Read between the lines 2009 - Judith Van Eeckhout (2e plaats)

Page 1

2DE PLAATS POPTHESISPRIJS 2009

"Myth and money" Het romantische kunstenaarsbeeld en de muziekindustrie vandaag. Een sociologische analyse.


Read between the lines • Het is niet iedereen gegeven om tussen de regels te kunnen lezen. Toch is dat net wat deze publicatie tracht te doen. Intussen zitten we al aan de derde editie van Read Between the Lines waarin we het beste uit de beste popthesissen van het afgelopen jaar naar boven spitten. Nieuw dit jaar is dat we niet één maar drie versies van Read Between the Lines maken. We kozen ervoor om de drie beste thesissen elk afzonderlijk naar buiten te brengen. Voor de Popthesisprijs 2009 werden 31 thesissen ingestuurd. De onderwerpen varieerden van frieten met cury, de muziekperceptie bij cohleair implantaatgebruikers tot de Vlaamse muziek als cultuurtoeristisch product. De jury met Ayco Duyster (Studio Brussel), Marc Steens (Clubcircuit), Wouter Degraeve (Muziekcentrum Vlaanderen), Pedro Debruyckere (IASPM), Sasha Van der Speeten (FM Bxl) en voorzitter Gert Keunen selecteerden volgende top drie: De winnaar: Hanne Valckenaers met haar thesis over ‘Een beleidsaanbeveling voor het subsidiëren van alternatieve managementbureaus: de noodzakelijkheid en wenselijkheid binnen het Vlaamse pop-rockcircuit‘ die de jury vooral loofde voor zijn volledigheid, de grondigheid van de analyse en de brandende actualiteit van het thema. Op de tweede plaats: Judith Van Eeckhout met haar sociologische analyse over 'Myth and money. Het romantische kunstenaarsbeeld vandaag.’ Die volgens de jury niet alleen geweldig goed geschreven was, maar ook echt stof tot nadenken gaf. Doen muzikanten het tegenwoordig voor het geld, of blijft kunst maken de belangrijkste drijfveer? Op de derde plaats: Levi Van Dijck met ‘Hoe efficiënt is de controle op beheersvennootschappen in het auteursrecht en de naburige rechten?’. Levi slaagde er in om dit moeilijke thema niet alleen genuanceerd maar ook bevattelijk in kaart te brengen met een zeer goede vergelijking met onze buurlanden. Ook dit thema is vandaag actueler dan ooit.

Na deze editie van de Popthesisprijs zitten er al meer 120 thesissen in ons online archief. Van Madonna als exponent van het postmodernisme, de folkrevival in Vlaanderen, jumpcultuur, creative commons, identiteit en ervaring bij metalheads tot interoperabiliteit via het softwarebeschermingsrecht: de enige voorwaarde om in aanmerking te komen is dat het werk handelt over popmuziek of het brede muzieklandschap. Ongeacht of het vanuit een juridische, communicatieve, pedagogische of bedrijfskundige insteek is. We zijn er zeker van dat ook in 2010 een pak studenten zich geroepen zullen voelen om de muzikale jungle nog wat meer in kaart te helpen brengen. Nieuwsgierig? Check alle thesissen op www.poppunt.be ••


"Myth and money" Het romantische Kunstenaarsbeeld en de muziekindustrie vandaag. Een sociologische analyse Judith Van Eeckhout

Universiteit Gent Kunstwetenschappen (musicologie) Promotor: Dr. Dirk Moelants

Bob en Bent, Beethoven en Berlioz • Toen journalist Bill Flanagan in een zeldzaam interview met Bob Dylan vroeg hoe hij zichzelf zag als artiest, antwoordde deze: “I’m not sure. Byronesque maybe.”1 En de kop boven een gesprek met Bent Van Looy in de weekendeditie van een Vlaamse krant luidde: “Een mens móet een romanticus zijn.”2 Deze citaten en het volgende handvol voorbeelden uit magazines, weekbladen en kranten kunnen voor een nietsvermoedende muziekliefhebber onopvallend lijken of zelfs vertrouwd klinken. Het is namelijk geenszins uitzonderlijk dat begrippen als ‘genie’, ‘outsider’ en ‘outcast’, ‘Weltschmerz’ en ‘melancholie’ de artikels over pop- en rockmuzikanten kleuren. Zowel journalisten als muzikanten wenden dit vocabularium regelmatig aan in hun betoog over het muzikantenbestaan. Het lijstje kan zelfs verder aangevuld worden met ‘zolderkamertje’, ‘manisch-depressief’, ‘ziel’ en ‘gevoel’, ‘Einzelgänger’, ‘wereldvreemde excentriekeling’, evenals de verzameling ‘authentiek’, ‘echt’ en ‘oprecht’. Dit karakteristieke woordgebruik wekte mijn belangstelling en leidde tot volgende denkpiste. Hoewel de 19e eeuw lichtjaren van ons verwijderd lijkt te zijn, valt het niet te ontkennen dat het hedendaagse discours omtrent rock- en popmuziek schatplichtig is aan een aantal concepten en visies uit die tijd. Sterker nog: men zou kunnen stellen dat de discussie omtrent en de realiteit van populaire muziek duidelijke parallellen vertoont met die van de negentiende-eeuwse klassieke muziek. Bob en

Bent in het voetspoor van Beethoven en Berlioz3. Zoiets. Dit denkspoor resulteerde in mijn masterproef, waarin ik een cultuurhistorische schets van de Romantiek koppelde aan een sociologisch onderzoek over de denkbeelden van Vlaamse popmuzikanten en hun ervaringen met de realiteit van de huidige muziekindustrie. Aan de hand van interviews met (semi-)professionele muzikanten uit het alternatieve circuit en enkele gesprekken met platenbazen, producers en managers, heb ik getracht een beeld te schetsen hoe de Romantiek vandaag nog doorwerkt: ideologie staat niet enkel náást de muziekmarkt, maar speelt een effectieve rol in de creatieve processen en de economische realiteit van de industrie. Rock ‘n’ Romanticism Om dit zeer brede en veelomvattende thema enigszins werkbaar te maken, beperkte ik mij tot de link tussen Romantiek en de zogenaamde hedendaagse ‘rock’ of ‘alternatieve muziek’. Dit zorgde voor een mooie alliteratie – opvallend was echter vooral dat inhoudelijke aspecten deze afbakening verantwoordden. Een eenduidige en alomvattende definitie van ‘rock’ of het vaak wat breder geïnterpreteerde ‘alternatieve muziek’ is moeilijk te bepalen. Musicologen en sociologen definiëren deze begrippen aan de hand van historische, muzikaal-esthetische of sociologische parameters zoals 3

De idee van de componist als genie, die onafhankelijkheid en eerbeidwaardigheid gebood, kreeg vooral in de 19e eeuw vorm met de professionalisering van het muziekleven, maar manifesteerde

1 2

Bob Dylan in een interview met Bill Flanagan. The Huftington

zich ook al bij de ontwikkeling van Beethovens carrière in Wenen.

Post, 13 april 2009.

Men kan stellen dat het optreden van Beethoven als geniale com-

Bent Van Looy in een interview met Filip Salmon. De Standaard, 9

ponist afhing van én simultaan hielp tot de constructie van een

januari 2010.

meer specifieke, moderne notie van het creatieve genie.


productie en distributie. Wat volgens veel auteurs echter sterker en vaak omvattender doorwerkt dan deze deelaspecten, is de ideologische component. Rock of alternatieve muziek is altijd ingebed geweest in de economische realiteit van het kapitalisme; de commerciële factor van (massa)productie en -distributie stond (en staat) daarbij steeds in dialoog of conflict met het essentiële aspect van de muziek, namelijk de creatieve act. Hoewel het doel van de rock en alternatieve muziek dus vaak beschouwd wordt als het creëren van ‘autonome kunst’ of ‘individuele expressie’, blijkt dit nooit geïsoleerd van haar koop- en verkoopbare aard. Diezelfde spanning tussen muziek als autonome expressie en het commerciële aspect kunnen we traceren in de Romantiek. Deze beweging kende haar voorlopers in de politieke en filosofische ontwikkelingen van de Verlichting, de Industriële Revolutie, het Liberalisme en de Franse Revolutie – ideale ingrediënten voor het individualisme, dat als voedingsbodem diende voor het romantische denken. Dit denken ontwikkelde zich tot de nieuwe esthetica van de Sturm und Drang, Preromantiek en Romantiek: hoewel ze oorspronkelijk als literaire bewegingen ontstonden, liet hun esthetica ook diepe sporen na in de schilderkunst en de muziek. Kenmerkend was de nadruk op subjectieve emoties, individuele expressie en een onconventionele vorm. Voorts haalde men het geniebegrip vanonder het stof en werd de discrepantie tussen individu/kunstenaar en maatschappij beklemtoond. De typische romantische artiest was met andere woorden een vrije kunstenaar, een genie, zelfs een rebel die zich kantte tegen de maatschappij met haar regels en autoriteit. Ook in de muziekwereld kregen deze ontwikkelingen vorm: muziek en componist kregen een autonome status en de toonkunst werd de spiegel van de innerlijke ziel. Die tendensen konden echter enkel tot stand komen door de ontvoogding en professionalisering van de musicus, gestoeld op de commercialisering in de muziekwereld. Dezelfde discrepantie stellen we vandaag vast bij de alternatieve populaire muziek. Gestuurd door nieuwe marktprincipes maakte de commercialisering de weg vrij voor (de idee van) een vrije kunst én werkte meteen ook in op dit ideaal. Deze Welt mocht dan misschien wel Schmerz veroorzaken, maar kan als beslissende factor in dit proces niet genegeerd worden. De visie van de muzikanten: artistieke autonomie als hoogste ideaal Hoogste tijd om uit te pluizen hoe het zit met een eventuele discrepantie tussen ideaal en realiteit, tussen myth en money bij onze Vlaamse alternatieve muzikanten. Enkele uren interviews en weken hard werk later had ik stof genoeg om enkele interessante bevindingen te kunnen formuleren.

Wat onmiddellijk opviel tijdens de gesprekken, was de zeer grote behoefte aan autonomie bij de muzikanten, op verschillende vlakken. Wat betreft de opleiding uit zich dat in een sceptische houding tegenover het (mogelijk) beperkende karakter van institutioneel lager of hoger muziekonderwijs en (dus) een lofzang op alles wat naar het autodidactische neigt. Veel van de respondenten braken hun opleiding vroegtijdig af, waren er na afloop niet echt tevreden over of begonnen er zelfs niet aan. Zelfs bij diegenen die zelf lesgeven is de vrees aanwezig dat onderwijs te sturend kan werken en wordt er – bewust – alles aan gedaan om de eigenheid van de student zoveel mogelijk te stimuleren. Een prefabmuzikant is wel het allerlaatste wat men worden of kweken wil. Het doel van muziek maken ligt voor hen dan ook niet in het functionele of commerciële, maar in een hogere esthetische of artistieke ambitie. Deze l’art pour l’artgedachte vertaalt zich vaak (of indien nodig) in een multiple job-oplossing, waarbij een muzikale carrière gecombineerd wordt met werk als producer, leraar, programmator, organisator enzovoort. Voor veel Vlaamse artiesten is het immers allesbehalve evident om de eindjes aan elkaar te knopen enkel op basis van hun muzikale activiteit; daarom wordt vaak weloverwogen voor een tweede job gekozen om de gas- en elektriciteitsrekeningen te betalen. Dat men zo de druk op het artistieke proces zoveel mogelijk vermijdt en creatieve vrijheid schept, wordt door vele muzikanten echter als doorslaggevende beweegreden aangeduidt. Velen wisten al langer dat ze muzikant of kunstenaar wilden worden en gingen ervan uit dat dit bohemienbestaan geen evidente economische keuze zou zijn. Toch ligt hun voldoening op de eerste plaats in het creatieve en niet in het financiële aspect – liever muziek maken en met minder rondkomen en/of puzzelen met allerlei andere jobs, dan weg te kwijnen bij een doordeweekse baan die meer geld opbrengt. Hoewel het creatieve proces bij de bevraagde muzikanten niet altijd een individueel maar vaak ook een groepsproces is, is artistieke autonomie of ‘je eigen ding doen’ van het allergrootste belang. Dit wordt echter op verschillende manieren geïnterpreteerd: voor de ene houdt dit in dat je naar niemand luistert en superconsequent je eigen ideeën uitvoert (en daarbij eventueel je bandleden delegeert), terwijl anderen graag peilen naar de mening van vrienden, platenfirma of producer. Groot taboe is evenwel voor iedereen het bewust willen bespelen en behagen van het publiek. In plaats daarvan zoekt men naar vernieuwing, originaliteit, eigenheid en eigenzinnigheid. De muzikant is met andere woorden een auteur, die zelfs binnen een bestaand format iets vernieuwends kan of wil doen, of ostentatief buiten de lijntjes kleurt. Dit rebelse kantje aan zijn muziek wordt ook geprojecteerd op de kunstenaar als persoon: de muzikant


ziet zichzelf in meerdere of mindere mate als outsider. Sommigen zien dit praktisch (je hebt een andere levenstijl, leeft meer ’s avonds of ‘s nachts, reist veel), terwijl anderen hieraan een ideologische dimensie toekennen: als muzikant ontsnap je aan de geijkte maatschappelijke paden en belichaam je een bepaalde (rebelse) vrijheid. In de muziek kan je die boodschap ook kwijt – kunst als kritische contemplatie. Romantische idealen in dialoog met de realiteit: compromissen tussen myth en money Hoe vertaalt deze visie zich dan in confrontatie met de wetmatigheden van de muziekindustrie? Hoe verhouden de muzikanten zich met andere woorden tot hun directe tegen- of medespelers? Opvallend was dat de verschillende muzikanten, hoewel hun visie meestal redelijk gelijklopend is, er heel uiteenlopende strategieën op nahouden. Dit wordt al duidelijk bij de keuze van een platenfirma, die niet alleen functioneel maar ook ideologisch van aard is. Sommigen tekenen bij (heel) kleine labels, anderen bij grotere indie’s of bij een major, of ze zweren bij de DIYstrategie. En toch willen ze allen hetzelfde: platen op een succesvolle manier uitbrengen én zoveel mogelijk artistieke vrijheid bewaren. Hierbij valt op te merken dat de omvang van een platenfirma en de vrijheid van de kunstenaar zich niet op ondubbelzinnige wijze tot elkaar verhouden. Hoewel men er vaak van uitgaat dat een groot label gelijk staat aan veel controle en inmenging, hoeft dit niet altijd zo te zijn. In een grotere firma kan het zijn dat de kunstenaar net meer creatieve autonomie heeft omdat hij één project tussen de velen is, net zoals platenmensen van een klein label zich soms meer artistieke bemoeienissen veroorloven wegens een zeer direct contact. Verschillende factoren spelen hier met andere woorden een rol. Wat is de visie van de platenfirma: alle vrijheid voor de artiest, of hier en daar een beetje (veel) bijsturen? Is het project prioriteitsact of niet? Dus: laat de firma de artiest maar gedijen, of wil men niets aan het toeval overlaten wegens grootse plannen en grootse investeringen? Wie is de muzikant zelf en waar liggen zijn aspiraties? Welk gewicht kan en wil hij in de schaal leggen? Grondig aftasten waarvoor een label staat en of dit overeenkomt met de eigen artistieke aspiraties en ambities is met andere woorden cruciaal. Onverzoenbare idealen werken niet, en dit is belangrijk om weten vooraleer men een contract tekent. Uit de gesprekken die ik voerde, kwam zeer duidelijk naar voren dat de artistieke inmenging van platenfirma’s geen dictatoriale vormen aanneemt. Als er al zaken vanuit het A&R-management worden aangedragen, is dit meestal in dialoog met de artiest. Een compromis vinden is meestal niet onoverkomelijk, en al naargelang

de invulling van het concept ‘artistieke autonomie’ hebben de muzikanten meestal niet het gevoel hun ziel te verkopen. Toch is het verschil in interpretatie frappant. Sommigen voelen élke suggestie vanuit het label aan als taboe, terwijl anderen dit als interessant of zelfs heel vruchtbaar beschouwen – ze vragen er soms zelfs naar. Terwijl de ene een radio-edit of knip in de bridge reeds als hoogverraad beschouwt, ziet iemand anders dit soms als een te verantwoorden verandering van een detail, en kan er zelfs over de volgorde van singles, het artwork, een nieuwe drummer of een cover in een bepaalde taal gediscussieerd worden. Wat betreft de media valt een gelijkaardig patroon te bespeuren. Hoewel de meeste artiesten vinden dat radio en geschreven pers ongenuanceerd zijn en een beperkte visie hebben, houden sommige muzikanten (on)bewust rekening met bepaalde ongeschreven wetten en anderen helemaal niet – naargelang dit strookt met hun idee van creatieve autonomie. De ene muzikant gaat soms bewust een radiovriendelijk nummertje componeren, terwijl de andere bij deze gedachte nog liever aan artistieke zelfmoord denkt. Opvallend is dat het toeval toch het laatste woord kan hebben: een nummer dat gemaakt is zonder het format in gedachten of zelfs helemaal tégen de regels van de radiokunst, kan evengoed een gigantisch airplaysucces worden. Tot slot Er gebeuren natuurlijk massa’s problematische dingen op het vlak van de zo begeerde artistieke autonomie: platen worden soms niet uitgebracht wegens artistieke onenigheid tussen label en band, of – erger – wél uitgebracht mits aanpassingen onder druk van de platenfirma waar de muzikant helemaal niet achter staat; door het grote verloop van personeel ontbreekt het de artiesten soms plots aan een communicatiepartner die weet waar ze mee bezig zijn en hen daarbij steunt, enzovoort. Maar vaak zijn label en muzikant partners in crime, die niets liever willen dan met hun waardevolle project een publiek te bereiken. En van de waarde van het project zijn beide partijen dan al overtuigd. Een mens móet dus niet alleen een romanticus zijn, zoals Bent Van Looy poneerde – hij kán er ook een zijn. En veel muzikanten zíjn dan ook rasechte romantici. De huidige muziekpraktijk wordt nog altijd beïnvloed door concepten van een paar eeuwen geleden, wat zorgt voor opwindende artistieke dynamieken en een interessante dialoog tussen de verschillende spelers. •• Judith Van Eeckhout


POPPUNT • Poppunt vzw is het aanspreekpunt voor muzikanten en dj’s uit pop, rock, dance en consoorten. Geen boekings- of managementkantoor, geen overheid of instituut. Wel een bende muziekliefhebbers die zich elke dag inspannen om het leven van dj’s, producers en muzikanten interessanter te maken. Poppunt organiseert eigen projecten als 100% Puur (speelkansen voor bands), Play & Produce (workshops voor dj’s en producers), Muzikantendag (workshops voor muzikanten en bands), Stoemp! (Brusselse caféconcerten) en Popfolio (multimedia). We geven een driemaandelijks magazine uit, en op onze website www.poppunt.be kan je terecht voor videoreportages, blogs, podcasts, tips en tricks, en popinfo. En dan zijn er nog wat dingen als popadvies, de popthesisprijs, en de Muzikantengids: hét handboek voor muzikanten en dj’s, … En natuurlijk onze eigen communitysite vi.be: de Vlaamse muziekscène online, met 8000 die-hard muziekliefhebbers, meer dan 1500 dj’s en 3000 bands, en 350 professionele muziekorganisaties. ••


Oogst editie 2009 Kim De Brabander:

Jazz in BelgiĂŤ. Het belang van het ontstaan van het jazzonderwijs

Edith Depuydt:

Actuele tendensen in de muziekbeleving van jongeren

Nathalie Scheltiens:

Muziekperceptie bij Cochleair Implantaatgebruikers

Glenn Magerman:

e-Marketing voor muzikanten

Astrid Stockman:

De partituur voorbij - naar een creatieve invulling van het vak begeleidingspraktijk

Senne Guns:

Nederlandstalige Covers van Anderstalige Popnummers

Stijn De Mulder:

Authenticiteit in Vlaamse Popmuziek: Een onderzoek naar de visie van de muziekindustrie

Hanne Valckenaers:

Een beleidsaanbeveling voor het subsidiĂŤren van alternatieve managementbureaus: de noodzakelijkheid en wenselijkheid binnen het Vlaamse pop-rockcircuit.

Lien Vanhaverbeke:

Populaire muziek uit Vlaanderen als cultuurtoeristisch product

Pauline Delaruelle:

Onderzoek naar het verschuivend businessmodel in de muziekindustrie: het 360 gradencontract, ook voor artiesten een redding?

Camille De Groote:

From piracy to promotion: the impact of Music 2.0 on upcoming artists and young consumers in Flanders. A mixed method research on the power blocks of the music industry in Flanders.

Pieter Van den Brande:

Frieten met curry. Indo-jazz bij Aka Moon

Christiaan De Beukelaer:

Who Owns Folklore?

Stijn Van Moen:

Vinyl versus CD versus MP3: een noodgedwongen evolutie?

Dana Vanduren:

Is punk dood? De punksubcultuur in Vlaanderen anno 2009: een kwalitatief onderzoek

Alexander Synhaeve:

Analyse van de markt van deejay-afspeelapparatuur onder invloed van de evolutie naar digitale muziek

Bruno Morez:

Taalgebruik en identiteit in Vlaamse en Nederlandse rap binnen een Europese context

Katrien Valgaeren:

Ich bin wie gay: Een analyse van de Homo Top 100 en kwalitatieve diepte-interviews met holebi's

Marc Vanlaer:

De invloed van reclamemuziek op de effectiviteit van een televisiespot voor low involvementproducten

Yves Frateur:

Muziekblogs

Lander Exelmans:

Het concept creativiteit in de non-formele muziektechniekeducatie in Vlaanderen


Jasper Delbecke:

Faking It: Authenticiteit in de Belgische popmuziek

Tom Tilley:

De invloed van Web 2.0 op de promotie en distributie van (Belgische) muziek.

Maarten Grieten:

Muziekfestivals in Vlaanderen: indeling naar organisatiestructuur en werking

Jeroen De Bodt:

Journalistiek vs. peer-2-peer: een exploratief onderzoek naar de beeldvorming van internetpiraterij in de Vlaamse pers.

Mattias Brants:

Rate the video: onderzoek naar de evolutie van de muziekvideo met focus op seksualiteit

Arne De Schepper:

‘Vloek of zegen?’ Een onderzoek naar de gevolgen van nieuwe communicatietechnologieën voor de verspreiding van muziek met focus op het internet

Nathalie Blancquaert:

Auteursrechten en de waarde ervan voor muzikanten in de non-stop evoluerende muziekindustrie van vandaag: een kwalitatief onderzoek

Levi Van Dijck:

Hoe efficiënt is de controle op beheersvennootschappen in het auteursrecht en de naburige rechten?

Judith Van Eeckhout:

Myth and money'. Het romantische kunstenaarsbeeld vandaag. Een sociologische analyse.

Simon Timmermans:

LineUp

Oogst editie 2008 Anniek 0rye:

Subjectieve onderwijstheorieën van beleidsmakers en docenten binnen de pop-en rockopleiding: PHL Music.

Valentine Raeman:

Are the Times A-Changin? Een exploratief onderzoek naar de rol van platenmaatschappijen als gatekeepers in de Vlaamse muziekindustrie anno 2008

Riet Aerts:

Invloed van een producer op een muziekgroep.

Bart De Groote:

Plaats van jongerenmuziekzenders in het omroeplandschap: een vergelijkende casestudie tussen JIM en TMF.

Nadia Van Campenhout: De jumpcultuur: een kwalitatieve verkenning van een muziek- en dansrage. Maria Grob:

Fabolous FRET? Onderzoek naar de lezerstevredenheid van FRET Magazine.

Marieke Vangheluwe:

De toe-eigening van rockmuziek in België tijdens de jaren zestig.

Isabel Allaert:

Rock in Beeld.

Birgit Soetewey:

De charts en het concertbezoek: in hoeverre zijn die nog gelinkt? (in opdracht van Muziekcentrum Vlaanderen).

Robin Broos:

Van deejay naar deejay: De muzikale vrijheid en de status van de Vlaamse deejay: een chronologie.


Willem Scheire:

Punk in Vlaanderen einde jaren ’70: populaire cultuur en jeugdcultuur in een crisisperiode.

Margot Vanhouche:

Succes gegarandeerd? Een onderzoek naar succesfactoren binnen cultuurindustrieën op basis van twee cases uit de Vlaamse muziekindustrie: Clouseau en Laura Lynn.

Pieter-Jan Pauwels:

Gather-it-yourself. Een hedendaagse kijk op de electronic DIY scene binnen jongerensubculturen.

Dorien Meeus:

Positie van de Vlaamse zomerfestivals en de verhouding tot het reguliere concertaanbod anno 2007.

Evelyn Vandervieren:

Gebruiksvriendelijkheid, dat klinkt als muziek in de oren! Evaluatie van Belgische e-shops die legale muziekdownloads aanbieden.

Dries Vanherwegen:

Alleen Elvis blijft bestaan? Een beschrijvend onderzoek naar de carrières van Vlaamse professionele popmuzikanten.

Maaike Joris:

Culturele kritiek: een onderzoek naar muziekrecensies in Vlaanderen.

Yves Aerden:

Tussen anarchie en hysterie: de punkbeweging in België (1976-1981).

Jeroen Bergen:

The Evolution of Rock Music and Rock-based Pop Music in the 20th Century.

Niels Klerkx:

Er kwamen andere tijden. Politiek en sociaal engagement in de popmuziek in Vlaanderen in de periode 1964-1974.

Evert Demeyer:

Communicatie tussen muzikant en programmator: Hoe kan een beginnende muzikant zijn podiumkansen maximaliseren?

Arne De Schepper:

Vriend of vijand. Een exploratieve literatuurstudie naar de ambivalente relatie tussen muziek en het internet.

Lieselot Mattheüs:

Drempelverlaging aan de deur, niet op het podium.

Sam Mertens:

Sponsoring voor muziek in Vlaanderen anno 2007.

Jasper Nijsmans:

Some Rights Reserved. Creative Commons in de Belgische muzieksector.

Oogst editie 2007 Julie Badisco:

Folkrevival in Vlaanderen. Boomt het bal?

Ewoud Beirlant:

Platenverzamelingen: Een onderzoek naar de leefwereld en de typologische kenmerken van de platenverzamelaar

Sarah Boerhave:

‘Maakt internet de klassieke muziekjournalist obsoleet?’. Een exploratief onderzoek naar de rol van internet, en het bijzonder myspace.com, als gatekeeper binnen de muziekindustrie en de invloed ervan op de rol van de klassieke muziekjournalistiek in Vlaanderen.


Fréderic Busscher:

De lokale ondersteuning van popmuzikanten: Vlaams-Brabant - een veldanalyse

Barbara Decroix:

Sociale waarden in subculturen: case white metal

Jan Devos:

The Evolution of Hip-Hop Culture

Anton Fannes:

We don’t need no education - onderzoek naar de muzikale kennis van rockers

Brecht Gielis:

De opportuniteiten van het kunstendecreet versus cultureelindustrieel beleid voor de popmuziek in Vlaanderen.

Kristel Lambregts:

Het Sportpaleis telt! Een onderzoek naar de creatie van werkgelegenheid door de activiteiten in het Sportpaleis

Koen Legrand:

Metalheads: identiteit en ervaring bij heavy metalfans

Els Meersseman:

Fiscaal statuut van de Belgische artiest

Emile Nols:

No pay no play? De grijze zone van de muziekindustrie

Marliese Peeters:

Radio Donna: samenhang tussen playlists en de hitparade.

Muriel Pessinet:

Madonna als exponent van het postmodernisme

Lutgarde Ruwet:

De beschrijving en analyse van de troubadourslyriek en -muziek van 1100 tot 1300

Dorien Sampermans:

Het succes van covers en originelen

Geert Speltincx:

Gangsta rap, check it out!

Kevin Taelman:

De muziekwerking van Studio Brussel. Mogelijkheden en ondersteuning van de beginnende Vlaamse muzikant.

Merdan Taplak:

What’s hot and what’s not? Gatekeeping op Studio Brussel

Wim Van Bael:

Digitale muziek, een kans voor de bibliotheek?

Lieven Van Keer:

Onderzoek en aanzet naar de volwaardige erkenning en ondersteuning van dj’s en producers in Vlaanderen

Anneleen Van Passel:

Van onbekend naar bemind - Marktonderzoek naar het proces van bekendheid voor jong, Vlaams talent in Vlaanderen met behulp van een artiestenbureau

Ronny Vanden Bempt & Tony Ward:

iDAFx: Intelligente digitale audio effecten

Marieke Vangheluwe:

Globalisering vs. Lokalisering. De amerikanisering van rockmuziek in Frankrijk en GrootBrittanië?

Stephanie Vanhove:

Backtrackalgoritmen voor regelgebaseerde vierstemmige harmonisatie

Johan Verckist:

Rock en kritische theorie: een studie naar de plaats van populaire muziek in onze hedendaagse samenleving


Oogst editie 2006 Anthony Albers:

A partial translation of Lost In The Woods by J. Palacios and an introduction on how issues related to objectivity versus subjectivity can influence translation.

Johan Ardui:

Rockin’ in the free world: God, rock en de roep om bevrijding.

Jonathan Badisco:

De financiële positie van de Vlaamse artiest/muzikant in een discussie omtrent het auteursrecht.

Liesje Borremans:

Inkomstenbelasting van muziek- en podiumkunstenaars.

Tom Claerhout:

Crisis in de muziekindustrie: een analyse voor de gevolgen voor kleinere labels en artiesten in eigen beheer.

Marjolein Claes:

Het statuut van de kunstenaar in het BTW-recht, BTW vrijstelling en aftrek.

Jolien De Boodt:

De sculptuur van de popmuzikant: het culturele gedrag nader bekeken

Yves De Deurwaerder:

De rol van de muziekindustrie in een geglobaliseerd en digitaal muzieklandschap.

Sari Depreeuw:

Interoperabiliteit via het softwarebeschermingsrecht, het mededingingsrecht en het auteursrecht: een bespreking van de zaak VirginMega/Apple

Hendrik De Rycker:

Platenmaatschappijen in Vlaanderen: werking, invloed van technologische veranderingen, strategieën en ondersteuning vanuit het beleid.

Kim Devos & Cindy Vanhoutte:

Hip hop identity in a township reality. Describing the social environment of youngsters on the Cape,Flats by reflecting on their rap music.

Alexander Deweppe:

Van Paganini tot Petrucci, Evolutie van klassiek citaat in vijftig jaar rockgeschiedenis.

Tom Evens:

There’s no business like showbusiness: ticketprijzen bij populaire muziekconcerten.

Koen Galle:

Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de dj-gemeenschap in Vlaanderen.

Andries Gouweloose:

Bewaking & Beveiliging bij Popconcerten:Muziekclubs.

Muriel Grégoire:

Van slavenliederen tot hedendaagse dancehall.

Steven Hellemans:

John Scofield.

Tine Jagers:

Gevolgen van globalisering op de Vlaamse muzieksector.

Tine Jagers:

An annotated Dutch Translation of the Stay Human album lyrics by Michael Franti & Spearhead, with an introduction to American protest songs from the 1960s.

Anne Kalders:

Het lokale multimuzikale muziekfestival tegenover het nationale unimuzikale muziekfestival: Casestudy Bergfestival.


Tijs Laurens:

1. Sampling in België en Nederland - 2. Sampling in België - 3. De thuiskopie en de vrije kopie - 4. Popharmonie - 5. Analyse van popnummers

Els Mertens:

Een zoektocht naar het controversiële binnen de muziekindustrie: Een verkenning van de genres Hiphop en Punkrock.

Bert Meyers:

Waarom muziek? In een dagcentrum voor mensen met een mentale en/of fysieke handicap.

Daphne Op de Beeck:

De rol van fandom in de identiteitsvorming van Clouseaufans van het eerste uur.

Barbara Peremans:

“When the music’s over, turn out the lights”

Herlinde Raeman:

De functies en het belang van (radio en geschreven pers als) gatekeepers in de Vlaamse rockmuziek.

Elke Roevens:

Illegale muziekbestanden.

Astrid Simon:

Limburg: geografische naam of sterk merk? Wat bieden de concepten ‘creatieve industrie’ en ‘citymarketing’ voor de ontwikkeling van Limburg als creatieve regio? Case: Limburgse muziekfestivals.

Joris Thys:

De impact van de cultuureconomische globalisering binnen de festivalmarkt in Europa.

Kristof Vande Velde:

Nederlandstalige online muziekjournalistiek, Een onderzoek naar onafhankelijke online muziekmagazines.

Steven Vanden Broucke:

Hiphop in Vlaanderen: een Sociologische Analyse.

Patricia Van Den Kerckhove:

Popster in de postmoderne samenleving. Een kwantitatieve inhoudsanalyse van Madonna’s liedjesteksten en muziekvideo’s.


Poppunt vzw Bloemenstraat 32 1000 BRUSSEL 02 504 99 00 www.poppunt.be info@poppunt.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.