERLIJKE KOFFIE IN TANZANIA Kilimandjaro Native Cooperative Union - KNCU Kagera Cooperative Union (KCU)

18

DE TANZANIAANSE EERLIJKE HANDWERKNIJVERHEID EN TEXTIELSECTOR Artisan Development Agency of Tanzania (ADAT) Mikono Kwanza Collections Getting Old Is to Grow (GOIG) Marvellous CRAFTS

24

DE ANDERE INITIATIEVEN VOOR EERLIJKE HANDEL Family Alliance for Development and Cooperation Kibena tea kiliflora Limited

29

INITIATIEVEN VOOR DUURZAME HANDEL IN TANZANIA Mpango Project, een project met steun van de FSC Lipton, duurzame thee met rainforest alliance-certificering UTZ Certified Duurzame visserij in de grote meren: een belangrijke uitdaging

34

DE BIOLOGISCHE PRODUCTIE IN TANZANIA Biolands, biologische en eerlijke cacao Biokatoen: het project biore tanzania van coop naturaline

40

DE ROL VAN DE BTC IN TANZANIA

43

ALGEMEEN BESLUIT

44

4


WONDEREN EN ONTWIKKELING IN TANZANIA GESCHIEDENIS VAN TANZANIA Op 26 juni 1964 werden Tanganyika en Zanzibar, allebei staten die recent gedekoloniseerd werden, samengevoegd tot de Verenigde Republiek Tanzania. De archipel van Zanzibar was eeuwenlang een handelszone waar de schepen van de oosterse mogendheden specerijen insloegen die zij in heel het Middellandse-Zeegebied verkochten. De eilandengroep fungeerde als draaischijf voor de handel in goud, ivoor en slaven, daar waar de Afrikaanse, Arabische en Indiase werelden samenkwamen, en domineerde eeuwenlang de economie van de hele regio. Na de kolonisatie in 1890 kwam de archipel onder de meedogenloze heerschappij van de Britten. In december 1963 werd Zanzibar onafhankelijk, ondanks de verdeeldheid tussen de Afrikaanse bevolking en de Arabieren en Indiërs die de meeste rijkdommen van het land bezitten. Tanganyika, het continentale deel van het huidige Tanzania, stond mee aan de wieg van de mensheid. Miljoenen jaren geleden verschenen hier de eerste mensachtigen. In 1890 erkende het Verdrag van Heligoland tussen Groot-Brittannië en Duitsland het Britse gezag over Zanzibar en de Duitse soevereiniteit over het continentale deel. De kolonisten van de Duitse Oost-Afrikaanse Maatschappij namen de rijkdommen van het land in bezit en sloegen alle verzet van de Afrikaanse bevolking genadeloos neer (de opstand van de Maji-Maji in 1902-1903 eiste bijna 120.000 doden). De plaatselijke bevolking werd als dwangarbeiders aan het werk gezet op koffie-, thee en katoenplantages. Na de Eerste Wereldoorlog verdreven de Britten de Duitsers uit OostAfrika en bestuurden zij het onder een mandaat van de Volkerenbond. Ze gaven het land de naam Tanganyika. In 1961 werd Tanganyika onafhankelijk. De leiders van Zanzibar en Tanganyika ten tijde van de onafhankelijkheid van beide landen, Sjeik Abeid Amani Karume en Julius Nyerere, begonnen onderhandelingen die snel tot de samenvoeging van de twee staten leidden, onder de naam Verenigde Republiek Tanzania. De integratie verliep echter moeizaam en de historische verschillen verdwenen niet zomaar.

Julius Nyerere, de president van de nieuwe staat, stuurde het land in de richting van het socialisme, met een project van «eerlijk bestuur, gelijkheid tussen rijk en arm en economische onafhankelijkheid»1. De banken en de grote ondernemingen werden genationaliseerd. De plantages werden samengevoegd tot gemeenschappen naar collectivistisch model (de Ujaama). Het nieuwe systeem bleek echter een rampzalige keuze voor het land, dat in een zware crisis belandde en steeds armer werd. In 1983 zag de Tanzaniaanse regering zich verplicht van koers te veranderen en de economie te liberaliseren. Julius Nyerere deed in 1985 afstand van de macht. Zijn opvolger, Ali Hassan Mwinyi (afkomstig uit Zanzibar) zorgde voor meer openheid en de geleidelijke liberalisering van het land. In 1995 vonden de eerste meerpartijenverkiezingen plaats (weliswaar gekenmerkt door tal van onregelmatigheden) en werd William Mkapa, een volgeling van Julius Nyerere, tot staatshoofd verkozen. Hij moest het hoofd zien te bieden aan talrijke obstakels die de lang verhoopte opleving van het land belemmerden: de economische crisis, de aidsepidemie, de toestroom van vluchtelingen uit Burundi, een aarzelende onafhankelijkheidsbeweging op Zanzibar, de infiltratie van radicale moslims (met in 1995 de aanslag op de Amerikaanse ambassade in Dar Es Salaam)… In december 2005 werd Jakaya Kikwete de nieuwe president van de Tanzaniaanse republiek. Voor meer informatie: www.africa-onweb.com, de pan-Afrikaanse website

5


DE TANZANIAANSE ECONOMIE Het socialisme dat door de eerste leiders van de onafhankelijke staat werd opgelegd, heeft de Tanzaniaanse economie sterk verzwakt. Maar er was ook een positief gevolg: de talrijke bevolkingsgroepen van het land raakten (weliswaar vaak gedwongen) vermengd. Ondanks zijn erg gevarieerde bevolking is Tanzania daarom gespaard gebleven van de grote golven van etnisch geweld die de buurlanden na de dekolonisatie teisterden. Midden jaren ’80, toen de economie geleidelijk aan werd geliberaliseerd, kon het land zich beginnen ontwikkelen. Een dynamisch beleid voor menselijke ontwikkeling Ondanks de uitbreiding van de aidsepidemie die vooral de meest productieve generaties treft (9 % van de volwassen bevolking), is de regering erin geslaagd de levensomstandigheden van de bevolking te verbeteren. Tussen 2003 en 2008 daalde de kindersterfte met 30 %, steeg de scholingsgraad van de kinderen (jongens en meisjes) van 59 % tot 95 % en steeg het aantal inwoners met toegang tot drinkbaar water van 32 % naar 58 %2. In het bijzonder met de steun van UNESCO investeert Tanzania al jaren in menselijke ontwikkeling, dat als het strategische kapitaal van het land wordt beschouwd. Een economie op weg naar een duizelingwekkende groei De Tanzaniaanse economie is nog altijd typisch die van een ontwikkelingsland. De landbouwsector is dominant met daarnaast een zich ontwikkelende mijnbouw en een haperende industrie. Het toerisme, een belangrijke bron van vreemde deviezen, teert op de buitengewoon rijke biodiversiteit en de prachtige landschappen die veel westerlingen naar het land lokken. De economische en structurele hervormingen die de regering sinds 1986 heeft doorgevoerd, zetten Tanzania op weg naar een duurzame ontwikkeling. Men voorspelt dan ook een langdurige periode van sterke BBP-groei3. Een hoofdzakelijk op landbouw gebaseerde economie De belangrijkste economische sector van Tanzania blijft de landbouw. Het land heeft een ideaal klimaat, een vruchtbare bodem en uitgestrekte bewerkbare gronden. De belangrijkste landbouwactiviteiten zijn het verbouwen van koffie, thee, katoen, suikerriet, fruit en groenten. De economische liberalisering in de jaren ’90 zorgde ervoor dat de boeren betrokken werden bij de productie- en handelsstructuren, wat heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van deze voor het merendeel van de Tanzaniaanse bevolking strategische sector.

6

Energie Tanzania heeft zeer uitgebreide energiebronnen: biomassa, aardgas, waterkracht, steenkool, zonne- en windenergie. De meeste van deze middelen zijn in grote mate onderbenut (minder dan 10 % van de bevolking heeft toegang tot elektriciteit), maar sinds enkele jaren voert de Tanzaniaanse overheid een ambitieus energiebeleid dat de plattelandsbevolking ten goede komt en in grote mate gebaseerd is op de uitbating van duurzame energiebronnen met weinig CO2-uitstoot (met de installatie van zonnecentrales, windparken, waterkracht).

Overvloedige bodemrijkdommen De Tanzaniaanse ondergrond puilt uit van de onontgonnen rijkdommen. De goudindustrie is een van de pijlers van de economie (met een productie van 50 ton per jaar) en de in 2007 ontdekte uraniumvoorraden interesseren een heleboel landen (meer in het bijzonder China).

En toen kwam de financiële crisis… De internationale financiële crisis van 2008 heeft zich in Tanzania vooral laten voelen in de toeristische sector, die bijna een vijfde van het nationale BBP vertegenwoordigt. Het aantal buitenlandse toeristen dat de belangrijkste bezienswaardigheden en natuurparken van het land bezocht, viel met 15 % terug. Toch wordt de groei van het Tanzaniaanse BBP in 2008 ondanks de wereldwijde crisis en een vrij hoge inflatie officieel op 7,3 % geschat. Op middellange termijn zal het land de tekortkomingen van zijn essentiële infrastructuur moeten opvangen (transport, communicatie en energie), maatregelen moeten nemen om de impact van de wereldrecessie te milderen, en een manier moeten vinden om de groei ten dienste te stellen van de strijd tegen de grootschalige armoede4. Voor meer informatie: www.africaneconomicoutlook.org Economische vooruitzichten voor Afrika


KOFFIE IN TANZANIA In het hart van de Tanzaniaanse maatschappij Sinds Franse en Engelse missionarissen in de 19e eeuw de koffieplant naar de regio brachten, is het verbouwen ervan uitgegroeid tot een van de essentiële aspecten van de Tanzaniaanse maatschappij, in het bijzonder bij de Chagga, het volk dat op de hellingen van de Kilimanjaro leeft, de hoogste berg van Afrika. Deze vulkanische hellingen zijn uiterst vruchtbaar en uitermate geschikt voor de teelt van de koffiestruik: Arabica in de hogere gebieden, Robusta in het laagland. De boeren van de Chagga zijn uitstekend georganiseerd en hebben een sterke regionale identiteit en een groot politiek bewustzijn. Zij hebben actief bijgedragen aan het ontstaan van de Tanzaniaanse coöperatieve beweging en aan de strijd van het volk voor onafhankelijkheid en voor structurele hervormingen van het productiesysteem. Al in de jaren ’20 kwamen de inlandse koffieboeren in opstand tegen de Europese planters. In de periode 1948-1961 kwam de opkomst van het Tanzaniaanse nationalisme het eerst tot uiting in de coöperatieve beweging van de koffieboeren. De geschiedenis van de koffieteelt is dus nauw verboden met de politieke en sociale uitdagingen die heel de Tanzaniaanse maatschappij kenmerken5.

7


Van maoïsme naar liberalisme

De liberalisering van de markt en haar gevolgen

Het “Tanzaniaanse” socialisme dat kort na de onafhankelijkheid werd ingevoerd, inspireerde zich op het Chinese maoïstische model en steunde op coöperaties om een zelfvoorzienend beleid te ontwikkelen, zonder ze evenwel te veel autonomie te geven. De wil van de Staat om het platteland te controleren uitte zich in de nationalisering van de infrastructuur en de gedwongen verplaatsing en hergroepering van de bevolking, vooral in het kader van het beleid van de “Ujaama” en de programma’s voor “verdorping”, die bedoeld waren om de landbouwproductie te versterken (en te controleren), met voorrang voor de exportteelten.

De liberalisering van de koffiemarkt in de jaren 19801990 heeft de exploitanten toegang verschaft tot de productiestructuren, maar ze is niet pijnloos verlopen. Toen de monopolies verdwenen, moesten de van het socialistische model geërfde structuren opeens concurreren met privébedrijven. Aanvankelijk leidde dat tot een scherpe daling van de geproduceerde volumes en tot ingrijpende sociale veranderingen. Toch zijn de gevolgen van de liberalisering veeleer positief. Ze komen ten goede aan de boeren, die van de staat en de coöperaties de vrijheid krijgen om zich wel of niet aan te sluiten. Het marktaandeel van de particuliere handelaren (filialen of agenten van multinationals) groeide van minder dan 10 % in 1993 naar meer dan 70 % in 1999, ten nadele van de oude coöperaties.

Na de Verklaring van Arusha, in 1973, werd dit beleid radicaler en kreeg de Tanzaniaanse staat heel de productie, verwerking, distributie en verkoop van de koffie in zijn greep. In 1976 ontbond de centrale overheid de coöperaties. Pas op het einde van de jaren 1980 gaf de regering toe dat dit beleid gefaald had en begon ze de sector te liberaliseren.

8

De concurrentie zet veel producenten ertoe aan om aan privéoperators te verkopen, die meestal contant betalen. De in de periode 1995-1997 vrij hoge prijzen op de wereldmarkt leidden tot hogere opbrengsten voor de producenten, maar in 1999-2006 daalden deze prijzen weer met 50 %6.


Aanhoudende spanningen De liberalisering van de koffiemarkt is een van de mijlpalen in de evolutie van een groot aantal Oost-Afrikaanse samenlevingen. Ze leidt echter ook tot spanningen die zowel de productiesystemen beïnvloeden als het leven van de miljoenen mensen die afhankelijk zijn van de opbrengst van de koffie. Er spelen bovendien biologische kwesties mee zoals de veroudering van de koffieplanten die sinds de jaren 1950 nauwelijks vernieuwd zijn en dus minder renderen. Zo valt de productie van Kilimanjaro-koffie bij gebrek aan nieuwe aanplantingen terug en neemt de kwaliteit ondanks de inspanningen van de producenten af. Deze moeilijkheden worden nog verergerd door het eeuwige probleem van de wisselvallige koffiekoersen waarop de producentenorganisaties en zelfs de Afrikaanse staten geen vat hebben. Nochtans zouden heel wat landen baat kunnen hebben bij een beleid dat een stabilisering en rationalisering van de koffieprijzen op de internationale markt beoogt. Toen in 1989 de internationale koffiecrisis begon, was de bevolking van de producerende landen van Afrika en Latijns-Amerika het eerste slachtoffer. Het aanbod was veel groter dan de vraag, zodat de koffieprijzen een enorme klap kregen: in het begin van de jaren 2000 waren ze tot hun laagste niveau ooit gedaald. De Wereldbank raamt het verlies voor de koffieproducenten in die periode op gemiddeld 4,5 miljard dollar per jaar. In Afrika en Centraal-Amerika heeft deze crisis de nationale financiën, die sterk afhankelijk zijn van de grondstoffenexport, zeer zwaar aangetast. De regeringen van deze landen moesten drastisch snoeien in de sociale programma’s en in hun strijd tegen armoede. Miljoenen gezinnen van koffieplanters werden hierdoor getroffen. De crisis werd ingeluid door het einde van het Internationale Koffieakkoord, in 1989. Tal van factoren speelden mee: de mislukking van de strategieën voor de groei van de productie die het IMF aan de producerende landen oplegde, de ingrepen van koffiemultinationals (zoals Nestlé, Philip Morris, Kraft, enz.) die enorme hoeveelheden in voorraad namen om de prijzen laag te houden, en het dalende verbruik in de rijke landen7. De Afrikaanse producerende landen waren, mede door de concurrentie van Colombia, Brazilië en Vietnam, de eerste slachtoffers van deze crisis. De slecht georganiseerde productieketens bleken niet in staat zich te verenigen en zich op te werpen als belangrijke spelers binnen de internationale onderhandelingen. Sinds 2005 valt er een verbetering te bespeuren. De koffieprijs is gestegen naar een niveau dat meer aanvaardbaar is voor de producenten. De crisis heeft echter de wisselvalligheid van de koersen aangetoond en toont de noodzaak van de invoering van een stabieler en eerlijker systeem.

Voor meer informatie: www.omdm.be www.fao.org www.ethiquable.com www.solidarmonde.fr www.fairtradegemeenten.be

9


EERLIJKE HANDEL: KETENS, ACTOREN EN ORGANISATIES ONTSTAAN VAN EERLIJKE HANDEL Eerlijke handel komt voort uit een eenvoudige vaststelling: ondanks de bedragen die in ontwikkelingshulp worden geïnvesteerd, blijft de armoedekloof tussen de bevolking van de rijkste landen en die van de armste landen groeien. In minder dan een eeuw tijd is de verhouding tussen de inkomens in de 20 % rijkste landen en in de 20 % armste landen gestegen van 11 tegen 1 in 1913 naar 75 tegen 1 vandaag. Oorlogen, natuurrampen, gebrekkige infrastructuur, corruptie,… Er zijn veel oorzaken op te sommen voor dit verstoorde evenwicht, maar er spelen ongetwijfeld ook en vooral fundamenteel structurele economische problemen mee. Grondstoffenspeculatie, de schuldenspiraal, de gesubsidieerde concurrentie van producenten uit de noordelijke landen: al die mechanismen belemmeren de opleving van de armste landen die hun ontwikkeling zelf niet in handen hebben. Hoewel de handelsonevenwichten al in de 19e eeuw werden aangetoond (vooral vanaf de publicatie, in 1860, van de roman van de Nederlander Edward Douwes Dekker, met Max Havelaar als held), verschenen pas na de Tweede Wereldoorlog de eerste projecten voor eerlijke handel van Amerikaanse en Engelse organisaties (Ten Thousand Villages in de VS en de ngo Oxfam in het VK). Op de UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development) van 1964 werd voor het eerst het concept “eerlijke handel” gedefinieerd: “Trade, not Aid” (handel, geen liefdadigheid) was het basisprincipe. Vanaf het einde van de jaren ’60 gingen in Europa de eerste winkels voor eerlijke handel open, terwijl in de ontwikkelingslanden producentencoöperaties en -verenigingen werden opgericht die voordeel zouden halen uit een eerlijker handelsverkeer. De landbouwsector en de ambachten kwamen als eerste aan bod.

10


WAT IS EERLIJKE HANDEL?

EEN GEÏNTEGREERDE KETEN EN EEN GELABELDE KETEN

In 1999 zijn de belangrijkste internationale fairtradeorganisaties (de World Fair Trade Organisation, de Fair Trade Labelling Organizations en het Network of European World Shops) het eens geworden over een gemeenschappelijke definitie: “Eerlijke handel is een commercieel partnerschap dat steunt op dialoog, transparantie en respect, met als doelstelling te komen tot een rechtvaardiger wereldhandel. Eerlijke handel draagt bij tot duurzame ontwikkeling door betere handelsvoorwaarden te bieden en door de rechten van de producenten en de gemarginaliseerde werknemers te waarborgen, heel bijzonder in het zuidelijk halfrond. De organisaties voor Eerlijke Handel (gesteund door de consumenten) verbinden er zich actief toe de opinie te sensibiliseren en campagne te voeren voor veranderingen in de regels en praktijken van de conventionele internationale handel.”

Sinds 1988 en de oprichting van de IFAT enerzijds, de internationale federatie voor eerlijke handel (die in 2009 de WFTO werd, de World Fair Trade Organization) en de lancering van het label Max Havelaar anderzijds, stellen we vast dat er twee grote ketens voor de regulering van de eerlijke handel zijn ontstaan, die naast elkaar blijven bestaan: de geïntegreerde keten (WFTO en EFTA) en de gelabelde keten (FLO Max Havelaar).

Om de toepassing van dit economische systeem te ondersteunen, formuleren de organisaties de 10 hoofdprincipes die moeten worden nageleefd: • Kansen creëren voor de producenten die zich economisch in een benadeelde situatie bevinden. • De transparantie en de geloofwaardigheid bevorderen. • De individuele competentie aanmoedigen. • Eerlijke handel stimuleren. • De betaling van een rechtvaardige prijs garanderen. • Waken over de gelijkheid tussen de geslachten. • Aanvaardbare arbeidsomstandigheden garanderen. • Kinderarbeid vermijden. • Het milieu beschermen. • Handelsrelaties aanmoedigen gebaseerd op vertrouwen en wederzijds respect. Concreet garandeert eerlijke handel de producenten in de armste landen betere aankoopprijzen dan de prijzen op de wereldmarkt, een relatieve prijsstabiliteit en gunstige betalingsvoorwaarden en -termijnen (zelfs voorfinancieringsmogelijkheden), zodat de boeren en ambachtslui hun producten niet tegen dumpingprijzen moeten verkopen of woekerleningen moeten aangaan. De rechtvaardige prijs wordt onderhandeld en moet alle productiekosten voor het product kunnen dekken, inclusief de milieukosten, en de producenten een aanvaardbare levensstandaard garanderen. De kopers van fairtradeproducten zetten zich in het algemeen in voor sociale programma’s (alfabetisering, toegang tot de onderwijs- en medische zorgsystemen, enz.) en steunen de productieve investeringen van de producentenorganisaties.

11

De geïntegreerde keten, de historische organisatievorm van de eerlijke handel, heeft als belangrijkste kenmerk dat alle actoren die bij de productie en de commercialisering van het product betrokken zijn (producent, verwerker, importeur en verkooppunten) deelnemen aan de eerlijke handel en zich vrijwillig (en zelfs actief) aan de principes van eerlijke handel houden. De certificering komt dus ten goede aan de actoren van de keten. Ze gaat meestal samen met een logo en volgt regels en criteria die veelal samen worden gedefinieerd. De gelabelde keten steunt op de certificering van het gecommercialiseerde product. De bedrijven die deze producten vervaardigen, verbinden zich ertoe een specifiek bestek te respecteren en hun grondstoffen aan te kopen bij organisaties van producenten in ontwikkelingslanden (vaak coöperaties) die door de labelingorganismen zijn erkend. Deze gelabelde producten mogen vervolgens in om het even welk verkooppunt worden verkocht, ook in de klassieke grootdistributie. Max Havelaar, dat het FLOlabel in België vertegenwoordigt, is het bekendste van deze labels. Het naast elkaar bestaan van deze twee ketens illustreert het bestaan van twee verschillende visies op eerlijke handel. Deze visies hebben hoofdzakelijk betrekking op het soort relaties dat met de economische privéspelers wordt aangegaan (multinationals, grootdistributie) en op de verschillen tussen een ontwikkelingsvisie (en een aanklacht tegen de internationale handel) enerzijds, en een commercieel perspectief op basis van de controle anderzijds.


DE BELANGRIJKSTE ACTOREN VAN DE EERLIJKE HANDEL De keten van de eerlijke handel omvat drie categorieën van actoren: De organisaties van producenten of arbeiders, die de lokale grondstoffen produceren, verbouwen of verwerken. Om aan programma’s voor eerlijke handel te kunnen deelnemen, moeten zij zich aansluiten bij een erkende organisatie. In de landen van het Zuiden en voor de landbouwproducten worden de organisaties meestal door Fairtrade Labelling Organisations erkend. De marktoperators vervangen de tussenpersonen. Zij importeren, exporteren of transformeren de producten van de eerlijke handel. Voorbeelden zijn Solidar’Monde in Frankrijk, Oxfam in het Verenigd Koninkrijk en natuurlijk Oxfam-Wereldwinkels in België, voor de geïntegreerde keten. Daarnaast zijn er de conventionele distributeurs, zoals Delhaize en Colruyt. Zelfs Lidl en Carrefour hebben hun eigen fairtrademerken ontwikkeld, respectievelijk Fairglobe en Carrefour Solidair. De kleinhandelaars verkopen direct aan de consument, ofwel in gespecialiseerde zaken zoals de Wereldwinkels, ofwel - en steeds vaker - in de traditionele supermarktketens.

12


DE GROTE INTERNATIONALE KOEPELORGANISATIES VAN DE EERLIJKE HANDEL WFTO - World Fair Trade Organisation Internationale fairtradeorganisatie De WFTO, de internationale fairtradeorganisatie, groepeert 350 organisaties (waarvan 65 % uit landen in het Zuiden) die alle schakels van de keten van de eerlijke handel vertegenwoordigen (producenten, bewerkers en distributeurs). Ze wordt sinds de oprichting in 1989 als de belangrijkste coördinator van de organisaties in de sector beschouwd. Sinds 2004 wordt het «Afrikaanse deel» van de organisatie verzorgd door de Cooperation for Fair Trade in Africa (COFTA), die ongeveer 70 organisaties uit 20 Afrikaanse landen groepeert. Tot voor kort droeg de WFTO de naam IFAT (International Fair Trade Association, internationale fairtradeorganisatie). Als emblematische structuur van de geïntegreerde keten labelt de WFTO geen producten, maar organisaties. Deze organisaties krijgen het FTO-label, na een evaluatie op basis van strenge criteria en normen. In de WFTO wisselen organisaties informatie en ervaringen uit. Honderden organisaties nemen deel aan de internationale conferenties die ze organiseert en die tot de belangrijkste evenementen van de fairtradeketen worden gerekend. Voor meer informatie: www.wfto.com

13


FLO - International Fairtrade Labelling Organization Fairtrade-keurmerkorganisatie

De FLO (Fairtrade Labelling Organization) is zowel een federatie van labelingorganisaties als een onafhankelijke structuur die een fairtradelabel toekent. Ze stelt fairtradenormen op, controleert hun toepassing en certificeert de producten die aan deze normen voldoen. Om haar opdrachten optimaal te vervullen, is de FLO samengesteld uit twee aparte structuren: FLO International en FLO-Cert. De vereniging FLO International telt meer dan 20 nationale certificeringsorganismen, waarvan 15 Europese (in België en in Frankrijk vertegenwoordigt Max Havelaar het label). Ze stelt fairtradenormen op en ontwikkelt ze (specifiek voor elk type product), steunt nieuwe ketens en versterkt de producentenorganisaties. FLO-Cert certificeert producentenorganisaties en verleent officiële goedkeuring aan de economische actoren van de keten (importeurs, exporteurs, verwerkers en merken) na regelmatige audits en controles. Meer dan 500 organisaties (coöperaties en plantages) in meer dan 50 landen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika werden al gecertificeerd. Voor meer informatie: www.fairtrade.net

EFTA - European Fair Trade Association International

Europese fairtradevereniging

De EFTA, een soort van historische club van organisaties die een toonaangevende rol spelen in hun land, groepeert de belangrijkste Europese fairtrade-importcentrales die zich bij ongeveer 400 groepen van producenten in opkomende landen bevoorraden. De EFTA werd in 1990 opgericht als platform voor de uitwisseling van informatie en goede praktijken en heeft tot doel de import van fairtradeproducten te ontwikkelen door de synergieën te versterken en de uitwisseling van ervaringen tussen de leden te bevorderen. De EFTA is meer een werkinstrument dan een instrument voor politieke vertegenwoordiging. Ze ontwikkelt onder meer gedeelde databases en een monitoringsysteem dat gezamenlijk wordt gebruikt. Voor meer informatie: www.european-fair-trade-association.org

FINE Deze laatste, grote instellingen vormen FINE (acroniem van de initialen van de 4 organisaties) dat tot doel heeft hun acties te coördineren, een zelfde betekenis te geven aan eerlijke handel en vooral het vertrouwen op te bouwen en in stand te houden dat nodig is voor een goede ontwikkeling van de eerlijke handel.

14


EERLIJKE HANDEL IN TANZANIA DE GESCHIEDENIS VAN DE EERLIJKE HANDEL IN TANZANIA Mooie herinneringen Tanzaniaanse koffie was een van de allereerste producten die de actoren van de eerlijke handel, aangevoerd door Oxfam-Wereldwinkels, in België invoerden. Deze organisaties waren indertijd erg politiek geëngageerd. Anne Minne, de Eerste Secretaris-generaal van Oxfam, vertelde in een interview in 2009: «Het waren symbolische landen die hun lot in eigen handen hadden genomen, dankzij de bevrijding, de onderhandeling en emblematische figuren als Nyerere. Zijn visie op de dorpelingen, die hen aanzette tot zelfbestuur in de Ujamaa-dorpen, gaf de boeren eindelijk verantwoordelijkheid.»8.

Economisch, sociaal en ecologisch in plaats van politiek Vandaag is de werking van de fairtradeorganisaties in Tanzania minder politiek en meer economisch en sociaal. De operators leggen vooral de nadruk op de invoering van mechanismen die eerlijker en lonender zijn voor de producenten. Door boven de marktprijs aan te kopen en ontwikkelingspremies te verstrekken, geven de actoren van de eerlijke handel de families van de Tanzaniaanse producenten een reële, concrete steun en ze zorgen tevens voor de financiering van scholen, sanitaire infrastructuur, wegen enzovoort. Hoewel de via de fairtradeketens verkochte volumes bescheiden blijven, vergeleken met die van de traditionele internationale markten, hebben de hogere (en vooral in de tijd gewaarborgde) prijzen die de fairtradeorganisaties toepassen duidelijk positieve gevolgen voor de Tanzaniaanse producenten. Zo zijn verscheidene producerende coöperaties ervan overtuigd dat ze tijdens de koffiecrisis dankzij de fairtradeketens het hoofd boven water hebben kunnen houden zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van hun koffie.

Voor meer informatie: Oxfam-Wereldwinkels – www.omdm.be FAO – www.fao.org www.ethiquable.com www.fairtradegemeenten.be

15


INITIATIEVEN VOOR EERLIJKE HANDEL IN TANZANIA 16


TAFAT DE TANZANIAN FEDERATION FOR ALTERNATIVE TRADE De Tanzanian Federation for Alternative Trade (TAFAT) is het netwerk van de leden van COFTA in Tanzania. Ze steunt de eerlijke handel in Tanzania maar draagt ook bij aan de strijd tegen de marginalisatie van de armsten en de zwaksten. Door de uitwisseling van ideeën en ervaring en het gezamenlijke gebruik van de middelen te bevorderen, aanbevelingen voor de rechten van de kleine producenten te formuleren en de commerciële ontwikkeling van haar leden te steunen, past de werking van de Tanzanian Federation for Alternative Trade in het kader van de algemene principes die de internationale fairtradeorganisatie heeft bepaald. Veel groeperingen van Tanzaniaanse producenten met een fairtradecertificering hebben het niet gemakkelijk. Ze worden geconfronteerd met de wispelturigheid van de markt, de concurrentie van de traditionele privébedrijven en een gebrekkige ondersteuning door de internationale organisaties. De Tanzanian Federation for Alternative Trade (TAFAT) zet zich krachtdadig in voor deze producenten, vooral in de sector van het traditionele ambachtswerk. Ze levert grote inspanningen om de kwaliteit van de producten te verbeteren. De TAFAT heeft de volgende formele doelstellingen: • Teamwerk en de participatie van de producenten aan samenwerkingsprojecten bevorderen • De economische activiteit van de leden ontwikkelen (door hen met hun commerciële projecten te helpen, contacten te leggen met fairtrade-importeurs enz.) • De werkgelegenheid bij de eerlijke producenten bevorderen, onder meer door middel van opleidingen die de kwaliteit en de creativiteit van de producenten stimuleren • Positief bijdragen tot de uitroeiing van de armoede in Tanzania, meer bepaald door de ontwikkeling van eerlijke handel. De Tanzanian Federation for Alternative Trade (TAFAT) is sterk gericht op de steun aan de sector van de eerlijke handwerknijverheid (die zwaar te lijden heeft onder de concurrentie uit Azië, met haar goedkopere producten en fabrikanten die als betrouwbaarder worden beschouwd). Ze neemt allerlei initiatieven voor de Tanzaniaanse producenten, zoals de deelname aan beurzen, de organisatie van opleidingen enz. Voor meer informatie: www.cofta.org www.omdm.be

17


DE SECTOR VAN DE EERLIJKE KOFFIE IN TANZANIA KILIMANDJARO NATIVE COOPERATIVE UNION - KNCU Een bewogen geschiedenis De Kilimanjaro Native Cooperative Union (KNCU) werd in 1929 gesticht door boeren van het Chagga-volk. Dit is een van de oudste koffiecoöperaties van Afrika en zeker van Tanzania. Haar aanvankelijke doel was het verzamelen en verhandelen van de koffie die de Chagga-boeren op de vruchtbare vulkanische hellingen van de Kilimanjaro verbouwden. Ze heeft een heleboel metamorfosen ondergaan om de organisatie te worden die ze nu is. Tot aan de onafhankelijkheid was de Kilimanjaro Native Cooperative Union de economische motor van de streek en een van de belangrijkste symbolen van de coöperatieve en nationalistische beweging. Het beheer van het productiesysteem van de koffie werd een centraal element van de regionale identiteit van de Chagga-boeren. In de jaren 1950 consolideerde de Kilimanjaro Native Cooperative Union zich en werkte ze mee aan de stichting en invoering van enkele van de belangrijkste economische instellingen van de toekomstige onafhankelijke staat. De eerste grote omwenteling vond plaats in het midden van de jaren ‘70, toen Julius Nyerere, de eerste president van de Verenigde Republiek Tanzania, zijn socialistische programma invoerde en zijn Ujaama ‘verdorpingsbeweging’ lanceerde, waardoor niet alleen de plantages werden genationaliseerd, maar in 1976 ook de coöperaties werden ontbonden omdat men ze als obstakels zag voor het dirigisme van de staat.

18


Na de politieke overgang van 1984 werd de Kilimanjaro Native Cooperative Union herboren en zette ze zich in voor de inzameling van de koffieproductie van heel de streek. In het kader van een nog altijd sterk door de staat geleide economie, greep de Kilimanjaro Native Cooperative Union terug naar haar hoofdfuncties: alle koffieproductie van de Kilimanjaro verzamelen, de producenten technische hulp verlenen en het monopolie van de verkoop op de veiling van Moshi steunen9. In de loop van de jaren 1990 werd de Tanzaniaanse economie geleidelijk aan geliberaliseerd. Privéoperators kregen het recht om Tanzaniaanse koffie te vergaren, ook al bleef het Tanzania Coffee Board de commercialisering controleren. De liberalisering van de markt was een harde klap voor de historische Tanzaniaanse coöperaties. De Kilimanjaro Native Cooperative Union, die haar monopolie op de Kilimanjaro-koffie verloor, moest afstand doen van veel van haar voorrechten en activiteiten, zoals de levering van insecticide en kunstmest aan de boeren. De koffieboeren, die tot dan toe verplicht waren om met de KNCU samen te werken, richtten zich nu tot privéoperators, die vaak interessantere betalingsvoorwaarden aanboden. Zo kwam het dat de Kilimanjaro Native Cooperative Union in 2000 nog maar ongeveer 30 % van de regionale productie vertegenwoordigde.

Het systeem van de Kilimanjaro Native Cooperative Union Vandaag beheert de Kilimanjaro Native Cooperative Union ongeveer de helft van de op de hellingen van de Kilimanjaro geoogste en geproduceerde koffie. Ze verkoopt de koffie op de veiling van Moshi en koopt een gedeelte terug voor de conventionele export en de fairtrade-importeurs. Het Tanzaniaanse system voor de commercialisering verplicht de producenten die hun koffie zelf willen exporteren namelijk om zich te groeperen, zodat ze over voldoende grote volumes beschikken10. De coöperatie telt 93 primaire coöperaties met ongeveer 98 000 koffieproducenten van de Kilimanjaro. De bevolkingsgroei is in deze vruchtbare streek zo groot dat de plantages over kleine percelen verdeeld zijn. De percelen zijn eigendom van en worden beheerd door families van producenten, die zich inspannen om hun grond zo productief mogelijk te maken. Dat gebeurt onder meer door bananenbomen tussen de koffiestruiken te planten en door vee te laten loslopen om de bodem te bemesten.

Reële bedreigingen De koffieproductie van de Kilimanjaro verkeert in gevaar. Sinds de jaren 1950 zijn erg weinig planten vervangen. De koffiestruiken zijn oud en de oogsten worden kleiner (een daling van 300 kg / hectare in 1970 naar 150 kg / ha vandaag). Door die dreiging - en door de dalende prijzen - zien de boeren zich gedwongen hun inkomsten aan te vullen met veeteelt of groenteteelt. Deze activiteiten kunnen de armoede van de plaatselijke bevolking echter niet echt verminderen. Bovendien lijden de toch al kwetsbare plantages onder de evolutie van het klimaat, die heel de regio bedreigt. In 2009 vertelde Mapunda Kisuma, een vertegenwoordiger van de KNCU: “De droogte heeft in Tanzania veel te lang geduurd. Er is geen maïs meer, geen eten, geen koffie. De boeren vragen zich zelfs af of ze de oude planten niet door nieuwe moeten vervangen. De planten hebben meer en meer last van parasieten en de bonen kunnen niet goed rijpen omdat het op de verkeerde momenten regent. Veel jonge mensen geven de koffieteelt op en trekken naar de stad. Ik zie de koffieteelt over 20 jaar verdwijnen” 11.

19


Eerlijke handel als noodzaak Deze situatie zet de leiding van de Kilimanjaro Native Cooperative Union ertoe aan om de koffie van de Kilimanjaro te valoriseren en er een bekend kwaliteitsproduct van te maken. Dat gebeurt vooral door het imago van een rijke, authentieke streekkoffie te verdedigen. De meest dynamische lokale coöperaties worden aangemoedigd om de beste kwaliteiten van hun oogst in de verf te zetten en de kwaliteit van hun processen te verbeteren. Door de boeren op te leiden, de beste bonen te selecteren en de betere kwaliteiten duurder te verkopen, krijgt de Kilimanjaro Native Cooperative Union meer inkomsten, die ze vooral investeert in de vernieuwing van de planten, het vruchtbaar maken van de grond en de verbetering van de landbouwtechnieken. Dankzij deze inspanningen en de hulp van gespecialiseerde Europese organisaties hebben zeven coöperaties van de eerste graad12 een biocertificering voor hun koffie ontvangen. Hoewel het grootste gedeelte van de koffie van de Kilimanjaro Native Cooperative Union naar de veiling gaat, wordt een belangrijk deel sinds 1993 aan fairtradeoperators verkocht. De KNCU kreeg in 2006 een FLO-certificering en hecht veel belang aan de samenwerking met de fairtradeorganisaties. Dankzij de eerlijke handel kan ze haar rol van verzamelaar immers overstijgen en een grotere verantwoordelijkheid nemen in de directe commercialisering van de productie. De productie die langs deze weg wordt verkocht, is nog relatief klein in verhouding tot de aantallen van de producenten en de geproduceerde volumes. Maar de hogere prijzen die de kopers van de eerlijke handel betalen, heeft de invoering mogelijk gemaakt van een kwaliteitspremie, die geïnvesteerd wordt in de oogst- en fabricageprocessen. In 2002-2003 bedroeg de verkoop van de KNCU aan fairtradeorganisaties slechts ongeveer 15 % van het totale volume, maar stelde hij de coöperatie in staat om de producenten 0,457 $ per kilo koffie te betalen, in plaats van de 0,38 $ van de internationale markt13. Dit heeft bijgedragen tot de leefbaarheid van zowel de coöperatie als de boeren van de streek. De ontwikkelingspremie die de fairtradeorganisaties uitbetalen (ongeveer 4 % van de verkoopprijs) wordt voor 75 % aan de boeren uitgekeerd. Het restant gaat naar sociale projecten: de financiering van een onderwijsfonds dat studiebeurzen verleent, de bouw van scholen, de invoering van een financieringsorganisme voor de boeren (Kilimanjaro Cooperative Bank), enz.

Voor meer informatie: www.ethiquable.com www.omdm.be www.fao.org www.solidarmonde.fr

20


KAGERA COOPERATIVE UNION (KCU) Historische wisselvalligheid Deze coöperatie van koffieproducenten werd gesticht door groepen boeren die het feitelijke monopolie van de Aziatische tussenpersonen op het koffietransport wilden doorbreken. In de socialistische periode onder het bewind van Julius Nyerere, de eerste president van Tanzania, werd de volledige koffieoogst door de producenten aan de Staat verkocht. De overheid keerde een voorschot uit maar betaalde het saldo pas nadat de productie verkocht was. Later werden de coöperaties in het kader van het nationalisatiebeleid ontbonden en in 1976 werd de Bukova Native Cooperative Union door de Tanzaniaanse overheid verboden. In 1984 werd ze weer toegelaten, onder toezicht van de Staat, die het monopolie van de koffiehandel toevertrouwde aan een openbare instelling, het Coffee Board. In 1989 leidde het einde van de Internationale Koffieovereenkomst de totale vrijmaking van de koffiemarkt in. In enkele maanden tijd stortten de koersen in. Een jaar later gebruikten enkele leden de opbrengst van hun oogst om de coöperatie over te nemen. Ze werd omgedoopt tot Kagera Cooperative Union (KCU). 1990 is een belangrijke datum voor de producenten die zich in de nieuwe organisatie verenigden. Ze kregen namelijk een uitvoervergunning zodat ze direct zaken konden doen met de internationale kopers. Ze openden kantoren in de stad Moshi, de zetel van de Tanzaniaanse koffiebeurs, en begonnen nog in hetzelfde jaar samen te werken met de fairtradeorganisaties14.

Historische banden met de eerlijke handel

De KCU vandaag

De Kagera Cooperative Union heeft erg sterke historische banden met de fairtradeorganisaties.

De Kagera Cooperative Union telt nu 125 lokale groepen die bijna 60 000 producenten van Robusta en Arabica16 in de streek van Kagera vertegenwoordigen, een afgelegen en ondanks de rijkdom van zijn bodem arm gebied. Meer dan een derde van de export gaat naar de kopers van de eerlijke handel, die een gewaarborgde prijs betalen die ver boven de marktprijs ligt.

De nieuwe start van de coöperatie in de jaren 1990 werd immers mogelijk gemaakt door de rechtstreekse en belangrijke steun van de grootste actoren van de alternatieve sector, waaronder Max Havelaar en de FLO. Zij begeleidden de invoering van de technische en commerciële structuren die de Kagera Cooperative Union in staat stelden om de verwerking, de logistiek en de verkoop van de productie zelf te verzorgen. De Kagera Cooperative Union heeft bijna 8000 ton koffie verhandeld aan de voorwaarden van Max Havelaar. Dit was goed voor ongeveer 5 miljoen dollar inkomsten. De helft van de opbrengst werd rechtstreeks aan de boeren uitgekeerd. Wanneer men rekening houdt met het feit dat de verkoop aan fairtradeorganisaties slechts 8 % van het totale volume vertegenwoordigt, kunnen deze bijkomende aan alle producenten uitgekeerde opbrengsten bescheiden lijken, maar het is vooral het in de tijd gewaarborgde karakter van de prijzen dat telt. Toen in de tweede helft van de jaren 1990 de koffiekoersen instortten, kon de KCU dankzij de door de fairtradeorganisaties gehanteerde prijzen (die 5 tot 6 keer hoger waren dan de marktprijs) de aan de producenten betaalde bedragen verdubbelen15.

21

Dankzij deze inkomsten en ondanks de moeilijke omstandigheden, levert de Kagera Cooperative Union grote inspanningen om haar diensten professioneler te maken en met succes te investeren in de activiteiten die het meest rendabel zijn en de grootste toegevoegde waarde opleveren. Het exportkantoor dat de coöperatie met de steun van de actoren van de eerlijke handen in Moshi heeft geopend, wordt nu erkend om zijn deskundigheid op het vlak van de veilingverkoop, de beoordeling van de kwaliteit en het financiële beheer van de transacties. De ervaring die de leiders van de coöperatie in de commerciële domeinen hebben opgedaan, uit zich ook in het vermogen om de productie beter op de veilingmarkt te verkopen. Dan heeft dan weer een directe weerslag op de inkomsten van de boeren. Daarnaast heeft de Kagera Cooperative Union in de jongste jaren een beduidend deel van haar middelen geïnvesteerd in de gedeeltelijke overname van een eigen fabriek die koffie tot oploskoffie verwerkt, de fabriek van TANICA (Tanganyika Instant Coffee Company Limited – zie kader). Op die manier kunnen de smaakexperts van de coöperatie de kwaliteit en de smaak van de koffie beter controleren.


De voordelen van eerlijke handel De Kagera Cooperative Union is vandaag een van de bekendste koffiecoöperaties van Afrika, vooral vanwege haar beheersing van de kosten van de productie, verwerking en verhandeling van koffie op de internationale merkten. Deze positie, die des te opmerkelijker is omdat ze bereikt werd tijdens een ernstige crisis van de koffiemarkt, steunt gedeeltelijk op de banden die de coöperatie sinds haar start heeft onderhouden met de actoren van de eerlijke handel. Deze laatste hebben zich niet beperkt tot het aanbieden van veel stabielere en voordeligere voorwaarden, maar hebben ook een belangrijke steun geleverd aan de meeste ontwikkelings- en waardescheppingsprojecten van de coöperatie. De organisatie TWIN heeft bijvoorbeeld de nodige technische middelen geleverd om het exportkantoor van de coöperatie (dat ooit als een bastion van bureaucratie werd beschouwd) om te vormen tot een dynamisch, efficiënt agentschap, onder meer dankzij de informatisering van het administratieve werk. Op sociaal vlak hebben de door de kopers van de eerlijke handel betaalde premies verscheidene realisaties mogelijk gemaakt: • De bouw van drie middelbare scholen • De toekenning van studiebeurzen aan kinderen van boeren • De financiële steun aan alleenstaande vrouwen van de streek Op de vraag of eerlijke handel in de context van de hoge conventionele koffieprijzen nog belangrijk is voor de coöperatie, antwoordt Vedastus Ngaiza, de directeur van de Kagera Cooperative Union die al sinds 1990 met Oxfam Fairtrade samenwerkt: “Zeer zeker. Eerlijke handel betekent immers veel meer dan de prijs die voor de koffie wordt betaald. Ten eerste maakt hij onze producentenorganisaties sterker. Wij krijgen bovenop de minimumprijs nog een ontwikkelingspremie van 10 cent per pond. De coöperaties beslissen democratisch waarvoor die premie zal worden gebruikt. In de dorpen van Kagera wordt daar heftig over gediscussieerd: zullen wij de brug repareren, of zullen we een school bouwen? Het geld wordt heel vaak in het onderwijs geïnvesteerd. Het belangrijke is dat de premie de mensen stimuleert om over toekomstplannen te debatteren. De premie geeft hun het vertrouwen dat zij dankzij hun gezamenlijke inspanningen hun leven kunnen verbeteren.”17

Van eerlijk naar biologisch Door het belang van de kwaliteit voor de waarde van het product te benadrukken, hebben de fairtradeorganisaties de Kagera Cooperative Union geholpen om een van de meest dynamische Afrikaanse coöperaties te worden. De buitengewoon actieve leiding van de coöperatie heeft een groot aantal projecten voor de verbetering van de kwaliteit gelanceerd en investeert in productieve projecten: • Stichting van een fonds voor de aankoop van de oogsten (ook als de koersen laag zijn) • Stichting van een coöperatieve bank • Verhoging van het aandeel in de verwerkingsfabriek • Installatie van een verpakkingseenheid voor oploskoffie voor de export Bovendien is de Kagera Cooperative Union enkele jaren geleden van start gegaan met een project voor de productie van biologische koffie in vier proefdorpen, met financiering door de fairtradeketens (waaronder UTZ). De boeren worden gestimuleerd om uitsluitend natuurlijke landbouwtechnieken te gebruiken, met rotatie van de gewassen (maïs, bonen, bananen enz.) en marktgewassen zoals koffie. Sinds 1999 is de KCU trouwens lid van IFOAM, de belangrijkste internationale vereniging voor de biologische teelt.

22


Woordvoerder van de Tanzaniaanse producenten Gesteund door haar ervaring en het succes van haar experimenten, helpt de Kagera Cooperative Union nu ook andere Tanzaniaanse coöperaties. Ze begeleidt hen bij de export en leert hen de geheimen van de veilingverkoop. Deze steun, en de bekendheid die de KCU al sinds vele jaren geniet, hebben de coöperatie een grote internationale zichtbaarheid en geloofwaardigheid opgeleverd, zodat ze als woordvoerder kan optreden bij de organisaties van de alternatieve wereldhandel. Haar exportdirecteur is trouwens al meermaals uitgenodigd om op forums en congressen in de Verenigde Staten en Europa het woord te voeren. De coöperatie treedt dus op als spreekbuis van de Tanzaniaanse producenten.

Tanica TANICA (Tanganyika Instant Coffee Company Limited) is een van de twee enige omwerkingsfabrieken van oploskoffie in Afrika die geen eigendom zijn van de voedingsmultinational Nestlé. De van oorsprong Duitse fabriek ligt in Bukoba, de hoofdstad van de streek Kagera. Sinds kort is ze gezamenlijk eigendom van de Kagera Cooperative Union en de KDCU (Karagwe District Cooperative Union). De productie van oploskoffie maakt de valorisatie van grote hoeveelheden groene koffie mogelijk. Dit levert een meerwaarde voor de streek zelf op. TANICA heeft nu ongeveer 110 medewerkers, van wie twee derde vrouwen. Activiteiten zoals de verwerking, de verpakking en het laden van schepen hebben bijkomende werkgelegenheid geschapen in de havenstad Dar Es Salaam. Een belangrijk deel van de oploskoffie wordt op de Tanzaniaanse markt en in de Oost-Afrikaanse buurlanden verkocht. In Europa organiseert de eerlijke handel de distributiemogelijkheden. Sinds kort kan TANICA ook biologisch gecertificeerde oploskoffie leveren18. John Kanjagaile, een van de directeuren van de KCU, vertelt over het strategische belang van dit project: «Uw gewaarborgde minimumprijs is voor ons een zegen. Maar eerlijke handel is veel meer dan een gewaarborgde prijs. Uw beste prijs dwingt de traditionele kopers om op hun beurt meer te bieden En dankzij de meerwaarde van de eerlijke handel kunnen wij aandelen kopen in de fabriek. Dat is belangrijk, want wij vermoeden dat Nestlé de fabriek wil kopen. Dit is oploskoffiefabriek in Afrika die niet in handen is van Nestlé. Als Nestlé onze fabriek zou kopen, zou zijn monopolie totaal zijn. Hoe meer aandelen wij kopen, hoe moeilijker het voor Nestlé wordt om de fabriek te bemachtigen. De eerlijke handel is ook de motor van het succes achter onze biologische koffie. U slaagt erin de boeren te overhalen om biologische mest te gebruiken en de biologische koffiebonen apart op te slaan. En u dekt een deel van de kosten.19»

Voor meer informatie: www.kcu-tz.com www.omdm.be www.mdm.ch www.fao.org www.fairtradegemeenten.be www.fairtrade.org.uk www.epicerie-equitable.com www.ethiquable.com

23


DE TANZANIAANSE EERLIJKE HANDWERKNIJVERHEID EN TEXTIELSECTOR ARTISAN DEVELOPMENT AGENCY OF TANZANIA (ADAT) In de stedelijke zones van Tanzania stelt de textielindustrie een groot aantal mannen en vrouwen te werk, vooral in kleine ateliers of bij de mensen thuis. Hun creaties van met de hand geborduurd, geweven en versierd katoen of jute zijn vaak op de traditionele methoden van Oost-Afrika gebaseerd. Het Artisan Development Agency of Tanzania (ADAT), aangesloten bij COFTA, is een ngo die het vrouwelijke ondernemerschap steunt door overal in het land vrouwen in moeilijke sociale situaties op te leiden in het weven en het textielambacht. ADAT helpt de vrouwen om hun weefgetouw en materieel te kopen en om hun eigen bedrijfjes te starten20. De vrouwen die door het Artisan Development Agency of Tanzania worden opgevangen en gesteund, krijgen niet alleen een opleiding in de technieken van het textielambacht (weven, borduren, motieven ontwerpen enz.) maar leren ook de verschillende facetten van het vak van bedrijfsleider, zoals beheer, marketing en management. Veel van de vrouwen die hun eigen onderneming uit de grond hebben gestampt, ontvangen nu zelf stagiaires. Voor meer informatie: www.oxfamirelandshop.com www.wiserearth.org www.unido.org www.cofta.org

24


MIKONO Mikono werd in 1996 gesticht om de Tanzaniaanse ambachtslieden te laten participeren in de besluitvormings- en beheersprocessen. Het is een zelfstandige handelsonderneming voor ambachtelijke producten, die gemarginaliseerde jongeren, alleenstaande vrouwen en alle slachtoffers van armoede in Tanzania duurzame banen in de traditionele ambachtelijke beroepen wil geven. Om die ambities waar te maken, helpt Mikono ambachtslieden bij hun projecten. Het bevordert hun zelfstandigheid door middel van acties voor commerciële ontwikkeling, de bescherming van de artisanale tradities, de bewustmaking betreffende de moeilijke omstandigheden van de producenten en de promotie van de waarden van de eerlijke handel. In de praktijk leidt Mikono mensen met sociale moeilijkheden op, adviseert het hen in hun projecten, begeleidt het hen in het administratieve en financiële beheer van hun activiteiten en organiseert het evenementen om hun werk voor te stellen aan potentiële kopers. Tot in 1996 was Mikono een openbare instelling, de Handicraft Marketing Company Tanzania Ltd (HANDICO). In dat jaar werd ze in het kader van een privatiseringsproces door haar werknemers overgenomen en begon ze een aanbod van artisanale producten te ontwikkelen dat teruggaat naar het traditionele Tanzaniaanse patrimonium. Anders dan de meeste privéconcurrenten is Mikono in de eerste plaats gesticht om de economische onafhankelijkheid van gemarginaliseerde ontwerpers te bevorderen. In het landschap van de Tanzaniaanse ambachten onderscheidt Mikono zich ook door zijn inzet voor de bescherming van de inlandse Tanzaniaanse kunst en zijn steun aan originele creaties van ambachtslieden. Het begeleidt de ambachtslieden en behandelt hen als volwaardige kunstenaars die hun eigen tradities en hun erfgoed valoriseren. Toen de onderneming door haar werknemers werd overgenomen, was ze niet in staat om haar bestellingen (vooral voor de export) te leveren en maakte ze een erg moeilijke periode door. Sindsdien heeft ze haar geloofwaardigheid en haar klanten heroverd, vooral dankzij bijzondere betrekkingen met importeurs in Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België, Australië en Groot-Brittannië. De meeste creaties van de ambachtslieden van Mikono (gebruiksvoorwerpen zoals bekers of kleine meubels, maar ook siervoorwerpen) zijn gemaakt van hardhout zoals ebbenhout, een van de edelste soorten. De leiding van Mikono is zich echter bewust van de milieuproblematiek en de ontbossing, zodat ze de ambachtslieden aanspoort om hun activiteiten te registreren bij de Tanzaniaanse overheidsdiensten die toezicht houden op de bossen. In het kader van zijn niet-commerciële activiteiten heeft Mikono verscheidene sociale projecten gestart, zoals UNIDO, een initiatief dat vrouwen helpt om werk te vinden zonder hun traditionele rol in de gemeenschappen te verliezen. Het bedrijf is aangesloten bij COFTA, de Afrikaanse organisatie voor eerlijke handel. Voor meer informatie: www.cofta.org www.omdm.be

25


KWANZA COLLECTIONS Kwanza Collections werd in 2001 gesticht, als onderdeel van de Tanzaniaanse ngo Amka, die commerciële diensten levert aan Tanzaniaanse kleine en middelgrote ondernemingen. Binnen Amka steunt en beheert Kwanza Collections de buitenlandse verkoop van het werk van ambachtslieden op het platteland. Het verkoopt het werk van bijna 2.000 Tanzaniaanse ambachtslieden - batik, aardewerk, houtsnijwerk, muziekinstrumenten en textiel - op de lokale markten, vooral in Dar Es Salaam en op Zanzibar, en aan afnemers van de eerlijke handel, zoals Ten Thousand Villages, een van de grootste Amerikaanse organisaties voor alternatieve handel. Kwanza Collections is lid van COFTA, de Afrikaanse organisatie voor eerlijke handel. Zijn activiteiten passen in het kader van sterke sociale waarden, met de armoedebestrijding op het platteland als hoofddoel. Het leert ambachtslieden en kleine artisanale coöperaties de regels van de internationale handel, helpt hen zich rond gemeenschappelijke middelen en projecten te organiseren, om de kwaliteit van hun producten te verbeteren en om nieuwe technieken te ontwikkelen. Met de steun van Amka, zijn “moedermaatschappij”, vindt Kwanza Collections nieuwe marktniches, biedt het de ambachtslieden technische opleidingen en financiële voorschotten aan, en helpt het hen bekendheid te verwerven tijdens promotie-evenementen of op handelsbeurzen.

Voor meer informatie: www.ilo.org www.cofta.org www.tenthousandsvillages.ca www.catgen.com

26


GETTING OLD IS TO GROW (GOIG) Getting Old Is to Grow (GOIG - «Oud worden is groeien») werd in 1991 door Grace Matemba gesticht om alleenstaande vrouwen en probleemjongeren in de grote steden op te leiden in de traditionele ambachten, de handel en het boekbinden. Het bijzondere van deze Tanzaniaanse ngo, die lid is van COFTA, is dat ze gepensioneerde ambachtslieden en handelaren als opleiders en mentors gebruikt. De leiding van GOIG zorgt voor de omkadering, de promotie en de verkoop van de creaties op de lokale en de internationale markt. Alle artisanale producten van de ngo Getting Old Is To Grow, van tapijten tot tafels, hangmatten of boekbanden, zijn met de hand gemaakt en worden verkocht aan hotels, toeristische agentschappen en souvenirwinkels in heel Oost-Afrika. Een ander deel van de productie van GOIG wordt via de fairtradeketens, waaronder Oxfam-Wereldwinkels (vooral Oxfam Ierland) in Europa op de markt gebracht. Met de steun van agentschappen voor ontwikkelingssamenwerking en fairtradeorganisaties heeft de ngo Getting Old Is to Grow in Dar Es Salaam een opleidingscentrum geopend waar het meer dan honderd vrouwen en jongeren opvangt en opleidt in ambachten, handel en boekbinden. De ngo probeert iets te doen aan de ergste gevolgen van de kwalen die Afrika teisteren. Vooral het aidsvirus heeft verwoestingen aangericht bij de tussenliggende generaties. Veel vrouwen die in het opleidingscentrum worden opgevangen, zijn dan ook grootmoeders van kinderen van wie de ouders aan aids gestorven zijn. Deze bejaarde vrouwen hebben inkomsten nodig om hun kleinkinderen op te voeden. De ngo Getting Old Is to Grow geeft hen een opleiding, vangt hen op en zorgt voor de verkoop van hun ambachtelijke werk. Mary Oyo, een van de grootmoeders, getuigt: “Als gevolg van de aidsepidemie moeten wij, de grootmoeders, voor onze kleinkinderen zorgen. Wij zijn de wortels en de kleinkinderen zullen het licht zijn… Wij moeten er zeker van zijn dat zelfs onze jongste kleinkinderen hun plan kunnen trekken in het leven”21. Om die taak waar te maken, werkt de ngo Getting Old Is to Grow mee aan het door het Amerikaanse Agentschap voor de Ontwikkeling van Afrika (USADF) gesteunde Nyanya Crafts Project. Het project geeft de grootmoeders financiële steun, helpt hen om hun creaties in Afrika en in Noord-Amerika te verkopen, en neemt hen op in een coöperatie die hun investeringen beheert en het onderwijs van de kinderen op zich neemt.

Voor meer informatie: http://nyanyaproject.org www.adf.gov www.cofta.org www.oxfamirelandshop.com

27


MARVELLOUS CRAFTS Flotea Masawe stichtte meer dan vijftien jaar geleden in Dar Es Salaam, de Tanzaniaanse hoofdstad, Marvellous Crafts. Het is een ontwerpatelier voor traditionele ambachtelijke geweven en versierde textielobjecten. Een groot gedeelte van de producten (kussens, tassen, bedspreien, gordijnen, hangmatten enz.) wordt verkocht via de alternatieve handel (Oxfam-Wereldwinkels, B2B FairTrade Direct, enz.). Het bedrijf wil ÂŤmet vrouwen in moeilijkheden en met jongeren werken om hen op te leiden en samen competitieve producten van hoge kwaliteit te maken; de producten worden volgens de fairtradecriteria verkocht, met de ambitie om uit te groeien tot een van de leiders van het traditionele textielambacht van Oost-AfrikaÂť22. Het bedrijf is lid van IFAT, COFTA en TAFAT. Het zet zich in voor de eerlijke handel, waarvan het de principes toepast op zijn werknemers en stagiairs, die niet alleen een opleiding krijgen maar ook meer betaald worden dan in andere ondernemingen. De inspanningen voor opleiding en werkgelegenheid worden aangevuld met een groot aantal sociale acties voor de gezondheid en het onderwijs van de werknemers en hun gezinnen, die dus hun voordeel doen met de economische impact van de eerlijke handel. Sinds zijn start in 1992 heeft Marvellous Crafts zijn activiteiten ontwikkeld met de hulp van verscheidene organisaties voor steun aan de plaatselijke economische ontwikkeling (Vital voices, Aid to Artisans, Tanzanian Gatsby Trust). Het kan een mooie balans voorleggen: meer dan tweehonderd mensen zijn opgeleid in de textielambachten en hebben in veel gevallen hun eigen bedrijfje gesticht, waar ze nu op hun beurt stagiairs opleiden.

28

Voor meer informatie: www.marvelous.co.tz www.b2bfairtradedirect.com www.cofta.org www.atawebstore.org


DE ANDERE INITIATIEVEN VOOR EERLIJKE HANDEL FAMILY ALLIANCE FOR DEVELOPMENT AND COOPERATION FADECO

De in 1995 gestichte Family Alliance for Development and Cooperation (FADECO) beschrijft zichzelf als «een humanitaire en oecomenische organisatie» die diensten verleent aan gezinnen, die ze als de basiscellen van de gemeenschap beschouwt («grassroots community»). Deze ngo ijvert voor «de duurzame ontwikkeling van familiale gemeenschappen, om de armoede te bestrijden en het levenspeil (van de gemeenschappen) te verhogen»23. De organisatie ontwikkelt een hele reeks programma’s voor de bijstand aan gezinnen, op het vlak van economie, het milieu, het sociale en de gezondheidszorg. Meer bepaald op het sociale en het medische vlak bouwt de Family Alliance for Development and Cooperation woningen voor de armsten en organiseert het seksuele voorlichtingscampagnes in scholen en sportclubs om de verspreiding van het aidsvirus tegen te gaan. FADECO, dat lid is van IFAT en COFTA, heeft ook verscheidene programma’s opgezet voor de economische ontwikkelingshulp voor familiale gemeenschappen, in het kader van eerlijke, duurzame en biologische handel.

29


In de landbouw maakt de organisatie al sinds 1993 promotie voor een biologische en duurzame landbouw die het als «de weg naar duurzame ontwikkeling van de gemeenschappen» beschouwt. Het stuurt een groot aantal projecten en specifieke acties voor boerenfamilies in de volgende domeinen: • De biologische landbouwproductie • De opleiding van de boeren • Bosbouw en de aanplanting van bomen • De bescherming en de natuurlijke verrijking van de bodem • De verkoop van de oogsten Om de verkoop van de producten van de families in de streek van Kagera te bevorderen, heeft de Family Alliance for Development and Cooperation Rift Valley Foods gesticht, een merk dat gedroogd fruit, honing en afgeleide producten, specerijen, zuivelproducten en biologische producten op de markt brengt. FADECO helpt de producenten om toegang te krijgen tot de distributiecircuits van Rift Valley Foods door hen zondrooginstallaties ter beschikking te stellen – kooitjes die in de zon worden geplaatst en waarin men fruit kan drogen zonder dat insecten en parasieten er bij kunnen. In alle domeinen waarin de Family Alliance for Development and Cooperation actief is, van onderwijs tot economische steun of natuurbescherming, toont het een grote gevoeligheid voor innovatie en een indrukwekkend vermogen om de technieken en technologieën toe te passen die het best geschikt zijn voor zijn missies. De ngo onderscheidt zich door zijn vermogen om de meest innoverende concrete oplossingen te vinden en toe te passen, zowel in het domein van de strijd tegen de verspreiding van aids (met seksuele voorlichtingscampagnes in alle jongerenorganisaties) als in het onderwijs (meer bepaald met de opening van een online pedagogisch centrum24) of de sensibilisatie voor duurzame handel van de plattelandsfamilies. Voor meer informatie: www.fadeco.org http://wikieducator.org/Community_Media/FADECO www.cofta.org

30


KIBENA TEA Kibena Tea exploiteert in het district Iringa, in het zuiden van Tanzania, een enorme theeplantage en een fabriek voor het drogen en verwerken van thee, in het kader van de Commonwealth Development Cooperation programma. Het bedrijf geeft werk aan ongeveer 430 mannen en vrouwen op de plantage en een honderdtal in de fabriek. Kibena Tea heeft een FLO-certificering en verkoopt een vrij groot gedeelte van zijn productie aan fairtradeorganisaties (waaronder Edgcumbes Fair Trade en Traidcraft). Dit komt de arbeiders ten goede die meer verdienen dan in gelijk welke Tanzaniaanse fabriek25, medische verzorging krijgen en uitstekende werkomstandigheden genieten (vooral op het vlak van de veiligheid). De mensen van Kibena Tea hechten veel belang aan hun goede betrekkingen met de actoren van de eerlijke handel. Joyce Mfumbilwa, de supervisor van de oogsten: «Mijn boodschap aan de kopers in het Verenigd Koninkrijk en de Europese landen is dat ik u aanmoedig om meer thee van Kibena te kopen, zodat wij alle voordeel kunnen halen uit de eerlijke handel en de gerelateerde premies»26. De projecten die met de Premium-premies van de eerlijke handel worden gerealiseerd, worden door de directie en de werknemers samen gekozen. Men heeft onder meer de volgende acties gefinancierd: • De bouw van drie scholen (voor 650 kinderen) en de levering van schoolmaterieel • De aanleg van fietspaden in heel de productiezone (de eerste van Tanzania) • De stichting van een ziekteverzekeringsfonds voor de werknemers Richard is de hoofdonderwijzer van de lagere school van Itulahumba, die dankzij de premies van de eerlijke handel kon worden gebouwd en uitgerust. Hij beschouwt het onderwijs uiteraard als de sleutel tot de ontwikkeling. En de behoeften zijn groot: «Wij zijn erg blij met onze nieuwe lokalen. Het is een enorm verschil, want zonder het geld van de eerlijke handel zouden wij geen gebouwen voor onze scholen hebben»27. Voor meer informatie: www.edgcumbes.co.uk www.traidcraftshop.co.uk

31


KILIFLORA LIMITED Het land van de bloemenkwekers van Kiliflora Limited ligt aan de voet van de Mount Menu in het district Arusha, in het noorden van Tanzania, vlakbij de machtige besneeuwde top van de Kilimanjaro. De coöperatie, die sinds 1993 onder het merk Kiliflora rozen verhandelt, is ontstaan door de fusie van de boerderijen Nduruma en Loliondo, die sinds 2003 een fairtradecertificering bezitten28. De boerderijen van Kiliflora produceren met bijna 1200 arbeiders en arbeidsters 200.000 tot 400.000 rozen per dag. De bloemen worden voornamelijk uitgevoerd naar Europa. Bijna de helft (49 % in 2009) wordt door de eerlijke handel geïmporteerd. De bloemencoöperatie Kiliflora Limited kan model staan voor eerlijke en duurzame handel. Ze is gecertificeerd door FLO-Max Havelaar, het Flower Label programme29 (FLP) en MPS30 (Mileau programma Sierteelt - Floriculture Environment Programme). Sinds ze haar fairtradecertificering heeft verkregen, boekt de coöperatie in vrijwel alle opzichten vooruitgang: sociaal maar ook economisch, commercieel en ecologisch. De opbrengst van de verkoop van de rozen dekt alle productiekosten en waarborgt een regelmatig en vrij hoog inkomen voor de arbeidsters en arbeiders van de coöperatie. Sinds de coöperatie in het circuit van de eerlijke handel is gestapt, is het maandloon van het personeel verdubbeld (van 65.000 shilling, ongeveer 38 euro, naar 120.000 shilling, bijna 70 euro). Kiliflora ontvangt een fairtradepremie van ongeveer 800.000 euro per jaar31. Ze wordt uitbetaald aan het Kiliflora Joint Body, een comité waarin de arbeiders en de directie vertegenwoordigd zijn, en met de steun van Max Havelaar Frankrijk beheerd door het Kiliflora Deve-

32

lopment Fund. Dankzij het geld heeft men een indrukwekkend aantal ontwikkelingsprojecten gerealiseerd.

Oprichting van een polikliniek Een prioriteit van het Kiliflora Development Fund was de bouw van een polikliniek als antwoord op de schrijnende nood aan gezondheidzorg in de streek. Vandaag verstrekt de polikliniek gezondheidszorgen aan alle arbeidsters en arbeiders van de coöperatie en de dorpelingen uit de omgeving.

Distributie van muskietennetten en muggengordijnen Malaria (paludisme) is een verschrikkelijke ziekte, een van de dodelijkste ter wereld. Elk jaar kost ze aan bijna een miljoen mensen het leven, met name in Afrika. Tanzania wordt zwaar getroffen door deze gesel die dagelijks ongeveer 200 kinderen onder de vijf jaar doodt. Om de mortaliteit in de streek te verminderen, heeft het Kiliflora Development Fund duizenden muskietennetten gekocht en onder de arbeiders verdeeld, drie per gezin.


Klaslokalen bouwen

Een voorbeeld voor de eerlijke en duurzame handel

De meeste coöperaties, zeker wanneer ze direct met de fairtradeorganisaties samenwerken, beschouwen het onderwijs als een grote prioriteit. Kiliflora heeft dan ook, op aanbeveling van het Kiliflora Joint Body, het comité dat de arbeiders en de directie vertegenwoordigt, beslist om een gedeelte van de fairtradepremie te investeren in de bouw van een school met vijf lokalen en de aankoop van al het nodige meubilair (banken, lessenaren, borden enz.). Ongeveer 500 kinderen uit de gezinnen van de coöperatie en uit de streek krijgen nu onderwijs. Alle leerlingen krijgen een gratis middagmaal, betaald met de fairtradepremie. Dankzij de fairtradepremie kunnen meer kinderen naar school. Ze worden van ‘s ochtends tot ‘s avonds opgevangen zodat de ouders met een gerust hart naar het werk kunnen. Op het einde van de dag komen ze de kinderen afhalen en gaat iedereen naar huis32. Kinderen die naar de middelbare school willen, krijgen een extra subsidie om de schoolkosten te dekken.

Bij zijn terugkeer van zijn eerste missie ter plekke, is Alberto Hernandez, 29 jaar, sinds september 2007 manager bloemen en planten bij de stichting Max Havelaar Zwitserland, onder de indruk van de werknemers van Kiliflora: «Wat mij het meest overtuigde is de werking van het Joint Body, het gemengde comité van arbeiders en managers dat autonoom voor heel het personeel beslist hoe de premie van de eerlijke handel zal worden gebruikt. De fairtradepremie, 10 % van de exportprijs, is een groot bedrag en bij Kiliflora wordt dat geld goed besteed. Het comité heeft de steun van het management.

Bomen planten Duurzame ontwikkeling is een essentiële component van de eerlijke handel geworden. Veel coöperaties in de ontwikkelingslanden zijn zich bewust van de ecologische gevaren en nemen de milieudimensie in hun werking op. Ze beseffen dat hun ontwikkeling eerbied moet opbrengen voor het milieu. Dat geldt ook voor de leiding en de werknemers van Kiliflora, die een gedeelte van de premies van de eerlijke handel geïnvesteerd hebben in de aanplanting van meer dan 260.000 bomen in de omgeving van de dorpen rond de coöperatie en bij de scholen. Enkele jaren later zijn de resultaten van het initiatief al goed merkbaar: in de buurt van de dorpen nemen de aantasting van de bodem en de ontbossing af. De dorpen worden weer groen.

33

De projecten worden besproken, ze bepalen prioriteiten, ze beslissen. Op die manier hebben ze gezinswoningen opgeknapt, scholen en kleuterscholen gebouwd, pompen voor drinkwater geïnstalleerd… (…) Er zijn ook kleinere projecten, zoals de fabricage van komfoortjes om op te koken, die een pasta op basis van suikerriet gebruiken als brandstof, of de ambachtelijke vervaardiging van eenvoudige zonnelampen voor in huis, enz. Dat heeft allemaal een invloed op de algemene sfeer, en die is uitstekend: men voelt zich goed bij Kiliflora dat echt model kan staan voor de ontwikkeling en de NoordZuiddialoog. Een roos uit de eerlijke handel kopen, is helpen om direct of indirect meer dan 10.000 mensen in de streek en een heleboel anderen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika een waardiger leven te bezorgen33» . Voor meer informatie: www.kiliflora.com www.transfair.ca www.maxhavelaar.ch www.fairflowers.de www.my-mps.com www.kirchen.ch


INITIATIEVEN VOOR DUURZAME HANDEL IN TANZANIA

34


Sinds de VN-conferentie over milieu en ontwikkeling in Rio van 1992, zijn de consumenten alsmaar gevoeliger geworden voor wat er op ecologisch vlak op het spel staat en voor de levensomstandigheden van de armste bevolkingsgroepen. Als antwoord op deze toenemende bewustwording volgen de initiatieven elkaar op om de consumenten van de 21e eeuw alternatieven te bieden die milieuvriendelijker zijn en oog hebben voor de meest kwetsbare groepen mensen. Duurzame handel, waarvan de eerlijke handel deel uitmaakt, ontstaat wanneer het handelsverkeer in goederen en diensten sociale, economische en ecologische voordelen oplevert volgens de basisprincipes van de duurzame ontwikkeling: • economische waardeschepping; • vermindering van armoede en ongelijkheid; • regeneratie van natuurlijke rijkdommen.

Deze principes zijn des te noodzakelijker omdat de ontwikkelingslanden de eerste slachtoffers zijn van de klimaatverandering en van de aantasting van het milieu. De droogte en overstromingen die ze veroorzaken, zijn rampzalig voor de boeren, die in deze landen nog altijd de meerderheid van de bevolking vormen. Volgens Ruth Simba, van COFTA, het Afrikaanse netwerk voor eerlijke handel, wordt de eerlijke handel, die steeds meer rekening houdt met het milieu, een belangrijke component van de ontwikkeling: “De criteria van de eerlijke handel, die ook milieucriteria omvatten, dwingen ons om de producten duurzaam te maken en natuurlijke middelen te gebruiken. Dankzij de fairtradepremie kunnen de producenten investeren in duurzame methoden die ook weerwerk bieden tegen de klimaatverandering. De coöperaties kunnen een belangrijke rol spelen door de producenten te helpen. In moeilijke tijden investeren de boeren de premie op de eerste plaats in sociale behoeften. Er zijn dus middelen nodig voor de aanpassing aan de klimaatverandering in domeinen zoals de biologische productie, de bosbouw en de irrigatie”34. De ecologische crisissen worden een zwaarwichtig probleem voor deze boeren. Hun oogst wordt immers rechtstreeks door de klimaatverandering beïnvloed. De onvoorspelbaarheid van de seizoenen, de droogte of de zware regenval, gecombineerd met de erosie van de bodem, heeft een zware impact op de oogst. De studies van Oxfam-Wereldwinkels onderstrepen dat: “De gevolgen zijn het ernstigst op het Afrikaanse continent. De boeren zien hun bronnen van inkomsten achteruitgaan: de productie daalt, de kwaliteit wordt minder, oogsten gaan verloren. Oost-Afrika kent momenteel misschien de ergste droogte sinds 1991. In Kenia is de maïsproductie met een derde gedaald, wat een enorme impact heeft op de arme boeren en hun gezinnen”35. Ook Tanzania wordt hard getroffen. De Tanzaniaanse (en ook de Oegandese) koffieproducenten melden dat de onvoorspelbare regens de rijping van de koffie en de oogsten verstoren. Veel boeren zijn bang dat hun inkomsten zullen dalen. De Tanzaniaanse regering wil het probleem aanpakken met een ontwikkelingsbeleid dat rekening houdt met de ecologische en de duurzame dimensies. Een voorbeeld is het project voor energieontwikkeling dat de overheid in 2007 met de steun van de Wereldbank lanceerde. Het maakt gebruik van hernieuwbare energie maar werkt ook aan installaties die de CO2-uitstoot verminderen en die men op de markt zal kunnen brengen. Dana Rysankova, een energie-expert van de Groep Energie-Afrika van de Wereldbank, legt uit dat “dit project Tanzania de kans zal geven om de interessantste opties voor hernieuwbare energie te kiezen, namelijk de productie van elektriciteit in microwaterkrachtcentrales en de cogeneratie op basis van biomassa en zonne-energie”36. Tanzania is een van de Afrikaanse landen die het verst gevorderd zijn in het domein van de ontwikkeling en de duurzame handel. De Tanzaniaanse coöperaties, ngo’s en privébedrijven nemen interessante innovatieve initiatieven, zowel in de landbouw als in de bosbouw, de energievoorziening en de visserij.

Voor meer informatie: www.omdm.be www.riaed.net

35


MPANGO PROJECT, EEN PROJECT MET STEUN VAN DE FOREST STEWARDSHIP COUNCIL (FSC) Bedreigde bossen De uitgestrekte bossen van Tanzania herbergen een buitengewoon rijke biodiversiteit. Dankzij de Boswet van 2004 wordt 40 % van het land in het kader van natuurparken beschermd. Maar ondanks de lancering in 1999 van een grootschalige campagne voor het planten van bomen, is tussen 1990 en 2005 bijna 15 % van de bosbedekking verdwenen. Dat is het gevolg van ontbossing door de plaatselijke bevolking, die meer landbouwgrond wil of brandhout nodig heeft, maar ook van de illegale houtkap, die elk jaar 91.000 hectare Tanzaniaans woud verwoest37. Mpingo, de muziekboom Twee Tanzaniaanse ondernemingen bezitten de FSCcertificering voor duurzame bosbouw. De grootste van de twee ontwikkelt een originele activiteit, namelijk de vervaardiging van muziekinstrumenten van hout uit duurzame bossen. In 2009 kreeg een van de laatste bossen van mpingobomen de certificering van de Forest Stewardship Council, op verzoek van de inwoners van de dorpen rond dit woud in het zuidoosten van Tanzania. De gemeenschappen leven vanouds van de exploitatie van de bossen. Ze oogsten en verkopen vooral het hout van een plaatselijke boom, de dalbergia (een palissander die in het Swaili mpingo wordt genoemd). Deze houtsoort is in het Westen erg in trek, vooral voor de vervaardiging van muziekinstrumenten zoals doedelzakken, klarinetten, hobo’s en blokfluiten38.

dineert. Dankzij hun plan voor duurzaam beheer en de in april 2009 verkregen “ethisch bos”-certificering, verkopen de dorpelingen elke stam voor 19 dollar, “in plaats van 0,08 dollar voor de certificering”, zegt Steve Ball. Men berekende de gekapte hoeveelheden, mat de impact van de exploitatie op de bodem, controleerde de afwezigheid van chemische producten, hield rekening met het natuurlijke herstel van het woud, bakende zones af die niet geëxploiteerd mochten worden… Gedurende meer dan twee en een half jaar bestudeerden de inspecteurs die de naleving van de criteria van de Forst Stewardship Council controleren meer dan 2.000 hectare bos, voor ze de kostbare certificering toekenden.

Duurzame handel in dienst van de gemeenschappen In 1995 stichtte Steve Ball, professor in de ecologie aan de Britse universiteit van Cambridge, de vereniging Mpingo Conservation Project, die de plaatselijke bevolking van het zuidoosten van Tanzania helpt hun bossen duurzaam te beheren en te exploiteren. In 2004 kreeg de vereniging het statuut van ngo. Ze begon zich in te zetten om de ongeveer 2.500 inwoners van de bosdorpen Kilole en Kisangi te helpen om de FSC-certificering (Forst Stewardship Council) te verkrijgen. Op die manier zouden de mensen kunnen leven van de ontginning van het woud en dan vooral van de mpingo, een houtsoort die hoog aangeschreven staat bij de westerse instrumentenbouwers en muzikanten. “Dit is de eerste keer dat een plaatselijke Tanzaniaanse gemeenschap de kans krijgt om echt voordeel te halen uit haar woud,” verklaart Steve Ball, die het Tanzaniaanse project van de ngo Mpingo Conservation Project39 coör-

36

Voor meer informatie: www.mpingoconservation.org www.blackwoodconservation.org


LIPTON, DUURZAME THEE MET RAINFOREST ALLIANCE-CERTIFICERING Bedreigde bossen De multinational Unilever-Lipton, de wereldleider van de thee, aanwezig in meer dan 150 landen, ijvert al meer dan tien jaar voor duurzame landbouw. In de jaren 1990 ging hij van start met een programma dat op de plantages in Kenia en Tanzania de ethische principes van de duurzame ontwikkeling invoert. In 2007 werd een nieuwe stap gezet, toen de multinational zich ertoe verbond om zich voor alle in zakjes verkochte Lipton-thee uitsluitend te bevoorraden bij plantages met de certificering van de Rainforest Alliance. Zijn vele leveranciers volgden dat voorbeeld. De Rainforest Alliance is een erkende niet-gouvernementele organisatie die certifieringsprogramma’s voor duurzame landbouw ontwikkelt. Ze doet dat overal ter wereld, maar vooral in de ontwikkelingslanden. Ze steunt de invoering van productieve, verantwoorde landbouwsystemen die de biodiversiteit beschermen en de ontwikkeling van de plaatselijke gemeenschap verzekeren. Haar certificeringsprogramma voor duurzame landbouw is gebaseerd op de norm voor duurzame landbouw van het Sustainable Agriculture Network (SAN) en wordt toegepast door een internationale coalitie van onafhankelijke verenigingen. Het is een vrij streng programma, dat de landbouwbedrijven evalueert op basis van ecologische, sociale en economische criteria40. Het label van Rainforest Alliance garandeert de toepassing en naleving van drie hoofdprincipes: • de bescherming van de natuurlijke rijkdommen en van de biodiversiteit op en rond de plantages, • de verbetering van de levenskwaliteit van de theeplukkers en hun gezinnen (eerlijk loon, goede arbeidsomstandigheden, toegang tot huisvesting, verzorgingscentra, toegang tot onderwijs enz.) • de economische leefbaarheid van de landbouwbedrijven. Door samen te werken met de Rainforest Alliance neemt Unilever–Lipton ook deel aan de bescherming van de dieren en planten en van hun habitats op en rond de plantages. Bovendien geeft de Rainforest Alliance de producenten de kans om hun landbouwtechnieken te verbeteren, rendabeler te werken en sterker te staan in de commerciële onderhandelingen met de merken. De certificering doet de prijzen voor de kopers stijgen. Nu het zich bij plantages met de Rainforest Alliance-certificering bevoorraadt, verhoogt het merk Lipton zijn budget voor de aankoop van thee bij de leveranciers: tot 2010 met 2 miljoen euro meer per jaar en tegen 2015 zal het met 5 miljoen euro per jaar toenemen. Voor meer informatie: www.rainforest-alliance.org www.neo-planete.com

37


UTZ CERTIFIED UTZ Certified is een wereldwijd en in Oost-Afrika sterk aanwezig certificeringsprogramma dat ijvert «voor de verantwoorde productie en aankoop van koffie» door «de garantie te bieden op sociale en ecologische kwaliteit bij de koffieproductie». De gedragscode van UTZ, die beheerd wordt door de UTZ Foundation (een onafhankelijke organisatie zonder winstoogmerk, gevestigd in Nederland en in Guatemala), bestrijkt drie domeinen: degelijke praktijken in landbouw en handel, maatschappelijke criteria ten opzichte van de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie en milieucriteria. Sinds het begin van de jaren 2000 ontwikkelt Tanzania projecten om de UTZ-norm in te voeren in de koffieteelt. Ze hebben vooral betrekking op de grote koffieplantages die meestal worden beheerd door ervaren exploitanten die al lang in de koffie werken en vaak goed vertrouwd zijn met de normen van de duurzame ontwikkeling. Merk op dat alle plantages die aan de UTZ-norm voldoen privébedrijven zijn die buitenlanders in hun directie hebben en toegang krijgen tot het kapitaal dat nodig is voor investeringen op lange termijn en voor de financiering van de exploitatiekosten. Het moeilijke parcours van de certificering De UTZ-certificering illustreert goed welke moeilijkheden de kleine bedrijfjes en de coöperaties van producenten ondervinden om deel te nemen aan programma’s voor duurzame certificering. Onderzoek in dit verband bevestigt inderdaad dat het meestal grotere exploitaties zijn, of bedrijven waarvan de managers al werden gesensibiliseerd voor certificeringsvraagstukken, die vandaag het best gewapend zijn om deze programma’s te integreren. Anders gezegd: zelden zij die er het meest behoefte aan hebben. De organisaties die de eerlijke, biologische of duurzame handel bevorderen en certificeren zijn zich terdege bewust van die situatie. Ze beseffen dat veel obstakels moeten worden opgeruimd om de producentenorganisaties naar de certificering te loodsen: De kosten van de certificering: Ze zijn grotendeels afhankelijk van het beoogde type certificering, maar in het algemeen verplicht de overstap naar een gecertificeerde productie de producentenorganisatie tot relatief hoge uitgaven. Dat betreft zowel directe kosten (documentatie, onderzoek, certificering, verplichte investeringen, enz.) als indirecte kosten (tijd besteed aan opleiding, langere

38

rendabiliteitstermijnen, conformiteit met de sociale en milieuwetgeving, enz.). Organisatorische veranderingen: In sommige opzichten vormt de verandering van gewoonten en methodes vaak een belangrijk obstakel voor de certificering. Zowel op het vlak van productie als op dat van commercialisering verplicht de certificering de producenten immers om nieuwe praktijken in te voeren waarvan de voordelen niet altijd meteen duidelijk worden ervaren. Het afstappen van gemakkelijke oplossingen: Om een certificering voor duurzame, verantwoordelijke of biologische productie te verkrijgen moet men pesticiden en kunstmest (waarvan het gebruik overigens weinig verspreid is in Tanzania) vervangen door natuurlijke oplossingen die vaak meer inspanningen van de telers vragen of zelfs een aanpassing van de plantages eisen (bijvoorbeeld de aanplanting van gemengde soorten om de bodem op een natuurlijke manier te verrijken). De investeringen en inspanningen die nodig zijn om al deze obstakels uit de weg te ruimen of te omzeilen liggen niet binnen het bereik van alle productentenorganisaties, verre van. De meest kwetsbare of minst gesensibiliseerde groepen zijn meestal niet in staat om zonder externe technische en financiële steun de certificeringsprocessen in hun werking op te nemen. Deze vaststelling, die door verscheidene studies wordt bevestigd, benadrukt het belang van de steun die nietgouvernementele organisaties en ontwikkelingsagentschappen verlenen. Zij sensibiliseren de producenten en hun federaties en leiden hen op, nemen de directe kosten op zich en begeleiden de commerciële exploitatie van de initiatieven.

Voor meer informatie: www.omdm.be www.fao.org www.utz-certified.org


DUURZAME VISSERIJ IN DE GROTE MEREN: EEN BELANGRIJKE UITDAGING Na jaren van debatten en moeizame onderhandelingen heeft in april 2009 een visserijketen aan de oever van het Victoriameer, in Tanzania, een duurzaamheidscertificering gekregen. Het Victoriameer is met een oppervlakte van 68.800 km² het tweede grootste zoetwatermeer ter wereld. Het ligt ingesloten tussen drie Oost-Afrikaanse landen: Tanzania (51 % van de kust), Oeganda (43 %) en Kenia (6 %). In Europa werd het Victoriameer vooral bekend in 2005, toen in de bioscopen de documentaire «De Nachtmerrie van Darwin» van Hubert Sauper liep. Deze film beschrijft de alarmerende toestand van de bevolkingsgroepen die rond het meer wonen en die alsmaar afhankelijker worden van een tegelijk kostbare en roofzuchtige inkomstenbron: de victoriabaars, een vis die bijzonder goed in de smaak valt bij de consumenten in de ontwikkelde landen. De victoriabaarsvisvangst is tamelijk winstgevend: ze genereert meer dan 100 miljoen dollar aan inkomsten per jaar en ze verschaft werk aan bijna 700.000 mensen. Deze economische activiteit genereert helaas echter ook tal van perverse neveneffecten op ecologisch vlak, vooral door de overexploitatie van de voorraden en de ingrijpende verstoring van de biodiversiteit van het meer en zijn oevers. De certificering door de Duitse organisatie Naturland, na drie jaar evaluatie, van een achttal haventjes in de westelijke streek van het Victoriameer, waar ongeveer duizend Tanzaniaanse vissers van Bukoba werken, is dan ook een echte revolutie. Des te meer omdat de organisaties van de duurzame handel al jarenlang fel debatteren over de certificering van de ambachtelijke visserij. Maar “de ontwikkeling van deze niche loonde de moeite”, zegt een woordvoerder van Naturland41. Hij voegt eraan toe dat de eerste gecertificeerde producten op ijs geconserveerde en diepgevroren visfilets zullen zijn, die eerst in Duitsland en later in Italië op de markt zullen komen. De belangrijkste certificeringscriteria die de Duitse organisatie hanteert om duurzaamheid van de visserij te beoordelen: • Geen gebruik van schadelijke vismethoden, • Een “ecologische” verwerking van het product, dus zonder kunstmatige additieven of genetische manipulatie, • De invoering van een transparant, openbaar certificeringsproces in alle stappen van de keten, • De eerbiediging van sociale criteria, als garantie van de bescherming van de bestaansmiddelen van de vissers en hun gezinnen (en van de arbeiders van de visverwerking).

39

Men heeft ook criteria ingevoerd om de vangst uit te balanceren, om ervoor te zorgen dat de vissers een eerlijke prijs krijgen (die een stuk hoger ligt dan de normale marktprijzen). Net als in de eerlijke handel financiert het programma sociale maatregelen, zoals opleidingen, sensibilisatie rond het aidsvirus, gezondheidsprogramma’s, de installatie van een zuiveringsinstallatie voor drinkwater, investeringen in het onderwijs van de kinderen enz. De directeur van de Tanzaniaanse visserij, Geogrey Nanyaro, heeft niets dan lof voor dit initiatief. Hij noemt het een «levensbrenger» («life giver») en zeg: «de victoriabaars is een buitengewoon belangrijke vis voor Tanzania, want het (Victoriameer) is een van de rijkste meren ter wereld en geeft bijna een kwart miljoen mensen werk»42.

Voor meer informatie: www.naturland.de http://seafoodsource.com http://agritrade.cta.int


DE BIOLOGISCHE PRODUCTIE IN TANZANIA Met biologische landbouw op bijna 62.486 hectare staat Tanzania op de vierde plaats van de Afrikaanse landen in termen van oppervlakte die aan dit soort productie wordt gewijd. Het wordt voorafgegaan door Oeganda (nummer een, met 296.000 hectare), Tunesië (158.000 hectare) en Ethiopië (140.000 hectare)43. De grond wordt vooral gebruikt voor de verbouwing van koffie, thee, cacao, fruit en groente. In haar studie over de biologische markten in Afrika44 benadrukt de International Federation of Organic Agriculture Movements (IFOAM) het feit dat de biologische productie vooral bestemd is voor de export naar de westerse markten, aangezien de gecertificeerde producten veel te duur zijn voor de Tanzanianen zelf. De studie wijst er ook op dat «het groeipotentieel van de biologische productie in Tanzania zeer groot is, omdat de bevolking zich aangesproken voelt door de problematiek van de gezondheid en de bescherming van het leefmilieu. De boeren en de consumenten zijn zich bewust van het belang van een gezonde voeding. Dit is een uiterst belangrijke troef voor de ontwikkeling van de biologische landbouw. Het is nu van het grootste belang dat men projecten opzet om lokale markten voor biologische producten te ontwikkelen»45. Om dergelijke initiatieven te stimuleren en de producenten aan te moedigen om zich te laten certificeren, heeft de Tanzaniaanse regering de stichting van de Tanzania Organic Agriculture Movement (TOAM) gesteund. De vereniging werkt samen met haar tegenhangers in Kenia en Oeganda om een regionale biologische certificering voor Oost-Afrika tot stand te brengen.

Voor meer informatie: www.organic-market.info www.ifoam.org

40


BIOLANDS, BIOLOGISCHE EN EERLIJKE CACAO Het in 1999 gestichte Biolands International Ltd is de grootste Afrikaanse uitvoerder van biologisch gecertificeerde cacao. Het bedrijf heeft een programma voor internationale samenwerking gelanceerd dat de kleine lokale producenten rechtstreeks bij het biologische certificeringsproces betrekt. Het coöperatiemodel van Biolands omvat ook de principes van de eerlijke handel. Het waarborgt de 20.000 producenten die aan het project deelnemen stabiele aankoopprijzen die hoger zijn dan de prijzen op de traditionele markten. De biologische certificering van de productie wordt verzekerd door het in Weinfelden (Zwitserland) gevestigde Institute for Marketology IMO, een van de bekendste biologische certificeringsagentschappen. Biolands werkt met een reeks sterke duurzame en eerlijke verbintenissen46: • Biolands verzorgt de opleiding van de kleine cacaoproducenten in de technieken van de duurzame landbouw en levert technische ondersteuning, benodigdheden (zaden enz.) en materiaal • Biolands bevordert de biodiversiteit voor alle teelten • Biolands betaalt de boeren onmiddellijk bij de levering uit, tegen een adviesprijs die boven de marktprijs ligt • Biolands betaalt overal in de regio evenveel, ongeacht de afstand die men moet afleggen om de zakken cacao op te halen • Biolands garandeert de traceerbaarheid van de zakken cacao tot bij de boer • De cacao wordt verzameld en naar de opslagplaatsen van Biolands vervoerd, waar men de kwaliteit controleert en de zakken klaarmaakt voor de export • De teams van Biolands zijn samengesteld uit lokale mensen. Biolands telt ongeveer 300 werknemers. De voordelen voor de kleine producenten zijn enorm. Bruno Mwakalyobi, supervisor bij Biolands, legt uit: “Ik heb veel kunnen doen sinds ik in 2000 bij Biolands begonnen ben. Ik heb een huis gebouwd, een autootje gekocht… Ik kan ook de school van mijn kinderen betalen, drie in het middelbaar onderwijs en twee in het lager. En dat allemaal dankzij het geld dat ik bij Biolands verdien”47. De firma Barry Callebaut, de grootste fabrikant van cacaoproducten ter wereld, heeft tientallen miljoenen euros geïnvesteerd om 49 % van de aandelen van Biolands in Tanzania te kopen, om aan de vraag van de westerse consumenten te voldoen en “een cacaonijverheid in het leven te roepen die in het teken staat van duurzame ontwikkeling, en de levensomstandigheden van de boeren en hun gezinnen efficiënter te verbeteren”, zegt Patrick de Maeseneire, de directeur van Barry Callebaut48. Voor meer informatie: www.barry-callebaut.com www.aecfafrica.org www.africanspecialityproducts.co.uk

41


BIOKATOEN: HET PROJECT BIORE® TANZANIA VAN COOP NATURALINE Coop, dat in 2007 meer dan 4 miljoen artikelen uit zijn gamma Naturaline verkocht, is wereldwijd de grootste distributeur van textiel van biologisch katoen uit de eerlijke handel. Naturaline werd in 1993 gelanceerd en is een van de belangrijkste biologische kwaliteitslabels geworden voor de productie van katoen. Het merk staat synoniem voor eerbied voor de mens en het milieu. De grondstof - volgens de criteria van de gecertificeerde biologische landbouw gekweekt katoen - komt grotendeels uit India en Tanzania, waar ze verbouwd en geoogst wordt in het kader van de projecten van de stichting BioRe® (een partner van Coop Naturaline). Deze projecten hanteren erg strenge regels. Alle stappen en processen van de productie en verwerking van het katoen, van het planten tot het afgewerkte product, moeten aan dwingende sociale en ecologische vereisten voldoen. Een onafhankelijk controleorganisme verifieert eenmaal per jaar de conformiteit van de productie met de sociale en ecologische criteria die voor de volledige keten gelden49. Het project BioRE® Tanzania Het project BioRe® Tanzania werd in 1994 gelanceerd, naar het voorbeeld van het project in India (het eerste van Coop). Het heeft een productieketen voor biologisch gecertificeerd katoen van hoge kwaliteit in het leven geroepen, met respect voor de principes van de eerlijke handel en de harmonieuze ontwikkeling van de plaatselijke gemeenschappen. Het gebied waar de stichting BioRe® het eerste Afrikaanse project van Coop Naturaline heeft opgestart, bevindt zich in het noordwesten van Tanzania, bij het dorp Shinyang in het district Meatu. Het ligt midden in een erg arme streek, waar meer dan de helft van de bevolking onder de armoededrempel leeft en meer dan een derde van de kinderen ondervoed is. Het project BioRe® Tanzania steunt op de participatie van bijna 2 350 kleine plaatselijke producenten, verdeeld over vijftien dorpen. Na de oogst en de inzameling wordt het ruwe biologische katoen afgerist in een regionale fabriek. Daarna vertrekt het via de haven van Dar Es Salaam, de hoofdstad, naar spinnerijen in Europa of India. De voordelen van een handel die eerlijk is met biologische producten… De Tanzaniaanse boeren die meewerken met het BioRe® Tanzania en met Coop worden tegen fairtradevoorwaarden voor hun productie vergoed. Ze krijgen ook ontwikkelingspremies, die allerlei gemeenschapsprojecten mogelijk maken: de bouw van waterputten, de aankoop van oliepersen en schoolmaterieel, de oprichting van een solidariteitsfonds. …en duurzaam Als compensatie voor de ongeveer 30 ton CO2-uitstoot die veroorzaakt wordt door de productie en het transport van het katoen en de fabricage van de 20.000 T-shirts die het zal maken, heeft het project BioRe® Tanzania een programma opgezet voor de installatie van 30 ovens met hoog energierendement. Deze ovens zullen de uitstoot in een jaar tijd compenseren.

Voor meer informatie: www.coop.ch

42


DE ROL VAN DE BTC IN TANZANIA De betrekkingen tussen de agentschappen voor ontwikkelingssamenwerking en de Tanzaniaanse regering volgen een algemene, geïntegreerde aanpak. Ze zijn geformaliseerd in de Joint Assistance Strategy for Tanzania (JAST), die de bevoegdheidsdomeinen organiseert en verdeelt en een coherent kader schept voor de interventie van de ontwikkelingspartners. De Belgische steun aan Tanzania past in dit kader. Tot in 2009 waren de interventies van BTC, het Belgische ontwikkelingsagentschap, volgens deze akkoorden over een aantal sectoren verdeeld: steun aan de administratieve hervorming, aan de gezondheidzorg, het onderwijs, het milieu, de decentralisatie en de justitie. Op 26 oktober werd in Dar Es Salaam een nieuw samenwerkingprogramma tussen Tanzania en België ondertekend. Het focust de tussenkomsten van de BTC op twee prioritaire sectoren, namelijk de hervorming van de lokale besturen (decentralisatie) en het beheer van de natuurlijke hulpbronnen. Deze missies hebben voor de periode 2010-2013 een budget van 60 miljoen euro ontvangen. Omdat zij meent dat de natuurlijke hulpbronnen van cruciaal belang zijn voor de economische ontwikkeling op lange termijn en om de armoede in het algemeen te bestrijden, ontwikkelt de Belgische regering hulpprogramma’s voor Tanzaniaanse gemeenschappen die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van de natuurlijke hulpbronnen in hun omgeving: visserij, landbouw, veeteelt, bosbouw. Daarom blijft de BTC Tanzaniaanse initiatieven steunen die milieubescherming met economische ontwikkeling combineren. De BTC werkt niet direct met de producenten maar steunt belangrijke programma’s voor milieubescherming in verscheidene Tanzaniaanse districten, programma’s die de boeren en hun gezinnen ten goede komen. Twee van deze programma’s verdienen een vermelding, als illustratie van de concrete actie van België voor de Tanzaniaanse ontwikkeling en duurzame handel: Een duurzame distributieketen voor de productie van bananen Samen met de Tanzaniaanse regering steunt de BTC het project «Invoering van een duurzaam systeem voor de bananenteelt», dat de inkomsten van de producenten en de voedselzekerheid wil bevorderen in het distric Kibondo en de regio Kagera. Het project versterkt de capaciteiten van de instellingen en de publiek-private samenwerkingen, en steunt de innovaties en initiatieven van de plaatselijke actoren. Dit programma heeft een totaalbudget van 1.580.000 euro voor de periode 2008 - 2012. Het richt zich vooral op acties die goede praktijken identificeren en onder alle producenten verspreiden. Steun aan de bijensector De Tanzaniaanse apicultuur heeft een heel groot potentieel, rekening houdend met het rudimentaire karakter van de korven en het gebruikte materieel (de capaciteit wordt voor ongeveer 5 % benut). Daarom steunt België de Tanzaniaanse overheid in haar programma voor steun aan de bijensector, door imkers op te leiden in de technieken van het beheer van de korven, de oogst, de verwerking van honing en bijenwas, en de verkoop. Seif Salum, een apicultuurexpert van het ministerie, legt uit hoe een eenvoudige ingreep een wereld van verschil kan maken: «Wij hebben de imkers geleerd hoe ze hun honing met twee grote emmers met gaten moeten filteren. Op die manier kunnen ze gemakkelijk de vloeibare honing opvangen en hem daarna verder filteren en verpakken voor de verkoop. Het is een eenvoudige, goedkope methode die overal kan worden toegepast. Voor de imker is het verschil enorm. Hij krijgt 20.000 Tanzaniaanse shilling voor een emmer ongefilterde ruwe honing; na het filteren heeft hij 1 kilo bijenwas en 13 liter vloeibare natuurlijke honing. Dat levert hem in totaal iets meer dan 55.000 shilling op. Dus bijna het drievoud»50. Voor meer informatie: www.btcctb.org

43


ALGEMEEN BESLUIT Tanzania is een rijk land. Van de oevers van de Grote Meren tot de stranden van Zanzibar aan de Indische Oceaan bezit het grote en gevarieerde dierlijke, plantaardige en minerale rijkdommen. Door met hun bescheiden middelen op de menselijke ontwikkeling te mikken, willen de Tanzaniaanse leiders de jonge generaties, de grootste rijkdom van het land, gezondheid en onderwijs verschaffen. De natuurlijke rijkdommen worden echter bedreigd. Droogte, ontbossing, bedreigde biodiversiteit, overbenutting… Daling van de koffieprijzen, oneerlijke concurrentie van de rijke landen, onbestaande infrastructuur, financiële crisis, falliete sociale diensten… Om de Afrikaanse landen in de wereldhandel te verankeren, moet men regels en praktijken invoeren die eerlijk maar ook duurzaam zijn, de producenten de kans geven om te werken en hun productie te verbeteren, de arbeiders in staat stellen een opleiding te volgen, de kinderen naar school laten gaan, enz. Eerlijke en duurzame handel is geen liefdadigheid. Het is een investering. Een investering in vrouwen en mannen die willen leren, in bossen die de levende rijkdom van morgen zullen zijn, in land dat geen vervuiling heeft gekend, in een traditionele knowhow die wacht om ontdekt te worden… De rijkdommen van morgen.

44


BRON, REFERENTIES 1

Geciteerd in www.africa-onweb.com

2

Bron: Ten Thousands Villages – www.tenthousandsvillages.ca

3

Bron: Ambassade van de Verenigde Republiek Tanzania in Frankrijk

4

Bron: www.africaneconomicoutlook.org

5

Bron: Oxfam-Wereldwinkels – www.omdm.be

6

Bron: FAO – www.fao.org

7 Bron:

Oxfam-Wereldwinkels. Voor meer informatie: www.omdm.be/analyses

8 Bron:

I nterview met Anne Minne, Eerste Secretaris-generaal van Oxfam - Wereldwinkels, 24 maart 2009, Geciteerd in: www.omdm.be/general/du-cafe-pour-defendre-des-idees.html

9

Bron: www.ethiquable.com

10

Bron: SolidarMonde

11 Bron:

http://www.omdm.be/climat/ca-chauffe-a-oxfam-linjustice-climatique-au-cur-de-notre-combat.html

12 De

leden van een coöperatie van de eerste graad zijn individuele producenten. Een coöperatie met leden die zelf leden van andere coöperaties zijn, is een coöperatie van de tweede graad.

13

Bron: www.ethiquable.com

14

Bron: Oxfam-Wereldwinkels – www.omdm.be

15

Bron: www.fairtradegemeenten.be

16

Bron: Interview met Josephat Sylvand, handelsvertegenwoordiger van de KCU, op 4 december 2009.

17

Getuigenis in weewee-krant, het tijdschrift van Oxfam-Wereldwinkels, Geciteerd in www.omdm.be/matierespremieres-agricoles/le-point-de-vue-doxfam-magasins-du-monde-sur-la-crise-alimentaire-actuelle.html

18

Bron: Wereldwinkels – www.mdm.ch

19

Bron: www.omdm.be/matieres-premieres-agricoles/le-cafe-marche-mondial-et-commerce-equitable.html

20

Bron: www.oxfamirelandshop.com

21

Bron: http://nyanyaproject.org/our-stories/words-from-the-women/

22

Bron: www.marvellous.co.tz

23

Bron: www.fadeco.org

24

http://wikieducator.org/Community_Media/FADECO

25

Bron: www.edgcumbes.co.uk

26

Bron: idem

27

Bron: www.traidcraftshop.co.uk

28

Bron: www.transfair.ca

29

Voor meer informatie: www.flower-label-program.org

30

Voor meer informatie www.my-mps.com

31 Bron:

www.transfair.ca

32 Bron:

www.maxhavelaar.ch

33 Bron:

idem

45


34 Bron:

www.omdm.be

35 Bron:

idem

36 Bron:

www.riaed.net

37 Bron:

Interview met Marion Karman, Forest Stewardship Council

38 Bron:

www.goodplanet.info

39 Bron:

idem

40

De volledige lijst van deze principes en criteria is beschikbaar op het volgende adres: www.rainforest-alliance.org

41 Geciteerd

op: http://agritrade.cta.int

42 Geciteerd

op: http://seafoodsource.com

43 Bron:

www.organic-market.info

44 Organic

Markets in Africa, Studie van Gunnar Rundgren en Peter Lustig voor IFOAM (International Federation of Organic Agriculture Movements), juli 2007

45 Idem 46 Bron:

www.africanspecialityproducts.co.uk

47 Geciteerd

in: www.africanspecialityproducts.co.uk

48 Geciteerd

in het artikel « Café-cacao : Barry Callebaut s’installe en Tanzanie » - www.abidjan.net

49 Bron:

www.coop.ch

50 Bron:

www.btcctb.org

46


Fotocredits African Economic Outlook Andy Carlton - Twin DEFRA - British Department for Environment Food and Rural Affairs Equal Exchange Eric Goethals / FSC Ethical Bean Kimango Farms Level Ground Trading Lonely Planet Image Marvelous Flotea Max Havelaar CH Maxim Gueivandov Nadia Plesner Foundation One World Hull Oxfam Ireland REMEI AG Simon Whitaker TransFair Small Farmers. Big Change. USADF

47


Trade for Development Centre Het Trade for Development Centre is een programma van BTC, het Belgisch Ontwikkelingsagentschap, dat instaat voor de promotie van eerlijke en duurzame handel met de ontwikkelingslanden, en dat zorgt voor handelshulp.

Het Trade for Development Centre heeft drie hoofdactiviteiten:

> expertisecentrum Het Trade for Development Centre is het expertisecentrum voor eerlijke handel, duurzame handel en handelshulp. Verzamelen, analyseren en produceren van informatie (opiniepeilingen bij de consumenten, marktstudies, enz.) Leiden een werkgroep in het platform “Ondernemen voor ontwikkeling” dat steun biedt aan de privésector.

> steun aan producenten Het Trade for Development Centre is een instrument voor de ondersteuning van producentenorganisaties. Het steunt gemarginaliseerde producenten, micro- en kleine ondernemingen en projecten in de sociale economie die kaderen in de dynamiek van eerlijke en duurzame handel. Versterken van de organisatorische en technische capaciteiten evenals de productiecapaciteiten. Relevante informatie doorgeven (over de markt, potentiële certificeringen, enz.).

> sensibilisatie Het Trade for Development Centre organiseert bewustmakingscampagnes en ontwikkelt instrumenten voor de sensibilisatie van de consumenten, de economische actoren en de Belgische overheid.

48


BTC - Belgisch ontwikkelingsagentschap TRADE FOR DEVELOPMENT centre HOOGSTRAAT 147 1000 BRUSSEL T +32 (0)2 505 19 35 www.btcctb.org www.befair.be 49


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.