Fragment bliksem ,in mijn hoofd felix sperans p 1 18

Page 1

FELIX & MYRIAM SPERANS

ENT M G FRA . 1-18 PAG

BLIKSEM IN mIJN HOOFD UITGEVERIJ PARTIZAAN



MYRIAM & FELIX SPERANS

BLIKSEM IN MIJN HOOFD

1



BLIKSEM IN MIJN HOOFD FELIX & MYRIAM SPERANS

MET EEN VOORWOORD VAN MIEKE CRAEYMEERSCH DIRECTEUR VAN SIMILES

UITGEVERIJ PARTIZAAN

www.partizaan.be

4


Dit boek dragen wij op aan allen die ons lief zijn, Moeder Aarde en Vader Zon voorop, maar ook aan alle anderen, speciaal aan Paul, Mark, Katrien, Sandra, Sven en Vince. Uit respect voor een privacy, hebben wij sommige namen in dit boek veranderd. Met dank aan onze goede vriend Ludo, voor zijn zeer gewaardeerde hulp.

5


Voorwoord Felix en zijn partner Myriam zijn in vele opzichten een bijzonder koppel. Hij gaat gebukt onder een ernstig psychisch lijden, zij is een optimist van natuur. Voor hem is zijn wereld niet veel groter dan zijn bed en huis, terwijl zij een werelddeel verwijderd is van haar geboorteland, de Filippijnen. Hij is een denker die de last van zijn leven en dat van anderen op zijn schouders torst, zij is een vrouw die graag onder de mensen is en openstaat voor nieuwe dingen. En toch leven ze samen en delen ze lief en leed. Als je me dan vraagt of dit boek het verhaal is van een doorsnee koppel waarvan één van beide partners psychisch lijdt, dan antwoord ik nee. Het leven van Felix en Myriam is uniek en het pad dat ze samen bewandelen zal voor de meeste koppels die ik binnen Similes ontmoet op het eerste gezicht niet zo herkenbaar zijn, vermoed ik. Maar in een tweede reactie moet ik bekennen dat ik hier en daar toch puzzelstukjes bespeur van datgene waar partners mee te maken hebben. Felix geeft zijn partner ruimte, ook al is het niet met de volle ‘goesting’. Er wordt met elkaar gepraat. Er is een sfeer van geven en nemen, wat een gezonde basis is voor een relatie. Er worden grenzen verlegd – men doet dingen waarvan men nooit gedacht had ze te doen – maar niemand ondervindt schade en men blijft er zich min of meer goed bij voelen. Er zijn ook puzzelstukjes waar ik me vragen bij stel, zoals de vraag of dit wel om liefde gaat? Leven zij niet als broer en zus samen? Is haar zelfopoffering wel gezond? Gaat zij niet te ver? Er zijn blijkbaar ook geen financiële zorgen en er zijn geen kleine kinderen die nog opgevoed moeten worden, waardoor ze als koppel belangrijke verantwoordelijkheden niet hoeven te dragen.

6


Maar wat doet dat ertoe? Ze leven samen en voor beiden is het goed genoeg. De ene berokkent de ander geen schade en er zijn geen diepe kwetsuren tussen hen beiden. Er is ruimte en begrip. Het getuigenis van Felix en zijn partner mag dan misschien wel niet helemaal representatief zijn voor het samenleven van partners waarvan ĂŠĂŠn van beiden ernstig psychisch lijdt, het is bijzonder waardevol dat ze het aandurven om een inkijk te geven in hun relatie. De erg complexe thematiek van deze partners is niet algemeen gekend en heel wat partners lijden in stilte. Ze vechten om hun relatie en gezin overeind te houden. Vaak alleen. Tot ze eronderdoor gaan en hen niks anders meer rest dan te scheiden. En dan merken ze dat ze ook als ex-partner het lijden niet kunnen ontlopen en de confrontatie met frustratie, machteloosheid en verdriet niet of niet snel verdwijnt. Maar het verhaal van partners loont de moeite om te beluisteren, niet enkel om hun lijden te leren kennen, maar om vooral de veerkracht te ontdekken waarmee deze partners zorgzaam, creatief en volhardend, steeds opnieuw en opnieuw er tegenaan gaan. En hoe ze vechten als leeuwen om hun gezin gaande te houden. Ook Felix en zijn partner leveren die strijd. Mieke Craeymeersch, Directeur Similes Familievereniging geestelijke gezondheid

7


De grote stap van Myriam Het lijkt wel gisteren, maar toch is het intussen al meer dan dertig jaar geleden dat Myriam haar leuke baan als docente Engelse literatuur in Manila opgaf en haar vaderland verliet om hier in Leuven voor een zenuwzieke man te komen zorgen. Die man ben ik. Myriam was toen vierendertig jaar oud en had in de Filipijnen jarenlang tevergeefs naar een degelijke en welwillende echtgenoot gezocht. Het was haar droom om met een passende man te kunnen trouwen, om samen met hem een gezin te stichten en gelukkig te zijn, te meer omdat al haar vriendinnen trouwden en zij niet als oude vrijster in een hoekje wilde blijven treuren. Maar dat draaide wel even anders uit. Een na een lieten de mannen met wie ze kennis kreeg, haar in de steek. Niemand wilde zich met haar voor het altaar verbinden en daar was het Myriam precies om te doen en daar heeft ze letterlijk alles voor geprobeerd, misschien zelfs wat te gedreven. Als je Myriam nu vraagt waarom die mannen, een tiental in totaal, haar eerder vroeg dan laat langs de kant lieten staan, dan weet ze daar slechts ĂŠĂŠn enkele uitleg voor te verzinnen, en dat is dat zij toen nog te veeleisend was en te veel verwachtte van haar toekomstige man. De meeste van die kandidaten zullen allicht vlug gevoeld hebben dat zij niet aan de te hoge eisen van Myriam konden voldoen en haakten daarop dus af. De reden waarom Myriam zo gedreven was bij haar zoektocht, was dat ze zo vlug mogelijk van haar thuis weg wilde. Ze was het beu om nog langer onder het bewind van haar dominante vader thuis te blijven. Trouwen en wegwezen dus, haar eigen leven leiden, zelf haar beslissingen mogen nemen, maar dan liefst van al toch

8


met een man naar wie ze kon naar opkijken en met wie ze haar leven lang zou kunnen samenwonen, om lief en leed gezamenlijk te dragen, tot de dood hen zou scheiden. Maar dat liep niet van een leien dakje. Het moet gezegd dat Myriam niet altijd het geluk aan haar zijde had bij haar zoektocht naar de ware Jacob. Op enkelen van hen viel niets aan te merken, met anderen had ze het slechter getroffen. Zo had ze ooit kennis met een seminarist die proefondervindelijk wilde uitmaken of hij nu celibatair zou blijven, dan wel of hij zou trouwen. Tijdens de week verbleef hij in het seminarie en tijdens de weekends maakte hij Myriam het hof. Na verloop van tijd besloot hij toch maar voor het priesterschap te kiezen. Myriam bracht daar begrip voor op en trok zich terug, op zoek naar een man die vrij en ongebonden was. Groot was dan ook haar ontgoocheling en verdriet toen ze een paar jaar later vernam dat haar seminarist intussen wel met een andere Filippina getrouwd was. Myriam vroeg zich vertwijfeld af wat die andere vrouw had, dat zij niet had en voelde zich gekrenkt in haar eigenwaarde. Toen Myriam later weer door een andere van haar landgenoten in de steek werd gelaten, bleek dat haar vermeende geliefde een ander meisje in verwachting had gemaakt, terwijl hij op het punt stond zich met Myriam te verloven. Ooit had Myriam zelfs een tijd lang een verhouding met een getrouwde man, zonder dat zij daarvan wist. Wie zich daardoor niet ontgoocheld en misbruikt voelt, is van steen. En dat is Myriam nu net niet. En dus treurde ze weer, zonder echter van opgeven te willen weten. Op naar de volgende dus. Die verhouding liep goed, in zoverre zelfs dat Myriam hem aan haar ouders ging voorstellen. Dat had ze beter niet gedaan. Haar vader, die advocaat was en kolonel in het leger, had bij die gelegenheid zijn

9


toekomstige schoonzoon even terzijde genomen en hem op het hart gedrukt wat hij allemaal van hem verwachtte, en hoe hij zich te gedragen had tegen zijn oudste dochter en haar ouders. Die jongen was door die preek zo aangeslagen, dat hij er een minderwaardigheidscomplex aan overhield. Ineens ging hij beseffen dat hij nooit in staat zou zijn zich als een waardige schoonzoon te gedragen, laat staan als gerespecteerde echtgenoot. Als een geslagen hond ging hij heen en Myriam heeft nooit meer iets over hem gehoord. Maar Myriam gaf niet op en had tijdens haar twintigerjaren wel kennis met een tiental verschillende mannen. Maar om een of andere reden draaide dat telkens op een sisser uit. Myriam werd er hopeloos van en viel elke nacht wenend in slaap. Op een dag kreeg Myriam de ingeving van haar leven, de oplossing voor haar levensgroot probleem. “Als de Filippino’s mij niet goed genoeg vinden om met mij te trouwen, dan trek ik maar naar het buitenland,” besloot ze en ze trok meteen al op zoek naar een buitenlander. Ze wou aantonen dat ze wel degelijk in staat was om voor een man te zorgen en hem gelukkig te maken, al was het maar om zichzelf te bewijzen en om aan te tonen dat die Filippino’s die haar gedumpt hadden, het bij het verkeerde eind hadden. Daar wou Myriam haar levenswerk van maken. Vanaf die dag keek Myriam de kranten in en vond daar al vlug een advertentie van Belgische mannen die op zoek waren naar een Filipijnse vrouw. Ik was een van hen. Dat kwam zo. Nadat Katja, mijn eerste vrouw, mij de deur had gewezen, trok ik meteen op zoek naar een andere vrouw, in hoofdzaak omdat ik toen nog niet tegen het alleen zijn kon. Ik zette contactadvertenties in alle mogelijk kranten en reclameblaadjes. In een tijdspanne van drie jaar

10


ontving ik in mijn appartement zowat honderd verschillende vrouwen. Nee, echt, geloof me, ik was geen vrouwenloper geworden, maar ik was intens op zoek naar een soul mate. Die vond ik niet, op een paar uitzonderingen na. Maar die lieten mij na verloop van tijd dan weer in de steek. Om hoorndol van te worden. Het kwam zover dat ik geen vrouw meer wilde zien. En dan gebeurde het dat ik toevallig, voor zover toeval al bestaat, in contact kwam met een vroegere kennis van mij, ook een verzekeringsinspecteur, in dezelfde streek als ik trouwens, maar dan wel voor een andere maatschappij, een Franse als ik me niet vergis. Firmin, zo heette die vroegere collega, was ook gescheiden en had ook een paar jaar tevergeefs naar een geschikte vrouw in België gezocht. Maar in plaats van een boek te schrijven over zijn ontgoochelingen, zoals ik dat gedaan had, was hij naar Manila getrokken en had zich daar een lieve schoonheid gezocht en was ermee getrouwd. Firmin was zo gelukkig met zijn Filipijnse dat vele van zijn vrienden en kennissen hem vroegen of hij hen ook niet aan zo’n lieftallige diva kon helpen. Firmin was nogal dienstvaardig ingesteld en liet daarop een advertentie zetten in een krant in Manila. Zijn schoonfamilie hielp hem daarbij natuurlijk en in de contactadvertentie stond te lezen dat er in België nogal wat mannen geïnteresseerd waren om met een Filippina te trouwen. Hij kreeg daar zoveel reacties van Filipijnse vrouwen op dat hij al zijn vrienden en kennissen die daarom vroegen, gemakkelijk uit de nood kon helpen, ja, hij kon hen zelfs laten kiezen. En zo kwam het dat Firmin mij voorstelde om het ook eens met een Filipijnse te proberen. Schoorvoetend stemde ik in. “Proberen kost toch niets,” dacht ik bij mezelf en ik was nog altijd niet verplicht om met een

11


Filippina te trouwen. Maar ik wilde wel eens corresponderen met een paar van die lieve dames. Firmin gaf me uiteindelijk vijf foto’s mee, met adres en achtergrondinformatie van die Filippina’s en ik zette me aan het schrijven. Ik schreef naar alle vijf dezelfde brief. Ik zei hen dat ik negenendertig jaar oud was, dat ik gescheiden was en twee kinderen had, die tijdens de week bij hun moeder verbleven en tijdens de weekends bij mij. Ik schreef hen dat ik alleen op een appartement woonde, dat ik manisch-depressief was, niet meer uit werken ging, en dat ik geen Belgische vrouw bereid vond om mij gezelschap te houden. Tot slot vroeg ik hen of zij dat eventueel wel wilden doen. De eerste die antwoordde was Myriam. En we zijn blijven schrijven tot ik een half jaar later besloot Myriam te laten afkomen om proefondervindelijk uit te zoeken of wij voor elkaar in de wieg gelegd waren. Om je te tonen waarom ik Myriam naar Leuven had laten komen, laat ik je hieronder de eerste brief lezen die ze me in 1983 schreef. Beste Felix, Vooreerst wil ik je hartelijk bedanken voor de eerlijke en aangrijpende brief die je me geschreven hebt. En voor ik het vergeet, die mooie foto van jou, die spreekt mij wel aan. Ik ben nu al benieuwd om je in levende lijve te zien. Eerst iets over je ziekte. Een van mijn vroegere vriendinnen had dezelfde ziekte als jij, en met haar kon ik goed opschieten. Dus veronderstel ik dat ik dat met jou ook wel zal kunnen, hopelijk nog beter zelfs, eens je mijn man bent. Want daar is het mij om te doen. Ik wil een man, een man die ik mag dienen en liefhebben, tot de dood ons scheidt. Dat is mijn ultieme droom en hopelijk mag ik die met jou waarmaken. Ik zal zeker mijn best

12


doen om die wens te doen uitkomen. Hopelijk worden wij daar dan allebei beter van, en gelukkig natuurlijk. Sommige mensen zullen zo hun twijfels en vooroordelen hebben over mijn keuze om met jou samen te willen leven. Maar omdat ik Engelse literatuur doceer in Manila, heb ik daar zo mijn eigen mening over gevormd. Wat ik over schrijvers aan de weet gekomen ben, is dat de meesten onder hen, op zijn zachtst uitgedrukt, ‘speciaal’, zijn. Ik durf zelfs te stellen dat de meerderheid van hen wel aan een of andere, soms milde, soms chronische, soort van zenuwziekte lijdt. Hun emoties zijn dieper en kleurrijker dan die van de gewone, normaal gewaande sterveling en ik vermoed dat hun toestand daar een gevolg van is. Schrijven is in feite hun manier om aan de lezer te tonen hoe de andere kant, hun kant, van de realiteit eruit ziet. Woorden gebruiken ze om hun existentiële pijn te stillen, zelfs als dat maar tijdelijk helpt. Het is soms zo ontroerend om te lezen hoe ze hun pijn en hun stille verdriet kunnen omtoveren tot kunst. We mogen ons inderdaad, ik doe dat alleszins toch, gelukkig prijzen dat wij mensen van hun slag in ons midden hebben. Hun werken zijn immers als parels die blijven schitteren in onze gedachten, niet alleen nu, maar voor altijd, of op zijn minst toch zo lang de mensheid de unieke waarde van hun kunstwerken apprecieert. Felix, ik beschouw het als een eer en een voorrecht om iemand als jou te mogen leren kennen, iemand die zijn pen gebruikt om het dagelijkse innerlijke gevecht in zijn hoofd onder woorden te brengen, en het onbevangen met ons durft te delen. Ik wens je alleszins veel succes toe met je eerste boek. Hopelijk staat het bol van je zielenroerselen en wordt het een bestseller. Het valt me nu al moeilijk om nog zo lang te moeten wachten vooraleer ik het zal kunnen lezen, want lezen is mijn

13


tweede natuur. En hoeveel meer zal ik daarvan genieten als ik weet dat jij het geschreven hebt. Geloof me, beste Felix, ik zal alles doen wat binnen mijn mogelijkheden ligt om jou te helpen en te steunen bij alles wat je doet, ja zelfs bij je schrijven, voor zover je me dat zult toestaan. Daarenboven hoop ik dat wij na verloop van de nodige tijd, vlug verliefd zullen raken op elkaar, en dat wij er uiteindelijk in zullen slagen om elkaar gelukkig te maken voor de rest van ons leven. Daar duim ik alleszins voor, en ik hoop jij met mij. Veel liefs, Myriam Nauwelijks vijf maanden na deze brief woonde Myriam al bij mij, in mijn appartement in Leuven. Hoewel ze goed wist en ook besefte dat ik zenuwziek was, en dat zij daardoor geen ‘normaal’ leven hoefde te verwachten door met mij te trouwen, schrok die stap haar blijkbaar niet af. Integendeel, ze sloot me meteen diep in haar warme hart en beloofde me om met volle overgave voor mij te zullen zorgen, als was ik haar baby. Tot vandaag noemt ze mij trouwens nog altijd ‘mijn baby’. Een erg toepasselijke naam voor een oude en versleten grijsaard als ik, die weinig anders doet dan in bed liggen en daar mediteert en zichzelf analyseert, in de hoop door inzicht wat beter te worden, voor zover dat nog mogelijk is als je al zeventig bent. Ik van mijn kant, noem Myriam ‘mijn kabouter’, omdat ze zo klein is, maar toch alles voor me doet en daar dan nog plezier aan beleeft ook. Al vlug had ik door waarom al die Filippino’s Myriam de bons hadden gegeven. Myriam was echt te gedreven, dacht dat ze iemand was, een belangrijk iemand dan nog wel, en dat ze alles wist en kon, of toch bijna alles. Geloof me, ze leed aan een lichte vorm van hoogheidswaanzin.

14


Daar heb ik haar van af geholpen. Het was dat of haar terugsturen vanwaar ze kwam. Mensen die denken dat ze meer zijn dan een ander, moeten mij dat vooral niet komen zeggen. Daar heb ik toch geen oren naar en daar heb ik een heel andere mening over. Ieder van ons is anders, meer en anders is dat niet. Myriam dacht daar duidelijk verschillend over. De eerste vraag die ze me stelde was: “Hoe komt het dat jij niet beter Engels spreekt?” Ik herinner me nog heel goed dat ik heel kalm antwoordde: “Omdat ik daar te dom voor ben.” Daar keek ze van op, maar toch begon ze meteen uit te pakken met alles wat ‘zij’ was en kon. Haar vader was advocaat en daarenboven ook nog kolonel in het leger, en of dat nog niet genoeg was, was hij ook Zone Barangay President van het district waarin ze woonden, een soort burgemeester van een deel van Manila. “Dat moet een straffe kerel zijn,” merkte ik droogjes op. “Heeft hij je ook goed opgevoed en je voldoende liefde gegeven? Had hij daar nog tijd voor?” vroeg ik haar. Het antwoord stokte in haar keel. Nee dus! Daarna begon Myriam uit te pakken met de kwaliteiten en de standing van haar moeder. Die gaf zowel orgel- als pianoles en zat heel de dag muziek te spelen, was het niet op een ander, dan was het bij haar thuis. En maar doordraven… “Had je moeder nog tijd om voor haar zeven kinderen te zorgen?” vroeg ik langs mijn neus weg. “Daar zorgden de meiden voor,” kwam ik aan de weet. Daarop vroeg ik welke heldendaden hun ouders dan wel gedaan hadden, als ze nog niet eens naar de kinderen hadden omgekeken die ze zelf verwekt hadden. Myriam zweeg en werd rood van schaamte, voor zover dat al te merken valt bij een Aziatische vrouw. Het kon niet op. Zonder ook maar enige aandacht te besteden aan mijn rake opmerkingen, begon Myriam dan

15


maar over zichzelf te bluffen. Dat ze jaren lang Engelse literatuur gedoceerd had aan een gerenommeerd college in Manila en daar zelfs Hoofd van het Engelse departement was geworden. Dat ze drie jaar lang de privésecretaresse van de dochter van president Marcos was geweest, en dat ze samen met haar omzeggens elk eiland van de Filipijnen had bezocht. Met een privéjet uiteraard, en met een resem bodyguards achter zich, waarvan ze er nog een had weten te versieren. Dat die haar stante pede gedumpt had, vergat ze erbij te vermelden. En ze probeerde mij verder te imponeren door te zeggen dat ze ook enkele jaren als zingend lid was opgetreden met Up With People en dat ze met die groep ook aan heel wat tournees had deelgenomen en er een erg belangrijke rol in had gespeeld. En ja, ook daar had ze een verhouding had gehad met een van de leiders van de groep. Dat ook deze relatie snel op een sisser was afgelopen, hoorde ik pas later. Het kwam erop neer dat Myriam mij diets wilde maken dat ze uit een zeer elitair nest kwam en dat zijzelf ook een heel erg belangrijk iemand was. “Bluffen en in zijn broek doen, dat kan iedereen,” wist mijn vader zaliger al, maar dat zei ik haar niet. Geloof het of niet, maar al die opschepperij maakte niet de minste indruk op mij. Zodra Myriam dat doorhad, probeerde ze het geweer van schouder te verleggen en vroeg ze wat mijn ouders deden, of gedaan hadden tijdens hun actieve leven. Ik verzweeg haar niet dat mijn vader het overgrote deel van zijn leven invalide was geweest, wegens stoflongen, opgelopen in een bloemmolen waar hij jarenlang gewerkt had, terwijl mijn moeder er een piepklein boerderijtje op nahield om rond te komen. Ik zei haar ook dat wij zowat de armste en onbelangrijkste mensen van ons dorp moeten geweest zijn, zonder daaronder te leiden of er ons minderwaardig bij te voelen, ja zelfs zonder jaloers te zijn op al die anderen die het zogezegd zoveel beter hadden. Al wat die

16


anderen meer hadden dan wij, beschouwden wij immers als overbodige ballast, wat een mens niet nodig heeft om goed te leven, ja soms zelfs een zware last om te dragen is. Ik voegde daar nog aan toe dat wij, op onze manier, al even trost waren als zij en haar ouders, maar dan wel om totaal andere redenen. Wij gingen er immers prat op, dat wij, ondanks al onze tegenslag en lage afkomst, toch niets tekort waren gekomen. Toen ik dit vertelde, rolden de tranen over Myriam’s wangen en voelde ik haar hoogmoedige hart zo smelten. Toch kon Myriam het nog niet laten om ook te vragen naar mijn ‘kunnen’ en naar de verdiensten die ik had verzameld tijdens mijn leven. Daarop sprak ik alleen over psychiaters en psychiatrische instellingen. Dat was toen immers mijn wereld, mijn hele leven trouwens, en daaruit moest ik weg zien te geraken. Dat was alles wat in die periode van tel was voor mij, nu nog trouwens. Wat daarvoor gebeurd was, had voor mij in die tijd hoegenaamd geen enkel belang meer, tenzij om uit te zoeken of de normaal gewaande mens uit mijn jeugd mij niet gek had gedraaid. Mijn ziekte moest toch ergens vandaan komen. In erfelijkheid geloofde ik destijds nog niet, want in heel mijn familie, en dat is een grote, was alleen ik zenuwziek geworden. Zodra je dat doorhebt, stel je wel andere prioriteiten dan Myriam deed. De eerste weken van haar verblijf hier zat Myriam veel in een hoekje na te denken. Ik weet zeker dat dit het gevolg was van de manier waarop ik al haar gebluf genegeerd had. Ik had haar immers zo aangepakt dat ze niet anders kon dan nadenken over wat nu echt belangrijk was in een mensenleven. Geloof me, ik had die ‘feeks’ binnen de kortste keren getemd. Ik had geen andere keuze. Het was nederig worden, of terugkeren vanwaar ze kwam. Maar ere wie ere toekomt, Myriam doorzag vlug waar ze in de fout was gegaan en ging mij vanaf toen als haar

17


gelijke beschouwen, ook al reikte ik qua achtergrond niet tot aan haar enkels. Myriam had haar lesje geleerd en ging aan de slag. Het eerste waar Myriam werk van maakte, buiten voor mij te zorgen, was zich zo vlug mogelijk te integreren in haar nieuwe vaderland. Ze begon onmiddellijk Nederlands te studeren aan het Instituut van Levende Talen, hier aan de universiteit in Leuven. En ze deed haar best. Mijn dochter hielp haar bij haar huiswerk. Ik had daar toen het geduld nog niet voor. Verder ging ze kookles volgen, want koken kon ze niet. Bij haar thuis had ze dat nooit moeten doen. Haar ouders, die met zeventien familieleden onder hetzelfde dak leefden, hadden drie meisjes van de straat geraapt en ze gaven hen onderdak, eten, kleren en al eens wat zakgeld, en daarvoor deden die meisjes alle werk dat er in dat groot gezin te doen viel, alles met de hand wel te verstaan, want veel modern comfort hadden ze niet. Myriam leerde wassen en strijken. Als ik haar daar niet kon bij helpen, dan vroeg ze dat aan de buren. Verder ging ze ook nog naailes volgen om alle reparaties aan onze kleren zelf te kunnen doen. Daarenboven zorgde ze ook nog voor mijn bejaarde moeder, die in een studio naast ons woonde. Myriam was dus druk bezet en genoot daar met volle teugen van. Al wat nieuw is, trekt haar aan en haar plicht doen, is haar tweede natuur. Ik mocht van Myriam doen wat ik wilde, ook al was dat ‘niets’. En, over mijn ziekte, en de consequenties daarvan, heeft ze nog nooit één opmerking gemaakt. Van haar mag ik mijn leven leiden op de manier die ik zelf verkies of aankan. Meer moet dat niet zijn, natuurlijk, liefst ook niet minder. Als je niet mag doen wat je denkt dat goed voor je is, dan zijn we ver van huis. Daar hoef ik dus niet voor te vrezen, zolang ik Myriam aan mijn zijde mag houden

18


Felix Sperans is al bijna vijftig jaar zenuwziek. Om niet helemaal gek te worden schrijft en schildert hij, ook wel wat om zijn Filipijnse schoonfamilie aan een iets of wat menswaardig bestaan te helpen. Myriam Sperans, de Filipijnse vrouw van Felix, doceerde twaalf jaar lang Engelse literatuur aan een hogeschool in Manila, voor ze, dertig jaar geleden, naar Leuven afzakte om er met Felix te trouwen en voor hem te zorgen. Wat zij te zeggen heeft over haar leven op de Filipijnen en over het samenleven met de psychiatrische patiënt Felix, onthult ze onomwonden in dit opzienbarende boek.

Felix Sperans is o.a. de co-auteur van de bestseller ‘Bij de psychiater,’ dat hij schreef, samen met professor dr. Marc De Hert, hoofdgeneesheer van de Universitaire Psychiatrische Kliniek van Kortenberg. Dat boek werd zelfs in het Engels en het Japans vertaald en uitgegeven en is nu bij uitgeverij Partizaan ook als ebook verkrijgbaar. Sindsdien schreef Felix Sperans wel meerdere ophefmakende boeken, waarvan de bekendste ongetwijfeld zijn: ‘Psychiatrie verkeerdt’, ‘Psychiater vermoord’, ‘Gesprekken met gekken’, ‘Leuven spreekt’, en wel meer van dat fraais. Toch overtreft hij zichzelf in ‘Bliksem in mijn hoofd’, mede dankzij de samenwerking met zijn Filipijnse vrouw Myriam, die de helft van dit boek voor haar rekening nam, en dat zonder er doekjes om te winden.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.