aflevering 2. Co-design: samen de technologie in de zorg verbeteren

Page 1

CO-DESIGN: SAMEN DE TECHNOLOGIE IN DE ZORG VERBETEREN SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE, HOGESCHOOL UTRECHT

1


Colofon Š Speerpunt Zorg en Technologie, december 2012 Onderzoek: dr. ir. Remko van der Lugt, dr. Fenne Verhoeven en dr. Anita Cremers Tekstbewerking: drs. Jolanda Keesom, Arnhem Redactie: drs. Jurgen Mollema en drs. Maaike Smole Vormgeving: Team Huisstijl & Traffic, Hogeschool Utrecht ISBN/EAN 978-90-8928-061-9 NUR: 954 Dit is de tweede publicatie in een serie van het Speerpunt Zorg en Technologie. Meer informatie: SpeerpuntZenT@hu.nl, www.zent.hu.nl 2


Voorwoord Met deze publicatie laat het speerpunt Zorg en Technologie zien dat technologie vele mogelijkheden heeft voor de zorg. Tenzij die technologie niet goed aansluit bij de vragende of de implementerende partij en de beperkingen de boventoon gaan voeren. Zorgprofessionals willen op de eerste plaats van betekenis zijn voor hun cliĂŤnten. Om technologie naadloos te laten aansluiten bij de behoefte van professionals en bij de vraag van hun cliĂŤnten, is een dialoog nodig tussen zorgverleners en ontwerpers over de sociale en de technologische aspecten van een product of dienst. Deze dialoog komt tot stand via co-design. Dat houdt in dat verschillende belanghebbenden optimaal samenwerken aan het ontwikkelen en implementeren van een technologische toepassing. Aan de hand van een aantal recente projecten van het Lectoraat Co-design geeft deze publicatie een beeld van de toepassing van co-design en van het draagvlak en de tijds- en kostenbesparing waartoe die kan leiden. Helianthe Kort, Programmadirecteur Zorg en Technologie

3


4


Inhoud Wat is co-design?

6

Voorbeelden van co-design in de zorg

9

Wat co-design oplevert 13 Literatuur 14

5


Co-design: Samen de technologie in de zorg verbeteren Persoonlijke alarmering, computergestuurde medicijndosering en telerevalidatie: techniek speelt in de zorg een steeds grotere rol. En niet alleen omdat er te weinig zorgverleners en instellingsplaatsen zijn voor het groeiende aantal mensen dat zorg nodig heeft. Slimme technische toepassingen kunnen het werk van zorgverleners ook aanzienlijk verbeteren en de zelfstandigheid van patiënten en cliënten vergroten. Maar dan moeten die toepassingen wel heel precies zijn afgestemd op de gebruiker, de gebruiksomstandigheden en andere belanghebbenden. Daarom werkt, in het kader van het speerpunt Zorg en Technologie, het Lectoraat Vraaggestuurde Zorg samen met het Lectoraat Co-design van de faculteit Natuur en Techniek van Hogeschool Utrecht. Aan de hand van concrete voorbeelden leggen Remko van der Lugt, lector Co-design, onderzoeker Fenne Verhoeven en Anita Cremers, lector Multimodale Interfaces, uit wat co-design zo spannend en veelbelovend maakt. Om de voorspelde kloof tussen het beschikbare zorgaanbod en de groeiende zorgvraag te dichten zijn grote en kleine bedrijven druk bezig met het ontwikkelen van technische oplossingen. Maar willen die uitvindingen echt bijdragen aan een succesvolle innovatie van de zorg, dan moet er meer gebeuren. Ze zijn pas een oplossing wanneer ze passen bij de mensen voor wie ze bedoeld zijn, én wanneer die mensen ze ook echt gaan gebruiken. Die wederzijdse aanpassing van de technische en sociale omgeving noemt de filosoof Latour (1987) co-evolutie. Geslaagde vernieuwingen komen tot stand via onderlinge vertalingen en onderhandelingen tussen de wereld van de techniek en de wereld van de mensen, in dit geval binnen de gezondheidszorg. Een manier om deze dialoog tussen techniek en sociale omgeving te voeren is co-design.

Wat is co-design?

‘Het bijeenbrengen van verschillende gezichtspunten, input en competenties van mensen met een verscheidenheid aan perspectieven om een specifiek probleem aan te pakken’. Zo definiëren de Britse onderzoekers Bradwell en Marr (2008) co-design. Co staat voor collaborative: samenwerkend. Bij co-design is het de uitdaging manieren te vinden om de samenwerking tussen verschillende belanghebbende partijen zo goed mogelijk te laten verlopen. Dat doel wordt bereikt door de betrokkenen hun eigen expertise optimaal te laten inbrengen in het innovatieproces; de toekomstige gebruiker vanuit zijn ervaringswereld en de ontwerper op basis van zijn technische kennis. Voor de zorg betekent dat dus dat zorgverleners en -ontvangers vanuit hun eigen achtergrond aan het vernieuwingsproces kunnen bijdragen.

De noodzaak van co-design in de zorg

Juist in de zorg kunnen technische vernieuwingen tot grote spanningen leiden. De oorzaak is meestal dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de behoeften van mensen die zorg nodig hebben, met hun sociale netwerken en met hun omgeving. Regelmatig horen wij zowel ingenieurs als zorgmanagers klagen dat zij zo’n mooi product 6


hebben ontwikkeld, maar dat de gebruikers er niet mee overweg kunnen. Zo blijkt het bijvoorbeeld jaren te duren voordat thuiszorgmedewerkers - met een gemiddelde leeftijd van boven de 55 jaar - goed uit de voeten kunnen met een geavanceerde Personal Digital Assistent (PDA), zoals een palmtopcomputer of een smartphone. De meeste zorgverleners zijn nu eenmaal meer met mensen dan met apparaten bezig. Ze staan niet te springen om nieuwe technische snufjes te gaan gebruiken. Dat geldt trouwens ook voor veel van hun cliënten. Op hun beurt zijn de makers van technische hulpmiddelen vaak geneigd de zorg te reduceren tot functionele taken, zonder rekening te houden met de persoonlijke en sociale kant van de zorg en de omstandigheden waaronder die zorg verleend wordt. Co-design kan helpen technische ontwerpen beter af te stemmen op de gebruikers en de gebruikers er op hun beurt meer vertrouwd mee te maken.

De kenmerken van co-design

Een aanpak volgens co-design heeft de volgende kenmerken: De gebruiker staat centraal ( ‘user-centered’) Ideeën worden bedacht, concepten ontwikkeld en diensten uitgewerkt vanuit het menselijk perspectief. Waar mogelijk worden gebruikers - in casu zorgvragers en zorgverleners op de werkvloer – in het innovatieproces betrokken als experts van hun ervaringswereld. Uit eerdere projecten blijkt dat innovaties meer succes hebben wanneer het gebruikersperspectief centraal staat. Bedrijven als Intel, Microsoft en Philips hebben het gebruikerspectief daarom inmiddels geïntegreerd in hun reguliere projectaanpak. Leren van fouten ( ‘fail-forward’) Door ervaringen zo snel mogelijk om te zetten in ‘prototypen’, proefmodellen, kunnen ontwerpers de bruikbaarheid van een idee in een vroeg stadium en zo vaak mogelijk in de praktijk testen. Dat blijkt beter te werken dan het idee eerst helemaal uitwerken en daarna pas testen. Vroege prototypes dienen vooral voor het verkennen van de richtingen waarin de oplossingen gezocht moeten worden. Daardoor kan er snel bijgestuurd worden. Dat voorkomt veel onnodig werk en houdt het project gericht op de context en de ervaringen van de mensen die met het product of de dienst te maken krijgen.

7


Denken in beelden (‘visual thinking’) Door in het proces veelvuldig gebruik te maken van visualisaties in aanvulling op teksten wordt de complexiteit grijpbaar en begrijpelijk. Het maken van beelden dwingt tot concretiseren en tot het verkennen van oplossingen. Hiervoor kunnen verschillende visuele uitingen gebruikt worden, zoals schetsen, infographics, modellen en videofilmpjes.

Onze aanpak

De missie van het Lectoraat Co-design van de Faculteit Natuur en Techniek is bijdragen te leveren aan innovaties die mensen in staat stellen beter voor zichzelf, anderen en de omgeving te zorgen (Van der Lugt et al., 2008). Onze projecten zijn daarom enerzijds gericht op duurzaamheid en anderzijds op zorg en technologie. De meeste projecten in de zorg voeren wij samen met de lectoraten van de Faculteit Gezondheidszorg uit. Co-design kan in verschillende fasen van het ontwerpproces bijdragen aan vernieuwingen in de zorg. In navolging van het gerenommeerde Amerikaanse ontwerpbureau IDEO (Brown, 2008) onderscheiden wij in het ontwerpproces drie fasen (zie figuur 1).

Figuur 1: Het ontwerpproces volgens IDEO Inspireren (‘inspire’) = het verkennen van behoeften en kansen, leidend tot een selectie van inzichten. Hierbij kijken we met een brede blik en ook buiten de kaders van de probleemstelling, dus ook naar wat er gebeurt voor en na de ‘behandeling’ en naar wat er gebeurt in de context van de uit te voeren handeling. Ideevorming (‘ideate’) = het genereren van ideeën en deze omzetten in toetsbare concepten. Volgens de grondlegger van het brainstormen, Alex Osborn (1963), is het gene8


reren van een grote hoeveelheid alternatieven niet alleen nuttig omdat in de kwantiteit ook kwaliteit schuilt. Door parallelle paden te bewandelen krijgt het ontwerpteam ook gevoel voor de ruimte waarbinnen oplossingen te vinden zijn. Het ontwikkelen van concepten op basis van deze ideeën is daarom meer een kwestie van het bij elkaar brengen van sterke kwaliteiten dan van kiezen. Implementeren (‘implement’) = het ontwikkelen van tastbare prototypes, deze uitproberen in werkelijke situaties, ze evalueren en verder ontwikkelen. De prototypes kunnen snel met karton en tape in elkaar gezet worden en heten dan ‘Lo-fi prototypes’. Maar ze kunnen ook bestaan uit verfijndere, ‘Wizard of Oz’-achtige manieren om na te gaan hoe de interactie met de gebruiker verloopt. Tot slot kunnen prototypes ook min of meer complete producten zijn die al bijna in gebruik kunnen worden genomen. De uitdaging is om in al deze ontwerpfasen het perspectief van de gebruiker in beeld te krijgen en te houden. Gebruikers kunnen daaraan bijdragen door nieuwe ideeën en inzichten in te brengen, maar ook door te beoordelen of concepten bij hun situatie passen.

Voorbeelden van co-design in de zorg

Een aantal van onze recente onderzoeksprojecten in de zorg illustreert wat co-design in de verschillende fasen van het ontwerpproces kan opleveren. Telerevalidatie Het project SUSTAIN hebben we samen met het Lectoraat Leefstijl en Gezondheid uitgevoerd. Het is een voorbeeld van co-design in de fase van het inspireren. Doel was het ontwikkelen van een effectief en efficiënt instrument voor telerevalidatie dat mensen na een beroerte (CVA) motiveert om fysiek actief te blijven. Daarmee zou de neerwaartse spiraal waarin zij dreigen terecht te komen, worden doorbroken en de zorg voor thuiswonende CVA-patiënten verbeteren. Eerst is onderzocht welke factoren een rol spelen in de loopactiviteit van thuiswonende mensen na een beroerte en zijn bestaande activiteitenmonitors geïnventariseerd. Vervolgens hebben onderzoekers van het Lectoraat Multimodale Interfaces een prototype gemaakt van een meetinstrument dat aansluit bij de behoeften, de fysieke en mentale mogelijkheden en de omgeving van de patiënten. Dit prototype is een combinatie van een hartslagmeter met sensoren en geeft gebruikers directe, persoonlijke feedback over hun loopprestaties. Vanuit het Lectoraat Co-design hebben we sessies gehouden met patiënten en met fysiotherapeuten volgens de aanpak van contextmapping: het in kaart brengen van de omstandigheden waaronder mensen het instrument moeten gaan gebruiken. Voorafgaand aan de bijeenkomsten kregen de deelnemers zogenaamde sensitizers: werkboekjes met uiteenlopende opdrachten waardoor ze gestimuleerd werden net iets meer over hun ervaringen van de voorgaande week na te denken. Tijdens de sessies kwamen we via creatieve activiteiten als collages maken en het bespreken daarvan, tot nieuwe inzichten. Zo rees het besef dat mensen het meetinstrument langere tijd moeten 9


dragen. Dat riep vragen op als: ‘Hoe blijven mensen daarvoor gemotiveerd?’, ‘Hoe kunnen ze het aan- en afdoen?’ en ‘Wat leggen ze het ’s nachts neer als ze het niet gebruiken?’. Het ging met andere woorden om de vraag hoe mensen een positieve relatie met het instrument kunnen ontwikkelen. Zonder het in kaart brengen van de context waarin het instrument gebruikt moet worden, was deze vraag buiten beeld gebleven. Emoties uiten Ook voor Philadelphia Zorg, een organisatie in de verstandelijk gehandicaptenzorg, hebben we aan project gewerkt in de fase van het inspireren. Doel was het ontwikkelen van een product dat ernstig meervoudig gehandicapten kan stimuleren om hun emoties te uiten. Met traditionele onderzoeksmethoden, zoals interviewen of vragenlijsten laten invullen, was het erg moeilijk om volwassenen die niet kunnen praten of schrijven te betrekken bij het ontwikkelen van dit product. Via de creatieve methoden van co-design lukte dit beter. Door de cliënten te laten voelen aan materialen en kleuren te laten kiezen, kregen we een goed beeld van hun wensen en behoeften. Helende omgevingsconcepten Samen met het Lectoraat Vraaggestuurde Zorg hebben we in de fase van de ideevorming gewerkt aan een project volgens de Helende Ziekenhuis Omgeving (HeZo)-gedachte. Die gaat ervan uit in dat de gebouwde omgeving, bijvoorbeeld via licht en kleur, bijdraagt aan het fysiek, mentaal en sociaal welbevinden van zowel zorgvragers als zorgverleners. In de praktijk is het voor mensen uit het Midden- en Klein Bedrijf (MKB) lastig om die theorie te vertalen in concrete oplossingen. Daarom hebben studenten van de minor Co-design Studio een breed scala aan concepten ontwikkeld om MKB’ers zicht te geven op de grote variatie in mogelijke oplossingen. Zo hebben zij in samenwerking met Volker een stoelconcept ontwikkeld voor een meer gelijkwaardige communicatie tussen medicus en patiënt. Ook hebben ze een systeem bedacht voor het omgaan met de privacy en de sociale behoeften van patiënten die op eenpersoonskamers liggen. En samen met Davita hebben ze een natuur-nabootsend lichtconcept ontwikkeld voor de gangen en publieke ruimtes. In figuur 2 is een paar voorbeelden te zien.

Figuur 2: Concepten uit het HeZo-project. Links: een dynamisch verlichtingsconcept. Rechts: patiënten die op een eenpersoonskamer verblijven, kunnen met de kleur van het lampje zelf aangeven of zij zin hebben in bezoek. 10


Deze productideeën zijn niet allemaal bedoeld om één op één uit te werken in nieuwe producten en diensten. Ze dienen eerder als verkenning, dus om te zien wat mogelijk en onmogelijk is, maar ook om in gesprek te gaan met de verschillende gebruikers. Want, zoals de grondlegger van actieonderzoek, Kurt Lewin, stelt: ‘Je kunt een systeem alleen begrijpen door het te veranderen’. De uitgewerkte ideeën functioneren als hulpmiddel om mensen in de praktijk ervan bewust te maken hoe hun zorgomgeving zou kunnen veranderen en wat dat voor hen zou betekenen. Veilige infuuspompen Aan het project Patiëntveiligheid van TNO, UMC Utrecht, Pontes Medical en ZuidZeven, dat gesubdieerd wordt door ‘Pieken in de Delta’, leveren we een bijdrage aan de implementatiefase van het technisch ontwerp voor een veilige infuuspomp. Het doel van dit project was ontwerpspecificaties te vinden voor veilige medische interfaces die het aantal (bijna-)fouten dat medisch personeel maakt met medische apparatuur te reduceren. Veel van die (bijna-)fouten maakt het personeel door de grote tijdsdruk waaronder het moet werken. Maar ook de gebruiksonvriendelijkheid en onduidelijkheid van medische interfaces vergroot de kans op deze (bijna-)fouten. Het project moest een set ontwerprichtlijnen opleveren voor veilige medische interfaces waarmee de kans op fouten aanzienlijk kleiner wordt. Als voorbeeld is de infuuspomp genomen omdat de meeste (bijna-)fouten met dit apparaat worden gemaakt. Na een integrale probleemanalyse op basis van literatuuronderzoek, observaties en interviews met infuuspompgebruikers is een set conceptrichtlijnen opgesteld waaraan gebruikers de prioriteit gaven. Vervolgens is een papieren prototype gemaakt en getest, waarna een werkend prototype getest is met gebruikers. In het najaar van 2012 is een grootschalig experiment opgezet waarin de conceptversie van de user interface, een klein schermpje met een paar knoppen, met zestig verpleegkundigen getest wordt in een realistische testomgeving met stress, tijdsdruk en kritische situaties. Op grond van de uitkomsten wordt een programma van eisen opgesteld voor intuïtieve en veilige medische interfaces. In dit project viel ons een aantal zaken op. Ten eerste, dat er ondanks uitgebreid gebruikersonderzoek toch nog legio aanvullende eisen of veranderingen van eisen op tafel kwamen nadat een eerste versie van de user interface was ontworpen en er een prototype van was gemaakt. Dit komt overeen met onze eerdere constateringen dat mensen in nieuwe of complexe situaties pas in detail aangeven wat hun wensen en behoeften zijn voor nieuwe producten als ze kunnen nadenken over een voorstel voor een nieuw product. Daarom vinden we het ook zo belangrijk niet te lang te wachten met het maken van een eerste, tastbaar concept. Dat praat nu eenmaal gemakkelijker. Het tweede punt dat ons opvalt is dat ook in dit geval co-design het zicht op de zaak verbreedt. De focus van dit project lag op de user interface van de infuuspomp. Een student van het lectoraat kreeg voor zijn afstuderen de opdracht om een visie voor deze nieuwe infuuspomp te ontwerpen. Door observaties kwam hij er achter dat er veel misverstanden ontstonden in de kluwen van slangen van de verschillende infuuspompen die naar de patiënt liepen. Iedere afdeling bleek zijn eigen systeem te hebben om de slangen te 11


coderen, variërend van kleurtjes tot beschreven labels. Uiteindelijk heeft hij een systeem ontwikkeld voor het leiden van slangen inclusief kleurcodering (zie figuur 3). Hij heeft het concept ‘user interface’ dus met succes veel breder geïnterpreteerd dan oorspronkelijk in de ontwerpopdracht beschreven stond.

Figuur 3: Voor de infuuspomp is niet alleen een nieuwe user interface ontworpen (links) maar ook een hulpmiddel om de slangen uit elkaar te houden: een slangencodeersysteem (rechts).

Polikliniek van de toekomst

Een ander voorbeeld van co-design in de implementatiefase is het project ‘Polikliniek van de toekomst’. Daarin hebben we ontwerpbureau WeLL Design geholpen met het ontwikkelen van een visie voor een polikliniek waarin het pad van de patiënt centraal staat. Dit heeft geleid tot een voorstel voor een nieuwe behandelkamer in de polikliniek (zie figuur 4), verder ontwikkeld door WeLL Design. Deze behandelkamer is ook echt gerealiseerd in het UMC Utrecht. Niet alleen ervaren patiënten en staf deze behandelkamer als zeer plezierig, het betrekken van met name de zorgverleners heeft zoveel goodwill gecreëerd dat ze het nieuwe behandelconcept snel begrepen en omarmden.

Figuur 4: Polikliniek van de toekomst (bron: WeLL-Design). Links: Schets uit het co-design proces. Rechts: Behandelkamer zoals geïmplementeerd bij de polikliniek van UMCU.

12


Wat co-design oplevert

De beschreven projecten zijn maar een fractie van de zorgprojecten die we de laatste jaren als Lectoraat Co-Design hebben uitgevoerd. Op basis van al onze ervaringen zien we dat co-design in de zorg oplevert: 1. Vernieuwende producten en diensten. Gebruikers kennen als geen ander de praktijk en komen met vernieuwende inzichten en ideeën waar het ontwerpteam nooit aan gedacht zou hebben. 2. Draagvlak onder de gebruikers voor het gebruik van het product of de dienst. De deelname van zorgvragers of -verleners aan het ontwerpproces roept bij hen enthousiasme op, waardoor zij bij implementatie van het product of de dienst ook ‘super-users’ worden en het succes een sneeuwbaleffect heeft. 3. Kostenbesparing. Omdat door prototyping ‘fouten’ in het ontwerp al snel opgemerkt worden, wordt de kans op onvoorziene fouten later in het ontwikkelproces, of zelfs na implementatie, kleiner. Daardoor hoeft een product of dienst niet uit de markt gehaald te worden. Daarnaast kan een product zich onderscheiden doordat het ‘features’, kenmerken, heeft waar gebruikers echt op zitten te wachten, in tegenstelling tot de vele innovaties op de markt die puur door de technologie worden aangedreven. Ook hoeft er vaak minder geld te worden besteed aan trainingsmateriaal en handleidingen, omdat co-designproducten en –diensten intuïtiever gebruikt kunnen worden of omdat gebruikers al in het ontwikkelproces vertrouwd zijn geraakt met het product of de dienst. 4. Tijdsbesparing. Hoewel het lijkt alsof het actief betrekken van gebruikers in het ontwerpproces meer tijd kost, levert het juist tijdswinst op omdat gebruikers soms sneller dingen inzien dan ontwerpers die geen ervaringsdeskundige zijn. Daarnaast hoeft maar een klein aantal gebruikers betrokken te worden. Vijf personen kunnen al voldoende variatie aan inzichten genereren. Het doel van co-design is immers niet het generaliseren, maar het verzamelen van indrukken. 5. Betere kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven voor de zorgvrager en zorgverlener. De zorgproducten en diensten die wij bij het lectoraat ontwikkelen, houden rekening met de toestand en behoeften van alle betrokkenen.

Toolkit voor ontwerpers

Dit klinkt allemaal mooi, maar voor ontwerpers is het soms niet eenvoudig om zich in de wereld van de zorg te bewegen. De standaardmanieren om mensen bij het ontwerpproces te betrekken werken niet altijd. Ook kunnen ontwerpers te maken krijgen met medisch-ethische commissies, complexe machtslijnen in ziekenhuizen en financieringsystemen die het moeilijk maken om slagvaardig te ontwerpen. Het kan voor ontwerpers soms ook lastig zijn om uit de vele methoden voor co-design de juiste te kiezen. Die keuze is afhankelijk van de fase van het ontwerpproces, de intensiteit waarmee de gebruiker betrokken kan zijn, de doelgroep, het beschikbare budget en de beschikbare tijd. Daarom werken we in het RAAK-MKB project ‘Ontwerpen voor Zorgverleners’ samen met Saxion Hogeschool, Panton, U-design, IDC en Carinova aan een gereedschapskist voor co-design: een toolkit. Daarmee moeten ontwerpers in staat zijn 13


de gebruikersperspectieven in het ontwerpproces te brengen en te houden, en expliciet rekening te houden met de toepasbaarheid in de zorg. We hopen dat daardoor steeds meer ontwerpers, net als wij, de smaak te pakken krijgen.

Literatuur Bradwell, P and Marr, S. (2008): Making the most of collaboration. An international survey of public service co-design. Demos Report No. 23, London. Brown, T. (2008): Design Thinking. HBR, june. Hogeschool Utrecht: SUSTAIN Blijven lopen na een beroerte! Retrieved 11/13, 2012, from http://www.hu.nl/ProjectSites/Sustain Latour, B. (1987): Science in Action: How to follow scientists & engineers through society. Boston, MA: Harvard University Press Lewin, K. (1997): Resolving Social Conflicts & Field Theory in Social Science. Washington D.C.: American Psychological Association Osborn, A. (1963): Applied imagination; principles and procedures of creative problemsolving. NY: Scribner University of Applied Sciences Utrecht. (2011): HEZO Healing environment in de zorg. Retrieved 11/13, 2012, from http://www.hezo.hu.nl Van der Lugt, R. DeLille, C. & Bakkeren, M. (2008): Co-design in een pressurecooker. Hogeschool Utrecht.

14


Hogeschool Utrecht

Hogeschool Utrecht (HU) is een kennisorganisatie waar door hoogwaardig onderwijs en onderzoek wordt gewerkt aan innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk. Het is een sterk groeiende, dynamische hogeschool. De HU is gevestigd op het Utrecht Sciencepark, nabij strategische, kennisintensieve partners UU en UMCU. Kennisontwikkeling en kenniscirculatie beschouwt de HU als één van haar kerntaken. De HU investeert dan ook in vraaggericht toegepast onderzoek, kenniscirculatie en kennisvalorisatie en levert als University of Applied Sciences door onderwijs en onderzoek een grote bijdrage aan de innovatie van de beroepspraktijk en daarmee aan de sociale en economische ontwikkeling van de innovatieve regio Utrecht/Amersfoort.

HU kenniscentra

De HU kent zes kenniscentra waarbinnen het onderzoek plaatsvindt. Verschillende lectoraten binnen een bepaald onderzoeksdomein vormen samen een kenniscentrum. Een kenniscentrum doet onderzoek op specifieke thema’s, in samenspraak met het beroepenveld. Elk kenniscentrum binnen de HU heeft een eigen website. Op deze sites vindt u informatie over de individuele onderzoeksgebieden, onderzoeken en projecten. Ook worden de lectoren aan u voorgesteld. Het overzicht van de kenniscentra vindt u op www.onderzoek.hu.nl

Speerpunt Zorg en Technologie

Het speerpunt Zorg en Technologie richt zich op onderzoek als gevolg van twee trends. Het aantal ouderen neemt snel toe en de ontwikkelingen in de technologie gaan heel hard. De gangbare gedachte bij Zorg en Technologie is dat de technologische toepassingen een bevorderende invloed hebben op het dagelijks leven van mensen met een zorgvraag. De andere kant is dat technologische toepassingen, bijvoorbeeld ICT-toepassingen, in sommige situaties juist belemmerend werken voor mensen met een zorgvraag. Het vraagstuk dan is hoe de technologische toepassing ontworpen en gebruikt moet worden, zodat er geen of nauwelijks belemmeringen meer zijn. In het algemeen hebben vooral oude ouderen en mensen met een chronische ziekte een zorgvraag. Binnen het speerpunt ligt de focus op hoe zorg en technologie kan inspelen op een potentiële zorgvraag en op deze manier een preventieve werking kan hebben. Het gaat om de volgende vraagstukken: • Hoe kan Zorg en Technologie de belemmering in het dagelijks functioneren en of sociale participatie voortkomend uit de biologische veroudering of als gevolg van een chronische ziekte verminderen? • Hoe kan Zorg en Technologie een positief effect hebben op de ondersteuning van het cliëntsysteem bij de zorg voor de naaste? • Hoe kan Zorg en Technologie het werk van de beroepsbeoefenaar binnen de zorg verlichten en daarmee passend zijn bij de zorgvraag? • Hoe kunnen binnen Zorg en Technologie woningen / leefomgevingen worden gebouwd die maximaal aansluiten bij de mogelijkheden van mensen met een zorgvraag? 15


Contact Mw. prof. dr. Helianthe Kort, programmadirecteur Zorg en Technologie Mw. drs. Elise Nauta, programmamanager Zorg en Technologie

fg_sppub_1112_thcd

Hogeschool Utrecht, Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening Meer informatie: SpeerpuntZenT@hu.nl www.zent.hu.nl 16


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.