Gezichten van Valkenburg

Page 1

Gezichten van Valkenburg Hans Hoenjet


2


Gezichten van Valkenburg Hans Hoenjet


Uitzicht vanaf de Schaelsberg, 1961


Inleiding

‘Valkenburg blijkt de grote trekpleister, de magische magneet,’ schrijft een opgetogen journalist begin jaren ’50 in Het Vrije Volk. ‘Andere plaatsjes kunnen nog zo lieflijk en fraai gelegen zijn, acht van de tien vakantiegangers willen dit jaar naar Valkenburg.’ De iconische openingsfoto (links) van Cas Oorthuys illustreert treffend de aantrekkingskracht die het Zuid-Limburgse heuvelland op veel naoorlogse toeristen uitoefende. Een gezelschap vakantiegangers zit ontspannen op de Schaelsberg te genieten van het weidse panorama dat zich voor hen ontvouwt. Een man tuurt wijdbeens door een verrekijker naar de glooiende heuvels en het Geuldal. Hier heerst een arcadische rust, maar op een steenworp afstand ligt Valkenburg dat elke zomer verandert in een ware heksenketel. De toeristische infrastructuur van het Geulstadje is tegen die tijd weer ruimschoots hersteld, vooral dankzij de royale fondsen van de geallieerden die Valkenburg in 1944 transformeerden tot ‘Rest Center’ voor de moegestreden soldaten van het westelijk front. En ook al hebben de hotels geen gouden kranen gekregen, het sanitair is helemaal opgeknapt en de keukens zijn opnieuw uitstekend geoutilleerd. Het vreemdelingenverkeer is natuurlijk van veel oudere datum en begint wanneer de adel en de gegoede burgerij in de negentiende eeuw naar het pastorale heuvelland trekken om er de geneeskrachtige berglucht in te ademen. Natuur- en cultuurminnaars roemen het idyllische kuuroord en geven hoog op over de romantische hoogteburcht, de middeleeuwse stadspoorten en wallen, de geheimzinnige mergelgrotten en de fraaie omgeving. In 1853 opent het spoorwegstation en wordt het stadje ontsloten voor de toeristen en andere bezoekers. Valkenburgse ondernemers richtten al in 1885 de Vereniging voor Vreemdelingen Verkeer (VVV) op, de eerste in zijn soort in Nederland. Tot eind jaren ’30 van de volgende eeuw zal het aantal vakantiegangers gestaag groeien. Er wordt driftig reclame gemaakt voor het fraai gelegen stadje aan de Geul. Reisgidsen verschijnen. In de Gemeentegrot en Fluweelengrot worden houtskooltekeningen

aangebracht. Naast dans- en concertzalen, komt er een fraai aangelegd zwembad en een openluchttheater voor toneelvoorstellingen. De Romeinse Katakomben gaan open en er verrijst een betonnen lichtkruis op de Wilhelminatoren. Dankzij de invoering van het betaald vakantieverlof kunnen nu steeds meer mensen zich een paar dagen vakantie permitteren. Valkenburg floreert dan ook tot de Tweede Wereldoorlog uitbreekt en het toerisme tijdelijk inzakt.

Ballade van Valkenburg De jaren ’50 zijn misschien wel de hoogtijdagen van het brave, gemoedelijke en gezellige toerisme dat nog niet is gevulgariseerd door commercie en wansmaak. Dankzij de toegenomen welvaart, het wettelijke recht op een korte zomervakantie en de groeiende mobiliteit komen steeds meer Nederlanders op de fiets en de brommer, met de trein of de auto naar het zuiden. Valkenburg afficheert zich trots als een stadje in ‘de Nederlandse Ardennen’ en prijst zijn strategische ligging aan, zo vlak bij België en Duitsland. Het dagtochttoerisme naar bestemmingen als de Eifel, de Ardennen en Brussel bloeit als nooit tevoren. Wie zich in het buitenland wil wanen en toch de vertrouwde Hollandse pot blieft, logeert een weekje in een Valkenburgs pension of hotel. De minder draagkrachtige toerist bivakkeert op de camping. Op foto’s uit deze periode zien we meestal keurige vakantiegangers, veelal ‘kleine luyden’ en leden uit de middenklasse, wandelend door het heuvelland of flanerend door het centrum van Valkenburg. Vanzelfsprekend mag een bezoek aan de mergelgrotten of een tochtje met de kabelbaan niet op het programma ontbreken. Andere geliefde attracties zijn Klant’s Zoo, de kasteelruïne, de Wilhelminatoren, het Sprookjesbos, de midgetgolfbaan en de roeivijver. Fotograaf Cas Oorthuys heeft deze sfeer van naoorlogse gemoedelijkheid en argeloosheid liefdevol vastgelegd. Hij fotografeert niet alleen het dromerige heuvellandschap, 5


Aankomst van de Valkenburg Express, 1969

12


Vakantiedrukte op station Valkenburg, 1979

13


File op de Nieuweweg, begin jaren ’60

14


Bumper aan bumper

Het Vrije Volk meldt begin augustus 1954 dat op zondag de eerste fietsers na een tweedaagse tocht in Valkenburg zijn aangekomen, een dag nadat de overige toeristen met de auto, trein of touringcar in het zuiden zijn gearriveerd. Een jongeman uit Rotterdam vertelt dat hij zaterdagnacht onderweg zijn tent heeft opgezet in Valkenswaard. Een echtpaar uit de Achterhoek is met twee kinderen op de bagagedrager op weg gegaan naar het Limburgse heuvelland. De verslaggever beschrijft hoe een onafgebroken lint van fietsers zich naar Limburg uitstrekt en merkt op dat er dit jaar weer merkwaardige modes de kop opsteken. ‘Volslagen nieuw schijnt de Cubaanse strohoed voor kampeerders, met plaatjes van bekende sportlieden in de band van de hoed gestoken,’ schrijft hij. Tamelijk ongebruikelijk vindt hij een groep trekkers die op hun bagagedrager een radio hebben gemonteerd, ‘compleet met lange antenne’. Die eerste zondag van augustus is Valkenburg al overvol. Auto’s staan bumper aan bumper geparkeerd in de straten. Onder de nummerborden een opmerkelijke hoeveelheid Engelse en Duitse kentekens. De terrassen zijn drukbezet. De kabelbaan doet goede zaken en de mergelgrotten trekken veel publiek. Nieuw is dat jaar het grottenaquarium, dat ook als slechtweervoorziening een groot succes blijkt. Het heeft 22 aquariumbakken met tropische vissen en drie terraria met kaaimannetjes, schildpadden, kameleons en slangen. ‘Genoeg te zien voor een langdurig regenbuitje’, schrijft de journalist. Buiten het drukke centrum van Valkenburg heerst gelukkig nog enige stilte. Er toeren wat auto’s over de slingerende wegen en er fietsen wat gasten rond of er wandelen wat mensen. ‘Maar niets wees er buiten de centrale mierenhoop op dat Limburg zoveel tienduizenden vakantiegangers herbergde’, besluit hij. Zelfs in het ooit zo bedaagde Schin op Geul is sinds 1948 sprake van een flinke groei in het aantal overnachtingen. Zijn er in 1954 liefst ongeveer 265.000 gasten in Valkenburg, er verblijven dat jaar ook al ruim 16.000 gasten op twintig adressen in Schin op Geul. Overigens heeft het toerisme daar al langer wortel geschoten. Zo logeerde de vijftienjarige schrijver Harry Mulisch in 1942 bij fami-

liepension Salden waarover hij verhaalt in zijn boek Wenken voor de Jongste Dag. Daarin laat hij een boven Duitsland aangeschoten Bristol Blenheim zijn bommen boven het dorp verliezen ‘zodat de koeien ondersteboven in de bomen hingen en de huizen bepleisterd waren met löss.’ In een brief vanuit het pension meldt de jonge Mulisch opgetogen dat hij al bijna honderd fossielen heeft gevonden en dat de cafés voor 15 cent nog échte koffie en thee serveren, terwijl de rest van Nederland het moet doen met surrogaat. Tien jaar later is Nederland hard aan de Wederopbouw begonnen en zijn allerlei consumpties weer royaal verkrijgbaar. Dan is de oorlog eindelijk verleden tijd en durven de mensen weer op vakantie te gaan. Met Cubaanse strohoed én zonder koeien in de bomen.

Drukte in een regenachtige Reinaldstraat, eind jaren ’50

15


Stadstreintje temidden van verkeer, eind jaren ’50

16


Hectiek rond de Plenkert en Wilhelminalaan, begin jaren ’60

17


18


Toeristen bij het Grendelplein, begin jaren ’60 | Drommen mensen in de Grotestraat, 1978

19


Een rustige ochtend in het centrum, 1957

68


69


Veemarkt op het Walramplein, eind jaren ’50

74


Stamlokaal van schutterij De Jonge Nobele, 1956

75


Souvenirwinkel Schreitel op de hoek van de Grotestraat en Berkelstraat, 1963

Twee jongetjes voor een souvenirwinkel aan de Plenkertstraat, 1960

88


Groeten uit Valkenburg

‘Jullie hebben thuis vast een hotel of een souvenirwinkel’, was de eerste opmerking die een leraar maakte toen ik op mijn middelbare school vertelde waar ik vandaan kwam. Voor de gemiddelde buitenstaander werkte domweg iedereen uit Valkenburg in de toeristenbranche. Hoewel er ontegenzeglijk een economische monocultuur in mijn geboortestadje bestond, waren er toch ook genoeg inwoners die allerlei andere beroepen uitoefenden, bijvoorbeeld mijn vader die een schildersbedrijf had. Dat nam niet weg dat inderdaad erg veel Valkenburgers hun geld verdienden in de toeristenindustrie. Dat zag je niet alleen aan alle hotels en pensions die het stadje rijk was, maar ook aan de talloze souvenirwinkels in de straten van het centrum. Alleen al in de Plenkertstraat waren minstens drie, vier souvenirwinkels naast elkaar gevestigd, maar ook in de Grotestraat, de Lindelaan en de Berkelstraat trof je ettelijke zaken aan, van eenvoudige prullenbazaars tot exclusieve cadeauwinkels. Op de foto’s van Cas Oorthuys en Frans Lahaye is goed te zien hoe kooplustige toeristen verlekkerd de uitgestalde souvenirs in de etalages keuren. De gevels van deze winkels waren soms letterlijk behangen met een duizelingwekkende hoeveelheid hebbedingetjes en prullaria, van slappe poppen en voetbalshirts tot feesthoedjes en shawls. En vanzelfsprekend waren er de molentjes met prentbriefkaarten waarop prominent Groeten uit Valkenburg was gedrukt. Zoals alle ansichtkaarten gaven ze een sterk geïdealiseerd beeld van de omgeving. Onaangename plaatjes van rellende jongeren, zwerfvuil of druk verkeer pasten nu eenmaal niet bij het romantisch imago van een idyllisch toeristenstadje. Bekende highlights als de Wilhelminatoren, de kabelbaan en de kasteelruïne met een ansichtkaartblauwe lucht op de achtergrond of pittoreske Geulgezichten genoten de voorkeur. Een van de belangrijkste producenten van ansichtkaarten was de Valkenburgse drukkerij en uitgeverij Muva. Het bedrijf werd in 1945 opgericht door Hubert Muurmans toen hij moest stoppen met zijn agentschap voor Spaarnestad doordat het oprukkende geallieerde front hem

afsneed van de drukkerij in Haarlem. Hij begon een groothandel in papierwaren, kantoor- en schoolbehoeften die zou uitgroeien tot een florerend bedrijf dat later door zijn drie zoons werd voortgezet. In 1969 verkocht Muva jaarlijks al meer dan veertig miljoen ansichtkaarten en werkten er 200 mensen. De tot Muva Greetings omgedoopte uitgeverij verhuisde uiteindelijk naar Heerlen en schakelde over op de verkoop van schoolartikelen, fotoalbums, wenskaarten en luxe schrijfpapier toen de markt voor ansichtkaarten inzakte. Vooral de licentie voor het nostalgische figuurtje Holly Hobbie zou het bedrijf geen windeieren leggen. Muva Greetings werd in 1980 aan American Greetings en Clarence Holding in Canada verkocht. Tien jaar later kwam het tenslotte in handen van het Amerikaanse Hallmark, de grootste wenskaartenuitgever ter wereld. Tegenwoordig zijn toeristische ansichtkaarten minder in trek. De opkomst van digitale fotografie en WhatsApp, Facebook en Instagram hebben het immers mogelijk gemaakt om online een gepersonaliseerde groet of selfie in een mum van tijd naar de thuisblijvers te sturen. Daar kan geen ansichtkaart meer tegenop. Behalve natuurlijk als je een rechtgeaarde liefhebber van traditionele post bent die het liefst een ouderwetse, kartonnen prentbriefkaart op de deurmat vindt.

Populaire souvenirs in de jaren ’60 en ’70, 2021

89


98


‘No Future’ jongeren aan het bier op terras, 1984

99


Verliefd stel voor de Swing Mill op de Valkenburgse kermis, 1956

110


111


Wout Wagtmans beklimt bij NK Wielrennen de Cauberg, 1952

142


Peloton passeert tijdens het NK Wielrennen de Grendelpoort, 1952

143


De meeste fotoboeken over Valkenburg zijn nostalgisch van aard of doen aan stadspromotie. Ze staan vol gelikte plaatjes van cultuurhistorische monumenten, folklore en heuvellandschappen. Kortom, ze tonen een geïdealiseerd Valkenburg. Gezichten van Valkenburg heeft een andere invalshoek. Meer dan honderd expressieve foto’s geven een verrassend en onopgesmukt beeld van het massatoerisme en de stille, verborgen kant van Valkenburg tussen 1949 en 1989. Het resultaat is een kijk- en leesboek over een onstuimig toeristenstadje dat zichzelf telkens weer opnieuw uitvindt. Met foto’s van Cas Oorthuys, Peter Martens, Frits Widdershoven, Henk Blansjaar, Ad Windig en vele anderen.

Hans Hoenjet (1953) selecteerde de foto’s en schreef de verbindende teksten. Hij groeide op in Valkenburg en publiceerde over kunst & literatuur in De Volkskrant, NRC Handelsblad en HP/DeTijd. Daarnaast verschenen er diverse boeken van zijn hand en was hij docent Nederlands aan een hogeschool.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.