Schoolveiligheidsplan st bernardus schoolgebonden document

Page 1


Voorwoord In dit hoofdstuk treft u het specifieke gedeelte van het Schoolveiligheidsplan aan. Het format is afkomstig van de SAFE checklist (Bron: KPC Groep). In afstemming met ons college van bestuur is de eindversie van dit hoofdstuk december 2013 gepresenteerd aan het team en de MR. Aansluitend is instemming verleend aan dit document.

namens team en MR St. Bernardus ~Carol Kuipers~

2


Inhoudsopgave

Pagina

Hoofdstuk 1

Algemeen

5

1.1

Inleiding

.5

1.2

Algemene gegevens

6

1.3

Visie op schoolveiligheid

6

1.4

Organisatie van schoolveiligheid

7

1.5

Beleid, kwaliteitszorg en borging

8

Hoofdstuk 2

Schoolcultuur

9

2.1

Visie op schoolcultuur

9

2.2

Organisatie van schoolcultuur

10

2.3

Beleid, kwaliteitszorg en borging

10

2.4

Gedragscodes en omgangsregels

11

2.4.1

Leerlingen

11

2.4.2

Personeel

12

2.4.3

Ouders

12

2.5

Scholing en training

13

2.5.1.

Training personeel

13

2.5.2.

Training leerlingen

13

2.6

Protocollen en gedragsregels

14

2.6.1

School, veiligheid en handhaven

16

2.6.2

Pestprotocol

16

2.6.3

Dossierbeheer en privacy (geheimhouding

17

persoonsgegevens) 2.6.4

Ernstige incidenten

18

2.6.5

Gebruik van multimedia

18

2.6.6

Meldcode Kindermishandeling en huiselijk

18

geweld 2.6.7

Afspraken communicatie met gescheiden

20

ouders 2.6.8.

medicijngebruik

21

2.6.9

Kledingvoorschriften

22

2.6.10

Klachtenregeling en vertrouwenspersoon

23

2.6.11

Rouwprotocol

24

2.6.12

Protocol ongewenst gedrag en seksuele

24

intimidatie door personeel 2.6.13

Gedragscode voorkomen van ongewenst

26

seksueel gedrag 2.6.14

Gedragscode voorkomen van discriminatie

27

2.6.15

Gedragsregels na geweld door personeel

28

richting leerling 2.6.16

Gedragsregels na dreigen met geweld door

28

personeel richting leerling 2.6.17

Protocol nazorg bij ernstige agressie op

28

school 3


Pagina

Hoofdstuk 3

Aantrekkelijk onderwijs

30

3.1

Inleiding

30

3.2

Visie op aantrekkelijk onderwijs

32

3.3

Organisatie van aantrekkelijk onderwijs

32

3.4

Beleid, kwaliteitszorg en borging

33

3.5

Actief burgerschap en sociale integratie

33

3.6

Scholing en training

34

Hoofdstuk 4

Fysieke omgeving

35

4.1

Organisatie van fysieke veiligheid

35

4.2

Toezicht en beveiliging

36

4.4

Protocollen

36

Hoofdstuk 5

Externe samenwerking

39

5.1

Inleiding

39

5.2

Organisatie van externe samenwerking

39

5.3

Beleid, kwaliteitszorg en borging

40

5.4

Interne samenwerking en communicatie

41

5.5

Externe samenwerking en communicatie

41

5.6

Protocollen en evaluatie

42

Bijlagen Bijlage 1

formulier incidentenregistratie

Bijlage 2

registratieformulier ongevallen / medicijnen

43

Bijlage 3

Rouwprotocol

49

Bijlage 4

Reglement klachtenregeling

58

Bijlage 5

Voorbeeld format verslag gesprek ouders

59

45 / 46

n.a.v. gedrag kind Bijlage 6

Voorbeeld format verslag schorsing/

60

verwijdering leerling Bijlage 7

Gedragsafspraken gebruik multimedia door

61

leerlingen Bijlage 8

Gedragsafspraken gebruik multimedia door

63

werknemers Bijlage 9

Lijst van kernpartners

69

Bijlage 10

Sociale kaart

70

4


Hoofdstuk 1 Algemeen 1.1 Inleiding Beschrijving van de school. De Sint Bernardusschool is een Rooms katholieke basisschool met confessioneel onderwijs in Deventer. De school bestaat uit 9 groepen en telt ruim 200 leerlingen. De populatie is afkomstig uit de directe omgeving (de wijken Oostrik, Groot-en Klein Douwel, Blauwenoord) De onderlinge scholen en directies werken structureel samen en versterken elkaar. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het uitwisselen van kennis en vaardigheden op het gebied van BHV, ICT enz. Er worden onderlinge consultaties uitgevoerd en thema’s worden bovenschools uitgewerkt in werkgroepen. De directeuren overleggen elke maand in het zogenoemde directeurenoverleg. Op stichtingsniveau wordt de kwaliteit van elke school in kaart gebracht en waar nodig wordt hulp en begeleiding georganiseerd. Bovenschools strategisch beleid Uit het strategisch bestuursplan. Samengevat zegt onze visie, dat de St. Bernardus een school wil zijn met kwalitatief hoogstaand onderwijs in een prettige sfeer. Daarbij hechten wij veel waarde aan een brede ontwikkeling en individuele ontplooiing van het kind tot een zelfstandig positief kritisch denkend mens, binnen een duidelijke structuur van orde en respect voor elkaar. Onze merkwaarden:  (aan)leren van kennis en vaardigheden;  een open houding;  veiligheid en sfeer.  Zelfstandigheid  Passie Onze missie luidt: In onderlinge afstemming en wederzijds respect elke dag doelgericht en slagvaardig aan het werk, blijvend op zoek naar het beste van en voor ieder kind! De doelstelling voor onze school wordt als volgt omschreven: 

    

De St. Bernardus biedt ieder toegelaten kind het onderwijs en zorg die hij nodig heeft waardoor het potentieel van leerlingen volledig benut wordt. Dit leidt tot optimale ontwikkelingskansen. Hierbij opgemerkt dat ieder kind zich veilig en geborgen voelt. Binnen St. Bernardus beschikken goede leraren over de juiste vaardigheden waardoor ze om kunnen gaan met de verschillen tussen leerlingen. Zij maken hierbij gebruik van nieuwste inzichten over wat werkt in het onderwijs. De St. Bernardus richt zich op de totale ontwikkeling van het kind, met in het basispakket een afgestemd aanbod aan sport, cultuur alsmede creatieve vorming en hierbij hoge eisen stelt. De St. Bernardus is een professioneel georganiseerde school met heldere afspraken die zoveel mogelijk een doorlopend dagarrangement biedt. De St. Bernardus werkt opbrengstgericht, werkt kostenbewust en beschikt over voldoende middelen om gestelde taken goed uit te voeren. St. Bernardus voorziet in de behoefte aan hoogwaardig, confessioneel onderwijs in de wijken Oostrik, Groot- en Kleindouwel, Blauwenoord die voorziet in de onderwijsbehoefte van ieder ingeschreven kind, en aan kinderen met specifieke onderwijsbehoefte uit het samenwerkingsverband Sine Limite waarbij het accent ligt op leeropbrengsten en de verbetering van de pedagogische kwaliteit door samenwerking met betekenisvolle partners. St. Bernardus richt zich op het bouwen van een excellente pedagogische en didactische organisatie waarbij uit de leerling gehaald wordt wat er in zit.

5


1.2 Algemene gegevens De Sint Bernardus valt de stichting Quo Vadis Postbus 256 7400 AG Deventer Info@stichtingquovadis.nl Tel: 0570-638587 Bezoekadres van de school: Sint Bernardus Zwaluwenburg 6 7423 DS Deventer Brin: 12 JD info@stbernardus.net tel: 0570-651321 website: www.stbernardus.net Directeur: Carol Kuipers 1.3 Visie op schoolveiligheid Wij streven ernaar een veilige en vertrouwde sfeer te creÍren in school. Het is belangrijk dat kinderen met plezier naar school gaan en dat alle kinderen tot hun recht komen. Dit geldt ook voor de leerkrachten en het ondersteunend personeel. Wij proberen dit te bereiken door regels te stellen en door discriminatie en pesten tegen te gaan. Bewustwording van je eigen handelen en de gevolgen daarvan is een onderwerp dat in de klassen steeds vaker terugkomt. Via observatieprogramma Zien registreren en plannen wij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Zodra wij merken dat kinderen zich niet veilig en vertrouwd voelen, ondernemen wij in overleg met de ouders actie. Omdat het gedrag op school en thuis een wisselwerking heeft, verwachten wij van ouders hetzelfde. Als ouders thuis constateren dat de school niet veilig is voor het kind, horen wij dit graag. Fysiek moet de school ook veilig zijn. Hiervoor hebben we conform arbobeleid bindende afspraken vastgesteld in het schoolveiligheidsplan Wat verstaan we onder een veilige school? Uitgangspunten De school moet een plek zijn waar rust heerst, waar leerlingen, personeel en ouders/verzorgers zich thuis voelen en zich veilig weten en waar alle betrokkenen respectvol, prettig en vriendelijk met elkaar omgaan. Dat betekent concreet: - voor leerlingen: o niet pesten of gepest worden; jezelf mogen en kunnen zijn; o de lessen kunnen volgen zonder dat je wordt lastiggevallen; o weten dat geweld en (seksuele) intimidatie uit den boze zijn; o bij iemand terecht kunnen als er problemen zijn; o serieus genomen worden door personeelsleden en overige medewerkers; o duidelijke afspraken over dit alles; voor ouders/verzorgers: o erop kunnen vertrouwen dat hun kinderen graag naar school gaan; o weten dat er geen bedreigingen voorkomen; o een open oor vinden voor problemen; o weten dat signalen worden opgepakt en problemen aangepakt; o duidelijke afspraken over dit alles; o voor personeel en andere medewerkers: o met respect bejegend worden door leerlingen, ouders/verzorgers, collega’s, o weten dat problemen worden aangepakt; o ergens terecht kunnen met signalen; o duidelijkheid over wat er gebeurt bij calamiteiten; o duidelijke afspraken over dit alles; o voor de omgeving/de buurt: o geen overlast van leerlingen die rond de school hangen; o geen vandalisme, vervuiling of diefstal; o weten dat leerlingen worden aangesproken op hun gedrag; o een aanspreekpunt voor suggesties of eventuele klachten; o signalen worden opgepakt en problemen aangepakt.

6


1.4 Organisatie van schoolveiligheid Quo Vadis is als college van bestuur met iedere schooldirecteur eindverantwoordelijk voor het arbobeleidsplan. Het arbobeleidsplan wordt telkens voor de periode van vier jaar vastgesteld. Voor het opstellen van het arbo-beleidsplan is een stafmedewerker belast met toezicht en initiatieven bieden tot correcte uitvoering van de wettelijke opdracht. Dit coördinator schap wordt gedurende dit schooljaar uitgevoerd door dhr. Jaap van de Hoek. Binnen vaststelling van taken kan dit op termijn aan een andere medewerker worden overgedragen. Zie hiertoe de werkafspraken die ieder schooljaar op het niveau van het College worden vastgelegd. Zoals vermeld is op schoolniveau de directeur verantwoordelijk voor het arbobeleid. Hij zorgt voor een verdeling van arbotaken en is de overlegpartner van het bestuur. Via het MR-overleg heeft het personeel instemmingsrecht en inspraakmogelijkheid bij de totstandkoming van het arbobeleid. Op onze school zijn voor coördinatie en uitvoering van het arbobeleid twee preventiemedewerker aangesteld. De werkzaamheden van de preventiemedewerkers zijn vastgesteld op tenminste 40 uren van de normjaartaak. Ter ondersteuning van de werkzaamheden van de preventiemedewerker is er per school een arbocoördinator aangesteld. Schoolspecifieke arbozaken zijn vastgelegd in een arbobeleidsplan. Deze is op school aanwezig. Aanspreekpunt Wij vinden het belangrijk dat vragen, problemen of klachten gemeld worden. De leerkracht is uiteraard het eerste aanspreekpunt. In tweede instantie is de directeur Carol Kuipers het aanspreekpunt. Frank de Haan en Elles Bruggeman zijn de bouwcoördinatoren. Indien de directie afwezig is, kunt u met vragen bij hen terecht. De school beschikt over aantal BHV-ers ( in te toekomst waarschijnlijk genoemd: SHV-ers) Chantal Koetsier, Henk van Duuren, Cindy Brouwer, Bep van der Zwan, Ingrid van Orden, Liesbeth Hoogstraten en Dimphy Spijker. Voor zaken met betrekking tot sociale veiligheid is de leerkracht in eerste instantie het aanspreekpunt. De intern begeleider is voor de coördinatie van de ondersteuning/ zorg: Mirjam Vulink. Désireé Holleboom en Bep van der Zwan zijn onze preventiemedewerkers. Binnen vaststelling van taken kan op termijn taakstellingen aan een andere medewerker worden overgedragen. Zie hiertoe de werkafspraken die ieder schooljaar binnen de te stellen normjaartaken worden vastgelegd. Vormen van overleg Veiligheid komt in meerdere overlegvormen aan bod, zoals in de teamvergadering, de bouwvergadering, ouderavonden, MR, OR, SchoolZAT, HGPD, directeurenoverleg, leerlingenraad, enzovoort

7


1.5 Beleid, kwaliteitszorg en borging Beleid Wij geven les aan ongeveer 200 tot 220 verschillende leerlingen. Al deze leerlingen hebben hun unieke persoonlijkheid en een andere behoefte om te spelen en te leren. De meeste leerlingen leren op een regelmatige, gemiddelde manier. Sommige leerlingen hebben een langere tijd nodig om iets te kunnen leren. Er zijn ook leerlingen die maar weinig uitleg nodig hebben om hele grote leerstappen te kunnen maken. Deze verschillen ontstaan door verschillen in intelligentie, sociale- en emotionele ontwikkeling, lichamelijke condities, motorische ontwikkeling, werkhouding en door het milieu en de cultuur waar onze leerlingen vandaan komen. Wij als team St. Bernardus hebben als taak om ons onderwijs zo in te richten dat elk kind zo goed mogelijk tot zijn/haar recht doet, “ongeacht” de verschillende leermogelijkheden van onze leerlingen. Wij willen goed voor ieder kind zorgen. In de eerste plaats zullen wij proberen om zorg te voorkomen. Dit kunnen wij doen door de sfeer van onze klas zo goed mogelijk te maken zodat elk kind zich veilig en gewaardeerd voelt. En natuurlijk zullen wij ook proberen om ons vak als leerkracht zo goed mogelijk te doen, dus door goed les te geven. Voor sommige kinderen is dit niet genoeg. Zij vragen meer van ons dan helder onderwijs, zij vragen extra zorg. En hebben ook recht op onze zorg. We zien de ouders als gelijkwaardige gesprekspartners die we zo veel mogelijk bij de school betrekken. We willen dat ouders ons zien als professionals op wie zij kunnen vertrouwen met betrekking tot de cognitieve en emotionele ontwikkeling van hun kind. Daarnaast vinden we het belangrijk om onze maatschappelijke betrokkenheid ook te tonen door ons op te stellen als een actief ketenpartner en ons te profileren als xxx Veiligheid komt binnen het beleidsplan en de kwaliteitszorg op diverse deelterreinen aan de orde. Echter niet als een apart thema ‘Veiligheid’. Met een verwijzing naar het document zorgplan willen we hiermee in dit document volstaan. Kwaliteitszorg en borging Binnen onze school wordt een eenvoudige cyclische structuur gehanteerd. Beleid ontwikkelen betekent bij ons: op basis van een profiel plannen maken, deze vertalen naar de praktijk, evalueren en bijstellen. Er wordt rekening gehouden met maatschappelijke ontwikkelingen. Het schoolplan wordt elk jaar uitgewerkt naar concrete actieplannen. Aan het eind van de periode evalueren we ten opzichte van onze idealen voor de volgende planperiode. Met een goed uitgewerkt systeem van kwaliteitszorg houdt de directeur overzicht over alles wat er binnen de school moet gebeuren. De directeur krijgt alle schoolaspecten regelmatig onder ogen en kan daardoor planmatig werken aan verbeteringen.

8


HOOFDSTUK 2 SCHOOLCULTUUR 2.1 Visie op schoolcultuur Wat verstaat de school onder de cultuur op de school? Wat verstaat de school onder een goed pedagogisch klimaat? Hoe ziet dat er uit? De communicatie is goed geregeld op onze school. Er zijn duidelijke afspraken over informatieverstrekking, notulen, agenda’s en besluitvorming. Deze staan beschreven in het zorg- en communicatieplan van onze school. Het zijn echter niet dit soort afspraken die de cultuur en de sfeer op een school bepalen. We hebben het dan over de kwaliteit van een gesprek, over hoor en wederhoor, over zelfreflectie, over aanspreekbaar zijn en je open stellen voor de mening van de ander en over persoonlijke aandacht en waardering voor elkaar. Dit alles maakt onze school een fijne en veilige plek, zowel voor de leerlingen, ouders als teamleden. Je veilig en prettig voelen is de basis om tot groei en leren te komen en met plezier te werken. Het is voor de school de eerste zorg dit te realiseren voor onze leerlingen. Ouders mogen ons daar altijd op aanspreken! De betrokkenheid van ouders, niet alleen met het welbevinden en de ontwikkeling van hun kind, maar ook met de school in brede zin, vinden wij belangrijk en willen we optimaliseren. In het schoolprofiel en het schoolplan 2011-2015 is de missie vertaald naar visie en beleid. Pedagogisch klimaat Wij streven ernaar een veilige en vertrouwde sfeer te creëren in school. We hebben uitgebreide afspraken (w.o. diverse protocollen)ten aanzien veiligheid, pesten en plagen, maar, belangrijker: we gaan uit van positief en gewenst gedrag. Het is belangrijk dat kinderen met plezier naar school gaan en dat alle kinderen tot hun recht komen. Dit geldt ook voor het personeel. Wij proberen dit te bereiken door regels te stellen (het ¨bij de handje¨) , door discriminatie en pesten tegen te gaan. Bewustwording van je eigen handelen en de gevolgen daarvan is een onderwerp dat in de klassen steeds vaker terugkomt. Via het programma Zien)houden wij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen in het oog. Zodra wij merken dat kinderen zich niet veilig en vertrouwd voelen, ondernemen wij in overleg en afstemming met IB en eventueel met de ouders actie. Omdat het gedrag op school en thuis een wisselwerking heeft, verwachten wij van ouders hetzelfde. Fysiek moet de school ook veilig zijn. Hiervoor hebben we een uitgebreid arbobeleid. De samenwerking zowel bij spel als werk is een terugkerend thema. Tijdens de projectweken wordt extra veel aandacht besteed aan samenwerking, samen met elkaar en van elkaar leren. Een en ander staat verder uitgewerkt in de paragraaf ‘Actief burgerschap’ in het SOP 20112015 deel 3 (het tactische deel) en in de schoolgids hoofdstuk 3 ¨Ons onderwijs¨ Zorg en begeleiding Leerlingen die extra hulp behoeven vanwege een leerprobleem krijgen adequate hulp, verwerkt in een individueel hulpplan of een groepsplan. De hulp is altijd gebaseerd op een analyse van het geconstateerde probleem en wordt in de groep planmatig uitgevoerd door de eigen leerkracht. De leerkracht kent de leerling tenslotte het beste. Ouders worden altijd voorafgaand aan de start van een handelingsplan en na de evaluatie geïnformeerd en betrokken. Er zijn ook leerlingen die vanwege meer- of hoogbegaafdheid extra aandacht behoeven. Het team is en wordt geschoold om dit te kunnen signaleren en hier goed op in te spelen. Er zijn net als bij kinderen met een leerprobleem ook voor deze leerlingen extra materialen, hulpmiddelen en methodes aangeschaft. De school werkt samen met de scholen uit het samenwerkingsverband Sine Limite aan de borging van de uniforme zorgstructuur, waaronder een passend onderwijs profiel waardoor we onderwijs op maat kunnen bieden aan alle ingeschreven leerlingen.

9


2.2 Organisatie van schoolcultuur Hoe werkt de school actief aan schoolcultuur en/of aan een goed pedagogisch klimaat? Het bieden van ondersteuning aan onze leerlingen is vanzelfsprekend. In ons dagelijks handelen als leerkracht zit het thema ‘ondersteuning’ altijd verweven. Het is onlosmakelijk verbonden met ons vak. De ringen van onderwijs (ondersteuning)worden in de schoolgids omschreven in hoofdstuk 4 ¨Zorg en aandacht¨ In het schoolondernemingsplan deel 3 wordt onder het kopje l) Zorgstructuur de diverse overlegstructuren omschreven. De school werkt actief aan schoolcultuur en een goed pedagogisch klimaat. De leef- en werkcultuur is in het schoolondernemingsplan 2011-2015 in deel 3 (het tactische deel) verder uitgewerkt, waarbij naast de gestelde doelen de volgende onderdelen omschreven worden: a) het werken met taken b) de instructiemomenten c) het klassenmanagement d) de inrichting e) de omgang met elkaar Er worden actieplannen gemaakt gericht op schoolcultuur en/of een goed pedagogisch klimaat. Bij het opstellen en uitvoeren van de actieplannen wordt het personeel betrokken. In het schoolondernemingsplan deel 3 (tactisch deel) wordt dit onder het kopje ¨Doelen medewerkers¨ nader omschreven. 2.3 Beleid, kwaliteitszorg en borging Bij het tevredenheidsonderzoek (Quick scan uit Werken Met Kwaliteitskaarten ) onder ouders, leerlingen en leerkrachten halen we een voldoende waardering op veiligheid van alle respondenten. Dit onderzoek wordt voorafgaand aan de nieuwe schoolplanperiode van eenmaal in de vier jaar afgenomen onder ouders, leerlingen en personeel. Incidentenregistratie Indien er zich incidenten voordoen, maken werknemers hiervan een korte notitie in het leerlingvolgsysteem. Ook vullen ze een registratieformulier in. We onderscheiden dezelfde drie categorieën als de wet, namelijk: 1 incidenten direct tegen personen gericht zijn incidenten waarbij ‘enige vorm van letsel of schade is toegebracht aan een of meer personen’; 2 incidenten indirect tegen personen gericht zijn incidenten waarbij ‘enige vorm van schade is toegebracht aan eigendommen van één of meer personen of instellingen’; 3 incidenten betreffende (verboden) goederen zijn incidenten waarbij ‘goederen of voorwerpen betrokken zijn die volgens de schoolregels of wet zijn verboden, zonder dat er door het incident zelf schade is toegebracht aan een of meer personen’. In deze drie categorieën zijn negen soorten incidenten te onderscheiden: a fysiek geweld dat letsel tot gevolg heeft; b fysiek geweld waarbij wapens zijn gebruikt; c wapenbezit; d seksueel misbruik en seksuele intimidatie; e grove pesterijen; f discriminatie; g bedreigingen; h vernieling of diefstal van goederen; i bezit van, handel in of gebruik van drugs. Voor categorie a t/m i hebben we protocollen die vermeld staan in de map “Veiligheid” .

10


2.4 Gedragscodes en omgangsregels We streven naar een professionele cultuur en een goed werkklimaat. We willen dat alle medewerkers zich betrokken en verantwoordelijk voelen bij en voor het succes van de school, en niet alleen voor het succes van hun groep. We streven naar een laag ziekteverzuim en een ‘eerlijke taakverdeling, waarbinnen we wederzijds begrip verwachten. We willen ook elkaar kunnen aanspreken op het (niet) nakomen van gemaakte afspraken. In de map “Veiligheid” staan gedragscodes op verschillende terreinen vermeld. Het opstellen en hanteren van gedragscodes/-regels is een instrument om duidelijkheid te scheppen over hoe we met elkaar om te gaan. Natuurlijk worden binnen het primair onderwijs al bepaalde gedragsregels gehanteerd. Zo zijn er bijvoorbeeld afspraken over te laat komen, het roken op school, het gebruik van materialen, et cetera. Een goed pedagogisch klimaat krijgt binnen de schoolcultuur echter pas werkelijk vorm en inhoud als er bij verschillende aandachtsterreinen duidelijke, concrete gedragsregels worden gemaakt. Deze staan in ons ¨Bij de Handje¨. De wijze waarop leerkrachten met leerlingen omgaan, hoe leerlingen onderling met elkaar omgaan, de omgang tussen leerkrachten onderling, het omgaan van leerkrachten met ouders/verzorgers, met name op de eerder genoemde terreinen, bepalen mede de schoolcultuur en daarmee een goed pedagogisch klimaat. Een gedragscode mag het spontane omgaan van alle betrokkenen met elkaar niet in de weg staan. Zo moet bij het vaststellen van regels rekening worden gehouden met de aard en het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van de betrokken leeftijdsgroepen. Een gedragscode houdt overigens niet in dat gedrag dat niet in de regels is vastgelegd automatisch altijd toelaatbaar is. In ons Schoolondernemingsplan staat in deel 3 (het tactische deel) onder punt e vermeld hoe wij op de Sint Bernardusschool de omgang met elkaar zien en waarborgen. 2.4.1 Leerlingen Regels en afspraken ondersteunen het (pedagogisch) klimaat dat we nastreven. We hebben als school duidelijke algemene schoolregels ontwikkeld die voor iedereen gelden. De regels in de klas en op het plein zijn hiervan afgeleid en zijn in de klassenmappen van de collega´s terug te vinden. Het spreekt voor zich dat vooroordelen, discriminatie en pesten haaks staan op wat wij willen bereiken met het pedagogisch klimaat. Wanneer zich incidenten voordoen, wordt meteen corrigerend opgetreden. Moeilijk gedrag Op school komen we gedragsproblemen tegen wanneer kinderen de geldende normen en regels overschrijden. Hoe vaker dat gebeurt, hoe langer dat duurt en hoe meer last of schade de omgeving daarvan heeft, hoe ernstiger we het probleem vinden. Wanneer kinderen gedrag vertonen dat haaks staat op onze manier van omgaan met elkaar, dan treden we corrigerend, sturend op. We ondersteunen kinderen bij het laten zien van positief gedrag. Hoewel kinderen erop mogen vertrouwen dat we moeilijke situaties samen bespreken en zoeken naar manieren om het anders aan te pakken, streven we ernaar ze vóór te zijn. We reageren op een kind dat in de klas onrustig dreigt te worden en behoefte lijkt te hebben aan beweging. Bewegen, korte opdrachtjes, de mogelijkheid om even van de plaats te lopen, kan dan een goede ondersteuning zijn. Samen met ouders bespreken we hoe het kind het best begeleid kan worden. Grensoverschrijdend gedrag Daar waar grensoverschrijdend gedrag wordt opgemerkt en corrigerend optreden weinig effect heeft, zal dit consequenties hebben. Ook hier zijn we duidelijk over. Goed gedrag zal in zijn algemeenheid beloond worden en normoverschrijdend gedrag wordt bestraft. Als we in het uiterste geval tot straffen moeten overgaan, dan zorgen we ervoor dat de correctie daarop ‘proportioneel’ is. Ook is de tijd die ligt tussen het ongewenste gedrag en de straf zo kort mogelijk. De soort berisping moet ‘passen’ bij het kind. Overigens stellen we het kind altijd in de gelegenheid het ongewenste gedrag ‘goed te maken’. Waar nodig zullen we het kind hierbij helpen. Als team zijn we informeel én gepland met elkaar in gesprek over de wijze waarop wij naar kinderen reageren. Het succes van het werk op onze school valt of staat met een veilig en uitnodigend pedagogisch klimaat . 11


2.4.2 Personeel Om ervoor te zorgen dat iedereen op de hoogte is van het ‘veiligheidsbeleid’, begrijpt wat de uitgangspunten zijn en weet hoe te handelen, is een goede communicatie cruciaal. Daarom wordt de map “Veiligheid” uitgebreid besproken: in de teams; in de lessen door de leerkrachten; in de medezeggenschapsraad en/of ouderraad; bij contacten met externe organisaties; tijdens ouderavonden en thema-avonden over de veilige school; tijdens buurtbijeenkomsten. Het is belangrijk om ten aanzien van normen (hoe zijn onze manieren?) en waarden (respectvol met elkaar omgaan) op één lijn te komen. In de teamvergaderingen, groepsbesprekingen, leerlingbespreking, HGPD besprekingen en binnen het overleg van het zorgteam alsook het managementteam wordt daarom regelmatig aandacht besteed aan vragen als: Wat is grensoverschrijdend gedrag? Wat accepteren we wel en wat niet? Hoe interpreteren we afspraken en hoe zorgen we ervoor dat we ons aan afspraken (blijven) houden? Hoe beoordelen we bepaalde situaties? In het integraal personeelsbeleid wordt hier ook aandacht besteed. Een goede introductie en begeleiding voorkomt dat collega’s die op onze school komen werken deze weer vroegtijdig verlaten. De sociale partners hebben daarom in de CAO-Primair Onderwijs in artikel C8 opgenomen dat “de werkgever in overleg met de Personeelsgeleding van de MR een regeling vaststelt ten behoeve van de introductie en begeleiding van beginnende werknemers” (artikel C8 lid 1). Tevens stelt de CAO dat “de werkgever in overleg met de Personeelsgeleding van de MR beleid vaststelt met betrekking tot de wijze waarop vervangers in de school worden geïntroduceerd en begeleid” (artikel C8 lid 3). Goede begeleiding is dus nodig om de mensen binnen te krijgen en te behouden. Maar goede begeleiding is ook nodig voor de kwaliteit van het onderwijs. Immers die kwaliteit staat of valt met de kwaliteit van de man of vrouw voor de klas en deze man of vrouw kan alleen kwaliteit leveren als hij of zij zich continu professioneel blijft ontwikkelen. Wij zijn dan ook een lerende organisatie. We streven ernaar dat reflectie en feedback gemeengoed zijn, waar fouten en problemen beschouwd worden als kansen om te leren en waar medewerkers hun sterke kanten kunnen ontplooien. In ons schoolondernemingsplan staan de specifieke doelen m.b.t. het personeel beschreven (het tactische deel III.2) 2.4.3 Ouders Contacten met ouders worden op de volgende manier onderhouden: kennismakingsgesprekken, open middagen, voortgangsgesprekken, rapportgesprekken, gesprek op afspraak, infoavond VO, spelinloop, thema-afsluitingen, jaarkalender, website, adviesgesprekken. De betrokkenheid van ouders, niet alleen met het welbevinden en de ontwikkeling van hun kind, maar ook met de school in brede zin, vinden wij belangrijk en willen we optimaliseren. We bieden de mogelijkheid aan ouders op meerdere wijzen te participeren; hand- en spandiensten, ondersteuning bij lessen, organiseren van activiteiten ( Oudercommissie)) en meedenken, beslissen en toetsen van het schoolbeleid (medezeggenschapsraad). Hoofdstuk 6 van de map “Veiligheid” besteedt aandacht aan een veilige schoolomgeving. Wij besteden op de volgende manier aandacht aan de verkeersveiligheid rond onze school. In het document “ Bij de handje” zijn alle schoolregels en-afspraken vastgelegd. Jaarlijks bespreken we dit document en passen we indien nodig op onderdelen aan. Iedere collega bewaart deze afspraken in de klassenmap en bespreekt met de groep de van toepassing zijnde afspraken en regels. Ouders worden hierover ingelicht tijdens de infomiddagen.

12


2.5 Scholing en training 2.5.1 Training personeel Cursussen, studiedagen, trainingsprogramma’s op het gebied van: - pedagogisch klimaat - agressie en geweld - conflicthantering - gesprekstechnieken, leefstijl - Bedrijfshulpverlening alsook intervisie / collegiale consultatie en coaching van personeel worden jaarlijks op behoefte ingeschat en uitgezet naar dat wat nodig is. 2.5.2 Training leerlingen - Faalangstreductietraining - Sociale vaardigheidstraining - Weerbaarheidstraining (Kidspower) - Sociaal emotionele ondersteuning Worden jaarlijks op behoefte ingeschat en uitgezet naar dat wat nodig is.

13


2.6. Protocollen en gedragscodes Deze staan vermeld in 2 protocollenmappen . Er zijn protocollen opgesteld voor: A. 1. 2.

Afspraken en opties ter verbetering van het schoolklimaat naar onderwerp Aannamebeleid en inschrijfprocedure (digitaal)

B. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

Beleid m.b.t. leerlingen met een handicap Protocol binnenkomst nieuwe leerling Belonen en straffen Basislijst handvaardigheid Regels voor het buitenspelen Inhoud bouwvergaderingen Taakindicatie bouwcoördinator Wat te doen bij brand?

C: 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Coördinatorschap Computergebruik Computers in de klas Contacten ouders/school Nascholing computervaardigheid Protocol opstart nieuwe collega´s (digitaal)

D: 1.

Het directe instructiemodel

E: 1.

EHBO-tassen voor de gymzaal

F: 1. 2.

Financiën Fietsen in schoolverband

G: 1. 2.

Protocol gymlessen (digitaal: veiligheid en hygiëne) Protocol groepsindeling en splitsing groepen(ook digitaal)

H: 1.

Protocol huisbezoek

I: 1. 2. 3. 4. 5.

Invalmap Protocol inschrijving leerling ICT-informatie Info klassenavonden groepen 4 t/m 8 !!!!!!!!!!!!!!!!!! Internetgebruik op school (digitaal)

J: K: 1. 2. 3.

Kijkmorgens Klachtenregeling Kerst (digitaal)

L: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Blanco kaart leerlingstamgegevens De leerlingbespreking Informatie t.b.v. de leerlingbespreking Checklist leerlingbespreking Leerlingen die niet taakgericht werken. Wat te doen? Lief- en leedpot Leerplichtprotocol (digitaal)

14


M: 1.

Maatjesschap (ook digitaal)

N: O: 1. 2. 3. 4. 5.

Omgaan met conflicten Ouderverklaring Onderwijskundig rapport Ongevalregistratie Overblijven

P: 1. 2. 3. 4. 5.

Personeelsbeleid Plan van inzet Pilot Brede school Projectplan Opvoedwinkel Pestprotocol (digitaal)

Q: R: 1.

Toelatingsprotocol rugzakleerlingen (ook digitaal)

S: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

Splitsing en samenvoegen van groepen (ook digitaal) zie G.2 Structureel contact jeugdverpleegkundige met de IB-er Afspraken schoolkamp Schoolverzuim Spoorboekje adaptief werken Protocol bij scheiding van ouders Sinterklaas (digitaal) Sollicitatieprocedure (digitaal)

T: 1. 2. 3. 4. 5.

Taakgericht werken Trakteren door leerlingen Het twee-kolommengesprek Tekorten in het primair onderwijs Toelating, verwijdering en schorsing van een leerling (ook digitaal)

U: 1.

Protocol uitschrijving (digitaal)

V: 1. 2. 3. 4.

Vervanging bij ziekte Veiligheid op school Protocol bij vertrek leerling (ook digitaal) Video-interactiebegeleiding (digitaal)

W: 1. 2. X: Y: Z: 1. 2. 3. 4. 5.

Wet evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies in het onderwijs Werken in groepen

Onderwijs aan zieke kinderen (digitaal: protocol zieke leerling) Procedure aanmelding leerlingen WEC Zelfstandig werken Ziekmelding werknemer Zittenblijven

15


2.6.1 School, veiligheid en handhaven Een veilig klimaat op school zou iets vanzelfsprekends moeten zijn. Maar helaas blijkt uit incidenten die in het verleden op scholen hebben plaatsgevonden, en nog steeds plaatsvinden, dat veiligheid op school soms ver te zoeken is. Daarom hebben de schoolbesturen van het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs in Deventer besloten om map “Veiligheid” te ontwikkelen en daarover een convenant af te sluiten. Immers: voorkomen is altijd beter dan genezen. En mocht er onverhoopt toch wat gebeuren, dan is het handig om een plan van aanpak te hebben. Met hoofdstuk 1 in de algemene veiligheidsmap geven de besturen aan hoe zij willen dat leerlingen en leraren op school met elkaar omgaan en waar de grenzen liggen. Hoe werkt het protocol? In het protocol komen de volgende gedragingen aan de orde: 1 Fysieke agressie en intimidatie 2 Verbale agressie en intimidatie 3 Vernieling 4 Wapenbezit 5 Diefstal 6 Vuurwerkbezit 7 Seksuele intimidatie 8 Schoolverzuim In de toelichting op het protocol wordt de algemene handelwijze van de school beschreven bij grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van bovengenoemde onderwerpen. Het gaat hierbij in eerste instantie om het gedrag van leerlingen, maar in voorkomende gevallen gelden de regels ook voor overtredingen van ouders/verzorgers en personeel. Om houvast te bieden bij het realiseren van een veilig schoolklimaat zijn in het protocol zowel uitgangspunten als een algemeen stappenplan opgenomen. Leidraad bij de opbouw van het stappenplan vormt de ernst van een overtreding of de frequentie ervan. In het stappenplan wordt van elk onderwerp een algemene en een juridische definitie gegeven, gevolgd door een toelichting, richtlijnen voor maatregelen door school en politie en een verwijzing naar relevante bijlagen. In deze bijlagen zijn voor een aantal van de bovengenoemde onderwerpen voorbeelden opgenomen van gedragsregels.

2.6.2 Pestprotocol Pesten is onaanvaardbaar gedrag en vormt een bedreiging (met name voor kinderen) voor de sfeer op school en voor het individu. Daarom hebben wij een aantal regels geformuleerd voor zowel leerlingen als leerkrachten. Preventieve aanpak    

Maak aan de leerlingen duidelijk dat signalen van pesten (iets anders dan plagen!) doorgegeven moeten worden aan de leerkracht. Leg uit dat dit geen klikken is Personeel en leerlingen noemen leerlingen niet met een bijnaam die als kwetsend ervaren kan worden Personeel en leerlingen maken geen opmerkingen over kleding en/of uiterlijk die als kwetsend ervaren kunnen worden Indien de leerkracht pesten heeft gesignaleerd: geeft hij duidelijk en ondubbelzinnig aan dat hij dergelijk gedrag verafschuwt en afkeurt; probeert hij zicht te krijgen op de oorzaak, de omvang van het pestgedrag en de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer; probeert hij het invoelend vermogen van de pester en de ‘zwijgende meerderheid’ te vergroten (“als jij nu eens gepest werd...”); brengt hij het probleem in de teamvergadering en wordt er vervolgens overgegaan naar een plan van aanpak; stelt hij de ouders/verzorgers van de betrokkenen (pester, gepeste) op de hoogte en geeft aan hoe de school dit probleem gaat aanpakken.

Het pestprotocol is digitaal aanwezig en voor ieder collega toegankelijk via de lserver.

16


2.6.3 Dossierbeheer en privacy De school gaat voorzichtig en terughoudend om met leerling gegevens en/of gegevens die ouders aan school verstrekken. Deze gegevens worden goed beveiligd en kunnen alleen ingezien worden door leerkrachten, intern begeleiders en directie. Ouders kunnen op verzoek deze gegevens, eventueel inzien en zo nodig vragen deze te corrigeren. Sinds 2008-2009 werken we met het digitale leerling dossier Parnassys. Voor bepaalde doeleinden worden video-opnames en/of foto’s gemaakt. Zo worden er opnames gemaakt van speciale gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld feestelijke ouderavonden, kerstviering, projecten en/of speciale klassenactiviteiten. Deze opnames kunnen via vertoning (op school en/of website) openbaar worden gemaakt. Opnames kunnen ook gemaakt worden in verband met de implementatie van nieuwe werkvormen of structuren. Deze opnames worden gemaakt in de klas en naderhand besproken met leerkrachten en/of pabo-studenten. Soms worden er opnames gemaakt in verband met een ontwikkelingsvraag van een kind. In dit geval zal vooraf toestemming gevraagd worden aan de ouders van het desbetreffende kind. De beelden worden alleen door betrokkenen bekeken. Bij deze opnames kunnen natuurlijk ook andere kinderen in beeld komen. Ouders die bezwaar hebben tegen één van deze publicaties, kunnen zich melden bij de directie. Wij hebben op het intakeformulier en in de schoolgids bovenstaande informatie opgenomen. Verstrekking van gegevens gaat met de nodige zorgvuldigheid. De gemeente is verplicht om aan verschillende instanties, zoals de rijksoverheid, justitie, SVB, CJIB en de belastingdienst gegevens te verstrekken. Toch kan het zijn dat ouders niet willen dat persoonsgegevens aan bepaalde instanties worden verstrekt. Bij de afdeling Burgerzaken kunnen ouders verzoeken om aan derden geen gegevens over hen uit de basisadministratie te verstrekken. De afdeling Burgerzaken kan op verzoek van ouders een aanvraagformulier ‘geheimhouding’ toezenden. Ook kunnen ouders een formulier online invullen en vervolgens toesturen. Nadat het verzoek ontvangen en verwerkt is, ontvangen ouders daarvan een bevestiging. De door de ouders gevraagde geheimhouding geldt tot het moment dat ouders deze weer intrekken. Nadere verklaring van het begrip derden -

-

-

Derden die een algemeen verbindend voorschrift uitvoeren. Dit zijn onder andere deurwaarders, notarissen en advocaten. Verstrekking van gegevens aan deze categorie derden vindt plaats na een schriftelijk verzoek hiertoe. Indien het gemeentebestuur besluit om – in afwijking van het verzoek om geheimhouding – wel gegevens te verstrekken, worden ouders hiervan in kennis gesteld. Bijzondere derden. Dit zijn onder andere de Stichting Interkerkelijke Ledenadministratie (SILA) – bij deze stichting zijn enkele kerkgenootschappen aangesloten –, pensioenfondsen, pensioenverzekeraars, spaar- en VUT-fondsen, krediet- en effecteninstellingen, beleggingsinstituten, reclasseringsinstellingen en ziekenhuizen. Aan de groep bijzondere derden vindt alleen verstrekking van persoonsgegevens plaats indien zij geautoriseerd zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het gemeentebestuur is verplicht om – in afwijking van het verzoek om geheimhouding – de gegevens wel te verstrekken (hiervan worden ouders niet in kennis gesteld). Uitsluitend in het geval dat de SILA om gegevens verzoekt, zal het verzoek om geheimhouding zondermeer worden gerespecteerd en worden de gegevens niet verstrekt. Vrije derden. Dit zijn onder andere niet-commerciële instellingen en particulieren (reünie). Aan deze categorie derden vindt zeer beperkt en uitsluitend verstrekking plaats op grond van de gemeentelijke Privacyverordening. Indien ouders om geheimhouding hebben gevraagd, zullen de gegevens niet worden verstrekt. In de regel zal de afdeling Burgerzaken een dergelijk verzoek om gegevensverstrekking aan de burger doorsturen.

17


2.6.4 Ernstige incidenten Schorsing en verwijdering van leerlingen Zoals vermeld vinden we een goed pedagogisch klimaat en een veilige schoolomgeving een voorwaarde voor het onderwijs op onze school. Preventie krijgt veel aandacht op onze school. Soms laten kinderen gedrag zien waarop ze aangesproken zullen worden. Met ouders vindt overleg plaats om samen te komen tot een goed aanpak. Wanneer gedrag grensoverschrijdend is, kan er tot schorsing worden overgegaan. Het criterium dat hierbij een rol speelt is: Het gedrag van de leerling of de ouder die problemen veroorzaakt leidt ertoe dat de ontwikkeling van andere kinderen, de sfeer en/of de veiligheid op school in het gedrang komen. Wanneer er na een schorsing nog geen verbetering in het gedrag waar te nemen valt, kan besloten worden het kind van school te verwijderen. (protocol Veilige School Deventer/protocol schorsing en verwijdering) Voordat tot schorsing of verwijdering wordt besloten, zal de school eerst contact opnemen met het bestuur. Ouders zullen vooraf van een besluit tot schorsing of verwijdering op de hoogte worden gebracht. Hierbij zal, in geval van schorsing, ook aangegeven worden hoelang de duur van de schorsing is. In map “Veiligheid” staat de te volgen procedure uitgebreid omschreven. De Map ligt op school ter inzage. In de map Veiligheid, hoofdstuk 1 staan diverse zaken omschreven met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag: agressie, wapenbezit, diefstal, vernieling, seksuele intimidatie, vuurwerkbezit en schoolverzuim. Procedures bij grensoverschrijdend gedrag: een stappenplan niet te tolereren gedrag Wanneer kinderen gedrag vertonen wat we niet accepteren, volgen we onderstaand stappenplan: 1 We geven duidelijk aan dat we het vertoonde gedrag niet accepteren en dat het dus moet stoppen. 2 Er vindt een gesprek met het kind plaats waarin we duidelijk maken waarom we het gedrag niet tolereren. Het kind krijgt de kans om met een verklaring te komen. Aan het eind van het gesprek wordt aan het kind medegedeeld dat we de ouders op de hoogte zullen brengen van het incident en het gesprek. 3 De ouders worden indien mogelijk nog voor het kind thuis komt ingelicht. Het incident en het gesprek worden omschreven en onze zorg wordt duidelijk verwoord. We nodigen de ouders uit voor een gesprek op school. Ook vragen we de ouders dat ze hun kind aanspreken op het gedrag. 4 Er wordt een verslag gemaakt welke in het leerling dossier wordt opgeslagen. NB. De bovengenoemde acties worden in principe door de groepsleerkracht in samenspraak met de directeur gedaan. Wanneer een andere leerkracht (bijvoorbeeld tijdens de pleinwacht) constateert dat een kind in de fout gaat, zal deze leerkracht de groepsleerkracht hiervan op de hoogte stellen zodat die verdere actie kan ondernemen. 2.6.5 Gebruik van multimedia Onze school heeft op basis van hoofdstuk 4 van de map “Veiligheid” een gedragscode voor werknemers vastgesteld in de vergadering van de MR d.d. november 2013. De gedragscode is als bijlage 7 toegevoegd. Vanaf groep 1 zijn in elke groep afspraken gemaakt over het gebruik van multimedia. De afspraken zijn als bijlage toegevoegd. Zie hiertoe tevens het protocol sociale media 2.6.6 Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld Per 1 januari 2012 is een meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld op elke school verplicht. De meldcode is een hulpmiddel om kindermishandeling, maar ook om huiselijk geweld tegen te gaan. Een meldcode betekent niet dat er meldplicht is. Bij meldplicht moet een professional zijn vermoeden van geweld melden bij een andere instantie. Die verplichting bestaat niet bij een meldcode. In de map “Veiligheid” is als hoofdstuk 2 de Meldcode Kindermishandeling, huiselijk geweld opgenomen. Deze Meldcode is op basis van landelijke richtlijnen ontwikkeld. Hierin is een stappenplan opgenomen hoe te handelen bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. Ook op onze school gebruiken we deze meldcode. De meldcode maakt onderdeel uit van ons veiligheidsbeleid.

18


Fase 0 Vooraf aan en gedurende dit stappenplan worden door de leerkracht aantekeningen gemaakt van momenten waarop het probleem zich voordoet / zichtbaar is. Deze gegevens worden in de zorgmap opgeslagen; daarna aan het einde van het jaar gaan de gegevens in het dossier van de leerling. De leerling kan tijdens een groepsbespreking worden ingebracht, ook kan in een HGPD het probleem worden besproken. Als daarna gesteld wordt dat het probleem in de thuissituatie (ook) opgelost moet worden, gaat het volgende stappenplan in werking. Van alle stappen worden korte verslagen gemaakt (gedateerd) deze worden opgeslagen in het leerlingdossier. Ouders hebben opvoedproblemen of er is sprake van ongewenst opvoedgedrag Fase 1

Fase 2

Fase 3

Fase 4

Fase 5

De leerkracht

De leerkracht en de

De school (IB-er)

De ouders erkennen

De school geeft

heeft minimaal

intern begeleider

doet een voor-

de signalen wel,

bij de ouders aan

een gesprek

hebben samen een

aanmelding bij

maar komen niet tot

dat ze zorgen

gehad met ouders

gesprek met ouders

AMK.

actie.

blijven houden en

over de gesigna-

over de hulp voor

Ouders melden zelf

Er volgt een gesprek

behoefte hebben

leerde

het kind in de

bij AMK.

waarin de school

aan advies van

problemen.

thuissituatie.

duidelijk maakt dat

AMK.

zij verplicht is te

Er volgt een

IB-er is

melden wanneer

melding bij het

casemanager

hulp voor de leerling

AMK.

niet op gang komt. Ook kan het zijn dat ouders de adviezen niet structureel uitvoeren.

Er lijkt sprake van mishandeling (ouder–ouder of ouder–kind) Fase 1

Fase 2

Fase 3

Fase 4

Fase 5

Verslaglegging van

De signalen blijven

Onderzoek vindt

Afhankelijk van

AMK meldt aan de

signalen in het

voortduren:

plaats of er sprake

advies AMK:

raad voor de

leerlingdossier.

leerkracht, IB-er /

kan zijn van

gesprek met

kinderbescherming

Bouwen aan een

directeur nemen

problematiek

ouders.

.

goede relatie met

contact op met

buiten de

de leerling en de

AMK voor

thuissituatie.

ouders.

informatie.

Huisbezoek kan hier een bijdrage

Directeur is

leveren.

casemanager.

Bij direct gevaar voor de betrokken leerling Dezelfde dag

Directeur wordt

Dezelfde dag

AMK gaat over tot

AMK houdt de

gesprek

casemanager.

contact met

actie.

school op de

leerkracht, IB-er

AMK.

hoogte.

en directie.

19


Zie voor verdere tips en acties hoofdstuk 2 Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld. De map is ter inzage op school aanwezig. November 2013 is hiertoe een zeer toegespitst schooleigen protocol opgesteld. Ook deze is ter inzage op school aanwezig. 2.6.7 Afspraken communicatie met gescheiden ouders / ondertoezichtstelling (OTS) en voogdij Uitgangspunten communicatie met gescheiden ouders Ook in geval van gescheiden ouders zijn het in de eerste plaats de ouders die verantwoordelijk zijn voor het onderling uitwisselen van informatie over hun kind. Bij kinderen van gescheiden ouders wordt informatie (nieuwsbrieven, uitnodigingen, aankondigingen, rapporten) in principe op dezelfde manier verstrekt (in de meeste gevallen middels meegeven aan het kind) als het geval is bij kinderen van niet gescheiden ouders. Het is aan de ouders om onderling afspraken te maken over het op de hoogte houden van elkaar. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, kunnen de ouders / kan één van de ouders de school verzoeken om op een andere wijze op de hoogte gehouden te worden. Van de ouders wordt verwacht dat ze de school tijdig en volledig informeren over relevante veranderingen in de thuissituatie van de leerling. De school hanteert de officiële achternaam van de leerling. Wanneer ouders gezamenlijk het gezag hebben Ouders moeten door de school gelijk behandeld worden. Beide ouders moeten door de school geïnformeerd worden over en betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind. Uitnodigingen worden aan beide ouders gericht indien hiertoe in het protocol voor gescheiden ouders voor gekozen is. Dit protocol staat voor iedere ouder beschikbaar op onze schoolsite. De ouders hebben de verantwoordelijkheid om gezamenlijk vorm te geven aan de betrokkenheid bij hun kind en bij de school. De ouders worden gezamenlijk uitgenodigd voor oudergesprekken. De school verwacht dat de ouders samen naar het gesprek komen tenzij hiertoe volgens bestaand protocol andere afspraken gemaakt zijn. Wanneer een gezamenlijk gesprek een knelpunt blijkt, kan de school de schoolmaatschappelijk werker vragen bij het gesprek aanwezig te zijn. Alleen in zeer bijzondere situaties waarbij zwaarwegende omstandigheden in het geding zijn, zal de school ingaan op het verzoek van één van de ouders om een individueel gesprek te plannen. Wanneer de school derden in wil schakelen ten behoeve van het kind moeten beide ouders hiervoor schriftelijk toestemming geven. Wanneer één ouder met het gezag belast is -

Als er één ouder met het gezag belast is (uitspraak van de rechter), heeft deze ouder de verplichting de andere ouder te informeren over gewichtige aangelegenheden. Wanneer de niet met het gezag belaste ouder de school om informatie vraagt, moet de school deze info geven. Het betreft hier alleen belangrijke feiten en omstandigheden, zoals de leerprestaties van het kind. Ook het ingaan van een zorgtraject valt hieronder. De school kan de ouder vragen om een schriftelijk bewijsstuk te overleggen waaruit blijkt dat de ouder met het gezag belast is. De ouder die het gezag heeft, is degene die uiteindelijk beslist. Op verzoek van de niet met gezag belaste ouder kan de rechter een informatie- en consultatieregeling vaststellen. Ook kan de rechter beslissen niet in te gaan op verzoeken om informatie van de niet met het gezag belaste ouder.

Ondertoezichtstelling - Bij een ondertoezichtstelling blijft het ouderlijk gezag in principe volledig in stand. Wel kan de gezinsvoogd dit gezag beperken. Voogdijmaatregel Wanneer de rechter een voogdijmaatregel uitspreekt, draagt hij het gezag over aan een instelling of een derde persoon (bijvoorbeeld pleegouders). In geval van pleegkinderen gaat de school na wie het gezag voert over de leerling.

20


2.6.8 medicijngebruik In onze map ‘De veilige school’ staan afspraken en protocollen die voor alle scholen van de stichting Quo Vadis zijn vastgelegd. Deze map ligt ter inzage in de directiekamer. Leraren worden op school regelmatig geconfronteerd met leerlingen die klagen over pijn die meestal met eenvoudige middelen te verhelpen is, denk aan hoofdpijn, buikpijn, oorpijn of pijn ten gevolge van een insectenbeet. Ook krijgt de directie steeds vaker het verzoek van ouders om hun kinderen de door een arts voorgeschreven medicijnen toe te dienen. Een enkele keer wordt werkelijk medisch handelen van leraren gevraagd zoals het geven van sondevoeding, het toedienen van een zetpil of het geven van een injectie. De directie aanvaardt met het verrichten van dergelijke handelingen een aantal verantwoordelijkheden. Leraren en directie begeven zich dan op een terrein waarvoor zij niet gekwalificeerd zijn. Wanneer er fouten worden gemaakt, kunnen zij aansprakelijk gesteld worden. Daarom wordt in dit protocol beschreven dat medische handelingen niet door professionals van een basisschool worden verricht. Kinderen krijgen soms medicijnen of andere middelen voorgeschreven die zij een aantal malen per dag moeten gebruiken, dus ook tijdens schooluren. Te denken valt bijvoorbeeld aan pufjes voor astma, antibiotica of medicijnen bij toevallen of gedragsstoornissen. Ouders vragen dan aan de school om deze middelen verstrekken. Overleg tussen ouders en school of er een mogelijkheid is om het ritme van het verstrekken van medicijnen zodanig te regelen, dat er geen medicijn op school gegeven hoeven te worden is de eerste insteek. Als dit niet anders geregeld kan worden, leggen we de afspraken schriftelijk vast in een verzoekformulier “Verstrekken van medicijnen”. Door het vastleggen van afspraken weten ouders wat zij van de school kunnen verwachten en weet de school op haar beurt wat verwacht wordt. De ouder blijft verantwoordelijk voor het medicijngebruik. Voor een langdurig ziek kind of een kind met een bepaalde handicap zorgt de school dat het kind zoveel mogelijk naar school gaat. Het kind heeft contact met leeftijdsgenootjes, neemt deel aan het normale leven van een schoolkind en wordt daardoor niet de hele dag herinnerd aan zijn handicap of ziek zijn. Voor medische handelingen heeft de wetgever een aparte regeling gemaakt. De wet “Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg” (Wet BIG), deze regelt wie wat mag doen in de gezondheidszorg. Het geven van medicijnen, bijvoorbeeld een ‘paracetamolletje’ of het behandelen van een insectenbeet met bijvoorbeeld azaron zijn handelingen waarvoor de wet BIG niet geldt. Een uitzondering wordt gemaakt voor het toedienen van een zetpil. Het toedienen van een zetpil door een leraar overschrijdt de professionele relatie tussen leraar en leerling. Voor beiden kan een ongemakkelijke situatie ontstaan die voorkomen dient te worden. In een dergelijk geval regelen de ouders dat de zetpil door hen of een vervanger wordt toegediend. De school biedt een ruimte waar dit plaats kan vinden. Het kan voorkomen dat ouders aan de school vragen handelingen te verrichten die vallen onder medisch handelen. Te denken valt daarbij aan het geven van sondevoeding of het geven van een injectie. Dit is dus niet de bedoeling. Medische handelingen die onder de wet BIG vallen, worden niet door leraren of andere professionals van de school verricht. Verder volstaan we hier met verwijzing naar onze map veiligheid o p school hoofdstuk 3. Zie tevens in bijlage het formulier “ verstrekken van medicijnen op verzoek”

21


2.6.9 Leidraad kleding op scholen In deze leidraad wordt uitgelegd welke eisen wij aan kleding stellen, welke grenzen wet- en regelgeving hieraan stelt, hoe deze voorschriften kunnen worden vastgelegd en hoe ze kunnen worden gehandhaafd

.

Het team, MR (namens ouders) en directie stelt dat: • zowel haar medewerkers als haar leerlingen representatief op school verschijnen. • medewerkers zich realiseren dat kleding ook hun autoriteit dient te ondersteunen • leerlingen zich realiseren dat kleding ook een onderdeel is van respectvol gedrag. Voor de leerlingen geldt: • De kleding moet hygiënisch en veilig zijn. • Op schoolniveau worden, indien nodig, met groepen en/of individueel afspraken gemaakt over de grenzen van uitdagende of aanstootgevende kleding, het gebruik van make-up door leerlingen en lichaam versieringen van uiteenlopende aard. Deze afspraken passen bij de heersende schoolcultuur. • Het dragen van hoofddeksels tijdens lesmomenten op school wordt afgekeurd. • Indien de directie vindt dat daartoe aanleiding is, kan zij de kleding van een leerling in een gesprek met de ouders ter sprake brengen. Voor de medewerkers geldt: • De kleding moet, net zoals dat voor de leerlingen geldt, hygiënisch en veilig zijn. • De kleding moet passen in de schoolcultuur. Volwassenen dienen zich te allen tijde te realiseren dat ze een voorbeeldfunctie hebben voor de leerlingen. Ook in de kleding, gebruik van make-up en andere lichaamsversieringen dient die voorbeeldfunctie herkenbaar te zijn. Soms zal het nodig zijn op team en/of individueel niveau aanvullende afspraken te maken over dit aspect. • Bij alle medewerkers die in dienst zijn van St. Bernardus kan, indien de directie vindt dat daartoe aanleiding is, de kleding van de werknemer in een persoonlijk gesprek ter sprake worden gebracht. Gezicht bedekkende kleding is op St Bernardus niet toegestaan omdat het dan niet mogelijk is de communicatie met de leerling goed te laten verlopen. Goede communicatie is immers nodig om goed onderwijs te kunnen geven. Daarnaast is de school ook verantwoordelijk voor de veiligheid in en om het gebouw en is het nodig dat de leerlingen geïdentificeerd kunnen worden. Dat is niet mogelijk als dergelijke kleding wordt gedragen. Het dragen van kleding die maar een deel van het lichaam bedekt, zoals naveltruitjes, is eveneens niet toegestaan.

Voor de gymles zijn sportkleding en sportschoenen nodig. Ook bij deze kleding verwachten we dat ze voldoen aan de verwachting van hygiënisch en veilig zijn.

22


2.6.10 Klachtenregeling – Vertrouwenspersoon Ouders, leerlingen en personeel kunnen klachten hebben over gedragingen, beslissingen – of het uitblijven daarvan van het schoolbestuur, directie of personeelsleden. Klachten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op begeleiding en beoordeling van leerlingen, discriminerend gedrag, agressie, seksuele intimidatie, geweld en pesten. In de klachtenregeling is vastgelegd hoe onze school op dergelijke klachten moet reageren. Voordat een klacht bij de klachtencommissie wordt ingediend, moet eerst de volgende procedure worden doorlopen. Ouders moeten eerst de klacht met de leerkracht en daarna –als de klager niet tevreden ismet de directeur bespreken. Veruit de meeste klachten ten aanzien van de dagelijkse gang van zaken in de school zullen in onderling overleg tussen ouders, leerlingen, personeel en schoolleiding op een passende wijze worden afgehandeld. Heeft de vorige stap niet tot een bevredigende oplossing van de klacht geleid, dan kunnen ouders terecht bij het bestuur van onze school. In dat geval kunnen ouders contact opnemen: Stg. Quo Vadis Tel: 0570-638570 (algemeen nr.) Ook kan een klager terecht bij de externe vertrouwenspersoon. Dit zijn voor de Stg. Quo Vadis: Herman Riphagen en Janneke Menkveld. De interne vertrouwenspersoon van de Sint Bernardus is Chantal Koetsier. De vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. De vertrouwenspersoon begeleidt de klager desgewenst bij de interne verdere procedure. Indien ook dat vervolgens niet leidt tot het wegnemen van de klacht, dan kan de klager de klacht voorleggen aan de (landelijke) klachtencommissie, waarbij het bestuur van onze stichting is aangesloten. Het mailadres van de klachtencommissie waar ouders terecht kunnen, luidt: Herman.riphagen@ijsselgroep.nl en janneke.menkveld@ijsselgroep.nl De klachtencommissie is in de schoolgids benoemd met mail adres. Het reglement van de klachtenregeling ligt op school ter inzage.

23


2.6.11

Rouwprotocol

In het integraal personeelsbeleid is een rouwprotocol opgenomen omtrent het overlijden van een leerling, personeelslid of een familielid van een leerling. Dit protocol brengt punten onder de aandacht die, in het geval van overlijden of ernstig (ongeneeslijk) ziek worden van een kind, een medewerker of een ouder, van belang zijn. Afhankelijk van de persoon die overleden is, kan het hele protocol worden gevolgd of delen ervan. We willen hier volstaan met een verwijzing naar dit protocol. 2.6.12 Protocol Ongewenst gedrag en seksuele intimidatie door personeel Algemeen Ongewenst gedrag wordt binnen de organisatie niet getolereerd. Hierbij gelden dezelfde normen en waarden die binnen de Nederlandse samenleving als ‘normaal’ worden beschouwd. Alle betrokkenen worden geacht elkaar met respect voor eigenwaarde te benaderen en behandelen. Toezicht op de spelregels omtrent ongewenst gedrag wordt gehouden door de directeur, die op dat moment namens het bestuur optreedt. Bij agressie of geweld (ook door derden) en bij aanhoudende misdragingen (na een waarschuwing) dient/dienen de betreffende perso(o)n(en) te worden verzocht de school te verlaten. Zo nodig collega’s inschakelen of 112 bellen voor assistentie. In geval van seksueel misbruik en seksuele intimidatie is het bestuur, sinds de invoering van de wet (28 juli 1999) in het onderwijs, ook verplicht aangifte te doen van een vermoeden van seksueel misbruik van een leerling. Daarnaast is het bestuur verplicht dit te melden bij de Inspectie van het Onderwijs. Als er op school een redelijk vermoeden bestaat dat een personeelslid zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele intimidatie of seksueel misbruik, moet het bestuur overleg voeren met de vertrouwensinspecteur. Als de inspecteur dit redelijk vermoeden deelt, moeten de ouders onmiddellijk van het vermoeden op de hoogte worden gesteld. Daarnaast is het bestuur verplicht aangifte te doen. Al het personeel in de school heeft meldingsplicht: de plicht om een vermoeden te melden bij het bestuur. Is het geen vermoeden meer ? Het verzwijgen van een strafbaar feit is strafbaar. De formele definitie van seksuele intimidatie is: ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard, waarbij tevens sprake is van één van de volgende punten: -onderwerping aan dergelijk gedrag wordt, expliciet of impliciet, gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van een persoon; - onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze persoon raken; - dergelijk gedrag heeft als doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderend, vijandige of aangename werk- en omgeving te creëren, dan wel heeft als gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving ontstaat. Bron: Arbeidsomstandighedenwet 1998 (art. 1 lid 3 onder e). Sancties Wanneer men zich schuldig maakt aan ongewenst gedrag, dan is het bestuur genoodzaakt sancties te treffen. Afhankelijk van de ernst van de situatie kunnen dit zijn: gesprek; waarschuwing; berisping; overplaatsing; schorsing, ontslag of ontzegging van toegang tot de school (in ernstige gevallen zoals agressie en geweld, seksuele intimidatie). Delen van informatie Tijdens een reguliere inhoudelijke teamvergadering zal het protocol door de directeur met alle betrokkenen worden besproken en uitgelegd. Met nieuwe leerkrachten wordt het protocol besproken. Voorlichting over ongewenst gedrag herhaald als het protocol is veranderd.

24


Klachtenregeling en vertrouwenspersoon Het bestuur heeft met betrekking tot de melding en behandeling van ongewenst gedrag een externe vertrouwenspersoon aangesteld. Dit zijn Herman Riphagen en Janneke Menkveld. De vertrouwenspersoon zorgt voor opvang, emotionele ondersteuning en advisering van betrokkenen die te maken hebben (gehad) met ongewenst gedrag. De vertrouwenspersoon behandelt de vragen en problemen van betrokkenen die zich bij haar melden vertrouwelijk en anoniem. De vertrouwenspersoon heeft een beroepsgeheim en zal alleen op verzoek van de betrokkene de kwestie aankaarten bij de directeur, het bestuur of bij andere disciplines. De vertrouwenspersoon adviseert tevens welke formele stappen men kan ondernemen binnen de school, of in het uiterste geval, bij de rechter. Vertrouwensinspecteur De vertrouwensinspecteur bij de Inspectie van het Onderwijs heeft een wettelijke basis gekregen. Zijn/haar taken als speciale vertrouwensinspecteur zijn: aanspreekpunt voor ouders, betrokkenen, directeuren en besturen; advies geven over eventueel te nemen stappen; bijstand verlenen bij het nemen van stappen die gericht zijn op het zoeken naar een oplossing; begeleiding te geven bij het indienen van een klacht (op grond van de klachtenregeling) of het doen van aangifte bij de politie. Het mailadres van de vertrouwensinspecteur voor onze school staat vermeld in de schoolgids. Stappenplan met betrekking tot incidenten Wanneer er een incident wordt gesignaleerd, maakt de school allereerst een inschatting van de situatie, daarna worden er stappen ondernomen. We gebruiken in geval van een crisis hoofdstuk 8 van de Map “Veiligheid”. Relevante vragen voor inschatting van de situatie: Wat is er gebeurd? Wie is erbij betrokken? Wanneer is het gebeurd? Is dit gedrag bij deze persoon vaker voorgekomen? Wat is de ernst van het grensoverschrijdend gedrag? Handelen we de situatie zelfstandig af? Is het raadzaam de politie om advies te vragen? Dient de politie in kennis te worden gesteld? In de map “Veiligheid” kan de school nagaan of het gedrag gemeld moet worden bij de politie; anders gezegd: of er sprake is van wetovertredend gedrag. Verder te nemen stappen: preventief: gesprek tussen leerling en leerkracht/directie; gesprek met leerling en ouders/verzorgers; vervolggesprek school, leerling en ouders/verzorgers; sanctionerend: bedenktijd; schorsing en verwijdering; politieoptreden. Zowel voor de preventieve als de sanctionerende ronde geldt dat, indien het om gedragingen gaat die ook volgens de wet om een reactie van politie/justitie vragen, de politie in kennis wordt gesteld. Een verdere gedetailleerde toelichting van het stappenplan is te vinden in de map “Veiligheid” .

25


2.6.13 Gedragscode voorkomen ongewenst seksueel gedrag Hieronder zijn uitgangspunten beschreven met betrekking tot het voorkomen van ongewenst seksueel gedrag. Schoolcultuur/pedagogisch klimaat  Het personeel onthoudt zich van seksistisch taalgebruik, seksueel getinte grappen, toespelingen en van een manier van aanspreken die door leerlingen en/of andere bij de school betrokkenen als seksistisch kan worden ervaren.  Het personeel ziet er tevens op toe dat het bovenstaande niet gebezigd wordt tussen leerlingen onderling.  Het personeel onthoudt zich van seksistisch getinte gedragingen, of gedragingen die door leerlingen en/of andere bij de school betrokkenen als zodanig kunnen worden ervaren en ziet er tevens op toe dat dergelijke gedragingen niet voorkomen tussen leerlingen onderling.  Het personeel draagt er zorg voor dat binnen de school geen seksueel getinte affiches, tekeningen, artikelen, in bladen (o.a. schoolkrant) e.d. worden gebruikt of opgehangen die kwetsend kunnen zijn voor een bepaalde sekse. Eén op één contacten leerkrachten - leerlingen  Leerlingen worden buiten schooltijd niet langer dan een half uur alleen op school gehouden. Wanneer een leerling na schooltijd op school wordt gehouden, worden de ouders en de directie op de hoogte gebracht  Uit de aard van het leraarschap vloeit de norm voort dat een leraar een zekere terughoudendheid betracht ten aanzien van het mee naar huis nemen van leerlingen. Indien dit wel gebeurt, dan dient dit alleen met de nodige waarborgen van toezicht en als dit bekend is bij anderen te geschieden. Zonder medeweten van de ouders, worden leerlingen daarom niet bij een personeelslid thuis uitgenodigd. In voorkomende gevallen worden de redenen en tijdsduur aangegeven. Tevens wordt dit gemeld bij de directie. Troosten/belonen/feliciteren e.d. in de schoolsituatie  De wensen en gevoelens van zowel kinderen en ouders hieromtrent worden gerespecteerd. Kinderen hebben het recht aan te geven wat ze prettig of niet prettig vinden. Spontane reacties bij troosten of belonen in de vorm van een zoen zijn mogelijk, ook in de hogere groepen, mits het hier genoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd  Het is mogelijk kinderen op schoot te nemen. Ook hier dienen de wensen en gevoelens van de kinderen te worden gerespecteerd. Spontane reacties, ook in hogere groepen, zijn mogelijk, mits het hier bovengenoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd  Felicitaties moeten een spontaan gebeuren blijven. Het personeel houdt hierbij rekening met het bovenvermelde. In alle groepen volgt de groepsleerkracht in principe zijn eigen gewoonten in deze, rekening houdend met wat de kinderen hier als normaal ervaren Hulp bij aan-uit-omkleden  Bij de kleuters komt het regelmatig voor, dat er geholpen moet worden bij het aan- en uitkleden. Bijvoorbeeld bij het naar het toilet gaan, omkleden bij gym, zwemmen en verkleden. Ook in hogere groepen kan dit nog een enkele keer voorkomen. Deze hulp behoort tot de normale taken van de betrokken groepsleerkracht. De leerkrachten houden hierbij rekening met de wensen en gevoelens van de leerlingen. Een open vraag als: ‘Wil je het zelf doen of heb je liever dat de juffrouw/meester je helpt?’ wordt door de oudere leerlingen als heel normaal ervaren en meestal ook eerlijk beantwoord  Vanaf groep 4 worden jongens en meisjes gescheiden bij het aan-, uit- en omkleden. De (vak-)leerkracht betreedt de kleedruimte uitsluitend na een duidelijk vooraf gegeven teken. De vakleerkracht beoordeelt of het gezamenlijk aan-, uit- en omkleden in lagere groepen als onprettig wordt ervaren. In dat geval worden de jongens en meisjes gescheiden Eerste hulp  Wanneer er eerste hulp wordt geboden waarbij het kind zich moet ontkleden, moet er naast de hulpgevende een derde aanwezig zijn. De leerling mag zelf aangeven of dit een man of een vrouw is. Indien er hulp geboden moet worden bij ongevallen, ziek worden/zijn of anderszins, waarbij het schaamtegevoel van de kinderen een rol kan spelen, wordt de uitdrukkelijke wens van het kind gerespecteerd Buitenschoolse activiteiten  Tijdens het schoolkamp slapen jongens en meisjes gescheiden. De begeleider slaapt zo mogelijk op een andere plaats dan de leerlingen. Verder is er de keus of de leerlingen zonder begeleiding slapen of dat de mannelijke begeleiding bij de jongens slaapt en de vrouwelijke begeleiding bij de meisjes 26


 

Tijdens het aan-, uit- en omkleden van de leerlingen worden de betreffende ruimtes uitsluitend door de leiding betreden na een duidelijk vooraf gegeven teken. Dit is uiteraard van toepassing als de situatie het vereist dat mannelijke begeleiding de ruimtes van de meisjes binnengaat en als vrouwelijke begeleiders de ruimtes van de jongens binnengaan. Op deze manier wordt rekening gehouden met het zich ontwikkelend schaamtegevoel bij jongens en meisjes Jongens en meisjes maken gebruik van gescheiden douches In principe gaat een begeleider niet alleen met een leerling op stap. Mocht dit toch noodzakelijk zijn, dan moet dit gemeld worden bij de directie / eindverantwoordelijke van het kamp en moet de reden en de tijdsduur aangegeven worden

Ten aanzien van schoolreizen en sportevenementen gelden deze regels – voor zover van toepassing - ook. Algemene voorwaarden die vervuld zijn    

Verschillende formele zaken zijn goed geregeld, zoals de beschikbaarheid van een contactpersoon en vertrouwenspersoon en een goed contact met de politie, het meldpunt kindermishandeling of andere hulpverlenende instanties We werken aan een hoog weerbaarheidniveau van de leerlingen We bouwen aan een open schoolklimaat waarin op een openhartige, maar respectvolle wijze wordt gesproken over seksualiteit We stemmen indien nodig met ouders zorgvuldig af hoe de school inhoud kan geven aan een passend onderwijsaanbod rond het thema seksualiteit. Neem echter als school hierin ook een eigen verantwoordelijkheid. Soms zijn ouders nog wat aarzelend of terughoudend op dit punt, terwijl de school al tegen ernstige kwesties aanloopt Aarzel niet om advies van officiële zijde in te winnen (politie, meldpunt kindermishandeling e.d.)

2.6.14 Gedragscode voorkomen discriminatie Discriminatie kan op verschillende zaken betrekking hebben. Te denken valt aan: huidskleur, levensovertuiging, seksuele voorkeur, volksgewoonten zoals kleding en voedsel, enzovoort. Verder valt er nog te noemen discriminatie op grond van ziekten of beperking. We leven in een multiculturele samenleving. Dit houdt in dat verschillende groepen uit onze samenleving hun eigen cultuur hebben. De schoolbevolking is een afspiegeling hiervan en dit wordt binnen het onderwijs als een verrijking ervaren. Het vraagt wel extra inzet en aandacht/alertheid om tot een goed pedagogisch klimaat voor alle leerlingen te komen. Het volgende wordt van iedereen binnen de school verwacht:  De leerlingen en hun ouders worden gelijkwaardig behandeld  Er wordt geen discriminerende taal gebruikt  Er wordt zorg voor gedragen dat er in school geen discriminerende teksten en/of afbeeldingen voorkomen op posters, in de schoolkrant, in te gebruiken boeken e.d.  Er wordt op toegezien dat leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen discriminerende houding aannemen in taal en gedrag  De leerkracht neemt duidelijk afstand van discriminerend gedrag en maakt dit ook kenbaar  Bij discriminatie door personeel wordt het personeelslid door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij het herhaaldelijk overtreden van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke disciplinaire maatregelen er worden genomen  Bij discriminatie door vrijwilligers, stagiaires, ouders en/of leerlingen worden deze door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij herhaaldelijk overtreding van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke maatregelen er worden genomen. In het uiterste geval kan hierbij gedacht worden aan schorsing of verwijdering/ontzegging van betrokkene tot de school en het schoolterrein.

27


2.6.15 Gedragsregels na geweld door personeel richting leerling Fysiek geweld als straf door de leerkracht wordt niet getolereerd. Toch kan het voorkomen dat een lid van het personeel bijvoorbeeld op grond van een emotionele reactie de leerling een corrigerende tik geeft. Bij overtreding van bovenstaande regel door een emotionele reactie deelt de leerkracht dit onmiddellijk mee aan de directie. Verder neemt de leerkracht in overleg met de directie zo snel mogelijk contact op met de ouders om het gebeurde te melden en uit te leggen. Als de ouders van de leerling een klacht indienen bij de directie wordt een gesprek gearrangeerd tussen de ouders en de directie. De directie houdt in alle gevallen zo spoedig mogelijk een ‘ordegesprek’ met betrokkene. Inhoud van dit gesprek zal zijn dat het gedrag van betrokkene niet wordt getolereerd. De ernst van het voorval wordt gewogen en besproken met betrokkene. Ten slotte wordt medegedeeld dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing. De directie stelt – voor zover van toepassing - de (algemeen) directeur of bestuur op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Let wel: ondanks het feit dat valt uit te leggen dat er sprake was van een emotionele reactie, houden ouders het recht aangifte te doen bij justitie en gebruik te maken van de officiële klachtenprocedure. Ingeval van herhaling van bedreiging door het personeelslid wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. Het bestuur beoordeelt in dat geval samen met de directie van de school of het bestuur een gesprek heeft met het betrokken personeelslid. 2.6.16 Gedragsregels na dreigen met fysiek geweld door lid personeel richting leerling Bij dreigen met fysiek geweld door personeel wordt het personeelslid door de directie onmiddellijk uitgenodigd voor een gesprek. Na afloop van een incident voert de directie zo spoedig mogelijk een ‘ordegesprek’ met betrokkene. Inhoud van dit gesprek zal zijn dat het gedrag van betrokkene niet wordt getolereerd. De ernst van het voorval wordt gewogen en besproken met betrokkene. Ten slotte wordt medegedeeld dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing. De directie stelt – voor zover van toepassing - de (algemeen) directeur of bestuur op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Ingeval van herhaling van bedreiging door het personeelslid wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. Het bestuur beoordeelt in dat geval samen met de directie van de school of het bestuur een gesprek heeft met het betrokken personeelslid. 2.6.17 Protocol nazorg bij ernstige agressie op school Op het moment dat een ernstig incident heeft plaatsgevonden, is de directeur verantwoordelijk voor de interne en externe communicatie. Ook zorgt de directeur dat aandacht besteed wordt aan het slachtoffer. De contactpersoon wordt geïnformeerd en vindt afstemming plaats tussen directeur en contactpersoon welke rol de contactpersoon heeft. Ten -

aanzien van het slachtoffer heeft de directeur de volgende taken: luisterend oor; informatie over opvangmogelijkheden; eigen grenzen aangeven, doorverwijzen naar hulpverlenende instanties; vertrouwelijk omgaan met informatie.

Opvangprocedure: iedereen is verplicht het slachtoffer uit de situatie te helpen en de eerste opvang te regelen. Contact met het slachtoffer: dit is in eerst instantie de taak van de directeur; het slachtoffer kan zelf aangeven met wie hij of zij over het voorval wil praten. Terugkeer op school: dit wordt in overleg met de directie bepaald; de directie geeft ook aan welke vormen en mogelijkheden er zijn ten aanzien van begeleiding; 28


Ziekmelding: de betrokkene wordt ziek gemeld (afhankelijk van de ernst van de situatie), waarbij wordt aangegeven dat de aard van de ziekte ten gevolge van het werk is. Materiële schade: het vaststellen van eventuele materiële schade gebeurt door de directeur; de directeur zorgt voor snelle afwikkeling van de schadevergoeding; bij blijvende arbeidsongeschiktheid geldt de normale verzekering van het slachtoffer, tenzij de organisatie onzorgvuldigheid of nalatigheid te verwijten valt. Melding bij de politie: bij een misdrijf wordt altijd door de directeur/schoolbestuur aangifte gedaan bij de politie. Arbeidsinspectie: de directie kan – afgezien van de wettelijke verplichtingen – besluiten dat de arbeidsinspectie ingeschakeld wordt. Melding bij de arbeidsinspectie dient in ieder geval plaats te vinden indien er sprake is van ernstig ongeval (definitie ernstig ongeval: indien iemand lichamelijk en/of geestelijk schade aan de gezondheid heeft opgelopen die binnen 24 uur na het ongeval leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn; artikel 9 Arbowet). Zie voor meer informatie over nazorg bij ernstige agressie op school hoofdstuk 1, bijlage 7.

29


HOOFDSTUK 3

AANTREKKELIJK ONDERWIJS

3.1 Inleiding De beste manier om storend gedrag te voorkomen of te bestrijden is goed en toekomstgericht onderwijs (Hallahan et al., 2005; Van der Wolf & Van Beukering, 2009). Goed onderwijs is een breed begrip en heeft vele aspecten. Zo zijn bijvoorbeeld inspraak en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en het aanleren van motivatie strategieën aspecten van goed onderwijs die van invloed zijn op het welbevinden van de leerling (Bear et al., 2000; Engels et al., 2001). Ook een positief klasklimaat met een focus op leerprestaties, sturen op talenten (Johnson et al., 2009), adequate feedback, onderwijsaanbod aansluiten bij de behoefte van de leerling, het gebruik maken van peertutors en een uitdagende leeromgeving dragen bij aan het welbevinden van de leerling (onder andere Bear et al. 2000; Van der Wolf & Beukering, 2009). Het is inmiddels overduidelijk dat ook de relatie tussen de leerling en de leerkracht van invloed is op het verminderen of zelfs voorkomen van verstorend gedrag of gedragsproblemen (Bear et al., 2000; Spilt, 2010). Ook het welbevinden van de leerling neemt toe wanneer de leraar luistert, ruimte biedt en aandacht heeft voor de leefwereld van de leerling (Engels et al., 2001). 3.2 Visie op aantrekkelijk onderwijs Binnen ons schoolondernemingsplan en zeer expliciet beschreven binnen de binnen schools uitgegeven syllabus pedagogisch handelen beschrijven we vrij uitgebreid hoe we kijken naar aantrekkelijk onderwijs en in al ons handelen vormgeven. Kort geschetst werken we vanuit volgende aandachtsgebieden: Aansluiten op belevingswereld van leerlingen. Differentiëren in onderwijsbehoefte van leerlingen. Uitgaan van vaardigheden van leerlingen. Onderwijs op maat. Binnen- en buitenschools leren Eigenaarschap en zelfverantwoordelijk leerproces Betrekken en motiveren leerlingen bij hun eigen leerproces. Stimuleren van de nieuwsgierigheid van leerlingen. Reflectie met leerlingen. Betrekken ouders leerproces en reflectie met ouders. Welke opvoederattitude is dan nu nodig op de St. Bernardus? Binnen genoemde documenten zijn ogenschijnlijk tegengestelde, aanvullende maar ook zeer karakteristieke opvoederattituden geschetst. Tevens hebben we door informatie van de acht eigenschappen van leiderschap geduid dat opvoeden vooral communicatie over en weer is. Welke houding nu het beste is en bij ons en de kinderen past luidt als uitdaging/oproep aan ieder lid van ons team. Onze eigen instelling omvat in ieder geval het volgende: a)

we moeten interactiegericht zijn; in o.a. je observatie moet je gericht zijn op het gedrag van het kind, maar ook op je eigen gedrag welk binnen je eigen overwegingen, maar juist in overleg met je maatje, bouwbespreking, groepsbesprekingen, Popontwikkeling en/of individuele afstemmingsgesprekken over en met het individuele kind de aandacht mag/moet hebben.

b)

we moeten belevingsgericht zijn; in je handelen met kinderen moet je sterk op de belevingen van het kind zijn gericht. Met de geziene belevingen moet en kun je, zoals geschreven, wat doen. Hetzelfde geldt voor je eigen beleving

c)

we moeten gedragsgericht zijn; je moet uiteraard ook op gedragingen gericht zijn, op gewenst en ongewenste gedragingen. Je moet erop gericht zijn om deze concreet en helder te formuleren. Je moet erg duidelijk zijn naar kinderen toe.

d)

we moeten situatiegericht zijn; gedrag vindt altijd plaats in situaties. Situaties zijn variërend en soms erg complex en onoverzichtelijk ( er zitten immers wel 25 tot 30 kinderen in je groep) waarbij je toch maar even op de concrete situatie gericht moet zijn/blijven ( bijvoorbeeld op het geven van een lesopdracht met verlengde instructie). De samenstellende factoren van de situatie moet je goed (over)zien en bijtijds beïnvloeden.

30


In ieder geval stellen wij dat opvoeden een “kunnen” en een “kunde” is. Je moet kunnen omgaan met kinderen. Je moet ze kunnen vormen, beïnvloeden, veranderen, laten groeien. Behalve je hierop in te stellen is er bekwaamheid nodig. Een bekwaamheid die leidt tot een relatie opbouwen, orde handhaven, geweten vormen, conflicten hanteren, etc. Het fundament van elke (opvoeding)situatie is de relatie tussen kind en opvoeder/leerkracht. Maar wat moet je doen om tot een relatie te komen? Een vraag die we graag van een antwoord voorzien. Deze vraag wordt, zo ervaar we dat immers, nog wel eens ontweken door te stellen dat je een relatie niet kunt opbouwen, maar dat je een relatie moet laten groeien en als in omgang met sommige kinderen of zelf een hele groep sprake is van geen of moeizame relatie wordt dit geduid als zijnde een feit waarmee je maar verder moet of in ieder geval het kind of de groep iets anders moet doen, anders blijft het maar een moeizaam doorzetten met lage verwachtingen, zonder de koe bij de horens te vatten. Bij het stellen dat een relatie moet groeien wordt aangegeven dat er tussen leerkracht / opvoeder en kind factoren in het spel zijn waar de opvoeder geen zicht en greep op krijgt. We horen elkaar dan zeggen: “ Het klikt of het klikt niet! ; het is er of het is er niet!” Wij denk dat het hier veelal gaat om onbewuste factoren in houding en handelen van de opvoeder enerzijds en het kind anderzijds. Inzet van collegiale coaching kan hierbij enorm verhelderend en ondersteunend werken. De opvoeder straalt iets uit ( zendt non-verbale boodschappen) dat bij het kind positieve gevoelens oproept, dat bij het kind vertrouwen wekt waardoor het kind zich openstelt naar de opvoeder/leerkracht. Het “laten groeien” heeft ook te maken met tijd en geduld., met afwachten, met “niets doen”. “Groei” heeft tijd nodig! Laten groeien heeft echter niets met laissez-faire te maken. Dit laatste is “laten verwilderen”, er groeit dan wel iets, maar niets goeds. Laten groeien, kan pas wanneer en groeivoorwaarden gerealiseerd zijn. En dat betekent dat er een aantal dingen gedaan moeten worden. Noem dit maar opbouw, waarbij de opvoeder/leerkracht actief moet zijn. In onze onderwijssituatie kunnen we stellen dat kind en opvoeder in principe starten zonder relatie. Het kind wordt geplaatst bij de leerkracht in de groep die dat jaar gevormd is. Er is vanuit het kind gezien, en soms ook vanuit de leerkracht gezien geen keuze. Negatief uitgedrukt: kinderen en leerkracht(en) worden met elkaar opgescheept. Twee “vreemden” die samen iets moeten gaan doen. Bovendien zijn in de klas nog 25 tot 30 anderen aanvankelijk ook allen vreemden voor elkaar, waarbij kinderen elkaar vaak al langer kennen vanuit vorige groepen. Gecompliceerder kan het zijn als er in een nieuwe groep sprake is van duo-leerkrachten en/of langdurige inval aanwezig is. In de beginfase wordt met elkaar contact opgenomen en aan die contacten worden betekenissen gehecht waardoor uiteindelijk een betekenisvolle relatie ontstaat. Althans: dit is een ideale lijn. Het komt voor dat leerkracht en kind blijven steken in contacten of dat er schijnrelaties ontstaan. Er is dan fundamenteel iets fout in de opvoedingsrelatie. De opvoedingsrelatie is dan niet ontstaan of uitgehold tot een formele houding die eigenlijk alleen maar tot conflicten leidt. In bovenstaande hoofdstukken heb ik beschreven wat in de houding van de opvoeder aanwezig moet zijn om met kinderen íets te kunnen. Hieronder beschrijf ik een aantal “technieken” die, als zij goed worden uitgevoerd, de noodzakelijke houding uitdrukken van waaruit de opvoeder “actief kan bouwen” aan een fijne opvoedingsrelatie en deze “kan laten groeien”. Allereerst is eenduidig inhoud geven aan het woord relatie een start. In letterlijke zin betekent relatie: “verbondenheid met”. Er is sprake van binden, band, gebonden zijn aan. Het is iets wat je voelt, wat betekenis voor je heeft. Zonder betekenisvolle relaties is de mens niets! Om een verbondenheid te krijgen is mijn eerste advies het achterwege laten van benoemde autoritaire handelwijzen. Als we kijken naar de belevingen van het kind bij de autoritaire handelwijzen, niet aanvaard worden, dan is er maar één conclusie mogelijk: deze benadering veroorzaakt onlustgevoelens, welke vermijdingsreactie teweeg brengen. Het kind ( de mens) zal dus binding, relatie gaan vermijden. Er ontstaat geen relatie, hoogstens een schijnrelatie of alleen maar onvermijdbare contacten. We laten dus het gebruik van: bevelen, commanderen, waarschuwingen, moraliseren, preken, vermanen, beleren, oordelen, bekritiseren, beschuldigen, oneerlijk prijzen, schelden, beschaamd maken, interpreteren, het beter weten, geruststellen, ondervragen, je terugtrekken, probleem verleggen achterwege!!! Wat is het toch mooi, misschien wel te mooi om waar te zijn, als je bovengenoemde technieken nooit zou hoeven toe te passen. Gebruik de taal van wederzijds begrip en respect. Het gaat erom dat de opvoeder/leerkracht zijn gevoelens en die van het kind aanvaardt: de volwassene moet op het kind reageren met een taal die niet waarde bepalend maar omschrijvend is. Dit versterkt het zelfvertrouwen van het kind, maakt het zelfstandig en voorkomt problemen in omgang en gedrag. Dit vraagt aan de opvoeder/leerkracht een bereidheid om aan zichzelf te werken; een moeilijk maar verrijkend proces. Op zoek naar een relatierijke en relatie bevorderend schoolklimaat

31


Om het uiteindelijke doel, kinderen optimaal te laten ontwikkelen, houvast te geven schetsen wij, en lees dit als een kader, in het kort hoe de gezonde ontwikkeling van het kind / de mens zich kenmerkt; Kenmerken van een gezonde ontwikkeling zijn:      

De relatie tot het eigen zelf. Zichzelf onder ogen zien Weerstand tegen stress Autonomie/onafhankelijkheid; een realistische kijk op spanning tussen ik en omringende wereld en welke gedragingen hierin. Intermenselijke relaties; relaties aangaan en onderhouden. Nieuwsgierigheid, creativiteit en expressiviteit. Cognitieve en verbale vaardigheden.

Hierbij melden wij vier grondprincipes: a) b) c)

d)

Ieder individu is uniek. ( laten we ervoor zorgen dat dit bewaard en gestimuleerd wordt. Wij kennen teveel mensen die als uniek exemplaar zijn geboren en gestorven zijn als kopie) Ontwikkeling is continuïteit van ervaringen ( iedere ervaring is met elkaar verbonden) Er bestaan kritische ontwikkelingsfasen ( kritisch t.a.v. kwetsbaarheid en ontwikkeling). Bijvoorbeeld spierstelsel en spiercoördinatie en verlangen om te bewegen laat het kind kruipen en lopen. Het kind is dan klaar tot letterlijk de volgende stap. Het niet goed beheersen van ontwikkelingsstappen kan later ernstig belemmeren) Ontwikkelingsproces brengt nieuwe motivatie voort; bijvoorbeeld moreel besef, seksueel besef enz.

3.3 Organisatie van aantrekkelijk onderwijs Hoe de school actief werkt aan aantrekkelijk onderwijs is beschreven in ons schoolondernemingsplan, het zorgplan en de schoolgids. We willen hier volstaan met een verwijzing naar deze documenten. 3.4 Beleid / Kwaliteitszorg / Borging Hoe het onderwijs in relatie tot het thema veiligheid geëvalueerd wordt staat uitvoering beschreven in de paragraaf kwaliteitszorg in het schoolondernemingsplan, zorgplan waarin gebruikmakend van de hieronder genoemde aandachtspunten, we de PCDA - cyclus werken. Schoolondernemingsplan hoofdstuk 2.5 (opsomming, onderzoeksmiddelen, procedures,besluitvormingsmiddelen) Leerlingbesprekingen / teamvergaderingen. Leerlingvolgsysteem (op cognitief gebied en sociaal-emotioneel gebied) Evaluatiemomenten, analyse en verantwoordelijke personeelsleden. Onderwijsresultaten(w.o. bij bouwvergaderingen, groepsbesprekingen, evaluatiedag) Analyse-instrumenten, zoals personeelstevredenheidsonderzoek, leerlingtevredenheidsonderzoek, oudertevredenheidsonderzoek.!!!!!!!!!!(WMK-PO) Periodiek van evaluatie. Bijstelling en nieuw beleid + plan van aanpak met SMART-doelen: het jaarverbeterplan met evaluatie door de directie en het team (vergaderdag)

32


3.5 Actief burgerschap en sociale integratie In onze schoolgids alsmede in het document “Burgerschapskunde op de St. Bernardus” staat omschreven hoe wij vormgeven aan actief burgerschap en sociale integratie. Voor onze school is burgerschapskunde geen apart vakgebied. Het is geïntegreerd in verschillende vakgebieden. Bovendien streven wij ernaar om een dusdanig pedagogisch klimaat op onze school te creëren waardoor de kinderen werkelijk betrokken deelnemers van onze samenleving worden. Burgerschapskunde kent, zoals reeds eerder vermeld, drie hoofdpunten: democratie, actieve participatie en identiteit. Democratie is een politiek systeem om tot een evenwichtige machtsverdeling te komen, echter ook een fundamentele houding. Wij zien het als onze taak kinderen deze houding aan te leren. Actief participeren aan de samenleving speelt zich af op verschillende niveaus (klas, school, vereniging, buurt, stad, land, Europa, wereld) en richt zich op economische, sociaal-culturele en politieke aspecten. Wij zien het als onze taak de betrokkenheid en het verantwoordelijkheidsgevoel bij de kinderen aan te wakkeren zodat zij zich daadwerkelijk geroepen voelen deel te nemen aan de samenleving. Er is een constante wisselwerking tussen de identiteit van een persoon en de (sociale) omgeving. Wij zien het als onze taak de kinderen communicatief vaardig te maken, zodat zij hun opvattingen bespreekbaar kunnen maken en deel kunnen nemen aan gesprekken, discussies en debatten. Dit leidt tot een proces van zelfreflectie en positionering. Ze leren kritisch te kijken naar de verschillende gemeenschappen om zich heen en een keuze te maken waar ze bij willen horen. Daarbij altijd voor ogen te houden respect te hebben voor andermans visie, dat vraagt om flexibiliteit. De doelen die we als school hebben en uitdragen zijn: -

het opdoen van positieve ervaringen met het dragen van verantwoordelijkheid, besluitvorming en het tot nut zijn van de gemeenschap, het zich oriënteren op de samenleving, identiteitsvorming door eigen mogelijkheden om talenten te verkennen, het deel uitmaken van een gemeenschap en het functioneren in intermenselijke verhoudingen buiten die van leerling- leraar, gelegenheid bieden tot het vormen van een emotionele relatie met onderwijsinhouden.

Op de St. Bernardus zien we dat er veel aanknopingspunten te vinden zijn in de methodes. Alle onderzochte inhoudelijke aspecten zijn terug te vinden in de methode. Basiskennis over burgerschap gerelateerde onderwerpen wordt vooral aangereikt in onze methodes voor geschiedenis en aardrijkskunde. De aardrijkskundemethode bevat aanknopingspunten voor thema's binnen de drie domeinen, maar vooral binnen het domein identiteit en wat betreft participatie. De geschiedenismethode richt zich met name op de domeinen democratie en identiteit. Deze basiskennis wordt zoals te verwachten vanuit een eigen vakinhoudelijk perspectief besproken. Dit betekent dat sommige aspecten van burgerschap daarbij wel aan de orde komen, maar zonder dat deze gekoppeld worden aan actuele maatschappelijke kwesties. Zo komt een thema als vrijheid van meningsuiting aan de orde, maar is het aan de leerkracht om dit thema te koppelen aan actuele gebeurtenissen zoals de moord op Theo van Gogh of de Deense cartoonrel. Leerling participatie en het actieve toepassen van burgerschapsvorming wordt in onze methodes voor geschiedenis en aardrijkskunde weinig aangezet. Deze methodes bevatten vooral inhoudelijke aanknopingspunten en activiteiten gericht op het ontwikkelen van kennis en inzicht. Onze Aardrijkskundemethode bevat hiernaast veel activiteiten gericht op discussie en kritische meningsvorming, vooral gekoppeld aan bestuurlijke kwesties. Het stimuleren van een actieve bijdrage van leerlingen aan besluitvorming of het organiseren van activiteiten ter verbetering van de omgeving in de klas, school of wijk komt weinig voor. Actievere elementen zijn wel te vinden in onze zelf samengestelde specifieke materialen voor sociaal-emotionele ontwikkeling en burgerschapsvorming. Daar zijn veel activiteiten gericht op het ervaren van burgerschap in de praktijk en het inrichten van de school als oefenplaats voor burgerschapsvorming.

33


Onderstaande thema´s komen hierbij aan de orde: -

Kennismaking met verschillende culturen. Actief burgerschap en sociale integratie. Maatschappelijke oriĂŤntatie. Multiculturele communicatie. Segregatie en radicalisering. Sociale integratie.

3.6 Scholing en training Hieronder staat omschreven op welke onderdelen en waar deze terug te vinden zijn: Didactiek (in het schoolontwikkelingsplan deel 3. Het tactische gedeelte: specifieke doelen personeel 2011-2015) Nieuwe methoden (in: documenten aanschaf methodes 2011-2015) ICT in het onderwijs. Passend onderwijs.

34


HOOFDSTUK 4 FYSIEKE OMGEVING 4.1 Organisatie van fysieke veiligheid Er is bestuursbreed een arbobeleidsplan. Het arbobeleidsplan wordt telkens voor de periode van vier jaar vastgesteld. Voor het opstellen van het arbobeleidsplan is een Arbo commissie samengesteld. Deze Arbo commissie staat onder leiding van een hiertoe in taakstelling belaste stafmedewerker vanuit het bestuursbureau Voor het eind van elk schooljaar zal de Arbo commissie het gevoerde arbobeleid aan de hand van dit arbobeleidsplan evalueren en zo nodig bijstellen. Zoals gemeld is op schoolniveau de directeur verantwoordelijk voor het arbobeleid. De directeur zorgt voor een verdeling van Arbo taken en is de overlegpartner van het bestuur. Via het MR-overleg heeft het personeel instemmingsrecht en inspraakmogelijkheid bij de totstandkoming van het arbobeleid. Op onze school zijn voor coördinatie en uitvoering van het arbobeleid 2 preventiemedewerkers aangesteld: Désirée Holleboom en Bep van der Zwan. De werkzaamheden van de preventiemedewerker zijn vastgesteld op tenminste 40 uren van de normjaartaak. Ter ondersteuning van de werkzaamheden van de preventiemedewerker is er op school een Arbo coördinator. Schoolspecifieke arbozaken zijn vastgelegd in een arbobeleidsplan. Deze is op school aanwezig. Bedrijfshulpverlening De directeur is verantwoordelijk voor de bedrijfshulpverlening (SHV). De preventiemedewerkers coördineren de bedrijfshulpverlening. De noodzakelijke opleiding voor de BHV-ers wordt verzorgd door Santar. Op schoolniveau wordt minstens 1 keer per jaar het ontruimingsplan geoefend. Voor de inrichting van de SHV op schoolniveau wordt gebruik gemaakt worden van de controlelijst ‘Bedrijfshulpverlening voor het Onderwijs’. Ongevallenregistratie en -melding Er wordt een ongevallenregistratie bijgehouden. In een ongevallenregister worden die ongevallen vastgelegd die enig lichamelijk letsel en/of (ziekte)verzuim tot gevolg hebben. Daarnaast worden ook de ongevallen geregistreerd die weliswaar niet tot verzuim leiden, maar wel lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Aan de hand van registraties wordt bekeken of er sprake is van gevaarlijke situaties. De registratie wordt bijgehouden door de preventiemedewerker en/ of in afstemming door de directeur. Wij maken gebruik van aangepaste ongevallenformulier uit het werkboek ArboMeester(zie bijlage) Invulling van het formulier vindt plaats binnen 24 uur na het ongeval. Opmerking Volgens de Arbowet is de melding van ongevallen aan de arbeidsinspectie verplicht bij die ongevallen die leiden tot ernstig lichamelijk of geestelijk letsel dan wel tot de dood. Onder ernstige schade aan de gezondheid wordt verstaan schade die binnen 24 uur leidt tot een opname voor behandeling of observatie in een ziekenhuis. Ook poliklinische behandeling van ernstig letsel behoort hiertoe. In geval van twijfel wordt altijd contact met de arbeidsinspectie opgenomen. De directeur van de school is verantwoordelijk voor de melding aan de arbeidsinspectie. Taken, rollen en verantwoordelijkheden Zie klachtenregeling Quo Vadis (S-schijf; ouders) Vormen van overleg Veiligheid komt in meerdere overlegvormen aan bod, zoals in teamvergadering, bouwvergadering, ouderavonden, MR, OR, ZAT, directeurenoverleg ,leerlingenraad.

35


Schoolgebouw In de (grijze) schoolmap materieel en de map met het meerjarig onderhoudsplan staat een omschrijving van onze school en een wensen-en afsprakenlijst m.b.t. onderhoud. Beleid, kwaliteitszorg en borging De risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) vindt plaats op schoolniveau. De directeur is eindverantwoordelijk voor de RI&E. De preventiemedewerker is verantwoordelijk voor de uitvoering van de risico-inventarisatie. De resultaten van de RI&E worden ter advies voorgelegd aan de MR. Jaarlijks bepaalt de preventiemedewerker of gewijzigde omstandigheden een gehele of gedeeltelijke herhaling van de RI&E noodzakelijk maken. In ieder geval wordt jaarlijks een veiligheidscontrole uitgevoerd met de daarvoor beschikbare controlelijsten uit Arbomeester of Arboleider. Conform de Arbowet stelt elke school na een RI&E een plan van aanpak op. Dit plan van aanpak naar aanleiding van de RI&E bevat een overzicht van de knelpunten op Arbo gebied die het komende jaar worden aangepakt. In het plan van aanpak staat ook vermeld op welke termijn de activiteiten worden uitgevoerd, hoe hoog de kosten zijn en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. Tevens is zichtbaar welke activiteiten reeds zijn uitgevoerd. Elk jaar wordt het plan van aanpak geëvalueerd, voorgelegd aan de medezeggenschapsraad en waar nodig bijgesteld. Arbodienst Ons bestuur heeft een contract met de Arbodienst Santar te Drienerlo voor hulp bij het opstellen van een Ri&E en een plan van aanpak. Onderhoudsplan van het gebouw Een schoolgebouw vereist onderhoud. Elk jaar is er het nodige klein onderhoud (een nieuwe kraan, vervanging deurkruk e.d.), waarvan de kosten uit de exploitatie worden betaald. Grootonderhoud, dat minder frequent wordt uitgevoerd, leidt vaak tot grote kosten. Om de kosten van meerjarig onderhoud inzichtelijk te maken, heeft de school een meerjarenonderhoudsplan opgesteld. Op basis van dat plan wordt jaarlijks geld gereserveerd ter bekostiging van dat onderhoud. De speeltoestellen op het schoolplein worden jaarlijks gekeurd door de school (niet-openbaar toegankelijk speelterrein). Meer informatie over speeltoestellen staat in hoofdstuk 5 van de map Veiligheid. 4.2 Toezicht en beveiliging Hier noteren we kort hoe toezicht op het plein en in de school plaatsvindt. Welke veiligheidsmaatregelen zijn getroffen: het schoolalarm (Trigion), deurbeleid: de deuren zijn onder schooltijd gesloten, er staan hekken om het schoolplein(de toegangspoort wordt geopend door de eerst aanwezige en afgesloten door de laatst afwezige), het schoolplein is openbaar toegankelijk van 07.00 tot 20.00 uur, er zijn buitenbeurten voor/tijdens schooltijden volgens een vaststaand rooster. Zie verder ook punt 2.4.3 ouders. Tevens ligt in iedere groep het document “ Bij de handje” waarin alle schoolafspraken op dit gebied beschreven staan. 4.3 Protocollen. In 2 witte dossiermappen en digitaal in de S-schijf onder `protocollen` worden de volgende protocollen omschreven: 1.

Afspraken en opties ter verbetering van het schoolklimaat naar onderwerp

2.

Beleid m.b.t. leerlingen met een handicap

3.

De basisschool, gids voor ouders en verzorgers 1999-2000

4.

Protocol binnenkomst nieuwe leerling

5.

Belonen en straffen

6.

Basislijst handvaardigheid

7.

Regels voor het buitenspelen

8.

Inhoud bouwvergaderingen

9.

Taakindicatie bouwcoördinator

10.

Coördinatorschap

11.

Computergebruik

12.

Computers in de klas

13.

Contacten ouders-school

14.

Nascholing computervaardigheid 36


15.

Het directe instructiemodel

16.

EHBO-tassen voor de gymzaal

17.

FinanciĂŤn

18.

Fietsen in schoolverband

19.

Protocol gymlessen

20.

Protocol groepsindeling en splitsing groepen

21.

Protocol bij huisbezoek

22.

Invalmap

23.

Protocol inschrijving leerling

24.

ICT- informatie

25.

Info klassenavonden groepen 4 t/m 8

26.

Kijkmorgens

27.

Klachtenregeling

28.

Blanco kaart leerlingstamgegevens

29.

De leerlingbespreking

30.

Informatie t.a.v. leerlingbespreking

31.

Checklist leerling gegevens

32.

Wat doe je met leerlingen die niet taakgericht werken

33.

Lief- en leedpot

34.

Maatjesschap

35.

Omgaan met conflicten

36.

Ouderverklaring

37.

Onderwijskundig rapport

38.

Ongeval registratie

39.

Overblijven

40.

Personeelsbeleid

41.

Plaatsing op locatie Zwaluwenburg of Andriessenplein

42.

Plan van inzet

43.

Pilot Brede school

44.

Projectplan opvoedwinkel

45.

Methode Rekenrijk!!!!!

46.

Splitsing en samenvoegen van groepen

47.

Structureel contact jeugdverpleegkundige met intern begeleider

48.

Afspraken schoolkamp

49.

Schoolverzuim

50.

Spoorboekje adaptief werken

51.

Taakgericht werken

52.

Trakteren door leerlingen

53.

Het twee-kolommengesprek

54.

Tekorten in het primair onderwijs

55.

Toelating, verwijdering en schorsing van een leerling

56.

Toelatingsprofiel rugzakleerlingen

57.

Vervanging bij ziekte

58.

Veiligheid op school

59.

Protocol bij vertrek van een leerling

60.

Wet evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies in het onderwijs

61.

Werken in groepen

62.

Onderwijs aan zieke kinderen

63.

Procedure aanmelding leerlingen WEC

64.

Zelfstandig werken 37


65.

Ziekmelding werknemer

66.

Zittenblijven

De digitale protocollen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26.

Pestprotocol Aannamebeleid en inschrijfprocedures Afspraken over internetgebruik op school Beleidsplankleutergroepen periode 20 Beschrijving van ontwikkelingsaanbod Brief gescheiden ouders protocol Checklist inschrijving nieuwe leerlingen Denkstappenkaart leerresultaten Dyslexie op de St. Bernardus werkdocument Formulier bij protocol rugzak leerling Informatieplicht ouders en concept Leerplichtprocotcol 2009 Maatjesschap Protocol bij vertrek leerling Protocol groepsindeling Protocol informatieverstrekking gescheiden Protocol kerst Protocol opstart nieuwe collega´s Protocol sinterklaas Protocol uitschrijving 2011 Protocol zieke leerlingen Schorsing-verwijdering Toelating en verwijdering leerlingen Toelatingsprotocol rugzakleerlingen Veiligheid en hygiÍne; protocol gymlessen Video-interactiebegeleiding op school

38


HOOFDSTUK 5 EXTERNE SAMENWERKING 5.1 Inleiding De school is verantwoordelijk voor de veiligheid op school, maar hoeft er niet alleen voor te staan. Stakeholders, waaronder ouders, voelen zich medeverantwoordelijk als ze zich betrokken voelen bij de school (Cornell & Mayer, 2010). Uit internationaal literatuuronderzoek van Smit et al. (2006) blijkt onder andere dat ouderparticipatie een positieve invloed heeft op het sociaal functioneren (gedrag, motivatie, sociale competenties, relaties) van de leerling. Een grote betrokkenheid en een positievere houding van de ouders ten opzichte van de school heeft bovendien een positieve invloed op de samenwerking tussen ouders en school en het functioneren van de schoolorganisatie. Naarmate ouders meer betrokken zijn bij de school heeft dat een positieve invloed op het klimaat van de school. Accurate opvang en ondersteuning van leerlingen, maar ook hun ouders en de medewerkers van de school, zijn van grote betekenis voor de veiligheidsbeleving (Cornell & Mayer, 2010; Mooij, 2001; Van der Wolf & Beukering, 2009). Samenwerking met de politie (een vaste contactpersoon van de politie voor de school) heeft noemenswaardige effecten op de afname van het aantal incidenten op school of in de omgeving van de school en het gevoel van veiligheid (Reitsma; 2010). 5.2 Organisatie van in- en externe samenwerking De communicatie houdt niet op aan de rand van het schoolplein. Er lopen veel lijnen en dwarsverbanden zowel binnen alsook buiten de school met instellingen en organisaties. Binnen de St. Bernardus zijn intern volgende doelgroepen te onderscheiden: � Leerkrachten (en overige medewerkers) � Schoolleiding � zorgteam en managementteam � Centrale directie � Geledingen; - Medezeggenschapsraad - Oudercommissie - School organisatorische werkgroepen � Ouders � Leerlingen in verschillende leeftijdscategorieën � Partners in de ontwikkeling van de ‘brede school’ � Partners in de ketenzorg vanuit ons Samenwerkingsverband � Omgeving: Zij worden ingezet ter ondersteuning, om mee te denken en te reflecteren, om van te leren of vanwege de aanname en verwijzing van onze leerlingen. In de bijlage treft u een lijst aan van deze zogenaamde ketenpartners. Zie bijlage 8 Ouders Binnen de school wordt ernaar gestreefd de rol van de ouders meer te benadrukken. Op onze school worden concrete stappen gezet om het contact met ouders te intensiveren, maar vooral ook om dat contact inhoudelijke kwaliteit te geven. Via de ouderraad en de medezeggenschapsraad is inbreng van de ouders zowel bij uitvoerende activiteiten als bij het schoolbeleid geregeld. Wij vinden de contacten met ouders zeer belangrijk. Ouders worden zo goed mogelijk geïnformeerd over het onderwijs van hun kind. Hoe wij dat doen staat omschreven in ons Communicatieplan St. Bernardus . Tevens staat de wijze waarop wij dit uitvoeren beknopt genoteerd in de schoolgids alsook in ons schoolondernemingsplan; hoofdstuk 2.4.3 ouders Oudercommissie De ouderraad is samengesteld uit ouders van leerlingen van de school. Voor de werkzaamheden en bevoegdheden van de oudercommissie is een reglement opgesteld. De oudercommissie vervult belangrijke taken binnen de school wat betreft beheer van de ouderbijdrage, feedback op de praktijk van de school, kennis van de wijk en organiseren van activiteiten. De oudercommissie geeft jaarlijks verslag aan de ouders en de medewerkers van de school.

39


Ouderbetrokkenheid De betrokkenheid van ouders, niet alleen met het welbevinden en de ontwikkeling van hun kind maar ook met de school in brede zin, vinden wij belangrijk en willen we optimaliseren. We bieden de mogelijkheid aan ouders op meerdere wijzen te participeren: hand- en spandiensten, ondersteuning bij lessen, organiseren van activiteiten (oudercommissie) en het meedenken, beslissen en toetsen van het schoolbeleid (medezeggenschapsraad). Medezeggenschap De bevoegdheden van de MR staan vermeld in de Wet medezeggenschap onderwijs en in het Reglement voor de medezeggenschapsraad. Alle stukken liggen ter inzage op school (S-schijf/ouders/MR/schooljaar 2012/2013) Tevens staat hiertoe uitvoering informatie beschreven op de website van de school Zorgteam helpt Sine Limite heeft een zorgteam. Dit team bestaat uit GZ-psychologen, orthopedagogen, een speltherapeut, (psycho)-diagnostisch medewerkers en dyslexie-, gedrags- en rekenspecialisten. Zij adviseren en ondersteunen leerkrachten en intern begeleiders bij de hulp aan kinderen die extra begeleiding nodig hebben. Zorgteamleden zijn onder meer aanwezig bij leerlingenbesprekingen op onze school, de zogenaamde HGPD-besprekingen. HGPD staat voor handelingsgerichte procesdiagnostiek. De hulpvraag van de leerling staat centraal. De leerkracht formuleert samen met de intern begeleider, een zorgteamlid en vaak ook ouders een oplossing voor die hulpvraag. De leerkracht legt dat vast in een handelingsplan, gaat aan de slag en stelt zo nodig het eigen handelen bij. Ook schuiven zorgteamleden aan bij de besprekingen van het School Zorg Adviesteam (SchoolZAT). Dat SchoolZAT bestaat uit de intern begeleider, de schoolverpleegkundige en soms ook de schoolmaatschappelijk werker. Ook is er vaak een lid van de directie bij. Samen kijken zij hoe ‘onderwijs’ en ‘zorg’ zo goed mogelijk kunnen aansluiten bij het kind waar het om gaat. Als hulp ‘van buiten’ nodig is Voor de meeste leerlingen geldt dat wij voldoende deskundigheid en mogelijkheden in huis hebben om goed onderwijs te bieden. Voor die kinderen die hulp ‘van buiten’ nodig hebben, heeft Sine Limite het bovenschoolse zorg- en adviesteam (ZAT). Dit ZAT adviseert ouders en scholen over een passend onderwijsarrangement, uiteraard met toestemming van ouders. Bijvoorbeeld: als een aanvraag van een leerlinggebonden budget (ook wel rugzakje genoemd) nodig is waarmee extra hulp op de basisschool betaald wordt, of over een plaatsing op het speciaal onderwijs. In het bovenschoolse ZAT werkt Sine Limite nauw samen met het speciaal onderwijs, Carinova, GGD en Bureau Jeugdzorg. Ouders en leerkrachten denken mee Sine Limite is het samenwerkingsverband voor passend onderwijs voor zo’n 11.000 leerlingen van in totaal 44 basisscholen in de regio Deventer. Alle schoolbesturen die samenwerken in Sine Limite vormen samen als Stichting Orthopedagogisch Instituut het schoolbestuur van de speciale school voor basisonderwijs Panta Rhei. Vertegenwoordigers van de schoolbesturen denken namens hun achterban volop mee over passend onderwijs. Maar ook leerkrachten en ouders zijn nauw betrokken bij passend onderwijs in het Leerkrachtenplatform en het Ouderplatform. Dit zijn de adviseurs en klankbordgroepen van Sine Limite. Eén loket voor scholen en ouders Als ouders vragen hebben over de onderwijszorg voor hun kind, dan is de leerkracht het eerste aanspreekpunt. Ook de intern begeleider kan veelal antwoord geven op vragen. Indien ouders toch nog vragen hebben, kan ook het loket van Sine Limite gebeld worden dat elke werkdag bereikbaar is, telefoon: 0570-638 577, of kijken op www.sinelimite.nl. Zorglijn Op onze school gebruiken we het door het samenwerkingsverband gehanteerde model van onderwijs in vier niveaus (DOL). ring 1: standaardondersteuning; ring 2: ondersteuning; ring 3: speciale ondersteuning; ring 4: speciaal onderwijs. Zie voor meer informatie over DOL ook de schoolgids.

40


GGD Schoolarts / Jeugdgezondheidszorg GGD op school De GGD IJsselland levert een schoolarts en schoolverpleegkundige. Zij verzorgen volgens een cyclus onderzoeken bij de leerlingen op school. Ouders worden daarbij uitgenodigd. Als kinderen 5 jaar zijn kan er op verzoek van school en ouders een screening door de logopedist van de GGD plaatsvinden. Zie voor meer informatie over onderzoek, vaccinatie, ondersteuning en bereikbaarheid GGD ook de schoolgids alsmede de site van GGD CJG Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is een samenwerkingsverband van 14 organisaties in Deventer op het gebied van onderwijs, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulpverlening samenwerken. Ook de scholen voor basis- en voortgezet onderwijs in Deventer maken deel uit van het CJG. 5.3 Interne en externe samenwerking en communicatie Staan omschreven in het nieuwe communicatieplan dat einde kalenderjaar instemming zal krijgen van de MR-

41


Evaluatie schoolveiligheidsplan Onze school evalueert het veiligheidsbeleid en de voortgang van het plan van aanpak regelmatig. Om een goede evaluatie mogelijk te maken, is het van belang dat bij aanvang de doelen duidelijk zijn. Daarom wordt bij het opstellen van het plan van aanpak duidelijk omschreven wat het probleem is en welk doel met de te ondernemen actie wordt nagestreefd. Per actie wordt vastgesteld of de school de evaluatie zelf uitvoert dan wel uitbesteed. Dit is natuurlijk is mede afhankelijk van de aard en ernst van de problemen. Jaarlijks wordt vastgesteld of de risico-inventarisatie en –evaluatie nog actueel is. Zo nodig wordt deze opnieuw uitgevoerd. Om een adequaat beleid te voeren op het gebied van agressie, geweld en dergelijke overlegt de werkgroep regelmatig over dit onderwerp. Daarnaast is veiligheid een verantwoordelijkheid van het totale team. Het reguliere teamoverleg is een goede gelegenheid om het beleid met betrekking tot agressie, geweld en dergelijke geregeld (elk kwartaal) aan de orde te laten komen. In dit overleg worden de meldingsformulieren van de afgelopen periode besproken, komen ervaringen met agressie, geweld en dergelijke aan bod en de manier waarop is gereageerd. Ook bekijkt het teamoverleg of het gevoerde beleid en/of het gebruikte materiaal (onder andere de formulieren) bijstelling behoeven.

42


BIJLAGE 1 REGISTRATIEFORMULIER INCIDENTENREGISTRATIE AGRESSIE/GEWELD De te registreren incidenten hoeven geen persoonsgegevens te bevatten: men kan ook volstaan met de melding of de betrokkene een leerling, docent of een derde is. Scholen moeten zich houden aan de Wet bescherming persoonsgegevens. De registratiegegevens van de incidenten blijven nadrukkelijk in het bezit van de school. De gegevens zijn dus niet openbaar. De Inspectie van het Onderwijs krijgt wel inzage in deze gegevens tijdens haar schoolbezoek.

Naam betrokkenen (wie): Datum + tijdstip (wanneer): Adres: Postcode en woonplaats: Getroffene is: leerkracht / stagiair / leerling / anders namelijk: Plaats van incident (waar): Vorm van agressie/geweld (waarmee; voorwerp of digitale systemen): Fysiek, namelijk: Verbaal, namelijk: Dreigen, namelijk: Vernielzucht, namelijk: Diefstal, namelijk: Digitaal systeem, namelijk: Anders namelijk: Behandeling  Geen  Behandeling in ziekenhuis / EHBO  Opname in ziekenhuis  Ziekteverzuim / leerverzuim  Anders, namelijk: Schade  Materieel namelijk:  Fysiek letsel namelijk:  Psychisch letsel namelijk:  Anders, namelijk:

€ € € €<

43


Afhandeling (welke aanpak):

 Politie ingeschakeld  Melding arbeidsinspectie

Aangifte gedaan: ___________________ ja/nee* Ernstig ongeval ja/nee* (indien ja, opsturen van de gegevens ten behoeve van schriftelijke mededeling van een ongeval Arbeidsinspectie.)  Psychische opvang Nazorg: ja/nee* * doorhalen wat niet van toepassing is. Korte beschrijving van het incident: Motief (waarom): Suggesties voor verdere afhandeling: Suggesties voor preventie in de toekomst: Plaats: Datum: Handtekening getroffene:

44


BIJLAGE 2 REGISTRATIEFORMULIER ONGEVALLEN Scholen moeten zich houden aan de Wet bescherming persoonsgegevens. De registratiegegevens van de incidenten blijven nadrukkelijk in het bezit van de school. De gegevens zijn dus niet openbaar. De Inspectie van het Onderwijs krijgt wel inzage in deze gegevens tijdens haar schoolbezoek. Datum Slachtoffer

Aard en locatie

Aard van

Blijvend

Opname

Opmerkingen (welk ziekenhuis,

ongeval

het

letsel

ziekenhuis

oorzaak ongeval, actie om

letsel

herhaling te voorkomen)

naam:

 ja

 ja

adres:

 nee

 nee

naam:

 ja

 ja

adres:

 nee

 nee

naam:

 ja

 ja

adres:

 nee

 nee

naam:

 ja

 ja

adres:

 nee

 nee

naam:

 ja

 ja

adres:

 nee

 nee

naam:

 ja

 ja

adres:

 nee

 nee

naam:

 ja

 ja

adres:

 nee

 nee

plaats:

plaats:

plaats:

plaats:

plaats:

plaats:

plaats: Naam van de school:

Adres:

Postcode

Telefoon: Naam van de directeur:

en plaats:

45


Bijlage 2B

Verzoekformulier “Verstrekken van medicijnen op verzoek� Ondergetekende, ouders/verzorgers van hieronder genoemde leerling, verzoeken de school het toedienen van de hieronder genoemde medicijnen en geven de school hiervoor toestemming. leerling : ________________________________________ geboortedatum : ________________________________________ adres : ________________________________________ postcode en plaats: _______________________________________ naam ouder(s)/verzorger(s): _______________________________ telefoon thuis : ________________________________________ telefoon werk : ________________________________________ naam huisarts : ________________________________________ telefoon : ________________________________________ naam specialist : ________________________________________ telefoon : ________________________________________ De medicijnen zijn nodig voor onderstaande ziekte: ________________________________________________________________________ _____________ ________________________________________________________________________ _____________ Naam van het medicijn: ________________________________________________________________________ _____________ ________________________________________________________________________ _____________ Medicijn dient dagelijks te worden toegediend op onderstaande tijden: ___________________________ uur ___________________________ uur ___________________________ uur Medicijn(en) mogen alleen worden toegediend in de volgende situatie(s): ________________________________________________________________________ _____________ ________________________________________________________________________ _____________ Ook ommezijde invullen Dosering van het medicijn: ________________________________________________________________________ _____________ Wijze van toediening: ________________________________________________________________________ _____________ 46


Wijze van bewaren: ________________________________________________________________________ _____________

Controle op vervaldatum door: ____________________ van de ouders)

(naam

Ondergetekende, ouders/ verzorgers van genoemde leerling, zijn verantwoordelijk voor het tijdig aanvullen van de medicijnen.

Ondergetekende, ouders/verzorgers van genoemde leerling, geven –wanneer gestopt moet worden met het toedienen van de bovengenoemde medicijnen- dit schriftelijk (per e-mail of schriftelijke verklaring) door aan de leraar van het kind. De ouders halen de overgebleven medicijnen op.

Naam ouder/verzorger 1: ____________________________________________ Plaats : __________________________________________________ Datum : __________________________________________________ Handtekening : __________________________________________________ Naam ouder/verzorger 2: ____________________________________________ Plaats : __________________________________________________ Datum : __________________________________________________ Handtekening : __________________________________________________

47


HOE TE HANDELEN BIJ EEN CALAMITEIT Richtlijnen

Indien zich calamiteiten voordoen ten gevolge van het toedienen van medicijnen. -

-

-

Laat het kind niet alleen. Blijf rustig. Observeer het kind goed en probeer het gerust te stellen. Waarschuw de leidinggevende of de BHV-er of een andere volwassene voor bijstand (of laat één van de kinderen een volwassene –bij voorkeur de BHV-erophalen waarbij u duidelijk instrueert wat het kind tegen de volwassene moet zeggen). Bel direct de huisarts en/of de specialist van het kind. Bel bij een ernstige situatie direct het landelijk alarmnummer 112. Geef door naar aanleiding van welk medicijn de calamiteit zich heeft voorgedaan (eventueel welke fout is gemaakt). Zorg ervoor dat u alle relevante gegevens van het kind bij de hand hebt (of laat ze direct door iemand opzoeken) zoals:

48


BIJLAGE 3 ROUWPROTOCOL

Verdriet en Rouwprotocol basisschool St. Bernardus

49


Inleiding rouwprotocol basisschool

Dit protocol brengt punten onder de aandacht die, in het geval van overlijden of ernstig (ongeneeslijk) ziek worden van een kind, een medewerker of een ouder, van belang zijn. Afhankelijk van de persoon die overleden is, kan het hele protocol worden gevolgd of delen ervan.

Het thema dood op school

Als je op de basisschool met verdriet en rouw te maken krijgt, moet je het doen met wat er in de basis al is. Daarom is het belangrijk het thema verdriet en dood niet uit de weg te gaan, ook als er nog niks ernstigs aan de hand is. Een dood konijn, een dood vogeltje, een oma die overlijdt, kan aanleiding voor een gesprek zijn. Het is ook goed om er binnen het team met elkaar over van gedachten te wisselen.

Ernstig ziek kind

School kan het bericht ontvangen dat een kind ernstig (ongeneeslijk) ziek is. Ook zieke kinderen willen vaak nog naar school komen en hun leven zo normaal mogelijk voortzetten. Goede communicatie met ouders is hierbij belangrijk. Ook de eventuele broers en zussen worden erbij betrokken. Ouders hebben de regie over hoeveel informatie aan de broers en zussen wordt gegeven over de ziekte. Het is belangrijk om voor de ouders een contactpersoon aan te stellen binnen het team voor de afstemming van de informatie tussen ouders en team. Belangrijke punten:

o

Welke informatie hebben de ouders van de arts gekregen en hoe gaan zij hier mee om?

o

Hoe gaat de school om met deze vertrouwelijke informatie?

o

Hoe is de belevingswereld binnen het gezin?

o

Wat hebben de arts en/of ouders aan het zieke kind verteld?

o

In hoeverre mag er door de pedagogisch medewerkers met het kind over de ziekte gecommuniceerd worden (soms worden er tijdens de opvang vragen gesteld, die een kind thuis niet stelt)

o

Wat weten broers en zussen van de ziekte en hoe gaan zij hiermee om?

o

Wat mag er aan het team verteld worden? 50


o

Wat mag er aan andere kinderen in de groep en hun ouders verteld worden?

o

Op welke wijze worden alle betrokken geĂŻnformeerd?

o

Wat wordt er verteld en hoe: mail/brief/informatieavond/koffieochtend?

o

Welke verwachtingen hebben ouders van St. Bernardus?

Het bericht

Het bericht van overlijden kan op diverse manieren binnenkomen:

o

Mondeling

o

Telefonisch

o

Per post/mail/twitter

o

Via een bericht of advertentie in de krant

o

OfficiĂŤle melding door ouders of huisarts aan de directie

Het bericht moet zo spoedig mogelijk (ook ’s avonds, weekend of vakantie) doorgegeven worden aan:

o

De directeur of zijn vervanger, die het bericht eerst verifieert wanneer het bericht niet afkomstig is van direct betrokkenen

o

De leerkrachten van de betrokken groep en eventuele stagiaires

o

De voorzitter van de Medezeggenschapsraad

Degene die het bericht ontvangt, gaat na of bovengenoemde sleutelfiguren al op de hoogte zijn gesteld. Zo niet, dan doet de ontvanger van het bericht dit zelf. Wanneer het overlijden op de St. Bernardus plaatsvindt:

o

Opvang van de melder en eventuele getuigen

o

112 bellen

o

Nagaan wie de overledene is, contactgegevens opzoeken

o

Gegevens verzamelen over de omstandigheden (wat waar, wanneer, hoe)

o

Slachtofferhulp inschakelen

51


o

Familie van de overledene wordt ingelicht door de directeur of de politie of de huisarts.

Er moet een arts worden gewaarschuwd, want deze moet op locatie nagaan of een natuurlijke dood betreft. Hierdoor wordt de plek tijdelijk als ‘plaats delict’ beschouwd (eerst onderzoek doen en vaststellen van een natuurlijke dood). Mocht dit in het klaslokaal zijn, dan worden de leerlingen verdeeld over de andere groepen. Het is nuttig om hierbij Slachtofferhulp in te schakelen.

Het crisisteam

Er wordt een crisisteam samengesteld, bestaande uit:

o

Directeur of coördinator kinderopvang

o

Een leerkracht

o

Een lid van de MR

De directeur is eindverantwoordelijk. Het crisisteam komt bij elkaar en zorgt voor de eerste dagen voor onderling overleg bereikbaar te zijn. Er wordt een taakverdeling gemaakt:

o

Informatie aan de betrokkenen

o

Organisatorische aanpassingen

o

Opvang van kinderen en collega’s

o

Regelingen in verband met rouwbezoek en uitvaart

o

Regeling van perscontacten

o

Administratieve afwikkeling

o

Nazorg van de betrokkenen

52


Het verstrekken van informatie

Het crisisteam gaat na wie er geĂŻnformeerd moet worden over het overlijden:

o

Alle medewerkers en stagiaires

o

De administratie (stoppen van post/mail,etc)

o

De groep

o

Familieleden, die ook op St. Bernardus zitten

o

Alle kinderen van St. Bernardus

o

Ouders, Ouderraad, Medezeggenschapsraad

o

Voorzitter van College van Bestuur stichting Quo Vadis

o

Instanties als de schoolarts, jeugdverpleegkundige, logopedist, leerplichtambtenaar, etc.

Stappenplan

Stap 1: Duidelijkheid

Compleet en duidelijk beeld krijgen:

o

Klopt het bericht?

o

Wie is er overleden?

o

Wat is er precies gebeurd?

o

Waar, wanneer en hoe is het gebeurd?

o

Zijn de ouders/familie al op de hoogte?

o

Overlijden op St. Bernardus: zijn de betreffende instanties benaderd voor onderzoek?

o

Is Slachtofferhulp nodig en ingeschakeld?

o

Zijn er broers en zussen op St. Bernardus? In welke groep?

o

Wie zijn de belangrijkste vriendjes/vriendinnetjes?

53


Nog dezelfde dag wordt er contact opgenomen met het gezin/familie. Vraag of het gelegen komt. In een eerste bezoek gaat het vooral om het uitwisselen van ervaringen en gevoelens. Maak bij vertrek een volgende afspraak om over praktische zaken te praten. In het tweede gesprek komt aan bod:

o

Wanneer en waar is de begrafenis/crematie?

o

Stelt de familie bezoek van kinderen/teamleden op prijs?

o

Afscheid nemen door kinderen/medewerkers?

o

Plaatsen van een rouwadvertentie vanuit St. Bernardus

o

Welke informatie over de doodsoorzaak mag van de familie bekend worden gemaakt?

o

Welke andere wensen heeft de familie?

o

Mag er een herdenking georganiseerd worden op St. Bernardus?

o

Bijdrage aan de uitvaart door St. Bernardus?

o

Bijwonen van de uitvaart door medewerkers en/of kinderen?

Stap 2: Informatie

Informeer collega’s en alle andere betrokkenen zo snel mogelijk na ontvangst van het bericht. Het is goed om als team elkaar te spreken, voordat de kinderen komen. Informeer de ouders van de getroffen groep persoonlijk, direct aan het begin van de dag als ze hun kind brengen of ophalen (afhankelijk van het tijdstip van overlijden). Liefst gebeurt dit apart van de kinderen, omdat deze kunnen schrikken van de reactie van ouders. Besluit hoe de ouders van de kinderen uit de andere groepen geïnformeerd worden: per mail/per brief. Per sms kunnen ouders geattendeerd worden op de mail, die ze ontvangen. Informeer de ouders over:

o

De gebeurtenis

o

De eventuele organisatorische aanpassingen

o

De zorg voor kinderen op St. Bernardus

o

Contactpersoon op St. Bernardus

o

Rouwbezoek

o

Aanwezigheid bij de uitvaart 54


o

Eventuele herdenkingsdienst op St. Bernardus

o

Condoleanceboek en gedenkhoekje

Wanneer het om een tragische gebeurtenis gaat, is er één persoon als contactpersoon voor de politie, justitie en de pers. Daarnaast moet ook de jeugdverpleegkundige van de GGD/consultatiebureau op de hoogte gebracht worden.

Bekijk of er bijzondere dingen in de getroffen groep gepland zijn: verjaardag (gewoon door laten gaan), nieuw kind dat komt wennen (even afbellen). Leuke dingen kunnen gewoon doorgaan, voor kinderen gaan verdriet en feest gewoon samen.

Stap 3: Aangepaste activiteiten

Ga samen na of de activiteiten voor de komende dagen moeten worden aangepast.

Stap 4: Het verwerkingsproces en het afscheid

Eerste dag: De leerkracht vangt samen met de directeur de getroffen groep op, nadat de ouders geïnformeerd zijn. Bied ouders in een aparte ruimte de gelegenheid om verder te praten. Zorg voor koffie en thee. Vertel de kinderen wat er is gebeurd, draai er niet om heen. Laat de kinderen daarna weer in hun normale ritme komen. Geef de kinderen de kans op hun eigen wijze emoties te uiten. Als kinderen er die dag niet zijn, informeer dan zo snel mogelijk persoonlijk de ouders. Maak een gedenkhoekje met een foto, leg er een mooi boekje bij waarin ouders, kinderen en medewerkers iets kunnen schrijven voor de ouders/familie van de overledene.

Tweede en derde dag Herstel zo veel mogelijk de normale orde. Ga wel in op vragen of signalen van kinderen. De teamleden delen de emoties met elkaar en werken gezamenlijk plannen uit voor een korte herdenkingsbijeenkomst met de kinderen of voor de begrafenis/crematie. Ook met de leerlingen worden bijdragen voorbereid voor een herdenkingsdienst en/of voor de begrafenis/crematie. De kinderen kunnen tekeningen/gedichten/verhalen maken voor in het gedenkhoekje. Belangrijke vraag is of de kinderen afscheid nemen van de overledene. Dat hangt van veel 55


dingen af (leeftijd, contact, akkoord van ouders van het betreffende kind). Bijkomende vraag is of de leerkrachten de kinderen begeleiden bij het afscheid nemen of de ouders zelf .

Vierde en vijfde dag Bij de uitvaart is een afvaardiging van St. Bernardus aanwezig, ervan uitgaande dat de familie dit op prijs stelt. Voor de aanwezigheid van kinderen geldt hetzelfde als wat beschreven is bij de tweede en derde dag ten aanzien van afscheid nemen.

Zesde dag en verder Er kan kort worden teruggekeken op de begrafenis/crematie en kinderen kunnen hun ervaringen delen. De normale orde van de dag wordt zoveel mogelijk hersteld. Wel alert blijven op signalen van de kinderen.

Na een week Indien er nog spullen van de overledene aanwezig zijn in de groep, worden deze aan de ouders/familie overgedragen. Beslis wat er gebeurt met de foto van het gedenkhoekje en met het gedenkhoekje zelf. De tekeningen en het condoleanceboek worden aan de ouders/familie gegeven.

Stap 5: Deskundig advies

Kinderen kunnen naar aanleiding van overlijden problemen ondervinden. Wees bij reacties alert op het verband met de ingrijpende gebeurtenis, zeker naarmate deze langer geleden is. Deskundige hulp van buitenaf kan wenselijk of nodig zijn.

Stap 6: evaluatie

Ongeveer een maand na de uitvaart kun je in een teamvergadering samen terugkijken op de gebeurtenis en de gang van zaken evalueren. Samen kun je dan ook signalen bij kinderen bespreken en besluiten of er deskundige hulp nodig is. Ook kun je nagaan of medewerkers nog veel last hebben van de gebeurtenis en eventueel hierin actie ondernemen.

De contactpersoon houdt contact met de familie. Ook de verjaardag van de overledene en de sterfdag mogen niet vergeten worden. Zet deze dagen in de agenda en laat iets horen.

De directeur zorgt ervoor dat de leerling wordt uitgeschreven en zorgt voor de zakelijke en financiĂŤle (bijv. restitutie ouderbijdrage) afhandeling.

56


Het overlijden van een gezinslid

Het overlijden van iemand in het gezin is voor kinderen een zeer ingrijpende ervaring. Voor het kind kan de kinderopvang of school een veilige plek zijn, waar alles nog normaal is. Het afstemmen op het kind is ook in deze situatie van groot belang. Daarnaast is goed overleg met de ouder(s) belangrijk. Aandachtspunten:

o

Neem zo spoedig mogelijk contact op met het gezin of de familie

o

Maak een afspraak om op huisbezoek te komen

o

Vraag wat er verteld mag worden over het overlijden en de doodsoorzaak

o

Besteed bij het thuisbezoek expliciet aandacht aan het kind/de kinderen

o

Vraag wat St. Bernardus kan betekenen voor het gezin

o

Maak afspraken over het bijwonen van de uitvaart door kinderen en/of medewerkers

o

Vraag wanneer en op welke wijze het kind terugkomt op St. Bernardus

o

Bij jonge kinderen is een troostknuffel fijn

o

Kinderen kunnen werken in een herinneringsboek of krijgen een mooi schrift om in te tekenen of te schrijven

o

Wanneer het een collega betreft: houd contact en maak bespreekbaar wanneer en hoe deze terugkeert op St. Bernardus

o

Maak met de kinderen een troostboek voor het kind/de medewerker

o

Besteed aandacht aan verjaardag, feestdagen, sterfdag

Vanuit St. Bernardus wordt een rouwkaart gestuurd naar het gezin en een afvaardiging van het team is aanwezig bij de uitvaart (als dat op prijs gesteld wordt).

Aanwezig zijn op St. Bernardus kan een welkome afleiding zijn voor kind/collega. Respecteer het als betrokkene op de opvang of op de basisschool niet bezig wil zijn met zijn/haar verlies, maar vraag wel regelmatig hoe het gaat. Soms is er na een tijdje toch een time-out nodig vanwege het rouwproces. Dat proces verloopt voor iedereen anders. Respecteer dat.

57


BIJLAGE 4

REGLEMENT KLACHTENREGELING TREFT EEN IEDER AAN OP DE SITE VAN ONZE STICHTING QUO VADIS: WWW.STICHTINGQUOVADIS.NL

58


BIJLAGE 5 FORMAT VERSLAG GESPREK OUDERS NAV GEDRAG LEERLING

Naam Leerling: Datum incident: Groep: Leerkracht: Verslag: Afspraak met ouders:

59


BIJLAGE 6 VERSLAG SCHORSING/VERWIJDERING LEERLING

Naam leerling: Geboortedatum:

Naam leerkracht:

Contactpersoon namens het bestuur: Datum incident: Het betreft ongewenst gedrag tijdens:  Lesuren  Vrije situatie  Plein  Elders Het betreft ongewenst gedrag ten aanzien van:  Leerkracht  Medeleerling(en)  Anderen, te weten: Korte omschrijving van het incident: Ouders / verzorgers op de hoogte gesteld door middel van:  Huisbezoek Datum en tijd:  Telefonisch contact___________________________________ Gesproken met: De volgende maatregel is genomen:  Schorsing  In gang zetten van een procedure tot verwijdering Datum gesprek tussen ouders / verzorgers en school: (Zie verder verslag van het gesprek.) Afspraken tussen ouders / verzorgers en de school:

60


BIJLAGE 7 GEDRAGSAFSPRAKEN GEBRUIK MULTIMEDIA DOOR LEERLINGEN Hierbij verklaar ik dat ik me aan de volgende afspraken zal houden: 1

Ik zal nooit mijn naam, (e-mail)adres(sen) of telefoonnummers doorgeven op internet zonder toestemming van mijn juf of meester.

2

Bij gebruik van een zoekmachine gebruik ik normale woorden (zoekwoorden). Ik zoek geen woorden die te maken hebben met grof taalgebruik, racisme, discriminatie, seks of geweld.

3

Ik vertel het de juf/meester als ik informatie zie of e-mailberichten krijg waardoor ik me niet prettig voel of die ik niet vertrouw.

4

Ik weet dat alle sites die ik bezoek worden geregistreerd.

5

wanneer ik wil afspreken met iemand die ik op internet online heb ontmoet en die ik verder niet ken, doe ik dat altijd in overleg met mijn juf/meester of ouders.

6

Ik verstuur zonder overleg geen e-mailtjes.

7

Ik mag geen bestanden downloaden.

8

Ik verander geen instellingen op de computer.

9

Ik print alleen met toestemming van mijn juf of meester.

10

Ik spreek met mijn juf/meester af op welk tijdstip en hoe lang ik op internet mag en welke programma’s ik mag gebruiken.

11

Ik ga op school niet chatten of msn-en.

12

Als ik dit protocol heb ondertekend en ik houd mij er niet aan, dan mag ik vier weken niet internetten op school.

Datum: Naam: Handtekening leerling: Handtekening ouders: Handtekening leerkracht:

61


Bijlage 8 Richtlijnen vanuit de overheid gebaseerd op de wet- en regelgeving Kledingvoorschriften Een school is in principe vrij om kledingvoorschriften voor te schrijven. Er zijn wel voorwaarden waar deze voorschriften aan moeten voldoen: 1. de voorschriften mogen niet discriminerend zijn; 2. de voorschriften mogen de vrijheid van meningsuiting niet aantasten; 3. de voorschriften moeten worden opgenomen in de schoolgids,; 4. de maatregel op het overtreden van een kledingvoorschrift mag niet onevenredig zwaar zijn. 1) Kledingvoorschriften mogen niet discriminerend zijn Kledingvoorschriften kunnen, meestal onbedoeld, discriminerend zijn. Van discriminatie is volgens de Algemene wet gelijke behandeling sprake als er onderscheid wordt gemaakt wordt op grond van: · godsdienst of levensovertuiging, · politieke gezindheid, · ras, · geslacht, · nationaliteit, · seksuele geaardheid of · burgerlijke staat. Het maken van onderscheid op een van deze gronden is in de regel altijd verboden. De wet maakt echter voor sommige scholen en voor sommige situaties uitzonderingen. Uitzonderingen: Kledingvoorschriften die de vrijheid van godsdienst raken Een bijzondere school mag eisen stellen aan leerlingen en personeel die nodig zijn voor de verwezenlijking van zijn grondslag. Een protestants-christelijke school mag leerlingen of docenten daarom ook verbieden een hoofddoek of gezichtsbedekkende sluier te dragen, als de school aannemelijk kan maken dat zulke geloofsuitingen het onmogelijk maken de grondslag van de school te verwezenlijken. Zo’n verbod mag alleen worden toegepast als er een consequent aannamebeleid wordt gevoerd in het licht van de grondslag van de school, en als het kledingvoorschriftenbeleid consequent wordt gehandhaafd. De Commissie Gelijke Behandeling vindt dat het verbod op gezichtsbedekkende kleding een passend middel is. Het verbod leidt ertoe dat tijdens de communicatie de gezichtsuitdrukking en de articulatie van betrokkenen kan worden waargenomen. Ook is het gevolg van het verbod dat effectief en zonder grote moeite kan worden gecontroleerd wie zich in het schoolgebouw bevinden. 2) Kledingvoorschriften die de vrijheid van meningsuiting raken Soms laten mensen met hun kleding zien dat zij zich identificeren met bepaalde (politieke) ideeën. Een bomberjack bijvoorbeeld, gecombineerd met een zwarte trui van een bepaald merk en zwarte legerschoenen en gemillimeterd haar worden geassocieerd met extreemrechtse opvattingen. Het verbieden van zulke kleding kan de in de Grondwet gewaarborgde vrijheid van meningsuiting aantasten. Een school mag daarom dergelijke kleding niet verbieden vanwege de inhoud van zulke ideeën. Beperkingen aan zulke kleding stellen mag wel om andere redenen, bijvoorbeeld als het nodig is om wanordelijkheden te voorkomen.

62


BIJLAGE 9

protocol Sociale Media

St. Bernardus vertrouwt erop dat alle medewerkers, leerlingen, ouders/verzorgers en andere betrokkenen verantwoord om zullen gaan met sociale media en heeft dit protocol opgezet om een ieder die bij de St. Bernardus betrokken is of zich daarbij betrokken voelt daarvoor richtlijnen te geven.

63


Inleiding Sociale media zoals Hyves, Twitter, Facebook, YouTube en LinkedIn bieden de mogelijkheid om te laten zien dat je trots bent op je school en kunnen een bijdrage leveren aan een positief imago van St. Bernardus. Van belang is te beseffen dat je met berichten op sociale media (onbewust) de goede naam van de school en betrokkenen ook kunt schaden. Om deze reden vragen wij om bewust met de sociale media om te gaan. Essentieel is dat, net als in communicatie in de normale wereld, wij als onderwijsinstelling en de gebruikers van sociale media de reguliere fatsoensnormen in acht blijven nemen en de nieuwe mogelijkheden met een positieve instelling benaderen. St. Bernardus vertrouwt erop dat alle medewerkers, leerlingen, ouders/verzorgers en andere betrokkenen verantwoord om zullen gaan met sociale media en heeft dit protocol opgezet om een ieder die bij de St. Bernardus betrokken is of zich daarbij betrokken voelt daarvoor richtlijnen te geven.

Uitgangspunten 1. St. Bernardus onderkent het belang van sociale media. 2. Dit protocol draagt bij aan een goed en veilig school- en onderwijsklimaat; 3. Dit protocol bevordert dat de school, medewerkers, leerlingen en ouders op de sociale media communiceren in het verlengde van de missie en visie van de onderwijsinstelling en de reguliere fatsoensnormen. In de regel betekent dit dat we respect voor de school en elkaar hebben en iedereen in zijn waarde laten; 4. De gebruikers van sociale media dienen rekening te houden met de goede naam van de school en van een ieder die betrokken is bij de school; 5. Het protocol dient de onderwijsinstelling, haar medewerkers, leerlingen en ouders tegen zichzelf en anderen te beschermen tegen de mogelijke negatieve gevolgen van de sociale media; Doelgroep en reikwijdte 1. Deze richtlijnen zijn bedoeld voor alle betrokkenen die deel uitmaken van de schoolgemeenschap, dat wil zeggen medewerkers, leerlingen, ouders/verzorgers en mensen die op een andere manier verbonden zijn aan St. Bernardus 2. De richtlijnen in dit protocol hebben enkel betrekking op schoolgerelateerde berichten of wanneer er een overlap is tussen school, werk en privĂŠ.

64


Sociale media in de school

1.

2.

3. 4.

5.

6.

A. Voor alle gebruikers (medewerkers, leerlingen en ouders/verzorgers) Het is medewerkers en leerlingen niet toegestaan om tijdens de lessen actief te zijn op sociale media tenzij door de schoolleiding respectievelijk leraren hiervoor toestemming is gegeven. Het is betrokkenen toegestaan om kennis en informatie te delen, mits het geen vertrouwelijke of persoonlijke informatie betreft en andere betrokkenen niet schaadt. De betrokkene is persoonlijk verantwoordelijk voor de inhoud welke hij of zij publiceert op de sociale media. Elke betrokkene dient zich ervan bewust te zijn dat de gepubliceerde teksten en uitlatingen voor onbepaalde tijd openbaar zullen zijn, ook na verwijdering van het bericht. Het is voor betrokkenen niet toegestaan om foto-, film- en geluidsopnamen van schoolgerelateerde situaties op de sociale media te zetten tenzij betrokkenen hier uitdrukkelijk toestemming voor plaatsing hebben gegeven; Het is medewerkers niet toegestaan om ‘vrienden’ te worden met leerlingen op sociale media. Mocht hij/zij als juf/meester via sociale media contacten willen onderhouden met zijn/haar klas dan is dit toegestaan in de rol als “leerkracht". Alle betrokkenen nemen de fatsoensnormen in acht. Als fatsoensnormen worden overschreden (bijvoorbeeld: mensen pesten, kwetsen, stalken, bedreigen, zwartmaken of anderszins beschadigen) dan neemt de onderwijsinstelling passende maatregelen. Zie ook : Sancties en gevolgen voor medewerkers en leerlingen

B. Voor medewerkers tijdens werksituaties 1. Medewerkers hebben een bijzondere verantwoordelijkheid bij het gebruik van sociale media: privémeningen van medewerkers kunnen eenvoudig verward worden met de officiële standpunten van de onderwijsinstelling. Indien een medewerker deelneemt aan een discussie die (op enigerlei wijze) te maken heeft met St. Bernardus dient de medewerker te vermelden dat hij/zij medewerker is van St. Bernardus. 2. Als online communicatie dreigt te ontsporen dient de medewerker direct contact op te nemen met zijn/haar leidinggevende om de te volgen strategie te bespreken. 3. Bij twijfel of een publicatie in strijd is met deze richtlijnen neemt de medewerker contact op met zijn/haar leidinggevende. C. Voor medewerkers buiten werksituaties 1. Het is de medewerker toegestaan om schoolgerelateerde onderwerpen te publiceren mits het geen vertrouwelijke of persoonsgebonden informatie over de school, zijn medewerkers, leerlingen, ouders/verzorgers en andere betrokkenen betreft. Tevens mag de publicatie de naam van de school niet schaden. 2. Indien de medewerker deelneemt aan een discussie die (op enigerlei wijze) te maken heeft met de onderwijsinstelling dient medewerker te vermelden dat hij/zij medewerker is van St. Bernardus. 3. Indien de medewerker over de St. Bernardus publiceert dient hij/zij het bericht te voorzien van het bericht dat de standpunten en meningen in dit bericht de eigen persoonlijke mening zijn en los staan van eventuele officiële 65


standpunten van de St. Bernardus. Verder meldt de medewerker dat hij of zij niet verantwoordelijk is voor de inhoud en uitlatingen van derden.

Sancties en gevolgen voor medewerkers en leerlingen 1. Medewerkers die in strijd handelen met dit protocol maken zich mogelijk schuldig aan plichtsverzuim. Alle correspondentie omtrent dit onderwerp wordt opgenomen in het personeelsdossier. 2. Indien het college van bestuur van stichting Quo Vadis de wijze van communiceren door een medewerker(s) als ‘grensoverschrijdend’ kwalificeert, dan wordt dit door de voorzitter telefonisch gemeld bij de Landelijke Vertrouwensinspecteur (0900 – 1113111). 3. Afhankelijk van de ernst van de uitlatingen, gedragingen en gevolgen worden naar medewerkers toe rechtspositionele maatregelen genomen welke variëren van waarschuwing, schorsing, berisping, ontslag en ontslag op staande voet; 4. Leerlingen en / of ouders/verzorgers die in strijd met dit protocol handelen maken zich mogelijk schuldig aan verwijtbaar gedrag. Alle correspondentie omtrent dit onderwerp wordt opgenomen in het leerlingendossier. 5. Afhankelijk van de ernst van de uitlatingen, gedragingen en gevolgen worden naar leerlingen en / of ouders/verzorgers toe maatregelen genomen welke variëren van waarschuwing, schorsing en verwijdering van school 6. Indien de uitlating van leerlingen,en/of ouders/verzorgers en medewerkers mogelijk een strafrechtelijke overtreding inhoudt zal door de directie van St. Bernardus namens de school aangifte bij de politie worden gedaan. Dit protocol is met instemming van de MR op [datum] tot stand gekomen. In bijlage is hierbij behorende gedragscode voor medewerkers vermeld. Deventer, oktober 2013

66


GEDRAGSCODE BEHOREND BIJ PROTOCOL SOCIALE MEDIA

1. medewerkers proberen kennis en andere waardevolle informatie te delen, mits die informatie niet vertrouwelijk is en St. Bernardus niet schaadt. 2. St. Bernardus ondersteunt de open dialoog en de uitwisseling van ideeÍn en het delen van kennis. Dit gebeurt op persoonlijke titel, bij werkgerelateerde onderwerpen met vermelding van organisatie en functie. Er wordt steeds geschreven in de eerste persoon. 3. medewerkers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor de inhoud die ze, voor zover dat niet tot hun functie behoort, publiceren op blogs, wiki’s, fora en andere media die gebaseerd zijn op user-generated content. Zij zijn zich ervan bewust dat, wat zij publiceren, voor langere tijd openbaar zal worden, met gevolgen voor hun privacy. 4. medewerkers die publiceren op een website anders dan die van www.stbernardus.net over een onderwerp dat wel te maken kan hebben met St. Bernardus maken kenbaar of zij op persoonlijke titel publiceren. Eventueel aangevuld met een disclaimer waarin staat dat het persoonlijke standpunt niet overeen hoeft te komen met dat van de organisatie (m.n. bij blogs). 5. alle medewerkers citaatrecht.

respecteren

het

beeld-,

auteurs-

en

6. medewerkers publiceren niet ongevraagd vertrouwelijke of andere merkgebonden informatie. Voor het publiceren van interne gesprekken wordt eerst toestemming gevraagd aan de leidinggevende of de daarvoor verantwoordelijke afdeling of persoon. 7. Werknemers respecteren degenen tot wie zij zich richten. Etnische laster, persoonlijke beledigingen en obsceniteit zijn niet geoorloofd. De privacy van anderen wordt gerespecteerd. 8. Medewerkers van St. Bernardus mogen actief zijn op Social Media mits het werk er niet onder lijdt. Afhankelijk van de functie van een medewerker kan het gebruik van Social Media meer of minder gewenst zijn. Leidinggevende en medewerker maken hierover afspraken. 9. Werknemers zijn zich bewust van hun relatie met St. Bernardus in online sociale netwerken. Als je actief bent als werknemer voor de organisatie waarvoor je werkt zorg je ervoor dat het profiel en de inhoud in overeenstemming zijn met hoe je je in tekst, beeld en geluid zou presenteren ten overstaan van collega's, leerlingen en ouders. 10.

Probeer de eerste te zijn om je eigen fouten te corrigeren, zonder eerdere berichten te wijzigen of te verwijderen. Vermeld daarbij dat jij degene bent die het bericht wijzigt. 67


11.

Bestuurders, managers, leidinggevenden en degene die namens de organisatie het beleid en de strategie uitdragen hebben een bijzondere verantwoordelijkheid bij het bloggen. Op grond van hun positie moeten zij nagaan of zij op persoonlijke titel kunnen publiceren. Zij zijn zich bewust dat medewerkers lezen wat zij schrijven.

12.

Bij de geringste twijfel over een publicatie of over de raakvlakken met St. Bernardus is het verstandig contact te zoeken met je leidinggevende of daarvoor verantwoordelijke afdeling/persoon. Uiteindelijk is het helemaal je eigen verantwoordelijkheid wat je post of publiceert. Het kan echter geen kwaad advies in te winnen.

68


LIJST VAN KETENPARTNERS

Sine Limite Onze school is aangesloten bij het samenwerkingsverband (SWV) Sine Limite. Sine Limite is erop gericht de school te ondersteunen bij de zorg over leerlingen die een extra ondersteuningsbehoefte hebben. ZAT-team Onze school is eveneens aangesloten bij een zorg- en adviesteam. In het HGPDoverleg (handelingsgerichte procesdiagnostiek) schuift een zorgteamlid van Sine Limite aan. Kindcentrum We houden contact met naam . Leerlingen die wij inschrijven en overnemen van onze peutergroep worden tijdens de overdracht besproken. Naam gebruikt voor de overdracht het lokale OkĂŠ-formulier. BSO Er is jaarlijks overleg met de leiding en medewerkers van de buitenschoolse opvang naam. In dat overleg wordt onder andere gesproken over contacten, het rooster en de onderlinge communicatie. Voortgezet onderwijs De leerkracht van groep 8 onderhoudt contacten met de scholen voor voortgezet onderwijs. Hier geldt weer dat we een goede overgang willen bewerkstelligen naar het vervolgonderwijs. Jeugdgezondheidszorg Er vindt eenmaal per jaar een screening plaats van leerlingen vanuit de GGD. Andere scholen voor primair onderwijs Wij hebben regelmatig contact met alle scholen vanuit onze stichting. In samenwerkende zin overleggen wij frequent met Prins Maurits alsook de Schakel. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over gebruik gebouwen en zaken brede school betreffende. Inspectie van het Onderwijs De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de scholen in Nederland. Zij ontvangen jaarlijks de opbrengstgegevens van onze school. Eens per vier jaar vindt er een onderzoek op de school plaats (zie www.onderwijsinspectie.nl voor de rapporten). Logopedie In de onderbouw kunnen kleuters op basis van een signaleringslijst gescreend worden door een logopedist van de GGD. Ook kunnen ouders vragen om een screening. Onderwijsadviesdiensten De school laat zich bij al haar verbeteractiviteiten bijstaan door namen . Overige contacten De school onderhoudt contacten met de leerplichtambtenaar over school en leerplicht

69


BIJLAGE 10 SOCIALE KAART Naam en adres van de school

Tel.:0570-651321

St. Bernardus

info@stbernardus.net www.stbernardus.net

Naam en adres van College van Bestuur

Telefoonnummer:

E-mail: l.vanstiphout@po-deventer.nl Website: www.stichtingquovadis.nl

0570-838582

Algemeen directeur/ bestuurder: Louis van Stiphout Gemeente Deventer

0570 – 693969

Afdeling leerplicht Leerplichtambtenaar

Leonie van Leersum op woe t/m vr.

Postbus 5000

bereikbaar onder nummer:

7400 GC Deventer

0570-693651

Inspectie basisonderwijs

038 – 4257820

Postbus 10048 8000 GA Zwolle Landelijke vertrouwensinspecteur

0900 – 1113111

Jeugdgezondheidsdienst

088-4430711

Schurenstraat 8a 7431 RA Deventer Naam+adres BSO organisatie(s)

Telefoonnummer:

Ikke

658062

Bixo

06-31778013

Sam en Ko (Sam en Iep)

650902

Company Zwaluwenburg

06-53852866

Naam vertrouwenspersoon

telefoonnummer

Chantal Koetsier

0570-651321

Verkeersouder:

telefoonnummer

Ria van de Schaaf

0570-651321

Overblijfcommissie:

telefoonnummer

Annegreet Kruis

06-42407880

Contactpersoon hoofdluisbestrijding:

telefoonnummer

Maria Dijkhuis

0570-651321

AMK Overijssel

Telefoonnummer: 0900-1231230 0546-537120

Raad voor Kinderbescherming Zwolle

Telefoonnummer: 038-4554300

Riagg / Dimence

Telefoonnummer: 0570-688788

Politie IJsselland

Telefoonnummer:

112 als elke seconde telt. 09008844 voor info en/of alleen politiemeldingen

70


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.