Delf 2014-02: Handel en industrie

Page 1

delf is een uitgave van Museum Prinsenhof delft, archief delft, archeologie delft en de gemeentelijke adviseurs Monumenten, in samenwerking met de Historische vereniging delfia Batavorum, vereniging vrienden van Het Prinsenhof

JAArGANG 16 • Nr. 2 • zomer 2014 • € 4,75

Delf Cultuurhistorisch magazine voor Delft

de fabriek voor allen. allen voor de fabriek de Waag Gebouw en gebruik Kranig delft Kranen op de kade

Handel en industrie


Van de redactie

Adressen en openingstijden Het Prinsenhof Postbus 78, 2600 ME Delft Telefoon 015 260 2358 Sint-Agathaplein 1 www.prinsenhof-delft.nl

4

Studiezaal Archief Delft Oude Delft 169, 2611 HB Delft Telefoon 015 260 2358 Dinsdag t/m donderdag 9.00-17.00 uur www.archief-delft.nl

Historische Vereniging Delfia Batavorum Secretariaat: Kanaalweg 10, 2628 EC Delft Telefoon 015 2141950 www.delfia-batavorum.nl

Achterkant Het Gasspel. Gemeentebedrijven Delft, 1925 (B&G) 2 Delf

zomer 2014

de fabriek voor allen. Allen voor de fabriek

11 delft op stroom De komst van elektriciteit 18 Het nieuwe Prinsenhof delft een kijkje achter de schermen

15

11

Aanwinst archief

Delft op stroom

22 de Waag Gebouw en gebruik 25 Kranig delft Kranen op de kade

De komst van elektriciteit VASte rUBrieKeN

25

Disclaimer De redactie van Delf heeft haar uiterste best gedaan om alle rechthebbenden van gepubliceerde afbeeldingen te achterhalen. Mocht u desondanks in dit blad beelden tegenkomen waarvan u de rechthebbende bent en heeft de redactie u geen toestemming voor het tonen gevraagd, neemt u dan contact met ons op.

Voorkant Stalenramenfabriek F.W. Braat NV aan de Engelsestraat, 1932. Foto A. Frequin (B&G)

4

Allen voor de fabriek

Vereniging Vrienden van het Prinsenhof Secretariaat: Sint-Agathaplein 1, 2611 HR Delft Telefoon 015 260 2358 www.prinsenhof-delft.nl

Afbeeldingen cover

iN Dit NUmmer

De fabriek voor allen.

Adviseurs Monumenten Postbus 53, 2600 AB Delft Westlandseweg 40, Delft Telefoon 14015 www.delft.nl/monumenten Archeologie Delft Postbus 78, 2600 ME Delft Kluizenaarsbocht 7, Delft Telefoon 015 219 7178 www.archeologie-delft.nl

iNHoUD

Dat Delft in de zeventiende eeuw veel handel en nijverheid kende blijkt uit historische geschriften, maar is ook af te leiden uit de verschillende soorten hijskranen die op de kades stonden en die nog bekend zijn van oude stadsplattegronden en andere afbeeldingen. In het oude economische hart van de stad staat nog steeds de Waag waar de te verhandelen producten boven een bepaald gewicht, verplicht gewogen moesten worden, voordat ze verhandeld werden. In de achttiende eeuw zetelde het gilde van de goud- en zilversmeden erin en in de negentiende eeuw deed het gebouw dienst als telegraaf- en telefooncentrale, waarvan toen vooral bedrijven klant waren. De industrieel Van Marken is alom bekend als stichter van de Nederlandse Gisten Spiritusfabriek. Ook zijn vrouw stichtte een fabriek. Daarin werd parfum gefabriceerd op basis van alcohol, een restproduct van de NG&SF. Begin twintigste eeuw kreeg Delft een eigen elektriciteitscentrale en elektriciteitsnet waarmee iedereen makkelijk over energie kon beschikken.

2

adressen en openingstijden

3

van de redactie

9

aanwinst museum

Kranig Delft

10 recent verschenen

Kranen op de kade

15 aanwinst archief

Dit keer worden twee bijzondere aanwinsten besproken. EĂŠn bestaat uit unieke tekeningen van een verdwenen kerkgebouw. De andere, een schilderij, speelt een prominente rol in de nieuwe inrichting van het Museum het Prinsenhof, dat onder de naam van Museum Prinsenhof Delft een nieuwe weg inslaat. Daar gaat een ander artikel verder op in. Ook het magazine Delf slaat een nieuwe weg in. U treft er vanaf nu enkele advertenties in aan van echt Delftse bedrijven in de binnenstad. De redactie wenst u veel leesplezier.

16 Kort nieuws

22

27 Colofon

De Waag

Gebouw en gebruik

ONTVANG DELF 4X PER JAAR VOOR â‚Ź16,50 e-mail delfabonnees@delft.nl telefoon 015-260 23 58

zomer 2014

Delf 3


Jan van der Mast

W

Jacques en agneta overleggen op de directie-

anneer in 1862 Jacques van Marken aan de Polytechnische school gaat studeren, kan niemand vermoeden dat hij het ingeslapen Delft wakker zal kussen. Hijzelf evenmin. Van Marken is dan 17 jaar, en een hartstochtelijk dromer met literaire ambities. Als lid van het Delfts Studenten Corps stort hij zich vol overgave in het jolige studentenleven. Bij het Corps leidt hij de Debatingclub en schrijft hij de Studentenalmanak vol met gedichten: Hoe zalig wie een vrouwtje heeft / Hoe zalig is die man; Hij leeft, zoals in ’t hele land / Geen graaf, geen vorst het kan. De ommekeer vindt een kleine drie jaar later plaats wanneer hij op een Soiree Musicale in Amsterdam Agneta Matthes ontmoet: dochter van een welgestelde zee-assuradeur. Jacques is stapel verliefd, bestookt Agneta met gedichten, maar krijgt van haar een vermanend antwoord: ‘Foei, is dat nu technologentaal? Praat liever van mechanica en toegepaste natuurkunde!’ De domineeszoon laat zijn ambities om in de geest van Heine ‘zwervend literator’ te worden, varen en stelt zijn verloofde gerust: ‘Nuttig te zijn voor de maatschappij. Daar komt het op aan! Nuttig te zijn voor zichzelf of voor eigen kleine kring, is waarlijk een bekrompen houding.’ Deze hartenkreet van de student vormt de leidraad voor zijn levensfilosofie. Juli 1867 studeert hij af als eerste Nederlandse technoloog. Wanneer hij via kennissen van zijn vader verneemt dat de slechte kwaliteit van het Nederlandse brood wordt veroorzaakt door een achterhaald gistprocédé, bijt hij zich daarin vast. Hij maakt studiereizen naar Oostenrijk, verkleedt zich als werkman en betaalt smeergeld om de finesses van het gistprocédé te doorgronden. In een blauwe kiel en met opgestroopte mouwen maakt hij lange dagen in de grote beslagkuipen van de firma Fleischmann. April 1869 schrijft hij Agneta dat hij ‘rijp is om zijn zaak te drijven’. Terug in Delft laat hij zijn oog vallen op een weiland aan de spoorlijn Rotterdam-Den Haag. Twee maanden later worden de statuten van de Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek (NG&SF) goedgekeurd.

kamer van de nG&sF. Circa 1900, fotograaf onbekend. (ad, bruikleen dsM)

Jacques van Marken was een vooruitstrevende industrieel, die sociale problemen wilde oplossen door samenwerking van kapitaal en arbeid. Geen enkele negentiendeeeuwse werkgever bracht op sociaal gebied meer tot stand dan de stichter van

Hij heeft honderdvijftigduizend gulden nodig om de fabriek op te starten, maar vangt overal bot. Niemand wil investeren in de industrie. Het zijn uiteindelijk vrienden en kennissen van zijn vader - en die van Agneta - die het benodigde kapitaal bijeenbrengen. Agneta en Jacques trouwen in Amsterdam, brengen hun wittebroodsweken in Oostenrijk en Moldavië door, waar ze zes weken lang tal van musea bezoeken, maar ook machinefabrieken. En zo maakt Jacques kennis met kunst, en Agneta met technologie. Voor beiden gaat een wereld open. Het echtpaar betrekt een ruime woning op loopafstand van de fabriek: Phoenixstraat 52. Agneta vergezelt haar man dagelijks naar de fabriek en heeft in de directiekamer een eigen werkplek. Op de vrije zondagen bezoekt het echtpaar hun werklieden, en doordeweeks scholen en armenhuizen. De NG&SF gaat van start

20 april 1870 wordt beschouwd als de ‘geboortedag‘ van de NG&SF. Het is het moment dat na ‘veertien boze dagen’ - Jacques maakt werkdagen van achttien uren - de eerste droge gist wordt geperst. Er heerst een jubelstemming. Dominee Van Marken feliciteert zijn zoon: ‘Loof de Heer en vergeet geen Zijner weldaden. [...] Ik hoop dat Uw fabriek ook wat uw verhouding tot uw volk betreft, een modelfabriek moge zijn. Hoe zou dat mijn vaderhart goed doen.’ Het personeel ontvangt een extra dagloon en het boekje Help u zelven van Smiles, die jonge arbeiders oproept zelf hun lot te verbeteren: ‘Leer! Doe! Probeer! Zet door! Vlijt leidt altijd tot succes! Een paar uur per dag verspild aan beuzelarijen en vadsigheden, zou - gewijd aan zelfverheffing - van een onwetend mens in een paar jaar een wetend mens te maken.’ De verheffing van de arbeider is het ‘evangelie’ dat Jacques verkondigt, en waarvoor hij zich zijn hele leven zal inzetten. Hij wil op een harmonische manier met zijn werknemers omgaan, en van hen ‘welvarender, gelukkiger en ontwikkelder mensen’ maken. Zijn intentie is om het >

De fabriek voor a llen. Allen voor de fabriek

de Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek. Hij werkte

Links: Bijeenkomst van de Kern, de eerste personeelsvertegen-

nauw samen met Agneta Matthes. De echtlieden

woordiging in nederland, van de nG&sF, onder voorzit-

vulden elkaar perfect aan in de praktische, sociale en

terschap van J.C. van Marken (midden), 1894. (B&G)

ideologische uitwerking van hun idealen.

rechts: Praalwagen met maquettes ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de nG&sF in 1895. achter de

4 Delf

zomer 2014

reclameplaat die nG&sF gebruikte bij inter-

muziektent is het model van

nationale tentoonstellingen. Lithografie, circa

de oude Gistfabriek zichtbaar.

1880. (ad, bruikleen dsM)

(B&G) zomer 2014

Delf 5


personeel van de wieg tot het graf te verzorgen. En zo worden op de fabriek tal van sociale voorzieningen in het leven geroepen: pensioenen, weduwen- en wezenuitkeringen, spaarkas etc. In totaal zullen tijdens de dertig jaar dat Jacques bij de NG&SF ‘regeert’ zo’n 107 verschillende sociale instituties het licht zien. Als eerste in Nederland introduceert hij een ondernemingsraad (De Kern) en een personeelsblad (De Fabrieksbode), waarin hij als hoofdredacteur wekelijks een gewichtig onderwerp aansnijdt. Parfumerie Maison Neuve

Wanneer na drie huwelijksjaren jaar kinderen uitblijven, begint Agneta een parfumfabriek aan huis. Het is een slimme zet om de alcohol die bij het gistproces vrijkomt uit handen van de arbeiders te houden. Agneta ontwikkelt diverse reukwaters en eau de cologne, en geeft de Porceleijne Fles de opdracht om aardewerken flacons te ontwerpen. Parfumerie Maison Neuve staat weliswaar officieel op naam van Jacques - vrouwen worden niet als handelingsbekwaam beschouwd -, maar wordt geleid door Agneta. Haar onderneming wordt een groot succes. Voor de eerste prijs die Maison Neuve in Australië toegewezen krijgt, wordt Agneta in de vergaderzaal van de Eerste Kamer gehuldigd. Het blad De huisvrouw staat er uitvoerig bij stil, en benadrukt Agneta’s prestatie om als vrouw een dergelijk bedrijf te runnen: ‘Bewijs tot evenwaardige prestaties aan mannen, als ze maar de gelegenheid krijgen.’

van Marken’s drukkerij, 1895. Gekleurde

Er wordt een proeffabriek opgericht, die geleid wordt door de Wageningse microbioloog Beyerinck. In 1891 is het zover en wordt de eerste, oersterke bondsgist op een met bloemen getooide schaal door de fabriek gedragen. Van Marken breidt zijn zakenimperium fors uit: hij sticht de Oliefabriek (Calvé), neemt de Lijm- en Gelatinefabriek over en neemt ook het initiatief tot Van Marken’s Drukkerij Vennootschap, die als coöperatie wordt opgezet. Op zijn hoogtepunt voert hij de directie over zeven werkmaatschappijen met zo’n twaalfhonderd werknemers. Eind negentiende eeuw is Jacques wat we nu een BN’er zouden noemen. Iedereen kent de ‘sociaal ingenieur’ uit Delft, die zo graag arbeid en kapitaal wil verzoenen. Vanuit liberale en socialistische hoek krijgt hij echter hevige kritiek. Er wordt getwijfeld aan de oprechtheid van zijn bedoelingen. In het buitenland is dat anders. Uit alle windstreken komen ze naar Delft om het industriële wonder te bekijken. Zeepfabrikant William Lever is onder de indruk van het Agnetapark en bouwt in Liverpool voor zijn arbeiders ook een idyllisch tuindorp: Port Sunlight. Van Marken is behalve visionair ook een vindingrijke zakenman, die zijn fabriek en sociale stelsel goed weet te promoten. Zo verzint hij een reclamekaravaan, die twee jaar lang door Nederland zal trekken met daarin een door twee opgetuigde paarden getrokken wagen met een uitklapbaar projectiescherm. De Rotterdamse feestarrangeur Okkie Okhuysen houdt een voordracht over het reilen en zeilen van de NG&SF, verluchtigd met beelden van de toverlantaarn. Een kraam met goed gerezen oliebollen completeert het reclamecircus.

glasdia, fotograaf onbekend. (B&G)

Agnetapark

Het echtpaar verwezenlijkt hun ‘lievelingsdenkbeeld’ door pal naast de fabriek een idyllisch tuindorp voor de gistarbeiders te creëren. Jacques vernoemt de fabriekskolonie naar zijn vrouw: Agnetapark. Ze gaan er zelf ook wonen: centraal aan de grote vijver in villa Rust Roest. Op de dag van hun verhuizing worden ze door de parkbewoners toegezongen met: ‘Gij echtpaar, vol van deugd, Leef lang nog vergenoegd en blij, tot nut der gansche maatschappij.’ Later zal van Marken zijn verjaardag - 30 juli samen met de parkbewoners en arbeiders vieren. Deze Gemeenschapsdag is pas voor Jacques geslaagd wanneer hij een polka met een werkvrouw kan dansen. Op de fabriek onderneemt Jacques verwoede pogingen om ‘hoogwaardige gist te ontwikkelen die de concurrentie doodslaat: gist die de reis om de wereld in tachtig dagen kan maken zonder te bederven.’

Zilveren Jubileum NG&SF

In 1895 bestaat de Gistfabriek 25 jaar, en dat wordt groots gevierd. Kosten noch moeite worden gespaard om te laten zien wat de fabriek aan de vooravond van de twintigste eeuw betekent. Er wordt een ‘ommegang’ door de stad georganiseerd. En zo staan op een zonnige zaterdagmiddag 20 april tienduizend Delftenaren langs grachten en straten, die zich - net als de journalist van Het Handelsblad - vergapen aan de bonte stoet die voorbij trekt. Voorop rijdt een man in jacquet te paard met het vaandel van de NG&SF. Deze wordt gevolgd door een erewacht van dertien ruiters, die ieder een devies meedragen zoals Arbeid, Kapitaal, Rust (van de ouderdom), Coöperatie, Participatie etc. Dan volgt een open rijtuig met de directie; daarna drie rijtuigen met de Oude Garde, arbeiders die 25 jaar eerder met Van Marken de fabriek begonnen. Aansluitend

zijn er praalwagens die door klaroenblazers worden begeleid. Er is een wagen met maquettes (1:100) van de oude en de nieuwe fabriek, en het Agnetapark. Een andere wagen verbeeldt ‘de vruchten der onderneming’: zilveren broodjes symboliseren de Winst. Daarachter loopt een langgerekte mensenstoet met de Harmoniekapel, het personeel (van kantoorjongens tot werklieden met gereedschap), leden van gymnastiekvereniging Sparta, leerlingen van de haak- en breischool. Kleuters van bewaarschool De Hoop der Toekomst sluiten de rij. ’s Avonds is er een volksfeest in het Agnetapark dat met duizenden lampions is versierd. In de grote vijver is een model van de oude fabriek nagebouwd. Op de ontruimde moutzolder van de fabriek krijgen duizend genodigden een werkmans-feestmaal aangeboden: runderhaas, snijbo-

nen, aardappelen. De gasten zitten aan lange tafels en worden bediend door negentig meisjes. Er is een strijkorkest. Van Marken gebruikt een fluitje om stilte af te dwingen en het woord te nemen of een heildronk uit te brengen op de ‘verbroedering’. Er zijn veel sprekers. Dirk Stork uit Hengelo leverancier van stoomketels voor de fabriek, waar hij ook commissaris is - zegt zich ‘te verheugen in de Delftse republiek, die veel beter is dan de Franse republiek’. Het feest wordt afgesloten met spectaculair vuurwerk. In blokletters van diamantvuur verschijnt aan de Delftse hemel: DE FABRIEK VOOR ALLEN. ALLEN VOOR DE FABRIEK. Vijf jaar na het zilveren jubileum is mededirecteur en troonpretendent Frans Waller er van overtuigd, dat zijn oom beter al zijn functies kan neerleggen. De kosten van alle sociale voorzieningen zijn bedrijfseconomisch niet langer verantwoord. De commissarissen delen zijn mening. Toch duurt het nog vijf jaar voordat Van Marken dat daadwerkelijk zal doen. Mei 1905 dient de stichter ‘wegens gezondheidsredenen’ zijn ontslag in. Hij is al jaren verslaafd aan morfine. Een half jaar later overlijdt hij op 60-jarige leeftijd, en volgt een ‘staatsbegrafenis’, waarbij de modelfabrikant naar zijn laatste rustplaats op Jaffa wordt gebracht. Agneta overleeft Jacques drie jaar, en doet in deze periode er alles aan om de herinnering aan haar echtgenoot levend te houden. Ze bundelt zijn hoofdartikelen uit De Fabrieksbode in drie kloeke delen, en verzorgt ook een bloemlezing van zijn gedichten en brieven die hij als jongeman schreef: Levensidealen Jan van der Mast is roman- en toneelschrijver

Links: reclame voor

Links: Frederik Matthes-

Parfumerie Maison neuve.

straat in agnetapark.

(ad, bruikleen dsM)

Fotograaf onbekend, circa

rechts: Gerenoveerd

1890. (ad, bruikleen dsM)

parfumfabriekje, Phoenix-

rechts: nagebouwde gevel van

straat 52. Fotomontage

het oudste fabrieksgebouw van

rené Jacobs. (coll. auteur)

de Gist in de vijver van het agnetapark in aanbouw ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. Op 20 en 21 april 1895 werd de gevel geïllumineerd. (B&G, bruikleen Calvé)

6 Delf

zomer 2014

zomer 2014

Delf 7


- Advertenties -

Aanwinst

david de Haan

Negentiende-eeuws historiestuk Museum Prinsenhof Delft heeft onlangs een bijzonder schilderij van een particulier in langdurig bruikleen verkregen. Het schilderij geeft een ontmoeting weer tussen de Delftse burgemeester Huig Jansz. van Groenewegen (1518-1587) en Willem van Oranje (1533-1584) en is geschilderd door Johan Bernhard Wittkamp (1820-1885). De ontmoeting tussen de Delftse burgemeester en de prins vond in 1573 in het Prinsenhof plaats. Op dat moment waren de Nederlanden verwikkeld in een gewapende strijd met hun Spaanse vorst, Filips II. Inzet was onder andere godsdienstvrijheid voor de aanhangers van het protestantisme, wat voor de strengkatholieke Filips II een gotspe was. Toen fanatieke protestanten in 1566 gedurende de zogeheten Beeldenstorm talloze kerken in de Nederlanden vernielden, stuurde de Spaanse koning de hertog van Alva om het protestantisme de kop in te drukken. Dit betekende het begin van de Opstand, die onder leiding kwam te staan van Willem van Oranje. Naast de protestantse opstandelingen die tegen hun katholieke vorst streden was er ook een grote groep Nederlandse katholieken. Sommigen van hen bekeerden zich tot het protestantisme, anderen bleven trouw aan hun geloof. Daarmee plaatste die laatste groep zichzelf in een moeilijke positie, want bleven zij trouw aan de katholieke koning of deden zij mee met het verzet van de protestanten, die op hun beurt soms bepaald niet zachtzinnig tegen katholieken optraden? Vooral de Beeldenstormers en de watergeuzen vervulden de katholieken met afschuw. Onder hen was de Delftse burgemeester Huig Jansz. van Groenewegen, afkomstig uit een aanzienlijk Delfts regeringsgeslacht. Toen een aantal watergeuzen eind 1572 in opdracht van hun aanvoerder Lumey, de prior van het Delftse Sint Agathaklooster Cornelis Musius vermoordden, was voor velen waaronder Willem van Oranje de maat vol. Tot Van Groenewegens genoegen kregen de Delftse stadsbestuurders op 5 januari 1573 de opdracht van de prins om namens de Staten Lumey gevangen te zetten. Toen de Spaanse stadhouder Bossu hoorde van deze gevangenneming meende hij dat er sprake was van verzet tegen de opstandelingen en schreef hij Van Groenewegen een brief waarin hij hem aanmoedigde ook Willem van Oranje gevangen te nemen. Deze brief belandde echter via een vertrouweling bij de prins, die vervolgens de Delftse burgemeester bij hem liet komen in het Prinsenhof, waar hij toen verbleef. Van Groenewegen verklaarde onder ede dat hij onschuldig was en niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor Bossu’s schrijven. Toen hij vervolgens ook niet in een plan van de prins wilde meegaan, om Bossu op zijn beurt in de val te lokken, 8 Delf

zomer 2014 wiNter 2013

Ontmoeting tussen Willem van Oranje en burgemeester van Groenewegen, 1848, Johan Bernhard Wittkamp (MPd, bruikleen particuliere collectie)

werd hij onder huisarrest geplaatst. Na zijn vrijlating besloot Van Groenewegen zijn stad voorgoed te verlaten. Het schilderij, nu in bruikleen verkregen, is in 1848 vervaardigd door Johan Bernard Wittkamp, die onder andere bij de in Delft werkzame kunstenaar Willem Hendrik Schmidt (1809-1849) in de leer was geweest. Net als zijn leermeester schilderde Wittkamp vooral portetten, genrestukken en historiestukken. Onder historiestukken verstaat men werken die een onderwerp uit de klassieke mythologie, bijbel of geschiedenis hebben. Tot de laatste categorie behoort het schilderij met Van Groenewegen. In de negentiende eeuw was er volop belangstelling voor de vaderlandse geschiedenis en dan met name voor de Opstand en de daaruit voortvloeiende Gouden Eeuw. Zodoende waren er in Nederland een groot aantal historieschilders actief, die taferelen uit die periode uitbeeldden. In Delft hielden Schmidt en zijn leerlingen, waaronder Wittkamp, zich hiermee bezig. Ook kan men in de stad nog dergelijke schilderijen bewonderen in het Museum Paul Tetar van Elven, die door de naamgever van dit museum zijn vervaardigd. Het schilderij van Wittkamp was een geschenk van de kinderen van de Delftse burgemeester Hendrik van Berckel (1783-1862), bij zijn aftreden als burgemeester in 1848. Zijn oudste zoon, eveneens Hendrik (1809-1866) geheten, had voor de schilder een uittreksel vervaardigd uit Oorsprongh, begin en vervolgh der Nederlandsche oorlogen (1621) van Pieter Christiaensz Bor (1559-1635), met de betreffende passage over Van Groenewegen en Willem van Oranje. Zijn vader was in 1840 de eerste katholieke burgemeester van Delft sinds Van Groenewegen. Mogelijk dus dat Van Berkel > zomer 2014

Delf 9


receNt

iLse riJneveLd

Delft op stroom

verschenen macht en Gewoonte in het Delftse stadsbestuur (1672-1702)

Links: Portret van Willem van Oranje, 1620-1624, Michiel Jansz. van Mierevelt (MPd). rechts: detail van het schilderij van Johan Bernhard Wittkamp (MPd, bruikleen particuliere collectie).

zich spiegelde aan deze Delftse katholieke burgemeester, die zijn geloof trouw bleef en onkreukbaar was. Het schilderij is sinds zijn ontstaan altijd in de familie gebleven, zo leende Bartholomeus van Berckel (1815-1888) het in 1884 uit ten behoeve van de Willem van Oranje tentoonstelling in het Prinsenhof. Het verhaal van de prins en de burgemeester uit Bor’s Oorsprong, dat Wittkamp tot voorbeeld moest dienen, komt ook in andere bronnen voor. Het blijkt dat Bor zich op één punt vergist had. Hij schrijft namelijk dat de brief aan Van Groenewegen afkomstig was van Francisco de Valdez, die vanaf mei 1574 de stad Leiden belegerde. De Spaanse legeraanvoerder bereidde ook een aanval op Delft voor en volgens Bor probeerde hij zich daarbij van de medewerking van de Delftse burgemeester te verzekeren. Dit verklaart waarom we in het schilderij een stadsplattegrond van Leiden zien liggen, herkenbaar aan het wapen met de gekruiste sleutels. Echter toen Valdez Leiden belegerde, was Van Groenewegen al geen burgemeester meer en was hij de stad als zogeheten ‘glipper’ ontvlucht. Het Prinsenhof bezit nauwelijks aansprekende historiestukken van Delftse schilders uit de negentiende eeuw. Het schilderij van Wittkamp is daarom een welkome aanvulling op de collectie van het museum. Daarin bevindt zich al het portret van Willem van Oranje door Michiel van Mierevelt, dat duidelijk model heeft gestaan voor Wittkamps weergave van de prins. Daarmee sluit zijn schilderij dus direct aan op de collectie van het Prinsenhof en onderstreept nog eens de iconische waarde van het portret door Van Mierevelt. Ook past Wittkamps schilderij vanwege de hoofdrolspelers en het feit dat deze scene uit de Opstand zich afspeelt in het Prinsenhof, perfect in het kernthema ‘Willem van Oranje & de Opstand’. Tenslotte maakt het feit dat het schilderij voor een Delftse burgemeester is vervaardigd het ook nog eens een zeer Delfts stuk. Daarom is het verheugend dat dit schilderij na bijna 130 jaar weer terugkeert naar het Prinsenhof en daar vanaf 24 mei 2014 weer te zien is voor het publiek David de Haan is jr.-conservator Kunst & kunstnijverheid vóór 1850 10 Delf

zomer 2014

de KOMst van eLeKtriCiteit

De historicus Gerard van Roon, onderzoeksmedewerker bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft het Delftse stadsbestuur doorgelicht, zoals dat functioneerde tussen 1672 en 1702 en op 5 februari jl. is hij op dit onderzoek gepromoveerd. De onderzoekperiode valt precies in de regeerperiode van stadhouder Willem III en die dertig jaar werden voorafgegaan en gevolgd door een stadhouderloos tijdperk. De auteur had echter vooral praktische argumenten voor die keuze, zoals de beschikbaarheid van bronnen en de hanteerbaarheid van een periode van dertig jaar. Uitgebreid heeft hij onderzocht welke colleges er waren binnen het stadsbestuur en hoe deze zich onderling verhielden. De positie van de stad binnen de Staten van Holland, het hoogste college binnen het belangrijkste gewest van de Republiek der Verenigde Nederlanden, noopte de bestuurders voorzichtig te zijn met het noteren van besluiten. Zowel binnen het stadsbestuur als in de Staten konden politieke tegenstanders misbruik maken van teveel openheid. Ook de stadhouder (zoals Prins Maurits in 1618 en Prins Willem III in 1672) konden in de verleiding komen om stadsbestuurders die hen niet welgevallig waren aan de kant te zetten. Dat maakte het bronnenonderzoek er niet eenvoudiger op. Gelukkig zijn er ook particuliere aantekeningen van leden van bestuurscolleges bewaard gebleven.

De uitvinding van de stoommachine leidde in de negentiende eeuw tot een grootschalige industriële ontwikkeling. Tegen het einde van die eeuw, toen er een groot aantal industrieën op stoomkracht in bedrijf was, stond de wereld aan het begin van een volgende revolutionaire ontwikkeling. Dat was de grootschalige toepassing van

De auteur schetst een beeld van een stadsbestuur dat omzichtig naar buiten optrad en naar zijn inwoners toe gevoel voor maatwerk toonde.

elektriciteit, mogelijk dankzij de uitvinding van de dynamo,

Gerard van Roon, Macht en Gewoonte in het Delftse stadsbestuur (1672-1702). Academische Uitgeverij Eburon; ISBN: 9789059728165, 432 pag., paperback, prijs: € 30, -.

de transformator en de

A

anvankelijk was het belang van deze uitvindingen moeilijk te bevatten. De allereerste toepassingen van elektrische stroom waren dan ook experimenteel en weinig rendabel. Voor de telegrafie en later de telefonie was stroom met een gering vermogen voldoende, opgewekt met een kleine met de hand bediende dynamo of gevoed door accu’s. De kooldraadlamp, in 1879 uitgevonden door Edison, werd al snel één van de meest bekende toepassingen

elektromotor, die op den de trafozuil, bijgenaamd ‘peperbus’, die bij de Oostpoort stond, werd in 1950 afgebroken.

duur voor een steeds groter

Fotograaf onbekend. (B&G)

vermogen geschikt werden van elektriciteit. Om veel elektrische lampen op meerdere locaties te kunnen laten branden, was een constante en betrouwbare levering van stroom nodig. Zo ontstond de behoefte aan centrale opwekking van elektrische energie en de verspreiding ervan. In 1883 werd in Rotterdam >

gemaakt.

zomer 2014

Delf 11


Boven; Het hoogspanningsstation dat in 1921 in het Kalverbos verrees zou later nog twee maal worden vergroot. Fotograaf onbekend, 1921. (B&G) Midden: Gevelsteen van het trafohuisje aan het Bagijnhof. Onder: de eerste trafohuisjes uit 1919 waren ijzeren trafozuilen, ofwel ‘peperbussen’, zoals deze aan het vrouwjuttenland. Fotograaf onbekend, 1938 Boven: de gloednieuwe elektriciteitscentrale in 1910. Fotograaf onbekend. (B&G).

(B&G)

Onder: de elektriciteitscentrale kreeg in 1910 twee stoomturbines en had nog ruimte voor een derde. de turbines dreven elk een grote dynamo aan. Fotograaf onbekend. (B&G)

Onder: Kleine tegeltableaus verwijzen naar de functie van het hoogspanningsstation in het Kalverbos.

een elektriciteitscentrale opgericht, de eerste in ons land. Deze private onderneming ging in 1892 alweer failliet, maar de ontwikkelingen gingen door. In 1894 lag de vraag naar het oprichten van een gemeentelijke elektriciteitscentrale ook in Delft voor. De gemeentelijke gasfabriek was aan uitbreiding toe en het gemeentebestuur wilde weten of het niet beter was om te investeren in de opwekking van elektriciteit. Het elektrisch licht was feller dan het licht uit gaslampen, minder brandgevaarlijk en elektrische straatverlichting kon automatisch worden bediend. De meeste gaslantarens voor de straatverlichting daarentegen moesten handmatig ontstoken worden. Anderzijds was de allereerste elektrische stroom duur, aanvankelijk bijna twee keer zo duur als gas. Voor de kwestie werd advies gevraagd aan professor J.A. Snijders. Hij was hoogleraar Elektrotechniek aan de Technische Hogeschool. Samen met L.H.A. Dufour publiceerde hij het Rapport over de uitvoerbaarheid eener geheele of gedeeltelijke electrische verlichting van de stad Delft. Het rapport bevatte een voorstel voor de eerste inrichting van de centrale en een berekening van de opbrengsten. De kosten waren berekend op het realiseren van de elektrische straatverlichting op de Markt en langs enkele straten. De auteurs lichtten toe dat gezien de geringe omvang van het net een gelijkstroomnetwerk volstond en dat alleen voor grote steden een netwerk op wisselstroom voordeliger zou zijn. Het voordeel van een klein gelijkstroomnet over korte afstanden was dat er relatief weinig elektriciteit verloren ging of weglekte. Dit ogenschijnlijk

kortzichtige advies was typerend voor de stand van de techniek in die tijd. Maar het gelijkstroomnet is er nooit gekomen. Want de directeur van de gasfabriek, C.P. E. Ribbins, wist de gemeenteraad vooralsnog te overtuigen van de voordelen van het gebruik van gas. De Delftse elektriciteitscentrale

In 1908 kwam de vraag naar het opwekken van stroom opnieuw aan de orde toen de Technische Hogeschool haar uitbreidingsplan op het voormalig exercitieterrein bij de Doelenstraat presenteerde. Het bevatte onder meer een voorstel om daar een eigen centrale te bouwen. Het gemeentebestuur zag nieuwe mogelijkheden door de vraag naar elektrische straatverlichting te combineren met de energiebehoefte van de TH. Op die manier zou er voldoende vraag zijn om de hoge kosten van de bouw van de fabriek terug te verdienen. Aanvankelijk adviseerde gemeentearchitect M.A.C. Hartman om gebruik te maken van elektrische stroom van Den Haag. Desondanks besloot de gemeenteraad dat de gemeente een eigen centrale zou bouwen om de energievoorziening zelf in de hand te kunnen houden. De raad stelde daarbij als voorwaarde dat het gemeentelijke elektrische bedrijf, het gasbedrijf en het waterbedrijf, één bedrijf zouden worden. Maar dit bleek in praktijk lastig realiseerbaar omdat Ribbins zich bleef verzetten tegen de komst van de centrale. Daarom werd besloten om ingenieur F.P.G. van Loenen Martinet er als directeur van aan te stellen. Pas in 1917, nadat Ribbins met pensioen was gegaan, werden de bedrijven alsnog samengevoegd. De met kolen gestookte elektriciteitscentrale werd gebouwd naast de

gasfabriek aan de Nieuwelaan, naar ontwerp van architect Hartman. Op 2 november 1910 werd zij in gebruik genomen. De centrale bevatte twee stoomturbines van elk 600 kW, met de mogelijkheid tot uitbreiding met een derde machine. In tegenstelling tot het eerdere voorstel werd er ditmaal een netwerk voor wisselstroom aangelegd, waardoor het transport van elektriciteit op hoogspanning ook over lange afstanden tot de mogelijkheden behoorde. De eerste afnemers

De eerste centrale leverde stroom voor de openbare straatverlichting. Daarnaast werd er energie geleverd aan een enkele vermogende particulier, een aantal grootverbruikers en de gemeenten Hof van Delft en Vrijenban. De jaren daarna volgden andere omliggende gemeenten in de polders rond Een halve Delft. Door het toenemend aantal afneeeuw Delftse mers, werd de stroom steeds goedkoper. In stroom 1915 wist het bedrijf voor het eerst winst te maken, mede dankzij de stijgende gasprijzen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook het aantal particuliere gebruikers nam toe. In 1916 werd er in Hippolytusbuurt 22 een toonkamer ingericht voor elektrische huishoudelijke apparaten. De grootste afnemers van elektriciteit waren de industrieën in en om Delft. Maar niet elk bedrijf was afhankelijk van de gemeente. De Gist- en Spiritusfabriek had in 1910 haar eigen elektriciteitscentrale gebouwd, nog voordat de gemeente Delft zelf stroom produceerde. Deze centrale had honderd procent reservevermogen om de continuïteit van het productieproces te kunnen >

Het hoogspanningsstation in het Kalverbos werd in 1956 uitgebreid. Het oudere deel heeft kleine tegeltableaus in de voorgevel. 12 Delf

zomer 2014

zomer 2014

Delf 13


Aanwinst in de jaren ’20 en ’30 werden individueel vormgegeven trafohuisjes gebouwd in een eenvoudige architectuur. Locaties van boven naar beneden: Justus van schoonhovenstraat, Wilhelminapark, Hugo de Grootplein, Bagijnhof, Willem van aelststraat.

garanderen. In 1919 werd er bovendien ook een koppeling aangebracht met het elektriciteitsnetwerk van de gemeente Delft waarvoor gebruik gemaakt werd van een trafostation in het Kalverbos. De vraag naar elektriciteit door bedrijven als Van Deventers glasfabrieken, Braat, machinefabriek Reineveld en de Artilleriewerkplaatsen, nam toe. Daardoor werd een koppeling van het elektriciteitsnet met dat van de gemeente Den Haag alsnog een logische keuze. Al in 1920 besloot het energiebedrijf om in plaats van een nieuwe uitbreiding een overeenkomst te sluiten met Den Haag. Dat maakte het mogelijk om voor de in 1924 geelektrificeerde tramlijn van de HTM en de in 1927 geëlektrificeerde spoorlijn van de NS op het Delftse deel van het traject Delftse stroom te leveren. In 1925 werd er een 10 kV kabel gelegd naar de fabrieken ten zuiden van Delft, langs de Schie, de Porceleyne Fles, de Lijm- en Gelatinefabriek, de pletterij van L.J. Enthoven en Cie en de Nederlandse Kabelfabriek, om ook in hun toenemende stroombehoefte te voorzien. Over de omvang van de stoomproductie werd geschreven: ‘Het centrale punt waar vanuit de voeding van het dicht vertakte net plaats heeft, de fabriek aan de Nieuwelaan maakt niet dien geweldige indruk als men wel verwachten mocht. De moderne techniek is gecomprimeerd (…) op het schakelbord representeert zich het meest belangwekkende deel van het bedrijf: de stroomproductie en de afname’. Regionalisering

De verbetering van de elektrische stroomkabels was te danken aan de innovatie van de Nederlandse Kabelfabriek, die in 1913 in de toenmalige gemeente Vrijenban was opgericht. Dankzij de verbeterde isolatie van de kabels met olie in plaats van papier werd het mogelijk 14 Delf

zomer 2014

kabels te produceren voor stroomtransport onder hoge spanning met minder lekverlies. In 1938 werd de eerste 150 kV hoogspanningsleiding tussen Rotterdam en Den Haag aangelegd. Deze koppeling vormde het begin van het Nederlandse koppelnet dat alle Nederlandse centrales onderling met elkaar zou gaan verbinden. Daardoor konden energiebedrijven vaker gebruik te maken van de meest rendabele centrales. De minder rendabele centrales konden de pieken in het verbruik en mogelijke storingen ondervangen. Door de regionalisering van de stroomvoorziening raakte de Delftse energiecentrale verouderd en inefficiënt. In 1960 sloot het gemeentelijke energiebedrijf definitief zijn deuren. Langzaamaan was het regionale energiebedrijf veranderd van een producerend naar een distribuerend bedrijf. Ten behoeve van de distributie werd er in 1960 aan de Nieuwelaan 49 het 25/10kV schakelstation gebouwd, ontworpen door G. Hamerpagt, de vaste architect van de KEMA. De Delftsche Courant schreef op 10 januari 1959 over het schakelstation: ‘(…) een gebouw dat wij ook architectonisch zeer geslaagd vinden en door zijn markante strakke lijnen het prototype zou kunnen zijn voor moderne utiliteitsbouw.’ Vanwege de gaafheid van dit gebouw in zijn huidige staat, is het intussen beschermd als gemeentelijk monument. De Delftse elektriciteitscentrale is in 1969 gesloopt. Van het Gemeentelijk Energiebedrijf zijn weinig sporen meer terug te vinden, op enkele elektriciteitshuisjes uit de jaren dertig na, herkenbaar aan een gevelsteen of bordje met de letters GEB. De kleine centrale van het vroegere gebouw voor Electrotechniek aan de Kanaalweg, naast de Sint Sebastiaansbrug, en de centrale van de Gist- en Spirtusfabriek zijn wel bewaard gebleven. Ze zijn industrieel erfgoed dat nog herinnert aan de tijd dat de allereerste stroom in Delft lokaal werd geproduceerd Ilse Rijneveld is adviseur monumentenzorg bij de gemeente Delft Foto’s Wim Weve, tenzij anders vermeld.

anniKa HendriKsen

rondkijken in een verdwenen kerk De Collectie Beeld en Geluid van Archief Delft is eind 2013 verrijkt met een wel zeer bijzondere schenking. De heer J.R. ter Molen uit Apeldoorn, oud-directeur van Paleis Het Loo, heeft drie unieke penseeltekeningen uit zijn privécollectie geschonken aan Archief Delft. Het gaat om gedetailleerde tekeningen uit begin negentiende eeuw van het niet meer bestaande gebouw van Christo Sacrum. Christo Sacrum

Het gebouw van het godsdienstig genootschap Christo Sacrum (1797-1838) dat op de tekeningen is afgebeeld, stond aan trant van zijn voorbeeld Rhijnvis Feith. Tot zijn leermeesters in de het Rietveld. Christo teken- en schilderkunst behoorde een Venetiaans schilder, Hieronymus Sacrum (‘aan Christus Lupis, die portretten en geschiedkundige onderwerpen schilderde. gewijd’), werd na de Van Haastert werd zelf ook docent, aan de tekenacademie van het Sint scheiding van kerk en Lucasgilde. Ook noteerde hij, mogelijk staat in 1797 door ongeïnspireerd door de Franse encyclopedisten, der anderen J.H. Onderdewijngaart Canzius opallerhande bevindingen en wetenswaardiggericht en was tot 1801 een geheim genootschap. heden, soms voorzien van illustraties, in zijn Bijzonder was dat het niet specifiek protestants of ‘Adversaria’. Bovendien was hij, als een ware katholiek van aard was, maar interconfessioneel; man van zijn tijd, lid van diverse landelijke het stond open voor alle christelijke gezindten. en regionale genootschappen, waaronder In de praktijk waren de leden toch overwegend ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’ en ‘De Maatprotestants. In 1798 werd de van huis uit herschappij der Nederlandsche Letterkunde’. vormde dichter en kunstenaar Isaac van Haastert In Delft richtte hij met M.J. Macquelijn het (1753-1834) voorgedragen als lid en niet lang daar‘Kunst en Wetenschap Minnend Gezelschap’ na opgenomen in het bestuur. Hij en Canzius op, dat opereerde onder de zinspreuk ‘Aan schreven een stuk over de ‘gronden en bedoewetenschap gewijd, volmaakter door den tijd’. lingen des genootschaps’ en vormden jaren achVan Haastert was bovendien een verwoed tereen het bestuur. Daarnaast was Van Haastert Het kerkgebouw van Christo sacrum. verzamelaar, niet alleen van prenten, tekenintweede voorganger of ‘leraar’ en schreef hij vele Penseel in kleuren, toegeschreven aan isaac gen en schilderijen, maar ook van zoölogische gezangen voor de diensten van het genootschap. van Haastert. (B&G) artefacten en van microscoopjes van Van Aan hem zijn ook de drie niet gesigneerde tekeningen toegeschreven. Van het gebouw van Christo Sacrum was er reeds Leeuwenhoek, over wie hij een lofdicht schreef. Na zijn overlijden in 1834 werd zijn verzameling in Delft in het openbaar verkocht. een prent naar een tekening door Van Haastert in de collectie, maar die lithografie is veel minder gedetailleerd dan deze drie tekeningen in pen en penseel. Van zijn hand heeft Archief Delft diverse prenten en tekeningen De bijzonder gedetailleerde penseeltekeningen op groot formaat (circa 45x50cm) van zowel het exterieur als van het interieur van het kerkgein de collectie, vooral stadsgezichten. Een album met orangistische tekeningen en teksten door Van Haastert werd eerder besproken in Delf 2013-3. bouwtje aan het Rietveld dateren uit de tijd dat het genootschap Christo Sacrum daar kerkdiensten verzorgde. Het interieur is zowel vanuit de Isaac van Haastert was een veelzijdig kunstenaar van het ambachtelijke preekstoel in de richting van het orgel als in tegenovergestelde richting > soort; hij tekende, schilderde, maakte opticaprenten en dichtte in de zomer 2014

Delf 15


Kort Zegel van Christo sacrum, tevens het altaarzinnebeeld,

nieuws

door isaac van Haastert, in

Lustrum Delfia Batavorum in 2015; hulp gevraagd

Het Genootschap Christo Sacrum binnen Delft,

Eind 2015 bestaat Delfia Batavorum tachtig jaar. Dit wordt gevierd met een breed aanbod van activiteiten voor zowel leden, geïnteresseerde inwoners van Delft en leerlingen van Delftse scholen. 2015 zal in het teken staan de verschijning van de publicatie Stadsgeschiedenis van Delft en daar zal ons programma naadloos op aansluiten. Nu al is het bestuur van Delfia Batavorum druk bezig allerlei plannen te

uitgegeven in Leiden, 1801 (ad, Bibliotheek)

vastgelegd. Het kleurige tapijt, de houten balustrade, de kroonluchters en het altaar met het door Van Haastert ontworpen zinnebeeld; alles is nauwkeurig weergegeven. De tekeningen geven daarmee een fascinerend - bijna fotografisch - nauwkeurig beeld van het kerkje zoals dat er rond 1810 uit moet hebben gezien. Het neo-classicistische gebouw bood ruimte aan 548 mannen en vrouwen en werd op 5 maart 1802 ingewijd met onder meer gezangen die Isaac van Haastert voor de gelegenheid had geschreven. Hoewel deze bijeenkomst nog druk bezocht was, werd het genootschap al in 1838 weer opgeheven bij gebrek aan belangstelling. Het overlijden van Van Haastert in 1834 zou de nekslag voor het genootschap zijn geweest. Het kerkgebouw werd middels een openbare verkoping, waar ook het orgel te koop werd aangeboden, verkocht aan W.G. Metselaar, waarna het ten dele werd afgebroken. Op de plaats van het voormalige schip van de kerk werd een aantal huisjes gebouwd. Dit hofje heette - net als de voormalige kerk - in de volksmond Kris-Kras. In 1938 werd het hofje met inmiddels verwaarloosde woningen gesloopt, om plaats te maken voor een nieuw pand van de Delftsche Melkcentrale. Beeldmateriaal van dit kerkje, dat maar kort heeft bestaan, is dus zeldzaam. Deze tekeningen zijn bovendien zó gedetailleerd dat er veel informatie aan ontleend aan kan worden op zowel bouwkundig als liturgisch vlak. De drie tekeningen vormen zowel een bijzondere aanvulling op het al aanwezige archief van Christo Sacrum als op de werken van Isaac van Haastert in de beeldcollectie. Een mooi geschenk op 5 december! Annika Hendriksen is conservator Beeld en Geluid bij Archief Delft 16 Delf

zomer 2014

maken. Zo wordt gedacht aan een uitvoering van een historisch toneelstuk, een spetterende feestavond, excursies naar boeiende Delftse bestemmingen, stadswandelingen en boottochten en een historisch filmprogramma. Heeft u ook goede ideeën en wilt u ons helpen om de plannen verder uit te werken? Stuur dan een mail naar de voorzitter van de lustrumcommissie, Irene Jacobs, ibjacobs@planet.nl.

Koning opent vernieuwd Museum Prinsenhof Delft Korting boek Pierre van Hauwe Trudy van der Wees schreef een boek over muziekpedagoog Pierre van Hauwe (1920-2009). Vanaf 1946 werkte hij in Delft in het onderwijs en als kerkmusicus. Hij dirigeerde o.a. het Delfts Madrigaalkoor en hij gaf leiding aan de Delftse Volkszangdag. Van 1960-1982 was Van Hauwe directeur van de Stedelijke Muziekschool. Hij bleef tot op hoge leeftijd internationaal actief. Bezeten van muziek. Het universum van Pierre van Hauwe is vanaf 18 september verkrijgbaar in de boekhandel. Als lezer van Delf betaalt u bij voorintekening €15,00 i.p.v. €21,50. Deze aanbieding geldt t/m 31 augustus 2014. Info: info@ciceropubliciteit.nl.

kaartje blanco def.ai

07-09-2008

- Advertentie -

10:40:28

Na de complete herinrichting heeft koning Willem-Alexander het vernieuwde Museum Prinsenhof Delft op 23 mei geopend. De nieuwe presentatie laat zien hoe Delft en de Delftenaren met creativiteit, innovatie en handelsgeest hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van Nederland. Het museum schenkt ruim aandacht aan drie iconische

thema’s waaraan Delft zijn nationale betekenis en zijn internationale bekendheid te danken heeft: ‘Willem van Oranje’, ‘Delfts Blauw’ en ‘Meesters in innovatie’. Verrassende, interactieve presentaties met bijzondere collectiestukken vertellen de rijke geschiedenis van Delft en Nederland. De opening vond plaats op vrijdagmiddag

23 mei in de prachtige glazen zaal van het museum. Daaraan voorafgaand gaf professor dr. J.C. Kennedy, hoogleraar Nederlandse Geschiedenis (Universiteit van Amsterdam) een korte introductie op de nalatenschap van Willem van Oranje. Sinds zaterdag 24 mei is het publiek van harte welkom in Museum Prinsenhof Delft.

als deel van een grotere gebiedsontwikkeling strandden. Het pand werd vervolgens aangekocht door dhr. Tamsma. Uitgangspunt voor de bouwplannen was behoud en herstel van de monumentale gevel, daarachter is het oude casco gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Die is ontworpen door architect Ron van Vliet. In de voorgevel is een rechts later ingebroken deur weer terugveranderd tot venster, en zijn de gietijzeren bovenlichten van de gevelopeningen gereconstrueerd. De nieuwbouw volgt met zijn

hoogte en zijn dakvorm de contour van de voorgevel. De rechter zijgevel is bijna geheel vensterloos in afwachting van toekomstige nieuwbouw op het nu braakliggende perceel. In een tijdsbestek van enkele jaren is een aftands deel van de Scheepmakerij aanzienlijk verfraaid, ook door eerdere restauratie van pakhuis ‘De Liefde’ en van het linker buurpand Scheepmakerij 8. De gedaanteverandering van nr. 9 is als het ware het sluitstuk, een geslaagde combinatie van gevelrestauratie en nieuwbouw.

Winnaar Le Comteprijs 2013 Het bestuur van Delfia Batavorum heeft dhr. R. Tamsma, Scheepmakerij 9, verkozen tot winnaar van de Le Comteprijs 2013 voor de nieuwbouw van zijn pand met behoud en restauratie van de monumentale voorgevel. Aan de Scheepmakerij stond eeuwenlang een voorstadachtige bebouwing van bedrijfspanden, meestal scheepswerven en houtopslagplaatsen. Het pand Scheepmakerij 9 herinnert aan die vroegere bedrijvigheid; het werd namelijk in 1910 gebouwd als houtzagerij. Later werd het onderdeel van het bedrijfscomplex van de firma Vliegenthart, en was het in gebruik voor opslag. Een deel was aangetast door brand. Na vertrek van dat bedrijf verviel het nauwelijks onderhouden pand verder. De voorgevel is beschermd als gemeentelijk monument vanwege zijn typische bedrijfsarchitectuur. Eerdere ontwikkelpogingen van dit perceel

zomer 2014

Delf 17


sasKia sMit

Het moment van schrijven van dit artikel is kort voor de tijdelijke sluiting

Onderdeel van de presentatie delfts

van het Museum Het Prinsenhof. De herinrichtingsplannen waren concreet

Blauw. Foto Marco Zwinkels.

maar het echte werk moest nog beginnen. Wanneer u dit leest, zijn de deuren van het nieuwe Museum Prinsenhof Delft net weer geopend. Het resultaat van al het werk dat de afgelopen maanden is verricht, kunnen we niet laten zien in beeld en tekst, maar we kunnen u wel meenemen in het proces dat hieraan vooraf ging. Neem een kijkje achter de schermen en lees meer over wat er bij komt kijken om dit museum,

Zeer zeldzaam misbaksel uit ca. 1650; beschilderde

een historisch gebouw, te voorzien van compleet nieuwe vaste presentaties

schaaltjes als imitatie van het Chinese kraak-

over ‘het vernuft van Delft’, ‘Willem van Oranje’ en ‘Delfts Blauw’.

porselein. (archeo)

Het nieuwe Prinsenhof Delft een KiJKJe aCHter de sCHerMen

artist impression van XPeX,

D

oor de jaren heen veranderen natuurlijk zaken als bedrijfsvoering, collectiebeleid en presentatiebeleid, mede onder invloed van vakinhoudelijke ontwikkelingen en beschikbare middelen. Tegenwoordig zijn zelfredzaamheid, publieksen servicegerichtheid sleutelwoorden. De herinrichting van het Museum Het Prinsenhof, waarbij diverse gespecialiseerde bedrijven betrokken waren, is planmatig en grondig aangepakt. Vanwege de monumentale status van het gebouw moest er uiteraard Hemelglobe uitgegeven na 1621, naar een oorspronkelijk ontwerp van Willem Jansz. Blaeu uit 1603. Het object is gemaakt van papier-maché bedekt met pleister, waarop een kopergravure is aangebracht. (MPd) 18 Delf

zomer 2014

delfts Blauw - de wording

voorzichtig worden omgaan met bouwkundige aanpassingen van niet-museale ruimten. Wel is onder meer de entreeruimte onder handen genomen en er is een nieuwe educatieve ruimte gecreëerd. Ambitie en identiteit

De inrichting van het museum was zichtbaar verouderd. De bezoekersaantallen waren al jaren min of meer stabiel, het bezoekersprofiel is vergrijsd en de eigen inkomsten uit entreegelden en winkelverkoop waren te laag. Het museum wil de stap maken van een regionaal museum naar een museum met landelijke uitstraling. Het is een museum van de eenentwintigste eeuw, met presentaties gericht op ‘beleven’, ‘verrassen’ en

van een wereldmerk.

‘inspireren’. De herinrichting moet uiteindelijk leiden tot minimaal 20% meer bezoekers en meer inkomsten. De klanttevredenheid moet worden verhoogd en de gemiddelde leeftijd van onze bezoekers verlaagd. Aan de nieuwe vaste presentatie is een ‘herpositionering’ gekoppeld. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de naam van het museum is gewijzigd in Museum Prinsenhof Delft (zonder ‘Het’ en met ‘Delft’). Het nieuwe logo zal de nieuwe slogan bevatten: ‘Nederland ontdekt in Delft’. Financiën

Een nieuwe inrichting van een museum kost een paar duiten. De gemeente had al een belangrijk bedrag gereserveerd voor een nieuwe tentoonstelling over het fenomeen Delfts Blauw. Maar de rest van de nieuwe presentatie moest worden bekostigd uit gelden van derden. Gelukkig hebben met name Fonds 1818

en het VSB-fonds financiële bijdragen geleverd. Daarnaast hebben we allerlei andere ideeën ingezet om sponsoring en fondsen te werven. Zo kunnen bedrijven, maar ook particulieren, bankjes in het museum aanschaffen, voorzien van een mooie naamsvermelding. Een van de verbeterpunten die bezoekers aangaven was namelijk de behoefte aan meer zitplaatsen in het museum.

Positionering

Onderdeel van het herpositioneringstraject was een publieksonderzoek. Hieruit kwam onder andere naar voren dat 59% van de deelnemers nog nooit van Museum Het Prinsenhof had gehoord en slechts 9% het museum ooit had bezocht. Voor de herpositionering was een bureau ingeschakeld dat gespecialiseerd is in marketing, strategieën, merkbepaling en con-

cepten. Hun vragen hielpen ons te bepalen hoe we het museum willen profileren en presenteren. Aan de hand hiervan hebben wij vastgesteld waar het nieuwe Museum Prinsenhof Delft voor staat, hoe dit moet worden bereikt en naar buiten moet worden gebracht. De missie voor het museum luidt: Museum Prinsenhof vertelt de verhalen van de stad Delft en van de Delftenaren die een belangrijke stempel drukken op het Nederland van vroeger en nu. Bezoekers worden meegenomen op reis door het rijke verleden van de stad Delft en uitgenodigd om zelf in de verhalen te participeren, om uiteindelijk te ontdekken waar en hoe Nederland ooit is begonnen. De pay-off van Museum Prinsenhof Delft luidt: Nederland ontdekt in Delft. > zomer 2014

Delf 19


Met dit doel voor ogen hebben we voor de opening van het nieuwe Prinsenhof een promotiecampagne opgezet, met een nieuwe website en een online marketingcampagne via de social media. Museum Prinsenhof vertelt verhalen en laat de bezoeker ontdekkingen doen, niet alleen in het museum maar ook daar buiten. We willen meer mensen kennis laten maken met de verhalen van de stad Delft om zo meer naamsbekendheid te creëren. Uit het publieksonderzoek was gebleken dat de belangrijkste argumenten waren om het museum tot op heden niet te bezoeken, dat men het nog nooit had overwogen of daar nog nooit een specifieke aanleiding voor had gehad. Museum Prinsenhof zet erop in dat mensen te weten komen dat het museum na de herinrichting ook echt nieuw is en zeker een bezoek waard.

om het ‘namaakporselein’ zo te ontwikkelen dat het een eigen status en markt kreeg en kon uitgroeien tot een wereldwijde icoon. Delfts Blauw verbindt het heden en verleden via verschillende lijnen. De innovatieve kracht van de Delftse plateelbakkers en het economische verhaal achter de internationale icoon is op vernieuwende, spectaculaire wijze gepresenteerd. Een ander gedeelte van de nieuwe tentoonstelling heeft de titel ‘Meesters in innovatie’ gekregen. De ondertitel ‘Delft maakt geschiedenis’ verwijst toepasselijk naar de slogan van de stad ‘Delft creating history’. Onderzoek en innovatie zijn namelijk terugkerende thema’s in (de geschiedenis van) Delft. Dit heeft geleid tot uitvindingen op uiteenlopende gebieden van wetenschap, techniek, handel en kunst. Er wordt geëxperimenteerd met lenzen, aardewerk

en nieuwe technieken in de schilderkunst. Delft was ook de stad van bierbrouwers, instrumentmakers, tapijtwevers, portrettisten en architecten; dus een industriestad, maar vooral ook een kennisstad. In dit gedeelte van het museum onderzoekt de bezoeker zelf de veelzijdigheid van de stad. Het lijkt niet bijzonder, maar voor Museum Prinsenhof is dit het wel: een aantal luiken zullen geopend zijn, zodat er meer natuurlijk licht het mooie pand kan binnenvallen. Vooral in de ruimte op de eerste etage met het ‘Zicht op Delft’ biedt dit een aangename verrassing. In deze kamer krijgt de bezoeker letterlijk en figuurlijk ‘uitzicht op Delft’.

20 Delf

zomer 2014

klaar om nieuw ingericht te worden. Foto Marco Zwinkels.

Collectie

Museum Prinsenhof heeft in de loop der tijd een uitgebreide collectie schilderijen, aarde-

De presentatie

Wat krijg je als bezoeker te zien in de museumzalen? Drie thema’s: ‘Willem van Oranje – Vader van Nederland’, ‘Delfts Blauw – de wording van een wereldmerk’ en ‘Meesters in innovatie – Delft maakt geschiedenis’ maken duidelijk dat een relatief kleine stad als Delft toch veel voor Nederland heeft betekend. Het verhaal van Willem van Oranje biedt de bezoeker nu de gelegenheid om te ontdekken wat voor een man de Vader des Vaderlands was en wat hij heeft betekend voor de start van Nederland. De moord op hem in het Prinsenhof is natuurlijk nog steeds een belangrijk hoofdstuk in het verhaal. Om de kogelgaten kan niemand heen, deze waren altijd al een reden waarom mensen het museum bezochten. Ze vormen een belangrijk onderdeel van de Nederlandse geschiedenis. Een nieuw hoofdstuk binnen dit thema is ‘de nalatenschap van Willem de Zwijger’: Welke invloed hebben zijn ideeën van toen op het Nederland van nu? Willem als eerste ‘Oranje’ in de lijn van de Oranje-Nassaudynastie, is een logische opstap naar het hoofdstuk Koninklijk Huis en de betekenis van Oranje voor Nederland. Het thema ‘Delfts Blauw’ vertelt over de wording van een wereldmerk. Het Delftse aardewerk is voor ons een vanzelfsprekend product, maar het gaat hier niet alleen om de schoonheid of esthetiek van Delfts Blauw als verzamelobject. In de nieuwe presentatie ervaar je hoe de Hollandse handelsgeest werd ingezet

de lange zaal,

Van regionaal museum naar museum met landelijke uitstraling werk, gravures, prenten en gebruiksvoorwerpen verworven. Een groot deel hiervan stamt uit de zestiende en zeventiende eeuw, de tijd van grote rijkdom voor Delft en de Nederlanden, maar ook uit latere eeuwen. Werken van kunstenaars als Michiel Jansz. van Mierevelt en Adriaen de Grebber, maar ook Jan Schoonhoven, maken deel uit van de nieuwe presentatie in het museum. De combinaties kunnen heel verrassend zijn. Zo is bij het allegorie op de deugden van Willem van Oranje, voorgesteld in een triomftocht. Olieverf op paneel, door een anonieme schilder naar een gravure van Cornelis van Kittensteyn, zeventiende eeuw. (MPd)

Boven: Onderdeel van de presentatie delfts Blauw. Foto Marco Zwinkels. Links: Het nieuwe logo van Museum Prinsenhof delft.

thema ‘Meesters in innovatie’ natuurlijk werk van Van Mierevelt te zien, maar ook hedendaags werk van Jan Schoonhoven en Bram Bogart. En wat te denken van een model van een achttiende-eeuws VOC-schip en de objecten uit die tijd. Uit de collectie van Archief Delft komen diverse prenten en documenten. Twee anatomische lessen zijn te bewonderen, evenals een microscoop van Van Leeuwenhoek en een bijzonder zakkijkertje. Dit kijkertje is in 2013 gevonden tijdens een archeologische opgraving in de Spoorzone. In de presentatie over Delfts Blauw is een keur en verscheidenheid aan collectiestukken te zien, van een misbaksel en een bloemenvaas tot prachtig Delfts aardewerk en Chinese porseleinen kopieën daarvan.

Uit de Delftse archeologische collectie worden bijzondere keramiekvondsten tentoongesteld. In de zalen over Willem van Oranje is veel schilderkunst te zien maar bijvoorbeeld ook het afgietsel van het beeld in het praalgraf in de Nieuwe Kerk. De Oranje-portretten, die al in huis waren voor de tentoonstelling ter gelegenheid van de inhuldiging van koning Willem Alexander, zijn aangevuld met een inhuldigingsportret van Michiel van Nieuwkerk. Het portret bestaat uit 149 individueel gefotografeerde burgers. Het honderdvijftigste portret is van de koning. Ook is een keur aan Oranjeobjecten en herinneringsstukken uit eigen collectie tentoongesteld. Een bezoek krijgt een extra dimensie met een multimediatour over de geheimen van het gebouw of een tour over de hoogtepunten uit de verschillende presentaties. De medewerkers van Museum Prinsenhof en de verschillende betrokken partijen hebben de afgelopen maanden voor en tijdens de sluiting van het museum een behoorlijke inspanning geleverd en het resultaat mag er zijn. Komt u daarom zelf het nieuwe Museum Prinsenhof Delft aanschouwen Saskia Smit is medewerker Communicatie en Marketing bij Museum Prinsenhof Delft zomer 2014

Delf 21


WiM Weve

G

Gedurende 125 jaar was aan

raaf Willem IV verleende in 1342 aan de stad Delft een aantal privileges waaronder het recht ‘van die waeghe’. De naam gold het weeginstrument en op den duur ook het gebouw waarin dat zich bevond. De oudste ordonnantie over de waag spreekt van ‘de waghe metten huyse daarse innen hangt’. Handelaren werden op straffe van een boete verplicht om goederen in de waag te laten wegen als die per gewicht werden verhandeld en meer wogen dan tien pond. Ze moesten daarvoor waaggeld, een stedelijk accijns, betalen. Om te voorkomen dat die verplichting werd omzeild, werd het verboden om gewichten in huis te hebben die zwaarder waren dan tien pond en van ieder lichter gewicht mocht men maar één exemplaar per gewicht bezitten. Eeuwenlang gebruikte men een tweearmige balans waaraan twee plateaus of schalen hingen. Op de ene schaal werd het te wegen product geplaats en op de andere een aantal gewichten. Als de balans met de gewichten in evenwicht was gebracht wist met het gewicht van het gewogene.

de voorgevel goed te zien dat de waag in 1644 was uitgebreid met een buurpand. anoniem, zeventiende eeuw. (particuliere collectie)

Eerlijke handel

Het oorspronkelijke waaggebouw langs de Waagsteeg had aan de achterzijde een sierlijke topgevel.

De Waag Delft was een bloeiende middeleeuwse stad. Tot de

detail Kaart Figuratief (1675-1678). (Md)

stadsrechten behoorde het recht een waag te hebben, wat essentieel was voor de handel. De waag behoorde tot de stedelijke handelsgebouwen, zoals het broodhuis, het vleeshuis het wollenwanthuis (lakenhal) en het linnenwanthuis. Daarin werd handel gedreven, behalve in de waag. Dit gebouw vervulde een andere belangrijke economische functie. Het veranderde in de loop der tijd van plaats, uiterlijk en in later tijd van functie, waardoor het kon blijven bestaan.

22 Delf

zomer 2014

Het innen van waaggeld was niet het enige doel. De stad bevorderde met de waag dat in Delft eerlijk handel werd gedreven en er niet met het gewicht werd gesjoemeld. Dat was belangrijk voor Delft als handelsplaats en de handelaren hadden daar indirect ook belang bij. Het bekendste product dat in de waag werd gewogen is kaas. Maar er werden vroeger veel meer producten gewogen dan kaas. Uit oude keuren (verordeningen) is af te leiden dat het onder meer ging om ijzer, tin, koper, zeil, touw, vlees, vaten boter, balen wol, balen katoen. Het werk in de waag werd lange tijd verricht door twee waagmeester en enkele waagknechten die onder ede hadden moeten verklaren eerlijk te zullen werken. De waagknechten werden kraankinderen genoemd, omdat zij het recht hadden de stadshijskraan te bedienen waarmee zeer zware lasten in en uit schepen konden worden gehesen. De oudste vermelding van die kraan dateert uit 1429. Mogelijk stond deze aan de Oude Delft bij het Heilige Geestzustershuis. Waar de eerste waag precies stond is niet meer bekend, maar dat zal ergens rond het westelijke deel van de

Markt zijn geweest. Na de stadsbrand van 1536 kreeg de waag zijn plek achter het stadhuis naast de Waagsteeg, waar het gebouw al in 1539 wordt vermeld. Het gebouw had de afmetingen van een gewoon huis. Op de begane grond was er één grote ruimte die aan de voorzijde via Op de begane grond hangt een grote balans uit 1647 en sinds 2013 hangt op de verdieping dit kleinere exemplaar uit de negentiende eeuw waarmee maximaal 500 kilo kon worden gewogen. (foto auteur)

een brede toegang met dubbele deuren vanaf de straat toegankelijk was. Binnen werden meerdere balansen van verschillende grootte gebruikt. De vloer van de begane grond liep naar achteren af tot aan de achtergevel aan het water van de Wijnhaven. Die bezat een grote poortopening zodat ook aan de achterzijde goederen vanuit schepen in en uit de waag konden worden gebracht. De voorgevel was uitgevoerd als een gewone trapgevel, maar de achtergevel had een sierlijk gevormde geveltop met een inen uitzwenkende contour en pinakels. Uitbreiding en modernisering

In de zeventiende eeuw was het waaggebouw te klein geworden en was uitbreiding gewenst. In 1644 werd het naastgelegen pand aangekocht. Dat werd verbouwd en bij de waag getrokken waarmee het gebouw dubbel zo breed werd. De twee ruimten op de begane grond werden onderling verbonden door in de muur die beide panden scheidde een grote opening te maken. Om het metselwerk erboven te ondersteunen werd eronder een houten draagconstructie aangebracht bestaande uit een zware balk met onder de uiteinden een muurstijl en in het midden een houten kolom, een zogenaamde standvink, alle met schuine korbelen afgeschoord op de draagbalk. Het toegevoegde pand kreeg een brede ingang aan de voorzijde en een poort in de achtergevel net als de oude waag die bezat. De trapgevels aan voor- en achterzijde werden gewijzigd in een lijstgevel. Daarbij werd het dakvlak afgeschuind waardoor er op zolder minder ruimte kwam, maar die zolder was voor de waag eigenlijk van minder belang. De feitelijke waag bevond zich alleen op de begane grond; de verdieping werd verhuurd aan derden. Een nieuwe ‘bewoner’ was het gilde van de gouden zilversmeden dat een kamer in het stadhuis had moeten ontruimen. Het kreeg in 1674 een > Boven: toen de achtergevel in 1770 werd opgetrokken werden daarin een gevelsteen uit 1767 en twee oudere natuurstenen poorten opgenomen. Onder: in 1770 werd de voorgevel op de verdieping vernieuwd en kreeg het gilde van de Goud- en Zilversmeden ook een grote gevelsteen. (foto’s auteur) zomer 2014

Delf 23


WiM Weve

vertrek aan de voorzijde op de verdieping van de waag toegewezen dat vanwege de tijdsdruk provisorisch werd ingericht. De waag werd na verloop van tijd verpacht aan een particulier die, met zijn personeel, het weegbedrijf uitoefende onder toezicht van de waagmeester. In 1753 kwam een einde aan de particuliere verpachting. Het waaggeld werd voortaan geïnd door de zogenaamde hoofdgaarder van ’s Lands Recht, die provinciale accijnzen inde en nu ook stedelijke accijnzen de Waag rond 1900. de mast op het dak duidt op de toenmalige functie van telegraafen telefooncentrale. Fotograaf onbekend. (B&G)

ging innen. De huurovereenkomst met de Na verloop van tijd kwamen daar overheidshuurder van de achterzijde van de verdieping functies voor in de plaats. In 1836 werd de Schiedamsepoort voor afbraak verkocht en de werd in 1766 beëindigd, waarna die ruimte marktmeesters die daarin hun vergaderkamer werd opgeknapt en een jaar later gratis ter hadden namen hun intrek in de waag. Andere beschikking werd gesteld aan het Collegium functies volgden. Van 1864 tot 1880 waren Medico Pharmaceuticum. Dat was geen gilde enkele vertrekken als maar een college dat Waag werd fietsenstalling Stedelijk Gymnasium de bevoegdheden van in gebruik. Rond 1875 artsen en die van de kwam er het kantoor van de ontvanger van apothekers op elkaar afstemde. Een nieuwe de stedelijke belastingen en rond 1890 het gevelsteen maakte duidelijk dat het college rijkstelegraafkantoor, kort daarna gevolgd hier zetelde. De goud- en zilversmeden grepen door de telefooncentrale. Toen het telegraaf- en die gelegenheid aan om aan de stad te vragen telefoonverkeer ging groeien nam het postkanom hun gildekamer te moderniseren. Men had toor aan de Hippolytusbuurt de rol als centrale er nog oude kruiskozijnen met glas in lood en daarvoor over. De verdieping werd daarna weer wenste moderne grotere schuifvensters zodat aan particulieren verhuurd. men de keuren in gouden en zilveren voorwerpen bij meer daglicht beter kon controleren. Al die tijd bleef de waag op de begane grond Die grote vensters kwamen er, maar pas in functioneren om er producten te wegen, op het 1770 als onderdeel van een modernisering van laatst alleen kaas. Daaraan kwam in 1960 een het hele gebouw. Daarvoor werd het ontwerp einde. De begane grond werd in gebruik genogemaakt door stadsfabriek Nicolaas Terburgh. men als openbare fietsenstalling. Het openbaar Deze had in 1765 al het nabijgelegen Boterhuis toilet, met een ingang aan de Waagsteeg, werd gemoderniseerd en van geheel nieuwe gevels gemoderniseerd. Het waren nuttige maar geen voorzien. Van de waag liet hij de voorgevel op fraaie bestemmingen voor een monumentaal de begane grond ongemoeid, maar erboven gebouw. Bij enkele Delftse studenten ontstond kwam een nieuwe voorgevel met een iets naar de wens om er een klein theater voor cabaretvoren springende zogenaamde middenrisaliet. voorstellingen van te maken en zij richtten Deze wordt bekroond door een driehoekig fronton waarin de functie van de waag in hout- in 1963 daartoe de ‘Stichting De Waag’ op. Het duurde tot 1968 voordat de gemeente tot die snijwerk werd verbeeld. In het midden van de herbestemming besloot en het gebouw daar progevel werd een fraaie gevelsteen aangebracht visorisch voor geschikt werd gemaakt. In 1973 die verwijst naar het gilde van de goud- en zilvolgde een grondige inwendige verbouwing tot versmeden en die het jaartal 1770 draagt. Het Waagtheater, geschikt voor circa 150 toeschoudak werd gewijzigd waarbij aan de voorzijde wers. Nieuwe invullingen zoals toiletten, entree, een met leien gedekt trapeziumvormig dakbalkon en spiltrap werden eigentijds vormgeschild kwam. Aan de zijde van de Wijnhaven geven, met veel gebruik van beton. De ‘paal’ in kwam een geheel nieuwe achtergevel waarin het midden was constructief essentieel en moest de oude natuurstenen poortomlijstingen blijven staan, ook al hinderde die het zicht op en de uit 1767 daterende gevelsteen van het het toneel. In 1995 werd het theater In de Veste Collegium Medico Pharmaceuticum opnieuw in gebruik genomen en kwam er een eind aan werden aangebracht. het theater in de waag. Een jaar later kreeg het gebouw de huidige horecabestemming als Nieuwe functies Stadscafé De Waag. Aan de oude waagfunctie In 1798, in de Franse tijd, kwam er een nieuw herinneren nog steeds twee balansen en de merbewind waarbij onder meer de gilden werken die in de kolom in het midden zijn geslagen. den opgeheven. Vrijgekomen ruimten op de Het zijn de jaarlijks vernieuwde keurmerken die verdieping werden verhuurd aan particulieren. in botertonnen werden geslagen in 1960 werden de laatste kazen gewogen. Fotograaf onbekend. (B&G)

24 Delf

zomer 2014

Wim Weve is bouwhistoricus

Kranig Delft Op enkele stadsplattegronden van Delft uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn langs de grachten houten kranen van verschillende typen afgebeeld. Ze wijzen op de toenmalige bloeiende handel en nijverheid. In de negentiende eeuw werden de nog resterende houten kranen door ijzeren exemplaren vervangen. De laatste daarvan verdween in 1938 uit de binnenstad.

Kranen OP de Kade

D

de Oude delft met e stadsplattegrond van Delft na de wipkraan. detail van stadsbrand van 1536 laat zes kranen opticaprent, uitgezien. Drie daarvan, aan het Achterom, geven door Georg zijn vrij vaag weergegeven. Twee andere van Balthasar Probst, naar hetzelfde type aan de Oude Langendijk zijn tekening van isaac duidelijker weergegeven. Ze bestaan uit een van Haastert, circa paal op de kade die met een horizontaal element 1750. (B&G) hoog boven de kade met een pand is verbonden. Op die paal sluit een schuin boven het water uitstekende balk aan, waaraan een hijstouw hangt dat tegen de verticale paal is opgebonden. Buiten tegen die paal is ter hoogte van het horizontale element een bak aangebracht. Het waren installaties bij brouwerijen die dienden om ze van water te voorzien. Dat werd in een emmer uit de gracht gehesen en in de bak van de installatie gegoten waaruit het via een houten goot in het pand stroomde. De zesde kraan op het schilderij is afgebeeld aan de Brabantse Turfmarkt. Dat was er een van een ander >

twee installaties aan de Oude Langendijk om water in brouwerijen te voeren. detail geschilderde plattegrond van delft na de stadbrand van 1536. (MPd) zomer 2014

Delf 25


Kranen voor

eeuw ook een wipkraan bij de voormalige Sint-Joriskapel aan het Noordeinde waarin de stad Delft kanonnen opsloeg. De wipkranen moeten rond 1800 uit de stad zijn verdwenen. Op een prentbriefkaart van omstreeks 1900 is aan de oostzijde van de Koornmarkt, vlak bij de Oude Langendijk, een particulier, handbediend kraantje te zien dat niet veel later moet zijn afgebroken. Qua type was het wellicht de opvolger van de wipkraan, maar een dergelijke kraan lijkt daar nooit gestaan te hebben.

bier en andere producten

De grote militaire houten kranen werden tot in de negentiende eeuw voortdurend onderhouden en zo nodig vernieuwd. Rond 1860 werden ze vervangen door ijzeren kranen die, nu met een tandwielvertraging, nog steeds met handkracht moest worden bediend. Als laatste militaire kraan in Delft moest die bij het Armamentarium in 1938 het veld ruimen. Bij enkele grote bedrijven ten noorden en ten zuiden van de stad kwamen in de twintigste eeuw door stoomkracht of elektriciteit aangedreven kranen in gebruik die op stukjes rails over de kade heen en weer konden rijden. Nu staan er in Delft alleen nog hijskranen aan de Schie, grote en uiteraard moderne

de kapel bij het Meisjeshuis aan de Oude delft werd gebruikt als Generaliteitsmagazijn. Met de erbij staande stadskraan konden kanonnen worden gehesen. anonieme tekening naar a. rademaker, circa 1750. (B&G)

Wim Weve is bouwhistoricus

type, een zogenaamde wipkraan die vrij op de kade stond. In 1536 moet de al in 1429 vermelde stadskraan verloren zijn gegaan. Die stond naar verluid aan de Oude Delft bij de Heilige Geestzusterskapel (de huidige St. Hippolytuskapel naast het Meisjeshuis). Met die kraan moesten handelsgoederen, tegen verplichte betaling, uit of in schepen worden gehesen. Op de geschilderde stadplattegrond is die niet te zien omdat de kapel het zicht ontneemt op de plek waar die moet hebben gestaan. Deze kapel verloor bij de Reformatie zijn religieuze functie en werd daarna door de stad gebruikt als opslagruimte voor wapentuig. In 1630 werd het gebouw in gebruik gegeven aan de Generaliteit (de Republiek der Zeven Vereenigde Provinciën) die er kanonnen in opsloeg. De aanwezigheid van de zware kraan ervoor maakte het gebouw daartoe bij uitstek geschikt. Die kraan is meermalen afgebeeld. Hij had een vaste staander waarop een zware schuine ‘kraanbalk’ kon draaien. De onderzijde ervan was met de staander verbonden door een horizontale staartbalk die met een beugel om de staander mee kon draaien. Aan de onderzijde van de kraanbalk bevond zich een windas waarmee een hijstouw via geleidewielen opof neergehaald kon worden. Ter bescherming tegen weersinvloeden waren de kwetsbare onderdelen afgedekt door een omtimmering met een zadeldakje. Het gewest Holland liet in 1602 bij het Armamentarium een vergelijkbare kraan bouwen. In de achttiende eeuw nam de Generaliteit het magazijn ‘Koningsveld’ in gebruik, een complex tussen de Rotterdamseweg en de Schie, waarop aan de waterkant een kraan werd geplaatst. Waarschijnlijk kwam er toen een eind aan het gebruik door de Generaliteit van de kapel aan de Oude Delft. De stad Delft liet in 1751 een kraan plaatsen buiten de Schiedamse poort op de kade aan de Zuidkolk. Het was de stadskraan en die moet de opvolger zijn geweest van de kraan aan de Oude Delft. Het gewest Holland kreeg een tweede kraan, en wel bij de Constructiewerkplaatsen aan de Houttuinen. 26 Delf

zomer 2014

Wip- en andere kranen

Delf is een uitgave van Museum Prinsenhof Delft, Archief Delft, Archeologie Delft en de gemeentelijke Adviseurs Monumenten, in samenwerking met de Historische Vereniging Delfia Batavorum en de Vereniging Vrienden van Het Prinsenhof. Hoofdredactie Bas van der Wulp en Wim Weve Redactie Annika Hendriksen, Steven Jongma, Henk Verbruggen (Vereniging Vrienden van het Prinsenhof) en Willy Claassen (Delfia Batavorum) Bureauredacteur Marion van Drunen Redactieadres Oude Delft 169, 2611 HB Delft delfredactie@delft.nl Vormgeving Basisontwerp: Jacques Overtoom (bno), Mitzi Tabernal Vormgeving en opmaak: Mitzi Tabernal, Cojota Concept + Design, Haarlem Druk Quantes Grafimedia, Rijswijk (ZH) Losse nummers € 4,75 Jaarabonnement € 16,50

Behalve de grote kranen zijn op de stadsplattegrond van Blaeu uit 1649 langs de grachten maar liefst vierenveertig wipkranen afgebeeld. Ze bestaan uit een aan de bovenzijde gebogen of een iets schuin geplaatste, vast in de bodem verankerde paal. Daaraan was met een touw of ketting een vrij beweegbare giek opgehangen. Door deze aan de langste kant naar beneden te trekken kon men met de kortere kant een zware last ophijsen en deze bovendien een kwartslag draaien. Bij geen enkele wipkraan is een installatie afgebeeld om water in een pand te laten stromen, ook niet op latere afbeeldingen. Daaruit zou men kunnen opmaken dat ze niet bij brouwerijen behoorden. Op de Kaart Figuratief (1675-1678) zijn nog maar dertien wipkranen afgebeeld. Omdat in de zeventiende eeuw ook het aantal brouwerijen sterk afnam kan de gedachte opkomen dat deze kranen toch bij brouwerijen stonden. Dat was maar ten dele het geval, en dan alleen om vaten bier te hijsen. Andere bedrijven gebruikten ook wipkranen, zoals de zeepziederij ter plaatse van Voorstraat 8, waarbij de Kaart Figuratief er een op de kade afbeeldt. Er stond in de achttiende

Informatie abonnementen en adreswijzigingen Telefoon 015 260 2358 E-mail: delfabonnees@delft.nl Post: Het Prinsenhof, Postbus 78, 2600 ME Delft Verklaring van afkortingen die in Delf worden gebruikt AD Archief Delft Archeo Archeologie Delft B&G Collectie Beeld en Geluid van Archief Delft MPD Museum Prinsenhof Delft MD Adviseurs Monumenten LvM Collectie Museum Lambert van Meerten MN Collectie Museum Nusantara ISSN 1569-4488 © Het Prinsenhof Niets van de uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de redactie.

aan de oostzijde

Adviseurs Monumenten

van de voorstraat, stonden in de zeventiende eeuw enkele wipkranen, onder meer ter hoogte van de vissteeg, nu visstraat.

Constructietekening van een houten hijskraan ‘buiten de rotter-

detail Kaart Figu-

damse Poort’. de kraan kan hebben gestaan bij het Generaliteits-

ratief 1675-1678.

magazijn ‘Koningsveld’, maar misschien is het de stadskraan aan

(B&G)

de Zuidwal. Penseeltekening isaac van der star, 1751. (B&G) zomer 2014

Delf 27


9 771569 448008

22014

Het volgende nummer van delf kunt u begin september verwachten. Het thema is: Op reis


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.