Tafel van 10, meer dan school

Page 1


Voorwoord Tafel van 10 - Leren doe je overal en altijd ‘Leren vindt voor het grootste deel informeel op de werkplek plaats (ca.70%)’, stelt Carl Jennings1. Daarnaast is er leren door sociale dialoog (ca.20%) en leren in formele opleidingen en trainingen (ca. 10%). Bij het nadenken over rendement van leren gaat echter de meeste aandacht uit naar het zichtbaar maken van het rendement van formele leeractiviteiten, de 10 procent. Dat is misschien wel logisch – want deze acties zijn relatief makkelijk te vatten – maar het laat een groot deel van het leren in organisaties onbeschouwd.

Nieuwe leerarrangementen ‘Onze maatschappij verandert in een kennissamenleving. Deze ontwikkeling brengt de wenselijkheid van andere vormen van kennis, leren en onderwijs met zich mee. Naast de traditionele schoolse leerarrangementen ontstaat er behoefte aan leerarrangementen, waarbinnen onder andere ruimte is voor informeel leren. Leerarrangementen waarbij het leren in de school wordt verbonden met leren buiten de school.’ De Onderwijsraad wees op een tendens om meer aandacht te geven aan vormen van leren buiten de school. Inmiddels zien we dat zich nieuwe leervormen en nieuwe leermogelijkheden ontwikkelen. Er is meer dan school. Het leren buiten school is omvangrijk en groeit aan gewicht en betekenis. Kinderen, jongeren leren thuis, in de wijk, op straat, bij een sportvereniging, een zomerkamp, in weekenden vakantiescholen, in de naschoolse opvang, etc. Volwassenen leren na hun opleiding heel veel op en in de praktijk, in de omgang en samenwerking met anderen. Daar krijgt vakkennis en beroepsbekwaamheid gewicht en grote waarde. Scholen zijn geen exclusieve leeromgevingen en het verdient aanbeveling het brede leren in beeld te krijgen. Het is

2

van belang dat het onderwijs in de school vaker en beter afgestemd wordt op het leren buiten de school. In de huidige kenniseconomie is niet zozeer behoefte aan beroepskrachten met een grote hoeveelheid kennis, maar aan competente mensen die zich door middel van een leven lang leren blijven ontwikkelen én zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. De bredere basis van competenties die daarvoor nodig is, en het ontwikkelen van ook ‘niet-schoolse’ talenten wordt gestimuleerd in leeromgevingen die het schoolse leren verweven met het leren in de beroepspraktijk. Informeel onderwijs, vormen van non-formeel leren, hybride leren en circulaire educatie vormen daarom een wezenlijke toevoeging aan het reguliere/traditionele onderwijs. Een hybride leeromgeving in het onderwijs is bijvoorbeeld het samenbrengen van school en beroepspraktijk in een nieuwe productieve leeromgeving. De hybride leeromgeving kenmerkt zich in de eerste plaats door school en beroepspraktijk fysiek bij elkaar te brengen, in bijvoorbeeld een leerafdeling van een ziekenhuis, een bedrijf in de school of een adviesbureau. De school gaat naar het bedrijf, of het bedrijf komt in de school, of school en bedrijf samen richten een nieuwe leerplaats in. We zien nu ook dat in lerarenopleidingen nadrukkelijker vormen van informeel leren een plaats krijgen en dat de eigen achtergrond, de eigen kennis en ervaring van studenten in de inrichting van de studie dominant wordt. Deze fysieke samensmelting maakt het mogelijk leerprocessen op een nieuwe manier te organiseren. In die leerprocessen worden theorie, reflectie en praktijkervaringen niet onophoudelijk bij elkaar gebracht, maar ze zijn wel voortdurend met elkaar verweven. Afzonderlijke elementen, die samen een dicht weefsel vormen.

Tafel van 10 | Meer dan school


zaken die in de directe leefomgeving een rol spelen, verhoogt de motivatie en betrokkenheid van leerlingen en studenten. Bovendien legt het informeel leren een bredere basis van competenties (attitude) en vult het onderwijs ook aan door het ontwikkelen van talenten die ‘niet schools’ zijn. De aandacht voor informeel leren past in een brede beweging waarin eigen verantwoordelijkheid en initiatieven van burgers steeds belangrijker worden in het realiseren van onderwijs, zorg en hulpverlening. Daarom is ‘Meer dan School’ het thema van de Nationale OnderwijsWeek 2015.

Kapstok

TAFEL VAN 10

Er is als het over leren en ontwikkeling gaat, ‘Meer dan school’. Wat niet wegneemt dat het onderwijs, de school voor een ieder een belangrijke basis biedt. School biedt een kapstok, een kader waarbinnen nieuwe kennis en vaardigheden betekenis en gewicht krijgen. Het onderwijs biedt de begeleiding van professionals die voor duiding, inbedding, begeleiding en ondersteuning van leer- en ontwikkelingsprocessen van onmisbare betekenis zijn.

In deze uitgave voeren we een verkenning uit naar vormen van non-formeel en informeel leren. Soms is het onderwijs nadrukkelijk betrokken en vindt er afstemming plaats met de kennis en vaardigheden die in het cursorisch, formeel leren in de school, wordt aangeboden. Soms zijn het vormen van informeel en non-formeel leren, die verbonden zijn met de wereld van ouders, interesses van jongeren, hobby’s en vormen van vrijetijdsbesteding. Opmerkelijk is de bijdrage van een coach, die nog eens benadrukt hoe belangrijk het is de persoonlijke omstandigheden en drijfveren van mensen bij het leren te betrekken. Als het gaat om vormen van informeel en non-formeel leren gaat het altijd over vormen die een nauwe verbinding hebben met de biografie van mensen. Misschien is dat wel de belangrijkste les die vertelt, dat mensen optimaal leren als eigen vragen op het spel staan.

(Jonge) mensen leren bijna altijd en overal. Vooral ook buiten school, zonder specifiek leerdoel. Dit leren vindt op een non-formele manier plaats, bijvoorbeeld op de sportclub. De kennis die zo wordt opgedaan, overstijgt de kennis en vaardigheden die in het schoolse onderwijs aan de orde zijn. Dat deze manier van leren essentieel is, merk je in het onderwijs: als de verbinding met de belevingswereld van leerlingen en studenten al te zeer ontbreekt, dan zie je dat meteen terug in de slechte en steeds vaker ontbrekende motivatie. In vergelijking met leerlingen in andere landen zijn Nederlandse leerlingen op school weinig gemotiveerd om te leren, aldus de Onderwijsinspectie in het Onderwijsverslag over 2013-2014. Buitenschools leren kan nadrukkelijk een steun en stimulans vormen voor het schoolse leren. De school kan hiervan profiteren. Het verbinden en vervlechten van het onderwijs met de (beroeps)praktijk, met

Tafel van 10 | Meer dan school

In 10 TAFEL bijdragen komen 10 verschillende partijen en invalshoeken aan bod, waaruit duidelijk blijkt dat vormen van non-formeel en informeel leren op de deur kloppen van het onderwijs in ons land. In de verbinding van die vormen van leren, ligt de toekomst van het onderwijs.

Noten 1

Onderwijsdenker en ontwikkelaar

3


Inhoudsopgave Tafel 1

Leren van het leven ................................................pag. 5 Highlife Challenge Coaching

Tafel 2 Ook 21st century skills kun je meten en waarderen..........................................................pag. 8 Cito Tafel 3 Verrijk en verbreed het schoolse leren en zet het informeel leren op de kaart ....................... pag. 10 Fontys Hogeschool Kind en Educatie Pabo University Tafel 4 Competitie en oefening dragen bij aan excellent leren...................................................... pag. 12 Skills Netherlands Tafel 5 Je leert veel in je vrije tijd ..................................... pag. 14 Scouting Nederland Tafel 6 Professionaliseren doe je met informeel en non-formeel leren................................................. pag. 17 Project Leer-Kracht Tafel 7 Gepersonaliseerd en informeel leren biedt nieuw perspectief .................................................pag. 20 Teachers College Windesheim Flevoland Tafel 8 Beroep en beroepspraktijk is meer dan school ..... pag. 23 Beroepsonderwijs/MBO Tafel 9 Nieuwe media, natuurlijke brug tussen formeel en informeel leren....................................pag. 26 CED-Groep Tafel 10 Spel is motor voor in- en formeel leren .................pag. 28 Spelend leren Rotterdam

4

Tafel van 10 | Meer dan school


1

Leren van het leven

Hij was werktuigbouwkundige, jarenlang werkzaam in de automatisering van machines, begon zich steeds meer te interesseren in de kracht en onmacht van teams, van teamwork. Verdiepte zich steeds meer in de belevingswereld van mensen, in de verschillen in motivatie en zocht naar een ‘game changer’, een mogelijkheid om zijn eigen leven anders vorm en inhoud te geven. Wibo Drijfhout koos voor een sabbatical. Hij ging op reis, trok de wereld in, ging marathons lopen, werkte met mensen. Hij kwam terug en moest zich in een eindeloze reeks van sollicitatiegesprekken voor de witte (of zwarte) vlek verantwoorden. Tot hij zich realiseerde dat het ging over de meest vruchtbare periode in zijn leven. In nieuwe gesprekken ging het in de eerste plaats over de belangrijke en diep ingrijpende ervaring. Hij ging in zijn kracht staan en kreeg, in drie maanden tijd, drie banen aangeboden.

Piramide van levensbehoeften

Dit verhaal moet, omdat het lijkt op de verhalen van de ervaren generatie in het onderwijs. Het zelf waarderen van de eigen persoonlijke levenserva-

maakt eind vorige eeuw toen er ruimte kwam voor de gevoelsfase van de veertiger doordat het taboe op gevoelens langzaam verdween. In aanvang werd ook de veertigjarige met een midlifecrisis als een probleem gezien. Een nieuwe baan vinden was toen voor een veertiger even lastig als voor een vijftiger nu. In aanvang had de veertiger die in een midlifecrisis kwam een stempel en betekende coaching vaak ook outplacement. Tot we met de jaren inzicht in die levensfase kregen en begrepen waar die tijdelijke kortsluiting vandaan kwam. Begrepen dat de vragen Wie ben ik? , Wat wil ik? En Wat kan ik? opnieuw vanuit een subjectief gevoelsperspectief beantwoord moesten worden. Werkgevers van nu kennen het fenomeen, weten

ring, kennis en wijsheid van met name de vijftiger, ook al worden die soms door de maatschappij en veel organisaties nog onvoldoende begrepen. Het verhaal moet, omdat Wibo Drijfhout zijn persoonlijke ervaring en jarenlange nieuwsgierigheid naar motivatie van mensen vertaald heeft naar een coaching tool voor de vijftiger. Een tool die hij in nauwe samenwerking met de Universiteit van Utrecht heeft uitgewerkt, nadat hij samen met Judith Smeets, loopbaanpsycholoog uit Groningen, zijn aanpak heeft vormgegeven.

Tafel van 10 | Meer dan school

Hij richt zijn coaching aanpak op de levensfases waarin mensen verkeren. In iedere levensfase speelt een ander accent, een andere behoefte waarin door een bepaalde grondhouding meer kan worden voorzien. Oude grondhoudingen die uit de pas zijn gaan lopen met nieuwe levensfases zijn vaak de aanleiding voor een verlies van inzetbaarheid. Een baby heeft behoefte aan verzorging, een basisbehoefte. In een piramide van levensbehoeften klimt een mens in het leven op van ontvangen naar geven. Het klimt op van erbij willen horen en als die behoefte vervuld is, naar jezelf willen onderscheiden, naar erkend en gekend zijn als individu, tot je je als persoon erkend voelt en je ruimte voelt en ziet voor de ander, voor wij in plaats van ik. In iedere levensfase speelt dus een ander accent, een andere behoefte die het fundament vormt van je leven op dat moment. We hebben het meege-

5


hoe belangrijk inzicht in jezelf is en helpen werknemers met een scala aan tools en coachingmogelijkheden in die leeftijd een kortsluiting te voorkomen. Vaak zelfs door preventief midcareer coaching aan te bieden en/of te stimuleren.

6

Van ik naar wij Die geschiedenis herhaalt zich bij de vijftiger van nu, stelt Wibo Drijfhout. De vijftigers bevinden zich op een uniek kantelpunt in hun leven. “Tussen je vijftigste en je vijfenzeventigste kun je een

Tafel van 10 | Meer dan school


ongelooflijke productieve bijdrage leveren. Je bent eigenlijk pas op de helft van je werkzame leven. In die belangrijke levensfase kantelt je leven van ik, naar wij. Het is een levensfase die uitnodigt tot inclusief denken en derhalve ook van organisaties vraagt om hun beleid en strategie hier op af te stemmen. De vragen die de vijftiger zich stelt, zijn nu eenmaal anders dan die van de veertiger en vragen daarom ook een andere benadering.” Werkgevers, organisaties gaan met die levensfase vaak heel verkrampt om. Wibo Drijfhout is ervan overtuigd, dat we ook nu weer bij de vijftigers te maken hebben met een gebrek aan kennis en inzicht over de basisbehoefte in deze levensfase. “Je ziet zo vaak dat bedrijven, organisaties de vijftiger als ‘probleem of te oud’ zijn gaan zien. Het kan gaan over demotie, over minder salaris en het draagt de kenmerken van ouder, minder, steeds minder van waarde. In onze samenleving gaat het daarentegen altijd over beter en hoger. Het wordt niet minder, maar anders! De vijftiger bevindt zich in een meesterschapsfase, een fase waarin je anderen kunt inspireren met wat je weet, hebt verworven, geleerd hebt en kunt. Als je mensen in hun kracht kunt zetten, is de vijftiger een bron van grote waarde. Als de ervaren generatie haar eigen kracht (her)ontdekt, komt er een enorm arbeidspotentieel extra vrij.”

Doorleefd potentieel Drijfhout wijst naar bewijzen van dat grote onbegrip. Onderzoek dat is gedaan in 100 bedrijven waaruit blijkt dat slechts 5% met de vijftigjarigen een goede communicatie heeft en onderhoudt. Het overgrote deel negeert deze groep nog uit onwetendheid en ca.

Tafel van 10 | Meer dan school

een kwart van de bedrijven hanteert een zorg- c.q. beschermbeleid. . “Wat zou het enorm helpen als we voor die groep niet langer denken in problemen of in zorg, maar in autonome mogelijkheden. Denken in problemen schept problemen, denken in mogelijkheden schept nieuwe inzichten en oplossingen. Je ziet soms dat besturen, werkgevers hun best doen om de vijftig plussers te beschermen, er voor te gaan zorgen. Dat staat haaks op de basisbehoefte bij de levensfase en lijkt haast een belediging. Het gaat niet om pamperen, maar om een respectvolle gelijkwaardige dialoog, die erop gericht moet zijn de enorme bronnen beter te begrijpen en vrij te maken. Er is een mindshift nodig van ‘de opgebrande leraar’, als je bijvoorbeeld over het onderwijs spreekt, naar leraren van vijftig die op de helft van hun arbeidzaam leven staan. Mensen met een eigen visie en een enorm en doorleefd potentieel, waarbij het centraal draait om de vraag hoe je dat samen kunt aanboren en vrijmaken.” Het is even stil. “Over 25 jaar zullen we het volstrekt normaal vinden, dat de vijftiger wordt benut en ingezet op een wijze die deze meesterschapsfase recht doet. Het verzet en/of terugtrekken van veel vijftigers nu in arbeidssituaties en het probleem denken van organisaties, zijn volstrekt logische reacties op de miscommunicatie en het nog onvoldoende begrepen fenomeen. En vraagt allereerst ombuiging naar een nieuwsgierige, open en onderzoekende houding ten opzichte van de boeiende, rijke en indrukwekkende meesterschapsfase die de vijftiger binnentreedt. Gesprek met Wibo Drijfhout, initiatiefnemer van de Highlife Challenge coaching

7


2

Ook 21st century skills kun je meten en waarderen Leren gebeurt altijd en overal. Soms heeft het geleerde grote persoonlijke betekenis, soms gaat het om inzichten, kennis en vaardigheid die niet alleen voor jezelf maar ook voor de samenleving van grote waarde is. De beoordeling van kennis en vaardigheid met maatschappelijke waarde en betekenis vraagt om een maat, een objectieve maat. Je kunt zeggen dat het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito) een grote deskundigheid bezit in het ontwikkelen van en het toetsen aan die maat.

Regie bij het onderwijs Ineke Strijp is voorzitter Raad van bestuur ad interim van Cito dat bij iedere Nederlander bekend is van de eindtoets voor het basisonderwijs. Tot voor kort liepen de gemoederen hoog op rond die eindtoets, die door ouders vaak versleten werd als het eindexamen voor het basisonderwijs. Door velen in het voortgezet onderwijs werd de toets te zeer als een absolute maat gebruikt. Inmiddels is de kruitdamp opgetrokken. Nu besloten is het advies van de basisschool eerst te presenteren en te hanteren bij het advies voor het vervolgonderwijs en de eindtoets als aanvullend te zien is de rust weergekeerd. “De toets fungeert zoals hij ook is bedoeld, vooral als informatie voor leraren, het onderwijs,” benadrukt Ineke Strijp. “Het toetsen van kennis of vaardigheid aan een algemene maat zal altijd in onderwijs en samenleving van betekenis blijven. Maar met de erkenning, dat zich tussen mensen grote verschillen voordoen, zullen toetsen in de toekomst steeds flexibeler ingezet worden. Je ziet, dat de voorzitter van de vo-raad pleit voor een diploma op maat. In het vmbo zie je die flexibiliteit al: er kunnen tussen eind maart en eind mei praktijkexamens worden afgenomen. Je kunt je voorstellen, dat

8

daar in de toekomst nog flexibeler mee wordt omgegaan. Maar het zal duidelijk zijn, dat de regie daarin bij het onderwijs en bij de overheid ligt.” Naast de toets als meting van behaalde kennis en vaardigheid, groeit de behoefte om met behulp van toetsen meer inzicht te krijgen in het leer- en ontwikkelingsproces van leerlingen. “Voor het voortgezet onderwijs loopt een pilot om met behulp van een diagnostische tussentijdse toets, de DTT, aan het einde van de onderbouw nauwkeurig in kaart te brengen waar de leerling in zijn of haar ontwikkeling zit. De toets laat bijvoorbeeld zien waarin excellente leerlingen nog uitgedaagd kunnen worden. Waar voor matig presterende leerlingen het leerproces kan worden versterkt.” Ineke Strijp licht toe dat er voor dergelijke toetsen grote belangstelling bestaat in het voortgezet onderwijs. “Voor de volgende fase van de pilot hebben we 150 scholen nodig en er hebben er zich nu al 280 scholen aangemeld.”

Hoge leerbaarheid Cito loopt warm voor het meten, waarderen van kennis, maar ook voor het oefenen in vaardigheden. De stichting probeert die processen van leren en ontwikkeling te dienen met wetenschappelijke kennis, met onderzoek, met data over ontwikkeling en met maatwerktoetsen. Maar dat gebeurt niet alleen voor en in het onderwijs. Ook nu al wordt gewerkt op meer fronten. In de zorg, logistiek, verpleegkunde, in de financiële sector wordt gewerkt met de kennis en de producten van Cito, vertelt Strijp. “Wij erkennen natuurlijk dat leren op allerlei momenten, in allerlei sectoren van de samenleving plaatsvindt. Neem nu hele jonge kinderen.

Tafel van 10 | Meer dan school


Onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat kinderen tussen de 2 en 5 jaar een hoge leerbaarheid hebben, heel veel leren en kunnen leren. Dat betekent niet dat je daar in een cursorische setting mee aan de slag moet, maar wel dat het van belang is oefening aan te bieden die past bij de behoefte van kinderen. Samen met anderen bieden wij een app aan die toegang geeft tot allerlei soorten oefening, tot spelletjes die passen bij de ontwikkeling van dat specifieke kind.” Cito biedt een leerlingvolgsysteem voor het basisonderwijs aan dat gericht is op het meten van groei in kennis en vaardigheid. Maar, en dat komt nu steeds meer in beeld, er is meer te leren dan dat. Het begrip 21st century skills wordt gebruikt. Met die ontwikkeling gaat Cito mee door naast het bestaande leerlingvolgsysteem in aanvulling daarop materiaal (Viseon) aan te bieden dat helpt om juist die andere vaardigheden veel gerichter te volgen. Ineke Strijp schetst haar droom over het onderwijs. “In die droom die voorlopig nog even gaat over de wereld van hoger beroeps – en universitair onderwijs, volgen studenten lessen, colleges op een instituut naar keuze. Een onderdeel in Amsterdam, een ander

Tafel van 10 | Meer dan school

vak in Tilburg, weer een ander in Nijmegen. De afronding van de studie vindt op één van die opleidingen plaats. Wat je waar leert, doet er dan niet meer toe. Uit het eindcertificaat blijkt of je je studie op niveau hebt afgesloten. Daar eindigt voorlopig mijn droom. Opleidingen vinden het een briljant idee, maar alleen als dergelijk leren en ontwikkeling zich afspeelt binnen hun eigen label. Prima, maar dan wel met het label van mijn hogeschool of universiteit.” Nog even moet Strijp kwijt dat Cito geen onderneming met winstoogmerk is, maar een stichting. Wel een stichting die mag ondernemen, maar winsten worden opnieuw in onderzoek en productontwikkeling geïnvesteerd ten behoeve van de werkvelden die Cito bedient. “Dat doen we dan ook voor terreinen, die voor een commerciële onderneming niet lonend zijn, zoals bijvoorbeeld voor gehandicapten. In ons lab werken we aan instrumenten, die kunnen laten zien welke vaardigheden door deze mensen ontwikkeld kunnen worden. De bedoeling is, dat ook deze mensen aan de samenleving, aan de maatschappij kunnen deelnemen.”

9


3

Verrijk en verbreed het schoolse leren en zet het informeel leren op de kaart Informeel leren vormt ook binnen lerarenopleidingen een steeds belangrijkere waarde. In opleidingen worden nieuwe curricula opgebouwd, waarin sprake is van een evenwichtig geheel van formeel en informeel leren. Zo’n vorm treffen we aan in het nieuwe opleidingstraject van Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo University. De reguliere kennisbasis die een leraar basisonderwijs nodig heeft, wordt in deze opleiding aangeboden door te werken met centrale leertaken. Hierbij krijgt de leraar in opleiding belangrijke aspecten van het leren zelf in handen. Studenten leren op vrijwillige basis en beslissen zelf wat en hoe wordt geleerd, zowel individueel als in groepsverband. Ze formuleren zelf hun opdrachten op basis van ervaringen tijdens de studie en tijdens de stagedagen. Ook maken ze zelf zichtbaar bij welke activiteiten hun verschillende kwaliteiten aanwijsbaar zijn. De kerndocent heeft als procesbegeleider de taak om via formatieve feedback studenten te ondersteunen in hun ontwikkeling. Door de informele en zelfstandige manier van leren, is het leereffect groter dan in een traditionele, klassikale setting.

opgestart vanuit een biografisch en professioneel perfectief. Het biografisch perspectief van een deelnemer aan de opleiding zegt iets over de voorkennis van de student, over de op dat moment relevante kritische beroepshandeling en welke beelden, ervaringen en emoties dat oproept. Het professionele perspectief geeft helderheid over wat er van de student verwacht wordt in concrete praktijksituaties. Beide perspectieven worden gebruikt om de relevantie van de eigen leervragen voor de ontwikkeling in de fase waar de student zit, te duiden. Vervolgens wordt op basis daarvan een leertraject/proces ontworpen.

Complexe vraagstukken Deze opleiding richt zich in het bijzonder op jongeren met een vwo-opleiding. Ook mensen met

Actief leren De gekozen werkwijze is erop gericht studenten aan te zetten tot actief leren: zelfsturend (aan de hand van eigen leervragen) de eigen ontwikkeling stimuleren en vormgeven. Dit wordt opgepakt vanuit de competentieprofielen van de leraar basisonderwijs. Deze zijn per fase van de opleiding (propedeuse, hoofdfase, afstudeerfase) vertaald naar kritische beroepssituaties en worden steeds

10

Tafel van 10 | Meer dan school


een dergelijke achtergrond zijn nodig om een antwoord te kunnen geven op de steeds complexere vraagstukken in de samenleving waar het basisonderwijs mee te maken krijgt. Om zich in hun studie te kunnen voorbereiden op een aantal van die complexe vraagstukken, kunnen studenten een keuze maken uit een aantal zogeheten mastertracks van de Master Kunst- en Cultuurwetenschappen. Het gaat dan onder andere om onderwerpen als jeugdliteratuur, media, culturele diversiteit, etc. Met deze nieuwe opleiding, die aansluit bij de praktijk van studenten, en vormen van informeel leren betrekt bij het opleiden van leraren, wil ook Fontys een bijdrage leveren aan het realiseren van meer diversiteit binnen de beroepsgroep. Het beroepenveld erkent het belang en de meerwaarde van afgestudeerden met dit bijzondere profiel. Dit opleidingstraject sluit eveneens aan bij het beleid van het Ministerie van OCW om de inhoudelijke kwaliteit van leraren en vernieuwingen in het onderwijs te versterken. In een tijd waarin individualisering en talentontwikkeling centraal moeten staan, is het noodzakelijk voor de kansen van kinderen dat zij in hun schoolloopbaan leraren treffen, die de diversiteit van hun talenten kunnen onderkennen en erkennen. Het gaat dan onder meer om creativiteit, culturele diversiteit en cognitieve begaafdheid. Leraren die zelf beschikken over deze talenten kunnen deze talenten in kinderen eerder herkennen en stimuleren. Dat is ook één van de redenen voor de noodzaak aan meer diversiteit in

Tafel van 10 | Meer dan school

de beroepsgroep. Diversiteit in de teams op de basisschool leidt tot een multidisciplinaire aanpak en een rijkere leeromgeving voor kinderen.

Extended professionality De grotere externe gerichtheid zorgt voor het direct aansluiten bij actuele ontwikkelingen in de samenleving en stimuleert het informele leren. Door het afstudeerprofiel van masteropgeleide leraren met een ´extended professionality´, levert de nieuwe opleiding een bijdrage aan het vergroten van de diversiteit van schoolteams in het basisonderwijs. De uitgebreide professionaliteit expliciteert zich middels een sterk talent voor creativiteit, innovatie, kunst & cultuur en ondernemerschap. Deze professionals worden in staat geacht op bovenschools niveau een lerende en onderzoekende cultuur op voorgenoemde vlakken in basisscholen te stimuleren. Om studenten op te leiden die de uitdagingen waar het onderwijs voor staat aan kunnen, moet het opleidingsklimaat deze complexe situaties weerspiegelen. De opleiding is dan ook onderdeel van een netwerk dat bestaat uit organisaties zoals pabo, universiteit, opleidingsscholen, culturele instellingen, bedrijven, gemeente en overheid. Binnen dit netwerk wordt het onderwijs authentiek ingericht als reële leerprojecten waarbij theorie en praktijk gekoppeld zijn. Door het verbreden en verdiepen van de kennis en vaardigheden van de toekomstige leraar en de participatie van de leraar in een team met een grote diversiteit, ontstaat een verrijking van het schoolse leren in het basisonderwijs.

11


4

Competitie en oefening dragen bij aan excellent leren Uitdagen, presteren, groeien en excelleren. Dat is het adagium waar studenten mee bezig zijn bij vakwedstrijden. Vakwedstrijden als instrument bestaat al langer, zeker als het gaat om aan te tonen wie het beste in zijn/haar vak is. Branches en vakorganisaties organiseren wedstrijden voor professionals. Meester-kok is daar een voorbeeld van. Maar de basis voor het excelleren in vakmanschap is gelegen in het beroepsonderwijs en op dat terrein is Skills Netherlands actief. De komende jaren wordt daar, mede door de excellentieplannen van het ministerie van OC&W, meer in geïnvesteerd. Laten zien dat je iets kunt, de beste ergens in zijn, trots zijn op je resultaat en er voor uitkomen, dat mag weer in Nederland.

Bevorderen vakmanschap “Vakwedstrijden voor leerlingen en studenten bestaat als instrument voor het bevorderen van vakmanschap al ruim vijftig jaar in Nederland. Onder de noemer van Skills Netherlands gebeurt dat nu al zo’n 14 jaar. Anno 2015 worden op zo’n 100 vmbo-scholen vakwedstrijden georganiseerd en als Skills Heroes op een dertigtal mbo-scholen. Het mooie is, dat vanaf schooljaar 2015-2016 door de excellentieplannen nu 55 mbo-scholen structureel gaan meedoen met mbo-vakwedstrijden. Daarmee komt de ‘breedtesport’ voor vakmanschap voor scholen en studenten echt goed op gang”, aldus directeur Jos de Goey van Skills Netherlands. Vakwedstrijden bieden (v)mbo- studenten een podium en een unieke ervaring om hun talenten verder te ontplooien. Dat gaat verder dan wat er in het onderwijs gebeurt. Hoewel het doel is studenten

12

meer hun talent te laten ontwikkelen via vakwedstrijden, kwalificaties, nationale finales en uiteindelijk ook internationale wedstrijden (lees Euro- en WorldSkills) voor mbo-studenten, zijn vakwedstrijden meer dan dat.

Buiten het klaslokaal Je leert anders en in een andere omgeving dan het klaslokaal. Voor de individuele student is het dé mogelijkheid om zijn of haar ontwikkeling in vakmanschap te meten en te leren van zijn of haar fouten. Want onder spanning en tijdsdruk met en tegen anderen een praktijkopdracht onder gelijke omstandigheden uitvoeren, daar ontstaat de ‘drive’ om de beste te willen worden. Tegelijkertijd komen andere persoonlijke vaardigheden aan bod zoals creatief zijn, oplossingsgericht denken en handelen, samenwerken, plannen, controleren en lezen. Dit komt ten goede aan de persoonlijke ontwikkeling als mens en vakman of –vrouw. Daar zit de meerwaarde voor iedereen die met vakwedstrijden meedoet. Komt iemand verder, dan gaat de behoefte om meer te trainen en te oefenen, toenemen. Ook daar ontstaat weer groei en gedrevenheid. En meedoen staat uiteindelijk goed op het CV en vergroot de kansen op de arbeidsmarkt. Kwalitatief leveren vakwedstrijden ook effecten op bij de professionaliseringsontwikkeling van docenten. Doordat zij als wedstrijdschrijver, expert, jurylid, trainer en/of begeleider van kandidaten zien dat hun studenten groeien en ervoor gaan, heeft dat een weerslag op het eigen enthousiasme en hun motivatie. Ook zij ontwikkelen zich en in een aantal gevallen worden vakwedstrijden door docententeams al in het

Tafel van 10 | Meer dan school


curriculum verwerkt. Daarmee komt het in het onderwijs en voegt het iets extra’s toe aan het vakmatig leren. Door de contacten in de competities geeft het docenten ook de mogelijkheid om een vakmatige kennisuitwisseling met anderen aan te gaan. Plus de gelegenheid de verdieping en de verbreding van de samenwerking met het regionale bedrijfsleven op een intensiever en hoger plan te brengen. Die zijn juist nodig bij het oefenen in praktijksituaties en de check op de laatste praktijkinnovaties.

Als je verliest, win je “Zeg nou zelf, welke docent gaat nu op vrijwillige basis en tegen een onkostenvergoeding zo’n drie weken vakantie opofferen om als expert zijn kandidaat te begeleiden op een WorldSkills-evenement? Je zult het niet geloven, maar zelfs de meest kritische docent vooraf staat na zo’n evenement

Tafel van 10 | Meer dan school

vooraan in de rij om weer mee te mogen! Ook dat gebeurt bij vakwedstrijden”, aldus Jos de Goey. Vakwedstrijden hebben daarnaast een bewezen stimulans voor een positiever imago van het beroepsonderwijs en een branche, omdat juist het groeien en leren. excelleren in vakmanschap persoonlijk en direct in beeld brengt. Want ook als je verliest, win je. En dat is positief. Jos de Goey: “In die zin leveren vakwedstrijden van Skills Netherlands een extra bijdrage in de kwaliteitsagenda van de onderwijssector. Dit kan nu met de kwaliteitsafspraken en het vierjarige excellentieprogramma in het mbo planmatig uitgroeien tot een totaal sectorinstrument waar met recht (mbo-)scholen, -docenten, -studenten én bedrijfsleven hun voordeel mee kunnen doen: iedereen wint zo met excellent vakmanschap!”

13


5

Je leert veel in je vrije tijd

Samenwerken, verantwoordelijkheid nemen, oplossingsgericht denken, zorgen voor de omgeving: juist deze dingen waar kinderen en jongeren hun leven lang iets aan hebben, zijn belangrijk om van jongs af aan mee te geven. Bij Scouting kunnen kinderen en jongeren, van 5 tot en met 21 jaar, zich ontwikkelen in een stimulerende en educatieve omgeving, met name op sociaal vlak. Ze leren door te doen. Spelenderwijs, samen met leeftijdgenootjes, waarbij het niet gaat om competitie. Het gevarieerde programma is een vorm van niet-formeel leren en staat garant voor uitdagende activiteiten, plezier en avontuur. Dat maakt Scouting tot een unieke en bijzonder leerzame vrijetijdsbesteding, die bijdraagt aan een brede ontwikkeling van kinderen en jongeren.

Spontaan Bij ‘leren’ wordt vaak gedacht aan kennis en vaardigheden, maar de competenties die kinderen in hun vrije tijd bij Scouting ontwikkelen, zijn ook gericht op het sociale aspect. Samenwerken, zorgen voor elkaar, respect voor de omgeving; dat zijn belangrijke aandachtsgebieden van het programma. De niet-formele manier van leren bij Scouting zit tussen formeel (op school, met vastgestelde doelen en eisen) en informeel (spontaan, in het dagelijks leven) leren in. Door de stimulerende omgeving en uitdagende activiteiten leren kinderen en jongeren zonder dat ze dit zelf zo ervaren, want plezier en gezelligheid staan centraal. Een Scoutinggroep wordt onderverdeeld in leeftijdsgroepen. Iedere leeftijdsgroep heeft een eigen programma, dat aansluit bij de leeftijd en

14

ontwikkeling van de leden. De jongste groepen hebben bijvoorbeeld een fantasievol thema dat het vermogen tot verbeelding, avontuur, creativiteit en vindingrijkheid aanspreekt. Terwijl de oudere groepen bewust worden betrokken bij hun eigen ontwikkeling. Zij zetten bijvoorbeeld zelf een eigen activiteit op of organiseren hun eigen kamp. De programma’s van opvolgende leeftijdsgroepen sluiten volledig op elkaar aan. Op deze manier blijven scouts zich continu ontwikkelen.

Spelregels Er wordt gewerkt met acht verschillende activiteitengebieden (zie kader). Dat zorgt voor variatie en uitdaging in het programma. De activiteiten richten zich lang niet alleen op het ontwikkelen van vaardigheden, maar ook op houding en gedrag. Renée van der Ruyt, pedagoog bij Scouting Nederland: “Scouting heeft net als iedere vereniging haar eigen ‘spelregels’, waarin staat wat we van onze leden verwachten. Op deze manier wordt duidelijk welke waarden bij Scouting belangrijk zijn.” Die waarden (waaronder samenwerken, samenleven, verantwoordelijkheid nemen en openstaan voor andere ideeën) zijn internationaal en bepalen en beïnvloeden de stijl en inhoud van de jeugdvereniging. Dat toont ook de niet-formele manier van leren bij Scouting duidelijk aan. Het leeraspect is niet heel bewust en overduidelijk aanwezig (zoals bij formeel leren op school), maar het programma heeft wel een duidelijk educatief karakter en er worden doelstellingen nagestreefd (in tegenstelling tot het spontane, ongeorganiseerde informeel leren).

Tafel van 10 | Meer dan school


Verantwoordelijkheid en zelfbestuur Bij Scouting wordt veel samengewerkt in subgroepen, waarbij een wat ouder lid de jongere leden begeleidt. “Dat draagt bij aan de groeiende zelfstandigheid van jeugdleden en doet een beroep op hun medewerking, betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Kinderen en jongeren leren bij Scouting samenwerken door in teams aan de slag te gaan. Ze leren samen beslissingen nemen, de verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen rol binnen de groep en instructies geven aan jongere

Tafel van 10 | Meer dan school

kinderen. Daarbij draait het niet om competitie, het gaat om samenwerken; ontdekken dat je met elkaar meer leert en verder komt”, licht Renée van der Ruyt toe. Ze vervolgt: “Het werken in groepjes hangt ook samen met de toenemende zelfstandigheid van scouts: een andere belangrijke pijler. Hoe ouder ze worden, hoe minder begeleiding er is rondom programmering en organisatie. Op deze manier krijgen scouts steeds meer eigen verantwoordelijkheid en zelfbestuur.

15


Zorg voor je omgeving In de zorg voor jongere leden, maar ook voor de omgeving en de wereld om hen heen leren kinderen bij Scouting meer over verantwoordelijkheid nemen. Ze raken betrokken bij de maatschappij en leren hoe ze als individu invloed kunnen hebben op anderen en op de omgeving. Renée van der Ruyt: “Dat begint al bij de jongste leeftijdsgroep (bevers), bijvoorbeeld door een bezoekje aan het bejaardenhuis of door het meehelpen met een opruimochtend in het bos. Bij de leeftijdsgroep van 7 tot 9 jaar doen kinderen een klusje voor iemand anders of zamelen ze geld in voor een goed doel. Oudere leden (scouts en explorers) kunnen als groep een monument adopteren om te onderhouden of ze organiseren bijvoorbeeld een activiteit voor kinderen in het asielzoekerscentrum. Ook kunnen zij betrokken zijn bij de Nationale Herdenking op 4 mei op de Dam in Amsterdam. De oudste leden, de roverscouts, gaan ter voorbereiding op hun eindceremonie waarbij ze afscheid nemen als jeugdlid van Scouting, drie uitdagingen aan. Eén daarvan is ‘iets nuttigs doen waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de maatschappij’. Dit kan van alles zijn: helpen bij de Voedselbank, je verdiepen in de problematiek van zuidelijk Afrika of als vrijwilliger aan de slag bij een bevrijdingsfestival. Dit is afhankelijk van de eigen creativiteit van leden. Deze opbouw in activiteiten schetst een mooi beeld van de doorlopende leercurve die Scouting in haar methode en activiteiten hanteert en waarbij wordt uitgegaan van de leeftijd en ontwikkeling van kinderen en jongeren. Renée van der Ruyt vult aan: “Bij Scouting zien we het kind als geheel en richten

16

we ons op de gehele ontwikkeling. We willen bijdragen aan de ontwikkeling op alle gebieden en jeugdleden meegeven om te denken in oplossingen en kansen, niet in problemen. En samen te staan in de wereld.”

Acht activiteitengebieden 1. Uitdagende Scoutingtechnieken: activiteiten rondom een techniek, zoals hakken, stoken, kaart en kompas, routetechnieken, pionieren, zeilen en kamperen. 2. Expressie: activiteiten waarmee kinderen zich kunnen uitdrukken, zoals dansen, filmen, handvaardigheid, toneelspelen, muziek maken en schrijven. 3. Sport & Spel: sporten, postenspelen, renspelen, gezelschapsspelen en teamspelen. 4. Buitenleven: activiteiten rondom het beleven van de natuur en overleven in de natuur, zoals survival, kennis van plant en dier, milieu, natuurbeheer en weer. 5. Identiteit: activiteiten die te maken hebben met wie kinderen zelf zijn (zelfbeeld), welke levensovertuiging ze hebben en de identiteit van hun groep. 6. Internationaal: activiteiten rondom kennis over Scouting wereldwijd, internationale uitwisselingen en andere culturen. 7. Samenleving: activiteiten die te maken hebben met de eigen omgeving, het cultureel erfgoed en de maatschappij (maatschappelijke participatie). 8. Veilig & Gezond: activiteiten rondom voeding en veiligheid (zowel op fysiek als op sociaal-emotioneel gebied).

Tafel van 10 | Meer dan school


6

Professionaliseren doe je met informeel/non-formeel leren

Leraren leiden een druk en intensief leven. De dagen zijn gevuld met ‘het in de groep staan’, het lesgeven en met voorbereiding, evalueren, corrigeren, vergaderen, gesprekken, studie, etc. Het brandpunt in al die acties wordt gevormd door de leerlingen. Als het gaat over de vakbekwaamheid van leraren ligt er steeds een groot accent of formele, cursorische

Tafel van 10 | Meer dan school

scholing. In het lerarenregister kunnen veel verworven bekwaamheden worden opgenomen, maar diploma’s, behaalde titels, certificaten hebben een groot en vaak overwegend maatschappelijk effect. Toch kunnen we, net als voor veel andere vakgebieden, vaststellen dat de in de praktijk van het vak opgedane, kennis, ervaring en inzichten een veel

17


groter aandeel leveren aan de vakbekwaamheid dan de in een opleiding opgedane kennis.

Leren van leraren Recent is weer eens gebleken dat het voor veel leraren niet eenvoudig is hun handelen in de praktijk aan te passen aan de eisen die grootschalige onderwijsvernieuwingen aan leraren stellen. Passend Onderwijs vormgeven in de praktijk van alledag, is voor veel leraren een lastige opgave. ‘Het gaat bij de professionele ontwikkeling van leraren enerzijds om de vraag hoe het leren van leraren krachtig kan worden gestimuleerd en anderzijds hoe het komt dat opleiding en scholing er zo moeizaam in slagen om de professionele ontwikkeling van leraren tijdens hun beroepsuitoefening krachtig te bevorderen’, aldus een citaat uit een artikel van Theo Bergen en Klaas Veen over de professionalisering van leraren. Onderzoek in 20131 onder leraren laat zien dat er voor velen sprake is van een gevoeld en ervaren isolement in de eigen onderwijspraktijk. Omgaan met leerlingen in de groep, die veel en vaak de aandacht van leraren opeisen, maken het moeilijk alle leerlingen recht te doen. Baas in eigen klas betekent in veel praktijk soms ook drenkeling op een eigen eiland. Omdat iedere collega druk bezig is met de eigen praktijk, kan op die drukke collega’s ook maar beperkt een beroep worden gedaan. Er is wel regelmatig goedbedoeld advies, maar voorbeelden van ondersteuning in de praktijk, bijvoorbeeld gezamenlijk naar oplossingen zoeken, ontbreken vrijwel volledig. ‘Leraren bevrijden uit hun isolement is niet alleen gunstig voor het ontwikkelen van collegiale samenwerking, maar ook een voorwaarde voor hun verdere professionele

18

ontwikkeling. Ze ontberen vaak de steun van een extra hand in de klas, een assistent of collega. In de opvatting van ‘new professionalism’ is er sprake van een gemeenschap van leraren die met elkaar werken aan hun eigen professionele ontwikkeling en daardoor ook aan de ontwikkeling van hun school.’2

De sleutel Het vergroten van de druk op toelating tot lerarenopleidingen is wellicht noodzakelijk om de opleiding weer een meer exclusief karakter te geven, maar zal niet persé leiden tot betere leraren. Het lijkt erop, dat de sleutel tot een toenemende professionaliteit veel meer zal zitten in het creëren van omstandigheden in de praktijk van het onderwijs, die leraren in staat stelt te leren in een nadrukkelijk krachtige leeromgeving. In het landelijk project Leer-Kracht, dat is opgezet met de steun van het fonds Kinderpostzegels, is met samenwerkingsverbanden gezocht naar elementen in de directe omgeving van leraren in het primair onderwijs die kunnen bijdragen aan een krachtige leeromgeving. Onderzoek onder leraren in die verbanden heeft nog eens duidelijk gemaakt, dat leraren niet verlegen zitten om een scala aan cursorische opleidingen, maar direct, dichtbij, passend bij de eigen praktijk ondersteund willen worden. Die uitkomsten lopen nadrukkelijk parallel met de uitkomsten van een omvattend onderzoek van de Nieuw-Zeelandse onderwijskundige H. Timperley. Zij heeft een omvattend onderzoek gedaan naar welke principes er echt toe doen bij professionalisering.. Centraal stond de vraag: ‘Heeft professionalisering gevolgen voor de resultaten van het onderwijs bij de

Tafel van 10 | Meer dan school


leerlingen?’ Uitkomsten, die we hieronder kort vermelden3 1. D e scholing draagt bij aan betere resultaten Leerkrachten die een cursus volgen, zullen ervan overtuigd moeten zijn dat de scholing bijdraagt aan betere resultaten van het onderwijs. 2. De scholing loont de moeite De kennis en vaardigheden die leerkrachten verwerven dienen evidence-based te zijn. Dat wil zeggen dat degene die de cursus volgt, ervan uit moet kunnen gaan dat het geleerde wetenschappelijk is onderbouwd. 3. Integratie van theorie en praktijk De cursus zal zo moeten zijn opgebouwd dat er aandacht is voor zowel kennis als vaardigheden, maar deze moeten ook geïntegreerd worden. Het enkel aanbieden van kennis, of het slechts oefenen van vaardigheden afzonderlijk, legt geen stevige basis voor verbeterde onderwijspraktijk. 4. Van onderwijsbehoefte naar ondersteuningsbehoefte De kernvraag voor een cursist die aan professionalisering (mee)doet, zou moeten zijn: ‘Wat moet ik leren, om het leren van mijn leerlingen te bevorderen? Deze vraag veronderstelt dat leraren zicht hebben op wat hun leerlingen moeten kunnen. 5. Vertrouwen en uitdaging Leren van leerkrachten moet een cyclisch en geen lineair gebeuren zijn. Cursisten die nascholing volgen, moeten in staat gesteld worden om de verworven inzichten in de praktijk uit te proberen en zo nodig ideeën te herzien. 6. Aansluiten bij de bestaande praktijk

Tafel van 10 | Meer dan school

Leerkrachten hebben de neiging om nieuwe ideeën te verwerpen, tenzij hun huidige inzichten betrokken worden in de inhoud van de cursus. In de nascholing zullen bestaande opvattingen van leerkrachten moeten worden bediscussieerd en in verband gebracht met de nieuwe benadering. 7. Verwerking met collega’s Het gesprek over het geleerde op de cursus moet gaan over de relatie tussen de onderwijspraktijk en de leerling resultaten. 8. Inzet van deskundige expertise Professioneel leren op school is effectief wanneer een deskundige wordt ingezet om leerkrachten uit te dagen buiten de kaders van de bestaande praktijk te denken. 9. Onderwijskundig leiderschap Onderwijskundige leiders vervullen een sleutelrol bij professionalisering. Het kan niet zo zijn dat de schoolleider het nascholingstraject vanaf de zijlijn volgt. 10. Duurzame verbetering Als men een langdurig effect wil hebben van professionalisering, zal men verder moeten kijken dan de korte termijn. Ook wanneer de externe ondersteuning wegvalt, zal de verandering moeten beklijven.

Noten Onderzoek door studenten hogeschool InHolland, prof.drs Dolf van Veen 2 Uit een artikel van Theo Bergen & Klaas van Veen Universitaire lerarenopleiding, Instituut voor Leraar en School, Radboud Universiteit Nijmegen 3 N.a.v. Denis, J & Van Damme, J. (2010). De leraar: professioneel leren en ontwikkelen. Uitgeverij Acco, Leuven, 1

19


7

Gepersonaliseerd en informeel leren biedt nieuw perspectief Het onderwijs bruist van vernieuwing en wordt gegeven in een complexe maatschappij. Dat stelt hoge eisen aan leraren. Zowel professioneel als persoonlijk vraagt dit van leerkrachten dat ze stevig in hun schoenen staan, bevlogen en kritisch zijn én een rol kunnen nemen als veranderaar. Op Hogeschool Windesheim is daarom in september 2015 een geheel nieuwe lerarenopleiding (po en vo) gestart, met 15 studenten. Het Teachers College Windesheim Flevoland is een kleinschalig college dat ambitieuze, onderzoekende en zelfsturende studenten grote uitdagingen biedt. De inhoud en vorm hebben een interdisciplinair, multimediaal en intercultureel karakter, dat een groot beroep doet op de creativiteit van studenten. Persoonlijkheidsontwikkeling en het vinden van de eigen passie zijn hierbij belangrijk.

den worden gecombineerd met persoonlijke ontwikkeling (character development) oftewel bildung (zie onderstaande afbeelding). In samenwerking met bijvoorbeeld kunstopleidingen wordt de komende jaren uitgezocht hoe je persoonlijke ontwikkeling goed kunt verbinden met professionele ontwikkeling. Het centrale motto van de opleiding is ‘mastering creativity’, waarbij hoofd, hart en handen worden aangesproken.

Eigen leervragen en talenten

Het Teachers College (TC) is mensen ontwikkeld als variant van de bestaande lerarenopleidingen. Daarbij is nauw samengewerkt met po- en vo-scholen die willen innoveren, met andere onderwijsvernieuwers en educatieve instellingen. Eén van de schooldirecteuren zei in een bijeenkomst: ‘Ik zou graag willen dat de Teachers College studenten motoren van verandering worden in onze scholen.’

De leerdoelen zijn globaal omschreven, op verschillende niveaus. Die doelen maken de studenten specifieker, vanuit hun eigen leervragen en talenten en vanuit de ontwikkelvragen van de scholen. Op basis van zulke gepersonaliseerde leerdoelen ontwerpen ze, ondersteund door coaches, hun eigen leerpaden. Gepersonaliseerd en informeel leren zijn dus belangrijke uitgangspunten. Op deze leerpaden ontmoeten ze anderen en vindt gezamenlijk leren plaats. Het is de bedoeling om met alle betrokkenen een lerende gemeenschap te vormen. Het Virtual Teachers College dat op dit moment wordt ontwikkeld, helpt ons daarbij. Het VTC wordt een digitale leeromgeving voor de studenten en alle andere betrokkenen bij het Teachers College.

De nieuwe opleiding werkt niet met een volledig ‘dicht getimmerd’ curriculum, maar met leerdoelen die richting geven. Deze worden ontleend aan de bestaande SBL-competenties, de onderwijs kennisbases en het wereldwijde netwerk van New Pedagogies for Deep Learning (NPDL). Het bijzondere van NPDL is dat 21e eeuwse vaardighe-

In de lerende gemeenschap krijgen de studenten een rol als co-creators. Tijdens de introductieweken werden scholen bezocht die bij de opleiding betrokken zijn. In bijna alle presentaties benadrukten de scholen dat ze onze studenten zien als partners in onderwijsvernieuwing. Ook in de opleiding zelf zijn de studenten co-creators. Ze

Motoren van verandering

20

Tafel van 10 | Meer dan school


hebben bijvoorbeeld in een scrum-bijeenkomst mee gedacht over hoe het virtuele deel er uit moet zien en wat het moet bieden.

Onderwijs met een croissantje Om hun leerpaden te creëren, hebben studenten input, inspiratie en begeleiding nodig. Er wordt gewerkt met acht leerclusters (zie tabel). In de Freshman fase (de eerste anderhalf jaar) ontwikkelt de student een brede visie aan de hand van thema’s,

Tafel van 10 | Meer dan school

gekoppeld aan de leerclusters Languages, Social Sciences en Sciences. Er zijn tweewekelijkse openbare gastlezingen van inspirerende specialisten over deze thema’s, met aansluitend een forumdebat. Om op die dag wat warm te lopen, beginnen de studenten met een krantenontbijt in de bibliotheek van Almere. Onder het genot van een kop koffie/thee en een croissantje wordt gediscussieerd over thema’s uit het nieuws en over het mogelijke belang ervan voor het onderwijs.

21


De studenten zijn anderhalve dag per week in de scholen (zowel po als vo), waarbij ze werken aan diverse opdrachten uit de leerclusters die worden ingepast in de eigen leerpaden. In de Freshman fase is ook veel ruimte voor persoonlijke ontwikkeling, in relatie tot hun profesionele ontwikkeling. In het leercluster Professional Skills & Identity worden studenten zich (meer) bewust van hun eigen talenten en onderzoeken hun passie voor het onderwijs. We werken bijvoorbeeld met onderwijsfilms of –documentaires zoals Être et Avoir of Een Klasse apart, en met het mooie boek Leraar met hart en ziel (The Courage to Teach) van Parker Palmer.

Internationalisering Het Teachers College stimuleert internationalisering en interculturele communicatie door het Engels intensief te gebruiken. Daarnaast kiest elke student een tweede (of soms derde) vreemde taal. Een belangrijk deel van de taalverwerving wordt opgedaan met een taalmaatje. Zo mogelijk is dit taalmaatje een anderstalige student bij Windesheim die op zijn beurt zijn Nederlandse taalvaardigheid wil versterken. Voor de Craftsman fase maakt de student een vervolgkeuze: hij kiest voor primair – of voortgezet onderwijs, of voor allebei. Tevens verdiept hij zich in één van de leerclusters en ontwikkelt zijn pedagogisch en didactische competenties tot bachelorniveau. In deze fase heeft elke student een leermeester binnen, én een leermeester buiten het onderwijsveld om de eigen passie om een teacher artist te worden gestalte te geven. We zullen de studenten stimuleren om zich na hun bachelor verder te ontwikkelen in

22

De Teacher College student: • is geïnteresseerd in kunst, cultu(u)r(en) & samenleving; • wil het onderwijs verbeteren; • wil als professional authentiek zijn en zich daarom persoonlijk goed ontwikkelen; • werkt graag samen in een team; • is veel bezig met nieuwe media; • heeft humor; • wil graag naast het Engels een andere vreemde taal beheersen of leren kennen; • is kritisch en discussieert graag; • is flexibel én durft om structuur te vragen als dat nodig is; • is pragmatisch ingesteld en zoekt geregeld verdieping.

een masteropleiding, bijvoorbeeld in de master Learning & Innovation. Met het Teachers College Windesheim Flevoland wordt een begin gemaakt met een spannend avontuur. Wat dat alles gaat betekenen voor onze lerarenopleidingen kan nog niet worden overzien. Maar het enthousiasme van de studenten en van de leerkrachten van de scholen tijdens de introductieweken bevestigden ons vermoeden dat we een goede richting hebben gekozen. Tenslotte: het eerste jaar telt maar liefst 10 mannelijke studenten en 5 vrouwelijke. Het is een feest om met deze groep jonge mensen te mogen samenwerken! Ton Zondervan & Ingrid Paalman-Dijkenga De auteurs zijn beiden hoofddocent en onderzoekers van Christelijke Hogeschool Windesheim.

Tafel van 10 | Meer dan school


8

Beroep en beroepspraktijk is meer dan school Een diploma, van welke vorm van voortgezet onderwijs dan ook, is noodzakelijk voor je perspectief in je verdere leven. Maar een vak, vaardigheden, bekwaamheden die je nodig hebt om in de samenleving aan de slag te kunnen, leer je in vervolgopleidingen, in studies en veel meer nog in de praktijk. Een ieder, die kan terugkijken op werk en beroepsleven, erkent het grote belang van het leren in de praktijk. Als je leerlingen, studenten vraagt naar motivatie in het leren, dan hoor je van velen dat die motivatie met sprongen toeneemt als lessen geleerd kunnen worden ‘in het echt’, in de praktijk.

Vraag het de CEO’s Vraag je het aan de CEO’s van bedrijven en in het bijzonder aan de mensen die betrokken zijn bij het aannemen en opleiden van nieuw personeel, dan hoor je meer dan eens hoe belangrijk het is dat opleidingen aansluiten bij de actuele ontwikkelingen in de praktijk van samenleving en bedrijfsleven. De maatschappij verandert. Het beroepsonderwijs verandert mee. Zo staat het omschreven in de Tien bouwstenen voor een toekomstbestendig beroepsonderwijs1, die door de MBO Raad, Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO) en Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) in april 2014 werden opgesteld. Enerzijds betekent het dat je in het beroepsonderwijs zo flexibel mogelijk inspeelt op de veranderende vraag uit samenleving en bedrijfsleven. Anderzijds betekent het dat het onderwijs niet alleen de kennis en vaardigheden moet bijbrengen voor één specifiek beroep, maar juist ook een goede voorbereiding moet geven om later in de carrière nieuwe kennis en

Tafel van 10 | Meer dan school

vaardigheden aan te leren om duurzaam inzetbaar te blijven.

Toekomstbestendig beroepsonderwijs In het actieplan Focus op vakmanschap 2011-20152, dat gericht is op verhoging van de kwaliteit van het mbo en waaraan het mbo met steun van de Tweede Kamer aan werkt, wordt naast een aantal andere maatregelen, gewezen op de noodzaak de loopbaanoriëntatie en beroepskeuzevoorlichting te versterken en te komen tot sectorale examenstandaarden (examenprofielen) voor beroepsgerichte vakken. Daarin klinkt het besef door dat in het beroepsonderwijs de betrokkenheid op beroep en vakmanschap, dat past bij de vragen uit de praktijk, uit het bedrijfsleven van groot gewicht is. Dat vraagt om vormen van overleg en een grote betrokkenheid van bedrijven, van vakmensen in bedrijf en samenleving, die er mede voor zorgen dat het beroepsonderwijs zo actueel mogelijk is en van hoge kwaliteit. ‘Het is van belang’, schrijft minister Bussemaker het in het Actieplan, ‘dat het aanbod aan beroepsopleidingen is afgestemd op de behoefte van het regionale bedrijfsleven en aansluit op de economische topgebieden uit de ‘Bedrijvenbrief’ van het kabinet. ‘Het vraagt ook om wendbaarheid en om nieuwe opleidingen die in de toekomst sneller tot stand komen... maar wel met een geborgde kwaliteit en herkenbaarheid’, schrijven de opstellers van bouwstenen voor toekomstbestendig beroepsonderwijs.

Dagelijkse uitwisseling Jonge mensen leren niet alleen in school, in formele vormen van onderwijs. In baantjes, in sportvereni-

23


24

Tafel van 10 | Meer dan school


gingen, in buurt en gezinnen wordt veel geleerd, dat voor de ontplooiing van belang is. In het middelbaar beroepsonderwijs wordt steeds vaker en nadrukkelijker gezocht naar vormen waarin het informele leren verbonden wordt met het formele leren in school. In het beroepsonderwijs ligt er van oudsher een verbinding met vele vormen van bedrijfsleven, van beroepen, met de sectoren in de samenleving waar vakmanschap niet kan worden gemist. In een vrijwel dagelijks uitwisseling wordt al bij voortduring gezocht naar verbindingen tussen het meer formele leren in de onderwijssetting en het meer ervaringsgerichte informele leren in de praktijk en dicht tegen de praktijk aan. In bijvoorbeeld de Duurzaamheidsfabriek in Dordrecht, waar het Da Vinci college in coöperatie vorm samenwerkt met een tiental grote bedrijven en de gemeente Dordrecht, zie je de grote en belangrijke kracht van het beroepsonderwijs dicht tegen de beroepspraktijk aan tot bloei komen. Maar het mbo-onderwijs in Dordrecht staat daarin zeker niet alleen. Door het hele land zie je verbindingen met onderwijs en omringende beroepspraktijk van de grond komen. Onderwijs en bedrijfsleven bouwen verder op een stevig fundament. Bij bijna alle opleidingen voldoet de beroepspraktijkvorming(bpv), waaronder ook de begeleiding vanuit school tijdens de bpv., constateert de Onderwijsinspectie in haar Jaarverslag. Het betekent niet dat er niets te wensen overblijft, maar laat wel zien dat in die aansluiting op de beroepspraktijk een grote kracht zit van het beroepsonderwijs.

Internationaal ongeëvenaard De wijze waarop in de kolom beroepsonderwijs jonge mensen worden voorbereid op banen in het bedrijfsleven of op vervolgopleidingen is van opvallende kwaliteit. ‘Nederland heeft een goed vertrekpunt om deze ambities waar te maken. Zo kennen we een uitgebreid stelsel van beroepsonderwijs, zoals verder maar weinig landen hebben. Een integrale kolom, van vmbo tot en met hbo, is in breedte en kwaliteit internationaal ongeëvenaard. Vanuit het buitenland wordt dan ook met regelmaat met grote belangstelling gekeken naar de wijze waarop in Nederland het beroepsonderwijs is vormgegeven. Recent nog vanuit China, waar men van plan is om het beroepsonderwijs op een vergelijkbare manier in te richten.’ Zo beschrijft minister Bussemaker het in haar brief van juni 2014 aan de Tweede Kamer. In diezelfde brief en uit vele economische verkenningen blijkt dat de Nederlandse economie voor een groot deel afhankelijk is van goede vakmensen. Een behoefte, die met de vergrijzing op komst, niet afneemt. ‘Het mbo is bij uitstek het onderwijs waar deze mensen worden opgeleid en het zou daarom zonde zijn als leerlingen niet voor het beroepsonderwijs kiezen omdat ze denken dat iets met je hoofd én handen doen. minder gewaardeerd wordt of geen goed perspectief op een baan biedt.’ Nieuwe opleidingen komen in de toekomst sneller tot stand ... maar wel met een geborgde kwaliteit en herkenbaarheid.

Noten 1 2

Tafel van 10 | Meer dan school

et mbo in 2025: www.mbo2025.nl H Focus-op-vakmanschap-2011-2015

25


9

Nieuwe media, natuurlijke brug tussen formeel en informeel leren Hoe verrijkt een leerkracht zijn kennis en vaardigheden door informeel leren? Informeel leren kun je zien als het ongebonden zoeken naar informatie, oplossingen, ideeën en contacten, gewoon omdat jij het leuk vindt en omdat het jou helpt bij het uitoefenen van je vak. Voor de leerkrachten van nu zijn er oneindig veel mogelijkheden om vanuit de passie voor hun vak hun kennis te verdiepen en uit te breiden. In de digitale en in de papieren wereld ligt de informatie voor het oprapen. Naast boeken en websites heb je tal van kennisplatforms, ideeënplatforms zoals Pinterest, er zijn onderwijsblogs die je kunt volgen, Twitter en noem maar op. Door creatief en innovatief met al deze informatie om te gaan, maak je jezelf eigenaar van je eigen leerproces en creëer je je eigen onderwijs.

Rhizomatic Learning Een term die dit leerproces aardig weergeeft, is Rhizomatic Learning, geïntroduceerd door Dave Cormier. Een Rhizome is een wortelstok, je gaat alle kanten op om aan je informatie te komen. Deze manier van leren kan enorm verrijkend zijn. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor de leerlingen. Want jij bepaalt op basis van je behoefte zelf wat je wilt leren, je verplaatst je in je leerlingen en kijkt wat zij daar aan kunnen hebben, je gaat op onderzoek uit om antwoorden te vinden en werkt aan een doel, namelijk dat je het beste wilt voor de leerlingen. En dat is waar het in dit vak uiteindelijk om gaat. Het leuke van informeel leren is, dat je dingen tegenkomt die je van te voren niet had bedacht. Een voorbeeld hiervan is het volgende. Een leerkracht zit op Twitter en komt een tweet tegen van een voor

26

hem onbekende docente. Die vertelt dat zij samen met de kinderen aan het eind van de dag een tweet schrijft met wat het belangrijkste was dat ze die dag geleerd hadden. Een onverwacht en inspirerend idee waar deze leerkracht zelf ook mee aan de slag kan. Dergelijke voorbeelden kan elke leerkracht vinden door bijvoorbeeld @edutopia te volgen.

Formeel naast informeel Formeel en informeel leren bestaan naast elkaar. Dat wat je informeel geleerd hebt, wil je vaak ook delen met anderen. Informeel delen doe je in de wandelgangen of bij de koffie. Daar vertel je bijvoorbeeld dat je hebt gelezen over een nieuwe aanpak en dat je die gaat uitproberen. Maar het kan ook gebeuren dat je datgene wat je in vrijheid hebt geleerd, wat meer richting wilt geven. Dat je bijvoorbeeld voor jezelf of voor de school doelen wilt formuleren, of dat je in een aantal bijeenkomsten de nieuwe kennis met je collega’s wilt delen. Of dat je onderdeel wilt gaan uitmaken van een leergemeenschap waar je met gelijkgestemden kennis wilt uitwisselen via internet. Een leergemeenschap vind je bijvoorbeeld bij Massive Open Online Courses (MOOC). Dit zijn vrij toegankelijke, meestal gratis digitale cursussen,waarbij je met een bescheiden sturing met elkaar leert via een universiteit of instelling. Maar je kunt ook zelf een leergemeenschap creëren met je eigen collega’s of met collega’s van andere scholen. Door je kennis via een structuur te delen, maak je het informele weer wat formeler. Een ander voorbeeld betreft in sommige gevallen de uitvoering in de praktijk. Je kunt bijvoorbeeld heel veel informatie vinden over het bewerkstelligen van gedragsverandering bij kinderen en er zo veel over

Tafel van 10 | Meer dan school


de informele weg, aansluitend bij wat zij nodig hebben en wat zij leuk en belangrijk vinden.

Doolhof van informatie

leren. Maar als je daar in de klas mee aan de slag wilt, helpt het wel als je ondersteuning krijgt van een collega leerkracht of een begeleider. Ook hier vul je het informeel geleerde aan met een iets formelere vorm. In deze voorbeelden herken je ook het Blended learning: aan de ene kant heb je altijd de (digitale) informatie, aan de andere kant het menselijke contact.

Leuk en belangrijk Informeel leren is toekomstbestendig. Een leven lang leren wordt steeds vaker genoemd als essentiĂŤle voorwaarde om je vak uit te kunnen oefenen en om bij te blijven in deze snel veranderende samenleving. Natuurlijk blijft de formele scholing bestaan, maar steeds vaker zullen mensen hun kennis aanvullen via

Tafel van 10 | Meer dan school

Informele leerders zijn nieuwsgierige leerders. Zij willen nieuwe dingen leren en uitproberen. Maar dat vereist ook de nodige vaardigheden. Om niet te verdwalen in het doolhof van informatie moet je duidelijk kunnen afbakenen wat je zoekt. Dat is een vorm van zelfregulatie. Je moet je, zeker als je informeel leert, samen met anderen, kunnen verdiepen in de wereld van die ander, ofwel perspectief nemen. Samen leren met anderen doet uiteraard ook een beroep op je vaardigheden om samen te werken. En je moet in staat zijn om kritisch te denken en kritische vragen te stellen, ofwel informeel leren vereist denkkracht. In onze visie zijn de genoemde vaardigheden: zelfregulatie, perspectief nemen, denkkracht en samenwerken de kernvaardigheden van het leren in de 21e eeuw. Niet alleen voor de leerkrachten, maar ook voor de leerlingen. Als leerkracht ben jij een model voor de kinderen. Als jij laat zien dat zelf graag leert, dat je dingen opzoekt en uitprobeert, dat je met passie en creativiteit met je vak bezig bent, draag je dit ook over aan de kinderen. Ook zij moeten leren zelf leervragen te formuleren, op onderzoek uit te gaan, samen te werken en kritisch na te denken. Dan is het heel belangrijk dat ze daarbij een goed en creatief voorbeeld voor ogen hebben. Zien leren doet leren! Robert Jacobs en Lisette Ligtendag (CED-Groep). Meer informatie over dit onderwerp: Lisette Ligtendag, l. Ligtendag@cedgroep.nl

27


10

Spel is een motor voor in/en formeel leren

28

Tafel van 10 | Meer dan school


In Rotterdam gebruiken wij alledaagse situaties en spel als vormen van leren; thuis en op school. Met alledaags leren bedoelen wij het leren van een kind van alledaagse zaken. Hoe je bijvoorbeeld rekenen nodig hebt voor het doen van inkopen of koken. Taal en rekenen gebruiken wij mensen voortdurend. Waarom zou je daar ook niet als kind dagelijks van kunnen leren? Spelend leren gaat over spelen. Mensen en misschien kinderen voorop, spelen veel. Het spel is bij uitstek een manier om tal van vaardigheden te leren. Leuk, samen doen en leren, komen hierin samen. Waarom gebruiken we spelletjes en spelen niet als vormen van leren? Wat voor winst kunnen wij maken als wij buiten school, maar ook binnen school, het spel en spelen gebruiken als een plezierige en natuurlijke manier van leren?

Oneindig leuke leerwereld Leren en spelen zijn niet gelijk. Niet van ieder spelen leer je en andersom geldt het misschien nog wel meer; niet elke vorm van leren is spelen. Waarom zou je traditionele vormen van leren zoals instructie niet combineren met tal van vormen van spelend leren en waarom laat we het leren in veel gevallen ophouden bij de schooldeuren? Voor een kind gaat het leren de hele dag door. Hoeveel meer leertijd en plezier kunnen de kinderen, en wij met onze kinderen, krijgen als wij kinderen, ouders, hun familie en leerkrachten de mogelijkheid geven om spelend te leren? Het wordt een oneindig leuke leef- en leerwereld om groot in te worden. Deze wereld is geen afleiding maar een versterking van het leren van kinderen. Natuurlijk zijn er nog instructies nodig om de kernvakken te leren, en is leren niet altijd een plezier. Maar we zouden

Tafel van 10 | Meer dan school

29


kinderen veel onthouden als wij ons beperken tot de traditionele vormen van leren. We moeten ook beseffen dat niet elk spel, een goed spel is om van te leren. Het begint met de vraag of een spel leuk is. Zonder plezier is het moeilijk om een volgende leerstap te zetten. Daarnaast moet een leuk leerspel aan verschillende eisen voldoen. Spelend leren Rotterdam heeft in samenwerking met het SLO heeft deze eisen uitgewerkt tot een label. Zo kunnen scholen en ouders weten wat goede spelen zijn. In Rotterdam zijn 26 scholen op hun eigen wijze bezig spelend leren vorm te geven. Alledaags rekenen op Zuid is een initiatief dat is ontstaan tussen zes basisscholen in Rotterdam Zuid. In een jaar tijd is dit initiatief uitgegroeid tot 26 scholen van basisscholen tot scholen voor Voortgezet Onderwijs, en van rekenen tot taal, wereldoriëntatie en techniek voor alle leerlingen. Spel en samen spelen en plezier hebben en gebruik maken van alledaagse situaties om te leren, zowel thuis als op school, zijn hier de motto’s.

Spelcultuur Spel en (samen)spelen lijkt de meest normale zaak voor kinderen en volwassen. In de praktijk werd al snel duidelijk, dat er in nogal wat gezinnen nauwelijks een traditie bestaat van ‘spelletjes’ doen, samen spelen, samen koken, boodschappen doen, klusjes uitvoeren. Veel ouders zijn ook niet opgegroeid met de cultuur van bijvoorbeeld bordspellen en moesten in het gebruik, in toepassingen van bordspelen worden ‘geschoold’. Samen een spel spelen, brengt ouders en kinderen, maar ook ouders en leraren letterlijk op een ander speelveld. Op dat veld gelden niet dezelfde regels die

30

gelden in de gangbare ontmoeting tussen leraren en ouders. Vaak is er in de dagelijkse omgang sprake van een wij/zij cultuur. Als deelnemers aan een spel is er sprake van een stimulerende gelijkheid, die bijzonder enthousiasmerend heeft gewerkt, het werd een ‘wij’. Spel is een middel om samen op een speelse wijze de sociale regels voor elkaar te ontdekken en te leren. Om de sociale leerervaringen te versterken, werden op sommige scholen in rollenspelen geoefend in belangrijke onderdelen van het spel. Een groep leerlingen en ouders voert voor de grote groep als publiek een toneelstuk op met daarin veel voorkomende spelervaringen. Hoe ga je om met iemand die niet tegen zijn of haar verlies kan, met vals spel, met storingen die het spel onderbreken, etc.

Spel-o-theek Gaandeweg kreeg het spelproject in de scholen gewicht, groeiden rond het project betekenisvolle relaties en werden kinderen, ouders en leraren enthousiast. Het laatste uur vrijdagmiddag, dat door de deelnemende scholen bestemd werd, tot ‘spellenuur’, vormde voor veel kinderen een grote en belangrijke drive, ook in het schoolwerk. Inmiddels lenen de scholen in Rotterdam Zuid ook spellen uit aan kinderen, zodat kinderen en ouders thuis die spellen vooral samen kunnen spelen. Dat heeft de gedachte doen ontstaan, dat een spel-o-theek waar allerhande spelmateriaal kan worden geleend, een mooie stimulans zou kunnen zijn voor ‘spelend leren op school en thuis’. Als je wilt zien hoe Rotterdamse scholen bezig zijn met spelen leren kijk dan naar http://spelendleren-rotterdam.nl/

Tafel van 10 | Meer dan school


L a at j e ! n e g a Uitd Kom kijken bij een Scoutinggroep bij jou in de buurt. www.laatjeuitdagen.nl


De CED-Groep traint professionals, adviseert beslissers in onderwijs en kinderopvang en ontwikkelt innovatieve educatieve producten.

Dat is wat we doen. Maar niet wat we zijn. Bij de CED-Groep zijn we van alle onderwijsmarkten thuis. We zijn innovatief en hebben een grote passie voor kansen voor kinderen. Maar voor alles zijn we trots op het resultaat. Als het een professional lukt om kinderen het beste uit zichzelf te laten halen, hebben wij echt iets bereikt. CED-Groep bereikt.



DE VAKWEDSTRIJDEN VAN SKILLS NETHERLANDS

PO

VMBO

MBO

EUROPESE EN INTERNATIONALE KAMPIOENSCHAPPEN

1 KEER PER 2 JAAR, EVEN JAREN 2016: Gテ傍EBORG

NATIONALE WINNAARS VORMEN TEAM NEDERLAND

1 KEER PER 2 JAAR, ONEVEN JAREN 2017: ABU DHABI


Pabo University Ben jij een VWO-er met de ambitie om leraar te worden en zoek jij ĂŠcht een uitdaging? Kom dan naar onze open dag op zaterdag 21 november van 09.30-14.30 uur in Tilburg en maak kennis met Pabo University. Een nieuwe vierjarige voltijdopleiding van Fontys Hogeschool Kind en Educatie die een bachelor Leraar Basisonderwijs combineert met een universitaire master van Tilburg University. Kijk voor meer informatie op: fontys.nl/Studeren/Opleidingen/Pabo-University

Hogeschool Kind en Educatie


Snelle en passende ondersteuning voor leraren De kern van het programma Leer–Kracht ligt in de praktische en directe ondersteuning en professionalisering van leerkrachten. Die ondersteuning richt zich op de preventie, signalering en op de aanpak van gedrags- en emotionele problemen van leerlingen in de klas, in nauwe samenwerking met de ouders. Het gaat om ondersteuning direct en dichtbij die nauw aansluit bij wat de leerkracht nodig heeft en die aansluit bij wat de zorgstructuur in het samenwerkingsverband en de school nu al biedt aan professionele steun door collega’s en andere, ook externe, medewerkers. De ondersteuning kan verschillende vormen aannemen: Inrichten en voor leerkrachten makkelijk toegankelijk maken van • een gezamenlijke kennisbasis voor de scholen in het samenwerkingsverband op specifieke gedragsvragen; • Deskundigheidsbevordering en scholing, passend bij de ondersteuningsbehoeften en praktijkvragen van de leerkrachten in het samenwerkingsverband; • Inrichten van mogelijkheden voor snelle ondersteuning van leerkrachten bij handelingsvragen in de klassenpraktijk

Bijzonder project Leer – kracht is een bijzonder project, omdat de beschikbare deskundigheid in Nederland wordt benut en meedenkt. Maar ook omdat het project mogelijk gemaakt wordt door het fonds Kinderpostzegels. Het is een bijzonder programma omdat het er echt om gaat

36

leraren in de praktijk van alledag snel en direct ondersteuning te geven. In het project worden ervaring en deskundigheid ingeschakeld uit de school en het samenwerkingsverband. Daar draait het dus om: collega’s dichtbij, die als het nodig is mee de klas ingaan. Als het nodig is, wordt de hulp ingeroepen van deskundigen in de regio, collega’s uit opleidingen, schooladviesdiensten, kennisinstellingen. Ze werken mee in de Alliantie Onderwijs & Jeugdzorg en die staat achter dit programma, dit project van Kinderpostzegels.

Wie zitten er in de Alliantie? In de Alliantie Onderwijs & Jeugdzorg zijn alle belangrijke kennispartners verenigd. De lerarenopleidingen in Nederland en ondersteuningsinstellingen zoals het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (de SLO), landelijke pedagogische centra en de onderwijsadviesbureaus verenigd in Edventure, werken met elkaar samen aan de scholing en ondersteuning van leraren bij het omgaan met leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Voor meer informatie: www.leer-kracht.ncoj.nl

Wat doet Kinderpostzegels? Stichting Kinderpostzegels Nederland is een kinderhulporganisatie met als motto: ‘voor kinderen door kinderen’. Kinderen helpen met de actie andere kinderen. Met de opbrengst steunt Kinderpostzegels wereldwijd projecten waarin de veiligheid en ontwikkeling van kinderen centraal staan. Tafel van 10 | Meer dan school


Het waarom van spellen spelen in de les De meeste leraren werken met een lesmethode. Deze methode biedt voor iedere dag, op basis van uitgekiende leerlijnen, een scala aan activiteiten aan de hand waarvan kinderen kunnen leren rekenen. De methodes bieden ook handvatten en extra activiteiten voor kinderen die extra hulp nodig hebben of voor kinderen die juist meer aankunnen dan de basisstof. Met de lesmethode in de hand en de eigen deskundigheid lijkt de leraar voldoende mogelijkheden te hebben om adaptief onderwijs te geven: onderwijs dat is afgestemd op de leer- en onderwijsbehoeften van alle leerlingen. Uit onderzoek blijkt dat drie basisbehoeften van leerlingen noodzakelijk zijn om tot leren te komen namelijk: 1) R elatie (leerlingen voelen zich geaccepteerd en veilig) 2) Competentie (leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze moeten doen ook aankunnen) 3) A utonomie (leerlingen kunnen hun leergedrag zelf sturen)

Bordspellen bieden bij uitstek mogelijkheden om aan de 3 basisbehoeftes te voldoen. Ze ondersteunen en stimuleren daarmee het doel van adaptief onderwijs. De leerkracht kan samen met de leerling kijken welke leerstof in welke spellen aan de orde komt en nagaan of de doelen hiervan overeenkomen met de leerdoelen waaraan de leerling kan werken. Hiermee heeft de leerling invloed op zijn eigen leerproces, wat ook positief werkt op de motivatie en het leren. Meer informatie over het project spelend leren is te krijgen bij Frank Bremer (fgb.bremer@rotterdam. nl) en wouter kesseler (wouter@kwartiermakersvandetoekomst.nl)


Teachers College: Mastering Creativity Weten hoe je een teacher artist opleidt?

Dit jaar is Hogeschool Windesheim Flevoland in Almere gestart met het Teachers College, een nieuwe variant van de Lerarenopleidingen Basisonderwijs (Pabo) en Voortgezet Onderwijs. Mastering Creativity Met deze nieuwe opleiding speelt de hogeschool in op de toenemende vraag naar leraren die op zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs zijn georiënteerd, en die buiten de kaders durven te denken en te handelen. Mastering Creativity is het motto. Het Teachers College is ontwikkeld en werkt nauw samen met basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs in Flevoland. Teacher artist Studenten worden opgeleid tot ‘teacher artists’: met kennis van de wereld en oog voor vernieuwing geven zij vorm aan onderwijs dat geen schoolmuren kent. De opleiding heeft een interdisciplinair, multimediaal en multicultureel karakter. Studenten bekwamen zich in het Engels, en maken via een taalmaatje contact met een tweede vreemde taal. Aan de hand van openbare guest lectures, trainingen en coaching groeien de studenten in kennis en vaardigheden. Ze leren keuzes te maken en hun eigen pad te vormen.

WINDESHEIMFLEVOLAND Windesheim Flevoland is een kleinschalige hogeschool waarbij de beroepspraktijk centraal staat. De hogeschool staat midden in het centrum van Almere en heeft opleidingen op het gebied van Business, Management & Communicatie, ICT & Techniek, Gezondheid & Welzijn en Onderwijs. Windesheim Flevoland Hospitaaldreef 5 1315 RC Almere 088 - 469 88 88 info@windesheimflevoland.nl windesheimflevoland.nl


Colofon Tafel van 10 | Meer dan school is een uitgave van de Nationale OnderwijsWeek Hoofdredactie: Aat Sliedrecht Eindredactie: Anneke Sliedrecht Redactie: Erica de Bru誰ne, Janneke Franssens, Robert Jansen, Dolf van Veen,Cocky de Valk, Daan Brinkman, Stan Termeer, Chantal Baba, Frank Bremer, Astrid Venes, Janneke van Aartrijk, Elly van der Zel.

Opmaak: FIZZ ondernemers in marketing en communicatie Druk: Ten Brink, Meppel

Tafel van 10 | Meer dan school

39



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.