Veiligheid

Page 1


Algemene Inleiding Hoofdstuk 1.

School, veiligheid en handhaving

Hoofdstuk 2.

Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld

Hoofdstuk 3.

School en medische zaken

Hoofdstuk 4.

Veiligheid en multimedia

Hoofdstuk 5.

School en de veilige speelplaats

Hoofdstuk 6.

School en veilige verkeersomgeving

Hoofdstuk 7.

Voorbeeld format schoolveiligheidsplan

Hoofdstuk 8.

School en EHBC

-

Voorbeeld tekst schoolgids

-

Checklist Safe

-

Convenant


Hoofdstuk 1 School, veiligheid en handhaving


Inhoudsopgave Inleiding

Pagina 2

Hoofdstuk 1

Preventie

3

Hoofdstuk 2

Communicatie

4

Hoofdstuk 3

Stappenplan voor de school

5

Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9

Te sanctioneren gedragingen Fysieke agressie Verbale agressie Vernieling Wapenbezit Diefstal, geweld en dreiging Vuurwerkbezit Seksuele intimidatie Drugsbezit, -gebruik en –handel en alcoholbezit, -gebruik en –handel Schoolverzuim

8 10 12 14 15 17 19 21 23

Bijlage 1

Voorbeeldbrief schorsing

26

Bijlage 2

Voorbeeldbrief ontzegging toegang tot het schoolterrein

28

Bijlage 3

Voorbeeldbrief voornemen tot schorsing

30

Bijlage 4

Verwijdering van een basisschool

31

Bijlage 5

Procedure overplaatsing van leerlingen

34

Bijlage 6

Gedragscodes en –regels

35

Bijlage 7

Nazorg bij ernstige agressie op school

40


Inleiding Hoe werkt het protocol? In het protocol komen de volgende gedragingen aan de orde: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.

Fysieke agressie en intimidatie Verbale agressie en intimidatie Vernieling Wapenbezit Diefstal Vuurwerkbezit Seksuele intimidatie Drugsbezit, -gebruik en -handel en alcoholbezit, -gebruik en -handel Schoolverzuim

In elke paragraaf staat:  een algemene en juridische definitie  een toelichting  richtlijnen voor maatregelen door school en politie  een verwijzing naar relevante bijlagen In eerste instantie gaat het in dit hoofdstuk om gedrag van leerlingen. Uiteraard gelden de richtlijnen ook voor gedrag van ouders, personeel en bestuur. Wanneer ouders en/of personeel grensoverschrijdend gedrag vertonen zal dit in voorkomende gevallen afgehandeld worden conform de afspraken van de schoolbesturen en de CAO.


.

Hoofdstuk 1

Preventie

Bij het realiseren van een veilige school komt preventie van ongewenst gedrag op de eerste plaats. Daarbij gelden de volgende waarden:  Respect voor elkaar  Respect voor de omgeving  Respect voor jezelf Op basis van het protocol School en Veiligheid maakt iedere school eigen schoolveiligheidsbeleid, waarin afspraken op schoolniveau zijn vastgelegd. Het instellen van duidelijke schoolregels heeft een preventief effect. Daarbij geldt:  Iedereen die met enige regelmaat contact heeft met de school kent de schoolregels en houdt zich er aan  Schoolregels gelden vanaf dag één; de leerkrachten bespreken de regels aan het begin van het schooljaar met de leerlingen en komen er regelmatig op terug  De ouders zijn op de hoogte van de regels (schoolgids).  De leerlingen kunnen altijd terecht bij de (groeps-)leerkracht  De school zorgt voor voldoende toezicht Het thema ‘veilig op school’ staat regelmatig op de agenda van de teams; het protocol en de inhoud ervan zijn in grote lijnen bekend bij het personeel en alle andere medewerkers van de school en vormen de basis voor hun handelwijze. De medezeggenschapsraad, de ouderraad en de ouders worden ingelicht over doelstelling en handelen met betrekking tot de veilige school tijdens ouderavonden en in de schoolgids. Ook is bij leerlingen, ouders en medewerkers de klachtenprocedure bekend en toegankelijk. De school beschikt over een contactpersoon die bij iedereen in de school bekend is en waar leerlingen en ouders terechtkunnen met klachten, onder andere op het gebied van seksuele intimidatie. Op bestuursniveau is er een vertrouwenspersoon. Contactpersonen zijn er voor leraren, leerlingen en/of ouders. Ook kunnen ouders en leraren terecht bij de externe vertrouwenspersoon. De contactpersoon en/of de vertrouwenspersoon beoordeelt de situatie en licht zo nodig het bevoegd gezag, de directeur en/of zo nodig ouders, politie in. a. Subjectieve evaluatie Periodiek worden door de directies vragenlijsten afgenomen over de veiligheidsbeleving van personeel en ouders en wordt het effect van het beleid gemeten en zo nodig bijgesteld. Periodiek wordt er onderzoek gedaan naar de veiligheidsbeleving onder leerlingen, ouders en personeel. b. Objectieve evaluatie Leerkrachten en directie registreren alle voorvallen in een registratiesysteem. Jaarlijks wordt aan het einde van het schooljaar aan de hand van het registratiesysteem het effect van het beleid gemeten en zo nodig bijgesteld.


Hoofdstuk 2

Communicatie

Om ervoor te zorgen dat iedereen op de hoogte is van het ‘veiligheidsbeleid’, begrijpt wat de uitgangspunten zijn en weet hoe te handelen, is een goede communicatie cruciaal. Daarom komt het hoofdstuk “School, veiligheid en handhaving” aan de orde:  in de teams  in de lessen door de leerkrachten  in de medezeggenschapsraad en ouderraad  bij contacten met externe organisaties  tijdens ouderavonden en thema-avonden over de veilige school  tijdens buurtbijeenkomsten Op één lijn komen Het is belangrijk om ten aanzien van normen (hoe zijn onze manieren?) en waarden (respectvol met elkaar omgaan) op één lijn te komen. In de teamvergaderingen wordt daarom regelmatig aandacht besteed aan vragen als: Wat is grensoverschrijdend gedrag? Wat accepteren we wel en wat niet? Hoe interpreteren we afspraken en hoe zorgen we er voor dat we ons aan afspraken (blijven) houden? Hoe beoordelen we bepaalde situaties? Elke school heeft een schoolveiligheidsplan waarin het pedagogisch klimaat van de school is beschreven, maar waar ook de schoolregels en een pestprotocol aan de orde komen. Een model schoolveiligheidsplan is als hoofdstuk 7 in de map Veiligheid opgenomen. Scholing Ook scholing in het kader van veiligheid is van groot belang. Dit wordt op school- en op bestuursniveau uitgewerkt en maakt onderdeel uit van het schoolveiligheidsplan.


Hoofdstuk 3

Stappenplan voor de school

Wanneer er een incident wordt gesignaleerd, maakt de directeur allereerst een inschatting van de situatie, daarna worden er stappen ondernomen. Gezond verstand gaat altijd boven protocollen Relevante vragen voor inschatting van de situatie:  Wat is er gebeurd; wie is er bij betrokken; wanneer is het gebeurd?  Is dit gedrag bij deze persoon vaker voorgekomen?  Wat is de ernst van het grensoverschrijdend gedrag?  Handelen we de situatie zelfstandig af?  Is het raadzaam de politie om advies te vragen?  Dient de politie in kennis te worden gesteld? In voorliggend hoofdstuk kan de school nagaan of het gedrag gemeld moet worden bij de politie, anders gezegd: of er sprake is van wetovertredend gedrag. Verder te nemen stappen: Preventief 1 gesprek tussen leerling en leerkracht/directie 2 gesprek met leerling en ouders 3 vervolggesprek school, leerling en ouders 4 time-out Sanctionerend 5 bedenktijd 6 schorsing 7 verwijdering Politieoptreden Zowel voor de preventieve als de sanctionerende ronde geldt dat, indien het om gedragingen gaat die ook volgens de wet om een reactie van politie/justitie vragen, de politie in kennis wordt gesteld. Grensoverschrijdend gedrag wordt niet getolereerd. Toelichting stappenplan Afhankelijk van de situatie wordt bepaald welke stap gezet wordt. Een situatie kan namelijk dermate ernstig zijn dat het bestuur direct overgaat tot de sanctionerende ronde. In alle gevallen worden zaken vastgelegd in het leerlingvolgsysteem. Hierin worden alle genomen en te nemen stappen beschreven. Ook wordt geregistreerd in de Incidentenregistratie. Indien de school aangesloten is bij de Verwijsindex, vindt ook daarin een signaal plaats. Mocht de school zich ongerust maken over de thuissituatie, kan er overleg plaatsvinden met Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).


PREVENTIEVE RONDE Vanaf dit moment worden ook aantekeningen gemaakt in het leerlingvolgsysteem van de betreffende leerling. 1

Gesprek leerling –leerkracht/directie In de preventieve ronde wordt getracht de leerling door middel van gesprekken te bewegen om zijn/haar gedrag te verbeteren. Daarbij wordt aandacht geschonken aan eventuele individuele problemen van de leerling die mogelijk verband houden met zijn/haar ongewenst gedrag. Zo nodig worden de leerling en/of zijn ouder(s) verwezen naar een hulpverleningsinstantie. Eventueel wordt de politie op de hoogte gesteld of om advies gevraagd. Indien uit het protocol blijkt dat het om gedrag gaat waarbij de wet wordt overtreden, wordt de politie altijd in kennis gesteld.

2

Gesprek school, leerling en ouders Over dit gedrag vindt een gesprek plaats tussen school, leerling en ouders.

3

Vervolggesprek school met leerling en ouders Dit gesprek wordt gevoerd door de schoolleiding, eventueel in aanwezigheid van andere betrokkenen. Afhankelijk van de problematiek wordt de politie op de hoogte gesteld.

SANCTIONERENDE RONDE In deze ronde zet de school een sanctie tegenover het ongewenste en/of verboden gedrag van de leerling. Ook wordt aandacht besteed aan eventuele individuele problemen van de leerling die mogelijk verband houden met zijn/haar ongewenst gedrag. Zo nodig wordt de leerling verwezen naar een hulpverleningsinstantie. Eventueel wordt de politie op de hoogte gesteld of om advies gevraagd. Indien uit het protocol blijkt dat het om gedrag gaat dat ook volgens de wet gesanctioneerd dient te worden, wordt de politie in kennis gesteld. 4

Bedenktijd (Time-out) In deze fase kan de leerling gedurende een bepaalde tijd de toegang tot de eigen groep worden ontzegd (separeren van de groep)1. De leerling blijft echter wel op school en werkt individueel aan schoolwerk, tenzij de school en ouders overeenkomen deze time-outperiode anders in te vullen. Bijvoorbeeld, de leerling gaat eenmalig een gedeelte van de dag of een ochtend niet naar school. Als voor deze optie gekozen wordt, betreft het dus een korte timeoutperiode. Soms is deze nodig om de opvang in een andere groep voor te bereiden. Wel heeft de leerling werk van school meegekregen. Gedurende de time-outperiode beraadt de school zich op eventuele volgende stappen. De ouders worden (mondeling) op school op de hoogte gesteld van de maatregel. Deze wordt schriftelijk bevestigd en vastgelegd in het leerlingdossier.

5

Procedure schorsing Soms is het nodig om tot de uiterste sanctie van schorsing of verwijdering van de leerling over te gaan. Schorsing en verwijdering zijn ingrijpende maatregelen. Met name verwijdering kan verstrekkende gevolgen voor de leerling hebben. Hij of zij verlaat een vertrouwde omgeving, er is sprake van een breuk in het ontwikkelingsproces en er bestaat een risico van terugslag in de verdere ontwikkeling. Dit geldt zeker bij verwijdering wegens wangedrag.

1

Dit is géén schorsing.


Het is daarom van groot belang dat voorafgaand aan het besluit tot het inzetten van de procedure tot schorsing en verwijdering een zorgvuldige afweging wordt gemaakt tussen het belang van de school bij verwijdering van de leerling en het belang van de leerling om op de school te blijven. Voor de school kan bijvoorbeeld van belang zijn dat zonder verwijdering van de betreffende leerling de rust en de veiligheid voor andere leerlingen op school niet langer gegarandeerd kunnen worden. 6

Procedure verwijdering Het verwijderen van leerlingen is gewaarborgd met wettelijke procedures (artikel 40 Wet op het primair onderwijs en artikel 27 Wet voortgezet onderwijs/Inrichtingsbesluit VWO). Het is van groot belang dat de directie c.q. het schoolbestuur van de school deze procedures correct uitvoert. Daarom is bij dit protocol een bijlage gevoegd met de te volgen procedures.

Politieoptreden Indien er sprake is van een verboden gedraging waarbij tevens de wet wordt overtreden, zal de politie worden ingeschakeld. Het inschakelen van de politie gebeurt door de directeur (of namens de directeur), en niet eerder dan nadat de ouders van de leerling zijn geĂŻnformeerd. Wanneer er sprake is van een slachtoffer, worden ook de ouders van het slachtoffer op de hoogte gesteld. Indien het gedrag of de omstandigheden vereisen dat direct politieoptreden noodzakelijk is, worden de ouders ten spoedigste achteraf op de hoogte gebracht. 2

2

Kinderen jonger dan 12 jaar kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd.


4.

TE SANCTIONEREN GEDRAGINGEN

4.1

FYSIEKE AGRESSIE

Algemene definitie Onder fysieke agressie wordt verstaan het uitoefenen van enig feitelijk geweld op het lichaam van een ander. Juridische definitie Eenvoudige Mishandeling (art. 300 WvS)  Het zonder redelijk doel of overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, opzettelijk pijn of letsel veroorzaken (onder opzet valt ook het ‘mogelijkheidsbewustzijn’). Onder pijn wordt mede verstaan een min of meer hevig onaangename lichamelijke gewaarwording (bijv. overgieten met ijskoud water).  Aan mishandeling wordt opzettelijke benadeling van de gezondheid gelijkgesteld (bijv. opzettelijk bedorven etenswaren verstrekken). Zware Mishandeling (art. 302 WvS) Idem, met voorbedachten rade (art. 303 WvS)  Het opzettelijk (mogelijkheidsbewustzijn), al dan niet met voorbedachten rade, toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De opzet is gericht op het toebrengen van zwaar letsel (bijv. botbreuken). Vechterij (art. 306 WvS)  Het opzettelijk deelnemen aan een aanval (initiatief gaat uit van partij) of vechterij (initiatief gaat uit van beide of nog meer partijen) waarin onderscheiden personen zijn gewikkeld. Openlijke geweldpleging (art. 141 WvS)  Openlijk en met verenigde krachten geweld plegen tegen personen of goederen. Er moeten minimaal twee daders zijn die gezamenlijk (verenigd) het geweld uitoefenen. Bovendien moet het geweld openlijk, onverholen en niet heimelijk zijn, dus plaatsvinden op een plaats waar publiek aanwezig is dan wel doorgaans aanwezig is. Slachtoffers van geweld zijn, onder andere uit angst voor represailles of isolement, vaak bang om melding te doen van dit geweld. Voor een strafrechtelijke aanpak is meestal een aangifte nodig. Mishandeling is echter ambtshalve vervolgbaar en is een aangifte dus niet vereist. Een duidelijke stellingname van de onderwijsinstelling is hier essentieel. Het slachtoffer moet zich gesteund en gesterkt voelen door de schoolleiding. Deze zal een duidelijk en krachtig signaal af moeten geven in de richting van de dader (repressief) en de omgeving (preventief). Ondersteuning bij het doen van aangifte is zeer wenselijk, evenals het bewegen van getuigen tot het afleggen van een verklaring. Laat in elk geval ook duidelijk zijn dat geweld tegen leerkrachten op geen enkele wijze getolereerd wordt. Maatregelen onderwijsinstelling Inschatting van de situatie en beslissen of men wel of niet de politie inschakelt. Indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt:  Toepassen sanctiestructuur. Indien er sprake is van een in de toelichting genoemde ernstige situatie:  Informeren ouders van dader en slachtoffer.  Met inachtneming van het in de toelichting gestelde en indien aan de juridische definitie wordt voldaan, wordt de politie in kennis gesteld.  Alle relevante informatie i.v.m. feiten en personen wordt aan de politie doorgegeven.  Het slachtoffer wordt ondersteund bij het doen van aangifte.


MAATREGELEN POLITIE  Tegen de verdachte wordt proces-verbaal opgemaakt.  Informeren ouders dader en slachtoffer.  Het schoolbestuur is in geval van proces verbaal verplicht een melding bij de vertrouwensinspecteur te doen. RELEVANTE BIJLAGEN  Stappenplan  Gedragscode  Procedure schorsing en verwijdering  Agressie, nazorg en voorbeeld reglement nazorg


4.2

VERBALE AGRESSIE

Algemene definitie Onder verbale agressie wordt verstaan het verbaal, schriftelijk of via sms of digitaal bedreigen, intimideren, beledigen of uitschelden van een persoon. Juridische definitie Bedreiging met: (art. 285 WvS)  Openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen of goederen.  Enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht  Verkrachting.  Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.  Enig misdrijf tegen het leven gericht.  Gijzeling.  Zware mishandeling.  Brandstichting. Dwang (art. 284 WvS)  Een ander door geweld of enig andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.  Een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Smaad door: (art. 261 WvS)  Opzettelijk iemands eer of goede naam aan te randen door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven (ook schriftelijk – smaadschrift - indien verspreid of openlijk tentoongesteld). Eenvoudige Bedreiging (art. 266 WvS)  Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling, bij geschrift of afbeelding aangedaan, hetzij in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding aangedaan. Toelichting Als verbaal geweld niet gepaard gaat met enige feitelijkheid (dus zonder middel dat de bedreiging/intimidatie kracht bij zet) en geen structureel karakter heeft, verdient het de voorkeur dat de onderwijsinstelling de gedraging zelf bestraft conform de ontwikkelde sanctiestructuur. De wijkagent kan voor advies worden benaderd. Bedreiging en intimidatie dienen, net als fysiek geweld, vaak om een ander naar zijn hand te zetten of zijn wil op te leggen en daarmee zijn eigen positie te versterken binnen een groep. En ook hier geldt dat naast de aantasting van de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer er vrijwel zeker ook sprake is van zware psychische druk. Deze vorm van agressie mag dus nooit getolereerd worden. Inschakelen politie Slachtoffers van verbaal geweld zijn, vanuit dezelfde overwegingen als genoemd bij fysiek geweld, vaak bang om melding te doen van dit geweld. Toch is voor een strafrechtelijke aanpak in veel gevallen een aangifte nodig. Ondersteuning bij het doen van aangifte is wenselijk, evenals het bewegen van getuigen tot het afleggen van een verklaring. Een duidelijke stellingname van de onderwijsinstelling is hier eveneens essentieel. Het slachtoffer moet zich gesteund en gesterkt voelen door de schoolleiding. Maatregelen onderwijsinstelling Inschatten van de situatie en beslissen of men wel of niet de politie inschakelt.


Indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt:  Toepassen sanctiestructuur.  Eventueel de politie op de hoogte stellen of om advies vragen. Indien er sprake is van een in de toelichting genoemde situatie:  Informeren ouders van verdachte en slachtoffer.  Met inachtneming van het in de toelichting gestelde en indien aan de juridische definitie wordt voldaan, wordt de politie in kennis gesteld.  Alle relevante informatie i.v.m. feiten en personen wordt aan de politie doorgegeven.  Het slachtoffer wordt ondersteund bij het doen van aangifte.  Aangifte door schoolleiding Maatregelen politie  Proces-verbaal opmaken tegen de verdachte.  Informeren ouders slachtoffer.  Informeren ouders verdachte. RELEVANTE BIJLAGEN  Gedragscode  Procedure schorsing en verwijdering  Nazorg na ernstige agressie op school


4.3 VERNIELING Algemene definitie Vernieling, vandalisme Juridische definitie Vernieling (art. 350 WvS)  Het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken van een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort. De dader moet dus de opzet (mogelijkheidsbewustzijn) hebben om genoemde vernieling te plegen en daarbij moet hij dat wederrechtelijk, dus zonder toestemming/instemming van de eigenaar, doen. Graffiti valt onder de werking van deze definitie. Immers: het herstellen van de schade brengt zodanige inspanning en kosten met zich mee dat van vernieling kan worden gesproken. Openlijke Geweldpleging (art. 141 WvS)  Het openlijk en met verenigde krachten geweld plegen tegen personen en goederen. Er moeten minimaal twee daders zijn die gezamenlijk (verenigd) het geweld uitoefenen. Bovendien moet het geweld openlijk, onverholen en niet heimelijk zijn, dus plaatsvinden op een plaats waar publiek aanwezig is, dan wel doorgaans aanwezig is. Toelichting Vernieling is een uiting van gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Vernieling kan zich richten op een specifiek slachtoffer dan wel op een toevallig (anoniem) slachtoffer. Zeker als de vernieling zich richt op een specifiek (bewust gekozen) slachtoffer moet aandacht worden besteed aan de achtergronden van de vernieling; dit om herhaling of verergering van maatregelen tegen het slachtoffer te voorkomen. Ingeval van eenvoudige vernieling, waarbij schadevergoeding of schadeherstel kan worden bereikt, verdient het de voorkeur dat de onderwijsinstelling de gedragingen zelf sanctioneert conform de ontwikkelde sanctiestructuur. Indien het gaat om een ernstige vernieling en indien er sprake is van herhaling of groepsdelict, of als schadevergoeding/schadeherstel niet kan worden bereikt, zal ook de politie in kennis worden gesteld. Maatregelen onderwijsinstelling Inschatten van de situatie en bepalen of de politie wel of niet wordt ingeschakeld (zie toelichting). Indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt:  Toepassen sanctiestructuur.  Bemiddeling in schadevergoeding of herstellen van de schade door de dader.  Eventueel wijkagent op de hoogte stellen of om advies vragen. Indien er sprake is van:  een vernieling met meer dan geringe schade  vernieling door een groep leerlingen  getoonde onwilligheid met betrekking tot schadeherstel/schadevergoeding


    

Informeren ouders van dader en slachtoffer. De politie in kennis stellen, met inachtneming van het in de toelichting gestelde en indien aan de juridische definitie wordt voldaan. Bemiddeling in schadevergoeding door ouders dader. Alle relevante informatie i.v.m. feiten en personen aan de politie doorgeven. Het slachtoffer, indien nodig, ondersteunen bij het doen van aangifte.

Maatregelen politie  Proces-verbaal opmaken.  Indien aan de criteria is voldaan: doorverwijzen naar HALT.  Informeren van ouders van dader en slachtoffer.  Bemiddeling in schadevergoeding tussen (ouders) dader en slachtoffer.


4.4 WAPENBEZIT Algemene definitie Het voorhanden hebben van voorwerpen die het karakter van een wapen dragen of die als wapen worden aangewend en waarvan het voorhanden hebben in verband met het volgen van onderwijs niet noodzakelijk is. Juridische definitie De bij wet verboden wapens en de gedragingen die met deze wapens verboden zijn, zijn gedefinieerd in de Wet Wapens en Munitie. Hier is geen korte juridische definitie voor te geven. Toelichting Veel wapens vallen niet onder de werking van de Wet Wapens en Munitie omdat ze qua afmeting of model net even anders zijn. Toch zijn veel van deze wapens daardoor niet minder gevaarlijk (bijvoorbeeld een klein stiletto, vlindermes). Ook een schroevendraaier kan gebruikt worden om mee te dreigen en als wapen te hanteren. Wanneer de onderwijsinstelling weet, dan wel een redelijk vermoeden heeft, dat een persoon een dergelijk wapen bezit, of ziet dat een voorwerp als wapen wordt gehanteerd binnen het schoolgebouw of schoolterrein, zal de bezitter van het voorwerp worden bewogen het af te geven. De instelling draagt vervolgens er zorg voor dat het wapen vernietigd wordt. De onderwijsinstelling geeft hiervoor geen schadevergoeding en is niet aansprakelijk voor schade, in welke zin dan ook, welke voortvloeit uit deze maatregel. De onderwijsinstelling hanteert deze regel en maatregel als voorwaarde tot toelating tot schoolgebouw of schoolterrein. Indien het om wapens en gedragingen gaat die vallen onder de werking van de Wet Wapens en Munitie is politioneel optreden vereist. De politie wordt dan in kennis gesteld. Deze kan uitsluitsel geven of het gaat om een wettelijk verboden wapen. Maatregelen onderwijsinstelling Inschatten van de situatie en bepalen of men wel of niet politie inschakelt (zie toelichting). Indien er sprake is van een situatie die de school afhandelt:  Toepassen sanctiestructuur.  De school zorgt ervoor dat ingeleverde wapens en voorwerpen vernietigd worden.  Eventueel wijkagent op de hoogte stellen en/of om advies vragen. Indien er sprake is van een in de toelichting genoemde situatie:  Indien van toepassing : informeren ouders van dader en slachtoffer.  Met inachtneming van het in de toelichting gestelde en indien aan de juridische definitie wordt voldaan: de politie in kennis stellen.  Alle relevante informatie i.v.m. feiten en personen aan de politie doorgeven. Maatregelen politie:  Proces-verbaal opmaken.  Indien van toepassing: Informeren ouders verdachte.


4.5

DIEFSTAL, GEWELD EN DREIGING

Algemene definitie Stelen, roven, insluiping en inbraak Juridische definitie Eenvoudige Diefstal (art, 310 WvS)  Enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegnemen met het oogmerk het wederrechterlijk toe te eigenen. Het doel van het wegnemen moet de toe-eigening zijn; om er als heer en meester over te gaan beschikken. Als het goed wordt gestolen met de bedoeling om het te verkopen blijft het diefstal. Er wordt dan immers gehandeld alsof er als heer en meester over wordt beschikt. Gekwalificeerde Diefstal (art. 311 WvS)  Idem 310 Sr, bij gelegenheid van brand, ontploffing.  Idem 310 Sr, gepleegd door twee of meer verenigde personen.  Idem 310 Sr, indien de dader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum. Diefstal met geweld (art. 312 WvS)  Idem 310/311 Sr, indien voorafgegaan, vergezeld van of gevolgd door geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken van zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Afpersing (art. 317 WvS)  Met het doel zichzelf of een ander te bevoordelen, iemand door geweld of bedreiging met geweld dwingen tot het afgeven van enig goed dat geheel of ten dele aan diegene of een derde toebehoort. Afdreiging (art. 318 WvS)  Idem 317 Sr. met dien verstande dat het dreigmiddel geen geweld is maar smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim. Insluiping en inbraak (art. 311 WvS lid 1, sub 5)  Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valse sleutels, van valse order of een vals kostuum Toelichting In geval van een incidentele kleine diefstal waarbij geen kwalificaties als bedoeld in 311/312/317/318 Sr voorkomen, en waarbij schadevergoeding of teruggave van het gestolen goed kan worden bereikt, verdient het de voorkeur dat de onderwijsinstelling de gedragingen zelf sanctioneert. Als het gaat om herhaling of om een goed met meer dan geringe waarde of wanneer wordt voldaan aan een van de kwalificaties, genoemd in de artikelen 311/312/317/318 Sr, of als schadevergoeding of teruggave niet mogelijk is, zal de onderwijsinstelling naast de te nemen schoolmaatregelen ook de politie in kennis stellen. Maatregelen onderwijsinstelling Inschatten van de situatie en bepalen of men wel of niet de politie inschakelt (zie toelichting). Indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt:  Toepassen sanctiestructuur.  Bemiddeling in teruggave of schadevergoeding gestolen goed.


Indien er sprake is van een in de toelichting genoemde situatie:  Informeren ouders van dader en slachtoffer.  Met inachtneming van het in de toelichting gestelde en indien aan de juridische definitie wordt voldaan, de politie in kennis stellen.  Alle relevante informatie i.v.m. feiten en personen aan de politie doorgeven.  Het slachtoffer, indien nodig, ondersteunen bij het doen van aangifte. Maatregelen politie    

Proces-verbaal opmaken. Waar mogelijk en indien aan de criteria wordt voldaan de verdachte naar HALT verwijzen. Bemiddeling in teruggave of schadevergoeding van het gestolen goed. Informeren ouders dader en slachtoffer.


4.6

VUURWERKBEZIT

Algemene definitie Het voorhanden hebben van vuurwerk. Juridische definitie3  Het voorhanden hebben van vuurwerk buiten de daartoe aangewezen periode.  Het voorhanden hebben van > 10 kg vuurwerk tijdens of buiten de verkoopperiode.  Het voorhanden hebben van of handelen in verboden en/of ondeugdelijk vuurwerk.  Het afsteken van vuurwerk buiten de toegestane periode. Toelichting Vuurwerk hoeft op zich niet gevaarlijk te zijn, mits het gaat om goedgekeurd vuurwerk en als het op de voorgeschreven wijze wordt afgestoken. Bij het afsteken van vuurwerk in of nabij mensenmenigten (zoals op een vol schoolplein) is echter reëel gevaar voor (ernstig) letsel aanwezig, zeker als het afsteken ervan een spel wordt. Ontploffend vuurwerk veroorzaakt doorgaans onrust onder de mensen, wat tot irritatie of agressie kan leiden. Daarnaast veroorzaakt ontploffend vuurwerk in de regel een zodanige geluidsoverlast dat, als dit plaatsvindt in de nabijheid van een school, het geven en volgen van onderwijs ernstig belemmerd wordt. De onderwijsinstelling verbiedt het dan ook om vuurwerk binnen de schoolgebouwen of op het terrein van de onderwijsinstelling te brengen. Wanneer de onderwijsinstelling weet, dan wel een redelijk vermoeden heeft, dat een persoon vuurwerk binnen een schoolgebouw of schoolterrein heeft gebracht, of voorhanden of op andere wijze onder zich heeft, wordt verzocht dit vuurwerk in te leveren. Indien aan dit verzoek niet wordt voldaan, volgt verwijdering van het terrein. Het ingeleverde vuurwerk wordt ter vernietiging aan de politie overgedragen. De onderwijsinstelling geeft hiervoor GEEN schadevergoeding en is NIET aansprakelijk voor schade, in welke zin dan ook, welke voortvloeit uit deze maatregel. De onderwijsinstelling hanteert deze regel en maatregel als voorwaarde voor toelating tot het schoolgebouw of het schoolterrein. Om rechtmatigheid van handelen te verkrijgen, wordt dit in het schoolreglement kenbaar gemaakt. Wanneer het gaat om verboden vuurwerk of om meer dan een zeer geringe hoeveelheid vuurwerk zal de onderwijsinstelling ook altijd de politie in kennis stellen. Deze kan om advies worden gevraagd of het gaat om een wetsovertreding en of aangifte wenselijk is. Maatregelen onderwijsinstelling Inschatten van de situatie en bepalen of men wel of niet politie inschakelt (zie toelichting). Indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt:  Toepassen sanctiestructuur.  Ingeleverd vuurwerk afgeven aan de politie.  Eventueel politie op de hoogte stellen en/of om advies vragen. Indien er sprake is van:  verboden vuurwerk (strijkers, nitraat e.d.)  bezit buiten de toegestane periode van een meer dan geringe hoeveelheid  vuurwerk  afsteken van vuurwerk buiten de toegestane periode: -

3

Informeren ouders van dader en slachtoffer. Met inachtneming van het in de toelichting gestelde en indien aan de juridische definitie wordt voldaan, de politie in kennis stellen. Alle relevante informatie i.v.m. feiten en personen aan de politie doorgeven.

Bron: Vuurwerkbesluit


Maatregelen politie  Proces-verbaal opmaken.  Indien aan de criteria wordt voldaan: naar HALT verwijzen.  Informeren ouders verdachte.


4.7

SEKSUELE INTIMIDATIE

Algemene definitie Ongewenste seksueel getinte aandacht in de vorm van verbaal, fysiek of non-verbaal gedrag dat door degene die hiermee geconfronteerd wordt als onaangenaam wordt ervaren. Dit gedrag vindt plaats binnen of in samenhang met de onderwijssituatie en kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Juridische definitie De Arbeidsomstandighedenwet 1998 (art. 1 lid 3 onder e) kent de volgende definitie van seksuele intimidatie: Ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard. Toelichting Onderwijsinstellingen zijn verplicht een veilig leer- en werkklimaat te creëren voor hun leerlingen en personeelsleden. Seksuele intimidatie komt op alle schooltypen voor. Het heeft te maken met machtsverschillen tussen leraren en leerlingen, tussen mannen en vrouwen, jongens en meisjes. Seksuele intimidatie kan zich bij verschillende partijen in de schoolsituatie voordoen:  Leerling – leerling  Personeel – leerling  Leerling – personeel  Personeel – personeel Seksuele intimidatie kan een heel scala van fysieke handelingen omvatten zoals: knuffelen, zoenen, op schoot nemen, handtastelijkheden, weg versperren, tegen iemand aan gaan staan, moedwillig botsen. Maar het kan ook verbaal geuit worden, bijvoorbeeld door aanspreekvorm, seksueel getinte opmerkingen, dubbelzinnigheden, seksueel getinte grappen, schuine moppen, stoere verhalen rond seksuele prestaties, opmerkingen over uiterlijk en kleding, vragen naar seksuele ervaringen, uitnodigingen met bijbedoelingen, afspraakjes willen maken, uitnodiging tot seksueel contact, bedreigingen. Tevens kan de intimidatie in de vorm van non-verbaal gedrag geuit worden zoals: staren, gluren, lonken, knipogen, in kleding gluren, seksueel getinte cadeautjes geven. Het ondergaan van seksuele intimidatie heeft vaak nadelige gevolgen voor betrokkene. Voor leerlingen/personeel kan het een aanleiding zijn van school te gaan; ook schoolverzuim en slechte leerprestaties kunnen het gevolg zijn. Verder kunnen de slachtoffers later psychische of emotionele schade ondervinden. Alleen degene die last heeft van seksuele intimidatie kan een klacht indienen bij de vertrouwenspersoon en klachtencommissie. Uiteraard kunnen vermoedens van misbruik of onveilig klimaat worden gemeld bij de vertrouwenspersoon. Meldplicht seksueel misbruik en seksuele intimidatie De meldplicht is vastgelegd in de ‘Regeling Seksueel misbruik en Seksuele intimidatie in het onderwijs’, een uitgave van het Ministerie van Onderwijs, cultuur en wetenschappen, september 1999. Kort samengevat: wanneer een personeelslid seksueel misbruik pleegt jegens een leerling of als hiervan vermoedens bestaan, zijn schoolbesturen verplicht om direct contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur. Als uit overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat dit misbruik heeft plaatsgevonden, dan dient het bestuur daarvan onmiddellijk aangifte te doen. Personeelsleden zijn wettelijk verplicht het schoolbestuur direct te informeren wanneer zij op de hoogte zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie van een leerling of personeelslid.


Maatregelen onderwijsinstelling:  Elke school heeft een klachtenprocedure en past deze procedure toe.  Er is een contactpersoon op de school/locatie. Hij is eerste aanspreekpunt bij vragen of klachten. De aanwezigheid van een contactpersoon is bekendgemaakt bij schoolpersoneel, leerlingen en ouders.  Indien er sprake is van seksuele intimidatie bij leerlingen worden, na overleg met de vertrouwenspersoon, altijd de ouders van het slachtoffer, en indien de dader een leerling is, ook diens ouders op de hoogte gesteld.  Door de school wordt aan het schoolpersoneel, de leerlingen en de ouders informatie verschaft over hoe op school wordt omgegaan met seksuele intimidatie, en over de mogelijkheden om een klacht in te dienen. Tevens zet de school zich in om preventieve activiteiten en maatregelen uit te voeren.  De vertrouwensinspecteur wordt bij ernstige gevallen van seksuele intimidatie geïnformeerd en zonodig om advies gevraagd.  Bij ontucht doet het schoolbestuur altijd aangifte. Ontucht is een misdrijf. Maatregelen politie:  Indien door het slachtoffer officieel een klacht wordt ingediend bij de politie kan de justitiële procedure in gang worden gezet. Deze procedure loopt via de politie, Openbaar Ministerie en de rechtbank.  Bij ontucht met een “aan de zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige” is geen klacht van het slachtoffer nodig. De school is in dit geval verplicht aangifte te doen. RELEVANTE BIJLAGEN  Gedragscode  Procedure schorsing en verwijdering


4.8

DRUGSBEZIT, –GEBRUIK EN –HANDEL EN ALCOHOLBEZIT, -GEBRUIK EN –HANDEL

Algemene definitie Het voorhanden hebben van drugs, alcohol en/of medicijnen of daarop gelijkende middelen welke niet aantoonbaar in het belang van de eigen gezondheid zijn, moeten worden ingeleverd. Tevens is handelen in/verstrekken van drugs, alcohol en/of medicijnen verboden. De school heeft dit als huisregel in het schoolreglement opgenomen. Juridische definitie De bij de Wet verboden drugs en de gedragingen die met betrekking tot deze drugs verboden zijn, zijn gedefinieerd in de Opiumwet. Hier is geen korte juridische definitie voor te geven. Toelichting Drugs, alcohol en onderwijs gaan niet samen. Enerzijds tast drugs- en alcoholgebruik/-bezit het leefklimaat binnen een school aan en anderzijds is het een directe bedreiging voor de onderwijsdoelstellingen. Het onderscheid tussen het voorhanden hebben van drugs voor eigen gebruik dan wel het voorhanden hebben van drugs bestemd voor de handel is moeilijk te trekken. Vandaar de volgende grenslijn: “Indien jongeren softdrugs voorhanden hebben en dit aan andere uitdelen, al dan niet met winstbejag, wordt de politie geïnformeerd. Enerzijds om de drempel drugs te gebruiken hoog te houden en anderzijds om een duidelijk en goed te hanteren beleid te voeren. Bij harddrugbezit dan wel handel daarin moet de grens opnul gesteld worden, inhoudende dat harddrugs in het geheel niet getolereerd worden”. De onderwijsinstelling verbiedt het om drugs, alcohol of medicijnen die niet aantoonbaar door een arts zijn voorgeschreven binnen de schoolgebouwen of het terrein van de onderwijsinstelling te brengen. Ingeval de onderwijsinstelling kennis heeft, dan wel een redelijk vermoeden heeft, dat een persoon drugs, alcohol of medicijnen binnen een schoolgebouw of schoolterrein heeft gebracht of voorhanden of op andere wijze onder zich heeft, wordt deze persoon bewogen tot afgifte van deze goederen. De onderwijsinstelling geeft hiervoor geen schadevergoeding en is niet aansprakelijk voor schade, in welke zin dan ook, welke voortvloeit uit deze maatregel. De onderwijsinstelling verbindt deze regel en maatregel als voorwaarde tot toelating tot schoolgebouw of schoolterrein. Dit wordt vooraf in het schoolreglement kenbaar gemaakt. Hiermee wordt intern rechtmatigheid van het handelen verkregen. Maatregelen onderwijsinstelling Inschatten van de situatie en daarmee keuze bepalen wel of niet politie in te schakelen (zie toelichting). Primair, indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt:  Toepassen sanctiestructuur  Ingeleverde drugs afgeven aan de politiecontactfunctionaris.  Ingeleverde medicijnen of alcohol worden vernietigd.  Eventueel politiecontactfunctionaris op de hoogte stellen of om advies vragen. (met name wanneer jongeren drugs op school uitdelen, al dan niet met winstbejag)


Secundair, indien er sprake is van een in de toelichting genoemde situatie:  Informeren ouders van dader en slachtoffer  Met inachtneming van het in de toelichting gestelde en indien aan de juridische definitie wordt voldaan, wordt de politie in kennis gesteld.  Alle relevante informatie i.v.m. feiten en personen worden aan de politie doorgegeven. Maatregelen politie  Indien door de school wordt aangegeven dat contact met een persoon wenselijk is, bijv.t.b.v. informatie over verkooppunten, wordt met de politiecontactfunctionaris contact gelegd.  Indien wordt gehandeld in strijd met opiumwet wordt tegen de persoon proces-verbaal opgemaakt.  Informeren ouders verdachte.


4.9

SCHOOLVERZUIM

Algemene definitie De Leerplichtwet stelt dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het schoolbezoek van hun kind(eren). Daarnaast zijn zij verantwoordelijk voor het absent van hun kind. De jongere vanaf twaalf jaar wordt zelf ook verantwoordelijk gehouden voor geregeld schoolbezoek. De ouders zijn ook dan weliswaar verantwoordelijk, maar de leerling zelf kan zo nodig ook strafrechtelijk vervolgd worden voor ongeoorloofd schoolverzuim. De leerplicht geldt voor kinderen van 5 tot 16 jaar. Een kind is leerplichtig vanaf de eerste dag van de maand nadat het 5 jaar is geworden tot het einde van het schooljaar waarin het 16 jaar is geworden. Als een leerling in een tijdvak meer dan 16 uur les of praktijktijd ongeoorloofd afwezig is, dan is er sprake van verzuim en dan is de school verplicht dit te melden. Juridische definitie Leerplichtwet 1969: In ons land staan de rechten en plichten van ouders, leerlingen en schooldirecteuren precies aangegeven in de Leerplichtwet. Deze wet is, kortweg gezegd, een rechtsmiddel waarmee gewaarborgd wordt dat alle jongeren in Nederland aan het onderwijs kunnen en zullen deelnemen. Het doel van de leerplichtwet is dat jongeren zo goed mogelijk worden toegerust met kennis en vaardigheden, die zij nodig hebben om een zelfstandige plek in de samenleving te verwerven. Ambtsinstructie leerplichtambtenaar: Een door het college vastgestelde instructie voor de leerplichtambtenaar die in de eerste plaats een interne werking heeft: met deze instructie geeft het college van burgemeester en wethouders richting aan de wijze waarop de leerplichttaken in de gemeente uitgevoerd moeten worden. De inhoud van de instructie slaat in belangrijke mate op de manier waarop de ambtenaar omgaat met personen en instanties buiten het gemeentelijke apparaat: ouders, jongeren, scholen, andere instanties die met jongeren en ouders werken, collega’s in andere gemeenten. Art. 19: controle absoluut schoolverzuim door burgemeester en wethouders Burgemeester en wethouders controleren of leerlingen, die als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven en nog leerplichtig of gedeeltelijk leerplichtig zijn, overeenkomstig de bepalingen van deze wet als leerling zijn ingeschreven. Art. 21: kennisgeving relatief schoolverzuim Indien een ingeschreven leerling van een school ten aanzien van wie deze wet van toepassing is zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd, en dit verzuim plaatsvond op drie achtereenvolgende schooldagen, dan wel het verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken meer dan 1/8 van de les- of praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft. Verzuim Verzuim komt in een aantal varianten voor. Hieronder wordt een opsomming gegeven. Absoluut verzuim De leerplichtige leerling staat niet ingeschreven bij een erkende school of onderwijsinstelling. Via de leerlingenadministratie wordt het absolute schoolverzuim gesignaleerd. Relatief schoolverzuim De leerplichtige leerling verzuimt, al dan niet met medeweten van de ouders, incidenteel of geregeld de school, zonder dat hiervoor toestemming is verleend. Zorgwekkend verzuim De leerling verzuimt meer dan drie aaneengesloten dagen of een achtste deel van de lessen (circa vijftien lesuren) per vier lesweken. Dit verzuim moet door de school worden gemeld aan de leerplichtambtenaar. Deze zal hierop in overleg met de school actie ondernemen (artikel 22 lid 3 Leerplichtwet).


Luxe verzuim Hieronder wordt verstaan: ouders die hun kinderen mee op vakantie nemen of voor een feest zonder toestemming van de schoolleiding. Soms menen ouders dat een mededeling voldoende is. Dit is echter niet het geval. Verlof voor tien dagen of minder wordt al dan niet verleend door de directeur van de school. Verlof voor meer dan tien dagen mag niet door de directeur worden gegeven. Signaalverzuim Doorgaans kortstondig relatief verzuim van leerlingen met gezinsproblematiek of sociaal-emotionele problemen, zoals problemen in de gezinssituatie, faalangst, het zich niet prettig voelen op school, niet kunnen omgaan met conflictsituaties. Hierbij gaat het om verzuim van minder dan drie aaneengesloten dagen. Signaalverzuim kan leiden tot voortijdige schooluitval. Wanneer de school de leerplichtambtenaar op de hoogte stelt van het signaalverzuim zal deze de ouders en de leerling wijzen op hun wettelijke verplichting onderwijs te volgen. Dit geldt ook voor de situatie waarbij er vermoedens zijn dat leerlingen (vaak) ten onrechte ziek worden gemeld. Daarnaast is het van groot belang aandacht te besteden aan de achterliggende gronden van het verzuim en te zoeken naar een passende oplossing, indien mogelijk in gezamenlijk overleg tussen school, ouders en de leerling. Hoe eerder er aandacht is voor de achterliggende problemen van het schoolverzuim, hoe groter de kans dat herhaling van verzuim of zelfs uitval van de leerling is te voorkomen. Op grond van artikel 22 lid 3 van de Leerplichtwet kan de leerplichtambtenaar dan optreden tegen dit verzuim. Maatregelen onderwijsinstelling:  De directie van de school informeert bij ouders waarom de leerling verzuimt.  De directies van scholen geven aan de leerplichtambtenaar van de woon- of verblijfplaats van de leerling binnen 7 dagen kennis van de in- en uitschrijvingen van leerplichtige leerlingen. Dit om absoluut schoolverzuim te kunnen controleren.  Directies van scholen zijn verplicht om de leerplichtambtenaar van de woon- of verblijfplaats van de leerling in kennis te stellen van (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim (art. 21). Voor deze melding wordt het formulier ‘kennisgeving vermoedelijk ongeoorloofd schoolverzuim’ gebruikt.  Ook herhaaldelijk kortdurend verzuim dat structureel dreigt te worden, wordt gemeld bij de leerplichtambtenaar.  De school onthoudt zich van (inhoudelijke) uitspraken richting ouders/leerling over een besluit genomen door de leerplichtambtenaar.  Bij schoolverzuim besteedt de school extra zorg en aandacht aan de leerling.  Dit geldt ook bij (vermoedens van) onterecht ziekmelden.


Maatregelen leerplichtambtenaar:  De leerplichtambtenaar houdt toezicht op de naleving van de leerplichtwet om het recht op onderwijs voor iedere leerling te bewaken.  Als blijkt dat een (partieel) leerplichtige leerling niet staat ingeschreven bij een school of indien een kennisgeving van (vermoedelijk) ongeoorloofd verzuim is ontvangen, stelt de leerplichtambtenaar na overleg met de betrokkenen van de school een onderzoek in.  De leerplichtambtenaar hoort de voor de leerling verantwoordelijke personen en de leerling zelf en tracht hen ertoe te bewegen hun verplichtingen na te komen.  Blijkt aan de ambtenaar dat de voor de leerling verantwoordelijke personen of de leerling zelf weigeren de leerling in te laten schrijven bij een school of blijkt dat zij willens en wetens geen zorg dragen voor geregeld schoolbezoek, dan zal zij aangifte doen aan de officier van justitie in de vorm van een proces-verbaal.  In de toelichting van de herziene Leerplichtwet 1969 wordt krachtig benadrukt dat het toezicht houden het karakter zou moeten dragen van maatschappelijke zorg. De leerplichtambtenaar zal in haar onderzoek aandacht hebben voor achterliggende problematiek van het verzuim en d.m.v. advies, bemiddeling en verwijzing trachten het schoolverzuim te beëindigen.  De leerplichtambtenaar onthoudt zich van (inhoudelijke) uitspraken richting ouders/leerling over een besluit vallend onder de zgn. 10-dagen regeling genomen door de directeur van de school.


Bijlage 1 Voorbeeldbrief schorsing

BEZORGD/AANTEKENEN Aan :

Kenmerk : Contactpersoon : Onderwerp : .

Deventer : Telefoon : Faxnummer :

Geachte Op (datum) heeft een buitengewoon ernstig incident in de vorm van wangedrag plaatsgevonden op (naam school) te Deventer. Het incident heeft veel onrust veroorzaakt bij het personeel, de leerlingen en de ouders van de school. Wij delen u mee, dat wij hebben besloten om (naam van het kind), geboren(geboortedatum) , met ingang van (datum)te schorsen. De schorsing duurt tot en met (datum). Verder ontzeggen wij u beiden gedurende dezelfde periode de toegang tot (naam school) en het terrein van deze school. Het vorenstaande is u al op (datum) mondeling medegedeeld door (naam). De motivering van ons besluit is als volgt. Naar onze mening moet het volstrekt duidelijk zijn dat het personeel, de leerlingen en hun ouders zich te allen tijde veilig moeten kunnen voelen op school. Gebruik van agressie of geweld is ons inziens altijd uit den boze. Wij hebben dan ook aangifte gedaan bij de politie. Ouders kunnen ingeval van klachten gebruik maken van de bestaande klachtenregeling mochten zij er met de school niet uitkomen. Deze regeling is in de schoolgids opgenomen. Naast de zeer ingrijpende gevolgen voor de betreffende personeelsleden heeft het incident veel onrust en emotie veroorzaakt bij het (overig) personeel, de leerlingen en de ouders van de leerlingen. In onze beslissing hebben wij de belangen van de volgende groepen (personen) afgewogen:  het personeel. Het personeel moet zich te allen tijde veilig in en rond de school moet voelen.  de leerlingen. Leerlingen moeten in een rustig en veilig schoolklimaat onderwijs kunnen ontvangen.  de ouders van de leerlingen. De ouders mogen erop vertrouwen dat hun kinderen in een rustig en veilig schoolklimaat onderwijs ontvangen. Ook de ouders zelf moeten zich in en rond de school veilig kunnen voelen. Daarnaast hebben wij de belangen van uw kind afgewogen. Dit betreft de situatie dat uw kind gedurende de schorsing de school niet kan bezoeken. De omstandigheid dat uw kind zelf geen tot weinig schuld draagt is wel een factor in de belangenafweging doch laat op zichzelf onverlet dat wij tot de slotsom zijn gekomen dat de rust of veiligheid op de school met de aanwezigheid van uw kind ernstig wordt verstoord. Wij nodigen u dringend uit op (datum) in het gebouw (adres) om met u te overleggen over de positie van uw kind binnen het openbaar primair onderwijs in Deventer. Bij dit gesprek zullen aanwezig zijn (namen)


U mag u laten vergezellen van een adviseur. Wij zullen in elk geval ervoor zorgen dat uw kind gedurende de periode dat hij geen onderwijs ontvangt voldoende huiswerk krijgt met de nodige schriftelijke toelichtingen/uitleg. Een afschrift van deze brief hebben wij gezonden aan de vertrouwensinspecteur regio Noord belast met het toezicht op de school en de leerplichtambtenaar.

Hoogachtend, (Naam bestuurder)


Bijlage 2 Voorbeeldbrief ontzegging toegang tot het schoolterrein

BEZORGD/AANTEKENEN Aan :

Kenmerk : Contactpersoon : Onderwerp : .

Deventer : Telefoon : Faxnummer :

Geachte Op (datum) heeft een buitengewoon ernstig incident in de vorm van bedreiging plaatsgevonden op (naam school), te Deventer. Het incident heeft veel onrust veroorzaakt bij het personeel, de leerlingen en de ouders van de school. Wij delen u mee, dat wij hebben besloten om u de toegang tot de school en het schoolterrein te ontzeggen voor de periode van …………… tot ………………. Het vorenstaande is u tevens mondeling medegedeeld door (naam) en/of is afgestemd met de politie van de gemeente Deventer op (datum). De motivering van ons besluit is als volgt. Naar onze mening moet het volstrekt duidelijk zijn dat het personeel, de leerlingen en hun ouders zich te allen tijde veilig moeten kunnen voelen op school. Gebruik van agressie of geweld is ons inziens altijd uit den boze. Wij hebben dan ook aangifte gedaan bij de politie. Naast de zeer ingrijpende gevolgen voor de betreffende personeelsleden heeft het incident veel onrust en emotie veroorzaakt bij het (overig) personeel, de leerlingen en de ouders van de leerlingen. In onze beslissing hebben wij de belangen van de volgende groepen (personen) afgewogen:  het personeel. Het personeel moet zich te allen tijde veilig in en rond de school moet voelen.  de leerlingen. Leerlingen moeten in een rustig en veilig schoolklimaat onderwijs kunnen ontvangen.  de ouders van de leerlingen. De ouders mogen erop vertrouwen dat hun kinderen in een rustig en veilig schoolklimaat onderwijs ontvangen. Ook de ouders zelf moeten zich in en rond de school veilig kunnen voelen. Daarnaast hebben wij de belangen van uw kind afgewogen. Het bovenstaande betekent dat u in de bovengenoemde periode geen toegang hebt tot de school en het schoolterrein. Een afschrift van deze brief hebben wij gezonden aan de vertrouwensinspecteur regio Noord belast met het toezicht op de school en de leerplichtambtenaar. Bij een overtreding van deze ontzegging zal direct aangifte gedaan worden bij de politie.

Met vriendelijke groeten, (naam bestuurder)


Openbaar onderwijs Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk binnen zes weken, met ingang van de dag waarop dit besluit is verzonden, een gemotiveerd bezwaarschrift bij ….naam bestuur…. in te dienen. Het bevoegd gezag beslist binnen 4 weken na ontvangst van de bezwaren. Alvorens te beslissen hoort het bevoegd gezag de ouders/ verzorgers.

(Algemeen) bijzonder onderwijs Ingevolge artikel 63 lid 3 van de WPO (wet primair onderwijs) is het mogelijk binnen 6 weken, met ingang van de dag waarop dit besluit is verzonden, schriftelijk hun bezwaren kenbaar maken bij ….. naam bestuur …..tegen de beslissing. Het bevoegd gezag beslist binnen 4 weken na ontvangst van de bezwaren. Alvorens te beslissen hoort het bevoegd gezag de ouders/ verzorgers.

BIJLAGE 2 Ontzegging toegang tot school

NIEUW LOGO


Bijlage 3 Voorbeeldbrief voornemen tot schorsing

BEZORGD/AANTEKENEN Aan : Deventer Kenmerk Telefoon Onderwerp

: : : :

Geachte ouders, Op woensdag (datum) heeft een ernstig incident in de vorm van wangedrag plaatsgevonden in de klas van (naam). Het incident heeft veel onrust veroorzaakt bij de leerlingen en de ouders van de school. Wij delen u mee, dat wij hebben besloten om uw kind (naam) bij een herhaling van een dergelijk incident te schorsen. Het vorenstaande is u al op (datum) mondeling medegedeeld door de directeur van de (naam school). De motivering van ons besluit is als volgt. Het is absoluut binnen onze scholen absoluut niet te tolereren dat leerlingen slaan en lichamelijk geweld gebruiken. (Naam)heeft in de afgelopen periode herhaaldelijk fysiek geweld en dreiging gebruikt. Zijn gedrag vormt een bedreiging voor andere leerlingen. Naar onze mening moet het volstrekt duidelijk zijn dat de leerlingen en hun ouders zich te allen tijde veilig moeten kunnen voelen op school. Gebruik van agressie of geweld is ons inziens altijd uit den boze. Het incident veel onrust en emotie veroorzaakt bij het personeel, de leerlingen van de groep en de ouders van een aantal leerlingen. In onze beslissing hebben wij de belangen van de volgende groepen (personen) afgewogen:  de leerlingen. Leerlingen moeten in een rustig en veilig schoolklimaat onderwijs kunnen ontvangen.  de ouders van de leerlingen. De ouders mogen erop vertrouwen dat hun kinderen in een rustig en veilig schoolklimaat onderwijs ontvangen. Ook de ouders zelf moeten zich in en rond de school veilig kunnen voelen.

Een afschrift van deze brief hebben wij gezonden aan de vertrouwensinspecteur regio Noord belast met het toezicht op de school en de leerplichtambtenaar van de gemeente Deventer. Hoogachtend, (naam bestuurder)


Bijlage 4 Verwijdering van een basisschool4 Verwijdering is een ingrijpende maatregel, zowel voor de school als voor de leerling en ouders. Het bevoegd gezag beslist conform artikel 40,lid 1 Wpo over een verwijdering van een leerling. De directeur is betrokken geweest bij de voorbereiding van het besluit (gesprekken met de ouders, met betrokken leerkrachten). Het bevoegd gezag wordt geacht op grotere afstand van de dagelijkse praktijk te staan en de kwestie ook met die afstand te beoordelen. Dit kan een zorgvuldige besluitvorming bevorderen, iets waar de rechter gezien de zwaarte van de maatregel, grote waarde aan hecht. Verwijdering kan voor de leerling vervelende gevolgen hebben. Hij verlaat een vertrouwde omgeving, er is een breuk in zijn ontwikkelingsproces en er bestaat het risico van een terugslag op zijn verdere ontwikkeling. Voor de rechter is het daarom van groot belang dat het verwijderingbesluit aangeeft hoe het bevoegd gezag een afweging heeft gemaakt tussen het belang van de school bij de verwijdering en het belang van de leerling op de school te blijven. Die belangen kunnen per geval verschillen. Gronden voor verwijdering 1. Ernstig wangedrag van de leerling of de ouders. 2. De school kan niet aan de zorgbehoefte van de leerling voldoen. 3. Gedrag in strijd met de grondslag (bijzonder onderwijs). 1. Verwijdering wegens ernstig wangedrag Van wangedrag kan in uiteenlopende situaties sprake zijn: (herhaaldelijk) schoolverzuim, overtreding van de schoolregels, agressief gedrag, bedreiging, vandalisme dan wel seksuele intimidatie. Verwijdering is een sanctie. Ook het wangedrag van ouders,zoals (herhaalde) intimidatie van leerkrachten, kan een reden zijn de leerling te verwijderen. Of het bevoegd gezag tot verwijdering kan overgaan, hangt van de omstandigheden af. Er is landelijk geen algemene lijn. Het wangedrag moet in ieder geval ernstig zijn. Procedure verwijdering van een leerling Procedureel is het volgende van groot belang:  Er zijn gedragsregels hoe het bevoegd gezag met wangedrag omgaat en wanneer de grens van verwijdering bereikt is (Deze staan vermeld in voorliggend hoofdstuk). Leerlingen en ouders moeten op de hoogte zijn van de gedragsregels. Dit kan o.a. door vermelding in de schoolgids en op de website van de school.  (Lichtere) maatregelen ter voorkoming van herhaling hebben gefaald (schorsing, gedragsafspraken).  De leerling/ouders is/zijn gewaarschuwd dat bij eerstvolgende herhaling tot verwijdering wordt overgegaan. Wanneer de leerling (of zijn ouders) ondanks eerdere gedragsafspraken en ondanks een laatste waarschuwing zijn gedrag niet verbetert, kan het bevoegd gezag, afhankelijk van de overige omstandigheden, tot verwijdering overgaan. Ook is wangedrag denkbaar waarbij onmiddellijke verwijdering geboden is, zonder de genoemde eerdere maatregelen of voorafgaande waarschuwing. Dit geldt alleen in zeer ernstige gevallen. Voor de rechter is van groot belang dat het bevoegd gezag bij zijn besluit een afweging heeft gemaakt tussen het belang van de school bij verwijdering en het belang van de leerling op de school te blijven. Het is raadzaam in de verschillende stadia van de procedure de inspectie te raadplegen. De rechter vindt het belangrijk dat deze heeft ingestemd met het voornemen tot verwijdering over te gaan. Gedurende acht weken vanaf het moment dat tot verwijdering is besloten moet het schoolbestuur zoeken naar een andere school die bereid is de leerling toe te laten. Hierbij wordt het bevoegd gezag door het loket van Sine Limite ondersteund.

4

Bijlage 4 is voor een groot deel afkomstig uit: Katern 8, Toelating en verwijdering leerlingen PO van de VOS/ABB.


De school moet aantoonbaar gezocht hebben, wil verwijdering toelaatbaar zijn. Ouders kunnen binnen zes weken na de beslissing van het schoolbestuur een bezwaarschrift indienen. Na het indienen van het bezwaarschrift moeten de ouders de gelegenheid hebben gehoord te worden. Zij beslissen zelf of zij hier wel of niet gebruik van willen maken. Na ontvangst van het bezwaarschrift (en eventueel het horen van de ouders) wordt binnen vier weken een definitieve beslissing genomen. Ouders hebben de gelegenheid om binnen zes weken na deze beslissing een beroep in te dienen bij de rechtbank. 2. Verwijdering wegens niet kunnen voldoen aan de zorgbehoefte 5 Om te bepalen welke beslissingsruimte het bevoegd gezag heeft, is het van belang eerst vast te stellen of: a. de leerling formeel thuishoort in of toelaatbaar is tot het speciaal (basis)onderwijs dan wel; b. de leerling formeel thuishoort in het reguliere basisonderwijs. Ad a. Toelaatbaar tot het speciaal (basis)onderwijs Er is een beschikking van de PCL of een beschikking van de CvI dat plaatsing van de leerling op een speciale (basis)school noodzakelijk is. Er kunnen de volgende problemen optreden:  de ouders stemmen niet in met de overgang naar de speciale (basis)school. De overgang kan dan niet plaatsvinden want de wet eist hun instemming. Indien de ouders voet bij stuk houden, kan het bevoegd gezag de formele verwijderingprocedure in gang zetten. (zie Procedure)  De speciale (basis)school van het samenwerkingsverband wijst het verzoek om toelating van de leerling af. Gegeven de PCL-beschikking/CvI-beschikking is de basisschool niet verplicht de leerling op de school te handhaven. De ouders kunnen ofwel de weigering aanvechten ofwel een speciale (basis) school van een ander samenwerkingsverband, of Rec om toelating verzoeken. Ad b. De leerling hoort formeel thuis in het reguliere basisonderwijs. Hierbij valt te denken aan de volgende situaties:  Er zijn geen aanwijzingen dat de leerling thuishoort in het speciaal (basis)onderwijs.  Er zijn aanwijzingen dat de leerling in het speciaal (basis)onderwijs thuishoort en het bevoegd gezag wijst de ouders hier gemotiveerd op. Het bevoegd gezag wijst er bovendien op dat de ouders eerst de PCL of CvI om een beschikking moeten verzoeken waarin staat dat speciaal onderwijs noodzakelijk is. De ouders weigeren echter zo’n uitspraak te vragen.  De PCL of CvI heeft uitgesproken dat speciaal(basis)onderwijs niet noodzakelijk is. De leerling hoort dus in het reguliere onderwijs. De school kan echter van mening zijn dat zij niet de vereiste zorg kan bieden, zodat de leerling niet op school kan blijven. Wat zijn dan de mogelijkheden om tot verwijdering over te gaan? De verwijderingmogelijkheden zijn op dit punt gelijk van toepassing op de regels van toelating. Het is niet mogelijk in het algemeen een lijn aan te geven wanneer het bevoegd gezag een kind kan verwijderen of weigeren bij toelating omdat de school de vereiste zorg niet kan bieden. Als uitgangspunt geldt in ieder geval dat bij elke beslissing om een kind als leerling te weigeren, omdat de school de vereiste zorg niet kan leveren, de individuele belangen van het kind tegen het algemeen belang van de school moet worden afgewogen. Sinds de invoering per 1 augustus 2003 van de regeling “leerlinggebonden financiering” kunnen ouders van een kind met zorgbehoefte ook kiezen voor een basisschool. In de schoolgids en het schoolplan dient een basisschool expliciet aandacht te besteden aan het Rugzakbeleid op de school. Voor elke leerling dient de afweging te worden gemaakt of de combinatie van handicap en de extra onderwijsondersteuning die noodzakelijk is, spoort met de mogelijkheden van de school. In de Memorie van Toelichting van de wet staat: “De keuzevrijheid van ouders kan worden beperkt door de aard en de zwaarte van de handicap en de feitelijke onmogelijkheid van de reguliere scholen om gehandicapte kinderen op te nemen.” Op grond van rechterlijke uitspraken kunnen de volgende factoren van pedagogische en organisatorische aard van belang zijn voor het besluit de leerling al dan niet toe te laten (in willekeurige volgorde): a. groepsgrootte

5

Wanneer de wetgeving op Passend Onderwijs in werking treedt, wordt voorliggende geactualiseerd.


b. samenstelling groep als gevolg van WSNS c. effect op onderwijs aan reeds aanwezige leerlingen d. deskundigheid personeel e. beschikbaarheid personeel (tekort, ziekteverzuim) f. de mogelijkheden van begeleiding door de ouder g. benodigde middelen (kosten extra personeel) h. de gevergde aanpassing in de organisatie, de begeleiding en het onderwijs i. werkdruk Al deze omstandigheden kunnen ieder voor zich in een bepaalde mate bijdragen aan een verantwoorde beslissing niet tot toelating over te gaan. Daarnaast is de door het bevoegd gezag geleverde inspanning van belang: is, mede gelet op de pedagogische en organisatorische factoren, voldoende onderzoek verricht naar de mogelijkheden te voldoen aan de zorgbehoefte van de leerling. Hiervoor heeft de school ook het loket van Sine Limite ingeschakeld. Zijn de ouders voldoende geïnformeerd en gehoord? Is bij de intern begeleider advies gevraagd? NB. In de Wet op het primair onderwijs is bepaald dat indien er een beschikking van de CvI is, het bij de toelating geen rol kan spelen of de leerling het niveau van het onderwijs (de kerndoelen) kan halen. 3. Bijzonder onderwijs: vrijheid van onderwijs Onder omstandigheden kan het bevoegd gezag een leerling verwijderen, omdat zijn gedrag in strijd is met de grondslag van de school. Aangezien deze reden van verwijdering niet aansluit bij het thema “Veiligheid” wordt dit onderwerp niet verder uitgewerkt.


Bijlage 5 Procedure overplaatsing van leerlingen Uitgangspunten en gedragscode bij overplaatsing van leerlingen tussen de scholen voor primair onderwijs in Deventer 1.

Vóór overplaatsing van een leerling is er altijd contact tussen de basisscholen. Dit is een bestaande afspraak, die aan de orde is geweest in het schoolbesturenoverleg Deventer. De directeur van de school van herkomst geeft aan de ontvangende school: relevante informatie over het kind redenen voor verandering van school relevante bijzonderheden, van belang voor de ontvangende school. 2. De ontvangende school moet een onderwijskundig rapport ontvangen met informatie over de schoolloopbaan van het kind. Dit kan via de ouders worden doorgegeven of per post aan de ontvangende school worden gezonden. 3. Er zijn geen wettelijke voorschriften voor de vormgeving van het onderwijskundig rapport. Het streven is om op korte termijn een standaard te ontwikkelen die binnen alle scholen in Deventer gebruikt kan worden6. 4. Als ouders gaan ‘shoppen’ vraagt de school aan de ouders om het onderwijskundig rapport. De school van herkomst moet het onderwijskundig rapport meegeven op verzoek van de ouders. In ieder geval dient een rapport te worden opgemaakt als de kinderen de school verlaten. 5. Leerlingen worden niet op een nieuwe school ingeschreven zonder onderwijskundig rapport. 6. De ontvangende school kan een leerling weigeren op grond van de inhoud van het onderwijskundig rapport. Dat zal met name het geval kunnen zijn als er sprake is van een SBOverwijzing of indicatie voor speciaal onderwijs. 7. Ouders hebben er recht op te weten welke informatie is doorgegeven aan de ontvangende school. 8. Als ouders het oneens zijn met de verstrekte informatie kunnen zij een procedure aanspannen tegen de school die de informatie heeft verstrekt. 9. Bij verbale of fysieke bedreigingen in verband met de overplaatsing wordt onmiddellijk aangifte gedaan bij de politie. 10. Aangifte wordt gedaan door de directeur van de school. De bedreigde wordt als getuige gehoord. Ingeval een directeur van een school bedreigd wordt, doet de algemeen directeur c.q. de bovenschools directeur of een bestuurslid aangifte. Toelichting Vaak verlaten leerlingen met problemen de school zonder dat de school op de hoogte is van de redenen voor vertrek, en even vaak is de ontvangende school niet op de hoogte van de problematiek die geleid heeft tot de overplaatsing. Scholen hebben onderling contact over de leerling en de ontvangende school ontvangt voorafgaand aan de inschrijving, het onderwijskundig rapport. Pas na bestudering van het rapport neemt de school een besluit of de leerling wordt toegelaten en ingeschreven. Op basis van het rapport kan het loket van Sine Limite ingeschakeld worden.

6

Een lokale werkgroep is hiermee bezig. Planning presentatie van 1e concept: juni 2012.


Bijlage 6 Gedragscodes en –regels Het opstellen en hanteren van gedragscodes/-regels kan een instrument zijn om duidelijkheid te scheppen over hoe met elkaar om te gaan. Natuurlijk worden binnen het primair onderwijs al bepaalde gedragsregels gehanteerd. Zo zijn er bijvoorbeeld afspraken over te laat komen, het roken op school, het gebruik van materialen, etc. Een goed pedagogisch klimaat krijgt binnen de schoolcultuur echter pas werkelijk vorm en inhoud als er bij verschillende aandachtsterreinen duidelijke, concrete gedragsregels worden gemaakt. De wijze waarop leerkrachten met leerlingen omgaan, hoe leerlingen onderling met elkaar omgaan, de omgang tussen leerkrachten onderling, het omgaan van leerkrachten met ouders, met name op de eerder genoemde terreinen, bepaalt mede de schoolcultuur en daarmee een goed pedagogisch klimaat. Een gedragscode mag het spontane omgaan van alle betrokkenen met elkaar niet in de weg staan. Zo moet bij het vaststellen van regels rekening worden gehouden met de aard en het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van de betrokken leeftijdsgroepen. Een gedragscode houdt overigens niet in dat gedrag dat niet in de regels is vastgelegd automatisch altijd toelaatbaar is. Hieronder worden achtereenvolgens de volgende gedragscodes en gedragsregels behandeld: 1. Gedragscode voorkomen ongewenst seksueel gedrag 2. Gedragscode voorkomen pesten 3. Gedragscode voorkomen discriminatie 4. Gedragsregels na geweld door personeel richting leerling 5. Gedragsregels na dreigen met geweld door lid personeel richting leerling 6. Bestuurlijke activiteiten na fysiek geweld door ouders/leerlingen

1. Gedragscode voorkomen ongewenst seksueel gedrag Hieronder zijn uitgangspunten beschreven met betrekking tot het voorkomen van ongewenst seksueel gedrag. Schoolcultuur/pedagogisch klimaat  Het personeel onthoudt zich van seksistisch taalgebruik, seksueel getinte grappen, toespelingen en van een manier van aanspreken die door leerlingen en/of andere bij de school betrokkenen als seksistisch kan worden ervaren  Het personeel ziet er tevens op toe dat het bovenstaande niet gebezigd wordt tussen leerlingen onderling  Het personeel onthoudt zich van seksistisch getinte gedragingen, of gedragingen die door leerlingen en/of andere bij de school betrokkenen als zodanig kunnen worden ervaren en ziet er tevens op toe dat dergelijke gedragingen niet voorkomen tussen leerlingen onderling  Het personeel draagt er zorg voor dat binnen de school geen seksueel getinte affiches, tekeningen, artikelen, in bladen (o.a. schoolkrant) e.d. worden gebruikt of opgehangen die kwetsend kunnen zijn voor een bepaalde sekse Eén op één contacten leerkrachten - leerlingen  Leerlingen worden buiten schooltijd niet langer dan een half uur alleen op school gehouden. Wanneer een leerling na schooltijd op school wordt gehouden, worden de ouders en de directie op de hoogte gebracht  Uit de aard van het leraarschap vloeit de norm voort dat een leraar een zekere terughoudendheid betracht ten aanzien van het mee naar huis nemen van leerlingen. Indien dit wel gebeurt, dan dient dit alleen met de nodige waarborgen van toezicht en als dit bekend is bij anderen te geschieden.


Zonder medeweten van de ouders, worden leerlingen daarom niet bij een personeelslid thuis uitgenodigd. In voorkomende gevallen worden de redenen en tijdsduur aangegeven. Tevens wordt dit gemeld bij de directie. Troosten/belonen/feliciteren e.d. in de schoolsituatie  De wensen en gevoelens van zowel kinderen en ouders hieromtrent worden gerespecteerd. Kinderen hebben het recht aan te geven wat ze prettig of niet prettig vinden. Spontane reacties bij troosten of belonen in de vorm van een zoen zijn mogelijk, ook in de hogere groepen, mits het hier genoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd  Het is mogelijk kinderen op schoot te nemen. Ook hier dienen de wensen en gevoelens van de kinderen te worden gerespecteerd. Spontane reacties, ook in hogere groepen, zijn mogelijk, mits het hier bovengenoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd  Felicitaties moeten een spontaan gebeuren blijven. Het personeel houdt hierbij rekening met het bovenvermelde. In alle groepen volgt de groepsleerkracht in principe zijn eigen gewoonten in deze, rekening houdend met wat de kinderen hier als normaal ervaren Hulp bij aan-uit-omkleden  Bij de kleuters komt het regelmatig voor, dat er geholpen moet worden bij het aan- en uitkleden. Bijvoorbeeld bij het naar het toilet gaan, omkleden bij gym, zwemmen en verkleden. Ook in hogere groepen kan dit nog een enkele keer voorkomen. Deze hulp behoort tot de normale taken van de betrokken groepsleerkracht. De leerkrachten houden hierbij rekening met de wensen en gevoelens van de leerlingen. Een open vraag als: ‘Wil je het zelf doen of heb je liever dat de juffrouw/meester je helpt?’ wordt door de oudere leerlingen als heel normaal ervaren en meestal ook eerlijk beantwoord  Vanaf groep 4 worden jongens en meisjes gescheiden bij het aan-, uit- en omkleden. De (vak)leerkracht betreedt de kleedruimte uitsluitend na een duidelijk vooraf gegeven teken. De vakleerkracht beoordeelt of het gezamenlijk aan-, uit- en omkleden in lagere groepen als onprettig wordt ervaren. In dat geval worden de jongens en meisjes gescheiden Eerste hulp  Wanneer er eerste hulp wordt geboden waarbij het kind zich moet ontkleden, moet er naast de hulpgevende een derde aanwezig zijn. De leerling mag zelf aangeven of dit een man of een vrouw is. Indien er hulp geboden moet worden bij ongevallen, ziek worden/zijn of anderszins, waarbij het schaamtegevoel van de kinderen een rol kan spelen, wordt de uitdrukkelijke wens van het kind gerespecteerd Buitenschoolse activiteiten  Tijdens het schoolkamp slapen jongens en meisjes gescheiden. De begeleider slaapt zo mogelijk op een andere plaats dan de leerlingen. Verder is er de keus of de leerlingen zonder begeleiding slapen of dat de mannelijke begeleiding bij de jongens slaapt en de vrouwelijke begeleiding bij de meisjes  Tijdens het aan-, uit- en omkleden van de leerlingen worden de betreffende ruimtes uitsluitend door de leiding betreden na een duidelijk vooraf gegeven teken. Dit is uiteraard van toepassing als de situatie het vereist dat mannelijke begeleiding de ruimtes van de meisjes binnengaat en als vrouwelijke begeleiders de ruimtes van de jongens binnengaan. Op deze manier wordt rekening gehouden met het zich ontwikkelend schaamtegevoel bij jongens en meisjes  Jongens en meisjes maken gebruik van gescheiden douches  In principe gaat een begeleider niet alleen met een leerling op stap. Mocht dit toch noodzakelijk zijn, dan moet dit gemeld worden bij de directie en moet de reden en de tijdsduur aangegeven worden


Ten aanzien van schoolreizen en sportevenementen gelden deze regels – voor zover van toepassing ook. Algemene aanbevelingen  Zorg dat er een helder protocol is ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag en laat leerlingen, ouders/verzorgers en medewerkers dit nadrukkelijk weten. In het protocol kunnen bovengenoemde concrete zaken worden opgenomen  Zorg dat de verschillende formele zaken goed zijn geregeld, zoals de beschikbaarheid van een contactpersoon en vertrouwenspersoon en een goed contact met bijvoorbeeld de politie, het meldpunt kindermishandeling of andere hulpverlenende instanties  Werk aan een hoog weerbaarheidniveau van de leerlingen  Bouw aan een open schoolklimaat waarin op een openhartige, maar respectvolle wijze wordt gesproken over seksualiteit  Stem met ouders zorgvuldig af hoe de school inhoud kan geven aan een passend onderwijsaanbod rond het thema seksualiteit. Neem echter als school hierin ook een eigen verantwoordelijkheid. Soms zijn ouders nog wat aarzelend of terughoudend op dit punt, terwijl de school al tegen ernstige kwesties aanloopt  Aarzel niet om advies van officiële zijde in te winnen (politie, meldpunt kindermishandeling e.d.) Angst is een slechte raadgever!

2.

Gedragscode voorkomen pesten

Pesten is onaanvaardbaar gedrag en vormt een bedreiging (met name voor kinderen) voor de sfeer op school en voor het individu. Daarom hebben wij een aantal regels geformuleerd voor zowel leerlingen als leerkrachten. Preventieve aanpak  Maak aan de leerlingen duidelijk dat signalen van pesten (iets anders dan plagen!) doorgegeven moeten worden aan de leerkracht. Leg uit dat dit geen klikken is  Personeel en leerlingen noemen leerlingen niet met een bijnaam die als kwetsend ervaren kan worden  Personeel en leerlingen maken geen opmerkingen over kleding en/of uiterlijk die als kwetsend ervaren kunnen worden  Indien de leerkracht pesten heeft gesignaleerd: geeft hij duidelijk en ondubbelzinnig aan dat hij dergelijk gedrag verafschuwt en afkeurt; probeert hij zicht te krijgen op de oorzaak, de omvang van het pestgedrag en de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer; probeert hij het invoelend vermogen van de pester en de ‘zwijgende meerderheid’ te vergroten (“als jij nu eens gepest werd...”); brengt hij het probleem in de teamvergadering en wordt er vervolgens overgegaan naar een plan van aanpak; stelt hij de ouders/verzorgers van de betrokkenen (pester, gepeste) op de hoogte en geeft aan hoe de school dit probleem gaat aanpakken. De uitwerking van genoemde regels wordt vastgelegd in een pestprotocol van de school.


3. Gedragscode voorkomen discriminatie Discriminatie kan op verschillende zaken betrekking hebben. Te denken valt aan: huidskleur, levensovertuiging, seksuele voorkeur, volksgewoonten zoals kleding en voedsel, enzovoort. Verder valt er nog te noemen discriminatie op grond van ziekten of beperking. We leven in een multiculturele samenleving. Dit houdt in dat verschillende groepen uit onze samenleving hun eigen cultuur hebben. De schoolbevolking is een afspiegeling hiervan en dit wordt binnen het onderwijs als een verrijking ervaren. Het vraagt wel extra inzet en aandacht/alertheid om tot een goed pedagogisch klimaat voor alle leerlingen te komen. Het       

volgende wordt van iedereen binnen de school verwacht: De leerlingen en hun ouders worden gelijkwaardig behandeld Er wordt geen discriminerende taal gebruikt Er wordt zorg voor gedragen dat er in school geen discriminerende teksten en/of afbeeldingen voorkomen op posters, in de schoolkrant, in te gebruiken boeken e.d. Er wordt op toegezien dat leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen discriminerende houding aannemen in taal en gedrag De leerkracht neemt duidelijk afstand van discriminerend gedrag en maakt dit ook kenbaar Bij discriminatie door personeel wordt het personeelslid door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij het herhaaldelijk overtreden van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke disciplinaire maatregelen er worden genomen Bij discriminatie door vrijwilligers, stagiaires, ouders en/of leerlingen worden deze door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij herhaaldelijk overtreding van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke maatregelen er worden genomen. In het uiterste geval kan hierbij gedacht worden aan schorsing of verwijdering/ontzegging van betrokkene tot de school en het schoolterrein

4. Gedragsregels na geweld door personeel richting leerling Fysiek geweld als straf door de leerkracht wordt niet getolereerd. Toch kan het voorkomen dat een lid van het personeel bijvoorbeeld op grond van een emotionele reactie de leerling een corrigerende tik geeft. Bij overtreding van bovenstaande regel door een emotionele reactie deelt de leerkracht dit onmiddellijk mee aan de directie. Verder neemt de leerkracht in overleg met de directie zo snel mogelijk contact op met de ouders om het gebeurde te melden en uit te leggen. Als de ouders van de leerling een klacht indienen bij de directie wordt een gesprek gearrangeerd tussen de ouders en de directie. De directie houdt in alle gevallen zo spoedig mogelijk een ‘ordegesprek’ met betrokkene. Inhoud van dit gesprek zal zijn dat het gedrag van betrokkene niet wordt getolereerd. De ernst van het voorval wordt gewogen en besproken met betrokkene. Ten slotte wordt medegedeeld dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing. De directie stelt – voor zover van toepassing - de (algemeen) directeur of bestuur op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Let wel: ondanks het feit dat valt uit te leggen dat er sprake was van een emotionele reactie, houden ouders het recht aangifte te doen bij justitie en gebruik te maken van de officiële klachtenprocedure.


Ingeval van herhaling van bedreiging door het personeelslid wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. Het bestuur beoordeelt in dat geval samen met de directie van de school of het bestuur een gesprek heeft met het betrokken personeelslid.

5. Gedragsregels na dreigen met fysiek geweld door lid personeel richting leerling Bij dreigen met fysiek geweld door personeel wordt het personeelslid door de directie onmiddellijk uitgenodigd voor een gesprek. Na afloop van een incident voert de directie zo spoedig mogelijk een ‘ordegesprek’ met betrokkene. Inhoud van dit gesprek zal zijn dat het gedrag van betrokkene niet wordt getolereerd. De ernst van het voorval wordt gewogen en besproken met betrokkene. Ten slotte wordt medegedeeld dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing. De directie stelt – voor zover van toepassing - de (algemeen) directeur of bestuur op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Ingeval van herhaling van bedreiging door het personeelslid wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. Het bestuur beoordeelt in dat geval samen met de directie van de school of het bestuur een gesprek heeft met het betrokken personeelslid.

6. Bestuurlijke activiteiten ingeval van fysiek geweld door ouders/leerlingen 1. Na melding van een incident bezoekt (een vertegenwoordiger van) het bestuur onmiddellijk de school en praat met directie en het personeel over het voorval. Hij of zij treft zo nodig maatregelen in de zin van nazorg. 2. In een aantal gevallen kan ervoor gekozen worden dat een kind wordt overgeplaatst naar een andere school. Daarover pleegt het bestuur overleg met onder hun bestuur staande scholen dan wel met een ander schoolbestuur. 3. Het bestuur onderhoudt de contacten met de media. Het personeel van de school verwijst de media dan ook consequent naar het bestuur. 4. Het bestuur informeert in elk geval: de inspectie, de wethouder van onderwijs (alleen in zeer ernstige gevallen), de ouders van de school, het personeel en de medezeggenschapsraad door middel van een brief over het voorgevallen incident en de genomen maatregelen. 5. Het bestuur onderhoudt contact met: politie, justitie, reclassering, advocaat van de dader/ouders/verzorgers. 6. Het bestuur doet altijd aangifte van (dreiging) van geweld bij de politie. 7. Het bestuur zal het slachtoffer adviseren eveneens aangifte te doen bij de politie. Opmerking: bij ernstige incidenten gaat het Openbaar Ministerie altijd ambtshalve over tot vervolging. 8. Het bestuur evalueert na enige tijd met alle betrokkenen het voorgevallen incident.


Bijlage 7 Nazorg bij ernstige agressie op school AGRESSIE Personeelsleden worden bij hun werk geconfronteerd met situaties en gebeurtenissen waarbij agressie in meer of mindere mate een rol speelt. Het begrip agressie kan echter op diverse manieren worden geïnterpreteerd. Is een woede-uitbarsting agressie? Moet er verschil worden gemaakt tussen agressie en onbehoorlijk gedrag zoals schelden, grove opmerkingen, enzovoorts? Om hierin enige duidelijkheid te brengen hebben wij een agressiedefinitie opgesteld. Wat is agressie? Met agressief gedrag wordt in bovenstaand verband bedoeld: “ iedere vorm van gedrag dat gericht is op het teweegbrengen van onlustgevoelens bij een personeelslid of een ouder van een schoolorganisatie, dan wel op het doelbewust toebrengen van schade. Het gedrag gaat gepaard met geweld of geweldsdreiging. De agressie staat in relatie tot de functie of het functioneren van de persoon of de organisatie waartegen ze gericht is”. Nazorg De plotselinge confrontatie met agressief gedrag, dat varieert van verbale agressie of geweldsdreiging tot daadwerkelijk lichamelijk geweld, kan leiden tot traumatische gevoelens van angst en onveiligheid bij personeelsleden of andere betrokkenen, zowel op het werk als thuis. Dit vraagt om een adequate emotionele verwerking van deze ervaringen. Begrip en ondersteuning vanuit de directe omgeving (werk en privé) kunnen blijvende psychische ‘verwondingen’ in veel situaties voorkomen. Daarnaast behoren in de organisatie symptomen van psychotrauma’s (niet-verwerkte schokkende gebeurtenissen) onderkend en opgepakt te worden. Daarom wordt aanbevolen dat de opvang en nazorg zo dicht mogelijk op de eigen werksituatie plaatsvindt. Uitgangspunt vormt dat leerkrachten elkaar opvangen. Immers, van collega’s mag verwacht worden dat zij oog en oor hebben voor elkaars schokkende ervaringen. Onvoldoende aandacht hiervoor kan leiden tot traumatisering. Bij de opvang door personeelsleden van een (naaste) collega heeft de directie, op grond van haar functie, een specifieke verantwoordelijkheid. Zij zal de behoefte aan opvang moeten signaleren en een adequate opvang voor het betreffende personeelslid in gang moeten zetten. In deze opvang dient de directie zelf een eerstelijns-rol te vervullen. Er moet worden voorkomen dat de schoolopvang het karakter van professionele hulpverlening krijgt. Verwijzing naar professionele instellingen of personen kan echter nodig blijven. In het schoolveiligheidsplan heeft de school een werkwijze beschreven voor nazorg als er een agressie incident op school heeft plaatsgevonden. Hieronder is een voorstel voor een werkwijze beschreven. Indien een school behoefte heeft aan een reglement, is hieronder ook een voorstel reglement opgenomen. Voorbeeld van een werkwijze 1. Agressiesituatie is beëindigd. 2. Directie stelt zich onmiddellijk beschikbaar voor betrokken personeelslid en: - Laat hem/haar stoom afblazen - Stelt personeelslid vrij van andere werkzaamheden - Overlegt met personeelslid met betrekking tot nadere wensen (indien het incident zeer ernstig was: familie informeren, eventueel escorte, etc.) - Regelt voor personeelslid, in diens bijzijn, aangifte bij politie (indien van toepassing) - Regelt ontzegging van toegang agressor (indien van toepassing) - Inventariseert of mogelijk meer personeelsleden (getuigen van het incident) behoefte hebben aan eerste opvang


3. Personeelslid heeft geen behoefte aan opvang. - Directie houdt een vinger aan de pols 4. Personeelslid heeft wel behoefte aan opvang. - Directie bespreekt met het personeelslid waar de opvang uit zou kunnen bestaan. - Personeelslid maakt een keuze. - Directie regelt de nazorg. - Er wordt een termijn van nazorg afgesproken. - Beëindiging betekent: a. Personeelslid heeft incident voldoende verwerkt b. Personeelslid wordt doorverwezen c. Personeelslid weigert verdere opvang - Directie en personeelslid evalueren het traject en passen de werkwijze zo nodig aan. Voorbeeldreglement: Nazorg bij agressie Art. 1 1 Bedoeld worden schokkende ervaringen met agressie, die buiten het patroon van ‘gebruikelijke ervaringen’ liggen en bij een personeelslid van de school leed kunnen veroorzaken en gevolgen kunnen hebben in zowel werk- als privésituatie, op korte of langere termijn. Met name gaat het dan om ongewenst gedrag, zoals: iedere vorm van het plegen van geweld, ieder contact waarin sprake is van dreigen met geweld, iedere agressieve gedraging niet zijnde een dreigement (gericht tegen mensen en/of goederen). Een en ander ongeacht of het gaat om frustratie agressie (al of niet terechte kwaadheid die uitmondt in agressie) dan wel om instrumentele agressie (doelgericht agressief gedrag om angst op te roepen). 2

Een personeelslid dat uit hoofde van zijn/haar functie zelf slachtoffer is, dan wel betrokken is geraakt bij een agressievoorval dat door hem/haar werd ervaren als een schokkende ervaring, kan altijd een beroep doen op de directie van de school.

Art. 2 De doelstelling van het team is gericht op: - het bieden van ondersteuning aan personeelsleden en organisatie - het bevorderen van een gezonde verwerking - het vroegtijdig onderkennen van stoornissen in het verwerkingsproces - het geven van voorlichting - het beïnvloeden van het werkklimaat. Art. 3 De directeur erkent de verantwoordelijkheid van de organisatie in relatie tot schokkende gebeurtenissen zoals uitingen van agressief gedrag in welke vorm dan ook en verplicht zich in deze gevallen een hulpaanbod te doen. Het is mogelijk om de bedrijfsarts of andere externe hulpverleners hierbij in te schakelen. Art. 4 Het staat betrokkene(n) vrij om niet in te gaan op het hulpaanbod. Bij afwijzing van het hulpaanbod biedt de directeur op een later tijdstip nogmaals contact op te nemen met betrokkene(n). In het geval betrokkene(n) op een later tijdstip alsnog een beroep doet/doen op het hulpaanbod, zal dit verzoek opnieuw worden bekeken.


Hoofdstuk 2

Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld


Inhoudsopgave

Pagina

Voorwoord

5

Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6

Landelijke en lokale ontwikkelingen Wetswijziging RAAK Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld SchoolZAT CJG VIS2

Hoofdstuk 2

Omschrijving van gewenst opvoedgedrag, ongewenst opvoedgedrag kindermishandeling en seksueel misbruik Gewenst opvoedgedrag Ongewenst opvoedgedrag Kindermishandeling Seksueel misbruik

9 10 11 12

Kindermishandeling Mishandelende ouders, het gezin waar mishandeld wordt Waarom het kind zwijgt Signalen van kindermishandeling Wat moet de school doen? Taak van de school Verwachtingen en teleurstellingen Waarschuwing

13 14 15 16 16 17 17

Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4

Vormen van kindermishandeling Vormen van kindermishandeling Enkele vormen van kindermishandeling nader toegelicht Huiselijk geweld Jonge mantelzorgers Meisjesbesnijdenis Pooierboys

18 19 19 20 21 22

Hoofdstuk 5

Stappenplan: wat te doen met een vermoeden van ongewenst opvoedgedrag, kindermishandeling of seksueel misbruik Wegwijzer en stroomdiagram Stappenplan 1: signalen lijken te wijzen op ongewenst opvoedgedrag Stappenplan 2: Signalen lijken te wijzen op kindermishandeling Stappenplan 3: Signalen lijken te wijzen op seksueel misbruik Stappenplan 4: Signalen lijken te wijzen op kindermishandeling waarbij het leven van het kind in gevaar is Evaluatie, nazorg en dossiervorming

2.1 2.2 2.3 2.4 Hoofdstuk 3 3.1. 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3

5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6

6 6 7 7 7 8

23 24 26 28 30 31 32

Hoofdstuk 6 6.1 6.2

Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) De hoofdtaken van AMK Anonimiteit bij advies en melding

33 35

Hoofdstuk 7

Culturele achtergrond

37


Pagina Belangrijke telefoonnummers en adressen

38

Verantwoording

39

Bijlage 1

Signaallijst van kindermishandeling Signaallijst van seksueel misbruik Signaallijst van huiselijk geweld Signaallijst van (over)belasting door mantelzorg Signaallijst misbruik door pooierboys Signaallijst meisjesbesnijdenis

40 42 43 44 45 46

Bijlage 2

Uitwerking van een signaallijst

47

Bijlage 3

Lijst van observatiepunten

48

Bijlage 4

Gesprekken met ouders en kind

49

Bijlage 5

Routekaart GGD IJsselland

53

Bijlage 6

Geraadpleegde literatuur en artikelen Achtergrondinformatie over culturele verschillen Kinder- en jeugdliteratuur Internetadressen

56 56 57 58


Die vreemde blauwe plek op de rug van Luka, is dat‌? Waarom huilt Emine de laatste tijd zo vaak? Wat betekent het dat Jeffrey altijd al voor acht uur op het schoolplein staat? Waarom wil Fleur nooit een vriendinnetje mee naar huis nemen? De leerkracht is door zijn dagelijks contact met kinderen bij uitstek de professional die kan signaleren dat het niet goed gaat met een kind, dat een kind in de knel zit. Maar wat doe je met zo’n signaal, stel dat je het fout hebt en er niets aan de hand is. Of dat de situatie echt ernstig is, wat moet je dan? Als een leerkracht wordt geconfronteerd met signalen van ongewenst opvoedgedrag en/of kindermishandeling, wordt hij mogelijk geplaagd door een gebrek aan kennis en ervaring. In ieder geval loopt hij op tegen de twijfels en emoties waarmee de confrontatie met kindermishandeling altijd gepaard gaat. In voorliggende meldcode is een stappenplan opgenomen dat als handvat voor de individuele leerkracht en zijn school dient. Hiermee kunnen zij met signalen van ongewenst opvoedgedrag, kindermishandeling, huiselijk geweld, jonge mantelzorg, vrouwelijke genitale verminking en seksueel misbruik op een verantwoorde manier omgaan. Maar ook dient het stappenplan om een deel van de onwetendheid en onzekerheid weg te nemen. Het stappenplan is de praktische uitwerking daarvan, waardoor het voor school ook duidelijk is bij wie zij om advies en hulp kunnen/moeten vragen. Het gebruik van het stappenplan voorkomt dat iedere leerkracht opnieuw het wiel moet uitvinden en kan er voor zorgen dat veel voorkomende valkuilen worden vermeden. Het maakt in ieder geval duidelijk dat signaleren en handelen in geval van ongewenst opvoedgedrag en vermoedens van kindermishandeling een zaak van alle betrokkenen om het kind gezamenlijk is, zowel binnen als buiten school!


Voorwoord Voorliggende meldcode “Kindermishandeling en huiselijk geweld” maakt onderdeel uit van het gemeentelijk Deventer veiligheidsbeleid. De gemeente en de onderwijsinstellingen in Deventer gaan uit van de maatschappelijke medeverantwoordelijkheid van de school voor het opvoeden van kinderen tot evenwichtige personen. Veiligheid op school en in het gezin is een belangrijke voorwaarde om tot ontwikkeling te komen; lichamelijk en geestelijk. De meldcode vervangt het protocol “Ongewenst opvoedgedrag, kindermishandeling en seksueel misbruik”. Dit protocol werd vanaf oktober 2005 door alle scholen gebruikt. Evaluaties van dit protocol in directeurenoverleggen en het ib-netwerk hebben geleid tot voorliggende meldcode. De intern begeleiders zijn in september 2010 getraind in het bespreken van signalen van huiselijk geweld met ouders. In november 2011 hebben de intern begeleiders Triple-P7 training gehad. Scholen zijn verplicht om vanaf 1 januari 2012 een meldcode “Kindermishandeling en huiselijk geweld” te hebben. Door voorliggende meldcode in te bedden in de zorgstructuur wordt voldaan aan deze wettelijke verplichting.

7

Triple P: Programma Positief Opvoeden


Hoofdstuk 1

Landelijke en lokale ontwikkelingen

In oktober 2005 is het protocol ongewenst opvoedgedrag, kindermishandeling en seksueel misbruik in de gemeente Deventer ingevoerd. Na 2005 zijn een aantal landelijke en lokale ontwikkelingen van invloed op de noodzaak van het actualiseren van versie 2005.

Hoofdstuk 1.1

Wetswijziging

Volgens de Nederlandse wet hebben ouders de plicht en het recht om hun kind te verzorgen en op te voeden. In Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 247, zijn deze rechten en plichten vastgelegd. Hierin staat dat ouders de zorg en verantwoordelijkheid hebben voor het geestelijk en lichamelijke welzijn en de veiligheid van het kind en de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid moeten bevorderen. In april 2007 is aan artikel 247 de volgende bepaling toegevoegd: “In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe”. Het primaire doel van deze wetswijziging is kinderen beter te beschermen tegen geweld door het stellen van een norm: geweld als opvoedingsmiddel is niet acceptabel. Dit ondersteunt het recht van kinderen op een geweldloze opvoeding en maakt het gemakkelijker voor hen om met iemand te praten als dit recht geschonden wordt. Daarnaast moet het nieuwe wetsartikel ouders bewustmaken van de manier waarop zij kinderen grenzen stellen, corrigeren en straffen. De overheid verwacht dat dit bijdraagt aan het voorkomen van kindermishandeling. Ook maakt de nieuwe norm het gemakkelijker voor beroepskrachten en burgers om geweld in de opvoeding te signaleren, bespreekbaar te maken en ouders hulp aan te bieden bij de opvoeding van hun kinderen. Dit nieuwe wetsartikel staat in het Burgerlijk Wetboek en is daarmee geen strafrechtelijk verbod; ouders kunnen dus niet vervolgd en bestraft worden als zij deze wet overtreden. Het respecteert het recht van ouders om naar eigen inzicht op te voeden, maar stelt grenzen aan de middelen die ouders in de opvoeding mogen toepassen. Daarmee kunnen ouders geen beroep meer doen op het ouderlijk tuchtigingsrecht als rechtvaardiging voor het lijfelijk bestraffen of mishandelen van kinderen, zoals in het verleden wel gebeurde. Ernstige vormen van geweld tegen kinderen, zoals mishandeling en misbruik, zijn en blijven wel strafbaar volgens het Wetboek van Strafrecht (onder andere artikel 300-306). Deze wet maakt een einde aan de discussie of een tik wel of niet mag; een klap tegen de billen wel of niet acceptabel is. De nieuwe wet stelt een heldere norm: geen enkele vorm van geweld is acceptabel.

Hoofdstuk 1.2

RAAK

Het ministerie van jeugd en Gezin heeft de bestrijding van kindermishandeling tot één van de centrale thema’s in haar programma gemaakt. In het Actieplan Aanpak Kindermishandeling (2007) geeft het ministerie aan dat zal worden geïnvesteerd in de verspreiding van een regionale samenhangende aanpak van kindermishandeling, ontwikkeld binnen de proefregio’s RAAK (Reflectie en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling). Centraal in deze werkwijze staat de sluitende aanpak, dat wil zeggen dat regionale partners op het terrein van preventie, vroege interventies, diagnostiek, hulpverlening en bescherming afspraken maken over hun bijdrage aan het voorkomen en aanpakken van mishandeling.


Hoofdstuk 1.3 Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld Per 1 januari 2012 is een meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld verplicht. De meldcode moet een veelgebruikt hulpmiddel worden om mishandeling, maar ook om huiselijk geweld te voorkomen en tegen te gaan. De wet wordt in samenwerking tussen verschillende ministeries gemaakt. Een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is bedoeld voor professionals. Het is een stappenplan dat gebruikt moet worden als er vermoedens van mishandeling zijn. Onderzoek wijst uit dat hulp- en zorgverleners en leraren die met een meldcode werken drie keer zo vaak ingrijpen als collega’s waar zo’n code niet voorhanden is. Daarom is de overheid een meldcode gaan verplichten. De Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling treedt per 1 januari 2012 in werking. Organisaties en professionals in zeven sectoren moeten dan een meldcode hebben én het gebruik ervan stimuleren. Een verplichte meldcode is iets anders dan een meldplicht 8. Bij een meldplicht moet de professional zijn vermoeden van geweld melden bij een andere instantie. Die verplichting bestaat niet bij een meldcode. Door te werken met een meldcode blijft de beslissing om vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling wel of niet te melden, berusten bij de professional. Het stappenplan van de meldcode biedt hem bij die afweging houvast en ook steun van andere professionals.

Hoofdstuk 1.4

SchoolZAT

Op alle Deventer scholen is een SchoolZAT ingevoerd. Het SchoolZAT bestaat uit de intern begeleider (voorzitter) en de schoolverpleegkundige (GGD). Verder neemt de schoolmaatschappelijk werker9 (Carinova) en/of een zorgteamlid van Sine Limite deel aan het overleg. Ook is er een lege stoel voor o.a. de directeur, leerkracht, ouders. Het SchoolZAT bevordert de afstemming tussen onderwijs en zorg en hulpverlening. De intern begeleider brengt in het SchoolZAT casussen in waar sprake is van zorgen over de thuissituatie, ongewenst opvoedgedrag en vrije tijdsbesteding van het kind. Ook ouders kunnen via de intern begeleider, vragen inbrengen in het SchoolZAT. Het SchoolZAT brengt de problematiek in kaart en verheldert de problematiek. Ook wordt doorverwezen naar bijvoorbeeld algemeen maatschappelijk werk, MEE, Bureau Jeugdzorg, Steunpunt Huiselijk geweld, medische zorg of AMK. Verder wordt de zorg gecoördineerd vanuit het SchoolZAT en de school geïnformeerd over de voortgang van de ingezette zorg. Het SchoolZAT heeft een belangrijke plek in het stappenplan van de Meldcode.

Hoofdstuk 1.5

Centrum Jeugd en Gezin (CJG)

Op 25 januari 2010 is het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Deventer officieel geopend. Het CJG is een netwerkorganisatie met als doel ervoor te zorgen dat ouders en kinderen/jongeren gemakkelijk goede hulp en ondersteuning krijgen bij hun alledaagse vragen en zorgen. Vooral ouders kunnen hier terecht met hun vragen over kinderen uit alle leeftijdsgroepen, dus van 0 tot 23 jaar.

In het onderwijs kennen we alleen meldplicht op het gebied van een mogelijk zedendelict. De meldplicht houdt in dat medewerkers in het primair onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo) wettelijk verplicht zijn het schoolbestuur onmiddellijk te informeren als zij informatie krijgen over een mogelijk zedendelict. Het gaat dan om een strafbaar feit waarbij een medewerker van de school een minderjarige leerling seksueel heeft misbruikt of geïntimideerd. Het bestuur van de school is verplicht om aangifte te doen bij de politie als er een vermoeden bestaat dat er een zedendelict is gepleegd. Voor meer informatie hierover: Hoofdstuk 1 Veilig op school. 9 Ongeveer de helft van de basisscholen in Deventer beschikken over een schoolmaatschappelijk werker. De schoolmaatschappelijk werker maakt op deze scholen structureel onderdeel uit van het SchoolZAT. Op ongeveer de helft van de scholen heeft het HGPD-zorgteamlid van Sine Limite een vaste plek in het SchoolZAT. Op de overige scholen is het zorgteamlid op afroep aanwezig. 8


CJG website en telefoonnummer zijn er voor er ouders met alledaagse vragen over de opvoeding van hun kinderen. Het CJG zorgt voor (nog) meer samenwerking en samenhang tussen diverse partners. Hierdoor maken professionals, zoals een jeugdverpleegkundige, deel uit van een stedelijk netwerk waar hij of zij een beroep op kan doen. In het CJG werken gemeente, zorg-en hulpverleningsorganisaties en onderwijs samen. Het CJG is geen fysiek gebouw, maar een samenwerkingsnetwerk. Door onderlinge samenwerking en afstemming kunnen de gezamenlijke ‘klanten’ (ouders, jongeren) beter worden geholpen. Er wordt verdieping nagestreefd van ieders ‘assortiment’, wordt ‘cross selling’ (elkaar inschakelen) mogelijk, kan een groter deel van de potentiële doelgroep worden bereikt en geholpen en kan vroegtijdig en preventief zwaardere inzet (b.v. geïndiceerde zorg) worden voorkomen.

De samenwerking van partners binnen het CJG schakelt met de functie van de Zorgadviesteams (SchoolZAT en bovenschoolse ZAT) en Bureau jeugdzorg (BJZ) en daarmee heeft men toegang tot de geïndiceerde hulp. Hoofdstuk 1.6

Verwijs- en informatiesysteem

Alle zorg- en hulpverleningsorganisaties in Deventer, die betrokken zijn bij kinderen werden in 2010 aangesloten op de verwijsindex 10. De verwijsindex is een digitaal instrument om zorgen over kinderen en jongeren vroegtijdig op te vangen. Instellingen kunnen gericht informatie delen en hun preventieve werkzaamheden coördineren. Zo kan instroom naar zwaardere hulpverlening beperkt worden of juist ingezet worden wanneer die nodig is. Door te weten welke organisaties betrokken zijn bij een gezin kan afstemming plaatsvinden, en/of afspraken gemaakt worden over regie en verantwoordelijkheid. Totdat ook de scholen aangesloten zijn op de verwijsindex kunnen zij hun zorg kwijt in het SchoolZAT. In dit overleg wordt afgesproken of er een zorgsignaal in de verwijsindex wordt afgegeven en door welke organisatie dit plaatsvindt. Ook is het mogelijk dat het bovenschoolse ZAT een signaal in de verwijsindex registreert. De verwijsindex vervangt niet de meldingsfunctie van het AMK. Er wordt geen inhoudelijke informatie vastgelegd, alleen dat een casus bekend is en bij wie. Vervolgens nemen de signaleerders contact met elkaar op en stemmen hun aanpak op elkaar af en maken afspraken. De lokale verwijsindex is gekoppeld aan de landelijke Verwijsindex, waardoor zorg over het kind – woonachtig in het verleden op een andere plek in Nederland- ook bekend wordt bij de organisaties in Deventer die zich zorgen maken over een kind.

10

In Deventer wordt de verwijsindex genaamd “Vangnet Informatie Samenwerkingssysteem (VIS2)” gebruikt.


Hoofdstuk 2.

Omschrijving van gewenst en ongewenst opvoedgedrag, kindermishandeling en seksueel misbruik

Hoofdstuk 2.1

Gewenst opvoedgedrag

Opvoeden is de kunst van ouders om in het samenleven met hun kinderen op een adequate manier recht te doen aan zowel de belangen van hun kind als aan hun eigen belang. Daarbij prevaleert het belang van het kind in beginsel boven het belang van de ouders door de bijzondere afhankelijkheidsrelatie van het kind. In geval van gewenst opvoedgedrag zijn de ouders bij machte te zien wat hun kind van hun nodig heeft (pedagogisch besef) en in staat recht te doen aan de belangen van hun kinderen in hun dagelijks handelen. Kindermishandeling kan beschouwd worden als een opvoedprobleem en waarbij de belangen van het kind op ernstige wijze door de opvoeder geweld worden aangedaan. Om tot gezonde, evenwichtige volwassenen te kunnen opgroeien is het nodig dat de elementaire lichamelijke en emotionele behoeften van een kind door zijn ouders (en andere primaire verzorgers) vervuld worden. Bij elementaire behoeften moet behalve aan voedsel, kleding en onderdak, gedacht worden aan emotionele warmte, liefde, steun, respect, grenzen, veiligheid, liefdevolle aanraking en zorg. Kinderen zijn voor de vervulling van hun elementaire behoeften afhankelijk van hun ouders, kinderen kunnen daar niet zelf voor zorgen. Gewenst opvoedgedrag omvat onder andere:  zorgen voor geschikte voeding en kleding, voor geschikt onderdak, noodzakelijke medische zorg en voldoende hygiëne;  zorgen voor voldoende toezicht, een veilige omgeving, vervangende zorg bij afwezigheid of ziekte, rekening houdend met het ontwikkelingsniveau van het kind;  bieden van een veilig gezinsklimaat, van een beschikbare en stabiele hechtingsfiguur, van interpersoonlijke veiligheid, van acceptatie en respect, en van autonomie en duidelijke grenzen;  zich bekommeren om de socialisatie en educatie van het kind.


Hoofdstuk 2.2

Ongewenst opvoedgedrag

Als over kindermishandeling wordt gesproken, denken we meestal aan fysiek geweld ten opzichte van een kind of van seksueel misbruik van een kind. Met deze vormen van kindermishandeling zal een leerkracht mogelijk geconfronteerd worden. Waar een leerkracht veel vaker mee te maken heeft, is ongewenst opvoedgedrag door ouders. Wie kent niet de situaties:  dat een kind alleen maar gemopper van zijn ouders hoort,  dat er sprake is van onevenredig zware straffen,  dat een kind alleen moet opstaan en zonder ontbijt naar school gaat,  dat ouders er geen flauw idee van lijken te hebben wat hun kind na schooltijd doet,  dat ouders de impact van verslaving, huiselijk geweld of echtscheiding ontkennen,  dat een kind de dromen van zijn ouders moet waarmaken zonder ruimte voor eigen keuzes,  dat een kind voor zijn ouders lijkt te zorgen in plaats van de ouders voor het kind? Wij zijn geneigd dit opvoedgedrag eerder te benoemen als ongewenst opvoedgedrag dan als kindermishandeling.

Het is belangrijk om stil te staan bij ongewenst opvoedgedrag omdat het kan leiden tot kindermishandeling. Er is meestal sprake van ongewenst opvoedgedrag als het bij een incident blijft, het is kindermishandeling als het structureel voorkomt.


Hoofdstuk 2.3

Kindermishandeling

Ongewenst opvoedgedrag en kindermishandeling overlappen elkaar, het betreft vaak nuanceverschillen, die mede ingevuld worden door de context waarin er over kindermishandeling wordt gesproken (justitie, hulpverlening of buurt en school) en door maatschappelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld, meer en meer kinderen komen zonder ontbijt naar school). Er zijn diverse definities, met vaak kleine nuanceverschillen: In ‘De maat van kindermishandeling� wordt kindermishandeling omschreven als de schending van het kernrecht van het kind op minimale persoonswording (ontwikkeling van rationaliteit, moraliteit en authenticiteit). In voorliggende meldcode hanteren we onderstaande definitie: Kindermishandeling is elke vorm van geweldpleging of verwaarlozing op fysiek en/of psychisch gebied door toedoen of nalaten van personen tot wie het kind in een afhankelijkheidsrelatie staat, waardoor schade voor het kind ontstaat of in de toekomst zou kunnen ontstaan. Geweld in de opvoeding is in strijd met de rechten van kinderen. Daarnaast weten we uit onderzoek dat geweld tot schade bij het kind kan leiden en dat het niet effectief is om kinderen met geweld iets aan- of af te leren.


Hoofdstuk 2.4

Seksueel misbruik en incest

Seksueel misbruik is het blootstellen van een kind aan seksuele stimulatie, die niet past bij zijn leeftijd, niveau van psycho-seksuele ontwikkeling en rol in het gezin. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de incestrelatie, seksueel omgangsgedrag tussen een ouder en een kind. Hoewel seksuele stimulatie ook bij kinderen leidt tot (biologisch gestuurde) reacties, zijn jonge en prepuberale kinderen nog niet in staat tot seksuele begeerte, simpelweg doordat hun hormonale huishouding dat nog niet toelaat. Door het ontbreken van seksuele begeerte en verlangen, hebben kinderen geen weet van volwassen seksualiteit, ook niet als zij uitgebreid voorgelicht zijn. In geval van seksueel misbruik is het de ouder of een andere volwassene die de behoeften en het gedrag van het kind verkeerd interpreteert ten bate van de vervulling van de eigen verwrongen seksuele behoeften. De volwassene is er zich daarbij (vaag) van bewust dat hij een absoluut taboe doorbreekt, en zal er daarom alles aan doen om het seksueel misbruik onzichtbaar te houden. Soms dreigt de dader met geweld, maar vaker wordt het kind emotioneel gechanteerd en mede schuldig verklaard door de misbruikende volwassene. En zeker bij misbruik binnen het gezin, voelt het kind zich vaak zelf verantwoordelijk voor het welzijn van de andere gezinsleden waardoor het misbruik onzichtbaar blijft. Seksueel misbruik is moeilijk vast te stellen, zeker bij jonge kinderen. De signalen zijn vaak algemeen en onduidelijk. Er zijn zelden volwassen getuigen die spreken en zelfs binnen de eerste 24 uur na het misbruik zijn er lang niet altijd sporen te vinden die naar de dader leiden. Het betekent dat bewijsvoering overwegend geschiedt op basis van een gesprek met of verhoor van het misbruikte kind. Dit verhoor verliest zijn bewijskracht als er tevoren al door volwassenen met het kind gesproken is, in het bijzonder als er daarbij veel gesloten of richtinggevende vragen zijn gesteld. Volwassenen die overstuur zijn, zoals ouders die horen van seksueel misbruik, maken veel gebruik van dergelijke vragen. Soms om misbruik “te bewijzen�, soms ook om het misbruik toe te dekken en te ontkennen. Daarom wordt er niet met ouders over een vermoeden van seksueel misbruik gesproken, totdat in overleg met het AMK daartoe besloten wordt.


Hoofdstuk 3

Kindermishandeling

Hoofdstuk 3.1

Mishandelende ouders, het gezin waar mishandeld wordt

Mishandeling, verwaarlozing, seksueel misbruik. Welke ouder doet dat zijn kind aan? De werkloze moeder uit de achterstandswijk die haar kind zonder brood naar school stuurt? De zakenman die gehaast zijn dochter bij school aflevert? De arts die een drukke praktijk heeft en zoveel van zijn zoon verwacht? Nee, die niet? Die weet beter? Alle ouders, ook zij die mishandelen of verwaarlozen, hebben over het algemeen de intentie het belang van hun kind te dienen! Mishandelende ouders blijken echter onmachtig deze wens in de dagelijkse praktijk van het opvoeden uit te voeren. Gebrek aan kennis of opvoedingsvaardigheden kunnen een rol spelen, maar ook van belang lijkt de wijze waarop de ouder (de vraag van) het kind ervaart en de verwachtingen die hij ten aanzien van het kind en zichzelf als ouder koestert. Gevoelens van onmacht, in combinatie met stress zijn voor ouders die moeite hebben met negatieve gevoelens om te gaan een explosief recept. Kindermishandeling komt dus voort uit onmacht, onkunde, en maar zelden uit onwil! Er bestaat geen blauwdruk van een gezin waarin mishandeld wordt, integendeel. In principe kan zich in elk gezin kindermishandeling voordoen. Het is vaak een combinatie van factoren, die bepaalt of het zover komt.  Extra kwetsbaar zijn gezinnen met een opeenstapeling van problemen, of gezinnen in een sociaal isolement met weinig steun vanuit familie, vrienden of buurt.  Extra kwetsbaar zijn ook ouders met persoonlijke problemen (psychische problematiek, verslaving) en relatieproblemen.  Kwetsbare kinderen zijn kinderen met een handicap, drukke kinderen, ongewenste kinderen en stiefkinderen. Ouders die hun agressie beter in de hand hebben en verbaal sterk zijn, veelal hoger opgeleide ouders, zullen eerder hun toevlucht nemen tot geestelijk / psychisch geweld als ze het moeilijk hebben met hun kinderen. Een aantal risicofactoren is bekend bij school of wordt bekend in de contacten met ouders en kunnen aanleiding geven extra alert te zijn op signalen van kindermishandeling. Maar vaak blijven risicofactoren onbekend aan school, hetgeen dus niet betekent dat in een gezin zonder bekende risicofactoren geen sprake kan zijn van kindermishandeling. Ook in het gezin van de arts, de collega of een lid van de Medezeggenschapsraad kan sprake zijn van kindermishandeling.


Hoofdstuk 3.2

Waarom het kind zwijgt

Een kind is zich vaak niet bewust dat zijn ouders niet goed voor hem zorgen, dat wat hem overkomt niet gewoon is. Doordat een kind afhankelijk is van zijn ouders voor de vervulling van zijn elementaire behoeften, zal hij veeleer denken dat er wel goed voor hem gezorgd wordt, dat hij niet meer veiligheid, respect en waardering nodig heeft of dat het zijn eigen schuld is dat hij geslagen wordt. Wordt een kind ouder en realiseert hij zich dat het er in andere gezinnen anders aan toe gaat, dan zal het zich mogelijk voor zijn ouders schamen, voor de dronkenschap, het rare gedrag bij een psychische ziekte of domweg omdat zijn ouders blijkbaar niet kunnen wat andere ouders wel lijken te kunnen. Regelmatig verbieden mishandelende (en vooral misbruikende) ouders hun kind expliciet er met anderen over te praten, waarbij er sprake kan zijn van bedreiging van het kind of andere gezinsleden. En tot slot kan een kind aarzelen hulp van derden in te roepen omdat hij bang is voor de gevolgen voor zijn ouders en voor het gezin. Als een kind uiteindelijk iets aankaart, is het van groot belang uit te gaan van wat het kind vertelt. De vraag of een kind de waarheid spreekt is in een eerste gesprek niet van belang. Op dat moment is ondersteuning van het kind het allerbelangrijkst.

Wel is van groot belang het kind geen absolute geheimhouding te beloven. Maak aan het kind duidelijk dat je als leerkracht anderen nodig hebt om het kind te kunnen helpen. En dat je hem op de hoogte houdt.


Hoofdstuk 3.3 Signalen van kindermishandeling Zelden vraagt een kind expliciet om hulp als het mishandeld wordt. Het kind is afhankelijk van anderen, die er achterkomen dat hij thuis in de verdrukking zit. Het kind zendt indirect en meestal onbewust wel signalen uit. Soms is er letterlijk iets zichtbaar: blauwe plekken, onverzorgd uiterlijk, schoolverzuim. Veel vaker is het zijn gedrag dat iets verraadt. Bepaalde aanwijzingen zijn in de dagelijkse omgang met het kind waarneembaar. Grofweg zijn de signalen11 te verdelen in wat opvalt aan:  het lichamelijk welzijn van het kind;  het gedrag van het kind;  het gedrag van de ouders;  de gezinssituatie. Let op: het signaleren van kindermishandeling is niet het simpelweg waarnemen van één aanwijzing, die aantoont dat één of beide ouders het kind mishandelen. Het gaat om een optelsom van waarnemingen die om een zorgvuldige interpretatie vragen.

Eén signaal is niet genoeg om conclusies te trekken, één signaal is wel reden te besluiten het er niet bij te laten zitten. Tips voor het omgaan met signalen: -

zet de signalen op een rij. Schrijf op wat je ziet; niet wat je denkt. scheid eigen waarnemingen van die van een ander; zoek niet naar bewijzen; trek geen overhaaste conclusies. Neem de tijd om ook eigen emoties te onderzoeken; denk niet te snel “het valt wel mee”.

11

Een lijst van signalen van kindermishandeling is als bijlage 1 opgenomen in deze meldcode.


Hoofdstuk 3.4 Hoofdstuk 3.4.1

Wat moet de school doen? Taak van de school

Kindermishandeling is een ongewenste situatie voor ieder kind. Het wordt tot de verantwoordelijkheid van iedere beroepskracht die met kinderen werkt, gerekend, dat hij alles zal doen wat in zijn macht ligt om kindermishandeling van kinderen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd, te doen stoppen. Het      

is de taak van school met als doel om de kindermishandeling te doen stoppen: kindermishandeling te signaleren, het bespreekbaar te maken met ouders, het stappenplan van de meldcode in werking te stellen, de zorg in te brengen in het SchoolZAT, af te wegen een signaal in de verwijsindex te plaatsen, zo nodig een melding te doen bij AMK,

Tegelijkertijd dient school in zijn handelen veiligheid aan het kind te bieden, het kind in de knel extra te ondersteunen en ouders met respect voor hun positie als ouder te bejegenen. Door er vanuit te gaan dat kindermishandeling meestal het gevolg is van onkunde en onmacht en niet van onwil, kan school meestal naast de ouders blijven staan en samen met hen hulp zoeken. Openheid naar ouders over zorgen en signalen, het zich onthouden van een uitgesproken oordeel over de betekenis van die signalen, het zich bescheiden opstellen naar ouders ten aanzien van eigen mogelijkheden zonder de zorgen te bagatelliseren en ruimte voor ouders om in eerste instantie boos te reageren, voorkomt vaak een structurele verstoring van de relatie. Echter ook als de relatie met de ouders wel ernstig verstoord raakt, dient het primaire doel van school te blijven: het doen stoppen van de kindermishandeling.

Een school die weet van mishandeling, maar uit vrees dat de vertrouwensrelatie met de ouders verstoord wordt niets doet, is geen veilige school voor een kind.


Hoofdstuk 3.4.2 Verwachtingen en teleurstellingen Kindermishandeling roept heftige emoties op, gevoelens van woede, onmacht en eenzaamheid, van angst voor herhaling of om fouten te maken. Eigen, soms onbewuste jeugdherinneringen kunnen deze gevoelens versterken waardoor de kans op overreageren of bagatelliseren nog groter is. Vaak hebben leerkrachten en scholen de hoop en verwachting dat derden als de GGD, het schoolmaatschappelijk werk, Steunpunt huiselijk geweld of het AMK het probleem van hen overnemen. Daarin zullen ze vrijwel altijd teleurgesteld worden, het is immers school die gezien heeft wat er gebeurt, wat de signalen van het kind zijn. Zelfs als besloten wordt dat de gesprekken met ouders niet door school worden gevoerd, zal aan ouders vrijwel altijd duidelijk worden welke informatie door school is aangeleverd. School heeft nogal eens hooggespannen verwachtingen van de hulpverlening, soms wordt al gedacht aan onder toezichtstelling of uit huis plaatsing. Als de hulpverlening dan kiest voor een andere aanpak, kunnen irritaties en wantrouwen ontstaan. Dit wordt versterkt door het feit dat de hulpverlening niet vrijelijk met school kan communiceren over hun overwegingen in verband met beroepsgeheim en privacywetgeving, zeker als ouders geen toestemming geven voor informatie uitwisseling.

Hoofdstuk 3.4.3 Waarschuwing Zorgen over of problemen met leerlingen worden op veel scholen in teamvergaderingen besproken. In het geval van vermoeden van kindermishandeling is dat nadrukkelijk af te raden, juist omdat kindermishandeling heftige emoties kan oproepen. In groepen wordt er vaak emotioneel primitiever gereageerd dan door individuen afzonderlijk. Groepen blijken daarnaast sneller om verantwoording te vragen dan individuen. Wel moet een leerkracht bij vermoeden van kindermishandeling altijd de intern begeleider consulteren (zie stappenplan, Hoofdstuk 5) als vorm van intercollegiale toetsing om te voorkomen dat signalen gebagatelliseerd worden of dat een leerkracht alleen nog maar op zoek gaat naar aanwijzingen die het vermoeden bevestigen. Volgens het stappenplan wordt een vermoeden van kindermishandeling daarom niet besproken in een teamvergadering, maar werkt de leerkracht binnen school samen met de intern begeleider, de directeur en het SchoolZAT. Wel blijft het mogelijk in de teamvergadering collega’s te vragen op signalen van kindermishandeling te letten (b.v. in pauzes, bij het uitgaan van school, bij gymnastieklessen).


Hoofdstuk 4

Vormen van kindermishandeling

Kindermishandeling is onderverdeeld in verschillende vormen, maar meestal is er sprake van een combinatie van diverse vormen: een kind dat veel geslagen wordt, ontbeert ook veiligheid, respect en warmte. A. Lichamelijke mishandeling Er is sprake van lichamelijke mishandeling als de ouder lichamelijk geweld tegen het kind gebruikt in de vorm van slaan, schoppen, bijten, knijpen, krabben, het toebrengen van brandwonden, laten vallen, en dergelijke. Maar ook besnijdenis van meisjes (vrouwelijke genitale verminking) wordt gezien als een vorm van lichamelijke mishandeling. De ernst kan variëren van slaan zonder zichtbare verschijnselen tot verwondingen die tot ziekenhuisopname of dood leiden. B. Psychische mishandeling Bij psychische mishandeling gedraagt de ouder zich zodanig dat het kind in angst en onzekerheid leeft. Het kan gaan om verbaal geweld, denigrerende uitlatingen tegenover anderen waar het kind bij is, onredelijke verwachtingen hebben van het kind. Deze mishandeling kan variëren van te veel of te weinig verantwoordelijkheid vragen van een kind, of van belachelijk maken en kleineren tot het confronteren met ernstig geweld tussen de ouders (huiselijk geweld); het achterlaten van het kind bij derden zonder te vermelden wanneer de ouder zou terugkomen of opsluiten in een kist. C. Seksueel misbruik Bij seksueel misbruik gaat het om het blootstellen van een kind aan seksuele stimulatie. Hieronder vallen: het kussen met seksuele bedoelingen, het aanraken van borsten en geslachtsorganen en het met penis of voorwerpen binnendringen van mond, vagina of anus. Maar ook het toekijken bij masturbatie van een volwassene of seks tussen volwassenen vallen onder de definitie. De ernst kan variëren van het laten zien van pornografisch materiaal tot verkrachting onder dwang, of het aanbieden van het kind ter prostitutie, waaronder uitbuiting door pooierboys. D. Lichamelijke verwaarlozing: onvoldoende fysiek toezicht De ouder verwaarloost de verzorging van het kind op het gebied van voeding, hygiëne en kleding. Ook de ouder die geen aandacht heeft voor de veiligheid van de leefomgeving van het kind of het kind regelmatig onbeheerd alleen laat, veronachtzaamt de verzorging van het kind. Deze verwaarlozing kan variëren van vuile, altijd naar urine stinkende kleding tot zeer ernstige ondervoeding of het nalaten van hulp zoeken voor een kind met zelfmoordgedachten. E. Psychische verwaarlozing De ouder schiet doorlopend tekort in het geven van enige vorm van aandacht. Het kind mist liefde, warmte en bescherming. De ouders hebben weinig interesse voor het kind; de ouders houden het kind regelmatig thuis van school zonder dat het kind ziek is.


Hoofdstuk 4.2

Enkele vormen van kindermishandeling nader toegelicht

Hoofdstuk 4.2.1

Huiselijk geweld

Per jaar zijn in Nederland meer dan 100.000 kinderen getuige van huiselijk geweld. Bijna alle kinderen die opgroeien binnen een gewelddadig gezin zijn hier getuige van. Ze voelen de spanning, horen de kreten, zien de verwondingen. Ongeveer 35% van deze kinderen zijn zelf slachtoffer omdat zij ook mishandeld worden of omdat zij tussenbeide springen. Kinderen die thuis getuige zijn van geweld lopen ernstige psychische schade op. Kinderen die getuige zijn van geweld:  hebben emotionele – en gedragsproblemen vergelijkbaar met lichamelijk mishandelde kinderen;  leiden vaak aan het posttraumatisch stress syndroom;  ervaren vaak moeilijkheden met concentreren en hebben gedrag- en leerproblemen;  worden vaak fout gediagnosticeerd als AD(H)D zonder (door-)vragen op de aanwezigheid van huiselijk geweld. Leerkrachten zien dat deze kinderen problemen op school hebben. De omgang met klasgenoten verloopt moeizaam. Ze kunnen het agressieve gedrag van hun ouders nadoen door anderen lastig te vallen en te vechten. Soms krijgen kinderen Ritalin vanwege vermeende AD(H)D terwijl er sprake is van een posttraumatisch stresssyndroom als gevolg van de taferelen thuis. Ze worden vaak buitengesloten door hun leeftijdgenoten door hun gebrek aan sociale vaardigheden, maar ook doordat zij geen vriendjes mee naar huis durven te nemen. Vaak zie je een gebrek aan concentratie als gevolg van de problemen thuis, of juist opvallend extra inzet op school12. Als in de thuissituatie sprake is van geweld, dan dient de school zich zorgen te maken over de ontwikkeling van het kind. Huiselijk geweld is een vorm van kindermishandeling die in meer of mindere mate schade toebrengt aan kinderen. Door de situatie te bespreken met de ouders doorbreekt een taboe en geeft ruimte om mogelijkheden te bespreken om de situatie te verbeteren. Als de thuissituatie geen geheim meer is, geeft dat de kinderen ruimte om zich gesteund te voelen door een praatje of een knuffel. Let op: Meerdere gebeurtenissen kunnen er voor zorgen dat een kind zich anders gedraagt. Huiselijk geweld is daar één van13.

Getuige zijn van geweld kan even traumatiserend zijn als het ondergaan van geweld!

12 13

Een lijst van signalen huiselijk geweld is als bijlage 1 opgenomen in deze meldcode. Bij vermoeden van huiselijk geweld volg stappenplan 2.


Hoofdstuk 4.2.2

Jonge mantelzorgers

Naar schatting groeit tussen de tien en twintig procent van alle kinderen op de basisschool op in een gezin met gezondheidsproblematiek. Het gaat dan om een ouder, broer of zus of ander nabij familielid met o.a.:  een lichamelijke chronische of ernstige ziekte zoals reuma, cystic fibrosis, hart- en vaatziekte en kanker;  een lichamelijke handicap zoals dwarslaesie, blindheid en doofheid;  een verstandelijke handicap of beperking;  psychiatrische problematiek zoals autisme, ADHD, depressie en schizofrenie;  een verslaving aan drugs, alcohol of gokken. Al op jonge leeftijd kunnen kinderen door het gezondheidsprobleem emotioneel en praktisch belast zijn. We noemen deze kinderen jonge mantelzorgers. Er zijn kinderen in deze gezinnen die al op zeer jonge leeftijd taken en verantwoordelijkheden hebben die niet bij hun ontwikkeling passen:  huishoudelijke taken, zoals boodschappen doen, koken en schoonmaken;  de verzorging van jongere broertjes en zusjes, zoals oppassen, aankleden en eten geven;  verzorgende taken voor het zieke of gehandicapte familielid, zoals helpen met eten of helpen met de toiletgang, medicijnen toedienen en meegaan met een bezoek aan hulpverleners;  emotionele verzorging van familieleden, zoals troosten, afleiden en andere ‘grotemensenzaken’ als praten over problemen. In een aantal situaties neemt het kind de rol over van de ouders (parentificatie). Door de grote loyaliteit naar beide ouders, hebben veel kinderen de neiging om ook te zorgen voor de gezonde ouder(s). Hun belasting is daardoor extra zwaar. Dit willen zorgen voor de ouders komt ook veel voor bij kinderen met een zieke of gehandicapte broer of zus. Wanneer de signalen van (over)belasting onopgemerkt blijven, is de kans groot dat op latere leeftijd ernstige problemen ontstaan, zoals voortijdig schoolverlaten, relatieproblemen, verslavingsproblematiek en depressiviteit. Daarom is het van groot belang alert te zijn op de eerste signalen van belasting of ontregeling bij deze kinderen, zoals problemen op school (concentratieproblemen, negatief gedrag en ruzies met andere kinderen, spijbelen). Ook kan verstoring van sociale contacten of gebrek aan contacten opvallen. Daarnaast zijn lichamelijke klachten en eetproblemen signalen van overbelasting 14. Jonge mantelzorgers lopen een risico op verstoring van hun normale ontwikkeling. Gelukkig kunnen de meeste kinderen zich aan de – vaak wisselende - situatie aanpassen en krijgt de ziekte, handicap of verslaving van een gezinslid een plaatsje in hun leven. Maar veel jonge mantelzorgers lopen aanzienlijke schade op in hun ontwikkeling. Deze kinderen zijn al jong, of tot op volwassen leeftijd aangewezen op professionele hulpverlening. Door aandacht te besteden aan kinderen die al op jonge leeftijd te maken hebben met ziekte en zorg thuis, kan ernstige schade in de ontwikkeling worden voorkomen of beperkt blijven. Scholen kunnen vanuit preventief oogpunt veel betekenen voor deze jonge mantelzorgers. Let op: Meerdere gebeurtenissen kunnen er voor zorgen dat een kind zich anders gedraagt. Jonge mantelzorg is daar één van15.

14 15

Een lijst van signalen jonge mantelzorgers is als bijlage 1 opgenomen in deze meldcode. Bij vermoeden van (over)belasting van jonge mantelzorgers volg stappenplan 1.


Hoofdstuk 4.2.3 Meisjesbesnijdenis Meisjesbesnijdenis wordt ook vrouwelijke genitale verminking (vgv) genoemd. In voorliggende meldcode hanteren we de term meisjesbesnijdenis, aangezien de besnijdenis op jonge leeftijd plaatsvindt. Het komt voor in 20 Afrikaanse landen en bij bevolkingsgroepen in een aantal landen in het Nabije Oosten en in Azië. In Somalië, Djibouti, Ethiopië, Noord-Soedan en Mali worden bijna alle meisjes besneden. De herkomst van meisjesbesnijdenis is niet duidelijk. Als traditie wordt besnijdenis vaak gekoppeld aan de Islam, maar in de Koran komt besnijdenis niet aan de orde. Bovendien zijn er ook christelijke volken die meisjesbesnijdenis toepassen. Waarschijnlijk is het een pre-christelijk, preislamitisch gebruik dat in sommige gebieden later verweven is geraakt met het geloof. In Nederland zijn alle vormen van meisjesbesnijdenis verboden. Meisjesbesnijdenis kan psychische klachten en problemen met betrekking tot seksualiteit veroorzaken. De kans op lichamelijke klachten en medische complicaties is groot, tijdens de ingreep maar ook daarna. Geschat wordt dat landelijk tenminste vijftig meisjes per jaar worden besneden. Besnijdenis vindt meestal plaats bij jonge meisjes, de exacte leeftijd verschilt per land. Bij Somalische meisjes ligt de leeftijd tussen de 6 en 10 jaar, in ieder geval vóór de eerste menstruatie. De ingreep vindt vaak plaats tijdens schoolvakanties, zodat de meisjes kunnen herstellen. Ouders laten de besnijdenis uitvoeren uit liefde, om het kind te beschermen en om haar toekomst veilig te stellen. Er worden onder meer de volgende redenen gegeven:  Het besnijden bepaalt mede de vrouwelijke identiteit van het meisje. Dit heeft te maken met opvattingen, waarden en normen rond zaken als maagdelijkheid, kuisheid en reinheid.  Het vergroot haar huwelijkskansen.  Het geeft haar status in de gemeenschap (het omgekeerde geldt nog sterker: een onbesneden meisje loopt het risico uitgestoten te worden).  Het zou een islamitisch voorschrift voor reinheid zijn. Ouders zullen naar alle waarschijnlijkheid het meisje van tevoren niet vertellen dat er een besnijdenis voor haar op komst is. Het kan zijn dat het meisje zelf iets vermoedt. Het is niet eenvoudig voor het meisje om over meisjesbesnijdenis te praten. Ze beseft misschien al dat de ingreep strafbaar is. Ze kan terughoudend reageren omdat ze niet wil dat haar lastige vragen worden gesteld of bang is voor afkeurende opmerkingen. Heeft een besnijdenis plaatsgevonden, dan draagt het meisje een geheim met zich mee. Ze kan een spreekverbod opgelegd hebben gekregen. Een signaal kan zijn dat het meisje anders reageert in de groep dan voorheen16. Verhalen en geruchten zijn niet altijd de juiste signalen. Probeer eerst na te gaan hoe de geruchten zijn ontstaan en waar de verhalen vandaan komen. Een valkuil is om elke vakantie te zien als een “risicovakantie” of elke vakantieziekte op te vatten als “ziek van de besnijdenis”. In toenemende mate zijn ouders uit risicolanden die in Nederland wonen inmiddels tegen meisjesbesnijdenis. Zij willen hun dochters niet meer laten besnijden. Het is mogelijk voor ouders om bij de GGD een 'verklaring tegen meisjesbesnijdenis' te vragen waarmee zij kunnen aangeven dat zij hun dochter niet laten besnijden als ze met haar naar hun geboorteland gaan. De verklaring is bedoeld voor meisjes met ouders uit risicolanden, zoals Somalië en Ethiopië. De ouders kunnen aan familie laten zien dat besnijdenis in Nederland strafbaar is. Zo is het minder moeilijk weerstand te bieden als de familie druk uitoefent. Dit is althans de gedachte erachter. Er zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt dat de GGD tijdens de periodieke onderzoeken vanaf groep 2, het onderwerp “meisjesbesnijdenis” op structurele wijze bespreekbaar maakt bij ouders uit risicolanden. Ook in Deventer vindt dit plaats. Let op: Meerdere gebeurtenissen kunnen er voor zorgen dat een kind zich anders gedraagt. Meisjesbesnijdenis is daar één van17. 16

Een lijst van signalen bij meisjes die het risico lopen om besneden te worden of (recent) besneden zijn is als bijlage 1 opgenomen in deze meldcode.


Hoofdstuk 4.2.4

Pooierboys

Pooierboys worden ook loverboys genoemd. In voorliggende meldcode hanteren we de term pooierboys omdat dit meer recht doet aan het geweld en criminaliteit van het misbruik dan het meer romantische “loverboys”. Pooierboys proberen meisjes de prostitutie in te lokken. Het zijn jongens die ervoor zorgen dat een meisje verliefd op hen wordt om haar vervolgens over te halen tegen betaling seks met anderen te hebben. Zo komt het meisje uiteindelijk in de prostitutie terecht. Ook meisjes in groep 7 en 8 die vroeg in de puberteit zijn gekomen lopen risico, met name de meisjes afkomstig uit probleemgezinnen met een hulpverleningsachtergrond, of die te streng of te veel beschermd zijn opgevoed. Ook meisjes met een lichte verstandelijke beperking uit een problematische thuissituatie lopen risico. Pooierboys zijn overwegend allochtoon, tussen de 18 en 30 jaar, sociaal vaardig, charmant met een vlotte babbel. Ze zijn vaak al op jonge leeftijd begonnen met een criminele carrière. Ze leggen contact met meisjes via internet of op het schoolplein. Vaak proberen ze indruk te maken met dure scooters en auto's. In het begin zijn ze meestal erg lief en geven het meisje aandacht en cadeautjes. Soms worden andere meisjes ingezet, die vriendin worden met het slachtoffer en via deze vriendin worden ze in contact gebracht met een pooierboy. Een pooierboy probeert een wig te drijven tussen het meisje en haar omgeving. Is dat eenmaal gelukt dan verandert zijn houding. Meestal zegt hij schulden te hebben of geldgebrek en vraagt hij het meisje tegen betaling naar bed te gaan met anderen. Ook wordt ze vaak aangezet tot het gebruik van softdrugs of alcohol. Let op: Meerdere gebeurtenissen kunnen er voor zorgen dat een meisje zich anders gedraagt. In contact zijn met pooierboys is daar één van18.

17 18

Bij vermoeden van meisjesbesnijdenis volg stappenplan 2. Bij vermoeden van misbruik door pooierboys volg stappenplan 2.


Hoofdstuk 5.

Stappenplan

In dit hoofdstuk wordt stap-voor-stap beschreven wat te doen bij vermoedens van ongewenst opvoedgedrag, kindermishandeling of seksueel misbruik. Het hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Wegwijzer (hoofdstuk 5.1): De leerkracht en intern begeleider maken een inschatting op basis van de signalen en worden verwezen naar ĂŠĂŠn van de vier stappenplannen: -

Stappenplan 1: signalen wijzen op ongewenst opvoedgedrag (hoofdstuk 5.2). Stappenplan 2: signalen wijzen op kindermishandeling (hoofdstuk 5.3). Stappenplan 3: signalen wijzen op seksueel misbruik (hoofdstuk 5.4). Stappenplan 4: signalen wijzen op een levensbedreigende situatie voor het kind (hoofdstuk 5.5).

Het hoofdstuk wordt afgesloten met aandacht voor evaluatie, nazorg en dossiervorming. Indien vooraf de inschatting gemaakt wordt dat de veiligheid van het personeel van de school in het geding is, wordt afgeweken van de stappenplannen (hoofdstuk 5.1). Rol van de casemanager In de stappenplannen wordt gesproken van een casemanager. In alle gevallen is dit de directeur van de school of de intern begeleider. Hierdoor worden de signalen van de leerkracht op schoolniveau gebracht. De casemanager is verantwoordelijk voor het proces. Hij stuurt aan en bewaakt de afspraken en tijdsplan. De casemanager is de aanspreekpersoon van de school, intern en extern. In de stappenplannen wordt de rol van de casemanager nader uitgewerkt. (hoofdstuk 5.1 en verder) Rol van de schoolverpleegkundige en schoolmaatschappelijk werker en het SchoolZAT Naast de casemanager speelt de schoolverpleegkundige van de GGD een belangrijke rol in het stappenplan. De schoolverpleegkundige heeft expertise in opvoedingsproblemen en kindermishandeling, kent school en het onderwijs en heeft regelmatig contact met de jeugdhulpverlening en het AMK. Op scholen waar ook een schoolmaatschappelijk werker aanwezig is, wordt ervoor gezorgd dat het plan van aanpak bij beide professionals bekend is. Signalen vallend onder deze meldcode worden in het SchoolZAT besproken. In het SchoolZAT denkt de schoolverpleegkundige (en schoolmaatschappelijk werker) mee met de school, vindt afstemming plaats, wordt een plan van aanpak gemaakt. Ook kan de schoolverpleegkundige of schoolmaatschappelijk eventueel ondersteuning bieden aan ouders. Het SchoolZAT vervult een brugfunctie naar het Steunpunt Huiselijk geweld, het AMK en de hulpverlening. Juist omdat de schoolverpleegkundige en de schoolmaatschappelijk werker bekend zijn bij school en ouders, kunnen zij laagdrempelig ondersteuning bieden. Ook wordt in het SchoolZAT afspraken gemaakt over het inbrengen van een signaal in de verwijsindex. Indien hulpverlening ingezet wordt in een gezin wordt in het SchoolZAT afgesproken wie namens de school de contacten onderhoudt met de hulpverlening. Dit wordt met de betreffende organisatie afgesproken. In het SchoolZAT heeft iedere partij een eigen verantwoordelijkheid wanneer er sprake is van een vermoeden van kindermishandeling. Indien het SchoolZAT niet tot een gezamenlijk gedragen plan van aanpak komt, kan een partij op basis van eigen professionaliteit een afweging maken en bij signalen van kindermishandeling alsnog besluiten om een melding te doen bij AMK of bij Steunpunt Huiselijk geweld.


Hoofdstuk 5.1

Wegwijzer en stroomdiagram

De leerkracht heeft een vermoeden van ongewenst opvoedgedrag, kindermishandeling of seksueel misbruik. De leerkracht noteert wat hij concreet ziet in het gedrag van het kind en/of de ouders. De leerkracht schakelt altijd de intern begeleider in. De leerkracht en de intern begeleider maken op basis van de signalen een inschatting of: De signalen wijzen op een levensbedreigende situatie voor het kind. Er wordt direct overgestapt naar stappenplan 4, hoofdstuk 5.5. of: Een kind geeft op school aan dat het niet meer naar huis wil/durft vanwege kindermishandeling. Er wordt direct overgestapt naar stappenplan 4, hoofdstuk 5.5. Of: De signalen wijzen niet op een levensbedreigende situatie voor het kind. Er wordt een tijdsplan opgesteld en de volgende acties worden ondernomen: bespreken van de persoonlijke aantekeningen van de leerkracht, en lezen van het dossier van het kind, en observeren van kind en ouders, en inwinnen van informatie bij de vorige leerkracht en de leerkracht(en) van broertje/zusje. Vervolgens maken de leerkracht en intern begeleider een keuze. Hierbij wordt een antwoord gegeven op de volgende vraag. Op basis van bovenstaande observaties en overleg:

Lijken de signalen te wijzen op: Ongewenst opvoedgedrag

Ga naar stappenplan 1

Hoofdstuk 5.2

Kindermishandeling

Ga naar stappenplan 2

Hoofdstuk 5.3

Seksueel misbruik

Ga naar stappenplan 3

Hoofdstuk 5.4

Indien de leerkracht en intern begeleider behoefte hebben aan ondersteuning bij de afweging van bovengenoemde keuze kan door de intern begeleider altijd advies ingewonnen worden door de signalen in het SchoolZAT te bespreken of rechtstreeks contact opgenomen te worden met de schoolverpleegkundige of schoolmaatschappelijk werker.


De veiligheid van het personeel van de school Indien de leerkracht en intern begeleider inschatten dat bij aankaarten van vermoedens van ongewenst opvoedgedrag, kindermishandeling of seksueel misbruik, de veiligheid van het personeel van de school in het geding is, meldt de intern begeleider dit direct bij de directeur. Er wordt niet overgestapt naar één van de stappenplannen. De school voert geen gesprek met de ouders. -

De directeur wordt casemanager en vraagt advies bij de schoolverpleegkundige.

Er vindt een (extra) SchoolZAT- bespreking plaats waarin de strategie wordt besproken. Er wordt een plan van aanpak opgesteld. Hierbij wordt zo nodig een relatie gelegd met hoofdstuk 1 van de voorliggende map “Veilig op school”.

Stroomdiagram Bovenstaand schema weergegeven in een stroomdiagram ziet er als volgt uit.

VERMOEDEN Levensbedreigend Casemanager=directeur

AMK Stappenplan 4

Anders Signalen lijken te wijzen op:

Ongewenst opvoedgedrag Stappenplan 1

Kindermishandeling Stappenplan 2

Veiligheid op school in het geding Casemanager=directeur

Seksueel misbruik Stappenplan 3

SchoolZAT en Hfd 1 “Veilig op school”


Hoofdstuk 5.2

De signalen lijken te wijzen op ongewenst opvoedgedrag

Stappenplan 1

De leerkracht en intern begeleider hebben in het voortraject het volgende reeds gedaan: bespreken van de persoonlijke aantekeningen van de leerkracht, lezen van het dossier van het kind, observeren van kind en ouders, en inwinnen van informatie bij de vorige leerkracht en de leerkracht(en) van broertje/zusje; tijdsplan. Op basis van de vergaarde informatie is de keuze gemaakt dat: de signalen wijzen op ongewenst opvoedgedrag. De intern begeleider wordt casemanager.

De leerkracht en intern begeleider maken afspraken over: (eventueel) bijstellen van het tijdsplan, het gesprek* met de ouders. Wie voert het gesprek (de leerkracht of de leerkracht en intern begeleider samen?) Doel van het gesprek: de zorg van de school voorleggen aan de ouders, de kijk van de ouders op de signalen horen, delen van de zorg, en gezamenlijk komen tot oplossingen, inventariseren of er reeds hulp in het gezin aanwezig is. Indien reeds voor het gesprek met de ouders 19 behoefte is aan advies door derden, wordt de casus anoniem ingebracht in het SchoolZAT. Tijdens of na het gesprek tussen intern begeleider, leerkracht en ouders maken de intern begeleider en de leerkracht een keuze uit onderstaande mogelijkheden: A.

er is sprake van een andere reden voor het gesignaleerde gedrag. De school en ouders spreken af dat aan de andere reden zorg wordt besteed door: a. de ouders zelf zonder externe hulp; b. de ouders zelf met externe hulp (bijvoorbeeld, Bureau Jeugdzorg, Carinova, huisarts, medisch specialist); c. de ouders en school samen; d. de school zelf zonder externe hulp; e. de school in overleg met: het SchoolZAT de schoolverpleegkundige of schoolmaatschappelijk werker het loket van Sine Limite het zorgteamlid tijdens een HGPD-leerlingbespreking;

B.

sprake is van ongewenst opvoedgedrag. De ouders erkennen de signalen en accepteren hulp. Mogelijke vervolgstappen zijn: a. De ouders weten welke hulpverleningsinstelling hulp kan bieden (bv. de ouders hebben eerder contact gehad met een hulpverleningsinstelling). b. De intern begeleider verwijst de ouders naar een hulpverleningsinstelling. c. De ouders hebben behoefte aan ondersteuning om bij de geschikte hulpverlening te komen. De intern begeleider regelt een afspraak met: de schoolverpleegkundige of de schoolmaatschappelijk werker (indien aanwezig),

19

In bijlage 2 zijn adviezen opgenomen voor het voeren van oudergesprekken.


C.

sprake is van ongewenst opvoedgedrag. De ouders erkennen de signalen niet (delen de zorg niet) en accepteren, ook na eventueel meerdere gesprekken geen hulp.

Indien de signalen blijven voortduren waardoor gesproken kan worden van een structureel karakter is er sprake van kindermishandeling. De school zegt tegen de ouders dat de school zorgen blijft houden en behoefte heeft aan advies van derden (te weten in het SchoolZAT , bij de schoolverpleegkundig, schoolmaatschappelijk werker of AMK). D.

sprake is van kindermishandeling

In het gesprek met de ouders blijkt dat de signalen wijzen op kindermishandeling. De school geeft bij de ouders aan dat de school, conform het voorliggende stappenplan aanvullend advies vraagt bij derden (te weten in het SchoolZAT, bij de schoolverpleegkundige, schoolmaatschappelijk werker, AMK of Steunpunt Huiselijk geweld. E.

sprake is van een vermoeden van seksueel misbruik of incest

In het gesprek met de ouders blijken de signalen (meer) te wijzen op seksueel misbruik of incest. De school spreekt dit vermoeden niet uit, maar geeft bij ouders aan dat school behoefte heeft om na te denken (omdat bijvoorbeeld in het gesprek nieuwe informatie ter tafel is gekomen) en/of behoefte heeft aan intern overleg in het SchoolZAT. Vervolgens verdiept de school zich niet in de vraag of er sprake is van seksueel misbruik of dat er sprake is van incest. Ook verdiept de school zich niet in de vraag wie de dader is. De school gaat wel verder met de vervolgstappen en stapt over op stappenplan 3, hoofdstuk 5.4. Indien ouders zelf het vermoeden van seksueel misbruik uitspreken, verwijst school hen naar AMK. Tegelijkertijd meldt school dat ook zij contact opneemt met AMK en het bespreekt in het SchoolZAT. Daarbij informeert school de ouders dat het in verband met eventuele rechtsvervolging van groot belang is dat de ouders niet met derden over het vermoeden dienen te spreken20.

20

Zie hoofdstuk 2.4 voor meer informatie hierover.


Hoofdstuk 5.3 De signalen lijken te wijzen op kindermishandeling Stappenplan 2 De leerkracht en intern begeleider hebben in het voortraject het volgende reeds gedaan: bespreken van de persoonlijke aantekeningen van de leerkracht, lezen van het dossier van het kind, observeren van kind en ouders, en inwinnen van informatie bij de vorige leerkracht en de leerkracht(en) van broertje/zusje. Op basis van de vergaarde informatie is de keuze gemaakt dat: de signalen wijzen op kindermishandeling.

Vervolgens schakelen de intern begeleider en leerkracht de directeur in. De directeur wordt casemanager. Directeur, intern begeleider en leerkracht voeren overleg over: opstellen van het tijdsplan, het gesprek* met de ouders. De casemanager en leerkracht voeren het gesprek. Doel: de zorg van de school voorleggen aan de ouders, de kijk van de ouders op de problematiek horen, delen van de zorg, en gezamenlijk komen tot oplossingen, inventariseren of er reeds hulp in het gezin aanwezig is. Indien reeds voor het gesprek met de ouders 21 behoefte is aan advies door derden, bespreekt de casemanager de casus anoniem in het SchoolZAT of belt met de schoolverpleegkundige of schoolmaatschappelijk werker, Meldpunt Huiselijk geweld of AMK. Ook kan de casemanager een kind in het SchoolZAT inbrengen zonder toestemming van ouders. Voor meer informatie hierover zie Handboek IB.

Tijdens of na het gesprek tussen directeur, leerkracht en ouders maakt school een keuze uit onderstaande mogelijkheden: A. sprake is van een andere reden voor het gesignaleerde gedrag. De school en ouders spreken af dat aan de andere reden zorg wordt besteed door: a. de ouders zelf zonder externe hulp; b. de ouders zelf met externe hulp (bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg, Carinova, huisarts, medisch specialist); c. de ouders en school samen; d. de school zelf zonder externe hulp; e. de school in overleg met: het SchoolZAT de schoolverpleegkundige of schoolmaatschappelijk werker het loket van Sine Limite het zorgteamlid tijdens een consultatie of HGPD-leerlingbespreking; De intern begeleider informeert de ouders dat er een signaal in de verwijsindex wordt geplaatst.

21

In bijlage 2 zijn adviezen opgenomen voor het voeren van oudergesprekken.


B.

sprake is van kindermishandeling. De ouders erkennen de signalen en accepteren hulp. Mogelijke vervolgstappen zijn: a. De ouders weten welke hulpverleningsinstelling hulp kan bieden (bv. de ouders hebben eerder contact gehad met een hulpverleningsinstelling). b. De intern begeleider verwijst de ouders naar een hulpverleningsinstelling of Steunpunt Huiselijk geweld. c. De ouders hebben behoefte aan ondersteuning om bij de geschikte hulpverlening te komen. De intern begeleider regelt een afspraak met: de schoolverpleegkundige, of de schoolmaatschappelijk werker (indien aanwezig). d. De intern begeleider informeert de ouders dat er een signaal in de verwijsindex wordt geplaatst.

C.

sprake is van kindermishandeling. De ouders erkennen de signalen niet (delen de zorg niet) en accepteren, ook na eventueel meerdere gevoerde gesprekken geen hulp.

De school meldt bij de ouders dat de school zorgen blijft houden en behoefte heeft aan advies van derden (te weten het SchoolZAT, de schoolverpleegkundige, schoolmaatschappelijk werker, Steunpunt Huiselijk geweld of AMK) en dat de intern begeleider een signaal in de verwijsindex plaatst. D.

sprake is van een vermoeden van seksueel misbruik of incest

In het gesprek met de ouders blijken de signalen meer te wijzen op seksueel misbruik of incest. De school spreekt dit vermoeden niet uit, maar geeft bij ouders aan dat school behoefte heeft om na te denken (omdat bijvoorbeeld in het gesprek nieuwe informatie ter tafel is gekomen) en/of behoefte heeft aan intern overleg. Vervolgens verdiept de school zich niet in de vraag of er sprake is van seksueel misbruik of dat er sprake is van incest. Ook verdiept de school zich niet in de vraag wie de dader is. De school gaat wel verder met de vervolgstappen en stapt over op stappenplan 3, hoofdstuk 5.4. Indien ouders zelf het vermoeden van seksueel misbruik uitspreken, verwijst school hen naar AMK. Tegelijkertijd meldt school dat ook zij contact opneemt met AMK en het bespreekt in het SchoolZAT. Daarbij informeert school de ouders dat het in verband met eventuele rechtsvervolging van groot belang is dat de ouders niet met derden over het vermoeden dienen te spreken22.

22

Zie hoofdstuk 2.4 voor meer informatie hierover.


Hoofdstuk 5.4

De signalen lijken te wijzen op seksueel misbruik of incest

Stappenplan 3 A.

BINNEN DE SCHOOL

De leerkracht heeft het vermoeden dat het misbruik zich binnen de school afspeelt. Het Protocol “Veilig op school, uw en onze zorg�. Hoofdstuk 4.7, pagina 2.1 treedt in werking.

B.

Binnen het gezin of elders:

In het voortraject hebben de leerkracht en de intern begeleider reeds het volgende gedaan: het dossier van het kind wordt gelezen, en de persoonlijke aantekeningen van de leerkracht worden besproken, en er wordt informatie ingewonnen bij leerkrachten van broertje/zusje en bij de vorige leerkracht. Op basis van de vergaarde informatie is de keuze gemaakt dat de signalen wijzen op seksueel misbruik binnen het gezin of elders. De intern begeleider (en de leerkracht) melden het vermoeden bij de directeur. De directeur wordt casemanager. Er wordt door de school in dit stadium nog steeds niet met de ouders over het vermoeden gesproken. Vervolgens verdiept de school zich niet in de vraag of er sprake is van seksueel misbruik of dat er sprake is van incest. Ook verdiept de school zich niet in de vraag wie de dader is. De school gaat wel verder met de vervolgstappen: de casemanager vraagt na bovengenoemd overleg altijd advies in het SchoolZAT en of AMK. Hierin wordt meegenomen of er een signaal in de verwijsindex wordt geplaatst.


Hoofdstuk 5.5

De signalen wijzen op kindermishandeling waarbij het leven van het kind in gevaar is.

Stappenplan 4 De intern begeleider en leerkracht schakelen de directeur in. De directeur wordt casemanager. Er vindt zonder tijdsverlies, in ieder geval hetzelfde dagdeel spoedoverleg plaats tussen casemanager, intern begeleider en leerkracht: -

de persoonlijke aantekeningen van de leerkracht worden besproken, het dossier van het kind wordt gelezen, er wordt informatie ingewonnen bij de vorige leerkracht en de leerkracht(en) van broertje/zusje’ er wordt geïnventariseerd of er reeds hulp in het gezin aanwezig is.

De casemanager neemt na bovengenoemd overleg zonder tijdsverlies, in ieder geval diezelfde dag contact op met AMK. Casemanager en AMK maken afspraken wie wat doet. Het AMK komt in actie en houdt de casemanager op de hoogte. Er wordt in het eerstvolgende SchoolZAT melding gemaakt van dit traject. Ook wordt een afspraak gemaakt op welk moment een signaal in de verwijsindex wordt geplaatst.

Indien een kind op school aangeeft niet meer naar huis te willen vanwege kindermishandeling, treedt eveneens stappenplan 4 in werking. Een dergelijk signaal dient zeer serieus genomen te worden.


Hoofdstuk 5.6 Evaluatie, nazorg en dossiervorming Tijdens het traject van bovengenoemde protocollen worden op verschillende momenten aantekeningen gemaakt over het kind en het gezin. Verder wordt er ook met diverse betrokkenen informatie uitgewisseld over het gezin. DOSSIERVORMING Vanaf de start van het traject worden de observaties, data en acties genoteerd als persoonlijke aantekeningen. Aan het eind van het traject worden de observaties voorzien van data vermeld in het dossier van het kind. De acties en uitkomsten van overleg worden benoemd. Belangrijk is dat alles wat in het dossier wordt genoteerd gecommuniceerd is met de ouders. Zij hebben conform de Wet op de Privacy inzage in het dossier. Persoonlijke aantekeningen horen niet in een dossier. Deze worden door de opsteller bewaard op zodanige wijze dat de aantekeningen niet toegankelijk zijn voor anderen. Aan het einde van het traject worden de persoonlijke aantekeningen vernietigd. Evaluatie Aan het einde van het traject vindt binnen het SchoolZAT een evaluatie plaats. Hierbij zijn de directeur, intern begeleider, leerkracht en de schoolverpleegkundige (en indien op school aanwezig: de schoolmaatschappelijk werker). Tijdens de evaluatie komt in ieder geval de dossiervorming aan de orde en vindt reflectie plaats. Daarnaast is het aan te bevelen om ook met de ouders te evalueren. Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Spreek af wanneer het traject wordt afgesloten en het kind uit het zorgtraject gaat. Communiceer dit ook met de ouders. De casemanager sluit het traject en zijn taak als casemanager wordt beëindigd. Nazorg  Sta open voor ondersteuning om uw eigen machteloosheid en teleurstellingen te hanteren wanneer onverhoopt toch blijkt dat de hulpverlening anders verloopt dan u had gedacht.  In het kader van nazorg voor de leerkracht heeft de directeur de taak om te zorgen dat de leerkracht zijn verhaal kwijt kan, eventueel ondersteuning voor de verwerking en zich veilig te voelen op de werkplek.  Sta open voor gevoelens van ouders waaronder machteloosheid.


Hoofdstuk 6

Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)

Hoofdstuk 6.1 De hoofdtaken van AMK Het AMK heeft twee hoofdtaken: 1. Advies functie Kenmerkend voor de adviesfunctie is dat AMK geen actie onderneemt. Zij geeft advies als er twijfel is of als er vragen zijn, bijvoorbeeld over: de interpretatie van signalen; de te volgen strategie; de juiste insteek voor een gesprek met de ouders; welke steun de school kind of ouders kan bieden; culturele verschillen in opvattingen over opvoeden; de schadelijkheid van bepaald gedrag van de ouders voor het kind; het hulpverleningsaanbod in de regio. 2. Meldfunctie Als de eigen mogelijkheden van de school (of anderen) zijn uitgeput en de zorgen over het kind blijven bestaan, wordt er een melding gedaan bij het AMK. In het SchoolZAT is besproken wie de melding doet. In bijna alle gevallen is de school de belangrijkste signaleerder en daarom zal de casemanager van de school de melding doen. Alleen in geval van ernstige dreiging voor de veiligheid van de school kan besloten worden dat een andere instantie de melding verzorgt of dat de school een anonieme melding doet. De school plaatst parallel aan de melding bij AMK ook een signaal in de verwijsindex. Wat doet het AMK? 1. AMK doet onderzoek; dat wil zeggen gaat met ouders in gesprek en raadpleegt informanten. 2. Als inderdaad blijkt dat een kind in de knel zit, probeert AMK vrijwillige hulp in het gezin te krijgen. AMK biedt zelf geen hulp, maar zorgt er voor dat noodzakelijke hulp in gang wordt gezet. Als de hulp loopt sluit AMK af en informeert de melder. 3. AMK schakelt de Raad voor de Kinderbescherming in als de ouders hulp weigeren of als de situatie voor het kind levensbedreigend is. 4. AMK doet aangifte bij de politie als het AMK vermoedt dat een ernstig strafbaar feit is gepleegd en onderzoek van de politie noodzakelijk is voor de veiligheid van het kind. Hernieuwd contact met AMK Indien de school twijfel heeft over het effect van de hulpverlening vraagt zij toestemming aan de ouders om contact op te nemen met de hulpverlening. Als ouders dit weigeren Ên de zorg om het kind blijft, dan meldt school aan de ouders dat zij contact opneemt met AMK. Wat doet de Raad voor de Kinderbescherming? De Raad kan de ouders verplichten tot hulp, door de rechter te vragen een zogeheten kinderbeschermingsmaatregel op te leggen. Als de kinderrechter daartoe besluit, gaat het meestal om een ondertoezichtstelling (OTS). De ouder is dan verplicht de aanwijzingen te volgen van een gezinsvoogd die door de kinderrechter is toegewezen (gezagsbeperkende maatregel). Is de positie van het kind in het gezin te kwetsbaar, dan raken de ouders de gehele zeggenschap kwijt en wordt het kind uit huis geplaatst. Vaak vangt een pleeggezin het kind dan op. Soms kan het voorkomen dat de rechter een uitspraak doet tot het direct uit huis plaatsen van het kind. Indien het kind dan op school aanwezig is, zal de school gebeld worden dat het kind door een daartoe aangewezen persoon van school wordt opgehaald. Dit is voor alle betrokkenen –ook voor de school- een emotionele situatie. Aanbevelingen bij het direct uit huis plaatsen van een kind vanuit de schoolse situatie: Overleg met degene die belt op welke wijze het ophalen van school door een hulpverlener plaats kan vinden; Zorg voor een oplossing waarbij andere kinderen op school niet belast worden;


-

Laat het betrokken kind uit de klas halen en begeleiden door een professional van de school die vertrouwd is voor het kind; Check af bij de beller hoe en wanneer de ouders van het betrokken kind geĂŻnformeerd worden; Vraag bij de beller na wat er gebeurt met de broertjes of zusjes uit hetzelfde gezin; Vraag advies hoe en op welk moment de kinderen uit de klas geĂŻnformeerd kunnen worden over het feit dat het betrokken kind niet meer naar school komt. Indien het opvangadres bekend is, laat de klas dan een product maken en opsturen; Sta open voor emoties van leerkracht en ouders; Spreek af dat de directeur contact onderhoudt met de organisatie waar het kind wordt geplaatst. Laat de hulpverlener zich te allen tijde, voorafgaand aan de toegang tot de school zich legitimeren.


Hoofdstuk 6.2

Anonimiteit bij advies en melding

Het AMK hanteert een aantal regels betreffende de anonimiteit. Bij advies Bij het vragen van advies speelt de naam van het kind geen rol. Er wordt geen dossier opgebouwd bij AMK. Ook indien overgegaan wordt tot een melding is er geen sprake van vermelding van het in een eerder stadium vragen van advies. Dit betekent ook dat in de fase van advies AMK geen enkele actie onderneemt. Bij melding 1. Het is mogelijk bij een melding anoniem te blijven tegenover het gemelde gezin. In deze meldcode gaan we ervan uit dat alleen open meldingen worden gedaan omdat: a. een anonieme melding meestal inhoudt dat belangrijke of essentiÍle gegevens geschrapt moeten worden. b. anoniem melden de openheid schaadt in het contact met de ouders en belemmert mogelijk het op gang brengen van hulp. Bovendien kunnen ouders gefixeerd raken/ blijven op de vraag wie er gemeld heeft met als gevolg dat de ouders minder openstaan voor hulp. De melder kan voor het AMK niet anoniem blijven. In principe worden zulke meldingen niet in behandeling genomen. 2. Als een gezin gemeld is, neemt AMK binnen zes weken contact op met de ouders. Ook zal de naam van de melder dan bekend worden. In sommige gevallen kan in het begin van het traject de melder anoniem blijven, maar gedurende het traject krijgen de ouders inzage in de stukken waardoor ook de melder bekend wordt. Aandachtspunten bij het doen van een melding: Schrijf van te voren op uit welke informatie de melding bestaat. Schrijf ook de voorbeelden op die je wilt noemen. Indien je meer informatie geeft, noteer dit dan. Let op: alles wat je noemt bij de melding kan in het gesprek tussen AMK en ouders terugkomen. Wijd niet te veel uit en let op formuleringen! Wees terughoudend met het geven van voorbeelden. Geef feitelijkheden aan. Breng de ouders zo snel mogelijk op de hoogte van de melding en gebruik daarvoor je schriftelijke aantekeningen, zodat er helderheid bestaat over welke informatie je hebt gegeven. Sluit in de melding aan bij datgene wat in gesprekken met de ouders aan de orde is geweest. Hierdoor worden ouders niet verrast door nieuwe informatie of voorbeelden. Indien een derde de melding doet en de school dit ondersteunt, zorg dan voor een goede afstemming met de melder over de communicatie met de ouders. School als informant. Om onderzoek goed uit te voeren heeft AMK informatie nodig. Het AMK biedt zoveel mogelijk openheid aan de ouders: over de melder, de inhoud van de melding en over de uitkomsten van het onderzoek. Alleen als het echt niet anders kan – in het geval dat de veiligheid van het kind ernstig in gevaar is - wordt er buiten de ouders gehandeld en gesproken. Een school kan ook door AMK gehoord worden als informant. Dit vindt plaats wanneer een andere instantie dan de school een melding heeft gedaan en AMK als onderdeel van het onderzoek de school benaderd voor informatie. Er is geen wettelijke plicht om informatie te geven, maar wÊl een morele plicht. In deze meldcode wordt ervan uitgegaan dat scholen in alle gevallen medewerking verlenen aan het verstrekken van informatie, tenzij door het verstrekken van informatie de veiligheid van de school in het geding kan komen. Dan dient de school de vraag van AMK in het SchoolZAT te bespreken. Alleen de directeur of intern begeleider treedt op als informant. De intern begeleider sluit dit altijd kort met de directeur. De school wordt als informant in de rapportage vermeld en als zodanig bekend bij de ouders. Het is daarom belangrijk dat de school de ouders vertelt dat informatie is ingewonnen bij de school en welke informatie de school heeft gegeven.


De informant verzoekt AMK inzage te geven in de informatie die aan het AMK is verstrekt. Op die manier kan nagegaan worden of de informatie goed in het dossier van AMK is opgenomen. Als de informatie verkeerd is weergegeven, dan kan AMK verzocht worden om de onjuiste gegevens in het dossier te wijzigen, aan te vullen of te verwijderen. Het is mogelijk dat de school ook een kopie van stukken uit het dossier krijgt die op de school betrekking hebben. Het AMK kan hiervoor een vergoeding vragen. AMK is wettelijk verplicht het dossier over het kind en het gezin ten minste tien jaar te bewaren of, als dat langer is, te bewaren totdat het jongste kind uit het gezin achttien jaar wordt. Dit betekent dat ook de informatie van de school zolang bewaard blijft. Blijkt uit het onderzoek van AMK, dat er geen sprake is van kindermishandeling, dan vernietigt AMK, als de ouders hiermee akkoord gaan, alle gegevens meteen nadat het onderzoek is afgerond. Soms levert het onderzoek te weinig gegevens op om te kunnen beoordelen of er wel of niet sprake is van kindermishandeling. In die gevallen wordt het dossier bewaard. Nog enkele aandachtspunten: Spreek binnen de school af dat contacten met AMK alleen via de intern begeleider of directeur verlopen. Gesprekken tussen AMK en kind vinden in principe niet op school plaats, tenzij de ouders op de hoogte zijn of de veiligheid van het kind in het geding is en er sprake is van een crisissituatie. Indien telefonisch informatie door het AMK wordt ingewonnen, neem de tijd om het gesprek goed voor te bereiden. Maak daarvoor een telefonische afspraak. Vraag zo nodig naar de onderwerpen die ter sprake zullen komen. (zie aandachtspunten bij het doen van een melding). Indien telefonisch informatie door het AMK wordt ingewonnen, overweeg voordat er informatie wordt gegeven, ter controle terug te bellen of de beller degene is waarvoor hij zich uitgeeft. De aandachtspunten in deze paragraaf kunnen ook toegepast worden in de contacten met de Raad voor de Kinderbescherming.


Hoofdstuk 7

Culturele achtergrond

In Nederland wonen veel ouders uit een niet-westerse cultuur. Zij zijn opgegroeid met andere opvattingen over de manier waarop je kinderen opvoedt, bijvoorbeeld wat het gebruik van lichamelijke straffen betreft. Gezien de gevolgen van kindermishandeling op korte en lange termijn is het niet gerechtvaardigd om voor verschillende culturele gemeenschappen verschillende normen te hanteren. In het contact met ouders is het wel van groot belang expliciet navraag te doen naar de opvoedingswaarden en –verwachtingen in het betreffende gezin en de mate waarin ouders het idee hebben dat hun cultuur of godsdienst daarin bepalend is. Er bestaan verscheidene boeken die een licht werpen op culturele opvattingen over opvoeding. In de literatuurlijst staan enkele genoemd.


Belangrijke adressen en telefoonnummers 

De schoolverpleegkundige kunt u bereiken via het telefoonnummer van GGD IJsselland: 038 4281428

De schoolmaatschappelijk werker kunt u bereiken via het telefoonnummer van Carinova: 0900-8662

Centrale Aanmelding (CA) kunt u bereiken: Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)/ Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJzO) 088 – 8567 800 (24 uur bereikbaar)

Het Steunpunt Huiselijk Geweld Deventer kunt u bereiken: 0900 – 126 26 26 E-mail: info@s-hg.nl

Voor alle vragen over onderwijs en leerlingen kunt u het loket van Sine Limite te Deventer bellen: 0570 – 638 577 E-mail: loket@ po-deventer.nl

Voor alle vragen over meisjesbesnijdenis kunt u de GGD bellen (zie telefoonnummer onder schoolverpleegkundige) of het Focal Point informatie en adviespunt bellen: 030- 234 9800 (maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 13.00 uur) E-mail: focalpointmeisjesbesnijdenis@pharos.nl

Voor alle vragen over jonge mantelzorgers kunt u het Steunpunt Mantelzorg Carinova bellen: 0900-8662 E-mail: steunpuntmantelzorg@ carinova.nl

Voor opvoed- en opgroeivragen kunt u e-mailen of bellen met het CJG Deventer: 088-003 00 66 E-mail: www.cjgdeventer.nl. Contact: vraag het de e-mail consulent.

Kinderen die willen praten over kindermishandeling of over andere onderwerpen, kunnen bellen met: Kindertelefoon 0800 – 0432 (gratis, elke dag van 14.00 tot 20.00 uur)

Alarmnummer is 112


Verantwoording Als basis voor het voorliggende protocol heeft met name het boek “Kindermishandeling: signaleren en handelen” door Adrie Wolzak gefungeerd. Hoofdstukken 2.3, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 en 8 zijn grotendeels gebaseerd op “Kindermishandeling: signaleren en handelen”. De definitie van kindermishandeling is afkomstig uit de meldcode van de artsenorganisatie KNMG. Hoofdstuk 2.4 is voor een deel afkomstig uit “Beyond Words”, van S.N. Brilleslijper-Kater en “Een lege plek in mijn geheugen”, van N. Drayer. Hoofdstukken 4 en 5 zijn geïnspireerd door de geraadpleegde literatuur en de gevoerde discussies in de werkgroep “Protocol ongewenst opvoedgedrag, kindermishandeling en seksueel misbruik”. Hoofdstuk 4.3 is ontleend uit “Kindermishandeling” van A.J. Koers. Hoofdstukken 6 en 7 zijn gebaseerd op informatie van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De signalen seksueel misbruik en bijlage 2 (gesprekken met ouders) zijn overgenomen uit “Kindermishandeling: signaleren en handelen” door Adrie Wolzak.


BIJLAGE 1 Signaallijsten

Signaallijst23 van kindermishandeling Deze lijst is een hulpmiddel om een vermoeden van kindermishandeling te onderbouwen, niet om kindermishandeling “te bewijzen”. Vrijwel alle genoemde signalen kunnen namelijk een andere oorzaak hebben. Hoe meer van de genoemde signalen het kind uitzendt, hoe groter de kans dat er sprake is van kindermishandeling. Maar er zijn ook kinderen waaraan niet of nauwelijks valt op te merken dat ze worden mishandeld. Nummer leerling:

________________________________________________

jongen/meisje

Naam van signaleerder _________________________________________________ Leeftijd/groep:

________________________________________________

Periode waarin signalen zijn waargenomen:________________________________

Kindsignalen Achterblijven in groei en ontwikkeling (lijkt of het kind niet groot wil worden) Slechte verzorging wat betreft kleding, hygiëne, voeding Vaak ziek; regelmatig buikpijn, hoofdpijn, misselijk, flauwvallen Niet zindelijk (zonder medische redenen); steeds terugkerende urineweginfecties Apathisch; toont geen gevoelens of pijn Eetstoornis; te dik Weinig spontaan, niet vrolijk, oogt niet gelukkig Teruggetrokken gedrag, in zichzelf gekeerd, leeft in een fantasiewereld Oververmoeid, lusteloosheid, slaperigheid overdag, geheugen- of concentratieproblemen Overmatige belangstelling voor seks; overmatige masturbatie Weinig geliefd bij andere kinderen; negatieve manier van contact zoeken met andere kinderen Agressief; vernielzuchtig Negatief zelfbeeld; weinig zelfvertrouwen; faalangst Extreem zenuwachtig; gespannen; angstig; boos Altijd heel vroeg op school zijn en na schooltijd op school(plein) blijven hangen Leerproblemen; plotselinge drastische terugval in schoolprestaties Veel aandacht vragen op een vreemde manier Vreemde verklaringen voor ongelukken Onverklaarbare blauwe plekken, schaafwonden kneuzingen, botbreuken Afwijkend gedrag in de buurt van de ouders

23

Volgens de Wet op Persoonsregistraties hebben ouders het recht op inzage en correctie in het dossier van hun kind. Daarom dienen gegevens in het dossier zorgvuldig en zo objectief mogelijk te worden beschreven. Persoonlijke werkaantekeningen zijn geen onderdeel van het dossier en niet ter inzage voor ouders. Het is daarom belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met deze werkaantekeningen. Zet deze niet op naam. Zodra het mogelijk is vernietigt u ze.


Oudersignalen Afspraken niet nakomen Onverschillig over het welzijn van het kind; weinig belangstelling voor het kind Veel klagen over het kind (in het bijzijn van het kind) Agressief of onverschillig over het kind praten IrreĂŤle verwachtingen hebben naar het kind; zet het kind onder druk om te presteren Troost het kind niet Houdt het kind vaak thuis van school Geeft aan het niet meer aan te kunnen Het kind wordt getreiterd, gekleineerd of uitgescholden Ouder(s) kennen geweldsverleden, psychiatrische problematiek, verslaving

Gezinssignalen Het gezin is geĂŻsoleerd en heeft weinig sociale contacten Het gezin kent veel stressvolle omstandigheden, zoals slechte huisvesting, financiĂŤle problemen en relatieproblemen De moeder ondervindt weinig steun van partner, familie of kennissen Het kind is vaak getuige van agressief gedrag in de gezinssituatie Het gezin kent snel wisselende woon/-verblijfplaats, partner(s), school, hulpverlening, huisartsen Er is geen vaste, veilige structuur thuis voor het kind Ouders accepteren geen aangeboden hulp of steun Communicatie problemen met het gezin Kind is vaak alleen thuis Er komen thuis geen andere kinderen spelen Lichamelijke straffen zijn gangbaar in het gezin Kind wordt onverwacht uitgeschreven zonder afscheid


Signaallijst24 seksueel misbruik Deze lijst is een hulpmiddel om een vermoeden van seksueel misbruik te onderbouwen, niet om seksueel misbruik “te bewijzen”. Vrijwel alle genoemde signalen kunnen namelijk een andere oorzaak hebben. Hoe meer van de genoemde signalen het kind uitzendt, hoe groter de kans dat er sprake is van seksueel misbruik. Maar er zijn ook kinderen waaraan niet of nauwelijks valt op te merken dat ze worden misbruikt. Nummer leerling:

________________________________________________

jongen/meisje

Naam van signaleerder ________________________________________________ Leeftijd/groep:

_______________________________________________

Periode waarin signalen zijn waargenomen:________________________________

Kindsignalen Lichamelijk welzijn Verwondingen aan geslachtsorganen Vaginale infecties en afscheiding Jeuk bij vagina of anus Pijn in bovenbenen Pijn bij lopen of zitten Problemen bij plassen Urineweginfecties Seksueel overdraagbare aandoeningen Gedrag van het kind Drukt benen tegen elkaar bij lopen of oppakken Afkeer van lichamelijk contact Maakt afwezige indruk bij lichamelijk onderzoek Extreem seksueel gekleurd gedrag en taalgebruik Gezinssignalen Gesloten gezin(sociaal geïsoleerd, vijandig tegenover de buitenwereld, geen echte vriendschapsrelaties) Overheersende vader Onderdanige, zwakke moeder Gebrek aan werkelijke betrokkenheid en genegenheid Kind draagt veel gezinsverantwoordelijkheid, krijgt veel volwassen taken Ongebruikelijke slaap- en bad/ douchesituaties Ouder gaat steeds naar andere artsen/ziekenhuizen ('shopping')

24

Volgens de Wet op Persoonsregistraties hebben ouders het recht op inzage en correctie in het dossier van hun kind. Daarom dienen gegevens in het dossier zorgvuldig en zo objectief mogelijk te worden beschreven. Persoonlijke werkaantekeningen zijn geen onderdeel van het dossier en niet ter inzage voor ouders. Het is daarom belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met deze werkaantekeningen. Zet deze niet op naam. Zodra het mogelijk is vernietigt u ze.


Signaallijst25 huiselijk geweld Deze lijst is een hulpmiddel om een vermoeden van huiselijk geweld te onderbouwen, niet om huiselijk geweld “te bewijzen”. Vrijwel alle genoemde signalen kunnen namelijk een andere oorzaak hebben. Hoe meer van de genoemde signalen het kind uitzendt, hoe groter de kans dat er sprake is van huiselijk geweld. Maar er zijn ook kinderen waaraan niet of nauwelijks valt op te merken dat ze opgroeien in een gezin waar sprake is van huiselijk geweld. Nummer leerling:

________________________________________________

jongen/meisje

Naam van signaleerder _______________________________________________ Leeftijd/groep:

_______________________________________________

Periode waarin signalen zijn waargenomen:_______________________________ Kindsignalen Agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige jongens slaan hun moeder of jongere broertjes/zusjes). Agressie naar medeleerlingen. leeftijdgenoten, wreedheid naar dieren Negatief zelfbeeld Passief en teruggetrokken gedrag, verlegen Angstig, depressief Gebrek aan energie voor schoolactiviteiten Sociaal isolement: praat weinig over thuis, neemt vriendjes niet mee naar huis Gebrek aan sociale vaardigheden Wit gezicht (slaap tekort) Lichamelijke klachten als hoofdpijn, buikpijn Slecht verzorgd eruit zien Vermageren of dikker worden Niet zindelijk zijn Achterblijven in ontwikkeling

Ouder/ gezinssignalen Ouder is zelf mishandeld of heeft psychiatrische- of verslavingsproblemen Ouder gaat steeds naar andere artsen/ziekenhuizen ('shopping') Het gezin kent veel stressvolle omstandigheden, zoals slechte huisvesting, financiële problemen en relatieproblemen Ouder komt afspraken niet na Ouder troost het kind niet bij huilen; klaagt veel over het kind Kind opeens van school halen Het gezin verhuist regelmatig of het kind verandert regelmatig van school Aangeven het bijna niet meer aan te kunnen Regelmatig wisselende samenstelling van het gezin Isolement van het gezin Veel ziekte in het gezin Er komen thuis geen andere kinderen spelen 25

Volgens de Wet op Persoonsregistraties hebben ouders het recht op inzage en correctie in het dossier van hun kind. Daarom dienen gegevens in het dossier zorgvuldig en zo objectief mogelijk te worden beschreven. Persoonlijke werkaantekeningen zijn geen onderdeel van het dossier en niet ter inzage voor ouders. Het is daarom belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met deze werkaantekeningen. Zet deze niet op naam. Zodra het mogelijk is vernietigt u ze.


Kind wordt onverwacht uitgeschreven zonder afscheid

Signaallijst26 (over)belasting door mantelzorg

Deze lijst is een hulpmiddel om een vermoeden van (over)belasting door mantelzorg te onderbouwen, niet om (over)belasting “te bewijzen”. Vrijwel alle genoemde signalen kunnen namelijk een andere oorzaak hebben. Hoe meer van de genoemde signalen het kind uitzendt, hoe groter de kans dat er sprake is van (over)belasting. Maar er zijn ook kinderen waaraan niet of nauwelijks valt op te merken dat ze worden (over)belast worden. Nummer leerling:

________________________________________________

jongen/meisje

Naam van signaleerder _________________________________________________ Leeftijd/groep:

_________________________________________________

Periode waarin signalen zijn waargenomen:________________________________

Kindsignalen Problemen op school, zoals concentratieproblemen, negatief gedrag, ruzies met andere kinderen, smoezen verzinnen, niet naar school willen, spijbelen Verstoring van sociale contacten of gebrek aan sociale contacten, bijvoorbeeld vriendjes of vriendinnetjes niet (meer) mee naar huis nemen Slaapproblemen, waaronder nachtmerries en slaapwandelen Eetproblemen, zoals teveel of te weinig eten Angstig zijn Lichamelijke klachten, zoals buikpijn, hoofdpijn en lusteloosheid Terugval in eerder ontwikkelingsstadium, zoals weer gaan duimzuigen of bedplassen Ouder/ gezinssignalen In het gezin is een ouder, broer/zus of ander nabij familielid met een chronische of ernstige ziekte, zoals reuma, cystic fibrosis, hart- en vaatziekte en kanker In het gezin is een ouder, broer/zus of ander nabij familielid met een lichamelijke handicap zoals dwarslaesie, blindheid en doofheid In het gezin is een ouder, broer/zus of ander nabij familielid met een verstandelijke beperking of handicap In het gezin is een ouder, broer/zus of ander nabij familielid met een psychiatrische problematiek zoals autisme, ADHD, depressie of schizofrenie In het gezin is een ouder, broer/zus of ander nabij familielid met een verslaving aan drugs, alcohol of gokken Het kind heeft veel huishoudelijke taken, zoals bodschappen doen, koken en schoonmaken Het kind zorgt voor jongere broertjes en zusjes, zoals oppassen, aankleden en eten geven Het kind heeft verzorgende taken voor het zieke of gehandicapte familielid, zoals helpen met eten of helpen met toiletgang, medicijnen toedienen en meegaan met een bezoek aan hulpverleners Het kind heeft emotionele verzorging van familieleden, zoals troosten, afleiden en andere “grote mensenzaken” zoals praten over problemen Het kind neemt de rol van de ouders over (parentificatie)

26

Volgens de Wet op Persoonsregistraties hebben ouders het recht op inzage en correctie in het dossier van hun kind. Daarom dienen gegevens in het dossier zorgvuldig en zo objectief mogelijk te worden beschreven. Persoonlijke werkaantekeningen zijn geen onderdeel van het dossier en niet ter inzage voor ouders. Het is daarom belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met deze werkaantekeningen. Zet deze niet op naam. Zodra het mogelijk is vernietigt u ze.


Signaallijst27 misbruik door pooierboys Deze lijst is een hulpmiddel om een vermoeden van misbruik door pooierboys te onderbouwen, niet om het “te bewijzen”. Vrijwel alle genoemde signalen kunnen namelijk een andere oorzaak hebben. Hoe meer van de genoemde signalen het kind uitzendt, hoe groter de kans dat er sprake is van misbruik door pooierboys. Maar er zijn ook kinderen waaraan niet of nauwelijks valt op te merken dat ze misbruikt worden. Nummer leerling:

________________________________________________

jongen/meisje

Naam van signaleerder ________________________________________________ Leeftijd/groep:

________________________________________________

Periode waarin signalen zijn waargenomen:_______________________________

Kindsignalen Plotselinge afwijkende normen en een plotselinge obsessie met seks Belangstelling voor bepaalde jongens, veel nieuwe contacten, gaat om met “ouderen” Extra sociaal wenselijk opstellen (om toch maar niet te veel op te vallen) Weinig of steeds minder binding met thuis Wisselt snel van emoties, is weinig flexibel Vermoeid, vermagerd Verandering qua kleding, make-up; vaak heel verzorgd en erg uitdagend uiterlijk Psychosomatische klachten (schreeuw om aandacht) Zelfverwonding (verbergen of er mee te koop lopen) Makkelijk beïnvloedbaar Depressief Veel geld of dure spullen Overdreven vrolijk; overdreven verhalen vertellen Terugtrekken, plotselinge huilbuien, woede-uitbarstingen

Ouder/ gezinssignalen Probleemgezin met een hulpverleningsachtergrond Gezin waar streng of overbeschermend wordt opgevoed Licht verstandelijk beperkt meisje uit een probleemgezin

27

Volgens de Wet op Persoonsregistraties hebben ouders het recht op inzage en correctie in het dossier van hun kind. Daarom dienen gegevens in het dossier zorgvuldig en zo objectief mogelijk te worden beschreven. Persoonlijke werkaantekeningen zijn geen onderdeel van het dossier en niet ter inzage voor ouders. Het is daarom belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met deze werkaantekeningen. Zet deze niet op naam. Zodra het mogelijk is vernietigt u ze.


Signaallijst28 meisjesbesnijdenis Deze lijst is een hulpmiddel om een vermoeden van meisjesbesnijdenis te onderbouwen, niet om het “te bewijzen”. Vrijwel alle genoemde signalen kunnen namelijk een andere oorzaak hebben. Hoe meer van de genoemde signalen het kind uitzendt, hoe groter de kans dat er sprake is van meisjesbesnijdenis. Maar er zijn ook kinderen waaraan niet of nauwelijks valt op te merken dat ze (recent) besneden zijn of een besnijdenis aanstaande is. Nummer leerling:

________________________________________________

jongen/meisje

Naam van signaleerder ________________________________________________ Leeftijd/groep:

________________________________________________

Periode waarin signalen zijn waargenomen:________________________________ Kindsignalen Plotselinge afwijkende normen en een plotselinge obsessie met seks Belangstelling voor bepaalde jongens, veel nieuwe contacten, gaat om met “ouderen” Extra sociaal wenselijk opstellen (om toch maar niet te veel op te vallen) Weinig of steeds minder binding met thuis Wisselt snel van emoties, is weinig flexibel Vermoeid, vermagerd Verandering qua kleding, make-up; vaak heel verzorgd en erg uitdagend uiterlijk Psycho-somatische klachten (schreeuw om aandacht) Zelfverwonding (verbergen of er mee te koop lopen) Makkelijk beïnvloedbaar Depressief Veel geld of dure spullen Overdreven vrolijk; overdreven verhalen vertellen Terugtrekken, plotselinge huilbuien, woede-uitbarstingen

Ouder/ gezinssignalen Probleemgezin met een hulpverleningsachtergrond Gezin waar streng of overbeschermend wordt opgevoed Licht verstandelijk beperkt meisje uit een probleemgezin

28

Volgens de Wet op Persoonsregistraties hebben ouders het recht op inzage en correctie in het dossier van hun kind. Daarom dienen gegevens in het dossier zorgvuldig en zo objectief mogelijk te worden beschreven. Persoonlijke werkaantekeningen zijn geen onderdeel van het dossier en niet ter inzage voor ouders. Het is daarom belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met deze werkaantekeningen. Zet deze niet op naam. Zodra het mogelijk is vernietigt u ze.


Bijlage 2 Uitwerking29 van de signaallijst: Met voorbeelden van kindsignalen, oudersignalen en gezinssignalen Nummer leerling:

________________________________________________

jongen/meisje

Naam van signaleerder ________________________________________________ Leeftijd/groep:

________________________________________________

Periode waarin signalen zijn waargenomen:________________________________ Kindsignalen

Voorbeelden

Oudersignalen

Voorbeelden

Gezinssignalen

Voorbeelden

29

Volgens de Wet op Persoonsregistraties hebben ouders het recht op inzage en correctie in het dossier van hun kind. Daarom dienen gegevens in het dossier zorgvuldig en zo objectief mogelijk te worden beschreven. Persoonlijke werkaantekeningen zijn geen onderdeel van het dossier en niet ter inzage voor ouders. Het is daarom belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met deze werkaantekeningen. Zet deze niet op naam. Zodra het mogelijk is vernietigt u ze.


Bijlage 3 Lijst30

van observatiepunten.

VRAGEN OVER ‘OPVALLEND GEDRAG VAN EEN LEERLING’ Nummer leerling:

________________________________________________

jongen/meisje

Naam van signaleerder _______________________________________________ Leeftijd/groep:

_______________________________________________

Periode waarin signalen zijn waargenomen:________________________________

1. Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag?

2. Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd?

3. Het opvallende gedrag bestaat uit…..?

4. Hoe is de verhouding tot de medeleerlingen?

5. Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind, zoals kleding en dergelijke?

6. Hoe is de verhouding tot vrouwelijke/mannelijke leerkrachten?

7. Hoe is het contact tussen de school en de ouders?

8. Zijn er bijzonderheden over het gezin te melden? Indien mogelijk ook de bron vermelden.

9. Wat is er bij u bekend over eventuele broertjes en zusjes?

10. Zijn er opvallende veranderingen in de schoolresultaten?

30

Volgens de Wet op Persoonsregistraties hebben ouders het recht op inzage en correctie in het dossier van hun kind. Daarom dienen gegevens in het dossier zorgvuldig en zo objectief mogelijk te worden beschreven. Persoonlijke werkaantekeningen zijn geen onderdeel van het dossier en niet ter inzage voor ouders. Het is daarom belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met deze werkaantekeningen. Zet deze niet op naam. Zodra het mogelijk is vernietigt u ze.


Bijlage 4 Gesprekken met ouders en kind Hoe benader je een kind dat mishandeld wordt door zijn ouders en tegelijkertijd zijn ouders niet wil afvallen? Minstens zo lastig is het om als beroepskracht de zorgen over het kind aan de ouders voor te leggen. In deze bijlage komt aan de orde hoe een beroepskracht contact kan leggen met het kind en de ouders, en hoe hij de problemen bespreekbaar kan maken. Gesprek met het kind Contact met het kind. - Gevoelens van het kind. Een kind dat aan een volwassene vertelt dat hij thuis mishandeld wordt, moet heel wat overwinnen. Kinderen zijn loyaal aan de ouders. Het kind is er misschien niet zeker van dat er een probleem is. Hij weet niet goed wat “normaal” is. Of hij schaamt zich over de situatie. Daarnaast speelt er de angst voor de gevolgen, voor straf van de ouders. Of voor uithuisplaatsing. Misschien gaan zijn ouders wel scheiden, of moet vader naar de gevangenis. Een kind kan de gevolgen niet overzien. Eigenlijk hoopt hij dat het allemaal vanzelf goed komt. In veel gevallen zal het kind dus met tegenstrijdige gevoelens in zo’n gesprek zitten. - Doelen van een gesprek Als u zich bewust bent van deze gevoelens van het kind, wordt het gemakkelijker om het doel van het gesprek te bepalen. Mogelijke doelen zijn: - het kind steunen; - helder krijgen wat er aan de hand is; - helder krijgen hoe het kind de problemen beleeft; - het kind duidelijk maken dat hulp van anderen nodig is om de problemen thuis op te lossen; - vertrouwen winnen voor verder contact. Het gaat er dus niet om het kind duidelijk te maken dat het mishandeld wordt, of om meteen harde bewijzen te zoeken voor mishandeling. Een onthulling forceren kan het kind schade berokkenen. Aandachtspunten voor een gesprek met het kind Voorbereiding Als een kind uit zichzelf begint over de problemen thuis, valt er weinig voor te bereiden aan zo’n gesprek. Hierna volgende aandachtspunten voor het voeren van een gesprek zijn vooral bedoeld voor geplande gesprekken, maar kunnen ook als leidraad dienen voor onverwachte gesprekken. In beide situaties gaat het om uw houding en de reactie. Want het allerbelangrijkste is dat een kind dat eenmaal de stap heeft genomen om steun te zoeken en iets te vertellen, niet weer in zijn schulp kruipt. Bepaal eerst het doel van het gesprek. Stel daarbij niet te veel doelen tegelijk. Als u het vertrouwen van het kind kunt winnen voor verder contact, is er al veel bereikt. Algemene aandachtspunten - zoek een rustige plek op en neem de tijd voor het gesprek; - Zorg voor een veilige sfeer. Stel het kind op zijn gemak. Bedenk dat langdurig oogcontact bedreigend kan zijn. Datzelfde geldt voor lichamelijk contact. Raak het kind dus niet onnodig aan. - Geloof het kind. Neem zijn signalen serieus. Er is hoe dan ook iets aan de hand. - Luister naar het kind en volg het tempo van het kind. Forceer niets. Kom ook niet direct met oplossingen. Respecteer het kind als hij iets (nog) niet wil vertellen. Gebruik de woorden van het kind als u iets wilt vragen of samenvatten. - Reageer rustig op wat het kind vertelt. Door een heftige reactie kan het kind weer dichtklappen. Veroordeel de ouders niet. Een kind heeft geen vertrouwen in iemand die zijn ouders afvalt. Vertel dat de ouders misschien zelf problemen hebben. En dat het niet de schuld is van het kind. Vertel ook dat het kind niet de enige is die zoiets overkomt. Spreek tijdens het gesprek waardering uit voor zijn moedige stap.


Geheimhouding Veel kinderen willen in eerste instantie alleen iets vertellen als het niet verder wordt verteld. Beloof echter nooit totale geheimhouding aan een kind. Leg dit uit. Actief luisteren en vragen stellen Door actief te luisteren kunt u veel informatie krijgen, en laat u tegelijkertijd zien dat u het kind serieus neemt. Actief luisteren betekent luisteren naar zowel verbale als non-verbale boodschappen. Het betekent ook “tussen de regels door” luisteren naar wat het kind eigenlijk wil zeggen. Stiltes en aarzelingen kunnen veel informatie geven. Probeer de gevoelens van kind af en toe samen te vatten in de woorden van het kind. Zo gaat u na of u het kind begrepen hebt. Stel vragen die het kind stimuleren om meer te vertellen. Een paar tips: - Stel open vragen. Deze beginnen vaak met “hoe” en “kun je”. Bijvoorbeeld: “Hoe voelde je je toen?” of “Kun je daar iets meer over vertellen?”. Vermijd vragen die alleen met ja of nee te beantwoorden zijn, zoals: “Voelde je je toen verdrietig?” en “Deed het pijn?” - Stel korte vragen. - Stel niet te veel vragen achter elkaar. Het gesprek lijkt dan te veel op een verhoor. - Stel geen waarom-vragen. Vooral jonge kinderen zijn niet in staat om aan te geven waarom er iets mis is. - Vermijd suggestieve vragen. Laat het kind zelf benoemen wat er is gebeurd en leg hem geen antwoorden in de mond. - Dring niet aan als het kind vragen ontwijkt. Het gesprek afsluiten. Het is belangrijk dat het kind na het gesprek het gevoel heeft dat het goed is geweest dat hij over zijn problemen thuis heeft gepraat. Stel het kind daarom gerust, en uit waardering voor het feit dat hij u vertrouwen heeft genomen. Het kind zal zich afvragen wat er na dit gesprek gebeurt. Leg daarom uit wat u gaat doen, en vertel nogmaals dat u niets zult doen zonder dit met het kind te bespreken. Laat merken dat het kind bij u terecht kan. Spreek een volgend gesprek af, en maak duidelijk wanneer en waar u bereikbaar bent. Het gesprek kan heel wat losgemaakt hebben. Het kind kan er behoefte aan hebben op korte termijn nog een keer met u te praten. Na het gesprek Blijf het kind steunen, ook al is er nog geen aanleiding iets te ondernemen. Blijf toegankelijk voor contact, maar dring dit niet op. Gesprek met de ouders Contact met de ouders Gevoelens van de ouders De meeste ouders zijn van goede wil maar door omstandigheden kunnen ze de opvoeding van hun kinderen niet aan. Of door een gebrek aan pedagogisch inzicht realiseren ze zich niet wat ze hun kind aandoen. Ouders die hun kind mishandelen hebben soms weinig gevoel van eigenwaarde en zijn overgevoelig voor kritiek. Ze weten vaak al dat ze falen in de opvoeding, en als iemand ze dat nog eens komt vertellen, is dat zeer confronterend. Ze voelen zich dan mislukt en afgewezen. Veel ouders zullen bemoeienis van buitenaf als bedreigend ervaren. Ze zijn bang voor de gevolgen. Wat gaat er gebeuren als alle problemen bekend worden? Staat straks opeens de kinderbescherming op de stoep om hun kind uit huis te plaatsen? Al deze onzekerheden kunnen een defensieve of agressieve reactie van ouders teweegbrengen. Sommige ouders hebben het gevoel dat er toch niets aan hun problemen te doen is. Andere ouders zullen het probleem niet willen zien. Ouders zijn het onderling niet altijd eens. Maar meestal staan de ouders open voor een verandering, is het voor hen een opluchting dat er iemand bezorgd is over hun kind. Het is belangrijk om bij de voorbereiding van het gesprek en het vaststellen van het doel van het gesprek, rekening te houden met bovengenoemde gedachten en gevoelens van ouders. Als u de ouders goed kent, kunt u misschien al een inschatting maken van hun reactie.


Doelen van het gesprek Het gesprek met de ouders is bedoeld om de situatie van het kind zo goed mogelijk in beeld te krijgen. Het is niet de bedoeling dat u de ouders vertelt dat er sprake is van een vermoeden van seksueel geweld of mishandeling. U hoeft ook niet aan te tonen dat de ouders het kind mishandelen en mogelijk is dat niet eens het geval. Mogelijke doelen voor een gesprek zijn: - uw zorgen over het kind met de ouders delen (zoeken naar een gemeenschappelijk belang); - ouders het probleem laten onderkennen (niet: schuld bekennen); - meer inzicht krijgen in de gezinssituatie; - vertrouwen winnen van de ouders; - ouders motiveren om hulp te zoeken; - contact onderhouden met het gezin; - een afspraak maken voor een volgend gesprek. Aandachtspunten voor het gesprek met de ouders Voorbereiding Wie gaat het gesprek houden? Soms is het goed om iemand met een specifieke status het gesprek te laten voeren. Soms is juist informeel contact beter. Bedenk ook of het beter is om met z’n tweeën het gesprek aan te gaan. Een ander punt van overweging is de plaats van het gesprek. Gaat u naar de ouders toe, zodat zij zich op veilig terrein voelen? Of laat u ze op school komen? Belangrijk is in elk geval dat u niet gestoord wordt tijdens het gesprek. Houd rekening mee dat het gesprek niet veel langer moet duren dan een uur. Kies daarom een haalbaar doel. Niet alles hoeft in één gesprek aan de orde te komen. Leidraad voor het gesprek - Stel de ouders op hun gemak en kom vervolgens snel ter zake. Vertel kort over het doel van het gesprek. - Vertel de ouders wat u is opgevallen aan het kind. Vertel alleen wat u concreet hebt waargenomen, en niet uw interpretatie daarvan. Vermijd het gebruik van de woorden kindermishandeling en incest. Dat zijn beladen termen. - Vraag de ouders of zij dat wat u is opgevallen, ook hebben opgemerkt. - Zeg dat u zich zorgen maakt over het kind. - Vraag aan de ouders of zij uw zorgen delen. - Vraag aan de ouders of ze een verklaring hebben voor het gedrag van het kind. Aandachtspunten De onderstaande aandachtspunten kunnen houvast geven in het gesprek met de ouders. - Stel u niet op als deskundige of autoriteit. Gebruik geen vaktaal en psychologiseer niet. En respecteer de ervaringsdeskundigheid van de ouders. - Val de ouders niet in de rede, en reageer niet geërgerd. - Vertel niet alleen negatieve dingen over het kind. Elke ouder vindt het prettig als iemand zijn kind leuk vindt. - Veroordeel of beschuldig niet en toon begrip voor de ouders. Zwak het probleem echter niet af door vage bewoordingen of door bij voorbaat verzachtende omstandigheden aan te voeren. - Neem tijd voor de weerstand van de ouders. Als de ouders al hun frustraties eruit gooien, probeer dan te luisteren en ga niet argumenteren. Door actief te luisteren, begrip te tonen, en ordening aan te brengen, kunt u het vertrouwen van de ouders winnen. - Het gaat uiteindelijk om het kind. Luisteren naar de problemen van de ouders is goed, maar het gesprek moet uiteindelijk terugkomen op het kind. - Spreek de ouders aan op hun verantwoordelijkheid. Betrek ze bij het vinden van oplossingen. Geef ze de ruimte voor hun eigen ideeën en neem ze daarin serieus, ook al bent u het niet met ze eens. - Maak duidelijk wat u zelf kunt doen en welke hulp anderen kunnen bieden. - Houd u aan de afspraken die u met het kind hebt gemaakt. Vertel geen dingen waarvan het kind niet wil dat u ze aan de ouders vertelt.


Actief luisteren en vragen stellen Net als bij het gesprek met het kind is het belangrijk om actief te luisteren. Dat betekent onder meer luisteren tussen de regels door, kijken naar non-verbale boodschappen en regelmatig een samenvatting geven. Wees niet bang om af en toe een stilte te laten vallen. Door open vragen te stellen, kunt u de ouders in hun eigen woorden laten vertellen hoe zij over de situatie denken. Vraag ze hoe zij over het gedrag van het kind denken. Probeer door te vragen, bijvoorbeeld: “Wat bedoelt u precies?” of “Kunt u een voorbeeld geven?” Het gesprek afsluiten Neem de tijd om af te ronden. Vat het gesprek samen en bespreek het vervolg. Het is belangrijk om de ouders te laten merken dat het voor u geen vrijblijvend gesprek is, en dat u goed in de gaten zult houden hoe het met het kind gaat. Noteer na het gesprek uw indrukken in objectieve termen en afspraken die zijn gemaakt.


Bijlage 5 Routekaart RAAK IJsselland Aangepast aan Deventer situatie

Kleine observaties voorleggen aan kind en/of ouder

Stap 1:

Stap 1 t/m 5: Op elk moment kan het AMK van Bureau Jeugdzorg gebeld worden voor vragen of het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) om een advies of consult

Signalering: vermoeden kindermishandeling of huiselijk geweld waar kinderen bij betrokken zijn.

Afdoende verklaring

Zorgen blijven bestaan Ernst en spoed

Concrete feiten en signalen van kindermishandeling/ huiselijk geweld verzamelen

Stap 2: consultatie en advies Waarnemingen voorleggen aan de intern begeleider en/of SchoolZAT

Ernstig

Niet ernstig

Gesprek met de ouders en/of kind

Afdoende verklaring

Stap 3: gesprek met ouders

Stap 4 en 5: afweging en beslissen

Na bespreking in SchoolZAT in gesprek met de ouders.

Zorgen blijven bestaan dat het ernstig is en/of gesprek met ouders is niet mogelijk, ouders staan niet open voor hulp

Ouders erkennen ‘niet-ernstige’ problematiek, staan open voor hulp

Passende hulp organiseren via SchoolZAT

Ouders inlichten over de op handen zijnde melding. Inspannen om toestemming te krijgen

Melding bij het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) wanneer het kinderen betreft die getuige zijn huiselijk geweld. Bij andere vormen van kindermishandeling melding bij het AMK wanneer er sprake is van kindermishandeling

Hulp wordt op gang gebracht

Zorgen blijven bestaan Afspraken maken met het AMK of het Steunpunt Huiselijk Geweld HG)koppeling.

Het SchoolZAT volgt de effecten. Sluit daarna af


Route na melding kindermishandeling

Melding bij het AMK

Melding bij AMK (Centrale Aanmelding van BJZ)

Onderzoek door het AMK

24 uurs crisisinterventie

Conclusie: is er sprake van kindermishandeling? Nee

Ja

AMK koppelt conclusie terug aan de melder.

AMK organiseert de noodzakelijke hulp.

De melder is verantwoordelijk voor het volgen van het kind en/of ouders.

AMK koppelt conclusie en acties terug aan melder. Bij een AMK onderzoek wordt de JGZ, de huisartsen en de school van het kind standaard geĂŻnformeerd.

Indicatie traject


Route na melding huiselijk geweld Melding komt binnen bij AMK (Centrale Aanmelding BJZ) Melding komt binnen bij het AMK

Conclusie: is er sprake van Huiselijk geweld of kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld?

Nee

AMK/ BJZ koppelt conclusie terug aan melder en sluit casus

Ja

Het AMK: organiseert hulp voor de volwassen leden van het gezinssysteem; doet een melding bij de Centrale Aanmeldpunt van BJZ; licht lokale procesmanager in; zorgt voor een overdracht van de gezinscasus naar de lokale zorg (SchoolZAT).

AMK/koppelt SHG BJZ koppelt conclusie conclusie en acties en terug acties aan melder terug aan melder en sluit encasus sluit casus


Bijlage 6 Geraadpleegde literatuur en artikelen Baartman, H.E.M. Opvoeden kan zeer doen. SWP, 1996 Baeten,P & Willems, J. De maat van kindermishandeling Richtlijnen voor het handelen van beroepskrachten 2004 Brilleslijper-Kater, S.N. Beyond words Proefschrift Vrije Universiteit, Amsterdam 2004. Draijer, N. Een lege plek in mijn geheugen. 1988 Koers, A.J. Kindermishandeling. 1981 Ministerie voor Jeugd en Gezin Actieplan Aanpak Kindermishandeling. Kinderen Veilig Thuis. 2007 Wolzak, A. Kindermishandeling, signaleren en handelen. Basisinformatie voor mensen die werken met kinderen Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn/ NIZW 2003 Tielen, van Laar, de Vries Kinderen die zorgen. Infoblad voor beroepskrachten in onderwijs, zorg en welzijn.

Achtergrondinformatie over culturele verschillen Er bestaan verscheidene boeken die een licht werpen op culturele opvattingen over opvoeding. Er is een beperkt aantal boeken over kindermishandeling in allochtone gezinnen verschenen. Bilo, R. Vroege signalering van kindermishandeling, 1989 Bouwmeester, M. Opvoeding in Somalische vluchtelingengezinnen in Nederland, Van Gorcum, 1998 Herman, J.L. Trauma en herstel. De gevolgen van geweldvan mishandeling thuis tot politiek en geweld, 1993. Nijsten,C. Opvoeding in Turkse gezinnen in Nederland, Van Gorcum, 1998


Pels, T. Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland, Van Gorcum, 1999 Prakken,J. en J. van der Swan. Een rasp in de zon. Moeder tussen twee culturen, NIZW, 2000 Zandijk- van Harten,T en L. Haarsma. Grenzen voorbij. Kindermishandeling in allochtone gezinnen, Amsterdam: VU, 1996

Kinder- en jeugdliteratuur Kinder- en jeugdboeken over kindermishandeling kunnen van pas komen als een mishandeld kind daarover wil lezen. Ze zijn ook geschikt om op school aandacht aan het onderwerp te besteden. Onderstaand een greep uit het aanbod. Delfos, M. Blijf van me af! Over seksueel misbruik bij meisjes, 1996a. Van 6 tot 12 jaar. Delfos, M. Blijf van me af! Over seksueel misbruik bij jongens, 1996b. Van 6 tot 12 jaar. Delfos, M. Sanne, 1997. Van 6 tot 12 jaar. Elias, B. De meester is een schat. Vanaf 8 jaar. Grootel, L. van Nina regenboog. Vanaf 12 jaar. Meier,K en A. Bley Knuffel heeft zorgen. Vanaf 4 jaar. Slee, C. Razend. Vanaf 13 jaar. Vries, A. de Blauwe plekken. Vanaf 12 jaar. Wigersma, T. Acht dagen met Engel. Vanaf 10 jaar.


Internetadressen Nederlands Jeugd Instituut/ NJI Jeugd/Expertisecentrum Kindermishandeling Geeft informatie over de achtergronden en aanpak van kindermishandeling. www.kindermishandeling.nl (voor kinderen) www.kindermishandeling.nl (voor volwassenen) Reflectie- en Actiegroep Aanpak kindermishandeling (RAAK) Doel: vraagt aandacht van politie, publiek en het veld voor een nieuwe stimulans van de aanpak van kindermishandeling www. stopkindermishandeling.nl DCI is een internationale organisatie die wereldwijd de rechten van het kind bevordert en beschermt. www.defenceforchildren.nl De Raad voor de Kinderbescherming maakt deel uit van het Ministerie van Justitie en komt op voor kinderen die het moeilijk hebben. De site geeft informatie over de drie kerntaken van de Raad: bescherming, scheiding/omgang en strafzaken. www. kinderbescherming.nl Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is de centrale instantie voor het vragen van advies over of het melden van kindermishandeling. www.amk-nederland.nl En: www. steunpuntmantelzorg@carinova.nl www.steunpunthuiselijkgeweld.nl www. huiselijkgeweldenberoepsgeheim.nl www. justitie.nl/helpdeskprivacy www. kindermishandeling.info www. kinderrechten.nl www. nederlandsjeugdinstituut.nl www. opvoedingsondersteuning.info www. kinderbescherming.nl www. meisjesbesnijdenis.nl www.jongzorgen.nl www.brusjes.nl www.drankjewel.nl www. cjgdeventer.nl


Hoofdstuk 3 School en medische zaken


Inhoudsopgave Inleiding

Pagina

3

Hoofdstuk 1

Het kind wordt ziek op school

3

Hoofdstuk 2

Het verstrekken van medicijnen op verzoek

4

Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3

Soorten medische handelingen Handelingen waarvoor de wet BIG niet geldt Handelingen waarvoor de wet BIG geldt Wettelijke regels en aansprakelijkheid

6 6 7

Bijlage 1

Het kind wordt ziek op school

8

Bijlage 2

Verzoekformulier tot het verstrekken van medicijnen

10

Bijlage 3

Hoe te handelen bij een calamiteit

12

Bijlage 4

Verklaring van ouders welke personen –door de ouders geregeld- op school medische handelingen bij hun kind mogen verrichten

13

Protocol Aids en HIV-virus

15

Bijlage 5


Inleiding Leraren worden op school regelmatig geconfronteerd met leerlingen die klagen over pijn die meestal met eenvoudige middelen te verhelpen is zoals hoofdpijn, buikpijn, oorpijn of pijn ten gevolge van een insectenbeet. Ook krijgt de directie steeds vaker het verzoek van ouders om hun kinderen de door een arts voorgeschreven medicijnen toe te dienen. Een enkele keer wordt werkelijk medisch handelen van leraren gevraagd zoals het geven van sondevoeding, het toedienen van een zetpil of het geven van een injectie. De directie aanvaardt met het verrichten van dergelijke handelingen een aantal verantwoordelijkheden. Leraren en directie begeven zich dan op een terrein waarvoor zij niet gekwalificeerd zijn. Wanneer er fouten worden gemaakt, kunnen zij aansprakelijk gesteld worden. Daarom wordt in voorliggend protocol beschreven dat medische handelingen niet door professionals van een basisschool worden verricht. Een nadere onderbouwing hiervan en wat de school in voorkomende gevallen wĂŠl biedt, wordt in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 1 wordt aandacht besteed aan de situatie wanneer een kind ziek wordt op school. In hoofdstuk 2 wordt beschreven hoe de school handelt als ouders vragen om medicijnen te verstrekken.

Hoofdstuk 1 Het kind wordt ziek op school Regelmatig komt een kind ’s morgens gezond op school en krijgt het tijdens de schooluren last van hoofd- buik- of oorpijn. Ook kan het bijvoorbeeld door een insect geprikt worden. Een leraar verstrekt dan vaak - zonder toestemming of medeweten van ouders - een paracetamol of wrijft een zalfje op de plaats van een insectenbeet. In zijn algemeenheid is een leraar niet deskundig om een juiste diagnose te stellen. De grootst mogelijke terughoudendheid is hier dan ook geboden. Uitgangspunt moet zijn dat een kind dat ziek is, naar huis moet. Wanneer moeten ouders worden gewaarschuwd? Als een kind ziek is of in acute gevallen niet meer met de les kan meedoen, neemt de school altijd contact op met de ouders om te overleggen wat er moet gebeuren (is er iemand thuis om het kind op te vangen, wordt het kind gehaald of moet het gebracht worden, moet het naar de huisarts, etc.?). Ook wanneer een leraar inschat dat het kind bij een eenvoudig middel gebaat is, dan moet altijd eerst contact hierover zijn met de ouders waarin toestemming gevraagd aan de ouders om een bepaald middel te verstrekken, tenzij de ouders van te voren het toestemmingsformulier hebben ingevuld en ondertekend (zie bijlage 1) Wanneer de ouders en andere, door de ouders aangewezen vertegenwoordigers, niet te bereiken zijn, blijft het kind op school. Wanneer wordt een huisarts gebeld? Bij twijfel heeft de leraar collegiaal overleg met de BHV-er van de school. Samen kan dan besloten worden de ouders te bellen. In principe zijn bij ziekte van een kind de ouders degenen die bepalen wat er moet gebeuren. Zij nemen de beslissing om al dan niet een arts te raadplegen.


Als er acuut gevaar dreigt, schakelt de school direct een arts in of belt het alarmnummer 112 als:     

een kind het plotseling benauwd krijgt een kind bewusteloos raakt of niet meer op aanspreken reageert een kind plotselinge hoge koorts krijgt een kind plotseling ernstig ziek lijkt er een ernstig ongeval plaats gevonden heeft

Er zijn ook gevallen die minder duidelijk lijken te zijn dan de bovengenoemde opsomming. Raadpleeg echter bij twijfel altijd een arts. Zo kan bijvoorbeeld een ogenschijnlijk eenvoudige hoofdpijn een uiting zijn van een veel ernstiger ziektebeeld. Het blijft zaak het kind voortdurend te observeren. Iedere situatie is anders zodat niet uitputtend alle signalen kunnen worden benoemd die zich kunnen voordoen. Wanneer het volgende waargenomen wordt, dienen altijd de ouders gebeld te worden en als ze niet te bereiken zijn, belt de school de (huis)arts:     

Toename van pijn Hevige misselijkheid en/of braken Verandering van houding (bijvoorbeeld inkrimpen) Verandering van de huid (bijvoorbeeld erg bleke of hoogrode kleur) Verandering van gedrag (bijvoorbeeld onrust, afnemen van alertheid)

De school handelt strikt naar het advies van de arts. -

Toestemmingsformulier voor “het kind wordt ziek op school” Richtlijnen “hoe te handelen bij een calamiteit “

zie bijlage 1 zie bijlage 3

Hoofdstuk 2 Het verstrekken van medicijnen op verzoek Kinderen krijgen soms medicijnen of andere middelen voorgeschreven die zij een aantal malen per dag moeten gebruiken, dus ook tijdens schooluren. Te denken valt bijvoorbeeld aan pufjes voor astma, antibiotica of medicijnen bij toevallen of gedragsstoornissen. Ouders vragen dan aan de school om deze middelen verstrekken. Overleg altijd eerst met de ouders of er een mogelijkheid is om het ritme van het verstrekken van medicijnen zodanig te regelen, dat er geen medicijnen op school gegeven hoeven te worden. Als dit niet anders geregeld kan worden, leg de afspraken schriftelijk vast. Een voorbeeld verzoekformulier “Verstrekken van medicijnen” is als bijlage 2 toegevoegd. Door het vastleggen van afspraken weten ouders wat zij van de school kunnen verwachten en weet de school op haar beurt wat zij zal doen en waar zij verantwoordelijk voor is. Het verzoekformulier wordt in ParnasSys opgenomen bij het dossier van de leerling. Een kopie hiervan wordt in de groepsmap bewaard, zodat een invaller op de hoogte is van de afspraken. Ouders zijn verantwoordelijk voor het op de hoogte stellen van medewerkers van de Tussenschoolse Opvang31. Enkele praktische adviezen:  Neem de geneesmiddelen alleen in ontvangst wanneer ze in de originele verpakking zitten en uitgeschreven zijn op naam van het kind.  Een nieuw geneesmiddel of aanpassing van medicatie wordt zo mogelijk eerst thuis toegepast, zodat het effect van het gebruik door de ouders geobserveerd kan worden. Dit kan in het weekend of tijdens een vakantie.

31

Dit betreft medewerkers van een organisatie anders dan de school.


Indien dit van toepassing is zorgen de ouders dat het verzoekformulier “Verstrekken van medicijnen” wordt aangepast en de aangepaste versie wordt ingeleverd op school. De school (of het schoolbestuur) heeft tegen een eventueel verkeerd toedienen van medicatie, een verzekering afgesloten.

Mocht de situatie zich voordoen dat een kind niet goed op een medicijn reageert of dat er onverhoopt toch een fout gemaakt wordt bij de toediening van een medicijn, bel dan direct met een arts. Bel bij een ernstige situatie direct het alarmnummer 112. Zorg in alle gevallen dat duidelijk alle relevante gegevens bij de hand is, zoals: naam, geboortedatum, adres, telefoonnummer, huisarts en /of specialist van het kind, het medicijn dat is toegediend, welke reacties het kind vertoont en eventueel welke fout is gemaakt. -

Verzoekformulier “Verstrekken van medicijnen op verzoek” Richtlijnen “Hoe te handelen bij een calamiteit”

zie bijlage 2 zie bijlage 3

Het opbergen van medicijnen op school Het bewaren van medicijnen op school moet tot een minimum worden beperkt. De medicijnen dienen in een afgesloten kast (koelkast indien dit nodig is) te worden bewaard. De voorkeur heeft een medicijnkastje die afgesloten kan worden en buiten bereik van kinderen is opgehangen. Waarschuwing: bewaar medicijnen niet in het bureau van de leerkracht. De bureaula gaat te vaak open en het gevaar kan bestaan dat leerlingen de medicijnen kunnen meenemen of verkeerde medicijnen pakken.

Hoofdstuk 3

Medische handelingen

Voor een langdurig ziek kind of een kind met een bepaalde handicap zorgt de school dat het kind zoveel mogelijk naar school gaat. Het kind heeft contact met leeftijdsgenootjes, neemt deel aan het normale leven van een schoolkind en wordt daardoor niet de hele dag herinnerd aan zijn handicap of ziek zijn. Voor medische handelingen heeft de wetgever een aparte regeling gemaakt. De wet “Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg” (Wet BIG) regelt wie wat mag doen in de gezondheidszorg. Hieronder wordt uitleg hierover gegeven.

Hoofdstuk 3.1 Handelingen waarvoor de wet BIG niet geldt. Het geven van medicijnen, bijvoorbeeld een ‘paracetamolletje’ of het behandelen van een insectenbeet met bijvoorbeeld azaron zijn handelingen waarvoor de wet BIG niet geldt. Het hoe en wat van deze handelingen zijn in hoofdstuk 4 beschreven. Bijlage 2 is hierbij van toepassing. Een uitzondering wordt gemaakt voor het toedienen van een zetpil. Het toedienen van een zetpil door een leraar overschrijdt de professionele relatie tussen leraar en leerling. Voor beiden kan een dusdanig ongemakkelijke situatie ontstaan die voorkomen dient te worden. In een dergelijk geval regelen de ouders dat de zetpil door hen of een vervanger wordt toegediend. De school biedt een ruimte waar dit plaats kan vinden.

Hoofdstuk 3.2 Handelingen waarvoor de wet BIG wel geldt Het kan voorkomen dat ouders aan de school vragen handelingen te verrichten die vallen onder medisch handelen. Te denken valt daarbij aan het geven van sondevoeding, het meten van de bloedsuikerspiegel bij suikerpatiënten door middel van een vingerprikje of het geven van een injectie. Medische handelingen die onder de wet BIG vallen, worden niet door leraren of andere professionals van de school verricht.


Medische handelingen die onder de wet BIG vallen, worden door ouders zelf op school verricht. Ook is het mogelijkheid dat ouders regelen dat bijvoorbeeld een familielid of medewerkers van de thuiszorg de medische handelingen op school verrichten. De ouders hebben een verklaring afgegeven waarin vastgelegd is welke personen door de ouders gerechtigd zijn om dit uit te voeren. Deze verklaring zit in ParnasSys bij het dossier van het kind. De ouders stellen ook de medewerkers van de Tussenschoolse Opvang op de hoogte hiervan. Ook kan het zijn dat een leerling de medische handeling zelf verricht. Ook hiervoor is door de ouders schriftelijk vastgelegd waarvoor zij toestemming geven. Ook is beschreven op welke wijze gehandeld dient te worden als er sprake is van een calamiteit, bijvoorbeeld, wie gewaarschuwd moet worden. Er zijn afspraken gemaakt waar de medische handeling plaatsvindt. Indien dit in een aparte ruimte plaatsvindt, zorgt de school dat er een vaste ruimte is waar degene die de handeling uitvoert en/of de leerling terecht kunnen, bijvoorbeeld prikken in verband met diabetes. Indien het verrichten van de medische handelingen niet door de ouders geregeld kan worden en een kind daardoor niet naar school kan, meldt de school het kind aan bij het loket van Sine Limite. In samenspraak met ouders en behandelend arts wordt dan gezocht naar een oplossing. Bijvoorbeeld, de inzet van een wijkverpleegkundige of schoolverpleegkundige. -

Verklaring van ouders welke personen –door de ouders geregeld- op school medische handelingen bij hun kind mogen verrichten zie bijlage 4

Hoofdstuk 4.3 Wettelijke regels en aansprakelijkheid Zoals hierboven beschreven is, worden medische handelingen die onder de wet BIG vallen, niet door leraren of andere professionals van de school verricht. In deze paragraaf wordt nader uitleg gegeven over wettelijke regels en aansprakelijkheid en een onderbouwing gegeven van het besluit waarom leraren of andere professionals van de school geen medische handelingen verrichten. De wet BIG is bedoeld voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg ( medische en paramedische beroepen) en geldt niet voor onderwijzend personeel. Bepaalde handelingen – de zogenaamde voorgehouden handelingen – mogen alleen verricht worden door artsen. Anderen dan artsen mogen medische handelingen alleen verrichten in opdracht van een arts. De betreffende arts moet dan beoordelen dat degene die niet bevoegd is, wel de bekwaamheid bezit om die handelingen te verrichten. Hij geeft hiervoor dan een zgn. bekwaamheidverklaring af. Indien de school zich wil verzekeren voor het uitvoeren van medische handelingen vallend onder de wet BIG, is een bekwaamheidsverklaring een belangrijke eis van de verzekering. Ondanks dat een leraar of andere professional van school instructie kan krijgen hoe hij de handeling moet uitvoeren, is het niet verantwoord om dit soort handelingen te verrichten naast de verantwoordelijkheid voor een klas kinderen. De dynamiek van de klas vraagt gedurende de hele dag de aandacht van een leraar. Daarnaast beschikken scholen over onvoldoende mogelijkheden om anderen dan de leraar voor het uitvoeren van medische handelingen, beschikbaar te stellen. Ook is wettelijk geregeld dat een leraar mag weigeren om medische handelingen te verrichten. In een dergelijke situatie moet de directie een ander teamlid vragen om de medische handeling uit te voeren. Dit geeft voor alle betrokkenen –zowel voor het kind, de ouders als de betrokken leraareen ongewenste situatie. Daarmee kunnen we dus stellen dat medische handelingen in geen enkele situatie voor leerkracht of schoolleiding of andere professionals van de school worden uitgevoerd.


Waarschuwing. Een leraar die onbekwaam en/of zonder opdracht van een arts een medische handeling die onder de wet BIG valt, verricht is niet alleen civielrechtelijk aansprakelijk (betalen van schadevergoeding), maar ook strafrechtelijk (mishandeling). Het schoolbestuur kan dan als werkgever eveneens civiel- en strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. De wet BIG is niet van toepassing indien er sprake is van een noodsituatie. Iedere burger wordt dan geacht te helpen naar beste weten en kunnen.

-

Richtlijnen “hoe te handelen bij een calamiteit�

zie bijlage 3


Bijlage 1 Het kind wordt ziek op school Verklaring - Toestemming tot handelwijze voor als het kind ziek wordt op school (Eventueel) te gebruiken als bijlage bij het inschrijfformulier van de school. Het kan voorkomen dat uw kind gezond naar school gaat en tijdens de schooluren ziek wordt, zich verwondt. In zo’n geval zal de school altijd contact opnemen met de ouders, verzorgers of met een andere, door hen aangewezen, persoon. Een enkele keer komt het voor dat deze personen niet te bereiken zijn. Als deze situatie zich voordoet dan zal de school een zorgvuldige afweging maken en zo nodig contact opnemen met de huisarts. Als u met bovenstaande akkoord bent, wilt u dan dit formulier invullen. Ondergetekende gaat akkoord met bovengenoemde handelwijze ten behoeve van: naam leerling : ________________________________________ geboortedatum : ________________________________________ (Wanneer onderstaande gegevens reeds op het inschrijfformulier vermeld zijn, kunt u verder gaan naar ommezijde.) adres : _________________________________________ postcode en plaats: ________________________________________ naam ouder(s)/verzorger(s): _________________________________ telefoon thuis : _________________________________________ telefoon werk : _________________________________________ naam huisarts : _________________________________________ telefoon : _________________________________________ Te waarschuwen persoon, indien ouder(s)/verzorger(s) niet te bereiken zijn: Naam : _________________________________________ telefoon thuis : _________________________________________ telefoon werk : _________________________________________ Ook ommezijde invullen Mijn kind is overgevoelig voor de volgende zaken: Medicijnen: Naam : __________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ Ontsmettingsmiddelen: Naam : __________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ Smeerseltjes tegen bijvoorbeeld insecten(muggen)beten: Naam : __________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ Pleisters: Naam: ______________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ Overig: Naam: _______________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________


Ruimte voor zaken die hierboven niet genoemd zijn: _____________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ Wilt u eventuele veranderingen zo spoedig mogelijk doorgeven aan de directie van de school? Het is zeer belangrijk dat deze gegevens actueel zijn. Ondergetekende: Naam ouder(s)/verzorger(s) 1: ____________________________________ Plaats : ________________________________________________ Datum : ________________________________________________ Handtekening : ________________________________________________ Naam ouder(s)/verzorger(s) 2: ____________________________________ Plaats : ________________________________________________ Datum : ________________________________________________ Handtekening : ________________________________________________


Bijlage 2 Verzoekformulier “Verstrekken van medicijnen op verzoek� Ondergetekende, ouders/verzorgers van hieronder genoemde leerling, verzoeken de school het toedienen van de hieronder genoemde medicijnen en geven de school hiervoor toestemming. leerling : ________________________________________ geboortedatum : ________________________________________ adres : ________________________________________ postcode en plaats: _______________________________________ naam ouder(s)/verzorger(s): _______________________________ telefoon thuis : ________________________________________ telefoon werk : ________________________________________ naam huisarts : ________________________________________ telefoon : ________________________________________ naam specialist : ________________________________________ telefoon : ________________________________________ De medicijnen zijn nodig voor onderstaande ziekte: _____________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ Naam van het medicijn: _____________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ Medicijn dient dagelijks te worden toegediend op onderstaande tijden: ___________________________ uur ___________________________ uur ___________________________ uur Medicijn(en) mogen alleen worden toegediend in de volgende situatie(s): _____________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________ Ook ommezijde invullen Dosering van het medicijn: _____________________________________________________________________________________ Wijze van toediening: _____________________________________________________________________________________ Wijze van bewaren: _____________________________________________________________________________________ Controle op vervaldatum door: ____________________

(naam van de ouders)


Ondergetekende, ouders/ verzorgers van genoemde leerling, zijn verantwoordelijk voor het tijdig aanvullen van de medicijnen.

Ondergetekende, ouders/verzorgers van genoemde leerling, geven –wanneer gestopt moet worden met het toedienen van de bovengenoemde medicijnen- dit schriftelijk (per e-mail of schriftelijke verklaring) door aan de leraar van het kind. De ouders halen de overgebleven medicijnen op.

Naam ouder/verzorger 1: ____________________________________________ Plaats : __________________________________________________ Datum : __________________________________________________ Handtekening : __________________________________________________ Naam ouder/verzorger 2: ____________________________________________ Plaats : __________________________________________________ Datum : __________________________________________________ Handtekening : __________________________________________________


Bijlage 3: Hoe te handelen bij een calamiteit

Richtlijnen Indien zich calamiteiten voordoen ten gevolge van het toedienen van medicijnen. -

-

-

-

Laat het kind niet alleen. Blijf rustig. Observeer het kind goed en probeer het gerust te stellen. Waarschuw de leidinggevende of de BHV-er of een andere volwassene voor bijstand (of laat één van de kinderen een volwassene –bij voorkeur de BHV-er- ophalen waarbij u duidelijk instrueert wat het kind tegen de volwassene moet zeggen). Bel direct de huisarts en/of de specialist van het kind. Bel bij een ernstige situatie direct het landelijk alarmnummer 112. Geef door naar aanleiding van welk medicijn de calamiteit zich heeft voorgedaan (eventueel welke fout is gemaakt). Zorg ervoor dat u alle relevante gegevens van het kind bij de hand hebt (of laat ze direct door iemand opzoeken) zoals: 1. Naam van het kind 2. Geboortedatum 3. Adres 4. Telefoonnummer van ouders en/of andere, door de ouders aangewezen, persoon 5. Naam + telefoonnummer van huisarts/specialist 6. Ziektebeeld waarvoor medicijnen nodig zijn. Bel de ouders (bij geen gehoor een andere, door de ouders aangewezen persoon): 1. Leg duidelijk uit wat er gebeurd is. 2. Vertel, indien bekend, wat de arts heeft gedaan/gezegd. 3. In geval van opname, geef door naar welk ziekenhuis het kind is gegaan. Indien er sprake is van een ziekenhuisopname, blijft altijd iemand van school bij het kind totdat de ouders of een door de ouders aangewezen persoon arriveert.


Bijlage 4 Verklaring van ouders welke personen –door de ouders geregeld- op school medische handelingen bij hun kind mogen verrichten. Ondergetekenden zorgen dat onderstaande persoon (personen) de ‘medische handeling’ die hieronder genoemde leerling nodig heeft, verricht op school. De school is niet verantwoordelijk hier niet verantwoordelijk voor maar geven gelegenheid aan deze persoon (personen). naam leerling: ________________________________________ geboortedatum: ________________________________________ adres: ________________________________________ postcode en plaats: ________________________________________ naam ouder(s)/verzorger(s): _________________________________ telefoon thuis : ________________________________________ telefoon werk: ________________________________________ naam huisarts: ________________________________________ telefoon: ________________________________________ naam specialist: ________________________________________ telefoon: ________________________________________ De medische handeling wordt verricht door Naam ______________________________________________ Adres __________________________________________________ Postcode en plaats ________________________________________ Telefoon ________________________________________________ Naam ______________________________________________ Adres __________________________________________________ Postcode en plaats ________________________________________ Telefoon ______________________________________________ Naam ______________________________________________ Adres __________________________________________________ Postcode en plaats ________________________________________ Telefoon ________________________________________________ Beschrijving van de ziekte waarvoor de ‘medische handeling’ op school bij de leerling nodig is: ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Omschrijving van de uit te voeren ‘medische handeling’: ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ De ‘medische handeling’ moet dagelijks worden uitgevoerd op onderstaande tijden: ___________________________ uur ___________________________ uur ___________________________ uur ___________________________ uur De school zorgt voor een ruimte waar de medische handeling plaats kan vinden Afspraken hieromtrent ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________


Andere afspraken tussen ouders en school ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Naam ouder/verzorger 1: ____________________________________________ Plaats : __________________________________________________ Datum : __________________________________________________ Handtekening : __________________________________________________ Naam ouder/verzorger 2: ____________________________________________ Plaats : __________________________________________________ Datum : __________________________________________________ Handtekening : __________________________________________________


Bijlage 5 Protocol Aids/Hiv-virus Het omgaan met Aids/HIV-virus levert mensen nog steeds problemen op. Daarom is het wenselijk om een protocol op te stellen, waarin de volgende vragen aan de orde komen: 1. Wat is AIDS/Hiv-virus? 2. Hoe ga je ermee om? 3. Kunnen er voorzorgsmaatregelen worden getroffen? 1. Wat is het AIDS/Hiv-virus Aids is een afkorting van de Engelse woorden “Acquired Immune Deficiency Syndrome” wat zoveel wil zeggen als “een door infectie opgelopen verzwakking van het afweersysteem”. Het wordt veroorzaakt door een virus. Omdat het afweersysteem van het lichaam wordt aangetast, krijgen allerlei ziektekiemen de kans om toe te slaan en overlijdt de patiënt uiteindelijk aan diverse infecties, zoals langdurige diarree, longontsteking, hersenontsteking. 2. Hoe ga je ermee om? Het dragen van het Hiv-virus is geen reden om een leerling uit te sluiten van schoolbezoek. Ouders en kinderen weten meestal niet hoe de school zal reageren en besluiten daarom vaak er niet open over te zijn. Wanneer door middel van gesprekken het onderwerpen AIDS toch ter sprake komt is het van belang afspraken te maken met de desbetreffende ouders en/of het kind. a) Gesprek directie met ouders; wie worden er ingelicht; b) Gesprek directie met GGD; eventueel met ouders en kind; c) Bepalen van de strategie; wie worden er ingelicht; d) In de periode rond de plaatsing van het kind op de school is een verpleegkundige telefonisch bereikbaar voor vragen. 3. Kunnen er voorzorgmaatregelen worden genomen a) Besmettingsgevaar. AIDS levert geen besmettingsgevaar door:  Huidcontact  Zoenen  Niezen  Hoesten  Zweet  Tranen  Braaksel  Urine  Ontlasting, en  Gebruik van keukengerei Het Aids-virus kan alleen via intiem seksueel contact en bloed-bloed contact worden gebracht. Vermijd daarom bloedcontact. Gebruik handschoenen. b) Hygiëne. Hoewel in het dagelijkse verkeer het virus niet overdraagbaar is, lijkt het toch goed om algemene voorzorgsmaatregelen te treffen. Er hoeven voor het AIDS/Hiv-virus geen speciale maatregelen te worden getroffen. Aanvullende informatie kan verkregen worden bij GGD IJsselland.


Hoofdstuk 4 School en multimedia


Inhoudsopgave

Pagina

Inleiding

3

Hoofdstuk 1 Veilig gebruik van internet op school

3

Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten

3

Hoofdstuk 3 Afspraken beveiliging gegevens

4

Hoofdstuk 4 Afspraken gebruik mobiele telefoons

4

Hoofdstuk 5 Sancties

4

Hoofdstuk 6 Gedragscode internet en e-mailgebruik werknemers

4

Hoofdstuk 7 Gebruik van foto’s en e-mailadressen

5

Bijlagen Bijlage 1 Afspraken internet- en e-mailgebruik

6

Bijlage 2 Gedragscode internet- en e-mailgebruik

7

Bijlage 3 Gebruik van foto’s en e-mailadressen

14


Inleiding Het gebruik van ICT is inmiddels niet meer weg te denken uit het onderwijs. Leerlingen leren in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor zichzelf en anderen. Het gebruik van het internet, e-mail en mobiele telefoons als informatie- en communicatiemiddel is een faciliteit die leerlingen onder de knie moeten krijgen. Deze middelen zijn een afspiegeling van de maatschappij: net als in de maatschappij moeten leerlingen leren wat goed is en wat niet goed is, wat kan en wat niet kan. Zowel het personeel (ook ouders, stagiaires, externen en/of vrijwilligers betrokken bij en/of werkzaam in school) als de leerlingen dienen zich te houden aan afspraken hierover zoals verwoord in dit document. In het document zal verder gesproken worden over gebruikers, daar waar nodig zal een onderscheid gemaakt worden naar personeel en leerlingen. De afspraken hebben betrekking op alle hard- en software vallend onder de ICT voorzieningen van de scholen en de schoolbesturen.

Hoofdstuk 1 Veilig gebruik van internet op school Er zijn verschillende manieren om het gebruik van internet te regelen. 1. 1.Filteren op kenwoorden. Er wordt een filter geplaatst op alle woorden die in relatie staan met seks, drugs, discriminatie en geweld. Een filter is echter nooit waterdicht. Dit houdt in dat een schijnveiligheid ontstaat die feitelijk niet waargemaakt kan worden. Door het toepassen van filtering wordt ook vaak veilige, normale en goed bruikbare informatie op internet afgeschermd. 2. .Afschermen van gekende websites. Dit vraagt om voortdurend actualiseren omdat er op internet veel dynamiek is op het gebied van websites. Er zijn organisaties die lijsten bijhouden. Deze organisaties werken vanuit een visie waarbij de school moet afwegen of de filtering aansluit op de onderwijsvisie van de school. Bijvoorbeeld, de evangelische omroep geeft een CD-rom uit die door vrijwilligers is samengesteld en steeds wordt geactualiseerd. 3. Schrijven van een protocol of gedragscode rondom het gebruik van internet. Het legt de verantwoordelijkheid meer bij het kind, de ouders en de medewerkers.

In dit document regelen we het gebruik van multimedia door middel van een gedragscode.

Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten Bij het gebruik van internet en e-mailverkeer worden de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd.  

 

De school bevordert het verantwoordelijkheidsgevoel bij gebruikers door de toegang tot informatie- en communicatiemiddelen als internet en email te begeleiden. Gebruikers hebben een eigen verantwoordelijkheid binnen de door de school gestelde kaders. De school ziet toe op verantwoord gebruik maken van informatie en communicatiemiddelen. Gebruikers worden, na uitleg over verantwoord gebruik hierover, geacht deze afspraken te respecteren en zich hieraan te conformeren. Gebruik van de ICT-voorzieningen binnen de school moet plaatsvinden binnen de kaders van de algemeen geldende Nederlandse wet- en regelgeving, inclusief de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De school heeft in het schoolveiligheidsplan beleid opgenomen, gebaseerd op voorliggende bovenschoolse gedragscode (Zie model schoolveiligheidsplan, hoofdstuk 7).


Hoofdstuk 3 Afspraken beveiliging gegevens Om ongewenste toegang tot of verlies van gegevens te voorkomen worden de volgende afspraken gehanteerd:  Beveiliging van gegevens op computers, laptops, USB-sticks, externe harde schijven en andere datadragers is als eerste de verantwoordelijkheid van de gebruiker.  Gebruikers zijn zich bewust van de risico's van opslag en transport van gegevens en treffen voldoende maatregelen om ongewenste toegang of verlies te vermijden.  Gebruikers gaan zorgvuldig om met gebruikersnamen en wachtwoorden. Deze worden zorgvuldig bewaard en niet aan anderen beschikbaar gesteld.  Zodra gebruikers een werkstation (onafhankelijk van de tijdsduur) verlaten, worden applicaties waarvoor moet worden ingelogd op een juiste manier afgesloten.  Schoolbesturen en scholen maken alleen gebruik van webapplicaties die beveiligd zijn.

Hoofdstuk 4 Afspraken gebruik mobiele telefoons Persoonlijke elektronica zoals mobiele telefoons staan tijdens de les uit en zijn opgeborgen. Ongeoorloofd gebruik van een mobiele telefoon of andere apparatuur is zowel in en om de school als tijdens schoolactiviteiten elders niet toegestaan. Het maken van opnamen (geluid, video, foto’s en dergelijke) is zowel in en op het schoolterrein als tijdens schoolactiviteiten elders te allen tijde verboden, tenzij met toestemming van de directie, c.q. leraar. Ouders kunnen in bijzondere gevallen via het telefoonnummer van de school hun kind(eren) bereiken dan wel een bericht doorgeven.

Hoofdstuk 5 Sancties Voor leerlingen is een schoolspecifiek protocol beschikbaar, gebaseerd op voorliggend document. In het schoolspecifiek protocol is omschreven welke maatregelen worden genomen indien leerlingen zich niet aan de afspraken houden. Bij vermeend misbruik door gebruikers kan het bestuur overgaan tot het laten controleren van oneigenlijk gebruik van email en of internet (Gedragscode internet- en e-mailgebruik). Bij handelen in strijd met voorliggend bovenschools protocol, het bedrijfsbelang of de algemeen geldende normen en waarden voor het gebruik van internet, zullen afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding maatregelen worden getroffen. Hierbij gaat het, in geval van personeel, om disciplinaire en arbeidsrechtelijke maatregelen zoals berisping, schorsing en beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Tevens behoudt het schoolbestuur zich het recht voor om, in geval van opzet of bewuste roekeloosheid, de gebruiker de door de school geleden schade te laten vergoeden. Het betreft hier schade ontstaan door onverantwoord gebruik van de beschikbaar gestelde middelen en materialen, computervirussen en/of claims van derden als gevolg van illegaal softwaregebruik of het openbaar worden van leerling-gegevens.

Hoofdstuk 6 Gedragscode internet- en e-mailgebruik voor werknemers De gedragscode bevat regels met betrekking tot verantwoord internet- en e-mailgebruik. Daarnaast zijn in de code regels opgenomen over de manier waarop controle op dit gebruik kan plaatsvinden, zonder dat daarmee de rechten van werknemers worden geschaad of wettelijke bepalingen in het gedrang komen. Immers, controle op de handelingen van werknemers op het internet of op emailberichten die worden verzonden, mag niet zomaar. De gedragscode geeft helderheid over wat wel en niet mag en wat de gevolgen kunnen zijn.


Het voordeel van een controleregeling is dat zowel werkgever als werknemer vooraf weten waaraan zij toe zijn. Zodra er een code of protocol is samengesteld, dan dienen beiden zich hieraan te houden. In de gedragscode is bijvoorbeeld geregeld dat naast het zakelijke mailverkeer ook beperkt privéverkeer is toegestaan, mits dit niet belemmerend is voor de dagelijkse werkzaamheden. Ook zijn in de code specifieke handelingen als ‘verboden’ aangeven, zoals het verzenden van berichten met een pornografische, racistische, discriminerende, beledigende of aanstootgevende inhoud. Evenals het mailen van (seksueel) intimiderende berichten of mailtjes die aanzetten tot haat of geweld. Voor het internet is ook een verbod op het bezoeken van sites en het downloaden van materiaal met dergelijke aanstootgevende elementen. De code geeft daarnaast voorwaarden aan voor controle. Zo wordt bepaald dat er in eerste instantie alleen controle plaatsvindt op basis van getotaliseerde gegevens die niet herleidbaar zijn tot identificeerbare personen. En dat de controle (tijdelijk) gerichter mag worden, zodra een werknemer (of werknemers) ervan wordt verdacht de regels te overtreden. Ook staan in de gedragscode heel duidelijk de doelen van een eventuele controle aangegeven, zoals het ‘voorkomen van negatieve publiciteit’, ‘controle op bedrijfsgeheimen’ of bijvoorbeeld ‘begeleiding of individuele beoordeling’. Datzelfde geldt voor de rechten van de werknemers; ook die moeten worden vastgelegd. Denk aan de verplichting dat de werknemer voorafgaande aan de controle wordt geïnformeerd, het inzagerecht op de registratie en het recht om de eigen persoonsgegevens te verbeteren, aan te vullen of wellicht te verwijderen, als die gegevens voor het doel niet ter zake doen.

Hoofdstuk 7 Gebruik van foto’s en e-mailadressen Wat mag je wel en niet doen op een (school)website? Foto's van leerlingen plaatsen? Adresgegevens en e-mailadressen plaatsen? Wanneer moet je ouders toestemming vragen? Op deze vragen wordt antwoord gegeven in bijlage 3.


Bijlage 1 Afspraken internet- en e-mailgebruik Leerlingen in het onderwijs maken gebruik van internet ter verrijking van het onderwijs: om informatie te zoeken, contacten te leggen met leerlingen van andere scholen en deskundigen te kunnen raadplegen. De software verwijst meer en meer naar internetsites voor aanvullend, actueel of alternatief materiaal. Internetactiviteiten worden hiermee steeds meer onderdeel van methodes en leergangen. De software bij methodes kan nu al gedeeltelijk, maar in de toekomst steeds meer door leerlingen via internet benaderd worden. Het is daarom van belang om afspraken te maken over het gebruik van internet en e-mail. Afspraken Samen met de leerlingen en de leerkrachten hebben we de volgende afspraken gemaakt: Gedragsafspraken met de kinderen           

Geef nooit persoonlijke informatie door op Internet, zoals namen, adressen en telefoonnummers, zonder toestemming van de leerkracht. Vertel het je leraar meteen als je informatie tegenkomt waardoor je je niet prettig voelt of waarvan je weet dat dat niet hoort. Leg nooit verdere contacten met iemand zonder toestemming van je leraar. Verstuur bij e-mail berichten nooit foto's van jezelf of van anderen zonder toestemming van je leraar. Beantwoord nooit e-mail waarbij je je niet prettig voelt of waar dingen in staan waarvan je weet dat dat niet hoort. Het is niet jouw schuld dat je zulke berichten krijgt. Verstuur ook zelf dergelijke mailtjes niet. Spreek van tevoren met je leraar af wat je op internet wilt gaan doen. Leerlingen mogen slechts printen wat echt noodzakelijk is en alleen met toestemming van het personeel. Leerlingen mogen slechts downloaden wat echt noodzakelijk is en alleen met toestemming van het personeel. Leerlingen bezoeken geen websites waarvoor ingelogd moet worden tenzij met toestemming van het personeel. Bij surfen op internet wordt niet bewust gezocht op zoekwoorden die te maken hebben met grof taalgebruik, agressie, seks, discriminatie.

Afspraken met werknemers •          

Internet wordt gebruikt voor opbouwende educatieve doeleinden. Sites die wij leerlingen willen laten gebruiken worden eerst door de leerkracht bekeken. Er worden geen sites bekeken die niet aan onze fatsoensnormen voldoen. Er wordt aan de leerlingen uitgelegd waarom zij bepaalde sites wel of niet mogen bekijken. De leerkracht draagt zorg voor een omgeving waarin leerlingen open kunnen vertellen wanneer zij op een ongewenste, onbedoelde site komen. Regels en wetten met betrekking tot copyright worden in acht genomen. Informatie die terug te voeren is op leerlingen of ouders mag niet op het openbare deel van het net terechtkomen. Dit geldt ook voor privégebruik van social media (hyves, facebook, twitter, etc) door werknemers. Werknemers dragen er zorg voor dat de school geen schade berokkend wordt door privégebruik van social media. Namen in combinatie met foto's van leerlingen worden niet op het net gepubliceerd. In voorkomende gevallen alleen met toestemming van de ouders. Ook voor het publiceren van individuele foto's wordt eerst toestemming gevraagd. Er wordt door werknemers zeer terughoudend omgegaan met het privé aangaan van zgn. “vriendschapsverzoeken” met ouders of leerlingen via social media. Voor e-mail geldt ook het briefgeheim, maar op grond van hun pedagogische verantwoordelijkheid mogen de leerkrachten e-mail van leerlingen bekijken


Bijlage 2 Gedragscode internet- en e-mailgebruik32 De (naam bestuur), gevestigd te (plaats). Gelet op Artikel 7:611 en 7:660 van het Burgerlijk Wetboek De Wet Bescherming Persoonsgegevens Overwegende dat De (naam bestuur) en haar werknemers zich ten opzichte van elkaar dienen te gedragen als een goed werkgever en een goed werknemer (art. 7:611 BW). Het gebruik van internet en e-mail voor (veel van) de werknemers binnen (naam bestuur) noodzakelijk is om hun werk goed te kunnen doen. Aan het gebruik van internet risico’s verbonden zijn die nopen tot het stellen van gedragsregels. Tegen de achtergrond van deze risico’s van de werknemers verantwoord gebruik van internet en email wordt verwacht. (Naam bestuur) gerechtigd is tot het geven van voorschriften voor gebruik van internet en e-mail en het nemen van maatregelen ter bevordering van de goede orde in de organisatie (artikel 7:660 BW). De onderhavige gedragscode voorschriften en maatregelen bevat zoals hiervoor genoemd. (Naam bestuur) gerechtigd is persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de controle op de naleving van deze gedragscode. (Naam bestuur) bij de controle de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokken werknemer(s) in acht neemt, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 sub f WBP). heeft met instemming van de (G)MR de volgende gedragscode vastgesteld: Artikel 1. Werkingssfeer Deze regeling is van toepassing op alle geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerkingen van persoonsgegevens van personen in dienst van of werkzaam voor (naam van het bestuur). Artikel 2. Uitgangspunten 2.1

De controle op persoonsgegevens over e-mail en internetgebruik is een verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wet Bescherming Persoonsgegevens.

2.2

De controle op e-mail- en internetgebruik binnen (naam van het bestuur) zal conform deze regeling worden uitgevoerd. Indien er zich situaties voordoen waarin deze regeling niet voorziet, zal conform het arbeidsrechtelijk kader in overleg met de (G)MR gehandeld worden.

32

34

Voorliggende gedragscode is gebaseerd op de model-gedragscode van het CNV.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid kader primair maart 2002


2.3

Gestreefd wordt naar een goede balans tussen verantwoord e-mail- en internetgebruik en bescherming van de privacy van werknemers op de werkplek.

2.4

Persoonsgegevens over e-mail en internetgebruik worden niet langer bewaard dan noodzakelijk, met een maximum bewaartermijn van 6 maanden.

2.5

De werkgever treft voorzieningen over de positie en integriteit van de systeembeheerder en/of afdeling systeembeheer en de controle daarop.

Artikel 3. Doel 3.1

Deze gedragscode bevat regels ten aanzien van verantwoord e-mail- en internetgebruik en over de wijze waarop controle op persoonsgegevens over e-mail- en internetgebruik plaatsvindt.

3.2

De a. b. c. d. e. f. g.

controle op persoonsgegevens over e-mail en internetgebruik vindt plaats met als doel: Begeleiding/individuele beoordeling Voorkomen van negatieve publiciteit Tegengaan van seksuele intimidatie Controle op bedrijfsgeheimen Systeem en netwerkbeveiliging Kosten en capaciteitsbeheersing Tegengaan van discriminatie

Artikel 4. E-mailgebruik 4.1

Het e-mail systeem wordt aan de werknemer voor zakelijk gebruik beschikbaar gesteld. Gebruik is derhalve verbonden aan taken die voortvloeien uit de functie.

4.2

Beperkt persoonlijk gebruik van het e-mailsysteem is evenwel toegestaan, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en dit geen verboden gebruik in de zin van artikel 5 oplevert.

Artikel 5. Verboden e-mailgebruik 5.1

Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van berichten met een pornografische, racistische, discriminerende, beledigende of aanstootgevende inhoud.

5.2

Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van berichten met een (seksueel) intimiderende inhoud.

5.3

Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mail systeem te gebruiken voor het verzenden van berichten die (kunnen) aanzetten tot haat en/of geweld.

5.4

Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van ontvangen van kettingbrieven.

5.5

Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van e-mailberichten met een dreigende inhoud.

5.6

Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van e-mailberichten die de goede naam van de school/bestuur kunnen beschadigen.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

125


Artikel 6. Internetgebruik 6.1

Internetsysteem wordt aan de werknemer voor zakelijk gebruik beschikbaar gesteld. Gebruik is derhalve verbonden met taken die voortvloeien uit de functie.

6.2

Beperkt persoonlijk gebruik van het internet is evenwel toegestaan, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en dit geen verboden gebruik in de zin van artikel 7 oplevert.

Artikel 7. Verboden internetgebruik 7.1

Het is de werknemer niet toegestaan om op internet sites te bezoeken die pornografisch, racistisch, discriminerend, beledigend of aanstootgevend materiaal bevatten. Noch is het toegestaan dergelijk materiaal te downloaden

7.2

Het is de werknemer niet toegestaan om zich ongeoorloofd toegang tot niet openbare bronnen op internet te verschaffen.

7.3

Het is de werknemer niet toegestaan om op internet te handelen in strijd met de wet.

7.4

Het is de werknemer niet toegestaan om software of applicaties te downloaden.

Artikel 8. Voorwaarden voor controle 8.1

Controle van persoonsgegevens over e-mail- en internetgebruik vindt slechts plaats in het kader van de in artikel 3.2 genoemde doelen.

8.2

Controle vindt in beginsel plaats op het niveau van getotaliseerde gegevens die niet herleidbaar zijn tot identificeerbare personen.

8.3

Indien een werknemer of een groep werknemers wordt verdacht van het overtreden van regels, kan gedurende een vastgestelde (korte) periode gerichte controle plaatsvinden.

8.3

Controle beperkt zich in beginsel tot verkeersgegevens van het e-mail- en internetgebruik. Slechts bij zwaarwegende redenen vindt controle op de inhoud plaats.

8.4

Verboden e-mail- en internetgebruik wordt zo waar mogelijk softwarematig onmogelijk gemaakt. Overige controle vindt slechts steekproefsgewijs plaats.

8.5

Bij constatering van verboden gebruik wordt dit onmiddellijk met de betrokken werknemer besproken. De werknemer wordt gewezen op de consequenties wanneer hij niet stopt met het verboden gebruik.

8.6

E-mailberichten van leden van de (P)GMR en MR onderling, van bedrijfsartsen en van een ieder die zich op grond van zijn functie op enige vertrouwelijkheid moet kunnen beroepen, worden niet gecontroleerd.

Artikel 9. Controle 9.1

De controle in het kader van begeleiding en/of individuele beoordeling vindt steekproefsgewijs plaats en beperkt zich tot zakelijke mailberichten.

9.2

De controle ter voorkoming van negatieve publiciteit en seksuele intimidatie en de controle in het kader van systeem- en netwerkbeveiliging vindt plaats op basis van content filtering. Verdachte berichten worden automatisch teruggestuurd naar de afzender.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

126


9.3

De controle op het uitlekken van bedrijfsgeheimen vindt plaats op basis van steekproefsgewijze content filtering. Verdachte berichten worden apart gezet voor nader onderzoek.

9.4

De controle in het kader van kosten- en capaciteitsbeheersing wordt beperkt tot verkeersgegevens.

Artikel 10. Rechten van de werknemer 10.1

(Naam bestuur) informeert de werknemer voorafgaand aan de controle op persoonsgegevens over e-mail en internetgebruik, omtrent de doeleinden, de aard van de gegevens, de omstandigheden waaronder zij verkregen zijn en de inhoud van deze regeling.

10.2

De werknemer kan zich tot (naam bestuur) wenden met het verzoek voor een volledig overzicht van zijn bewerkte persoonsgegevens. Het verzoek wordt binnen 4 weken beantwoord.

10.3

De werknemer kan de (naam bestuur) verzoeken zijn persoonsgegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift zijn. Het verzoek wordt binnen 4 weken beantwoord.

Artikel 11. Slotbepaling (Naam bestuur) kan deze gedragscode met instemming van de (G)MR wijzigen of intrekken.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

127


Toelichting Artikel 1 Deze gedragscode is van toepassing op (geheel of gedeeltelijke) geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens van personen in dienst van of werkzaam voor het bestuur. Hieronder vallen niet alleen de personen, die een arbeidsovereenkomst hebben met het bestuur, maar ook de personen die bij het bestuur zijn gedetacheerd, uitzendkrachten, stagiaires, vrijwilligers etc. Artikel 2 De hoofdregel van de Wet Bescherming Persoonsgegevens eist dat persoonsgegevens op behoorlijke en zorgvuldige wijze en in overeenstemming met de wet worden verwerkt. De WBP kent een ruime betekenis toe aan het begrip ‘verwerking van persoonsgegevens’. Hieronder wordt verstaan: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. Een persoonsgegeven in de zin van de WBP is elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Het kan om allerlei soorten informatie gaan: om eigenschappen van de betrokkene, diens opvattingen of gedragingen. Meer in het algemeen gaat het om gegevens die bepalend kunnen zijn voor de manier waarop de betrokken persoon in het maatschappelijk verkeer wordt beoordeeld of behandeld. Artikel 3 Persoonsgegevens mogen slechts voor bepaalde en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en niet worden verwerkt voor doeleinden die daarmee onverenigbaar zijn. De werkgever (verantwoordelijke) moet de doelen bepalen vóórdat hij begint met het verwerken van persoonsgegevens. Hierbij is van belang dat het doel van de verwerking zo nauwkeurig en volledig mogelijk wordt omschreven. Als er meerdere doelstellingen zijn, moeten deze afzonderlijk worden genoemd en getoetst op de noodzaak om persoonsgegevens te verzamelen. In overleg met het (G)MR moet worden vastgesteld welke doeleinden voor controle van e-mail en internetgebruik noodzakelijk zijn voor de eigen organisatie. De privacybelangen van de werknemers horen hierbij meegewogen te worden. De doeleinden, die in artikel 3.2 worden genoemd, zijn voorbeelden van de meest voorkomende doeleinden voor controle op e-mail -en internetgebruik. De hier genoemde voorbeelden zijn uiteraard niet limitatief. Hieronder volgt enige toelichting: a. begeleiding en individuele beoordeling In het kader van begeleiding of individuele beoordeling van werknemers kan controle op de inhoud van zakelijke e-mail aan de orde zijn. Deze controle moet verband houden met de taken van de werknemer. Indien een medewerker (mede) tot taak heeft om per e-mail met klanten te communiceren, kan hij aan een steekproefsgewijze inhoudelijke controle onderworpen worden. De controle die wordt uitgevoerd in het kader van deze doelstelling dient zich uitsluitend te richten op zakelijke e-mail en mag niet structureel van aard zijn. Indien de werkgever geen bezwaren heeft tegen het gebruik van het e-mailsysteem voor privédoeleinden, is het vanuit het oogpunt van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers wenselijk om de zakelijke mail van de privé-mail te scheiden. Indien scheiding tussen zakelijke en privé-mail onmogelijk blijkt, dient de werkgever de privé-mail zoveel mogelijk te ontzien. b. Voorkomen van negatieve publiciteit Werknemers kunnen via e-mail de goede naam van een organisatie behoorlijk aantasten. Het plegen van strafbare feiten, seksuele intimidatie of discriminerende uitingen geschiedt immers onder gebruikmaking van het e-mailadres van de organisatie. Het verdient de voorkeur hier de controle geheel geautomatiseerd te laten plaatsvinden middels content-filtering. Verdachte berichten – zowel inkomende als uitgaande – dienen zoveel mogelijk (geautomatiseerd) te worden teruggestuurd naar de afzender, waardoor vastlegging van de inhoud van het bericht niet nodig is. Bij gebruik van het internetverkeer via vaste IP-adressen kan een bezoek aan een bepaalde internetsite altijd herleid worden tot een bepaalde organisatie. Om negatieve publiciteit te voorkomen, kan de werkgever het internetgebruik steekproefsgewijs controleren, mits deze doelstellingen reeds van te voren is vastgelegd en in het bestuur bekend is gemaakt.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

128


c. Tegengaan van seksuele intimidatie Via e-mail kan eenvoudig seksuele intimidatie worden gepleegd. Zowel de inhoud van het bericht als de bijlagen kunnen seksueel intimiderend zijn. Een werkgever die het beleid hiervoor wil handhaven, kan inkomende berichten onderwerpen aan een geautomatiseerde controle. De tekst kan gescand worden op verboden woorden en kunnen verdachte berichten (geautomatiseerd) teruggestuurd te worden aan de oorspronkelijke afzender. Op die wijze kan de privacy van de werknemers ongeschonden blijven. d. Controle op bedrijfsgeheimen Controle op het uitlekken van bedrijfsgeheimen via e-mail en internet zal zoveel mogelijk moeten geschieden via geautomatiseerde controle middels content-filtering. e. Systeem en netwerkbeveiliging Vanuit beveiligingsoogpunt is het wenselijk om e-mail te controleren. Het kan dan gaan om het tegengaan van systeemaanvallen door virussen of andere schadelijke programma’s. Bij deze controle verdient een geheel geautomatiseerde controle van inkomende berichten en bijlagen de voorkeur. Indien een besmet bericht gevonden wordt, kan dit op een aparte locatie worden bewaard voor nader onderzoek en eventuele herstelwerkzaamheden. f. Kosten en capaciteitsbeheersing Uiteraard kost het versturen van e-mail geld en legt het beslag op de beschikbare capaciteit van het netwerk. Het kostenaspect is met name aan de orde als de e-mailverbinding via de telefoon loopt. Deze vorm van controle kan beperkt blijven tot het controleren van de verkeersgegevens. Kennisneming van de inhoud van de mail is voor dit doel niet noodzakelijk. g. Tegengaan van discriminatie Zie sub c. Artikel 4 Onder verantwoord e-mailgebruik wordt het volgende verstaan.  Werknemers mogen het e-mailsysteem gebruiken voor het ontvangen en versturen van persoonlijke e-mailberichten waarbij de werknemer zich realiseert dat op e-mailbericht het logo van de school/bestuur staat en het e-mailbericht niet de goede naam van de school/ bestuur aantast.  Werknemers mogen incidenteel en kortstondig het e-mailsysteem gebruiken voor het ontvangen en versturen van persoonlijke e-mailberichten, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en het computernetwerk. Bestanden die veel ruimte op het computernetwerk innemen, zoals foto’s zijn niet toegestaan. Artikel 5 In de gedragscode zijn gedragsregels opgenomen over wat niet toegestaan is bij een verantwoord emailgebruik. Artikel 6 In de gedragscode zijn gedragsregels opgenomen over wat er in de organisatie onder verantwoord internetgebruik wordt verstaan.  Werknemers mogen het internetsysteem voor persoonlijke doeleinden gebruiken, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en het computernetwerk.  Werknemers mogen kortstondig het internetsysteem voor persoonlijke doeleinden gebruiken, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en het computernetwerk. Artikel 7 In de gedragscode zijn gedragsregels opgenomen over wat niet toegestaan is bij een verantwoord internetgebruik. Artikel 8 Wanneer de werkgever constateert dat een werknemer zich schuldig maakt aan verboden gebruik van het e-mail- en/of internetsysteem, bespreekt hij dit onmiddellijk met de betrokken werknemer. Daarbij wordt de werknemer gewaarschuwd voor de (rechtspositionele) consequenties die het

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

129


verboden gebruik van het e-mail- en/of internetsysteem voor hem kan hebben. Artikel 10 De betrokken werknemer heeft het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot zijn werkgever te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De werkgever deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt De betrokken werknemer kan de werkgever verzoeken de hem betreffende persoonsgegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze gegevens - onjuist zijn, - voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, - dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift of met deze gedragscode zijn verwerkt. De werkgever bericht de verzoeker (werknemer) binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk in hoeverre hij aan het verzoek zal voldoen. Een weigering is met redenen omkleed. De werkgever draagt er zorg voor, dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

130


Bijlage 3 Gebruik van foto’s en e-mailadressen In het algemeen geldt dat publicatie van persoonsgegevens, en foto's waarop iemand herkenbaar is, niet is toegestaan als iemand daar schade van kan ondervinden. In de wet staat: "Openbaarmaking van foto's waarop personen herkenbaar in beeld komen is niet geoorloofd indien de geportretteerde een redelijk belang heeft zich tegen de openbaarmaking te verzetten".Bijvoorbeeld,iemand die in een compromitterende toestand is afgebeeld. Uitgangspunt van de huidige wetgeving is dat je op de één of andere manier toestemming moet hebben om foto's te publiceren. De wetgever wil hiermee individuen beschermen. Het is nog steeds niet duidelijk in jurisprudentie of publicatie pas mag na toestemming of dat publicatie mag totdat blijkt dat er een redelijk belang is dat zich tegen publicatie verzet. Het eerste wordt in het algemeen geadviseerd. Bij twijfel: toestemming vragen. Scholen kunnen het gebruik van foto’s ook regelen volgens het zogenaamde “piepsysteem”. Foto’s worden geplaatst, maar worden verwijderd als personen bezwaar hebben. Juridisch is dit niet verboden, maar neem wel de volgende maatregelen. Vermeld in de schoolgids dat mogelijk foto's van schoolactiviteiten online gezet worden en hoe mensen bezwaar kunnen maken tegen plaatsing van foto's. Het is hierbij belangrijk om goed bij te houden wie bezwaar heeft gemaakt en voor publicatie van elke foto dus te kijken of er iemand herkenbaar op staat die bezwaar heeft gemaakt. Ook moet gezorgd worden dat deze informatie bij iedereen bekend is. Dit kan naast de schoolgids ook op het inschrijfformulier vermeld worden. Voor werknemers kan deze informatie vermeld worden in een Nieuwsbrief of op de website van het bestuur. Nieuwe werknemers worden schriftelijk geïnformeerd wanneer ze in dienst treden. Het is te overwegen foto's te beschermen, bijvoorbeeld via een wachtwoord. Dat wachtwoord is dan alleen bekend bij de ouders. Dit is beter dan geen wachtwoord, maar uiteraard kan niet gegarandeerd worden dat het wachtwoord alleen bekend blijft bij ouders. Nog enkele opmerkingen: Indien foto's "op de rug" van personen met bijvoorbeeld een erg kenmerkend kledingstuk aan geplaatst worden op de publiek toegankelijke website van school, kan sprake zijn van persoonsgegevens (in de zin van iemand is voor anderen te identificeren). Door namen aan foto’s te koppelen is de anonimiteit niet meer gewaarborgd en zijn personen te traceren. Een foto kan ook zonder naam worden misbruikt, waarbij bijvoorbeeld een lichaamsdeel wordt gecombineerd met compromitterend ander beeldmateriaal. Als foto's met toestemming worden genomen en de gefotografeerden op de hoogte wordt gesteld dat de foto's getoond worden op een openbare website wordt er gesproken van 'in opdracht van de geportretteerde gemaakte portretten' (Artikel 19 & 20 Auteurswet). Als bezwaar wordt gemaakt, is publicatie niet toegestaan. Gebruik van e-mailadressen Op sommige scholen krijgen leerlingen een e-mailadres. In de Wet Bescherming Persoonsgegevens is niets geregeld over het geven van toestemming door ouders aan de school voor het krijgen van een e-mailadres. Breng de ouders wel hiervan op de hoogte. Maak afspraken over het plaatsen van e-mailadressen op een website. Er zijn programma's die automatisch e-mailadressen opzoeken, om deze vervolgens te bestoken met ongevraagde reclame. Een bekende truc daarvoor is een mailadres op te nemen in de vorm: pietje@(dit weglaten)provider.nl. Mensen die dat lezen weten dan dat ze een deel weg moeten laten. De automatische zoekprogramma’s niet en gebruiken dan een onjuist e-mailadres.

34

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid kader primair maart 2002


Hoofdstuk 6 School en veilige verkeersomgeving

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

132


Integraal veilige schoolomgeving Voor een integraal verkeersveilige schoolomgeving zijn vier ingrediënten noodzakelijk. 1. Infrastructuur 2. Educatie en communicatie 3. Gedragsbeïnvloeding 4. Handhaving 1. De infrastructuur in de schoolomgeving en op de school-thuis-route moet op orde zijn. Dit is primair een taak van de betreffende gemeente. Onveilige situaties moeten door middel van een duurzaam veilige inrichting worden voorkomen. Dit kan bereikt worden door de infrastructuur zo vorm te geven dat conflicten tussen verkeersdeelnemers met verschillende snelheid, richting en massa zoveel mogelijk worden voorkomen. Juist in de schoolomgeving moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van kinderen. Zij hebben hun eigen spelregels en daarom is het belangrijk dat de aandacht van de andere weggebruikers op de aanwezigheid van deze kwetsbare verkeersdeelnemers wordt gevestigd. Hulpmiddelen kunnen zijn:  De 10 gouden regels van VVN  Veilig door de schoolspits van het ROV Utrecht  CROW uitgave 153; Handboek ontwerpen voor kinderen 2. Verkeerseducatie en communicatie zorgt ervoor dat kinderen van de basisschool op een goede en veilige manier gebruik maken van de infrastructuur. Kennisoverdracht vanuit de school en vanuit ouders moeten kinderen veilig op weg helpen in het verkeer. Voorbeelden van verkeerseducatie/ -communicatie zijn:     

Verkeerslesmethoden voor de basisschool Het verkeersexamen in groep 7 of 8 De dode hoek voorlichting Verkeersouders Het project Streetwise voor alle groepen op de basisschool

Communicatie kan ook gaan over het communiceren van de verkeersregels die gelden in de schoolomgeving en het geven van voorlichting aan de ouders. 3. Om de verkeersveiligheid in de schoolomgeving te vergroten en daarna te behouden, is gedragsbeïnvloeding van groot belang. De twee grootste problemen op het gebied van het gedrag in de schoolomgeving zijn: - Halen en brengen door ouders. De beslissing hoe een kind naar school gaat ligt bij de ouders. Steeds meer kinderen worden tot steeds latere leeftijd met de auto naar school gebracht. De redenen hiervoor zijn veelal dat ouders tijdgebrek hebben vanwege aansluitende activiteiten (door naar het werk), dat ouders de school-thuis-route of de directe schoolomgeving voor fietsen niet veilig vinden of dat ouders de auto gewoon gemakkelijk vinden. - Ongewenst rijdrag. In de schoolomgeving zorgen meestal de ouders en de direct omwonenden voor ongewenst rijgedrag en hiermee samenhangend het ongewenste parkeergedrag. Deze verkeersdeelnemers zijn zich er niet bewust van dat dit invloed heeft op de kwetsbare verkeersdeelnemers. Om het gedrag te beïnvloeden kunnen allerlei acties en projecten georganiseerd worden. Te denken valt aan het stimuleren van lopen/fietsen in de schoolomgeving en op de school-thuis-route. Ook het stimuleren dat kinderen het juiste voorbeeld krijgen van de ouders valt hieronder. 4. Handhaving kan ervoor zorgen dat de schoolomgeving veilig blijft. Veel maatregelen bij basisscholen staan of vallen met een goed controle op de naleving door politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar. In het algemeen blijkt dat de verkeersveiligheidsproblemen in de schoolomgeving meestal gestoeld zijn op gedragsaspecten. Infrastructuur en educatie zijn hier meestal ondergeschikt aan. In het Schoolveiligheidsplan is beschreven hoe school, gemeente en ouders de verkeersveiligheid om de school geregeld hebben.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

133


BIJLAGE 1 Gladheidsbestrijding in de gemeente Deventer Op 15 november 2011 is het gladheidsbeleid in Deventer vastgesteld door het College van B&W. Ook de aanpak voor de handmatige inzet tijdens (aanhoudende) gladheid is vastgesteld door het College. De afstemming met scholen staat beschreven in hoofdstuk 5 van Bijlage VIII handmatige inzet tijdens gladheidsbestrijding in Deventer. Zie bijlage 1. Samenvatting  De hoofdroutes kennen geen aanpassingen t.o.v. voorgaande jaren - Er zijn geen wijzigingen aangebracht in de strooiroutes rondom de scholen  De strooiroutes in de binnenstad zijn geoptimaliseerd. Er is een strooikaart ontwikkeld.  Op basis van het gladheidsbeleid is het mogelijk voor inwoners en maatschappelijke instellingen zout verkrijgen door het lidmaatschap van de Deventer Schoon Familie (DSF).  In het kader van de DSF aanpak heeft Cambio de afstemming m.b.t. gladheid doorgesproken met basisscholen. Dertien scholen hebben interesse voor zoutafspraken in hun DSF pakket (situatie per 8-12-11).  De gladheidsbestrijding op schoolpleinen is verantwoordelijkheid van de scholen.  De uitvoerende partijen hebben een uitwerking gemaakt voor de handmatige inzet in de directe omgeving van scholen en instellingen. Er volgt nog een overzicht van locaties en aanvullende strooiacties. (Januari 2012)

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

134


Handmatige inzet tijdens gladheidsbestrijding in Deventer (Bijlage VIII Verordening gladheidsbestrijding gemeente Deventer) 1. WERKWIJZE Wintergladheid wordt in Deventer zo veel mogelijk mechanisch aangepakt, door het strooien van zout en de inzet van sneeuwruimers. Locaties die niet machinaal bereikbaar zijn, worden met de hand schoon gehouden. De gemeente heeft deze werkzaamheden voor het seizoen 2011/2012 uitbesteed aan de contractpartners Cambio, Circulus en het Deventer Groenbedrijf. De gemeentelijke coördinator gladheidsbestrijding geeft opdracht voor de handmatige inzet. Tijdens de handmatige gladheidsbestrijding worden de werkzaamheden dagelijks afgestemd tussen de coördinator van de gemeente en de coördinator van de contractpartners. Cambio en het Deventer Groenbedrijf geven dagelijks voor 08.30 uur de geplande werkzaamheden door aan het Team Telefonie van de gemeente (KCC). 2. DEVENTER GROENBEDRIJF Het Deventer Groenbedrijf zet medewerkers in die hun reguliere werkzaamheden vanwege de weersomstandigheden niet kunnen uitvoeren. Ze worden ingedeeld in 7 wijken en voeren het werk tussen 07.30-16.15 uur uit. Het Deventer Groenbedrijf zorgt voor het sneeuwvrij houden van: - en oversteken waar de gladheid niet machinaal kan worden aangepakt; kplaatsen; - en straatkolken. Bij de opdrachtverstrekking is op plattegronden aangegeven bij welke trottoirs en bushaltes het Deventer Groenbedrijf de gladheid aanpakt. 3. CAMBIO Ook Cambio zet bij de gladheidsbestrijding medewerkers in die hun reguliere werk door de weersomstandigheden niet kunnen doen. Ze voeren hun werkzaamheden tussen 07.30-16.00 uur uit. De medewerkers zijn ingedeeld in 7 wijken. Cambio heeft voor de wijken 2, 3 en 5 wijkverantwoordelijken aangewezen. Circulus heeft dat voor de andere wijken gedaan. Cambio houdt de volgende locaties sneeuwvrij:

De locaties staan aangegeven op een overzichtkaart die de gemeente bij opdrachtverstrekking aanlevert. 4. PROTOCOL ZOUTEMMERS Leden van de Deventer Schoon Familie (DSF) kunnen in het winterseizoen (1 november tot 15 april) gebruik maken van de zoutregeling. Ze kunnen voor 7 Cambi’s een 10 liter emmer zout ophalen bij de aangewezen locaties van Cambio. Overige inwoners van Deventer kunnen gebruik maken van de zoutregeling door (gratis) lid te worden van de Deventer Schoon Familie. Bij de aanmelding ontvangen ze een emmer zout en een klein welkomstpakket.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

135


Locatie en tijdstip van afhalen: Bewoners kunnen het zout op de volgende locaties ophalen: Wijk 2: Receptie Diepenveenseweg 1b maandag t/m vrijdag 08.30 uur-11.30 uur Wijk 3: Basislocatie Spuistraat Dinsdag van: 12.00 uur-13.00 uur Wijk 4: Basislocatie David van Bourgondiërstraat Dinsdag van 12.00 uur-13.00 uur Wijk 5: Basislocatie Gildenburg Dinsdag van 12.00 uur-13.00 uur Registratie De receptie noteert naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de bewoner. Is de bewoner nog geen DSF-lid, dan ontvangt de bewoner het zout en het welkomstpakket na invullen van het registratieformulier. De basislocaties hebben een registratieformulier voor het bijhouden van de gegevens. Ze hanteren hetzelfde protocol als de receptie. De locaties verzamelen de registraties. Ze worden verwerkt in de algemene kwartaalrapportage van Cambio. De coördinator van de Deventer Schoonfamilie verzorgt de coördinatie van de verstrekking van zoutemmers. Algemene spelregels

ikt. 5. LEVERING STROOIZOUT SCHOLEN Cambio heeft voor de scholen in Deventer een lidmaatschap op maat gemaakt. Scholen die lid zijn van de Deventer Schoonfamilie kunnen bij gladheid strooizout bij Cambio halen voor 4 Cambi’s per 10 liter, met een maximum van 100 liter per seizoen. De contractpartners voeren op de schoolpleinen geen gladheidbestrijding uit. Dat gebeurt wel op de toegangswegen naar diverse scholen. De wijkploegen ontvangen bij de opdrachtverstrekking een plattegrond waarop de wegen staan aangegeven.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

136


6. WIJKINDELING wijk wijk wijk wijk

1 2 3 4 en 6

wijk 5 en 7

Centrum / Worp Zandweerd Zuid, Rode Dorp, Driebergen, Voorstad, Bekkumer Rivierenwijk, Raambuurt, Knutteldorp, gedeeltelijk Industriegebied Zandweerd Noord, Borgele, Platvoet, Diepenveen, Keizerslanden, Ziekenhuisbuurt, Tuindorp, Schalkhaar Oostrik, Groot-Douwel, Blauwenoord, Vijfhoek, Essenerveld, Swormink, Colmschaterenk, Bramelt, Roessink

7. STROOIMIDDEL EN MATERIAAL De contractpartners gebruiken bij de handmatige gladheidsbestrijding de volgende strooimiddelen: Bij sneeuwval wordt direct zout gestrooid, om te voorkomen dat de sneeuw zich aan het wegdek kan vastzetten; Bij ijzel kan zand, eventueel gemengd met zout, worden gestrooid. Het zand dient om de weg direct berijdbaar (stroef) te houden en het zout om de ijzel te laten smelten; Bij temperatuur van minder dan - 10 oC heeft zout geen effect. In deze situatie is het alleen mogelijk om sneeuw weg te schuiven en/of te strooien met zand. Voor de handmatige inzet tijdens de gladheidsbestrijding beschikt het personeel over het volgende materiaal: schep, bezem, handduw strooier, sneeuwschep, rol loopbezem. 8. ZOUTLOODS CIRCULUS De medewerkers van de contractpartners halen zout op uit de zoutloods aan de Westfalenstraat in Deventer. Dat kan op de volgende tijden: – 10.30 uur – 13.30 uur De coördinator van de gemeente geeft een aanvullende opdracht als er met zand wordt gestrooid. 9. ZOUTKISTEN IN DE WIJKEN Op verzoek van bewoners staan op verschillende locaties in Deventer zoutkisten. Ze bevinden zich op plekken die bij gladheid zeer verkeersonveilig zijn. De bewoners zijn bereid de strooiactiviteiten uit te voeren. De zoutkisten worden voor 1 november door de contractpartner geplaatst en gevuld. Na het strooiseizoen (na 15 april), worden ze afgevoerd. Als een bewoner meldt dat een zoutkist bijna leeg is, vult de contractpartner deze bij. De coördinator winterdienst van de contractpartner en de coördinator gladheidsbestrijding van de gemeente hebben een verzamellijst met de locaties van de zoutkisten. Ook bij alle locaties van de buitendienst van Cambio staan kisten. Deze worden gebruikt door de medewerkers om zout te strooien in de wijken.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

137


Hoofdstuk 7 Voorbeeld Schoolveiligheidsplan

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

138


Voorwoord In dit hoofdstuk treft u een voorbeeld van een Schoolveiligheidsplan aan. Het format is afkomstig van de SAFE checklist (Bron: KPC Groep). De checklist is opgenomen in de map Veiligheid onder tabblad “SAFE checklist�. Op deze lijst is terugvinden welke onderdelen voor een school verplicht zijn en welke niet. Het format kan als leidraad gebruikt worden bij het schrijven van een eigen Schoolveiligheidsplan. De teksten dienen als voorbeeld en ter inspiratie. De school is natuurlijk vrij in het aanbrengen van een nieuwe indeling, veranderen van teksten, wijzigingen in de opsomming van protocollen. Ook kan de school besluiten om een ander format te gebruiken. Door elk schoolbestuur zal met de directeuren een tijdpad afgesproken worden wanneer het Schoolveiligheidsplan klaar moet zijn. De werkgroep Veiligheid.

INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5

Algemeen Inleiding Algemene gegevens Visie op schoolveiligheid Organisatie van schoolveiligheid Beleid, kwaliteitszorg en borging

Pagina 5 .5 5 5 6 6

Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.5 2.5.1. 2.5.2. 2.6 2.6.1 2.6.2

Schoolcultuur Visie op schoolcultuur Organisatie van schoolcultuur Beleid, kwaliteitszorg en borging Gedragscodes en omgangsregels Leerlingen Personeel Ouders Scholing en training Training personeel Training leerlingen Protocollen en gedragsregels School, veiligheid en handhaven Pestprotocol

8 8 8 9 9 10 10 11 11 11 11 11 12 13

2.6.3

Dossierbeheer en privacy (geheimhouding

13

persoonsgegevens) 2.6.4 2.6.5 2.6.6 2.6.7 2.6.8 2.6.9 2.6.10 2.6.11 2.6.12

Ernstige incidenten Gebruik van multimedia Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld Afspraken communicatie met gescheiden ouders Leidraad kleding op school Klachtenregeling en vertrouwenspersoon Rouwprotocol Protocol ongewenst gedrag en seksuele intimidatie door personeel Gedragscode voorkomen van ongewenst

14 15 15 16 17 17 18 19 19

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

139


2.6.13 2.6.14 2.6.15 2.6.16

seksueel gedrag Gedragscode voorkomen van discriminatie Gedragsregels na geweld door personeel richting leerling Gedragsregels na dreigen met geweld door personeel richting leerling Protocol nazorg bij ernstige agressie op school

21 21 22 22

Pagina 24 24 24 24 24 25 25 25

Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7

Aantrekkelijk onderwijs Inleiding Visie op aantrekkelijk onderwijs Organisatie van aantrekkelijk onderwijs Beleid, kwaliteitszorg en borging Actief burgerschap en sociale integratie Scholing en training Protocollen

Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4

Fysieke omgeving Organisatie van fysieke veiligheid Toezicht en beveiliging Leerlingvervoer Protocollen

26 26 27 27 27

Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6

Externe samenwerking Inleiding Organisatie van externe samenwerking Beleid, kwaliteitszorg en borging Interne samenwerking en communicatie Externe samenwerking en communicatie Protocollen

28 28 28 30 30 30 30

Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10

Bijlagen Voorbeeld formulier incidentenregistratie Voorbeeld registratieformulier ongevallen Rouwprotocol Reglement klachtenregeling Voorbeeld format verslag gesprek ouders n.a.v. gedrag kind Voorbeeld format verslag schorsing/ verwijdering leerling Gedragsafspraken gebruik multimedia door leerlingen Gedragsafspraken gebruik multimedia door werknemers Lijst van kernpartners Sociale kaart

31 33 34 35 36 37 38 39 40 41

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

140


HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN 1.1 Inleiding Beschrijving van de school. Naam is een xxx basisschool in xxx. De school bestaat uit xxx groepen en telt xxx leerlingen. De populatie is afkomstig uit de directe omgeving en xxx. Bij meerdere scholen onder een bestuur : De onderlinge scholen en directies werken structureel samen en versterken elkaar. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het uitwisselen van kennis en vaardigheden op het gebied van BHV, ICT enz xxx Er worden onderlinge consultaties uitgevoerd en thema’s worden bovenschools uitgewerkt in werkgroepen. De directeuren overleggen elke maand/ 1x in de zes weken/ xxx in het schoolleidersoverleg. Op stichtingsniveau wordt de kwaliteit van elke school in kaart gebracht en waar nodig wordt hulp en begeleiding georganiseerd. Bovenschools strategisch beleid Uit het strategisch bestuursplan. We hebben een duidelijke visie op onderwijs xxx We streven naar xxx Kansen voor alle kinderen denken we te kunnen realiseren door samenwerking met ketenpartners, door betrokkenheid bij stedelijke ontwikkelingen en door samenwerking met Jeugdzorg en de politie. We willen alle kinderen goed onderwijs bieden In de missie/visie staat xxx 1.2 Algemene gegevens Naam van de school valt onder naam van het bestuur Adres van het bestuur , postadres, telefoon, etc Bezoekadres van de school: Telefoon, e-mail, website, directeur, brin, etc 1.3 Visie op schoolveiligheid Wij streven ernaar een veilige en vertrouwde sfeer te creëren in school. Het is belangrijk dat kinderen met plezier naar school gaan en dat alle kinderen tot hun recht komen. Dit geldt ook voor de leerkrachten en het ondersteunend personeel. Wij proberen dit te bereiken door regels te stellen en door discriminatie en pesten tegen te gaan. Bewustwording van je eigen handelen en de gevolgen daarvan is een onderwerp dat in de klassen steeds vaker terugkomt. Via observatieprogramma’s houden wij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen in het oog. Zodra wij merken dat kinderen zich niet veilig en vertrouwd voelen, ondernemen wij in overleg met de ouders actie. Omdat het gedrag op school en thuis een wisselwerking heeft, verwachten wij van ouders hetzelfde. Als ouders thuis constateren dat de school niet veilig is voor het kind, horen wij dit graag. Fysiek moet de school ook veilig zijn. Hiervoor hebben we arbobeleid (vastgesteld d.d. xxx). Wat verstaan we onder een veilige school? (Uit: map Veiligheid) Uitgangspunten De school moet een plek zijn waar rust heerst, waar leerlingen, personeel en ouders/verzorgers zich thuis voelen en zich veilig weten en waar alle betrokkenen respectvol, prettig en vriendelijk met elkaar omgaan. Dat betekent concreet: voor leerlingen: niet pesten of gepest worden; jezelf mogen en kunnen zijn; de lessen kunnen volgen zonder dat je wordt lastiggevallen; weten dat geweld en (seksuele) intimidatie uit den boze zijn; bij iemand terecht kunnen als er problemen zijn; serieus genomen worden door personeelsleden en overige medewerkers; duidelijke afspraken over dit alles;

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

141


-

-

voor ouders/verzorgers: erop kunnen vertrouwen dat hun kinderen graag naar school gaan; weten dat er geen bedreigingen voorkomen; een open oor vinden voor problemen; weten dat signalen worden opgepakt en problemen aangepakt; duidelijke afspraken over dit alles; voor personeel en andere medewerkers: met respect bejegend worden door leerlingen, ouders/verzorgers, collega’s, weten dat problemen worden aangepakt; ergens terecht kunnen met signalen; duidelijkheid over wat er gebeurt bij calamiteiten; duidelijke afspraken over dit alles; voor de omgeving/de buurt: geen overlast van leerlingen die rond de school hangen; geen vandalisme, vervuiling of diefstal; weten dat leerlingen worden aangesproken op hun gedrag; een aanspreekpunt voor suggesties of eventuele klachten; signalen worden opgepakt en problemen aangepakt.

1.4 Organisatie van schoolveiligheid Naam bestuur is eindverantwoordelijk voor het arbobeleidsplan. Het arbobeleidsplan wordt telkens voor de periode van vier jaar vastgesteld. Voor het opstellen van het arbo-beleidsplan is een arbocommissie samengesteld. Deze arbocommissie bestaat uit namen xxx Zoals vermeld is op schoolniveau de directeur verantwoordelijk voor het arbobeleid. Hij zorgt voor een verdeling van arbotaken en is de overlegpartner van het bestuur. Via het MR-overleg heeft het personeel instemmingsrecht en inspraakmogelijkheid bij de totstandkoming van het arbobeleid. Op onze school is voor coördinatie en uitvoering van het arbobeleid een preventiemedewerker aangesteld. De werkzaamheden van de preventiemedewerker zijn vastgesteld op tenminste Xxx uren van de normjaartaak. Ter ondersteuning van de werkzaamheden van de preventiemedewerker is er per school een arbocoördinator aangesteld. Schoolspecifieke arbozaken zijn vastgelegd in een arbo-beleidsplan. Deze is op school aanwezig. Aanspreekpunt Wij vinden het belangrijk dat vragen, problemen of klachten gemeld worden. De leerkracht is uiteraard het eerste aanspreekpunt. In tweede instantie is de directeur, naam van de directeur het aanspreekpunt. namen zijn aangesteld als adjunct/ bouwcoördinator/ anders . Indien de directie afwezig is, kunt u met vragen bij hen terecht. De school beschikt over aantal BHV-ers: Namen Voor zaken met betrekking tot sociale veiligheid is de leerkracht in eerste instantie het aanspreekpunt. De intern begeleider is voor de coördinatie van de ondersteuning/ zorg: Naam Naam is onze preventiemedewerker Vormen van overleg Veiligheid komt in meerdere overlegvormen aan bod, zoals in de teamvergadering, de bouwvergadering, ouderavonden, MR, OR, SchoolZAT, HGPD, directeurenoverleg, leerlingenraad, enzovoort

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

142


1.5 Beleid, kwaliteitszorg en borging Beleid We streven naar een integraal kwaliteitsbeleid voor de middellange termijn. We gebruiken het xxxmodel . We stellen ons beleid op en werken het uit samen met onze medewerkers. Onze uitgangs-punten moeten door iedereen in de school gedragen worden. We zien de ouders als gelijkwaardige gesprekspartners die we zo veel mogelijk bij de school betrekken. We willen dat ouders ons zien als professionals op wie zij kunnen vertrouwen met betrekking tot de cognitieve en emotionele ontwikkeling van hun kind. Daarnaast vinden we het belangrijk om onze maatschappelijke betrokkenheid ook te tonen door ons op te stellen als een actief ketenpartner en ons te profileren als xxx Veiligheid komt binnen het beleidsplan en de kwaliteitszorg op diverse deelterreinen aan de orde. Echter niet als een apart thema ‘Veiligheid’. Kwaliteitszorg en borging Binnen onze school wordt een eenvoudige cyclische structuur gehanteerd. Beleid ontwikkelen betekent bij ons: op basis van een profiel plannen maken, deze vertalen naar de praktijk, evalueren en bijstellen. Er wordt rekening gehouden met maatschappelijke ontwikkelingen. Het schoolplan wordt elk jaar uitgewerkt naar concrete actieplannen. Aan het eind van de periode evalueren we ten opzichte van onze idealen voor de volgende planperiode. Met een goed uitgewerkt systeem van kwaliteitszorg houdt de directeur overzicht over alles wat er binnen de school moet gebeuren. De directeur krijgt alle schoolaspecten regelmatig onder ogen en kan daardoor planmatig werken aan verbeteringen. We maken voor de uitwerking van onze kwaliteitszorg gebruik van xxxxxx Beschrijven van evaluatiemomenten, analyse en verantwoordelijke functionarissen Hoofdstuk 2 Schoolcultuur 2.1 Visie op schoolcultuur Wat verstaat de school onder de cultuur op de school? Wat verstaat de school onder een goed pedagogisch klimaat? Hoe ziet dat er uit? De communicatie is goed geregeld op onze school. Er zijn duidelijke afspraken over informatieverstrekking, notulen, agenda’s en besluitvorming. Deze staan beschreven in xxx van onze school. Het zijn echter niet dit soort afspraken die de cultuur en de sfeer op een school bepalen. We hebben het dan over de kwaliteit van een gesprek, over hoor en wederhoor, over zelfreflectie, over aanspreekbaar zijn en je open stellen voor de mening van de ander en over persoonlijke aandacht en waardering voor elkaar. Dit alles maakt onze school een fijne en veilige plek, zowel voor de leerlingen, ouders als teamleden. Je veilig en prettig voelen is de basis om tot groei en leren te komen en met plezier te werken. Het is voor de school de eerste zorg dit te realiseren voor onze leerlingen. Ouders mogen ons daar altijd op aanspreken! De betrokkenheid van ouders, niet alleen met het welbevinden en de ontwikkeling van hun kind, maar ook met de school in brede zin, vinden wij belangrijk en willen we optimaliseren. In het schoolprofiel en het schoolplan 2011-2015 is de missie vertaald naar visie en beleid. Pedagogisch klimaat Wij streven ernaar een veilige en vertrouwde sfeer te creëren in school. We hebben uitgebreide afspraken ten aanzien veiligheid, pesten en plagen, maar, belangrijker: we gaan uit van positief en gewenst gedrag. Het is belangrijk dat kinderen met plezier naar school gaan en dat alle kinderen tot hun recht komen. Dit geldt ook voor het personeel. Wij proberen dit te bereiken door regels te stellen, door discriminatie en pesten tegen te gaan. Bewustwording van je eigen handelen en de gevolgen daarvan is een onderwerp dat in de klassen steeds vaker terugkomt.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

143


Via observatieprogramma’s houden wij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen in het oog. Zodra wij merken dat kinderen zich niet veilig en vertrouwd voelen, ondernemen wij in overleg met de ouders actie. Omdat het gedrag op school en thuis een wisselwerking heeft, verwachten wij van ouders hetzelfde. Fysiek moet de school ook veilig zijn. Hiervoor hebben we een uitgebreid arbobeleid. De samenwerking zowel bij spel als werk is eveneens een terugkerend thema. Tijdens de projectweken wordt extra veel aandacht besteed aan samenwerking, samen met elkaar en van elkaar leren. Een en ander staat verder uitgewerkt in de paragraaf ‘Actief burgerschap.’ Zorg en begeleiding Leerlingen die extra hulp behoeven vanwege een leerprobleem krijgen adequate hulp, verwerkt in een individueel hulpplan of een groepsplan. De hulp is altijd gebaseerd op een analyse van het geconstateerde probleem en wordt in de groep planmatig uitgevoerd door de eigen leerkracht. De leerkracht kent de leerling tenslotte het beste. Ouders worden altijd voorafgaand aan de start van een handelingsplan en na de evaluatie geïnformeerd en betrokken. Er zijn ook leerlingen die vanwege meer- of hoogbegaafdheid extra aandacht behoeven. Het team is geschoold om dit te kunnen signaleren en hier goed op in te spelen. Er zijn net als bij kinderen met een leerprobleem ook voor deze leerlingen extra materialen, hulpmiddelen en methodes aangeschaft. De school werkt samen met de scholen uit het samenwerkingsverband Sine Limite aan de borging van de uniforme zorgstructuur, waaronder een passend onderwijs profiel, waardoor we onderwijs op maat kunnen bieden aan alle leerlingen. 2.2 Organisatie van schoolcultuur Hoe werkt de school actief aan schoolcultuur en/of aan een goed pedagogisch klimaat? Het bieden van ondersteuning aan onze leerlingen is vanzelfsprekend. In ons dagelijks handelen als leerkracht zit het thema ‘ondersteuning’ altijd verweven. Het is onlosmakelijk verbonden met ons vak. Beschrijving van DOL Ringen van onderwijs (ondersteuning) Overlegvormen: groepsbespreking, HGPD-bespreking, etc De school werkt actief aan schoolcultuur en een goed pedagogisch klimaat. De leef- en werkcultuur is in het schoolplan 2011-2015 verder uitgewerkt in de volgende aspecten: beschrijven Er worden actieplannen gemaakt gericht op schoolcultuur en/of een goed pedagogisch klimaat. Bij het opstellen en uitvoeren van de actieplannen wordt het personeel betrokken. De volgende actieplannen zijn gericht op schoolcultuur: beschrijven 2.3 Beleid, kwaliteitszorg en borging Beschrijven hoe het thema veiligheid opgenomen is in de kwaliteitscyclus van de school. Schoolveiligheidplan, zorgplan, leerlingbesprekingen, teamvergaderingen, LVS (op seo gebied), evaluatiemomenten, analyse en wie is verantwoordelijk?, tevredenheidsonderzoek en uitslag. Bij het tevredenheidsonderzoek (Naam instrument) onder ouders, leerlingen en leerkrachten halen we een xxx waardering op veiligheid van xxx of meer van de respondenten. Dit onderzoek wordt voorafgaand aan de nieuwe schoolplanperiode van eenmaal in de vier jaar afgenomen onder ouders, leerlingen en personeel. Incidentenregistratie Indien er zich incidenten voordoen, maken werknemers hiervan een korte notitie in het leerlingvolgsysteem. Ook vullen ze een registratieformulier / IRIS/ Naam van het systeem in. (voor scholen die IRIS niet gebruiken is als bijlage een voorbeeld registratieformulier opgenomen)

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

144


We onderscheiden dezelfde drie categorieën als de wet, namelijk: 1 incidenten direct tegen personen gericht zijn incidenten waarbij ‘enige vorm van letsel of schade is toegebracht aan een of meer personen’; 2 incidenten indirect tegen personen gericht zijn incidenten waarbij ‘enige vorm van schade is toegebracht aan eigendommen van één of meer personen of instellingen’; 3 incidenten betreffende (verboden) goederen zijn incidenten waarbij ‘goederen of voorwerpen betrokken zijn die volgens de schoolregels of wet zijn verboden, zonder dat er door het incident zelf schade is toegebracht aan een of meer personen’. In deze drie categorieën zijn negen soorten incidenten te onderscheiden: a fysiek geweld dat letsel tot gevolg heeft; b fysiek geweld waarbij wapens zijn gebruikt; c wapenbezit; d seksueel misbruik en seksuele intimidatie; e grove pesterijen; f discriminatie; g bedreigingen; h vernieling of diefstal van goederen; i bezit van, handel in of gebruik van drugs. Voor categorie a t/m i hebben we protocollen die vermeld staan in de map “Veiligheid” . 2.4 Gedragscodes en omgangsregels We streven naar een professionele cultuur en een goed werkklimaat. We willen dat alle medewerkers zich betrokken en verantwoordelijk voelen bij en voor het succes van de school, en niet alleen voor het succes van hun groep. We streven naar een laag ziekteverzuim en een ‘eerlijke taakverdeling, waarbinnen we wederzijds begrip verwachten. We willen ook elkaar kunnen aanspreken op het (niet) nakomen van gemaakte afspraken. In de map “Veiligheid” staan gedragscodes op verschillende terreinen vermeld. Het opstellen en hanteren van gedragscodes/-regels is een instrument om duidelijkheid te scheppen over hoe we met elkaar om te gaan. Natuurlijk worden binnen het primair onderwijs al bepaalde gedragsregels gehanteerd. Zo zijn er bijvoorbeeld afspraken over te laat komen, het roken op school, het gebruik van materialen, et cetera. Een goed pedagogisch klimaat krijgt binnen de schoolcultuur echter pas werkelijk vorm en inhoud als er bij verschillende aandachtsterreinen duidelijke, concrete gedragsregels worden gemaakt. De wijze waarop leerkrachten met leerlingen omgaan, hoe leerlingen onderling met elkaar omgaan, de omgang tussen leerkrachten onderling, het omgaan van leerkrachten met ouders/verzorgers, met name op de eerder genoemde terreinen, bepalen mede de schoolcultuur en daarmee een goed pedagogisch klimaat. Een gedragscode mag het spontane omgaan van alle betrokkenen met elkaar niet in de weg staan. Zo moet bij het vaststellen van regels rekening worden gehouden met de aard en het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van de betrokken leeftijdsgroepen. Een gedragscode houdt overigens niet in dat gedrag dat niet in de regels is vastgelegd automatisch altijd toelaatbaar is. Aanvullen met tekst uit Schoolplan en andere plannen. 2.4.1 LEERLINGEN Regels en afspraken ondersteunen het (pedagogisch) klimaat dat we nastreven. We hebben als school duidelijke algemene schoolregels ontwikkeld die voor iedereen gelden. De regels in de klas en op het plein zijn hiervan afgeleid en staan verwerkt in het pestprotocol. Het spreekt voor zich dat vooroordelen, discriminatie en pesten haaks staan op wat wij willen bereiken met het pedagogisch klimaat. Wanneer zich incidenten voordoen, wordt meteen corrigerend opgetreden. Moeilijk gedrag Op school komen we gedragsproblemen tegen wanneer kinderen de geldende normen en regels overschrijden. Hoe vaker dat gebeurt, hoe langer dat duurt en hoe meer last of schade de omgeving daarvan heeft, hoe ernstiger we het probleem vinden.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

145


Wanneer kinderen gedrag vertonen dat haaks staat op onze manier van omgaan met elkaar, dan treden we corrigerend, sturend op. We ondersteunen kinderen bij het laten zien van positief gedrag. Hoewel kinderen erop mogen vertrouwen dat we moeilijke situaties samen bespreken en zoeken naar manieren om het anders aan te pakken, streven we ernaar ze vóór te zijn. We reageren op een kind dat in de klas onrustig dreigt te worden en behoefte lijkt te hebben aan beweging. Bewegen, korte opdrachtjes, de mogelijkheid om even van de plaats te lopen, kan dan een goede ondersteuning zijn. Samen met ouders bespreken we hoe het kind het best begeleid kan worden. Grensoverschrijdend gedrag Daar waar grensoverschrijdend gedrag wordt opgemerkt en corrigerend optreden weinig effect heeft, zal dit consequenties hebben. Ook hier zijn we duidelijk over. Goed gedrag zal in zijn algemeenheid beloond worden en normoverschrijdend gedrag wordt bestraft. Als we in het uiterste geval tot straffen moeten overgaan, dan zorgen we ervoor dat de correctie daarop ‘proportioneel’ is. Ook is de tijd die ligt tussen het ongewenste gedrag en de straf zo kort mogelijk. De soort berisping moet ‘passen’ bij het kind. Overigens stellen we het kind altijd in de gelegenheid het ongewenste gedrag ‘goed te maken’. Waar nodig zullen we het kind hierbij helpen. Als team zijn we informeel én gepland met elkaar in gesprek over de wijze waarop wij naar kinderen reageren. Het succes van het werk op onze school valt of staat met een veilig en uitnodigend pedagogisch klimaat . 2.4.2 PERSONEEL Om ervoor te zorgen dat iedereen op de hoogte is van het ‘veiligheidsbeleid’, begrijpt wat de uitgangspunten zijn en weet hoe te handelen, is een goede communicatie cruciaal. Daarom wordt de map “Veiligheid” uitgebreid besproken: in de teams; in de lessen door de leerkrachten; in de medezeggenschapsraad en/of ouderraad; bij contacten met externe organisaties; tijdens ouderavonden en thema-avonden over de veilige school; tijdens buurtbijeenkomsten. Het is belangrijk om ten aanzien van normen (hoe zijn onze manieren?) en waarden (respectvol met elkaar omgaan) op één lijn te komen. In de teamvergaderingen wordt daarom regelmatig aandacht besteed aan vragen als: Wat is grensoverschrijdend gedrag? Wat accepteren we wel en wat niet? Hoe interpreteren we afspraken en hoe zorgen we ervoor dat we ons aan afspraken (blijven) houden? Hoe beoordelen we bepaalde situaties? In het integraal personeelsbeleid wordt hier ook aandacht besteed door xxxxxxxxx. Een goede introductie en begeleiding kunnen voorkomen dat collega’s die op onze school komen werken deze weer vroegtijdig verlaten. De sociale partners hebben daarom in de CAO-Primair Onderwijs in artikel C8 opgenomen dat “de werkgever in overleg met de Personeelsgeleding van de MR een regeling vaststelt ten behoeve van de introductie en begeleiding van beginnende werknemers” (artikel C8 lid 1). Tevens stelt de CAO dat “de werkgever in overleg met de Personeelsgeleding van de MR beleid vaststelt met betrekking tot de wijze waarop vervangers in de school worden geïntroduceerd en begeleid” (artikel C8 lid 3). Goede begeleiding is dus nodig om de mensen binnen te krijgen en te behouden. Maar goede begeleiding is ook nodig voor de kwaliteit van het onderwijs. Immers die kwaliteit staat of valt met de kwaliteit van de man of vrouw voor de klas en deze man of vrouw kan alleen kwaliteit leveren als hij of zij zich continu professioneel blijft ontwikkelen. Wij zijn dan ook een lerende organisatie. We streven ernaar dat reflectie en feedback gemeengoed zijn, waar fouten en problemen beschouwd worden als kansen om te leren en waar medewerkers hun sterke kanten kunnen ontplooien. 2.4.3

OUDERS Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

146


Contacten met ouders worden op de volgende manier onderhouden: ouderavonden, huisbezoeken (incidenteel), 10-minutengesprekken, schoolkranten, nieuwsbrieven, website, vieringen met Sinterklaas, Kerst, Pasen,etc. Er worden koffieochtenden, inloopochtenden, opa&omadagen, projecten, tentoonstellingen, voorleeswedstrijd, (opsommen wat van toepassing is) georganiseerd. De betrokkenheid van ouders, niet alleen met het welbevinden en de ontwikkeling van hun kind, maar ook met de school in brede zin, vinden wij belangrijk en willen we optimaliseren. We bieden de mogelijkheid aan ouders op meerdere wijzen te participeren; hand- en spandiensten, ondersteuning bij lessen, organiseren van activiteiten (feestcommissie, ouderraad, zelf invullen wat van toepassing is) en meedenken, beslissen en toetsen van het schoolbeleid (medezeggenschapsraad). Hoofdstuk 6 van de map “Veiligheid” besteedt aandacht aan een veilige schoolomgeving. Wij besteden op de volgende manier aandacht aan de verkeersveiligheid rond onze school. Beschrijven wat de regels en afspraken zijn. Parkeren auto’s, halen en brengen, wel of niet de klas in, stallen van fietsen. 2.5 Scholing en training 2.5.1 TRAINING PERSONEEL Cursussen, studiedagen, trainingsprogramma’s op het gebied van: - pedagogisch klimaat - agressie en geweld - conflicthantering - gesprekstechnieken, leefstijl Ook intervisie en collegiale consultatie en coaching van personeel 2.5.2 TRAINING LEERLINGEN - Faalangstreductietraining - Sociale vaardigheidstraining - Weerbaarheidstraining - Sociaal emotionele methoden, zoals: Leefstijl, Rots en Water, Kanjertraining 2.6. Protocollen en gedragscodes De school beschikt over de volgende protocollen en gedragscodes. Een aantal hiervan is uitgewerkt. Naar andere protocollen en codes wordt verwezen. Onderstaande opsomming moet gezien worden als een voorbeeld. De school maakt eigen keuzes en vult aan of vervangt met eigen protocollen en gedragscodes.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

147


2.6.1 School, veiligheid en handhaven 2.6.2 Pestprotocol 2.6.3 Dossierbeheer en privacy (geheimhouding persoonsgegevens) 2.6.4 Ernstige incidenten Gebruik van multimedia 2.6.5 2.6.6 Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld 2.6.7 Afspraken communicatie met gescheiden ouders 2.6.8 Leidraad kleding op school 2.6.9 Klachtenregeling en vertrouwenspersoon 2.6.10 Rouwprotocol 2.6.11 Protocol ongewenst gedrag en seksuele intimidatie door personeel 2.6.12 Gedragscode voorkomen ongewenst gedrag leerkracht-leerling 2.6.13 Gedragscode voorkomen discriminatie 2.6.14 Gedragsregels na geweld door personeel richting leerling 2.6.15 Gedragsregels na dreigen met geweld door lid personeel richting leerling 2.6.16 Protocol nazorg bij ernstige agressie op school 2.6.1 SCHOOL, VEILIGHEID EN HANDHAVEN Een veilig klimaat op school zou iets vanzelfsprekends moeten zijn. Maar helaas blijkt uit incidenten die in het verleden op scholen hebben plaatsgevonden, en nog steeds plaatsvinden, dat veiligheid op school soms ver te zoeken is. Daarom hebben de schoolbesturen van het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs in Deventer besloten om map “Veiligheid� te ontwikkelen en daarover een convenant af te sluiten. Immers: voorkomen is altijd beter dan genezen. En mocht er onverhoopt toch wat gebeuren, dan is het handig om een plan van aanpak te hebben. Met hoofdstuk 1 in deze map geven de besturen aan hoe zij willen dat leerlingen en leraren op school met elkaar omgaan en waar de grenzen liggen. Hoe werkt het protocol? In het protocol komen de volgende gedragingen aan de orde: 1 Fysieke agressie en intimidatie 2 Verbale agressie en intimidatie 3 Vernieling 4 Wapenbezit 5 Diefstal 6 Vuurwerkbezit 7 Seksuele intimidatie 8 Schoolverzuim In de toelichting op het protocol wordt de algemene handelwijze van de school beschreven bij grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van bovengenoemde onderwerpen. Het gaat hierbij in eerste instantie om het gedrag van leerlingen, maar in voorkomende gevallen gelden de regels ook voor overtredingen van ouders/verzorgers en personeel. Om houvast te bieden bij het realiseren van een veilig schoolklimaat zijn in het protocol zowel uitgangspunten als een algemeen stappenplan opgenomen. Leidraad bij de opbouw van het stappenplan vormt de ernst van een overtreding of de frequentie ervan. In het stappenplan wordt van elk onderwerp een algemene en een juridische definitie gegeven, gevolgd door een toelichting, richtlijnen voor maatregelen door school en politie en een verwijzing naar relevante bijlagen. In deze bijlagen zijn voor een aantal van de bovengenoemde onderwerpen voorbeelden opgenomen van gedragsregels. Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

148


2.6.2 PESTPROTOCOL Pesten is onaanvaardbaar gedrag en vormt een bedreiging (met name voor kinderen) voor de sfeer op school en voor het individu. Daarom hebben wij een aantal regels geformuleerd voor zowel leerlingen als leerkrachten. Preventieve aanpak  Maak aan de leerlingen duidelijk dat signalen van pesten (iets anders dan plagen!) doorgegeven moeten worden aan de leerkracht. Leg uit dat dit geen klikken is  Personeel en leerlingen noemen leerlingen niet met een bijnaam die als kwetsend ervaren kan worden  Personeel en leerlingen maken geen opmerkingen over kleding en/of uiterlijk die als kwetsend ervaren kunnen worden  Indien de leerkracht pesten heeft gesignaleerd: geeft hij duidelijk en ondubbelzinnig aan dat hij dergelijk gedrag verafschuwt en afkeurt; probeert hij zicht te krijgen op de oorzaak, de omvang van het pestgedrag en de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer; probeert hij het invoelend vermogen van de pester en de ‘zwijgende meerderheid’ te vergroten (“als jij nu eens gepest werd...”); brengt hij het probleem in de teamvergadering en wordt er vervolgens overgegaan naar een plan van aanpak; stelt hij de ouders/verzorgers van de betrokkenen (pester, gepeste) op de hoogte en geeft aan hoe de school dit probleem gaat aanpakken. Pestprotocol van de school hier invoegen. 2.6.3 Dossierbeheer en privacy (geheimhouding persoonsgegevens) Dossierbeheer en privacy De school gaat voorzichtig en terughoudend om met leerlinggegevens en/of gegevens die ouders aan school verstrekken. Deze gegevens worden goed beveiligd en kunnen alleen ingezien worden door leerkrachten, intern begeleiders en directie. U kunt deze gegevens, eventueel inzien en zo nodig vragen deze te corrigeren. Sinds xxx (jaartal invullen) werken we met het digitale leerlingdossier Parnassys. Afspraken omgaan met het leerlingdossier Voor bepaalde doeleinden worden video-opnames en/of foto’s gemaakt. Zo worden er opnames gemaakt van speciale gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld feestelijke ouderavonden, kerstviering, projecten en/of speciale klassenactiviteiten. Deze opnames kunnen via vertoning (op school en/of website) openbaar worden gemaakt. Opnames kunnen ook gemaakt worden in verband met de implementatie van nieuwe werkvormen of structuren. Deze opnames worden gemaakt in de klas en naderhand besproken met leerkrachten en/of pabo-studenten. Soms worden er opnames gemaakt in verband met een ontwikkelingsvraag van een kind. In dit geval zal vooraf toestemming gevraagd worden aan de ouders van het desbetreffende kind. De beelden worden alleen door betrokkenen bekeken. Bij deze opnames kunnen natuurlijk ook andere kinderen in beeld komen. Ouders die bezwaar hebben tegen één van deze publicaties, kunnen zich melden bij de directie. Wij hebben op het intakeformulier en in de schoolgids bovenstaande informatie opgenomen. Verstrekking van gegevens gaat met de nodige zorgvuldigheid. De gemeente is verplicht om aan verschillende instanties, zoals de rijksoverheid, justitie, SVB, CJIB en de belastingdienst gegevens te verstrekken. Toch kan het zijn dat ouders niet willen dat persoonsgegevens aan bepaalde instanties worden verstrekt. Bij de afdeling Burgerzaken kunnen ouders verzoeken om aan derden geen gegevens over hen uit de basisadministratie te verstrekken. De afdeling Burgerzaken kan op verzoek van ouders een aanvraagformulier ‘geheimhouding’ toezenden. Ook kunnen ouders een formulier online invullen en vervolgens toesturen. Nadat het verzoek ontvangen en verwerkt is, ontvangen ouders daarvan een bevestiging. De door de ouders gevraagde geheimhouding geldt tot het moment dat ouders deze weer intrekken.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

149


Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

150


Nadere verklaring van het begrip derden -

-

-

Derden die een algemeen verbindend voorschrift uitvoeren. Dit zijn onder andere deurwaarders, notarissen en advocaten. Verstrekking van gegevens aan deze categorie derden vindt plaats na een schriftelijk verzoek hiertoe. Indien het gemeentebestuur besluit om – in afwijking van het verzoek om geheimhouding – wel gegevens te verstrekken, worden ouders hiervan in kennis gesteld. Bijzondere derden. Dit zijn onder andere de Stichting Interkerkelijke Ledenadministratie (SILA) – bij deze stichting zijn enkele kerkgenootschappen aangesloten –, pensioenfondsen, pensioenverzekeraars, spaaren VUT-fondsen, krediet- en effecteninstellingen, beleggingsinstituten, reclasseringsinstellingen en ziekenhuizen. Aan de groep bijzondere derden vindt alleen verstrekking van persoonsgegevens plaats indien zij geautoriseerd zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het gemeentebestuur is verplicht om – in afwijking van het verzoek om geheimhouding – de gegevens wel te verstrekken (hiervan worden ouders niet in kennis gesteld). Uitsluitend in het geval dat de SILA om gegevens verzoekt, zal het verzoek om geheimhouding zondermeer worden gerespecteerd en worden de gegevens niet verstrekt. Vrije derden. Dit zijn onder andere niet-commerciële instellingen en particulieren (reünie). Aan deze categorie derden vindt zeer beperkt en uitsluitend verstrekking plaats op grond van de gemeentelijke Privacyverordening. Indien ouders om geheimhouding hebben gevraagd, zullen de gegevens niet worden verstrekt. In de regel zal de afdeling Burgerzaken een dergelijk verzoek om gegevensverstrekking aan de burger doorsturen.

2.6.4 Ernstige incidenten Schorsing en verwijdering van leerlingen Zoals vermeld vinden we een goed pedagogisch klimaat en een veilige schoolomgeving een voorwaarde voor het onderwijs op onze school. Preventie krijgt veel aandacht op onze school. Soms laten kinderen moeten gedrag zien waarop ze aangesproken zullen worden. Met ouders vindt overleg plaats om samen te komen tot een goed aanpak. Wanneer gedrag grensoverschrijdend is, kan er tot schorsing worden overgegaan. Het criterium dat hierbij een rol speelt is: Het gedrag van de leerling of de ouder die problemen veroorzaakt leidt ertoe dat de ontwikkeling van andere kinderen, de sfeer en/of de veiligheid op school in het gedrang komen. Wanneer er na een schorsing nog geen verbetering in het gedrag waar te nemen valt, kan besloten worden het kind van school te verwijderen. Voordat tot schorsing of verwijdering wordt besloten, zal de school eerst contact opnemen met het bestuur. Ouders zullen vooraf van een besluit tot schorsing of verwijdering op de hoogte worden gebracht. Hierbij zal, in geval van schorsing, ook aangegeven worden hoelang de duur van de schorsing is. In map “Veiligheid” staat de te volgen procedure uitgebreid omschreven. De Map ligt op school ter inzage. In de map Veiligheid, hoofdstuk 1 staan diverse zaken omschreven met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag: agressie, wapenbezit, diefstal, vernieling, seksuele intimidatie, vuurwerkbezit en schoolverzuim.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

151


Procedures bij grensoverschrijdend gedrag: een stappenplan niet te tolereren gedrag Wanneer kinderen gedrag vertonen wat we niet accepteren, volgen we onderstaand stappenplan: 1 We geven duidelijk aan dat we het vertoonde gedrag niet accepteren en dat het dus moet stoppen. 2 Er vindt een gesprek met het kind plaats waarin we duidelijk maken waarom we het gedrag niet tolereren. Het kind krijgt de kans om met een verklaring te komen. Aan het eind van het gesprek wordt aan het kind medegedeeld dat we de ouders op de hoogte zullen brengen van het incident en het gesprek. 3 De ouders worden indien mogelijk nog voor het kind thuis komt ingelicht. Het incident en het gesprek worden omschreven en onze zorg wordt duidelijk verwoord. We nodigen de ouders uit voor een gesprek op school. Ook vragen we de ouders dat ze hun kind aanspreken op het gedrag. 4 Er wordt een verslag gemaakt welke in het leerlingdossier wordt opgeslagen. Als bijlage is een voorbeeld gespreksverslag opgenomen. NB. De bovengenoemde acties worden in principe door de groepsleerkracht in samenspraak met de directeur gedaan. Wanneer een andere leerkracht (bijvoorbeeld tijdens de pleinwacht) constateert dat een kind in de fout gaat, zal deze leerkracht de groepsleerkracht hiervan op de hoogte stellen zodat die verdere actie kan ondernemen.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

152


2.6.5 Gebruik van multimedia ONZE SCHOOL HEEFT OP BASIS VAN HOOFDSTUK 4 VAN DE MAP “VEILIGHEID” EEN GEDRAGSCODE VOOR WERKNEMERS VASTGESTELD IN DE VERGADERING VAN DE MR D.D. XXXXXX . DE GEDRAGSCODE IS ALS BIJLAGE 4 TOEGEVOEGD. VANAF GROEP XXX ZIJN IN ELKE GROEP AFSPRAKEN GEMAAKT OVER HET GEBRUIK VAN MULTIMEDIA. DE AFSPRAKEN ZIJN ALS BIJLAGE TOEGEVOEGD. 2.6.6 Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld Per 1 januari 2012 is een meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld op elke school verplicht. De meldcode is een hulpmiddel om kindermishandeling, maar ook om huiselijk geweld tegen te gaan. Een meldcode betekent niet dat er meldplicht is. Bij meldplicht moet een professional zijn vermoeden van geweld melden bij een andere instantie. Die verplichting bestaat niet bij een meldcode. In de map “Veiligheid” is als hoofdstuk 2 de Meldcode Kindermishandeling, huiselijk geweld opgenomen. Deze Meldcode is op basis van landelijke richtlijnen ontwikkeld. Hierin is een stappenplan opgenomen hoe te handelen bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. Ook op onze school gebruiken we deze meldcode. De meldcode maakt onderdeel uit van ons veiligheidsbeleid. De routekaart uit de meldcode kan hieronder weergegeven worden of een beschrijving van de fasen. Hieronder is een voorbeeld beschreven. Fase 0 Vooraf aan en gedurende dit stappenplan worden door de leerkracht aantekeningen gemaakt van momenten waarop het probleem zich voordoet / zichtbaar is. Deze gegevens worden in de zorgmap opgeslagen; daarna aan het einde van het jaar gaan de gegevens in het dossier van de leerling. De leerling kan tijdens een groepsbespreking worden ingebracht, ook kan in een HGPD het probleem worden besproken. Als daarna gesteld wordt dat het probleem in de thuissituatie (ook) opgelost moet worden, gaat het volgende stappenplan in werking. Van alle stappen worden korte verslagen gemaakt (gedateerd) deze worden opgeslagen in het leerlingdossier. Ouders hebben opvoedproblemen of er is sprake van ongewenst opvoedgedrag Fase 1 De leerkracht heeft minimaal een gesprek gehad met ouders over de gesignaleerde problemen.

Fase 2 De leerkracht en de intern begeleider hebben samen een gesprek met ouders over de hulp voor het kind in de thuissituatie. IB-er is casemanager

Fase 3 De school (IB-er) doet een vooraanmelding bij AMK. Ouders melden zelf bij AMK.

Fase 4 De ouders erkennen de signalen wel, maar komen niet tot actie. Er volgt een gesprek waarin de school duidelijk maakt dat zij verplicht is te melden wanneer hulp voor de leerling niet op gang komt. Ook kan het zijn dat ouders de adviezen niet structureel uitvoeren.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

Fase 5 De school geeft bij de ouders aan dat ze zorgen blijven houden en behoefte hebben aan advies van AMK. Er volgt een melding bij het AMK.

153


Er lijkt sprake van mishandeling (ouder–ouder of ouder–kind) Fase 1 Verslaglegging van signalen in het leerlingdossier. Bouwen aan een goede relatie met de leerling en de ouders. Huisbezoek kan hier een bijdrage leveren.

Fase 2 De signalen blijven voortduren: leerkracht, IBer / directeur nemen contact op met AMK voor informatie.

Fase 3 Onderzoek vindt plaats of er sprake kan zijn van problematiek buiten de thuissituatie.

Fase 4 Afhankelijk van advies AMK: gesprek met ouders.

Fase 5 AMK meldt aan de raad voor de kinderbescherm ing.

AMK gaat over tot actie.

AMK houdt de school op de hoogte.

Directeur is casemanager.

Bij direct gevaar voor de betrokken leerling Dezelfde dag gesprek leerkracht, IBer en directie.

Directeur wordt casemanager.

Dezelfde dag contact met AMK.

Zie voor verdere tips en acties hoofdstuk 2 Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld. De map is ter inzage op school aanwezig. 2.6.7 AFSPRAKEN COMMUNICATIE MET GESCHEIDEN OUDERS / ONDERTOEZICHTSTELLING (OTS) EN VOOGDIJ UITGANGSPUNTEN COMMUNICATIE MET GESCHEIDEN OUDERS Ook in geval van gescheiden ouders zijn het in de eerste plaats de ouders die verantwoordelijk zijn voor het onderling uitwisselen van informatie over hun kind. Bij kinderen van gescheiden ouders wordt informatie (nieuwsbrieven, uitnodigingen, aankondigingen, rapporten) in principe op dezelfde manier verstrekt (in de meeste gevallen middels meegeven aan het kind) als het geval is bij kinderen van niet gescheiden ouders. Het is aan de ouders om onderling afspraken te maken over het op de hoogte houden van elkaar. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, kunnen de ouders / kan één van de ouders de school verzoeken om op een andere wijze op de hoogte gehouden te worden. Van de ouders wordt verwacht dat ze de school tijdig en volledig informeren over relevante veranderingen in de thuissituatie van de leerling. De school hanteert de officiële achternaam van de leerling. Wanneer ouders gezamenlijk het gezag hebben Ouders moeten door de school gelijk behandeld worden. Beide ouders moeten door de school geïnformeerd worden over en betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind. Uitnodigingen worden aan beide ouders gericht. De ouders hebben de verantwoordelijkheid om gezamenlijk vorm te geven aan de betrokkenheid bij hun kind en bij de school. De ouders worden gezamenlijk uitgenodigd voor oudergesprekken. De school verwacht dat de ouders samen naar het gesprek komen. Wanneer een gezamenlijk gesprek een knelpunt blijkt, kan de school de schoolmaatschappelijk werker vragen bij het gesprek aanwezig te zijn. Alleen in zeer bijzondere situaties waarbij zwaarwegende omstandigheden in het geding zijn, zal de school ingaan op het verzoek van één van de ouders om een individueel gesprek te plannen. Wanneer de school derden in wil schakelen ten behoeve van het kind moeten beide ouders hiervoor schriftelijk toestemming geven.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

154


Wanneer één ouder met het gezag belast is Als er één ouder met het gezag belast is (uitspraak van de rechter), heeft deze ouder de verplichting de andere ouder te informeren over gewichtige aangelegenheden. Wanneer de niet met het gezag belaste ouder de school om informatie vraagt, moet de school deze info geven. Het betreft hier alleen belangrijke feiten en omstandigheden, zoals de leerprestaties van het kind. Ook het ingaan van een zorgtraject valt hieronder. De school kan de ouder vragen om een schriftelijk bewijsstuk te overleggen waaruit blijkt dat de ouder met het gezag belast is. De ouder die het gezag heeft, is degene die uiteindelijk beslist. Op verzoek van de niet met gezag belaste ouder kan de rechter een informatie- en consultatieregeling vaststellen. Ook kan de rechter beslissen niet in te gaan op verzoeken om informatie van de niet met het gezag belaste ouder. Ondertoezichtstelling Bij een ondertoezichtstelling blijft het ouderlijk gezag in principe volledig in stand. Wel kan de gezinsvoogd dit gezag beperken. Voogdijmaatregel Wanneer de rechter een voogdijmaatregel uitspreekt, draagt hij het gezag over aan een instelling of een derde persoon (bijvoorbeeld pleegouders). In geval van pleegkinderen gaat de school na wie het gezag voert over de leerling. 2.6.8 LEIDRAAD KLEDING OP SCHOLEN In deze leidraad wordt uitgelegd welke eisen wij aan kleding stellen, welke grenzen wet- en regelgeving hieraan stelt, hoe deze voorschriften kunnen worden vastgelegd en hoe ze kunnen worden gehandhaafd. Het advies van de Commissie Gelijke Behandeling over gezichtssluiers en hoofddoeken op scholen van16 april 2003 is hierbij als richtlijn gebruikt. Hieronder de leidraad toevoegen of als bijlage toevoegen 2.6.9 KLACHTENREGELING – VERTROUWENSPERSOON Ouders, leerlingen en personeel kunnen klachten hebben over gedragingen, beslissingen – of het uitblijven daarvan van het schoolbestuur, directie of personeelsleden. Klachten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op begeleiding en beoordeling van leerlingen, discriminerend gedrag, agressie, seksuele intimidatie, geweld en pesten. In de klachtenregeling is vastgelegd hoe onze school op dergelijke klachten moet reageren. Voordat een klacht bij de klachtencommissie wordt ingediend, moet eerst de volgende procedure worden doorlopen. Ouders moeten eerst de klacht met de leerkracht en daarna –als de klager niet tevreden is- met de directeur bespreken. Veruit de meeste klachten ten aanzien van de dagelijkse gang van zaken in de school zullen in onderling overleg tussen ouders, leerlingen, personeel en schoolleiding op een passende wijze worden afgehandeld. Heeft de vorige stap niet tot een bevredigende oplossing van de klacht geleid, dan kunnen ouders terecht bij het bestuur van onze school. In dat geval kunnen ouders contact opnemen met naam , telefoon Ook kan een klager terecht bij de externe vertrouwenspersoon. Dit is naam van de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. De vertrouwenspersoon begeleidt de klager desgewenst bij de interne verdere procedure. Indien ook dat vervolgens niet leidt tot het wegnemen van de klacht, dan kan de klager de klacht voorleggen aan de (landelijke) klachtencommissie, waarbij het bestuur van onze stichting is aangesloten. Het adres van de klachtencommissie waar ouders terecht kunnen, luidt: Naam en adres van de commissie Het reglement van de klachtenregeling ligt op school ter inzage. Of: Klachtenregeling als bijlage toevoegen. Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

155


Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

156


2.6.10 ROUWPROTOCOL In het integraal personeelsbeleid is een rouwprotocol opgenomen omtrent het overlijden van een leerling, personeelslid of een familielid van een leerling. In dit protocol staan de volgende zaken beschreven: Beschrijving toevoegen Het rouwprotocol van de school als bijlage toevoegen. 2.6.11 PROTOCOL ONGEWENST GEDRAG EN SEKSUELE INTIMIDATIE DOOR PERSONEEL Algemeen Het beleid aangaande ongewenst gedrag zal jaarlijks worden geëvalueerd en zo nodig aangepast. Ongewenst gedrag wordt binnen de organisatie niet getolereerd. Hierbij gelden dezelfde normen en waarden die binnen de Nederlandse samenleving als ‘normaal’ worden beschouwd. Alle betrokkenen worden geacht elkaar met respect voor eigenwaarde te benaderen en behandelen. Toezicht op de spelregels omtrent ongewenst gedrag wordt gehouden door de directeur, die op dat moment namens het bestuur optreedt. Bij agressie of geweld (ook door derden) en bij aanhoudende misdragingen (na een waarschuwing) dient/dienen de betreffende perso(o)n(en) te worden verzocht de school te verlaten. Zo nodig collega’s inschakelen of 112 bellen voor assistentie. In geval van seksueel misbruik en seksuele intimidatie is het bestuur, sinds de invoering van de wet (28 juli 1999) in het onderwijs, ook verplicht aangifte te doen van een vermoeden van seksueel misbruik van een leerling. Daarnaast is het bestuur verplicht dit te melden bij de Inspectie van het Onderwijs. Als er op school een redelijk vermoeden bestaat dat een personeelslid zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele intimidatie of seksueel misbruik, moet het bestuur overleg voeren met de vertrouwensinspecteur. Als de inspecteur dit redelijk vermoeden deelt, moeten de ouders onmiddellijk van het vermoeden op de hoogte worden gesteld. Daarnaast is het bestuur verplicht aangifte te doen. Al het personeel in de school heeft meldingsplicht: de plicht om een vermoeden te melden bij het bestuur. Is het geen vermoeden meer ? Het verzwijgen van een strafbaar feit is strafbaar. De formele definitie van seksuele intimidatie is: ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard, waarbij tevens sprake is van één van de volgende punten: -onderwerping aan dergelijk gedrag wordt, expliciet of impliciet, gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van een persoon; - onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze persoon raken; - dergelijk gedrag heeft als doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderend, vijandige of aangename werk- en omgeving te creëren, dan wel heeft als gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving ontstaat. Bron: Arbeidsomstandighedenwet 1998 (art. 1 lid 3 onder e). Sancties Wanneer men zich schuldig maakt aan ongewenst gedrag, dan is het bestuur genoodzaakt sancties te treffen. Afhankelijk van de ernst van de situatie kunnen dit zijn: gesprek; waarschuwing; berisping; overplaatsing; schorsing, ontslag of ontzegging van toegang tot de school (in ernstige gevallen zoals agressie en geweld, seksuele intimidatie). Voorlichting en trainingen Tijdens een reguliere inhoudelijke teamvergadering zal het protocol door de directeur met alle betrokkenen worden besproken en uitgelegd. Met nieuwe leerkrachten wordt het protocol besproken. Voorlichting over ongewenst gedrag wordt 1x per jaar herhaald of als het protocol is veranderd. Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

157


Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

158


Klachtenregeling en vertrouwenspersoon Het bestuur heeft met betrekking tot de melding en behandeling van ongewenst gedrag een externe vertrouwenspersoon aangesteld. Dit is naam , telefoonnummer. De vertrouwenspersoon zorgt voor opvang, emotionele ondersteuning en advisering van betrokkenen die te maken hebben (gehad) met ongewenst gedrag. De vertrouwenspersoon behandelt de vragen en problemen van betrokkenen die zich bij haar melden vertrouwelijk en anoniem. De vertrouwenspersoon heeft een beroepsgeheim en zal alleen op verzoek van de betrokkene de kwestie aankaarten bij de directeur, het bestuur of bij andere disciplines. De vertrouwenspersoon adviseert tevens welke formele stappen men kan ondernemen binnen de school, of in het uiterste geval, bij de rechter. Vertrouwensinspecteur De vertrouwensinspecteur bij de Inspectie van het Onderwijs heeft een wettelijke basis gekregen. Zijn/haar taken als speciale vertrouwensinspecteur zijn: aanspreekpunt voor ouders, betrokkenen, directeuren en besturen; advies geven over eventueel te nemen stappen; bijstand verlenen bij het nemen van stappen die gericht zijn op het zoeken naar een oplossing; begeleiding te geven bij het indienen van een klacht (op grond van de klachtenregeling) of het doen van aangifte bij de politie. Het adres van de vertrouwensinspecteur voor onze school staat vermeld in de schoolgids. Stappenplan met betrekking tot incidenten Wanneer er een incident wordt gesignaleerd, maakt de school allereerst een inschatting van de situatie, daarna worden er stappen ondernomen. We gebruiken in geval van een crisis hoofdstuk 8 van de Map “Veiligheid”. Relevante vragen voor inschatting van de situatie: Wat is er gebeurd? Wie is erbij betrokken? Wanneer is het gebeurd? Is dit gedrag bij deze persoon vaker voorgekomen? Wat is de ernst van het grensoverschrijdend gedrag? Handelen we de situatie zelfstandig af? Is het raadzaam de politie om advies te vragen? Dient de politie in kennis te worden gesteld? In de map “Veiligheid” kan de school nagaan of het gedrag gemeld moet worden bij de politie; anders gezegd: of er sprake is van wetovertredend gedrag. Verder te nemen stappen: preventief: gesprek tussen leerling en leerkracht/directie; gesprek met leerling en ouders/verzorgers; vervolggesprek school, leerling en ouders/verzorgers; sanctionerend: bedenktijd; schorsing en verwijdering; politieoptreden. Zowel voor de preventieve als de sanctionerende ronde geldt dat, indien het om gedragingen gaat die ook volgens de wet om een reactie van politie/justitie vragen, de politie in kennis wordt gesteld. Een verdere gedetailleerde toelichting van het stappenplan is te vinden in de map “Veiligheid” . 2.6.12 Gedragscode voorkomen ongewenst seksueel gedrag Hieronder zijn uitgangspunten beschreven met betrekking tot het voorkomen van ongewenst seksueel gedrag.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

159


Schoolcultuur/pedagogisch klimaat  Het personeel onthoudt zich van seksistisch taalgebruik, seksueel getinte grappen, toespelingen en van een manier van aanspreken die door leerlingen en/of andere bij de school betrokkenen als seksistisch kan worden ervaren  Het personeel ziet er tevens op toe dat het bovenstaande niet gebezigd wordt tussen leerlingen onderling  Het personeel onthoudt zich van seksistisch getinte gedragingen, of gedragingen die door leerlingen en/of andere bij de school betrokkenen als zodanig kunnen worden ervaren en ziet er tevens op toe dat dergelijke gedragingen niet voorkomen tussen leerlingen onderling  Het personeel draagt er zorg voor dat binnen de school geen seksueel getinte affiches, tekeningen, artikelen, in bladen (o.a. schoolkrant) e.d. worden gebruikt of opgehangen die kwetsend kunnen zijn voor een bepaalde sekse Eén op één contacten leerkrachten - leerlingen  Leerlingen worden buiten schooltijd niet langer dan een half uur alleen op school gehouden. Wanneer een leerling na schooltijd op school wordt gehouden, worden de ouders en de directie op de hoogte gebracht  Uit de aard van het leraarschap vloeit de norm voort dat een leraar een zekere terughoudendheid betracht ten aanzien van het mee naar huis nemen van leerlingen. Indien dit wel gebeurt, dan dient dit alleen met de nodige waarborgen van toezicht en als dit bekend is bij anderen te geschieden. Zonder medeweten van de ouders, worden leerlingen daarom niet bij een personeelslid thuis uitgenodigd. In voorkomende gevallen worden de redenen en tijdsduur aangegeven. Tevens wordt dit gemeld bij de directie. Troosten/belonen/feliciteren e.d. in de schoolsituatie  De wensen en gevoelens van zowel kinderen en ouders hieromtrent worden gerespecteerd. Kinderen hebben het recht aan te geven wat ze prettig of niet prettig vinden. Spontane reacties bij troosten of belonen in de vorm van een zoen zijn mogelijk, ook in de hogere groepen, mits het hier genoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd  Het is mogelijk kinderen op schoot te nemen. Ook hier dienen de wensen en gevoelens van de kinderen te worden gerespecteerd. Spontane reacties, ook in hogere groepen, zijn mogelijk, mits het hier bovengenoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd  Felicitaties moeten een spontaan gebeuren blijven. Het personeel houdt hierbij rekening met het bovenvermelde. In alle groepen volgt de groepsleerkracht in principe zijn eigen gewoonten in deze, rekening houdend met wat de kinderen hier als normaal ervaren Hulp bij aan-uit-omkleden  Bij de kleuters komt het regelmatig voor, dat er geholpen moet worden bij het aan- en uitkleden. Bijvoorbeeld bij het naar het toilet gaan, omkleden bij gym, zwemmen en verkleden. Ook in hogere groepen kan dit nog een enkele keer voorkomen. Deze hulp behoort tot de normale taken van de betrokken groepsleerkracht. De leerkrachten houden hierbij rekening met de wensen en gevoelens van de leerlingen. Een open vraag als: ‘Wil je het zelf doen of heb je liever dat de juffrouw/meester je helpt?’ wordt door de oudere leerlingen als heel normaal ervaren en meestal ook eerlijk beantwoord  Vanaf groep 4 worden jongens en meisjes gescheiden bij het aan-, uit- en omkleden. De (vak)leerkracht betreedt de kleedruimte uitsluitend na een duidelijk vooraf gegeven teken. De vakleerkracht beoordeelt of het gezamenlijk aan-, uit- en omkleden in lagere groepen als onprettig wordt ervaren. In dat geval worden de jongens en meisjes gescheiden Eerste hulp  Wanneer er eerste hulp wordt geboden waarbij het kind zich moet ontkleden, moet er naast de hulpgevende een derde aanwezig zijn. De leerling mag zelf aangeven of dit een man of een vrouw is. Indien er hulp geboden moet worden bij ongevallen, ziek worden/zijn of anderszins, waarbij het schaamtegevoel van de kinderen een rol kan spelen, wordt de uitdrukkelijke wens van het kind gerespecteerd

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

160


Buitenschoolse activiteiten  Tijdens het schoolkamp slapen jongens en meisjes gescheiden. De begeleider slaapt zo mogelijk op een andere plaats dan de leerlingen. Verder is er de keus of de leerlingen zonder begeleiding slapen of dat de mannelijke begeleiding bij de jongens slaapt en de vrouwelijke begeleiding bij de meisjes  Tijdens het aan-, uit- en omkleden van de leerlingen worden de betreffende ruimtes uitsluitend door de leiding betreden na een duidelijk vooraf gegeven teken. Dit is uiteraard van toepassing als de situatie het vereist dat mannelijke begeleiding de ruimtes van de meisjes binnengaat en als vrouwelijke begeleiders de ruimtes van de jongens binnengaan. Op deze manier wordt rekening gehouden met het zich ontwikkelend schaamtegevoel bij jongens en meisjes  Jongens en meisjes maken gebruik van gescheiden douches  In principe gaat een begeleider niet alleen met een leerling op stap. Mocht dit toch noodzakelijk zijn, dan moet dit gemeld worden bij de directie en moet de reden en de tijdsduur aangegeven worden Ten aanzien van schoolreizen en sportevenementen gelden deze regels – voor zover van toepassing ook. Algemene aanbevelingen  Zorg dat er een helder protocol is ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag en laat leerlingen, ouders/verzorgers en medewerkers dit nadrukkelijk weten. In het protocol kunnen bovengenoemde concrete zaken worden opgenomen  Zorg dat de verschillende formele zaken goed zijn geregeld, zoals de beschikbaarheid van een contactpersoon en vertrouwenspersoon en een goed contact met bijvoorbeeld de politie, het meldpunt kindermishandeling of andere hulpverlenende instanties  Werk aan een hoog weerbaarheidniveau van de leerlingen  Bouw aan een open schoolklimaat waarin op een openhartige, maar respectvolle wijze wordt gesproken over seksualiteit  Stem met ouders zorgvuldig af hoe de school inhoud kan geven aan een passend onderwijsaanbod rond het thema seksualiteit. Neem echter als school hierin ook een eigen verantwoordelijkheid. Soms zijn ouders nog wat aarzelend of terughoudend op dit punt, terwijl de school al tegen ernstige kwesties aanloopt  Aarzel niet om advies van officiële zijde in te winnen (politie, meldpunt kindermishandeling e.d.) 2.6.13 Gedragscode voorkomen discriminatie Discriminatie kan op verschillende zaken betrekking hebben. Te denken valt aan: huidskleur, levensovertuiging, seksuele voorkeur, volksgewoonten zoals kleding en voedsel, enzovoort. Verder valt er nog te noemen discriminatie op grond van ziekten of beperking. We leven in een multiculturele samenleving. Dit houdt in dat verschillende groepen uit onze samenleving hun eigen cultuur hebben. De schoolbevolking is een afspiegeling hiervan en dit wordt binnen het onderwijs als een verrijking ervaren. Het vraagt wel extra inzet en aandacht/alertheid om tot een goed pedagogisch klimaat voor alle leerlingen te komen. Het volgende wordt van iedereen binnen de school verwacht:  De leerlingen en hun ouders worden gelijkwaardig behandeld  Er wordt geen discriminerende taal gebruikt  Er wordt zorg voor gedragen dat er in school geen discriminerende teksten en/of afbeeldingen voorkomen op posters, in de schoolkrant, in te gebruiken boeken e.d.  Er wordt op toegezien dat leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen discriminerende houding aannemen in taal en gedrag  De leerkracht neemt duidelijk afstand van discriminerend gedrag en maakt dit ook kenbaar  Bij discriminatie door personeel wordt het personeelslid door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij het herhaaldelijk overtreden van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke disciplinaire maatregelen er worden genomen Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

161


Bij discriminatie door vrijwilligers, stagiaires, ouders en/of leerlingen worden deze door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij herhaaldelijk overtreding van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke maatregelen er worden genomen. In het uiterste geval kan hierbij gedacht worden aan schorsing of verwijdering/ontzegging van betrokkene tot de school en het schoolterrein.

2.6.14 Gedragsregels na geweld door personeel richting leerling Fysiek geweld als straf door de leerkracht wordt niet getolereerd. Toch kan het voorkomen dat een lid van het personeel bijvoorbeeld op grond van een emotionele reactie de leerling een corrigerende tik geeft. Bij overtreding van bovenstaande regel door een emotionele reactie deelt de leerkracht dit onmiddellijk mee aan de directie. Verder neemt de leerkracht in overleg met de directie zo snel mogelijk contact op met de ouders om het gebeurde te melden en uit te leggen. Als de ouders van de leerling een klacht indienen bij de directie wordt een gesprek gearrangeerd tussen de ouders en de directie. De directie houdt in alle gevallen zo spoedig mogelijk een ‘ordegesprek’ met betrokkene. Inhoud van dit gesprek zal zijn dat het gedrag van betrokkene niet wordt getolereerd. De ernst van het voorval wordt gewogen en besproken met betrokkene. Ten slotte wordt medegedeeld dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing. De directie stelt – voor zover van toepassing - de (algemeen) directeur of bestuur op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Let wel: ondanks het feit dat valt uit te leggen dat er sprake was van een emotionele reactie, houden ouders het recht aangifte te doen bij justitie en gebruik te maken van de officiële klachtenprocedure. Ingeval van herhaling van bedreiging door het personeelslid wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. Het bestuur beoordeelt in dat geval samen met de directie van de school of het bestuur een gesprek heeft met het betrokken personeelslid. 2.6.15 Gedragsregels na dreigen met fysiek geweld door lid personeel richting leerling Bij dreigen met fysiek geweld door personeel wordt het personeelslid door de directie onmiddellijk uitgenodigd voor een gesprek. Na afloop van een incident voert de directie zo spoedig mogelijk een ‘ordegesprek’ met betrokkene. Inhoud van dit gesprek zal zijn dat het gedrag van betrokkene niet wordt getolereerd. De ernst van het voorval wordt gewogen en besproken met betrokkene. Ten slotte wordt medegedeeld dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing. De directie stelt – voor zover van toepassing - de (algemeen) directeur of bestuur op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Ingeval van herhaling van bedreiging door het personeelslid wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. Het bestuur beoordeelt in dat geval samen met de directie van de school of het bestuur een gesprek heeft met het betrokken personeelslid.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

162


2.6.16 Protocol nazorg bij ernstige agressie op school Op het moment dat een ernstig incident heeft plaatsgevonden, is de directeur verantwoordelijk voor de interne en externe communicatie. Ook zorgt de directeur dat aandacht besteed wordt aan het slachtoffer. De contactpersoon wordt geïnformeerd en vindt afstemming plaats tussen directeur en contactpersoon welke rol de contactpersoon heeft. Ten aanzien van het slachtoffer heeft de directeur de volgende taken: luisterend oor; informatie over opvangmogelijkheden; eigen grenzen aangeven, doorverwijzen naar hulpverlenende instanties; vertrouwelijk omgaan met informatie. Opvangprocedure: iedereen is verplicht het slachtoffer uit de situatie te helpen en de eerste opvang te regelen. Contact met het slachtoffer: dit is in eerst instantie de taak van de directeur; het slachtoffer kan zelf aangeven met wie hij of zij over het voorval wil praten. Terugkeer op school: dit wordt in overleg met de directie bepaald; de directie geeft ook aan welke vormen en mogelijkheden er zijn ten aanzien van begeleiding; Ziekmelding: de betrokkene wordt ziek gemeld (afhankelijk van de ernst van de situatie), waarbij wordt aangegeven dat de aard van de ziekte ten gevolge van het werk is. Materiële schade: het vaststellen van eventuele materiële schade gebeurt door de directeur; de directeur zorgt voor snelle afwikkeling van de schadevergoeding; bij blijvende arbeidsongeschiktheid geldt de normale verzekering van het slachtoffer, tenzij de organisatie onzorgvuldigheid of nalatigheid te verwijten valt. Melding bij de politie: bij een misdrijf wordt altijd door de directeur/schoolbestuur aangifte gedaan bij de politie. Arbeidsinspectie: de directie kan – afgezien van de wettelijke verplichtingen – besluiten dat de arbeidsinspectie ingeschakeld wordt. Melding bij de arbeidsinspectie dient in ieder geval plaats te vinden indien er sprake is van ernstig ongeval (definitie ernstig ongeval: indien iemand lichamelijk en/of geestelijk schade aan de gezondheid heeft opgelopen die binnen 24 uur na het ongeval leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn; artikel 9 Arbowet). Zie voor meer informatie over nazorg bij ernstige agressie op school hoofdstuk 1, bijlage 7. Hoofdstuk 3 Aantrekkelijk onderwijs 3.1 Inleiding De beste manier om storend gedrag te voorkomen of te bestrijden is goed en toekomstgericht onderwijs (Hallahan et al., 2005; Van der Wolf & Van Beukering, 2009). Goed onderwijs is een breed begrip en heeft vele aspecten. Zo zijn bijvoorbeeld inspraak en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en het aanleren van motivatie strategieën aspecten van goed onderwijs die van invloed zijn op het welbevinden van de leerling (Bear et al., 2000; Engels et al., 2001). Ook een positief klasklimaat met een focus op leerprestaties, sturen op talenten (Johnson et al., 2009), adequate feedback, onderwijsaanbod aansluiten bij de behoefte van de leerling, het gebruik maken van peertutors en een uitdagende leeromgeving dragen bij aan het welbevinden van de leerling (onder andere Bear et al. 2000; Van der Wolf & Beukering, 2009). Het is inmiddels overduidelijk dat ook de relatie tussen de leerling en de leerkracht van invloed is op het verminderen of zelfs voorkomen van verstorend gedrag of gedragsproblemen (Bear et al., 2000; Spilt, 2010). Ook het welbevinden van de leerling neemt toe wanneer de leraar luistert,

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

163


ruimte biedt en aandacht heeft voor de leefwereld van de leerling (Engels et al., 2001). Het is de vraag of het onderwijsconcept an sich bijdraagt aan het welbevinden van leerlingen en het verminderen van gedragsproblemen. Hoewel op innovatieve scholen probleemgedrag niet minder voorkomt dan op traditionele scholen, wordt er over gedrag wel anders gesproken. Op traditionele scholen spreekt men van ‘ordeproblemen’, terwijl men op innovatieve scholen vaak van ‘relationele problemen’ spreekt. De onderwijsvorm is in die zin van invloed op de houding en attitude van leraren en die van leerlingen (Van der Hoeven et al., 2008 en 2009). Deze houding heeft ook invloed op het schoolklimaat: de sfeer op innovatieve scholen wordt vaak als goed omschreven. In indirecte zin draagt innovatief onderwijs bij aan het welbevinden van de leerling. 3.2 Visie op aantrekkelijk onderwijs Beschrijven: wat is het uitgangspunt van het onderwijs op deze school? Verwijzen naar schoolplan. Aansluiten op belevingswereld van leerlingen. Differentiëren in onderwijsbehoefte van leerlingen. Uitgaan van vaardigheden van leerlingen. Onderwijs op maat. Binnen- en buitenschools leren. Eigenaarschap en zelfverantwoordelijk leerproces. Betrekken en motiveren leerlingen bij hun eigen leerproces. Stimuleren van de nieuwsgierigheid van leerlingen. Reflectie met leerlingen. Betrekken ouders leerproces en reflectie met ouders. 3.3 Organisatie van aantrekkelijk onderwijs Hoe werkt de school actief aan aantrekkelijk onderwijs? Schoolplan. Verantwoordelijke functionaris op dit thema. Overleggen in de school waar dit thema aan de orde komt. Participatie / overleg met personeel, leerlingen en ouders. 3.4 Beleid / Kwaliteitszorg / Borging Hoe wordt het onderwijs geëvalueerd in relatie tot het thema veiligheid? Schoolveiligheidsplan. Schoolplan. Leerlingbesprekingen / teamvergaderingen. Leerlingvolgsysteem (op cognitief gebied). Evaluatiemomenten, analyse en verantwoordelijke personeelsleden. Onderwijsresultaten. Analyse-instrumenten, zoals personeelstevredenheidsonderzoek, leerlingtevredenheidsonderzoek, oudertevredenheidsonderzoek. Periodiek van evaluatie. Bijstelling en nieuw beleid + plan van aanpak met SMART-doelen. 3.5 Actief burgerschap en sociale integratie In deze paragraaf het belang beschrijven in verband met relatie tussen veiligheid en het gevoel van leerlingen, ouders en personeel over participatie/actief burgerschap en sociale integratie. Dit thema dient bovendien verplicht aandacht te krijgen conform de kerndoelen. Hoe is dit thema opgenomen in het lesprogramma? - V Kennismaking met verschillende culturen. Actief burgerschap en sociale integratie. Maatschappelijke oriëntatie. Multiculturele communicatie. Segregatie en radicalisering. Sociale integratie.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

164


3.6 Scholing en training Beschrijf hier kort (of verwijs naar) nascholingsplan, -faciliteiten en professionalisering Didactiek. Nieuwe methoden. ICT in het onderwijs. Passend onderwijs. 3.7 Protocollen Toevoegen: Nascholingsbeleid en protocol nieuw personeel Hoofdstuk 4 Fysieke OMGEVING 4.1 Organisatie van fysieke veiligheid Er is bestuursbreed een arbobeleidsplan. Het arbobeleidsplan wordt telkens voor de periode van vier jaar vastgesteld. Voor het opstellen van het arbobeleidsplan is een arbocommissie samengesteld. Deze arbocommissie bestaat uit namen. Voor het eind van elk schooljaar zal de arbocommissie het gevoerde arbobeleid aan de hand van dit arbobeleidsplan evalueren en zo nodig bijstellen. Zoals gemeld is op schoolniveau de directeur verantwoordelijk voor het arbobeleid. De directeur zorgt voor een verdeling van arbotaken en is de overlegpartner van het bestuur. Via het MR-overleg heeft het personeel instemmingsrecht en inspraakmogelijkheid bij de totstandkoming van het arbobeleid. Op onze school is voor coördinatie en uitvoering van het arbobeleid een preventiemedewerker aangesteld. De werkzaamheden van de preventiemedewerker zijn vastgesteld op tenminste xxx uren van de normjaartaak. Ter ondersteuning van de werkzaamheden van de preventiemedewerker is er op school een arbocoördinator. Schoolspecifieke arbozaken zijn vastgelegd in een arbobeleidsplan. Deze is op school aanwezig. Bedrijfshulpverlening De directeur is verantwoordelijk voor de bedrijfshulpverlening (BHV). De preventiemedewerker coördineert de bedrijfshulpverlening. De noodzakelijke opleiding voor de BHV-ers wordt verzorgd door naam van het opleidingsinstituut. Op schoolniveau wordt minstens aantal invullen per jaar/etc het ontruimingsplan geoefend. Voor de inrichting van de BHV op schoolniveau wordt gebruik gemaakt worden van de controlelijst ‘Bedrijfshulpverlening voor het Onderwijs’ van de Stichting Vf/BGZ of anders. Ongevallenregistratie en -melding Er wordt een ongevallenregistratie bijgehouden. In een ongevallenregister worden die ongevallen vastgelegd die enig lichamelijk letsel en/of (ziekte)verzuim tot gevolg hebben. Daarnaast worden ook de ongevallen geregistreerd die weliswaar niet tot verzuim leiden, maar wel lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Aan de hand van registraties wordt bekeken of er sprake is van gevaarlijke situaties. De registratie wordt bijgehouden door de preventiemedewerker of door een ander daartoe aangewezen persoon of door alle teamleden. Wij maken gebruik van aangepaste ongevallenformulier uit het werkboek ArboMeester(zie bijlage) of IRIS. Invulling van het formulier vindt plaats binnen 24 uur na het ongeval. De persoon die het ongevallenregister bijhoudt, overlegt elk kwartaal met de directeur. Opmerking Volgens de Arbowet is de melding van ongevallen aan de arbeidsinspectie verplicht bij die ongevallen die leiden tot ernstig lichamelijk of geestelijk letsel dan wel tot de dood. Onder ernstige schade aan de gezondheid wordt verstaan schade die binnen 24 uur leidt tot een opname voor behandeling of observatie in een ziekenhuis. Ook poliklinische behandeling van ernstig letsel behoort hiertoe. In geval van twijfel wordt altijd contact met de Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

165


arbeidsinspectie opgenomen. De directeur van de school is verantwoordelijk voor de melding aan de arbeidsinspectie. Taken, rollen en verantwoordelijkheden In het kader van de uitvoering van het arbobeleid worden taken en verantwoordelijkheden verdeeld. De verdeling van taken en bevoegdheden is van meerdere factoren afhankelijk. Te denken valt aan de organisatie en omvang van het bestuur, de onderwijssector, de grootte van de scholen, het aantal scholen, het directiestatuut enzovoort. Beschrijf de taken en verantwoordelijkheden van het bestuur, directeur, MR/GMR, Preventiemedewerker, Arbowerkgroep, teamvergadering, contactpersoon in het kader van de klachtenregeling. Vormen van overleg Veiligheid komt in meerdere overlegvormen aan bod, zoals in teamvergadering, bouwvergadering, ouderavonden, MR, OR, ZAT, directeurenoverleg ,leerlingenraad. Schoolgebouw Beschrijving van het schoolgebouw. Aantal lokalen. Staat van onderhoud. Schoonmaak. Meerjarenonderhoudsplan. Beleid, kwaliteitszorg en borging De risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) vindt plaats op schoolniveau. De directeur is eindverantwoordelijk voor de RI&E. De preventiemedewerker is verantwoordelijk voor de uitvoering van de risico-inventarisatie. De resultaten van de RI&E worden ter advies voorgelegd aan de MR. Jaarlijks bepaalt de preventiemedewerker of gewijzigde omstandigheden een gehele of gedeeltelijke herhaling van de RI&E noodzakelijk maken. In ieder geval wordt jaarlijks een veiligheidscontrole uitgevoerd met de daarvoor beschikbare controlelijsten uit Arbomeester of Arboleider. Conform de Arbowet stelt elke school na een RI&E een plan van aanpak op. Dit plan van aanpak naar aanleiding van de RI&E bevat een overzicht van de knelpunten op arbogebied die het komende jaar worden aangepakt. In het plan van aanpak staat ook vermeld op welke termijn de activiteiten worden uitgevoerd, hoe hoog de kosten zijn en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. Tevens is zichtbaar welke activiteiten reeds zijn uitgevoerd. Elk jaar wordt het plan van aanpak geĂŤvalueerd, voorgelegd aan de medezeggenschapsraad en waar nodig bijgesteld. Arbodienst Ons bestuur heeft een contract met de Arbodienst xxxxxxxxxxxxxx. te xxx voor hulp bij het opstellen van een Ri&E en een plan van aanpak. Onderhoudsplan van het gebouw Een schoolgebouw vereist onderhoud. Elk jaar is er het nodige klein onderhoud (een nieuwe kraan, vervanging deurkruk e.d.), waarvan de kosten uit de exploitatie worden betaald. Grootonderhoud, dat minder frequent wordt uitgevoerd, leidt vaak tot grote kosten. Om de kosten van meerjarig onderhoud inzichtelijk te maken, heeft de school een meerjaren-onderhoudsplan opgesteld. Op basis van dat plan wordt jaarlijks geld gereserveerd ter bekostiging van dat onderhoud. De speeltoestellen op het schoolplein worden jaarlijks gekeurd door de school (niet-openbaar toegankelijk speelterrein) door de gemeente (openbaar toegankelijk speelterrein). Meer informatie over speeltoestellen staat in hoofdstuk 5 van de map Veiligheid. Noem uitkomsten van tevredenheidsonderzoeken op het gebied van fysieke veiligheid. 4.2 Toezicht en beveiliging Beschrijf hoe toezicht op het plein en in de school plaatsvindt. Welke veiligheidsmaatregelen zijn getroffen: alarm, toezicht fietsenstalling, deurbeleid (zijn de deuren wel/niet afgesloten?) , hekken rond het schoolplein, is het schoolplein openbaar toegankelijk na schooltijd, vandalisme. 4.3

Leerlingenvervoer Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

166


Deze paragraaf geldt voor het speciaal (basis)onderwijs. Denk bij de beschrijving aan taxi’s, busjes, parkeerplaatsen, halen en brengen van leerlingen door ouders, leerlingen die op de fiets komen, afspraken met buurtbewoners. 4.5 Protocollen BESCHRIJF WELKE PROTOCOLLEN ER ZIJN. Ontruimingsplan, wat te doen als het luchtalarm afgaat, etc. Hoofdstuk 5 Externe samenwerking 5.1 Inleiding De school is verantwoordelijk voor de veiligheid op school, maar hoeft er niet alleen voor te staan. Stakeholders, waaronder ouders, voelen zich medeverantwoordelijk als ze zich betrokken voelen bij de school (Cornell & Mayer, 2010). Uit internationaal literatuuronderzoek van Smit et al. (2006) blijkt onder andere dat ouderparticipatie een positieve invloed heeft op het sociaal functioneren (gedrag, motivatie, sociale competenties, relaties) van de leerling. Een grote betrokkenheid en een positievere houding van de ouders ten opzichte van de school heeft bovendien een positieve invloed op de samenwerking tussen ouders en school en het functioneren van de schoolorganisatie. Naarmate ouders meer betrokken zijn bij de school heeft dat een positieve invloed op het klimaat van de school. Accurate opvang en ondersteuning van leerlingen, maar ook hun ouders en de medewerkers van de school, zijn van grote betekenis voor de veiligheidsbeleving (Cornell & Mayer, 2010; Mooij, 2001; Van der Wolf & Beukering, 2009). Samenwerking met de politie (een vaste contactpersoon van de politie voor de school) heeft noemenswaardige effecten op de afname van het aantal incidenten op school of in de omgeving van de school en het gevoel van veiligheid (Reitsma; 2010). 5.2 Organisatie van externe samenwerking De communicatie houdt niet op aan de rand van het schoolplein. Er lopen veel lijnen en dwarsverbanden met instellingen en organisaties van buiten de school. Zij worden ingezet ter ondersteuning, om mee te denken en te reflecteren, om van te leren of vanwege de aanname en verwijzing van onze leerlingen. In de bijlage treft u een lijst aan van deze zogenaamde ketenpartners. Ouders Binnen de school wordt ernaar gestreefd de rol van de ouders meer te benadrukken. Op onze school worden concrete stappen gezet om het contact met ouders te intensiveren, maar vooral ook om dat contact inhoudelijke kwaliteit te geven. Via de ouderraad en de medezeggenschapsraad is inbreng van de ouders zowel bij uitvoerende activiteiten als bij het schoolbeleid geregeld. Wij vinden de contacten met ouders zeer belangrijk. Ouders worden zo goed mogelijk geïnformeerd over het onderwijs van hun kind. Dat doen wij door middel van: contactavonden; klasseninformatieavond; algemene ouderavond; open huis; schoolkrant; nieuwsbrief; website; rapporten. Ouderraad (indien van toepassing) De ouderraad is samengesteld uit ouders van leerlingen van de school. Voor de werkzaamheden en bevoegdheden van de ouderraad is een reglement opgesteld. De ouderraad vervult belangrijke taken binnen de school wat betreft beheer van de ouderbijdrage, feedback op de praktijk van de school, kennis van de wijk en organiseren van activiteiten. De ouderraad geeft jaarlijks verslag aan de ouders en de medewerkers van de school. Ouderbetrokkenheid De

betrokkenheid van ouders, niet alleen met het welbevinden en de Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

167


ontwikkeling van hun kind maar ook met de school in brede zin, vinden wij belangrijk en willen we optimaliseren. We bieden de mogelijkheid aan ouders op meerdere wijzen te participeren: hand- en spandiensten, ondersteuning bij lessen, organiseren van activiteiten (ouderraad) en het meedenken, beslissen en toetsen van het schoolbeleid (medezeggenschapsraad). Medezeggenschap Beschrijven wat de rol van de MR is binnen de school. De bevoegdheden van de MR staan vermeld in de Wet medezeggenschap onderwijs en in het Reglement voor de medezeggenschapsraad. Alle stukken liggen ter inzage op school. Zorgteam helpt Sine Limite heeft een zorgteam. Dit team bestaat uit GZ-psychologen, orthopedagogen, een speltherapeut, (psycho)-diagnostisch medewerkers en dyslexie-, gedrags- en rekenspecialisten. Zij adviseren en ondersteunen leerkrachten en intern begeleiders bij de hulp aan kinderen die extra begeleiding nodig hebben. Zorgteamleden zijn onder meer aanwezig bij leerlingenbesprekingen op onze school, de zogenaamde HGPD-besprekingen. HGPD staat voor handelingsgerichte procesdiagnostiek. De hulpvraag van de leerling staat centraal. De leerkracht formuleert samen met de intern begeleider, een zorgteamlid en vaak ook ouders een oplossing voor die hulpvraag. De leerkracht legt dat vast in een handelingsplan, gaat aan de slag en stelt zo nodig het eigen handelen bij. Ook schuiven zorgteamleden aan bij de besprekingen van het School Zorg Adviesteam (SchoolZAT). Dat SchoolZAT bestaat uit de intern begeleider, de schoolverpleegkundige en soms ook de schoolmaatschappelijk werker. Ook is er vaak een lid van de directie bij. Samen kijken zij hoe ‘onderwijs’ en ‘zorg’ zo goed mogelijk kunnen aansluiten bij het kind waar het om gaat. Als hulp ‘van buiten’ nodig is Voor de meeste leerlingen geldt dat wij voldoende deskundigheid en mogelijkheden in huis hebben om goed onderwijs te bieden. Voor die kinderen die hulp ‘van buiten’ nodig hebben, heeft Sine Limite het bovenschoolse zorg- en adviesteam (ZAT). Dit ZAT adviseert ouders en scholen over een passend onderwijsarrangement, uiteraard met toestemming van ouders. Bijvoorbeeld: als een aanvraag van een leerlinggebonden budget (ook wel rugzakje genoemd) nodig is waarmee extra hulp op de basisschool betaald wordt, of over een plaatsing op het speciaal onderwijs. In het bovenschoolse ZAT werkt Sine Limite nauw samen met het speciaal onderwijs, Carinova, GGD en Bureau Jeugdzorg. Ouders en leerkrachten denken mee Sine Limite is het samenwerkingsverband voor passend onderwijs voor zo’n 11.000 leerlingen van in totaal 44 basisscholen in de regio Deventer. Alle schoolbesturen die samenwerken in Sine Limite vormen samen als Stichting Orthopedagogisch Instituut het schoolbestuur van de speciale school voor basisonderwijs Panta Rhei. Vertegenwoordigers van de schoolbesturen denken namens hun achterban volop mee over passend onderwijs. Maar ook leerkrachten en ouders zijn nauw betrokken bij passend onderwijs in het Leerkrachtenplatform en het Ouderplatform. Dit zijn de adviseurs en klankbordgroepen van Sine Limite. Eén loket voor scholen en ouders Als ouders vragen hebben over de onderwijszorg voor hun kind, dan is de leerkracht het eerste aanspreekpunt. Ook de intern begeleider kan veelal antwoord geven op vragen. Indien ouders toch nog vragen hebben, kan ook het loket van Sine Limite gebeld worden dat elke werkdag bereikbaar is, telefoon: 0570-638 577, of kijken op www.sinelimite.nl. Zorglijn Op onze school gebruiken we het door het samenwerkingsverband gehanteerde model van onderwijs in vier niveaus (DOL). ring 1: standaardondersteuning; Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

168


ring 2: ondersteuning; ring 3: speciale ondersteuning; ring 4: speciaal onderwijs. Zie voor meer informatie over DOL ook de schoolgids. GGD Schoolarts / Jeugdgezondheidszorg GGD op school De GGD IJsselland levert een schoolarts en schoolverpleegkundige. Zij verzorgen volgens een cyclus onderzoeken bij de leerlingen op school. Ouders worden daarbij uitgenodigd. Als kinderen 5 jaar zijn kan er op verzoek van school en ouders een screening door de logopedist van de GGD plaatsvinden. Zie voor meer informatie over onderzoek, vaccinatie, ondersteuning en bereikbaarheid GGD ook de schoolgids. CJG Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is een samenwerkingsverband van 14 organisaties in Deventer op het gebied van onderwijs, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulpverlening samenwerken. Ook de scholen voor basis- en voortgezet onderwijs in Deventer maken deel uit van het CJG. 5.3 Beleid, kwaliteitszorg en borging Beschrijven hoe de externe samenwerking geĂŤvalueerd en geborgd? Schoolplan, bijstelling en nieuw beleid+plan van aanpak met SMART doelen. 5.4 Interne samenwerking en communicatie Beschrijven hoe de school met verschillende partners en stakeholders communiceert. 5.5.

Externe samenwerking en communicatie

5.6. Protocollen De protocol die de school hanteert hier plaatsen.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

169


BIJLAGE 1 VOORBEELD REGISTRATIEFORMULIER INCIDENTENREGISTRATIE AGRESSIE/GEWELD De te registreren incidenten hoeven geen persoonsgegevens te bevatten: men kan ook volstaan met de melding of de betrokkene een leerling, docent of een derde is. Scholen moeten zich houden aan de Wet bescherming persoonsgegevens. De registratiegegevens van de incidenten blijven nadrukkelijk in het bezit van de school. De gegevens zijn dus niet openbaar. De Inspectie van het Onderwijs krijgt wel inzage in deze gegevens tijdens haar schoolbezoek. Naam betrokkenen (wie): Datum + tijdstip (wanneer): Adres: Postcode en woonplaats: Getroffene is: leerkracht / stagiair / leerling / anders namelijk: Plaats van incident (waar): Vorm van agressie/geweld (waarmee; voorwerp of digitale systemen): Fysiek, namelijk: Verbaal, namelijk: Dreigen, namelijk: Vernielzucht, namelijk: Diefstal, namelijk: Digitaal systeem, namelijk: Anders namelijk: Behandeling  Geen  Behandeling in ziekenhuis / EHBO  Opname in ziekenhuis  Ziekteverzuim / leerverzuim  Anders, namelijk: Schade  Materieel namelijk:  Fysiek letsel namelijk:  Psychisch letsel namelijk:  Anders, namelijk:

€ € € €

Afhandeling (welke aanpak):

 Politie ingeschakeld  Melding arbeidsinspectie

Aangifte gedaan: ___________________ ja/nee* Ernstig ongeval ja/nee* (indien ja, opsturen van de gegevens ten behoeve van schriftelijke mededeling van een ongeval Arbeidsinspectie.) Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

170


ď ­ Psychische opvang

Nazorg: * doorhalen wat niet van toepassing is.

ja/nee*

Korte beschrijving van het incident: Motief (waarom): Suggesties voor verdere afhandeling: Suggesties voor preventie in de toekomst: Plaats: Datum: Handtekening getroffene:

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

171


BIJLAGE 2 VOORBEELD REGISTRATIEFORMULIER ONGEVALLEN Scholen moeten zich houden aan de Wet bescherming persoonsgegevens. De registratiegegevens van de incidenten blijven nadrukkelijk in het bezit van de school. De gegevens zijn dus niet openbaar. De Inspectie van het Onderwijs krijgt wel inzage in deze gegevens tijdens haar schoolbezoek. Datum Slachtoffer

Aard en locatie ongeval

naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: Naam van de school:

Adres:

Aard van Blijvend het letsel letsel

Opname ziekenhuis

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

 ja  nee

Postcode en plaats:

Opmerkingen (welk ziekenhuis, oorzaak ongeval, actie om herhaling te voorkomen)

Telefoon: Naam van de directeur:

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

172


BIJLAGE 3 ROUWPROTOCOL INVOEGEN VAN EEN ROUWPROTOCOL

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

173


BIJLAGE 4 REGLEMENT KLACHTENREGELING INVOEGEN VAN DE KLACHTENREGELING

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

174


BIJLAGE 5 VOORBEELD FORMAT VERSLAG GESPREK OUDERS NAV GEDRAG LEERLING

Naam Leerling: Datum incident: Groep: Leerkracht: Verslag: Afspraak met ouders:

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

175


BIJLAGE 6 VOORBEELD FORMAT VERSLAG SCHORSING/VERWIJDERING LEERLING

Naam leerling: Geboortedatum:

Naam leerkracht:

Contactpersoon namens het bestuur: Datum incident: Het betreft ongewenst gedrag tijdens:  Lesuren  Vrije situatie  Plein  Elders Het betreft ongewenst gedrag ten aanzien van:  Leerkracht  Medeleerling(en)  Anderen, te weten: Korte omschrijving van het incident: Ouders / verzorgers op de hoogte gesteld door middel van:  Huisbezoek Datum en tijd:  Telefonisch contact __________________________________ Gesproken met: De volgende maatregel is genomen:  Schorsing  In gang zetten van een procedure tot verwijdering Datum gesprek tussen ouders / verzorgers en school: (Zie verder verslag van het gesprek.) Afspraken tussen ouders / verzorgers en de school:

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

176


BIJLAGE 7 GEDRAGSAFSPRAKEN GEBRUIK MULTIMEDIA DOOR LEERLINGEN Hierbij verklaar ik dat ik me aan de volgende afspraken zal houden: 1 Ik zal nooit mijn naam, (e-mail)adres(sen) of telefoonnummers doorgeven op internet zonder toestemming van mijn juf of meester. 2 Bij gebruik van een zoekmachine gebruik ik normale woorden (zoekwoorden). Ik zoek geen woorden die te maken hebben met grof taalgebruik, racisme, discriminatie, seks of geweld. 3 Ik vertel het de juf/meester als ik informatie zie of e-mailberichten krijg waardoor ik me niet prettig voel of die ik niet vertrouw. 4 Ik weet dat alle sites die ik bezoek worden geregistreerd. 5 Ik zal nooit afspreken met iemand die ik op internet online heb ontmoet en die ik verder niet ken, zonder toestemming van mijn juf/meester of ouders. 6 Ik verstuur zonder overleg geen e-mailtjes. 7 Ik mag geen bestanden downloaden. 8 Ik verander geen instellingen op de computer. 9 Ik print alleen met toestemming van mijn juf of meester. 10 Ik spreek met mijn juf/meester af op welk tijdstip en hoe lang ik op internet mag en welke programma’s ik mag gebruiken. 11 Ik ga op school niet chatten of msn-en. 12 Als ik dit protocol heb ondertekend en ik houd mij er niet aan, dan mag ik vier weken niet internetten op school. Datum: Naam: Handtekening leerling: Handtekening ouders: Handtekening leerkracht:

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

177


BIJLAGE 8 GEDRAGSAFSPRAKEN GEBRUIK MULTIMEDIA DOOR WERKNEMERS In hoofdstuk 4, bijlage 2 van de map Veiligheid zijn gedragsafspraken beschreven die gelden voor werknemers. Als bijlage 3 is een gedragscode opgenomen voor het gebruik van multimedia door personeel.

Bijlage 9 LIJST VAN KETENPARTNERS Sine Limite Onze school is aangesloten bij het samenwerkingsverband (SWV) Sine Limite. Sine Limite is erop gericht de school te ondersteunen bij de zorg over leerlingen die een extra ondersteuningsbehoefte hebben. ZAT-team Onze school is eveneens aangesloten bij een zorg- en adviesteam. In het HGPD-overleg (handelingsgerichte procesdiagnostiek) schuift een zorgteamlid van Sine Limite aan. Kindcentrum We houden contact met naam . Leerlingen die wij inschrijven en overnemen van onze peutergroep worden tijdens de overdracht besproken. Naam gebruikt voor de overdracht het lokale OkĂŠformulier. BSO Er is jaarlijks overleg met de leiding en medewerkers van de buitenschoolse opvang naam. In dat overleg wordt onder andere gesproken over contacten, het rooster en de onderlinge communicatie. Voortgezet onderwijs De leerkracht van groep 8 onderhoudt contacten met de scholen voor voortgezet onderwijs. Hier geldt weer dat we een goede overgang willen bewerkstelligen naar het vervolgonderwijs. Jeugdgezondheidszorg Er vindt eenmaal per jaar een screening plaats van leerlingen vanuit de GGD. Andere scholen voor primair onderwijs Wij hebben regelmatig contact met xxxxxxxxxxxxxxxxxx Er wordt bijvoorbeeld gesproken over xxxxxxxxxxx. Inspectie van het Onderwijs De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de scholen in Nederland. Zij ontvangen jaarlijks de opbrengstgegevens van onze school. Eens per vier jaar vindt er een onderzoek op de school plaats (zie www.onderwijsinspectie.nl voor de rapporten). Logopedie In de onderbouw kunnen kleuters op basis van een signaleringslijst gescreend worden door een logopedist van de GGD. Ook kunnen ouders vragen om een screening. Onderwijsadviesdiensten De school laat zich bij al haar verbeteractiviteiten bijstaan door namen . Overige contacten De school onderhoudt contacten met de leerplichtambtenaar over xxxxxxxxxxxxxxxxxx

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

178


BIJLAGE 10 SOCIALE KAART Naam en adres van de school

telefoonnummer

Naam en adres van het bestuur E-mail: Website: Algemeen directeur/ bestuurder:

telefoonnummer

Gemeente Deventer Afdeling leerplicht Leerplichtambtenaar Naam van de contactpersoon Postbus 5000 7400 GC Deventer Inspectie basisonderwijs Postbus 10048 8000 GA Zwolle Landelijke vertrouwensinspecteur Jeugdgezondheidsdienst Schurenstraat 8a 7431 RA Deventer Naam+adres BSO organisatie(s)

0570 – 693969

Naam vertrouwenspersoon

telefoonnummer

Verkeersouders: Namen Overblijfcommissie: Namen

telefoonnummer

Contactpersoon hoofdluisbestrijding: Naam

telefoonnummer

telefoonnummer

038 – 4257820 0900 – 1113111 telefoonnummer telefoonnummer

telefoonnummer

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

179


Hoofdstuk 8 School en Eerste Hulp Bij Crisis (EHBC)

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

180


DYADE EHBC-TOOLKIT (bron: naar Noël Slangen) Inleiding In dit hoofdstuk is de EHBC- Toolkit (Eerste Hulp Bij Crisis) ontwikkeld door Dyade33 (Bron: naar Noël Slangen) opgenomen. In de Toolkit is de 6-uur-methode opgenomen. Vervolgens is een crisiscommunicatieplan beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een stappenplan. EHBC-TOOLKIT 1. 6-uur-methode 6-uur- methode De 6-uur-methode is geen vervanger van een volwaardig crisisplan. Wel een uiterst werkzame “tool” die het verschil maakt in acute crisissituaties wanneer er geen crisisplan voorhanden is. Het is de EHBO-doos, maar zonder EHBO-cursus en geen ziekenhuis in de buurt. Definitie. Een crisis wordt veroorzaakt door een onverwachte gebeurtenis die leidt tot materiële en immateriële gevolgen voor een bedrijf, organisatie of persoon. Een crisissituatie is iedere niet-ingecalculeerde gebeurtenis die kan leiden tot de aantasting van de uitvoering. Hieronder volgt een beschrijving van de 6-uur-methode. UUR 1 Wat gebeurt er het eerste uur? Het startmoment. De crisis breekt uit en wordt acuut. U wordt wakker... Er wordt een crisisteam ingesteld. Dit team werkt op drie niveaus: 1. Medewerkers verzamelen permanent wat er in de media te zien is, wat op de werkvloer of bij stakeholders gebeurt. Zij zorgen voor de informatie. 2. Het crisisteam definieert het probleem. Wat is er feitelijk gebeurd? Het crisisteam neemt de beslissingen. 3. Er wordt een woordvoerder aangesteld. Leidinggevenden worden verantwoordelijk voor de contacten met stakeholders. Zij zorgen voor de 'interne communicatie'. De nadruk ligt in deze beginfase op het verzamelen van informatie. Er wordt zoveel mogelijk informatie verzameld over de crisis. We proberen een goede kijk te krijgen op de situatie, oorzaken en gevolgen. Is er al iets in de media? Wat verscheen er eerder in de media over onze school of over scholen en instanties in dezelfde sector en vergelijkbare situaties? Uur 2 Wat gebeurt er in het tweede uur? Het belangrijkste is dat we communiceren dat we gaan communiceren. Er valt nog niet zoveel te vertellen, maar we riskeren wel dat de pers al zelf een verhaal gaat brouwen. Daarom is het belangrijk dat de woordvoerder alvast een perscontact aankondigt. Informatie, of in dit geval: de wetenschap dat er informatie komt, vermijdt speculatie.

33

Dyade biedt scholing voor implementatie van de EHBC-Toolkit. Op de website van Dyade is hierover meer informatie te vinden.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

181


De informatieverzameling loopt op volle kracht. Er komt meer focus op de informatieverzameling. In beeld komt de 'hoe'-vraag. We verzamelen extra opinies van alle relevante actoren over de nieuwe situatie. Belangrijke actoren als overheid, politie en banken worden betrokken en ingelicht. Op het beslissingsvlak nemen we uitvoeringsbeslissingen en beginnen we te delegeren. De beschikbare informatie wordt verfijnd, het verhaal dat we willen vertellen wordt vastgelegd, we krijgen een beter inzicht in oorzaken en gevolgen. We maken ons op voor de stap naar buiten. Uur 3 Wat gebeurt er in het derde uur? Tijdens het derde uur staat het beslissingsniveau centraal: we moeten beslissen welke inhoudelijke strategie we kiezen. Daarvoor kan het kernteam eventueel uitgebreid worden met (technische) expertise en/of vertrouwenspersonen. We komen tot een scherpstelling van het probleem en de synthese ervan. In de communicatiefase richten we ons op een aantal specifieke, nauw betrokken doelgroepen. We lichten de interne medewerkers in en we leggen verdere contacten met externe actoren. Voor actoren als overheid, veiligheidsdiensten, banken en vakbonden is betrokkenheid en informatie essentieel. Uw timing moet van die aard zijn dat zij altijd vroeger op de hoogte zijn dan de media, maar net niet zo vroeg dat ze eventueel de media kunnen inlichten. Het komt er nu op aan om doorlopend input te verzamelen uit media en andere domeinen. Via het internet worden nieuwssites, TV, radio en (regionale) kranten gevolgd. Aangewezen medewerkers volgen permanent televisie en andere bronnen. Informatie zorgt ervoor dat men niet onder de stolp blijft zitten en snel de feiten achterhaald wordt. Uur 4 Wat gebeurt er in het vierde uur? Het belangrijkste feit is dat er een persverklaring wordt afgelegd. (dit is het perscontact dat we in uur 1 hebben aangekondigd). Er dient voldoende informatie te zijn om exact te vertellen wat er gebeurd is en welke acties worden ingezet. De mededelingen zijn kort en krachtig. Er wordt toegezegd om in een volgende fase dieper in te gaan op de verstrekte informatie. Dit biedt ruimte om binnen redelijke tijd de informatie aan te vullen. Vlak daarvoor zijn de medewerkers en andere belangrijke actoren ingelicht. Intern betrokkenen dienen nooit iets uit de media te moeten vernemen. Zij krijgen op hetzelfde moment of net daarvoor bij monde van de woordvoerder dezelfde boodschap. Dit kan in een bijeenkomst of telefonisch. Mogelijk is dit het moment om meerdere actoren te betrekken en te informeren; dit is ter beoordeling van het crisisteam en de betreffende deskundigen. Het crisisteam werkt de inhoudelijke strategie verder uit. Bovendien wordt bekeken of er nog aanvullende informatie nodig is en andere deskundigen geraadpleegd moeten worden. De informatiefase wordt nu cruciaal. Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

182


Er moet onmiddellijk gepeild worden hoe de media het verhaal oppikken, welke tendensen er ontstaan. Dit bepaalt in hoeverre aanvullend en/of verduidelijkend moet worden gereageerd. Uur 5 Wat gebeurt er in het vijfde uur? Extra inzet in dit uur wat betreft de communicatie . Er wordt een meer inhoudelijke persconferentie georganiseerd. Vanaf dit moment is er extra aandacht voor het bouwen aan of het herstellen van het vertrouwen. In uur vijf leggen we vooral de nadruk op de communicatie naar de media. We geven het gevoel dat we de zaak weer onder controle krijgen. Ieder uur wordt een nieuwe stap in de woordvoering gezet. Dit kan met behulp van verschillende methoden (aankondiging, mededeling, conferentie). Het biedt het crisisteam de mogelijkheid sneller de strategie te kunnen strategie bijsturen en eventuele negatieve berichtgeving bij te sturen. Dus, altijd een persconferentie, want beter géén nieuws dan 'verborgen' nieuws. Dan maakt de pers zijn eigen nieuws. Het crisisteam evalueert tussentijds de gekozen strategie. De nieuw binnengekomen informatie wordt geanalyseerd. De medewerkers die informatie verzamelen blijven actief en alert. Uur 6 Wat gebeurt er in het zesde, laatste uur? De laatste fase. Alles loopt volgens plan. Er is blijvende aandacht voor (nieuwe) informatie. Indien gewenst, wordt naar de media gereageerd. Het crisisteam start met de evaluatie van de vorige uren. De communicatie blijft lopen via de woordvoering met behulp van vervolg-persverklaringen. Indien gewenst kan – zodra het karakter van het incident een minder sterk crisisprofiel krijgt – een tweede woordvoerder worden ingeschakeld. Het komt nu aan op monitoren en bijsturen. De crisis in onder controle.

EHBC-TOOLKIT 2. CRISIS COMMUNICATIEPLAN Definitie crisis Een crisis is een onverwachte noodsituatie die binnen korte tijd tot grote (im)materiële schade kan leiden. (Bron: P. Stamsnijder) Kenmerken crisis  gebrek aan informatie, tijd, eensgezindheid  er is sprake van een ongeorganiseerde situatie  uiteenlopende betrokkenen maken deel uit van de situatie en/of gaan zich met de gang van zaken bemoeien  een crisis kent bijna altijd heftige emoties (paniek, angst, boosheid, verdriet)  een crisis is bijna altijd onverwacht en manifesteert zich uiterst snel

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

183


  

er is grote media-aandacht er ontstaat vanuit de overheid interesse in de ontstane situatie een crisis is veelal van relatief korte duur

Voorbeelden van crisissituaties (in het onderwijs)  verkeerde informatie wordt naar buiten gebracht  seksueel misbruik, seksuele intimidatie  aanslag, schietincident  overlijden van kinderen, ouder, directeur, leerkracht, vrijwilliger tijdens schooluren of een externe activiteit  vermissing van …  klachten van betrokkenen bij de school die in de media ruime aandacht krijgen  ernstige besmettelijke ziekte  financiële fraude, diefstal  ernstige misstanden door mismanagement  herhaalde negatieve berichtgeving over de kwaliteit van de school  sluiting van het gebouw vanwege onvoldoende onderhoud  brand, instorting, legionella vanwege onvoldoende onderhoud Schaal crisis Er is voor zover bekend geen indeling in niveaus van de ernst van een crisis. Vandaar dat hier slechts richtinggevende uitspraken worden gedaan ten einde de zwaarte van de crisis te kunnen bepalen. Niveaus 1. Het incident speelt zich af tussen twee personen; er is wel aandacht van buiten (betrokkenen, pers), maar zeer bescheiden. Emoties zijn beheersbaar. De kans op een crisis is wel degelijk aanwezig. Advies: het crisisteam bij elkaar. 2. Zoals bij 1, maar dan is er meer aandacht van buiten en de emoties lopen hoger op. Crisisteam wordt ingeschakeld en draaiboek en/of CCP komt op tafel. 3. Zoals bij 2, maar er is sprake van een ernstig incident (misdrijf, calamiteit). Er is onmiddellijk een hoge activiteit bij de landelijke pers, TV en radio. Crisisteam Inrichting, samenstelling, werkwijze:  samenstelling crisisteam o crisisleider: eindverantwoordelijke in de organisatie (of vervanger in geval betrokkenheid) o perswoordvoerder o bedrijfsleider: locatieverantwoordelijke o ondersteuner: communicatiemedewerker  taakverdeling crisisteam, inclusief taakomschrijvingen o voorzitter (evt. verenigd met de taak van crisisleider) o notulist, tevens verantwoordelijk voor bijhouden van logboek o woordvoerder o communicatie: zorgt voor beschikbaarheid van gsm, e-mail en voorziet zich van informatie van buiten over de crisis Instrumenten/gegevens o contactgegevens primaire hulpdiensten o lijst met naw- + telefoongegevens + functies:  bestuur  personeel (OP en OOP)  ouders  secundaire hulpdiensten (zoals GGD, GGZ)  gemeente  landelijke media (radio/TV,kranten)  regionale en plaatselijke media (radio/TV/kranten)  collega scholen, aanleverende en toeleverende scholen o algemene informatie (facultatief)  procedures in geval van doden en gewonden Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

184


      Woordvoering  woordvoerder o intern      o extern    

beschikbaarheid van technische informatie van gebouwen, tekeningen, gasleidingen, installaties, alles inzake brandbaarheid, alarminstallatie, veiligheidshistorie evacuatieplannen, ontruiming, staken van activiteiten visitekaartjes van woordvoerder plattegronden van gebouwen, omgeving, routebeschrijvingen organigram van de organisatie presentatie/informatiemap (schoolgids, jaarverslagen)

moet bekend zijn bij alle medewerkers (gezicht van de organisatie) mogelijk combineren met communicatiemedewerker up to date houden van CCP, draaiboeken en gegevens bestanden verantwoordelijk voor (het onderhouden van) de mediarelaties POP voor de woordvoerder continuïteitsoverwegingen professioneel bekend met nieuwste ontwikkelingen in medialand veelal uitstekende relaties met de media

afspraken m.b.t. omgaan met de pers/media en journalisten o alleen woordvoerder vangt de pers op; niemand anders o in crisis standaard mededelingen via persverklaringen, persbijeenkomsten o nooit namen van personen of herleidbaar tot personen; er worden geen foto's verstrekt o geen pers bij interne bijeenkomsten

persverklaring o vast stramien:  wat is er aan de hand  waar en wanneer is het gebeurd  wie is er bij betrokken (geen namen)  hoe heeft het kunnen ontstaan  wat gaan we er aan doen; directe acties

persbijeenkomsten o vooraf locatie en tijdstip duidelijk communiceren o indien mogelijk op externe locatie, passend bij de situatie o bijeenkomst wordt geleid (niet door woordvoerder) o herhaal bijeenkomsten indien eerst nog onvoldoende bekend was interviews o maak vooraf afspraken over de aard van het interview o vraag altijd om de vragen en spreek de interviewonderwerpen af; indien reacties op materiaal (video) wordt gevraagd, vooraf bekijken o weiger om over niet vooraf afgesproken onderwerpen te spreken, maar biedt de mogelijkheid dat later te doen o overweeg korte instructie door woordvoerder of professional als er interviews noodzakelijk zijn bij ongeoefende medewerkers o geef zorg aan de omgeving; let op storende elementen (geluid bij radio en TV, ongewenst details bij TV) o vergeet niet om betrokkenheid bij slachtoffers te tonen o let op kleding, uiterlijk o let op taalgebruik (onderwijsjargon)

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

185


EHBC-TOOLKIT 3. CRISIS DRAAIBOEK

0. DE MELDING actie nr 0.1

Aandachtspunt

Actie

Bericht komt binnen.

Nooit onderschatten! Dus bericht naar directeur of hoofdverantwoordelijke Delegeer deze zorg: opvang, hulpdiensten. Zorg voor rust Informeer ouders, familie medewerker(s) Noteer alles, incl. binnenkomende telefoontjes Kort intern overleg; directeur beslist Bel leden voor onmiddellijke meeting Vraag anderen afspraken af te zeggen, wegens omstandigheden Telefoon is 'vrij'; ĂŠĂŠn persoon telefoonverantwoordelijk; zorg voor een gespreksprotocol. Nooit doorverbinden; altijd gegevens noteren met mededeling dat wordt teruggebeld Regel deurwacht: opvang betrokkenen in aparte ruimte. Niet betrokkenen verzoeken te vertrekken

0.2

Zorg voor slachtoffer(s)

0.3

Zorg voor betrokkenen

0.3

Logboek

0.4

Crisispotentie ja/nee

0.5

Crisisteam

0.6

Maak agenda leeg.

0.7

Telefoon

0.8

Directe opvang bezoek

Wie

Ruimte voor aantekeningen

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

186


STAP 1 actie nr 1.1

Aandachtspunt

Actie

Crisisteam 1e meeting

Toetsen definitie crisis. Rollen/taken, werkmateriaal, gegevens, bereikbaarheid Betrokkenen en getuigen horen; objectiveren Keuze schaal

1.2

Alle feiten verzamelen

1.3

Crisisschaal bepalen

1.4 1.5

Toetsen welke acties tot nu toe zijn ingezet Inschakelen interventieteams

1.6 1.7

Evt. opschalen van crisisteam Catering

Wie

Bijsturen, aanvullen Contact zoeken (politie, GGD, GGZ, Inspectie van het Onderwijs) Aanvullende expertise nodig? Crisisteam, aanwezige en actieve medewerkers

Ruimte voor aantekeningen

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

187


STAP 2 actie nr 2.1

Aandachtspunt

Actie

Check zorg direct betrokkenen

Vervolgacties veilige omgeving; aandacht geven, hulp bieden; evt. slachtofferhulp inschakelen Bestaande deeldraaiboeken (leerlingen naar huis, gebouw ontruiming, leerkracht vervangen) Kennismaken toegevoegde deskundigen, taken, rollen. Voorbereiden volgende stappen

2.2

Keuze voortgang dagelijkse organisatie

2.3

Crisisteamoverleg

Wie

Crisisteam

Crisisteam

Ruimte voor aantekeningen

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

188


STAP 3 actie nr 3.1

Aandachtspunt

Actie

Perscommunicatie op een rij

Woordvoering checken, aankondiging perscontact Feitelijk, beperkt; duidelijk zijn over wat wel/niet Tussentijdse bepaling van de schaal van de crisis: opschalen? aanvullende maatregelen nodig? Mogelijk professionele woordvoering Slachtoffers, daders, klasgenoten, ouders, personeel Intern: besloten meeting •

3.2

Eerste persverklaring

3.3

Permanent blijven verzamelen van informatie

3.4

Zorg voor betrokkenen

3.5

Communicatie met intern betrokkenen Communicatie met extern betrokkenen Afspraken mediacontacten

3.6 3.7

Wie

Woordvoerder

Rapportage bestuur, brief ouders Persconferentie plannen, woordvoering

Ruimte voor aantekeningen 

pas op voor het geven van te veel informatie; besloten wil niet zeggen dat er geen info kan uitlekken;

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

189


STAP 4 actie nr 4.1

Aandachtspunt

Actie

Wie

Positie van de crisis bepalen

Aanpak van de crisis, directe gevolgen, zorg voor betrokkenen, persstrategie Objectiveren

Crisisteam

4.2

Strategie toetsen

4.3

Persverklaring wordt opgesteld

4.4 4.5

Persbijeenkomst organiseren Persbijeenkomst inhoud

Crisisteam met deskundigen

Eigenaarschap van de verklaring is belangrijk; toetsing door verschillende deskundigen Aankondigen: locatie, tijdstip Q&A voorbereiden

Ruimte voor aantekeningen 

pas op voor het geven van te veel informatie; besloten wil niet zeggen dat er geen info kan uitlekken;

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

190


STAP 5 actie nr 5.1

5.2

Aandachtspunt

Actie

Informatiebijeenkomst intern betrokkenen

Kort; aangeven wat de bedoeling is van de persbijeenkomst; terughoudendheid bepleiten in communicatie met de pers  locatie, rustige omgeving •  persverklaringen kopiëren  infoblad met gegevens van de organisatie, contactpersonen  mogelijkheden voor afspraken interviews

Houden van de persbijeenkomst

Wie

Ruimte voor aantekeningen 

soms is het beter de bijeenkomst niet op de locatie van het incident te houden, maar op een neutrale plaats (wijkgebouw)

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

191


STAP 6 actie nr 6.1 6.2 6.3

Aandachtspunt

Actie

Wie

Evaluatie persbijeenkomst Plannen en voorbereiden informatiebijeenkomst direct betrokkenen Interne informatiebijeenkomst houden

Objectief. Bijsturen, acties Besloten

Crisisteam

6.4

Evaluatie informatiebijeenkomst

6.5

Blijvende aandacht voor betrokkenen

 Geen pers (controle!). Openheid, ook als er geen informatie is  Bepleit terughoudendheid naar pers/media in belang slachtoffer(s)  Kondig maatregelen aan Objectief. Bijsturen, acties. Afspraken op een rij

Ruimte voor aantekeningen

Voorbeeldtekst schoolgids over veiligheid Veiligheid en geborgenheid Op alle scholen binnen Nederland worden maatregelen getroffen om (uw) kinderen zich in een veilige en geborgen omgeving te laten ontwikkelen. Zo’n pedagogisch (opvoedkundig) klimaat wordt vooral gecreëerd door met elkaar afspraken te maken over gedragingen en regels, die nageleefd moeten worden. Behalve dat er specifieke schoolregels bestaan, zijn er ook wettelijke bepalingen waaraan we ons moeten houden. Alle scholen hebben een actueel schoolveiligheidsplan waarin al deze zaken in relatie met elkaar zijn beschreven. Deze regels en afspraken gelden niet alleen voor de kinderen en personeelsleden binnen de school, maar voor iedereen die zich in en om de school ophoudt. Dat betekent dat alle kinderen, alle ouders, alle personeelsleden en alle andere personen die handen spandiensten verzorgen in en om de school zich dienen te houden aan deze regels en afspraken

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

192


en kunnen weten wat de gevolgen zijn als deze worden overtreden. “Het schoolklimaat wordt gekenmerkt door veiligheid en respectvolle omgangsvormen:  De ouders zijn betrokken bij de school door de activiteiten die de school daartoe onderneemt.  De leerlingen en het personeel voelen zich aantoonbaar veilig op school.  De school heeft inzicht in de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op de school voordoen.  De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen en afhandelen van incidenten in en om de school.  Het personeel van de school zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan” Zo’n veilig klimaat op school zou iets vanzelfsprekends moeten zijn. Maar helaas blijkt uit incidenten dat veiligheid op school blijvend aandacht behoeft. Ook een veilige thuissituatie is niet altijd vanzelfsprekend. Daarom hebben de schoolbesturen van het primair onderwijs in Deventer samen met de gemeente besloten om een map “Veiligheid” te maken waarin protocollenen afspraken zijn opgenomen. Immers: voorkomen is altijd beter dan genezen. En mocht er toch wat gebeuren of gesignaleerd worden, dan is het handig om te weten hoe te handelen. Alle partijen hebben op 12 juni 2012 een convenant getekend, waarin vermeld staat dat iedereen zich houdt aan de afspraken en protocollen, zoals die in de map “Veiligheid” zijn verwoord. Met deze map, die gebruikt wordt op alle Deventer scholen voor primair onderwijs, geven de besturen aan hoe zij willen dat leerlingen en leraren op school met elkaar omgaan en waar de grenzen liggen. Maar ook hoe de school omgaat met signalen op het gebied van ongewenst opvoedgedrag in de thuissituatie. Ook hoe de school een veilige schoolomgeving creëert. De volgende hoofdstukken zijn in deze map opgenomen: Hoofdstuk 1 School, veiligheid en handhaving Hoofdstuk 2 Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld Hoofdstuk 3 School en medische zaken Hoofdstuk 4 School en multimedia Hoofdstuk 5 School en veilige speelplaats Hoofdstuk 6 School en veilige verkeersomgeving Hoofdstuk 7 Voorbeeldformat schoolveiligheidsplan Hoofdstuk 8 School en EHBC (Eerste Hulp Bij Crisis) De map “Veiligheid” ligt ter inzage op onze school.

Convenant Veiligheid in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs Deventer

Doelstelling

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

193


Dit Convenant heeft tot doel te komen tot een eenduidig en sluitend stelsel van afspraken om een (sociaal) veilig klimaat op en rond de scholen van de gemeente Deventer te creëren. Betrokken partijen 1.                

Schoolbesturen: Stichting Quo Vadis, afdeling Deventer Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer Stichting Deventer en Almelose Montessorischolen Stichting Samenwerkingsschool Rivierenwijk Stichting Rooms Katholieke Scholen te Schalkhaar Stichting Vrijescholen Athena Vereniging Deventer Leerschool Stichting Onderwijs op Islamitische Grondslag in Midden en Oost Nederland Stichting Evangelisch Onderwijs Deventer e.o. Stichting Orthopedagogisch Instituut Deventer e.o. Stichting Orthopedagogisch Centrum de Ambelt, Deventer, Stichting De Bolster, Deventer, Stichting Rentray, Deventer, Stichting De onderwijsspecialisten, Deventer, Stichting Carmel College, Centrale directie Etty Hillesum Lyceum, Stichting Mijnplein te Raalte,

2. Gemeente Deventer:  Gemeente Deventer, waaronder het team toezicht en team leerplicht, en 3. Politie Regio IJsselland. Overwegende dat:  de veiligheid op school en in het gezin voor kinderen een belangrijke voorwaarde is om tot ontwikkeling te komen; zowel lichamelijk als geestelijk. Spreken het volgende af:  De betrokken partijen hebben een gezamenlijk belang bij het creëren en in stand houden van een veilig schoolklimaat.  Scholen voeren hun interne regelgeving en sanctiebeleid uit op basis van de vermelde afspraken in de map “Veiligheid”.  Scholen worden bij de uitvoering daarvan ondersteund door de andere genoemde betrokken partijen.  Door ondertekening van het Convenant maken de partijen kenbaar dat zij een herkenbaar en uniform veiligheidsbeleid voeren op de scholen die participeren in dit Convenant en dat zij zich optimaal inzetten om het convenant uit te voeren. Specifieke verantwoordelijkheden: 

De gemeente Deventer is verantwoordelijk voor:  de ontwikkeling en uitvoering van een integraal veiligheidsbeleid en de regie over schoolveiligheid.  het afstemmen van afspraken die voortvloeien uit dit Convenant met de leerplichtambtenaren.  het organiseren van evaluatiebijeenkomsten als onderdeel van de Lokaal Educatieve Agenda. De functiegroep leerplicht adviseert en begeleidt zo nodig de scholen in het kader van dit Convenant. Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

194


De schoolbesturen dragen er zorg voor dat de map “Veiligheid” binnen de schoolorganisatie geïmplementeerd wordt en nadrukkelijk een rol speelt in het schoolveiligheidsbeleid. De schoolbesturen zorgen ervoor: • dat ouders/verzorgers en leerlingen op de hoogte zijn van de afspraken die voortvloeien uit de uitvoering van de map ‘Veiligheid’. • dat de scholen alle voorvallen registreren waarbij de veiligheid van leerlingen en/of personeelsleden in het geding is.

De scholen zijn op grond van wettelijke bepalingen verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van personeel, leerlingen en bezoekers van de school. Scholen doen dit door:  de map “veiligheid” te vertalen naar het Schoolveiligheidsplan .  in de schoolgids een verwijzing op te nemen over het Schoolveiligheidsplan.  relevante zaken uit de map “veiligheid” in de schoolregels op te nemen, en er aandacht aan te besteden in daarvoor geëigende lessen of anderszins.

De politie en toezicht zijn belast met de handhaving van wet- en regelgeving en de openbare orde. De politie en toezicht zorgen dat:  de afspraken in de map “Veiligheid” bekend zijn bij het uitvoerende team in de wijk.  ingeval van een melding door een school van grensoverschrijdend gedrag en/of gewelddadig gedrag prioriteit wordt gegeven aan een snelle interventie en afhandeling. De politie en/of toezicht geeft – indien de concrete situatie dit vereist – op verzoek van de schoolleiding, leerkrachten voorlichting en advies inzake het voorkomen van overlast, vandalisme en criminaliteit aan deze personen.

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

195


Duur van de overeenkomst. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum van ondertekening en kan in overleg met alle partijen tussentijds worden gewijzigd en/of beëindigd. Zonder wijzigingsbesluit wordt de overeenkomst geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor telkens één schooljaar. Partijen zullen na 5 jaar dit Convenant evalueren. Aldus getekend op 12 juni 2012. De betrokken partijen voornoemd: Handtekening: 

Stichting Quo Vadis:

Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer:

Stichting Deventer en Almelose Montessorischolen:

Stichting Samenwerkingsschool Rivierenwijk:

Stichting Rooms Katholieke Scholen te Schalkhaar:

Stichting Vrijescholen Athena:

Vereniging Deventer Leerschool:

Stichting Onderwijs op Islamitische Grondslag in Midden en Oost Nederland:

Stichting Evangelisch Onderwijs Deventer e.o.:

Stichting Orthopedagogisch Instituut Deventer e.o.

Stichting Orthopedagogisch Centrum de Ambelt, Deventer:

Stichting De Bolster, Deventer:

Stichting Rentray, Deventer:

Stichting De onderwijsspecialisten, Deventer,

Stichting Carmel College, Centrale directie Etty Hillesum Lyceum Deventer:

Stichting Mijnplein te Raalte:

Gemeente Deventer:

Politie Regio Ijsseland:

Bijlage: Map “Veiligheid”

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

196


STAP 7 actie nr 7.1

Aandachtspunt

Actie

7.3

Crisisteam: actieplan voor de resterende tijd opstellen Bij afronding van crisis: evaluatiebijeenkomst Perswoordvoering

7.4

Tijdplanning

Afspraken, tijdpad, verantwoordelijken Crisisteam met deskundigen. Intern betrokkenen Bepalen welke perscontacten kunnen worden ingezet voor een goede afronding Laatste bijeenkomst crisisteam

7.2

Wie

Ruimte voor aantekeningen

Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer - Map veiligheid

197


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.