GD Varken 80

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-magazine - november 2015 - nummer 80

varken

REPORTAGE

EfficiĂŤnt vooruit boeren met een meerwekensysteem

UIT HET LAB

Uitgelicht: Streptococcus suis

SAMENLEVING

Impact van Duits salmonellabeleid


Nie maa uwe PRR t voo r zeu S vaccin gen e s op n big gen

De totale PRRS aanpak van Boehringer Ingelheim ReproCyc® PRRS EU Zeugen en gelten vaccinatie

Ingelvac PRRSFLEX® EU Biggen vaccinatie

Minder vruchtbaarheidsproblemen door PRRS gedurende alle fasen van de cyclus

Betere prestaties van kraamhok tot slacht

5-Step Process Systematische aanpak

ReproCyc PRRS EU lyofilisaat en suspendeervloeistof voor suspensie voor injectie voor varkens. Per dosis van 2 ml: Levend geattenueerd PRRSV, EU stam. Indicatie Voor actieve immunisatie van fokzeugen en -gelten. Ter vermindering van de duur van de viraemie, het percentage viraemische gelten/zeugen en de virale belasting van het bloed na blootstelling aan PRRSV. Aanvang immuniteit: 5 wkn. Duur immuniteit: 17 wkn. Vaccinatie van vrouwelijke fokdieren vermindert de negatieve voortplantingsstoornissen geassocieerd met PRRSv. Onder experimentele challenge condities werd reductie van transplacentaire virustransmissie aangetoond. Bij biggen van gevaccineerde zeugen werd een reductie van het negatieve effect van een PRRS virusinfectie (mortaliteit, klinische symptomen en gewichtstoename) aangetoond gedurende de eerste 20 levensdagen. Contra-indicaties Niet gebruiken bij beren die 14-09-09 12:12 sperma produceren voor naïeve koppels. Niet gebruiken in PRRS naïeve koppels waarin de aanwezigheid van PRRSv niet is vastgesteld met betrouwbare diagnostische methoden. PPRSV naïeve gelten dienen niet gevaccineerd te worden tijdens de dracht. Bijwerkingen Een voorbijgaande verhoging van de lichaamstemperatuur (tot 2 °C) komt vaak voor tot 5 dgn na de vaccinatie. De temperatuur keert terug naar de normale range zonder aanvullende behandeling binnen 1 tot 4 dgn. Vaak kan verminderde eetlust worden waargenomen na vaccinatie. Vaak kan een zeer lichte zwelling of roodheid van de huid ter hoogte van de injectieplaats worden waargenomen. Deze reacties verdwijnen snel zonder behandeling (max 5 dgn meestal minder dan 2 dgn). Dosering Eénmalige intramusculaire injectie van één dosis (2 ml), ongeacht het lichaamsgewicht. Kan tijdens de dracht en lactatie worden gebruikt. REG NL 115087 UDD. Ingelvac PRRSFLEX EU lyofilisaat en suspendeervloeistof voor suspensie voor injectie voor varkens. Per dosis van 1 ml: Levend geattenueerd PRRSV, EU stam Indicatie Voor actieve immunisatie van klinisch gezonde varkens vanaf een leeftijd van 17 dgn en ouder op bedrijven die positief zijn voor PRRSv. Ter vermindering van virale belasting van het bloed in seropositieve dieren onder veldcondities. Tijdens experimentele challenge studies werd na vaccinatie een vermindering van de longleasies, van de virusbelasting in bloed en longweefsels en van de negatieve effecten van de infectie op de dagelijkse gewichtstoename aangetoond. Ook kon een significante vermindering van de klinische ademhalingssymptomen worden aangetoond bij de aanvang van de immuniteit. Contra-indicaties Niet gebruiken bij fokdieren. Niet gebruiken in PRRS naïeve koppels waarin de aanwezigheid van PRRSv niet is vastgesteld met betrouwbare diagnostische methoden. Bijwerkingen Zeer vaak kunnen lichte voorbijgaande stijgingen van de lichaamstemperatuur (niet meer dan 1,5 °C) worden waargenomen na vaccinatie. De temperatuur keert terug naar de normale waarde zonder aanvullende behandeling na 1 tot 3 dgn. Reacties op de injectieplaats komen zelden voor. Een milde voorbijgaande zwelling of roodheid van de huid kan waargenomen worden. Dit verdwijnt spontaan zonder enige aanvullende behandeling. Dosering Eénmalige intramusculaire injectie van één dosis (1 ml), ongeacht het lichaamsgewicht. REG NL 115061 UDD. Voor meer informatie: Boehringer Ingelheim bv, vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com, www.boehringer-ingelheim-ah.nl, +31(0)725662411.

www.prrs.nl


voorwoord

Robuust ondernemen Het ideale varken is een rubuust dier, dat tegen een stootje kan en daardoor maximaal rendement oplevert. Maar naast het dier spelen nog twee belangrijke factoren een rol op elk varkensbedrijf: de mens en de omgeving. En hierbij denk ik nu vooral aan de recente PED-besmettingen. De belangrijkste besmettingsroutes van PED zijn het transport van dieren, aanvoer van besmette biggen, erfbetreders en mestverwerking en -transport. We moeten ons samen inspannen om van PED af te komen. Als varkenshouder kunt u veel doen door hygiënemaatregelen strikt toe te passen. Om u hierbij te ondersteunen, heeft GD de Checklist PED-preventie ont­ wikkeld (zie pagina 5 van deze GD Varken). Hiermee kunt u de belangrijkste risico’s op uw bedrijf in kaart brengen.

Daarnaast organiseren we workshops PED over de praktische uitvoering van de hygiënemaatregelen (zie pagina 5). Als ik het over de mens heb, dan denk ik ook aan bedrijfs­ management. Iedere ondernemer kiest wat bij hem past. Een mooi voorbeeld is het meerwekensysteem (zie pagina 8 tot en met 11). Hiermee slaagt bijna een kwart van de zeugenhouders erin om bepaalde ziektes op het bedrijf te laten uitdoven. Wat ik ook indrukwekkend vind, is het hygiënebeleid van Job Heurne (zie de achterzijde). Om te voorkomen dat er ziektekiemen op zijn SPF-bedrijf komen, gaat hij zelfs geregeld uit logeren. En ik kom in de praktijk nog tal van inspirerende voorbeelden tegen van robuust ondernemerschap. De varkenshouderij heeft veerkracht, juist in moeilijke periodes. Ik heb er vertrouwen in dat onze mooie sector er weer bovenop komt, onder andere door samen te werken aan diergezondheid. Alfred van Lenthe, sectormanager varken

inhoud 04 Actueel 07 Hoogpathogene PRRS-virussen in Europa Bereikbaarheid

08 Reportage: Ervaringen met meerweken­

U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en € 9,80 basiskosten.

systemen

08

Nederland

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

14 Uit het lab: kwelgeest Streptococcus suis 16 Interview: Arjan van de Giessen over

colofon GD Varken is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Alfred van Lenthe, Theo Geudeke, Monica van Eelen Eindredactie Eva Onis | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Studio Kaap Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen GD Varken wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (vier nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 15,55 euro (excl. btw en verzendkosten) Advertenties PSH Mediasales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie vier keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)

12 Duits salmonellabeleid merkbaar in

het Signaleringsoverleg Zoönosen

19 Monitoring: Vlekziekte 12

21 Groepshuisvesting: de do’s en don’ts 23 De boer op 24 Diergezondheid volgens Job Huirne

14

GD Varken, november 2015 - 3


Manon Houben hoofd varkens­ dierenartsen GD

Even voorstellen: GD Academy Wellicht heeft u het de afgelopen maanden al eens voorbij zien komen: het logo van GD Academy. GD verzorgt al jaren kwalitatief hoogwaardige lezingen en cursussen rondom diergezondheid. Met GD Academy worden deze onderwijsactiviteiten nu ondergebracht onder één noemer. Kortom, de oude vertrouwde kwaliteit, maar dan in een nieuw jasje.

GD heeft sinds 1 oktober een hoofd dierenartsen voor de sector varkens: Manon Houben. Manon is een ervaren varkens­dieren­arts met veel ervaring in de sector. In de varkenshouderij kennen velen haar als onafhankelijk diergeneeskundig adviseur. In 2007 richtte zij namelijk bureau PorQ op, waarmee zij onder andere praktische trainingen voor varkenshouders verzorgde. Daarvoor werkte zij, na afronding van haar studie diergeneeskunde in 1997, eerst vier jaar als erkend varkens- en paarden­ dierenarts. Daarna was ze zes jaar lang docent varkensgezondheid aan de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht. In 2013 schreef ze het boek Vleesvarkens en Gezondheid: het praktijkboek voor gezonde varkens en gezond vlees. Dit boek is inmiddels in meerdere talen verschenen. De overstap van Manon naar GD betekent een krachtenbundeling, waarmee we u nog sterker kunnen ondersteunen op het gebied van varkensgezondheid.

Meer over GD Academy: www.gddiergezondheid.nl/gdacademy

Symposium Hogere Varkensgezondheid PIC Nederland, Coppens Diervoeding en weekblad Boerderij organiseren op dinsdag 19 januari in de evenementenhal in Venray het tiende symposium Hogere Varkensgezondheid. Dit keer is het thema ‘kwaliteit in de keten’: voor een hoge diergezondheid is het immers nodig dat alle schakels in de keten samenwerken. GD organiseert op de ochtend van het congres een speciale sessie voor varkensdierenartsen over bigvitaliteit en immuniteit.

Meer informatie: www.gddiergezondheid.nl/agenda

4 - GD Varken, november 2015

Rondetafelgesprekken GD en GGD’en Professionals uit het humane werkveld (GGD en Centrum Infectiebestrijding) en het veterinaire werkveld (GD en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit) kwamen dit jaar bij elkaar voor vijf verschillende rondetafelgesprekken over het thema ‘Diergezondheidsmonitoring en het belang voor de (regionale) volksgezondheid’. De professionals bespraken de monitoringssystemen in de veehouderij en de humane gezondheidssector en keken aan de hand van een fictieve casus kritisch naar hun samenwerking. Daarbij kwam ook aan de orde welke mogelijke verbeterpunten er zijn in de communicatie over humaan-veterinaire signalering op landelijk en regionaal niveau. Een belangrijke conclusie is dat het Signaleringsoverleg Zoönosen (zie pagina 16 en 17 van deze GD Varken) goed functioneert. Op landelijk niveau zijn er geen verdere wensen voor verbetering van de humaan-veterinaire signalering. Op regionaal niveau is een nadrukkelijke wens dat er vaker en meer contact is tussen GD en GGD’s. De betrokken partijen pakken de suggesties hiervoor op.


actueel

Besmettingsroutes PED De belangrijkste besmettingsroutes van PED zijn het transport van dieren, aanvoer van besmette biggen, erfbetreders en mestverwerking- en transport. Optimale ongediertebestrijding is van groot belang, omdat ongedierte (zoals ratten en muizen) het virus binnen het bedrijf kan verspreiden. PED-virus is gevoelig voor alle desinfectie­ middelen, maar aangezien het virus in de mest zit, heeft een oxiderend desinfectie­ middel de voorkeur. Uw leveran­cier kan u daar meer over vertellen.

PED: alertheid geboden PED steekt de kop weer op. De afgelopen weken heeft GD weer circa tien PEDbesmettingen vastgesteld, met name in Oost-Nederland. PED kan veel schade aanrichten: gemiddeld 5 euro per varken op een vleesvarkens­bedrijf en 40 euro per aanwezige zeug op een vermeerderingsbedrijf. Een goede hygiëne is daarom erg belangrijk om PED-besmettingen te voorkomen of om na besmetting het bedrijf weer PED-vrij te krijgen. Bij een verdenking is het zinvol om zo snel mogelijk zekerheid te krijgen. GD heeft een speciale PCR-test om mest te onderzoeken. Overleg hierover met uw dierenarts. Kijk voor de actuele stand van zaken op www.gddiergezondheid.nl/varken

Checklist PED-preventie ‘Voorkomen is beter dan genezen’ geldt zeker voor PED. Het vergt een gezamenlijke inspanning van alle erfbetreders om de verspreiding van PED te voorkomen. Als varkens­houder kunt u zelf veel doen door continu alert te zijn als het om reiniging en ontsmetting gaat, en door de hygiënemaatregelen in acht te nemen. GD heeft de Checklist PED-preventie ontwikkeld waarmee u kunt controleren of u de benodigde hygiënemaatregelen op uw bedrijf toepast. Daarnaast zijn voor alle vertegenwoordigers uit de varkenssector hygïeneprotocollen beschikbaar. Download de PED-checklist en protocollen op www.gddiergezondheid.nl/PED

Workshop PED GD Academy organiseert speciaal voor varkenshouders workshops over de aanpak van PED. Neem voor meer informatie en aanmelden contact op met GD Academy via 0570-660339 of mail naar i.horsman@gddiergezondheid.nl

GD Varken, november 2015 - 5


PCV2 VACCIN VOOR BIGGEN

A SANOFI COMPANY

40% 59g/d

13%

A SANOFI COMPANY


wetenschap

tekst: Tom Duinhof

PRRS-VIRUS Twee typen: Het Europese type en het Amerikaanse type. Kenmerk: Constante en geleidelijke verandering in de opbouw van het genetisch materiaal (RNA).

Wat volgt?

2015

2011

2006

Nieuwe PRRS-stammen door mutatie en recombinatie

Vaccinatie met vaccins op basis van hoogpathogeen virus

Hoogpathogeen PRRS-virus duikt op in China

2004

Vaccinatie

1995

PRRS-virus voor het eerst aangetoond in China

Ontwikkeling van PRRS in China. Bron: Shanghai Veterinary Research Institute (PRRS Congres, Gent 2015).

Meer hoogpathogene PRRS-virussen in Europa Hoogpathogene PRRS-virusstammen beginnen nu ook een Europese aangelegenheid te worden. Ze komen niet meer alleen in China en de Verenigde Staten voor. Dat dergelijke stammen in Wit-Rusland voorkomen was al bekend, maar ze worden nu bijvoorbeeld ook in Oostenrijk gevonden. Naast Wit-Rusland en Oostenrijk, meldt ook Italië ernstige klinische problemen door (Europese) type 1-stammen. In Hongarije zijn in 2005 en 2012 (Amerikaanse) type 2-stammen aangetroffen die geen verwantschap vertonen met het levende type 2-vaccin dat in Europa wordt gebruikt. Opvallend is dat die twee type 2-stammen heel langzaam lijken te veranderen, want normaal gesproken laten PRRS-virussen elk jaar een verandering in de genetische bouwstenen zien. Mogelijk heeft dat te maken met opslag van sperma uit de Verenigde Staten of Canada in een vriezer. China en Verenigde Staten De situatie in China lijkt steeds ongunstiger te worden omdat daar virusstammen circuleren die door mutatie en recombinatie tot stand komen. Daardoor kunnen plotse­ ling nieuwe hoogpathogene stammen ontstaan. Vaccins die in China zijn gemaakt op basis van een hoogpathogeen virus geven zelfs aanleiding tot verergering van klinische problemen en tot het ontstaan van nieuwe veldstammen die erg ziekteverwekkend zijn. Pathogene stammen in China blijken ook sterke verwantschap te hebben met stammen die in de Verenigde Staten voorkomen. Gunstige ontwikkelingen Het wordt steeds duidelijker welke kenmerken virusstammen moeten hebben om als ‘kandidaat’ voor een vaccin te dienen. Helaas heeft dit nog geen nieuwe generatie vaccins voor de praktijk opgeleverd. Het aantal PRRS-infecties en -uitbraken in de Verenigde Staten is nu wel voor het tweede jaar een kwart lager dan gebruikelijk. Dit wordt toegeschreven aan de vergaande hygiënemaatregelen die genomen zijn na de PED-uitbraken in dat land.

GD Varken, november 2015 - 7


“De basis is het dekmanagement: je hebt een ruime dekstal nodig waar je alle zeugen in één keer kunt dekken” Verschillende meerweken­ systemen - Het gebruikelijkst is een vier- of vijfwekensysteem - Anderhalf-, twee-, drie- en zelfs zevenwekensystemen komen ook voor - Op een biologisch bedrijf zit het meerwekensysteem anders in elkaar omdat de speenleeftijd daar zes weken is en moederloze opfok niet is toegestaan. Indeling in groepen Een regulier weeksysteem heeft 21 groepen omdat de cyclus van de zeug 21 weken duurt. Bij een meerwekensysteem worden de zeugen ingedeeld in nieuwe groepen. - Bij een vierwekensysteem zijn er vijf groepen en bij een vijfwekensysteem vier. - Op een biologisch bedrijf duurt de cyclus 24 weken en zijn er twee opties: • Vier groepen in een zeswekensysteem, met twee blokken kraamhokken • Acht groepen in een driewekensysteem (drie blokken kraamhokken)


reportage

Meerwekensystemen:

Efficiënt vooruit boeren “Ongeveer een kwart van alle zeugenhouders werkt tegenwoordig met een meerwekensysteem”, vertelt Rainier van Gelderen, zelfstandig adviseur in de varkenssector. “Dat kan meerdere redenen hebben, maar de kernwoorden zijn dier­ gezondheid en arbeidsefficiëntie. Het brengt veel rust op een bedrijf.” Samen met dierenarts Piet Dirven vertelt hij GD Varken over de ervaringen van zeugenhouders die zij begeleiden. “Op een bedrijf met een meerwekensysteem zijn de werkzaamheden zo georganiseerd dat de hoofdtaken, dekken, werpen en spenen, niet in dezelfde week plaatsvinden, maar geclusterd,” legt Rainier uit. “De taken overlappen elkaar niet, maar volgen elkaar op. Het gebruikelijkst is een vier- of vijfwekensysteem. Dan komen de hoofdtaken dus eens in de vier of vijf weken terug. De zeugenhouder moet op zo’n moment wel even pieken, bijvoorbeeld als vijf keer zoveel zeugen gaan werpen. Maar daar ligt dan wel de volledige focus. Naast die pieken zijn er veel dagen waarop je juist weinig te doen hebt.” “Daardoor is er meer ruimte om te evalueren of onderhoudswerk te doen,” voegt Piet toe. “Denk aan het beoordelen van het effect van een andere voeraanpak of het repareren van een lekkende leiding, het voersysteem of de ventilatie.” Andere manier van werken Piet: “Het is een hele andere manier van werken en dat vergt moed. Maar het systeem is goed te realiseren. De basis is het dekmanagement: je hebt een ruime dekstal nodig waar je alle

GD Varken, november 2015 - 9


“Regelmatig staan alle kraam- of biggenafdelingen leeg, dan kun je grondig reinigen en desinfecteren” werken, als daar tegenover staat dat ze daarna een paar dagen vrij krijgen. Zij hebben er ook baat bij dat de dieren minder snel ziek worden en het bedrijf dus beter draait. Ik ken twee broers die allebei een varkensbedrijf met een meerweken­ systeem hebben, zij hebben een week tussen hun pieken zitten, zodat ze kunnen bijspringen op elkaars bedrijf.”

“De kunst is om de kraamhokken vol te houden.”

zeugen in één keer kunt dekken. De jonge zeugen die instromen moeten gelijk gedekt kunnen worden met de aanwezige groep. Door de nieuwe gelten via de bek Altrenogest te geven, kun je hun ‘klok’ stopzetten en hun cyclus synchroniseren met die van de oudere zeugen. Dat gaat vrij gemakkelijk. Als de berigheid goed is, weet je ook ongeveer hoeveel tomen biggen geworpen worden. De kunst is om de kraamhokken vol te houden.” “Bij nieuwbouw kiezen zeugenhouders vaak voor kraamopfok­ hokken. Dan hoeven ze alleen de zeugen weg te halen en kunnen de biggen in het kraamhok blijven. Het speenproces is dan veel gemakkelijker en dat scheelt veel werk. Na 8,5 weken gaan de biggen eruit en dan kan de volgende groep erin. De pieken zijn ook op te lossen door voor die dagen extra personeel in te huren. En vaak vinden medewerkers het niet erg om meer te

10 - GD Varken, november 2015

Extra aandacht “Omdat de hoofdtaken de volle aandacht krijgen, zijn de resultaten beter”, zegt Rainier. “Je hoeft niet van hot naar her te gaan, je hebt beter zicht. De pieken zijn er vooral bij het begeleiden van het speen- en werpproces. Het werpen duurt drie dagen. Het spenen moet op één dag gebeuren, maar gespeende biggen hebben de eerste drie dagen daarna ook extra aandacht nodig.” Piet: “Op veel conventionele bedrijven is dat een beetje een onderschoven kindje. Op bedrijven met een meerwekensysteem is er die dagen meer focus. Dat leidt tot minder uitval en gezondere varkens die het in de vleesvarkensstal ook beter doen. De voederconversie is ook scherper: dat scheelt zeker 2 euro per varken. Bovendien is voeren makke­ lijker als de zeugen in dezelfde fase van de lactatie zitten. Andere voordelen zijn meer uniformiteit en een korter aflever­ traject, de traagste groeiers bepalen de rondesnelheid. En doordat je alles goed kunt plannen, kun je efficiënt vooruit boeren.” Van ziekten afkomen “Bedrijven die overstappen op een meerwekensysteem gaan van zes of zeven verschillende leeftijdsgroepen terug naar twee, drie of vier leeftijdsgroepen”, vervolgt Piet. “Dierziekten die leeftijdsgebonden zijn, lopen automatisch dood bij gebrek aan gevoelige dieren. Niemand werkt meer met meerdere leeftijden in één afdeling. Onderzoek heeft aangetoond dat APP, mycoplasma en luchtwegaandoeningen kunnen uitdoven op gesloten bedrijven met een vier- of vijfwekensysteem. Er zijn weinig ziekten die een brug van vijf weken kunnen slaan. Wat zeker


tekst: Eva Onis, fotografie: Henk Riswick

helpt, is dat regelmatig alle kraam- of biggenafdelingen leeg staan. Die kun je dan tegelijk met de centrale gang grondig reinigen en desinfecteren. Waar op conventionele bedrijven bepaalde ziekten ineens de kop op kunnen steken, gaat het bij meerwekensystemen meer kabbelend en nemen de ziekte­ problemen langzaam af. Streptokokkenproblemen blijken lastig uit te bannen, maar ook die worden veel minder. Daarnaast kun je de vaccinatiestrategie beter uitvoeren doordat je een duide­ lijke planning hebt. Je kunt dan op precies het juiste moment de dieren enten zonder veel uitzoekwerk.” Lastig te overtuigen Ondanks deze voordelen, merkt Piet dat het in de praktijk lastig is om zeugenhouders te overtuigen om op een meerweken­ systeem over te stappen. Een van de zeugenhouders die Piet begeleidt legt uit waarom zij en haar man ook lang hebben getwijfeld. “Je weet niet precies waar je aan begint, je kunt het niet even proberen. Vooral mijn man vond het lastig dat we ons moesten vastleggen, hij was bang dat we onze flexibiliteit kwijt zouden raken. Daarom zijn we gaan kijken bij andere bedrijven die het systeem toepassen, dat gaf meer helderheid. Nu denk ik: hoe hebben we het ooit anders gedaan? Het klonk veel ingewikkelder dan het eigenlijk is. Het systematisch werken is juist prettig: je kan je sociale activiteiten handig inplannen en we hebben nu ook meer tijd voor vakantie.

Adviseur Rainier van Gelderen (PorcBusiness) en dierenarts Piet Dirven (Varkens Gezondheids Team Zuid, Dierenkliniek ‘t Leijdal)

reportage We hebben nu meer rust op ons bedrijf. Er is weleens een ziekte voorbij gekomen, maar dat beïnvloedde de resultaten niet direct. Een fout wordt nu vijf keer uitvergroot, dus dan zie je het gelijk en wil je er ook direct iets aan doen. Vroeger hadden we bijvoorbeeld vaak last van hersenvliesontsteking bij de biggen, maar daar zijn we nu helemaal vanaf. Door het knippen van de leeftijden is de hygiëne ook beter op orde. Bij de overstap hebben we natuurlijk ook het hele bedrijf onder de loep genomen. We hebben bijvoorbeeld veel reparaties gedaan en de dekstal vergroot. In het begin moesten we wel even wennen aan het werken met de planlijst, maar op een gegeven moment zit het systeem er goed in en geeft het veel houvast. De pieken kunnen we met z’n tweeën goed aan. De technische resultaten bij de zeugen en de vleesvarkens zijn merkbaar verbeterd. Ik zou het iedereen aanraden.”

“Een meer­ wekensysteem brengt veel rust op een bedrijf”


De impact van het Duitse salmonellabeleid Duitsland gaat sinds januari 2015 strenger om met varkensbedrijven die in salmonella-categorie 3 vallen. Sommige Duitse slachterijen willen daarom zelfs geen ‘categorie 3-varkens’ meer slachten. De slachterijen die dat nog wel doen, geven een korting op de opbrengstprijs. Welke impact heeft dat op de Nederlandse varkenshouderij? In de jaren ’80 bleek voor het eerst uit onderzoek dat salmonella gevaarlijk kan zijn voor mensen. Sindsdien weten we dat het eten van met salmonellabacteriën besmette eieren en slecht verhit varkens- en pluimveevlees tot ziekte en zelfs sterfte kan leiden. Salmonellamonitoring en -bestrijding is in de pluimveesector al aan strenge regels gebonden. In de varkens­sector wordt salmonella steeds meer gezien als een probleem bij levende varkens. De slachtprocedure van moderne slachterijen is sterk verbeterd, waardoor karkas­besmettingen minder vaak voorkomen. Om het risico op karkasbesmetting verder te beperken, is in 2003 afgesproken om periodiek bloedonderzoek te doen bij slacht­ varkens. Deze bedrijfsmonitoring is op Europees niveau geregeld en alle lidstaten doen eraan mee. Als in het bloed antistoffen tegen salmonella worden gevonden en de testuitslag (Optical Density-waarde) hoger dan 40 is, zijn de varkens mogelijk drager van de salmonellabacterie. Dit betekent dat de dieren een risico vormen tijdens het transport naar het slachthuis en tijdens het slachtproces. Om het risico op karkasbesmetting verder te beperken, is afgesproken om periodiek bloedonderzoek te doen bij slachtvarkens.

12 - GD Varken, november 2015


samenleving

tekst: Paul Franssen

Beknopt systeem voor het indelen van bedrijven in salmonellacategorieën in Nederland en Duitsland Nederland

Duitsland

Frequentie bloedonderzoek

Elke vier maanden

Elke drie maanden

Aantal te bemonsteren dieren

Twaalf dieren per keer

Minimaal zestig dieren verspreid over vier perioden van drie maanden

Criteria voor categorie-indeling

Op basis van het percentage dieren met een ongunstige uitslag wordt een puntenaantal toegekend. De punten van de laatste drie periodes (twaalf maanden in totaal) worden opgeteld, dit getal bepaalt of een bedrijf in categorie 1, 2 of 3 valt.

Het percentage monsters met een ongunstige uitslag in precies twaalf maanden bepaalt of een bedrijf in categorie 1, 2 of 3 valt.

Indeling in salmonella-categorieën Net als Duitsland, kent Nederland drie salmonella-categorieën voor vleesvarkensbedrijven. Deze zijn gebaseerd op het risico dat de dieren vormen voor de voedselveiligheid: categorie 1 is de goede (gewenste) status en categorie 3 betekent een hoog risico. Om de bedrijven in deze categorieën te kunnen indelen, hanteert Nederland een ander systeem dan Duitsland (zie tabel). Maar of de bedrijven nu in Nederland of in Duitsland staan: categorie 3-bedrijven zijn ongewenst als leverancier van vleesvarkens aan slachterijen. Gevolgen voor categorie 3-bedrijven Duitsland kondigde in 2013 al het plan aan om categorie 3-varkens in een andere uitbetalingsklasse te laten vallen, om zo een efficiënte salmonellabestrijding te stimuleren. Dat beleid is verder aangescherpt en per 1 januari 2015 ingevoerd. Sindsdien moeten in Duitsland vleesvarkens van salmonella categorie-3 bedrijven gescheiden worden vervoerd naar het slachthuis. Daar worden ze apart van de andere varkens in de wachtruimte gestald en gescheiden geslacht. Vanwege deze extra eisen betalen de slachterijen minder uit. Deze regels gelden ook voor varkens van Nederlandse categorie 3-bedrijven die in Duitsland geslacht worden. Omdat de richtlijnen voor het slachten zo zijn aangescherpt, is het voor sommige Duitse slachterijen niet meer rendabel om categorie 3-varkens te slachten. De maatregelen in Duitsland leggen dan ook extra druk op de Duitse categorie 3-bedrijven. Nog maar 4 procent van de Duitse bedrijven die hun dieren in Duitsland laten slachten, heeft een categorie 3-status.

Gevolgen voor Nederland Het Duitse salmonellabeleid heeft een behoorlijke impact op de internationale markt. Voor Nederlandse status 3-bedrijven is het moeilijker geworden om varkens in Duitsland te laten slachten. Bovendien wordt steeds vaker naar de salmonellastatus van de biggen van Nederlandse vermeerderaars gekeken, want Duitse vleesvarkenshouders eisen salmonellavrije biggen. Biggen worden gezien als een belangrijke besmettingsbron van salmonella. Deze problemen met de export hebben invloed op de hele Nederlandse varkenssector. Ook vanwege de verantwoordelijkheid die de sector draagt voor de volksgezondheid is het van groot belang dat we salmonella, zeker op categorie 3 -bedrijven, serieus gaan aanpakken.

Voor Nederlandse status 3-bedrijven is het moeilijker om in Duitsland te laten slachten. GD Varken, november 2015 - 13


Uitgelicht: Streptococcus suis Bij het varken komen meerdere typen streptokokken voor die veel verschillende gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken. De bekendste is natuurlijk Streptococcus suis. Deze hardnekkige kwelgeest voor de varkenshouderij wordt vaak aangetoond in het GD-laboratorium. Van Streptococcus suis bestaan meerdere typen, waarvan type 9 en 2 in Nederland het meest voorkomen. S. suis kan op verschillende plaatsen in het lichaam problemen veroorzaken. De verschillende typen hebben soms lichte voorkeur voor bepaalde organen en leeftijdscategorieën. Zo zitten type 2 en 9 relatief vaak in de hersenen van gespeende biggen en vinden we type 1 relatief vaak in gewrichten van zuigende biggen. In onderstaand figuur is te zien wat in 2015 de belangrijkste ziekten door S. suis waren bij gespeende biggen en bij vleesvarkens. Van alle gespeende biggen die GD onderzocht, had één op de drie een streptokokken­infectie, meestal was dat een hersen­ vliesontsteking. Van de vleesvarkens had ongeveer één op de zeven een streptokokkeninfectie. Hier komen relatief veel hartklepontstekingen voor.

Wel of geen probleem? S. suis komt op vrijwel alle Nederlandse varkensbedrijven voor. Toch veroorzaakt het lang niet altijd problemen. Dit komt doordat het ziekteverwekkend vermogen per type verschilt en de bacterie zijn kans grijpt als de omstandigheden ‘gunstig’ zijn, dus bij verhoogde infectiedruk en verminderde weerstand. Diagnostiek in het GD-lab Voor veel varkens die bij GD voor sectie worden aangeboden, wordt onderzoek op S. suis ingezet. Op de dag dat het varken binnenkomt neemt de patholoog een monster, vaak uit de gewrichten, hersenvliezen of milt. Dit materiaal wordt dezelfde dag op een voedingsbodem geënt. De volgende dag, wanneer de bacteriekolonies meestal al gegroeid en herkenbaar zijn, zet een GD-analist een test in (de MALDI-TOF) ter bevestiging dat het om S. suis gaat. Vervolgens wordt op de tweede dag na enten een gevoeligheidstest (antibiogram) ingezet om te bepalen

Problemen door Streptococcus suis bij vleesvarkens en gespeende biggen

Vergelijkbare problemen De problemen die bij streptokokkeninfecties optreden kunnen ook door andere ziekteverwekkers veroorzaakt worden. De verschijnselen van Slingerziekte door E. coli of hersenvliesontsteking door Haemophilus parasuis (ziekte van Glässer) lijken op de verschijnselen van hersenvliesontsteking door S. suis. Gewrichtsontsteking kan veroorzaakt worden door Haemophilus parasuis, mycoplasma’s, andere streptokokken of stafylokokken. Ook veel kiemen kunnen bloedvergiftiging of een longontsteking veroorzaken. Anderzijds wordt bij sommige problemen, zoals oorpuntnecrose, vaak onterecht gezegd dat het komt door S. suis. Als de oren eenmaal zijn aangetast, kan er wel een infectie door een streptokok of een stafylokok bij komen. En hoewel S. suis ook in de darm zit, veroorzaakt het geen diarree.

14 - GD Varken, november 2015

Vleesvarkens

Gespeende biggen

longontsteking hartklepontsteking

hersenvliesontsteking

gewrichtsontsteking

bloedvergiftiging


tekst: Karin Junker en Theo Geudeke

uit het lab

1

3b

2

5 1. Een stukje varkensmilt, met een insnede waaruit de analist een monster neemt. 2. Materiaal van een swab (bijvoorbeeld uit een gewricht) wordt rechtstreeks op een voedings­ bodem geënt 3. GD-analist Henk Jan Brokers bekijkt de volgende dag de voedingsbodem (a), om te zien of de bacterie­kolonies al gegroeid en zichtbaar zijn (b). 4. Bij groei van de kolonies wordt de MALDI-TOF ingezet, ter bevestiging of het om S. suis gaat. 5. Eventueel wordt daarna nog een PCR-test ingezet, om te bepalen om welk subtype van de

3a

4

voor welke antibiotica de bacterie gevoelig is. De uitslag daar­ van is dan op dag drie bekend. Eventueel wordt daarna nog een PCR-test gedaan om te achterhalen om welke subtype van S. suis het gaat. Die informatie is bijvoorbeeld nodig om een autovaccin te kunnen ontwikkelen. Dit typeren gebeurt één keer in de week, dus afhankelijk van de aanvraagdatum is de uitslag daarvan na één of twee weken bekend. Soms sturen dierenartsenpraktijken zelf gekweekte bacteriekolonies in, dan doet GD alleen de typering. Voor de GD-pathologen is het belangrijk dat op het inzend­ formulier ook de ziekteverschijnselen staan, zodat zij het dier gerichter kunnen onderzoeken. In het kader van de monitoring wordt het dier echter altijd volledig onderzocht.

bacterie het gaat.

Aanpak en preventie S. suis is nog steeds behoorlijk gevoelig voor de antibiotica die daarvoor in het formularium (lijst van te gebruiken diergeneesmiddelen zoals opgesteld door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde) staan. Belangrijker is natuurlijk om de problemen voor te blijven. Vaccinatie is een mogelijkheid, maar alleen voor type 2 is een commerciële entstof beschikbaar. Voor de andere typen is het mogelijk autovaccins te laten maken. De werkzaamheid is echter variabel. Voor de weerstand van de varkens is goede biestvoorziening cruciaal. Bij twijfel is het belangrijk om de biestopname te controleren door biggen te wegen of door bloedonderzoek. Verder zijn goede voeding, goed stalklimaat, geen overbezetting en zo min mogelijk verplaatsen en mengen van tomen biggen van groot belang.

GD Varken, november 2015 - 15


Signaleringsoverleg Zoönosen:

Samenwerken in het belang van mens en dier

Arjen van de Giessen.

Sommige infectieziekten van landbouw­ huisdieren zijn besmettelijk voor mensen. Het is van groot belang om deze zogeheten ‘zoönosen’ snel te signaleren, zodat we kunnen ingrijpen als dat nodig is. Daarom is in 2011 het Signaleringsoverleg Zoönosen (SO-Z) in het leven geroepen. Voorzitter Arjen van de Giessen: “De crux is dat het veterinaire en humane domein structureel samenwerken bij signalering en bestrijding.”

“Experts uit de humane en de veterinaire gezondheidszorg komen maandelijks bij elkaar om signalen van zoönosen uit binnen- en buitenland te bespreken”, vertelt Van de Giessen. Hij is hoofd van het centrum Zoönosen en Omgevingsmicro­ biologie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. “Alle relevante organisaties zijn vertegenwoordigd. Zij hebben allemaal hun eigen instrumenten waarmee ze de dier- of volksgezondheid monitoren. Een bekend voorbeeld van zo’n moni­ toringsinstrument is de GD Veekijker: de telefonische hulpdienst voor dierenartsen.” Zoönosestructuur Het SO-Z is onderdeel van de zoönosestructuur die de ministeries van Economische Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in mei 2011 vaststelden. Van de Giessen: “De Q-koortsepidemie

16 - GD Varken, november 2015

van 2007 tot 2010 was een belangrijke drijfveer daarvoor. Uit het evaluatierapport van de Commissie Van Dijk bleek toen dat de samenwerking tussen humaan en veterinair beter moest, vooral de signalering en bestrijding. Voor 2011 hadden we al een blauwdruk voor deze structuur, binnen het project EMZOO (Emerging Zoonoses, red.), zodat het SO-Z snel en goed van start kon.” Bij de signalen is een belangrijk onderscheid te maken: wel of geen meldingsplicht. Meldingsplichtige signalen moeten gemeld worden bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (veterinair) of de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (humaan). “Dan is er meestal geen rol voor het SO-Z”, legt hij uit. “De acties zijn dan logisch en worden direct in gang gezet, meestal op basis van protocollen of draaiboeken. Wel gaan we na of er nog open eindjes zijn, maar het SO-Z is met name van belang voor nietmeldingsplichtige zoönosen, in het schema aangegeven als ‘gewone signalen’. Als we die bespreken stellen we twee vragen: is er een risico voor de volksgezondheid en zijn er acties nodig? Er zijn verschillende gradaties van respons. De meeste signalen blijven aan de ‘linkerkant’ van de structuur, die bespreken we alleen in het SO-Z, waarbij de nodige acties worden afgestemd tussen de verantwoordelijke partijen. Deze zijn dan gericht op bijvoorbeeld het vergaren van meer informatie en het informeren van belanghebbenden. Hierbij kan het ook gaan om signalen waarbij we niet kunnen uitsluiten dat sprake is van een zoönose, wat heel relevant kan zijn. Af en toe leidt een signaal


tekst: Eva Onis

tot doormelding naar de volgende schakel, maar de uiterst rechterkant van de structuur, waar wordt besloten tot forse ingrepen, wordt zelden bereikt. In het geval van Q-koorts zou je bijvoorbeeld de hele structuur doorlopen.” Criteria Het SO-Z hanteert een aantal criteria om een signaal te melden aan de volgende schakel in de structuur: 1. Een uitbraak van een zoönose met meer of ernstigere ziektegevallen dan normaal of waarbij bestrijding of preventie complex is. 2. Lacunes in behandeling of preventie. Als één van de partijen bijvoorbeeld merkt dat een protocol onvolledig is, dan wordt dat gemeld aan de volgende schakel, zodat het protocol aangepast kan worden. 3. Het opduiken van een nieuwe ‘emerging’ verwekker waarvan de impact nog onbekend is. 4. Maatschappelijke onrust. Clostridium difficile Een voorbeeld in de varkenshouderij is Clostridium difficile. Beroepsmatig contact met varkens vergroot het risico op overdracht van deze bacterie tussen varkens en mensen. Er zijn meer dan driehonderd subtypes van C. difficile, maar het type dat bij mensen sterk in opkomst is, ‘ribotype 078’, zien we ook bij jonge biggen met of zonder diarree. Tijdens onderzoek door de Faculteit Diergeneeskunde is de bacterie wijdverbreid aange-

samenleving

toond in de lucht van een varkensstal en in de buitenlucht op twintig meter afstand van de stal. In de ontlasting van mensen die beroepsmatig contact hebben met varkens blijkt de bacterie in veel hogere percentages aanwezig dan bij andere gezonde mensen. Ribotype 078 is een bekende verwekker van gastroenteritis bij mensen. Het SO-Z volgt de ontwikkelingen met betrekking tot deze situatie. Blinde vlek Volgens Van de Giessen zijn zoönosen vaak nog een ‘blinde vlek’ voor huisartsen. “Infectieziekten, en nog specifieker zoönosen, zijn maar een klein onderdeel van hun werk. De kans bestaat dan ook dat ze minder vaak voorkomende zoönosen niet her­ kennen. Daarom is een goede informatie-uitwisseling tussen beide domeinen ook zo belangrijk.” Communicatie “Bij elk overleg bespreken we ook welke ‘afgeronde’ signalen we breder gaan communiceren. Deze signalen verspreiden we onder experts via een maandelijks overzicht. Daarnaast kunnen we zodra dat nodig is gericht communiceren via onder andere de berichten­ service Vetinf@ct voor dierenartsen, Inf@ct voor GGD-artsen infectieziekten en Labinf@ct voor artsen-microbiologen. Ook publiceren we geregeld in onder meer het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en het infectieziektenbulletin. In het geval van een doormelding van een signaal aan de volgende schakel van de structuur ligt de communicatie bij die schakel.”

GD Varken, november 2015 - 17


De nieuwe bescherming tegen Mycoplasma Hyopneumoniae together, beyond animal health Hyogen J5 emulsie voor injectie voor varkens. WERKZAME EN OVERIGE BESTANDDELEN Per dosis (2ml): Geinactiveerde Mycoplasma hyopneumoniae, stam 2940, min. 5,5 ELISA eenheden/ml* Adjuvantia : Licht vloeibare paraffine 187 µl; Escherichia coli J5 LPS 1184-38.000 Endotoxine Eenheden; Hulpstoffen : Thiomersal 50 µg. INDICATIE(S) Voor de actieve immunisatie van vleesvarkens vanaf een leeftijd van 3 weken, ter vermindering van het optreden en de ernst van longletsels veroorzaakt door Mycoplasma hyopneumoniae infectie. Aanvang van immuniteit: 3 weken na de toediening van het vaccin. Duur van de immuniteit: 26 weken na vaccinatie. CONTRA-INDICATIE(S) Geen. BIJWERKINGEN Op de dag van vaccinatie is een tijdelijke toename van de lichaamstemperatuur van gemiddeld 1,3 ° C heel gebruikelijk. Bij een individueel varken kan deze toename 2° C bereiken, maar in alle gevallen is de lichaamstemperatuur weer normaal de volgende dag. Een lokale reactie op de injectieplaats in de vorm van een zwelling met een diameter tot 5 cm is normaal en kan drie dagen duren. Deze reacties zijn van voorbijgaande aard en er is geen verdere behandeling nodig. Milde overgevoeligheidachtige reacties kunnen soms voorkomen na vaccinatie, resulterend in voorbijgaande klinische symptomen zoals braken. Deze klinische symptomen verdwijnen normaal gesproken zonder behandeling. Alle bijwerkingen zijn gerangschikt op “frequentie” aan de hand van de volgende indeling: - zeer vaak (meer dan 1 op de 10 dieren vertonen bijwerking(en) gedurende de duur van één behandeling) - vaak (1 tot 10 van de 100 dieren) - soms (1 tot 10 van de 1.000 dieren) - zelden (1 tot 10 van de 10.000 dieren) - zeer zelden (minder dan 1 van de 10.000 dieren, inclusief geïsoleerde rapporten) Indien u ernstige bijwerkingen of andersoortige reacties vaststelt die niet in deze bijsluiter worden vermeld, wordt u verzocht uw dierenarts hiervan in kennis te stellen. DOELDIEREN Varken (vleesvarken). DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENEN Voor intramusculair gebruik. Vaccineer de varkens aan de zijkant van de nek. Dien een dosis van 2 ml toe vanaf de leeftijd van 3 weken. De beschikbare gegevens zijn niet voldoende om de interactie van maternale antilichamen met de opname van het vaccin uit te sluiten. Interactie met de maternale antilichamen is bekend en moet in overweging worden genomen. Het wordt aangeraden om de vaccinatie bij biggen met een resterende MDA op de leeftijd van 3 weken te vertragen. Goed schudden voor gebruik. Gebruik een steriele spuit en naald, respecteer de aseptische voorwaarden van vaccinatie. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Buiten het zicht en bereik van kinderen bewaren. Bewaren en transporteren bij 2 °C - 8 °C. Niet invriezen. Beschermen tegen licht. KANALISATIE: UDD. REGISTRATIE REG NL 114985 VERDERE INFORMATIE Zie bijsluiter of neem contact op met Ceva Santé Animale B.V.; Postbus 67; Naaldwijk; email: info@ceva.nl

Ceva Santé Animale B.V. / Tiendweg 8c - Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijk (NL) / Tel: 0174 643 930 – Fax: 0174 643 924 / www.ceva.nl - info@ceva.nl


Tekst: Paul Franssen

monitoring

Vlekziekte: een oude bekende Bij sectie van drie varkens bleek dat deze alle drie een bloedvergiftiging hadden door vlekziekte. Dat is vrij uitzonderlijk. Bij navraag bleek dat de zeugen op het herkomstbedrijf niet werden geënt tegen vlekziekte. Naast enten zijn preventieve maatregelen belangrijk, zoals goede kwaliteit van voeding en huisvesting, reiniging en desinfectie van afdelingen en scheiding van diergroepen. Besmettingen vinden vooral via de bek plaats, maar soms ook via huidwondjes of steekinsecten. Eerder in het jaar kreeg de Veekijker ook al meldingen van vlek­ ziekte op conventionele zeugenbedrijven, terwijl in het verleden de meeste gevallen voorkwamen bij varkens met buiten­ uitloop. De vraag rees of sprake is van een andere variant, maar onderzoek heeft dat nog niet uitgewezen. We blijven alert op dit soort signalen. Tussen de gewone vlekken van dit Pietrain-varken zijn de vierkante (verheven) vlekken van vlekziekte duidelijk zichtbaar.

Een van de doelen van de monitoring van de varkensgezondheid is zicht houden op ontwikkelingen van bekende aandoeningen. Een goed voorbeeld van zo’n aandoening is vlekziekte. Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie die algemeen voorkomt en die zelden problemen geeft. De vlekziektebacterie komt gewoon in de grond voor en wordt aangetroffen bij allerlei diersoorten: van pluimvee tot vissen en van knaagdieren tot varkens en zelfs mensen. Bij mensen kan de bacterie huidwondjes infecteren, waardoor een huidinfectie kan ontstaan die binnen een week of twee weer overgaat. Dit komt bijvoorbeeld weleens voor bij mensen die in de vis­ verwerkende industrie werken, dan wordt het ‘visroos’ genoemd. Een uitzonderlijk geval Eigenlijk levert vlekziekte zelden of nooit problemen op, maar afgelopen zomer kreeg de GD Veekijker vragen over forse uitval op een vleesvarkensbedrijf bij dieren van ongeveer 60 kilogram.

Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij intensief samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

GD Varken, november 2015 - 19


Haal meer uit VeeOnline Als veehouder bent u dagelijks bezig met dier­ gezondheid. Daar kunt u VeeOnline goed bij gebruiken. Sinds 1 juli 2015 registreren dieren­artsen van elk varkensbedrijf ziekteverschijnselen in VeeOnline. Hiermee leveren zij een belangrijke bijdrage aan de diergezondheidsmonitoring in de varkenssector.

In het kader van de online moni­ toring van de varkensgezondheid in Nederland kan uw dierenarts samen met u de monitoringsinformatie in­vullen op VeeOnline. Per UBN kan hij verschillende symptomen selec­ teren, met daarbij de meest waarschijnlijke diagnose. Uw dierenarts kan ook aangeven of het om een bijzondere bevinding gaat, daarbij is het mogelijk om contactgegevens achter te laten, zodat uw dierenarts teruggebeld kan worden door één van de dieren­artsen van de GD Veekijker. Dierenartsen krijgt regelmatig een terugkoppelings­ rapportage van GD. Deze kunnen zij gebruiken bij de bedrijfsbegeleiding. GA NAAR www.veeonline.nl

20 - GD Varken, november 2015


tekst: Theo Geudeke

groepshuisvesting

Groepshuisvesting: de do’s en don’ts Groepshuisvesting bij zeugen is in Nederland ook verplicht in de gevoelige periode van de eerste maand van de dracht. Dat vraagt om extra aandacht, want uit onderzoek is bekend dat groepshuisvesting in die periode een risicofactor is voor vroeg opbreken. Elk systeem heeft voor- en nadelen, de aandachtspunten zijn dan ook per systeem verschillend. We hebben, naast enkele algemene aanbevelingen, voor de meest gangbare systemen een paar do’s en don’ts op een rij gezet. Algemene aanbevelingen Geltenopfok - Streef naar goede ontwikkeling qua gewicht en leeftijd. - Zorg voor voldoende ruimte voor het aanleren van sociaal gedrag. Speenzeugen - Beperk conditieverlies (spek en gewicht) in de voorgaande zoogperiode. Klimaat en licht - Zorg voor constant dag-nachtritme in de dekstal en drachtstal zodat zeugen niet het idee krijgen dat het herfst is, want dan vermindert de vruchtbaarheid. - In veel stallen is aanvullend kunstlicht onontbeerlijk, juist ook als het daglicht in ruime mate binnenkomt. - Voorkom grote temperatuurswisselingen in de drachtstal. Voeding - Geef in de eerste maand van de dracht nooit minder dan 2,5 kilogram of meer dan 3,5 kilogram per dag (gelten een paar ons minder). - Maak geen extreme sprongen in het voerschema bij het hooglaag-hoogschema (niet meer dan 0,5 kilogram verschil). Voerligboxen met uitloop - Sluit tijdens voeren de boxen zodat zeugen rustig kunnen eten. - Voer eenmaal daags als rond het voeren vaak onrust ontstaat. - Zorg voor voldoende ruimte achter de boxen (meer dan 2,5 meter).

Grond- of trogvoedering - Realiseer voldoende vreetplaatsen. - Voer eenmaal daags voor een betere verzadiging en beper­king van de onrust. - Zorg voor voldoende ruimte voor ‘sociale interacties’; dat is vooral in kleine hokken van belang. Voerstations - Controleer de afstelling van de voerstations, de grootte van de porties en de voersnelheid. - In een groep met één station of stations die vlak bij elkaar zijn opgesteld, kan een enkele zeug dat station ‘terroriseren’ en anderen de toegang verhinderen.

GD Varken, november 2015 - 21


ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE?

Neem contact op met: Misha Stork T 0314-35 58 32 E misha.stork@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl

OP DAGEN VACCINEREN Studie toont aan dat vaccineren met Suvaxyn MH one in de eerste levensweek, ervoor zorgt dat er een significante daling is van het aantal longletsels en dat de ernst van de longletsels vermindert. Bovendien verbetert de dagelijkse groei significant en levert het een hoger slachtgewicht op. Vaccination of piglets at 1 week of age with an inactivated Mycoplasma hyopneumoniae vaccine reduces lung lesions and improves average daily gain in body weight. Wilson et al. Vaccine 30 (2012) 7625-7629 Suvaxyn MH one: SAMENSTELLING: Werkzaam bestanddeel: Geïnactiveerd Mycoplasma hyopneumoniae, stam P-5722-3: RP (onverdund) ≥ 1,0 Adjuvans; Carbopol #941 en Squalaan als component van metastim. INDICATIES: Voor actieve immunisatie van varkens met een minimum leeftijd van 7 dagen, ter vermindering van longlesies veroorzaakt door Mycoplasma hyopneumoniae. Aanvang van immuniteit: 2 weken na vaccinatie. Duur van immuniteit: 6 maanden. DOSERING EN TOEDIENINGSWIJZE: Eén dosis van 2,0 ml per dier dient intramusculair in de nek te worden toegediend aan varkens vanaf een leeftijd van 7 dagen. CONTRA-INDICATIES: Niet gebruiken tijdens de dracht of bij lacterende dieren. BIJWERKINGEN: Systemische bijwerkingen, zoals een verhoging lichaamstemperatuur (tot 1,9°C), depressie, rillen en borstelen, komen vaak voor 4 uur na vaccinatie. Deze reacties verdwijnen spontaan binnen 24 uur zonder behandeling. Anafylactische reacties en neurologische verschijnselen zijn zeldzaam (<1/100). Lokale weefselreacties in de vorm van palpeerbare (maar niet zichtbare) zwellingen op de plaats van injectie, komen vaak voor en houden tot 2 dagen aan. Deze lokale weefselreacties kunnen tot 0,3 cm in diameter toenemen. Indien u ernstige bijwerkingen of andersoortige reacties vaststelt die niet in deze bijsluiter worden vermeld, wordt u verzocht uw dierenarts hiervan in kennis te stellen. AANWIJZINGEN VOOR EEN JUISTE TOEDIENING: Het vaccin dient goed geschud te worden vóór gebruik en, met tussenpozen, gedurende het vaccinatieproces. Het wordt aanbevolen om het vaccin op te laten warmen tot lichaamstemperatuur in de hand of broekzak, voorafgaande aan de toediening. Dit om het ongemak door injectie van een koude vloeistof te voorkomen. WACHTTIJD: (Orgaan)vlees: Nul dagen. BE-V325656 - REG NL 102300 kanalisatie UDD

VOOR DIEREN. VOOR GEZONDHEID. VOOR U. ad_liggend2.indd 1

8/05/15 16:56


dereportage boer op

tekst: xxxx, fotografie: xxxx

11% …is al jarenlang het gemiddelde percen­ tage zeugen dat op een bedrijf wordt opgeruimd wegens beenwerkproblemen.

vraag & antwoord

Meer aandacht voor klauwaandoeningen bij zeugen Klauwaandoeningen bij zeugen zijn al jaren een aandachtspunt. Maar sinds zeugen door de groepshuisvesting meer lopen dan voorheen in individuele huisvesting, hebben ze eerder last van aan­ getaste klauwen. Klauwaandoeningen die veel gezien worden zijn woekeringen en ontstekingen van het balhoorn en kroonrandontstekingen. Beide problemen hebben hun oorsprong in de onderkant van de klauw. Beschadigingen in het balhoorngebied of in de witte lijn (verbinding tussen zoolhoorn en wandhoorn) kunnen geïnfecteerd raken met omgevingsbacteriën. Overbelaste klauwen vormen vaak woekeringen (soort eeltvorming) van het balhoorn die kunnen gaan scheuren. Als een ontsteking ontstaat in de witte lijn, kan die ontsteking zich achter het wandhoorn naar boven uitbreiden en bij de kroonrand naar buiten uitbarsten. In een natte, met mest bevuilde omgeving is dat risico veel groter. Klauwbeschadigingen kunnen het gevolg zijn van ruwe, onregelmatige vloeren. Voedingsfactoren die van invloed zijn op de kwaliteit van de klauwen en dus op het ontstaan van klauwproblemen zijn zwavelhoudende aminozuren, bepaalde vetzuren zoals linoleenzuur en arachidon­ zuur, vitamine A, biotine, calcium, zink en magnesium.

Vraag: Online Monitoring: wat heb ik daar als varkens­ houder aan? Antwoord: Theo Geudeke, GD-dieren­arts

De online monitor geeft een represen­ta­ tief beeld van de gezondheidssituatie van de varkensstapel. Omdat ook de afwezig­heid van problemen wordt geregistreerd, kan het belang van bepaalde gezondheidsproblemen nu veel beter worden ingeschat. De online monitor levert informatie voor varkens­ houders over regionale problemen en de verspreiding daarvan, maar ook over het verloop in de tijd. Hoe meer het gegevens­­bestand gevuld wordt, des te betrouwbaarder wordt de informatie. De dierenarts kan daardoor beter bedrijfs­ specifiek adviseren. Stelt u zich voor dat blijkt dat in een bepaalde regio opvallend veel griepverschijnselen of ernstige diarree bij vleesvarkens en biggen wordt gemeld en u betrekt juist uit die regio fokgelten of

vleesbiggen. Dan is het wellicht ver­ standig om de eigen zeugenstapel tegen griep te eten of om de hygiëne en bio­ security bij transport van biggen drastisch aan te scherpen. Of stelt u zich voor dat al vroeg in de zomer veel gevallen voorkomen van vroeg verwerpen (‘najaarsverwerpen’). Dan kunt u alvast extra maatregelen nemen om zoiets op uw eigen bedrijf zoveel mogelijk te beperken. Het online monitoringsysteem kan voor de varkenssector ook informatie opleveren om het gebruik van bepaalde tweedekeusmiddelen te verantwoorden. Samen met de gebruikers wordt de komende tijd geschaafd aan gebruiksvriendelijkheid, efficiëntie en dus kosten­­ verlaging van de methodiek.

GD Varken, november 2015 - 23


diergezondheid volgens Job Huirne

Job Huirne wil op zijn vermeerderingsbedrijf in Erica (Drenthe) straks alleen nog zeugen van zijn tweede bedrijf in Duitsland aanvoeren. “Op die manier moet het mogelijk zijn om helemaal PRRS-vrij te blijven”, zegt hij. “En dat moet te realiseren zijn, want de dichtstbijzijnde varkensbedrijven liggen ongeveer twaalf kilometer verderop. Via de lucht kan het virus dus bijna niet hier terechtkomen.” SPF-status Zijn tweede bedrijf in Radegast (vlakbij Rostock), waar hij 2200 zeugen houdt, heeft de SPF-status. Jobs dieren zijn vrij van onder meer schurft, dysenterie, APP, PRRS en Mycoplasma (aangetoond met PCR). Op dit bedrijf worden voor zowel zijn eigen bedrijven als voor Topigs nieuwe zeugen gefokt. “Duitsland biedt de ideale omstandigheden voor eigen aanfok van PRRS-vrije dieren, daar weet je zeker dat het gaat lukken. In Radegast houd ik 2200 fokzeugen waarvan de 1000 beste dieren voor de fokkerij worden ingezet. Dertig kilometer daar vandaan heb ik een locatie met 10.000 gespeende biggen en 5000 opfok­ zeugen. En elders in Duitsland fokken we zeugen op voor andere bedrijven die ze graag geënt willen aanvoeren.” Strikt hygiënebeleid Job voert een strikt hygiënebeleid. “Als ik op maandag op mijn bedrijf in Duitsland wil zijn, dan ga ik uit voorzorg met mijn gezin bij mijn vader logeren. Ik zorg er dan voor dat ik zeker twee nachten niet op mijn bedrijf in Erica kom. Op zondag, als ik in Duitsland ben, overnacht ik daar dus nog een nacht buiten dat bedrijf. Bezoekers kunnen alleen via een douche het bedrijf betreden en zijn alleen op maan­ dag welkom. Afvoer van slachtzeugen en aanvoer van voer gebeurt ook alleen op maandag om risico’s te verkleinen.” “De zeugen die naar Nederland gaan, worden vervoerd in een geconditioneerde vrachtwagen. In Erica komen ze in een ruimte die al een tijdje leeg staat en die grondig gereinigd en gedesinfecteerd is. Daar blijven ze vijf weken in quarantaine, gevolgd door een adaptatieperiode van nog eens vier of vijf weken. In deze periode worden de zeugen geënt en kunnen ze wennen aan het bedrijf. Binnenkort willen we hier een aparte quarantainestal bouwen, zodat we 100 procent zeker weten dat de quarantaineperiode correct verloopt.”

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.