3 minute read

‘Dit is mijn plekkie’

Er wordt volop geshopt en gesjoeld, het koffiezetapparaat draait overuren en uit de keuken ontsnappen kruidige geuren. Je zou bijna niet geloven dat buurthuiskamer Bij Bosshardt in de Schiedamse volkswijk De Gorzen pas een paar maanden oud is.

Vijf mensen vertellen waarom zij zich hier zo thuis voelen.

Advertisement

‘Je

Martin de Zwart vrijwilliger

‘Thuiskomen is verschrikkelijk. Ik voel me er verdomd alleen. Voorheen had ik mijn moeder om voor te zorgen. Nu staan er alleen twee urnen, van mijn pa en van mijn ma. Ik heb mijn hele leven bij mijn ouders gewoond. Mijn vader overleed in 2012 aan Alzheimer. Mijn moeder kreeg in 2004 een zware hartaanval, maar hield het nog 17 jaar vol. Vorig voorjaar is ze overleden. Ze was alles voor mij, zo ongelooflijk zorgzaam. Een lieverd, een god. Ik ben in een diep gat gevallen. Mijn psycholoog probeert me te helpen, maar het is nog te vers. Via via kwam ik hier terecht. Al snel meldde ik me aan als vrijwilliger voor de kringloopwinkel. Ik prijs binnengebrachte producten, pak af en toe de stofzuiger. Zelf ben ik na een openhartoperatie nooit meer de oude geworden. Hier kan ik bezig zijn, zonder dat er druk achter zit. Ik probeer altijd grapjes te maken en te blijven lachen. Ik kan met iedereen makkelijk praten, vooral met ouderen. Misschien omdat ik nu zelf ervaar wat het is om eenzaam te zijn.’

‘Ik

‘Toen ik hier voorbijreed, zag ik de auto van mijn buurman staan. Even kijken, dacht ik. Ik voelde gelijk de warmte. Je bent hier altijd welkom. Al snel leerde ik coördinator Marjolein kennen, we hebben een speciale band. We sjoelen vaak samen en ik help haar waar het nodig is. Ik zit in de ziektewet omdat ik last heb van mijn rug. Ik heb altijd zwaar werk gedaan. Volgende week ga ik weer halve dagen werken, als groenwerker voor gemeente

Schiedam. Ik ben bijna elke dag in deze buurthuiskamer te vinden. Ik vind het hier gezellig met al die oudere dames en geniet van de verhalen die ze vertellen over hun jeugd of de oorlog. Ik praat thuis veel over deze plek, met mijn vrouw en zoon. Ik ben heel blij dat deze huiskamer hier is gekomen. Zoiets hadden we nog niet in onze buurt. Hij is nog maar net open, maar gelijk al lekker levendig. Dit is mijn plekkie.’

‘In het Stadsblad las ik dat hier een pand van het Leger des Heils werd geopend. Ik ben twee keer gaan kijken en vond de sfeer fijn, losjes en makkelijk. Elke dinsdag werk ik in de tweedehands kledingwinkel. We krijgen de kleding in dozen binnen, sorteren het en hangen het aan de juiste hanger. Er zitten veel mooie spullen bij. Af en toe haal ik er iets uit voor mezelf. Ik geniet van de gezelligheid met elkaar. Straks gaan we samen lunchen. We kletsen over van alles. Zelf kom ik niet uit deze buurt, maar de Gorzenezen zijn heel open en spontaan. Ze nemen geen blad voor de mond. Soms zitten mensen van Turkse, Surinaamse en Marokkaanse afkomst samen aan een tafel te praten over hun verschillende culturen. Het is hier echt een sociaal gebeuren. Onlangs stortte een bezoeker met een hoop problemen zijn hart bij mij uit. Hij kwam daar een week later voor terug. Wat je dan kan doen? Vooral gewoon luisteren.’

‘Er was veel weerstand uit de buurt over onze komst. Mensen dachten dat het een opvang voor daklozen werd. Al tijdens de verbouwing ging ik de wijk in om mensen uit te nodigen. Voorbijgangers die door de ramen gluurden, gaf ik een rondleiding. Uiteindelijk zijn we heel warm onthaald. Ik noem deze buurthuiskamer ook wel een belevingswereld. De naai- en wasmachine zijn vrij te gebruiken, voor een kleine prijs kunnen mensen hier een versbereide lunch eten, er is een kinderhoek met speelgoed en

Marjolein Heijboer coördinator

mensen pakken zelf koffie, spelletjes of de stofzuiger. Het voelt als thuis. We zijn één grote familie en houden elkaar in de gaten. Sommige mensen verblijven hier hele dagen. Als de bezoekers er niet waren, zou ik niet kunnen doen wat ik zo graag doe: mensen helpen. Dat zit in mij; als kind al nam ik het op voor klasgenootjes die werden gepest. Ik probeer buurtgenoten met elkaar te verbinden, het ene talent aan het andere te koppelen. Dat geeft mij voldoening. Het maakt mij een completer mens.’

‘Of ik meeging naar het Leger, vroeg mijn vriendin. Doe me een lol, dacht ik eerst. Wat ik niet ken, daar kom ik niet graag. Ik ben niet zo vrij. Toch ben ik meegegaan. Op dinsdag en woensdag drinken we hier koffie en doen we spelletjes. Zoals een kaartspel met vragen over Schiedam, of over iets waar je een hekel aan hebt. Het is hier stikgezellig. Af en toe komt er zomaar iemand bij je zitten en maken we een lolletje. Ik vertel veel over vroeger. Zoals over die keer dat ik in de oorlog bedelde om wat eten en een beschimmelde boterham kreeg. Mijn vader was zo boos, dat hij de boterham in het gezicht van de gever smeet. Mijn man overleed vijftien jaar geleden en met twee van mijn drie kinderen heb ik geen contact meer. De derde woont helaas wat verder weg. Daarom vind ik het zo fijn om hier te komen. Gelukkig staan mijn vriendinnen altijd voor me klaar.’

This article is from: