TOM 04 / 2019

Page 1

TIJDSCHRIFT OUDE MUZIEK / 04 2019

DE LIER VAN LEONARDO

⊛ MONTEVERDI-MANIE

⊛ HET DUDOK QUARTET OP AVONTUUR

⊛ DE OPERA IN VERSAILLES VIERT 250-JARIG JUBILEUM

⊛ WEEMOED ROND DE GROTE DRIE

⊛ EN NOG VEEL MEER ...


MEER WETEN: OUDEMUZIEK.NL/GILDE


ADVERTENTIE

GRONINGEN 21 FEB UTRECHT 22 FEB AMSTERDAM 23 FEB

MONTEVERDIDAG FRED JACOBS EVA SALADIN & JOHANNES KELLER LE NUOVE MUSICHE CANTAR LONTANO / MARCO MENCOBONI

Volledig programma & kaarten: oudemuziek.nl/monteverdidag


OM TE BEGINNEN ADEMBENEMEND VAN DE REDACTIE Napels, dank je wel! De stad heeft Utrecht veel gegeven tijdens het Festival Oude Muziek van deze zomer. Onvermoede pracht, hilariteit en treurzangen, het publiek is er massaal naartoe gekomen. De honger naar het onbekende blijft in Utrecht ongeslagen. Wie het nagenieten een handje wil helpen, kan terecht bij de foto-impressie in het Vriendenhart van dit najaarsnummer. Tussen de jaarlijkse afleveringen van het festival valt de brede bedding allerminst droog. Het Seizoen Oude Muziek is inmiddels in volle gang. Deze TOM besteedt er ruimschoots aandacht aan. Kerst komt aan de orde in een pastoraal programma van Ensemble Agamemnon. Ook de rubriek ‘Beeldspraak’ is deze keer zijdelings gewijd aan de komst van het Kindeke: in het Amsterdamse Rijksmuseum bevindt zich een prachtige beeldengroep met musicerende engelen, uit de directe omgeving van Jheronimus Bosch. Met een gedetailleerd weergegeven klavichord, het vroegste voorbeeld uit de Nederlanden! Jaarlijks wijdt het Seizoen een hele dag aan één componist. Eind februari is dat Claudio Monteverdi. En deze keer is zo’n dag er niet alleen in Utrecht en Amsterdam, maar voor het eerst ook in Groningen. Wat Bach is voor de late barok, is Monteverdi voor de vroege. Een componist op eenzame hoogte, bij wie het altijd gaat om de kwaliteit. Krijn Koetsveld, die met zijn ensemble Le Nuove Musiche alle madrigalen van de meester heeft opgenomen, belijdt zijn liefde in een interview. Monteverdi’s brieven geven een fascinerend inkijkje in zijn kritische geest; daarover gaat de rubriek ‘Uit de bron’. We blikken ook over grenzen heen. Hoe de koninklijke operazaal in het paleis van Versailles in 2020 zijn 250-jarig jubileum viert. Hoe het Dudok Quartet Amsterdam door kwartetten van Haydn geïnspireerd raakte om op zoek te gaan naar historische strijkstokken, en vervolgens nog een stap verder ging. Kortom, de oude muziek leeft. Het zijn de musici die haar adem geven, u als publiek mag zich de adem laten benemen. ■●

OM TE BEGINNEN Adembenemend Van de redactie

2

Laurent Stewart en een bijzonder klavecimbel Een Blanchet voor Couperin

18

The Beggar’s Ensemble ‘Het maakt geen verschil of muziek oud is of niet’

24

Shunske Sato over Bach Sebastian… en Sebastian?

26

Ensemble Agamemnon Het mythische paradijs

35

Het belang van authentieke uitspraak ‘Prove’ rijmde op ‘love’

40

Leonhardt, Brüggen en Bijlsma Weemoed rond de Grote Drie

42

Verslag van het stimu-symposium 2019 Vier het verleden, met blik op de toekomst 46

RUBRIEKEN Instrumentaliteit Één type, of eigenlijk twee De lyra-viol nader verklaard

10

Beeldspraak Een beeldengroep van Adriaen van Wesel Musicerende engelen uit de Sint-Jan 16 Vriendenhart 27 Met terugblik Festival Oude Muziek 2019 Cd-aanbiedingen

34

Uit de bron Brieven van Monteverdi ‘Hoe kan ik de spraak van de winden nabootsen?’

48

Cd-besprekingen 50 Berichten 54 Seizoen Oude Muziek 56 Colofon 58


3

4

DE LIER VAN LEONARDO Leonardo da Vinci als musicus? Heel wat mensen zullen vreemd opkijken van deze uitspraak. Vijfhonderd jaar na het overlijden van de renaissanceman pur sang worden Leonardo en muziek onlosmakelijk met elkaar verbonden.

12

MONTEVERDI-MANIE In 1972 liep de dirigent en klavierspeler Krijn Koetsveld het Monteverdi-virus op. Sindsdien loopt de barokcomponist als een rode draad door zijn leven. Na het oprichten van een ensemble, een festival en het maken van gelauwerde cd’s is het nu tijd voor een boek, een nieuw orgel en zelfs een opera.

20

DUDOK QUARTET OP AVONTUUR Het Dudok Quartet Amsterdam werkt zich in snel tempo naar de voorhoede van de internationale strijkkwartettenwereld. Voor Haydn, een van hun grote liefdes, gingen ze op zoek naar de perfecte stok.

36

UN TRÈS BON SHOW De operazaal in het koninklijk paleis van Versailles bestaat volgend jaar 250 jaar. Dit wordt gevierd met onder andere de zelden gehoorde opera Richard Coeur de Lion van André Grétry. Jan van de Bossche bezocht deze ‘très bon show’.


4

TEKST / Jelle Dierickx

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

BEELD / Marcantonio Raimondi, portret van een man die de lira da braccio bespeelt, mogelijk Leonardo da Vinci, ca. 1505. The Cleveland Museum of Art

DE LIER VAN LEONARDO DA VINCI EN DE MUZIEK ‘O Tempo, consumatore delle cose…’ – O Tijd, verslinder der dingen… – parafraseert Leonardo da Vinci de mythische Helena van Troje in zijn Codice Atlantico. Vijfhonderd jaar na het overlijden van de renaissanceman pur sang heeft de tijd heel wat informatie omtrent deze ‘uomo universale’ en zijn werk opgeslokt. Zo kijken nog steeds heel wat mensen vreemd op wanneer Leonardo als musicus wordt betiteld.


De lier van Leonardo / Da Vinci en de muziek

5


6

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

Dat Leonardo da Vinci op zijn minst raakpunten had met de muzikale wereld is geen wereldschokkend nieuws. In Baldassar Castiglione’s Libro del cortegiano (Boek van de hoveling) uit 1527, een van de basiswerken uit de renaissance, wordt de vraag gesteld naar de ideale hoveling, zoals Da Vinci er in wezen ook één was. In deze context wordt gewezen op het belang van geletterdheid, dat men op zijn minst enige interesse moet hebben voor muziek, de schone kunsten en dichtkunst:

U

moet weten dat ik met de hoveling niet tevreden ben als hij niet ook musicus is en als hij niet alleen muziek kan lezen, maar ook een paar instrumenten bespeelt.

Leonardo da Vinci bespeelde niet alleen de lira da braccio, maar stond tevens bekend als zanger en improvisator. Het eigenlijke begin van zijn carrière, zijn verblijf aan het hof in Milaan, stond zelfs in het teken van de muziek. In 1482 zond Lorenzo de’ Medici hem als musicus naar het hof van de Sforza’s waar hij naar de woorden van Giorgio Vasari direct furore maakte: Leonardo (werd) omwille van zijn grote faam door de hertog uitgenodigd naar Milaan te komen om er op de lira da braccio te spelen, want de hertog hield veel van de klank van dat instrument (…) Bovendien was in die tijd niemand zo goed als hij in geïmproviseerde declamatie van verzen. Het Boek van de hoveling bevestigt dat de dichtkunst en het spelen op de lira da braccio nauw met elkaar verbonden waren: VERMOEDELIJK ZELFPORTRET VAN LEONARDO DA VINCI, ca. 1512. Turijn, Koninklijke bibliotheek

Nog veel mooier vind ik zang met de begeleiding van een viola, want daarbij bevat de solostem bijna alle schoonheid (…) Het meest bevalt mij het voordragen van poëzie met begeleiding van de viola, want dat verleent de woorden wonderbaarlijke schoonheid en uitdrukkingskracht. Vasari’s Le vite de’ più eccellenti pittori, scultori, e architettori (De levens van de meest excellente schilders, beeldhouwers en architecten) uit 1550 is meestal een van de eerste bronnen die geciteerd worden in teksten omtrent Leonardo. Maar het is niet alleen Vasari die hem duidelijk als musicus profileert. Ook Paolo Giovio, Benvenuto Cellini en Giovanni Paolo Lomazzo doen dit. Laatstgenoemde stelt hem in zijn Libro dei sogni (1563) op één lijn met de klassieke oudheid:

LORENZO DE MEDICI Anoniem, na 1478. Washington, National Gallery of Art

Zoals Pindarus van Thebe, de koning van alle lira da braccio-spelers uit zijn tijd, zag ik (…) de schilder Leonardo die, zoals iedereen weet, zijn gelijke in het liraspel van zijn tijd niet kende.


DE LIER VAN LEONARDO / Da Vinci en de muziek

7

De wiskundige Luca Pacioli schrijft in de appendix van De divina proportione, waaraan Da Vinci intensief heeft meegewerkt, over zijn collega als ‘een van de meest excellente schilders van perspectief, architect, musicus’. Een paar jaar na Leonardo’s dood beschreef de historicus Paolo Giovo hem als volgt: Hij had een aangenaam, briljant en vrijgevig temperament, was een aantrekkelijke verschijning, een connoisseur en uitmuntend uitvinder van mooie dingen (…) Daarbovenop zong hij meesterlijk terwijl hij zichzelf begeleidde op de lira. Dergelijke beschrijvingen zijn van grote waarde aangezien de drie mogelijke (zelf)portretten van Da Vinci voor discussie zorgen. De meest recente vondst is een prent van Marcantonio Raimondi uit 1501. De persoon die duidelijk een lira da braccio bespeelt, zou best Leonardo kunnen zijn, vrolijk improviserend. Zoals veel musici uit die tijd noteerde Da Vinci geen composities. In zijn notities duikt hier en daar wel notenschrift op. Hij was eveneens vertrouwd met de boeken van zijn goede vriend Franchino Gaffurio. Diens muziektheorie bouwde voort op onder andere de proportieleer van Pythagoras. GIOVANNI AMBROGIO DE PREDIS, Engel met ‘lira da braccio’, deel van altaarstuk uit Milaan, ca. 1490. London, National Gallery

Omtrent de lira da braccio bestaat er enige begripsverwarring. In de renaissance werden de termen lira of viola gebruikt om zowel de lier uit de Grieks-Romeinse oudheid als de voorloper van de viool met extra resonantiesnaren te beschrijven. Zo worden Apollo en Orpheus bijvoorbeeld ook met beide instrumenten afgebeeld op diverse tekeningen en schilderijen. Ook de door Ambrogio de Predis geschilderde engel (Londen, National Gallery) op het linkerpaneel bij Da Vinci’s Madonna op de rots speelt lira da braccio. De zeven snaren van het instrument verwijzen naar de zeven planeten uit de Oudheid (waartoe ook de maan en de zon gerekend werden), waardoor het gelinkt wordt aan de toen gangbare theorie van de harmonie der sferen. Het instrument bleef bijzonder populair tot in het midden van de zestiende eeuw.

DE REPRESENTATIE VAN ONZICHTBARE DINGEN De notities van Leonardo da Vinci doen vermoeden dat hij ook een eigen, uitgebreidere muziektheorie wilde ontwerpen. Zijn visie valt er enigszins uit af te leiden. Belangrijkste bron is daarbij de zogenaamde Paragone. Deze kunsttheorie, of beter een vergelijking tussen de kunsten, werd samengesteld door Francesco Melzi, een leerling van Da Vinci. Het is in wezen een poging om van de schilderkunst de nobelste kunst te maken, opdat deze een volwaardige plaats kon krijgen in het pantheon van de vrije kunsten. De schilderkunst was voor Da Vinci het ‘kleinkind van de natuur en verwant aan God’ en het kon dan ook niet zijn dat ze niet op hetzelfde niveau stond als pakweg muziek. Is muziek niet het ‘arme zusje van de schilderkunst’ dat het moet stellen met het gehoor als zintuig? Is schilderkunst niet beter bestand tegen de tijd aangezien muziek ‘zo snel sterft als ze geboren wordt’? Dit uitdoven van muziek vond Da Vinci ‘de ziekte waaraan muziek lijdt’. Hij wilde via wetenschap omtrent het perspectief, de proportieleer en de daaruit voortvloeiende harmonie aantonen dat de schilderkunst ook op het mathematische niveau van de muziek stond. De Paragone kan dan ook als pleidooi worden gelezen. Voor Da Vinci is muziek immers ‘de representatie van onzichtbare dingen’. Het is dus op zijn minst het evenwaardige zusje van de schilderkunst, maar een dergelijke rangorde speelt tegenwoordig geen grote rol meer. Belangrijk is dat Leonardo in zijn schilderkunst probeerde om de onhoorbare harmonieën eeuwig te laten voortklinken. ‘Ik geef de tonen weer van de objecten die worden gezien door het oog,’ schreef hij, ‘zoals de musicus de noten weergeeft die worden gehoord door het oor.’ Ook in zijn experimenten met akoestiek zoekt hij onder andere naar mogelijkheden om klank langer aan te houden. Daartoe ontwierp hij nieuwe muziekinstrumenten of probeerde hij bestaande te verbeteren. Zo was hij gefascineerd door geautomati-


8

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

AMORE SOLA MI FA REMIRARE, LA SOL MI FA SOLLECITA. Dit is een van de muzikale raadsels die Da Vinci opschreef. Het is een spel met de namen van muzieknoten.

seerd slagwerk dat ook in militaire context kon worden ingezet. Vanuit de draailier ontwikkelde hij de viola organista, de combinatie van een toets- en een strijkinstrument dat in theorie een volledige batterij viola da gamba’s kon vervangen. De nieuwsgierigheid van Da Vinci was onverzadigbaar en hij ging veel verder dan het ontwerpen van muziekinstrumenten. Hij verklaarde onder andere geluidsgolven via de metafoor van watergolven, net zoals Hermann von Helmholtz het in zijn geluidsleer zou doen, maar wel pas een paar eeuwen later.

SEIZOEN OUDE MUZIEK SOUNDSCAPE LEONARDO DA VINCI Capella de la Torre / Katharina Bäuml wo 20 nov / 20.15 Eindhoven, Muziekgebouw Frits Philips, Kleine Zaal do 21 nov / 20.30 Zwolle, Grote Kerk vr 22 nov / 20.30 Rotterdam, Laurenskerk za 23 nov / 20.00 Utrecht, Pieterskerk zo 24 nov / 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk

oudemuziek.nl/ capelladelatorre

SOUNDSCAPE LEONARDO DA VINCI Ter ere van het Da Vinci-jaar 2019 zijn ook een aantal muziekensembles op een meer systematische manier aan de slag gegaan met de verbindingen tussen Leonardo en muziek. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld I Fagiolini en Robert Hollingworth met Shaping the invisible, in Frankrijk houdt Doulce Mémoire zich bezig met de geheime muziek van Da Vinci en in België baseert het ensemble Ratas del viejo Mundo zich op de idee van Da Vinci als vrijbuiter. De spits werd echter afgebeten in Duitsland door Capella de la Torre en Katharina Bäuml met hun project Soundscape Leonardo da Vinci, waarin de verschillende levensstadia van de kunstenaar muzikaal worden vormgegeven. Uitgangspunt is daarbij het genre van de frottola dat in zijn tijd ontstond. Onder andere Bartolomeo Tromboncini en Marchetto Cara stonden bekend om deze meerstemmige composities met een volks karakter en op Italiaanse tekst. Mede dankzij de muziekdrukken van Petrucci kenden deze een snelle verspreiding in heel Europa. Misschien liet Da Vinci wel een paar frottola’s uitvoeren voor mona Lisa terwijl ze voor hem poseerde? Het is alvast muziek die doet glimlachen. ■●


Capella de la Torre Foto: Marieke Wijntjes


INSTRUMENTALITEIT

DE ‘LYRA VIOL’ NADER VERKLAARD ÉÉN TYPE, OF EIGENLIJK TWEE

TEKST / Nicholas Milne BEELD / Bram Peters

Het onlangs opgerichte ensemble The Puncke’s Delight viert zijn eerste tournee met een ode aan de lyra viol. Dit instrumententype is vandaag de dag bijna vergeten, terwijl het ooit de ster was van de Engelse consortmuziek. De leider van het ensemble, gambist Nicholas Milne, geeft uitleg. Mocht u zich afvragen wat een lyra viol is: het antwoord op die vraag houdt mij al jaren bezig. Vandaag de dag houden we van duidelijke definities en classificaties, om het eenvoudig te houden. De term ‘viol’ hoort in principe bij één specifiek instrument, de viola da gamba. In de zeventiende eeuw was dit anders. De viol vertegenwoordigde destijds een breed scala aan instrumenten, waaronder de lyra viol, division viol, viola bastarda en de baryton. Dit artikel gaat over slechts een van deze typen, of eigenlijk twee. De term lyra viol stamt uit Engeland, dateert uit het begin van de zeventiende eeuw en refereert aan een manier waarop de basgamba (bass viol) bespeeld kan worden. John Playford, een toenmalige

Britse muziekuitgever, schrijft dat deze nieuwe methode is voortgekomen uit het bespelen van de luit: ’The Lero or Lyra-viol, is so called from the Latin word Lyra, which signifies a Harp, alluding to the various tuning……This way of playing on the Viol, is but a late invention, in Imitation of the Old English Lute or Bandora’. — Musick’s Recreation on The Viol, Lyra-Way. Londen: John Playford, 41682. We kunnen deze speelwijze herkennen in polyfone en harmonische composities, en in het gebruik van een muzieknotatie in tabulatuur, zoals bij de luit. In bovengenoemd citaat schrijft Playford dat lyra verwijst naar de lier of harp, een toespeling op de verschillende stemmingen. De snaren kun je immers op verschillende toonhoogten stemmen, een principe dat in het Italiaans scordatura (‘verstemming’) wordt genoemd. Alleen al in het Manchester Gamba Book van omstreeks 1660 zijn tweeëntwintig verschillende stemmingen gevonden. En als we alle bronnen bij elkaar nemen, hebben we zelfs ongeveer


11

TABULATUUR van William Corkine Foto: Tom Visser Design

vijftig combinaties! De sonoriteit van een compositie wordt goeddeels bepaald door de gehanteerde scordatura. De scordatura is vaak vernoemd naar de componist die voor het instrument schreef. Zo staan de werken van William Corkine in de Alfonso-stemming (d-a-eA-E-A, van de hoogste naar de laagste snaar), vernoemd naar Alfonso Ferabosco. De stemming voor Christopher Simpson’s Little Consort Suites is ‘high-harp-way-flat’ (d-a-f-D-A-D), in het Göess Manuscript aangeduid als ‘ton de Steffkin’ – vernoemd naar Dietrich Steffkin, de favoriete gambist van Constantijn Huygens. Deze stukken hebben een bijzondere instrumentatie die ook gebruikt is door John Jenkins en George Hudson: het lyra viol consort. De composities van Thomas Ford staan in de Ieero-stemming (d-a-f-c-F-C). Dit is een van mijn favoriete stemmingen, omdat deze zowel een donkere, melancholische klank als een lichte, vrolijke klank kan voortbrengen. Naast een manier van spelen is de lyra viol echter ook een instrument op zich. John

Playford heeft het in 1661 nauwkeurig beschreven. Dit is een type met resonantiesnaren, die onder de aan te strijken snaren liggen en dezelfde stemming hebben. Deze snaren verdwijnen in de holle ruimte van de hals van het instrument. Als de bovenste snaren worden gestreken, resoneren de onderliggende mee. Alle beschrijvingen van een lyra viol met resonantiesnaren stammen van voor 1670. Het lijkt erop dat de gamba’s halverwege de zeventiende eeuw zijn veranderd. Dit hing waarschijnlijk samen met de uitvinding van omwonden snaren en het uit de mode raken van de resonantiesnaren. Helaas zijn geen originele exemplaren van de lyra viol overgeleverd, maar we zijn blij met een reconstructie die de Nijmeegse bouwer Bram Peters heeft gemaakt naar de beschrijving van Playford. Tijdens de komende tournee met The Puncke’s Delight speel ik op de lyra viol die door Bram Peters is gebouwd. We brengen repertoire voor

twee en drie lyra viols en ook spelen we op Peters’ recentelijk gebouwde consortinstrumenten. Kortom, een echte ‘chest of viols’, een kist vol gamba’s zoals Thomas Mace die in 1676 beschreef in zijn Musick’s Monument. ■●

SEIZOEN OUDE MUZIEK DE LYRA VIOL: DE STER VAN DE ENGELSE CONSORTMUZIEK The Puncke’s Delight wo 27 nov / 20.15 Delft, Lutherse Kerk do 28 nov / 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente vr 29 nov / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 30 nov / 20.30 Dronten, De Meerpaal, Kleine Zaal zo 1 dec / 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk oudemuziek.nl/ punckesdelight


12

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

MONTEVERDI-MANIE HOE KRIJN KOETSVELD ZICH STORT OP DE VROEGE BAROK

IN

1972 liep de dirigent en klavierspeler Krijn Koetsveld het Monteverdi-virus op. Sindsdien loopt de barokcomponist als een rode draad door zijn leven. Een ensemble, een festival, gelauwerde cd’s, een boek, een nieuw orgel en zelfs een opera: portret van een bevlogen Monteverdiaan. In de keuken van zijn Amersfoortse woning vult Krijn Koetsveld de percolator. Water erin, koffie erbij, dichtdraaien, op de kookplaat. Terwijl het apparaat aan het pruttelen slaat, vertelt hij over fietstochten in Italië. Langs Mantua ging het, langs Venetië en andere pleisterplaatsen uit het leven van een componist die bijna een halve eeuw geleden in zijn leven kwam: Claudio Monteverdi. In januari 2020 publiceert Koetsveld een boek over de man wiens noten hij van voor naar achter kent. Keurig op tijd dus voor de MonteverdiDag, die eind februari plaatsvindt in Groningen, Utrecht en Amsterdam. Hoe diep Claudio Monteverdi (1567-1643) doordringt in het bestaan van Krijn Koetsveld (65), blijkt in de woonkamer. Daar pronkt een vroegbarok Italiaans klavecimbel van de Spaanse bouwer Nino Cisneros. Het instrument is nu eens niet versierd met een Latijnse spreuk of een historisch tafereel. ‘Hemellichamen’ is het thema. Puntjes, elliptische lijnen, datawolken: we zien de kometenhemel sinds de zestiende eeuw in een oogopslag. Aldus leggen twee beeldend kunstenaars, Bram Bogaerts en Robin Smits, een verbinding tussen de levens van Claudio en Krijn.

CLAUDIO MONTEVERDI, geportretteerd door Bernardo Strozzi, ca. 1630.

TEKST / Guido van Oorschot

HUPPELEND DOOR L’ORFEO Het geeft een extra dimensie aan het madrigaal waarmee Koetsvelds Monteverdi-manie begon: Sfogava con le stelle, muziek over een man met liefdessmart die zijn hart lucht tegen de sterren. ‘Dat was in 1972 aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag,’ zegt Koetsveld. Pioniers als Nikolaus Harnoncourt en Gustav Leonhardt leidden een Monteverdi-project. Met het conservatoriumkoor zongen we dat madrigaal en bij mij sloeg het in als een bom.’ Student Koetsveld leerde dat Monteverdi negen madrigaalboeken had geschreven, naast opera’s en bundels kerkmuziek. Hij huppelde als herder door L’Orfeo, Monteverdi’s eerste opera, in

BEELD / Jip Warmerdam



14

NIEUW MONTEVERDI-ORGEL Het zat Krijn Koetsveld al jaren dwars. Voer je Monteverdi uit, heb je in Nederland geen Venetiaans barokorgel tot je beschikking. Hij kaartte de kwestie aan bij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds (NMF). En zie: op 19 januari 2020 wordt in Amersfoort een nieuw, transportabel ‘Monteverdiorgel’ gepresenteerd. Volgens berichten had de componist een voorkeur voor open, houten pijpen, met een geluid dat hij omschreef als suave en dolce, zacht en zoet. Het orgel wordt gebouwd door de firma Klop. Koetsveld en Le Nuove Musiche krijgen het instrument als eerste in bruikleen, maar het NMF stelt het nadrukkelijk ook beschikbaar voor andere ensembles.

KRIJN KOETSVELD (65) studeerde orgel, piano, koordirectie en kerkmuziek aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij was docent op het Utrechts Conservatorium en artistiek leider van het conservatorium in Enschede. Ook is hij medeoprichter en artistiek leider van het Van Wassenaer Concours. Als gastdirigent stond Koetsveld onder meer voor het Radio Kamerorkest en het Groot Omroepkoor. Hij is dirigent van het Nieuw Bach Ensemble en artistiek leider van Le Nuove Musiche, een groep die is gespecialiseerd in vroegbarok Italiaans repertoire.

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

de regie van Filippo Sanjust. ‘Met Harnoncourt en Concentus Musicus Wien trok ons conservatoriumkoor in 1976 langs Nederlandse theaters. Het was een waanzinnige ontdekkingsreis.’ Koetsveld raakte verslingerd en richtte het Malipiero Ensemble op, vernoemd naar de componist die begin twintigste eeuw de eerste Monteverdi-editie uitgaf. Als dirigent nam hij de Mariavespers ter hand en plukte hij kerkmuziek uit de Selva morale e spirituale. In 2004 stortte hij zich met een vijfkoppig zangersclubje op madrigalen. ‘Voor we het wisten hadden we voor Brilliant Classics een cd opgenomen met het Vijfde en Zesde boek.’ Le Nuove Musiche heette de groep, naar Caccini’s beroemde bundel met ‘nieuwe muzieken’ uit 1602. GEEN SAUSJE Het succes duurde kort, helaas. ‘Brilliant Classics ging failliet, Le Nuove Musiche zou worden ontbonden. Maar op de dag dat het bestuur dit bij de notaris ging regelen, hing de platenmaatschappij aan de lijn. Die was uit de as herrezen en wilde het Monteverdiproject voortzetten.’ Boek na boek nam Le Nuove Musiche de madrigalen op, 202 composities in totaal. Het muziektijdschrift Luister schonk zijn hoogste waardering, de Volkskrant hoorde ‘excellente uitvoeringen’. Nadat begin 2019 de alomvattende cdbox was verschenen, concludeerde Het Parool dat de klus formidabel was geklaard. Koetsvelds geheim? ‘Zonder verdieping in de taal, in de betekenis van de woorden, hun uitspraak en in het gebruik van metaforen was ik vermoedelijk niet zo ver gekomen. Ik denk steevast: dit is de tekst, dit zijn de noten, waarom schrijft Monteverdi ze hier zo en niet anders? Gaandeweg groeien keuzes rond tempo en dynamiek. Luid of zacht is bijvoorbeeld geen sausje dat je over de noten gooit. Soms gaat Monteverdi van dissonant naar dissonant, bijvoorbeeld in een vers over een geteisterde ziel. Zo’n intense passage wil je uitlichten, maar dat hoeft niet per se met een driedubbel romantisch forte. Ook in een pianissimo zit intensiteit.’ SCHAKEL NAAR BACH In 2016 organiseerde Koetsveld in Amersfoort de eerste editie van het festival Monteverdi XL. ‘Ik dacht: we kunnen met de madrigalen rond gaan reizen, maar dan blijf je in een niche.

LE NUOVE MUSICHE Foto: Jip Warmerdam


HOE KRIJN KOETSVELD ZICH STORT OP DE VROEGE BAROK / Monteverdi-manie

THESEUS EN ARIADNE Gravure door Crispijn van de Passe (I), 1602 - 1607. Rijksmuseum Amsterdam

SEIZOEN OUDE MUZIEK MONTEVERDIDAG DO 20 EN VR 21 FEB / GRONINGEN Binnenstad ZA 22 FEB / UTRECHT TivoliVredenburg ZO 23 FEB / AMSTERDAM Muziekgebouw aan ’t IJ 12.00 uur Fred Jacobs: Toveren op theorbe 14.00 uur Eva Saladin en Johannes Keller: Venetiaanse vioolsonates 16.00 uur Le Nuove Musiche / Krijn Koetsveld: Monteverdi’s madrigalen 20.15 uur Cantar Lontano / Marco Mencoboni: Vespro per San Giovanni Battista martire Er is meer, zoals de scratch, een lezing door Krijn Koetsveld en gratis optredens. Bekijk het volledige programma: oudemuziek.nl/ monteverdidag

15

Monteverdi is nu eenmaal minder populair dan Bach of Mozart.’ In vier edities heeft hij met Le Nuove Musiche het spoor gevolgd van de madrigaalboeken, deels in een theatrale aanpak van de regisseur Sybrand van der Werf. ‘In 2020 gunnen we het festival een jaartje rust. Om te beginnen willen we de Monteverdidag niet in het vaarwater zitten. En nu we alle madrigalen hebben gedaan, willen we rustig nadenken over de toekomst. Er kristalliseert zich een internationaal festival uit rond vroegbarokke muziek, niet per se beperkt tot Monteverdi. Denk bijvoorbeeld aan Heinrich Schütz. Die heeft in Venetië gestudeerd, ik zie hem als de schakel tussen Monteverdi en Bach. Monteverdi’s grootste verdienste was het verweven van monodie en polyfonie. Uitgerekend dat heeft Schütz naar Duitsland gebracht.’ L’ARIANNA In februari, op de Monteverdidag, zingt Le Nuove Musiche een selectie uit het Vierde, Vijfde en Zesde madrigaalboek. Koetsveld: ‘In die bundels gaat het vaak over onverwacht lijden. Niet gek misschien, als je bedenkt welk onheil machthebbers destijds konden stichten, naast de toch al voortdurende dreiging van ziekte en dood.’ Monteverdi kon ervan meepraten. In september 1607, acht maanden na de succesvolle première van L’Orfeo, overleed zijn vrouw, de zangeres Claudia Cattaneo. Zijn broodheer, de hertog van Mantua, kende geen genade. Een nieuwe opera moest er komen, en snel, voor het huwelijk van zijn zoon Francesco. In oktober pakte Monteverdi de pen voor L’Arianna, het verhaal van Ariadne die door Theseus wordt gedumpt op het strand van Naxos. Later schreef Monteverdi aan een vriend dat hij bijna aan de opdracht was bezweken. Met het fameuze Lamento d’Arianna bracht hij het hof in tranen. ‘Niet moeilijk,’ zegt Koetsveld, ‘om in die klaagzang Monteverdi’s eigen ellende te horen.’

‘Monteverdi’s grootste verdienste was het verweven van monodie en polyfonie’ Helaas is het de enig overgeleverde muziek van deze opera. Maar Koetsveld verzon een list. In mei 2020 vindt de première plaats van Arianna, een reconstructie van Monteverdi’s opera. Het libretto van Ottavio Rinuccini heeft de eeuwen wél doorstaan en wordt door de regisseur Sybrand van der Werf bewerkt. ‘Natuurlijk zit het Lamento in de voorstelling,’ zegt Krijn Koetsveld, ‘net als de Sestina uit het Zesde madrigaalboek, een mini-opera op zich. Verder schrijft de Duits-Nederlandse componist Florian Magnus Maier nieuwe noten. Ik voorspel, het wordt beeldschoon.’ ■●


BEELDSPRAAK

MUSICERENDE KOP X ENGELEN UIT DE BOSSCHE SINT-JAN

EEN BEELDENGROEP VAN ADRIAEN VAN WESEL

Wat overhellend, haast leunend op de engelen, TEKST / x kijkt Jozef nu de leegte

Txt

in. Weert hij het licht af met BEELD / zijn hand, of krabbelt hij in x zijn haar? En dan de engelen die voor hem staan, alle drie met een muziekinstrument, een ervan – te zien aan de half geopende mond – ook zingend. Een fascinerende groep, deze drie musicerende engelen en Jozef, in 1476-1477 gemaakt door Adriaen van Wesel. Hoe aantrekkelijk dit tafereel van vier figuren ook is, het is geen op zichzelf staande groep. Oorspronkelijk behoorde zij tot een grotere scène met de geboorte van Christus. Een knielende Maria, net als Jozef en de engelen bewaard in het Amsterdamse Rijksmuseum, was ook deel van die grotere compositie. De voorovergebogen man werd trouwens in 1948 nog als herder aangemerkt. De geboortescène, waarvan deze 45 centimeter hoge sculptuur deel uitmaakte, was ooit onderdeel van een van de indrukwekkendste laatmiddeleeuwse altaren uit het huidige Nederland: het grote altaar van de Illustere Lieve

Vrouwe Broederschap in ’s-Hertogenbosch. Nadat de stadsbrand in 1463 het oude altaar grotendeels had verwoest, bestelde de broederschap in 1475, na gedegen vooronderzoek, een altaar bij de Utrechtse beeldhouwer Adriaen van Wesel. De opdracht is goed gedocumenteerd: Van Wesel kwam naar Den Bosch en besprak het programma van eisen met leden van de broederschap en met de schilder Anthonis van Aken en zijn zonen.

Volgens de gemaakte afspraken leverde hij het werk af in 1477: een grote altaarkast met twee grote en twee kleine vleugels. Het bevatte scènes uit het leven van Maria. Het altaar was in 1477 niet gereed. In de jaren die volgden werd, zoals al voorzien was, het werk van Van Wesel beschilderd. De polychromie is sindsdien weer verdwenen, al zijn er nog sporen te zien. Nog weer later werden er geschilderde panelen toegevoegd. Drie daarvan zijn de bekendste overblijfselen van dit altaar, nu te zien in de Gemäldegalerie van Berlijn en de Fundación Lázaro Galdiano in Madrid. Het gaat om Johannes de Doper, Johannes op Patmos en een paneel met passiescènes, in 1488-1489 geschilderd door Jheronimus Bosch, die als

DE VOORSTE ENGEL, VLEUGELS NAAR ÉÉN KANT GESLAGEN EN MET ZINGENDE MOND, BESPEELT EEN KLAVICHORD


17

TEKST / Johan Oosterman BEELD / Adriaen van Wesel: Jozef en drie musicerende engelen, Maria. Rijksmuseum Amsterdam

zoon van Anthonis van Aken in 1475 al betrokken was bij de opdracht aan Van Wesel. Zingende engel met klavichord Van alle bewaarde sculpturen – er zijn in elk geval tien fragmenten bekend – is die van de engelen en Jozef wel de bekendste. Al vroeg trokken de verrassende compositie, de raadselachtige man en de levendig musicerende engelen aandacht. De voorste engel, vleugels naar één kant geslagen en met zingende mond, bespeelt een klavichord. Veel meer dan de vedel en de luit van de ande-

re twee was dit instrument op zichzelf al een publicatie waard. Het klavichord is opvallend gedetailleerd uitgewerkt en als zodanig vermoedelijk zelfs de oudste min of meer realistische afbeelding van dit laatmiddeleeuwse toetsinstrument. Het is in elk geval de vroegste afbeelding in de Nederlandse kunst. De voorstelling van de geboorte van Christus nam de centrale en grootste plaats in binnen het Bossche Maria-altaar. De groep met Jozef en de engelen, aan de rechterkant van dit tafereel, zal ook binnen dat geheel indruk gemaakt hebben door

de levendigheid en expressiviteit. Maar dat het als ‘bekendste Noord-Nederlandse beeldhouwwerk van de late middeleeuwen’ getypeerd kan worden, komt toch ook wel doordat het een zelfstandig werk is geworden. De ontmanteling van het eens indrukwekkende altaar uit de Bossche Sint-Jan, die vooral in de negentiende eeuw heeft plaatsgevonden, heeft een aantal topwerken opgeleverd die door hun geringe formaat en intimiteit grote zeggingskracht hebben. Wie oog in oog staat met Jozef en de engelen, die nu niet meer gericht zijn op de pasgeboren Jezus, zoals ooit beoogd was, kan zich een eigen wereld verbeelden waarin engelen de prachtigste muziek maken en een man zijn minzame blik werpt. ■●

Literatuur W. Halsema-Kubes, G. Lemmens & G. de Werd (red.), Adriaen van Wesel. Een Utrechtse beeldhouwer uit de late middeleeuwen. Tentoonstelling Rijksmuseum. Den Haag, 1980. A.M. Koldeweij, ‘Jheronimus Bosch in zijn stad ’s-Hertogenbosch’, in: A.M. Koldeweij, Paul Vandenbroeck & Bernard Vermet (red.), Jheronimus Bosch. Alle schilderijen en tekeningen, Rotterdam etc. 2001, 20-83.


18

EEN BLANCHET VOOR COUPERIN

TEKST / Xavier Vandamme BEELD / Atelier Jan Kalsbeek

LAURENT STEWART REIST DOOR NEDERLAND MET EEN BIJZONDER KLAVECIMBEL

Voor zijn solotournee tijdens het Seizoen Oude Muziek stelt de Franse klavecinist Laurent Stewart vijf suites samen uit het oeuvre van Louis Couperin. De concertreeks is een buitenkans om Stewart aan het werk te horen. Zijn recitals in Utrecht behoren tot de sterkste muzikale ervaringen van de voorbije festivaledities. Want Stewart is een muzikale dichter – van het zonnige soort, dat wel – die integriteit en expressiviteit met

elkaar verzoent. Voor ons als concertorganisatoren rijst dan de vraag: welk instrument stel je zo iemand ter beschikking? Kunnen we een klavecimbel vinden dat hem helpt om dichter bij de ziel te komen van die andere poëet, Louis Couperin? Het antwoord is: ja. En het instrument in kwestie hoefden we niet eens ver te zoeken, want we hebben het in ons eigen bezit. De Organisatie Oude Muziek kon in 2016, met

dank aan een genereuze donateur, een kopie van een Frans zeventiende-eeuws klavecimbel aankopen. Het instrument is van hand van de bekende Zutphense bouwer Jan Kalsbeek. Die presenteerde zijn werkstuk drie jaar geleden op de markt van het Festival Oude Muziek. Skip Sempé speelde erop, raakte eraan verslingerd en dwong zowat elke klavecinist die op het festival rondhing om het uit te proberen. Zo gebeurde het dat de stand van Kalsbeek het trefpunt werd van de internationale klavecimbelwereld. Waarom? Omdat het nieuwe instrument muzikaal bijzonder geslaagd was, dat spreekt voor zich. Maar er was ook een andere reden: Kalsbeeks nieuweling is een kopie van een nogal mysterieus instrument van Nicolas Blanchet uit 1693. Ter verduidelijking: er was niet één Blanchet. De hele familie zat in de business en drie generaties lang maakten ze instrumenten die in Parijs erg hoog stonden aangeschreven. François-Etienne I en zijn zoon waren zelfs hofleverancier. Het atelier ging uiteindelijk over in de handen van Pascal Taskin, nog zo’n grote naam in de Franse klavierbouw. Nu is ‘ons instrument’ niet van


19

de hand van de latere, achttiende-eeuwse telgen van de familie, maar van Nicolas, de stichter van de Blanchet-dynastie. Sterker nog: dit is het oudste overgeleverde klavecimbel van de bouwersfamilie. Met zijn geringere klavieromvang is het een stuk smaller en slanker dan de grote vijfoctaafs instrumenten die later in Parijs standaard zouden worden, en die in feite door-geëvolueerde (en vaak ook letterlijk omgebouwde) Vlaamse instrumenten zijn. Niets daarvan bij de Blanchet 1693, die nog aansluit bij de autochtone traditie van vroege Franse instrumenten die we kennen van Denis, Vaudry, Tibaut en Dufour. Achter slot en grendel Er zijn überhaupt niet veel zeventiende-eeuwse Franse klavecimbels overgeleverd. En dit exemplaar heeft een verhaal. Jan Kalsbeek vertelt: ‘Het is in particulier bezit en staat in een Parijs appartement. In 1972 bezochten de bouwers William Dowd en Reinhardt von Nagel de eigenaren om opmetingen te doen. Ze kwamen tijd te kort en maakten een nieuwe afspraak om twee weken later terug te komen. In de tussentijd kwam ook

de bouwer Michael Thomas langs, eveneens om het op te meten, maar hij beledigde de eigenaar zozeer, dat deze weigerde nog iemand bij het instrument toe te laten, ook Dowd en von Nagel niet.’ Het resultaat: een muzikale schat ging decennialang achter slot en grendel. Maar Kalsbeek was gefascineerd. Met slechts enkele foto’s en de lacunaire opmetingen van Dowd, von Nagel en Thomas als vertrekpunt ging hij toch aan de slag om het instrument te kopiëren. Hoe de binnenkant van het instrument eruitzag, moest hij zelf bedenken: ‘De informatie die ik had, duidde op een opmerkelijk klavecimbel met allerlei karakteristieken die afweken van je zou verwachten van een Fransman. Nu was er in de zeventiende eeuw in de klavecimbelbouw veel variatie, maar dit was weer een geheel eigen versie.’ En zo kwam een nieuw instrument tot stand – geboren uit de fascinatie voor een onbereikbaar klavecimbel, en vormgegeven in een samenspel tussen harde data en pure speculatie. Het aardige is dat Kalsbeek na voltooiing van zijn kopie toch toegang kreeg tot het origineel. Het meeste van zijn giswerk bleek te kloppen. Zo vertoont de Blanchet een aantal uitgesproken Italiaanse trekjes, precies zoals Kalsbeek had vermoed.

Het nieuwe klavecimbel dat we konden aankopen is uitermate geschikt voor Franse muziek, zoals die van Louis Couperin die Laurent Stewart gaat uitvoeren. In dat repertoire blinkt het uit. Maar voor alle goede instrumenten geldt dat je er eigenlijk alles op kunt spelen. Op één vlak wijkt de kopie van Kalsbeek significant af van het origineel: de decoratie van het antieke instrument is overweldigend en luxueus, waar zijn jongere broertje getuigt van een bijna calvinistische strakheid. Maar ook dat werkt: de zichtbare delen in notenhout zijn prachtig, en de buitenkast is geschilderd met caseïneverf op basis van echt vermiljoen. Op deze manier toont de kopie, open en eerlijk, de signatuur van zijn maker. ■●

SEIZOEN OUDE MUZIEK SUIVEZ LE GUIDE: STEWART SPEELT LOUIS COUPERIN Laurent Stewart di 3 mrt / 20.15 Muiden, Muiderslot wo 4 mrt / 20.15 Delft, Lutherse Kerk do 5 mrt / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 6 mrt / 20.15 Deventer, Penninckshuis Za 7 mrt / 20.30 Maastricht, Cellebroederskapel zo 8 mrt / 11.00 Schokland, Kerkje op Schokland oudemuziek.nl/laurentstewart


20

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

DUDOK QUARTET OP AVONTUUR EERST DE STOKKEN, TOEN DE SNAREN

H

et Dudok Quartet Amsterdam werkt zich in snel tempo naar de voorhoede van de internationale strijkkwartettenwereld. De jonge Nederlanders spelen doorgaans op een modern instrumentarium. Voor Haydn, een van hun grote liefdes, gingen ze echter op zoek. Eerst waren daar nieuwe oude stokken, en toen ze eenmaal die weg waren ingeslagen…

JOSEPH HAYDN Geportretteerd door Thomas Hardy, 1791. Londen, Royal College of Music Museum of Instruments

TEKST / Thiemo Wind

Nederlands, twee lettergrepen, markant, internationaal goed bekkend: op zoek naar een geschikte naam kwamen de musici min of meer toevallig uit bij de architect Dudok. En dat trof, achteraf bezien. De cellist David Faber vertelt: ‘Er is een dagboekfragment waarin staat dat Dudok meer inspiratie haalde uit het werk van Haydn, Mozart en Beethoven dan uit dat van andere architecten. Interessant, want zijn architectuur was wel eigentijds. Daarom past het goed bij ons. Wij spelen tenslotte zowel oude als hedendaagse muziek.’ In 2009 ging het ensemble van start. De vier kwartetleden van het eerste uur – in de tussentijd is de groep twee keer van altviolist gewisseld – maakten deel uit van het Ricciotti Ensemble, een onconventionele groep die overal en voor iedereen muziek maakt, ook op straat, en meer dan de helft van alle optredens verzorgt in sociale instellingen, van verzorgings‑ en verpleeghuizen tot asielzoekerscentra. Die ervaringen zijn van grote invloed geweest op de Dudoks. Judith van Driel, de primarius: ‘Het gemiddelde Ricciotti-publiek is minder vertrouwd met klassieke muziek.’ Marleen Wester, tweede viool: ‘Je bent dan veel meer bezig met hoe de muziek aankomt bij de luisteraar.’ David Faber: ‘Dus je leert nog duidelijker je artistieke keuzes te maken.’ Geleidelijk werd duidelijk dat de musici zich volledig op het kwartetspelen wilden storten. ‘Ja, ik denk het wel,’ antwoordt Van Driel op de vraag of je goed kwartetspelen alleen fulltime kunt doen. ‘Als je naar het internationale rijtje kwartetten kijkt waar wij graag tussen willen staan, dan zijn dat allemaal fulltime ensembles.’ Faber: ‘Om op een bepaald niveau te komen, moet je het in ieder geval een jaar of tien met zoveel toewijding doen. Daarna kun je

BEELD / Nikolaj Lund


DUDOK QUARTET OP AVONTUUR / Eerst de stokken, toen de snaren

21

DUDOK QUARTET AMSTERDAM Foto: Nikolaj Lund

JOSEPH HAYDN (1732-1809) was niet de uitvinder van het strijkkwartet, maar mag wel zonder enige reserve de vader van het genre worden genoemd. In zijn lange loopbaan ontwikkelde hij het tot grote hoogte. Belangrijkste kenmerk van die ontwikkeling is wel de manier waarop Haydn thematisch materiaal verwerkt en verdeelt over alle vier partijen: de twee violen, altviool en cello worden meer en meer gelijkwaardige ‘gesprekspartners’. De gevoelswereld wordt intenser, de contrasten worden groter. De zes kwartetten opus 20 uit 1772 zijn wat dit betreft een mijlpaal. Drie ervan hebben een fuga als finale, twee kwartetten staan in een mineurtoonsoort. In 1774 werden de kwartetten voor het eerst gedrukt, in Parijs. Kort daarna verschenen ze ook bij muziekuitgeverij Hummel in Amsterdam en Berlijn, daar als opus 17.

misschien besluiten alleen in periodes te werken. Maar zover zijn wij nog niet.’ Fulltime betekent in de praktijk: elke dag vijf à zes uur als kwartet studeren, vijf of soms zes dagen in de week. Al die investering is nodig om als vier verschillende persoonlijkheden samen tot die ene, fijn geslepen interpretatie te komen. Wester: ‘Het kan op zoveel verschillende manieren.’ De altvioliste Marie-Louise de Jong, in 2016 toegetreden tot het ensemble: ‘We hebben alle vier een ruime blik, we kunnen breed denken en ons verplaatsen in de visie van een ander.’ Faber: ‘Je moet elkaar vertrouwen. In principe zijn al onze ideeën goed.’ Lachend: ‘Totdat we ze hebben geprobeerd en afgekeurd.’ Vanaf het begin stond vast dat het Dudok niet zomaar het zoveelste goede strijkkwartet wilde worden. De musici willen zich onderscheiden, niet om anders te zijn maar wel om een eigen, herkenbare signatuur te hebben. Niets als vanzelfsprekend beschouwen is dan een goede uitgangspositie. Tijdens hun opleiding maakten ze kennis met verschillende benaderingen. In het samenspel bekwaamden de musici zich aanvankelijk bij de leden van het roemruchte Alban Berg Quartett, aan de Musikhochschule van Keulen. Daarna studeerden ze nog bij Marc Danel aan de Nederlandse Strijkkwartet Academie. Wester: ‘Bij het Alban Berg ging het over één klank maken en dat heel goed doen, bij Marc Danel meer over de individuen tot hun recht laten komen, over vrijheid zoeken.’ Van Driel: ‘Om op een podium te zitten, moet je ook vrijheid voelen. Dat was er door het Alban Berg Quartett een beetje uit geramd.’


22

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

Faber: ‘Het moest altijd op dezelfde manier goed.’ Van Driel: ‘Als je niet experimenteert, kunnen er nooit heel bijzondere dingen ontstaan.’

DE FINALE VAN HAYDNS KWARTET in f-klein opus 20 nr. 5, een fuga ‘a 2 soggetti’ (eerste vioolpartij in de editie van Hummel)

Vanuit die drang om te experimenteren is het viertal uitgekomen bij Haydn met andere stokken. Stradivarius, Guarneri, de wereld heeft de mond vol van grote namen als het om strijkinstrumenten gaat. Toch kunnen zelfs die instrumenten hun kwaliteit pas onthullen als de snaren optimaal worden aangestreken, en dat gebeurt met een strijkstok. De gemiddelde muziekliefhebber staat er misschien niet bij stil, maar dit onmisbare attribuut in de rechterhand is van eminent belang. Iedere speler weet het. Voor de Dudoks is het – excusez le mot – een stokpaardje geworden. Het begon bij Haydn. Wie op YouTube rondneust, kan vaststellen dat ze al jaren door diens kwartetten zijn gegrepen. Zijn opus 20 nr. 2 in C-groot was zelfs het allereerste kwartet dat ze in het openbaar speelden. In 2012 wonnen ze met opus 76 nr. 5 in D-groot de tweede prijs tijdens de zesde International Joseph Joachim Chamber Music Competition in Weimar. Haydn, het is typisch muzikantenrepertoire, maar ook repertoire waarin musici zich nergens achter kunnen verschuilen. Ideaal voer dus voor musici die streven naar perfectie, een vereiste voor wie wil meetellen in de internationale strijkkwartettenwereld. LABORATORIUMSESSIE Als de Dudoks op het punt staan de zes strijkkwartetten opus 20 integraal op te nemen op cd, besluiten ze dit te doen met stokken die geïnspireerd zijn door exemplaren uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Zijn die dan zo anders? Ja, dat zijn ze. Ter demonstratie beleggen de vier op een najaarsavond in 2018 een bijzondere laboratoriumsessie in VondelCS, het paviljoen in het Amsterdamse Vondelpark. Speciale gast is Luis Emilio Rodríguez Carrington, internationaal befaamd stokkenbouwer uit Den Haag. Na een periode van gezamenlijk experimenteren zal hij voor het Dudok vier klassieke stokken vervaardigen.

De bouwer vertelt hoe in de periode van de barok de stokken een boogvorm hadden, wat nog terug te vinden is in het Duitse woord ‘Bogen’. Ten tijde van de Weense klassieken waren de stokken recht, het hout en de haren liepen evenwijdig. De moderne

DUDOK QUARTET AMSTERDAM Foto: Marco Borggreve


DUDOK QUARTET OP AVONTUUR / Eerst de stokken, toen de snaren

DE COVER VAN DE CD

György Sándor Ligeti (Roemenië, 28 mei 1923 - Wenen, 12 juni 2006) was een Hongaars-Oostenrijkse componist. Geboren in Roemenië vestigde hij zich als componist in Hongarije, maar vluchtte daarvandaan na de Hongaarse Opstand van 1956. Hij componeerde in verschillende stijlen en muzieksoorten, waaronder kamermuziek, opera en elektronische muziek.

23

standaard ontstond in de negentiende eeuw. Een grote klank, romantisch lijnenspel: het was alleen mogelijk door de stok langer te maken, en om de stabiliteit te behouden kreeg het hout een ‘binnenbocht’. Als het Dudok Quartet twee keer dezelfde muziek speelt, met beide typen, wordt duidelijk hoe groot het klinkende verschil is. Klassieke stokken laten Haydn, Beethoven en ook Schuberts Quartettsatz op een retorische manier spreken. De tonen hoeven niet op gang te komen, ze worden direct gedefinieerd. Het is alsof de muziek licht geeft. Judith van Driel demonstreert hoe sommige articulaties met een klassieke stok als vanzelf gaan, waar je met een gewone hard moet werken om hetzelfde te bereiken. ‘Een moderne stok is als een tank, die gaat gewoon rechtdoor,’ gebruikt David Faber als metafoor. ‘Een klassieke stok is wendbaar als een eenwieler.’ Dit maakt het spelen overigens niet eenvoudiger. ‘Probeer er maar eens op te blijven zitten,’ trekt hij de vergelijking door. ‘Met deze stokken begrijp je waarom Haydn en Mozart de muziek schreven zoals ze die schreven.’ De vraag is hoelang het nog zal duren voordat de Dudoks echt ‘authentiek gaan’ en hun stalen snaren verruilen voor darmsnaren. ‘We hebben de sets klaarliggen,’ verklaart het viertal die avond desgevraagd. ‘De zoektocht werkt verslavend,’ moeten ze bekennen. Misschien gaan ze hun cd-opname wel met klassieke stokken én darmsnaren maken. Inmiddels is de eerste van de twee cd’s klaar en verschenen. En wat blijkt: het kwartet is inderdaad op darmsnaren overgeschakeld, al hebben ze niet gekozen voor kale schapendarm maar voor ‘omwonden’ exemplaren, dus met een laagje zilver of aluminium eromheen. Dat zijn de darmsnaren zoals ze aan het eind van de negentiende, begin twintigste eeuw werden gebruikt. Een praktische oplossing, legt Faber uit. ‘Omdat we op eenzelfde programma ook Ligeti willen kunnen spelen, zoals we onlangs hebben gedaan in New York. Wie blind zou luisteren, kan waarschijnlijk het verschil niet horen tussen kale darm en omwonden. Het belangrijkste van darmsnaren is dat je de muziek een menselijke kant geeft, je kunt jezelf een stem geven. Het is een organisch geluid. Ook omwonden heeft de snaar de ontspanning en de reactiesnelheid van een darm, er zit rek in. En er staat minder druk op het instrument, waardoor het zich meer senang voelt. Zo kun je op een sprekende manier spelen.’ Het ensemble wil niet uitsluiten dat het in de toekomst nog eens op kale darmen gaat spelen, maar dan waarschijnlijk toch eerder in de opnamestudio dan in grote concertzalen. Faber: ‘We blijven experimenteren. Ook het podium is ons laboratorium.’ ■● Haydn: Strijkkwartetten opus 20, nrs. 2, 3 & 5. Uitgave: Resonus. De andere drie kwartetten verschijnen volgend jaar op cd.


24

‘HET MAAKT GEEN VERSCHIL OF MUZIEK OUD IS OF NIET’ MET THE BEGGAR’S ENSEMBLE NAAR HET LONDEN VAN TOEN Txt

Augustin Lusson en Daria Zemeele ontvangen de IVWC Award 2018.

The Beggar’s Ensemble was in 2018 winnaar van het Internationaal Van Wassenaer Concours, en als onderdeel van die prijs mogen de musici nu op tournee in het Seizoen Oude Muziek. De violist Augustin Lusson, gambist Mathias Ferré en klaveciniste Daria Zemele willen een levendig muzikaal portret schetsen van Londen als multiculturele metropool in de achttiende eeuw.

Hoe is The Beggar’s Ensemble ontstaan? En waar komt die naam vandaan? Augustin Lusson: ‘De ontstaansgeschiedenis is eigenlijk vrij simpel. Tijdens onze studie hadden we weinig geld om muziek te kopen en dus moesten we creatief zijn. Mijn toenmalige klasgenoot Daria Zemele kwam op zeker moment met een werk van de achttiende-eeuwse Engelse componist Richard Jones aan. Dat bleek een regelrechte verrassing. Nadat we meer muziek van hem en een aantal van zijn landgenoten hadden bestudeerd, kwamen we tot de conclusie dat het Engelse kamermuziekrepertoire uit de achttiende eeuw vol verborgen pareltjes zit. Vergeleken met Italiaanse en Franse muziek uit dezelfde tijd is dit repertoire lang beschouwd als oninteressant, maar dat is echt een misvatting. Londen was toen juist ‘the place to be’. Iedereen ging daarnaartoe om carrière te maken.’ ‘Al snel ontstond het idee om een opname te maken van Jones’ Opus 2, een verzameling Chamber Airs voor viool en basso continuo. Speciaal daarvoor stelden we een


25

TEKST / Joost van Beek BEELD / Marieke Wijntjes

AUGUSTIN LUSSON Foto's: The Beggar’s Ensemble

ensemble samen. Dat was het begin van The Beggar’s Ensemble. De naam is natuurlijk een knipoog naar The Beggar’s Opera van John Gay en de componist Johann Christoph Pepusch, een werk dat destijds het operagenre nieuw leven inblies. Zo willen wij ons repertoire graag bredere populariteit geven. We hopen dat het Nederlandse en Belgische publiek er tijdens onze tournee van zal genieten.’ Wat maakt Richard Jones zo’n interessante componist? ‘Zijn manier van schrijven is uitzonderlijk, hij is de William Hogarth (een Engelse kunstschilder en prentkunstenaar uit dezelfde periode) van de muziek. Jones, zelf theatermuzikant, kon als geen ander allerlei gemoedstoestanden en karakters muzikaal uitbeelden. Zijn voorliefde voor satire en humor is daarbij zeer herkenbaar. Jones onderscheidde zich hiermee van zijn collega’s, hoewel zijn kennis van andere stijlen onbetwistbaar is. De mysterieuze ‘Dicky’ Jones inspireert ons overigens ook als persoon: hij had geen pretenties, hij was gewoon een toneel-/

showman die in zijn theater musiceerde en componeerde voordat hij in de vergetelheid raakte.’ Welke visie hebben jullie op de uitvoering van oude muziek? Speelt het begrip ‘authenticiteit’ een rol? ‘Daar kan ik kort over zijn: het maakt voor ons geen verschil of muziek ‘oud’ is of niet. Deze aanpak gaat misschien in tegen het huidige ideaalbeeld van de uitvoering van oude muziek, maar we waren er op het moment van componeren nu eenmaal niet bij. In die zin weten we er niets vanaf. Daarbij, als iemand mij zou kunnen uitleggen wat ‘authenticiteit’ is, zou ik dolgelukkig zijn. Wat ons interesseert, is hoe de mensen destijds leefden. En hoe zij zich in die leefwereld uitdrukten door middel van muziek. De bronnen geven ons daarover zeker waardevolle aanwijzingen, maar ze zullen ons nooit de muziek zelf brengen.’ Wat zijn jullie plannen voor de toekomst? ‘We zijn bezig met diverse opnameprojecten, waaronder een cd met Franse muziek voor trio met viool en een cd

gewijd aan de Engelse vioolschool. Verder denken we erover om het ensemble uit te breiden. Kortom, we vervelen ons voorlopig niet.’ ■●

SEIZOEN OUDE MUZIEK ENGELSE KAMERMUZIEK UIT DE ACHTTIENDE EEUW The Beggar’s Ensemble do 16 jan / 20.30 Rotterdam, Laurenskerk vr 17 jan / 20.15 Gent (B), Handelsbeurs za 18 jan / 20.15 Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen zo 19 jan / 15.30 Eindhoven, Muziekgebouw Frits Philips, Kleine Zaal di 21 jan / 20.15 Muiden, Muiderslot wo 22 jan / 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz oudemuziek.nl/ beggarsensemble


SECTIE 26

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

SEBASTIAN… EN SEBASTIAN? SHUNSKE SATO OVER BACH

De violist Shunske Sato speelt in maart 2020 een programma met louter werken van Johann Sebastian Bach, tijdens het Seizoen Oude Muziek. Zijn focus ligt op sonates waarbij het hergebruik van muzikaal materiaal centraal staat. Tegenwoordig ligt er een grote focus op auteursrechten en is plagiaat een gevoelige zaak, maar eeuwen geleden beschouwde men bewerkingen en citaten als slimme recycling en zelfs als een eerbetoon.

SEIZOEN OUDE MUZIEK SEBASTIAN…EN SEBASTIAN? De Nederlandse Bachvereniging di 10 mrt / 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente wo 11 mrt / 20.30 Dronten, De Meerpaal, Kleine Zaal do 12 mrt / 20.30 Zwolle, Grote Kerk vr 13 mrt / 20.15 Leeuwarden, Waalse Kerk za 14 mrt / 20.15 Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen zo 15 mrt / 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk

Sato: ‘Tegenwoordig hechten we veel waarde aan de authenticiteit van composities en aan werken in hun definitieve vorm. In de barok was dit echter zelden zo en Bach was zeker geen uitzondering. Componisten leenden van elkaar, vervingen delen of breidden ze uit met muziek van henzelf of iemand anders. Bach arrangeerde vooral zijn eigen muziek. Deze werken worden nu vaak als minder authentiek beschouwd. In het programma Sebastian… en Sebastian? zetten Diego Ares en ik deze bewerkingen naast de authentieke composities.’ ‘Een van de arrangementen op ons programma is de Sonate in F-groot BWV 1022, toegeschreven aan Bach. Het is een versie van zijn Triosonate in G-groot BWV 1038, maar dan herschreven voor viool en continuo, en in een andere toonsoort. De violist wordt geacht om in scordatura te spelen, dat wil zeggen met verstemde snaren. De stemming van de viool voor dit werk is F-C-G-D. Helaas is niet bekend wie dit arrangement heeft gemaakt.’ ‘De Fuga in g-klein BWV 1026 is een mysterieuze fuga die op zichzelf lijkt te staan. Ook van dit werk is weinig achtergrondinformatie te vinden. Daardoor blijft onduidelijk wie de componist is. Het kan zijn dat Bach het heeft samengesteld uit eerdere composities die hij in Weimar schreef. Ik heb de vrijheid genomen om deze fuga te combineren met een eigen arrangement voor viool en klavecimbel van de Sonate voor viool solo in g-klein BWV 1001. Aangezien Bach deze sonate zelf al voor klavecimbel solo (BWV 964) arrangeerde, verdient mijn bewerking in elk geval niet de originaliteitsprijs.’ ■●

oudemuziek.nl/ nederlandsebachvereniging

TEKST / Shunske Sato

BEELD / Marco Borggreve


VOORWOORD

27

VRIENDENHART XAVIER VANDAMME

Afgelopen zomer werd het leven in Utrecht hartstochtelijk geleefd. Hoe kan het ook anders met Napels als festivalthema. Met 228 concerten, lezingen, presentaties, pop-up opera’s en livestreams hebben we aangetoond dat Napels werkelijk een muzikale hoofdstad van wereldformaat is… of was. We durven te zeggen dat het een festival was als nooit tevoren en hopen dat u ervan heeft genoten. Dankzij de sociale partnerships met De Tussenvoorziening en Stichting Present en de gulle gaven voor De Toegift hebben we het festival toegankelijk gemaakt voor mensen met minder financiële middelen. Co-curator Thomas Höft zorgde met zijn Storie napoletane in de Janskerk – ons alternatieve festivalcentrum – voor de breed maatschappelijke inbedding van het festivalthema. In dit Vriendenhart blikken we terug op het Festival Oude Muziek 2019. Napels, bedankt! ■●


TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2019


TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2019

29


30

TOM Magazine / 04 2019


TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2019

31


32


TERUGBLIK FESTIVAL OUDE MUZIEK 2019

33


34

VRIENDENAANBIEDINGEN

Bestel de cd’s via de bon in dit tijdschrift of via oudemuziek.nl/vriendenaanbiedingen.

DUFAY: LAMENT FOR CONSTANTINOPLE & OTHER SONGS THE ORLANDO CONSORT Hyperion CDA 68236 Er bestaan maar weinig opnamen waarop de fascinerende muziek van Guillaume Dufay (ca. 1400-1474) volop tot bloei komt. De vier zangers van het Orlando Consort hebben zich in dergelijk repertoire gespecialiseerd. In de geconcentreerde, puur vocale uitvoeringen doet het Engelse viertal recht aan de subtiele schoonheid en de compositorische rijkdom van Dufays muziek. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 18

IN A STRANGE LAND: ELIZABETHAN COMPOSERS IN EXILE STILE ANTICO Harmonia Mundi HMM 902266 Stile Antico heeft muziek van migranten en thuisblijvers verzameld, waarin incidenteel de geloofsstrijd doorklinkt. Dowlands melancholieke luitliederen zijn bewerkt voor het vocaal ensemble, de andere composities schitteren in hun oorspronkelijke luister. Zoals gebruikelijk bij Stile Antico zijn de uitvoeringen van een zinnenstrelende schoonheid. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 18

JOHANN ERNST VON SACHSENWEIMAR: CONCERTI THÜRINGER BACH COLLEGIUM Audite ADT97769 Johann Ernst von Sachsen-Weimar was een prins bij wie Bach het als nederige dienaar zeer naar zijn zin had. Hij was een hartstochtelijk muziekliefhebber, speelde klavecimbel en viool en was een meer dan verdienstelijke componist. Het Thüringer Bach Collegium zet het oeuvre met uitdagend spel in een stralend licht. De solist en muzikaal leider Gernot Süßmuth had wel een plaatsje verdiend op de cover van deze uitstekende productie. Het begeleidende boekje bevat een doortimmerd verhaal van Michael Maul. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19

THE EAR OF CHRISTOPHER COLUMBUS HUELGAS ENSEMBLE O.L.V. PAUL VAN NEVEL DHM 88985411772

EXTRAVAGANTES SEICENTO GIRANDOLE ARMONICHE Arcana A113

De avonturier Columbus onder de helden scharen is weliswaar not meer zo done, maar zijn muzikale context blijft interessant. Zeker als je Paul Van Nevel achter de knoppen zet, want hij levert opnieuw een rijk relaas vol onbekende parels van Columbus’ jeugd in Genua en Venetië. Het Huelgas Ensemble straalt nog altijd het felst in het religieuze werk, op deze cd vertegenwoordigd door de obscure Henegouwer Mabrianus de Orto en de allesbehalve obscure Gentenaar Agricola.

U kent ze vast niet, de drie musici van het ensemble Girandole Armoniche: Esther Crazzolara (viool), Teodoro Baù (gamba) en Federica Bianchi (klavecimbel). Waarom dan toch het bestelformulier invullen voor deze extravaganties? Allereerst om te horen hoe levendig, kleurrijk en intelligent de jonge generatie met oude muziek bezig is. Daarnaast omdat Girandole Armoniche eenvoudigweg verrukkelijke muziek speelt uit de tijd dat onder anderen Stradivari nieuwe technische standaarden zette.

Normale prijs ca. € 21 Vriendenprijs € 18

Normale prijs ca. € 13 Vriendenprijs € 11

ANAMORFOSI LE POÈME HARMONIQUE O.L.V. VINCENT DUMESTRE Alpha 438 Wie er deze zomer in Utrecht bij was, hoorde hoe het twintigjarige ensemble Poème Harmonique na lange afwezigheid terug was, nu met een nieuwe zangersgeneratie. Terug bij de opwinding van Nova metamorfosi, waarop Anamorfosi een vervolg is. Terug bij die ijle, ongrijpbare stemslingeringen. En terug bij het magische spel van licht en schaduw. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19


35

KERSTCONCERT MET ENSEMBLE AGAMEMNON renaissance boeien mij. Veel toneelstukken, verhalen en gedichten uit de zestiende en zeventiende eeuw spelen zich af in de bossen van Arcadië. Ook in de opera’s van bijvoorbeeld Jean-Baptiste Lully en Jean-Philippe Rameau zien we deze elementen terug. En wat dacht je van de pastorales in de Duitse oratoria. Wat deze muziek zo bijzonder en interessant maakt, is zowel de context als de sfeer die de muziek oproept.’ De cornettospeler François Cardey vertolkt met zijn Ensemble Agamemnon het mythische Arcadië: een plek waar mensen in harmonie met de natuur leven, omringd door overvloedige spijzen en de klanken van pastorales. De pastorale kwam vooral in de renaissance tot nieuwe bloei. Onder de naam Arcadia verschenen herdersromans en ook in de schilderkunst en de muziek kwamen pastorale elementen centraal te staan. Jullie programma Het mythische paradijs zit vol vroegbarokke pastorales. Hoe is uw liefde voor deze muziek ontstaan? Cardey: ‘Ik heb veel gelezen over Arcadië. Mooie verhalen, mythes en poëzie, maar ook studies naar de rol van het pastorale element in de

Hoe heeft u uit het grote aantal pastorales een keuze kunnen maken? ‘Graag speel ik muziek die niet zo vaak te horen is. De composities hoeven niet onontdekt te zijn, maar ik vind het wel leuk als ze nog nooit opgenomen zijn. Ik heb veel in bibliotheken gezocht naar muziek die bij dit thema past en waarvan ik zelf een versie voor de gewenste bezetting kon maken. Zo maakte ik voor Wie schön leuchtet der Morgenstern van Christian Geist gebruik van een orgeltranscriptie.’ Speelde het thema kerst tijdens het samenstellen van dit programma een grote rol? ‘Jazeker. Deze werken passen allemaal perfect bij het thema Arcadië en Kerstmis. De pastorale en Kerstmis hebben een diepe connectie,

TEKST / Hitske Aspers BEELD / Bartosh Salmanski

maar nog belangrijker is dat je het gevoel krijgt dat het ook kerstmuziek is die klinkt. Een leuk feitje: we hebben dit programma in december samengesteld. Deze muziek paste op dat moment perfect bij de omgeving en de tijd van het jaar. Dat gevoel willen we het publiek geven.’ ■●

SEIZOEN OUDE MUZIEK HET MYTHISCHE PARADIJS Ensemble Agamemnon / François Cardey wo 11 dec / 20.30 Breda, Grote Kerk do 12 dec / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 13 dec / 20.15 Den Haag, Nieuwe Kerk za 14 dec / 20.00 Almere, Goede Rede zo 15 dec / 15.00 Leeuwarden, Doopsgezinde Kerk di 17 dec / 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz oudemuziek.nl/ ensembleagamemnon


36

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

UN TRÈS BON SHOW Koninklijke operazaal in Versailles viert 250-jarig jubileum

DE

operazaal in het koninklijk paleis van Versailles bestaat volgend jaar 250 jaar en viert dat jubileum met een indrukwekkend seizoen, dat titels bevat als Ercole Amante (Cavalli), Le Bourgeois Gentilhomme (Molière/ Lully) en Platée (Rameau). De aftrap werd op 10 oktober gegeven met de première van de zelden gehoorde opera Richard Cœur de Lion van André Grétry, in de eerste eigen productie van het huis sinds de Franse Revolutie.

DE INWIJDING VAN DE OPERAZAAL IN VERSAILLES, 16 MEI 1770, gravure door Jean-Michel Moreau.

Ondanks zijn grote liefde voor de podiumkunsten was Zonnekoning Lodewijk XIV er niet in geslaagd bij zijn grootschalige uitbreiding van Versailles een theater te laten bouwen. Het stond natuurlijk wel in de plannen, maar veelvuldige oorlogen en de precaire situatie van de staatskas staken stokken in de wielen. Het hof moest zich dus meer dan een eeuw lang ‘behelpen’ met provisorische theaters in het paleis. Voor de grote spektakels werd uitgeweken naar het park of naar de manege van de Grande Écurie. Het was pas de opvolger en achterkleinzoon Lodewijk XV die in 1768 de opdracht gaf voor de constructie van een heus theater aan het uiteinde van de noordvleugel. Dat was een strategische plek in de buurt van de waterreservoirs die de fonteinen in het park (de grands-eaux) voedden, en dus handig in het niet geheel onwaarschijnlijke geval van een brand. Per avond brandden in het theater gemiddeld drieduizend kaarsen. De koninklijk architect Ange-Jacques Gabriel tekende een gebouw in neoclassicistische stijl, voorzien van de nieuwste snufjes op het gebied van theatertechniek. Zo kon de parterre door een ingenieus systeem omhooggehaald worden, waardoor een grote zaalvloer ontstond die geschikt was voor bals en banketten. Marie-Antoinette Het theater werd op 16 mei 1770 ingewijd met Persée van Lully tijdens de feestelijkheden voor het huwelijk van de Dauphin (de

TEKST / Jan Van den Bossche

BEELD / Agathe Poupeney, scène uit Richard Cœur de Lion.



38

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

Maria Antonia Josepha Johanna (Wenen, 2 november 1755 – Parijs, 16 oktober 1793), in het Frans bekend als Marie Antoinette, was de echtgenote van koning Lodewijk XVI van Frankrijk, en dus koningin van Frankrijk.

toekomstige Lodewijk XVI) met Marie-Antoinette van Oostenrijk. Het was een eerbetoon aan de oude Franse tragédie lyrique, maar de smaak van Marie-Antoinette zou het Franse muziekleven spoedig een andere kant opsturen. Het theater kon nog geen twintig jaar dienstdoen. Op 1 oktober 1789, terwijl de revolutie al volop aan de gang was, richtten de loyale officieren van de koninklijke lijfwacht er nog een banket aan ter ere van het vorstenpaar. Het mocht niet baten. Vijf dagen lager werd het hof gedwongen Versailles te verlaten, en de rest is geschiedenis; ze kwamen er nooit meer terug. Na de Revolutie verdween de muziek uit het theater, dat in de negentiende eeuw verschillende functies vervulde. Louis-Philippe maakte in de jaren 1830 van Versailles een museum en tijdens de Parijse Commune (1870/1871) zetelde het parlement en later de senaat tijdelijk in de opera. Helaas ging een en ander steeds gepaard met onverstandige aanpassingen. Belangrijke restauratiewerkzaamheden vonden plaats in de loop van de twintigste eeuw, met geld van onder anderen oliemagnaat Rockefeller, maar pas in 2009 werd de Opéra Royal in haar oorspronkelijke glorie en functie hersteld. Met haar rijk versierde interieur is het een van de mooiste historische theaters van de wereld. De keuze voor Richard Cœur de Lion van Grétry heeft alles te maken met de bijzondere betekenis van het werk voor dit theater. Tijdens dat beroemde laatste banket van 1 oktober 1789 hieven de officieren zelf de aria ‘Ô Richard, Ô mon Roi’ aan. Het waren de laatste noten die in het theater klonken. En nu zijn ze dus weer terug.

MARIE-ANTOINETTE VAN OOSTENRIJK, 1783 Geportretteerd door Louise Élisabeth Vigée Le Brun. DE OPERAZAAL IN VERSAILLES

Lievelingscomponist De in Luik geboren André Ernest Modeste Grétry was in 1767, na omzwervingen in Italië en Zwitserland, in de Franse hoofdstad terechtgekomen. Hij maakte er snel carrière en werd naast Gluck de lievelingscomponist van Marie-Antoinette. In Nederland en België zullen wat oudere tv-kijkers zich misschien de intromuziek van ‘Ontdek je plekje’ herinneren; die was afkomstig uit Gretry’s opera Zémire et Azor. Maar verder wordt zijn muziek weinig gespeeld. Tot eind negentiende eeuw echter was Richard Cœur de Lion een absolute hit in de Parijse theaters. Tsjaikovski citeerde de aria ‘Je crains de lui parler la nuit’ in zijn opera Schoppenvrouw. Richard Cœur de Lion (1784) is een opéra-comique, het lichte genre dat in de nadagen van de monarchie de tragédie-lyrique definitief van de troon stootte. In deze voorloper van de operette worden de aria’s afgewisseld met levendige dialogen en vrolijke dansnummers. Ook het middeleeuwse onderwerp is een breuk met het verleden en loopt al een beetje vooruit op de vroege romantiek. Het libretto van de hand van Michel-Jean Sedaine is slim geschreven, maar overstijgt nauwelijks de diepgang van een gemiddeld album van Suske en Wiske. Het is een zogenaamde ‘reddingsopera’, net als Beethovens Fidelio. De titelheld Richard Leeuwenhart is op de terugreis van zijn kruistocht gevangengenomen in het Oostenrijkse Linz. Hij wordt op listige manier bevrijd door zijn oude vriend, de trouvère Blondel, en zijn geliefde Marguerite, gravin van Vlaanderen. De twee worden bijgestaan door een groep trouwe ridders die ook in de buurt blijken te zijn. Rond


UN TRÈS BON SHOW / De opera in Versailles viert 250-jarig jubileum

39

het kasteel waarin Richard vastzit, spelen zich vrolijke landelijke taferelen af, een geliefd onderwerp in het genre. En speelde Marie-Antoinette niet zelf graag boerinnetje in haar Petit Trianon?

SCÈNE UIT RICHARD CŒUR DE LION

DE OPERA VAN VERSAILLES valt onder Château de Versailles Spectacles en wordt gefinancierd door een indrukwekkende lijst van bedrijven. De leiding is in handen van directeur Laurent Brunner. Meer informatie vindt u op en.chateauversailles-spectacles.fr

Un très bon ‘show’ Het artistieke team toont een grote liefde voor dit genre en maakt van deze nieuwe productie een feestje. Hervé Niquet en zijn Concert Spirituel zijn gedreven pleitbezorgers voor de uiterst charmante muziek van Grétry. Verder heeft het stuk volgens Niquet alle ingrediënten om er ‘un très bon show’ van te maken, waarmee hij het karakter van de voorstelling perfect typeert: een bonte avond met behalve zang en dans ook vaandelzwaaien en degengevechten. Marshall Pynkoski, de uit Canada afkomstige regisseur, is duidelijk niet aan zijn proefstuk toe wat de historische opera betreft. Zowel decors als kostuums ogen achttiende-eeuws. Dat geldt ook voor de prachtige choreografieën van de eveneens Canadese Jeannette Lajeunesse Zingg. In een modern theater zou deze historiserende aanpak misschien wat vreemd werken, maar in Versailles valt alles op zijn plek en kan men zich nauwelijks iets anders voorstellen. In de voortreffelijke cast maakt vooral tenor Reinoud van Mechelen indruk, ook al is zijn aandeel beperkt. De echte held van het verhaal is veeleer Blondel, gezongen door Rémy Mathieu, die vocaal iets bleker uitvalt, maar dat ruimschoots compenseert met zijn overtuigende acteertalent. ■●

ADVERTENTIES

NIEUW!

KUNSTENHUIS OUDE MUZIEK

Cursussen en studiedagen in Zeist en De Bilt voor de vergevorderde amateur door het jaar heen!

SPECIALE EDITIE

Beluister de muziek uit de gids op je computer, tablet of telefoon

(Ensembledag)

BAROK OP ZATERDAG Zaterdag 18 januari 2020 Voor meer informatie en inschrijving:  muziek@kunstenhuis.nl  030 691 39 44

kunstenhuis.nl/oude-muziek

ISBN: 978 90 8144 692 5 Paperback, 378 pagina’s Prijs: € 19,95 www.klassiekinzicht.nl


40

‘PROVE’ RIJMDE OP ‘LOVE’ OUDE MUZIEK EN HET BELANG VAN AUTHENTIEKE UITSPRAAK

Duo Serenissima maakt zijn debuut in het Seizoen Oude Muziek met Engelse luitliederen van John Dowland en tijdgenoten. De sopraan Elisabeth Herrington benadert de poëzie graag via de historische uitspraak van het Engels. In dit artikel legt ze uit waarom dit belangrijk is en wat de voordelen zijn. Speak the speech, I pray you, as I pronounced it to you, trippingly on the tongue; but if you mouth it as many of your players

do, I had as lief the town-crier spoke my lines. — William Shakespeare, Hamlet IIIii,1-4 Als musici die een historische uitvoeringspraktijk nastreven, willen wij zo goed mogelijk muziek laten horen zoals deze honderden jaren geleden werd uitgevoerd. Al hebben we geen volledige zekerheid, we proberen zo nauwkeurig mogelijk te zijn. Zangers hebben één stuk gereedschap dat ons onderscheidt van alle andere musici: tekst. Bij de historische benadering van

Engelstalig repertoire wordt dit gereedschap amper benut: meestal wordt ‘BBC-Engels’ verkozen boven authentieke uitspraak. Originele uitspraak (‘Original Pronunciation’, in het Engels afgekort als op) betekent dat je zo dicht mogelijk blijft bij de uitspraak in de desbetreffende periode. Ik volg die praktijk bij al mijn programma’s met Engels repertoire en spreek daarover met iedereen die maar wil luisteren. Taal is vluchtig en verandert steeds. op is een reconstructie van hoe die taal vroeger heeft geklonken. ‘Hoe weet je dat?’ vraagt men zich misschien af. Evenals bij de historische uitvoeringspraktijk van muziek is er nooit honderd procent zekerheid, maar je kunt die dicht benaderen op grond van verschillende soorten bewijs: rijm (denk aan prove dat rijmde op love) en het metrische ritme van gedichten; de spelling van de oorspronkelijke teksten (Lanier, geschreven Laneer en zo ook uitgesproken) en de geschriften over orthografie en uitspraak van geleerden uit die tijd die niet alleen klinkers en medeklinkers beschreven, maar ook gedetailleerde lijsten gaven van wat op wat rijmde. Nog belangrijker: op heeft op


41

FRAGMENT UIT FLOW MY TEARS van John Dowland

TEKST / Elisabeth Hetherington BEELD / Duo Serenissima

meerdere belangrijke manieren invloed op declamatie. Wat in modern Engels niet rijmt, doet dat vaak wel in de originele uitspraak. De andere nadruk op woorden en lettergrepen verandert ook het ritme van de tekst, waarbij vaak woordspelingen en -grapjes tevoorschijn komen. Ten slotte wordt de tekst sneller uitgesproken vanwege de minder precieze voordracht en het weglaten van (delen van) woorden. De taal zelf wordt muziek De Engelse taal is in de loop der eeuwen sterk veranderd. Er zijn vier hoofdperioden te onderscheiden: Old English of Anglo-Saxon, Middle English, Early Modern en Modern English. Ik leg mij vooral toe op Early Modern, het Engels van Shakespeare en Dowland. Het is van belang om te onthouden dat, ook als we het over op hebben, er nooit één uniforme uitspraak heeft bestaan. Net als nu waren er regionale verschillen en in de loop van de zeventiende eeuw onderging de taal veel veranderingen door de toevloed van Franse immigranten in Londen. De meeste hedendaagse uitspraken vinden hun oorsprong in de vroeg-

moderne periode, dus wie die uitspraak voor het eerst hoort, merkt vaak dat deze bekend klinkt. Er zijn zo veel manieren waarop ik als zangeres heb ervaren dat op mijn uitvoering en interpretatie beïnvloedt en ook mijn vocale instrument, zelfs de kleur van mijn stem. Bijvoorbeeld wat de interpretatie betreft: de aanwezigheid van een geprononceerde, in onze oren Amerikaanse r verleent aan woorden als fire en burn intensiteit en emotie. In combinatie met weglatingen en minder precieze voordracht geeft dit een zeer vloeiend, glad en bijna Frans gevoel aan de taal. Ik merk dat ik die r-klanken uitrek op zo’n manier dat de taal zelf muziek lijkt. Door het uitspreken van de eind-r, in die tijd gebruikelijk, worden woorden ook heel anders afgesloten. Opmerkelijk genoeg wordt mijn spreekstem bij het gebruik van op lager en donkerder, waardoor ik die makkelijker projecteer en – volgens mij – meer autoriteit uitstraal. In ons programma voor het Seizoen Oude Muziek brengen de luitist David Mackor en ik een aantal van de bekendste Dowland-liederen. Ik laat horen hoeveel verschil de

bijbehorende uitspraak maakt bij het beluisteren van dit geliefde repertoire. Door de verwevenheid van dichtkunst en zang leiden de kleur en emotie van de taal uit deze periode – dat wat de componisten in hun oren hadden terwijl zij hun melodieën schreven – tot een totaal andere ervaring voor zowel zangers als toehoorders. ■●

SEIZOEN OUDE MUZIEK THE LUTE AND ITS POETRY Duo Serenissima wo 5 feb / 20.15 Delft, Lutherse Kerk do 6 feb / 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk vr 7 feb / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 8 feb / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning zo 9 feb / 14.30 Amerongen, Koetshuis Kasteel Amerongen oudemuziek.nl/ duoserenissima


42

TOM Magazine / 04 2019

WEEMOED ROND DE GROTE DRIE

Hoe Leonhardt, Brüggen en Bijlsma de muziekwereld hebben veranderd

TEKST / Guido van Oorschot

BEELD / Anner Bijlsma (foto: Rob Bosboom), Frans Brüggen en Gustav Leonhardt (foto's: Warner Classics)


WEEMOED ROND DE GROTE DRIE / Hoe Leonhardt, Brüggen en Bijlsma de muziekwereld hebben veranderd

H

Met het overlijden van Anner Bijlsma, in juli jongstleden, kwam een einde aan een revolutionair tijdperk. Met Frans Brüggen en Gustav Leonhardt behoorde de cellist tot de Grote Drie van de oude muziek in Nederland. Hun betekenis valt niet te overschatten. Iedereen heeft een favoriete opname van de Grote Drie. De mijne is die met sonates van Arcangelo Corelli, opus 5, de nummers 7 t/m 11, met die waanzinnige variaties op La folia toe. De plaat verscheen tweede helft jaren zeventig en ik heb hem grijs gedraaid. Meteen al in track 1, de Preludio van de Zevende sonate, is het raak. Het montere tempo, de heldere blokfluit, de slimme timing: hoe geraffineerd ogenschijnlijke eenvoud kan zijn. Nu ik ernaar luister, zie ik ze weer zitten. Frans Brüggen, met zijn lange lijf dubbelgevouwen op de stoel. Gustav Leonhardt, achter het klavecimbel schuivend met zijn benen. Anner Bijlsma, de cellist bij wie ik altijd moest denken aan de praktijk die hij ooit had verklapt in een interview: dat hij sleetse plekken in zijn concertpak placht bij te werken met zwarte viltstift. Urenlang kon ik luisteren naar de variaties over La folia. Nu ik even Spotify op stuif, treft de geconcentreerde verbeelding wéér. Technisch wordt er tegenwoordig misschien vlekkelozer gespeeld, maar muzikaal markeert die Corelli-opname een hoogtepunt uit de carrière van een toptrio zonder naam. En wat een verhaal ook: vanaf de jaren vijftig waren ze schouder aan schouder opgetrokken. Ze hadden archieven gekeerd, concerten gegeven, platen opgenomen. De wereld afgereisd, studenten opgeleid, school gemaakt. Laten we er even bij stil staan: wat hebben de Grote Drie in een halve eeuw gepresteerd? Toveren met articulatie Op het oog leek Gustav Leonhardt (1928-2012) een zuivere aristocraat: scherp profiel, strak in het pak. Maar zijn vader was ‘gewoon’ een zakenman, zij het tevens bestuurslid van de Neder-

43

landse Bachvereniging. In het laatste oorlogsjaar, thuis ondergedoken in ’s-Graveland, verdreef zijn zestienjarige zoon de verveling met een klavecimbel. Van dat curieuze instrument telt Nederland er dan hooguit een handvol. Via de Schola Cantorum in Bazel belandt Gustav Leonhardt in 1950 in Wenen. Behalve Nikolaus Harnoncourt ontmoet hij er ook zijn vrouw Marie. Terug in Nederland sticht hij het Leonhardt Consort, dat oude muziek speelt op historische instrumenten. Helemaal zonder precedent is dat niet, maar het Consort zet wel de standaard. Vanaf 1971 neemt Leonhardt alle Bachcantates op, in toerbeurt met Harnoncourt. Hun platenproject wordt een mijlpaal.

VERGELEKEN MET KLAVECINIST LEONHARDT EN BLOKFLUITSPELER BRÜGGEN HEEFT BIJLSMA HET RELATIEF MAKKELIJK Als klavierspeler heeft Leonhardt zijn belangrijkste les dan al geleerd. Hij gaat ervoor terug naar wat hij noemt ‘het absolute nulpunt aan sentiment’. Anderen omschrijven het als ‘de naaimachinestijl’. Het is klavecimbelspelen met mechanische precisie, zonder fratsen, als reactie op het negentiende-eeuwse zwelgen. Van hieruit verovert Leonhardt stapje voor stapje de speelwijze die zijn grootste bijdrage vormt aan de oudemuziekbeweging: toveren met articulatie. Oftewel expressie maken met het verlengen of inkorten, verbinden of scheiden, te vroeg nemen of juist uitstellen van tonen. Popcultuur Van het trio is Frans Brüggen (1934-2014) natuurlijk de posterheld. Ook hij ontdekt zijn instrument in de oorlogsjaren. In z’n eentje jaagt hij er complete symfonieën van Beethoven en Tsjaikovski doorheen. Al op z’n achttiende geeft hij blokfluitles op het Amsterdams Muzieklyceum, drie jaar later is hij hoofdvakdocent aan het Haagse conservatorium. Frans Brüggen, schrijft Het Parool in de jaren zestig, trekt ‘publiek in minirok en spijkerbroek naar de concertzaal’. Hij kust niet alleen de blokfluit wakker, hij verleent aan oude muziek de schwung van popcultuur. Bovendien wordt Brüggen een ontdekker en aanjager van talent, met als sterleerlingen Walter van Hauwe en Kees Boeke. In 1981 is het arsenaal aan vaardige barokmuzikanten zo gegroeid, dat Brüggen een droom waar-


Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

maakt. Hij richt het Orkest van de Achttiende Eeuw op, een internationale vriendenclub die zijn leven voortaan in beslag neemt. Ze zetten barok op de lessenaars, duiken in de klassieken, en vieren hun pioniersgeest uiteindelijk ook bot op de ooit verfoeide, o zo romantische, stiekem toch wel heerlijke negentiende eeuw.

JAAP VAN ZWEDEN DIRIGEERT GEEN BEETHOVEN ZONDER TE DENKEN AAN DE LESSEN VAN DE OUDE MUZIEK Verborgen kunst Anner Bijlsma (1934-2019) vindt het barokpad via zijn leermeester Carel van Leeuwen Boomkamp, de cellist en vroege gambist. Dat de Grote Drie niet uit de lucht zijn komen vallen, bewijst ook zijn boek uit 1947: De klanksfeer der oude muziek. Daarnaast heeft Van Leeuwen Boomkamp een collectie historische instrumenten en stokken waarin Bijlsma kan grasduinen. De cello is nooit uit het muziekleven verdwenen, dus vergeleken met klavecinist Leonhardt en blokfluitspeler Brüggen heeft Bijlsma het relatief makkelijk. Hij zei altijd dat Frans Brüggen hem naar de barokcello heeft ‘toegepraat’. Bijlsma’s opnamen van Bachs cellosuites (twee keer) worden maatgevend. Hij zet de schijnwerpers ook op Boccherini en stoot met de darmsnarenclub L’Archibudelli door naar de negentiende eeuw. Daarnaast verdient hij credits voor het oppoetsen van een meer verborgen kunst, die van de gestreken basso continuo. Aanvankelijk vindt Bijlsma het lastig om zijn cello net zo spits te laten spreken als de blokfluit van Brüggen. Als hij eenmaal een barokstok heeft, lukt het hem. Bescheiden trots Wat rest is weemoed. Nog tijdens het leven van de Grote Drie is Nederland als oudemuziekland links en rechts gepasseerd, niet zelden door hun buitenlandse leerlingen, leerlingen-van-leerlingen en daar weer leerlingen van. En natuurlijk, in de jaren van hun bloei heeft ook de moderne muziek grenzen verlegd. Maar waar de nieuwe muziek zich alweer heeft teruggetrokken in het eigen reservaat, werken de verworvenheden van de oude muziek door tot op de dag van vandaag. De dirigent Mariss Jansons stak niet voor niets zijn licht op bij Brüggens repetities. Jaap van

Zweden dirigeert geen Beethoven zonder te denken aan de lessen van de oude muziek. En wie tegenwoordig Bach of Mozart speelt zonder een snufje historisch besef, moet van goeden huize komen om te boeien. Wat waren ze brutaal, bij vlagen. Frans Brüggen lachte smakelijk om zijn eigen driestheid, als iemand hem weer eens dat roemruchte citaat uit 1970 onder de neus schoof, over Mozartspel door het Concertgebouworkest dat van a tot z was gelogen. Ja, hun grootste kracht was misschien het vermogen tot relativeren. Tegen het einde van zijn leven verzuchtte Gustav Leonhardt dat hij in het duister tastte over hoe je een Buxtehude-triller speelt (‘Twintig jaar geleden wist ik het nog wel!’). En Anner Bijlsma claimde evenmin geniale verdiensten. ‘Als je nu terugkijkt heeft het verleden iets groots. Maar in het begin waren we niet beroemd en wisten we ook niet zo precies hoe alles moest.’ ■●

GUSTAV LEONHARDT Foto: Marco Borggreve

44

GUSTAV LEONHARDT PEDAGOGY ARCHIVE Over de geschiedenis van de oude muziek in Nederland schreef Jolande van der Klis twee onvolprezen boeken (Oude muziek in Nederland: het verhaal van de pioniers 1900-1975 en Een tuitje in de aardkorst: kroniek van de oude muziek 1976-2006). Intussen heeft nog geen van de Grote Drie de broodnodige biografie. Maar dat er iets gist, bewijst het onlangs online gezette Gustav Leonhardt Pedagogy Archive. Drie voormalige studenten (geen van hen uit Nederland) hebben de handen ineengeslagen om Leonhardts pedagogische werk te documenteren, van persoonlijke herinnering tot foto en film. Oud-studenten van Leonhardt worden uitgenodigd bij te dragen via leonhardt-archive.com.


45

Gustav Leonhardt en Anner Bijlsma. Foto: Rob Bosboom Frans BrĂźggen, Gustav Leonhardt en Anner Bijlsma. Foto: Harry Croner


46

VIER HET VERLEDEN, MET DE BLIK OP DE TOEKOMST VERSLAG VAN HET STIMU-SYMPOSIUM 2019

Stimu (de Stichting voor Muziekhistorische Uitvoeringspraktijk) organiseert al sinds de eerste editie van het Festival Oude Muziek Utrecht in 1982 jaarlijks een symposium voor musici en academici, over de uitvoeringsmogelijkheden van muziek uit het verleden. Dertig jaar geleden was het symposium gewijd aan de historische viool. Tijdens de editie van 2019 stond dit instrument wederom centraal, met als curator de violiste en musicologe Mimi Mitchell. Zij promoveerde onlangs aan de Universiteit van Amsterdam op de revival van de historische viool.

Het resultaat was een driedaagse conferentie over de veranderingen binnen de oude muziek in de breedste zin en de veranderingen in de wereld van de historische viool in het bijzonder. Met lezingen, concerten, masterclasses en rondetafelgesprekken, bijgewoond door een groot en enthousiast publiek. Mitchell had van tevoren de grote lijnen uitgezet. Zij zorgde ervoor dat hetgeen aan de orde kwam telkens terugverwees naar wat eerder in het symposium ter sprake was gekomen, om zo de samenhang te behouden binnen elke individuele sessie. Ik vat de terugkerende thema’s kort samen. Veranderingen binnen de muziekwetenschap De muziekwetenschap is de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd. Tijdens het symposium was ruimte voor onderzoeken in de traditionele stijl en werden ook modernere studies gepresenteerd. De research van Guido Oliveira naar het vioolrepertoire uit Napels is een mooi voorbeeld van traditioneel archiefonderzoek. De presentatie van Anna Scott over het docartes-programma hield vervalsing en namaak in de academische wereld tegen

het licht en liet zien hoe ver de wetenschap durft te gaan en hoe uitdagend zij kan zijn. Barbara Titus overbrugde de kloof tussen historische musicologie en etnomusicologie met de term cultural musicology; zij benoemde een aantal problemen die in de oudemuziekwereld niet vaak worden aangekaart, zoals gender, racisme, subjectiviteit en privileges. ‘Originele’ instrumenten Tijdens deze aflevering lag de nadruk op de rol van de instrumenten en materialen die musici gebruiken om het verleden te doen herleven. Mitchell keek ook met een brede blik naar dit onderwerp. Ze nodigde een instrumentenmaker uit (Matthieu Besseling), een specialist op het gebied van snaren (Uri Kupferschmidt), een onderzoeker (Susanne Scholz) en twee museumcurators (Rudolf Hopfner en Laurence Libin). Zo werd de rol van authentieke instrumenten vanuit verschillende perspectieven belicht. De negentiende eeuw Aandacht was er voor recente onderzoeken naar de negentiende-eeuwse uitvoerings-


47

TEKST / Erwin van Waalwijk

MIMI MITCHELL Foto: Merlijn Doomernik

BEELD / Gerard van Honthorst: De violiste. Mauritshuis, Den Haag

praktijk, van de klassieke periode tot het fin-de-siècle. Het idee van het in ere herstellen van ‘romantische’ speeltechnieken (zoals portamento en desynchronisatie tussen musici) zou dertig jaar geleden met hoongelach zijn ontvangen, maar de kwalitatief hoogwaardige presentaties over repertoire na 1750 werden nu zeer serieus genomen. De verhandeling van David Milsom, de presentaties van Job ter Haar en Claire Holden en de masterclass waarin Clive Brown het gebruik van portamento (‘glijdertjes’) in muziek van Haydn aanmoedigt, dragen bij aan een breed begrip van de authentieke uitvoeringspraktijk. Verwachtingen van de maatschappij: toen en nu Onderwerpen zoals de beperking die de maatschappij stelt aan toegang tot de oude muziek en het salaris van musici plaatste Mitchell in de breedst mogelijke context. Artikelen van Robert Rawson en Jed Wentz over uitingen van elitarisme, classicisme, alsook stellingen over finan-

ciële en mentale gezondheid kwamen aan bod in een rondetafelgesprek. De problemen die vandaag de dag spelen rondom discriminatie, verwachtingspatronen en professionaliteit werden hieraan gekoppeld. Pedagogiek Er is maar weinig bekend over de beginselen van het onderwijs met betrekking tot de historische viool. Thomas Drescher gaf een presentatie over de Schola Cantorum en Richard Sutcliffe bracht de negentiende-eeuwse vioolschool in Brussel tot leven. Ten slotte bespraken drie erkende pedagogen (Richard Gwilt, Stanley Ritchie en Judy Tarling) het lesmateriaal dat zij ontwikkelden als aanvulling op het originele bronnenmateriaal. De geschiedenis van de historische viool Mitchell gaf twee interessante lezingen over de revival

van de historische viool. Onder haar gehoor bevonden zich enkele van de belangrijkste twintigste-eeuwse pioniers op dit gebied: Sigiswald Kuijken, Marilyn McDonald, Stanley Ritchie, Jaap Schröder en Simon Standage. Zij zijn een levend voorbeeld van de moderne traditie in het bespelen van de historische viool. Het was opvallend om te zien dat veel van hun leerlingen en oud-leerlingen op het symposium aanwezig waren en op het afgelopen festival speelden. Het aantal musici met een doctorstitel dit jaar is zeker het vermelden waard: Job ter Haar, Claire Holden, Mimi Mitchell, Robert Rawson, Anna Scott en Jed Wentz. Daarnaast zijn Matthieu Franchin, Susanne Scholtz en Richard Sutcliffe bezig met het behalen van hun doctoraat. Dit fenomeen was dertig jaar geleden een stuk zeldzamer. Het stimu-symposium 2019 besloot in stijl met een feestelijke receptie waar het glas werd geheven op de pioniers. We kunnen met groot genoegen uitkijken naar de komende dertig jaar en de toekomst van de oude muziek. ■●


UIT DE BRON

‘HOE KAN IK DE SPRAAK VAN DE WINDEN NABOOTSEN?’ BRIEVEN VAN MONTEVERDI TEKST / Thiemo Wind BEELD / Claudio Monteverdi, Borstbeeld door Theresia van der Pant, 1990. Utrecht, TivoliVredenburg

Als van grote componisten een grote hoeveelheid correspondentie bewaard is gebleven, komt hun meesterschap nog dichterbij. Mozart is misschien wel het beste voorbeeld. Ook van Claudio Monteverdi (15671643) hebben we een stapel brieven die ruim inzicht geven in zijn muzikale wereld. Brieven worden geschreven als zender en ontvanger niet in elkaars nabijheid vertoeven. In Monteverdi’s geval is de correspondentie goeddeels te danken aan het feit dat hij voor het hof van de Gonzaga’s in Mantua bleef componeren nadat hij in 1613 het kapelmeesterschap aan de San Marco in Venetië op zich had genomen. He merendeel van de brieven – 111 van de 126 – wordt dan ook bewaard in het Archivio di Stato van Mantua. Het is een belevenis ze daar in te zien. Juist omdat Monteverdi in wezen niet meer was dan een nederige dienaar, valt op hoe frank en vrij hij zich in veel gevallen

tegenover zijn meerderen durfde te uiten, tussen alle verbale plichtplegingen door. De brieven vertellen ook veel over de uitvoeringspraktijk. Muziektheater was bijvoorbeeld echt teamwerk en de voorbereidingen kostten vaak maanden. Wie denkt dat het nieuwe genre van de monodie (eenstemmig gezang met basbegeleiding) heilig was in die dagen, komt bedrogen uit als Monteverdi op 24 augustus 1609 schrijft: ‘In eerste instantie heb ik deze woorden voor een solostem gezet, maar als Zijne Hoogheid mij later opdraagt het lied voor vijf stemmen te bewerken, zal ik dat doen.’ Een fabel zonder doel Een gebeurtenis die tot enige dossiervorming leidde, was het huwelijk van Ferdinando Gonzaga en Caterina de’ Medici in het voorjaar van 1617. Monteverdi kreeg vanuit Mantua het verzoek een maritieme fabel op muziek te zetten, Le nozze di Tetide (De bruiloft van Thetis). De componist maakte na het lezen van het libretto van zijn hart geen moordkuil (brief aan hofsecretaris Alessandro Striggio, 9 december 1616). De gesprekspartners zouden winden zijn:


49

Detail uit een brief van Claudio Monteverdi. Londen, British Library

‘Hoe, edele heer, kan ik de spraak van de winden nabootsen als zij [in het echt] niet spreken? En hoe kan ik op zo’n manier de hartstochten bewegen? Arianna bewoog ons omdat ze een vrouw was, en Orfeo eveneens omdat hij een man was, en niet de wind. Muziek kan zonder woorden het geluid van de winden en het blaten van schapen suggereren, het hinniken van paarden enzovoort; maar zij kan niet de spraak van winden nabootsen omdat zoiets niet bestaat. […] Wat het verhaal als geheel betreft – voor zover het mijn niet geringe onwetendheid aangaat – voel ik niet dat het me ook maar op enige manier beroert (bovendien vind ik het moeilijk te begrijpen), noch voel ik dat het me op een natuurlijke manier brengt naar een doel dat me in beroering brengt. Arianna leidt me naar een ware klaagzang [de ‘Lamento d’Arianna’], en Orfeo naar een ware bede [‘Possente spirto’], maar deze fabel ik weet niet naar welk doel. Dus wat wil u edele dat de muziek vermag?’

Dit is Monteverdi zoals we hem kennen, altijd op zoek naar kwaliteit en naar de overdracht van emotie. De componist ging ondanks zijn bedenkingen aan het werk, zonder tijdig verwittigd te worden van het feit dat hertog Fernando van het plan afzag. Dit laatste bleek pas toen het werk bijna gedaan was. De muziek bleef onuitgevoerd en ging verloren, al valt natuurlijk niet uit te sluiten dat Monteverdi het materiaal later in andere composities heeft verwerkt. Over vocale verrichtingen De brieven zijn ook van belang omdat Monteverdi geregeld over zangers en zangtechniek schrijft. Duidelijkheid en gelijkmatigheid werden destijds beschouwd als een belangrijke voorwaarde bij het uitvoeren van passaggi, snelle loopjes ter versiering. Elke noot moest helder kunnen worden waargenomen. Bij Monteverdi is er verschillende keren over te lezen. Op 9 juni 1610 beschrijft hij de vocale verrichtingen van een zanger uit Modena. De man zong goede versieringen (‘honesta

gorgia’), maar hij raakte ze niet altijd even goed. Nog sprekender is een brief die Monteverdi op 24 juli 1627 schrijft aan Alessandro Striggio over een jonge bas, Giovanni Battista Bisucci. Op zijn vocale kwaliteiten heeft Monteverdi het volgende aan te merken: ‘De versieringen markeert hij niet zo goed, omdat het de meeste keren ontbreekt aan het verbinden van de borststem en de kopstem, want als het de kopstem ontbreekt aan de borststem, wordt de ornamentatie ruw, hard en opdringerig; ontbreekt het de borststem aan de kopstem, dan wordt de versiering als vet en bijna continu in de vocaal; maar wanneer beide functioneren, wordt de ornamentatie zowel zoet als gemarkeerd [‘spiccata’], en dat is het meest natuurlijk.’ ■●

Literatuur Domenico de’ Paoli, Lettere, dediche e prefazioni [di] Claudio Monteverdi, Rome 1973. Denis Stevens, The letters of Claudio Monteverdi, translated and introduced, Oxford 1995.


50

EP S 6 /M T G U 8A 2 : E T DA 20 E 0 H 2 T T E CH SAV E R T EK U I Z U M E D U ica O r o L t A e V I Ars Rh FEST

LK � A T S ’ LET

Wilt u op de hoogte blijven van het laatste festivalnieuws en andere activiteiten van de Organisatie Oude Muziek? Schrijf u dan in voor onze `nieuwsbrief via oudemuziek.nl/nieuwsbrief


BERICHTEN

51

BERichten LEGENDARISCHE PIANIST BADURA-SKODA OVERLEDEN

AFSCHEID MUZIEKPRODUCENT WOLF ERICHSON

VOOR DE NIEUWSGIERIGE LUISTERAAR: MouseEar*

De Oostenrijkse pianist Paul Badura-

De muziekproducent Wolf Erichson

De twee klavecinisten Artem Belo-

Skoda is woensdag 25 september jl.

is op 91-jarige leeftijd gestorven in

gurov en Menno van Delft zijn de op-

op 91-jarige leeftijd overleden, thuis

zijn huis in Zuid-Frankrijk. Hij was een

richters van het initiatief MouseEar.

in Wenen. Hij was behalve een ge-

van de prominentste personages in

Het platform promoot het rijke re-

roemd pianist ook een uitstekend pe-

de klassieke platenwereld. Erichson

pertoire voor historische klavierin-

dagoog en musicoloog. Badura-Sko-

stond bekend om het produceren van

strumenten zoals het klavecimbel,

da, geboren in 1927, studeerde bij

opnamen met historische instrumen-

het clavichord en de fortepiano. Be-

Edwin Fischer. Als negentienjarige

ten. Hij begon zijn carrière in 1957

logurov en Van Delft organiseren

won hij een belangrijk concours, waar-

bij Telefunken (nu Warner Classics).

een speciale concertserie, lezingen,

mee hij de aandacht trok van dirigen-

In 1971 richtte hij het label SEON op

workshops en masterclasses om de

ten als Furtwängler en Von Karajan.

en vanaf 1991 was hij actief voor het

historische uitvoeringspraktijk nieuw

Tijdens zijn lange carrière nam hij alle

oudemuzieklabel Vivarte van Sony

leven in te blazen en de concerterva-

klaviersonates van Mozart, Beetho-

Classical. Erichson heeft in de loop

ring te herdefiniëren. De evenemen-

ven en Schubert twee keer op, zowel

der jaren nauw samengewerkt met

ten vinden plaats in en rondom Am-

op de fortepiano als op de moderne

onder

Harnon-

sterdam: van kleine concertzalen en

vleugel. Als musicoloog is hij auteur

court, Anner Bijlsma, Frans Brüggen

kerken tot huiskamers, galeries, mu-

van diverse naslagwerken over Bach,

en Gustav Leonhardt. In ongeveer

sea en gerenoveerde fabrieken.

Mozart en Beethoven. Badura-Skoda

veertig jaar heeft hij bijna achthon-

was een van de oudste concertpianis-

derd platen en cd’s opgenomen.

anderen

Nikolaus

*MouseEar is vernoemd naar een

ten ter wereld. Op 86-jarige leeftijd

type demper in de vorm van muizen-

gaf hij nog een concert in Amsterdam

oren. Deze dempers werden gebruikt

en ook daarna bleef hij actief als pe-

in klavecimbels uit de zeventiende

dagoog en musicus.

eeuw, met name die van de beroemde familie Ruckers.


52

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

CD’s

TEKST / Albert Edelman (AE) Eddie Vetter (EV) Thiemo Wind (TW)

Leonardo da Vinci was behalve schilder ook een begaafd musicus. Hij noemde in zijn Trattato della pittura muziek een zuster van de schilderkunst, maar ze was er volgens hem toch ondergeschikt aan, gedoemd om te vergaan zodra de klank was weggestorven. Toen Ludovico Sforza in 1494 hertog van Milaan werd, nodigde hij Leonardo uit om voor hem muziek te maken. Daar speelde de alleskunner op een door hemzelf vervaardigde, grotendeels zilveren lira da braccio in de vorm van een paardenschedel. En toen hij werkte aan het portret van Mona Lisa, zou hij musici hebben ingeschakeld om ervoor te zorgen dat zij tijdens het poseren in een goed humeur bleef; vandaar de glimlach die zich om haar mondhoeken krulde. Dit schreef Giorgio Vasari nog geen eeuw na de dood van de kunstenaar. Aan de vele, al dan niet ware verhalen over Leonardo en muziek voegt Denis Raisin Dadre nu het zijne toe. Hij heeft bij tien schilderijen passende composities van tijdgenoten gezocht en deze gebundeld onder de noemer ‘La musique secrète’. Het gaat niet om een geheime muziek achter de schilderijen, maar om associaties waarbij de leider van het ensemble Doulce Mémoire zijn fantasie de vrije loop heeft gelaten. Planxit autem David van Josquin wordt bijvoorbeeld verbonden met Leonardo’s portret van een musicus, waarvan vroeger wel is vermoed dat het de componist voorstelt. Deze was in dienst van kardinaal Ascanio Sforza, een

LEONARDO DA VINCI: LA MUSIQUE SECRÈTE DOULCE MÉMOIRE O.L.V. DENIS RAISIN DADRE ALPHA 456

broer van de hertog van Milaan. Overigens stelt het portret waarschijnlijk niet Josquin voor, maar de Toscaanse musicus Atalante Migliorotti, een jonge vriend en assistent van de schilder die hem vergezelde naar het Milanese hof. In veel gevallen is de kwaliteit van de muzikale nummers op de cd wel erg ondergeschikt aan die van de schilderijen waaraan ze gekoppeld worden. Dat geldt niet voor de composities van Josquin, Jacob Obrecht en Heinrich Isaac, wel voor de meeste werken van Marchetto Cara, Bartolomeo Tromboncino en andere Italiaanse tijdgenoten. Toch is het allerminst een straf te luisteren naar de sonore uitvoeringen van Doulce Mémoire en tegelijkertijd te genieten van de prachtige afbeeldingen in het fraai verzorgde cd-boek. EV


CD’S Cd’s

53

DUFAY: LAMENT FOR CONSTANTINOPLE & OTHER SONGS THE ORLANDO CONSORT HYPERION CDA 68236

JOHANNES DE LYMBURGIA: GAUDE FELIX PADUA LE MIROIR DE MUSIQUE O.L.V. BAPTISTE ROMAIN RICERCAR RIC 402

Helaas zijn er maar weinig opnamen

Over

is

Wat hoorden de helden uit de (kunst)

waarop de fascinerende muziek van

slechts weinig bekend. Vermoedelijk

geschiedenis? Een vraag die Paul Van

Guillaume Dufay (ca. 1400-1474) volop

werd hij aan het einde van de veer-

Nevel al enkele jaren bezighoudt, met

tot bloei komt. De vier zangers van

tiende eeuw geboren in de buurt van

luisterportretten van de hugenoten

het Orlando Consort hebben zich in

de Belgische stad Limburg. In elk ge-

en van kunstenaars als Theodoor van

dergelijk repertoire gespecialiseerd.

val was hij omstreeks 1430 in Vicenza

Loon en Francisco de Zurbarán als re-

Hun stemmen kunnen zozeer met

werkzaam. Daar is destijds het hand-

sultaat (de schilders kregen tegelijk

elkaar versmelten dat ze nog meer

schrift met zijn composities vervaar-

mooie tentoonstellingen in het Brus-

geschikt lijken voor de close harmony

digd. Baptiste Romain, de leider van

selse Bozar). De avonturier Columbus

van Engelse muziek uit deze tijd dan

Le Miroir de Musique, heeft hieruit

onder de helden scharen is weliswaar

voor chansons van Dufay. Hierin heeft

vijftien misdelen en andere gees-

not meer zo done, maar zijn muzikale

elke partij immers nog een individu-

telijke werken geselecteerd, in stijl

context blijft interessant. Zeker als

eel karakter, ook al is het harmonisch

enigszins verwant met muziek van

je Van Nevel achter de knoppen zet,

bewustzijn toegenomen. De meeste

Dufay. Hoewel Romain getuige zijn

want hij levert opnieuw een rijk relaas

van de achttien liederen op deze cd

toelichting zorgvuldig te werk is ge-

vol onbekende parels van Columbus’

zijn driestemmig. Een uitzondering

gaan, neemt hij het niet zo nauw met

jeugd in Genua en Venetië tot klanken

vormt het vierstemmige chanson-

een historisch geïnformeerde uitvoe-

uit de Spaanse hofsteden Madrid, Se-

motet O tres piteulx, een klaagzang

ringspraktijk. Vrouwenstemmen en

villa, Córdoba en Valladolid. Voor mij

op de verovering van Constantinopel

anachronistische vedels horen niet

straalt het Huelgas Ensemble nog

door de Ottomaanse legers in 1453.

thuis in geestelijke muziek uit deze

altijd het felst in het religieuze werk,

Er zijn nogal wat kunstgrepen nodig

tijd. Dit neemt niet weg dat dankzij

op deze cd vertegenwoordigd door

voor de tekstplaatsing bij partijen die

het ensemble de meeste composities

de obscure Henegouwer Mabrianus

zonder tekst zijn overgeleverd, maar

hier hun cd-debuut maken. De vier

de Orto en de allesbehalve obscure

in de geconcentreerde, puur vocale

zangers en vier instrumentalisten la-

Gentenaar Agricola, twee sterren van

uitvoeringen doet het Engelse viertal

ten horen dat er nog veel aantrekke-

de Franco-Vlaamse polyfonie waar-

recht aan de subtiele schoonheid en

lijks te ontdekken valt in de muziek

mee Italiaanse en later Spaanse vor-

de compositorische rijkdom van Du-

uit de eerste helft van de vijftiende

sten niet alleen goede sier, maar ook

fays muziek. EV

eeuw. EV

hun eigen diplomatische successen

Johannes

de

Lymburgia

THE EARS OF CHRISTOPHER COLUMBUS HUELGAS ENSEMBLE O.L.V. PAUL VAN NEVEL DHM 88985411772

maakten. AE


54

Tijdschrift Oude Muziek / 04 2019

IN A STRANGE LAND: ELIZABETHAN COMPOSERS IN EXILE STILE ANTICO HARMONIA MUNDI HMM

ANAMORFOSI LE POÈME HARMONIQUE O.L.V. VINCENT DUMESTRE ALPHA 438

LAURENT DE SAINT-LUC: PIÈCES POUR LUTH EVANGELINA MASCARDI MUSIQUE EN WALLONIE MEW 1786

Omstreeks 1600 hadden katholieke

De zijwaartse blik die een anamorfose

Deze composities stonden vroeger

componisten het soms zwaar te ver-

ontsluit – een beeld dat zijn ware aard

op naam van Jacques de Saint-Luc,

duren in het anglicaanse Engeland.

pas toont dankzij visuele hulpmidde-

een luitist die in de zeventiende eeuw

Onder anderen John Dowland en Pe-

len – helpt ons ook de muziek van de

voornamelijk in Brussel werkzaam

ter Philips zochten daarom hun heil

contrareformatie te begrijpen. Nadat

was. Hij zou al in de negentig geweest

op het continent, terwijl bijvoorbeeld

Luther de Kerk in verwarring had ge-

zijn toen zijn werken in 1707-1708

William Byrd achterbleef, als een bal-

bracht, leek een ruk naar eenvoud

in Amsterdam werden uitgegeven.

ling in eigen land. Stile Antico heeft

het antwoord. Maar dat was buiten

Daarom is zijn zoon Laurent hier als

muziek van migranten en thuisblijvers

de tijdgeest gerekend: waar het Con-

auteur naar voren geschoven. Zoals

verzameld, waarin incidenteel de ge-

cilie van Trente het profane afzwoer,

meestal is deze productie van het

loofsstrijd doorklinkt. Dowlands me-

kregen veel kerkelijke machthebbers

label Musique en Wallonie prach-

lancholieke luitliederen zijn bewerkt

geen genoeg van opera, madriga-

tig verzorgd, maar Manuel Couvreur

voor het vocaal ensemble, de andere

len, barokke ornamenten… mits ze-

maakt in zijn uitgebreide toelichting

composities schitteren in hun oor-

dig verborgen achter een religieus

niet duidelijk waarom precies de mu-

spronkelijke luister. De Vlaming Phi-

masker. Zo werd Rossi’s Un ferito

ziek aan Laurent zou moeten worden

lippus de Monte lijkt niet in het rijtje

cavaliero vroom Un allato messagier

toegeschreven en bijvoorbeeld niet

thuis te horen, maar hij stuurde zijn

(vlammend gezongen door Eva Zaï-

aan een van zijn broers of toch aan

motet Super flumina Babylonis over

cik), of transformeerde Monteverdi’s

zijn hoogbejaarde vader. Hoe het ook

de Babylonische ballingschap naar

Si dolce è’l tormento in een zoet mar-

zij, Evangelina Mascardi speelt hier

Byrd, die het vervolg van de smarte-

tire (door de onvergelijkbare Déborah

vier suites, twee van de componist

lijke psalmtekst toonzette. De enige

Cachet). Een kraakverse lezing van

zelf en twee door haar samengesteld

echt vreemde noten in het geheel zijn

Allegri’s doorgaans uitgekauwde Mi-

uit Saint-Lucs vele karakterstukken

te horen in The phoenix and the turtle

serere is een ander facet van de Ro-

en dansen. Het zijn soms juweeltjes

uit 2014. Huw Watkins heeft speci-

meinse pracht. Wie er in Utrecht bij

van intieme, Frans georiënteerde ka-

aal voor het ensemble Shakespeares

was, hoorde hoe de 20-jarige Poème

mermuziek, waarbij de Argentijnse

gedicht van muziek voorzien. Zoals

Harmonique na lange afwezigheid te-

luitiste een gulden middenweg vindt

gebruikelijk bij Stile Antico zijn de uit-

rug was, nu met een nieuwe zangers-

tussen grote lijnen en subtiel aange-

voeringen van een zinnenstrelende

generatie. Terug bij de opwinding van

brachte versieringen. EV

schoonheid. EV

Nova metamorfosi, waarop Anamorfosi een vervolg is. Terug bij die ijle, ongrijpbare stemmenslingers. En terug bij het magische spel van licht en schaduw. AE


CD’S

55

JOHANN GEORG KÜNSTEL: MARKUSPASSION POLYHARMONIQUE, L’ARPA FESTANTE CHRISTOPHORUS CHR 77435

EXTRAVAGANTES SEICENTO GIRANDOLE ARMONICHE ARCANA A113

JOHANN ERNST VON SACHSEN-WEIMAR: CONCERTI THÜRINGER BACH COLLEGIUM AUDITE ADT97769

Hoe geniaal ze ook mogen zijn, de

U kent ze vast niet, de drie musici van

Johann Ernst von Sachsen-Weimar

Johannes- en Matthäus-Passion van

het ensemble Girandole Armoniche:

was een prins bij wie Bach het als ne-

Bach kwamen vanzelfsprekend niet

Esther Crazzolara (viool), Teodoro Baù

derige dienaar zeer naar zijn zin had.

uit de lucht vallen. Ze zijn geworteld

(gamba) en Federica Bianchi (klave-

Hij was een hartstochtelijk muzieklief-

in een lutherse traditie, zoals ook

cimbel). Ook de componisten op deze

hebber, speelde klavecimbel en viool

deze productie weer aantoont. De

cd moet u misschien nog ontdekken,

en was een meer dan verdienstelijke

naam Künstel zal weinigen meer iets

behalve dan Schmelzer en Biber voor

componist. Biografisch detail: Johann

zeggen. Deze componist, omstreeks

intimi van vioolliteratuur uit het Sei-

Ernst studeerde enige tijd in Utrecht

1645 geboren en overleden in 1695,

cento. Waarom dan toch naar de win-

en kocht in Amsterdam de nieuwste

was werkzaam in achtereenvolgens

kel (of uw favoriete streamingdienst)

Italiaanse muziek. Hij werd niet ouder

Ansbach en Coburg. De Markuspassi-

rennen voor deze extravaganties?

dan achttien jaar. Vioolconcerten van

on geldt als zijn belangrijkste werk en

Allereerst om te horen hoe levendig,

deze ‘Thüringer Vivaldi’ werden uitge-

is ook na zijn dood nog in Coburg uit-

kleurrijk en intelligent de jonge gene-

geven door niemand minder dan Tele-

gevoerd, verdeeld over drie diensten,

ratie – als deze drie de dertig al ge-

mann. Het Thüringer Bach Collegium

twee op Witte Donderdag en de der-

passeerd zijn, zou het me verbazen –

zet het oeuvre met uitdagend spel in

de op Goede Vrijdag. Het levert ruim

met oude muziek bezig is. Niet per se

een stralend licht, inclusief de concer-

twee uur muziek op, een substantieel

anders of tegendraads, maar gewoon

ten die Bach voor orgel (BWV 592, 595)

werk dus, met een bonte afwisseling

écht goed. Vervolgens vanwege het

respectievelijk klavecimbel (BWV 982,

van recitatieven, aria’s, koren en ko-

spannende verhaal, hoe de Oosten-

984 en 987) zou bewerken. De solist en

ralen zoals we die ook van Bach ken-

rijkse Habsburgers een pan-Europese

muzikaal leider Gernot Süßmuth had

nen. De middelen en het idioom zijn

hofmuziek op touw zetten, lang voor-

wel een plaatsje verdiend op de cover

weliswaar eenvoudiger, maar de mu-

dat de goûts-réunis zelfs maar een

van deze uitstekende productie. Het

ziek spreekt recht tot het hart op een

gedachte waren. En ten slotte omdat

begeleidende boekje bevat een door-

wijze die verre van provinciaal is. De

Girandole Armoniche eenvoudigweg

timmerd verhaal van Michael Maul. TW

elf zangers en acht instrumentalisten

verrukkelijke muziek speelt uit de tijd

musiceren op hoog niveau. TW

dat onder anderen Stradivari nieuwe technische standaarden zette. Of het ensemble in de toekomst nog meer cd’s kan maken, valt in deze tijden van ongelijke kansen voor talent te bezien, maar deze staat alvast als een huis. AE


2019/2020 SEIZOEN OUDE MUZIEK VAN DE MAKERS VAN HET FESTIVAL OUDE MUZIEK

Txt

CAPELLA DE LA TORRE / KATHARINA BÄUML SOUNDSCAPE LEONARDO DA VINCI wo 20 nov / 20.15 Eindhoven, Muziekgebouw Eindhoven, Kleine Zaal do 21 nov / 20.30 Zwolle, Grote Kerk vr 22 nov / 20.30 Rotterdam, Laurenskerk za 23 nov / 20.00 Utrecht, Pieterskerk zo 24 nov / 20.00 Amsterdam, De Waalse Kerk

THE PUNCKE’S DELIGHT DE LYRA VIOL: DE STER VAN DE ENGELSE CONSORTMUZIEK wo 27 nov / 20.15 Delft, Lutherse Kerk do 28 nov / 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente vr 29 nov / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 30 nov / 20.30 Dronten, De Meerpaal, Kleine Zaal zo 1 dec / 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk

THE BEGGAR’S ENSEMBLE WINNAAR INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS 2018 ENSEMBLE AGAMEMNON / FRANÇOIS CARDEY HET MYTHISCHE PARADIJS wo 11 dec / 20.30 Breda, Grote Kerk do 12 dec / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 13 dec / 20.15 Den Haag, Nieuwe Kerk za 14 dec / 20.00 Almere, Goede Rede zo 15 dec / 15.00 Leeuwarden, Doopsgezinde Kerk di 17 dec / 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz

do 16 jan / 20.30 Rotterdam, Laurenskerk vr 17 jan / 20.15 Gent (B), Handelsbeurs za 18 jan / 20.15 Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen zo 19 jan / 15.30 Eindhoven, Muziekgebouw Eindhoven, Kleine Zaal di 21 jan / 20.15 Muiden, Muiderslot wo 22 jan / 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz


57

LOCATIES EN PRIJZEN € 25 / Vriend € 21 CJP/student € 10

DUO SERENISSIMA THE LUTE AND ITS POETRY wo 5 feb / 20.15 Delft, Lutherse Kerk do 6 feb / 20.00 Amsterdam De Waalse Kerk vr 7 feb / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 8 feb / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning zo 9 feb / 14.30 Amerongen, Koetshuis Kasteel Amerongen

MONTEVERDIDAG MET FRED JACOBS, EVA SALADIN, LE NUOVE MUSICHE, CANTAR LONTANO E.A. do 20 (avond) en vrij 21 feb (hele dag) Groningen, binnenstad za 22 feb / hele dag Utrecht, TivoliVredenburg zo 23 feb / hele dag Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ Meer informatie op oudemuziek.nl of in onze brochure

LAURENT STEWART SUIVEZ LE GUIDE: STEWART SPEELT LOUIS COUPERIN di 3 mrt / 20.15 Muiden, Muiderslot wo 4 mrt / 20.15 Delft, Lutherse Kerk do 5 mrt / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 6 mrt / 20.15 Deventer, Penninckshuis za 7 mrt / 20.30 Maastricht, Cellebroederskapel zo 8 mrt / 11.00 Schokland, Kerkje op Schokland

DE NEDERLANDSE BACHVERENIGING SEBASTIAN… EN SEBASTIAN? di 10 mrt / 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente wo 11 mrt / 20.30 Dronten, De Meerpaal, Kleine Zaal do 12 mrt / 20.30 Zwolle, Grote Kerk vr 13 mrt / 20.15 Leeuwarden, Waalse Kerk za 14 mrt / 20.15 Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen zo 15 mrt / 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk

met uitzondering van: Almere, Goede Rede € 18 / Vriend € 15 CJP/student € 10 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ Monteverdidag: zie oudemuziek.nl Den Haag, Nieuwe Kerk € 32 / Vriend € 29 CJP/student € 10 Dronten, De Meerpaal € 15 / Vriend € 13 Eindhoven, Muziekgebouw Eindhoven Capella de la Torre € 26 Vriend € 21 CJP/student € 10 The Beggar’s Ensemble € 23 Vriend € 18 CJP/student € 10 Groningen, binnenstad Monteverdidag: zie oudemuziek.nl Rotterdam, Laurenskerk € 33 / Vriend € 25 CJP/tot 26 jaar € 10 Schokland, Kerkje op Schokland € 15 / Vriend € 13 CJP/Pas 65 € 12 Utrecht, TivoliVredenburg € 36 / Vriend € 31 CJP/student € 26 Monteverdidag: zie oudemuziek.nl NB: Bestel online via oudemuziek.nl of telefonisch via 030 232 9010 (ma-vr 10-16 uur). Kijk voor uitgebreide informatie op oudemuziek.nl of vraag de brochure aan via 030 232 9000. NB: Kaartverkoop voor concerten in België verloopt alleen via de desbetreffende concertzalen.


58

Colofon

COLOFON

Tijdschrift Oude Muziek ISSN 0920-6649 jaargang 34 / nr. 4 – november 2019 verschijnt 4x per jaar uitgave en productie Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht adres Plompetorengracht 4 3512 CC Utrecht T +31 (0)30 232 9000 info@oudemuziek.nl www.oudemuziek.nl vormgeving Doretta Rinaldi lay-out Esther de Bruijn drukwerk en bindwerk BCM cover Bernd Thaller Herfstlandschap van Toscane: het gebied waar Leonardo da Vinci is geboren. Dit jaar wordt er vanwege zijn vijfhonderdste sterfdag veel aandacht geschonken aan deze ‘uomo universale’. In deze uitgave van TOM besteden wij aandacht aan Leonardo als musicus. redactie Hitske Aspers, Joost van Beek, Juliette Dufornee, Philip Leussink, Xavier Vandamme, Jed Wentz en Thiemo Wind medewerkers aan deze uitgave Jelle Dierickx, Albert Edelman, Elisabeth Hetherington, Nicholas Milne, Guido van Oorschot, Johan Oosterman, Shunske Sato, Jan Van den Bossche, Eddie Vetter heeft u vragen of opmerkingen? bereik ons via redactie@oudemuziek.nl of 030 232 9000 adverteren tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl miniadvertenties voor particulieren, € 15 per 4 regels, 140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5 donateur worden Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival Oude Muziek en onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen. Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000. Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486. Het volgende nummer verschijnt medio maart 2020.


BESTEL NU KAARTEN

ADVERTENTIE

WO 27 NOV

Diana Damrau en Antonio Pappano: Strauss’ Vier letzte Lieder

‘Hemels’, zo klinkt Diana Damrau in Richard Strauss’ Vier letzte Lieder. Pianist Antonio Pappano begeleidt de gevierde sopraan. Ook hoort u liederen van Berg, Bizet, Rossini en Wagner. MA 2 DEC

Cuarteto Casals en Alexander Lonquich: Schumann

Cuarteto Casals en Alexander Lonquich in Schumanns levenslustige Pianokwintet. Een grap van Haydn en een fris pianokwartet van Mozart vormen de opmaat. MA 9 DEC

Modigliani Kwartet en harpiste Anneleen Lenaerts

Het Modigliani Kwartet en harpiste Anneleen Lenaerts maken een bijzondere keuze uit het oeuvre van Debussy. Ook: meeslepende werken van Nino Rota.

ZO 15 DEC

Philippens / Waley-Cohen/ Murrath/ Libeer: Francks Pianokwintet

Een nieuw ensemble speelt Francks Piano­ kwintet. De eerste helft van het programma is voor Dvořák met onder meer het beroemde ‘Dumky’­trio.

foto’s: Marco Borggreve, Jürgen Frank, Francesco Fratto


ADVERTENTIE

Beeld: Benoite Fanton

BarokOpera Amsterdam 20 jaar

Grafisch ontwerp: Modern Story Studio

o.l.v. Frédérique Chauvet

Vanaf 11 december in de Nederlandse theaters Première 13 december Koninklijke Schouwburg Den Haag

www.barokopera.nl


INLUIDING MONTEVERDI-ORGEL N AT I O N A A L M U Z I E K I N ST R U M E N T E N FO N D S

ST. F RA N C I S CUS XAV E R I US K E R K A M E RS FO O RT ZO N DAG 1 9 J A N UA R I 1 5 . 3 0 U U R T I C K E TS CO N C E RT : L E N U OV E M US I C H E . N L


Schein, Brahms, Wagner & Strauss o.l.v. Maxime Pascal Romantische meesters onder leiding van het Franse multitalent Maxime Pascal – een avond vol vuur en vlam!

27-11 - Amsterdam | 28-11 - Zwolle 29-11 - Den Haag | 30-11 - Utrecht | 7-12 - Heerlen # romantiek

# a cappella

# Maxime Pascal

Bach’s Weihnachts-Oratorium Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. chef-dirigent Peter Dijkstra Een magische kerst met Bach’s meesterwerk, uitgevoerd door het Nederlands Kamerkoor en de Akademie für Alte Musik Berlin onder leiding van chef-dirigent Peter Dijkstra!

17-12 - Lochem | 18-12 - Amsterdam 20-12 - Leeuwarden | 21-12 - Leiden | 22-12 - Utrecht # Bach

# familieconcert

# Peter Dijkstra

Op z’n Frans… o.l.v. Paul Van Nevel Oudemuziekspecialist Paul Van Nevel en schrijver Luuk Gruwez nemen hun publiek mee in de wereld van het vroege Franse chanson: lust & liefde, om rode oortjes van te krijgen…

16-2 - Amsterdam | 19-2 - Leeuwarden 20-2 - Enschede | 21-2 - Utrecht | 22-2 - Haarlem # oude muziek

# a cappella

# Paul van Nevel

Voor kaarten, meer informatie en het volledige concertoverzicht, ga naar www.nederlandskamerkoor.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.