Sociaal Bestek, nummer 4 aug/sept 2016

Page 1

tijdschrift voor werk, inkomen en zorg nummer 4, augustus/september 2016, jaargang 78

sociaalbestek v

a Them lpldhu Schu ning verle

Gemeenten moeten spelregels bij schuldhulp beter regelen Samen bouwen aan beschermd thuis • BKR hulpmiddel voor vroegsignalering De FIP methode • Inspiratie bij het organiseren van beschut werk Een laag inkomen en hoge zorgkosten • Over melding, aanvraag en besluit Maatwerkondersteuning in Zaanstad • De gevolgen van de nieuwe woningwet Prikkelsturing in het sociaal domein

TSB_16_04.indd 1

7/20/2016 3:30:38 PM


w colofon

redactioneel

Sociaal Bestek is een uitgave van Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media B.V. Jaargang 78, augustus/september 2016, nr. 4 Redactie Marike Vroom, hoofdredacteur Tea Keijl, eindredacteur Yvette Bommeljé, voorzitter Klaas Folkerts, redactielid Redactiesecretariaat Bohn Stafleu van Loghum Postbus 246 3990 GA Houten Redactieassistent Nicoline Kramer T 030 - 638 37 78 E nicoline.kramer@bsl.nl Coördinatie Tea Keijl, Tekstbureau Zonder H E sociaalbestek@zonderh.nl Uitgever Marieke Cambeen Advertenties Cross Media Nederland B.V. T 010 - 742 10 20 E gezondheidszorg@crossadvertising.nl Abonnementen Sociaal Bestek verschijnt 6x keer per jaar. Abonnementsprijs: € 283 (incl. BTW). Studenten ontvangen 50% korting. Het abonnement kan elk gewenst moment ingaan en wordt automatisch verlengd tenzij twee maanden voor de vervaldatum schriftelijk is opgezegd. Abonnementenadministratie: Klantenservice Bohn Stafleu van Loghum, Postbus 246, 3990 GA Houten. Telefoon: 030-6383736. Bij wijziging van de tenaamstelling en/of adres verzoeken wij u de adresdrager met de gewijzigde gegevens op te sturen naar de afdeling klantenservice of wijzigingen door te geven via het formulier op www.bsl.nl/contact Voorwaarden Op leveringen en diensten zijn de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde algemene voorwaarden van Springer Media B.V. van toepassing, tevens raadpleegbaar op www.springermedia.nl. De voorwaarden worden op verzoek toegezonden. Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen en berichten uit dit tijdschrift is slechts geoorloofd met bronvermelding en met schriftelijke toestemming van de uitgever. Het verlenen van toestemming tot publicatie in deze uitgave houdt in dat de Standaardpublicatievoorwaarden van Springer Media B.V., gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Utrecht onder dossiernummer 3210/635, van toepassing zijn, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen. De Standaardpublicatievoorwaarden voor tijdschriften zijn in te zien op www.bsl.nl/schrijven-bij-bohn-stafleuvan-loghum/auteursinstructies of kunnen bij de uitgever worden opgevraagd. www.bsl.nl © 2016, Bohn Stafleu van Loghum

Store Iedere ochtend rond zes uur verzamelen de Albanezen zich op de hoek van de hoofdweg en de ‘boulevard’ van het Griekse dorp. Pick-ups komen aangereden en de bestuurders stappen uit om de mannen goed te bekijken. De beetje gespierde jonge mannen met schoenen worden er tussenuit gehaald en mogen in de bak van een pick-up. Zij kunnen ergens in de bouw of op de velden aan de slag. De Albanezen worden de laatste tijd vervangen door Pakistani en Bengalen, maar verder blijft het beeld exact hetzelfde. In Nederland had je in de grote steden vroeger per beroep een café waar werkgevers jou konden keuren. Het plein voor Den Haag HS was ‘s ochtends vroeg (misschien nog steeds) een verzamelplaats waar je, als je geluk had, kon worden opgepikt voor een dagje Westland. Officieel ging vraag-aanbod tot recent via een nieuwe vorm van zo’n plein, namelijk het Werkplein. Maar die bestaan nauwelijks meer en nu is vraag-aanbod landelijk geregeld via de besloten vacaturesite werk.nl. Voor werkgevers die daar naar personeel zoeken gelden strakke spelregels, onder andere een legitimatieplicht. Ter bescherming van de werkzoekenden. Koopwaar Ondernemende gemeenten verzinnen tegenwoordig zelf plein-oplossingen: een eigen website voor lokale werkgevers. Ze zetten hun bijstandsgerechtigden in de ‘store’, zoals een gemeente dat op de site aankondigt. Makkelijk en voor iedereen toegankelijk. Kijk bijvoorbeeld op zoektcollega.nl. De ene gemeente publiceert met kleurenfoto’s, een andere doet het iets anoniemer. Een bezorgde burger mailde mij een paar jaar geleden dat de ISD van haar gemeente een website had gemaakt, met foto’s en filmpjes van mensen in de bijstand, met naam en toenaam, adres, telefoonnummer en soms een BSN. Deze presentaties maakten de mensen zelf als onderdeel van de sollicitatiecursus. We hebben deze site vervolgens vaak gebruikt als ‘slecht voorbeeld’ van het omgaan met de privacy van afhankelijke burgers. Ik heb net nog even gecheckt: de foto’s en BSN’s zijn er inmiddels af gehaald. Dat is al heel wat. Gemeenten met dit soort ‘stores’ zouden zich moeten afvragen: Kan dit juridisch, is toestemming van de cliënt voldoende? Zoeken werkgevers wel op deze manier? (uit onderzoek blijkt: nee. En ga nou niet de raadplegingen tellen, want ik zit ook op die ‘stores’ te kijken). En: hoe ga ik eigenlijk om met mijn cliënten, met respect voor hun privacy? Of is arbeid inderdaad weer koopwaar geworden? Yvette Bommeljé, Redactievoorzitter Sociaal Bestek

ISSN 0921-5344

2 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 2

7/20/2016 3:30:46 PM


inhoud

En verder… 13 Prikkelsturing in het sociaal domein a Them lph ld u Schu ning verle

18 Inspiratie bij beschut werk 25 Een laag inkomen en hoge zorgkosten 29 Ervaringen van burgers met schuldhulpverlening 34 Over melding, aanvraag en besluit

6 Gemeenten moeten spelregels bij schuldhulp beter regelen

22 Samen bouwen aan beschermd thuis

Nadja Jungmann, Charlotte van Mourik, Monique van Buren

Jolanda van Egmond, Stefan de Weerdt, Frans de Jong

De Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) biedt spelregels om contacten tussen burgers en overheid in goede banen te leiden. Hoe kunnen gemeenten die beter toepassen?

Beschermd wonen wordt op termijn van de centrumgemeenten gedecentraliseerd naar afzonderlijke gemeenten. Gemeenten en instellingen dienen nu al in te actie komen.

42 Maatwerkondersteuning in Zaanstad 44 Werk en schulden in Europa 47 Wie perspectief heeft werkt gemotiveerd mee 52 De gevolgen van de nieuwe woningwet 56 Intensief klantcontact maakt doelgroep actiever 60 Aanpak armoede meer dan alleen oplossen schulden

a Them lpu h d l Schu ning e l r e v

In elke editie… 4 Actueel 9 Wisselcolumn 16 Signalement van het CBS

10 BKR hulpmiddel voor vroegsignalering

37 Eerst vakmanschap, dan leren het potentieel te benutten

Yvette Bommeljé

Marcel van Druenen

Vindplaats van Schulden is een nieuw instrument om gemeenten te helpen bij vroegsignalering.

De deugd van het delen. Een beschouwing over vakmanschap in een beperkend economisch systeem.

28 Column uit de beleidspraktijk 40 Binnenhof van buitenuit 50 Arbeidsmarkt in cijfers en trends 54 Uitspraak onder de loep 58 Wisselcolumn 59 Vakkundig aan het werk 62 Cliëntencolumn

Sociaalbestek is hét vakblad voor specialisten op het terrein van participatie, sociale zekerheid en maatschappelijke ondersteuning. Sociaal Bestek informeert en daagt uit.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 3

TSB_16_04.indd 3

7/20/2016 3:30:49 PM


actueel

Wetsvoorstel vereenvoudiging beslagvrije voet De beslagvrije voet, die regelt dat schuldeisers van een deel van het inkomen van mensen met schulden af blijven, is wettelijk verankerd. Begin juli ging een wetsvoorstel van staatssecretaris Klijnsma van SZW en minister Ard van der Steur van VenJ in consultatie om te zorgen dat schuldenaren niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk een minimuminkomen overhouden. Het wetsvoorstel ‘vereenvoudiging van de beslagvrije voet’ zorgt er voor dat het voor beslagleggende partijen simpeler wordt om te berekenen welk inkomensdeel zij met rust moeten laten. In de nieuwe situatie komt de benodigde informatie niet meer van de schuldenaar, maar via bestaande registraties. Bovendien regelt het wetsvoorstel dat bij mensen die te maken hebben met meerdere beslagleggende partijen, de afstemming beter verloopt. Onder het nieuwe regime berekent de innende deurwaarder de beslagvrije voet en fungeert als aanspreekpunt voor alle innende partijen. www.rijksoverheid.nl

Meer doorzettingsmacht bij complexe jeugdhulpzaken Ouders met een k in een jeugdhulptraject voelen zich soms van het kastje naar de muur gestuurd. Staatssecretaris Van Rijn (VWS) en de VNG hebben afgesproken dat gemeenten in deze gevallen een goede oplossing forceren en cliënten hierover helder informeren. Het Rijk en VNG ondersteunen het pleidooi van cliënten- en ouderorganisaties en erkennen de gesignaleerde problemen en zorgen. Vooral de onafhankelijke levensbrede cliëntondersteuning is een instrument dat gemeenten en cliënten beter kunnen benutten. Cliënten- en ouderorganisaties pleiten voor meer doorzettingsmacht in complexe situaties. Rijk en VNG ondersteunen dit pleidooi en roepen gemeenten op om zich in te zetten dit uiterlijk 1 januari 2017 geregeld te hebben. www.sociaalweb.nl

Werken, zorgen en leren op een flexibele arbeidsmarkt Eind augustus verschijnt ‘Aanbod van Arbeid’, een nieuwe editie van de tweejaarlijkse publicatie van het Sociaal Cultureel Planbureau (scp). Werken, zorgen en leren op een flexibele arbeidsmarkt is het centrale thema in dit rapport. De overheid wil dat de arbeidsdeelname verder toeneemt. Voor het persoonlijk leven van de burgers heeft dit gevolgen. Als mensen (meer) betaald werk gaan verrichten, vraagt dit van hen ook meer op andere terreinen. Werken, zorgen en leren zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds combineren steeds meer mensen betaald werk met zorgtaken. Anderzijds wordt scholing van belang geacht om werknemers tot aan de pensioengerechtigde leeftijd een plaats te laten houden op de arbeidsmarkt (duurzame inzetbaarheid). Scp put voor de gegevens uit een langlopend onderzoek onder 4500 werkenden en niet-werkenden dat het sinds 2010 coördineert. www.scp.nl

Hoog ziekteverzuim in de zorg Dat het ziekteverzuimpercentage in de gezondheids- en welzijnszorg hoger ligt dan het gemiddelde verzuim in Nederland, is vrij algemeen bekend. In deze bedrijfstak is het ziekteverzuim al langere tijd hoger dan gemiddeld, maar het verschil is sinds eind 2005 niet zo groot geweest als in het eerste kwartaal van dit jaar. Dat meldt CBS. In de zorg lag het verzuimcijfer met 5,8 procent 1,5 procentpunt hoger dan het landelijk gemiddelde. Wat verder opvalt in de cijfers, zijn de grote verschillen binnen de bedrijfstak. In verpleeg- en verzorgingshuizen was het ziekteverzuim met 6,7 procent het hoogst. Ook in de maatschappelijke

dienstverlening (welzijnszorg zonder overnachting) lag het verzuim boven de zes procent. In de gezondheidszorg (o.a. ziekenhuiszorg, ggz, paramedisch, laboratoria) was het verzuim met 4,9 procent het laagst binnen de zorg. Bovendien geven werknemers in de welzijnszorg en in de verpleeg- en verzorgingshuizen vaker dan gemiddeld aan dat hun klachten verband hielden met het werk: 26,1 procent in de welzijnszorg en 25,5 procent in de verpleeg- en verzorgingstehuizen. In de gezondheidszorg lag dit percentage met 19,3 procent zelfs onder het gemiddelde van alle bedrijfstakken (21,6%).

www.cbs.nl

Totaal gezondheids- en welzijnszorg

Verpleging en zorg Welzijnszorg

Gezondheidszorg 0

Eerste kwartaal 2016

2

4

6

8 %

Eerste kwartaal 2015

Figuur: Ziekteverzuim gezondheids- en welzijnszorg

4 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 4

7/20/2016 3:31:11 PM


actueel

Ziekte belangrijkste reden om niet te werken in bijstand ‘Bijna helft bijstandsontvangers kan of wil niet werken’, kopte CBS onlangs. Ondanks de feitelijke correctheid van deze uitspraak, lijkt enige nuancering op zijn plaats. Want wat ook feitelijk correct is:

Handreiking op komst voor uniforme gegevensuitwisseling

van degenen die een bijstandsuitkering ontvangen, wil meer dan de helft wél aan het werk. En ziekte blijkt verreweg de voornaamste reden om niet te willen of kunnen werken. www.cbs.nl

Voor de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en hun partners in het sociaal domein zijn berichtenstandaarden en een landelijke infrastructuur ontwikkeld. De standaarden waarborgen uniforme, veilige en efficiënte informatie-uitwisseling en beperken de administratieve lasten. Gecertificeerde instellingen (GI’s) voeren kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uit. Sinds 2015 zijn gemeenten hier bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor. De toegang tot begeleiding door de gecertificeerde instellingen is echter niet alleen via de gemeente geregeld, maar ook via de rechtbank en het Openbaar Ministerie.

Geen uitkering uitkering

eventueel bijstand of AO Bijstand, eventueel AO Alleen AO 0

10

20

30

Wil/kan niet werken vanwege andere red Wil/kan niet werken vanwege (pre) pension Wil/kan niet werken vanwege ziekt

40

50

60

70

80

90

100 %

Wil/kan niet werken vanwege zorg Wil/kan niet werken vanwege opleiding Wil werk

Figuur: Willen/kunnen werken niet-werkzame bevolking met of zonder uitkering, 2014

Onderzoek

Nationale Eenzaamheid Prijs 2016 nale Eenzaamheid Prijs 2016 en kans maken op vijfduizend euro. De Nationale Eenzaamheid Prijs is een initiatief van Coalitie Erbij, in samenwerking met de VNG en het ministerie van VWS. De prijs brengt goede voorbeelden van activiteiten tegen eenzaamheid in beeld. www.samentegeneenzaamheid.nl

Fotolia

De Nationale Eenzaamheid Prijs staat dit jaar in het teken van de lokale aanpak van eenzaamheid. Heb jij een lokale activiteit ontwikkeld waarmee eenzaamheid wordt voorkomen of verminderd? En is jouw gemeente daar op een of andere manier bij betrokken? Dan kun je meedingen naar de Natio-

Gemeente Arnhem heeft in 2015 onderzocht hoe GI’s de landelijke berichtenstandaard iJw (toch) kunnen inzetten voor het uitwisselen van gegevens met gemeenten. Vijf regionaal en landelijk werkende GI’s en vijftig gemeenten namen deel aan dit onderzoek. De aanbevelingen uit dit onderzoek dienen als leidraad voor de handreiking voor gecertificeerde instellingen en gemeenten, die programma i-Sociaal Domein met het Zorginstituut Nederland momenteel maken. Hiermee kunnen GI’s en gemeenten de berichtenstandaard iJw en het berichtenverkeer uniform inzetten en de administratieve processen efficiënt(er) inrichten. De handreiking verschijnt naar verwachting aan het eind van de zomer. www.vng.nl

Ook een goed idee ontwikkeld om eenzaamheid tegen te gaan? Ga naar www.samentegeneenzaamheid.nl voor procedure en criteria. sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 5

TSB_16_04.indd 5

7/20/2016 3:31:11 PM


thema schuldhulpverlening

Toepassen Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)

Gemeenten moeten spelregels bij schuldhulp beter regelen DOOR Nadja Jungmann, Charlotte van Mourik, Monique van Buren

Op de uitvoering van de schuldhulpverlening is de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) van toepassing. De Awb voorziet in (spel)regels om contacten tussen onder meer burgers en de overheid in goede banen te leiden. Hoe geven gemeenten de uitvoering momenteel vorm? En hoe kunnen ze dat beter doen?

E

en inventarisatie van het lectoraat Schulden & Incasso wijst uit dat nog geen twintig procent van de gemeenten op juiste wijze beschikkingen verleent. En dat terwijl het van belang is om de Awb op een deugdelijke wijze toe te passen. Voor huishoudens die hulp zoeken voor hun schuldenproblematiek ligt een beroep op de gemeentelijke schuldhulpverlening het meest voor de hand. Het is gratis en elke gemeente is verplicht het aan te bieden. Er zijn wel alternatieven maar die kennen nadelen en drempels. Budgetbeheer en -coaching kost al snel vijftig tot zeventig euro per maand. Dat bedrag is voor de meeste schuldenaren te hoog om maandelijks te missen. Een schuldregeling met kwijtschelding is voor schuldenaren überhaupt lastig in te kopen. Want in art 47 en 48 van de Wet op het consumentenkrediet staat dat schuldhulpverlening tegen betaling verboden is.1 Het besef dat schuldenaren weinig alternatieven hebben, geeft gemeenten de grote verantwoordelijkheid om schuldhulpverlening op een deugdelijke wijze aan te bieden. Een correcte toepassing van de Awb is in dat kader een van de pijlers. Door op de juiste momenten en wijze een beschik-

king te nemen laat de gemeente zien dat zij het contact met de burger serieus neemt. Een juiste toepassing van de Awb zorgt er voor dat de burger de rechtsbescherming heeft die hem toekomt.2 Een minder belangrijk maar wel positief neveneffect is dat wanneer gemeenten de beslistermijnen van de Awb volgen, ze niet het risico lopen dat ze op enig moment een dwangsom moeten betalen.

Beschikkingen De Awb is voor een deel een procedurewet. Er staan voorschriften in over onder meer de aanvraagprocedure, de beslistermijnen en de regels voor bezwaar en beroep. Een van de voorschriften luidt dat gemeenten op verschillende momenten een beschikking moeten nemen. In ieder geval bij toelating, afwijzing, wijziging en beëindiging van de schuldhulpverlening. Bij een aanvraag schuldhulpverlening kunnen globaal vier stappen worden onderscheiden: melding, intake, aanvraag

en beschikking. Als een schuldenaar zich bij de gemeente meldt met het verzoek om ondersteuning dan moet er binnen vier weken een individueel intakegesprek plaatsvinden. Bij een crisissituatie binnen drie werkdagen. Steeds meer gemeenten organiseren de intake groepsgewijs. Dit is toegestaan om voorlichting te geven over de voorziening. Maar de intake zelf moet bestaan uit een individueel gesprek waarin wordt geïnventariseerd wat er aan de hand is en welke mogelijkheden er zijn om de situatie aan te pakken. Op basis van het intakegesprek moet de gemeente een beschikking nemen. Deze moet de schuldenaar inzicht bieden in hetgeen er gaat gebeuren: afwijzen, stabiliseren, schuldregelen, nader verkennen wat er mogelijk is, et cetera.

In kaart Om te onderzoeken hoe gemeenten de Awb toepassen, is dit bij 201 gemeenten in kaart gebracht.3 De positieve constate-

De zorgelijke conclusie luidt dat 82 procent de Awb niet toepast zoals zou moeten.

6 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 6

7/20/2016 3:31:16 PM


thema schuldhulpverlening

ring is dat veruit de meeste gemeenten beschikkingen nemen. Met name ten aanzien van de toelating. De zorgelijke conclusie luidt dat 82 procent de Awb bij deze stap niet toepast zoals zou moeten. Dit percentage is de optelsom van de gemeenten die alleen een eenmalige algemene beschikking geven zonder nadere invulling (19%) en de gemeenten die niet voor alle voorzieningen (38%) c.q. alleen voor schuldregelingen een beschikking afgeven (20%), zie figuur 1. Alleen tegen een beschikking kan bezwaar en beroep worden aangetekend (7:1 lid 1 jo 8:1 Awb). Bij een toekenning, een tussentijdse wijziging of beëindiging van schuldhulpverlening, veranderen de rechten en plichten van de schuldenaar. Er moet dan altijd een beschikking worden genomen.

Beginselen Bij de voorbereiding, motivering, de inhoud en de kennisgeving van een beschikking moet het college van B&W zich houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb). De meeste abbb staan in de Awb. Voor schuldhulpverlening zijn de belangrijkste: Het zorgvuldigheidsbeginsel (3:2 Awb). Dit betekent dat er op een zorgvuldige manier moet worden geïnventariseerd hoe de situatie is. Van de schuldhulpverlening of het wijkteam wordt verwacht dat actief informatie wordt verzameld. De schuldenaar moet bijvoorbeeld de mogelijkheid krijgen om de situatie toe te lichten. Het formele rechtszekerheidsbeginsel. De beschikking moet duidelijk zijn en niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn. De verzoeker moet op een duidelijke, concrete en ondubbelzinnige manier worden geïnformeerd over de gevolgen van de beschikking. Het evenredigheidsbeginsel (3:4 lid 2 Awb). Dit houdt in dat eventuele nadelige gevolgen van de beschikking voor de schuldenaar niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met de beschikking te dienen doelen (3:4 lid 2 Awb). Als het college bijvoorbeeld schuldhulpverlening beëindigt, moet het college een evenredige belangenafweging maken tussen de belangen van de schuldenaar en de belangen van de gemeente. Het

Bij afwijzing (172)

Eenmalige algemene beschikking (n=38 oftewel 19%) Algemene beschikking waarin wordt verwezen naar een bij de klant bekend plan van aanpak (n=28 oftewel 14%)

Bij wijziging (56)

Specifiek (n=127 oftewel 63%)

Bij toelating (193)

Ja (196)

Bij beëindiging (168)

Alle voorzieningen (n=9 oftewel 4%)

Beschikking Ja (49) Bij alle vier de vormen Nee (139)

Sommige voorzieningen (N=77 oftewel 38%) Alleen Schuldregelingen (N=41 oftewel 20%)

Nee (6)

*N=202 Figuur 1. Hoe passen gemeenten de Awb toe.

besluit van het college mag niet disproportioneel zijn. Het voornemen om een verzoek af te wijzen bij een dreigende huisuitzetting kan dus anders uitpakken dan het voornemen om af te wijzen als er geen risico is op escalatie in de nabije toekomst. Het motiveringsbeginsel (3:46 Awb). De beschikking moet altijd gemotiveerd worden. Dit moet op een dusdanige manier dat de schuldenaar precies weet waar hij aan toe is of wat de gemeente van hem verlangt (rechtszekerheidsbeginsel). Bij een goede beschikking blijkt dat uit het document zelf. Met name als de aanvraag wordt afgewezen is het belangrijk dat de beschikking goed wordt gemotiveerd. Doorgaans gelden er bij een negatieve beschikking hogere eisen ten aanzien van de motivering. Samengevat moet de motivering volledig zijn, de feiten moeten juist zijn vastgesteld en de beschikking moet op basis van de feiten worden genomen. Gemeenten die werken met een plan van aanpak, kunnen in hun beschikkingen bij de motivering ook verwijzen naar dit plan van aanpak. Op die manier hoeft de beschikking zelf minder uitgebreid gemotiveerd te worden. Dat geldt met name als in het plan van aanpak zo veel mogelijk alle stappen van stabilisatie tot schuldenregeling en per fase de voorwaarden en verplichtingen zijn opgenomen. Ook bij een tussentijdse wijziging of beëindiging van schuldhulpverlening kan worden verwezen naar het (eventueel gewijzigde) plan van aanpak. Behalve naar het plan van aanpak kan

een gemeente ook verwijzen naar door het college opgestelde beleidsregels over schuldhulpverlening. Voorwaarde daarbij is dat deze beleidsregels zijn gepubliceerd (4:82 Awb).

Ruimte Behalve de Awb is ook de Wgs belangrijk voor de schuldhulpverlening. Deze gaat uit van een ruime toegang tot de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De belangrijkste redenen daarvoor zijn dat gemeenten hogere bureaucratische eisen zijn gaan stellen aan burgers en daarnaast uitsluitingsgronden hebben opgenomen in hun beleid (Jungmann & Van Beek, 2016). Onder meer deze bewegingen hebben eraan bijgedragen dat een groeiende groep schuldenaren met problematische schulden geen contact hebben met schuldhulpverlening. In de periode 2012-2015 verdubbelde deze groep (Westhof e.a. 2015). Voorbeelden van hoge bureaucratische eisen zijn bijvoorbeeld dat van schuldenaren gevraagd wordt om bij of direct na de aanmelding een lijst van alle schulden op te stellen, toeslagen aan te vragen of te corrigeren et cetera. In de praktijk is er echter een substantiële groep waarvoor dit soort eisen te hoog gegrepen zijn (Nationale ombudsman 2016). Een uitsluitingsgrond is een categoriale afwijzing en geldt voor iedereen. Voorbeelden van veel gehanteerde uitsluitingsgronden zijn: een koophuis, een (beperkte) fraudeschuld, het niet betalen van de vaste lasten in de afgelopen (drie) maanden of een scheidingsprocedure (Jungmann e.a. 2014). De Wgs staat gemeenten niet toe om dit soort sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 7

TSB_16_04.indd 7

7/20/2016 3:31:16 PM


thema schuldhulpverlening

grond kan herkend worden aan het woordje ‘kan’. In de beleidsregels staat dan bijvoorbeeld: ‘Het college kan een aanbod schuldhulpverlening weigeren als de schuldhulpverlening niet noodzakelijk wordt geacht.’ Bij de toepassing van een weigeringsgrond maakt de gemeente altijd een individuele afweging van de omstandigheden. Daar ligt dan ook onderzoek en een motivering aan ten grondslag. Ook in deze context is het van groot belang dat de schuldenaar een beschikking krijgt met een inhoudelijke motivering. uitsluitingsgronden te hanteren. De enige uitsluitingsgrond die gemeenten categoriaal mogen toepassen is uitsluiting van schuldhulpverlening vanwege onrechtmatig verblijf in Nederland (SZW 2015). Het gegeven dat veel gemeenten toch allerlei andere uitsluitingsgronden in hun beleid hebben opgenomen, bracht staatssecretaris Klijnsma er in mei 2015 toe om burgers die daar mee te maken hebben op te roepen om naar de gemeenteraad, ombudsman of zelfs de rechter te gaan (NOS Journaal 2015 en Verzamelbrief SZW). Voor burgers is het in die situatie dan wel van groot belang dat ze een beschikking hebben met daarin de (categoriale en dus niet individueel onderbouwde) motivering. Een beschikking geeft burgers immers de mogelijkheid bezwaar aan te tekenen.

Inhoudelijk Gemeenten mogen overigens wel weigeringsgronden hanteren, maar alleen onder voorwaarden. Een weigerings-

Conclusie Voor de meeste schuldenaren is de gemeente de voor de hand liggende voorziening om een beroep op te doen voor een onoplosbare schuldsituatie. Er zijn eigenlijk geen volwaardige alternatieven. In de afgelopen jaren kwam de toegang echter flink onder druk te staan. Voor schuldenaren heeft een afwijzing voor schuldhulpverlening grote (en soms desastreuze) impact. In dat licht is het van groot belang dat gemeenten bij elke aanvraag een individuele afweging maken en proberen om met maatwerk toch een oplossing te bieden. Elke professional maakt wel eens een inschattingsfout. Schuldenaren die het idee hebben dat ze niet krijgen wat ze nodig hebben, moeten dan altijd in bezwaar en beroep kunnen gaan. Het is van groot belang dat we hen daarop wijzen en hen daartoe uitnodigen als ze het idee hebben dat er meer mogelijk is dan ze krijgen aangeboden. Een goed onderbouwde beschikking is in

Evaluatie Wet gemeentelijke schuldhulpverlening Het ministerie van SZW voerde recent een wetsevaulatie uit over de toepassing van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Daarin wordt de toepassing van de Awb expliciet genoemd als knelpunt: ‘Met de Wgs is de Awb van toepassing geworden op de gemeentelijke schuldhulpverlening. In de praktijk gaan gemeenten niet consistent om met het afgeven van beschikkingen en daarmee is voor burgers niet voldoende helder waar ze op kunnen rekenen. Dat komt enerzijds doordat gemeenten hierin hun eigen weg gaan maar anderzijds geven de gemeenten aan dat de Wgs en de Awb ook onvoldoende houvast bieden voor gemeenten over de eisen die de Awb in de uitvoering stelt aan het verstrekken van beschikkingen. Gemeenten verkeren daardoor vaak in onzekerheid over wat nu wel of niet, en vooral wanneer iets verplicht is, en dat draagt eraan bij dat zij – afhankelijk van hun eigen juridische inschatting - verschillend omgaan met het geven van beschikkingen (vorm en moment waarop).’ Uit: Baan, A. Louwes, K. Oostveen (2016) Evaluatierapport, Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Berenschot

dat kader het cruciale instrument. Dit instrument kan, zoals blijkt, beter worden toegepast. Dat brengt het ideaal van een goed georganiseerde toegang dichterbij. Nadja Jungmann is lector Schulden & Incasso en adviseur. Charlotte van Mourik en Monique van Buren zijn beide docent HBO rechten. Zij zijn alle drie verbonden aan de Hogeschool Utrecht.

Literatuur Jungmann, N., Lems, E., Vogelpoel, F., Van Beek, G. & Wesdorp, L. P. (2014). Onoplosbare schuldsituaties. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Jungmann, N. Van Beek, G. (2016) De toegang tot schuldhulpverlening staat onder druk. Bundel Kenniscentrum Sociale Innovatie. Hogeschool Utrecht (verschijnt in September) Nationale ombudsman (2015) Burgerperspectief op schuldhulpverlening. Den Haag NOS Journaal http://nos.nl/artikel/2035588-gemeente-doet-te-weinig- voor-mensen-met-schulden.html SZW (2015) Verzamelbrief gemeenten 2015-1 http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/ werk-en-inkomen/ participatiewet-en-quotumregeling/nieuwsberichten/ eerste-verzamelbrief-2015-verstuurd.html Westhof, F. & De Ruig, L. (2015). Huishoudens in de rode cijfers. Zoetermeer: Panteia.

Noten 1. Alleen daartoe aangewezen partijen zoals deurwaarders, accountants, beschermingsbewindvoerders en advocaten zijn uitgezonderd van het verbod. Maar ook bij deze groepen blijft de financiering een knelpunt. De schuldenaar heeft daar doorgaans onvoldoende middelen voor. 2. Het is geen garantie dat de schuldhulpverlening kwalitatief goed wordt uitgevoerd. Omgekeerd is het ook mogelijk dat een gemeente kwalitatief goede schuldhulpverlening aanbiedt maar daarbij de Awb niet correct toepast. 3. In de periode November 2015-februari 2016 heeft Gercoline van Beek in het totaal 201 gemeenten bevraagd. Zij heeft daarvoor een gestandaardiseerde vragenlijst gehanteerd en met zeker drie kwart van de bevraagde gemeenten telefonisch contact gehad. De vragenlijst bevatte vragen over de toepassing van de Awb en de wijze waarop gemeenten omgaan met toelatingseisen (uitsluitingsgronden).

Dit artikel is een voorpublicatie van de handreiking over dit onderwerp, die het lectoraat dit najaar publiceert.

8 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 8

7/20/2016 3:31:16 PM


wisselcolumn

Verbeteringen in rechtsbijstand?

Fotolia

A

fgelopen voorjaar reageerde het kabinet op het rapport van de commissie-Wolfsen over het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Ik verwacht van die kabinetsreactie verbeteringen. De commissie stelde vast dat aan een deel van de rechtzoekenden, en wel aan 33.610 personen, in 2014 gemiddeld ruim vier toevoegingen werden afgegeven. In twaalf jaar steeg het aantal toevoegingen met 41, het aantal toevoegingen per rechtzoekende met zes en de kosten met elf procent. De commissie schrijft deze stijgingen toe aan onder andere individualisering, juridisering, wijziging van regelgeving en toenemende complexiteit van de maatschappij. De toevoegingen betreffen een rijkgeschakeerde groep rechtzoekenden; meestal hebben zij een lage opleiding en weinig inkomen, en zijn zij langdurig werkloos, laaggeletterd en beperkt zelfredzaam.

Rechtzoekenden hebben meestal een lage opleiding en weinig inkomen, en zijn langdurig

Kabinetsreactie

werkloos, laaggeletterd en beperkt zelfredzaam.

Op de wijze waarop problemen van rechtzoekenden worden aangepakt, wordt onvoldoende regie gevoerd, aldus het kabinet. De samen te voegen Raad voor Rechtsbijstand en Juridisch Loket (kortweg: de raad) moeten dat verhelpen. Doordat goede coördinatie tussen de eerste- en tweedelijns rechtsbijstand ontbreekt, moeten veel rechtzoekenden met multiproblematiek vaak een beroep op het stelsel doen. Daarom dienen de eerstelijnsvoorzieningen een scherp oog te ontwikkelen voor (potentiële) multiproblematiek. Het kabinet kondigt aan dat geïnvesteerd zal worden in afspraken met sociaal raadslieden, gemeenten en de andere eerstelijnspartners over doorverwijzing van rechtzoekenden. Complexe casusposities moeten indien nodig in multidisciplinaire overleggen besproken kunnen worden. De rechtzoekende die in aanmerking wenst te komen voor een toevoeging zal worden verplicht werk te maken van de oplossing van het structurele probleem waaruit voortdurend conflicten ontstaan. Tot zover de kabinetsreactie.

Heilige graal Mensen met schulden (dat zijn bijna een op de vijf huishoudens) gaan bij de dag leven. Commissie en kabinet stellen dan ook terecht dat veelgebruikers die te kampen hebben met multiproblematiek en beperkte zelfredzaamheid veel meer dan alleen rechtsbijstand nodig hebben. Integrale samenwerking bij multiproblematiek is al jaren de heilige graal van het sociale domein. Terecht wil het kabinet dat ook de juridisch loketten meer samenwerken met hulpverlenende organisaties. Als sociaal raadsman zie ik echter dat een integrale aanpak vaak moeilijker te realiseren valt dan ik zou willen, juist bij samenwerking tussen hulpverleners van verschillende organisaties. Daarom verwacht ik niet dat de raad erin zal slagen effectief de regie te voeren. Soms vragen cliënten mij om hulp bij het indienen van kansloze aanvragen van voorzieningen of bij het voeren van kansloze verweerprocedures. Het leeuwendeel van de genoemde 33.610 veelgebruikers stapt vermoedelijk buiten de hulpverlening om naar Juridisch Loket of advocatuur. De juridische hulpverlener kan proberen irreële verwachtingen bij te sturen, maar kennelijk lukt dat vaak niet. Burgers met zulke verwachtingen worden daarvan zelfredzaam noch gelukkig. Als de raad voorwaardelijke hulp – het bieden van doorverwijzing naar de (juridische) tweede lijn onder voorwaarde dat die burger werk maakt van de oplossing van het onderliggende probleem – gaat bieden, kan dat het gesignaleerde veelgebruik effectief terugdringen, denk ik. Sociaal raadslieden, schuldhulpverleners en anderen kunnen die burger indien nodig ‘warm’ doorverwijzen naar bijvoorbeeld algemeen maatschappelijk werkers. Die zijn gespecialiseerd in het bespreken van problemen en hulpvragen op het gebied van emoties, motivatie, relaties en existentiële vragen over zingeving en geluk. Ten slotte stelt de commissie dat het doorvoeren van haar voorstellen zal leiden tot een kostendaling voor het ministerie van Justitie met zeven tot zeventien procent en tot een daling van de eigen bijdrage voor de meeste burgers met ongeveer een kwart. Ook niet onbelangrijk.

Burgers met irreële verwachtingen worden daarvan zelfredzaam noch gelukkig.

Erik Schoe, Sociaal raadsman bij MeerWaarde sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 9

TSB_16_04.indd 9

7/20/2016 3:31:21 PM


thema schuldhulpverlening

Vroegsignalering is een belangrijke sleutel tot een succesvolle aanpak van schulden. Daar wijzen bestuurders nog eens op in het onderzoek van de Ombudsman.1 Maar tegelijkertijd worstelen gemeenten met de vraag: hoe doe je dat nou? Vindplaats van Schulden is een nieuw instrument om gemeenten daarbij te helpen. DOOR Yvette Bommeljé

Vindplaats van Schulden

BKR hulpmiddel voor vroegsignalering

S

chuldhulpverlening lijkt de laatste jaren dweilen met de kraan open. Zeker als we kijken naar de toename van het aantal mensen met schulden en de toegenomen complexiteit van de schulden. Die ontwikkelingen zullen zich nog wel even doorzetten gezien de economische situatie die misschien wel gunstig voor het bedrijfsleven is, maar nog niet voor werkzoekenden, de ongewisse negatieve effecten van de Brexit, het feit dat al sinds jaren de bijstandsuitkering niet meer toereikend is en de vaste lasten steeds blijven toenemen (zie het artikel van het Nibud op p. 25). En dan ook nog te bedenken dat tachtig procent van de mensen met financiële problemen niet eens in beeld is bij gemeenten.2 Het probleem is dus nog vele malen groter. Vroegsignalering is belangrijk, maar de praktijk laat op zich wachten, signaleerde de Inspectie SZW.3 De kraan moet dicht, maar hoe?

kers.’ Om deze twee doelen te realiseren heeft BKR een aantal signaleringssystemen. Het Centraal Krediet Informatiesysteem is de bekendste, ook bij consumenten. Peter Hermsen, woordvoerder van BKR, legt uit hoe dat systeem werkt: ‘Bij BKR worden leningen en betalingsachterstanden daarop geregistreerd. Van hypotheken worden alleen betalingsachterstanden van meer dan vier maanden vastgelegd. Kredietverstrekkers kunnen met deze informatie een goed beeld krijgen van de schuldpositie van

Gezond

een consument. Wil een consument een nieuwe lening aangaan, bijvoorbeeld door het kopen op afbetaling of het sluiten van een hypotheek, dan kan de kredietverstrekker zien hoeveel er al geleend is en of er achterstanden zijn op de afbetalingen. Zo kan hij hier rekening mee houden bij de inkomens-lastentoets en de consument een verantwoord krediet verstrekken. Bovendien kan hij zo

‘Door financiële overbelasting tegen te gaan en financiële problemen sneller te detecteren’, stelt Peter Hofman, manager bij Bureau Krediet Registratie (BKR). ‘Wij maken ons al ruim een halve eeuw sterk voor een financieel gezonde samenleving, dus voor een maatschappelijk belang. En voor het minimaliseren van de financiële risico’s voor kredietverstrek-

beter inschatten welke risico’s hij loopt als hij nog een krediet verstrekt.’ Het CKI bevat gegevens van de, conform de Wet financieel toezicht (Wft), aangesloten kredietverstrekkers. ‘We hebben geen gegevens over betalingsachterstanden bij gemeenten, woningcorporaties, nutsbedrijven, ziektekostenverzekeraars, DUO en de belastingdienst. Terwijl juist deze informatie wel essentieel is omdat juist hier veel betalingsachterstanden zitten.’ Hofman haalt veel waardevolle feiten uit onderzoek: ‘Een op de drie

Peter Hofman van BKR: ‘De meeste betalingsachterstanden zijn te vinden bij de belastingdienst, zorgverzekeraars, nutsbedrijven en woningcorporaties.’ huishoudens heeft betalingsachterstanden. De maatschappelijke kosten zijn enorm. Volgens onderzoek van het Nibud kost een huishouden met ernstige financiële problemen de samenleving al snel honderdduizend euro. Onderzoek van Panteia wijst uit dat de meeste betalingsachterstanden te vinden zijn bij de belastingdienst, zorgverzekeraars, nutsbedrijven en woningcorporaties.

10 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 10

7/20/2016 3:31:30 PM


thema schuldhulpverlening

Schulden bij telecombedrijven komen op de zevende plaats.’

Energie- en waterleveranciers

Woningcorporaties

Ziektekostenverzekeraars

Data Betalingsachterstanden conform convenant via gemeente/wijkteams naar BKR

Data Betalingsachterstanden conform convenant via gemeente/wijkteams naar BKR

Data Betalingsachterstanden conform convenant via gemeente/wijkteams naar BKR

Goochelen Volgens de NVVK kun je in Nederland vrij snel een aanzienlijke schuld opbouwen. ‘In 48 maanden wel tot 38 duizend euro. Dat komt onder andere omdat je vrij lang met schulden kunt goochelen. De ene keer betaal je dit niet en de andere keer dat niet. Zo kan iemand het lang uitzingen voordat de financiële problematiek zichtbaar wordt. En dan is het vaak al te laat. Daarom is het van belang dat er centraal zicht op de betalingsachterstanden in de diverse sectoren komt.’ De toenemende studieschulden die nu in de praktijk een probleem gaan vormen, zijn momenteel bijvoorbeeld onzichtbaar. ‘De studieschulden nemen in omvang toe, in totaal gaat het om 15,6 miljard. Studenten moeten steeds meer lenen, en kunnen om verschillende redenen niet altijd aan de terugbetaalverplichtingen voldoen. De banken zien die schulden en afbetalingsproblemen nu niet, want die staan alleen bij DUO geregistreerd. DUO deelt die informatie niet. Dat leidt nu al in de praktijk tot problemen, bijvoorbeeld bij het afsluiten van leningen die niet kunnen worden afbetaald en het afsluiten van te hoge hypotheken. Iets waar ook consumentenorganisatie Vereniging Eigen Huis begin dit jaar nog expliciet voor waarschuwde in een persbericht. Maar ook schulden zoals huur, energie en ziektekosten zijn niet voor kredietverstrekkers zichtbaar. Daar worden juist wel de grootste risico’s gelopen. Het gaat immers om de meest basale voorzieningen voor je bestaan. Een huisuitzetting leidt tot een situatie waar je nauwelijks meer uitkomt. Wij staan voor een financieel gezonde samenleving, vandaar dat wij al jaren geleden de samenwerking met gemeenten en maatschappelijke organisaties hebben gezocht.’

VPS In 2003 namen het Leger des Heils, de NVVK, de NVB, de VNG, Aedes, Energie Nederland en de VFN het initiatief om te kijken of er een systeem opgezet kon worden voor vroegsignalering van schulden in de publieke sector. BKR was de beoogde uitvoerder van dit systeem.4 Hofman: ‘Dit Landelijk Informatiesysteem Schulden strandde uiteindelijk op financiële en uitvoeringsaspecten die

VPS

Acties vroegsignalering conform convenant

Figuur 1. De drie kamers binnen de werking van VPS

samenhingen met de grootschalige opzet. Ook privacy-aspecten speelden een rol. Na het LIS is BKR gaan onderzoeken hoe we een vroegsignaleringssysteem kunnen opzetten om gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, rekening houdend met de kaders van de Wet bescherming persoonsgegevens.’ Met de nieuwe verkenning is in 2013 begonnen. De definities van de NVVK zijn inmiddels leidraad en de businesscases vroegsignalering zijn inspiratiebron, zoals het Amsterdamse Vroeg Eropaf.5 Een eerste winstpunt was dat staatssecretaris Klijnsma haar steun uitsprak voor het initiatief. In haar brief aan de Kamer van juli 2013 schrijft zij dat problematische schulden eerder moeten worden gesignaleerd, de rol van gemeente daarbij moet worden versterkt en dat BKR daarbij een taak krijgt. ‘Ik wil de rol van gemeenten bij vroegsignalering versterken en de gegevens van BKR uitbreiden. Door BKR als vindplaats voor schulden te laten functioneren, kan BKR worden gebruikt als instrument voor vroegsignalering.’5 Hermsen: ‘We zijn toen met gemeenten en schuldeisers uit het private domein gaan samenwerken aan een concept van data uitwisseling dat vroegsignalering van probleemschulden mogelijk maakt. Met als doel om gemeenten met data(analyses) in staat te stellen om hun beleid gericht op het tegengaan van problematische schulden en armoede, effectiever te helpen uitvoeren. Zodat zij gericht kunnen acteren binnen de kaders van de Wgs. Vanuit het private domein zijn daar meestal woningcor-

poraties, ziektekostenverzekeraars en of energiebedrijven bij betrokken. Op lokaal niveau zijn er nu een aantal pilots waaraan gewerkt wordt om de Vindplaats van Schulden verder vorm te geven.’

Privacy Het idee van de vindplaats bestaat uit drie van elkaar gescheiden ‘kamers’. Een voor betalingsachterstanden op nutsvoorzieningen (energie en water), een voor achterstanden op de huur bij woningcorporaties en een kamer voor achterstanden op ziektekostenverzekeringen. Hofman: ‘Iedere gemeente heeft een eigen beleid voor schuldhulpverlening. Het systeem zit zo in elkaar dat iedere gemeente zijn eigen criteria kan formuleren voor wat zij als een achterstand zien waar ze een interventie op moeten plegen. Bij de ene gemeente is dat bijvoorbeeld een huurachterstand van drie maanden in combinatie met een achterstand op de ziektekostenverzekering van twee maanden. Een andere gemeente kan een andere definitie hanteren. Wij zorgen ervoor dat de indicatoren worden gevuld met de NAW-gegevens van de persoon die voldoet aan de criteria. En dat ze worden getoond aan degene die daarvoor is geautoriseerd door de gemeente.’ Om VPS te kunnen gebruiken moeten de gemeenten met de dataleveranciers een convenant sluiten. Daarnaast sluiten de gemeenten met BKR een bewerkersovereenkomst op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens en sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 11

TSB_16_04.indd 11

7/20/2016 3:31:34 PM


thema schuldhulpverlening

een security-overeenkomst, waarin de beveiliging van data en gegevens goed is geregeld. In een aantal pilots gaan een aantal, maximaal vijf, gemeenten kijken hoe er het beste met VPS gewerkt kan worden. Hofman: ‘Het belangrijkste is hoe je de processen inricht die volgen op

de belangrijkste factor bij de oplossing en hij moet ervoor zorgen dat het probleem zich in de toekomst niet herhaalt. We bepalen of een schuld het gevolg is van pech of dat er aan het gedrag gesleuteld moet worden. Als dat laatste het geval is kijken we of een algemene

Peter Hermsen van BKR: ‘Tiel is één van de pilotgemeenten om Vindplaats van Schulden verder vorm te geven.’ een signaal. Wie gaat erop af en wat doe je vervolgens, wat verwacht je van de schuldenaar en welke hulp kun je hem bieden. Dat wordt in de pilots toegepast en daar kunnen alle bij de pilot betrokken partijen weer van leren.’

Proeftuin Tiel is zo’n pilotgemeente. Cees Rijnberg, algemeen manager bij de gemeente: ‘Logisch dat wij meedoen, BKR zit hier om de hoek. En bij ons kwam die mogelijkheid van VPS net op het goede moment, omdat we bezig zijn met een stapsgewijze innovatie van het sociaal domein. Die ontwikkeling doen we in enkele proeftuinen. Ons uitgangspunt is: behouden wat goed loopt, vernieuwingen kleinschalig aanpakken. Dan is het behapbaar en kun je bijsturen. Dat geldt ook voor onze proeftuin VPS.’ Rijnberg wijst op de van oudsher slechte financiële situatie van de Tielenaars. ‘Je kunt stellen dat wij grootstedelijke problematiek hebben. Veel laag opgeleiden, laaggeletterden, veel dak- en thuislozen, relatief hoge werkloosheid, veel mensen met schulden en mensen met multiproblematiek. We hebben bij het doorlichten van het bijstandsbestand gezien dat tien procent analfabeet is en veertig procent niet binnen twee jaar bemiddelbaar. Dat tekent de ernst van de situatie hier.’ Tiel hanteert een strikte aanpak. ‘Wij zijn streng aan de poorten, ook die van de financiële dienstverlening. Onze hulp is niet vrijblijvend en wij maken duidelijk dat wij op welke manier dan ook medewerking van de cliënt verwachten. Het is immers zijn probleem, hij is

voorziening kan helpen. Zo kunnen we de cliënt naar het activeringscentrum sturen als we denken dat daar een sleutel ligt voor gedragsverandering. Of we kunnen meer gespecialiseerde aanpakken inzetten. In dat geval hebben we een breed scala van mogelijkheden bij het maatschappelijk middenveld.’ De voorbereidingen van de proeftuin zijn samen met BKR al in 2014 begonnen. Nu gaat de uitvoering in de proeftuin VPS van start. Die voorbereidingstijd was volgens Rijnberg hard nodig. ‘Die past bij onze stap voor stap en kleinschalige benadering. Alle blauwdrukken moeten klaar liggen als je daadwerkelijk met VPS wilt werken. De data-leverende partijen moeten toestemming van hun klanten hebben om data over achterstanden te leveren. De convenanten en security agreements moeten opgesteld en geaccordeerd door de partijen. Je moet nadenken over hoe je een signaal definieert, dus wanneer je echt op een burger moet afstappen. Processen moeten worden uitgedokterd, je moet nadenken over wie je het veld gaat insturen en met welke boodschap. Je moet bedenken hoe een gesprek kan gaan verlopen, wat je in welke situatie moet doen, ook bij agressie of in uiterst complexe situaties. Je moet een totaal draaiboek klaar hebben liggen.’

Big Five Tiel heeft ervoor gekozen om met een woningcorporatie in zee te gaan, namelijk de corporatie waarmee al werd samengewerkt om het aantal huisuit-

zettingen terug te dringen. VPS paste goed bij die afspraken. De pilot begint zeer kleinschalig: veertig huishoudens met een huurachterstand van meer dan twee maanden worden bezocht. ‘Dat doen mensen van de GGD. Daar hebben we bewust voor gekozen. De GGD kent de meeste gezinnen vanuit de jeugd gezondheidszorg en vanuit de GGZ. Ze hebben ook niet het stempel gemeente of huisbaas en genieten daardoor meer vertrouwen. Ze zijn gewend om met multiproblematiek om te gaan en kennen de sociale kaart en hebben het netwerk.’ De GGD-ers bieden hun hulp aan, of de bewoner het aanbod aanneemt bepaalt deze zelf. Na de zomer wordt de pilot geëvalueerd en wordt gekeken naar de vervolgstap. Rijnberg is wel al overtuigd van de positieve bijdrage van VPS. ‘Je kunt er niet vroeg genoeg bij zijn om te voorkomen dat mensen in steeds grotere problemen terecht komen. Het ideaal is dat wij te zijner tijd gebruik kunnen maken van de signalen van de Big Five: naast de huur, ook de zorgverzekeringen, energie en waterleveranciers en de belastingdienst. Dat past bij ons idee van een brede intake om curatie te voorkomen en de burger zo vroeg mogelijk weer financieel zelfredzaam te laten worden.’ Yvette Bommeljé is redactievoorzitter van Sociaal Bestek en eigenaar van Yvet Bommeljé, advies & onderzoek.

Noten 1. Burgerperspectief op schuldhulpverlening. www.nationaleombudsman.nl 2. Huishoudens in de rode cijfers 2015. Panteia 2015. 3. Vroegsignalering problematische schulden door gemeenten. Inspectie SZW, 2015. 4. Partijen betrokken bij VSP: gemeenten, Leger des Heils, Aedes, VNG, NVVK, Energie Nederland, de Nederlandse Vereniging van Banken, de Nederlandse Vereniging van Financieringsmaatschappijen, Zorgverzekeraars Nederland. 5. Drie businesscases vroegsignalering. Panteia 2014. Leidraad vroegsignalering NVVK. Module Preventie, NVVK. 6. Brief staatssecretaris SZW aan de Tweede Kamer: Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting, 3 juli 2013.

12 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 12

7/20/2016 3:31:34 PM


participatiewet

Ervaringen in de uitvoering van de bijstand

Prikkelsturing in het sociaal domein: meervoudige doelen en parallelle rationaliteiten DOOR Leo Aarts en Stefan van der Veen

De financiële prikkel in de financiering van de bijstand leidt niet automatisch tot meer effectiviteit en doelmatigheid in het gemeentelijke beleid en de uitvoering. De beleidstheorie over financiële prikkels werkt in de praktijk slechts beperkt. Hoe komt dat? En zijn er ook andere mechanismes om effectiviteit en doelmatigheid te bevorderen?

G

emeenten zijn uitvoerders in medebewind van de bijstandswet. Sinds de introductie van de Wet Werk en Bijstand (WWB) stuurt het Rijk de gemeenten niet meer met gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften en dito controles, maar met globale kaders en met financiële prikkels die voor individuele gemeenten voordeel opleveren bij goede resultaten en nadeel bij slechte. In de nieuwe sturingsrelatie, met meer beleidsvrijheid en een grotere financiële verantwoordelijkheid, hebben gemeenten een direct financieel belang bij een doelmatige en effectieve uitvoering van de Participatiewet. Elke niet-bestede bijstandseuro kunnen gemeenten naar eigen voorkeur uitgeven.

Signalen Volgens het CPB heeft deze verschuiving van regel naar prikkelsturing zeker bijgedragen aan de beoogde vermindering van de bijstandsafhankelijkheid.1 Tegelijkertijd zijn er sterke signalen dat de werkzaamheid van de financiële

prikkel in de praktijk lang niet zo sterk is als de beleidstheorie veronderstelt en dat de boogde dynamiek gericht op

continue verbetering van effectiviteit en doelmatigheid nauwelijks op gang komt (zie ook kader 1).

Kader 1. De beleidstheorie werkt maar half De financiële prikkel in de bekostiging van de bijstand heeft effect. Allers e.a. onderzochten de invloed van winst of verlies op het inkomensdeel van het bijstandsbudget, op de ontwikkeling van de uitgaven in het volgende jaar. Wat blijkt? Hoe groter het verlies (tekort), des te lager de uitgaven een jaar later. Elke euro extra verlies leidt gemiddeld tot vijftien cent lagere uitgaven in het volgende jaar. Maar winst, dus als de uitgaven lager zijn dan het budget, leidt in het volgende jaar tot hogere uitgaven: elke euro extra overschot op het bijstandsbudget doet de bijstandsuitgaven een jaar later stijgen met vijftien cent. Kennelijk werkt de prikkel zo dat gemeenten hun bijstandsuitgaven bijstellen afhankelijk van het budget. Bij een laag budget (ten opzichte van de uitgaven) gaan de uitgaven omlaag, maar bij een hoog budget gaan de uitgaven omhoog. Dat laatste was niet de bedoeling. De beleidstheorie luidt namelijk anders. Gemeenten hebben een financieel belang om de bijstandsuitgaven omlaag te brengen, dat geldt in principe voor alle gemeenten, ongeacht of ze een tekort of een overschot hebben. Gemeenten gaan op zoek naar mogelijkheden om doelmatigheid en effectiviteit te verbeteren omdat ze daar financieel voordeel van hebben. Die verbeteringen leiden landelijk tot lagere bijstandsuitgaven, en, in de volgende ronde, tot een lager macrobudget en dus lagere budgetten bij de gemeenten. Die lagere budgetten zetten gemeenten aan doelmatigheid en effectiviteit verder te verbeteren. In theorie leidt deze dynamiek tot optimaal beleid en dito uitvoering. Dat blijkt in de praktijk dus niet op deze manier te werken.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 13

TSB_16_04.indd 13

7/20/2016 3:31:38 PM


participatiewet

Kader 2. Beperkt zicht op financiële effecten… De gemeenten dragen niet het hele financiële risico. Het Rijk heeft vangnetten gespannen die moeten voorkomen dat effecten van tekorten een te grote aanslag op de gemeentelijke financiën hebben. De middelen voor die vangnetten worden weggehaald bij de gemeenten met (grote) overschotten. Dit betekent dat gerealiseerde overschotten of tekorten op het gemeentelijk bijstandsbudget doorwerken in de budgetten van latere jaren. Een deel van de financiële prikkels lekt dus weg. Uit eigen berekeningen blijkt dat alle denkbare ‘weglekwaarden’ ook werkelijk voorkomen en dat in veel gemeenten de mensen die de beleidskeuzes maken, zeer beperkt zicht hebben op de werkelijke financiële gevolgen van die keuzes. …Maar niet ongevoelig voor ‘quick wins’ Vrij snel na de invoering van de WWB ontdekten gemeenten dat zich in hun bestanden klanten bevonden die in aanmerking zouden kunnen komen voor een Wajonguitkering. Veel gemeenten hebben hun klantbestanden systematisch doorgelicht op het bestaan van sluimerende Wajongrechten. En niet zonder effect. Het CPB schat dat door deze acties de het aantal bijstandsuitkeringen met 21 duizend is afgenomen. Dat komt overeen met een structurele besparing op het macrobudget van 250 à 300 miljoen per jaar. Gemeenten blijken dus wel degelijk gevoelig voor financiële prikkels om hun bestanden te verkleinen en daarmee hun uitgaven te verlagen.

Acceptabel Mensen zijn begrensd rationeel. Deze term is geïntroduceerd door de beroemde psycholoog Herbert Simon, die later de Nobelprijs voor economie zou winnen. Hij beschouwt het gedrag van organisaties (zoals een gemeente) als de uitkomst van de beslissingen van de mensen die in die organisatie werken. Met ‘begrensd rationeel’ doelt hij op het feit dat deze beslissingen zelden de uitkomst zijn van een rationele weging van de voors en tegens. De beslisser heeft doorgaans niet de vaardigheden om te zoeken naar de optimale oplossing en staat ook vaak onder tijdsdruk. Dit leidt ertoe dat de beslisser complexe vraagstukken sterk vereenvoudigt tot een beperkt aantal overzichtelijke opties, waaruit hij makkelijk de ‘beste’ oplossing kan kiezen. De beslisser zoekt dus niet naar de optimale oplossing (rationeel) maar naar een acceptabele oplossing: begrensd rationeel. Wil de financiële prikkel aanzetten tot effectiviteits- en doelmatigheidsverbeteringen, dan zullen financiële overwegingen een deel moeten worden van de set van acceptabele oplossingen waaruit de uitvoerende professionals een ‘acceptabele oplossing’ kiezen. In de praktijk is dit slechts in beperkte mate het geval. Dat komt omdat gemeenten hun doelen op het financiële vlak en de bijbehorende uitvoeringsstrategieën niet, of niet duidelijk formuleren. Het is een teken aan de wand

dat gemeenten, en de uitvoerende professionals binnen de gemeenten, maar weinig zicht hebben op het financieel resultaat van hun handelen (zie ook kader 2). Hierdoor landt de financiële prikkel van de bekostiging niet goed op de werkvloer van de professional. Effectiviteit en doelmatigheid hebben hierdoor geen prioriteit in de beslissingen van uitvoerende professionals. Dit is een van de redenen waarom het effect van de financiële prikkel in de praktijk achterblijft bij de beleidstheoretische verwachtingen en dat het beoogde effect slechts ten dele wordt gerealiseerd.

Parallel Daarbij komt dat een sociale dienst niet in de eerste plaats een financieel doel

heeft. Er zijn ook politieke, professionele en bureaucratische doelstellingen, elk met een eigen referentiekader, een eigen rationaliteit. Het bestaan van deze parallelle rationaliteiten is een gegeven. Het is niet mogelijk, maar ook niet wenselijk, deze uit te schakelen. Politieke overwegingen kunnen leiden tot meer ruimhartigheid en empathie in de cliëntbejegening dan wenselijk vanuit het perspectief van effectiviteit en doelmatigheid. Daarbij is er vanuit de politiek maar beperkt belangstelling voor het complexe uitvoeringsvraagstuk dat de bijstand stelt. Wethouders ‘scoren’ niet met een effectieve en doelmatige sociale dienst. De bureaucratische rationaliteit vervolgens, volgt een formeel normenstelsel. Als een specifieke situatie zich voordoet, dan onderneemt de uitvoerder een vooraf gespecificeerde actie, ongeacht of de actie in het specifieke geval bijdraagt aan effectiviteit en doelmatigheid. De bureaucratische rationaliteit kan de financieel-economische rationaliteit versterken als de werkprocessen en protocollen zijn toegesneden op effectiviteit en doelmatigheid. Maar bij veel gemeentelijke sociale diensten is dat niet of nauwelijks het geval. De bureaucratische rationaliteit is in de praktijk nauwelijks methodologisch onderbouwd (zie ook kader 3). De professionele rationaliteit als laatste, heeft een wetenschappelijke, op kennis gerichte dimensie, en omvat daarnaast een ethisch kader voor het beroepsmatig handelen van de uitvoerende professionals. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de medische professie, is de professionele rationaliteit onder uitvoerders van de bijstand niet sterk ontwikkeld (zie ook kader 4). De huidige professionele

Kader 3. Methodisch werken stuit op weerstand Voor een grote gemeente heeft APE enkele jaren geleden diagnostische tools ontwikkeld, bedoeld om de casemanagers te helpen bij de diagnosestelling van bijstandscliënten. Voor de directie waren de voordelen van de tools evident. Zij zouden de doorlooptijden aanzienlijk verkorten en zouden meer structuur aanbrengen in de gevalsbehandeling. Het gebruik van de tools zou bovendien belangrijke sturingsinformatie opleveren, bijvoorbeeld over de effectiviteit van instrumenten en interventies. Het is niet zover gekomen. De tools stuitten op weerstand bij de klantmanagers. Zij zeiden de meerwaarde niet te zien. Volgens de een voegde de tool niets toe ‘want wat er uit komt is hetzelfde als wat ik zonder tool zou beslissen’. Een ander zag geen meerwaarde omdat zijn beslissing in voorkomende gevallen anders zou uitpakken dan het advies dat de tool produceert. De directie zag de meerwaarde wel, maar oordeelde dat deze niet opwoog tegen de ‘kosten’ van het wegnemen van de weerstand.

14 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 14

7/20/2016 3:31:38 PM


participatiewet

rationaliteit koerst op legitimiteit en te weinig op bewezen effectiviteit.

Verbeterpotentieel Als onze analyse hout snijdt, valt er nog veel te verbeteren aan de effectiviteit en doelmatigheid van beleid en uitvoering. De vraag is hoe dat verbeterpotentieel kan worden aangeboord. Voortbouwend op de analyse van Simon moet verbetering worden gezocht in acties die ertoe leiden dat de kerndoelen van het beleid beter doorklinken in de afwegingskaders van het management en de uitvoerende professionals. De kerndoelen moeten doorwerken in de set ‘acceptabele opties’ waaruit de uitvoerders-beslissers in concrete gevallen kiezen. In de eerste plaats is nodig dat financiële overwegingen bewust onderdeel worden gemaakt van de afwegingskaders van beslissende professionals in alle lagen van de organisatie. Dit betekent niet dat de casemanagers financieel moeten worden geprikkeld. Wél noodzakelijk is dat het management zich actief inspant om steeds het verband te blijven leggen tussen het handelen van de professionals en de realisatie van de (financiële) doelstellingen. Wat hierbij zou helpen is meer transparantie in de bekostigingssystematiek zodat gemeenten beter zicht hebben op de effecten van hun handelen op het meerjarige inkomstenperspectief.

Onafhankelijke audits gericht op het proces van de keuze van doelstellingen en de uitwerking daarvan in uitvoeringsstrategieën en werkprocessen kunnen hierbij een rol spelen. Ter bevordering van de congruentie met de professionele rationaliteit is het nodig om doelmatigheid en effectiviteit in de professionele standaarden van managers en uitvoerders te internaliseren. Verder is het noodzakelijk dat er een dynamiek op gang komt die is gericht op continue verbetering van de beroepsstandaarden en vakkennis. De bureaucratische rationaliteit kan de financiële versterken door het gebruik van technologie (tools) en gestandaardiseerde uitvoeringskennis systematisch in de werkprocessen op te nemen. En door de terugkoppeling van uitvoeringsresultaten bureaucratisch te waarborgen. De spanning tussen de financieel-economische en de politieke doelen wordt kleiner als de financieeleconomische doelen hogere (politieke) prioriteit krijgen. Daarvoor is nodig dat de burger beter inzicht krijgt in de prestaties van de gemeentelijke sociale dienst. Hierin kan een onafhankelijke instantie een rol vervullen door objectieve informatie aan het publiek te leveren over de prestaties van de dienst. Daarbij is het wenselijk ook procesindicatoren voor de kwaliteit van de uitvoering in beeld te brengen.

Mensen zijn begrensd rationeel: beslissingen zijn zelden de uitkomst van een puur rationele weging van de voors en tegens.

worden bevorderd wanneer financiële overwegingen geïntegreerd raken in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk, zowel bij het management als bij uitvoerders. Transparantie van de bekostiging en onafhankelijke audits van beleid en prestaties kunnen hiertoe bijdragen. Bevordering van de professionele standaarden eveneens. Dat zet naar onze mening meer zoden aan de dijk dan het verder versterken van de financiële prikkels in de sturingsrelatie met het Rijk.

Tot slot Wrijvingsverliezen In de tweede plaats is nodig de ‘wrijvingsverliezen’ tussen de rationaliteit van effectiviteit en doelmatigheid enerzijds en de parallelle politieke, bureaucratische en professionele rationaliteiten aan de andere kant, tot een minimum te beperken.

Gemeenten hebben een grote verantwoordelijkheid op het sociaal domein. Daarbij dragen zij grote financiële risico’s. Dit vraagt om een dynamiek gericht op de constante verbetering van effectiviteit en doelmatigheid. Gemeenten financieel prikkelen heeft slechts beperkt effect. Effectiviteit en doelmatigheid

Kader 4. Divosa: professionaliteit is te vrijblijvend Op het terrein van sociale diensten loopt al enkele jaren het project Vakmanschap van Divosa. Een tussenrapportage over dit project laat zien dat het bewustzijn van vakmanschap/ professionaliteit wel gestegen is in de laatste twee jaar, maar dat er in de praktijk weinig vooruitgang te zien is. In de eigen beleving zijn de klantmanagers vakkundig aan het werk maar in de praktijk wordt vakmanschap te vrijblijvend ingevuld en zijn er tussen gemeenten, en tussen individuele klantmanagers binnen gemeenten, grote verschillen in aanpak. Dat komt volgens de onderzoekers omdat gemeenten zich onvoldoende op de hoogte stellen van wetenschappelijk bewezen methodieken en sterk hechten aan de eigen methoden die zij als bewezen effectief beschouwen. Deze ’not-invented-here’ attitude werkt volgens de onderzoekers contraproductief. Het is overigens opmerkelijk dat de bereidheid om van elkaar te leren bij de doorlichting op sluimerende Wajongrechten juist heel groot was (zie kader 2).

Leo Aarts is partner en directeur APE Public economics, een onderzoeks- adviesbureau gespecialiseerd in beleidsvraagstukken in de publieke sector. Stefan van der Veen is onderzoeker en consultant bij APE. Literatuurlijst Allers, M., A. Edzes, M. Engelen, B. Geertsema, S. de Visser & E. Wolf (2013) De doorwerking van de financiële prikkel van de WWB binnen gemeenten. Groningen: COELO. Blommesteijn, M., R.C. van Geuns, M. Groenewoud & S.T. Slotboom (2012) Vakkundig aan de slag. Een onderzoek naar vakmanschap in de gemeentelijke re-integratiesector. Amsterdam: Regioplan. Vuuren, D. van, F. van Es & G. Roelofs (2011) Van bijstand naar Wajong. Wajong groeit explosief. Samenhang met bijstand belangrijk. CPB Policy Brief. Den Haag: CPB.

Noot 1. Daniel van Vuuren, Frank van Es en Gijs Roelofs, Van bijstand naar Wajong, CPB Policy Brief, 2011/09. sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 15

TSB_16_04.indd 15

7/20/2016 3:31:38 PM


signalement van het cbs

Regionale variatie in de mate van vergrijzing DOOR Niels Kooiman en Annelies Boerdam

De afgelopen tien jaar is Nederland in versneld tempo vergrijsd. Er bestaan aanzienlijke regionale verschillen in de aandelen 65- en 80-plussers. Een belangrijke kracht achter deze ontwikkelingen is het patroon van binnenlandse verhuizingen.

O

p 1 januari 2015 telde Nederland iets meer dan drie miljoen inwoners van 65 jaar of ouder. Daarmee maakten 65-plussers bijna achttien procent uit van de totale bevolking. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was nog slechts acht procent van de bevolking 65 jaar of ouder. Vervolgens steeg het aandeel 65-plussers onder de bevolking gestaag. De toename van het aandeel 65-plussers heeft zich vooral na 2011 versneld doorgezet. In dat jaar bereikten de eersten van de omvangrijke naoorlogse geboortegolf de leeftijd van 65 jaar.

Krimp De regionale spreiding van de vergrijzing in Nederland is tussen 1995 en 2015

veranderd. In deze periode zijn de regio’s aan de randen van Nederland bovengemiddeld snel vergrijsd. Door de vergrijzing van de bevolking is de natuurlijke aanwas in veel van deze regio’s negatief geworden: meer sterfgevallen dan geboorten. Dit draagt bij aan de bevolkingskrimp. Regio’s met naar verhouding de meeste 65-plussers waren op 1 januari 2015 Zeeland, het noorden en oosten van de provincie Groningen, Drenthe en de Achterhoek en grote delen van Limburg. Een tegenovergestelde ontwikkeling deed zich voor binnen de Randstad en in enkele stedelijke gebieden erbuiten. In de agglomeratie ’s Gravenhage is de bevolking zelfs wat minder vergrijsd dan twintig jaar geleden. Groot-Amsterdam

Figuur 1a. in 1995

Figuur 1b. in 2015

Minder dan 12% 12 to 15% 15 to 18% 18 to 21% 21% of meer

Minder dan 12% 12 to 15% 15 to 18% 18 to 21% 21% of meer

is in 2015 de op een na jongste regio en heeft naar verhouding bijna vier procentpunten minder 65-plussers dan gemiddeld in Nederland. De minst vergrijsde regio was en is Flevoland, waar momenteel slechts twaalf procent van de bevolking 65 jaar of ouder is. Flevoland heeft een relatief jonge bevolking omdat een belangrijk deel van deze polder pas in de tweede helft van de vorige eeuw bebouwd en bewoond werd, vooral door jonge gezinnen.

Geboorten Voor de langetermijnontwikkeling van de mate van vergrijzing in een regio is de ontwikkeling van het aantal geboorten door de tijd van belang. In regio’s waar

Figuur 1. Percentage 65-plussers in de bevolking per COROP-gebied, 1 januari

16 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 16

7/20/2016 3:31:38 PM


signalement van het cbs

jaarlijks meer baby’s worden geboren zal de vergrijzing afnemen, terwijl in regio’s waar ieder jaar minder kinderen worden geboren het aandeel ouderen onder de bevolking zal toenemen. In Nederland als geheel werden in 2014 ruim 175 duizend baby’s geboren, acht procent minder dan in 1995. Deze daling van het aantal geboorten vond niet in heel Nederland plaats. In vijf van de veertig COROP-regio’s nam het aantal geboorten juist toe. Dit zijn Flevoland en de regio’s van de vier grote steden. In veel regio’s buiten de Randstad en vooral die aan de randen van Nederland is het aantal geboorten juist met meer dan twintig procent teruggelopen in de afgelopen twintig jaar. De vergrijzing zal daardoor versterkt doorzetten aan de randen van Nederland, terwijl de nieuwe aanwas in de Randstad het vergrijzingsproces juist afremt. De grotere aandelen vrouwen in de vruchtbare leeftijd in de minder vergrijsde regio’s zijn gedeeltelijk het gevolg van selectieve vestiging en vertrek.

Verhuizingen Het aandeel van de bevolking dat jaarlijks tussen regio’s verhuist, is sinds 1995 min of meer constant gebleven. Toch heeft zich in de afgelopen twintig jaar een duidelijke verschuiving voorgedaan. Een steeds groter deel van de jongvolwassenen verhuist over regiogrenzen van een COROP-gebied heen: in 1995 verhuisde nog 5,5 procent van de negentienjarigen naar een andere Nederlandse regio, in 2014 was dit bijna negen procent. Dit is de leeftijd waarop veel jongeren aan een studie beginnen. Een deel van hen verhuist daarbij naar een universiteitsstad buiten de eigen regio. Mensen die ouder zijn dan 27 zijn ruimtelijk niet mobieler geworden. Mensen boven de vijftig verhuisden in 2014 zelfs iets minder over regiogrenzen dan in 1995. Hetzelfde geldt voor gezinnen met kinderen tot zeventien jaar. Het feit dat jongvolwassenen steeds vaker naar een andere regio verhuizen en dat mensen boven de dertig net zo mobiel of honkvaster zijn dan twintig jaar geleden, zorgt ervoor dat de groep interregionale verhuizers voor een steeds groter deel wordt gevormd door jongeren. In 2015 was meer dan de helft (52%) van de groep die over regiogrenzen heen verhuist, tussen 18 en 29 jaar oud.

65-79 jaar 50-64 jaar 40-49 jaar 30-39 jaar 25-29 jaar 18-24 jaar -50 2010-2014

-40

-30

-20

2005-2009

2000-2004

1995-1999

-10

0

10

per duizend inwoners per leeftijdsgroep

Figuur 2. Binnenlands migratiesaldo van perifeer gelegen regio’s zonder universiteit naar leeftijd, gemiddeld over vijf jaren

Vrouwen Onder jongvolwassenen (18-29 jaar) verhuizen vrouwen vaker naar een andere regio dan mannen. Dat verschil is in de afgelopen twintig jaar groter geworden. In 2014 verhuisde bijna acht procent van de 18- tot 29-jarige vrouwen naar een andere Nederlandse regio tegenover ruim zes procent van de mannelijke leeftijdsgenoten. Deze trend sluit aan bij de ontwikkeling dat steeds meer vrouwen een universitaire opleiding volgen. Als dertiger zijn mannen wat mobieler dan vrouwen. Dit is voor veel mensen de levensfase waarin gezinsvorming plaatsvindt. Ook tussen de 40 en de 65 jaar, grofweg overeenkomend met het tweede deel van de arbeidsloopbaan, verhuizen mannen iets vaker dan vrouwen over regiogrenzen. In deze levensfase zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen klein en bovendien komt verhuizen over langere afstand vanaf de leeftijd van veertig jaar beduidend minder vaak voor. Kortom, jongeren en vooral jonge vrouwen zijn steeds bepalender voor de interregionale migratie en daarmee voor de ruimtelijke herverdeling van de bevolking over Nederland. Het gevolg hiervan is dat interregionale migratie steeds belangrijker wordt voor de leeftijdsopbouw van regionale bevolkingen.

Grootstedelijk Daarnaast geldt dat de interregionale verhuisstromen in vergelijking met twin-

tig jaar geleden meer gericht zijn op de grotere steden en op de Randstad. Steeds meer 18- tot 24-jarigen trekken naar de grootstedelijke regio’s en steeds minder 25- tot 29-jarigen en dertigers keren terug naar hun oorspronkelijke regio. Het toegenomen aandeel jongvolwassenen dat naar de regio’s met een universiteit verhuist, hangt samen met de sterk gestegen deelname aan het hoger onderwijs. Verder blijft de migratie van dertigers uit de grootstedelijke regio’s voor een groot deel binnen de Randstad. Werkgelegenheid en carrièreperspectieven en het toegenomen belang van de dienstensector die zich vooral in steden concentreert, spelen hierbij een rol. Bovendien is het aandeel gezinnen waarin beide partners werken toegenomen, waardoor bij een verhuizing beiden een geschikte baan moeten kunnen vinden binnen een acceptabele reisafstand. De keerzijde is dat de perifere gebieden, vooral die zonder universiteit, steeds meer jongeren verliezen, terwijl zij na hun studie vaak niet terugkeren. Het aandeel jongvolwassenen neemt daardoor direct af en het indirecte gevolg is dat, ook bij een gelijk blijvende vruchtbaarheid, het aantal geboren kinderen per duizend inwoners afneemt.

Een uitgebreide versie van dit onderzoek is te vinden op cbs.nl/bevolkingstrends.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 17

TSB_16_04.indd 17

7/20/2016 3:31:39 PM


participatiewet

Als ergens het begrip maatwerk van toepassing is, dan is het wel bij beschut werk. Voor een gemeente met honderdduizend inwoners gaat het om ongeveer tien plekken per jaar.1 Als de betrokkenen niet denken in kaartenbakken en beperkende regels, maar in individuele personen en beleidsvrijheid, dan blijkt er veel mogelijk. DOOR Tea Keijl

Inspiratie bij het organiseren van beschut werk

Maak de schutting op maat voor persoonlijke situatie en ontwikkelmogelijkheden

D

e meeste cijfers uit de Participatiewet zijn bekend: 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking: 100.000 in de marktsector en 25.000 in de overheidssector. Ook het getal 30.000 duikt geregeld op, als aantal dat op termijn nodig wordt geacht voor beschut werk, de opvolger van de sociale werkvoorziening. Maar als je aan de slag wilt met beschut werk, wordt de materie steeds complexer naarmate je er dieper induikt, alle vuistdikke handreikingen en kennisdocumenten ten spijt. Voor de betrokken ambtenaar, begeleider of werkgever doemt er een metershoge schutting op vol regelgeving en definities. Maar vooral: je leest nauwelijks iets over de mensen om wie het werkelijk gaat. En daar lijkt hem nou net de crux te zitten, want de cijfers hierboven moeten niet als groepen gezien worden, maar als individuen. Elke persoon is anders en in elke unieke situatie is er een best passende werkplek te creëren, met zo

veel mogelijk ontwikkelperspectief. Daarom vijf bouwstenen die helpen om die beste plek vanuit de menselijke maat te benaderen. Een praktijkvoorbeeld toont vervolgens aan dat beschut werk helemaal niet duurder hoeft te zijn dan andere voorzieningen vanuit de Participatiewet of de Wmo.

Beleidsvrijheid Op verschillende plekken wordt geëxperimenteerd met combinaties van dagbesteding en beschut werk.2 3 Bij Ons Bedrijf in Barneveld bijvoorbeeld, waar onder één paraplu beide soorten plekken bestaan. De medewerkers zijn er ‘deelnemers’, dus geen cliënten. Bij de

Bouwstenen voor beschut werk Dit artikel is gebaseerd op een inspiratiesessie over beschut werk, georganiseerd door Zet – Schakel naar sociaal resultaat. In opdracht van onder meer de provincie Noord-Brabant is Zet al jaren in woord en daad pleitbezorger van een inclusieve samenleving. Een inclusieve arbeidsmarkt is daarin een van de belangrijkste elementen. Tijdens de inspiratiesessie bracht Zet de werelden van werkgevers, gemeenten, zorginstellingen en werknemers met een arbeidsbeperking bij elkaar. Uit de sessie vallen vijf bouwstenen bij het organiseren van beschut werk te destilleren: • Gebruik de beleidsvrijheid om te experimenteren; • Uitdagen moet, maar doe het zorgvuldig; • Benut de bestaande expertise bij SW-bedrijven; • Deel als overheid en werkgever de risico’s; • Hou het eenvoudig. Zet – Schakel naar sociaal resultaat | www.wijzijnzet.nl

18 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 18

7/20/2016 3:31:40 PM


Fotolia

participatiewet

De begeleiding tijdens de dagbesteding richt zich de laatste tijd steeds meer op de (werkgerelateerde) ontwikkeling van mensen, hetgeen binnen de sociale werkvoorziening altijd al gemeengoed was.

dagbestedingsactiviteiten ligt het accent op zinvol en aangenaam bezig zijn, bij de hout- en metaalbewerking staat het leren en ontwikkelen meer centraal. Maar voor alle deelnemers geldt dat talenten worden herkend en gestimuleerd. Het werk in arbeidsmatige dagbesteding of activering en beschut werk heeft veel raakvlakken: ook al heeft elke medewerker zijn eigen achtergrond, de intensiviteit van de begeleiding en de loonwaarde zijn vergelijkbaar. De begeleiding tijdens de dagbesteding richt zich de laatste tijd steeds meer op de (werkgerelateerde) ontwikkeling van mensen, hetgeen binnen de sociale werkvoorziening altijd al gemeengoed was. Deze experimenten passen uitstekend in de tijdgeest van integraal werken. De huidige wetgeving maakt het ook mogelijk, dankzij de beleidsvrijheid die de Participatiewet biedt4 en het feit dat gemeenten tegenwoordig zelf de toegang tot dagbesteding regelen, nu daar geen CIZ indicatie meer aan te pas komt. Dankzij het bij elkaar brengen van (geldstromen voor) zorg en werk kunnen gemeenten in

samenwerking met zorginstellingen en sw-bedrijven een doorlopende keten organiseren waarin mensen kunnen doorstromen in de richting van regulier werk. Het is dan wel zaak dat elke medewerker een deskundige begeleider heeft, die de specifieke problematiek en de ontwikkelmogelijkheden nauwgezet volgt. Dat is niet alleen beter voor de mensen om wie het gaat, maar er valt ook winst te halen door het slim benutten van infrastructuur, begeleiding, vervoer en gebouwen van beide sectoren. Ook kunnen gemeenten beschut werk en dagbesteding gezamenlijk aanbesteden.

Uitdagen De beleidsvrijheid biedt de mogelijkheid wat vaker buiten de gebaande paden te treden. Dat doen klantmanagers nog veel te weinig, zeker als het gaat over de ontwikkelmogelijkheden van mensen. Dat vindt althans Marc Bever, senior beleidsadviseur economie & arbeidsmarkt bij de gemeente Tilburg. De betrokkenen moeten volgens hem veel meer kijken naar wat mensen wél kunnen:

‘Kennelijk zit het systeem zo in elkaar, dat er heel erg wordt uitgegaan van wat iemand niet kan. Je moet van mij ook geen astronaut willen maken. Maar we kunnen allemaal waarschijnlijk toch net iets meer dan we zelf denken. Volgens mij moet het systeem veel uitdagender.’ Anneke Westerlaken is project adviseur bij Cedris en zij deelt deze mening niet: ‘Ik heb echt een allergie voor mensen die tegen stotteraars zeggen dat ze radio-dj kunnen worden. Het gaat niet voor niets over een groep mensen, die meer dan andere, veiligheid, stabiliteit en begeleiding nodig heeft.’ Westerlaken heeft de ervaring dat mensen zichzelf dikwijls overschatten. Ze hecht daarom aan een goede ‘balans tussen uitdagen en tegen zichzelf beschermen. We moeten niet doen alsof de markt dat allemaal gaat oplossen en regelen. Ik pleit voor maatwerk aan de voorkant.’

Benut bestaande Een bijkomend voordeel van genoemde combinaties met dagbesteding is dat op deze manier de expertise van de sw-besociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 19

TSB_16_04.indd 19

7/20/2016 3:31:40 PM


participatiewet

drijven ingebracht kan worden in nieuwe constructies. SW-bedrijven hebben veel ervaring met het stimuleren om diploma’s te halen, met nieuwe leer-werklijnen ontwikkelen en met trainingen voor medewerkers. SW-bedrijven hebben van oudsher ook goede contacten met het Voortgezet Speciaal Onderwijs en het Praktijkonderwijs. Het voortbestaan van een aantal SW-bedrijven is misschien niet gegarandeerd, maar door dit soort vernieuwende constructies wordt het kind tenminste niet met het badwater weggegooid. De expertise van SW-bedrijven kan overigens ook prima in het bedrijfsleven ingezet worden. Dat kan bij een reguliere werkgever, of bij een sociale firma of onderneming. Een sociale onderneming combineert de commerciële kwaliteiten van een ondernemer met de maatschappelijke drijfveren van een SW-bedrijf.5

Deel risico’s Werkgevers kunnen de werknemer zelf in dienst nemen. De gemeente maakt in dat geval afspraken met de werkgever over de aanpassingen en begeleiding.6 Vaak echter kiezen partijen voor detachering van de sw-medewerkers omdat de risico’s voor de private ondernemers dan kleiner zijn en de medewerkers meer zekerheid hebben. Ook al telt beschut werk niet mee voor de banenafspraak7, de praktijk leert dat er toch voldoende werkgevers zijn die beschut werk aan willen bieden. Marnix Malmberg van Springplank0408 koppelt in Eindhoven werkgevers en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt aan elkaar: ‘Wij zijn in contact gekomen met heel veel ondernemers, die allemaal zeggen: “Ja dat willen we graag.” De werkgevers waar wij mee werken vinden het gewoon belangrijk, ook los van een pressiemiddel als het quotum.’9 Mariëlle de Groot stond als projectmanager aan de wieg van ONS in Breda, een buurthuis en collectief bewonersbedrijf

Beschut werk: de feiten • Beschut werk is als instrument in de Participatiewet opgenomen voor mensen die een dusdanige mate van begeleiding en aanpassing(en) nodig hebben, dat dat niet van een reguliere werkgever kan worden verwacht. • Plekken voor beschut werk tellen niet mee voor de banenafspraak; het zijn twee elkaar uitsluitende groepen.10 Bij beschut werk is de begeleiding doorgaans intensiever. • Gemeenten doen een voorselectie. Vervolgens vraagt de gemeente advies aan UWV voor het vaststellen of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. UWV beoordeelt op basis van landelijke criteria. • Op het continuüm van participatievoorzieningen valt beschut werk te plaatsen tussen arbeidsmatige dagbesteding (bekostigd vanuit de Wmo) en banen in het kader van de banenafspraak (vanuit de Participatiewet).11 • Een verschil met arbeidsmatige dagbesteding is dat beschut werk loonvormend is en plaatsvindt in een werk-gever-werknemer-relatie. Dagbesteding gebeurt veelal met behoud van uitkering. • Gemeenten en werkgevers zijn soms huiverig om beschut werk te creëren uit angst voor financiële risico’s. In dat kader is het goed om te weten dat er tussen 2016 en 2020 zo’n 100 miljoen euro extra beschikbaar komt als stimulans.

gerund door wijkbewoners met behoud van uitkering binnen een regelarme zone. Zij bevestigt het beeld dat er ook buiten de muren van de SW-bedrijven genoeg welwillende ondernemers zijn: ‘Zodra je niet via de reguliere kanalen zoekt, vind je ze.’

Eenvoudig Ondernemers hebben de naam zaken niet nodeloos complex te maken; een eigenschap die zeer nuttig is bij het organiseren van beschut werk. Oog hebben voor de werknemers en tegelijkertijd het bedrijfsbelang in de gaten houden, hoeft ook helemaal niet ingewikkeld te zijn. Als ondernemer kun je immers alleen continuïteit bieden aan de werknemers als er geld in het laadje komt. De Groot noemt als voorbeeld: ‘Bewonersbedrijven die als coöperatie het buurthuis exploiteren met een verhuurbedrijf, een cateringbedrijf, een naaiatelier. Daarmee verdienen ze budget voor hun eigen scholing.’ In veel gevallen ontstaat het werken met mensen met een arbeidsbeperking

op een natuurlijke en vanzelfsprekende manier. Bijvoorbeeld door de schoonmaak of catering bewust in te kopen bij bedrijven die werken met mensen met een arbeidsbeperking. Of via een stage vanuit het Praktijkonderwijs. Of door je neef met autisme of je slechthorende buurmeisje wat werkervaring te bieden. Voor je het weet is de wederzijdse betrokkenheid zo groot dat je een plek voor beschut werk hebt gecreëerd. Kortom: beschut werk organiseren lijkt heel complex, tot je er gewoon aan begint.

Financiële plaatje Beschut werk heeft de naam een dure voorziening te zijn, althans bij een deel van de gemeenten en werkgevers. Dat is niet terecht, betoogt Gerard Ruis, senior medewerker bij Cedris. Als interessant voorbeeld noemt hij de aanpak in Leiden, waar ze koersen op jaarlijks vijftien fte beschut werk. ‘De gemeente Leiden heeft de uitvoering van de Wsw ondergebracht bij DZB, een onderdeel van de eigen gemeentelijke organisatie,

‘Iemand met een IQ van zeg rond de tachtig kan heel ver komen, met de goede begeleiding en in de juiste setting. Dan kan hij maximaal presteren en dus zijn loonwaarde optimaliseren.’ 20 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 20

7/20/2016 3:31:51 PM


participatiewet

waar alles wat op werk en re-integratie betrekking heeft wordt uitgevoerd. Alle middelen die daarvoor beschikbaar zijn binnen het kader van de Participatiewet worden ingezet via DZB. Mensen met een indicatie beschut werk zijn in dienst bij een stichting die is ondergebracht bij DZB. De werkzaamheden kunnen in het SW-bedrijf zijn of bij reguliere werkgevers, via groepsdetachering.’ Het financiële plaatje is te zien in tabel 1.12 De in 2015 gerealiseerde cijfers hebben laten zien dat de kosten van een werkplek nieuw beschut werk onder de duizend euro blijven.13 De verklaring voor dit bescheiden bedrag ligt volgens DZB in hun focus op startende ondernemingen in de eerste groeifase en veel aandacht voor flexibiliteit en partnerschap. Er wordt bovendien zoveel als mogelijk meteen bij de ondernemer in huis gewerkt. Ruis vult aan: ‘Maar cruciaal is volgens DZB ook de moeite die ze doen om de netto toegevoegde waarde van de medewerkers te verhogen én voor de medewerker in kwestie aantrekkelijk werk te realiseren. Hun aanpak blijkt al vijf jaar effectief.’

Toegevoegde waarde Het verhogen van de netto toegevoegde waarde is niet voor iedereen even eenvoudig. Maar bij mensen met een licht verstandelijke beperking is die kans heel realistisch, en kan beschut werk echt het verschil maken, weet Ruis. ‘Er wordt vaak gezegd dat het voor de werknemer niet uitmaakt of ze naar dagbesteding gaan of naar het werk. Maar dat geldt

zeker niet voor iemand met een licht verstandelijke beperking. Die weet heel goed het verschil tussen een werkgever en een salaris hebben of met behoud van uitkering de spreekwoordelijke geitjes mogen knuffelen. Iemand met een IQ van zeg rond de tachtig kan heel ver komen, met de goede begeleiding en in de juiste setting. Dan kan hij maximaal presteren en dus zijn loonwaarde optimaliseren. En dus is er dan ook een realistische business case te maken, waarin het financieel interessant is voor gemeente, werkgever en werknemer. Ik maak me in dit verband wel zorgen over de criteria die UWV hanteert bij het indiceren; zij kijken vooral naar de medische aspecten en nauwelijks naar bijkomende problemen, terwijl die juist bij deze groep vaak heel complex zijn.’ Met het uitspreken van deze zorg, en zijn verhaal over de aanpak in Leiden, onderstreept Ruis nog maar eens het belang van goed kijken naar elke unieke situatie en de individuele mogelijkheden. Door zorgvuldig uit te dagen kan iemand optimaal presteren, en verschijnt er onder aan de streep ook in financieel opzicht de meest gunstige uitkomst. Ofwel: beschutting op maat. Tea Keijl is eindredacteur van Sociaal Bestek en freelance journalist in het sociaal domein.

2. Uitwerking arbeidsmatige activering en beschut werk in Ede | www.onsbedrijfbarneveld.nl. 3. cedris.nl/nieuws/detail/article/pilot-beschut-werk-arbeidsmatige-dagbesteding.html. 4. Handreiking Beschut werk. Programmaraad, 2014. www.samenvoordeklant.nl. 5. Verzelfstandiging van sw-activiteiten biedt kansen. In: Sociaal Bestek 2016, nr 2. 6. Handreiking Beschut werk. Programmaraad, 2014. www.samenvoordeklant.nl. 7. Kennisdocument beschut werk. Ministerie SZW, maart 2016. 8. Zie ook Sociaal Bestek 2015, nr 4, p 18 en Sociaal Bestek 2016, nr 1, p 32. 9. Malmberg werkt met mensen met afstand tot de arbeidsmarkt in het algemeen. Dus ook met mensen die wel meetellen voor het quotum. (Beschut werkplekken tellen daarvoor niet mee.) 10. Kennisdocument beschut werk. Ministerie SZW, maart 2016. 11. Sociale activering zou nog tussen arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk geplaats kunnen worden. Maar sociale activering is altijd gericht op een vervolgtraject, dus per definitie tijdelijk. 12. Beschut werk in de praktijk. Tom de Haas voor Cedris, 2016. 13. Zie ook de Factsheet De feiten over beschut werk: werken loont. Cedris raamt hierin de kosten voor thuiszitten met een uitkering op ongeveer 16.000 euro per jaar, die voor participatievoorzieningen op 25.000 euro, en die voor beschut werk op 20.000 euro. Divosa hanteert andere cijfers: in de brief aan de Vaste Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 24 juni 2016 noemt Divosa een tekort van acht- tot tienduizend euro per beschutte werkplek. Cedris.nl.

Noten 1. Factsheet De feiten over beschut werk: werken loont. Cedris, 2015. Cedris.nl.

Tabel 1. Opbrengsten en kosten beschut werk

Beschut oud

Beschut nieuw

NTW

€ 9.625,-

€ 8.700,-

Subsidie

€ 26.200,-

€ 16.000,-

Begeleiding

€ 0,-

€ 8.500,-

Salaris

- € 26.364,-

Salaris WML

- € 23.000,-

Organisatie

- € 13.285,-

- € 11.170,-

Tekort

- € 3.823,-

- € 970,-

NTW = Netto toegevoegde waarde In deze cijfers zitten onzekerheden, want het niveau van de instroom in beschut werk en daarmee de NTW daalt naar verwachting. Het salaris kan veranderen als er een cao komt voor nieuw beschut werk. Er is geen rekening gehouden met positieve effecten van bijvoorbeeld de Wet de Wet Lage inkomensvoordeel (LIV) en de beschut werken bonus. De LIV maakt het voor werkgevers aantrekkelijker om mensen met lage lonen in dienst te nemen en kan oplopen tot € 2000 euro per FTE per jaar. De beschut werken bonus omvat in totaal 100 miljoen euro om over een periode van vijf jaar meer plekken beschut werk te realiseren.

De Tweede Kamer besprak de Participatiewet op 29 juni. Op de agenda stond onder meer het voorstel van staatssecretaris Klijnsma om gemeenten te verplichten beschut werk te realiseren. VNG en Divosa hebben zich tegen dit voorstel uitgesproken. Cedris is niet per se tegen verplichting, maar vindt net als VNG en Divosa dat er in dat geval wel structureel geld bij moet. Houd het volgende nummer van Sociaal Bestek in de gaten voor een update.

Bron: Publicatie Beschut werk in de praktijk. Tom de Haas voor Cedris, 2016.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 21

TSB_16_04.indd 21

7/20/2016 3:31:51 PM


maatschappelijke ondersteuning

De toekomst van beschermd wonen

Samen bouwen aan beschermd thuis DOOR Jolanda van Egmond, Stefan de Weerdt, Frans de Jong

Er is voor gemeenten een nieuwe transitieopgave. Beschermd wonen wordt van de centrumgemeenten gedecentraliseerd naar afzonderlijke gemeenten. De verwachting is dat dit over een periode van vijftien jaar stapsgewijs wordt ingevoerd. Dit lijkt nog lang te duren maar toch is het verstandig als gemeenten en instellingen nu in actie komen.

M

et de decentralisatie van de AWBZ hebben gemeenten per 1 januari 2015 ook de verantwoordelijkheid gekregen voor beschermd wonen. In Nederland maken ruim 20.000 mensen hiervan gebruik.1 Landelijk zijn er 43 centrumgemeenten verantwoordelijk voor het organiseren van beschermd wonen.2 De taken verschuiven van de centrumgemeenten naar de afzonderlijke gemeenten en zij zijn vanaf dat moment verantwoordelijk voor inwoners die ondersteuning nodig hebben in een beschermde woonomgeving. De middelen voor deze taken worden momenteel aan de hand van een historisch verdeelmodel over de gemeenten verdeeld. Het voornemen van het Rijk is om het budget te gaan herverdelen op basis van het objectieve verdeelmodel. Dit model is namelijk ook van toepassing voor de andere taken in het Sociaal Domein. De invoeringsdatum staat nog ter discussie. Zoals het er nu naar uit ziet gaat dit niet eerder plaatsvinden dan 1 januari 2018.

Doelgroep Beschermd wonen is primair bedoeld voor mensen met psychische of psychosociale problemen die niet zelfstandig kunnen wonen en in de directe nabijheid 24Â uur per dag toezicht of ondersteuning nodig hebben. Het kan gaan om mensen van allerlei leeftijden met een zeer uiteenlopende levensgeschiedenis. Naast de psychische of psychosociale

problemen kan er ook sprake zijn van beperkte cognitieve vermogens, lichamelijke of zintuigelijke beperkingen, mobiliteitsproblemen en middelengebruik. Vaak gaat dit samen met problemen zoals beperkte (of geen) arbeidscapaciteit, armoede en schulden. Door gemeenten verantwoordelijk te maken voor het organiseren van zorg en ondersteuning aan deze doelgroep kunnen inwoners in de eigen wijk of leefomgeving blijven wonen. Geheel in het gedachtengoed van een inclusieve samenleving. De koerswijziging van het Rijk ten aanzien van beschermd wonen ligt in de lijn met de visie achter de Wmo waarin de zelfredzaamheid van inwoners bovenaan staat. Dit zal naar verwachting de volgende grote transitieopgave voor gemeenten worden. Wat vraagt dit van gemeenten, instellingen en inwoners?

Dannenberg De commissie Toekomst beschermd wonen, beter bekend als de commissie Dannenberg, heeft op 12 november 2015 in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geadviseerd de herverdeling van middelen voor het beschermd wonen gefaseerd in te voeren over een periode van vijftien jaar. De commissie spreekt over een omslag van beschermd wonen naar het nieuwe beschermd thuis. Ook de verantwoordelijkheden die dat met zich mee brengt worden over diezelfde periode overgedragen. En dat is maar goed ook, want in de

tussentijd moeten gemeenten volgens de commissie Dannenberg in nauwe samenwerking met zorgaanbieders, zorgverzekeraars en woningcorporaties inzetten op: - Toereikende dagbesteding, vrijwilligerswerk en betaald werk; - Optimale ondersteuning van het sociale netwerk; - Ondersteuning en zorg moeten dichtbij en snel beschikbaar zijn; - Geschikte algemene voorzieningen; - Nieuwe betaalbare woningen: in sommige regio’s zijn er extra, betaalbare woningen nodig.3

Simpel Eigenlijk is de opgave voor gemeenten heel simpel: zorg er voor dat mensen die een beschermd thuis nodig hebben zo lang mogelijk in hun eigen, vertrouwde omgeving kunnen wonen. Waar mogelijk op eigen kracht, met ondersteuning van vrijwilligers of met hulp van naasten en als dat niet kan, met professionele hulp. Dat geldt voor iedereen, dus ook voor mensen in een beschermde woonsituatie. Maar daar houdt dan ook gelijk het simpele op. Deze nieuwe aanpak is wezenlijk anders dan de wijze waarop de huidige doelgroep ondersteuning vanuit het beschermd wonen ontvangt. Bij beschermd wonen hebben we het over woonvormen. Die kunnen kleinschalig zijn, maar hoe kleinschalig valt te bezien en hangt af van de mate van begeleiding die nodig is. Vaak bestaat het huidige

22 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 22

7/20/2016 3:31:51 PM


Fotolia

maatschappelijke ondersteuning

Beschermd wonen is primair bedoeld voor mensen met psychische of psychosociale problemen die niet zelfstandig kunnen wonen en in de directe nabijheid 24 uur per dag toezicht of ondersteuning nodig hebben.

beschermd wonen uit één of meer gewone woonhuizen, die al dan niet zijn aangepast en soms geschakeld zijn zodat men binnendoor van de ene naar de andere woning kan. Hoe meer begeleiding er nodig is, des te groter het aantal bewoners moet zijn om de exploitatie rendabel te krijgen. Bij 24-uurs begeleiding hebben de meeste zorgaanbieders al snel twintig á dertig bewoners nodig. Zoveel mensen vallen niet gemakkelijk in één eengezinswoning onder te brengen. In vier tot zes geschakelde woonhuizen lukt dat wel, maar ook dan is het niet altijd eenvoudig te realiseren. De opgave van gemeenten stopt niet met het (laten) regelen van passende huisvesting maar ook dagbesteding en een stabiele financiële situatie zijn wenselijk om een zo normaal mogelijke woonwerkomgeving te creëren. Idealiter zijn de woonfunctie en de dagbesteding op verschillende locaties, want dat komt de participatie van inwoners ten goede. Het is wel handig als beide zich in elkaars nabijheid afspelen, anders gaat veel geld naar (gespecialiseerd) vervoer.4

Speelveld Het decentraliseren van het beschermd wonen naar een beschermd thuis sluit aan bij de gedachte van de Wmo waarbij men ervan uitgaat dat een gemeente veel beter zicht heeft op het bieden van lokale, passende en waar mogelijk preventieve

middelen voor het in een vroegtijdig stadium oplossen van een hulpvraag. Hiermee wordt voorkomen dat een duurdere intramurale voorziening nodig is, immers thuis wonen in een eengezinswoning in de wijk is veel goedkoper. En je kunt gebruik maken van je eigen netwerk. Om hierop in te spelen is het voor gemeenten belangrijk eerst het speelveld in beeld te krijgen: Om hoeveel mensen gaat het? Is er een wachtlijst? Hoe zit de woningmarkt in de gemeente en regio in elkaar? Wat zijn de mogelijkheden van de regionale woningcorporatie(s)? Wat willen de zorgaanbieders in de gemeente met hun vastgoed? Zijn projectontwikkelaars geïnteresseerd? Zijn er straks voldoende opties voor dagbesteding in de gemeente of de directe omgeving? En wat kan men straks lokaal, regionaal of provinciaal bieden?

Herbestemming Een uitdaging is het feit dat de woningmarkt in heel Nederland op slot zit. Er is weinig doorstroming en gemeenten hebben meer groepen te bedienen. Dit kan een onderwerp van discussie zijn in de onderhandelingen met de woningbouwcorporaties. Vanuit het beleid van scheiden van wonen en zorg, sluiten de verzorgingshuizen in ons land. Maar verzorgingshuizen komen gefaseerd beschikbaar, zijn vaak verouderd en vragen forse investeringen voordat zij

geschikt zijn voor een beschermd thuis. De eigenaren van verzorgingshuizen zien vaak weinig in de rol van exploitant van vastgoed en zullen er eerder voor kiezen het pand af te stoten. In sommige gevallen is de gemeente eigenaar van de grond of heeft het kavel een maatschappelijke bestemming. Voor gemeenten ligt hier de gelegenheid om op de regisseursstoel plaats te nemen en er voor te zorgen dat de juiste partijen elkaar vinden en de juiste dingen doen in het belang van de doelgroepen. Door als gemeente nu al een strategie te bepalen kan de komende jaren bij herbestemming van verzorgingshuizen rekening gehouden worden met deze ontwikkelingen. Indien de gemeente tevens eigenaar is, is het interessant te onderzoeken of er mogelijkheden zijn een gedeelte van opbrengsten van verkoop van een kavel beschikbaar te stellen voor de doelgroep. Bijvoorbeeld voor aanpassingen aan de openbare ruimte die bijdragen aan het langer zelfstandig thuis wonen. Denk aan het verharden of verbreden van een toegangspad en in een complex bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van domotica. Daarbij is het heel belangrijk om te beseffen dat mensen die een beschermd thuis nodig hebben niet in staat zijn om een hoge huurprijs te betalen, dus hier zullen gemeenten in gezamenlijkheid met de bouwer iets op moeten vinden.5 sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 23

TSB_16_04.indd 23

7/20/2016 3:31:51 PM


maatschappelijke ondersteuning

Daarbij valt te denken aan kleine studio’s of eengezinswoningen die zo zijn ingericht zijn dat er meer mensen bij elkaar kunnen wonen, met behoud van voldoende privacy.

Mixen De commissie Dannenberg geeft aan dat mensen met psychiatrische en sociaal-maatschappelijke problemen hun zelfstandigheid vaker behouden als passende ondersteuning in de thuissituatie sneller beschikbaar is. Als dit goed georganiseerd wordt, zal een deel van de inwoners die momenteel in een beschermde woonomgeving verblijft straks (langer) thuis kunnen blijven wonen.

voor nieuwbouw vanaf de tekentafel totdat het pand er daadwerkelijk staat. En, zoals altijd vanuit gemeenteperspectief: budgetten worden door het Rijk afgeroomd. Specialisten uit het sociaal domein moeten op één lijn komen met hun collega’s van het domein ruimte en vastgoed. Dit gaat niet vanzelf. Degenen die zich bezig houden met de bouw en het beheer van huizen en zij die zich bezig houden met de mensen die daarin wonen, praten niet automatisch met elkaar. Toch is het essentieel dat gemeenten vanuit een gezamenlijk standpunt optreden en de dialoog aangaan met woningcorporatie, zorgaanbieders en projectontwikkelaars. Voor een zorgaan-

Niet alleen de doelgroep voor een beschermd thuis is gebaat bij betaalbare huisvesting. Ook jongeren, ouderen, starters, statushouders en arbeidsmigranten.

-

De samenwerking binnen het ambtelijk apparaat. Collega’s van het sociaal domein het domein ruimte en vastgoed moeten elkaar kennen en gezamenlijk optrekken; - Indachtig Dannenberg: weet elkaar te vinden als gemeente, zorgaanbieder, woningcorporatie en zorgverzekeraar. Ten slotte: inwoners laten zich niet door grenzen beperken, de decentralisatie biedt de mogelijkheid om lokaal, regionaal of provinciaal afspraken te maken die aansluiten bij behoeften van inwoners. Afhankelijk van de schaal van de gemeente zullen andere keuzes gemaakt worden. Echt kleine gemeenten zullen wellicht beter een coalitie met de voormalige centrumgemeente kunnen aangaan dan zelf een aantal woningen te bouwen. Dit lijkt paradoxaal maar zolang dit in het belang van de inwoner is, is dit het overwegen waard. Jolanda van Egmond is strategisch adviseur Sociaal Domein Gemeente De Ronde Venen | j.vanegmond@derondevenen.nl Stefan de Weerdt is adviseur Maatschappelijke Ontwikkeling, BMC Implementatie | stefande-

Voor het andere deel van de inwoners is dit geen oplossing en blijft intramurale ondersteuning nodig. Het is daarbij interessant om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor het mixen van doelgroepen. Immers, niet alleen de doelgroep voor een beschermd thuis is gebaat met betaalbare huisvesting. Dat geldt ook voor jongeren, ouderen, starters, statushouders en arbeidsmigranten. Experimenten op dit terrein leren dat de acceptatie door de buurt in het begin laag is en mettertijd steeds meer toeneemt.6 De slagingskans om mensen uit kwetsbare doelgroepen bij elkaar te laten wonen vraagt om intensieve begeleiding. Wees alert op de acceptie door omwonenden. Aanbieders en gemeenten kunnen niet vroeg genoeg beginnen met het betrekken van wijkbewoners. Zij moeten zorgen voor een vast communicatiepunt in de wijk en niet alleen voorafgaand aan het project, maar ook in latere stadia.

Tekentafel Het is nu de tijd voor gemeenten om de regisseursrol op te pakken. Het realiseren en beschikbaar stellen van passende woonruimte kost tijd; reken acht jaar

bieder is het nu tijd om de plannen met betrekking tot vastgoed zo snel mogelijk kenbaar te maken bij de gemeente en te onderzoeken waar gezamenlijke mogelijkheden liggen om deze nieuwe taak vorm te geven. Het is nu tijd om allianties aan te gaan en samen te bouwen aan een beschermd thuis.

Actie De voorbereidingen van de decentralisatie van het beschermd wonen naar een beschermd thuis vergen veel tijd en afstemming. Denk aan: - Het regelen van dagbesteding en een beschermd thuis binnen de gemeente. Voorkom daarbij hoge reiskosten; - Het bieden van hulp en ondersteuning in een zo vroeg mogelijk stadium om instroom naar duurdere woonvoorzieningen te voorkomen; - Het budget van toekomstige bewoners bij nieuw- of verbouw. Zij zijn over het algemeen niet in staat hoge huren op te brengen; - Adequate begeleiding, vooral bij mix van doelgroepen; - Het tijdig betrekken van omwonenden en hen betrokken te houden via een centraal informatiepunt;

weerdt@bmc.nl Frans de Jong is strategisch adviseur Wonen, Welzijn en Zorg Sociaal Domein Gemeente De Ronde Venen | f.dejong@derondevenen.nl

Noten 1. Trimbos Instituut: Nederland telt ongeveer 280.000 mensen met ernstige psychische aandoeningen. Het grootste deel van deze groep woont op zichzelf, met ambulante zorg. Een kleine groep woont in een instelling of beschermende woonvorm. 2. Naast beschermd wonen organiseren de centrumgemeenten ook van oudsher de maatschappelijke opvang. We zien vaak dat mensen vanuit de maatschappelijke opvang doorstromen naar Beschermd Wonen. 3. Advies commissie Toekomst beschermd wonen, “Van beschermd wonen naar een beschermd thuis”, 11 november 2015, zie voor het volledige rapport de website van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. 4. Dagbesteding heeft onder meer tot doel om een dagritme te geven en een werksituatie na te bootsen. Om die reden is het prettig als wonen en werken niet op dezelfde locatie plaatsvinden. 5. Dit geldt natuurlijk evengoed voor doelgroepen als jongeren, statushouders et cetera. 6. ‘De Magic Mix’ - Een verkenning van wooncomplexen waar verschillende doelgroepen gemengd wonen Platform31, februari 2016.

24 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 24

7/20/2016 3:32:00 PM


thema armoede en schuldhulpverlening

Het Nibud berekent al sinds jaar en dag de bestedingsruimte van verschillende huishoudtypen bij diverse inkomensniveaus. Vooral bij de lagere inkomens (bijstandsniveau en iets daarboven) is het elk jaar weer de vraag in hoeverre we daadwerkelijk kunnen spreken van ‘ruimte’. Lang niet alle huishoudtypen met een laag inkomen kunnen de begroting rond krijgen. DOOR Corinne van Gaalen en Marcel Warnaar

Conclusies uit Nibud-berekeningen voor gemeenten

Een laag inkomen en hoge zorgkosten, kan dat?

M

eestal lukt het nog wel als het gaat om de basisuitgaven (onvermijdbare kosten zoals huur, energie, voeding en kleding), maar voor uitgaven aan sociale participatie blijft er vaak te weinig over. Bij stellen met drie kinderen ontstaat zelfs een negatief saldo als zij alleen de basisuitgaven doen. Deze toch al zorgwekkende bevindingen roepen de vraag op hoe het huishouden draaiende gehouden kan worden, als ook nog sprake is van persoonlijk onvermijdbare kosten zoals de aflossing van schulden of kosten als gevolg van ziekte of handicap. Over dit laatste, de combinatie laag inkomen - (hoge) zorgkosten, gaat dit artikel.

Kosten De kosten van de zorg in Nederland stijgen en als gevolg hiervan zullen zorgkosten voor consumenten een steeds groter gedeelte van het inkomen beslaan. Deze trend is al enige jaren zichtbaar. In de eerste plaats zijn daar de kosten voor de verplichte basisverzekering. De nominale premie ligt rond de honderd euro per maand. Voor AOW-gerechtigden en zelfstandigen komt daar de inkomensafhankelijke premie nog bovenop. Daarnaast zullen veel mensen kiezen voor een aanvullende verzekering voor bijvoorbeeld fysiotherapie. De premie hiervan varieert van 7 euro tot 42 euro per maand, afhankelijk van het pakket.

Een tandartsverzekering zit hier niet bij, die moet apart worden afgesloten. Zodra iemand zorg nodig heeft gaat het eigen risico spelen: de eerste 385 euro aan zorgkosten betalen we zelf. En dan zijn er nog de eigen bijdragen die los staan van dit eigen risico. Zo vragen bepaalde medicijnen een eigen bijdrage, evenals hulpmiddelen zoals hoortoestellen of kunstgebitten. Ook voor zorg via de Wet maatschappelijke on-

ten gedeeltelijk kunnen compenseren. De bekendste compensatie voor zorgkosten is de zogenoemde zorgtoeslag. De hoogte van de zorgtoeslag hangt af van het inkomen en het vermogen van het huishouden en is maximaal 83 euro per volwassene. De zorgtoeslag is echter niet afhankelijk van de hoeveelheid zorg die mensen nodig hebben. Chronisch zieken krijgen niet meer zorgtoeslag dan kernge-

Chronisch zieken krijgen niet meer zorgtoeslag dan kerngezonde mensen. dersteuning (Wmo) of de Wet langdurige zorg (Wlz) of voor bijvoorbeeld dagbesteding kan een eigen bijdrage gevraagd worden. En ten slotte zijn er nog bijkomende kosten die de ziekte of handicap met zich meebrengen, maar niet door de zorgverzekeraar vergoed worden. Een voorbeeld hiervan zijn extra stookkosten of maaltijdvoorzieningen voor ouderen of zieken.

Compensatie Wanneer iemand een laag inkomen heeft en te maken krijgt met een stapeling van (een deel van) bovengenoemde kosten, legt dit een grote druk op het inkomen. Daarom zijn er, specifiek voor mensen met een laag inkomen, regelingen in het leven geroepen die deze kos-

zonde mensen. In feite is de zorgtoeslag een onderdeel van het inkomensbeleid. Zo’n tien jaar geleden waren er landelijke regelingen voor tegemoetkoming in de ziektekosten. De belangrijkste was de aftrekmogelijkheid van ziektekosten in de inkomstenbelasting. Deze was ruimhartig en weinig gericht: de inkomensafhankelijke drempel was laag, vrijwel alle ziektekosten konden opgevoerd worden, en chronisch zieken mochten die kosten ook nog eens met een factor vermenigvuldigen. Een van de schrijvers dezes kon door deze regeling periodiek gratis een nieuwe bril aanschaffen, terwijl hij verder kerngezond was en geen laag inkomen had. Deze regeling is sterk versoberd. De inkomensafhankelijke drempel sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 25

TSB_16_04.indd 25

7/20/2016 3:32:00 PM


Alexander Raths | fotolia

thema armoede en schuldhulpverlening

Inwoners met een inkomen (net) boven bijstandsniveau kunnen hard getroffen worden door stijgende zorgkosten, omdat ze niet in aanmerking komen voor gemeentelijke tegemoetkomingen.

is fors verhoogd, de lijst van aftrekbare ziektekosten flink uitgedund. Hiervoor in de plaats kwamen kortingen op eigen bijdragen in de Wmo, een tegemoetkoming in het eigen risico (CER) en een Wtcg-vergoeding die speciaal bedoeld was voor chronisch zieken en gehandicapten. Om te bepalen wie voor een dergelijke vergoeding in aanmerking kwam, werden gegevens uit verzekerdenregistraties en tal van andere bronnen met elkaar gecombineerd. Dit bleek een erg ingewikkelde en omslachtige methode te zijn. Deze regelingen zijn daarom per 1 januari 2014 afgeschaft en de ondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten is overgeheveld naar de gemeenten. Die konden daar eigen beleid in gaan voeren.

Zelfregulerend Gemeenten kennen een aantal regelingen die een gunstige uitwerking op de zorgkosten hebben. In de eerste plaats is er de collectieve zorgverzekering, die gemeenten kunnen aanbieden aan hun inwoners met een inkomen tot en met 130 procent van de geldende bijstandsnorm. Zo’n gemeentepolis is over het algemeen niet veel goedkoper dan een reguliere

verzekering, maar er worden wel meer kostensoorten vergoed. Je krijgt dus als het ware meer voor hetzelfde geld. Bovendien biedt een gemeente vaak meerdere aanvullende pakketten aan, waarbij het in veel gevallen mogelijk is te kiezen voor een pakket met een afgekocht eigen risico. Door het aanbieden van verschillende pakketten ontstaat een soort zelfregulerend systeem, waarbij mensen die verwachten veel zorgkosten te hebben zullen kiezen voor de meest uitgebreide variant met (zo mogelijk) een herverzekerd eigen risico. Daarnaast kunnen gemeenten bepaalde zorgkosten vergoeden vanuit de bijzondere bijstand. Vaak zijn dit kosten die de zorgverzekeraar juist niet vergoedt, zoals de eerder genoemde stookkosten. Ten slotte hebben gemeenten de mogelijkheid om vanuit de Wmo bepaalde zorgkosten te vergoeden. Het is ook mogelijk om een forfaitaire vergoeding te verstrekken.

Voldoende? Om vast te stellen of huishoudens met extra zorgkosten de begroting nog sluitend kunnen krijgen, is het in de eerste plaats nodig om inzicht te krijgen in de aard

en de hoogte van die zorgkosten. Dat is lastig, want dat zal voor iedereen anders zijn. Om hierover toch iets te kunnen zeggen, heeft het Nibud, in samenspraak met Ieder(In), een aantal zorgprofielen opgesteld (zie kader). We gaan ervan uit dat deze zorgprofielen voor een zo groot mogelijke groep herkenbaar zijn, maar zij zijn niet representatief of volledig. De profielen worden gebruikt als uitgangspunt bij het berekenen van de bestedingsruimte van huishoudens met zorgkosten. Het Nibud doet dit bijvoorbeeld voor gemeenten die willen weten wat het effect is van landelijke en gemeentelijke inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens met een laag inkomen en/of een zorgvraag. Om de nieuwe verantwoordelijkheden voor kwetsbare inwoners gestalte te geven is in de eerste plaats inzicht nodig in de effecten van het beleid op de (financiële) positie van kwetsbare groepen. In zogenoemde minima-effectrapportages worden deze effecten inzichtelijk gemaakt. Bij de berekening van de bestedingsruimte van huishoudens met extra zorgkosten onderscheiden we huishoudens onder de AOW-gerechtigde leeftijd (met een bij-

26 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 26

7/20/2016 3:32:00 PM


thema armoede en schuldhulpverlening

Zorgprofielen Het Nibud heeft, in samenspraak met Ieder(In), een aantal zorgprofielen opgesteld. Zorgvraag AOW-gerechtigd: • Herstellende van herseninfarct • Hartklachten • Natriumbeperkt dieet • Bril • Gehoorapparaat • Rollator • Een medicijn dat niet door de (aanvullende) zorgverzekering vergoed wordt • Lichte vorm van incontinentie • Maakt gebruik van maaltijdvoorziening • 3 uur huishoudelijke verzorging per week • 14 uur persoonlijke verzorging per week • 4 uur verpleging per week • Personenalarmering • Gebruik regiotaxi • Woningaanpassing (drempels weg, verhoogde wc)

standsuitkering of een inkomen hier net boven) en huishoudens vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd (met een AOW-uitkering en eventueel een klein pensioen). Behalve het inkomen, wijken ook de gekozen zorgprofielen van elkaar af. De zorgvraag van een oudere zal in de regel anders zijn dan van iemand onder de AOW-gerechtigde leeftijd. Gemeenten, voor wie het Nibud de begrotingen van huishoudens met een zorgvraag doorrekent, willen dat de zorgprofielen zoveel mogelijk aansluiten bij de realiteit. En een andere zorgvraag leidt ook tot andere kosten.

Ruimte? Over het algemeen blijken huishoudens vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd genoeg bestedingsruimte te hebben om de extra zorgkosten, zoals gedefinieerd in de zorgprofielen, te kunnen bekostigen. Een AOW-uitkering is hoger dan een bijstandsuitkering1 en door gemeentelijke tegemoetkomingen vanuit de Wmo, de collectieve zorgverzekering en de bijzondere bijstand worden de extra kosten in verband met zorg voor een groot deel gecompenseerd. Inwoners met een bijstandsuitkering, of een inkomen net daarboven, hebben het moeilijker. Een alleenstaande onder de AOW-gerechtigde leeftijd kan bijvoorbeeld wel de basisuitgaven (alle noodzakelijke uitgaven) betalen, maar wanneer

Zorgvraag niet AOW-gerechtigd: • Stofwisselingsziekte • Longproblemen • Hoog medicijngebruik (deels eigen bijdrage voor betalen) • Rolstoelgebonden • 2 uur huishoudelijke verzorging per week • 12 uur persoonlijke verzorging per week • 4 uur verpleging per week • Personenalarmering • Gebruik belbus / collectief vervoer • Woningaanpassing (drempels weg, verhoogde WC)

ook kosten voor sociale participatie, zoals lidmaatschap van een (sport)vereniging, op bezoek gaan/bezoek ontvangen of vakantie, worden meegerekend, ontstaat er al snel een tekort. Komen hier nog extra zorgkosten bij, dan wordt het tekort alleen maar groter. Ondanks alle landelijke én gemeentelijke compensatie lukt het dan niet de begroting sluitend te krijgen.

Voorbeeld In tabel 1 geven we een voorbeeld van de inkomsten en uitgaven van een alleenstaande onder en vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd, met het zorgprofiel zoals in het kader is weergegeven, in een veelvoorkomend type gemeente. In betreffende gemeenten is er een collectieve zorgverzekering voor huishoudens met een laag inkomen. Het eigen risico is volledig afgekocht. De huishoudelijke verzorging is een maatwerkvoorziening,

waarvoor de eigen bijdrage Wmo is verschuldigd. Deze eigen bijdrage wordt tot een bedrag van 375 euro vergoed door de collectieve zorgverzekering. De persoonlijke verzorging en verpleging vallen ook onder de zorgverzekering, evenals de personenalarmering. Voor de maaltijdvoorziening en de extra waskosten is bijzondere bijstand mogelijk en voor het aanvullend vervoer geldt een gereduceerd tarief voor Wmo-pashouders. Ten slotte wordt voor de benodigde woningaanpassing een eigen bijdrage Wmo in rekening gebracht (die niet via de zorgverzekering wordt vergoed). De eigen bijdrage voor medicijnen wordt op geen enkele wijze vergoed. Naast deze ondersteuning in de zorgkosten heeft deze gemeente een participatieregeling die specifiek bedoeld is voor kinderen tot en met zeventien jaar, personen van de AOW-gerechtigde leeftijd en personen die chronisch ziek of gehandicapt zijn. De bedragen zijn per maand. Uit de tabel valt af te lezen, dat veruit het grootste deel van de extra zorgkosten door deze gemeente wordt vergoed; slechts een klein deel komt voor eigen rekening. Hierdoor kan het saldo van de AOW-gerechtigde positief blijven. De alleenstaande onder de AOW-gerechtigde leeftijd had al met een maandelijks tekort te maken, wat door de extra zorgkosten nog problematischer wordt. Te zien is verder dat de gemeentelijke compensatie noodzakelijk is. Zonder die compensatie duiken AOW-gerechtigden met extra zorgkosten de min in, en loopt het tekort onder de AOW-leeftijd sterk op.

Hoger Behalve de groep inwoners met een bijstandsuitkering, is er nog een groep die aandacht verdient. Dit zijn de inwoners met een inkomen (net) boven bijstandsniveau tot aan modaal, die niet meer in Onder AOW-leeftijd

AOW-gerechtigd

Netto inkomsten (inclusief toeslagen)

1.281

1.444

Uitgaven basisvoorzieningen

-1.263

-1.250

Uitgaven soc. participatie

- 118

- 101

Totaal

- 100

93

Zorgkosten

- 145

-223

128

205

-117

75

Compensatie gemeente Totaal

Tabel 1. Voorbeeld inkomsten en uitgaven alleenstaande onder en vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 27

TSB_16_04.indd 27

7/20/2016 3:32:13 PM


thema armoede en schuldhulpverlening

aanmerking komen voor inkomensondersteuning, maar die wel hoge zorgkosten hebben. Uit berekeningen van het Nibud blijkt dat ook deze groep hard getroffen kan worden wanneer er extra uitgaven aan zorg zijn. Waar zij vroeger nog ondersteuning kregen door de belastingaftrek of de wtcg-vergoedingen, krijgen ze in de meeste gemeenten geen extra bedragen meer. Veel gemeenten hebben de ondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten geconcentreerd bij de laagste inkomensgroepen. Wel heeft deze groep, tot op zekere hoogte, nog de mogelijkheid het bestedingspatroon aan te passen. Bij huishoudens met een minimum inkomen gaat het Nibud uit van een minimaal bestedingspatroon, alleen de absoluut noodzakelijke kosten worden meegerekend. Heeft iemand een hoger inkomen, dan zullen ook de uitgaven aan bijvoorbeeld huur, voeding en kleding hoger liggen. De huur is een uitgavenpost die niet gemakkelijk aangepast kan worden, maar op kleding of voeding zou bezuinigd kunnen worden door deze terug te brengen tot een minimumniveau.

Voorkomen In het begin van dit artikel is gesteld dat zorgkosten een steeds groter deel van het inkomen zullen uitmaken. Op dit moment is het al zo dat huishoudens met een modaal inkomen zullen moeten bezuinigen op andere uitgavenposten, om zo hun zorgkosten te kunnen bekostigen. In de toekomst kan dit ook huishoudens met een nog hoger inkomen treffen. Denk bijvoorbeeld aan een gezin met kinderen, waarvan een van die kinderen extra zorg nodig heeft. Instanties zoals de sociale wijkteams zouden ook voor deze groep, die niet (meer) voor compensatie van zorgkosten in aanmerking komt, oog moeten hebben. Als dergelijke instanties zich er voldoende van bewust zijn dat hoge zorgkosten ook bij deze inkomens een grote druk op het huishoudinkomen leggen, dan kunnen zij de betreffende huishoudens waar nodig begeleiden bij hun financiën om schulden te voorkomen.

column uit de beleidspraktijk

Focus op werk - deel II

I

n mijn column in het april/mei nummer heb ik het met u gehad over de focus op werk – of beter – over het ontbreken daarvan in de Participatiewet. Ik heb er voor gepleit dat de beste weg naar werk (net zoals in de WWB) weer de kortste wordt. Het is immers vanuit sociaal, financieel en economisch perspectief onverantwoord om mensen kansen te onthouden op de arbeidsmarkt. Iets wat volgens mij te vaak aan de hand is.

Krampachtig Nog te vaak worden werkzoekenden en bijstandsontvangers weggezet als een groep waar niets mee kan of die niets wil. Zo meldde de Volkskrant begin dit jaar dat uit onderzoek bleek dat slechts tien procent van de werkzoekenden daadwerkelijk zou kunnen werken. En recent stond in diezelfde krant dat circa vijftig procent van de bijstandsontvangers niet meer zou willen werken. Ik kan – en wil – me daar niet bij neerleggen. Ik weet zeker dat in de groep werkzoekenden meer talent zit dan wordt aangesproken. Vanuit de gedachte van de drie decentralisaties bevreemdt het mij dan ook zeer dat naadloos wordt aangesloten bij dat soort berichten. De krampachtige hang naar integraliteit bij de 3D’s lijkt ertoe te leiden mensen te willen behoeden voor een keer of wat afgewezen worden voor een baan. Alsof het kleine kinderen zijn die beschermd moeten worden tegen de boze buitenwereld. Terwijl de realiteit een andere is. Mensen hebben af en toe een duwtje in de rug nodig, zodat zij zelf de verantwoordelijkheid pakken om uit hun situatie te komen. Ziehier de essentie van de Participatiewet.

Poortwachter Dus als iemand zich meldt voor een uitkering, dan vindt een directe confrontatie met werk plaats via concrete vacatures, uitzendwerk, vacaturesites, et cetera. Vanuit de eigen kracht gaat de werkzoekende gedurende vier weken zelf aan de slag. Als je bij de gemeente komt, dan weet je: ‘het ademt werk!’ Lukt het (nog) niet om meteen werk te vinden, dan gaan mensen met behoud van uitkering aan de slag in echt werk. Bijkomend voordeel is dan vaak dat mensen alsnog concluderen dat het beter is om betaald werk te gaan doen. Een poortwachtersmechanisme dat ertoe leidt dat bijstand alleen terecht komt bij mensen die het echt nodig hebben. Deze dubbele aanpak zorgt er aan de voorkant alvast voor dat er meer mensen aan de slag gaan dan voorheen. Uiteraard weet ik dat er een groep mensen is die (nog) niet aan het werk kan. Maar ook voor deze groep is er (u raadt het al) via een focus op werk een oplossing. In mijn volgende column sluit ik mijn drieluik daarmee af. Hans Cratsborn Senior beleidsmedewerker re-integratie gemeente Maastricht Projectleider Maastricht-Heuvelland werkt

Corinne van Gaalen en Marcel Warnaar werken als senior wetenschappelijk medewerker bij het Nibud.

Noot 1. Voor een alleenstaande is het verschil 171 euro per maand, voor een (echt)paar scheelt het 189 euro.

28 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 28

7/20/2016 3:32:13 PM


thema schuldhulpverlening

Ingrediënten voor nieuw gemeentelijk beleid

Ervaringen van burgers met schuldhulpverlening DOOR Annejet Kerckhaert

Het aantal burgers met problematische schulden stijgt. Het hebben van problematische schulden belemmert sociale participatie en leidt tot hoge maatschappelijke kosten. Veel gemeenten maken momenteel plannen voor de schuldhulpverlening in de komende beleidsperiode (2016-2020). De ervaringen van burgers leveren hiervoor essentiële ingrediënten.

D

e schuldenproblematiek in Nederland groeit. In 2015 heeft één op de vijf huishoudens te maken met risicovolle schulden of problematische schulden. In 2012 was dit nog één op de zes huishoudens. In 2015 heeft 83 procent van deze huishoudens (nog) geen hulp gezocht bij het oplossen van de schulden.1 Ze zijn ‘onzichtbaar’ voor hulpverlenende instanties. Mensen ervaren drempels om hulp te vragen. Enerzijds uit schaamte. Schulden zijn een gevoelig gespreksonderwerp. Anderzijds doordat mensen niet precies weten wat ze bij de hulp kunnen verwachten. Zij denken dat schuldhulpverlening alleen geboden wordt aan ‘zware gevallen’, een groep waartoe zij zichzelf niet rekenen. Mensen wachten daarom lang voordat zij hulp zoeken. Gemiddeld hebben mensen die zich melden voor hulp bij schulden een forse schuldenlast: 38.500 euro schuld, verspreid over 14 schuldeisers.2

Oorzaken Schulden komen in alle lagen van de bevolking voor en worden veroorzaakt door een combinatie van financiële keuzes, gedrag en omstandigheden. Mensen met lage inkomens zijn een belangrijke risicogroep. Zij hebben weinig spaargeld om financiële tegenslagen op te vangen. Maar ook mensen met hogere inkomens kunnen met schulden te maken krijgen. Gebeurtenissen in het leven zoals

echtscheiding, werkloosheid en ziekte hangen vaak samen met het ontstaan van schulden. Het kan dan lastig zijn om snel het uitgavenpatroon aan te passen aan de nieuwe inkomenssituatie. Mensen met problematische schulden zijn geld verschuldigd bij verschillende schuldeisers die op verschillende momenten geld innen. De situatie waarin zij leven is onvoorspelbaar en stressvol. Hierdoor wordt het steeds moeilijker om weloverwogen keuzes te maken voor de lange termijn. Uit onderzoek blijkt dat juist wanneer het voor schuldenaren nodig is hun hoofd erbij te houden, dat steeds minder lukt. Daardoor escaleert de zaak alleen maar verder.3 Wanneer mensen aankloppen voor hulp bij schulden is het dus belangrijk tijdelijk de zorgen en stress uit handen te nemen en een overzichtelijke en financieel stabiele situatie te creëren.

Evaluatie Gemeenten ondersteunen inwoners met problematische schulden. Sinds 2012 is deze taak vastgelegd in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De wet is na vier jaar geëvalueerd. Het evaluatierapport is op 27 juni 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit deze evaluatie blijkt dat gemeenten hun regierol hebben gepakt, grip hebben op de uitvoering en een breed pakket aan dienstverlening bieden.4 Ook is er aandacht voor preventie en vroegsignalering. Er zijn ook verbeterpunten. De hulpverlening is nog

onvoldoende toegankelijk. De wet biedt in principe geen mogelijkheid voor categorale uitsluiting van bepaalde groepen. Iedere aanvraag moet individueel beoordeeld worden. Toch blijkt uit het evaluatierapport dat de helft van de gemeenten criteria hanteert in de voorselectie: verblijfstitel en verblijfplaats, motivatie, recidive, zelfstandigheid en gepleegde fraude zijn gebruikte criteria.5 Onbekend is of deze criteria ook leiden tot uitsluiting van hulp door de gemeente. Een deel zal een alternatief aanbod krijgen dat door de gemeente niet onder schuldhulpverlening wordt gerekend. Maar een deel zal geen hulp hebben gekregen. Ook uit het onderzoek van de Nationale Ombudsman1 blijkt dat mensen met schulden soms tevergeefs aankloppen bij de gemeente.

Ingrediënten De Nationale Ombudsman ontvangt regelmatig klachten van burgers met problematische schulden en vindt het belangrijk deze ervaringen mee te nemen in de evaluatie van de werking van de wet. Daarom heeft de Ombudsman een onderzoek uitgevoerd naar de ervaringen van burgers met schuldhulpverlening, getiteld ‘Burgerperspectief op Schuldhulpverlening’. Hieruit volgen ingrediënten voor gemeenten en anderen die zich inzetten voor hulp bij financiële problemen om te komen tot een inclusieve en duurzame schuldhulpvelening. De maatschappij is voor sommige bursociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 29

TSB_16_04.indd 29

7/20/2016 3:32:13 PM


Fotolia

thema schuldhulpverlening

Als er schulden ontstaan gedurende het minnelijk traject is dat erg vervelend, maar dat mag niet per definitie een reden zijn om het traject te beëindigen.

gers complex. Het aanvragen van toeslagen, inkomensondersteuning en andere regelingen vergt digitale vaardigheden die niet iedereen bezit. Kwetsbaar zijn bijvoorbeeld anderstaligen, mensen met een laag IQ of verstandelijke beperking. We moeten ons dit realiseren. Er is een te hoge verwachting van de financiële zelfredzaamheid van deze mensen. We moeten persoonlijke hulp organiseren voor deze burgers. Vrijwilligers thuisadministratie kunnen helpen bij het aanvragen van voorzieningen. Ook zijn er online hulpmiddelen voor burgers beschikbaar waarmee zij – met hulp – kunnen bepalen of zij in aanmerking komen voor inkomensondersteunende voorzieningen.6 Maak deze laagdrempelige voorzieningen breed bekend via vindplaatsen zoals de huisarts, het gezondheidscentrum of de bibliotheek en schakel hulp in van vrijwilligers, buurtteams, professionals, burgers.

Toegang De gemeentelijke schuldhulpverlening dient toegankelijk te zijn voor alle inwoners van de gemeente. De gemeente kan toelatingscriteria formuleren zoals leeftijd, woonachtig in de gemeente, maar dient altijd een individuele afwe-

ging te maken en gemotiveerd toe of af te wijzen. Niet voor alle burgers is een traject minnelijke schuldhulpverlening de beste oplossing, bijvoorbeeld als eerst nog aan andere problematiek gewerkt moet worden. Bied dan deze flankerende ondersteuning, maar maak ook een plan om op langere termijn te werken aan een structurele oplossing van de schuldenproblematiek. Bij afwijzing, zorg voor een gemotiveerde afwijzing zodat de burger van rechtsmiddelen gebruik kan maken en de rechtsbescherming van de burger niet in het geding komt. De Ombudsman adviseert gemeenten niet te snel op te geven en te investeren in het succesvol doorlopen van het hulpverleningstraject. Als er schulden ontstaan gedurende het minnelijk traject is dat erg vervelend maar dat mag niet louter de reden zijn om het traject te beëindigen. Maak altijd een afweging waarin de gehele situatie bekeken wordt. Kijk naar de omstandigheden van het individuele geval en schrijf – als voortzetting geen kans van slagen heeft – een gemotiveerde afwijzing.

Maatwerk Burgers ontvangen ondersteuning passend bij de individuele situatie en omstandigheden. Uit de evaluatie van

de Wgs blijkt dat hier nog een slag te maken is voor gemeenten. Specifiek genoemd worden weinig zelfredzame mensen, jongeren en zzp’ers. Deze groepen worden onvoldoende bereikt. Het standaard hulpaanbod is voor hen niet passend. Organiseer daarom een flexibeler hulpaanbod. Bijvoorbeeld voor mensen die overdag werken budgetcursussen online of in de avonduren. Mensen leren en zijn ‘leerbaar’ op verschillende manieren en momenten. Houd daar in het ondersteuningsaanbod rekening mee. Een vrijwilliger die aan huis komt, werkt niet als iemand geen ‘vreemde’ over de vloer wil hebben. Dan is doorverwijzing naar een formulierenspreekuur passender. Een zzp’er met financiële problemen is wellicht het meest gebaat bij hulp door een ondernemer die in een zelfde situatie heeft gezeten. Jongeren leren door met elkaar en een ‘ervaringsdeskundige’ over het onderwerp in gesprek te gaan.

Wegwijzer Uit het onderzoek van de Ombudsman blijkt dat de stap om hulp te zoeken bij schuldhulpverlening een grote was. Vaak spelen gevoelens van schaamte en onzekerheid. In het eerste contact wordt de basis gelegd voor het vervolg. Win ver-

30 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 30

7/20/2016 3:32:13 PM


trouwen door goed te luisteren naar het persoonlijk verhaal en duidelijk te zijn over het hulpaanbod van de gemeente. Voorkom uitval door snel een vervolggesprek te plannen om een diagnose van de schuldsituatie te krijgen en – samen met de burger – een plan van aanpak te ontwerpen. Het plan van aanpak past bij het doel en de persoon. Hierdoor verloopt het traject efficiënter. Investeer in de communicatie over hulp bij schulden zodat burgers weten waar ze terecht kunnen. Een gemeente hoeft niet alle hulp zelf te bieden, maar is de partij om mensen met verschillende hulpvragen de weg te wijzen. Van hulp bij het maken van een financieel overzicht, het aanvragen van toeslagen, hulp

gevoelig onderwerp. Er heerst vaak een taboe op het bespreekbaar maken van het onderwerp. Creëer een situatie waarin burgers anoniem hun verhaal kunnen doen. Ga individuele gesprekken aan, het liefst geleid door een onafhankelijke partij. Benadruk in de uitnodigingen voor de gesprekken dat het gaat om het persoonlijke verhaal en ervaringen en dat vertrouwelijk met de informatie uit de gesprekken wordt omgegaan en nooit herleid zal worden tot individuele personen. De registratie van burgers die zich melden voor schuldhulpverlening, wat de oorzaak en hulpvraag is en wat er vervolgens gebeurt schiet in veel gemeenten te kort.7 Inzicht in cliëntstromen is noodzakelijk om als gemeente te kunnen sturen

Meten is weten. Niet alleen in cijfers, maar ook in ervaringen. bij het treffen van een betalingsregeling met een enkele schuldeiser tot het oplossen van een complexe schuldsituatie. Op al deze ondersteuningsvragen moet de gemeente een antwoord hebben. Maak bijvoorbeeld een routekaart voor de burger waar het hulpaanbod staat per type hulpvraag en verspreid deze online én offline via vindplaatsen zoals huisartspraktijken, wijkcentra, bibliotheken. Zorg voor duidelijke en persoonlijke informatie aan burgers die in een schuldhulpverleningstraject zitten. Heb regelmatig contact zodat men weet wat men wanneer kan verwachten. Leg bijvoorbeeld duidelijk uit dat het traject van drie jaar pas begint na het akkoord met de schuldeisers, als de stabilisatiefase is afgerond. Ook is het een idee om de burger zelf (online) inzage te geven in de feitelijke doorlooptijden van het eigen traject, zodat men altijd weet waar hij/zij aan toe is.

Inzicht Vraag burgers binnen de gemeente naar hun ervaringen met de hulpverlening. Dit biedt kans om lering te trekken en de dienstverlening te verbeteren zodat een hulpaanbod ontstaat dat aansluit bij de leefwereld van de burger. Leer hierbij van ervaringen van andere gemeenten met de inspraak van burgers bij het beleid schuldhulpverlening. Schulden zijn een

op kwaliteit en effectiviteit. Zorg voor een eenduidige registratie om de eigen dienstverlening te optimaliseren.8

Conclusie Het aantal burgers met schulden neemt toe. Het hebben van problematische schulden belemmert de sociale participatie van burgers en leidt tot hoge maatschappelijke kosten. Schuldhulpverlening staat bij de landelijke en lokale overheid hoog op de agenda. Uit de evaluatie van de Wgs blijkt dat gemeenten hun regierol hebben gepakt, grip hebben op de uitvoering en een breed pakket aan dienstverlening bieden. Maar er zijn ook verbeterpunten. De hulpverlening is nog onvoldoende toegankelijk en niet voldoende afgestemd op de individuele omstandigheden. Veel gemeenten maken op dit moment nieuwe plannen om de schuldhulpverlening voor de komende beleidsperiode vorm te geven. Hierin is taboe-doorbreking en het bieden van maatwerk essentieel om schuldenproblematiek vroegtijdig op te sporen en aan te pakken. Een toegankelijke hulpverlening betekent dat iedereen met vragen over schuldenproblematiek bij de gemeente terecht kan. De gemeente organiseert hulp. Die hulp kan de gemeente zelf bieden of een partner van de gemeente zoals een vrijwilligersorganisatie.

Schuld is een gevoelig onderwerp. Er heerst een taboe op het onderwerp en mensen ervaren drempels om hulp te vragen. Houd hier rekening mee in de communicatie. Maak het middels campagnes of nieuwsberichten een gangbaar onderwerp en haal het uit de probleemsfeer. Communiceer over advies en vragen over geldzaken; niet alleen over schuldenproblematiek. Een snel aanmeldproces kan uitval voorkomen. Als mensen zich melden bij de gemeente zijn er vaak al grote drempels genomen. Als zij vervolgens weken moeten wachten op een tweede gesprek is de kans op afhaken groot. De ondersteuning is maatwerk. Gemeenten doen er goed aan om bij de invulling van dit maatwerk te putten uit de ervaringen van burgers die met schuldhulpverlening te maken hebben gehad, om daarvan te leren. Wat zijn precies de oorzaken van de problematiek? Hoe ervaren burgers de hulp? Is er voldoende rekening gehouden met hun behoeften en inzichten? Hoe is de communicatie van beide kanten verlopen? Meten is weten. Niet alleen in cijfers, maar ook in ervaringen. Betrek burgers actief bij nieuw in te richten beleid. Praat met ze, leer van hun ervaringen. Maak op basis hiervan een hulpaanbod en werkproces dat aansluit bij hun behoeften. Annejet Kerckhaert is adviseur Sociaal Domein bij Ecorys Nederland | annejet.kerckhaert@ecorys.com

Noten 1. Burgerperspectief op schuldhulpverlening. www.nationaleombudsman.nl 2. Panteia. Huishoudens in de Rode cijfers 2015. in opdracht van ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 3. NVVK Jaarverslag 2014. 4. WRR. Eigen Schuld? Een gedragswetenschappelijk perspectief op problematische schulden. 2016. 5. Evaluatierapport Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (2016). Berenschot. 6. Evaluatierapport Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. (2016). Berenschot. 7. Bijvoorbeeld Bereken Uw Recht van het Nibud/ Stimulansz. 8. Evaluatierapport Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. (2016). Berenschot. 9. De benchmark Armoede en Schulden van Divosa bevat indicatoren voor gemeenten om prestaties van armoede en schuldenbeleid te meten en zich te vergelijken met andere gemeenten.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 31

TSB_16_04.indd 31

7/20/2016 3:32:20 PM


Voor OR-leden, cliëntenraden én Ambtelijk Secretarissen binnen een VVT (verpleeghuizen, ouderenzorg en thuiszorg), ziekenhuis, welzijnsinstelling, jeugdzorg, GGZ of gehandicaptenzorg! Kom op 8 September naar het congres over medezeggenschap in de zorg en krijg antwoord op vragen als: Æ” :DW ]LMQ GH FRQFUHWH YHUDQGHULQJHQ LQ GH VWDWXV YDQ PHGH]HJJHQVFKDS LQ GH ]RUJ" Æ” +RH JDDW X DOV 25 RP PHW FOLɺQWPHGH]HJJHQVFKDS" Æ” 2S ZHONH PDQLHU NXQW X DOV 25 &5 HQ RI 9$5 HONDDUV NUDFKWHQ EXQGHOHQ" Æ” +RH PRHW X RPJDDQ PHW SLORWV H[SHULPHQWHQ HQ RQGXLGHOLMNH NDGHUV DOV KHW JDDW RP GH LQYRHULQJ YDQ ]HOIVWXUHQGH WHDPV" Æ” :HONH LQYORHG NXQW X XLWRHIHQHQ LQ KHW JHYDO YDQ LQWHUQH EH]XLQLJLQJ HQ UHRUJDQLVDWLHV" Æ” (Q ZDW LV XZ URO ELM IXVLHV VDPHQZHUNLQJHQ HQ RYHUQDPHV" Leer in één dag van de deskundigheid van onze sprekers én van elkaar! Aan het eind van de dag gaat u naar huis met concrete tips en aandachtspunten.

Dit congres is een initiatief van onderstaande vaktitels:

Congres

2 NOVEMBER 2016

)FU XJKLUFBN

HOTEL HOUTEN

onder de loep

PRAKTISCHE TIPS VOOR DE 10 GROOTSTE DILEMMA’S Sociale wijkteams zijn een belangrijk onderdeel van de nieuwe sociale infrastructuur van gemeenten. De concrete vormgeving en werkwijze die gemeenten kiezen voor hun sociale wijkteams verschillen onderling en dat gaat met vallen en opstaan. Tijdens het congres Wijkteam onder de loep gaat het over concrete voorbeelden uit de praktijk. Welke hobbels hebben zij genomen en hoe hebben zij het wijkteam vormgegeven? Waarin verschillen ze van elkaar? Kijk voor meer informatie en inschrijven op

VERDER KRIJG JE: t F FO IFMEFS CFFME WBO XBOOFFS XJKLUFBNT XFM FO OJFU GVODUJPOFSFO t F FO HPFE JEFF IPF TBNFOXFSLJOH UF POUXJLLFMFO NFU QBSUOFST CVJUFO IFU XJKLUFBN t I PVWBTU WPPS EF BBOQBL WBO EF NFFTU QSBOHFOEF XJKLUFBN EJMFNNB T t JO[JDIU JO EF QSPDFTTFO JO IFU XJKLUFBN Een intiatief van

www.zorgwelzijncongressen.nl/wijkteams2

TSB_16_04.indd 32

7/20/2016 3:32:20 PM


Perspectief voor effectieve schuldhulpverlening1 Nu het Kabinet de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening (Wgs) heeft geëvalueerd, is de vraag: hoe krijgen we echt grip op effectieve schuldhulpverlening? Marieke Zendman, Product Manager bij Stratech, geeft haar visie op de oplossingsrichting.

B

asis voor de Wgs waren de samenwerkingsafspraken die het Rijk en gemeenten hebben gemaakt in het bestuursakkoord ‘Samen aan de slag’ in 2007. In 2008 is vervolgens geconstateerd dat de schuldhulpverlening effectiever moest en regie moest worden gevoerd. Sinds 1 juli 2012 is de verantwoordelijkheid van de gemeenten om schuldhulp te bieden in de Wgs verankerd. Het kabinet vindt het belangrijk de dienstverlening dicht bij de burgers te laten plaatsvinden. Wijkteams dienen problemen vroegtijdig te signaleren, integraal op te pakken en maatwerk te leveren. De evaluatie geeft in hoofdlijnen onderstaande maatregelen, waarvoor de komende drie jaar door het kabinet in totaal 7,5 miljoen extra beschikbaar wordt gesteld.

• Het bevorderen van professionaliteit van de schuldhulpverlening; • Het nader onderzoeken hoe de brede toegankelijkheid tot de gemeentelijke schuldhulpverlening in de praktijk wordt uitgevoerd; • Het doorontwikkelen en verspreiden van innovatieve aanpakken; • Meten is weten: de registratie en beschikbaarheid van gegevens binnen de gemeentelijke schuldhulpverlening moet beter; • Het aanpassen van (aanpalende) wet- en regelgeving om knelpunten op te lossen. De evaluatie heeft dus niet op alle onderdelen het gewenste inzicht gegeven. Staatssecretaris Klijnsma wil meer zicht op de effectiviteit van de Wgs, want ‘meten is weten’. Ze wil van de gemeenten antwoord op de vraag: wordt het door de gemeente opgestelde plan conform de door de gemeenten vastgestelde eisen uitgevoerd? Meten we onze eigen kwaliteit, halen we onze resultaten, helpen we daadwerkelijk onze inwoners? Vreemd genoeg blijkt het lastig deze vragen te beantwoorden.

Samenwerking Hoe komen we samen verder in effectieve schuldhulpverlening? Helpen we met het creëren van inzicht burgers die in de problemen zitten of is kennisdelen en het verscherpen van regels de weg naar efficiëntie? Kern van de oplossing is dat alle partijen die bij de burger met financiële problemen zijn betrokken met elkaar moeten gaan samenwerken. Het thema ‘Samen aan de slag’ uit 2007 moet vorm gegeven worden. De gemeente moet de rol als regievoerder oppakken. Zij zullen goede afspraken moeten maken met de partijen die (deel)activiteiten uitvoeren zoals kredietbanken, bewindvoerders, budgetbeheerders en budgetcoaches. Informatie-uitwisseling is een zeer belangrijk onderdeel van deze afspraken. Dit om grip te houden op resultaat en kwaliteit. Helaas wordt dit vaak vergeten. Geef elkaar inzicht in relevante informatie en wees transparant. Om het effect van effectieve schuldhulpverlening landelijk te kunnen meten is het essentieel dat de wettelijke definities maar op één wijze te interpreteren zijn en wel door elke partij in de keten. Dit is momenteel niet het geval. Gemeenten zoeken een manier om de data zo te interpreteren dat termijnen gehaald worden. Het verduidelijken van de definities en uniformiteit van de data is een must om te kunnen meten, anders ‘denken’ we iets te weten.

Het kabinet verwacht dat partijen zelf afspraken maken waarmee inzicht in gegevens gegeven wordt. Misschien een open deur, maar na het afschaffen van de SHV-monitor in januari lijkt dit in de huidige structuur een opgave die onhaalbaar is. De overheid zal hier de lead moeten nemen, zodat gemeenten, brancheverenigingen, kennispartners en softwareleveranciers gezamenlijk aan de slag gaan. De organisatiestructuur voor de invoering van de ‘Digitale Rekening en Verantwoording’ is hier een goed voorbeeld van. Alle betrokken partijen moeten samen als doel hebben om inzicht in de problematiek te creëren. Gemeenten willen immers de dienstverlening afstemmen op de behoefte van de inwoners. Op basis van samenwerking van de keten kan het effect van de Wgs daadwerkelijk aangetoond worden. Op deze wijze ontstaat perspectief voor de effectieve schuldhulpverlening. Als softwareleverancier leveren we hier graag een bijdrage aan. Marieke Zendman is Product Manager bij Stratech.

Noot 1. Dit artikel kwam tot stand buiten de verantwoordelijkheid van de redactie van Sociaal Bestek.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 33

TSB_16_04.indd 33

7/20/2016 3:32:24 PM


wetgeving

In tijden van economische crisis ziet onze overheid doorgaans aanleiding om het systeem van sociale zekerheid te herzien. Zo ook in de recente periode van economische en financiële malaise. De wetgever heeft beoogd het systeem meer activerend, rechtvaardiger, socialer en transparanter te maken. Om dat waar te kunnen maken, is reparatie van een aantal tekortkomingen nodig. DOOR Gjalt Schippers

3D wetgeving tast rechtspositie burger aan, tenzij

Over melding, aanvraag en besluit en de noodzaak tot een echt gesprek

E

r is een waar cluster aan wetgeving ingevoerd. Ook de verantwoordelijkheidsverdeling is hierin anders vorm gegeven. Zo is vanaf 1 januari 2015 de gemeente verantwoordelijk geworden voor bijvoorbeeld de Jeugdwet, langdurige zorg is onderdeel geworden van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en voor de onderkant van de arbeidsmarkt is er de Participatiewet (PW). Wie al dat wetgevingsgeweld inhoudelijk tot zich neemt, kan niet ontkomen aan de indruk dat de wetgever het voor de burger moeilijker heeft gemaakt om voor een uitkering of voorziening in aanmerking te komen. Dit alles onder de vlag van eigen verantwoordelijkheid en zelfsturing van de burger. Het begrip ‘participatiesamenleving’ is bij dit alles de afgelopen tijd een gevleugeld begrip geworden.

Tekortkomingen Al snel na de afronding van het wettelijk traject van de decentralisatieoperatie (de zogenaamde 3D’s) kwam een aantal fundamentele tekortkomingen in de wetgeving aan de oppervlakte. Zo ontstond bijvoorbeeld al snel de vraag of huishoudelijke hulp nu wel of geen gemeentelijke taak is. Maar ook: kan

iemand met een eigen woning wel in aanmerking komen voor schuldhulpverlening? In een recente studie van de Vakgroep Bestuursrecht en bestuurskunde van de universiteit Groningen stelt een viertal rechtswetenschappers van naam de ontstane knelpunten aan de

worden gezet door de decentralisaties in het sociale domein.’ Verder laat de studie zien dat het inmiddels alom bekende ‘keukentafelgesprek’ is verworden tot middel om de burger af te houden van het stellen van een hulpvraag, in plaats van een gelegenheid om te komen tot

Het keukentafelgesprek is verworden tot middel om de burger af te houden van het stellen van een hulpvraag. orde en zij komen tot de conclusie dat de vlag van eigen verantwoordelijkheid en zelfsturing de lading niet dekt.1 Bezuinigingsdoelstellingen blijken hoger op de agenda te staan dan de door de wetgever voorgestelde ‘humane rechtsbetrekking’. De ontstane rechtsbetrekking heeft veeleer het karakter van ‘ambivalentie’ verkregen, die de burger meer rechten ontneemt dan haar beschermt, zo stellen de onderzoekers vast. De hoofdredacteur van de studie concludeert dat ‘aantasting van het grondwettelijk minimumniveau een potentieel risico is als gevolg van de processen die in gang kunnen

een gelijkwaardige uitwisseling van noden, zowel aan de kant van de overheid als de kant van de burger.2

De melding Eén van de knelpunten in de nieuwe wetten is ‘de melding’. Het begrip kwam voor het eerst in de sociale zekerheidswetgeving naar voren in de alweer afgeschafte Wet Investeren in Jongeren (WIJ). Buiten het sociaal zekerheidsrecht komen we de figuur van de melding tegen in APV-stelsels en bijvoorbeeld in het milieurecht. De vraag is hoe de uitvoeringspraktijk in de sociale zekerheid

34 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 34

7/20/2016 3:32:36 PM


fotolia

wetgeving

Veel gemeenten hebben ook voor aanvragers ouder dan 27 een zoekperiode (of ‘inspanningsperiode’) ingevoerd.

hiermee om dient te gaan, ook al omdat dit begrip niet voorkomt in de kaderwet voor al het bestuurlijk handelen, de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft hier in een drietal uitspraken over de huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 wel een vingerwijzing voor gegeven.3 In de Participatiewet gaat het om de melding die de burger dient te doen om in aanmerking te kunnen komen voor een uitkering op grond van de Participatiewet. Deze bevat voor jongeren jonger dan 27 jaar een zogenaamde zoekperiode. In de bedoeling van de wetgever is dit een periode waarin de jongere zich weliswaar kan melden, maar waarin er nog geen aanvraag voor een uitkering kan worden ingediend. Veel gemeenten hebben hier aanleiding in gezien om ook voor aanvragers ouder dan 27 een dergelijke zoekperiode in te voeren. In de uitvoeringspraktijk ook wel ‘inspanningsperiode’ genoemd. Pas na afloop van deze periode kon de belanghebbende een aanvraag indienen. Een ‘creatieve’ uitvoeringspraktijk die schuurt aan het systeem van de Algemene wet bestuursrecht.

Wmo In de Wmo 2015 komt ook een dergelijke melding voor, maar krijgt zij een iets andere vorm. De inwoner van een gemeente die voor maatschappelijke ondersteuning in aanmerking wenst te komen, kan zich wenden tot zijn gemeente. Hij kan dan echter nog geen aanvraag indienen, maar hij dient een ‘verzoek’ aan de gemeente te richten. De gemeente dient dat verzoek dan in onderzoek te nemen

en de mogelijkheden en belemmeringen van de burger in kaart te brengen. Zodra deze inventarisatie rond is, kan het resultaat van het onderzoek zijn dat de burger in de ogen van de gemeente geholpen is met de inzet van een algemene voorziening: denk aan bijvoorbeeld een standaardpakket aan huishoudelijke hulp. Indien de burger van mening is dat hij met de inzet van zo’n algemene voorziening nog altijd onvoldoende geholpen is, dan mag hij – na afloop van het onderzoek! – een aanvraag (in de zin van de Awb) indienen. Het onderzoek, dat maximaal zes weken mag duren, heeft dan in wezen al een (nog niet bestaand/vastgelegd) besluit opgeleverd. Zet de burger zijn aanvraag door dan heeft de gemeente vervolgens nog maximaal twee weken de tijd om het tot dan nog niet op schrift bestaande besluit te nemen en bekend te maken. De ‘meldingsprocedure’ heeft in combinatie met de onderliggende bezuinigingsopdracht erin geresulteerd dat een aantal gemeenten de toegang en vaststelling van de omvang van de huishoudelijke hulp hebben ondergebracht bij marktpartijen. Daarmee is een wettelijke aanspraak buiten het publiekrechtelijk domein en rechtsbescherming geplaatst. Het eerder aangehaalde onderzoek merkt deze gang van zaken aan als ‘exjuridisering door de overheid’ alsmede ‘het buiten het recht plaatsen’ van een publiekrechtelijke taak door de overheid.

Schuldhulpverlening Ook in de Wgs die op 1 juli 2012 in werking is getreden vinden we de procedure van de melding. In de afgelopen jaren

heeft dit het beeld opgeleverd van schuldenaren die onterecht worden afgehouden van schuldhulpverlening4 waarbij een scala aan weigeringsgronden werd gehanteerd, daar waar de wet alleen toegang ontzegt voor de vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft.5 De melding, in combinatie met het opwerpen van (beleidsmatige) drempels voor toegang van de schuldhulpverlening heeft op diverse plekken in Nederland tot wachtrijen geleid. In een reactie op de recent verschenen Rijksincassovisie, waar alom van verwacht werd dat zij zou bijdragen aan vereenvoudiging van het stelsel, heeft het veld van hulpverleners, experts en overheden laten weten dat de wetten waar de schuldhulpverlening nu mee te maken heeft onwerkbaar zijn. Ze verhinderen mensen om uit de schulden te komen! Onnodig te vermelden dat dit eerder schuldsituaties heeft verergerd dan heeft helpen oplossen.6 Over de melding onder de Wgs en alle daaruit voortvloeiende complicaties heb ik eerder een aantal artikelen geschreven.7

Schemergebied De Wmo wetgever lijkt kortom met de meldings-/onderzoeksprocedure nog het meest aan te knopen bij de bestaande Awb beslistermijn van acht weken (artikel 4:13 Awb) om die vervolgens, naar eigen believen, op te knippen in een onderzoekstermijn en een beslistermijn. Er ontstaat dan al snel een schemergebied. Immers, een melding is in de ogen van de Wmo wetgever geen aanvraag in de zin van de Awb en dus begint er ook geen wettelijke beslistermijn te lopen. Een onnodige bureaucratische drempel voor de burger daar waar de Awb nu juist beoogt om voor alle wetgeving begrippen zoals aanvraag en beslistermijn te uniformeren omwille van de rechtszekerheid. In de Participatiewet ligt dit nog iets ingewikkelder. Immers, vanaf de handeling van de melding (omdat de burger geen inkomen meer heeft en hij door zich te melden op zijn minst de intentie heeft om iets aan te vragen) is het de bedoeling dat er meteen al een aantal verplichtingen gaat gelden: inschrijven uitzendbureaus, minimaal aantal sollicitaties verrichten, et cetera. Als de jeugdige burger zich na de zoekpesociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 35

TSB_16_04.indd 35

7/20/2016 3:32:37 PM


wetgeving

riode van vier weken wederom meldt bij de gemeente om een uitkering aan te vragen, moet worden beoordeeld in hoeverre de burger zich ook gehouden heeft aan de verplichtingen die aan hem waren opgelegd bij de melding. Echter: opgelegd op wat voor manier? Niet door middel van een beschikking, want er heeft slechts registratie van zijn naam, adres en woonplaats plaatsgevonden

‘De wetsgeschiedenis bevat geen enkel aanknopingspunt dat de wetgever op dit punt heeft willen breken met de (oude) Wmo en evenmin dat het voeren van een gestructureerd huishouden als bedoeld in artikel 1.1. van de Wmo 2015 niet mede de zorg voor het schoon en op orde houden van het huishouden zou omvatten, alsook de zorg voor het kunnen beschikken over schoon beddengoed

De nieuw in te voeren besluitvormingsprocedure kan de rechtsbescherming in de sociale zekerheid verbeteren. (artikel 44 eerste lid PW). Volgens het tweede lid van dit artikel onder b. heeft de burger wel degelijk de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen! Hiermee lijken gemeenten de wettelijke beslistermijn bij een uitkeringsaanvraag PW creatief te benutten. Natuurlijk valt hier tegenin te brengen dat het de gemeente vrij staat om ook gedurende die eerste vier weken inspanningsperiode onderzoek te doen (artikel 3:2 Awb). Echter, wie niet zeker weet of een burger zijn aanvraag ook daadwerkelijk nodig heeft of door zal zetten, omdat je hem eerst vier weken laat zoeken naar werk, zal in dergelijke dossiers niet al te veel energie steken als administratief orgaan zijnde. Ogenschijnlijk lijken gemeenten ook in dit geval de bestaande beslistermijn van de Awb te respecteren (vier weken zoektermijn, daarna pas aanvragen, ingangsdatum uitkering = datum melding), maar die termijn creatief te benutten om zoveel mogelijk potentieel legitieme aanspraken op een wettelijke regeling buiten de deur te houden.

Helderheid Eenzelfde situatie is er ontstaan onder de Wmo 2015. Op basis van de nieuwe Wmo 2015 vond een aantal gemeenten dat huishoudelijke hulp niet langer als gemeentelijke taak kon worden aangemerkt. Immers, zo was de redenering: de (nieuwe) wet zegt er niets meer over. De voornoemde drie uitspraken van de Centrale Raad van Beroep geven hierover thans volstrekte helderheid:

en schone kleding.’ In de drie grotendeels tekstueel gelijkluidende uitspraken wordt de onder de Wmo 2015 gebruikte mogelijkheid van toekenning van een ‘regelluwe’ algemene voorziening gelegitimeerd. Echter: ‘Hieruit vloeit voort dat indien het onderzoek uitwijst dat in het concrete geval maatwerk moet worden geboden, niet kan worden volstaan met standaardoplossingen.’ Hierin is te lezen dat aan de toegang/verstrekking van een algemene voorziening altijd een onderzoek8 ten grondslag moet liggen. Komt er uit het onderzoek dat de algemene voorziening niet of onvoldoende toereikend is, dan is aanvulling/inzet door middel van een maatwerkvoorziening geboden.

Conclusie Hieruit volgt niets anders dan dat de melding wel degelijk moet worden gezien als een aanvraag in de zin van de Awb. Op een aanvraag van een burger (ook al is de omvang of inhoud van de aanvraag nog niet geheel duidelijk) dient een publiekrechtelijk besluit te volgen binnen de daarvoor geldende wettelijke beslistermijn. Deze interpretatie ligt ook in lijn met één van de eisen van behoorlijkheid zoals geformuleerd door de Nationale Ombudsman, te weten fair-play.9 De al eerder aangehaalde onderzoekers bepleiten een spoedige invoering van een vorm van integrale geschilbeslechting in het sociale domein, zoals voorgestaan door de Staatscommissie Scheltema. Deze nieuw in te voeren

besluitvormingsprocedure in de Awb kan de thans gefragmenteerde en zwalkende rechtsbescherming in de sociale zekerheid vergroten en de ambitie van één plan, één regisseur, één procedure mogelijk maken. Daarnaast zou de huidige termijn voor het instellen van rechtsbescherming opgerekt moeten worden naar zes maanden.10 Verder zou een klachtprocedure bij een schending van sociale grondrechten bij het College voor de rechten van de mens mogelijk moeten worden. Dit om het grondwettelijk minimumniveau te kunnen bewaken.

Aanbeveling In een artikel in het NTB11 van Michiel Scheltema12 schrijft deze dat een rechtsstaat niet automatisch voortvloeit uit goede wetgeving. Nodig is dat ‘de wetten die rechtstatelijke waarborgen bevatten, ook worden toegepast op een manier die toegesneden is op het verwezenlijken van die doelstelling.’ Met juridische vaardigheden alleen kom je er dan niet! In dit licht is het opmerkelijk te noemen dat er, zo ogenschijnlijk, weinig vaart gemaakt wordt met het wetsvoorstel Mediation in het bestuursrecht.13 Door deze voorgenomen wet kunnen beide partijen in gelijke mate aan bod komen en vinden zij samen de oplossing voor hun probleem. In het sociaal domein zou een ‘keukentafelgesprek’ tussen overheid en burger onder leiding van een neutraal, onafhankelijk mediator partijen over en weer meer open kunnen laten staan voor elkaars noden en zorgen. Voor beide partijen belangrijke zaken kunnen onderling geregeld worden op een manier die aan beide partijen recht doet en ook aldus ervaren wordt.14 Dat vraagt echter wel dat de overheid zijn regiefunctie even loslaat en samen met de burger op zoek gaat naar een aanvaardbare oplossing. Het zou de wetgever sieren indien zij nu enige vorm van ‘restorative justice’15 zou toepassen door, met dezelfde haast als waarmee de decentralisatiewetgeving door het parlement werd geloodst, nu de rechtstatelijke waarborgen voor de burger te herstellen. Gjalt Schippers is staffunctionaris/ADR-register mediator bij Langhenkel Opleiding, Training & Advies.

36 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 36

7/20/2016 3:32:44 PM


wetgeving

Noten 1. Rechtstatelijke aspecten van de decentralisaties in het sociale domein, Serie Bestuursrecht & Bestuurskunde, 2016, Universiteit Groningen onder redactie van prof. dr. G.J. Vonk. 2. Uit onderzoek bleek in 2015 één derde van de burgers in de stad Groningen die zich in bijstandsafhankelijke omstandigheden bevonden, niet bereid te zijn om een keukentafelgesprek te voeren dat er op gericht was om de mogelijkheden tot participatie te onderzoeken. De gesprekken werden door de desbetreffende belanghebbenden met wantrouwen bezien. Lokale actiegroepen tegen deze gesprekken raadden mensen aan om altijd een tweede persoon bij het gesprek aanwezig te laten zijn en zelfs om het gesprek op te nemen. 3. ECLI:NL:CRVB:2016:1402. ECLI:NL:CRVB:2016:1403. ECLI:NL:CRVB:2016:1404. 4. Rapport 2016/050 Nationale Ombudsman: Burgerperspectief op schuldhulpverlening. 5. Verzamelbrief Ministerie SZW 2015-1, 5 juni 2015. 6. Zie o.a. NRC 16 april 2016, Column Folkert Jensma. 7. Zie o.a. artikel “Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, eerste jurisprudentie”, Langhenkel Nieuwsbrieven Sociale Zekerheid mei 2013 en april 2012. 8. In de zin van artikel 3:2 Awb en een daarop volgend publiekrechtelijk besluit in de zin van artikel 1:3 eerste lid Awb. 9. De overheid geeft de burger de mogelijkheid om zijn procedurele kansen te benutten en heeft een coulante opstelling (d.w.z. de overheid heeft oog voor claims die redelijkerwijs gehonoreerd moeten worden en belast de burger niet onnodig met ingewikkelde bewijsproblemen of procedures). 10. Zie tevens het achtergrondstuk t.b.v. VARstudiemiddag decentralisatie 9-10-2015 van prof Scheltema. 11. Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht. 12. NTB 2015/37 afl. 9 november 2015, pag. 289. 13. Kamerstukken Tweede Kamer 33727, vergaderjaar 2014-2015. 14. Artikel Rechtvaardigheid als bepalende factor bij organisatieverandering, L. Millenaar, E Graamans en W ten Have, Holland – Belgium Management review nr. 149. 15. Vorm van mediation in het strafrecht. Grondlegger van deze vorm van hertstelrecht is Howard Zehr. Hij hanteert als definitie voor ‘restorative justice”: a process to involve, to the extent possible, those who have a stake in a specific offence and to collectively identify and adress harms, needs, and obligations, in order to heal and put things as right as possible. Met dank aan prof dr. Eric lancksweerdt: Menselijke kracht in het recht, uitg. Larcier.

participatie

Beschouwing over de deugd van het delen

Eerst vakmanschap, dan leren het potentieel te benutten DOOR Marcel van Druenen

De moderne deugden van het sociaal domein. Zo luidt het thema van de VU Divosa collegereeks 2016 die in mei van start ging. De reeks opende met een college over ethiek. Doen we wel de goede dingen? Dit inspireerde tot een beschouwing over vakmanschap in een beperkend economisch systeem.

I

nmiddels hebben we organisatorisch en beleidsmatig de transitie van de drie decentralisaties in het sociaal domein wel zo’n beetje achter de rug, maar hebben we nog een morele transformatie van de samenleving voor de boeg. De vraag is welke kantelingen in ons denken nodig zijn om de gewenste radicale veranderingen mogelijk te maken. Helpt het als we beter worden in re-integreren, of is dat niet genoeg?

Vertrouwenscrisis Govert Buijs (VU) analyseert de ontwikkelingen die hebben geleid tot een vertrouwenscrisis rond het maatschappelijk middenveld, tegenwoordig ook wel civil society genoemd. Dat doet hij langs drie gezichtspunten. Eerst vanuit architectonisch perspectief. Het maatschappelijk

middenveld is zijn eigen handelingslogica kwijt geraakt, doordat het eerst door de staat is ontrukt aan het particulier initiatief en daarna ‘vermarkt’. Vervolgens beschrijft Buijs hoe het taalgebruik het moreel verval nog versterkt, met de, door de turn around manager, geïntroduceerde begrippen als klanten, zorgminuten en primaire proces. Het is de taal van de systeemwereld die lijkt uit te drukken dat het om nieuwe, domeinvreemde, doelstellingen gaat. Ten slotte signaleert hij dat managers steeds meer op afstand zijn komen te staan van de inhoud en niet meer per se gemotiveerd zijn om het goede te doen. Zolang de regels het toelaten is alles geoorloofd en comfortabel. Het ontbreken van domeinbesef, taalzuiverheid en interne motivatie vormen samen het kwaad van de bureaucrasociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 37

TSB_16_04.indd 37

7/20/2016 3:32:44 PM


Google_picture alliance

participatie

De opkomst van zelfsturende auto’s is maar een van de redenen waarom we radicaal anders moeten gaan denken over werk en verdeling van welvaart.

tie in het maatschappelijk middenveld. Buijs fileert dit kwaad uit in een aantal elementen, die samen verklaren hoe dit kwaad uitwerkt in het gedrag van instellingen. Het leidt tot ambtelijke beslissingen die hun doel voorbij schieten.

Incorporeren Ook volgens Ingrid Robeyns (UU) kunnen instituties helaas niet de democratisch gekozen waarden incorporeren. Beleid is niet geschikt om recht te doen aan de diversiteit van mensen en hun behoeften. Robeyns doet een moreel appèl op de professionals om met deze tekortkoming van instituties om te gaan. Buijs sluit daar op aan met de conclusie dat het de deugden van individuen zijn, die zorgen voor een ethische invulling van een imperfecte samenleving. Dit beroep op de ethisch reveille van de professional in het sociaal domein is

een trending topic. Tijdens het Divosa Voorjaarscongres begin juni van dit jaar trakteerde Piet Hein Donner het publiek op een betoog hierover, dat sindsdien ingelijst boven de bureaus hangt van ambtenaren van SZW en managers en professionals in de uitvoeringspraktijk. Donner verwoordt de veranderde intentie van de wetgever aldus: in plaats van ‘ieder het gelijke geven zonder aanziens des persoon’ naar ‘ieder het zijne geven’, ofwel beleid op maat. Een veel moeilijker te operationaliseren concept, meent Donner. ‘Het impliceert dat het karakter van de uitvoering verandert (…) en dat de ambtenaar een beroepsbeoefenaar wordt, wiens deskundig oordeel in het individuele geval bepalend is.’

Vakmanschap In het recent verschenen deel 2 van het boek Kansrijk Arbeidsmarktbeleid houdt

ook het Centraal Planbureau (CPB) een pleidooi voor professionalisering van klantmanagers. Maar de argumenten van het planbureau zijn nog wel een beetje old school. Het CPB hoopt nog wel dat beleid precies genoeg geformuleerd kan worden om er voor te zorgen dat de middelen daar ingezet worden waar ze het meest effectief zijn. ‘Profiling’ en ‘Targeting’ zijn de sleutelwoorden in de visie van het planbureau. Daarom vindt het CPB dat klantmanagers geschoold moeten worden in evidence based werken. En ook dat we meer kennis moeten verzamelen over wat werkt en wat niet werkt zodat we nog preciezer kunnen targeten en profilen. De vraag die opkomt bij lezing van het boek is of het planbureau verwacht dat deze targeting en profiling, gecombineerd met het ambtelijk vakmanschap om de bewezen effectiviteit in de praktijk te brengen, als

38 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 38

7/20/2016 3:32:44 PM


participatie

een remedie ziet voor het uitblijven van een meetbaar resultaat van de re-integratie inzet. Want dat is de conclusie, die de pers na publicatie van het boek trok. En terecht, want de cijfers van het CPB tonen vooral dat aan. De inspanningen om banen te vinden voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, leiden er niet toe dat de werkloosheid significant afneemt. Met andere woorden: we slagen er misschien wel in om mensen weer aan het werk te helpen (36.000 in 2014), maar daardoor raakt blijkbaar iemand anders zonder werk en zijn we dus uiteindelijk weer terug bij af. Uiteindelijk, want daar gaat eerst nog een afbraakproces aan vooraf. Een recente studie van het Centraal Bureau voor de Statistiek laat namelijk

op grond van welke omstandigheden en wat het effect is. De dialectiek van de bestuurders van de twee grootste steden van ons land over de harde versus de zachte aanpak, is een van de vele aanwijzingen dat we nog onvoldoende kennis hebben over wat werkt en wat niet, voor wie en wanneer. Maar met alleen dat vakmanschap komen we er niet. Zelfs al is de deskundigheid van de beroepsbeoefenaren boven elke twijfel verheven en beschikken we over alle noodzakelijke kennis om door middel van profiling en targeting werklozen te begeleiden naar betaald werk, dan komen we toch niet verder dan het in stand houden van een constante stroom van nieuw te re-integreren gekwetsten. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn niet in evenwicht

De buschauffeur die vrijwillig een streeklijntje in stand wil houden, mag dat niet van de uitkeringsinstantie, omdat hij dan niet meer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. zien dat hoe langer iemand zonder werk zit, des te meer het vertrouwen afneemt dat het vinden van werk nog mogelijk is. De wil neemt af en de belemmeringen nemen toe. Er zijn voldoende evidence based theorieën die verklaren dat het niet hebben van werk (en het gehoorzamen aan een regiem van sancties en verplichtingen) desastreus is voor gezondheid en arbeidsvermogen. Geen wonder dus dat een werkzoekende met de jaren steeds verder van de arbeidsmarkt af komt te staan.

en er is geen betaald werk voor iedereen. De kans is groot dat dit evenwicht er ook niet meer gaat komen. Denk alleen maar eens aan het effect van volledig zelfsturende auto’s, die over niet al te lange tijd het vak van chauffeur overbodig zullen maken. Over verdringen gesproken. Alleen voor de klantmanagers zal het werk toenemen, met steeds minder resultaat in termen van reductie van werkloosheid. Tenminste in het huidige systeem van de arbeidsmarkt en betaald werk.

Gekwetsten

Streeklijntje

Natuurlijk is het vakmanschap van de uitvoering belangrijk. Het is belangrijk dat professionals het verschil kunnen maken en dat ze weten hoe ze dat moeten doen. Dat ze in elk afzonderlijk individueel geval tot een deskundig oordeel kunnen komen. En natuurlijk is het ook belangrijk om door middel van onderzoek vast te stellen wat wel werkt en wat niet. Daarvoor zullen we inderdaad, zoals CPB adviseert, goed moeten bijhouden welke interventies de klantmanagers in de praktijk toepassen,

Het probleem is dat het economisch systeem verhinderd om het beschikbare potentieel te benutten. De buschauffeur die vrijwillig een streeklijntje in stand wil houden, mag dat niet van de uitkeringsinstantie, omdat hij dan niet meer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Daardoor raken ouderen op het platteland in een isolement en kunnen minder lang zelfstandig thuis wonen. Ze komen terecht in instellingen die onvoldoende werknemers kunnen inhuren vanwege bezuinigingen. Vrijwilligers mogen niet

bijspringen uit angst voor verdringing. Er is werk zat. ‘Arbeid is meer dan een middel om inkomen te verwerven’, zegt Donner. ‘Arbeid, het werk van onze handen, is een belangrijk element van wie we zijn, waarmee we ons een positie geven in de gemeenschap. “Ieder het zijne geven” gaat uiteindelijk om de vraag: hoe kan ieder in staat gesteld worden om mede door het werk van zijn handen tot zijn recht te komen.’

Delen Laten we dus vooral blijven onderzoeken hoe we beter kunnen worden in het helpen van gekwetste mensen. Maar laten we ook een manier vinden om weerstand te bieden aan een systeem dat ons verhinderd om menselijk potentieel volledig te benutten. We moeten radicaal anders gaan denken over werk en verdeling van welvaart. De deugd van het delen, noemde Aboutaleb het tijdens zijn welkomstwoord bij het Divosa Voorjaarscongres. Hij heeft het geleerd van zijn vader in de bergen van Marokko. Als je een aardappel door midden snijdt en vervolgens poot, krijg je een grotere opbrengst dan met een ongedeelde aardappel. Delen is het nieuwe vermenigvuldigen, zei Aboutaleb, en riep op tot een wij-samenleving. Werk zat; kijk alleen maar naar de gigantische investeringen die we moeten doen om de klimaatdoelstelling te halen en de transitie in de energievoorziening. Ik weet nu al waar ik wil dat de volgende collegereeks over gaat: over de vraag hoe we de fundamenten onder ons economisch denken kunnen herordenen zodat we beter in staat zijn om menselijk potentieel in al zijn natuurlijke diversiteit op waarde te schatten. En datgene wat we met dat potentieel tot stand brengen, zo te verdelen dat ieder het zijne krijgt.

Marcel van Druenen is projectleider vakmanschap bij Divosa.

VU Divosa collegereeks Na de zomer zijn er nog twee colleges, die ook ‘los’ bezocht kunnen worden. www.divosa.nl | zoekterm collegereeks 2016.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 39

TSB_16_04.indd 39

7/20/2016 3:32:45 PM


binnenhof van buitenuit

Op 27 juni 2016 heeft staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De staatssecretaris besprak ook het recentelijk verschenen rapport van de Nationale ombudsman. DOOR Mark Geers

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

O

p 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) in werking getreden. Met deze wet is de zorgplicht van gemeenten met betrekking tot schuldhulpverlening expliciet vastgelegd. Met de invoering van de Wgs beoogde het Rijk – naast het realiseren van een integrale en breed toegankelijke schuldhulpverlening – ook de wacht- en doorlooptijd van het schuldhulpverleningstraject te beperken. De Wgs beperkt zicht tot de minnelijke schuldhulpverlening. Dat wil zeggen dat schuldeisers op vrijwillige basis meewerken aan het oplossen van problematische schulden. Daarnaast is er de mogelijkheid van de wettelijke schuldsanering op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Wanneer geen oplossing mogelijk is via een minnelijke regeling, kan de schuldenaar een Wsnp-verzoek indienen bij de rechtbank. Als de rechter dit verzoek toewijst, legt hij een saneringsregeling dwingend op aan de schuldeisers en aan de schuldenaar. Het onderzoek van de Nationale ombudsman vindt zijn aanleiding in het feit dat er regelmatig klachten komen over gemeentelijke schuldhulpverlening. Het is voor veel mensen onduidelijk tot wie ze zich kunnen wenden voor hulp bij problematische schulden. Ook is er onduidelijkheid over de eisen die gemeenten stellen alvorens iemand toe te laten tot hulp én over welke alternatieven er zijn als iemand niet aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Knelpunten Het Nibud constateerde al in 2015 dat er drie belangrijke oorzaken voor betalingsachterstanden zijn, namelijk; te hoge vaste lasten (27%), inkomensdaling (26%) en te hoge zorgkosten (22%). Een belangrijk probleem zit in het complexe stelsel van toeslagen en inkomensvoorzieningen, het incassogedrag van schuldeisers en meer en meer tijdelijke arbeidscontracten. In 2015 had bijna één op de vijf huishoudens in Nederland risicovolle schulden, problematische schulden of zat in een schuldhulpverleningstraject. Uit zowel het evaluatierapport (uitgevoerd door Berenschot) als uit het rapport van de Nationale ombudsman blijkt dat de schuldhulpverlening beter kan en beter moet. Staatssecretaris Klijnsma geeft aan dat dit om een gezamenlijke inzet vraagt van het kabinet en de andere betrokken partijen, waaronder de VNG, de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), Divosa, Sociaal Werk Nederland (voorheen de MOgroep) en de Landelijke Cliëntenraad (LCR). In de kabinetsreactie worden behalve de gesignaleerde knelpunten ook benoemd welke maatregelen het kabinet en de betrokken partijen willen treffen.

Toegankelijkheid De toelatingsvoorwaarden en weigeringsgronden voor de gemeentelijke schuldhulpverlening kunnen drempels opwerpen. Strikte toepassing van weige-

ringsgronden zoals het hebben van een eigen huis of bedrijf, of een onduidelijke schuldenpositie, blokkeren de toegang of kunnen deze ernstig bemoeilijken. Uit het rapport van de Nationale ombudsman blijkt bijvoorbeeld dat burgers met een fraudeschuld door veel gemeenten worden uitgesloten van de weg naar schuldhulpverlening. De ombudsman constateert dat gemeenten daarmee selectiever in de toelating zijn dan een rechter bij de beoordeling van een aanvraag voor de Wsnp. Dit druist in tegen het idee dat zoveel mogelijk schuldenaren via het minnelijke traject geholpen zouden moeten worden. In de kabinetsreactie wordt ook aangegeven dat het kabinet het belangrijk vindt dat iedereen die er niet in slaagt zijn problematische schulden zelf op te lossen, zich tot de gemeente kan wenden voor passende ondersteuning en daar ook gehoor vindt. Kwantitatieve gegevens ontbreken echter, waardoor het lastig is om harde uitspraken te doen over in hoeverre dit een probleem vormt. De staatssecretaris wil dan ook beter inzicht krijgen in de toegankelijkheid en daarom zal de Inspectie SZW nog in 2016 een onderzoek starten waarin wordt nagegaan in hoeverre gemeenten hier in de praktijk invulling aan geven. Tegelijkertijd bereidt het ministerie van SZW al een mogelijke aanscherping van de Wgs voor, om geconstateerde blokkades betreffende de toegang tot de gemeentelijke schuldhulpverlening weg te nemen. Op die manier kan een

40 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 40

7/20/2016 3:32:46 PM


binnenhof van buitenuit

Meten

wetsvoorstel – indien daar aanleiding toe blijkt – snel worden ingediend.

Professionalisering Een van de meest geuite klachten door burgers is volgens het rapport van de Nationale ombudsman dat de doorlooptijden te lang zijn. Hoewel het aanmeldingsgesprek bijna altijd binnen de wettelijke termijn plaatsvindt, duurt het daarna vaak veel te lang voordat een schuldenaar daadwerkelijk toegelaten wordt en/of een traject wordt gestart. Mensen voelen zich ook niet altijd goed en volledig geïnformeerd, waardoor het uitvoeren van opdrachten – zoals het overleggen van de benodigde administratieve stukken – bemoeilijkt wordt. De Ombudsman constateert dat schuldenaren persoonlijke aandacht nodig hebben en een regelmatig contact, zodat zij weten wat er gebeurt en begrijpen waaraan zij zich moeten houden. Burgers mogen van de overheid verwachten dat de schuldhulpverlening zodanig wordt ingericht dat een optimale dienstverlening wordt geboden. Zo signaleert de Nationale ombudsman dat sommige burgers geen schriftelijke beslissing ontvangen van de afwijzing of beëindiging van het schuldhulpverleningstraject,

waarmee de rechtsbescherming in het geding komt. De staatssecretaris wil dat Rijk, gemeenten en andere betrokkenen de professionaliteit gaan bevorderen en ervoor zorgen dat verworven kennis en vaardigheden behouden blijven. VNG, NVVK, Divosa en Sociaal Werk Nederland ontwikkelen samen met het ministerie van SZW, de LCR en Nibud een ondersteuningsprogramma om de schuldsanering te professionaliseren. Zo wordt een handreiking ontwikkeld over de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht in de Wgs (zie ook het artikel op p 6). Ook krijgen gemeenten en maatschappelijke organisaties, waarbij veel vrijwilligers aan de slag zijn, ondersteuning bij het terugdringen van problematische schulden. Onder meer zal dit gebeuren door via onderzoek de kennis over de effectiviteit van methoden/interventies in de schuldenaanpak te vergroten. Verder zullen nieuwe projecten en aanpakken van gemeenten worden gestimuleerd en komt er meer nadruk op het verspreiden van kennis, bijvoorbeeld over passende dienstverlening voor specifieke doelgroepen zoals studerende jongeren, mensen met een licht verstandelijke beperking en/of reclasseringscliënten.

Gemeenten hebben voor een goede uitvoering van de schuldhulpverlening inzicht nodig in wie zich meldt, wie welk aanbod wordt gedaan, wat het effect daarvan is en in wacht- en doorlooptijden. Die gegevens zijn – zo constateert de staatssecretaris – nu lokaal onvoldoende beschikbaar. Het is belangrijk dat gemeenten zich met andere gemeenten kunnen vergelijken. Daarvoor zijn registratie en beschikbaarheid van gegevens nodig binnen de gemeentelijke schuldhulpverlening. Daarom gaan kabinet, VNG, Divosa en NVVK aan de slag om betere sturings- en monitorinformatie te organiseren. Divosa is al gestart met de benchmark Armoede en Schulden en de VNG onderzoekt de mogelijkheden om deze gegevens aan te kunnen laten sluiten bij de Gemeentelijke Monitor Sociaal domein (GMSD). Vanaf 2016 zullen jaarlijks geanonimiseerde factsheets worden gepubliceerd met daarin onder andere informatie over het aantal klanten in de schuldhulpverlening, het type dienstverlening dat ze aangeboden krijgen en de effectiviteit en de organisatie van de schuldhulpverlening.

Wetgeving Het kabinet is actief aan de slag om bestaande knelpunten in wetgeving op te lossen. Zo zijn sinds januari 2016 alle gerechtsdeurwaarders aangesloten op het beslagregister. Ook overheidsorganisaties zullen op het register worden aangesloten. Wetgeving voor de vereenvoudiging van de beslagvrije voet is in voorbereiding en wordt in de tweede helft van 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het ontwerpbesluit breed moratorium in de gemeentelijke schuldhulpverlening wordt in 2017 van kracht. Staatssecretaris Klijnsma trekt voor de komende drie jaar in totaal 7,5 miljoen euro extra uit om de uitvoering van maatregelen ten behoeve van de schuldhulpverlening financieel te ondersteunen.

Kamerstukken: -

Brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 27 juni 2016 met betrekking tot de kabinetsreactie evaluatie Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (24 515, nr. 357).

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 41

TSB_16_04.indd 41

7/20/2016 3:32:46 PM


maatschappelijke ondersteuning

Daadwerkelijk ruimte voor de professional

Maatwerkondersteuning in Zaanstad DOOR Mark Koetsier

Gemeenten zien de transformatie van het sociaal domein vaak als aansluiten op de leefwereld van inwoners, ruimte geven aan de professional en maatwerk. Tegelijkertijd beroepen ze zich nog op weten regelgeving, procedures en verplichtingen vanwege de accountant. Maar wat gebeurt er als gemeenten de professional echt ruimte geven? De gemeente Zaanstad onderzoekt het.

D

e gemeente Zaanstad is in juni 2015 gestart met een pilot budget maatwerkondersteuning armoedeopgave. Ondersteuning op maat betekent dat de ondersteuning wordt bepaald door de individuele behoefte en niet door generieke regels. Uit gesprekken met inwoners, sociaal wijkteams en jeugdteams in Zaanstad is gebleken dat het huidige minimabeleid vaak te weinig ruimte laat om mensen in financiële nood effectief te kunnen helpen. Mensen met een inkomen dat net boven het minimum uitkomt, komen namelijk vaak – precies om die reden – niet voor ondersteuning in aanmerking, terwijl deze groep wel steeds vaker in de problemen komt. Dit resulteert in hoge maatschappelijke kosten door bijvoorbeeld uithuiszettingen, herhuisvesting, maatschappelijke opvang en extra beroep op de bijstand. Kosten die de gemeente vaak relatief makkelijk kan voorkomen door goed te kijken naar de individuele behoefte en daar praktisch op in te springen. Het huishouden in het kader is geholpen vanuit het budget van de pilot. Een eenmalige investering van in dit geval elfhonderd euro heeft een bijstandsuitkering voor het gezin voorkomen a zestienduizend euro per jaar.

Veel gemeenten zijn bijzonder geïnteresseerd in de uitkomsten van de pilot. Vragen die veelvuldig worden gesteld zijn: Heeft dit niet een enorme aanzuigende werking? Wat is het afwegingskader voor het sociaal wijkteam? Wat is de wettelijke grondslag van deze besteding? Dit had toch ook gewoon via de bijzondere bijstand gekund? Tussentijdse evaluatie heeft laten zien dat de aanzuigende werking uitblijft. Armoede kenmerkt zich door schaamte en mensen willen juist het liefste het geld weer terug betalen. Uit gesprekken met de sociaal wijkteams

en jeugdteams blijkt ook dat medewerkers moeten wennen aan (meer) ruimte nemen. De cultuuromslag om gebruik te maken van de ruimte die geboden wordt, lijkt de grootste opgave.

City Deal De gemeente Zaanstad heeft in maart 2016 samen met de gemeenten Eindhoven, Enschede, Leeuwarden en Utrecht een City Deal gesloten met de ministeries SZW, BZK en VWS. De deal betreft een onderzoek op basis van honderd casussen waarbij tegen systeemproblemen

Lasmasker Een man meldt zich bij het sociaal wijkteam in Zaanstad. Hij heeft een taalachterstand, veel brieven begrijpt hij niet en mede vanwege de hierdoor ontstane schulden zit hij in een wettelijk schuldsaneringstraject (Wnsp: Wet schuldsanering natuurlijke personen). Gelukkig heeft hij met behulp van het sociaal wijkteam een baan kunnen vinden als lasser, aangezien hij in zijn land van herkomst ook lasser was. Maar hij moet een eigen lasmasker aanschaffen. Dat is beleid van het bedrijf, vanwege de hygiëne. Omdat dit lasmasker elfhonderd euro kost, heeft het bedrijf een regeling getroffen met werknemers dat dit bedrag in termijnen kan worden ingehouden op het loon. Echter, vanwege het Wnsp traject mag er geen geld ingehouden worden op het loon. Meneer komt ook niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, aangezien hij een baan heeft en boven de 110 procent van het wettelijk sociaal minimum zit. Sowieso kan hij niet zomaar geld ontvangen, omdat dit ook terecht zou moeten komen bij de schuldsanering. Meneer dreigt zijn baan weer te verliezen…

42 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 42

7/20/2016 3:32:46 PM


maatschappelijke ondersteuning

ve ondersteuning kosten in de gezondheidszorg, jeugdhulp en langdurige zorg voorkomen?

Fotolia

Cultuuromslag

Dankzij een eenmalige bijdrage uit de pilot maatwerkondersteuning armoedeopgave kon een lasmasker aangeschaft worden en daarmee een bijstandsuitkering voorkomen.

aan wordt gelopen. Uiteindelijk moet de analyse leiden tot nieuwe manieren van ondersteuning voor kwetsbare gezinnen. Het mooie van deze deal is dat we uit de klassieke actie-reactie komen tussen gemeenten en ministeries, waarbij de gemeente vraagt om meer ruimte en het ministerie als reactie wijst op bijvoorbeeld artikel 16.1 van de Participatiewet waarin de gemeente ruimte heeft om af te wijken om zeer dringende redenen. Door samen te kijken naar die leefwereld, wat gaat er goed, wat gaat er minder goed en wat moeten we vandaag nog oplossen, komen we daadwerkelijk tot een strategische agenda die de systeemwereld beter moet doen aansluiten op die leefwereld. We kijken met een integrale blik over departementen, verschillende wetten, maar ook over de schotten in de gemeentelijke budgetten heen. Juist de combinatie van problemen maakt het ingewikkeld in de casus van het lasmasker. Misschien hadden we met een afwijking op basis van artikel 16.1 het probleem kunnen oplossen in de bijzondere bijstand, maar dan ben je vanwege procedures vaak wel zes weken verder, loop je weer tegen andere problemen aan in de Wnsp, en was je waarschijnlijk tot een verstrekking gekomen

op het moment dat de cliënt zijn baan al had verloren.

Kassabon De pilot budget maatwerkondersteuning armoedeopgave onderzoekt in hoeverre een slagvaardig sociaal wijkteam of jeugdteam bijdraagt aan preventievere en effectievere ondersteuning. Wanneer een sociaal wijkteam of jeugdteam een verzoek doet tot benutting van het budget maatwerkondersteuning moeten ook de verwachte bespaarde maatschappelijke kosten in beeld worden gebracht. Uiteraard blijft het arbitrair welke kosten in beeld worden gebracht en is het moeilijk in te schatten wat bijvoorbeeld een begeleidingstraject in een denkbeeldige situatie zou kosten, maar toch zijn er allerlei concrete besparingen in diverse casuïstiek terug te vinden die je met grote zekerheid kan vaststellen. Zo hebben diverse bestedingen vanuit het budget maatwerkondersteuning het veelvoudige kunnen besparen door bijvoorbeeld uithuisplaatsingen kinderen, werkloosheid, opname in een verpleegtehuis, uithuiszettingof Wmo vervoer te voorkomen. Interessant zou zijn om te meten wat de opbrengsten op de lange termijn zijn. Kunnen we door preventie-

Is iedereen blij met maatwerk? Nee, mensen maken zich ook zorgen over willekeur en ‘degene die het hardste schreeuwt krijgt het meest’. Ook professionals hebben soms moeite om gebruik van de ruimte te maken die hen wordt geboden. Zeker in het begin van de pilot kreeg de gemeente Zaanstad vaak de vraag of een speficieke casus in aanmerking zou komen voor maatwerkondersteuning, terwijl het juist de bedoeling is dat de professional in de wijk in overleg met de inwoner de keuze kan maken. Dit geeft ook een andere verhouding tussen professional en cliënt, waarbij je je eerst nog kon verschuilen achter ‘dat is nou eenmaal de wet, de beslissing van de gemeente of CIZ’, ben je nu zelf verantwoordelijk voor de inzet van maatwerkondersteuning. De aansluiting op de leefwereld vindt uiteindelijk toch plaats aan die keukentafel. Het is aan het Rijk en gemeenten om dit keukentafelgesprek te faciliteren met de ruimte om te doen wat nodig is om mensen weer zelfredzaam te laten worden of te laten blijven. Maar als deze ruimte niet wordt gepakt en men zich blijft verschuilen achter regelgeving, procedures of beslisbomen zal deze aansluiting nooit tot stand komen. Gelukkig zien we steeds meer beweging ontstaan: in Den Haag, in onze eigen organisatie, maar vooral ook in de wijken. Ik krijg al een tijdje geen mails meer met het onderwerp ‘Komt gezin x in aanmerking?’ Het is voor de verandering ook wel eens leuk om blij te zijn wanneer de maandelijkse bestedingen van een budget alleen maar toenemen. Mark Koetsier is projectleider Expert bij Gemeente Zaanstad.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 43

TSB_16_04.indd 43

7/20/2016 3:32:46 PM


thema schuldhulpverlening

De bestrijding van armoede en schulden krijgt ook in Europees verband aandacht. Het is een van de speerpunten van de EU 2020 strategie. UWV verkende in hoeverre andere landen de aanpak van schulden verweven in de re-integratie. Als er al sprake is van een integrale aanpak, dan is vaak amper bekend wat het effect is. DOOR Maurice Guiaux, Nadja Jungmann en Els Sol

Schulden onder uitkeringsgerechtigden

De integrale aanpak van werk en schulden in Europa

U

itkeringsgerechtigden hebben vaker schulden dan mensen zonder uitkering (Westhof 2015). Dit geldt zowel voor mensen met een UWV-uitkering als voor bijstandsgerechtigden. Bovendien maken beide groepen gemiddeld langer gebruik van de uitkering dan uitkeringsgerechtigden zonder schulden (UWV 2015,

Jungmann e.a. 2011). Het gegeven dat ze gemiddeld langer gebruik maken van een uitkering, lijkt toe te schrijven aan de belemmerende werking die uitgaat van een schuldenproblematiek (Guiaux e.a. 2015). In de eerste plaats levert het accepteren van werk financieel vaak nauwelijks iets op. Eventuele extra inkomsten gaan doorgaans direct naar

de schuldeisers terwijl werk ook kosten met zich mee kan brengen zoals vervoer, kleding, gereedschap, et cetera. Dit zet schuldenaren niet altijd aan om zich tot het uiterste in te spannen. Voor sommige schuldeisers is het een reden om niet mee te werken aan een schuldregeling met kwijtschelding voor mensen zonder werk (Jungmann e.a. 2014). Een tweede belemmerende factor is het gegeven dat veel werkgevers niet zitten te wachten op mensen met financiële problematiek. Het kost de loonadministratie veel tijd om beslagen op het inkomen te verwerken en mensen met financiële problemen functioneren slechter op de werkvloer (Madern e.a. 2012). Gemiddeld zijn ze negen dagen vaker ziek dan werknemers zonder financiële problemen. De verleiding om een tijdelijk contract niet te verlengen of na twee maanden proeftijd de aanstelling op te zeggen is dan groot. En de werknemer valt terug in de uitkering.

UWV UWV biedt mensen met een uitkering begeleiding zodat zij zo snel mogelijk uitstromen naar betaald werk. Bij 44 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 44

7/20/2016 3:32:52 PM


thema schuldhulpverlening

klanten met schuldenproblematiek werkt UWV in dat kader drie rollen voor zichzelf uit: • het signaleren van risico’s voor uitkeringsgerechtigden op schulden en uitkeringsgerechtigden informeren over de inkomstenterugval; • het herkennen van schulden bij uitkeringsgerechtigden; • en hen verwijzen naar schuldhulpverlening. Om invulling te geven aan deze rollen heeft UWV bijvoorbeeld op zijn landelijke callcenter een team schuldhulpverlening gezet dat klanten met lichte financiële problemen van informatie voorziet en klanten met zwaardere schulden verwijst naar schuldhulpverlening. De vraag is wat UWV kan leren van een analyse van de activiteiten in andere landen om te voorzien in een integrale aanpak van financiële problemen en uitstroom naar betaald werk. Hoe besteden andere landen aandacht aan de uitstroom naar werk binnen de schuldhulpverlening? En ook: welke aandacht besteden andere landen aan de aanpak van schulden in de re-integratie?

Schuldhulpverlening In diverse landen wordt er in de aanpak van schulden aandacht besteed aan de uitstroom naar betaald werk. De twee momenten waarop daar de meeste aandacht aan wordt besteed zijn bij de toelating tot de voorziening schuldhulpverlening en bij het al dan niet geven van een kwijtschelding op resterende schulden. Er bestaan aanzienlijke verschillen in de druk die in de onderzochte landen op schuldenaren die werkloos zijn wordt uitgeoefend om werk te vinden. In Denemarken is de druk het grootst, daar is het hebben van werk een toelatingseis voor schuldhulpverlening. Zolang een schuldenaar afhankelijk is van een uitkering wordt er daar überhaupt niet geprobeerd om tot een schuldregeling met de schuldeisers te komen. Deze keuze is mede ingegeven door het systeem dat de Denen hebben voor beslaglegging. Als een schuldeiser beslag legt op het inkomen, houden Denen een relatief hoog bedrag over. Het gevolg daarvan is dat er bij beslag geen of nauwelijks aflosruimte is. Door werk als eis te stellen, garanderen de Denen de schuldeisers

Opzet verkenning samenhang re-integratie en schuldhulpverlening De centrale vraag in de verkenning luidde: wat is er bekend over aandacht voor financiële problematiek van uitkeringsgerechtigden in de re-integratiepraktijk in andere Europese landen? Om deze vraag te beantwoorden hebben Els Sol (expert re-integratie) en Nadja Jungmann (expert schuldhulpverlening) elk een quickscan uitgevoerd. De ene quickscan had betrekking op de wijze waarop er in de re-integratie wordt omgegaan met de aanpak van schulden. De andere quickscan had betrekking op de wijze waarop er in de systemen van schuldhulpverlening wordt omgegaan met uitstroom naar betaald werk. Quickscan re-integratie Ten behoeve van beide quickscans is er een beperkte verkenning van literatuur en openbare bronnen uitgevoerd. Als vervolg daarop is er ten behoeve van de quickscan re-integratie in de periode februari-april 2016 een korte enquête afgenomen onder het netwerk van de World Association of Public Employment Services (WAPES). Van de 26 benaderde re-integratie-experts hebben 20 een vragenlijst beantwoord of op een andere manier gereageerd. Er is informatie verkregen uit de volgende landen: België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Hongarije, Italië, Kroatië, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en Zweden. Quickscan schuldhulpverlening De quickscan schuldhulpverlening is eveneens in de periode februari-april 2016 uitgevoerd. Ten behoeve van deze is het internationale netwerk rond grote schuldenlasten bij consumenten (consumer overindebtedness) van de Law and Society Association (LSA) bevraagd. Als in een land geen netwerklid of contactpersoon aanwezig was die de vragenlijst kon beantwoorden, is aan andere leden in het netwerk om een andere contactpersoon gevraagd. Van de 18 benaderde onderzoekers op het gebied van schuldhulpverlening hebben 13 een vragenlijst beantwoord of op een andere manier informatie aangeleverd. Er is informatie verkregen uit de volgende landen: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Letland, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Tsjechië en Zweden.

in ieder geval een minimale aflossing. In Zweden kan het niet hebben van betaald werk een belemmering zijn om te worden toegelaten. In Nederland en Duitsland is een uitkering geen weigeringsgrond voor schuldhulpverlening. Wel is de schuldenaar verplicht om actief naar werk te zoeken tijdens de schuldregeling. In Oostenrijk en Tsjechië is betaald werk geen eis vanuit het systeem, maar is het vaak een praktische noodzaak. In deze landen moeten schuldenaren een minimaal deel van de schuldenlast terugbetalen (respectievelijk 10% en 30%). In deze landen geldt voor een deel van de uitkeringsgerechtigden dat ze dit minimale percentage niet kunnen opbrengen zonder betaald werk. In Frankrijk, België, Portugal en

Spanje is de druk om werk te vinden minder formeel en komt die alleen van de lokale uitvoeringsinstelling, die in het kader van het verstrekken van de uitkering aanstuurt op uitstroom naar betaald werk. In Spanje en Portugal hebben uitkeringsgerechtigden met schulden minder mogelijkheden om een baan te weigeren dan mensen die ‘alleen’ werkloos zijn.

Kwijtschelding Er zijn ook landen waar de inspanning om betaald werk te vinden een factor is die meetelt om na afloop van de schuldregeling een kwijtschelding te krijgen. Bij minnelijke schuldregelingen speelt dit in Nederland doorgaans geen rol. Maar bij wettelijke schuldsaneringen sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 45

TSB_16_04.indd 45

7/20/2016 3:32:58 PM


thema schuldhulpverlening

Oostenrijk Noorwegen Estland Nederland Duitsland Finland Belgie (FOREM)

Schuldhulpverlening aan werkzoekenden

Litouwen Preventie schulden werkzoekenden

Zweden

Begeleiding werkgevers met werknemers met schulden

Cyprus Slovakije

Scholing staf inzake schuldhulpverlening

Tsjechië 0

5

10

15

20

25

Figuur 1. Integraliteit dienstverlening uitvoeringsinstellingen aan werkzoekenden met schulden

komt het met enige regelmaat voor dat een rechter de looptijd van een schuldsanering verlengt als er naar diens mening niet voldoende inspanning is getoond om betaald werk te vinden. De eisen vanuit de rechter zijn niet zelden strenger dan vanuit de uitkeringsinstantie (Jungmann e.a. 2014). In Duitsland, Frankrijk en Portugal is sprake van een vergelijkbare situatie. Wie niet hard genoeg heeft geprobeerd om betaald werk te vinden, loopt het risico geen kwijtschelding te krijgen.

Re-integratie Vanuit de re-integratie is er in de verschillende landen ook aandacht voor de aanpak van financiële problematiek. De drie rollen die het UWV voor zichzelf heeft benoemd, zijn ook terug te zien in de strategieën van andere landen. Om in beeld te brengen wat andere landen vanuit de re-integratie doen aan de aanpak van schulden is er een index ontwikkeld. Deze brengt in beeld in welke mate activiteiten om schulden aan te pakken zijn geïntegreerd in de dienstverlening van de publieke uitvoeringsinstellingen, die mensen naar werk begeleiden. De index geeft een eigen inschatting van de uitvoeringsinstellingen. Het land dat het verst is met de integratie van schuld-

dienstverlening scoort het beste op de index. Uit figuur 1 kunnen de volgende drie conclusies worden getrokken: • In internationaal perspectief bezet Nederland best een goede plek. • De integratie van schuldhulpverlening in de reguliere dienstverlening van de publieke arbeidsvoorzieningsorganisatie staat in Europa nog in de kinderschoenen. • Landen leggen verschillende accenten. Noorwegen geeft aan relatief ver te zijn met de integratie van de begeleiding van werkgevers, Estland en Oostenrijk met de schuldhulpverlening aan cliënten zelf.

Inzichten De verkenning die het UWV heeft uitgevoerd levert twee aanbevelingen op voor de Europese Unie. De eerste aanbeveling luidt dat het de moeite waard is om meer aandacht te besteden aan de belemmerende werking van schulden voor de uitstroom naar betaald werk. Een integrale aanpak van re-integratie en schuldhulpverlening maakt in lang niet alle landen onderdeel uit van het armoedebeleid. En binnen de schuldhulpverlening worden er in een aantal landen wel eisen gesteld, maar die gaan niet zonder

meer gepaard met aanvullende ondersteuning om werk te vinden. Betaald werk is de belangrijkste weg uit armoede. Door de belemmerende werking van de schuldenproblematiek weg te nemen, kan worden bijgedragen aan duurzame uitstroom naar betaald werk. De tweede aanbeveling luidt dat de grote verschillen tussen de bevraagde landen een interessante context vormen om op zoek te gaan naar de meest effectieve wijze om te voorzien in een integrale aanpak. Er is in de meeste landen niet veel (wetenschappelijke) kennis beschikbaar over de effectiviteit van de integrale aanpak. De uitgevoerde quickscans hebben nauwelijks kennis opgeleverd over de effecten van aandacht voor schulden binnen re-integratie op uitstroom en/of de effecten van druk op re-integratie in stelsels van schuldhulpverlening. Door in landen met verschillende werkwijzen in kaart te gaan brengen wat de lokale aanpak oplevert, kan uitgewerkt worden wat de meest effectieve manier is om vanuit de re-integratie de aanpak van schulden te bevorderen en andersom vanuit de schuldhulpverlening uitstroom naar betaald werk te bevorderen. Een dergelijke exercitie draagt eraan bij dat een integrale aanpak van schulden en re-integratie een volwaardig onderdeel kan gaan uitmaken van het ‘Europese armoedebeleid’.

Lering UWV trekt zelf ook lering uit de quickscans. De opbrengsten bevestigen dat het de moeite waard is om in de dienstverlening aandacht te besteden aan de aanpak van schulden. In dat kader zal UWV de dienstverlening vanuit het callcenter continueren. Daarnaast verkent UWV verdere mogelijkheden om ook in de overige dienstverlening schulden bij uitkeringsgerechtigden te herkennen en hen indien nodig te verwijzen naar schuldhulpverlening. Curatie – te weten de aanpak van schulden – om uitstroom te bevorderen is een volgend punt van aandacht. Daarbij is het van belang om lessen te leren van landen die het verst zijn met de integratie van deze dienstverlening, zoals Oostenrijk en Estland. Een dergelijke aanpak vereist een intensieve samenwerking tussen de verschillende organisaties, zoals UWV en gemeenten, die bij de re-integratie naar

46 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 46

7/20/2016 3:32:59 PM


thema schuldhulpverlening

werk en schuldhulpverlening betrokken zijn. Maurice Guiaux is kennisadviseur bij UWV. Nadja Jungmann is lector schulden & incasso aan de Hogeschool Utrecht. Els Sol is als senior onderzoeker verbonden aan het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies (AIAS) van de Universiteit van Amsterdam.

Literatuur Gibbons, D. (2010) Out of work and out of money. A study of financial inculsion and worklessness in Manchester: how to improve support for people with money problems to obtain and sustain employment. Manchester city Council. Guiaux, M, Houwing, H.(2014) Schulden en armoede bij uitkeringsgerechtigden. UWV Kennisverslag 2014-1, p. 37. Guiaux, M. en H. Houwing (2015). Schuldenproblematiek onder uitkeringsgerechtigden. In: Sociaal Bestek, augustus/september 2015. Houwing, H. Guiaux, M. (2015) Schuldenproblematiek onder uitkeringsgerechtigden. UWV Kennisverslag 2015-1 p.28 Jungmann, N., Van Beek, G. (2016) De rol van re-integratie bij de aanpak van schulden. Een quickscan van de inzet in Europese landen. Jungmann, N. Van Geuns, R. Kruis, G. (2011) Schuldhulpverlening loont! Een kostenbaten analyse van schuldhulpverlening. Hogeschool/ Utrecht/Regioplan, Utrecht/ Amsterdam. Jungmann, N. Kruis. G. (2014) Het verhaal achter de cijfers. Hogeschool Utrecht/Regioplan, Utrecht/Amsterdam. Van der Laan, J. Van Geuns, R. (2016) Schuldenvrij: De weg naar werk? Een onderzoek naar de vraag wat een schuldregeling doet met het zoeken en vinden van betaald werk. Hogeschool van Amsterdam. Madern, T. Bos, J. Van dr Burg (2012) Schuldhulpverlening in bedrijf. Financiële problemen op de werkvloer. Nibud, Utrecht. Sol, C.C.A.M. (2016) De aanpak van schuldenproblematiek bij de re-integratie van uitkeringsgerechtigden. Een quickscan onder Europese publieke arbeidsvoorzieningsorganisaties. UWV (2015) Wie heeft schuld? Een kwantitatieve analyse van schulden bij uitkeringsgerechtigden. Westhof, F. Tom, M. (2014) Monitor betalingsachterstanden 2014. Panteia, Zoetermeer.

schuldhulpverlening

Financiële hulp op maat doet wonderen

Wie perspectief heeft werkt gemotiveerd mee aan de oplossing DOOR Mieke Kerkhof-Scheenaard

Schulden, een nachtmerrie voor een toenemend aantal mensen. Extra triest wanneer deze situatie voorkomen had kunnen worden met een beetje meedenken en ondersteuning. Stapels formulieren, niet te volgen procedures, strafkortingen, het jaagt mensen in een verlammende stress.

N

eem Monique, zij heeft een samengesteld gezin van zeven kinderen. Een aantal van de kinderen staat onder Toezichtstelling (OTS) bij Jeugdzorg. Allerlei hulpverleners lopen de deur plat. Monique en haar man zijn het overzicht kwijt wie waar over gaat en wat er is afgesproken. Verder groeit de stapel aanmaningen. Ze hebben geen idee hoe ze de oplopende schulden kunnen aflossen. Als de bel gaat, kruipt Monique met hartkloppingen weg achter de bank. Want het zal wel weer een deurwaarder zijn. Het gezin van Monique wordt achtervolgd door het verleden. Al eerder hadden zij een traject van schuldsanering doorlopen. Toen dat achter de rug was dachten ze met een schone lei te kunnen beginnen. Dat viel tegen: de belastingdienst eiste alsnog een oude openstaan-

de schuld op. Ze konden van voor af aan beginnen. Monique ondervindt ook de gevolgen van een drugsverslaving uit haar jonge jaren. Ze heeft zich er grondig van ‘bekeerd’, maar geen werkgever wil haar in dienst nemen.

Netwerk Ten einde raad vertelt Monique aan de pastoor dat ze echt geen boodschappen meer kan doen voor haar gezin. Ze kan bijna niet geloven wat er na deze noodkreet gebeurt. De volgende dag vindt ze een volle boodschappenkar voor de deur. De pastoor had het lokale netwerk ingeschakeld. Het noodfonds springt bij en zorgt ervoor dat in elk geval het schoolgeld van de kinderen wordt betaald. De Voedselbank wordt ingeschakeld, en ook SchuldHulpMaatje. Het gezin krijgt een maatje dat langszij komt voor persoonlijke begeleiding en om toe te werken sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 47

TSB_16_04.indd 47

7/20/2016 3:32:59 PM


Fotolia

schuldhulpverlening

Voor veel mensen blijkt de samenleving te ingewikkeld. Het is triest dat sommige bedrijven er niet voor terugdeinzen om misbruik te maken van deze kwetsbare groep.

naar een structurele oplossing. Het is een keerpunt in het leven van Monique en haar gezin. Samen met haar maatje maakt zij een plan voor een afbetalingsregeling en belt zelf de schuldeisers om daar afspraken over te maken. Die aanpak blijkt beter te werken dan angstig weg te kruipen. Monique maakt een schema van haar aflossingsplan en elke maand houdt ze tot op de euro precies bij wat ze heeft afgelost. Als tweede leert ze omgaan met een huishoudboekje. Ze begrijpt nu heel goed het nut ervan. En tot slot brengt haar maatje haar op het idee van een logboek waarin zij alle contacten met hulpverleners bijhoudt. Daardoor weet ze weer wie wie is en waarover ze de laatste keer gesproken hebben. Wie Monique nu spreekt, ziet een zelfbewuste vrouw die weer de regie in handen heeft. Waarom? Ondanks haar complexe leven heeft ze overzicht en ziet de stip op de horizon waar ze naar toe werkt. Dat neemt haar angst weg voor hulpverleners en schuldeisers. Als er nu

wordt aangebeld doet ze rustig open en biedt het bezoek koffie aan. En dankzij haar nieuwe netwerk, heeft ze zelfs weer werk gevonden.

Oorzaken Schulden staan zelden op zichzelf. Veel hulpvragers die bij SchuldHulpMaatje aankloppen worstelen met te hoge woonlasten en de stijgende kosten voor levensonderhoud. Zij hebben moeite om hun uitgaven en inkomsten in balans te houden. Meestal zijn zij niet op de hoogte van voorzieningen en mogelijkheden voor kwijtschelding. Ook het gemak waarmee je een lening kunt afsluiten of op afbetaling kopen bij een postorderbedrijf vormt een probleem. Om nog maar te zwijgen over dubieuze financiers zoals bijvoorbeeld de Voorschotbank. Verleid door een korte termijnoplossing komen mensen zo steeds dieper in de schulden. Veel hulpvragers bij SchuldHulpMaatje hebben te maken met een combinatie van problemen. Een deel van de aanmelders is bekend bij schuldhulpverlening,

maatschappelijk werk of de GGZ-instelling. Het lukt deze groep mensen niet om effectief en duurzaam gebruik te maken van de hulp die deze instanties bieden. Zij hebben vaak intensieve, persoonlijke ondersteuning nodig om zich te kunnen voorbereiden op hun uiteindelijke hulpvraag bij reguliere instanties. Voor veel mensen blijkt de samenleving te ingewikkeld. Regels, soms tegenstrijdige, formulieren, gebrek aan computervaardigheden, taalgebruik en moeilijke woorden: allemaal eisen waaraan je moet voldoen. Het zijn allemaal factoren waardoor hulpverlening kan stagneren. Na tussenkomst van een maatje is een veelgehoorde (dankbare) reactie: ‘In je eentje kom je er niet uit’.

Misbruik Het is triest dat sommige bedrijven er niet voor terugdeinzen om misbruik te maken van de kwetsbaarheid van deze groep mensen. Denk aan sommige postorderbedrijven, malafide ‘schuld-

48 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 48

7/20/2016 3:32:59 PM


schuldhulpverlening

hulpverleners’ en verstrekkers van leningen waarmee mensen de strop om de nek krijgen gebonden. Bij SchuldHulpMaatje is men bekend met de tactiek van risico postcodegebieden. Op een schaal van 1 op 10 kun je per wijk zien hoe hoog het risico op schulden er is voor de bewoners. Je kunt je eigen wijk checken op onze website www.eerstehulpbijschulden.nl. De uitslag kan overigens nog verrassend zijn. Postorderbedrijven kennen deze methode ook. Advertenties met aanbiedingen op afbetaling richten zij specifiek op wijken waar het risico op schulden hoog is. Waar dus mensen wonen die te verleiden zijn voor een snelle ‘oplossing’. SchuldHulpMaatje gebruikt de postcodes om samen met sociale diensten in de risicowijken te adverteren met de gratis hulp van SchuldHulpMaatje.

Psychologie Een buitenstaander wijst al snel met de vinger naar mensen met schulden. Zij moeten maar beter hun best doen. Niet zulke ‘domme’ dingen doen, enzovoorts. Maar het is makkelijk praten als je zelf geen problemen hebt. Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat schaarste je gedrag bepaalt.1 Vanwege de stress overzie je de situatie niet meer. Je bandbreedte versmalt, zo noemen de onderzoekers dit verschijnsel. Wanneer de stapel met onbetaalde rekeningen steeds hoger wordt, neemt de stress evenredig toe. En daarmee neemt het probleemoplossend vermogen van mensen af, plus het zicht op de langere termijn. Je bent alleen bezig met overleven. En dan hebben we het niet eens over de groep mensen die daar toch al moeite mee heeft. Dit principe geldt voor elke vorm van schaarste, ook van tijd. Shafir, mede auteur van de publicatie over Schaarste zegt dan

ook: ‘Het probleem bij deze mensen is meestal niet een gebrek aan motivatie, maar een gebrek aan bandbreedte. Dat betekent dat ze een beetje hulp nodig hebben om die bandbreedte te managen of te vergroten. Als je ze in plaats daar-

maken met mensen bij wie er door een vergissing of onhandigheid van alles fout gaat. Vaak bij de sociale dienst of belastingdienst. Ze worden dan gestraft vanwege hun ‘fout’, en raken in paniek. Vervolgens blijkt het weer recht breien

Stuur een hulpvrager in het nauw niet naar huis met een opdracht die hij toch niet kan uitvoeren. van verplicht cursussen te volgen, of ze straft als ze zich niet netjes kleden, dan gaat dat ten koste van hun bandbreedte. Ze zullen minder tijd besteden aan hun kinderen, aan hun gezondheid, aan hun boekhouding. Als je ze dan ook nog eens straft door hun uitkering af te pakken, verliezen ze niet alleen hun geld, maar ook nog méér bandbreedte. Dat maakt de situatie nog erger.’2 Met deze kennis reist Shafir over de wereld om regeringen te adviseren over hun sociale beleid. Het verhaal van Monique onderschrijft zijn stelling. Het boek Schaarste is een absolute aanrader voor elke hulpverlener.

Overheid De auteurs van het boek Schaarste spreken duidelijk de overheid aan. Laat wetgeving en regels geen hindernis zijn voor mensen van goede wil om hun problemen op te lossen. Terugkijkend op Monique: zij bleek na een zwaar traject van schuldsanering nog steeds niet van de belastingdienst af te zijn. Onze maatjes hebben geregeld te

SchuldHulpMaatje SchuldHulpMaatje draait op tachtig plaatsen in Nederland met ongeveer vijftienhonderd maatjes. Wij ontvangen hulpvragen via de gemeenten, kerken, inloopspreekuren, sociaal maatschappelijke partners en via online campagnes. We weten waar mensen met financiële problemen wonen, en via gerichte online advertenties en bannering bereiken we de doelgroep. Onze vrijwilligers volgen een driedaagse training die gegeven wordt door erkende schulddienstverleners, gebaseerd op de NEN 8048 norm. Na de driedaagse training blijft een maatje up to date via ons permanente educatie systeem. Hier worden ontwikkelingen en actuele thema’s behandeld zodat een maatje op de hoogte is van de actualiteit. We werken nauw samen met de sociale wijkteams. We stemmen af wat de situatie is, wie wat doet en het plan van aanpak.

zo ingewikkeld, of zo regelgericht, dat ze het niet voor elkaar krijgen zonder maatje. Ambtenaren of hulpverleners die meedenken en samenwerken met ketenpartners blijken goud waard.

Oplossing? Al te gemakkelijk wordt er aan de borreltafel beweerd dat mensen met schulden hun verantwoordelijkheid niet nemen. Zeker, ook bij SchuldHulpMaatje komen we dit tegen. Daarom houden we de verantwoordelijkheid voor hun situatie altijd bij hen zelf. ‘We helpen je, maar het is jouw probleem.’ Maar de praktijk wijst uit dat wie zich begrepen voelt en steun ontvangt, heel goed zijn problemen kan oplossen. Stuur een hulpvrager in het nauw niet naar huis met een opdracht die hij toch niet kan uitvoeren. Help door overzicht te scheppen en geef een oplossingsrichting aan. En straf ze niet als ze een keer een fout maken. (Dat is iets anders dan bewuste fraude!). Wie perspectief heeft dat het goed kan komen werkt meestal gemotiveerd mee aan een oplossing. Laat regels nooit een doel op zich zijn. En tot slot: werk samen met de ketenpartners rondom een cliënt. Het devies van SchuldHulpMaatje is: samen lukt ‘t. Mieke Kerkhof-Scheenaard is medewerker pr en communicatie bij SchuldHulpMaatje Nederland.

Noten 1. Sendhil Mullainathan & Eldar Shafir, Schaarste. Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen (Maven Publishing 2013). 2. De Correspondent, Waarom arme mensen domme dingen doen. (17-12-2013) sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 49

TSB_16_04.indd 49

7/20/2016 3:33:09 PM


arbeidsmarkt in cijfers en trends

De gedrukte advertentie verliest steeds meer terrein als kanaal voor personeelswerving. Om nieuwe medewerkers te werven zetten werkgevers vooral de eigen website in, en zijn sociale media in opkomst. Het daadwerkelijk aannemen van personeel daarentegen gebeurt vooral via relaties. Dit blijkt uit het rapport Vacatures in Nederland.1 DOOR Karin Pilgram

Internet verdringt advertentie bij het zoeken naar personeel

B

edrijven die op zoek zijn naar nieuw personeel zetten meestal meerdere wervingskanalen in om aan personeel te komen. Zo werden in 2015 door bedrijven met vervulde vacatures gemiddeld 1,6 wervingskanalen ingezet. In dat jaar was er sprake van een krappe arbeidsmarkt, met veel aanbod van werkzoekenden voor vacatures. Bij een krappe arbeidsmarkt zoals die van 2007 kwam het gemiddelde uit op 2,1 wervingskanalen.

Media De rol van personeelsadvertentie in gedrukte media, tot begin deze eeuw het belangrijkste wervingskanaal, raakt steeds meer uitgespeeld. In 1991 werd de advertentie nog gebruikt bij zestig procent van het aantal vervulde vacatures, in 2015 nog maar voor negen procent van de vervulde vacatures. Internet (eigen website van bedrijven, vacaturesites, sociale media etc.) heeft deze rol overgenomen. Het marktbereik2 van internet ligt inmiddels op bijna zeventig procent. Eén van die internetwervingskanalen is de eigen website van een werkgever. De eigen website is in 2015 het meest gebruikte wervingskanaal, voor bijna een derde van de vervulde vacatures is dat het geval. Sociale media zoals LinkedIn zijn sterk in opkomst. In 2015 hebben werkgevers voor

achttien procent van de vervulde vacatures sociale media als wervingsmethode ingezet, in 2013 gold dit maar voor acht procent van de vervulde vacatures.

Omvang Grote bedrijven en overheidssectoren zoals het openbaar bestuur, onderwijs en zorg en welzijn zetten meestal de eigen website in als wervingskanaal. Het marktbereik van de eigen website ligt bij de sectoren openbaar bestuur (62%) en onderwijs (52%) en in iets mindere mate bij zorg en welzijn (43%) boven het gemiddelde van 32 procent. Kleine bedrijven en sectoren zoals de landbouw en bouw zoeken vooral via (zakelijke) relaties naar nieuw personeel. In de industrie worden uitzendbureaus relatief vaak ingezet om personeel te werven. Niet alleen de wervingskanalen, ook de vacature-eisen verschillen per bedrijfsgrootte en sector. Voor vacatures van grote bedrijven wordt relatief vaker een hoger opleidingsniveau verlangd dan voor vacatures van kleinere bedrijven. Zo was voor zeventig procent van de vervulde vacatures in 2015 een startkwalificatie vereist. Bij bedrijven met honderd medewerkers of meer lag dat percentage op 85 procent en bij kleine bedrijven onder de twintig medewerkers op 62 procent. Bij de overheidssectoren

openbaar bestuur, onderwijs en zorg en welzijn en bij sectoren communicatie en informatie en advisering en onderzoek werd voor meer dan negentig procent van de vervulde vacatures een startkwalificatie verlangd. In deze sectoren (met uitzondering van gezondheid en welzijn) is een hbo- of wo-opleiding relatief vaak een vereiste. In de sector gezondheid en welzijn is een mbo 2 t/m 4 opleiding relatief vaak een vereiste. Binnen de sectoren landbouw en facility management (waaronder schoonmaak) werd voor bijna de helft van de vervulde vacatures geen opleiding of alleen basisonderwijs gevraagd. Ook vragen grote werkgevers vaker om werkervaring, specifieke vakkennis en/ of een vakdiploma dan kleine werkgevers. Gemiddeld werd bij zestig procent van de vervulde vacatures werkervaring geëist, bij grote werkgevers was dat 67 procent en bij kleine 56 procent. Voor de sectoren openbaar bestuur en communicatie en informatie was werkervaring het meest van belang (bij respectievelijk 79 en 77% van de vervulde vacatures) en in de detailhandel het minst vaak (40%).

Relaties Voor het werven van personeel kunnen bedrijven meerdere wervingskanalen inzetten, maar uiteindelijk wordt een

50 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 50

7/20/2016 3:33:09 PM


arbeidsmarkt in cijfers en trends

70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%

advertentie

relaties/spont.soll.

2015

2013

2011

2010

2009

2008

2007

2006

2003

2002

2001

1998

1997

1996

1995

1994

1993

1992

1991

1990

1989

1988

1987

1986

1984

0%

internet

Figuur 1. Marktbereik wervingskanalen 1984-2015

sollicitant maar via één kanaal aangenomen, het aannamekanaal. De eigen website is in 2015 voor bijna een derde van de vervulde vacatures ingezet als wervingskanaal, echter dit kanaal fungeert volgens werkgevers maar bij vijftien procent van de vervulde vacatures als aannamekanaal. In 2013 was dat nog twintig procent. De meeste vacatures zijn in 2015 volgens werkgevers vervuld via relaties (18%), daarmee heeft dit kanaal de eigen website verdrongen als voornaamste aannamekanaal. Dit geldt niet voor de sectoren openbaar bestuur en zorg/welzijn, in deze sectoren is de eigen website niet alleen het belangrijkste wervingskanaal maar ook het voornaamste aannamekanaal.

Succesquote Welke wervingskanalen zijn het meest succesvol bij het vervullen van vacatures? Dit kan vastgesteld worden door het berekenen van de zogenaamde succesquote.3 In 2015 was de eer van het meest succesvolle wervingskanaal weggelegd voor open/spontane sollicitaties. Van alle vervulde vacatures die bedrijven via dit wervingskanaal probeerden te vervullen, werd 91 procent ook daadwerkelijk via dit kanaal vervuld. Succesvolle wervingskanalen als de open sollicitatie worden waarschijnlijk meestal als enige

wervingskanaal ingezet, terwijl andere kanalen zoals als sociale media vaak in combinatie met andere wervingskanalen worden ingezet. De succesquote van het minst succesvolle wervingskanaal ‘sociale media’ komt uit op 43 procent. Relaties en open/spontane sollicitatie vormen voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt zoals ongeschoolden en ouderen een belangrijke toegangspoort voor het vinden van werk. Zo blijkt dat de meeste (ongeveer een kwart) aangenomen ongeschoolden en aangenomen 55-plussers via relaties aan het werk kwamen. Bijna een derde van de vacatures is vervuld door iemand die daarvoor geen baan had (maar ook geen schoolverlater was). Ook deze werkloze personen zijn meestal via de relaties (weer) aan de slag gekomen. Bijna een op de vijf aangenomen 55-plussers kwam binnen via een spontane/ open sollicitatie. Hoogopgeleiden komen vooral aan het werk via de eigen website van het bedrijf. Baanwisselaars komen zowel via de eigen website als via relaties in de nieuwe baan terecht.

Tot slot Het wervings- en aannamegedrag van werkgevers is aan verandering onderhevig. Bedrijven werven anders dan tien jaar geleden. Internet en daarbinnen de

sociale media worden steeds belangrijker bij het werven van personeel, maar uiteindelijk worden sollicitanten toch meestal aangenomen via relaties. Vooral voor kwetsbare groepen als ouderen, ongeschoolden en werklozen is het dan ook extra belangrijk om hun netwerk op orde te krijgen en niet te schromen om daar ook gebruik van te maken. De netwerktrainingen die UWV geeft aan werkzoekenden met een WW-uitkering (training Succesvol naar werk) en de online trainingen over solliciteren en het inzetten van social media kunnen daarbij een steun in de rug zijn. Karin Pilgram is werkzaam bij UWV Arbeidsmarktinformatie en advies.

Noten 1. Zie UWV (2016). Vacatures in Nederland 2015. Personeelswerving in beeld. Dit onderzoek is uitgevoerd door APE in opdracht van UWV. De cijfers in dit artikel komen uit het rapport of het behorende databestand. 2. Marktbereik: aantal keren dat het wervingskanaal is ingezet ten opzichte van het totaal aantal vervulde vacatures. 3. De succesquote is het aantal vacatures dat via een kanaal is vervuld ten opzichte van alle bij het wervingskanaal gemelde vervulde vacatures. Onvervulde vacatures zijn niet meegenomen in dit onderzoek. sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 51

TSB_16_04.indd 51

7/20/2016 3:33:09 PM


wonen

Tussen ideaal en werkelijkheid

De gevolgen van de nieuwe woningwet voor het sociaal domein DOOR Karin van Dreven

De nieuwe woningwet verandert het speelveld van woningcorporaties; ze zouden ‘terug in het hok’ moeten. Tegelijkertijd blijft de primaire taak het goed huisvesten van huishoudens met een laag inkomen. Wat betekent dit voor hun handelen binnen het sociaal domein? Een nadere beschouwing van de wet en een voorbeeld van Haag Wonen illustreren dat er nog veel mogelijk is.

V

eel woningcorporaties worden door hun lokale stakeholders als een belangrijke samenwerkingspartner beschouwd. Ook de Haagse woningcorporatie Haag Wonen heeft een goede traditie van nauwe samenwerking, te beginnen met haar bewoners - al dan niet in georganiseerd verband. Daarnaast bestaat ons alliantienetwerk uit vertegenwoordigers van diverse gemeentelijke diensten, maatschappelijke organisaties en allen die zich inzetten om wijken, zoals bijvoorbeeld de Schilderswijk in Den Haag, beter te laten functioneren. Ook op sociaal gebied. Want zijn het fatsoenlijk huisvesten van mensen met een beperkt inkomen die zich niet zelfstandig kunnen redden op de woningmarkt, en hen blijvend prettig kunnen laten wonen, niet in essentie sociale en maatschappelijk relevante taken?

Herzieningswet Na vele jaren discussie is per 1 juli 2015 de zogenaamde ‘Herzieningswet’1 voor woningcorporaties vastgesteld. In dit hernieuwde onderdeel van de woningwet klinkt vooral de opvatting door dat ‘corporaties terug in het hok’ moeten. In deze geest schrijft de nieuwe wet duidelijk voor wat een woningcorporatie moet doen en laten. Zo heeft de nieuwe wet de terreinen die betrekking hebben op het sociaal domein, zoals leefbaarheid

en maatschappelijk vastgoed, expliciet afgebakend (zie kaders). Het is niet de bedoeling van dit artikel om op de kwaliteit van wetgeving in te gaan. Wel wordt een inschatting gemaakt of een aantal positieve verworvenheden uit het recente verleden overeind kunnen blijven.

Ogen en oren Wat we geleerd hebben van de recente periode van stedelijke vernieuwing is dat

veel problemen op individueel niveau niet opgelost worden door nieuwe woningen te bouwen. Er is meer oog gekomen voor de mens. Onze samenwerkingspartners vragen ons onverminderd om een signalerende rol te spelen. Corporaties hebben op het sociaal domein geen uitvoerende rol, maar er wordt wel veel waarde gehecht aan onze ogen en oren in de wijk. Het kost vrijwel niets. Toch wordt gevreesd dat corporaties zich terugtrekken op het eigen wettelijk ingekaderd

Leefbaarheid Dit mogen corporaties uitsluitend doen op het gebied van leefbaarheid: A. woonmaatschappelijk werk, met inbegrip van het leveren van een bijdrage aan uitvoering van achter-de-voordeur-programma’s onder verantwoordelijkheid van maatschappelijke organisaties en uitsluitend ten behoeve van de huurders van de woongelegenheden van de corporatie; B. aanleg en onderhoud van kleinschalige infrastructuur in de directe nabijheid van woongelegenheden of andere onroerende zaken van de corporatie; C. bijdragen aan de uitvoering van plannen ter bevordering van een schone woonomgeving, ter voorkoming van overlast en ter bevordering van de veiligheid. Wat zijn de voorwaarden waaraan de activiteiten moeten voldoen die de corporatie uitvoert? • In de directe nabijheid van woongelegenheden of andere onroerende zaken van de corporatie of voor eigen huurders van die woongelegenheden; • Afspraak met gemeente over inzet op leefbaarheid vanuit prestatieafspraken; • Met een maximum van € 125,- per DAEB-woongelegenheid2 per jaar (jaarlijkse indexatie).

52 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 52

7/20/2016 3:33:09 PM


domein. Als gevolg van reorganisaties en bezuinigingen lijkt het inderdaad dat de lokale verankering van corporaties verschraalt. Wijkkantoren worden gesloten, wijkwerkers worden in aantal verminderd en de assetmanagers die het vastgoed beheren, in aantal uitgebreid. Over vastgoed gesproken. De extramuralisering die in het sociaal domein gaande is, geeft druk op onze woningvoorraad. Vooral de wijken met goedkope woningen (lees: corporatiewoningen) zullen meer mensen met een rugzakje een thuis moeten bieden. We merken in onze dagelijkse praktijk dat opname in de wijk minder vanzelfsprekend wordt; er zijn grenzen aan de participatiesamenleving. De ondersteunende organisaties op het gebied van zorg en welzijn hebben minder financiële middelen. Sommige bewoners krijgen niet de ondersteuning die het mogelijk zou maken om ze in de wijken waarin wij werken, goed te laten wonen. Helaas blijft dit vaak onzichtbaar en komen ook onze wijkwerkers er pas achter als er een onacceptabele woonsituatie of overlast ontstaat.

Prestatieafspraken De gemeente heeft binnen de woningwet en het sociale domein een belangrijke regierol. De afspraken van de gemeente met corporaties worden vastgelegd in prestatie afspraken. Deze afspraken hebben nog steeds een stenig karakter. De roep om harde, afdwingbare afspraken kan deelnemers voorzichtig maken. De afspraken op het sociale vlak in deze prestatieafspraken

Fotolia

wonen

Ondanks restricties in de nieuwe woningwet blijven laagdrempelige voorzieningen voor ontmoeting en emancipatie mogelijk.

zijn intentioneel. Wat hier het dichtst bij in de buurt komt, zijn de werkzaamheden van corporaties op het vlak van leefbaarheid. Ook hier is sprake van een limitatieve lijst van werkzaamheden gericht op de eigen huurders en het eigen vastgoed. Het dichtlopen van de gaatjes (met menskracht of financiën) is er niet meer bij, want dat laat zich nu eenmaal niet in afrekenbare prestatie afspraken vatten. Vanuit de buurtbewoners geredeneerd is er soms behoefte aan wijkvoorzieningen in de vorm van maatschappelijk vastgoed. Kleine, laagdrempelige voorzieningen waarin ontmoeting en emancipatie mogelijk zijn. Door de strikte koppeling

Maatschappelijk vastgoed Woningcorporaties mogen maatschappelijk vastgoed ontwikkelen. Maatschappelijk Vastgoed is een verzamelbegrip. Doorgaans wordt gedoeld op een gebouw of terrein met een publieke functie op het gebied van onderwijs, sport, cultuur, welzijn, maatschappelijke opvang en/of zorg-medisch. Voorbeelden van maatschappelijk vastgoed zijn: scholen, culturele centra, theaters, opvangtehuizen, gezondheidscentra, buurthuizen, sportaccommodaties en dergelijke. Met de nieuwe woningwet zijn de soorten maatschappelijk vastgoed beperkt. Er is een lijst van toegestaan nieuw te ontwikkelen vastgoed en er is een lijst met soorten maatschappelijk vastgoed, die nu nog zijn toegestaan als corporaties ze in bezit hebben, maar die ze niet meer zelf mogen ontwikkelen. Wat mogen corporaties wel of niet doen? • Een voorbeeld van maatschappelijk vastgoed dat corporaties nog mogen beheren en nieuw mogen bouwen: ruimten voor op de buurt of wijk gericht maatschappelijk werk door stichtingen of verenigingen; • Een voorbeeld van maatschappelijk vastgoed dat corporaties nog mogen beheren, maar niet meer mogen bouwen: steunpunten voor schuldsanering en budgetbeheeradvies voor huishoudens in financiële problemen.

van dit soort initiatieven aan de eigen huurders lopen deze door de wijk gewaardeerde voorzieningen gevaar om gesloten te worden. Hier sluipt een afvink- en verantwoordingscultuur binnen, terwijl we net aan het leren waren om vanuit de mens (huurder, patiënt, cliënt) ons werk te doen. Maar er blijft nog veel mogelijk. Onlangs werd de woonzorgwinkel in de wijk Rivierenbuurt geopend. Een mooi bewonersinitiatief, waar samen met de wijkverpleging, artsen en apotheker wordt samengewerkt aan laagdrempelige zorg. Haag Wonen biedt ‘slechts’ onderdak aan dit initiatief. En onze collega’s kunnen hun ogen en oren open houden en huurders informeren over deze mooie voorziening. Niet groots en meeslepend, wel effectief. Karin van Dreven is directeur-bestuurder Woningstichting Haag Wonen.

Noten 1. Integrale tekst van de Woningwet waarin de Herzieningswet met novelle en amendementen is opgenomen is te vinden onder www.wetten.overheid.nl. 2. DAEB zijn Diensten van Algemeen Economisch Belang. Diensten van algemeen (economisch) belang zijn (economische) diensten die een publiek belang dienen. Overheidsoptreden bij de uitvoering van deze diensten is noodzakelijk omdat deze diensten anders niet (vanzelf) door de markt naar maatschappelijk aanvaardbare voorwaarden worden verricht of door de markt zelf worden opgepakt.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 53

TSB_16_04.indd 53

7/20/2016 3:33:09 PM


uitspraak onder de loep

Hulp bij het huishouden valt binnen het bereik van de Wmo 2015. Dat concludeerde de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 18 mei1, in de uitspraak waar velen reikhalzend naar uitkeken. Die dag was er ook een interessante uitspraak op grond van de Wmo 2007.2 De gemeente in kwestie indiceert in resultaatgebieden, zoals een schone leefbare woning. Dat kon de toets van de CRvB niet doorstaan. Zijn we weer terug bij af? DOOR Ingeborg Lunenburg

Is dat toegestaan in de Wmo 2015?

Een indicatie stellen in resultaatgebieden

V

oor het antwoord op die vraag moeten we even terug in de tijd. Op 1 januari 2007 werd de huishoudelijke verzorging in de Wmo 2007 geïntroduceerd. Daarvoor was dit als verzekerde prestatie in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) opgenomen. In de beginjaren van de Wmo 2007 indiceerden gemeenten volgens het Protocol huishoudelijke verzorging voor de indicatiestelling AWBZ (hierna: protocol). Daarin staan onder meer de huishoudelijke taken genoemd, de tijden die daarmee gemoeid waren en hoe vaak ze gedaan moesten worden. Dit protocol is destijds tot stand gekomen in overleg met organisaties van de Regiegroep Indicatiestelling AWBZ: Arcares, VGN, MEE, Per Saldo, CG Raad, LOT, Cliëntenbond en LOC. Daarmee berust de inhoud op een deskundige analyse van de zorgbehoefte van leefeenheden. Het kan gelden als representatieve objectieve maatstaf, een soort Nibudnorm zou je kunnen zeggen. Onder de Wmo 2007 oordeelde de CRvB dan ook dat gemeenten zich bij de beslissingen op aanvragen om huishoudelijke verzorging in ieder geval mogen baseren op dat protocol.3

Aanscherpen Tijden veranderen en gemeenten zaten niet stil. Het protocol werd nog eens kritisch bekeken. Een groot aantal gemeen-

ten ging over tot het aanscherpen van de normtijden en soms tot het schrappen van bepaalde taken, zoals strijken en het aan de buitenkant ramen lappen. Vaak gebeurde dat in overleg met de aanbieders en/of mede op basis van evaluatie(s) met de cliënten. Niet alle cliënten waren het eens met een teruggang in de (norm)tijden en een deel van hen stapte naar de bestuursrechter. In twee zaken confronteerde de CRvB de gemeenten in kwestie met een prangende vraag:4 Kunt u inzichtelijk maken dat de verlaagde normtijden uit het hiervoor bedoelde protocol op objectieve criteria berusten? Eén gemeente liet weten dat de nieuwe normtijden berusten op overleg met de zorgaanbieders, vergelijkend onderzoek naar de normtijden bij andere gemeenten en algemene protocollen van de schoonmaakbranche. Desgevraagd bleven de bewijsstukken echter uit. De andere gemeente stelt dat de nieuwe normtijden zijn gebaseerd op ervaringen in de praktijk van diverse zorgaanbieders en dat gebleken is dat de verlaagde normtijden voor inwoners weinig problemen hebben opgeleverd. Er volgt een vernietigend oordeel voor beide. Volgens de CRvB bestaat er op deze manier geen inzicht in de vraag welke concrete activiteiten verricht moeten worden, hoeveelheid tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om

te kunnen spreken van onder meer een schone en leefbare woning. Net als bij de uitspraken op grond van de Wmo 2015, oordeelt de CRvB ook hier dat overleg met onder meer aanbieders en de clientenraad een onvoldoende objectieve onderbouwing zijn voor de deugdelijkheid van de nieuwe normtijden. Bedenk daarbij overigens ook dat de aanbieders een sterk eigen belang hebben bij de uitkomst, zij worden immers door gemeenten gecontracteerd. Verlaagde normtijden moeten op objectieve criteria berusten, zo luidt dus het oordeel van de CRvB. We zijn kortom terug bij waar we gebleven waren: normtijden uit het protocol.

Resultaatgebieden Sommige gemeenten kozen niet de weg van het aanscherpen van de normtijden. Zij indiceren huishoudelijke hulp op basis van een resultaatgebied: een schoon en leefbaar huis. De inhoud van zo’n resultaatgebied staat in grote lijnen in het beleid, maar hoe dat resultaat wordt bereikt, wordt pas duidelijk na een overleg tussen de aanbieder en de cliënt. De onderlinge afspraken worden neergelegd in een ondersteuningsplan dat pas wordt opgesteld nadat de gemeente de toekenningsbeschikking heeft verstuurd. De aanbieder heeft bij deze werkwijze dan ook een zeer bepalende rol. Dat heeft overigens ook

54 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 54

7/20/2016 3:33:10 PM


Lex van Lieshout

uitspraak onder de loep

Volgens de CRvB mist het toekennen in resultaatgebieden een duidelijke maatstaf. Het kan dus niet door de juridische beugel.

te maken met de vaste financiële afspraken met de gemeente (het te factureren bedrag). De CRvB stelt allereerst vast dat de gemeente met deze nieuwe manier van toekennen afwijkt van de oude manier volgens in het beleid neergelegde huishoudelijke taken en bijbehorende normtijden. Volgens de CRvB mist het toekennen in resultaatgebieden een duidelijke maatstaf: het kan dus niet door de juridische beugel. De beleidsregels noch het toekenningsbesluit verschaffen namelijk inzicht in de vraag op welke concrete manier invulling wordt gegeven aan het bereiken van onder meer het resultaat een schoon en leefbaar huis en hoe met het te behalen resultaat een als compensatie te kwalificeren resultaat5 van de huishoudelijke verzorging wordt verkregen. Volgens de CRvB wordt die duidelijkheid ook niet verkregen uit het bij het toekenningsbesluit meegestuurde overzicht aan de aanbieder waarop hij de factuur mag baseren. Aan de hand hiervan kan namelijk ook niet worden vastgesteld welke concrete zorg aan betrokkene moet worden geboden en hoe dat bijdraagt aan compensatie van de ondervonden beperkingen bij het voeren van een huishouden.

Maatstaf Zijn we terug bij af, zo luidde de vraag aan het begin van deze Uitspraak onder

de loep. We zijn in ieder geval terug aan de tekentafel. Zonder onderzoek dat is gebaseerd op een representatieve objectieve maatstaf, hoeven gemeenten niet bij het hekje van de bestuursrechter te verschijnen. Dat geldt, zo blijkt, zowel voor besluiten die onder de Wmo 2007 als onder de Wmo 2015 zijn genomen. Tot die tijd zal de bestuursrechter, bij gebreke van zo’n maatstaf, aansluiting zoeken bij het bedoelde protocol of bij de laatstelijk toegekende tijdseenheid waarover de gemeente en de cliënt het wel eens waren. Toch is niet iedereen hiervan overtuigd. Ik hoor geluiden dat gemeenten nog zorgvuldiger onderzoek gaan doen én dat de afspraken tussen de aanbieder en cliënt over hoe de inhoud van het te bereiken resultaat daadwerkelijk wordt gedaan een integraal onderdeel wordt van de toekenningsbeschikking. Ik meen dat ook dan de vraag open blijft op welke concrete manier invulling wordt gegeven aan het te bereiken resultaat. De CRvB oordeelt in de uitspraken op grond van de Wmo 2015 dat in de toekenningsbeschikking het volgende moet staan: welke concrete activiteiten zijn nodig, hoeveel tijd is daarmee gemoeid en met welke frequentie worden die activiteiten gedaan. Rechtbanken sluiten al aan bij de lijn.6 Verder zal de inhoud van de toekenningsbeschikking gebaseerd moeten zijn op de eerder genoemde objectieve maatstaf.

Tot slot In het algemeen vraag ik me af of er niet altijd sprake zal zijn van tijdseenheden. Bijvoorbeeld medewerkers van aanbieders zullen zich toch bij hun werkgever moeten verantwoorden hoe lang zij bij afzonderlijke cliënten bezig zijn geweest om een bepaald resultaat te bereiken. In het najaar van 2016 worden de uitkomsten van een onderzoek verwacht naar een (nieuwe) objectieve maatstaf. Hopelijk verschaffen die uitkomsten gemeenten nieuwe handvatten bij het indiceren. Ingeborg Lunenburg is zelfstandig opleider, auteur en adviseur. www.ingeborglunenburg.nl en www.uitvoeringwmo2015.nl

Noten 1. CRVB:2016:1402, 1403 en 1404. 2. CRVB:2016:1491. 3. CRVB:2007:BC1097, gemeenten hanteren overigens vaak de term hulp bij het huishouden of huishoudelijke hulp. 4. CRVB:2015:4262 en CRVB:2016:430. 5. qua huishoudelijke verzorging verschilt de Wmo 2015, volgens de CRvB, niet van de Wmo 2007, echter wordt gesproken over een passende bijdrage van de beperkingen in de zelfredzaamheid die de cliënt ondervindt. 6. zie bijvoorbeeld RBGEL:2016:2793, 3030 en 3028.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 55

TSB_16_04.indd 55

7/20/2016 3:33:10 PM


participatie

Wetenschappelijk onderzoek wijst uit

Intensief klantcontact maakt doelgroep actiever en minder afhankelijk van uitkering DOOR Marja Lindhout

Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, de doelgroep van de Participatiewet, blijken actiever te worden door de FIP-methode: Frequent, Intensief en Persoonlijk contact. Uit een experimenteel onderzoek naar de effecten van deze methode is bovendien naar voren gekomen dat een aantal uitkeringen kon worden beëindigd.

D

e laatste jaren hebben bezuinigingen veel gemeenten ertoe gebracht minder persoonlijke contacten met hun klanten te onderhouden en voornamelijk via digitale kanalen met ze te communiceren. Met het oog op activering en re-integratie van uitkeringsgerechtigden, het doel van de Participatiewet, is het de vraag of die gang van zaken wenselijk is. Is deze werkwijze wel zo effectief en kostenefficiënt als wordt aangenomen? En wat wordt er tegenwoordig eigenlijk van de klantmanager verwacht? Deze vragen lagen ten grondslag aan een onderzoek dat SV Land in samenwerking met bestuurskundigen Menno Fenger en Tebbine Strüwer van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) uitvoerde bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Brabantse Wal. Fengers aanname dat FIP een positief effect heeft, is wetenschappelijk getoetst. De ISD Brabantse Wal werkte mee aan het onderzoek, omdat de dienst meer persoonlijk contact met de klanten wenste en goede resultaten van de FIP-methode verwachtte.

FIP-methode De experimentele studie heeft een jaar gelopen en is in 2015 afgerond. Verkend is wat de effecten zijn van het toepassen van de FIP-methode waarin intensief klantencontact centraal staat. Daartoe hebben twee klantmanagers bij de ISD Brabantse Wal die periode een groep van 360 uitkeringsgerechtigden met regelmaat op gesprek gehad: in dat jaar is met alle klanten in de onderzoekgroep vier keer een face to face gesprek gevoerd. Tijdens die gesprekken is er intensief aandacht besteed aan de persoonlijke situatie van de klant en de klantmanagers is ruimte geboden om vanuit hun professionaliteit, ervaring en gezond verstand in te spelen op de specifieke behoeften van de klanten. Doel is daarbij steeds geweest om de klanten ‘in beweging’ te krijgen, zo mogelijk richting de arbeidsmarkt en anders naar een of andere vorm van vooruitgang op een van de andere leefdomeinen, zoals financiën, sociale relaties, wonen of gezondheid. De klantmanagers hebben gedurende het experiment nauwgezet gegevens over

hun klanten bijgehouden. Daarnaast zijn uitstroomgegevens gevolgd van de controlegroep, namelijk de overige zestienhonderd klanten van de ISD Brabantse Wal die langer dan zes maanden een uitkering ontvangen.

Aansluiting Uit de gesprekken die zijn gevoerd met klanten van de ISD Brabantse Wal, is duidelijk geworden dat een succesvol FIP-gesprek van veel verschillende factoren afhankelijk is. Ook is nog maar eens gebleken dat het aantal kleine interventies dat de klantmanager ter beschikking staat, vrijwel oneindig is. Beide conclusies onderstrepen hoezeer het werk van de klantmanager een professionele activiteit is, die lang niet altijd op voorhand in heldere systemen of werkwijzen valt te gieten. Om iemand weer aan het werk te krijgen, zijn soms eerst andere interventies nodig zoals schuldsanering, opvoedondersteuning of verslavingszorg. Een man die al snel weer uit het arbeidsproces viel nadat hij aan het werk was geholpen, bleek een suïcidale zoon

56 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 56

7/20/2016 3:33:15 PM


participatie

Fotolia. De jongen op de foto komt niet voor in het artikel.

naar andere vormen van ondersteuning, zoals de Wmo wanneer iemand een vervoersprobleem blijkt te hebben. Consulenten vragen zich wel af of de frequentie van vier gesprekken per jaar voor de groep in de Participatiewet niet te hoog is. De ervaringen bij de ISD Brabantse Wal vragen om herhaling van het experiment in andere contexten. De Erasmus Universiteit Rotterdam is in gesprek om een meerjarig vervolgonderzoek op te zetten, bij meerdere gemeenten. Daarbij komt er meer nadruk te liggen op de competenties van de klantmanager.

Conclusies De FIP-methode haalt met frequent, intensief en persoonlijk contact soms cruciale informatie naar boven. Zo bleek een suïcidale zoon iemand ervan te weerhouden te werken; de vader durfde simpelweg niet lang van huis te zijn.

te hebben waarover hij zich ernstige zorgen maakte. Hij durfde gewoon niet lang van huis te zijn. Dit kwam op tafel in de persoonlijke gesprekken. Voor de zoon is contact met Jeugdzorg opgenomen en er is begeleiding geregeld. Vader kon uiteindelijk toch weer aan het werk. Elk gesprek is maatwerk, de klantmanager en de klant hebben beiden hun eigen, persoonlijke kenmerken en dit gegeven maakt elk gesprek uniek. Juist deze variëteit is een drijvende kracht achter de FIP-methode, maar het is essentieel dat verschillen in resultaten tussen klantmanagers beperkt worden door middel van opleiding en intervisie.

Menselijk Het is aannemelijk dat de invoering van de FIP-methode bij de ISD Brabantse Wal de beëindiging van acht uitkeringen heeft opgeleverd. Dit is een positief financieel resultaat. Daarnaast is het minstens zo belangrijk om de klanten uit hun status quo te halen en ze op een of andere manier vooruit te helpen. Of het nu gaat om (geestelijke) gezondheid, het doorbreken van sociaal isolement of verbetering van de financiële situatie. Elke weggenomen barrière is een stap richting een kwalitatief beter leven voor de klant en zo mogelijk een stap richting betaalde arbeid. De gemeenten zullen echter moeten accepteren, dat voor lang niet alle klanten betaalde arbeid uiteindelijk haalbaar is. Veel klanten die onder de Participatiewet vallen, hebben het als positief ervaren

dat ‘de menselijke maat’ terug is in de begeleiding. Die klanten zijn door het frequente contact ook veel beter in beeld bij gemeenten, wat klantmanagers beter in staat stelt om specifieker naar de problematiek van elke klant afzonderlijk te kijken en passender ondersteuning te ontwikkelen. Met de FIP-methode worden klanten stap voor stap in beweging gebracht om uit een situatie te geraken die lang een status quo leek.

Langdurig Kijkend naar de lange weg die uitstroom uit een uitkeringssituatie doorgaans vraagt, is de duur van de pilot eigenlijk te kort geweest om nu al goed de langetermijneffecten te kunnen vaststellen. Wel hebben de gemeenten die participeren in de ISD Brabantse Wal, door de FIP-pilot een relevant beeld kunnen ontwikkelen van de kenmerken van klanten die langdurig een uitkering ontvangen en van de barrières waarmee zij worden geconfronteerd. Op basis van deze kennis kunnen trajecten op maat kostenefficiënter voor specifieke problemen worden ontwikkeld en ingezet. Een belangrijke opbrengst van de FIP-pilot is volgens alle betrokkenen dan ook: het heldere zicht op de klant, wat het vermogen met zich meebrengt om specifiek beleid en ondersteuningstrajecten te ontwikkelen. Doordat de gesprekken volgens de FIP-methode ook gericht zijn op leefomgeving en gezondheid, zullen klantmanagers eerder kunnen schakelen

Op grond van de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten beoordelen de gemeenten en de klantmanagers de pilot van de FIP-methode bij ISD Brabantse Wal als positief. Drie concrete resultaten zijn: • Het aantal beëindigde uitkeringen in de onderzoeksgroep is hoger dan in de controlegroep. De redenen achter de uitstroom zijn divers: het gaat niet alleen om uitstroom naar betaald werk, maar ook om de bijkomende opschoning van het klantenbestand in de praktijk van de pilot. • Voor vrijwel alle klanten zijn instrumenten ingezet. Dit kunnen meer of minder formele instrumenten zijn, maar ze impliceren alle dat de huidige situatie niet als een status quo wordt gezien. Al is bij aanvang lang niet altijd duidelijk wat de uiteindelijke effecten kunnen of moeten zijn van het in beweging brengen van de klant, de richting is wel duidelijk: het gaat zoveel mogelijk om bewegingen naar duurzame uitstroom. • De gemeenten hebben veel meer en beter zicht gekregen op de specifieke kenmerken van hun klantenbestand. Dit stelt ze in staat om instrumenten of trajecten kostenefficiënter op maat te ontwikkelen. Marja Lindhout is bedrijfsjournalist voor SV Land.

Verder lezen Het volledige rapport is te downloaden via www.svland.nl | zoekterm ‘Rapport effecten klantcontacten Participatiewet

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 57

TSB_16_04.indd 57

7/20/2016 3:33:15 PM


wisselcolumn

Hijgerige toon moet uit het debat

G

emeenten houden in het eerste jaar van de extra verantwoordelijkheden in het sociale domein geld over. Toen dit duidelijk werd, startte een nationale discussie. Daarin wordt schande gesproken over dit feit. De teneur lijkt dat gemeenten of te veel hebben geknepen in de uitgaven en dus het beleid op de helling moet, ofwel dat gemeenten alsnog te veel geld van het Rijk hebben gekregen en dus nog wel verder gekort zouden kunnen worden. Maar het debat dient in mijn ogen wel in het juiste perspectief geplaatst te worden. De hijgerigheid moet eruit, om ruimte te creëren voor een inhoudelijk debat over de vraag: hoe komen we tot een daadwerkelijke verbeterslag binnen het sociale domein, waarbij we de zelfraadzaamheid van onze burgers nog verder kunnen versterken en de basale zorg voor onze burgers in stand kunnen houden?

Mascha Brichta

In de aanloop naar de transitie was er tot kort voor de start veel onduidelijk, zowel wat betreft de exacte taken en verantwoordelijkheden, als wat betreft het geld. Vanuit die onzekerheid en onder enorme tijdsdruk hebben veel gemeenten toen gekozen voor een behoedzame inrichting van die nieuwe taken, maar hebben ze ook veelal een financiële buffer gecreëerd. Juist vanuit zorg voor haar inwoners. Het doel was dus niet om geld over te houden. Het doel was om enerzijds goede zorg te bieden, maar anderzijds ook goed algemeen financieel beleid te voeren. Geen enkele gemeente wil een begrotingsjaar afsluiten met een (groot) tekort, zeker niet na een aantal uiterst magere jaren waarbij financiële buffers behoorlijk uitgeput zijn geraakt. Maar ook geen enkele gemeente wil schrijnende situaties waarin mensen verstoken blijven van de noodzakelijke zorg. En zo geschiedde. De meeste commotie ontstond rond de uitvoering door de Sociale VerzekeringsBank. En daarbij toonden veel gemeenten juist dat ze bereid zijn in schrijnende situaties een oplossing te bieden. Het is allemaal schraler geworden.

Tevreden?

Maar we moeten ook eerlijk blijven:

Was iedereen dan tevreden? Nee, beslist niet. Velen hebben hun zorg zien afnemen, terwijl hun behoefte aan zorg toenam. Dat doet pijn. Het is allemaal schraler geworden. Maar we moeten ook eerlijk blijven, dit is precies waar we op gekoerst hebben. Er moest steeds meer geld richting de zorg en die dreigde daarmee onbetaalbaar te worden. Het roer moest om, zowel in structuur als cultuur. Daarbij mag niet vergeten worden dat allen zich toen terdege hebben gerealiseerd dat de transitie, het feitelijk regelen, slechts de eerste stap zou zijn. Die stap zou gevolgd moeten worden door de transformatie, de cultuuromslag, zowel bij de overheid, de (zorg)instellingen als ook de samenleving als geheel. Van deze tweede stap, de meest omvangrijke en de moeilijkste, is nog maar weinig terecht gekomen. Vooralsnog zijn door meeste gemeenten de gebaande paden vanuit het verleden bewandeld. De reeds bekende partners zijn gecontracteerd en er bleek maar weinig ruimte voor nieuwe en/of kleine zorgaanbieders. Ook het Rijk blijft vasthouden aan het bestaande. Zo wordt in de verantwoording van gemeenten naar het Rijk nog steeds uitgegaan van drie separate geldstromen.

dit is precies waar we op gekoerst hebben.

Nu blijkt dat gemeenten het zowel inhoudelijk als financieel redelijk tot goed doen, ontstaat er ook ruimte om de transformatie een impuls te geven. In de onwetendheid of de overschotten van 2015 ook van structurele aard zijn of niet, kunnen we die gelden in ieder geval incidenteel gebruiken innovatieve experimenten te starten. Wat mij betreft experimenten die gericht zijn op preventie, het voorkomen of zo lang mogelijk uitstellen van een beroep op de dure zorg. Laten we daar gezamenlijk de mogelijkheden toe zoeken om daadwerkelijke verbeteringen te bewerkstelligen, daar hebben mensen echt wat aan. Laten we daarbij ook bereid zijn om van elkaar te leren, en dan niet alleen van de succesverhalen, maar ok van de missers en fouten die we helaas ook zullen maken. Henk Kosmeijer, Voorzitter Landelijk Contact Gemeentelijk Welzijnsbeleid 58 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 58

7/20/2016 3:33:17 PM


vakkundig aan het werk

Wetenschap is niet sexy

L

aatst stond ik samen met een paar vrienden te dansen in een Amsterdamse bar. Even later sprak een man die zich voorstelde als Alex me aan. Of ik een leuke avond had, vroeg hij met een knipoog. En wat ik zoal deed in mijn dagelijkse leven? Ik legde uit dat ik gemeenten stimuleer en ondersteun om aan de slag te gaan met wetenschappelijk onderzoek. Geloof me: de perfecte manier om van flirtende mensen af te komen. Wetenschap is niet sexy.

Toch weten de meeste mensen wel dat wetenschap ontzettend belangrijk is. Het levert naast aardige feitjes en handigheden voor het dagelijks leven (een speciale raamcoating die zemen overbodig maakt) kennis die van levensbelang is. Denk aan de wetenschapper Semmelweis die ons het belang leerde van desinfecteren van ziekenhuisinstrumenten. Denk aan hoeveel we weten over het behandelen van kanker, zodat het steeds minder levensbedreigend is. Alex had daar wel even bij mogen stilstaan voor hij wegliep. Hoe weinig sexy ‘onderzoek bij gemeenten’ ook klinkt, het is ook voor hem van belang. Stel: hij had een jaar geleden een leuk appartementje in de stad gekocht, maar door tijdelijke werkloosheid en weinig financieel inzicht grote schulden gemaakt. Dan mag hij verwachten dat de gemeente hem degelijke en effectieve ondersteuning biedt, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek uit binnen- en buitenland. Hij zit waarschijnlijk niet te wachten op het advies: ‘verkoop je huis’. Door de financiële problemen is het voor hem moeilijk om zich te houden aan lange termijnplannen en doordachte beslissingen te nemen.1 Hij wil dat de gemeente daar rekening mee houdt als hij voor hulp aanklopt.

Veelbelovend Gelukkig zijn er ook mensen die het niets uitmaakt dat wetenschap niet sexy is. Zij zetten zich er dag en nacht voor in. Zo ook twee projectgroepen binnen het kennisprogramma Vakkundig aan het werk die onderzoek doen voor mensen als Alex. Berenschot en de gemeente Amsterdam doen samen onderzoek naar effectieve schuldhulpverlening aan particuliere huiseigenaren. Daarnaast gaan Hogeschool Utrecht, Radboud Universiteit Nijmegen, Platform31, de gemeente Rotterdam en ISD Kromme Rijn Heuvelrug onderzoeken hoe de schuldenaanpak MobiliteitsMonitoring in Nederland toegepast kan worden. Uit eerder Amerikaans onderzoek is aangetoond dat dit een veelbelovende aanpak is om om te gaan met schulden. Hopelijk werkt het ook in Nederland. Zo zijn nog wel honderd andere onderzoeken te bedenken waardoor we bij gemeenten verschil kunnen maken voor mensen zoals Alex: mensen die zelf hun problemen even niet meer kunnen oplossen. Op het gebied van schulden, maar ook in het vinden van werk en ondersteuning bij armoede. Voor alle gemeenten die ook geïnteresseerd zijn om iets met onderzoek te doen: tot 20 september 2016 kunnen ze – samen met kennisinstellingen – hun onderzoeksvoorstellen indienen bij het kennisprogramma Vakkundig aan het werk. Hoe het afgelopen is met mij en Alex? Ik was toch al niet geïnteresseerd: ik ben net getrouwd met de leukste man ter wereld.

Onderzoeken kunnen het verschil maken voor mensen die zelf hun problemen niet meer op kunnen lossen.

Milou Haggenburg, Coördinator kennisintegratie bij Divosa

Noot 1. Mullainathan & Shafir, 20114. Schaarste: hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen.

Voor gemeenten die wat hulp kunnen gebruiken bij het doen van onderzoek, heeft Divosa een nieuwe dienst: Eerste Hulp Bij Onderzoek. www.divosa.nl.

sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 59

TSB_16_04.indd 59

7/20/2016 3:33:17 PM


thema schuldhulpverlening

Armoede in Nederland neemt toe. Meer dan 1,25 miljoen mensen hebben een inkomen onder de armoedegrens. Voor gemeenten is de aanpak van armoede momenteel misschien wel de belangrijkste opgave. Het Movisie dossier ‘Wat Werkt bij de aanpak van armoede’ zet in feiten en cijfers uiteen wat de beste manieren zijn om armoede aan te pakken. DOOR Esther den Breejen

Aanpak armoede meer dan alleen oplossen schulden

S

inds de economische crisis is de armoede in Nederland met ruim een derde gegroeid. In 2013 hadden ruim 1,25 miljoen mensen een inkomen onder de armoedegrens, in 2007 waren dat er iets minder dan 850.000 personen. Een groot deel, meer dan 410.000 personen, leeft al langer dan drie jaar in armoede. Volgens de auteur van het dossier, zelfstandig onderzoeker Jurriaan Omlo, is het bepalen van de omvang van armoede een lastige opgave. ‘Zo kiest het SCP voor een beperkte benadering van armoede, namelijk in termen van financiële tekorten. Maar groeit de erkenning voor de opvatting dat armoede meer is dan alleen een kwestie van een gebrek aan inkomen. Het heeft ook betrekking op maatschappelijke participatie en sociale uitsluiting. Armoede is een breed en meervoudig vraagstuk dat gepaard gaat met talloze problemen. Zo weten we uit onderzoek dat armoede samengaat met slechte fysieke en psychische gezondheid, waaronder stress, depressies, chronische aandoeningen, een lagere levenstevredenheid en een kortere levensduur. En kinderen blijken op school slechter te presteren, overtreden vaker de regels en zijn onzeker door de schaamte die armoede met zich meebrengt.

Empowerment Een effectief armoedebeleid gaat uit van een brede benadering van armoede en investeert in empowerment. Dit vraagt van overheden en professionals om op

verschillende niveaus te interveniëren. Motiverende gespreksvoering, wilskrachtoefeningen en oplossingsgericht coachen laten positieve resultaten zien in het versterken van veerkracht, volharding en de creativiteit van mensen om met moeilijke levensomstandigheden om te kunnen gaan. Volgens Hanneke Mateman, projectleider Effectiviteit van Movisie, moeten sociale professionals vooral het zelfvertrouwen en zelfbewustzijn helpen ontwikkelen door mensen in armoede te begeleiden bij het ontwikkelen van hun eigen vaardigheden. ‘Ook de steun van familie, vrienden of buren, oftewel het sociale kapitaal, is onmisbaar, en lokale initiatieven zoals buurtrestaurants, ruilsystemen en buurtmoestuinen die de kwetsbare groepen met succes weten te bereiken.’

Werk Het investeren in opleiding en arbeid levert een belangrijke bijdrage in de aanpak van armoede. Het is noodzakelijk om aandacht te besteden aan een ondersteuningsinfrastructuur: betaalbare kinderopvang, jobcoaches en goed openbaar vervoer. Werk resulteert direct in een uitbreiding van het sociale netwerk door het leren kennen van nieuwe collega’s en andere werkrelaties. Uit de cijfers van het SCP blijkt veertig procent van de armen door het vinden van werk uit de armoede te komen. Volgens Omlo klinken deze cijfers te rooskleurig. ‘Werk kan voor veel mensen de beste oplossing zijn om uit de armoede te ontsnappen. Het kan

leiden tot een aanzienlijke stijging van het inkomen, waardoor men boven de armoedegrens uitkomt. Maar de droom dat betaald werk een eind kan maken aan de armoede is naïef. Niet alleen is armoede meer dan een kwestie van een tekort aan inkomen. Te nadrukkelijk inzetten op werk miskent eveneens dat er steeds meer werkende armen zijn. Vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt ontvangen werkenden steeds lagere lonen. Ook kan aanvaarding van werk gepaard gaan met een armoedeval, doordat dat allerlei subsidies en andere inkomsten verminderen met als gevolg dat de vooruitgang in inkomen teniet wordt gedaan.’

Brede aanpak De voorzieningen die gemeenten nu bieden, lijken niet effectief genoeg om structureel een oplossing te bieden voor de armoedeproblematiek. Armoede vraagt om een bredere aanpak dan alleen het oplossen van schulden. Volgens Hanneke Mateman zou in die aanpak de focus nog meer moet liggen op gedragsverandering en, indien nodig, langdurige hulpverlening. ‘Armoede leidt niet alleen tot financiële beperkingen, maar beïnvloedt ook het geestelijk welzijn. Sociale professionals en vrijwilligers zien in de praktijk vaak neerslachtigheid, eenzaamheid, schaamte en wanhoop.1 Onze aandacht moet gaan naar de mensen met financiële problemen. De druk op deze mensen is extreem hoog. De support rondom deze mensen moet vooral gebaseerd zijn op empowerment

60 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 60

7/20/2016 3:33:17 PM


thema schuldhulpverlening

kinderen doen het goed op school, hebben meer zelfvertrouwen en een betere relatie met de ouders. Het basisinkomen weet mensen te activeren in plaats van dat het lui maakt, hetgeen veel werd gedacht. In Nederland ontvangen twee personen een basisinkomen voor een jaar; een experiment van MIES (Maatschappij tot innovatie van economie en samenleving). Ook de gemeenten Groningen, Tilburg, Utrecht en Wageningen willen experimenten starten met regelvrije bijstand.

Photalia

Tot slot

In de aanpak van armoede zou de focus nog meer moet liggen op gedragsverandering en, indien nodig, langdurige hulpverlening.

en zelfregie. Dit leidt tot duurzamere en humanere oplossingen. Naast het vergroten van het zelfvertrouwen en het bevorderen van de financiële zelfredzaamheid is het ook belangrijk om (tijdelijke) support te bieden, bijvoorbeeld vanuit een vrijwilliger of organisatie. Een systeem gebaseerd op vertrouwen is vele malen productiever dan werken vanuit wantrouwen bij het voorkomen en oplossen van armoede en schulden.’

Beïnvloeding Belangengroepen, cliëntenraden en zelforganisaties kunnen veranderingen aankaarten zoals de toegankelijkheid van (buurt)voorzieningen en het beïnvloeden van sociale wet- en regelgeving. Een interessante ontwikkeling is de transformatieagenda welke is opgesteld door Eropaf!, Over Rood en Movisie. De initiatiefnemers willen bestaande en nieuwe initiatieven op het terrein van armoede en schulden aan elkaar koppelen. Om zo bij te dragen aan versnel-ling van opschaling van innovaties die bijdragen aan het voorkomen (of opheffen) van armoede en schulden bij risicogroepen. Zo wordt in Nederland onder meer geëxperimen-teerd met regelvrije bijstand. Ook zien we een tendens dat kredietverstrekkers (ook over-heid) en incassobureaus steeds vaker maatschap-

pelijk verantwoord incasseren. Enkele interessante innovaties zijn: 1. Leveranciers en kredietverstrekkers moeten een zorgplicht hebben ter bescherming van de consument. De verantwoordelijkheid van de ontvanger is net zo groot als de zorgplicht van de geldverstrekker. Voorbeeld: de Belastingdienst schat aan het begin van het jaar wat het inkomen is. Als achteraf blijkt dat het inkomen hoger was, moeten toeslagen worden terugbetaald. 2. Het verdienmodel van telefonieaanbieders en postorderbedrijven, dat mede op het invorderen en laten groeien van schulden gebaseerd lijkt te zijn, krijgt veel kritiek. Er is behoefte aan maatschappelijk verantwoord incasseren. Voorbeeld: het bureau Faircasso incasseert anders. Zij vragen hun klanten niet om ‘koste wat kost’ te betalen, maar hoe zij hen kunnen helpen om de rekening te voldoen. Gemeenten zouden uit principe meer met dit soort bureaus kunnen werken. 3. Het basisinkomen blijkt een positief effect te hebben op burgers, volgens internationale studies. Mensen met een basisinkomen geven hun geld verantwoord uit en hebben minder psychische en fysieke klachten. De

Uitstroom uit armoede is niet eenvoudig te realiseren. Om een effectief armoedebeleid te voeren, moet uitgegaan worden van een brede integrale aanpak met voldoende oog voor het individu. In het Wat Werkt-dossier staan enkele succesvolle aanpakken en kansrijke voorbeelden die professionals, maar ook overheden en burgers, kunnen inspireren in de aanpak van armoede. Esther den Breejen werkt als communicatiemedewerker bij Movisie.

Noot 1. Mateman verwijst hier naar de peiling ‘Omgaan met armoede. Frontliniewerkers aan het woord’ van Movisie.

Geraadpleegde literatuur Kans op armoede: de lage-inkomensgrens. Armoedemonitor 2014, SCP/CBS. Armoede: de budgetbenadering. Armoedemonitor 2014, SCP/CBS. Een lang tekort: de omvang van langdurige armoede in Nederland. 2016, SCP. De Grenzen van de polder. Over armoede onder allochtonen. 2000, R. Gowricharn. Hoe het basisinkomen Nederland verovert. Artikel De Correspondent, 05-08-2015, R. Bregman. Omgaan met armoede. Frontliniewerkers aan het woord. Movisie 2015, B. Briels & B. Panhuijzen. Een kansrijke aanpak. Empowerment als denken handelingskader. J. Omlo in Naar een andere inrichting van hulp- en dienstverlening in het sociaal werk. 2013, M. Scholte & A. Sprinkhuizen. Zwanger van empowerment: een uitdagend kader voor sociale inclusie en moderne zorg (oratie). 2008, T. Regenmortel, Fontys Hogeschool, Eindhoven. sociaalbestek AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 61

TSB_16_04.indd 61

7/20/2016 3:33:17 PM


cliëntencolumn

Eigen schuld?

I

n dit nummer van Sociaal Bestek waarin veel aandacht wordt besteed aan armoede en schulden is dat een intrigerende vraag. De evaluatie van de Wgs is verschenen en de WRR publiceerde Verkenning 33 over problematische schulden. En als je de media een beetje bijhoudt, dan hou je je hart vast voor de toekomst. Volgens het Nibud bijvoorbeeld gaat een kwart van de nu 65-minners het niet redden met hun pensioen. Maar laten we in het hier en nu blijven. Uit de reactie van de staatssecretaris op het evaluatierapport valt niet op te maken dat ook nu veel mensen het water tot aan de lippen staat. Is er nog hoop voor het half miljoen Nederlandse huishoudens met niet meer te hanteren schuldproblemen? De reactie van de staatssecretaris eindigt geruststellend: ‘De uitvoering van de schuldhulpverlening moet en kan beter. (…) Ik zal u informeren over de uitvoering van de hierboven genoemde maatregelen.’ Alle tijd van de wereld om hier en daar nog wat te sleutelen. Ik probeer nog steeds te geloven dat de overheid er is voor de burger, maar de evaluatie van vier jaar Wgs stemt me niet vrolijk. Waarom bijvoorbeeld ontneemt de overheid burgers kansen om hun recht te halen? Ben je met schulden opeens een ander soort burger? Als je een aanvraag indient en die wordt afgewezen dan ontvang je geen beschikking en kun je naar een rechterlijke toetsing fluiten. Ook als starre en onbeweeglijke schuldeiser maakt de overheid het haar burgers niet gemakkelijk. Waarom neemt de overheid de leuze van de Belastingdienst – leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker – eigenlijk niet als uitgangspunt voor dienstverlening aan de burger?

Ingewikkeld Het is al niet gemakkelijk om de weg te vinden in diverse inkomens- en ondersteuningsregelingen. Echt ingewikkeld wordt het als je in de schulden belandt. Dat is niet gemakkelijk voor je beurs, maar ook niet voor je geestelijke vermogens, zo leert onderzoek. Van de calculerende burger blijft in zo’n situatie niets meer over. En dus gedragen mensen zich niet zoals beleidsmakers graag willen. De Sociale Alliantie stelt graag de training ‘armoede onder de loep’ – die onder andere aandacht besteedt aan de gedragingen van mensen – beschikbaar. Na deelname snapt elke beleidsmaker waarom het handiger is om wel rekening te houden met het werkelijke keuzegedrag van burgers. En vraagt zich vervolgens af hoe realistisch het is om als beleidsuitgangspunt te hanteren dat burgers zelfredzaam zijn. Deze training is ook een goede voorbereiding op de Verkenning van de WRR. Daarin worden problematische schulden in gedragswetenschappelijk perspectief geplaatst. Ook de uitvoering kan gemakkelijker, voor de burger en voor de overheid! Bij een brede toegang ontbreken de drempels: waarom de hulp niet naar de mensen toegebracht (wijkteams?). Waarom niet gebruik maken van wat er al is: vrijwilligersorganisaties als Humanitas of SchulpHulpMaatje (samenwerking?). Dan ga je al een stuk op weg naar vroegsignalering en preventie. Het kan zelfs een stuk leuker met de schulddienstverlening. Van communicatie en marketing leer je dat het tegenwoordig een stuk sexier moet. Vervang de woorden schuld en hulp door geld en vragen en het loopt storm. Nog even wachten op een Verkenning over het gedrag van het toenemend aantal miljonairs. Kunnen we daarna aan de slag met het dichten van de – ook nog steeds toenemende – kloof tussen arm en rijk.

Vervang de woorden schuld en hulp door geld en vragen en het loopt storm.

Ger Ramaekers, Lid Agendacommissie Sociale Alliantie

62 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2016 sociaalbestek

TSB_16_04.indd 62

7/20/2016 3:33:25 PM


THEMADAG - Dinsdag 27 september 2016 - Bunnik

Evaluatie van Schuldhulpverlening: tijd om de balans op te maken! Wat leren we van de recente onderzoeken (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Nationale ombudsman, WRR, SCP) & hoe werken we verder aan effectieve schuldhulpverlening in de praktijk?

8

Dagvoorzitter: dr. Nadja Jungmann

ui t K e uze s s ie s jk s e pra k t i

Lector Schulden en Incasso, Hogeschool Utrecht Adviseur, Social Force

Actuele informatie en aanmelden: www.kerckebosch.nl/evaluatie Vroegboektarief t/m 1 augustus: € 250,- excl. btw Accreditatie:

in aanvraag

4 uur

4 punten

5 punten

Masterclass Leidinggeven op afstand

Vrijdag 16 september 2016 | Hotel Houten

Masterclass Leidinggeven op afstand Betere teamprestaties door los te laten

MIN DHA

Ontdek de kracht van leidinggeven op afstand en leer in één dag: • Wat u als leidinggevende nodig heeft om een zelfstandig handelend team aan te sturen • Met welke beïnvloedingstechnieken u uw boodschap ook op afstand kunt overbrengen • De juiste balans te vinden tussen controle en vertrouwen CKIN G DE PR AK TIJK VAN BEÏN VLO

HACK

de prak

ING

tijk van beïnvlo eden

Arend Ardon Veranderkundige en vennoot bij HCG

EDIN G Ronald van Agge

Gratis het nieuwe boek Mindhacking: de praktijk van beïnvloeden van Ronald van Aggelen

len

Meer informatie en direct inschrijven via

Ronald van

Aggelen

www.opafstandleidingeven.nl Partners:

Ronald van Aggelen Ondernemer op het gebied van mens en prestaties en partner Early Bridge

TSB_16_04.indd 63

7/20/2016 3:33:26 PM


Jaarcongres De werkagenda 2017 voor het sociaal domein 15 september 2016 | ReeHorst Ede

U krijgt op het Zorg+Welzijn Jaarcongres antwoord op de vragen:

Welke thema’s dienen in het sociaal domein leidend te zijn?

Welke innovaties verdienen een groter podium?

Wat zijn de volgende, gewenste stappen in de transitie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving?

Wat is de stand van zaken van de transitie?

Hoe kan de samenwerking tussen kwetsbare mensen, hun omgeving en professionals versterkt worden?

Met welk vergezicht zou u nu al aan de slag kunnen?

Inspirerend, verdiepend en bruikbaar Inschrijven? Ga naar www.zorgwelzijncongressen.nl/jaarcongres Initiatief van:

TSB_16_04.indd 64

Partner:

7/20/2016 3:33:27 PM


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.