10 minute read

INTERVIEW Versnellen van de evolutie

Versnellen van de evolutie

‘De industriële revolutie was eigenlijk meer een evolutie. Als je het op microniveau beschouwt, ging het om een proces van heel veel kleine stapjes’, stelt Jeroen van Woerden, de kwartiermaker van het nieuwe Fieldlab Industriële Elektrifi catie. ‘De huidige transitie van de industrie zal ook niet van de ene op de andere dag gaan, maar we kunnen er wel alles aan doen om die te versnellen.’

Wim Raaijen

Met zijn functie als kwartiermaker zal Jeroen van Woerden zich bezighouden met het vormgeven van het nieuwe Fieldlab Industriële Elektrificatie. Hij is geen onbekende in de Rotterdamse en landelijke procesindustrie. In 2016 werd Jeroen van Woerden uitgeroepen tot Plant Manager of the Year, toen hij nog de scepter zwaaide over de site van chemiebedrijf Kemira in de Botlek. Jeroen paste methodes uit de maakindustrie toe in de chemie. Samen met klanten producten ontwikkelen en innoveren. Hij vroeg medewerkers om met ideeën te komen om de installaties te verbeteren en daadwerkelijk met relatief kleine verbeteringen aan de slag te gaan. Het lijkt zeer bij Jeroen van Woerden te passen: vele kleine vissen maken één grote. Ogenschijnlijk grote veranderingen gebeuren gewoon niet plotsklaps. Vaak is er een proces voor nodig met tal van kleine stappen. ‘Ook de industriële revolutie was eigenlijk meer een evolutie,’ analyseert hij. ‘Als je het op microniveau beschouwt, ging het om een proces van heel veel kleine stapjes. Een revolutie kan ook veel kapot maken. En een evolutie kun je versnellen. Achteraf lijkt de overgang van traditionele lampen naar ledverlichting heel snel gegaan. Ik heb dat van wat dichterbij gevolgd bij Philips Lighting. Al met al heeft deze overgang minder dan tien jaar geduurd.’

E-boilers

Zo zal het volgens hem ook gaan met de energietransitie. Met zijn nieuwe functie als kwartiermaker van het Fieldlab Industriële Elektrifi catie zal hij zich daarom vooral bezighouden met welke stappen de komende tijd zijn te zetten. Het fi eldlab moet nog volledig vorm krijgen. ‘We hebben zelfs nog discussies over wat allemaal bij elektrifi catie hoort. Hoort daar bijvoorbeeld elektrochemie bij?’ Nog niet zo lang geleden had niemand het er over, maar inmiddels zijn er veel initiatieven op het gebied van elektrifi catie van industriële installaties. Elektrische boilers, pompen en zelfs elektrisch aangedreven fornuizen en hele krakers. Het wordt momenteel allemaal genoemd en onderzocht.

‘We hebben nog discussies over wat bij elektrifi catie hoort. Hoort daar bijvoorbeeld elektrochemie bij?’

Een mooi onderwerp van een “papieren” haalbaarheidsonderzoek zou de elektrische boiler kunnen zijn.

Ook over de mogelijkheden van elektrochemie wordt veel gesproken. Power-to-heat, power-to-hydrogen, power-to-x, allemaal mooie termen die een belofte in zich herbergen. Maar het moet nog op veel echt vlakken vorm krijgen. Zo is zijn er wel veel plannen op het gebied van groen waterstof, maar er is nog geen finale handtekening gezet. Van Woerden: ‘Veel innovatieve processen zijn bijvoorbeeld nog duur. Voor het fieldlab is het de taak om uit te zoeken of dat zo blijft of dat ze met wat financiële en technische ondersteuning toch vlot kunnen worden getrokken.’ Stap voor stap, lijkt het credo. ‘In eerste instantie zullen we ons vooral richten op haalbaarheidsstudies en de eerste pilots.’ Een mooi onderwerp van een “papieren” haalbaarheidsonderzoek zou de elektrische boiler kunnen zijn, stelt Van Woerden. ‘Om bijvoorbeeld industriële warmte in op te slaan. Kunnen we daarmee bijvoorbeeld pieken en dalen in het warmtegebruik balanceren?’ De technologie is geen rocket science, maar het vooral belangrijk om te weten hoe e-boilers in industriële processen zijn in te passen. Lukt dat grootschalig, dan kan heel veel warmte opnieuw worden gebruikt of opgewaardeerd.

Fornuizen

Waar liggen de mogelijkheden op de kortere termijn en waar kunnen we proof points creëren, stelt hij. ‘Over een half jaar moeten we de eerste resultaten laten zien. Voor proefinstallaties onderzoeken we de mogelijkheden bij één of twee centrale testlocaties, maar ook bij bedrijven zelf. Dat laatste levert meteen een spanningsveld op. Industriële bedrijven werken het liefst met proven technology. De dagelijkse praktijk van productiebedrijven is eigenlijk niet ingericht op ingrepen van buitenaf zoals innovatie in de processen. Er zijn geen lab-omstandigheden. Bovendien moeten veiligheid en betrouwbaarheid geborgd blijven. Tegelijkertijd zien de bedrijven de noodzaak van vergroening. Ze moeten dus wel in beweging komen. Maar hoe doe je dat, terwijl de winkel gewoon openblijft?’ Ook is het belangrijk om te weten hoe nieuwe grondstofstromen in de bestaande industrie kunnen worden ingepast. Binnen het fieldlab wil het bedrijf Duiker onderzoeken hoe industriële fornuizen andere brandstoffen kunnen verwerken. Waterstof lijkt hiervoor een goede kandidaat. De groene variant, geproduceerd met hernieuwbare elektriciteit, is echter nu nog niet in grote hoeveelheden beschikbaar. Daarom moeten er gedurende de energietransitie fase alternatieven zijn. En het liefst flexibel. Duiker wil in het fieldlab daarom ook andere duurzame brandstoffen onderzoeken, zoals methanol, biogas of ammoniak. Zelfs aardgas is wellicht nog nodig tijdens de overgangsperiode naar

een volledige CO2-reductie. Wereldwijd en in Nederland zijn talloze procesfornuizen in bedrijf. Deze zijn, in de huidige configuratie voor een groot gedeelte ongeschikt om met duurzame brandstoffen te worden bedreven. Er is daarom behoefte om de bestaande geïnstalleerde fornuizen geschikt te maken voor het gebruik van duurzame brandstoffen.

Uitwisselbaar

Van Woerden is blij dat het fieldlab wordt gesteund door een coalitie van verschillende partijen die zowel de dagelijkse praktijk van productiebedrijven als innovatieve bedrijven vertegenwoordigen. ‘Partner FME vertegenwoordigt technologische toeleveranciers, zoals Duiker in het voorbeeld, die gericht zijn op de mogelijkheden van technologieontwikkeling. Deltalinqs behartigt de belangen van de industrie, die de uitdaging heeft te duurzamer te worden met versterking van de concurrentiepositie. Bij TNO zijn onderzoekers gericht op innovatie en is veel toepasbare kennis aanwezig. Samen met het Rotterdamse Havenbedrijf en Innovation Quarter vormen ze een sterke coalitie om gezamenlijk een goed doel te bereiken om de regio Rotterdam duurzaam te versterken.’ De samenwerking houdt daar zeker niet op. Het fieldlab komt weliswaar in Rotterdam, maar samenwerking met andere clusters wordt nadrukkelijk gezocht. Zoals met de Eemsdelta, die een belangrijke rol gaat spelen in de energietransitie, en ook met Chemelot. Van Woerden: ‘Partner TNO is bijvoorbeeld nauw betrokken bij Brightsite dat veel onderzoek doet op de Chemelot Campus. En in het noorden hebben bedrijven bijvoorbeeld ervaring met e-boilers. We gaan juist voor uitwisseling en niet voor competitie met andere clusters. Door samen te werken zijn veel resultaten uitwisselbaar en opschaalbaar.’

‘De dagelijkse praktijk van productiebedrijven is niet ingericht op ingrepen van buitenaf, zoals innovatie in de processen.’

JEROEN VAN WOERDEN KWARTIERMAKER FIELDLAB INDUSTRIËLE ELEKTRIFICATIE

Versnelling

Van Woerden gelooft dan wel niet in een revolutie, maar de evolutie kan volgens hem ook in de energietransitie snel gaan. ‘Er heerst consensus over dat er wat moet gebeuren. De Europese Unie heeft bijvoorbeeld haar duurzame ambities niet bijgesteld tijdens de coronacrisis. Het gevoel van urgentie is er nog steeds. Daarbij kan het fieldlab de bedrijven helpen. En dan kan het snel gaan. Er is echt sprake van momentum. Het is aan ons om met inspirende projecten de versnelling van de energietransitie vorm te geven.’

Grip op complexe shutdowns en turnarounds

Met het stijgen van de jaren van industriële assets nam de complexiteit van turnarounds toe. Gelukkig hoeft die toegenomen complexiteit de duur van een gemiddelde shutdown niet te verlengen. Het vereist echter wel een degelijke voorbereiding met de juiste managementtools en de juiste informatie over de conditie van de assets. Althans, dat stellen Walter Mesterom van expertisebureau PDM en Marc Dassen van technisch dienstverlener Sitech.

David van Baarle Hoewel de meeste bedrijven inmiddels zo’n dertig tot soms zestig jaar ervaring hebben met shutdowns en turnarounds, zijn de geplande productiestops geen routineklus. Want hoeveel van de shutdown managers die zes of twaalf jaar geleden een stop begeleidden, doen dat nu weer? Bovendien maakt de hoge leeftijd van de assets de shutdowns de laatste jaren alleen maar complexer. En dan stelt men ook nog eens steeds hogere eisen op gebied van betrouwbaarheid, productievolume en energieprestatie.

Risicomitigatie

Het turnaround seizoen verliep dit jaar anders dan de vorige keren. Corona dwong veel bedrijven de planning te rekken om de extra hygiëne- en veiligheidsmaatregelen te kunnen uitvoeren. Geen goedkope maatregel, zo weet Walter Mesterom, directeur van PDM. ‘Afhankelijk van het formaat en het soort bedrijf kan de kostprijs van een dag niet produceren, oplopen tot een miljoen euro. Behalve dat bedrijven geen producten kunnen maken en verkopen, moeten ze ook hun contractors blijven doorbetalen. Nu is de huidige situatie nog nooit eerder voorgekomen, maar bedrijven kunnen wel degelijk de risico’s managen via risicomitigatie. Samen met Sitech gebruiken we dan ook steeds vaker risicomanagementtools om risico’s van tevoren te benoemen en te schalen. Door van tevoren na te denken over scenario’s en continu de vinger aan de pols te houden, voorkom je dat de planning uitloopt of kosten onnodig stijgen. Bij assets die economisch al zijn afgeschreven loop je nu eenmaal grotere risico’s op onverwachte degradatie. Sommige degradaties zie je immers pas als een drukvat open is, een warmtewisselaar schoon is of isolatie is verwijderd. Het wordt in de praktijk steeds lastiger om specialisten te vinden met kennis over apparatuur van soms vijftig jaar oud.’ Naast de risico’s is het dan ook handig om de scope van projecten te blijven toetsen. Mesterom: ‘Hoe vaak krijgen contractors niet extra deelprojecten op hun bordje terwijl de vergoeding hetzelfde blijft? Dat klinkt voor een opdrachtgever natuurlijk heel aantrekkelijk, maar blijkt in de praktijk toch een geval van penny wise pound foolish. De prijs en kwaliteit moeten in verhouding blijven, anders ondervind je daar nog jarenlang de nadelige gevolgen van.’

Turnaround controlemodel

Om vervelende verrassingen te voorkomen ontwikkelde PDM de zogenaamde KTM3R3-methode. De methode is gericht op de parameters die kosten veroorzaken en zet ze af tegen (doorloop)tijd, afgebakend met milestones. Daarbij houdt de

Shutdowns en turnarounds verschuiven van schoonmaakoperatie langzaam naar kleine bouwprojecten.

managementtool rekening met mensen, materiaal en materieel (M3), allemaal parameters die kosten met zich meebrengen. Het turnaround controlemodel monitort daarbij continu de risico’s en het realisme in de scope, terwijl het rekening houdt met de return on investment (R3).

‘Leg na een shutdown vast wat er goed ging en waar ruimte is voor verbetering. Anders maak je dezelfde fouten over zes jaar.’

WALTER MESTEROM DIRECTEUR PDM

Mesterom: ‘Door dit model vanaf het begin te gebruiken en de parameters gedurende alle zes fases van een turnaround te blijven toetsen, voorkom je dat de kosten ongecontroleerd stijgen. In de basis is de KTM3R3-methode een LEANmethode om ervaren mensen heel snel, rond de tien minuten, veel accurater een eerste inschatting te laten maken van projectkosten. Door de vorderingen continu te volgen, kunnen turnaround managers negentig procent van de beslissingen nemen op basis van data.’ Een ander risicovolle fase in een turnaround is de opstart van een fabriek. Ook daar reiken managementtools de hand om verspilling te voorkomen. ‘Als je tijdens een heringebruikname er achter komt dat er nog flenzen lekken, kan je de procedure afbreken, het lek herstellen en helemaal opnieuw beginnen. En dat terwijl er gewoon flens testtools beschikbaar zijn die dit soort situaties kunnen voorkomen. Bedrijven kunnen zich tijdens een turnaround eigenlijk geen oponthoud permitteren. Dus gebruik die risico-, scope- en opstartmanagementtools. Maar gebruik ook de kennis uit de markt van partijen die meerdere shutdowns per jaar faciliteren. En leg na een shutdown vast wat er goed ging en waar ruimte is voor verbetering. Anders maak je dezelfde fouten over zes jaar.’

Kleine bouwprojecten

Sitech is zo’n bedrijf dat jaarlijks meerdere shutdowns begeleidt. Een groot aantal van de assets van de bedrijven op het Chemelot-terrein staan er inmiddels al tientallen jaren. ‘Als een van de weinige bedrijven in Nederland begeleiden we meerdere shutdowns per jaar’, zegt Marc Dassen. ‘De leercurve van ons personeel is dan ook heel steil en die ervaring gebruiken we om meer grip te krijgen op de ageing assets. Zoals Walter ook al zei, zijn shutdowns en turnarounds de afgelopen jaren veranderd. Waar je vroeger een fabriek stillegde, openschroefde en schoonmaakte, is dat nu niet meer voldoende. We komen stukken tegen die minder goed zijn en om revisie of vervanging vragen. Daarnaast is dankzij de klimaatcrisis de nadruk te komen liggen op energie-efficiency. Verbeteringsprocessen op dat gebied proppen we ook