GD-katern Hippische Ondernemer oktober 2013

Page 1

de gezondheidsdienst voor dieren

Nieuws en mededelingen UITBREIDING PCR-TESTEN

Deze pagina’s zijn een bijdrage van De Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddeventer.com www.gddeventer.com

Per 1 september heeft de GD het aantal PCR’s voor paarden uitgebreid met testen voor de belangrijkste door teken overgebrachte ziekten: ­anaplasmose, piroplasmose en de ziekte van Lyme. Tevens zijn nieuwe realtime PCR’s beschikbaar voor de diagnostiek van leptospirose, EPE (Equine ­proliferative enteropathy) en potomac horse fever. De GD gebruikt de ­PCR-techniek al jaren voor het aantonen en karakteriseren van virussen, bacteriën en ­parasieten. Steeds meer PCR’s zijn doorontwikkeld tot realtime PCR’s. Op dit moment heeft de GD een aanbieding: tot 1 januari 2014 betaalt u geen € 9,40 basiskosten. Kijk op www.gddeventer.com voor meer informatie.

NIEUWE PAARDENinternist BIJ GD Op 1 september is drs. Linda van den Wollenberg de GD-afdeling paard als paardeninternist komen versterken. Hiervoor is zij ruim 12 jaar werkzaam geweest als paardendierenarts bij een grote kliniek in Bodegraven. Haar specialisme is Inwendige Ziekten Paard, een erkenning die zij in september 2002 verkreeg aan de Faculteit Diergeneeskunde. Linda heeft veel ervaring met directe patiëntenzorg en was in Bodegraven onder andere (mede) verantwoordelijk voor de stalpatiënten en de anesthesieafdeling. Daarnaast was zij aanspreekpunt voor zowel paardeneigenaren als dierenartsen en gaf zij regelmatig presentaties. Linda heeft meerdere bijdragen geleverd aan hippische tijdschriften zoals In de Strengen, Bit en Hippisch West Nederland. Ook heeft zij een aantal wetenschappelijke publicaties op haar naam staan.

Redactie: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard), Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Linda van den Wollenberg (paardeninternist), Petra Reijnen (relatiebeheer dierenartspraktijken), Ria Huijben (adviseur Marketing & Communicatie). Eindredactie: Eva Onis Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddeventer.com.

VEELGESTELDE VRAAG: Welke EHV-onderzoeken zijn er mogelijk bij de GD? GD-Buitendienstmedewerker Petra Reijnen: "Rhino komt veel voor: 90% van de paarden in Nederland heeft afweerstoffen tegen EHV4 en 20 tot 40% tegen EHV1. De GD biedt de volgende mogelijkheden voor onderzoek: - Real-time P CR-onderzoek voor het aantonen van EHV1 (W1336) en EHV4 (W1337). - EHV1 Abortuspakket: combinatie van EHV1-PCR op een longaspiratiebiopt van de geaborteerde foetus en EHV1-PCR op een vaginaalswab van de merrie. Dit geeft betrouwbare informatie of EHV1 de oorzaak van abortus is. De combinatie is ook mogelijk voor EHV4, maar dat ligt minder voor de hand omdat EHV4 slechts verantwoordelijk is voor één of enkele procenten van de herpesvirus-abortussen. - Sectie: bij sectie op de foetus en placenta wordt de diagnose EHV1 gesteld via microscopisch onderzoek met een IHC. Sectie van het veulen blijft de gouden standaard omdat dan ook andere oorzaken van abortus kunnen worden aangetoond."

35 HO5 / 2013


de gezondheidsdienst voor dieren

Tekst: drs. Linda van den Wollenberg

Lawsonia bij veulens: alertheid geboden Het is weer de tijd van het jaar waarin de veulens afgespeend worden. Vaak worden ze in groepen, gescheiden van hun moeders, opgestald. Mede door de stress die dit veroorzaakt en het feit dat de afweerstoffen vanuit de moedermelk afnemen en de eigen afweer nog moet worden opgebouwd, kunnen ziekteverwekkers als Lawsonia intracellularis dan makkelijker problemen veroorzaken.

De Lawsoniabacterie, die weliswaar het meest bekend is vanwege het veroorzaken van PIA bij varkens, wordt in toenemende mate ook gediagnosticeerd bij veulens. In dit geval heet de aandoening equine proliferatieve enteritis (EPE).

dat, met het toenemen van de leeftijd, bij een steeds hoger percentage van de dieren een antistoftiter tegen Lawsonia intracellularis gevonden wordt. Van de veulens had 15% voor het spenen antilichamen tegen Lawsonia intracelllularis in het bloed, terwijl dit bij de

Inmiddels is duidelijk dat paarden veel meer met Lawsonia intracellularis in contact komen dan vroeger gedacht werd. In een studie van Kranenburg et al. (2011), waarbij door heel Nederland gezonde veulens, jaarlingen en volwassen paarden werden bemonsterd bleek

36 HO5 / 2013

volwassen paarden al was opgelopen tot 99%. De hoge antistoftiter bij volwassen merries zorgt ervoor dat jonge veulens via de moedermelk beschermd worden. Echter, als deze immuniteit via de moedermelk vermindert (tussen de 2 tot 8 maanden) kan een veulen, als het


de gezondheidsdienst voor dieren te zien. Welke laboratoriumonderzoeken zijn nu zinvol bij verdenking van EPE? De GD kan twee soorten onderzoek uitvoeren: • S erologie: dit toont aan dat het veulen met de kiem in contact is geweest. Dit onderzoek wordt uitgevoerd volgens de ELISAtechnologie, waardoor grote aantallen bloedmonsters geanalyseerd kunnen worden in relatief korte tijd. De test heeft als nadeel dat het niet mogelijk is onderscheid te maken tussen een recente infectie en contact met de kiem dat al langer geleden heeft plaatsgevonden. Na infectie kan een veulen namelijk circa 6 maanden serologisch positief blijven. Ook kan er soms nog sprake zijn van een restant van de antistoftiter op basis van immuniteit uit de biest. • P CR-onderzoek op de mest: dit toont aan dat de kiem zich op het moment van onderzoek daadwerkelijk in het lichaam bevindt. Een PCR-analyse op mestmonsters is zeer specifiek, maar heeft over het algemeen een variabele sensitiviteit. De kiem wordt met tussenpozen uitgescheiden, waardoor in sommige gevallen van EPE de

De GD kan een real-time PCR-test uitvoeren, deze is erg gevoelig en de uitslag wordt snel verkregen.

besmet wordt met Lawsonia intracellularis, EPE ontwikkelen. Infectieroute De infectieroute bij veulens loopt, net als bij varkens, via de mond. Het land kan bijvoorbeeld besmet raken door varkensmest of uitwerpselen van andere diersoorten die de infectie bij zich kunnen dragen zoals ratten, konijnen en vogels. Na opname via de mond hecht de bacterie zich in de dunne darm aan de darmcellen. De bacterie stimuleert de darmcellen vervolgens tot overmatige celdeling, wat leidt tot een (sterk) verdikte darmwand. Hierdoor verslechtert de opnamecapaciteit van de darm, waardoor het veulen onvoldoende voedingsstoffen opneemt of zelfs eiwitten via de darmwand verliest. Klinische symptomen Doordat de symptomen van EPE soms vaag zijn, is het stellen van de diagnose bij het levende veulen niet altijd eenvoudig. Bij welke klinische verschijnselen moet men alert zijn op EPE? De symptomen kunnen, vooral in het beginstadium, behoorlijk aspecifiek zijn: het veulen is

mager, eet en groeit niet goed en is dor in het haar. Verder kunnen koorts, diarree en koliek voorkomen en in een aantal gevallen wordt oedeem onder de buik of in de voorhuid gezien. Een sterke aanwijzing voor EPE is nogal eens te vinden bij bloedonderzoek: er wordt dan een (zeer) laag totaal eiwitgehalte gemeten, met name veroorzaakt door een daling van het albuminegehalte. Daarnaast is, als men in de gelegenheid is om een buikecho te (laten) doen, vaak een verdikte wand van de dunne darm

Lawsoniabacterie toch niet aangetoond wordt. Behandeling met antibiotica kan uiteraard ook leiden tot stoppen of verminderen van de uitscheiding van deze bacterie. Informatie over reeds gestarte behandelingen is dus essentieel. De GD kan de PCR uitvoeren als real-time PCR; hierdoor is de test erg gevoelig en kan snel een uitslag worden verkregen. Verschillende combinaties van de hiervoor genoemde mogelijke bevindingen kunnen tot een waarschijnlijkheidsdiagnose van EPE leiden. Echter, wanneer bij een ziek veulen tegelijkertijd sprake is van hypoalbuminemie en een positieve PCR is dit een wel zeer sterke aanwijzing voor een acute actieve infectie. Gerichte therapie Het is belangrijk om aan te tonen of Lawsonia intracellularis een rol speelt bij een ziek veulen, aangezien spontaan herstel bij deze aandoening slechts zelden lijkt voor te komen. Als aangetoond wordt dat deze kiem de ziekteverschijnselen bij een veulen veroorzaakt, is een gerichte therapie mogelijk. Zoals de naam al doet vermoeden, is het een bacterie die alleen intracellulair verblijft en groeit, en die ook specifiek met daarvoor werkende antibiotica moet worden behandeld. Daarna is de kans op herstel voor een veulen gelukkig goed. Als het, om wat voor reden dan ook, niet lukt het veulen te redden en de doodsoorzaak onduidelijk is, kan post mortem onderzoek uitkomst bieden. Vaak is op de sectietafel duidelijk de verdikte dunne darmwand te herkennen, en eventueel is het mogelijk om de bacteriën in de cellen van de dunne darm aan te tonen. ■

Echobeeld Lawsonia

37 HO5 / 2013


de gezondheidsdienst voor dieren

TEKST: DR. KEES VAN MAANEN

WEST NIJL VIRUS IN AMERIKA EN EUROPA

EEN AFNEMEND OF EEN TOENEMEND PROBLEEM? Het West Nijl Virus (WNV) is een door muggen overgebracht virus dat al decennialang voorkomt in Afrika, Oost-Azië en sommige delen van Europa. Er zijn twee verschillende soorten WNV: lijn 1 en lijn 2. Het is een aandoening die, ook in het kader van de volksgezondheid, steeds meer in de belangstelling komt te staan. Is WNV een toenemend probleem en wat betekent dat voor Nederland?

Gerapporteerde WNV-gevallen in Europa en omringende landen tot 26 september 2013. (Bron: ECDC).

WNV is voor het eerst geïsoleerd in 1937 bij een vrouw met koorts in Oeganda. Daar bleek dat vogels het reservoir zijn en mensen en paarden de 'eindgastheren'. Eindgastheren hebben te weinig virus in het bloed om de

EEN STUKJE GESCHIEDENIS In 1996 was er een grote uitbraak in Roemenië, rond Boekarest, waarbij bij ongeveer 400 mensen met zenuwverschijnselen een WNVinfectie bevestigd werd. Nadat het virus in 1999 onverwacht de

infectie via muggen op andere mensen of dieren over te dragen. Bij de mens is aangetoond dat overdracht ook via bloedtransfusie of transplantatie kan plaatsvinden. Daarom screenen veel bloedbanken donorbloed op WNV. 38

HO5 / 2013

Verenigde Staten binnenkwam, verspreidde het zich in vijf jaar tijd over heel Noord- en CentraalAmerika. Bij mensen leidt maar circa 10% van de infecties tot klachten, de rest van de infecties verloopt ongemerkt. Ongeveer 10% daarvan,


de gezondheidsdienst voor dieren negro, Servië en Spanje. Het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) houdt de situatie voor allerlei infectieziekten, waaronder WNV, nauwlettend in de gaten en publiceert gegevens zoals de overzichtskaart hiernaast. Ook heeft het ECDC recent een ‘risk assessment tool’ gepubliceerd waarmee beleidsmakers in de verschillende EU-staten een inschatting van het risico op introductie van WNV kunnen maken en navenant maatregelen kunnen nemen.

Infectieroute van West Nijl Virus

dus 1% van het totale aantal geïnfecteerde mensen, krijgt neurologische verschijnselen. Dat lijkt misschien weinig, maar het heeft in de periode van 1999 tot 2013 geleid tot meer dan 16.000 neurologische patiënten in de Verenigde Staten, waarvan er meer dan 1500 zijn overleden. Bijna alle (96%) patiënten met neurologische verschijnselen moesten in het ziekenhuis behandeld worden en een flink percentage hield er uitvalsverschijnselen aan over. WNV leek de laatste jaren op zijn retour, maar in 2012 waren er weer veel meer gevallen in de Verenigde Staten, waarbij bijna 300 mensen zijn overleden. WNV BIJ PAARDEN Bij de meeste besmette paarden is alleen sprake van een beetje koorts, lusteloosheid en gebrek aan eetlust. Globaal 10% van de besmette paarden zal echter ook zenuwverschijnselen laten zien, die kunnen variëren van spiertrillingen tot spierzwakte, gebrekkige coördinatie, verlammingen en veranderd gedrag. In de Verenigde Staten werden in de afgelopen 13 jaar door het grote aantal infecties toch tienduizenden paarden ziek. Van de paarden met zenuwverschijnselen gaat ongeveer 35% dood (euthanasie meegerekend), terwijl 40% van de overlevende paarden restverschijnselen blijft

vertonen zoals afwijkende gangen of afwijkend gedrag.

RISICO IN NEDERLAND WNV is niet bestrijdingsplichtig omdat het paard (en de mens) eindgastheren zijn. Dit betekent dat de vermeerdering van het virus in deze gastheren zo gering is dat muggen zichzelf niet kunnen besmetten als ze prikken om bloed te zuigen. Daarom is er geen Europese regelgeving voor de bestrijding van WNV. Voor de volksgezondheid is het echter van groot belang dat een

WNV IN EUROPA De snelle verspreiding van WNV in de Verenigde Staten wekte de verwachting dat een dergelijk scenario ook in Europa zou kunnen optreden. In november 2008 werd WNV lijn 1 voor het eerst in NoordItalië en Oostenrijk bij paarden en mensen aangetoond. In 2004 werd WNV lijn 2, een variant die daarvoor alleen in Afrika voorkwam, in Hongarije aangetroffen. Deze lijn veroorzaakte vanaf 2008 ook ziektegevallen bij mensen en paarden. In al deze landen zijn ook in de zomer en nazomer van 2009 en 2010 WNVinfecties aangetoond. In de zomer en herfst van 2010 werd Griekenland getroffen door een grote WNV lijn 2-uitbraak: 191 mensen met zenuwverschijnselen werden opgenomen, waarvan er 32 overleden. Ook werden paarden met zenuwverschijnselen gevonden. WNV-infecties treden in verband met de overdracht door muggen vooral in de periode juni tot november op. In 2013 zijn tot op dit moment 167 WNV-ziektegevallen bij mensen gerapporteerd in de EU en 436 gevallen in buurlanden van de EU. Dit jaar werden nieuwe gevallen gemeld in Griekenland, Hongarije, Italië, Roemenië, Kroatië, Monte-

Paard met West Nijl Virus

39 HO5 / 2013

eventuele introductie van WNV in Nederland zo snel mogelijk ontdekt wordt, zodat tijdig maatregelen genomen kunnen worden. Het is dus belangrijk om bij paarden met zenuwverschijnselen direct te onderzoeken of WNV de oorzaak kan zijn. Preventief zijn er in de Verenigde Staten diverse vaccins voor paarden op de markt. Twee daarvan, Equip WNV (Pfizer Animal Health) en Proteq West Nile (Merial) zijn inmiddels in Europa geregistreerd en ook beschikbaar op de Nederlandse markt. Het is in ieder geval verstandig paarden in te laten enten die naar internationale wedstrijden gaan. Ook andere eigenaren kunnen er uiteraard voor kiezen hun paard te beschermen tegen WNV-infecties. Niemand weet immers of en wanneer het virus ook Nederland bereikt. De basisvaccinatie bestaat uit twee injecties en moet dus al in het voorjaar plaatsvinden om tijdig bescherming te kunnen bieden. Daarna dient de vaccinatie jaarlijks te worden herhaald. ■


de gezondheidsdienst voor dieren

Nieuws en mededelingen PCR-TEST VOOR RHODOCOCCUS EQUI

PAS OP MET EIKENBOMEN

Naast de Lawsoniabacterie (zie pagina 36 en 37), kan ook de bacterie Rhodococcus equi rond de speentijd problemen opleveren. Deze kiem kan onder andere de veroorzaker zijn van een ernstige longontsteking met abcesvorming, wat incidenteel bij een flink deel van de veulens op een bedrijf tot ziekteproblemen kan leiden. Deze veulens hoesten, hebben wisselend koorts en een snotneus en reageren over het algemeen slechts tijdelijk op de standaard antibioticumkuren.

In deze tijd van het jaar is het belangrijk om extra op te letten indien er eikenbomen rond het weiland groeien. Eikenbladeren en eikels bevatten namelijk veel tannine (looizuur). Tannine bindt zich in de darmlumen aan eiwitten en ijzer. Hierdoor kan een paard een tekort aan ijzer en eiwit krijgen. Tannine wordt niet opgenomen door de darm. Wel worden metabolieten (galluszuur en pyrogallol) opgenomen. Pyrogallol is veel giftiger en veroorzaakt nierschade (en mogelijk leverschade). De verschijnselen zijn sloomheid, geen eetlust, bleke slijmvliezen, koliek, verstopping gevolgd door diarree en donkere faeces. Vaak is er sprake van overmatige urineproductie. Vergiftiging vindt in de herfst vooral plaats wanneer bij een storm veel onrijpe eikels in het weiland zijn gevallen (die veel meer tannine bevatten dan rijpe eikels). Pas wanneer er veel eikels zijn gegeten, leidt dit tot de genoemde verschijnselen.

Ook deze kiem is met een PCR-test van de GD aan te tonen. Voor deze bepaling kan gebruik gemaakt worden van neusswabs en/of monsters verkregen bij longspoeling, uit abcesinhoud en eventueel uit de mest van een ziek veulen. Ook kan de test een indicatie geven van de infectiedruk op een bedrijf als een representatief deel van de veulens bemonsterd wordt. De test is zeer gevoelig en heeft een doorlooptijd van 2 tot 3 dagen waardoor een zeer snelle uitslag mogelijk is.

MESTONDERZOEK BIJ OPSTALLEN Het opstallen van de paarden, aan het einde van de zomer, is een goed moment om te bepalen of er in het weideseizoen goed is ontwormd. Mestonderzoek is dan een goed hulpmiddel om te bepalen of verdere bestrijding noodzakelijk is, en zo ja, met welk middel. In de GD Webwinkel (zie www.gddeventer.com) kunt u hier nu gratis materialen voor bestellen: het GD Wormenpakket Paard.

PRE-SCREENING VAN PAARDEN VOOR EXPORT land worden geweigerd. Om dit te voorkomen, kan de GD een prescreening uitvoeren van te exporteren paarden. Hierbij worden bloedmonsters met een ELISA-test onderzocht op enkele belangrijke, besmettelijke paardenziekten: infectieuze anaemie, kwaadaardige droes, trypanosomose en ­piroplasmose. Indien een ander importerend land dan een EU-lidstaat, de Verenigde Staten of Canada om een bloedonderzoek vraagt, moet dit onderzoek vanwege de exportverklaring van de NVWA via het CVI in Lelystad verlopen.

Nederland is volgens de EU-regels officieel vrij van alle besmettelijke paardenziekten waarvoor een aangifteplicht geldt bij de internationale diergezondheidsorganisatie OIE. Deze vrije status blijft gehandhaafd zolang er geen officiële melding bij de OIE wordt gedaan en bij een serologische steekproef het tegendeel niet wordt bewezen. Daardoor kunnen paarden vanuit Nederland naar de overige EU-lidstaten, de Verenigde Staten en Canada worden geëxporteerd zonder aanvullend serologisch onderzoek. Wanneer het dier echter in het land van import wordt onderzocht en daarbij antistoffen worden gevonden, kan toegang tot het betreffende 40

HO5 / 2013


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.