Wachttoren (studie) - 15 November 2011

Page 1

34567 15 NOVEMBER 2011

S TUDIE-UITGAVE STUDIEARTIKELEN VOOR DE WEKEN VAN: 26 december–1 januari

„Steun niet op uw eigen verstand” BLADZIJDE 6

LIEDEREN: 133, 23

2-8 januari

Laat je door Gods geest leiden naar het leven BLADZIJDE 10

LIEDEREN: 83, 120

9-15 januari

„Tijdelijke inwoners” in een slechte wereld BLADZIJDE 16

LIEDEREN: 40, 85

16-22 januari

Help mannen om Jehovah te gaan dienen BLADZIJDE 23

LIEDEREN: 123, 95

23-29 januari

Leid broeders op voor meer verantwoordelijkheid BLADZIJDE 28

LIEDEREN: 45, 10


34567

NOVEMBER 15, 2011

6

HET DOEL VAN DIT TIJDSCHRIFT, De Wachttoren, is Jehovah God, de Soevereine Heerser van het universum, te eren. Net zoals een wachttoren in de oudheid iemand in staat stelde iets al van verre te zien aankomen, ¨ zo laat dit tijdschrift de betekenis van het wereldgebeuren zien in het licht van de Bijbelse profetieen. Het troost mensen met het goede nieuws dat Gods koninkrijk, een echte regering in de hemel, binnenkort een eind zal maken aan alle slechtheid en de aarde in een paradijs zal veranderen. Het spoort aan tot geloof in Jezus Christus, die gestorven is opdat wij eeuwig leven kunnen krijgen en die nu in de hemel regeert als Koning van Gods koninkrijk. Dit tijdschrift wordt al sinds 1879 door Jehovah’s Getuigen uitgegeven en heeft geen politieke inslag. Het houdt zich aan de Bijbel als autoriteit. Dit tijdschrift is niet voor de verkoop bestemd maar wordt verschaft als onderdeel van een wereldwijd Bijbels onderwijzingswerk dat gesteund wordt door vrijwillige bijdragen. Tenzij anders vermeld, is de gebruikte Bijbelvertaling de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen (uitgave 2004). De afkorting v.G.T. betekent „voor de gewone tijdrekening”. G.T. staat voor „van de gewone tijdrekening”. Waar de uitgever artikelen primair voor Jehovah’s Getuigen zelf bedoelt, zijn ze in een wat informelere stijl geschreven.

DOEL VAN DE STUDIEARTIKELEN STUDIEARTIKEL 1 blz. 6-10

God heeft ons een prachtig hulpmiddel gegeven: het gebed. Maak je daar goed gebruik van? Dit artikel laat zien hoe het gebed je kan helpen bij zorgen en moeilijkheden, als je voor belangrijke beslissingen staat of als je tegen verleidingen vecht. STUDIEARTIKEL 2 blz. 10-14

wat mannen om het goede nieuws te aanvaarden. Hij gaf ze ook opleiding om zijn werk voort te zetten. Door zijn aanpak te bestuderen leren we hoe we mannen kunnen helpen die we in de prediking tegenkomen en hoe we broeders in de gemeente kunnen helpen om naar meer verantwoordelijkheid in Jehovah’s organisatie te streven.

OOK IN DEZE UITGAVE

Paulus vertelde de christenen in Rome wat ze moesten doen om leven en vrede te krijgen. Dit artikel bespreekt wat wij aan die raad hebben.

3

Jehu komt op voor de ware aanbidding

15 „Nu invalide maar niet voor altijd!”

STUDIEARTIKEL 3 blz. 16-20 21

Trouwe aanbidders van Jehovah in de oudheid leefden als „tijdelijke inwoners”. Dat gold ook voor Jezus’ eerste volgelingen. Maar hoe zit het met ware christenen in deze tijd? Dit artikel laat zien wat het inhoudt om als tijdelijke inwoners in deze slechte wereld te leven.

Vragen van lezers

22 Geeft het je vreugde te kunnen geven?

STUDIEARTIKELEN 4, 5 blz. 23-32

Er is behoefte aan broeders die de leiding kunnen nemen in de gemeenten. Jezus hielp heel

The Watchtower (ISSN 0043-1087) is published semimonthly by Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.; M. H. Larson, President; G. F. Simonis, Secretary-Treasurer; 25 Columbia Heights, Brooklyn, NY 11201-2483, U.S.A., and in England by Watch Tower Bible and Tract Society of Britain, The Ridgeway, London NW7 1RN (Registered in England as a Charity). Uitgegeven door Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, Noordbargerstraat 77, NL-7812 AA Emmen, Nederland. Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen (Verantwoordelijke uitgever: Marcel Gillet), ¨ Potaardestraat 60, B-1950 Kraainem, Belgie, PP-PB BRUXELLES X - BRUSSEL X No. 10/667. 5 2011 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. Alle rechten voorbehouden. Printed in Britain. Vol. 132, No. 22

Semimonthly

DUTCH


JEHU KOMT OP VOOR DE WARE AANBIDDING

was een voorvechter van de ware aanJEHU bidding. In die rol was hij energiek, resoluut, onvermoeibaar, ijverig en moedig. Hij had eigenschappen waar wij een voorbeeld aan kunnen nemen. Jehu kreeg een opdracht toen het volk Is¨ rael er slecht aan toe was. Het land stond onder de slechte invloed van Izebel, weduwe van Achab en moeder van de regerende koning, ¨ Joram. Ze bevorderde de Baalaanbidding ten koste van de ware aanbidding, doodde Jehovah’s profeten en verontreinigde het volk met haar „hoererijen” en „toverijen” (2 Kon. 9:22; 1 Kon. 18:4, 13). Jehovah bepaalde dat het hele huis van Achab, inclusief Joram en Izebel, uitgeroeid moest worden. Jehu moest hierin de leiding nemen. We maken kennis met Jehu op het moment dat hij en de oversten van het leger bij elkaar ¨ zitten als de Israelieten bij Ramoth-Gilead oor¨ log voeren tegen de Syriers. Jehu was een hoge officier, of misschien wel de aanvoer¨ der van het leger van Israel. De profeet Elisa

had een van de zonen van de profeten gestuurd om Jehu tot koning te zalven en hem opdracht te geven om alle mannen van het afvallige huis van Achab te doden (2 Kon. 8:28; 9:1-10). Toen de andere officieren Jehu vroegen wat het doel van dat bezoek was, wilde hij dat eerst niet zeggen. Maar na enig aandringen vertelde hij het, en ze gingen plannen maken om Joram te doden (2 Kon. 9:11-14). Waarschijnlijk bestond er al weerstand tegen het beleid van het koningshuis en de invloed van Izebel. In elk geval dacht Jehu er goed over na hoe hij zijn opdracht het best kon uitvoeren. Koning Joram was in de strijd gewond ge¨ raakt en was naar de stad Jizreel gegaan om te herstellen. Jehu wist dat zijn plan alleen kon ¨ slagen als het niet in Jizreel bekend zou worden. Hij zei: „Laat (...) niemand uit de stad ¨ ontsnappen om het in Jizreel te gaan berichten” (2 Kon. 9:14, 15). Misschien verwachtte hij op zijn minst enige tegenstand van soldaten die Joram trouw waren. Jehu wilde die mogelijkheid uitsluiten.

EEN WILDE RIT! Om voor een verrassingseffect te zorgen reed Jehu met zijn strijdwagen van Ramoth¨ Gilead naar Jizreel, een afstand van ruim zeventig kilometer. Terwijl hij zich naar zijn bestemming haastte, zag een wachter vanuit een toren „de deinende massa van Jehu’s mannen” (2 Kon. 9:17). Waarschijnlijk had Jehu heel wat manschappen meegenomen om er zeker van te zijn dat hij zijn doel zou bereiken. DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

3


Jehu in niet-Bijbelse bronnen Critici trekken vaak in twijfel of personen die in de Bijbel genoemd worden wel echt bestaan hebben. Zijn er niet-Bijbelse bronnen die over Jehu spreken? Minstens drie documenten uit het oude ¨ ¨ Assyrie noemen deze koning van Israel bij naam. Op een daarvan staat Jehu afgebeeld, of misschien een van zijn gezanten. Hij buigt voor de Assyrische koning Salmaneser III en betaalt hem belasting. De bijgaande inscriptie luidt: „De belasting van Jehu ´ (Ia-u-a), zoon van Omri (Hu-um-ri); ik nam van hem in ontvangst zilver, goud, een gouden saplu-schaal, een gouden vaas met spits toelopende bodem, gouden bokalen, gouden emmers, tin, een koningsstaf, (en) houten puruhtu [de betekenis van het laatste woord is niet bekend].” Jehu was geen „zoon van Omri”, maar deze uitdrukking werd gebruikt voor de opeenvolgende ¨ koningen van Israel, waarschijnlijk omdat Omri heel bekend was en omdat hij Sama¨ ria, de hoofdstad van Israel, had gebouwd. De bewering van de Assyrische koning dat Jehu hem belasting betaalde, kan niet gestaafd worden. Wel is het zo dat hij Jehu ` drie keer noemt: op een stele, op een beeld van Salmaneser en in de koninklijke jaar¨ boeken van Assyrie. We hoeven er dus niet aan te twijfelen dat deze Bijbelse figuur echt heeft bestaan.

De wachter merkte dat de moedige Jehu in een van de wagens stond, en zei: „Hij rijdt als een waanzinnige” (2 Kon. 9:20). Als Jehu normaal al zo reed, moet hij er nu wel helemaal een wilde rit van gemaakt hebben. Jehu weigerde iets te zeggen tegen de twee boodschappers die naar hem toegestuurd waren en ontmoette vervolgens Joram en zijn bondgenoot Ahazia, de koning van Juda, allebei in hun eigen strijdwagen. Op Jorams 4

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

vraag: „Is het vrede, Jehu?” antwoordde Jehu: „Hoe zou het vrede kunnen zijn zolang de hoererijen van uw moeder Izebel en haar vele toverijen er nog zijn?” Geschrokken probeerde Joram ervandoor te gaan. Maar Jehu was hem te snel af! Hij spande zijn boog en schoot een pijl door Jorams hart. Joram viel dood neer in zijn wagen. Ahazia kon eerst nog vluchten, maar later ging Jehu hem achterna en liet ook hem doden (2 Kon. 9:22-24, 27). De slechte koningin Izebel was de volgende van het huis van Achab die gedood moest worden. Jehu noemde haar terecht „deze ver¨ vloekte”. Toen hij Jizreel binnenreed, zag hij haar vanuit een raam van het paleis naar beneden kijken. Zonder er veel woorden aan vuil te maken, gaf hij de bedienden de opdracht haar naar beneden te gooien. Toen liet ¨ Jehu deze vrouw die heel Israel verdorven had, door zijn paarden vertrappen. Daarna doodde hij nog tientallen andere leden van het huis van de slechte Achab (2 Kon. 9:30-34; 10:1-14). Hoewel het niet prettig is om bij geweld stil te staan, moeten we beseffen dat Jehovah in die tijd zijn aanbidders gebruikte om zijn oordelen uit te voeren. De Bijbel zegt: „Het was van Godswege dat de ondergang van Ahazia geschiedde doordat deze naar Joram kwam; en toen hij daar gekomen was, trok hij met Joram uit naar Jehu, de kleinzoon van Nimsi, die door Jehovah was gezalfd om het huis van Achab af te snijden” (2 Kron. 22:7). Toen Jehu Jorams lichaam uit de strijdwagen gooide, wist hij dat hij daarmee Jehovah’s belofte vervulde om Achabs moord op Naboth te bestraffen. Jehu had ook de opdracht gekregen het bloed van Gods aanbidders dat Izebel had vergoten, te wreken (2 Kon. 9:7, 25, 26; 1 Kon. 21:17-19). In deze tijd gebruikt geen enkele aanbidder van Jehovah geweld tegen vijanden van de ware aanbidding. Jehovah zegt: „Aan mij is


de wraak” (Hebr. 10:30). Maar om de gemeente vrij te houden van mogelijk schadelijke invloeden, moeten ouderlingen soms net zo moedig zijn als Jehu (1 Kor. 5:9-13). En alle gemeenteleden moeten vastbesloten zijn niet met uitgesloten personen om te gaan (2 Joh. 9-11).

ZIJN IJVER VOOR DE WARE AANBIDDING Jehu’s motief voor het uitvoeren van zijn opdracht blijkt uit wat hij kort daarna tegen Jonadab zei: „Ga toch met mij mee en zie hoe ik geen mededinging ten opzichte van Jehovah duld.” Jonadab stapte bij Jehu in de strijdwagen en reed met hem mee naar Samaria. Daar ’handelde Jehu sluw, met de bedoeling ¨ de aanbidders van Baal te verdelgen’ (2 Kon. 10:15-17, 19). Hij kondigde „een groot slachtoffer voor ¨ Baal” aan (2 Kon. 10:18, 19). Een Bijbelgeleerde zegt: „Dit is een slimme woordspeling van Jehu. Hoewel de term gewoonlijk ’offer’ betekent, wordt die ook gebruikt voor de ’afslachting’ van afvalligen.” Jehu wilde dat alle ¨ Baalaanbidders aanwezig zouden zijn, dus ver¨ zamelde hij ze allemaal in het huis van Baal en liet ze speciale kleding aantrekken. „Zodra hij klaar was met het opdragen van het brand¨ offer” liet hij de Baalaanbidders door tachtig gewapende mannen afslachten. Daarna liet ¨ hij het huis van Baal afbreken en maakte er een plaats van waar mensen hun behoefte doen, zodat daar geen aanbidding meer mogelijk was (2 Kon. 10:20-27). Het is waar dat Jehu veel bloed heeft vergoten. Toch presenteert de Bijbel hem als een ¨ moedig man die Israel bevrijdde van de onderdrukking door Izebel en haar familie. Hij had die moed, vastberadenheid en ijver ook wel nodig om dat voor elkaar te krijgen. „Het was een moeilijke taak, die hij met onvermoeibare grondigheid uitvoerde”, zegt een Bijbels naslagwerk. „Met minder drastische

maatregelen zou het waarschijnlijk niet ge¨ ¨ lukt zijn om de Baalaanbidding in Israel uit te roeien.” Christenen in deze tijd kunnen in situaties terechtkomen waarin ze dezelfde eigenschappen moeten tonen als Jehu. Hoe moet je bijvoorbeeld reageren als je voor de verleiding staat iets te doen wat Jehovah veroordeelt? Wijs die verleiding resoluut en moedig af. Laat niet toe dat er iets tussen jou en Jehovah komt; ’duld geen mededinging ten opzichte van Jehovah’.

WANDEL IN JEHOVAH’S WET Het eind van het verhaal bevat een waarschuwing. Jehu maakte geen eind aan de aanbidding van de gouden kalveren in Bethel en Dan (2 Kon. 10:29). Hoe kon iemand die zo ijverig voor de ware aanbidding leek afgoderij toelaten? Misschien dacht Jehu dat het koninkrijk Is¨ rael alleen onafhankelijk van Juda kon blijven als de twee koninkrijken ook in religieus opzicht gescheiden waren. En dus probeerde hij ¨ ze net als eerdere koningen van Israel gescheiden te houden door de kalveraanbidding te laten bestaan. Maar hieruit zou blijken dat hij een gebrek aan vertrouwen had in Jehovah, die hem als koning had aangesteld. Jehovah gaf Jehu een compliment ’omdat hij goed gehandeld had, door te doen wat recht was in Zijn ogen’. Toch zorgde Jehu er niet voor „met geheel zijn hart in de wet ¨ van Jehovah, de God van Israel, te wandelen” (2 Kon. 10:30, 31). Gezien alles wat Jehu eerder had gedaan, vind je dat misschien vreemd en jammer. Maar er zit een les in. Zie je vriendschap met Jehovah nooit als iets vanzelfsprekends. Probeer elke dag je trouw aan je hemelse Vader te versterken door zijn Woord te bestuderen, er diep over na te denken en oprecht tot hem te bidden. Doe dus je uiterste best om met heel je hart te blijven wandelen in Jehovah’s wet (1 Kor. 10:12). DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

5


„STEUN NIET OP UW EIGEN VERSTAND” „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand.” — SPREUKEN 3:5.

D

E WERKGEVER van Cynthia1 heeft al een aantal werknemers ontslagen. Ze heeft het gevoel dat zij de volgende is. Wat moet ze doen als ze haar baan kwijtraakt? Hoe moet ze dan haar rekeningen betalen? Pamela zou willen verhuizen naar een gebied waar meer behoefte is aan verkondigers, maar ze twijfelt nog. Samuel heeft al op jonge leeftijd naar porno gekeken. Nu is hij in de twintig en moet hij vechten om niet terug te vallen in die gewoonte. Hoe kan hij weerstand bieden aan die verleiding? 2 Wat doe jij als je veel zorgen hebt, belangrijke beslissingen moet nemen of verleidingen moet weerstaan? Vertrouw je dan alleen op jezelf of ’werp je je last op Jehovah’? (Ps. 55:22) De Bijbel zegt: „De ogen van Jehovah zijn gewend naar de rechtvaardigen, en zijn oren naar hun hulpgeschreeuw” (Ps. 34:15). Het is dus heel belangrijk dat je met heel je hart op Jehovah vertrouwt en niet op je eigen inzicht steunt (Spr. 3:5). 3 Je kunt laten zien dat je met heel je hart op Jehovah vertrouwt door dingen op zijn manier te doen. Daarvoor moet je hem 1 De namen zijn veranderd.

1, 2. (a) Met welke situaties kun je te maken krijgen? (b) Op wie moet je in zulke situaties vertrouwen, en waarom? 3. (a) Wat houdt het in op Jehovah te vertrouwen? (b) Waarom kunnen sommigen de neiging hebben op hun eigen verstand te vertrouwen? 6

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

steeds weer in gebed oprecht om leiding vragen. Maar velen vinden het moeilijk zich volledig op Jehovah te verlaten. Lynn zegt openhartig: „Het blijft voor mij een gevecht om volledig op Jehovah te vertrouwen. Ik heb geen contact met m’n vader, en m’n moeder heeft me emotioneel en fysiek verwaarloosd. Ik heb dus al vroeg geleerd om voor mezelf te zorgen.” Door haar achtergrond vindt ze het moeilijk om ook maar iemand volledig te vertrouwen. Anderen vertrouwen misschien te veel op zichzelf door hun eigen talenten of successen. Zo zou het kunnen dat een ouderling te veel op zijn eigen ervaring vertrouwt en niet meer tot Jehovah bidt voordat hij dingen voor de gemeente doet. 4 Als je Jehovah om hulp vraagt, verwacht hij van je dat je in overeenstemming met je gebeden leeft en zijn wil doet. Je moet je zorgen bij hem neerleggen maar ook zelf iets doen om moeilijke problemen op te lossen. Hoe kun je daarin een balans vinden? En waar moet je voor oppassen als je voor beslissingen staat? Waarom is het gebed belangrijk als je verleidingen probeert te weerstaan? We gaan die vragen bespreken aan de hand van Bijbelse voorbeelden. 5

Bij zorgen en moeilijkheden De Bijbel zegt over koning Hizkia: „Hij

4. Wat gaan we in dit artikel bespreken? 5, 6. Hoe reageerde Hizkia toen hij bedreigd werd ¨ door Assyrie?


bleef aan Jehovah gehecht. Hij week er niet van af hem te volgen, maar onderhield voortdurend zijn geboden, die Jehovah aan Mozes geboden had.” Hij vertrouwde „op ¨ Jehovah, de God van Israel” (2 Kon. 18:5, 6). Hoe reageerde hij toen de Assyrische koning Sanherib zijn afgevaardigden, onder ´ wie Rabsake, naar Jeruzalem stuurde met een zwaarbewapend leger? Het machtige Assyrische leger had al een aantal versterkte steden van Juda ingenomen, en Sanherib richtte zich nu op Jeruzalem. Hizkia ging naar het huis van Jehovah en bad: „O Jehovah, onze God, red ons alstublieft uit zijn hand, opdat alle koninkrijken van de aarde ´ ´ mogen weten dat gij, o Jehovah, alleen God zijt” (2 Kon. 19:14-19). 6 Hizkia handelde in overeenstemming met zijn gebed. Al voordat hij naar de tempel was gegaan om te bidden, had hij het volk de instructie gegeven niet te reage´ ren op de provocaties van Rabsake. Hij had ook een delegatie naar de profeet Jesaja gestuurd om advies in te winnen (2 Kon. 18:36; 19:1, 2). Hizkia nam gepaste maatregelen. Hij probeerde bij dit voorval niet een oplossing te vinden die tegen Gods wil inging door steun te zoeken bij Egypte of andere volken in de buurt. Hij steunde niet op zijn eigen verstand, maar vertrouwde op Jehovah. Nadat Jehovah’s engel 185.000 soldaten van Sanherib had gedood, trok ´ Sanherib zich terug naar Nineve (2 Kon. 19:35, 36). 7 Hanna, de vrouw van de leviet Elkana, steunde ook op Jehovah. Ze had veel verdriet omdat ze geen kinderen kon krijgen (1 Sam. 1:9-11, 18). De profeet Jona werd bevrijd nadat hij vanuit de buik van een grote vis tot Jehovah gebeden had: „Uit

mijn benauwdheid riep ik tot Jehovah, en hij antwoordde mij toen. Uit de buik van Sjeool schreeuwde ik om hulp. Gij hoorde mijn stem” (Jona 2:1, 2, 10). Wat een geruststelling te weten dat je Jehovah een „verzoek om gunst” kunt doen, hoe moeilijk je situatie ook is. (Lees Psalm 55:1, 16.) 8 De voorbeelden van Hizkia, Hanna en Jona leren ons dat er iets is wat we niet mogen vergeten als we in een moeilijke situatie bidden. Hoewel ze alle drie emotionele pijn hadden, blijkt uit hun gebeden dat ze niet alleen maar met zichzelf en de oplossing voor hun problemen bezig waren. Ze vonden Gods naam, zijn aanbidding en het doen van zijn wil heel belangrijk. Hizkia vond het vreselijk dat Jehovah zwartgemaakt werd. Hanna beloofde dat ze de zoon die ze zo graag wilde, dienst zou laten doen bij de tabernakel in Silo. En Jona zei: „Wat ik plechtig beloofd heb, wil ik betalen” (Jona 2:9). 9 Als je in gebed vraagt om van een moeilijke situatie verlost te worden, is het verstandig je motieven te onderzoeken. Gaat het je alleen om de oplossing van het probleem, of hou je Jehovah en zijn voornemen in gedachte? Je zou zo door je eigen problemen in beslag genomen kunnen worden dat je geestelijke zaken uit het oog verliest. Als je Jehovah om hulp bidt, blijf dan gefocust op hem, het zuiveren van zijn naam en het rechtvaardigen van zijn soevereiniteit. Dat kan je helpen een positieve kijk te houden, zelfs als de oplossing waar je op gehoopt had uitblijft. Het antwoord op je gebeden is misschien dat je de situatie met Jehovah’s hulp moet doorstaan. (Lees Jesaja 40:29; Filippenzen 4:13.)

7. Wat kunnen we leren van de gebeden van Hanna en Jona?

8, 9. Wat blijkt uit de gebeden van Hizkia, Hanna en Jona? Wat leren we hiervan? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

7


Bij beslissingen Hoe neem jij belangrijke beslissingen in het leven? Neem je eerst een beslissing en bid je dan of Jehovah die wil zegenen? Kijk eens wat Josafat, de koning van Juda, deed toen de legers van de Moabieten en de Ammonieten samen tegen hem optrokken om oorlog te voeren. Juda was niet tegen hen opgewassen. Wat kon Josafat doen? 11 Josafat werd bang en „richtte zijn aangezicht erop Jehovah te zoeken”, zegt de Bijbel. Hij kondigde voor heel Juda een vasten af en bracht het volk bijeen „om Jehovah te raadplegen”. Toen ging Josafat in de gemeente van Juda en van Jeruzalem staan en bad: „O onze God, zult gij aan hen niet het oordeel voltrekken? Want in ons is geen kracht tegenover deze grote menigte die op ons afkomt; en wijzelf weten niet wat wij dienen te doen, maar onze ogen zijn op u gericht.” Jehovah verhoorde zijn gebed en bevrijdde hen door een wonder (2 Kron. 20:3-12, 17). Als je voor een beslissing staat, vooral een die van invloed is op je band met Jehovah, is het dus goed op hem te vertrouwen en niet op je eigen verstand. 12 Wat moet je doen als je in een situatie komt die je makkelijk denkt op te kunnen lossen omdat je zoiets al eerder hebt meegemaakt? Een voorval uit het leven van koning David geeft het antwoord. De Amalekieten hadden bij een inval in de stad Ziklag Davids vrouwen en kinderen meegenomen, en ook die van zijn mannen. David vroeg aan Jehovah: „Zal ik die roversbende achternazetten?” Jehovah antwoordde: „Zet hen achterna, want gij zult hen zonder mankeren inhalen, en gij zult zonder mankeren

een bevrijding bewerken.” David deed dat en „bevrijdde alles wat de Amalekieten hadden meegenomen” (1 Sam. 30:7-9, 18-20). ¨ 13 Later werd Israel door de Filistijnen aangevallen. Opnieuw raadpleegde David Jehovah en kreeg hij een duidelijk antwoord: „Trek op, want ik zal de Filistijnen zonder mankeren in uw handen geven” (2 Sam. 5:18, 19). Niet lang daarna vielen de Filistijnen David weer aan. Wat zou hij nu doen? Hij had kunnen redeneren: ’Ik heb dit al twee keer meegemaakt. Ik ga gewoon net als toen Gods vijanden aanvallen.’ Of zou hij Jehovah om raad vragen? David vertrouwde niet op zijn ervaring maar bad opnieuw tot Jehovah. En gelukkig maar, want deze keer kreeg hij andere instructies (2 Sam. 5:22, 23). Pas dus op dat je bij problemen niet zomaar op je ervaring vertrouwt. (Lees Jeremia 10:23.) 14 Omdat we onvolmaakt zijn, moeten we allemaal, ook ervaren ouderlingen, opletten dat we niet vergeten Jehovah om leiding te vragen als we voor een beslissing staan. Denk eens aan de reactie van Mozes’ opvolger, Jozua, en de oudere mannen van Is¨ rael toen de sluwe Gibeonieten deden alsof ze uit een ver land kwamen. Zonder Jehovah te raadplegen sloten Jozua en de anderen een vredesverdrag met hen. Jehovah gaf uiteindelijk zijn steun aan de overeenkomst, maar hij liet dit voorval waarin niet om zijn leiding werd gevraagd, in de Bijbel opschrijven zodat wij ervan kunnen leren (Joz. 9:3-6, 14, 15).

10, 11. Wat deed Josafat toen hij voor een situatie stond waar hij geen raad mee wist? 12, 13. Welk voorbeeld gaf David als het gaat om beslissingen nemen?

14. Wat kunnen we leren van de manier waarop Jozua en de oudere mannen de situatie met de Gibeonieten aanpakten? 15. Waarom is gebed belangrijk bij verleidingen?

10

8

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

Bij verleidingen Omdat we „de wet der zonde” in ons hebben, moeten we een zwaar gevecht leve15


ren tegen zondige neigingen (Rom. 7:21-25). Maar we kunnen winnen. Jezus zei tegen zijn volgelingen dat we moeten bidden om verleiding te kunnen weerstaan. (Lees Lukas 22:40.) Als je tot Jehovah hebt gebeden maar nog steeds verkeerde verlangens of gedachten hebt, moet je „God blijven vragen” om wijsheid om de beproeving te doorstaan. De Bijbel geeft de verzekering: „Hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt” (Jak. 1:5). En over personen die geestelijk verzwakt zijn wordt gezegd: „Is iemand onder u ziek? Laat hij de oudere mannen van de gemeente bij zich roepen, en laten zij over hem bidden en hem in de naam van Jehovah met olie inwrijven. En het gebed des geloofs zal degene die zich niet wel voelt beter maken” (Jak. 5:14, 15). 16 Bidden is noodzakelijk om verleidingen te kunnen weerstaan. Maar we moeten ook beseffen dat het belangrijk is op het juiste moment te bidden. Denk maar aan de jonge man die wordt genoemd in Spreuken 7:6-23. Bij het vallen van de avond loopt hij bewust een straat in waar een immorele vrouw woont. Ze verleidt hem met vleiende woorden, en hij gaat achter haar aan als een stier op weg naar de slacht. Waarom was hij naar die straat gegaan? De Bijbel zegt dat het hem „aan hart ontbrak”. Waarschijnlijk worstelde hij met verkeerde verlangens (Spr. 7:7). Wanneer zou hij het meest aan gebed hebben gehad? Natuurlijk was het op elk moment tijdens die ontmoeting nuttig geweest om te bidden. Maar het beste moment om te bidden was toen de gedachte bij hem opkwam om die straat in te lopen. 17 In deze tijd doet een man misschien zijn best om niet naar porno te kijken. Maar stel dat hij internetsites bezoekt waarvan hij 16, 17. Wat is bij verleidingen het beste moment om te bidden?

Wat is bij verleidingen het beste moment om te bidden?

weet dat er seksueel getinte foto’s of filmpjes op staan. Dan begeeft hij zich net als de jonge man in Spreuken hoofdstuk 7 op gevaarlijk terrein! Om weerstand te bieden aan de verleiding naar porno te kijken, moet hij Jehovah in gebed om hulp vragen voordat hij op internet die weg inslaat. 18 Het gevecht tegen verleiding of slechte gewoonten is niet makkelijk. Paulus schreef: „Het vlees gaat, wat zijn begeerte betreft, in tegen de geest, en de geest tegen het vlees (...) zodat gij juist de dingen die gij zoudt willen doen, niet doet” (Gal. 5:17). Daarom moet je intens bidden zodra er verkeerde gedachten bij je opkomen of je voor een 18, 19. (a) Waarom kan het moeilijk zijn verleidingen te weerstaan, maar wat kan ons helpen? (b) Waartoe ben je vastbesloten? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

9


verleiding staat. Handel vervolgens in overeenstemming met je gebeden. De Bijbel zegt: „Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is.” Met Jehovah’s hulp kun je hem trouw blijven (1 Kor. 10:13). 19 Of je nu in een moeilijke situatie zit, een belangrijke beslissing moet nemen of verleidingen probeert te weerstaan, het gebed is inderdaad een geweldig hulpmiddel dat Jehovah ons heeft gegeven. Door te bidden laat je zien dat je op hem vertrouwt. Blijf hem ook vragen om zijn heilige geest,

die ons leidt en kracht geeft (Luk. 11:9-13). Vertrouw dus op Jehovah en steun niet op je eigen verstand.

Wat heb je onthouden? ˙ Wat heb je van Hizkia, Hanna en Jona geleerd over vertrouwen in Jehovah? ˙ Wat kun je van David en Jozua leren over beslissingen? ˙ Wat is bij verleidingen het beste moment om te bidden?

LAAT JE DOOR

GODS GEEST LEIDEN NAAR HET LEVEN ’Wandel niet in overeenstemming met het vlees, maar in overeenstemming met de geest.’ — ROMEINEN 8:4.

„H mobilisten tijdens het rijden afgeleid

ET komt steeds vaker voor dat auto-

worden, en het lijkt elk jaar erger te worden”, zei de Amerikaanse minister van verkeer. Mobiele telefoons bijvoorbeeld kunnen bestuurders onder het rijden afleiden. In een onderzoek zei meer dan een derde van de ondervraagden dat ze weleens aangereden of bijna aangereden waren door een automobilist die aan het bellen was. Mensen denken misschien dat ze tijd win1, 2. (a) Wat kan er gebeuren als je tijdens het rijden afgeleid wordt? (b) Welk gevaar loop je als je geestelijk afgeleid wordt? 10

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

nen door te bellen tijdens het rijden, maar de gevolgen kunnen rampzalig zijn. 2 Zo kan ook onze band met Jehovah in gevaar komen. Net zoals een afgeleide automobilist gevaren vaak niet opmerkt, kan het rampzalige gevolgen hebben als je geestelijk afgeleid wordt. Als je toelaat dat je afdrijft van je christelijke koers en theocratische activiteiten, kan je geloof schipbreuk lijden (1 Tim. 1:18, 19). Paulus waarschuwde voor dat gevaar toen hij tegen de christenen in Rome zei: „Het bedenken van het vlees betekent de dood, maar het bedenken van de geest betekent leven en vrede” (Rom. 8:6).


Wat bedoelde Paulus hiermee? Hoe kun je ervoor zorgen dat je niet „het vlees” bedenkt maar „de geest”?

’Er is voor hen geen veroordeling’ In zijn brief aan de Romeinen schreef Paulus over een gevecht dat in hem plaatsvond: een conflict tussen zijn vlees en zijn geest. (Lees Romeinen 7:21-23.) Paulus bracht dat niet ter sprake omdat hij zichzelf zielig vond of naar excuses zocht voor zijn fouten. Ook bedoelde hij niet dat het onmogelijk voor hem was om het goede te doen. Hij was een rijpe, gezalfde christen en was ¨ uitgekozen als „apostel der natien” (Rom. 1:1; 11:13). Maar waarom schreef hij dan over zijn persoonlijke gevecht? 4 Paulus bedoelde dat het hem niet lukte Gods wil te doen in de mate waarin hij dat graag wilde. Hoe kwam dat? Hij zei: „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods” (Rom. 3:23). Als afstammeling van Adam was hij onvolmaakt en had hij verkeerde verlangens. Wij snappen dat, want we hebben door onze onvolmaaktheid elke dag net zo’n gevecht. En er zijn heel wat dingen die onze aandacht kunnen afleiden waardoor we van de smalle weg naar het leven af raken (Matth. 7:14). Maar Paulus’ situatie was niet hopeloos. En die van ons ook niet. 5 Paulus vroeg wie hem zou verlossen. Daarop zei hij: „God zij gedankt door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer!” (Rom. 7:24, 25) Vervolgens sprak hij degenen aan die „in eendracht met Christus Jezus” waren, gezalfde christenen. (Lees Romeinen 8:1, 2.) Via zijn heilige geest adopteert Jehovah ze als zonen en roept hij 3

3, 4. (a) Over welk persoonlijk gevecht schreef Paulus? (b) Waarom is Paulus’ situatie interessant voor ons? 5. Wat zou Paulus helpen bij zijn gevecht?

ze om „mede-erfgenamen met Christus” te zijn (Rom. 8:14-17). Dankzij Gods geest en hun geloof in Christus’ losprijs kunnen ze het gevecht waarover Paulus schreef winnen, waardoor ’er voor hen geen veroordeling is’. Ze zijn bevrijd van „de wet van de zonde en de dood”. 6 Hoewel Paulus het tegen gezalfden had, kunnen al Jehovah’s aanbidders hun voordeel doen met wat hij zei over Gods geest en Christus’ losprijs. En ook al werd Paulus er¨ toe geınspireerd die raad aan gezalfden te geven, het is voor ons allemaal belangrijk dat we begrijpen en doen wat hij schreef.

Hoe God „de zonde in het vlees veroordeeld” heeft 7 In Romeinen hoofdstuk 7 legde Paulus uit dat onvolmaakte mensen onder de invloed van zonde staan. In hoofdstuk 8 had hij het over de kracht van de heilige geest. Hij legde uit dat Gods geest christenen kan helpen om tegen de invloed van zonde te vechten. Dankzij die hulp kunnen ze Jehovah’s wil doen en zijn goedkeuring krijgen. Paulus maakte duidelijk dat God via zijn geest en het loskoopoffer van zijn Zoon iets ¨ bereikt heeft wat de mozaısche wet niet kon bereiken. 8 De Wet veroordeelde zondaars omdat het niet mogelijk was alle geboden ervan ¨ te gehoorzamen. Bovendien waren Israels hogepriesters, die onder de Wet dienden, onvolmaakt en konden ze geen toereikend slachtoffer voor zonde brengen. Daarom was de Wet ’zwak vanwege het vlees’. Maar God zond zijn eigen Zoon „in de gelijkenis van het zondige vlees”. Door hem als 6. Waarom moeten al Gods aanbidders aandacht schenken aan Paulus’ woorden? 7, 8. (a) In welke zin was de Wet ’zwak vanwege het vlees’? (b) Wat heeft Jehovah bereikt via zijn geest en de losprijs? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

11


Wandel je in overeenstemming met het vlees of in overeenstemming met de geest?

losprijs te geven heeft God „de zonde in het vlees veroordeeld”. Zo werd het „onvermogen van de zijde der Wet” overwonnen. Omdat gezalfde christenen geloof stellen in Jezus’ loskoopoffer, kan Jehovah ze als rechtvaardig bezien. Ze krijgen de raad ’niet in overeenstemming met het vlees te wandelen, maar in overeenstemming met de geest’. (Lees Romeinen 8:3, 4.) Als ze daar trouw mee doorgaan tot het eind van hun aardse loopbaan, krijgen ze „de kroon des levens” (Openb. 2:10). 9 Paulus had het ook over „de wet van de geest” en „de wet van de zonde en de dood” (Rom. 8:2). Wat zijn die wetten? Het woord wet duidt hier niet op een stel regels, zoals ¨ die van de mozaısche wet. Een naslagwerk zegt dat het Griekse woord voor wet hier slaat op iets wat de daden van een persoon bestuurt, of die nu goed zijn of slecht. Het kan ook duiden op de normen waarnaar iemand leeft. ´ 10 Paulus schreef: ’Door e´ en mens is de zonde de wereld binnengekomen en door 9. Wat betekent het woord wet in Romeinen 8:2? 10. Wat wil het zeggen dat we onder de wet van de zonde en de dood staan? 12

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

de zonde de dood, en aldus heeft de dood zich tot alle mensen uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden’ (Rom. 5:12). Als afstammelingen van Adam staan we allemaal onder de wet van de zonde en de dood. Ons zondige vlees zet ons er constant toe aan dingen te doen die God niet goedkeurt, met de dood als uiteindelijke gevolg. In zijn brief aan de Galaten noemde Paulus zulke daden en gewoonten „de werken van het vlees”. Hij zei dat „wie zulke dingen be¨ oefenen, Gods koninkrijk niet zullen beerven” (Gal. 5:19-21). Dat soort mensen wandelen in overeenstemming met het vlees (Rom. 8:4). Ze laten zich leiden door wat hun onvolmaakte vlees ze ingeeft. Maar zijn degenen die hoererij bedrijven, afgoderij beoefenen, zich met spiritisme bezighouden of andere ernstige zonden begaan de enigen die in overeenstemming met het vlees wandelen? Nee, want tot de werken van het vlees behoren ook jaloezie, woede-uitbarstingen, ruzies en uitingen van afgunst, dingen die sommigen misschien gewoon aan vervelende karaktertrekken toeschrijven. We moeten nooit denken dat we niet hoeven te vechten tegen ons onvolmaakte vlees.


Wat kunnen we blij zijn dat Jehovah het mogelijk heeft gemaakt dat we bevrijd worden van de wet van de zonde en de dood! Jezus zei: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Als we Gods liefde beantwoorden en laten zien dat we geloof hebben in het loskoopoffer van Jezus, kunnen we bevrijd worden van de veroorde¨ ling die het gevolg is van onze overgeerfde zonde (Joh. 3:16-18). We kunnen het daarom eens zijn met Paulus, die zei: „God zij gedankt door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer!” 12 Het is alsof we aan het genezen zijn van een ernstige ziekte. Als je helemaal wilt herstellen, moet je doen wat de dokter zegt. Hoewel geloof in de losprijs ons kan bevrijden van de wet van de zonde en de dood, zijn we nog steeds onvolmaakt en zondig. Er is meer nodig om een goede geestelijke gezondheid en Gods goedkeuring te krijgen. 11

11, 12. Wat heeft Jehovah gedaan om ons te bevrijden van de wet van de zonde en de dood? Wat moeten we doen om Gods goedkeuring te krijgen?

Als we willen herstellen van onze onvolmaaktheid, moeten we volgens Paulus wandelen in overeenstemming met de geest.

Wandelen in overeenstemming met de geest 13 Als je ergens naartoe wandelt, ga je vooruit in de richting van je bestemming. Als je wandelt in overeenstemming met de geest, moet je geestelijk vooruitgaan (1 Tim. 4:15). Natuurlijk blijf je fouten maken, maar je moet elke dag je best doen om zo goed mogelijk te leven volgens de leiding van de geest. Als we „door geest wandelen” krijgen we Gods goedkeuring (Gal. 5:16). 14 In zijn brief aan de Romeinen sprak Paulus vervolgens over twee soorten mensen met een tegengestelde instelling. (Lees Romeinen 8:5.) Het woord vlees in vers 5 betekent niet per se het lichaam. In de Bijbel wordt ’vlees’ soms gebruikt voor onze onvolmaakte staat. Deze toestand veroorzaakt het conflict tussen het vlees en de geest waar Paulus het eerder over had. Maar 13. Wat wil het zeggen in overeenstemming met de geest te wandelen? 14. Wat is de neiging van personen die in overeenstemming met het vlees zijn? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

13


in tegenstelling tot hem doen „zij die in overeenstemming met het vlees zijn” niet eens de moeite om ertegen te vechten. Ze vragen zich niet af wat God van ze verlangt en slaan de hulp die hij aanbiedt af. In plaats daarvan ’zetten ze hun zinnen op de dingen van het vlees’. Ze zijn vaak gefocust ¨ op materiele gemakken en vleselijke verlangens. Maar „zij die in overeenstemming met de geest zijn” kiezen ervoor hun geest te richten op „de dingen van de geest”: geestelijke voorzieningen en activiteiten. 15 Lees Romeinen 8:6. Voordat je iets doet, of het nu om goede of slechte dingen gaat, heb je eerst je zinnen erop gezet. Mensen die hun zinnen constant op de dingen van het vlees zetten, ontwikkelen al snel een instelling die volledig gericht is op de dingen van het vlees. Hun gedachten, emoties en interesses worden er meestal helemaal door in beslag genomen. 16 Wat houdt de meeste mensen tegenwoordig bezig? De apostel Johannes schreef: „Alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld” 15, 16. (a) Welke invloed heeft het op je instelling als je je zinnen ergens op zet? (b) Wat houdt de meeste mensen in deze tijd bezig?

Kun je dit uitleggen? ˙ Wat was het „onvermogen van de zijde der Wet”? Hoe heeft God het overwonnen? ˙ Wat is „de wet van de zonde en de dood”? Hoe kun je ervan bevrijd worden? ˙ Hoe kun je laten zien dat je de geest bedenkt?

14

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

(1 Joh. 2:16). Die begeerten zijn onder andere vrije seks, status en spullen. Boeken, tijdschriften, kranten, films, tv-programma’s en internet wakkeren het verlangen naar zulke dingen constant aan. De meeste mensen hebben hun zinnen daarop gezet omdat ze die dingen echt willen. Maar „het bedenken van het vlees betekent de dood” — nu al in geestelijk opzicht en straks ook letterlijk. Waarom? „Het bedenken van het vlees betekent vijandschap met God, omdat het niet onderworpen is aan de wet van God, wat het trouwens ook niet kan zijn. Daarom kunnen zij die in overeenstemming met het vlees zijn, God niet behagen” (Rom. 8:7, 8). 17 Maar „het bedenken van de geest betekent leven en vrede”: eeuwig leven in de toekomst en nu al innerlijke vrede en vrede met God. Hoe kun je laten zien dat je de geest bedenkt? Als je altijd de leiding van God en zijn heilige geest volgt, zul je steeds meer gaan denken zoals hij denkt. We willen dat onze manier van denken „onderworpen is aan de wet van God”. Als je dan met verleiding te maken krijgt, zul je niet twijfelen over wat je moet doen. Je zult ertoe bewogen worden de goede keus te maken, een die in overeenstemming is met de geest. 18 Het is daarom heel belangrijk om je zinnen op de dingen van de geest te zetten. Dat doe je door ’je geest tot activiteit te versterken’: je leven op te bouwen rond een geestelijke routine van onder andere geregeld gebed, Bijbellezen, persoonlijke studie, vergaderingsbezoek en velddienst (1 Petr. 1:13). Laat je dus niet beheersen door zondige verlangens, maar volg Gods manier van denken na en laat je leiden door zijn geest. Je zult dan gezegend worden, want het bedenken van de geest betekent leven en vrede (Gal. 6:7, 8). 17, 18. Hoe kun je laten zien dat je de geest bedenkt? Wat zal dan het resultaat zijn?


„NU INVALIDE MAAR NIET VOOR ALTIJD!” ˘

VER TELD DO O R

SARA VAN DER MONDE

˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙

Mensen zeggen vaak tegen me: „Sara, je hebt zo’n mooie lach. Hoe komt het dat je altijd zo vrolijk bent?” Ik zeg dan dat ik een speciale hoop heb. Die komt hierop neer: „Ik ben nu invalide maar niet voor altijd!”

I

K BEN geboren in 1974 in Parijs. Er waren complicaties bij de geboorte, en later bleek dat ik spastische verlamming had. Ik kon mijn armen en benen niet goed bewegen en ik was moeilijk te verstaan. Ik kreeg ook epilepsie en was vatbaar voor infecties. Toen ik twee was, verhuisde ons gezin naar ¨ Melbourne (Australie). Twee jaar later liet mijn vader ons in de steek. Voor zover ik me herinner was dat de eerste keer dat ik me dicht bij God voelde. Mijn moeder was een van Jehovah’s Getuigen en nam me altijd mee naar de vergaderingen. Daar leerde ik dat God van me houdt en aandacht voor me heeft. Dat besef en de liefde en steun van mijn moeder zorgden ervoor dat ik me geborgen voelde ondanks onze veranderde omstandigheden. Ma leerde me ook hoe ik tot Jehovah moest bidden. Eigenlijk is bidden voor mij veel makkelijker dan praten. Als ik bid, hoef ik niet te vechten om woorden uit te spreken, maar ’hoor’ ik ze duidelijk in mijn geest. En omdat ik moeilijk te verstaan ben, is het heel geruststellend te weten dat Jehovah al-

les begrijpt, mijn gedachten maar ook mijn gestamel (Ps. 65:2).

Omgaan met tegenslagen Op mijn vijfde was de situatie zo verergerd dat ik zware beugels nodig had om te lopen. Eigenlijk was het meer waggelen dan lopen! Op mijn elfde kon ik helemaal niet meer lopen. Later had ik een tillift nodig om mijn bed in en uit te komen. Ik gebruikte een elektrische rolstoel die ik bestuurde met een joystick. Natuurlijk ben ik soms ook wel verdrietig door mijn handicaps. Maar dan denk ik aan ons gezinsmotto: „Maak je niet druk om wat je niet kan. Concentreer je gewoon op wat je wel kan.” Daardoor heb ik al kunnen paard¨ rijden, zeilen, kanoen, kamperen en zelfs autorijden op een circuit! Ik kan mijn creativiteit kwijt in schilderen, naaien, quilten, borduren en pottenbakken. Door mijn ernstige handicaps hebben sommigen eraan getwijfeld of ik wel zelf de beslissing kon nemen om God te dienen. Op mijn achttiende probeerde een lerares DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

15


me over te halen om uit huis te gaan en te ’ontsnappen’ uit de religie van mijn moeder. Ze wilde me zelfs helpen woonruimte te vinden. Maar ik vertelde haar dat ik mijn geloof nooit zou verlaten en pas het huis uit zou gaan als ik onafhankelijker kon zijn. Niet lang na dat voorval werd ik gedoopt als een van Jehovah’s Getuigen. Twee jaar later verhuisde ik naar een appartementje. Ik vind het prettig dat ik hier de hulp kan krijgen die ik nodig heb maar ook onafhankelijk ben.

Een onverwacht aanzoek Door de jaren heen is mijn geloof nog vaker beproefd. Op een dag was ik stomverbaasd toen een studiegenoot die ook invalide was me vroeg of ik met hem wilde trouwen. Eerst voelde ik me gevleid. Zoals de meeste jonge vrouwen verlang ook ik naar een levenspartner. Maar dat je allebei een handicap

hebt, is nog geen garantie voor een gelukkig huwelijk. Trouwens, hij had niet hetzelfde geloof als ik. Onze opvattingen, activiteiten en doelen waren totaal verschillend. Hoe konden we dan ooit samen een leven opbouwen? Ook was ik vastbesloten me te houden aan Gods duidelijke richtlijn om alleen met een geloofsgenoot te trouwen (1 Kor. 7:39). Vandaar dat ik zijn aanzoek vriendelijk heb afgewezen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat dat een goede beslissing was. En ik weet zeker dat ik gelukkig zal zijn in Gods beloofde nieuwe wereld (Ps. 145:16; 2 Petr. 3:13). Tot die tijd ben ik vastbesloten om Jehovah trouw te blijven en tevreden te zijn met mijn situatie. Ik verlang echt naar de dag dat ik uit mijn rolstoel kan springen en rond kan rennen. Dan zal ik roepen: „Ik was invalide, maar nu ben ik gezond — voor altijd!”

„TIJDELIJKE INWONERS” IN EEN SLECHTE WERELD ’In geloof hebben al dezen in het openbaar bekendgemaakt dat zij vreemden ¨ en tijdelijke inwoners in het land waren.’ — HEBREEEN 11:13.

„Z discipelen. Maar hij zei ook: ’Zij zijn geen IJ zijn in de wereld”, zei Jezus over zijn

deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben’ (Joh. 17:11, 14). Zo maakte Jezus duidelijk hoe zijn ware volgelingen staan tegenover „dit samenstel van dingen”, waarvan Satan de god is (2 Kor. 4:4). Ze leven wel 1. Hoe zouden Jezus’ volgelingen tegenover de wereld staan? 16

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

in deze slechte wereld maar zijn er geen deel van. Ze zijn als „vreemdelingen en tijdelijke inwoners” (1 Petr. 2:11).

Ze leefden als „tijdelijke inwoners” Jehovah’s aanbidders zijn altijd al anders geweest dan de mensen om hen heen. Twee 2

2, 3. In welke zin leefden Henoch, Noach en Abraham en Sara als „vreemden en tijdelijke inwoners”?


voorbeelden zijn Henoch en Noach. De Bijbel zegt dat ze met de ware God wandelden (Gen. 5:22-24; 6:9). Ze maakten allebei moedig Jehovah’s oordeel tegen Satans slechte wereld bekend. (Lees 2 Petrus 2:5; Judas 14, 15.) Ze deden wat juist was hoewel de mensen om hen heen slecht waren. Daarom zegt de Bijbel dat Henoch „God welgevallig” was en Noach ’zich onberispelijk betoonde onder zijn tijdgenoten’ (Hebr. 11:5). 3 Ook Abraham en Sara zijn een voorbeeld voor ons. Ze deden wat Jehovah vroeg en gaven hun comfortabele leven in de stad Ur op om als nomaden te gaan leven in een vreemd land (Gen. 11:27, 28; 12:1). Paulus schreef: „Door geloof heeft Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaamd door weg te trekken naar een plaats die hij als erfenis zou ontvangen; en hij vertrok zonder te weten waar hij naar toe ging. Door geloof vertoefde hij als vreemdeling in het land der belofte als in een ¨ vreemd land en woonde in tenten met Isaak en Jakob, die met hem erfgenamen waren van precies dezelfde belofte” (Hebr. 11:8, 9). En over zulke trouwe aanbidders van Jehovah zei Paulus: „In geloof zijn al dezen gestorven, ofschoon zij de vervulling van de beloften niet verkregen hebben, maar zij hebben ze van verre gezien en begroet en hebben in het openbaar bekendgemaakt dat zij vreemden en tijdelijke inwoners in het land waren” (Hebr. 11:13). ¨ Een waarschuwing voor de Israelieten 4 Jehovah maakte van het grote aantal afstammelingen van Abraham een georganiseerd volk met wetten en een land (Gen. 48:4; ¨ Deut. 6:1). Dat volk, Israel, mocht nooit vergeten dat het land niet van hen was maar van Jehovah (Lev. 25:23). Ze mochten er wonen zolang ze zich hielden aan Jehovah’s regels. En ze moesten in gedachte houden dat „de ¨ 4. Welke waarschuwing kregen de Israelieten voordat ze in hun land gingen wonen?

mens niet leeft van brood alleen”. Ze mochten Jehovah niet vergeten wanneer het hun goed ging (Deut. 8:1-3). Voordat ze zich settelden in hun land hadden ze de waarschuwing gekregen: „Het moet geschieden dat wanneer Jehovah, uw God, u in het land zal brengen dat hij uw voorvaders Abraham, ¨ Isaak en Jakob onder ede beloofd heeft u te geven, grote en mooie steden die gij niet hebt gebouwd, en huizen vol met allerlei goede dingen die gij niet hebt gevuld, en uitgehouwen regenbakken die gij niet hebt uitgehouwen, wijngaarden en olijfbomen die gij niet hebt geplant, en gij gegeten zult hebben en verzadigd zijt geworden, neem u dan in acht dat gij Jehovah niet vergeet” (Deut. 6:10-12). 5 Die waarschuwing bleek terecht. Toen de ¨ Israelieten het beloofde land hadden ingenomen, in luxe huizen waren gaan wonen en veel voedsel en wijn hadden, vergaten ze Jehovah. In Nehemia’s tijd dacht een groep levieten beschaamd terug aan wat er was gebeurd, zoals we lezen in Nehemia 9:25-27. (Lees.) Ze zeiden dat het volk ’ging eten en verzadigd werd en vet werd’. Ze kwamen in opstand tegen Jehovah en doodden zelfs de profeten die hij stuurde om ze te waarschuwen. Daarom gaf hij ze in de hand van hun vijanden (Hos. 13:6-9). Later gingen de trouweloze Joden zelfs zover dat ze de beloofde Messias doodden! Jehovah verwierp ze en ¨ koos een nieuw volk, het geestelijke Israel (Matth. 21:43; Hand. 7:51, 52; Gal. 6:16).

„Geen deel van de wereld” Zoals eerder opgemerkt, maakte Jezus, het Hoofd van de gemeente, duidelijk dat zijn volgelingen afgescheiden van Satans slechte wereld zouden zijn. Kort voor zijn dood zei 6

¨ 5. Waarom verwierp Jehovah Israel? Welk nieuwe volk koos Jehovah? 6, 7. (a) Hoe zouden Jezus’ volgelingen tegenover de wereld staan? (b) Waarom mochten ware christenen geen deel van Satans wereld worden? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

17


De eerste christenen hielden zich afzijdig van gewelddadig en immoreel amusement

hij tegen zijn discipelen: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Omdat gij nu geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u” (Joh. 15:19). 7 Na verloop van tijd woonden er christenen in veel delen van de Romeinse wereld. Maar het was niet de bedoeling dat ze zich aan de wereld zouden aanpassen en er een deel van zouden worden. Waar ze ook woonden, ze moesten anders zijn dan Satans wereld. Zo’n dertig jaar na Jezus’ dood schreef Petrus aan de eerste-eeuwse christenen: „Geliefden, ik vermaan u als vreemdelingen en tijdelijke inwoners, u te blijven onthouden van vleselijke begeerten, daar die het juist zijn die strijd voeren tegen de ziel. Bewaart ¨ een voortreffelijk gedrag onder de natien” (1 Petr. 1:1; 2:11, 12). 8 Dat de christenen zich in de Romeinse wereld als „vreemdelingen en tijdelijke inwoners” gedroegen, blijkt uit wat de historicus Kenneth Scott Latourette schreef: „De

Maak niet ten volle gebruik van de wereld 9 Wat is de situatie in deze tijd? We hebben tegenover „het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen” dezelfde houding als de eerste-eeuwse christenen (Gal. 1:4). Vandaar dat velen ons verkeerd begrijpen en sommigen ons zelfs haten. Maar we zijn absoluut geen „haters van de mensheid”. Uit liefde voor mensen gaan we van huis tot huis en doen we ons best om iedereen te bereiken

8. Hoe beschreef een historicus de verhouding van de eerste christenen tot de wereld?

9. Hoe laten we zien dat we geen „haters van de mensheid” zijn?

18

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

geschiedenis laat duidelijk zien dat het christelijk geloof in de eerste drie eeuwen op aanhoudende en vaak hevige vervolging stuitte (...) De beschuldigingen varieerden. Omdat ze weigerden mee te doen aan heidense ce¨ ¨ remonien werden ze als atheısten bestempeld. Ze hielden zich afzijdig van een groot deel van het gemeenschapsleven — de heidense feesten en het openbaar vermaak dat in de ogen van christenen doorspekt was met heidense geloofsovertuigingen, gebruiken en immoraliteit — en werden daarom uitgemaakt voor haters van de mensheid.”


met het „goede nieuws van het koninkrijk” (Matth. 22:39; 24:14). Dat doen we omdat we ervan overtuigd zijn dat Jehovah’s koninkrijk met Jezus als koning binnenkort een eind zal maken aan het bestuur van onvolmaakte mensen en dat zal vervangen door een rechtvaardige nieuwe wereld (Dan. 2:44; 2 Petr. 3:13). 10 Nu het einde dichtbij is, beseffen we dat het niet de tijd is om ons in deze wereld te gaan settelen. Paulus zei: ’De overgebleven tijd is kort geworden. Laten voortaan zij die kopen, zijn als zij die niet bezitten, en zij die van de wereld gebruik maken, als zij die er niet ten volle gebruik van maken; want het toneel van deze wereld is bezig te veranderen’ (1 Kor. 7:29-31). Hoe maken we in deze tijd gebruik van de wereld? Bijvoorbeeld door de moderne technologie en communicatiemiddelen te benutten om de Bijbelse boodschap wereldwijd in honderden talen bekend te maken. We maken ook gebruik van de wereld om de kost te verdienen. En we kopen dingen die we in ons dagelijks leven nodig hebben. Maar we maken niet volledig gebruik van de wereld: geld, spullen en onze baan zijn niet het belangrijkst in ons leven. ¨ (Lees 1 Timotheus 6:9, 10.) 11 Ook als het gaat om hoger onderwijs maken alerte christenen niet volledig gebruik van de wereld. Veel mensen zien hoger onder´ wijs als de manier om hogerop te komen en rijk te worden. Maar wij leven als tijdelijke inwoners en hebben andere doelen. We willen ons niet richten op „hoge dingen”: dingen die ons belangrijk maken in deze wereld (Rom. 12:16; Jer. 45:5). Omdat we Jezus navolgen, nemen we zijn waarschuwing ter harte: „Let op en hoedt u voor elke soort van hebzucht, want ook al heeft iemand over10, 11. (a) Hoe maken we gebruik van de wereld? (b) Hoe kunnen christenen laten zien dat ze niet volledig van de wereld gebruik maken?

vloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit” (Luk. 12:15). Jonge christenen worden dan ook aangemoedigd zich geestelijke doelen te stellen en slechts zo veel onderwijs te volgen als nodig is om in hun basisbehoeften te kunnen voorzien. Hierdoor kunnen ze zich erop voorbereiden Jehovah te dienen ’met geheel hun hart, ziel, kracht en verstand’ (Luk. 10:27). Zo kunnen ze ’rijk met betrekking tot God’ worden (Luk. 12:21; ¨ lees Mattheus 6:19-21).

Wees niet bezorgd ¨ over materiele dingen 12 Nog een verschil tussen Jehovah’s aanbidders en mensen in de wereld is de kijk op geld en spullen. Jezus zei: „Weest dus nooit bezorgd en zegt niet: ’Wat zullen wij eten?’, of: ’Wat zullen wij drinken?’, of: ’Wat zullen wij aantrekken?’ Want al deze dingen streven ¨ de natien vurig na. Want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd” (Matth. 6:31-33). Veel broeders en zusters hebben in hun eigen leven ervaren dat Jehovah de dingen geeft die ze nodig hebben. 13 De Bijbel moedigt aan om tevreden te zijn met wat je hebt (1 Tim. 6:6). Dat is precies het tegenovergestelde van de instelling die mensen tegenwoordig hebben. Jonge mensen die gaan trouwen verwachten bijvoorbeeld vaak dat ze direct alles goed voor elkaar hebben: een huis of appartement met alles erop en eraan, een mooie auto en de nieuwste gadgets. Maar als tijdelijke inwoners houden wij onze verlangens onder controle. We kopen niet meer dan wat redelijk is en binnen onze mogelijkheden ligt. Het is geweldig dat ¨ velen bepaalde materiele gemakken opgeven ¨ 12, 13. Hoe verschilt onze kijk op materiele dingen van die van mensen in de wereld? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

19


om meer tijd en energie te besteden aan Jehovah’s dienst. Sommigen pionieren, dienen op Bethel of zijn in de reizende dienst of zendingsdienst. We hebben veel waardering voor het harde werk van zulke broeders en zusters! 14 In de gelijkenis van de zaaier zei Jezus dat „de zorg van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke kracht van de rijkdom” het woord van God in ons hart kunnen verstikken zodat we ’onvruchtbaar worden’ (Matth. 13:22). Dat zal niet gebeuren als we er tevreden mee zijn als tijdelijke inwoners in deze wereld te leven. Daardoor kunnen we ons oog „zuiver” of „scherp ingesteld” houden: we kij´ ´ ken „in een richting”, naar Gods koninkrijk, door het op de eerste plaats in ons leven te stellen (Matth. 6:22, vtn.).

’De wereld gaat voorbij’ Een belangrijke reden waarom we onszelf zien als „vreemdelingen en tijdelijke inwoners” is onze overtuiging dat deze wereld niet lang meer zal bestaan (1 Petr. 2:11; 2 Petr. 3:7). Die kijk bepaalt onze keuzes, verlangens en ambities. De apostel Johannes gaf christenen de raad de wereld en de dingen in de wereld niet lief te hebben, want ’de wereld gaat voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid’ (1 Joh. 2:15-17). ¨ 16 Als de Israelieten Jehovah gehoorzaamden, zouden ze zijn „speciale bezit” worden (Ex. 19:5). Ze zouden zich dan door hun aanbidding en manier van leven onderscheiden van alle andere volken. Ook in deze tijd is Jehovah’s volk afgescheiden van Satans wereld. De Bijbel zegt dat we „goddeloosheid en wereldse begeerten moeten afwijzen en met gezond verstand en rechtvaardigheid en god15

14. Wat leren we van Jezus’ gelijkenis van de zaaier? 15. Welke woorden van Johannes bepalen onze kijk op de wereld? 16. Hoe kunnen we laten zien dat we als volk afgescheiden zijn? 20

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

vruchtige toewijding te midden van dit tegenwoordige samenstel van dingen moeten leven, in afwachting van de gelukkige hoop en glorierijke manifestatie van de grote God en van de Redder van ons, Christus Jezus, die zich voor ons heeft gegeven om ons van elke soort van wetteloosheid te bevrijden en zich een volk te reinigen dat uitsluitend zijn eigendom zou zijn, ijverig voor voortreffelijke werken” (Tit. 2:11-14). Dit „volk” bestaat uit gezalfden en miljoenen „andere schapen”, die hen ondersteunen (Joh. 10:16). 17 De gezalfden hebben „de gelukkige hoop” samen met Jezus in de hemel te regeren (Openb. 5:10). Wanneer de andere schapen eeuwig leven op aarde krijgen, zullen ze geen tijdelijke inwoners in een slechte wereld meer zijn. Ze zullen in mooie huizen wonen en genoeg te eten en te drinken hebben (Ps. 37:10, 11; Jes. 25:6; 65:21, 22). Anders dan de ¨ Israelieten zullen ze nooit vergeten dat alles wat ze hebben van Jehovah is, „de God van de gehele aarde” (Jes. 54:5). De gezalfden en de andere schapen zullen er dan geen spijt van hebben dat ze in deze slechte wereld als tijdelijke inwoners hebben geleefd. 17. Waarom zullen de gezalfden en de andere schapen er nooit spijt van hebben dat ze in deze slechte wereld als tijdelijke inwoners hebben geleefd?

Wat zou je antwoorden? ˙ In welke zin waren trouwe aanbidders uit het verleden als tijdelijke inwoners? ˙ Wat was de houding van de eerste-eeuwse christenen tegenover de wereld? ˙ Hoe maken ware christenen gebruik van de wereld? ˙ Waarom zullen we er nooit spijt van hebben dat we in deze slechte wereld als tijdelijke inwoners hebben geleefd?


Vragen van lezers Is het mogelijk de exacte tijd vast te stellen waarop Jezus aan de paal werd gehangen? Deze vraag rijst omdat er een verschil is tussen wat Markus en Johannes onder inspiratie over Jezus’ dood schreven. Markus zegt: „Het was nu het derde uur, en zij [soldaten] hingen hem aan een paal” (Mark. 15:25). Volgens Johannes was het „ongeveer het zesde uur” toen Pilatus Jezus aan de Joden overleverde om aan een paal gehangen te worden (Joh. 19:14-16). Bijbelcommentators hebben allerlei verklaringen gegeven voor deze schijnbare tegenstrijdigheid. Er is alleen niet genoeg Bijbelse informatie beschikbaar om het verschil tussen de twee verslagen uit te leggen. Toch kan het nuttig zijn ons te verplaatsen in het tijdsbesef van de mensen in die tijd. In de eerste eeuw verdeelden de Joden de periode tussen zonsopgang en zonsondergang in twaalf uur (Joh. 11:9). „Het derde uur” was dan ’s ochtends van acht tot negen en „het zesde uur” van elf tot twaalf. Natuurlijk ging in de loop van het jaar de zon op verschillende tijden op en onder. De lengte van de periode dat het licht was, veranderde dus met het seizoen. Bovendien werd het uur van de dag bepaald door naar de stand van de zon te kijken. Tijdsaanduidingen waren dus niet exact. In de christelijke Griekse Geschriften wordt doorgaans naar gebeurtenissen verwezen die op het derde, zesde of negende uur plaatsvonden, en vaak betekende dat rond die tijd (Matth. 20:3, 5; Hand. 10:3, 9, 30). Alleen als de tijdsbepaling belangrijk was voor het verloop van het verslag werden er exactere tijdsaanduidingen gebruikt, zoals „het zevende uur” (Joh. 4:52). Als het gaat om de tijdstippen van de gebeurtenissen op Jezus’ laatste dag op aar-

de, komen de evangelieverslagen met elkaar overeen. Alle vier maken ze duidelijk dat de overpriesters en oudere mannen na zonsopgang bij elkaar kwamen en Jezus vervolgens aan de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus overleverden (Matth. 27:1; Mark. 15:1; Luk. ¨ 22:66; Joh. 18:28). Mattheus, Markus en Lukas vermelden allemaal dat er vanaf het zesde uur, toen Jezus al aan de paal hing, duisternis over het land viel „tot aan het negende uur toe” (Matth. 27:45, 46; Mark. 15:33, 34; Luk. 23:44). Nog een belangrijke factor is dat iemand eerst werd gegeseld voordat hij aan een paal werd gehangen. Dat werd gezien als een onderdeel van de terechtstelling aan een paal. Soms werd het slachtoffer zo verschrikkelijk gegeseld dat hij eronder bezweek. In Jezus’ geval moet het zo ernstig zijn geweest dat iemand anders de martelpaal moest dragen nadat hij die eerst alleen had gedragen (Luk. 23:26; Joh. 19:17). Als Jezus’ geseling werd gezien als het begin van zijn terechtstelling aan de paal, moet er daarna wat tijd verstreken zijn totdat hij ook echt aan de paal werd gehangen. De tijd die iemand aangaf voor Jezus’ terechtstelling kan er dus van hebben afgehangen in welk stadium van de hele terechtstelling hij de tijd vaststelde. Johannes schreef zijn verslag tientallen jaren na de andere evangelieschrijvers. Hij kon dus hun verslagen inzien. Het is waar dat de tijd die Johannes vermeldde anders lijkt dan de tijd die Markus opgaf. Maar dat bewijst juist dat Johannes het verslag van Markus niet gewoon overgeschreven heeft. Allebei waren ¨ ze door God geınspireerd. We kunnen de evangelieverslagen dus vertrouwen, ook al is er niet genoeg informatie in de Bijbel beschikbaar om het verschil te verklaren. DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

21


Geeft het je vreugde te kunnen geven?

D

E CHRISTENEN in Filippi stonden bekend om hun gulle ondersteuning van de ware aanbidding. Onder inspiratie schreef Paulus aan hen: „Telkens wanneer ik aan u denk, dank ik mijn God altijd in al mijn smekingen voor u allen, terwijl ik mijn smeking met vreugde opzend, wegens de bijdrage die gij van de eerste dag af tot dit ogenblik toe aan het goede nieuws hebt geschonken” (Fil. 1:3-5). Paulus kon zich nog goed herinneren dat Lydia en haar huisgezin gedoopt werden. Ze was heel gastvrij en stond erop dat hij en zijn predikingspartners in haar huis verbleven (Hand. 16:14, 15). Kort daarna stuurde de pas opgerichte gemeente in Filippi twee keer iets ter ondersteuning naar Paulus toen hij een paar weken bij geloofsgenoten in Thessalonika verbleef, bijna 160 kilometer daarvandaan (Fil. 4:15, 16). Een paar jaar later hoorden de broeders en

¨ zusters in Filippi en de rest van Macedonie, die zelf „diepe armoede” hadden, dat de christenen in Jeruzalem vervolgd werden en hulp nodig hadden. Ze wilden hen helpen. Paulus zei dat dit eigenlijk „boven hun werkelijke vermogen” was. Maar hij schreef dat ze „met grote aandrang bleven smeken om het voorrecht op weldadige wijze te geven” (2 Kor. 8:1-4). Zo’n tien jaar nadat de Filippenzen christenen waren geworden, waren ze nog steeds even vrijgevig. Toen ze hoorden dat Paulus in Rome gevangenzat, stuurden ze Epafroditus met allerlei dingen naar hem toe. Dat was een reis van 1287 kilometer over land en zee. Blijkbaar wilden ze in zijn onderhoud voorzien zodat hij kon blijven prediken en de broeders kon blijven aanmoedigen, ook al zat hij gevangen (Fil. 1:12-14; 2:25-30; 4:18). In deze tijd vinden broeders en zusters het een voorrecht het predikings- en onderwijzingswerk te ondersteunen (Matth. 28:19, 20). Ze bevorderen de Koninkrijksbelangen door van hun tijd, energie en middelen te geven. Het kader laat zien op welke manieren je dat kunt doen.

MANIEREN WAAROP SOMMIGEN HET WERK WILLEN ONDERSTEUNEN Bijdragen voor het wereldomvattende werk: Velen zetten een bedrag opzij dat ze deponeren in de bijdragenbussen met het opschrift: „Wereldomvattende werk”. Elke maand verrekenen de gemeenten deze bijdragen met het plaatselijke bijkantoor. Vrijwillige bijdragen kunnen ook rechtstreeks overgemaakt worden naar het plaatselijke bijkantoor. (Vrijwillige bijdragen zoals hieronder gespecificeerd, kunnen eveneens aan het plaatselijke bijkantoor worden overgedragen.) Renteloze lening: Geld kan in bewaring worden gegeven met de bepaling dat het aan de gever wordt geretourneerd als hij erom vraagt. 22

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

Aandelen en obligaties: Aandelen en obligaties kunnen als gift worden overgedragen. Testamenten: Bezittingen en geldmiddelen kunnen worden vermaakt door middel van een rechtsgeldig testament. ¨ Periodieke giften met een notariele akte: Voor deze giften gelden geen beperkingen aan het via de belastingaangifte in aftrek te brengen bedrag, zoals wel het geval is bij de andere giften. Schrijf voor nadere inlichtingen betreffende deze kwesties naar het plaatselijke bijkantoor van Jehovah’s Getuigen.


HELP MANNEN OM JEHOVAH TE GAAN DIENEN „Voortaan zult gij mensen levend vangen.” — LUKAS 5:10.

O

P EEN predikingstocht door Galilea gingen Jezus en zijn discipelen in een boot naar een afgelegen plaats. Maar een grote groep mensen volgde hen over land. In totaal kwamen er „ongeveer vijfduizend mannen, de vrouwen en jonge kinderen niet meegerekend” (Matth. 14:21). Een andere keer kwamen er mensen naar Jezus toe om genezen te worden en naar hem te luisteren. De Bijbel heeft het over „vierduizend mannen, de vrouwen en jonge kinderen niet meegerekend” (Matth. 15:38). Blijkbaar kwamen er dus heel wat mannen naar Jezus toe om naar zijn onderwijs te luisteren. En Jezus verwachtte dat nog veel meer mensen positief zouden reageren, want na de wonderbaarlijke visvangst zei hij tegen zijn discipel Simon: „Voortaan zult gij mensen levend vangen” (Luk. 5:10). Zijn discipelen moesten hun netten neerlaten in de mensenzee en konden verwachten dat hun ’vangst’ ook heel wat mannen zou omvatten. 2 Ook nu zijn er mannen die positief reageren op de Bijbelse boodschap die we prediken (Matth. 5:3). Maar heel wat mannen aarzelen om Jehovah te gaan dienen. Hoe kunnen we ze helpen? Hoewel Jezus’ dienst niet speciaal op mannen gericht was, sprak hij wel over onderwer1, 2. (a) Hoe reageerden mannen op Jezus’ prediking? (b) Wat gaan we in dit artikel bespreken?

pen die mannen in zijn tijd bezighielden. Laten we aan de hand van zijn voorbeeld eens kijken hoe wij mannen kunnen helpen. Daarbij komen drie terreinen aan bod: (1) zorgen over werk, (2) angst voor wat anderen denken en (3) minderwaardigheidsgevoelens. Zorgen over werk

„Leraar,” zei een schriftgeleerde tegen Jezus, „ik zal u volgen, waarheen gij ook gaat.” Maar toen Jezus zei dat ’de Zoon des mensen geen plaats heeft om zijn hoofd neer te leggen’, ging de man twijfelen. Het zat hem kennelijk niet lekker dat hij niet zou weten hoe hij aan zijn eten zou komen of waar hij zou slapen, want we lezen nergens dat hij een volgeling van Jezus werd (Matth. 8:19, 20). ¨ 4 Mannen vinden materiele zekerheid vaak belangrijker dan geestelijke dingen. Hoger onderwijs en een goedbetaalde baan krijgen bij velen prioriteit. Ze denken dat je meer hebt aan geld verdienen dan aan een studie van de Bijbel en een band met God. Misschien spreekt de Bijbelse boodschap ze wel aan, maar wordt hun belangstelling verstikt door „de zorgen van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke kracht van de rijkdom” 3

3, 4. (a) Wat houdt veel mannen vooral bezig? (b) Waarom vinden heel wat mannen hun werk belangrijker dan geestelijke dingen? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

23


(Mark. 4:18, 19). Laten we eens kijken hoe Jezus zijn discipelen hielp hun prioriteiten te veranderen. 5 Andreas en zijn broer Simon Petrus hadden samen een vissersbedrijf. Dat gold ook voor Johannes en Jakobus en ¨ hun vader, Zebedeus. Het ging zo goed met hun bedrijf dat ze hulp nodig hadden van loonarbeiders (Mark. 1:16-20). Toen Andreas en Johannes voor het eerst over Jezus hoorden van Johannes de Doper, waren ze ervan overtuigd dat ze de Messias hadden gevonden. Andreas vertelde het nieuws aan zijn broer Simon Petrus, en misschien ging Johannes het aan zijn broer Jakobus vertellen (Joh. 1:29, 35-41). In de maanden daarna brachten ze alle vier tijd door met Jezus terwijl hij predikte in Galilea, Judea en Samaria. Daarna gingen ze terug naar de visserij. ¨ Hoewel ze geınteresseerd waren in geestelijke dingen, was de prediking nog niet hun prioriteit. 6 Later vroeg Jezus Petrus en Andreas om hem te volgen en „vissers van mensen” te worden. Hoe reageerden ze? „Terstond lieten zij de netten in de steek en volgden hem.” En bij Jakobus en Johannes ging het net zo: „Terstond verlieten zij de boot en hun vader en volgden hem” (Matth. 4:18-22). Wat hielp deze mannen om in de volletijddienst te gaan? Was dat een emotionele, impulsieve beslissing? Absoluut niet. In de maanden daarvoor hadden ze naar Jezus geluisterd, hem wonderen zien doen, zijn ijver voor rechtvaardigheid gezien en de geweldige 5, 6. Wat hielp Andreas, Petrus, Jakobus en Johannes om hun prioriteiten te veranderen? 24

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

reactie op zijn prediking meegemaakt. Hierdoor was hun geloof en vertrouwen in Jehovah sterker geworden. 7 Hoe kun je net als Jezus je Bijbelstudies helpen meer vertrouwen in Jehovah te krijgen? (Spr. 3:5, 6) Je manier van onderwijzen speelt hier een grote rol in. Laat goed uitkomen dat Jehovah belooft ons rijk te zegenen als we voorrang geven aan het Koninkrijk. (Lees Maleachi 3:10; ¨ Mattheus 6:33.) Je kunt allerlei Bijbelteksten gebruiken om te benadrukken dat Jehovah voor zijn volk zorgt. Maar onderschat niet welke invloed je eigen voorbeeld heeft. Door te vertellen wat je zelf hebt meegemaakt kun je iemand helpen vertrouwen in Jehovah te ontwikkelen. Je kunt ook aanmoedigende ervaringen uit onze lectuur gebruiken.1 8 Voor een sterk geloof is meer nodig dan lezen en horen hoe Jehovah anderen gezegend heeft. Een Bijbelstudie moet Jehovah’s goedheid zelf ervaren. De psalmist zei: „Proeft en ziet dat Jehovah goed is; gelukkig is de fysiek sterke man die tot hem zijn toevlucht neemt” (Ps. 34:8). Hoe kun je een studie helpen in te zien dat Jehovah goed is? Stel dat je met iemand studeert die geldzorgen heeft en van een slechte gewoonte probeert af te komen, bijvoorbeeld roken, gokken of zwaar drinken (Spr. 23:20, 21; 2 Kor. 7:1; 1 Tim. 6:10). Als je hem leert bidden om 1 Zie de Jaarboeken van Jehovah’s Getuigen en levensverhalen in De Wachttoren en Ontwaakt!

7. Hoe kun je Bijbelstudies helpen op Jehovah te vertrouwen? 8. (a) Waarom is het belangrijk dat een Bijbelstudie „proeft en ziet dat Jehovah goed is”? (b) Hoe kun je hem helpen zelf Jehovah’s goedheid te ervaren?


Jehovah’s hulp bij het overwinnen van zijn slechte gewoonte, dan zal hij zelf Jehovah’s goedheid gaan ervaren. Moedig hem ook aan voorrang te geven aan geestelijke zaken door elke week tijd te maken voor Bijbelstudie en het voorbereiden en bezoeken van de vergaderingen. Als hij merkt dat Jehovah zijn inspanningen zegent, zal zijn geloof sterker worden. Angst voor wat anderen denken

Door groepsdruk vinden sommige mannen het moeilijk Jezus te gaan volgen. Nikodemus en Jozef van Arimathea hielden hun belangstelling voor Jezus geheim omdat ze bang waren voor wat andere Joden zouden zeggen of doen als ze erachter kwamen (Joh. 3:1, 2; 19:38). Die angst is te begrijpen. De religieuze leiders hadden uiteindelijk zoveel haat voor Jezus dat ze iedereen die zei dat hij geloof in hem had de synagoge uitzetten (Joh. 9:22). 10 Ook in deze tijd kan het voor een man moeilijk zijn om te laten zien dat hij interesse heeft in God, de Bijbel of religie. Het kan zijn dat collega’s, vrienden of familie hem dan belachelijk maken. Soms is het zelfs gevaarlijk te zeggen dat je van geloof wilt veranderen. Groepsdruk kan vooral lastig zijn voor mannen die in het leger zitten of die actief zijn in de politiek of in de gemeenschap. Zo zei een man in Duitsland: „Wat jullie, Getuigen, over de Bijbel prediken is waar. Maar als ik vandaag een Getuige zou wor9

9, 10. (a) Waarom hielden Nikodemus en Jozef van Arimathea hun belangstelling voor Jezus geheim? (b) Waarom vinden sommige mannen in deze tijd het moeilijk Jezus te gaan volgen?

¨ Creeer jij mogelijkheden om mannen te bereiken met het goede nieuws?

den, zou morgen iedereen het weten. Wat zouden mensen op m’n werk, in de buurt en in de club waar m’n gezin en ik bij horen, wel van mij denken? Ik zou dat niet kunnen verdragen.” 11 Jezus’ apostelen waren geen lafaards. Toch hadden ze last van mensenvrees (Mark. 14:50, 66-72). Hoe hielp Jezus ze om geestelijk te groeien ondanks de enorme druk van de mensen om hen heen? Hij bereidde zijn discipelen voor op de tegenstand die ze later konden verwachten: „Gelukkig zijt gij wanneer de mensen u haten, en wanneer zij u uitstoten en u smaden en uw naam als goddeloos verwerpen ter wille van de Zoon des mensen” (Luk. 6:22). Jezus waarschuwde zijn volgelingen dat ze bespot zouden worden „ter wille van de Zoon des mensen”. Hij verzekerde ze dat Jehovah ze niet zou laten vallen als ze op Hem vertrouwden 11. Hoe hielp Jezus zijn discipelen om met mensenvrees om te gaan? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

25


voor hulp en kracht (Luk. 12:4-12). Jezus zorgde er ook voor dat nieuwelingen omgang hadden met zijn discipelen zodat ze bevriend met hen konden raken (Mark. 10:29, 30). 12 Ook wij moeten Bijbelstudies helpen mensenvrees te overwinnen. Vaak is het makkelijker een uitdaging onder ogen te zien als je weet wat er gaat komen (Joh. 15:19). Je zou bijvoorbeeld je studie kunnen helpen simpele Bijbelse antwoorden voor te bereiden op vragen en opmerkingen van collega’s en anderen. En wees niet alleen zelf een vriend voor hem, maar stel hem ook voor aan anderen in de gemeente, vooral degenen die misschien iets met hem gemeen hebben. Leer hem vooral om geregeld vanuit zijn hart te bidden. Dat kan hem helpen een hechtere band met Jehovah te krijgen en Hem tot zijn Toevlucht en Rots te maken. (Lees Psalm 94:21-23; Jakobus 4:8.) Gevoelens van minderwaardigheid

Sommige mannen zijn terughoudend als het gaat om geestelijke zaken omdat ze niet goed kunnen lezen, zich niet goed kunnen uiten of verlegen zijn. Anderen vinden het niet prettig in het openbaar over hun gedachten of gevoelens te praten. Studeren, commentaar ge13

12. Hoe kunnen we nieuwelingen helpen mensenvrees te overwinnen? 13. Waarom zijn sommigen terughoudend als het gaat om geestelijke zaken?

Hoe kun je je Bijbelstudie voorbereiden op beproevingen?

ven op vergaderingen en met anderen over je geloof praten zijn dingen waar ze tegen opzien. Een broeder zegt: „Toen ik jong was, liep ik snel naar de deur, deed alsof ik aanbelde en liep stilletjes weg, in de hoop dat niemand me hoorde of zag. Ik werd al ziek bij de gedachte om van huis tot huis te gaan.” 14 Stel je eens voor hoe onzeker Jezus’ discipelen zich gevoeld moeten hebben toen het ze niet lukte een bezeten jongen te genezen. De vader van de jongen ging naar Jezus en zei: „[Mijn zoon] lijdt aan vallende ziekte en is er slecht aan toe; hij valt namelijk dikwijls in het vuur en dikwijls in het water; en ik heb hem bij uw discipelen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.” Jezus genas de jongen door de demon uit te werpen. Later kwamen de discipelen bij Jezus en vroegen: „Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen?” Jezus antwoordde: „Wegens uw kleingelovigheid. Want voorwaar, ik zeg u: Indien gij geloof hebt ter grootte 14. Waarom lukte het Jezus’ discipelen niet een bezeten jongen te genezen?


van een mosterdzaadje, zult gij tot deze berg zeggen: ’Verplaats u van hier naar daar’, en hij zal zich verplaatsen, en niets zal u onmogelijk zijn” (Matth. 17:14-20). Je hebt geloof in Jehovah nodig om over reusachtige obstakels heen te stappen. Wat gebeurt er als iemand dat uit het oog verliest en op zijn eigen kracht gaat vertrouwen? Dan zal hij falen en zijn zelfvertrouwen verliezen. 15 Als een Bijbelstudie minderwaardigheidsgevoelens heeft, kunnen we hem aanmoedigen niet te veel met zichzelf bezig te zijn maar erop te vertrouwen dat Jehovah hem zal helpen. Petrus schreef: „Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, opdat hij u te zijner tijd moge verhogen, terwijl gij al uw bezorgdheid op hem werpt” (1 Petr. 5:6, 7). Daarvoor is het nodig hem te helpen om geestelijk te groeien. Een geestelijk ingesteld persoon vindt geestelijke zaken heel belangrijk. Hij houdt van de Bijbel en in zijn leven is „de vrucht van de geest” duidelijk merkbaar (Gal. 5:22, 23). Hij is gebedsvol (Fil. 4:6, 7). Verder vertrouwt hij op Jehovah als hij moed en kracht nodig heeft voor een bepaalde situatie of taak. ¨ (Lees 2 Timotheus 1:7, 8.) 16 Sommige studies hebben misschien ook praktische hulp nodig om hun leesen spreekvaardigheid te verbeteren. Andere voelen zich misschien onwaardig omdat ze slechte dingen hebben gedaan voordat ze Jehovah leerden kennen. In beide gevallen is onze lieve, geduldige hulp misschien net wat ze nodig hebben. 15, 16. Hoe kun je een Bijbelstudie helpen gevoelens van minderwaardigheid te overwinnen?

„De gezonden hebben geen geneesheer nodig,” zei Jezus, „maar zij die iets mankeren wel” (Matth. 9:12). Meer mannen bereiken

We hopen dat er nog heel veel mannen positief reageren op de prachtige boodschap die alleen in de Bijbel te vinden is (2 Tim. 3:16, 17). Hoe kun je meer mannen bereiken in de dienst? Door meer in de velddienst te gaan als mannen thuis zijn: ’s avonds, op zaterdag- en zondagmiddag of op feestdagen. Als broeder kun je ook vragen of je de heer des huizes mag spreken. Geef ook informeel getuigenis aan mannelijke collega’s als dat gepast is en toon belangstelling voor de ongelovige man van een zuster in de gemeente. 18 Terwijl we prediken tot iedereen die we tegenkomen, kunnen we zeker zijn dat oprechte mensen positief zullen reageren. Help geduldig iedereen die belangstelling toont voor de waarheid. Maar hoe kunnen we gedoopte mannen helpen in aanmerking te komen voor verantwoordelijkheden in de gemeente? Het volgende artikel gaat hier op in. 17

17, 18. (a) Hoe kun je meer mannen bereiken in de dienst? (b) Wat gaan we volgende week bespreken?

Wat zou je antwoorden? ˙ Hoe kun je mannen helpen prioriteit te geven aan geestelijke zaken? ˙ Hoe kun je nieuwelingen helpen met groepsdruk om te gaan? ˙ Wat kan sommigen helpen minderwaardigheidsgevoelens te overwinnen? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

27


LEID BROEDERS OP VOOR MEER VERANTWOORDELIJKHEID „Een ieder die volmaakt is onderricht, zal gelijk zijn leraar zijn.” — LUKAS 6:40.

A

AN het eind van zijn evangelie schreef Johannes: „Er zijn in werkelijkheid nog vele andere dingen die Jezus heeft gedaan, en ik veronderstel dat, als ze ooit uitvoerig zouden worden beschreven, de wereld zelf de geschreven boekrollen niet zou kunnen bevatten” (Joh. 21:25). Een van de vele dingen die Jezus tijdens zijn korte maar effectieve bediening op aarde deed, was het uitkiezen en opleiden van mannen die de leiding zouden kunnen nemen. Toen hij in het jaar 33 naar de hemel terugging, had hij de basis gelegd voor een bijzondere gemeente die al snel duizenden predikers zou tellen (Hand. 2:41, 42; 4:4; 6:7). 2 Er zijn nu wereldwijd meer dan zeven miljoen verkondigers in ruim 100.000 gemeenten. Vandaar dat er veel mannen nodig zijn die de leiding kunnen nemen in geestelijke zaken. Er is bijvoorbeeld grote behoefte aan ouderlingen. Broeders die naar dat dienstvoorrecht streven zijn te prijzen, want ze ’begeren een voortreffelijk werk’ (1 Tim. 3:1). 3 Maar een broeder komt niet automatisch in aanmerking voor voorrechten in de gemeente. Scholing, levenservaring of talenten maken hem niet per se geschikt 1. Hoe legde Jezus toen hij op aarde was de basis voor een bijzondere gemeente? 2, 3. (a) Waarom is er zo’n grote behoefte aan broeders die in de gemeente willen dienen? (b) Wat gaan we in dit artikel bespreken? 28

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

hiervoor. Hij moet geestelijke eigenschappen ontwikkelen en aan Bijbelse vereisten voldoen. Hoe kunnen broeders in de gemeente daarbij geholpen worden? „Een ieder die volmaakt is onderricht, zal gelijk zijn leraar zijn”, zei Jezus (Luk. 6:40). In dit artikel gaan we bekijken hoe de Meesteronderwijzer zijn discipelen opleiding gaf en wat wij daarvan kunnen leren. „Ik heb u vrienden genoemd”

Jezus behandelde zijn discipelen niet als ondergeschikten maar als vrienden. Hij bracht tijd met ze door en nam ze in vertrouwen. Hij vertelde ze ’alle dingen die hij van zijn Vader had gehoord’. (Lees Johannes 15:15.) Wat zullen ze enthousiast zijn geweest toen Jezus antwoord gaf op hun vraag: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3, 4) Hij vertelde hun ook wat hij dacht en voelde. De nacht dat hij verraden werd bijvoorbeeld nam hij Petrus, Jakobus en Johannes mee naar de tuin van Gethse´ mane. Daar stortte hij zijn hart uit in gebed. De drie apostelen hebben misschien niet gehoord wat hij in gebed zei, maar ze moeten wel aangevoeld hebben dat hij het heel moeilijk had (Mark. 14:33-38). Ook de transfiguratie, die ze eerder had4

4. Hoe liet Jezus zien dat hij een echte vriend was voor zijn discipelen?


den meegemaakt, moet veel indruk op ze gemaakt hebben (Mark. 9:2-8; 2 Petr. 1:16-18). De sterke band die Jezus met ze had gaf ze later de kracht om door te gaan met het belangrijke werk dat ze te doen hadden. 5 Net als Jezus zijn ouderlingen behulpzaam en gaan ze als vrienden met hun broeders en zusters om. Ze houden van ¨ hen en laten zien dat ze echt in ze geınteresseerd zijn. Natuurlijk beseffen ouderlingen dat sommige dingen vertrouwelijk zijn, maar ze doen niet geheimzinnig. Ze hebben vertrouwen in hun broeders en zusters en vertellen hun wat ze uit de Bijbel geleerd hebben. Ouderlingen kijken niet neer op een dienaar in de bediening die misschien jonger is. In plaats daarvan zien ze hem als een geestelijk persoon met potentieel die nuttig werk voor de gemeente doet. „Ik heb u het voorbeeld gegeven”

Jezus’ discipelen hadden waardering voor geestelijke dingen, maar soms werd ¨ hun denken beınvloed door hun achtergrond en cultuur (Matth. 19:9, 10; Luk. 9:46-48; Joh. 4:27). Toch las Jezus ze niet de les en werd hij niet boos op ze. Ook vroeg hij ze nooit iets te doen wat te moeilijk voor ze was of wat hijzelf niet deed. Hij onderwees ze door zijn voorbeeld. (Lees Johannes 13:15.) 7 Welk voorbeeld gaf Jezus zijn discipelen? (1 Petr. 2:21) Hij hield zijn leven eenvoudig zodat hij zijn tijd voor de dienst kon gebruiken (Luk. 9:58). Hij leerde anderen wat hij van Jehovah had ge6

5. Hoe kunnen ouderlingen anderen helpen? 6, 7. Welk voorbeeld gaf Jezus zijn discipelen? Welke uitwerking had zijn voorbeeld op ze?

¨ leerd en niet zijn eigen ideeen (Joh. 5:19; 17:14, 17). Hij was benaderbaar en vriendelijk. Al zijn daden werden door liefde gemotiveerd (Matth. 19:13-15; Joh. 15:12). Jezus’ voorbeeld had een positieve uitwerking op zijn apostelen. Het hielp Jakobus bijvoorbeeld moedig te zijn en trouw te blijven tot hij gedood werd (Hand. 12:1, 2). En Johannes bleef Jezus meer dan zestig jaar trouw volgen (Openb. 1:1, 2, 9). 8 Ouderlingen geven jonge broeders het goede voorbeeld door zelfopofferend, nederig en liefdevol te zijn (1 Petr. 5:2, 3). En het geeft ouderlingen voldoening te weten dat ze ook voor anderen een voorbeeld zijn door hun dienst, geloof, onderwijs en christelijke manier van leven (Hebr. 13:7). Jezus gaf zijn discipelen instructies

Nadat Jezus twee jaar ijverig had gepredikt, stuurde hij zijn twaalf apostelen eropuit om te prediken. Maar eerst gaf hij ze instructies (Matth. 10:5-14). En voordat hij duizenden mensen door een wonder te eten gaf, gaf hij zijn discipelen instructies over het groeperen van de mensen en het uitdelen van het voedsel (Luk. 9:12-17). Jezus leidde zijn discipelen dus op door ze duidelijke en specifieke instructies te geven. Dankzij die opleiding en de werking van de heilige geest konden de apostelen vanaf het jaar 33 een enorm predikingswerk organiseren. 10 In deze tijd begint de geestelijke 9

8. Welk voorbeeld geven ouderlingen aan jonge broeders en anderen? 9. Hoe weten we dat Jezus zijn discipelen opleidde voor de prediking? 10, 11. Hoe kunnen nieuwelingen stap voor stap opgeleid worden? DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

29


opleiding van een man als we de Bijbel met hem gaan bestuderen. Tijdens de studie helpen we hem op verschillende manieren. Misschien moeten we hem helpen beter te leren lezen. Wanneer hij de vergaderingen gaat bezoeken, gaat zijn opleiding door als hij aan de theocratische school meedoet, ongedoopte verkondiger wordt, enzovoorts. Na zijn doop krijgt hij ook nog opleiding in andere dingen. Hij kan bijvoorbeeld helpen bij het onderhoud van de zaal. Ook kunnen ouderlingen hem uitleggen wat hij kan doen om verder te groeien tot dienaar. 11 Als een gedoopte broeder een taak in de gemeente krijgt, legt een ouderling hem uit wat de richtlijnen zijn en wat hij precies moet doen. De broeder die de opleiding krijgt moet begrijpen wat er van hem verwacht wordt. Als hij het moeilijk heeft met zijn taak, trekt een liefdevolle ouderling niet te snel de conclusie dat hij het niet kan. In plaats daarvan zal een ouderling hem uitleggen waar hij op moet letten en nog een keer duidelijk maken wat de bedoeling is. Het maakt ouderlingen gelukkig als ze zien dat een broeder goed reageert op zulke hulp en daardoor ervaart dat het vreugde geeft anderen te dienen (Hand. 20:35). „Wie naar raad luistert, is wijs”

Jezus leidde zijn discipelen op door ze raad te geven op het moment dat ze het nodig hadden. Toen Jakobus en Johannes bijvoorbeeld wilden dat er vuur uit de hemel zou komen om een aantal Samaritanen te vernietigen, corrigeerde Jezus ze (Luk. 9:52-55). Een andere keer 12

12. Waarom was Jezus’ raad zo effectief? 30

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

kwam de moeder van Jakobus en Johannes bij Jezus om namens hen te vragen om een ereplaats in het Koninkrijk. Jezus richtte zich rechtstreeks tot de broers en zei: „Dit zitten aan mijn rechter- en aan mijn linkerhand staat niet aan mij te geven, doch behoort aan hen toe voor wie mijn Vader het heeft bereid” (Matth. 20:20-23). Jezus gaf altijd duidelijke en praktische raad die op Gods beginselen gebaseerd was. Hij wilde zijn discipelen leren over zulke beginselen te redeneren (Matth. 17:24-27). Ook begreep hij dat ze beperkingen hadden en verwachtte hij geen perfectie van ze. Hij gaf ze raad omdat hij heel veel van ze hield (Joh. 13:1). 13 Iedere broeder die naar meer verantwoordelijkheid in de gemeente streeft, heeft op een gegeven moment raad nodig. „Wie naar raad luistert, is wijs”, zegt Spreuken 12:15. Een jonge broeder vertelt: „Mijn grootste obstakel was mijn gevoel dat ik tekortschoot. De raad van een ouderling hielp me om daar een goede kijk op te krijgen.” 14 Als ouderlingen zien dat het gedrag van een broeder zijn groei afremt, nemen ze het initiatief om hem „in een geest van zachtaardigheid” te corrigeren (Gal. 6:1). Soms heeft iemand raad nodig over een bepaalde houding. Als het bijvoorbeeld lijkt dat een broeder er de kantjes van afloopt, zou een ouderling hem de tip kunnen geven over het voorbeeld van Jezus na te denken. Jezus was heel ijverig in de prediking en zei dat zijn discipelen zijn voorbeeld moesten volgen (Matth. 13, 14. (a) Wie heeft er raad nodig? (b) Wat voor raad kan een ouderling zoal aan een broeder geven die geen vorderingen maakt?


28:19, 20; Luk. 8:1). Als het lijkt dat een broeder belangrijker wil zijn dan anderen, kan een ouderling hem laten zien hoe Jezus zijn discipelen daarvoor waarschuwde (Luk. 22:24-27). En als een broeder er moeite mee heeft anderen te vergeven? Een ouderling zou hem kunnen helpen met de illustratie van de slaaf die weigerde een kleine schuld kwijt te schelden hoewel hijzelf een grote schuld niet hoefde te betalen (Matth. 18:21-35). Als ouderlingen het nodig vinden raad te geven, is het goed daar niet mee te wachten. (Lees Spreuken 27:9.) Wat een broeder zelf kan doen

De ouderlingen nemen het voortouw in het opleiden van broeders. Maar ook anderen kunnen een broeder helpen naar meer verantwoordelijkheid te streven. Zijn gezin bijvoorbeeld. En ook als een broeder al ouderling is, heeft hij veel aan de steun van zijn vrouw en kinderen. Hij kan alleen zorg dragen voor zijn verantwoordelijkheden als ze bereid zijn hem met de gemeente te delen. Dat 15

15. Hoe kan het gezin van een broeder hem helpen anderen te dienen?

zijn gezin zulke offers wil brengen, maakt hem blij en wordt ook door de gemeente erg gewaardeerd (Spr. 15:20; 31:10, 23). 16 Hoewel anderen dus heel wat hulp en steun kunnen geven, is het toch de broeder zelf die moet laten zien dat hij anderen wil dienen. (Lees Galaten 6:5.) Een broeder hoeft uiteraard geen dienaar of ouderling te zijn om anderen te helpen en zijn best te doen in de dienst. Maar streven naar voorrechten in de gemeente wil zeggen dat je aan bepaalde Bijbelse vereisten probeert te voldoen (1 Tim. 3:1-13; Tit. 1:5-9; 1 Petr. 5:1-3). Dus als een broeder graag dienaar of ouderling wil worden maar nog niet is aangesteld, moet hij erover nadenken op welke terreinen hij geestelijk nog moet groeien. Het is belangrijk dat hij geregeld de Bijbel leest, goed studeert en mediteert, oprecht bidt en ijverig predikt. Als hij dat doet, volgt hij ¨ de raad op die Paulus aan Timotheus gaf: „Oefen u (...) met godvruchtige toewijding als uw doel” (1 Tim. 4:7). 16. (a) Bij wie ligt uiteindelijk de verantwoordelijkheid om naar voorrechten te streven? (b) Hoe kan een broeder naar voorrechten in de gemeente streven?

Wat voor opleiding kun je je Bijbelstudie geven?


Hoe kunnen broeders laten zien dat ze naar voorrechten streven?

En als een broeder niet naar voorrechten streeft omdat hij zich onbekwaam voelt of bang is dat hij het niet aankan? Het zou goed zijn als hij erover nadenkt hoeveel Jehovah en Jezus ons helpen. Jehovah belooft dat hij „dagelijks de vracht voor ons draagt” (Ps. 68:19). Hij kan een broeder dus helpen verantwoordelijkheid in de gemeente op zich te nemen. Zo’n broeder kan er ook over nadenken dat er grote behoefte is aan broeders die zorg kunnen dragen voor de gemeenten. Dat kan hem motiveren moeite te doen om negatieve gevoelens te overwinnen. Hij kan ook bidden om heilige geest, want die kan hem helpen de vrede en zelfbeheersing te ontwikkelen die nodig zijn om gevoelens van onbekwaamheid te overwinnen (Luk. 11:13; Gal. 5:22, 23). We kunnen er zeker van zijn dat Jehovah 17

17, 18. Wat kan een broeder doen als hij zich onbekwaam voelt of niet het verlangen heeft om te dienen?

www.watchtower.org

iedereen zegent die anderen belangeloos wil dienen. 18 Het zou ook kunnen dat een broeder niet het verlangen heeft om te dienen. Wat kan hem dan helpen? Paulus schreef: ’God werkt in u, opdat gij zowel wilt als werkt’ (Fil. 2:13). Het is Jehovah die iemand het verlangen en de kracht geeft om anderen te dienen en Zijn wil te doen (Fil. 4:13). Verder kan een broeder Jehovah om hulp bidden om een goede keus te maken (Ps. 25:4, 5). 19 Jehovah zegent de inspanningen van ouderlingen om anderen op te leiden. Hij zegent ook degenen die daar goed op reageren en naar voorrechten in de gemeente streven. De Bijbel verzekert ons dat er ’zeven herders, ja, acht hertogen’ zullen worden verwekt, wat wil zeggen dat er genoeg bekwame broeders zullen zijn om de leiding te nemen in Jehovah’s organisatie (Micha 5:5). Er zijn nu heel wat nederige broeders die anderen willen dienen en opgeleid worden om zorg te dragen voor de gemeente. Dat brengt Jehovah eer en is voor ons een zegen. 19. Wat wil het zeggen dat er ’zeven herders, ja, acht hertogen’ zullen worden verwekt?

Wat zou je antwoorden? ˙ Wat voor opleiding gaf Jezus zijn discipelen? ˙ Hoe kunnen ouderlingen Jezus navolgen als ze broeders in de gemeente helpen de leiding te nemen? ˙ Hoe kan het gezin van een broeder hem helpen anderen te dienen? ˙ Wat kan een broeder zelf doen om naar voorrechten te streven?

w11 11/15-O


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.